Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

4
28 Aardappelwereld magazine • maart 2016 • nummer 3 Als lid van de Pootaardappelcommissie LTO, en als pootgoedteler die nauw betrokken is bij het initiatief van de Pootaardappel academies in Nederland, mag Kees Gommeren de aftrap geven op de Landelijke Pootaardappeldag. Hij begint hier positief met een opsomming aan zegeningen, zoals hij het zelf omschrijft. “Vanaf het jaar 2005 is het bergopwaarts gegaan met de pootgoed- afzet. Prijzen zijn gestegen en de sector heeft een groot controleapparaat opge- bouwd, met toonaangevende instanties als de NAK en de NVWA. Verder is een indrukwekkende positie in de export- markt neergezet. Inmiddels zelfs de sterkste in de hele wereld”, meent het bestuurslid van de LTO. “Maar,” bena- drukt hij, “dat betekent niet dat we niet stil kunnen blijven zitten. Want er liggen op dit moment ook bedreigingen op de loer.” Hij noemt enkele vanuit de over- heid, zoals mestwetgeving en beperkin- gen als het gaat om de inzet van gewas- beschermingsmiddelen. Voorbeelden van meststoffen noemt de bestuurder niet, maar wel de gewasbeschermingsmidde- len Vidate en neonicotine. Vidate is/was een veelgebruikt granulaat voor bestrij- ding van nematoden en neonicotine is een werkzame stof die voorkomt in insecticiden die pootgoedtelers veelvul- dig inzetten voor luizenbestrijding. Ook uit Gommeren zijn zorg over de traag- heid van digitale gegevensuitwisseling in het buitengebied. “Het ontbreekt hier in ons land op veel plaatsen aan snel internet. Ik hoop dat daar op korte ter- mijn verandering in komt.” Verder ziet de pootgoedspecialist een bedreiging in de hoge kostprijs van de teelt, hoge grondprijzen en de afnemende beschik- baarheid van gezonde grond. Eveneens Op de eerste landelijke Pootaardappeldag die onlangs in Emmeloord plaatsvond kwam een uitgebreid scala aan boei- ende onderwerpen aan bod. Die liepen uiteen van zaken omtrent de teelt, afzet, fytosanitaire en politieke kwesties tot en met de financiën aan toe. “Ook al zijn we een groot land als het gaat om pootaardappelen, we kunnen niet stil blij- ven zitten”, benadrukte Kees Gommeren. Landelijke Pootaardappeldag toont aan dat de sector “niet stil kan blijven zitten” signaleert hij strubbelingen als het gaat om de afzet van pootgoed. “We denken al gauw: goedkope olie, dat is een voor- deel voor ons, maar het kan ook omslaan in een nadeel.” De pootgoedsector heeft daarmee al te kampen, ervaart het bestuurslid. Op de exportmarkt verloopt de handel de laatste jaren namelijk niet altijd even soepel als gevolg van oorlo- gen, politieke en financiële onrust. Gommeren denkt daarbij aan de situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Met financiële onrust doelt hij onder meer op de lage olieprijs. “Het gevolg hiervan is dat overheden en bedrijven in de olieproducerende landen minder geld beschikbaar hebben voor aankoop van pootgoed. De exportperikelen met Algerije die afgelopen maanden in het nieuws kwamen zijn daar een voorbeeld van.” Regels werken alleen als iedereen zich eraan houdt ‘Pootgoed gezond de wereld rond’, is het thema dat Marjan Folkers van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) aanstipt op de Landelijke Pootaardappeldag. Zij richt haar verhaal als senior officer international affairs vooral op het belang van fytosanitaire regels voor de hele wereld en dat heeft ook alles met export te maken. In haar rede benadrukt ze dat die alleen werken wan- neer alle landen zich hier strikt aan hou- den. “We hebben internationale afspra- ken gemaakt. Die gelden niet alleen voor andere landen, maar ook voor je eigen land. Het kan dus niet zo zijn dat boeren in bijvoorbeeld Rusland zomaar alles mogen, wanneer dit land aan andere lan- den bepaalde invoereisen heeft opgelegd. Alle landen, die gezamenlijk fytosanitai- re eisen aan elkaar opleggen, hebben ook de plicht die in eigen land te respecte- ren.” Dit schaart Folkers onder de noe- mer non-discriminatie. Het gaat er vol- gens haar ook om dat importeisen van landen proportioneel moeten zijn. “Wanneer landen eisen dat de grond waarin de aardappelen geteeld zijn, bemonsterd moeten worden op de aan- wezigheid van cysten, dan is dat is een redelijke eis. Komt er dan nog de extra eis bovenop om aanhangende grond ook te bemonsteren, oké dan doen we dat, maar dat gaat al redelijk ver. Krijgen we hier dan nog de eis bovenop dat er hele- maal geen grond aan de aardappel mag zitten, en je ze dus eigenlijk moet was- sen, dan vinden we dat geen proportio- nele eis meer.” “We denken al gauw: goedkope olie, dat is een voordeel voor ons, maar het kan ook omslaan in een nadeel.” Kees Gommeren “Vanaf het jaar 2005 is het bergopwaarts gegaan met de pootgoedafzet”, constateert Kees Gommeren. HANDEL EN AFZET

Transcript of Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

Page 1: Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

28 Aardappelwereld magazine • maart 2016 • nummer 3

Als lid van de Pootaardappelcommissie LTO, en als pootgoedteler die nauw betrokken is bij het initiatief van de Pootaardappel academies in Nederland, mag Kees Gommeren de aftrap geven op de Landelijke Pootaardappeldag. Hij begint hier positief met een opsomming aan zegeningen, zoals hij het zelf omschrijft. “Vanaf het jaar 2005 is het bergopwaarts gegaan met de pootgoed-afzet. Prijzen zijn gestegen en de sector heeft een groot controleapparaat opge-bouwd, met toonaangevende instanties als de NAK en de NVWA. Verder is een indrukwekkende positie in de export-markt neergezet. Inmiddels zelfs de sterkste in de hele wereld”, meent het bestuurslid van de LTO. “Maar,” bena-drukt hij, “dat betekent niet dat we niet stil kunnen blijven zitten. Want er liggen op dit moment ook bedreigingen op de loer.” Hij noemt enkele vanuit de over-heid, zoals mestwetgeving en beperkin-gen als het gaat om de inzet van gewas-beschermingsmiddelen. Voorbeelden van meststoffen noemt de bestuurder niet, maar wel de gewasbeschermingsmidde-len Vidate en neonicotine. Vidate is/was een veelgebruikt granulaat voor bestrij-ding van nematoden en neonicotine is een werkzame stof die voorkomt in insecticiden die pootgoedtelers veelvul-dig inzetten voor luizenbestrijding. Ook uit Gommeren zijn zorg over de traag-heid van digitale gegevensuitwisseling in het buitengebied. “Het ontbreekt hier in ons land op veel plaatsen aan snel internet. Ik hoop dat daar op korte ter-mijn verandering in komt.” Verder ziet de pootgoedspecialist een bedreiging in de hoge kostprijs van de teelt, hoge grondprijzen en de afnemende beschik-baarheid van gezonde grond. Eveneens

Op de eerste landelijke Pootaardappeldag die onlangs in Emmeloord plaatsvond kwam een uitgebreid scala aan boei-ende onderwerpen aan bod. Die liepen uiteen van zaken omtrent de teelt, afzet, fytosanitaire en politieke kwesties tot en met de financiën aan toe. “Ook al zijn we een groot land als het gaat om pootaardappelen, we kunnen niet stil blij-ven zitten”, benadrukte Kees Gommeren.

Landelijke Pootaardappeldag toont aan dat de sector “niet stil kan blijven zitten”

signaleert hij strubbelingen als het gaat om de afzet van pootgoed. “We denken al gauw: goedkope olie, dat is een voor-deel voor ons, maar het kan ook omslaan in een nadeel.” De pootgoedsector heeft daarmee al te kampen, ervaart het bestuurslid. Op de exportmarkt verloopt de handel de laatste jaren namelijk niet altijd even soepel als gevolg van oorlo-gen, politieke en financiële onrust. Gommeren denkt daarbij aan de situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Met financiële onrust doelt hij onder meer op de lage olieprijs. “Het gevolg hiervan is dat overheden en bedrijven in de olieproducerende landen minder geld beschikbaar hebben voor aankoop van pootgoed. De exportperikelen met Algerije die afgelopen maanden in het nieuws kwamen zijn daar een voorbeeld van.”

Regels werken alleen als iedereen zich eraan houdt‘Pootgoed gezond de wereld rond’, is het thema dat Marjan Folkers van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) aanstipt op de Landelijke Pootaardappeldag. Zij richt haar verhaal als senior officer international affairs vooral op het belang van fytosanitaire regels voor de hele wereld en dat heeft ook

alles met export te maken. In haar rede benadrukt ze dat die alleen werken wan-neer alle landen zich hier strikt aan hou-den. “We hebben internationale afspra-ken gemaakt. Die gelden niet alleen voor andere landen, maar ook voor je eigen land. Het kan dus niet zo zijn dat boeren in bijvoorbeeld Rusland zomaar alles mogen, wanneer dit land aan andere lan-den bepaalde invoereisen heeft opgelegd. Alle landen, die gezamenlijk fytosanitai-re eisen aan elkaar opleggen, hebben ook de plicht die in eigen land te respecte-ren.” Dit schaart Folkers onder de noe-mer non-discriminatie. Het gaat er vol-gens haar ook om dat importeisen van landen proportioneel moeten zijn. “Wanneer landen eisen dat de grond waarin de aardappelen geteeld zijn, bemonsterd moeten worden op de aan-wezigheid van cysten, dan is dat is een redelijke eis. Komt er dan nog de extra eis bovenop om aanhangende grond ook te bemonsteren, oké dan doen we dat, maar dat gaat al redelijk ver. Krijgen we hier dan nog de eis bovenop dat er hele-maal geen grond aan de aardappel mag zitten, en je ze dus eigenlijk moet was-sen, dan vinden we dat geen proportio-nele eis meer.”

“We denken al gauw: goedkope

olie, dat is een voordeel voor

ons, maar het kan ook omslaan

in een nadeel.”

Kees Gommeren

“Vanaf het jaar 2005 is het bergopwaarts

gegaan met de pootgoedafzet”, constateert

Kees Gommeren.

H A N D E L E N A F Z E T

Page 2: Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

Aardappelwereld magazine • maart 2016 • nummer 3 29

Bedreigingen met alle middelen buiten de grenzen houdenVerder stipt Folkers een aantal fytosanitai-re bedreigingen aan die de NVWA abso-luut buiten de Nederlandse grenzen wil houden. Epitrix is daar volgens haar een voorbeeld van. “Epitrix is een heel klein organisme met een quarantainestatus, dat ook nog eens lastig te detecteren is”, legt de NVWA-vrouw uit. “Op het moment dat het hier binnen zou komen, hebben we in feite geen mogelijkheden meer om het uit te roeien. Het is dus van het grootste belang dat we als sector ervoor waken deze plaag buiten de deur te houden.” Een ander voorbeeld van een quarantaineorga-nisme dat Folkers benoemt is PSTVd. “U kent hem waarschijnlijk wel. Het veroor-zaakt misvormde knollen, wat een enorme opbrengstderving kan geven.” Nog een bedreiging in haar ogen is Zebra Chips. “Het gevreesde aardappelinsect (de Bactericera cockerelli, oftewel de aardappel-bladvlo, red.) dat de ziekte overbrengt is gelukkig nog niet gesignaleerd in Nederland. Zonder de aanwezigheid van dit insect hoeft de aardappelteelt niets te vrezen. Inmiddels zijn we bezig met een lobby in Brussel om dit insect op de qua-rantainelijst te krijgen. Het vervelende is namelijk dat dit insect Europa binnen kan komen met producten die geen relatie heb-ben met de aardappelen. Het lift bijvoor-beeld makkelijk mee met sierteeltproduc-ten”, aldus Folkers.

Politieke of technische eisen?En dan stipt ze nog een altijd terugkerend discussiepunt aan in de wereld van fyto-sanitaire regelgeving: “Zijn fytosanitaire eisen nu technisch of is het een kwestie van politiek?” Verreweg de meeste landen hebben hun eisen gebaseerd op techni-

sche fytosanitaire redenen. Er zijn volgens haar echter ook politieke issues. “Dan heb je bijvoorbeeld een goed technisch ver-haal, maar achter de schermen speelt een andere discussie. De perikelen met Rusland zijn daar een voorbeeld van. Maar ook de problemen in dit land heb-ben uiteindelijk een technische oorsprong. De eisen die het land stelt zijn eigenlijk helemaal niet zo zwaar als ze lijken. Ze liggen in lijn met wat wij zelf ook doen. Wij (de EU, red.) hoeven alleen maar aan te tonen dat we vrij zijn van AM en van wratziekte.” Volgens haar ligt hierin dus geen probleem. De problemen die de EU met Rusland heeft, zijn in haar ogen van andere aard. “Die hebben hun oorsprong in de discussie over het invoerverbod van Russische aardappelen naar de EU. Rusland wilde graag weten waarom wij een invoerverbod hebben. Waarom kan Rusland geen aardappelen naar de EU exporteren?, vroegen ze. Die discussie mondde uit in een strijd, waarop Rusland in juni 2013 uiteindelijk besloot om de eigen grens te sluiten voor aardappelim-porten uit de EU. Dit is de achtergrond van het verhaal. Rusland wil onze poot-aardappelen best graag hebben, maar alleen onder strikte voorwaarden.” Folkers legt vervolgens uit hoe dat momenteel in zijn werk gaat. “Rusland komt met een groepje inspecteurs de aardappelen hier tweejaarlijks bemonste-ren. Dat is een heel ongebruikelijke werk-wijze. De sector wilde echter heel graag exporteren, dit was de enige voorwaarde, dus zijn we hiermee akkoord gegaan.” Hoe groot het risico van de door de EU

geaccepteerde werkwijze is, hebben we volgens Folkers dit jaar kunnen ervaren. “De Russen hebben monsters genomen van pootaardappelen. Ik moet erbij zeg-gen dat het om redelijk wat ongesorteerd product ging, waar dus nog vrij veel grond aan zat, maar die kwamen wel van velden die getoetst zijn en volledig vrij waren van AM. Toch hebben de Russen in één partij alsnog cysten gevonden. Dat heeft ertoe geleid dat de grens voor poot-goed daarna potdicht is gegaan. In dit geval, bij deze AM-analyse door de Russen, hebben we overigens geen reden om aan te nemen dat ze een fout hebben gemaakt. Natuurlijk hebben we ze probe-ren uit te leggen dat je op basis van statis-tiek en trefkans altijd iets kunt missen. Wij doen ons best. De huidige stand van zaken is dat we nu gewoon moeten afwachten wat Rusland gaat besluiten”, verzucht Folkers. Lang was dat overigens niet, want begin maart, enkele weken na de rede van Folkers, heeft Rusland de export van het grootste deel van de poot-goedpartijen uit Nederland die op de lijst staan alsnog toegelaten, laat NAO-secretaris Jan Gottschall bij navraag weten. Dit met uitzondering van partijen uit het gebied rondom de teler waarvan, in de door Folkers genoemde bewuste ene partij, cysten zijn gevonden. Dit betreft een deel van de Noordoost polder, aldus de secretaris.

Lichte opbrengststijgingIn de sessie “Verdienen aan de pootaard-appelteelt” gaat accountant Jan Lucas Spijkman in op de financiële stand van zaken in pootgoed telend Flevoland. Allereerst behandelt hij de actualiteit rond-om de kilogramopbrengsten. “Als het gaat om pootgoed zaten we lange tijd op gemiddeld 40 ton per hectare. De laatste jaren zien we hier in Flevoland dat de opbrengsten nog wat hoger zijn en uitko-men op zo’n 43 tot 44 ton per hectare. Voor een deel heeft die opbrengst stijging te maken met het feit dat we geen verplichte einddata voor loofdoding meer hebben. Pootgoedondernemers laten daardoor de gewassen over het algemeen langer door-groeien.” Een ander effect is volgens de accountant toe te schrijven aan pootgoed-behandeling met kiemgroeiregulatoren als

“Alle landen, die gezamenlijk

fytosanitaire eisen aan elkaar

opleggen, hebben ook de plicht

die in eigen land te

respecteren.”

Marjan Folkers

H A N D E L E N A F Z E T

“Soms heb je bijvoorbeeld een goed technisch

verhaal, maar achter de schermen speelt een

andere discussie”, ervaart Marjan Folkers in de

internationale onderhandelingen over fytosani-

taire regelgeving.

Page 3: Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

30 Aardappelwereld magazine • maart 2016 • nummer 3

naar een stijgende lijn”, adviseert Spijkman. De enorme spreiding in inkom-sten, met vrijwel evenveel hoge, midden als lage inkomsten, ontkracht volgens hem deels de stelling dat er de laatste jaren alleen maar goud is verdiend in de poot-goedsector. “Het klopt dat het na 2005 beter gegaan is, niet alleen als gevolg van betere pootaardappelprijzen, maar ook door de graanprijsstijging en opbrengststij-ging van de suikerbieten. Maar in de tijds-spanne van de afgelopen tien jaren was niet elk seizoen een topper. In 2009 was het beduidend minder en ook in 2014”, laat Spijkman zien. In dit laatstgenoemde jaar was het saldo per hectare van de poot-goedbedrijven in de Noordoost polder zelfs 2.000 euro per hectare lager dan het jaar ervoor. “Als je dan 50 hectare pootgoed hebt, dan praat je toch over een lagere bedrijfsopbrengst van 200.000 euro. De vaste kosten van de polderpootgoedbedrij-ven ligt momenteel net boven de 4.000 euro per hectare”, laat de accountant in een overzicht zien. Daaronder vallen onder meer de posten mechanisatiekosten, algemene kosten, financiering en pacht. Spijkman: “Nu zijn die kosten in een aan-tal jaren in totaal met 1.000 euro per hecta-re gestegen. Gelukkig stegen de opbrengs-ten evenveel, maar helaas niet meer. De oorzaak van de kostenstijging zijn de gestegen grondlasten, mechanisatie en arbeid.” Om eens te kijken wat nu precies een verklaring kan zijn voor de soms sterk

uiteenlopende verschillen aan inkomsten tussen pootgoedbedrijven, laat de accoun-tant saldoberekeningen van een 5-tal bedrijven op kleigrond uit de klantenpor-tefeuille van Countus zien en wel uit het boekjaar 2013/2014. Het laagste saldo van de vijf bedraagt 8.429 euro en het hoogste 14.699 per hectare. Dit verschil is niet uit-zonderlijk, laat de financieel specialist weten. Wie de cijfers bestudeert, ziet dat het bedrijf met het hoogste saldo 70 hecta-re heeft en met het laagste saldo 35 hecta-re. De toegerekende uitgaven van het bedrijf met het laagste saldo zijn 2.717 euro en die van het bedrijf met het hoogste saldo 3.681 euro. Het grotere bedrijf heeft dus te kampen met hogere kosten. “De winst moet dus van de opbrengstkant komen en dat zie je gelukkig duidelijk

H A N D E L E N A F Z E T

Landelijke Pootaardappeldag toont aan dat de sector “niet stil kan blijven zitten”

Opbrengstvergelijking 5 pootgoedbedrijven in Flevoland boekjaar 2013/2014

Klant 1 2 3 4 5 Gemiddelde Referentie

Oppervlakte 35 30 29 70 17 36 38Opbrengst pootaard - appelen in kg per hectare 44.611 51.627 50.805 56.904 37.624 48.314 47.015Prijs per 100 kilogram in euro 24,99 28,56 29,01 32,30 29,31 28,83 29,83Opbrengst pootaard - appelen in euro 11.164 14.746 14.739 18.380 11.027 14.008 14.026Pootgoed 886 1.613 1.420 1.158 819 1.179 1.315Meststof 258 238 283 342 324 289 266Gewasbescherming 946 833 885 1.080 709 891 920Overige toegerekende uitgaven 627 863 1.079 1.100 654 865 818Totaal toegerekende kosten 2.717 3.547 3.667 3.681 2.507 3.224 3.320Saldo gewas 8.429 11.200 11.072 14.699 8.520 10.784 10.706

Talent. “Daarmee krijg je meer stengels per plant en uiteindelijk ook meer knollen.”

Hogere kosten, hogere opbrengsten of andersomNa deze overdenking over de opbrengst gaat Spijkman in op de relatie kosten-opbrengsten, met uitzondering van privé en de aflossingen. Hij laat een figuur zien met daarin uitgezet de poot- en consump-tieaardappelbedrijven. “Wat we hier uit kunnen halen is, dat naarmate de kosten per hectare hoger zijn, het een heel aantal bedrijven ook lukt om een hogere omzet te realiseren. Maar misschien is het ook wel andersom”, stelt Spijkman, “dat juist bedrijven met een hogere omzet meer hoog salderende gewassen in het bouw-plan hebben en daarvoor ook hogere kos-ten maken.” De accountant wijst erop dat de grote verschillen soms ook te verklaren zijn uit het feit dat je te maken hebt met ondernemers die vlak voor een overname of bedrijfsbeëindiging zitten en zij die net gestart zijn. “Degenen die niet tot deze categorieën behoren en die onder aan de streep verdienen en nog volop boer zijn, zullen er hard aan moeten trekken en zor-gen dat ze de komende jaren geld gaan verdienen aan hun pootaardappelen. Dat kunnen ook ondernemers zijn die bijvoor-beeld kort geleden land van de buurman gekocht hebben en even zwaar in de lasten zitten. Ook voor hen is het belangrijk de inkomstenstroom weer rap om te buigen

Keuzes in kweekwerk drukken opbrengstplaatje consumptieteeltNaast zijn visie op de pootgoedteelt vindt Spijkman het zorgelijk dat het opbrengstplaatje bij de teelt van con-sumptieaardappelen onder druk staat. Hij neemt fritesaardappelen als voor-beeld. “De hectareopbrengsten hiervan zijn de laatste jaren nauwelijks geste-gen. Dit in tegenstelling tot een gewas als bijvoorbeeld suikerbieten waarbij dat wel gelukt is.” Voor een deel weet hij hiervoor wel een verklaring aan te wijzen. Die ligt deels bij de pootgoed-teelt en/of bij het kweekwerk. Spijkman: “Je zou natuurlijk toe willen naar rassen die een hogere opbrengst geven. Er is echter tegelijk ook vraag naar rassen met resistenties tegen ziekten en pla-gen. Wil je allebei, dan is dat knap las-tig. Het valt in de aardappelveredeling niet mee om die twee te combineren.” Spijkman kan het weten, aangezien hij zelf ook als aardappelkweker actief is. Op zijn naam staat onder meer het ras Constance van Agrico, een ras dat ove-rigens best goed scoort als het om opbrengst gaat. “Wanneer je eenmaal een nieuw resistent ras hebt, moet je de teelt hiervan ook nog eerst onder de knie krijgen. Dat duurt toch weer een paar jaar en dan pas kom je aan de hoogste opbrengst

De winst moet van de opbrengstkant komen, toont de vergelijkingstabel van Countus aan.

Page 4: Grote verschillen in inkomsten tussen pootgoedbedrijven

Aardappelwereld magazine • maart 2016 • nummer 3 31

terug, zowel in de prijs als in de hecta-reopbrengsten. Het bedrijf met het hoogste saldo wist in het boekjaar een pootgoed-prijs te realiseren van 32,30 euro per 100 kilogram en een hectareopbrengst van 56,90 ton. Daarentegen ving het bedrijf met het laagste saldo een prijs van net geen 25 euro per 100 kilogram en haalde het een hectareopbrengst van 44,61 ton. Kijken we naar de andere drie bedrijven in het overzicht, dan blijkt het vooral de kunst om een goede opbrengst en prijs te realiseren en spelen kosten een minder belangrijke rol”, licht Spijkman toe.

Kritieke gewasopbrengst akkerbouw uitgelegdIn de financiële rapportages voor poot-goedbedrijven neemt Countus ook altijd een overzicht op dat valt onder de noemer: kritieke gewasopbrengst akkerbouw per hectare. Daarin vergelijkt de accountant de cijfers van de klant met het gemiddelde uit het klantenbestand van vergelijkbare ondernemingen. De kritieke gewasop-brengst is een optelsom van totaal toegere-kende kosten en niet-toegerekende kosten en uitgaven, waar niet-gewasopbrengsten nog af gaan. In een vergelijking van twee bedrijven uit het bestand laat Spijkman zien dat die kritieke kosten eveneens erg uiteen kunnen lopen. Maar in het overzicht staat onder ‘de kritieke gewasopbrengst’ ook ‘de opbrengst per gewas’ van het eigen bedrijf en dat van de vergelijking. In het voorbeeld dat de accountant aanhaalt, is te zien dat het bedrijf met de hoogste kritieke gewasopbrengst wel de hoogste opbrengs-ten per gewas weet te halen, maar uitein-delijk toch een veel lagere marge over-

houdt dan de vergelijking. De marge in het voorbeeldbedrijf is 327 euro per hectare en die van de vergelijking is 1.232 euro per hectare. Volgens Spijkman ligt de gemid-delde marge op 1.000 euro per hectare, maar dat is een getal dat je naar zijn mening ook snel weer moet vergeten. “Van de marge moet namelijk ook nog de te betalen aflossing af en dan is 1.000 euro in elk geval geen getal waar een ondernemer zich blindelings op moet richten”, verklaart de accountant. In een vergelijking van vijf bedrijven, met uiteengezet de kritieke gewasopbrengsten en de marges, nuanceert Spijkman de waarde die je aan de uiteenlo-pende getallen moet toedichten. Zo is het bedrijf dat 327 euro marge per hectare overhoudt een bedrijf met heel veel hecta-ren, dus het totaal aan marge is best groot. Over de kostenposten weet de accountant nog te melden dat de uitgaven aan bemes-ting niet het verschil maken. “Een beetje meer of minder kunstmest maakt nauwe-lijks verschil. Wel heel erg bepalend zijn bewerkingskosten, waaronder arbeid en de grondlasten.”

Groei leidt niet altijd tot meer inkomenHet bedrijf met de hoge kosten heeft veel betaalde arbeid, doordat het veel pro-ducten zelf verwerkt en die duwen de kostenkolom flink omhoog. Twee van de bedrijven met de hoogste marges hebben geen extra arbeidskosten en dat maakt al een verschil, aldus Spijkman. Dat zien we meer bij vergelijkbare bedrijven en dat is volgens hem een tegenvaller. “We hebben wel gedacht: als je hoge bewer-kingskosten hebt, als gevolg van schaal-vergroting en verwerking van eigen pro-duct, dan zal het wel behoorlijke positie-ve effecten hebben op het resultaat.” De grafieken die Spijkman laat zien, tonen echter een tegengesteld beeld. De kosten zijn te hoog en dat heeft uiteenlopende

redenen. De accountant noemt de oogst-situatie van het afgelopen seizoen als voorbeeld. “Er was veelal extra materiaal en menskracht nodig om de grote opper-vlakten op tijd te krijgen. De kosten hier-van wegen niet op tegen de bedrijfsuit-breiding en het eigen sorteerwerk. Hieruit kunnen we voorzichtig conclude-ren dat schaalvergroting in de pootgoed-teelt niet altijd heeft gebracht, wat we ervan hadden verwacht, zeker niet ten aanzien van de bewerkingskosten.” Heel interessant is de tabel kostprijs pootaard-appelen die Spijkman toont. Hierin gaat het om de vraag: welk bedrag wil je als pootgoedteler als vergoeding voor ondernemerschap: 0 euro, 500 euro of 1.000 euro? Ligt de opbrengst per hectare bijvoorbeeld op 40 ton, dan heeft een teler die geen vergoeding wil al genoeg aan 25,72 eurocent per kilogram. “Wie zegt, ik wil wel 1.000 euro per hectare voor mijn ondernemerschap, zal toch moeten rekenen met een kostprijs van 32,28 eurocent per kilogram.” Eerder heeft Spijkman uitgelegd dat in die kost-prijs ook risico’s als afkeuring en klasse-verlaging zijn meegenomen. “Neem je genoegen met het gemiddelde van 500 euro per hectare voor je arbeidsvergoe-ding, dan staat de kostprijs op 28,34 eurocent, en dat is over alle kilo’s gere-kend. Wanneer telers deze cijfers zien, reageren ze al gauw: maar zo blijf je toch geen boer? Die vraag moet ieder voor zichzelf beantwoorden,” meent de accountant, “maar het kostprijsoverzicht laat simpelweg zien wat de som is als je jezelf wel of geen vergoeding geeft voor je werk.”

H A N D E L E N A F Z E T

Landelijke Pootaardappeldag toont aan dat de sector “niet stil kan blijven zitten”

Kostprijs pootaardappelen in euro's per hectare

Klant 1 2 3

Vergoeding 1.000 500 0Grond 2.500 1.500 1.000risico afkeuring 615 539 490Kostprijs totaal 12.911 11.336 10.286Kostprijs bij 30 ton 43,04 37,79 34,29Kostprijs bij 35 ton 36,89 32,39 29,39Kostprijs bij 40 ton 32,28 28,34 25,72Kostprijs bij 45 ton 28,69 25,19 22,86

“Schaalvergroting in de

pootgoedteelt heeft niet altijd

gebracht, wat we ervan hadden

verwacht.”

Jan Lucas Spijkman

“De gemiddelde marge op een pootgoedbedrijf

ligt op 1.000 euro per hectare”, maar dat is een

getal dat je naar de mening van Jan Lucas

Spijkman maar snel weer moet vergeten.