God is LichtGod is Licht

In wat bestond, In wat bestond, was Hij het leven. was Hij het leven. En het Leven was En het Leven was het licht der het licht der mensen. Het licht mensen. Het licht schijn in de schijn in de duisternis, maar duisternis, maar de duisternis nam de duisternis nam het niet aan (Joh. het niet aan (Joh. 1;4)1;4)

Jezus: “Ik ben het Jezus: “Ik ben het licht der wereld. licht der wereld. Wie mij volgt, zal Wie mij volgt, zal niet in de niet in de duisternis duisternis wandelen maar wandelen maar het licht des het licht des levens bezitten” levens bezitten” (Joh. 8;12)(Joh. 8;12)

God is GeestGod is Geest

Maar de aarde was Maar de aarde was nog ongeordend nog ongeordend en leeg, over de en leeg, over de wereldzee heerste wereldzee heerste duisternis, en duisternis, en God’s Geest God’s Geest zweefde over de zweefde over de wateren (Gen. wateren (Gen. 1;2)1;2)

God is een geest, God is een geest, en wie Hem en wie Hem aanbidden aanbidden moeten in geest moeten in geest en waarheid en waarheid aanbidden (Joh. aanbidden (Joh. 4;24)4;24)

God is LiefdeGod is Liefde

Al schenk ik weg Al schenk ik weg al wat ik heb, al al wat ik heb, al geef ik mijn geef ik mijn lichaam, om mij te lichaam, om mij te laten verbranden; laten verbranden; zo ik de liefde niet zo ik de liefde niet heb, het dient mij heb, het dient mij tot niets (1 kor. tot niets (1 kor. 13;3)13;3)

De liefde; zij De liefde; zij vergaat nimmer! vergaat nimmer! (1 kor. (1 kor. 13;8)13;8)

Geloof, hoop en Geloof, hoop en liefde; maar de liefde; maar de grootste daarvan grootste daarvan is de liefde is de liefde (1 kor. 13;13) (1 kor. 13;13)