Geschiedenis van Kameroen

12
Geschiedenis van Kameroen Piet Komngs Een Bana-man ten zuiden van Mokolo. Hij behoort tot de Kirdi- volken (Arabisch woord voor ongelovige of heiden) Kameroen is niet zo vaak in het nieuws. Wel- licht hangt dit samen met het feit dat Kame- roen afwijkt van de beeldvorming over Afri- ka: een continent geteisterd door honger, ziekte en armoede en verscheurd door burger- oorlogen. Kameroen was voor de Nederlandse rooms- katholieken al lang een bekend land. De Ne- derlandse missionarissen van Mill Hill en de paters van de Heilige Geest werkten immers in dit Westafrikaanse land. Toen in de jaren zes- tig het Nederlands Bijbel Genootschap en de Hervormde Kerk er gingen assisteren, werd Kameroen ook een bekende klank in protes- tantse kring. Toch 'ontdekten' de meeste Nederlanders Kameroen in 1990 toen, tijdens de wereld- kampioenschappen voetbal in Italië, het Ka- meroenese nationale voetbalteam een glanzen- de prestatie leverde. Maar weinigen in ons land weten dat er al lange tijd een band be- staat tussen Nederland en Kameroen via de handel: Nederland was één van de eerste han- delspartners uit Europa van de bewoners in het gebied dat nu bekend staat als Kameroen. Maar ook nu behoort Nederland tot de voor- naamste handelspartners van de huidige Re- publiek Kameroen, in het bijzonder door de afname van Kameroenese cacao. Ondanks deze onbekendheid in Europa, is Kameroen ongetwijfeld één van de meest inte- ressante landen in Afrika. Niet voor niets wordt het land vaak aangeduid als 'Afrika in het klein'. Het bevat een enorme verscheiden- heid aan landschappen, klimaten, vegetatie, volkeren, culturen, talen, samenlevingsver- banden en religies. Kameroen heeft bovendien een rijke geschiedenis, beïnvloed door drie verschillende koloniale tradities. l De pre-koloniale geschiedenis Het is bijna een onmogelijke opgave om de pre-koloniale geschiedenis te beschrijven van het gebied dat thans Kameroen heet. In dit ge- bied vestigden zich meer dan tweehonderd verschillende volkeren, ieder met een eigen ge- schiedenis. Onze kennis van de geschiedenis van deze volkeren is nog steeds uiterst beperkt en berust grotendeels op mondelinge overleve- ring. Uit wat ons bekend is, kunnen wij opma- 10

Transcript of Geschiedenis van Kameroen

Geschiedenis van Kameroen

Piet Komngs

Een Bana-man tenzuiden van Mokolo. Hijbehoort tot de Kirdi-volken (Arabisch woordvoor ongelovige ofheiden)

Kameroen is niet zo vaak in het nieuws. Wel-licht hangt dit samen met het feit dat Kame-roen afwijkt van de beeldvorming over Afri-ka: een continent geteisterd door honger,ziekte en armoede en verscheurd door burger-oorlogen.

Kameroen was voor de Nederlandse rooms-katholieken al lang een bekend land. De Ne-derlandse missionarissen van Mill Hill en depaters van de Heilige Geest werkten immers indit Westafrikaanse land. Toen in de jaren zes-tig het Nederlands Bijbel Genootschap en deHervormde Kerk er gingen assisteren, werdKameroen ook een bekende klank in protes-tantse kring.

Toch 'ontdekten' de meeste NederlandersKameroen in 1990 toen, tijdens de wereld-kampioenschappen voetbal in Italië, het Ka-meroenese nationale voetbalteam een glanzen-de prestatie leverde. Maar weinigen in onsland weten dat er al lange tijd een band be-staat tussen Nederland en Kameroen via dehandel: Nederland was één van de eerste han-delspartners uit Europa van de bewoners inhet gebied dat nu bekend staat als Kameroen.Maar ook nu behoort Nederland tot de voor-naamste handelspartners van de huidige Re-publiek Kameroen, in het bijzonder door deafname van Kameroenese cacao.

Ondanks deze onbekendheid in Europa, isKameroen ongetwijfeld één van de meest inte-ressante landen in Afrika. Niet voor nietswordt het land vaak aangeduid als 'Afrika inhet klein'. Het bevat een enorme verscheiden-heid aan landschappen, klimaten, vegetatie,volkeren, culturen, talen, samenlevingsver-banden en religies. Kameroen heeft bovendieneen rijke geschiedenis, beïnvloed door drieverschillende koloniale tradities.

l De pre-koloniale geschiedenis

Het is bijna een onmogelijke opgave om depre-koloniale geschiedenis te beschrijven vanhet gebied dat thans Kameroen heet. In dit ge-bied vestigden zich meer dan tweehonderdverschillende volkeren, ieder met een eigen ge-schiedenis. Onze kennis van de geschiedenisvan deze volkeren is nog steeds uiterst beperkten berust grotendeels op mondelinge overleve-ring. Uit wat ons bekend is, kunnen wij opma-

10

Ieine-rde-iiskte-a-

ken dat er grote veranderingen hebben plaats-gevonden in de loop van de tijd: complexe mi-gratiestromen, wisselende economische en po-litieke relaties tussen volkeren, en vaak oorlogen bezetting. De Transsahara-handel, de At-lantische slavenhandel en de daaropvolgende'legitieme' handel, en de opkomst en verbrei-ding van de islam zijn hierbij van grote bete-kenis geweest. Sommige volkeren speeldeneen dominante rol in deze veranderingsproces-sen. Het is interessant te weten dat de meestevan hen deze dominante positie in hun vesti-gingsgebied tot op de dag van vandaag hebbenweten te behouden.

In het noordelijk savannegebied begon deFulani, een islamitisch herdersvolk, aan heteind van de achttiende en het begin van de ne-gentiende eeuw een 'heilige oorlog' tegen de'heidenen' in de regio. Deze zogenoemde hei-denen waren landbouwbedrijvende Kirdi-vol-ken. Eén voor één werden de niet-islamitischevolkeren onderworpen of op de vlucht ge-jaagd. Het gebied werd verdeeld in lamidaats,bestuurd door Fulani-vorsten, de lamido's.

In de westelijke hooglanden hebben zichsinds de zeventiende eeuw vanuit het noordenvooral de Tikar, de (islamitische) Bamoun, ende Bamiléké, semi-Bantoe volkeren, gevestigdonder druk van slavenjachten en, de heiligeoorlog van de Fulani. Hun maatschappijwordt gekenmerkt door een sterk hiërarchi-sche opbouw waarin de fon, de koning, eencentrale plaats inneemt. Vooral de Bamilékéstaan in Kameroen bekend om hun onderne-mingsgeest, spaarzin en werklust.

In het zuidelijk regenwoud en in de kust-streek leven de Bantoe volken die in taal en

cultuur nauw verwant zijn. De meest belang-rijke zijn de Ewondo, Eton, Boulou en Fang.Ook deze volken werden vanaf de zeventiendeeeuw verdreven uit het noorden door de agres-sie van de Fulani en de jacht op slaven. Hunmaatschappelijke opbouw vertoont een grotegelijkenis. Vrijwel alle volken worden geken-merkt door de afwezigheid van een strak geor-ganiseerde samenleving en duidelijk aanwijs-bare leiders. De belangrijkste sociale eenheidboven de grootfamilie was de clan, waartoeallen behoren met eenzelfde voorouder. Pastijdens de Duitse koloniale periode werdenhier volkshoofden (chiefs) aangesteld. Langsde Kameroenese kust vestigden zich tenslotteeen groot aantal kleine etnische groepen, zoalsde Bakweri, Douala en Bassa, wier afkomst in

Twee mannen behorendtot de Bamiliké

11

vele gevallen onduidelijk is. Deze kustbewo-ners legden als eersten contacten met Europe-se handelaren, missionarissen en zendelingenen monopoliseerden de handel met het bin-nenland.De eerste Europese handelaren die aan de kustverschenen waren Portugezen. In 1472 voerende Portugezen de rivier de Wouri op bij Doua-la en waren zo onder de indruk van de massa'sgarnalen in het water, dat zij de rivier 'Rio dosCamaröes' noemden, de rivier van de garna-len. Al spoedig werd de naam Kameroen ge-bruikt om de gehele kust aan te duiden.

In de zestiende eeuw werden slaven het be-langrijkste handelsprodukt tussen kustbewo-ners en Portugezen. In de zeventiende eeuwvolgden de Hollanders onder auspiciën van deWest-Indische Compagnie de Portugezen op.De slavenhandel vond vooral plaats aan deGoudkust, wat nu Ghana heet.

In de achttiende eeuw kwam het kustgebiedsteeds meer onder Engelse invloed. De Engel-sen besloten in 1820 de slavenhandel ten noor-den van de evenaar te verbieden voor alle lan-den. Andere Produkten, zoals ivoor, wilderubber, palmolie en palmpitten kwamen er-voor in de plaats.

In 1844 stichtte de Engelse baptistische zen-deling Alfred Saker de eerste permanente Eu-ropese vestiging op de kust, die hij Victorianoemde (sinds 1981 Limbe geheten). Terwijlalles erop leek dat de Engelsen territorialerechten over het gebied zouden gaan claimen,werd dit op het allerlaatste moment verhin-derd door de Duitsers. Op 14 juli 1884 slooteen afgezant van Bismarck, Gustav Nachtigal,een verdrag met twee volkshoofden uit Doua-

la en verklaarde Kameroen tot Duits protecto-raat. Op de conferentie van Berlijn later in datjaar werd de Duitse hegemonie erkend.

II De koloniale geschiedenis

a. De Duitse koloniale periode, 1884-1916

De hoofddoelen van de Duitse kolonisatie wa-ren het verkrijgen van goedkope grondstoffenvoor de Duitse industrie en het scheppen vanafzetmarkten voor Duitse goederen. De Duit-se koloniale overheid probeerde deze doelein-den vooral te verwezenlijken door (i) het mo-nopolie van de kustvolkeren op de handel methet binnenland te doorbreken en (ii) groot-schalige plantages op te zetten.

Met het oog hierop begon zij met de moei-zame 'pacificatie' van het binnenland en deopbouw van de benodigde infrastructuur: we-gen, bruggen, spoorlijnen en telegraafverbin-dingen werden aangelegd. Handels- en be-stuursposten werden gevestigd in het gepacifi-ceerde gebied. Grote arealen vruchtbaar landwerden van de inheemse bevolking 'ont-vreemd' voor de aanleg van de beoogde plan-tages, in het bijzonder in het gebied rond deKameroenberg. De belangrijkste produktenop deze plantages waren rubber, palmolie enpalmpitten, cacao, bananen en tabak.

Het was een groot probleem om voldoendearbeidskrachten te verkrijgen, te meer omdathet met de arbeidsomstandigheden op deplantages en bij de publieke werken aanvan-kelijk erbarmelijk was gesteld. Via het opleg-gen van belastingen, te betalen in geld, en al-

12

ei-de/e-in-56-

fi-ndit-m-deenen

delatdem-ïg-al-

lerlei vormen van dwangarbeid werd hieraantegemoetgekomen. Bestaande en nieuw aan-gestelde volkshoofden moesten niet alleen be-hulpzaam zijn bij de gezagsuitoefening op lo-kaal niveau, maar ook bij de inning van belas-tingen en het leveren van arbeidskrachten.

Missie en zending volgden in het spoor vande geleidelijke Duitse penetratie van het bin-nenland. Overal verrezen kerken, scholen enmedische posten. De Duitse koloniale over-heid verbood missie en zending echter de toe-gang tot de islamitische gebieden.

De Duitse koloniale heerschappij was maarvan betrekkelijk korte duur. Tijdens de EersteWereldoorlog werd het land bezet door Engel-se en Franse troepen en het land verdeeld ineen Engelse (ongeveer een vijfde van het ge-bied) en een Franse zone. Deze verdeling vanhet grondgebied werd in 1922 door de Volken-bond erkend en de bezettingszones werden als'mandaatgebieden' aan de nieuwe machtheb-bers toegewezen.

b. De Engelse en Franse Mandaatperiode,1922-1960/61

Hoewel er veel overeenkomsten zijn tussen hetEngelse en het Franse bestuur van Kameroen,lijkt het erop dat de Fransen toch veel actievergeïntervenieerd hebben in het hun toever-trouwde gebied dan de Engelsen.

Engels Kameroen werd geïntegreerd in deEngelse kolonie Nigeria. Het bleef grotendeelsverstoken van ontwikkelingsfondsen en werdin feite een van de meest marginale regio's inNigeria. De Engelsen maakten 'indirect rule'tot kernpunt van hun bestuur in hun mandaat-

gebied: zij bestuurden het gebied voorname-lijk via de volkshoofden, wier machtspositiewerd versterkt in de samenleving. Bij gebrekaan belangstelling vanuit Britse onderne-mingskringen werden in 1924 de Duitse plan-tagebezitters, die tijdens de oorlog onteigendwaren, in de gelegenheid gesteld hun vroegerebezittingen terug te kopen. De merkwaardigesituatie ontstond dat in Brits Kameroen rond1930 driemaal zoveel Duitsers woonden alsEngelsen en dat de Duitsers een groot deel vande produktie en de handel in het gebied be-heersten. Het was pas na de Tweede Wereld-oorlog dat de wederom onteigende Duitseplantages samengebundeld werden en overge-heveld naar een nieuw opgerichte staatsonder-

De Fransen komen aanin Garoua in Noord-Kameroen

13

neming, de Cameroon Development Corpora-tion (CDC). Om geld te verdienen begon demannelijke bevolking in het gebied niet alleenop vrijwillige basis te werken op de plantages,maar ook zelf handelsgewassen te verbouwen.'Zonder veel steun van de Engelse overheidvond er een enorme groei plaats van de cacao-,koffie- en bananenteelt onder de boerenbevol-king in de regio.

In tegenstelling tot de Engelsen toonden deFransen meer interesse in het economisch po-tentieel van hun gebied. De ontwikkeling vanhet land werd stevig ter hand genomen, zij hetdat de inheemse bevolking daarvoor een hogeprijs moest betalen in de vorm van belastingenen dwangarbeid. De infrastructuur werd ver-der verbeterd, in het bijzonder na de TweedeWereldoorlog toen de Franse hulp aan Kame-roen werd opgevoerd. In Frans Kameroen wa-ren maar weinig grootschalige plantages endaarom concentreerde de Franse overheidzich op de stimulering van handelsgewassenonder de boerenbevolking, zoals cacao, kof-fie, bananen en katoen. Het directe, centralis-tische gezag, dat Frankrijk zelf kenmerkte,werd ook in het mandaatgebied ingevoerd. Demacht van de lamibés en f ons werd derhalvesterk beknot.

In zowel Brits als Frans Kameroen was ernauwelijks sprake van enige voorbereidingvan de bevolking op een mogelijke onafhan-kelijkheid. Wel groeide in beide gebieden ge-staag het aantal Afrikanen met een goede op-leiding die leiding konden geven in de strijdvoor de onafhankelijkheid. Dit was groten-deels te danken aan de expansie van de onder-wijsfaciliteiten door missie en zending.

In Frans Kameroen kwam de politieke organi-satie na de Tweede Wereldoorlog in eenstroomversnelling. Sinds 1946 hebben zichdaar meer dan honderd politieke groeperingengevormd. De meest radicale partij was onge-twijfeld de Union des Populations du Came-roun (UPC), die in 1947 door de vakbondslei-der Reuben Urn Nyobé was opgericht. Dezepartij, die haar grootste aanhang had in hetDouala, Bassa en Bamiléké gebied, drong aanop het zo spoedig mogelijk verkrijgen van deonafhankelijkheid en de hereniging van Fransen Brits Kameroen.

Vanwege de voortdurende tegenwerkingvan de Franse koloniale overheid beraamdende UPC-leiders in 1955 een algemene opstandin de grotere steden van het land. Deze op-stand werd door de Fransen onderdrukt. DeUPC werd verboden en haar leiders vluchttenvia Brits Kameroen naar het buitenland. UrnNyobé en enkele naaste medewerkers keerdenechter terug en begonnen een guerrillastrijd inhet Bassa-Bamiléké gebied. Urn Nyobé werdin 1958 in een hinderlaag gelokt en door Fran-se militairen vermoord. De guerrillastrijd gingechter nog een tijdlang door, maar, wat nogbelangrijker was, de UPC-idealen van snelleonafhankelijkheid en hereniging waren inmid-dels ook overgenomen door de meer gematig-de partijen.

Uiteindelijk mocht Ahmadou Ahidjo, eenFulani uit het noorden van het land en leidervan de Union Camerounaise (UC) met toe-stemming van de Fransen het land naar de on-afhankelijkheid voeren. Deze onafhankelijk-heid werd een feit op l januari 1960.

14

In Brits Kameroen kwam het politiek bewust-wordingsproces later op gang dan in FransKameroen. De politieke elite in dit gebiedstreefde aanvankelijk naar een aparte statusbinnen de in 1953 geschapen Nigeriaanse fede-ratie, als een eerste stap op weg naar onafhan-kelijkheid. Toen dat eenmaal bereikt was,ging de strijd zich steeds meer toespitsen opwat er zou moeten gebeuren met het gebied nahet bereiken van de onafhankelijkheid.

Er waren verschillende opties: een autono-me staat, aansluiting bij Nigeria, en hereni-ging met Frans Kameroen. De twee hoofdrol-spelers in deze strijd waren: Dr E.M,L. Ende-ley, een Bakweri, leider van de Kamerun Na-tional Convention (KNC) en voorstander vanaansluiting bij Nigeria, en John Ngu Foncha,een Tikar, leider van de Kamerun NationalDemocratie Party (KNDP) en voorstandervan een (uiteindelijke) hereniging met FransKameroen. Foncha speelde handig in op detoen heersende anti-Nigeria gevoelens in BritsKameroen, die voortkwamen uit de marginalepositie van de regio in Nigeria en de dominan-te positie van de lbo in de regionale economie.

Een compromis tussen Foncha en Endeleymaakte het mogelijk dat op 11 en 12 februari1961 de bevolking van Brits Kameroen zich ineen volkstelling onder auspiciën van de Ver-enigde Naties uitsprak over de toekomst vanhun gebied. Het noordelijk, overwegend isla-mitisch gedeelte van Brits Kameroen stemdevoor integratie met Nigeria waarin het op ljuni van dat jaar werd opgenomen. Het zuide-lijk, overwegend christelijk gedeelte stemdevoor een federatief verband met het voormali-ge Franse mandaatgebied.

Op l oktober 1961 ontstond de FederaleRepubliek Kameroen. Het voormalige BritsKameroen werd hierin de deelstaat West-Ka-meroen, het voormalige Frans Kameroenwerd de deelstaat Oost-Kameroen.

III De post-koloniale geschiedenis

a. De Ahidjo-periode, 1960/61-1982

Vanaf het begin stonden Ahidj o, de presidentvan de nieuwe federale staat, twee doeleindenvoor ogen: (i) de regionale, etnische en deel-staat-tegenstellingen doorbreken en een Ka-meroenese identiteit en natie opbouwen, en(ii) het land verder ontwikkelen. Deze doelein-den konden, volgens hem, alleen bereikt wor- Garoua Katoenmarkt

15

v*

den door het instellen van een sterk centraalgezag. Alle macht in de nieuwe staat moest ge-concentreerd zijn in één persoon, de presi-dent. In zijn machtsstreven bediende hij zichvan allerlei technieken: coalitievorming, belo-ning van medestanders en repressie van tegen-standers.

Reeds in 1962 waren alle oppositiepartijenin Oost-Kameroen verdwenen. Hun leiderswaren ófwel gecoöpteerd in Ahidjo's UnionCamerounaise (UC) ofwel uitgeschakeld doorverbanning en gevangenschap. In 1966 werdhet éénpartijstelsel ingevoerd in de gehele fe-derale staat, toen de partijleiders in West-Ka-meroen met Ahidjo overeenkwamen alle be-staande partijen in de federale staat op te hef-fen en een nieuwe partij, de Union NationaleCamerounaise (UNC), op te richten onder hetvoorzitterschap van Ahidjo.

Alle autonome organisaties zoals vakbon-den en coöperaties werden hierna onderge-schikt gemaakt aan de staat en de partij.

Op 20 mei 1972 stemde de bevolking via eenreferendum in met de afschaffing van de fede-rale staat en de invoering van de eenheids-staat, aangeduid als de Verenigde RepubliekKameroen.

Het sterk gecentraliseerde, autoritaire be-wind van Ahidjo 'heeft niet alleen gezorgdvoor een grote mate van politieke stabiliteit ineen land met grote interne tegenstellingen. Ditbewind heeft ook de economische ontwikke-ling van het land bevorderd.

Na de onafhankelijkheid en hereniging kendehet land dezelfde economische problemen alsde meeste andere ontwikkelingslanden.

16

Tijdens de koloniale periode was het econo-misch bestel getransformeerd tot leveranciervan agrarische grondstoffen en afnemer vanin het Westen gefabriceerde goederen. Dooreen aantal verdragen op het eind van de kolo-niale overheersing bleef de economie nauwverbonden met Frankrijk. Het Ahidjo-bewindkon deze afhankelijkheidsrelatie niet doorbre-ken, maar is er wel in geslaagd een gestagegroei in de economie van het land te bereiken,in tegenstelling tot vele andere Afrikaanse lan-den: tussen 1960 en 1970 was er een reële groeivan 3.7 procent per jaar, tussen 1970 en 1982was er een reële groei van maar liefst 6.3 pro-cent per jaar, één van de hoogste groeipercen-tages in de wereld. Deze indrukwekkende eco-nomische groei was niet alleen te danken aanhet enorme agrarische potentieel van het landen zijn grote rijkdom aan mineralen, maarook aan Ahidjo's evenwichtig pragmatischontwikkelingsbeleid, gebaseerd op stimuleringvan privé-initiatief en bijzondere aandachtvoor de landbouw, en zijn voorzichtig finan-cieel beleid.

Grote vooruitgang werd geboekt in de agra-rische sector. Kameroen is één van de weinigelanden in Afrika dat een grote diversiteit aanagrarische exportprodukten kent en zelf bijnain zijn voedselproduktie kan voorzien. Dezevooruitgang is vooral te danken aan de kleineboeren, die nog steeds meer dan zeventig pro-cent van de werkende bevolking uitmaken. Depoging van het Ahidjo-bewind om de produk-tie van voedings- en handelsgewassen te ver-hogen via het opzetten van grote agro-indus-triële staatsondernemingen werd een faliekan-te mislukking, niettegenstaande de reusachti-

econo-:rancieraer vani. DoorIe kolo-s nauwbewindoorbre-gestage:reiken,ase lan-le groeim 1982>.3 pro-percen-de eco-;en aaniet land, maarnatischuleringndachtfinan-

le agra-weinigeeit aanIf bijnai. Deze? kleine'ig pro-cen. De>roduk-te ver--indus-liekan-isachti-

ge investeringen. Eén van de redenen hiervoorwas mismanagement: managers in deze be-drijven werden meestal niet benoemd op basisvan managementkwaliteiten, maar op basisvan bewezen diensten aan Ahidjo en zijn par-

tij-De industriële sector is nog steeds betrekke-

lijk klein en nog grotendeels afhankelijk vanbuitenlands (Frans) kapitaal en management.Deze sector was het meest succesvol in de ver-werking van eigen agrarische grondstoffen ende produktie van een aantal consumptiegoe-deren, met name bier.

Het grootste deel van de staatsinvesteringenin de landbouw, industrie en infrastructuurkwam voort uit eigen financiële middelen. Alsgevolg daarvan was het percentage buiten-landse schuld opmerkelijk laag tijdens deAhidjo-periode.

Sinds 1977 vormt de exploitatie van aardo-lie een belangrijke prikkel voor de nationaleeconomie. In tegenstelling tot de buurlandenNigeria en Gabon, die de landbouw gingenverwaarlozen na de vondst van aardolie en deoliegelden meteen in het overheidsbudgetpompten, hield Ahidjo de oliegelden buitenhet budget en deelde het mondjesmaat toe aande landbouw, industrie en infrastructuur.Voortdurend bleef hij in zijn toespraken hetbelang van de landbouw benadrukken. Olie-winning en olie-inkomsten zijn staatsgeheimin Kameroen. De geheimzinnigheid, die deolie omgeeft, heeft bijna vanzelfsprekend ge-ruchten doen ontstaan dat hoge regerings-functionarissen een groot deel van de oliegel-den hebben 'verduisterd'.

Monument van dehereniging van Oost- enWest-Kameroen,Yaoundé

b. De Biya-periode, 1982 tot heden

Op 4 november 1982 kondigde Ahidjo volko-men onverwacht zijn terugtreden aan. Zijnconstitutionele opvolger was premier PaulBiya, in tegenstelling tot Ahidjo, een christenuit het zuiden van het land.

Al spoedig werd duidelijk dat de machts-wisseling toch niet zo soepel zou gaan verlo-pen als aanvankelijk was gehoopt. De oudepresident leek weldra spijt te hebben van zijnbesluit en het zag ernaar uit dat hij zijn vroe-gere macht wilde heroveren. Hij had zijn

17

functie van partijvoorzitter behouden en pro-beerde nu het primaat te leggen bij de partij inde verhouding staat- maatschappij: de nieuwepresident zou slechts moeten fungeren als uit-voerder van het partijbeleid.

Deze tactiek was echter tot mislukking ge-doemd omdat Ahidjo zelf tijdens zijn ambts-periode een sterke staat had geschapen, waar-aan de partij ondergeschikt was. Na een fellemachtsstrijd ging Ahidjo in 1983 in balling-schap. In februari 1984 werd hij zelfs in ab-sentia ter dood veroordeeld op beschuldigingvan samenzwering tegen de staat. Biya nam

DeB.E.A.C. (Banquedes Etats d'AfriqueCentrale - De Bank vande Centraal-AfnkaanseStaten), Pentecote sur IeMonde, maart-april1991

het voorzitterschap van de partij over en werdtijdens vervroegde presidentsverkiezingen injanuari 1984 tot president gekozen. Op 6 april1984 werd zijn positie echter opnieuw ernstigbedreigd. Op die dag deed de RepublikeinseGarde, die nog steeds overwegend uit Ahidjo-getrouwen uit het noorden bestond, een po-ging tot een staatsgreep. Deze poging - eenvan de meest bloedige in post-koloniaal Afri-ka - werd echter verijdeld door regeringsge-trouwe troepen.

Door de gebeurtenissen na de machtswisse-ling, met als hoogtepunt de poging tot staats-greep, kreeg Kameroens reputatie als een poli-tiek stabiel land een gevoelige deuk.

De poging tot staatsgreep had belangrijke ge-volgen. De macht van het leger dat de staats-greep had neergeslagen, werd aanzienlijk ver-groot. De repressie die iets versoepeld was in1983 werd weer versterkt. De oude partij deUnion Nationale Camerounaise (UNC), dienauwelijks enige steun had verleend aan depresident tijdens de staatsgreep, werd in 1985ontbonden en een nieuwe partij, de Rassem-blement Démocratique du Peuple Camerou-nais (RDPC), werd opgericht.

Bovendien ging Biya steeds meer vertrou-wen op mensen uit zijn eigen geboortestreek:de Ewondo, en in het bijzonder de Beti en deBoulou, kregen de belangrijkste functies in

i het staatsapparaat en werden op alle mogelij-ke manieren in staat gesteld kapitaal te verga-ren. Dit ging vooral ten koste van de Fulani ende Bamiléké die tot dan toe het politieke eneconomische leven in het land hadden be-heerst.

18

Biya's aanvankelijke populariteit nam snel afna 1985. Er ontstond een steeds grotere onvre-de over de voortdurende centralistische, auto-ritaire gezagsuitoefening, aangewakkerd doorde toenemende corruptie en economische cri-sis. Sinds 1986 verkeert de Kameroenese eco-nomie in een diep dal. De voornaamste oor-zaak daarvan is de drastische val in de prijzenvan aardolie en agrarische exportproduktenop de wereldmarkt.

De economische malaise heeft onder meergeleid tot sluiting en privatisering van eenaantal verlieslijdende staatsbedrijven, loons-vermindering en aantasting van secundairearbeidsvoorwaarden, massa-ontslagen, enuitstel van betalingen aan boeren voor gele-verde koffie en cacao. Opvallend echter wasdat de meerderheid van de bevolking dehoofdoorzaak van de economische crisis nietzocht in de verslechterende handelsvoorwaar-den, maar in de enorme corruptie in rege-ringskringen en etnische patronage door hetbewind.

Ondanks pogingen van de regering om depers en politieke tegenstanders monddood temaken, nam het verzet tegen de corrupte en deautoritaire staat zienderogen toe. De val vande autoritaire communistische staten in Oost-Europa en de overgang naar meerpartijenstel-sels in een aantal Afrikaanse landen mistenhun uitwerking niet. In maart 1990 werd inBamenda, de hoofdstad van de Noord-WestProvincie in Engelstalig Kameroen, een nieu-we politieke partij opgericht, het Soda! De-mocratie Front (SDF), die erkenning eiste vanhet bewind. Na aanvankelijke repressie stem-de de regering uiteindelijk in hetzelfde jaar toe

in de overgang naar een meerpartijenstelsel inhet land.

In december 1990 werden enige nieuwe wet-ten uitgevaardigd die politiek pluralisme in hetland garandeerden. Onmiddellijk hierna ont-stond een groot aantal politieke partijen.

Het Biya-bewind probeerde echter het gehe-le overgangsproces naar zijn hand te zetten enuiteindelijk de macht te behouden. De opposi-tiepartijen daarentegen probeerden hunkrachten te bundelen om de machtspositie vanhet bewind, dat nog steeds beschikte over devolledige controle over het repressieve staats-apparaat en de massamedia, verder te onder-graven. Naar het voorbeeld van andere Frans-talige Afrikaanse landen eisten zij de bijeen-roeping van een 'nationale conferentie', waar-in afgevaardigden van de verschillende partij-en en maatschappelijke organisaties de econo-

Kameroen, maart 1990

19

l!3)isj3Aiunsyfiy 3p UDA uimiu333ip}3ii UDO udpuoqjdti jayjaMapaw

SJV Sl sSuiUOy }3lfJ

'8ui:sjJOA3q 3p UBA ppqJ3pJ33Ul 3p

UBA piusS unsis sp piu 'ssSajiAud us iqoBUiufiz UBB uspnoq 3} JSBA jjssqojd SpqDedurej>iIBp 'puiMsq 38ipmq pq jBpuio 'iooj8j3AU3uisiqojd sp jspjss usqqsq f 17 -puBj pq UTU3UI3iqOJd 3>[3]JIlOd U3 3qOSIUIOUOD3 3UUOU3

3p UBA SuiSSOjdO U33 JOJ U3§BJp3§[iq J3IU

usqqsq u3Suiz3i>[j3A ^qospBjDotusp, SZSQ•puiMsq pq joop spnBjjsSuiz

-3I>[J3A 9p§33[d38 JBBqOS 3JOJ§ dO 3p SpUBBJS

-U3S3JJ3IU IBBUIIUIUI J3}qD3 SBM '(dQS) WO J J

31)DJ30U13(J {DUOS }3q 3I}{SOddO 3JlBJU3UI3lIBd

-BJJX3 3p UBA flJJBd 3JSU1BBUJOOA 3p UBA ISJJIZ

-JOOA sjiBjndod sp 'ipf^ ny uqof }BBp;puB>[-U3S3J 3)sujBBuaooA ufiz do SuojdsjooA ufyz•U3§UTZ3i>[j3ASjU3piS3Jd 3p fiq usjBqsq 3j ppq-J3pj33Ui gp >[0o BÄig JSIM £661 «qo^o ui

•U3OJ3UIB^-pJOOfs[ UBA 3}J33p3g qDSIJIUIB]

-SI-J3IU J3q jm flJJEd 3UpI>[ U33 J3UI UBBS 3} ÜBE

spilBOD uss joop usAfrjq jqoBui sp UBB qoojfiz U05( 'usiBqsq 3; ppqjspjssui sjnpsqB usa>(33iq JBBJS ui jam fiz J3M3OH '3JJooAoq usSuiz-3I>(J3A 3p 3l}ISOddO 3p UBA [33p U33 )Bp JI3J }3q

UBA U3J3JlJOjd 'OdQE 3

P 'fp-IBdsguU3S3J 3p

UO>[ U3SUIZ3I5IJ3ASlU3UI3IJBd 3p 3pU3Jnp3Q

'U3IJBA U3JB] 3IJU3J3JUOD

9IBUOIJBU U33 UBA 33p; J3q U3 S3I10B 3J3pJ3A

UBA U3IZJB 3IJISOddo 3p JS30UI JOOAJBBp jmj UI

'Z66I J-rei3ui i do usAfuqos 3j jm-sjusiusjJBd spjoopq fijj 'BÄig JOOA-3JA3q JSJSjm SBM U3§UIppUBU.J3pUO 3Z3p UBA

3Q -U3ppUBqJ3pUO 3J IUO 8UU3§3J

sp UBA poquBB pq }3iu ui spisoddo 3p UBA J33pU33 3pui3js 1661 -i3qui3Aou \i\ -SJ^BBJ ppsp-J3A U3 UIBUJB pfl} UBA doOJJSA BU SUBqUBB

UBA ppqpisjsqspoB ap jB

J3IU 3}p '3lJISOddO 3p UBB 3ISS33UO3

-U3 U33S fiq pssp jjfujjUBJij U3 UBqjsjqDB sqos-IUJ3 U3§13 UflZ '.I3S31 }3q UBA UH3JS J3JAJ 'pCl-IJS

3Z3p Jin JBBUUIMJ3AO SJB qDO} UIBM5J BÄIQ

•pUIMSq }3q UBA SJ3pUBlSU3§3} U3 SJSpUBJS

-JOOA USSSm U38uiUUBdS SqDSIUP 35(flIJBBA3g

U3 '3IUIOUO03 3p UBA SuijqOUMJUO 3J3JOJS 8OU

usa 'spipd U3 JsSsi usssn} usSuisjoq sSipsojqSozpi>( unq ui pm 'sjBBjd pisquiBBzjooqsS-uo 3>[fiiJ3Sjnq UBA ssipB ppsjiB I661 -isquisA-OU U3 pui U3SSHJ U3pUOA 'UBBS 3J UI dOJ3iq

3pJ3§pA\ SUIJ383J 3p U3OX 'SuiAS^USUIBS SqDSIJ

-BJDOU13P '3pU3JBApM J33UI U33 UBA gUI>[fltU3Z

-3MJ3A sp JOOA usjpisdo uspnoz usufinqou usU3J3SÄJBUB uspnoz 3SIBJBUI s^spi^od us sqosiui

SwS

us uauBUEq 'u3OjB>[-3U3O}) jaqqiu 'umiuiumjB 'inon 'OBOBO '3tjjc»[ '(pusuisujB)

3H° 3A\ru

%£1? SuiU3p3A}su3ip '<%££ sujsiipui '(&£;>; MnoqpUBj'(daNfl) SuBSiiruooA us apBaoouisa JOOA SIUQ SIBUOIJBN

:(DdO)

U35UOA

-spo§ 3SUBB5JUJV apuopipBJj 'puBj pij UBA psp 35|fippJoou pq uispgpusjsm o/^gj siuijsoui 'uspinz jsq ui spgpusjsui 0^09 U3U3jsuq3

•U333uiSA<j B5(Bg ap U3UOM usjsoopmz pq ui -usp-JOOU J3l( UI (U3UIUIBJSUIIISOUJ-J3IU UBA UIBBUpUIBZJSA) U35{t

3p U3 JUBinj 3p U3 U3}S3A\ J9l[ UI IJBJQ U3 S^IJIUIBg 'UHOUIBg 'J

!u3pmz pq ui (SUBJ us noinog 'uojg 'opuoMg) psg 'Bsseg 'sp :ufiz 3js>[fnguBpq SQ -usdsoaS sqosiup QQZ J33A3Suo ufiz jg

•U3P3JBIP U3 U3JBJ 3SUBB>[UJV OOI Eu

f!1 u3

SpSug U3 SUBJJ

I -SJJ- J = SDUBJJ VJD OS 'SOUBJJ

S86I u! SI3UOMUI OiLt'ES

'U3M-nOJA 3p UEA O^^g U3 U3UUBUI 3p UBA 0^££ 'USUSSSEMJOA 3p UBA 0/,,6'5f

JBBf/.'£g

•}J33q SJ3UOMUI U30f

-IÏ«1 91 0002

JBEf PH ui PUBJ pq jBp jpjOM jEqossS '%s'£ pui s^fijJEBf

OOO'OK'IIx n) ui5i Ofrf • S/,17

:ua>||OA

:|E}UBEJ3UOMU|