FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

78
Julius ! FOTO’S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Transcript of FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Page 1: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Julius!FOTO’S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Page 2: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 3: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

DIT BOEK IS UITGEBRACHT TER GELEGENHEID VAN EEN SERIE TENTOONSTELLINGEN VAN DE KENIAANSE FOTOGRAAF JULIUS MWELU IN NEDERLAND.

Copyright 2003 stichting Sasa, Maastricht, Nederland. ISBN: 90 1234567 8. Eerste druk. Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit boek mag worden gereproduceerd in welke vorm dan ook, in druk, fotoafdruk, microfilm, zonder schriftelijke toestemming van de stichting Sasa.

Julius!FOTO’S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Page 4: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 5: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 6: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Julius MweluEEN AFRIKAANSE FOTOGRAAFHet verhaal van de 19-jarige Keniaanse fotograaf Julius Mwelu is een sprookje. Afkomstig uit een gebroken gezin in Nairobi, geen onderwijs sinds zijn zesde en een lijmsnuivende wegloper als hij 9 is. De gebruikelijke randvoorwaarden voor een criminele loopbaan in de sloppenwijk waar hij opgroeit.

Maar zie: een plaatselijke sportvereniging ontfermt zich over hem. Via deze club doet Julius mee aan het wereldberoemde fotoproject voor straatkinderen Shootback. Hij ontmoet de journalist Jasper Groen, die vaak naar Kenia reist en er een half jaar woont. Jasper Groen richt in het voorjaar van 2003 de stichting Sasa op, die Julius ondersteunt in zijn ambitie om professioneel fotograaf te worden. En nu, nog geen half jaar later, is er een boek en een tentoonstelling met foto’s van Julius Mwelu. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Maar alle begin is moeilijk. Zo reageren sommige Nederlandse fotojournalisten zuinig op de foto’s van Julius Mwelu - zo jong en onervaren als hij is. Waarom? Zijn Julius’ foto’s uit de sloppenwijk Mathare te afwijkend van de stereotiepe persfoto’s over Afrika, bijna altijd gemaakt door blanke professionals die met een comfortabel retourticket op zak van brandhaard naar hongersnood trekken? Willen Nederlandse fotografen alleen Afrikaanse clichébeelden over ondervoeding, geweld en achterlijkheid? Of is het onwennig en wellicht confronterend om in de ‘Westerse’ context van een fotoboek geconfronteerd te worden met alledaagse beelden van Afrika door de ogen van een jonge Afrikaan, die bovendien een autodidact is?Een ding staat vast: Julius’ beelden zijn zo Afrikaans, dat alleen een Afrikaan ze kan maken. Welke blanke is bereid in een sloppenwijk te wonen om daar zonder sensatiegarantie maandenlang en met gevaar voor eigen leven het dagelijks leven vast te leggen? En zelfs al zou een Westerse fotograaf aan deze hachelijke onderneming beginnen, hij zou niet als Julius letterlijk in een vertrouwde omgeving kunnen opgaan. Een blanke zou nooit alle krochten van de sloppenwijk met zijn lens kunnen verkennen zonder te stuiten op de grenzen van zijn huidskleur en zijn gebrek aan kennis van de plaatselijke plattegrond en zeden.

Page 7: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Want hoe innemend en voorkomend hij ook mag zijn, Julius Mwelu is streetwise. Enige tijd verkeert hij - noodgedwongen - in een crimineel circuit. Hij brouwt de illegale alcoholische drank chan’gaa. Zijn broer drijft nog altijd een illegaal café waar dit goedje een gevaarlijk soort vergetelheid biedt. Door giftige ingrediënten en een weinig betrouwbaar productieproces slaat de drank jaarlijks veel Kenianen met blindheid en verlamming. Julius moet de stookketels ondanks zijn weerzin in bedrijf houden om de familie te voeden. Hij kan het vuur pas doven en verhuizen uit de walmende alcoholstank als de stichting Sasa hem lente 2003 een camera en een toelage bezorgt.

Maandenlang is Julius een ‘blinde’ fotograaf. Hij stuurt zijn rolletjes naar Nederland, maar ziet nooit het afgedrukte resultaat van zijn werk. Bovendien is zijn tweedehands Nikon de eerste spiegelreflex-camera die hij in handen heeft. Julius is dus op de eerste plaats een instinctieve fotograaf. Een ongepolijst talent, dat zelfs zijn technische tekortkomingen weet uit te buiten. Een geboren fotograaf is hij, maar wat voor een?Dat is een vraag die vele andere oproept. Zou Julius kunnen vermoeden dat sommige Nederlandse liefhebbers vinden dat zijn werk in galeries thuishoort? Die, met andere woorden, vinden dat hij een kunstenaar is, zonder dat hij dat zelf weet? ‘Jeder ist Künstler’, stelde Joseph Beuys, maar kun je een kunstenaar zijn als je geen weet hebt van enige canon, traditie of zelfs maar van je eigen werk? Hoe verleidelijk is de altijd gevaarlijke vergelijking met de ‘edele wilde’, die de verlichting en de kunstacademie niet van node heeft om de verwende Westerling van nieuwe, exotische ‘content’ te voorzien?Precaire vragen, maar Julius ligt er niet wakker van. Hij wil persfotograaf worden. Maar wie zit er op hem te wachten? Keniaanse kranten drukken vooral staatsiefoto’s af van hoogwaardigheids-bekleders, afgewisseld met horrorbeelden van verkeersongelukken. Julius Mwelu lijkt dat genre al ontstegen, nog voor hij er aan begonnen is. Wat is dan zijn voorland? Laten we veronderstellen dat hij door een gelukkig geval in dienst treedt bij een internationaal persbureau. Hij mag een regionale oorlog verslaan, bijvoorbeeld een tribaal bloedbad

Page 8: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

in een Midden-Afrikaans land. Julius levert z’n beelden. Allicht zijn het recht-voor-z’n-raap-foto’s, zoals hij die nu maakt in zijn sloppenwijk. Maar welk Westers persbureau zit te wachten op dat soort ‘eerlijke’ Afrikaanse foto’s, waar Magnum-kanon James Nachtwey de toon zet door in Ruanda massagraven vol doodgehakte Tutsi’s te fotograferen als museale stillevens? Verklaart de afwezigheid van deze gestileerde esthetiek het voorbehoud dat sommigen maken bij het werk van Julius Mwelu? Zijn we te veel gewend naar de Afrikaanse werkelijkheid te kijken door de bril van de blanke would-be-kunstenaar die menig Westerse persfotograaf geworden is, veelal aangemoedigd door redacties die niet nog meer lezers tegen zich in het harnas willen jagen door het afdrukken van splatter-foto’s? Met andere woorden: zijn de foto’s van Julius Mwelu echter dan we verdragen kunnen?

Het kan zijn dat de loopbaan van Julius een wending neemt die voor zijn Westerse concullega’s minder bedreigend is. Misschien wordt hij wel portretfotograaf. Op dat punt kent Afrika een traditie. De kans bestaat dat het werk van Julius in dat geval alsnog in Westerse galeries terechtkomt. Want Julius zou niet de eerste Afrikaanse portret-fotograaf zijn die wordt ‘ontdekt’ door een Westerse kunstliefhebber, die meent de zwarte Rineke Dijkstra opgespoord te hebben. Dat de Afrikaanse portretfotograaf geen artistieke pretenties heeft, maakt niet uit. Misschien vinden we zijn beelden daarom wel ‘echter’. En aan een witte wand in een Westerse kunstgalerie wordt zo’n foto al snel ‘kunst’. Hoe pervers, hoe kolonialistisch is die ‘diefstal’ van beelden eigenlijk?

Foto’s veranderen van betekenis zodra ze migreren naar een ander continent. Kijken naar een foto is kijken door een culturele bril, is associëren en onwillekeurig vergelijken met de miljoenen beelden die staan opgeslagen op onze persoonlijke harde schijf, gevoed door een leven vol televisie, gedrukte media en computers. Overal worden beelden ‘gestolen’, gemanipuleerd en bewerkt. Niets is wat het lijkt, zeker niet in de hedendaagse fotografie. Digitale technieken maken

Page 9: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

het heel eenvoudig om het oorspronkelijke beeld te veranderen. Ook de foto’s van Julius zijn op die manier ‘opgewaardeerd’. In haar fameuze essay On Photography stelt de Amerikaanse schrijfster Susan Sontag dat foto’s wellicht de meest mysterieuze voorwerpen zijn die de moderne omgeving zoals we die kennen vormgeven en verhevigen. “Foto’s zijn waarachtig bevroren ervaringen en de camera is een ideaal wapen van het bewustzijn in zijn ‘verkennende modus’ ”, schrijft Sontag. Meteen na de ontdekking van fotografie in 1839 zijn fotografen zich al van die notie bewust, niet in ‘t minst in Afrika. Voor ontdekkings-reizigers, missionarissen en legerofficieren is de fotocamera hét middel om de beeltenis van ‘de primitieve wilde’ te vangen, zonder rekening te houden met diens gevoelens of gedachten. Meer nog: de foto’s zijn een rechtvaardiging voor de beschavende missie in het primitieve Afrika.

Zo wordt het beeld van het zwarte continent gemonopoliseerd door het blanke oog. Het duurt lang voordat de Afrikaan toegang krijgt tot de fotografische technieken die hem de kans geven de auteur van zijn eigen beelden te worden. Nu is het zover. Afrika steelt zijn foto’s terug. Het resultaat is imponerend en soms verwarrend. Dit boek van Julius Mwelu bewijst het.

Peter PijlsFreelance journalist

Page 10: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 11: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 12: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Tienermoeder Anna, 14 jaar

Page 13: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 14: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 15: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Elisabeth lijdt aan hongeroedeem

Page 16: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 17: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 18: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 19: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 20: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 21: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 22: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 23: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 24: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 25: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Het snuiven van schoenmakerslijm werkt probaat tegen honger en ander ongerief, maar tast ook de hersenen aan.

Page 26: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Ng’roge, 14 jaar

Page 27: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 28: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 29: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 30: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 31: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 32: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 33: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 34: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Iedere straat is een open riool

Page 35: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 36: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 37: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 38: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 39: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 40: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 41: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 42: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Het brouwen van het hoogalcoholische chan’gaa is een populaire bijverdienste in Mathare. Ook Julius was vroeger alcoholstoker.

Page 43: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 44: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 45: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 46: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Stomdronken man heeft zich verwond bij een val.

Page 47: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 48: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 49: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Hij praat enkele uren met Julius en strompelt dan weg. De man maakt vervolgens een zware val. Hij is op slag dood.

Page 50: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 51: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Zwemmen in de Mathare river.

Page 52: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 53: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 54: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Zelfgemaakte voetbal van kranten in een plastic zak. De slippers zijn gemaakt van autobanden.

Page 55: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 56: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 57: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 58: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 59: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

De donkere kamervan JuliusHet was Joseph Conrad die Afrika in Heart of Darkness afschilderde als de hel van Dante, een oord van duisternis en horror. Toen het boek in 1902 verscheen, had Afrika nog niet de eindeloze sloppenwijken gebaard die Conrad in zijn visie bevestigd zouden hebben. Maar Conrad´s bewonderaar, de schrijver en nobelprijswinnaar V.S. Naipaul, zag de Afrikaanse grootstad wel met eigen ogen, en hij huiverde. Niet zozeer om de eindeloze sloppenwijken, maar om de bush die ze vertegenwoordigen, dezelfde bush die Conrad´s romanpersonage Kurtz verzwolg. De bush, schrijft Naipaul, is in Afrika nooit ver weg. De bush is voor Naipaul meer dan het oerwoud. Het is een inktzwarte en volgens sommigen racistische metafoor voor de eeuwige en destructieve chaos van het Afrikaanse continent. Maar wie door de sloppenwijk Mathare in de Keniaanse hoofdstad Nairobi loopt, moet toegeven dat het beeld van de bush raak is. Sterker: Mathare is de bush. Een wildernis, een karikatuur van een stad. En de fotograaf Julius Mwelu bemint dat getto, bevolkt door een half miljoen verworpenen.

Julius houdt van Mathare om wat Mathare is: zijn thuis. In de Afrikaanse context is Mathare een gewone, hoewel niet geplande uitbreidingswijk. Vele miljoenen Afrikanen wonen in dergelijke krottenzeeën. Mathare, een van de grootste sloppenwijken op het Afrikaanse continent, pulseert als een levend organisme. Er zijn bioscopen, cafés, artsen, vroedvrouwen , restaurants, kappers, slagers, bouwvakkers en vooral veel alcoholisten, werklozen, hoeren en criminelen. Krotten verdwijnen door overstromingen en branden, maar voortdurend duiken er nieuwe bouwsels op. Ze worden in elkaar getimmerd door arme plattelandsmensen en vluchtelingen, die in de metropool hun fortuin komen zoeken, maar bijna altijd werkloosheid, ziekte en dood vinden. De levensverwachting in Mathare ligt ruim onder het Keniaanse gemiddelde van 49 jaar. Cholera, tyfus, diarree, longontsteking en malaria zaaien er dood en verderf. Een op de acht bewoners is HIV-besmet of lijdt aan AIDS, waardoor de levensverwachting de komende jaren fors zal dalen. Prostitutie heeft in de Keniaanse steden

Page 60: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

surrealistische vormen aangenomen. In cafés, op het strand en ook in sommige straten is het zoeken naar meisjes die zich niet voor geld aanbieden, waarbij armoede natuurlijk een rol speelt en de vraag het aanbod bepaalt. Maar hoewel Kenia ogenschijnlijk een preutse en van religie doortrokken samenleving is, lijkt iedere seksuele moraal te ontbreken. Huwelijkstrouw wordt vermakelijk en overbodig gevonden. Het is begrijpelijk dat de mensen in Mathare urgentere noden hebben dan de vrees voor een abstracte ziekte die het gevolg is van een beetje plezier en genot. Het einde van de dag halen heeft prioriteit in een wijk waar 50.000 mensen op een vierkante kilometer leven, tegen 500 in de rijke buurten van Nairobi. Het aanbod van de bloemisten bestaat vooral uit dodenkransen, en toch leeft en vibreert Mathare, en buiten Afrika is het tegenwoordig in sommige Westerse kringen heel salonfähig om zo’n wijk hip te vinden. Dat komt omdat de Nederlandse architect Rem Koolhaas op een dag boven de Nigeriaanse hoofdstad Lagos vloog, in een helikopter die hij had geleend van de president. Koolhaas keek en hij zag dat het goed was. Tot dat moment stond Lagos in het Westen bekend als de hel op aarde. Maar Koolhaas vond de stad “krachtig, inspirerend en bruut”. Hij besteedde vier jaar aan een onderzoek naar de Afrikaanse variant van stedelijkheid die voortkomt uit ongecontroleerde en explosieve bevolkingsgroei. Lagos fungeerde als model, maar het had ook Nairobi kunnen zijn. Vanuit zijn helikopter zag Koolhaas functionaliteit in het disfunctioneren van de Afrikaanse stad. Hij noemde de stank van Lagos een parfum dat het waard is om gebotteld te worden. En met een bijna perverse postmoderniteit bewonderde Koolhaas de abstracte composities van de sloppenwijken. Nergens ter wereld had hij op die schaal zo’n geometrie gezien.

Ik probeer het uit te leggen aan Julius, dat er een Nederlandse architect is die vindt dat het in een wijk als Mathare naar parfum ruikt en die van mening is dat Mathare er van boven uit ziet als een schilderij van Piet Mondriaan.Julius grimlacht. We hebben zojuist voor het eerst zijn sloppenwijk betreden en hij heeft als gids geen tijd voor bespiegelingen over

Page 61: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

de esthetiek van het getto. Met reden, want we dreigen meteen al te worden beroofd. Een man maakt een grijpende beweging naar de videocamera die we geleend hebben van de Limburgse televisiezender L1. Julius sist dat we de camera moeten verbergen. Hij heeft gelijk, want nog geen tien meter verder maakt een andere, duidelijk gedrogeerde man aanstalten de camera te stelen. Julius grist de draaiende Sony weg, gooit ‘m in een plastic tas en neemt een vechthouding aan. De man weet zich betrapt en is woedend. Hij raast en tiert en druipt pas af als Julius ons parkeert bij een groepje vrienden. Julius verdwijnt katachtig in een steegje en komt een paar minuten later terug. De kust is veilig, maar Mathare heeft z’n visitekaartje afgegeven.

Julius maakt geen woord vuil aan het incident. Behendig springend ontwijkt hij de stromen rioolwater die alle paadjes doorklieven, en die in de regentijd veranderen in kolkende stromen die honderden hutten meeslepen en verwoesten. Door een immens doolhof van krotten leidt hij ons naar het illegale café van zijn oudere broer Philip, waar maar één drank geschonken wordt: chan’gaa, het hoogalcoholische gif dat Julius jarenlang stookt om in leven te blijven - zelf is hij geheelonthouder.In het bedompte hok van nog geen twaalf vierkante meter zitten zes laveloze mannen en een vrouw. Vanzelfsprekend moet het bezoek uit Nederland een rondje geven. De bestelling wordt geplaatst bij broer Philip, die zich uit lijfsbehoud verschanst in een soort conducteurshokje, dat hij alleen verlaat om de glazen bij te vullen. Het goede nieuws over de gratis drank verspreidt zich razendsnel. Binnen enkele minuten is het kroegje bomvol. Een tweede kan chan’gaa gaat rond. “Drink ook een glas!”, roept een man met rooddoorlopen ogen. En aangezien het niet het moment lijkt om de Afrikaanse gastvrijheid met voeten te treden, neem ik een slok van het waterige spul. Het bocht smaakt naar inferieure eau de cologne.“Dit is chan’gaa van de beste kwaliteit”, zegt Julius met de vaktrots van de alcoholstoker die hij tot voor kort was. “Zeventig procent alcohol. En er zit geen formaline in. Die stelen sommige chan’gaa-

Page 62: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

stokers uit lijkenhuizen om de werking te versterken.” Ik knik begrijpend en geef het glas aan de dronkaard naast me. “Na het werk komen we hier altijd wat drinken”, legt deze ongevraagd uit. Julius kijkt veelbetekenend. De werkloosheid in Matahare is 75 procent. “Ze zitten er de hele dag”, zal hij later zeggen. De beschonken vrouw biedt ons haar dochtertje aan. “Ze deugt niet”, wijst ze naar het meisje van nog geen 10 jaar. “Neem haar maar mee.” En ze stompt het kind. De hele kroeg is nu volkomen laveloos. Er wordt geschreeuwd en aan ons getrokken. Julius zegt dat het tijd is om te gaan. We maken ons met moeite los en hij loodst ons naar buiten, terwijl hij de meute kalmeert door broer Philip nog eens 150 shilling (anderhalve euro) te geven voor een rondje.

We dalen af naar de oevers van de Mathare-rivier, waar de chan’gaa wordt gestookt in olievaten op zinderende houtskoolvuren. Sommige alcoholstokers zijn stomdronken van het vers gebrouwen spul. Het zijn haveloze types, in lompen gehuld. Volgens Julius verdienen ze per dag een euro, de rest van de opbrengst gaat naar de islamitische bendes die de chan’gaa-produktie in Mathare beheersen. Stoom sist uit de vaten. Het water komt rechtstreeks uit de Mathare-rivier, die een open riool is. Het lijkt een tafereel uit een schilderij van Jeroen Bosch. Een van de stokers lacht en zegt: “Wil je het recept weten?” Hij somt op: water uit de ‘rivier’, bruine suiker, wilde maïs en nog wat chemicaliën.“Jullie stoken openlijk”, zeg ik. “Iedereen kan het ruiken. Merkt de politie niets?” “Jazeker”, grijnst hij. “De politie weet er van. Ze bezoeken ons iedere dag, in burger. We geven ze geld, dan laten ze ons met rust.” Julius maakt foto’s, en zoals de chan’gaa-stokers de politie betalen, zo moeten wij de stokers betalen. Voor toestemming, om afgunst af te kopen, om agressie te voorkomen. Maar politiebescherming zegt weinig in Mathare. De alcoholstoker die voor de camera van L1 een interview geeft, wordt ruim een week later dood gevonden. Met kapmessen in stukken gehakt, omdat hij weigerde lid te worden van de gewelddadige Mungiki-sekte.

Page 63: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

En verder gaat de tocht, over kronkelige paadjes tussen de dicht opeen gebouwde krotten. Met moeite ontwijken we de ‘vliegende toiletten’, plastic zakjes gevuld met uitwerpselen. Bij gebrek aan wc’s en riolering doen de inwoners van Mathare hun behoefte in een zakje en gooien dat dan achteloos weg. De zakjes worden van erf naar erf gegooid. De poep ontwijken is een plaatselijk tijdverdrijf.

Weer duiken we een donkere hut in. Dit is het eethuisje van Wamboi, de vrouw die Julius vaak eten gaf als hij honger had. “Wamboi is mijn tweede moeder”, zegt Julius. “Als ik geen geld had gaf zij mij toch een bord, zodat ik weer kon werken. Betalen kon later.”Wamboi glimlacht. Ze zwijgt en gaat door met bonen sorteren. Haar kok serveert ons op verzoek van Julius de specialiteit van Mathare: bonen in saus met een chapati-pannenkoek en een spinazie-achtige groente. Madodo maharagne heet het gerecht, wat in het Swahili zoveel betekent als ‘het bord dat je de dag door helpt’.En het moet gezegd: het eten smaakt voortreffelijk. Maar de kans dat het restaurantje van moeder Wamboi ooit de reisbijbel voor rugzaktoeristen Lonely Planet haalt, is afwezig. Bijna de helft van de Nairobianen woont in Mathare, maar de wijk is een no go-area voor buitenstaanders. Mathare wordt in Lonely Planet Kenya simpelweg niet genoemd. De wijk kreeg pas een plek op de officiële stadsplattegrond, toen na een cholera-epidemie niet langer ontkend kon worden dat een belangrijk deel van de hoofdstedelingen er woont. Dat is de hypocrisie van Nairobi. De Keniaanse hoofdstad wordt wel de Stad van de Zon genoemd. Maar in een musical van straatjongens en hoeren zingen ze: “Waar is de zon voor ons?” Meer dan een stad met twee gezichten - het arme en het rijke - is Nairobi een gemaskerde stad. De luxe hotels, de lommerrijke villawijken met hun zwembaden, de regeringswijk: ze vormen een façade. Het merendeel van de ruim een miljoen inwoners leeft in de modderige en door weinigen geziene achtertuin van de stad: Mathare. En geen toerist zal na een vermoeiende safari ooit ervaren dat moeder Wamboi voor vijftig eurocent een voortreffelijke schotel serveert - die geen enkele aanslag blijkt te vormen op de spijsvertering, alle hysterische verhalen

Page 64: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

ten spijt over het gebrek aan hygiëne onder arme Kenianen.Het eten gaat niet helemaal op en Julius wenkt een man die in de deuropening begerig staat te kijken. “Honger”, zegt hij ten overvloede. Hij mag aanschuiven en krijgt de resten.Nu volgt wat Julius betreft het hoogtepunt van de excursie: zijn appartement dat hij met steun van de stichting Sasa huurt aan de rand van de sloppenwijk. Maar het appartement uit zijn trotse e-mails blijkt een bedompt kamertje van drie bij drie meter in een slordig opgetrokken betonnen gebouw van vier verdiepingen. Er sijpelt water in het stikdonkere trappenhuis. Overal hangt was. Maar er zijn toiletten en Julius toont ons trots zijn nieuwe meubels: een bed, een gifgroene sofa en twee al even gifgroene fauteuils. Gevolg is dat er geen loopruimte meer is in het kamertje zonder daglicht. Julius woont er niet alleen. Hij deelt het hok met zijn verlegen vriendin Anastasia (18), zijn halfbroertje Tony van 9 en Anastasia’s zusje Shilo van 3. Zijn moeder en zijn zus wonen even verderop in een soortgelijk kamertje, op kosten van Julius. Als 19-jarige onderhoudt hij vijf anderen en het is een verantwoordelijkheid die hij niet kan ontlopen. Wie in Afrika geld heeft, zal het delen.

Julius gaat op het bed zitten en vertelt desgevraagd het verhaal van zijn leven. En Julius doet dat op z’n Afrikaans: plechtig en met veel retoriek. Hij zegt: “Ik ben Julius Mwelu. Ik ben een Luya, de stam van mijn vader. Mijn moeder komt uit Oeganda. Mijn vader stierf toen ik 6 was. Er was niemand meer om mijn schoolgeld te betalen. Mijn moeder had tyfus en een van m’n broers zat in de gevangenis. Ik moest werken om te overleven en dus ging ik zes uur per dag houtskool verzamelen. Zo verdiende ik net genoeg om het gezin een keer per dag te laten eten. Het was een hard bestaan. Toen ik 9 was, ben ik daarom korte tijd weggelopen. Maar het leven op straat is slecht. Je wordt bedrogen en je moet vechten. Het ging beter met me nadat ik lid kon worden van de voetbalclub Mathare United. Voetbal is heel belangrijk in m’n leven, ik doe het iedere dag. Als ik voetbal, vergeet ik mijn problemen en denk ik niet aan m’n vader.”

Page 65: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Halfbroertje Tony komt binnen en trekt twee van de drie korte broeken uit die hij draagt. Julius lacht: “Dat doet hij omdat hij vaak geslagen wordt door de leraar op school. Door al die broeken doet het minder pijn.”

Hij vervolgt: “In 1997 kon ik via de voetbalclub meedoen aan een fotoproject voor kinderen uit Mathare. Ik kreeg een simpele camera en mocht m’n leven fotograferen. Dat project heette Shootback. Het project was een idee van de Chinees-Engelse fotografe Lana Wong. Er kwam een boek van en in 1999 mocht ik naar Nederland komen om te exposeren op het festival Mundial in Tilburg. Toen leerde ik ook Jasper Groen kennen die nu de stichting Sasa voor mij heeft opgericht. Het viel me op dat mijn leeftijdsgenoten in Nederland buiten school allemaal baantjes hadden. Dat geld mochten ze zelf houden. In Afrika zouden ze dat af moeten geven aan hun ouders. Ik ontmoette veel fotografen met heel mooie camera’s en ik schaamde me voor mijn klikklak-camera. Maar het lukte me toch om goede foto’s te maken. Ik heb die verkocht aan Dagblad de Limburger. Ik fotografeerde kinderen omdat ze zonder uniform naar school gingen. En ik fotografeerde kerken omdat ze iedere dag leeg waren. In Kenia gaan de mensen vaak dagelijks naar de kerk om te bidden voor succes. Ik doe dat ook. Met God is alles mogelijk. Ik ben katholiek, maar toen ik 14 jaar was heb ik me bekeerd tot de islam, omdat moslims meer bidden. Ik ging iedere dag naar de moskee, maar na de aanslagen op het World Trade Center in Amerika ben ik weer christen geworden. Moslims vechten te veel.”“Terug uit Nederland ging het niet goed met het Shootback project. Lana Wong kreeg problemen en ze verdween. We zouden geld krijgen van de verkoop van het boek, maar ik heb nooit iets gezien. Ik ging chan’gaa stoken om te overleven. Ik vond het erg om te doen, maar ik moest. Nu krijg ik geld en camera’s van de stichting Sasa en daarom ben ik gestopt met drank stoken. Ik heb succes. Ik leef niet meer in een krot, maar in een huis zonder lawaai.Ik hoop nu dat ik een professionele fotograaf kan worden. Fotografie betekent alles voor me. Het zit in m’n bloed. Fotografie is communicatie, creativiteit en cultuur in één. Mijn moeder zei dat

Page 66: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

het me m’n leven gaat kosten. En inderdaad ben ik een keer bijna gestenigd toen ik in Mathare een brand fotografeerde. De mensen vonden dat ik moest helpen blussen. Ze gooiden stenen naar me. Ik viel hard op de grond. Kijk, op mijn arm zie je de littekens. Niet erg, dat hoort bij het werk. Ik weet vooraf al wat ik wil fotograferen. Ik zie de foto voor ik ‘m maak. Ik vraag me altijd af wat de foto mij en anderen kan vertellen. Als ik fotografeer, communiceer ik intensief met de mensen voor de camera. Ik geloof dat dat mijn kracht is. Ja, het klopt dat Keniaanse kranten vaak slechte foto’s afdrukken. Dat komt omdat de fotografen er geld voor krijgen om dat te doen. Belangrijke mensen willen graag in de krant komen. Daar betalen ze voor. The Nation publiceert mijn werk niet omdat ze niet geïnteresseerd zijn in foto’s van arme mensen uit Mathare die gemaakt zijn door een andere arme uit Mathare. Ze kijken niet naar de kwaliteit van de foto, maar uit welke buurt de fotograaf komt. Als ik bij de kranten een kans wil maken, moet ik dus verhuizen uit Mathare. Het is ook te gevaarlijk om hier als persfotograaf te leven en te werken. Ik riskeer hier m’n leven voor een foto die hoogstens 600 shilling (7 euro) oplevert.Ik geloof dat fotografie een kunstvorm is. Daarom wil ik persfotograaf én kunstfotograaf worden. Maar ik wil ook terug naar school. Ik heb mezelf geleerd om Engels te spreken en een beetje te schrijven, maar ik vind het niet genoeg. Ik geloof dat onderwijs de sleutel is tot een succesvol leven. Als het gaat om kennis, ben ik gulzig.”

Inderdaad, Julius verstaat de kunst om op het juiste moment de juiste sociaal wenselijke geluiden te maken. Dat is onderdeel van zijn overlevingsstrategie. Maar als het om zijn foto’s gaat, heeft hij geen ronkende volzinnen nodig om te overtuigen. In de maanden voorafgaand aan de samenstelling van dit fotoboek roemen uiteenlopende fotografiewhatchers zijn werk. Charles Lennartz, die als chef fotoredactie van Dagblad De Limburger deze krant landelijk op de kaart zette met een vernieuwend beeldbeleid, spreekt van “een ruwe diamant met ongelooflijke talenten”. Chef Laura Starink van het magazine M van NRC Handelsblad - een prestigieus podium

Page 67: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

voor fotografen - prijst Julius’ kwaliteiten, maar mist nog voldoende focus in zijn werk, wat gezien Julius’ leeftijd en ervaring nauwelijks als een punt van kritiek opgevat kan worden. Colette Olof van het trendsettende fotografiemuseum FOAM in Amsterdam rept van “erg volwassen foto’s” en de fotogalerie van Melkweg adviseert om Julius voor te dragen voor een masterclass van World Press Photo. Geen slecht rapport voor een fotograaf die voorjaar 2003 aan Jasper Groen van de stichting Sasa vroeg of hij wat foto’s mocht maken met diens Canon spiegelreflexcamera en op dat moment - nietsvermoedend - de basis legde voor dit project. Een van de foto’s die Julius toen maakte, staat in dit boek. Het beeld vat al zijn talent samen.

Het betreft de foto van Elizabeth, het meisje met het hongerbuikje, dat niettemin zo koket poseert voor wat waarschijnlijk de eerste keer in haar leven is dat iemand haar fotografeert. Het keiharde Afrikaanse licht is berucht onder fotografen, maar Julius gebruikt het in een kunstig spel met lijnen en compositie. Dat maakt de foto bijna abstract, ware het niet dat het oog gevangen wordt door Elizabeth. Haar schalkse lachje en bevallige

houding contrasteren bruut met haar wanstaltige oedeembuik. Denk niet dat Elizabeth haar korte kroeshaar geblondeerd heeft. Elizabeth is blond geworden omdat ze te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt.

Page 68: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Als een blanke toerist deze foto gemaakt had, zou het beeld een bijna zieke lading hebben gekregen: wie zet er nou op zo’n manier een hongerend kind op de foto? Bovendien: zou Elizabeth zo ontspannen geposeerd hebben voor een Europese bwana? Dat ze het nu wel deed, komt simpelweg omdat ze Julius goed kent. Elizabeth en Julius wonen bij elkaar in de buurt, ze zijn maatjes. En Julius voelde zich niet in ‘t minst geroepen om de hongerende Elizabeth als een zielig geval neer te zetten. Hongeroedeem is voor Julius een alledaags verschijnsel - niet uit te sluiten valt dat hij er zelf als kind aan geleden heeft. En achteloos zegt hij: “Elizabeth had tien broertjes en zusjes. Ze zijn allemaal dood.”

En zo krijgt deze foto diepte en betekenis. Het is allereerst grafisch een boeiend beeld. Niet voor niets overwoog René Verkaart van Stoere Binken Design - die zo goed was dit boek en de bijbehorende poster voor een vriendenprijs te ontwerpen - om de foto van Elizabeth te gebruiken voor de poster. Maar de foto is meer dan een spannend beeld: hij laat zien dat ook een hongerend kind zelfbewust durft de poseren als een kleine Marilyn Monroe. Hij laat ook zien dat Elizabeth waarschijnlijk heel wat meer op Marilyn Monroe zou lijken als ze niet ondervoed was. Ondervoeding veroorzaakt door armoede. Armoede veroorzaakt door ongelijkheid, onverschilligheid, onrechtvaardigheid en een corruptie die in Kenia uitzinnige vormen heeft aangenomen. Daarom is deze foto veel meer dan een plaatje van een zielig meisje. Deze foto is een maatschappelijk commentaar en een Afrikaanse icoon.Het is een verwarrende foto, een weldaad voor het netvlies, maar bij nadere beschouwing ook een beeld dat afschuw en verzet oproept. In z’n dubbelzinnigheid lijkt het een fotografische pendant van het omstreden schilderij van de Brits-Afrikaanse kustenaar Chris Ofili, ‘Holy Virgin Mary’, dat de maagd Maria voorstelt, bedekt met olifantpoep uit de zoo van London.Julius’ opname van Elizabeth bleek een beslissend fotografisch moment, om Henry Cartier-Bresson te parafraseren, want na ruggespraak met vrienden besloot Jasper Groen dat het talent van

Page 69: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Julius te groot was om het kansloos te laten verdampen boven de alcoholketels. Maar dan doet zich een paradox voor: Julius krijgt geld uit het Westen en verwerft zo status in zijn sloppenwijk, waar hij door zijn innemende bravoure toch al bijnamen draagt als ‘Ragus’ en ‘Koning van Mathare’. Maar buiten het getto blijkt Julius als Luya lid van de verkeerde tribale stam, woonachtig in de verkeerde buurt. Wat geld verandert daar niets aan. Oudere Kikuyu - de machthebbende meerderheidsstam in Kenia - behandelen hem neerbuigend. Ze noemen hem vaak ‘jongetje’. Op een ochtend zit Julius in de lobby van ons hotel de krant te lezen. Een oudere Kikuyu neemt hem zonder iets te zeggen de krant af. Julius buigt zwijgend het hoofd. Als we met Julius naar een Westers restaurant gaan, krijgt hij geen menukaart. En als daar om gevraagd wordt, weigert de ober de menukaart direct aan Julius te geven. Julius lijkt deze vernederingen heel gewoon te vinden, maar hoeveel wrok en woede verbergt hij achter z’n onverstoorbare tronie?

Julius moet kiezen uit twee werelden: de bovenwereld van centraal Nairobi en de onderwereld van Mathare. In die laatste wereld voelt hij zich thuis en zelfverzekerd, maar voor rijke Kenianen is hij daar een mtu, een simpele ziel, waar zij, de Wabenzi (Mercedes Benz-mensen) geen respect voor hoeven tonen. Maar als Julius een menswaardig bestaan op wil bouwen, zal hij toegang moeten krijgen tot de wereld van de Wabenzi. En als hij dan vertoeft in die wereld - bijvoorbeeld tijdens een bezoek aan de burelen van dagblad The Nation - dan wordt hij onzeker en verliest hij z’n flair. De fotoredacteur van The Nation bekijkt het werk van Julius welwillend en doet beloften over een publicatie. En dan blijkt dat Julius onvolledige ideeën heeft over persfotografie. De fotoredacteur vertelt hem dat hij bylines moet schrijven als hij foto’s aanlevert: een korte samenvatting van het nieuwsfeit met namen van gefotografeerde personen. Julius kijkt stuurs. Dat kan hij niet, zegt hij. En dat is begrijpelijk: Julius kan alleen fonetisch Engels schrijven en leest langzaam.

Page 70: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Deze serieuze belemmering voor een professioneel bestaan als fotograaf lijkt hij te verdringen. Wel wil hij meteen naar de winkel om een mobiele telefoon te kopen. Dan is hij immers altijd bereikbaar voor de mensen van The Nation, dan beschikt hij over een middel om te communiceren met de Wabenzi. Op die momenten is Julius een kind van 19, dol op boytoys, en met romantische voorstellingen over de reikwijdte van een mobiele telefoon. Wie neemt het hem kwalijk, want veel vaker moet Julius een man van 19 zijn, een man met verplichtingen en verantwoordelijkheden, die overleeft door zijn gebrekkige ontwikkeling te compenseren met een grote intuïtieve intelligentie en een vermogen om zich razendsnel aan te passen. Hoe moeilijk zijn omstandigheden ook zijn, altijd houdt Julius zich op de been met een onverwoestbaar optimisme en een fenomenaal gevoel voor humor. Zijn imitaties van president Kibaki en de voormalige president Arap Moi zijn legendarisch in Mathare. In de nachttrein naar Mombasa zit Julius in de eersteklas restauratiewagon tegenover een Engelse ontwikkelingswerker, die er prat op gaat na twintig jaar werken in Kenia nog geen woord Swahili te spreken. Julius luistert beleefd en neemt terug in de coupé verwoestend wraak met een geniale imitatie van het stiff upper lip-maniertje van de Engelsman die, gehuld in witte tropenkledij, geen enkele moeite doet zijn dédain voor het zwarte personeel in de restauratiewagon te verbergen.Een dag later, op het strand van Mombasa, doe ik een ontdekking. Julius heeft van de stichting Sasa een tweedehands Nikon gekregen. Maar de lichtmeter van de camera is kapot. Julius blijkt al die tijd z’n camera handmatig te hebben ingesteld. Maar hij lacht die handicap weg, een handicap die serieus te nemen valt voor iemand die alleen tijdens een driedaagse workshop van een Indiase fotograaf is ingewijd in de geheimen van de spiegelreflexcamera.

Bij wijze van antwoord vertelt Julius over zijn held, de cameraman en fotograaf Mohamed Amin, die enkele jaren geleden stierf toen het vliegtuig waarin hij zat werd gekaapt door Ethiopiërs en neerstortte in zee. Jaren daarvoor had Mohamed Amin bij een explosie van een munitieopslagplaats in Ethiopië een arm verloren, maar na zijn

Page 71: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

revalidatie filmde hij door met een prothese. Beelden van Amin over de hongersnood in Ethiopië provoceerden Bob Geldoff tot Band Aid en Live Aid.“Ik zou graag een tweede Mohamed Amin willen worden”, zegt Julius, terwijl hij op een autoband ronddobbert in de Indische Oceaan. “En als ik het gemaakt heb als fotograaf, wil ik cursussen fotografie gaan geven aan de kinderen uit Mathare. Ik zal ze zeggen: wat er ook gebeurt, hoeveel tegenslag je ook hebt, try harder.”De volgende dag krijgt Julius op de Nederlandse ambassade in Nairobi te horen dat er problemen zijn met zijn visumaanvraag. De ambassade wil meer zekerheden dat de voorzitter van de stichting Sasa financieel garant kan staan voor Julius tijdens diens verblijf in Nederland. Terwijl we terugkeren naar Nederland, verkeert Julius in onzekerheid of hij bij de opening van zijn expositie en de presentatie van dit boek aanwezig kan zijn. Ogenschijnlijk reageert hij laconiek, maar ‘s avonds verschijnt hij niet op het vliegveld om - zoals afgesproken - afscheid te nemen.Julius is gaan voetballen, en waarom ook niet? Dan hoeft hij niet te denken aan voorlopig afgewezen visumaanvragen, dode vaders, criminele broers en witte mensen uit Nederland, die hem weliswaar financieel steunen, maar ook torenhoge verwachtingen van hem hebben.

Terwijl vlucht BA67 zich losmaakt van de startbaan van Jomo Kenyatta International Airport, zijn grote delen van Nairobi, de Stad van de Zon, in duisternis gehuld. Daar leeft en overleeft Julius, altijd in gevaar, altijd op z’n hoede. Daar geeft hij toe aan zijn onstuitbare drang om zijn leven vast te leggen op film. Zo leert hij ons Mathare kennen als een negatief van het bestaan zoals wij het kennen. Mathare, dat is aan de andere kant van het leven. Het is de donkere kamer van Julius.

Juli 2003Peter Pijls

Page 72: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 73: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Dit boek is gefinancierd met giften van de volgende bedrijven, waardoor de opbrengst van dit boek rechtstreeks ten goede komt aan fotograaf Julius Mwelu:

Rederij Stiphout, MaastrichtVesteda Groep, Maastricht

Stichting Sasa bedankt de volgende personen en bedrijven voor hun steun:

Capi Lux, AmsterdamFotografie Jules Dierick, SteinJan Hoen Consultancy, MaastrichtPhilip Houben, MaastrichtStoere Binken Design, Maastricht10Storey, Maastricht

Page 74: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 75: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 76: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

ColofonFotografie Julius Mwelu

Redactie Jasper Groen Peter Pijls

Vormgeving Ontwerpbureau Stoere Binken Design www.stoerebinken.nl

Website Carl Ariza, 10Storey www.10storey.com

Druk Drukkerij Valkdruk

Stichting Sasa Cannerweg 111 NL–6213 BA Maastricht [email protected] www.stichtingsasa.nl

Bestellingen U kunt via de website foto’s bestellen uit de collectie van Julius. U kunt daar ook meerdere fotoboeken bestellen.

Page 77: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI
Page 78: FOTO'S UIT ZIJN SLOPPENWIJK IN NAIROBI

Fotograaf Julius Mwelu (19) woont en werkt in Mathare, met een half miljoen inwoners de grootste sloppenwijk van de Keniaanse hoofdstad Nairobi, en een van de grootste slums op het Afrikaanse continent. Julius kwam in aanraking met fotografie door zijn deelname aan Shootback, een project waarbij straatkinderen met goedkope fotocamera's hun leven vastlegden. Toen het project doodbloedde en Julius dreigde weg te zinken in een bestaan van armoede en criminaliteit, zorgde de stichting Sasa dat hij zijn ambitie om professioneel fotograaf te worden kon waarmaken. Hij kreeg een camera en een maandelijkse toelage. De opbrengst van dit boek komt ten goede aan Julius.