FLORON-nieuws 19

28
FLORON Nieuws Nummer 19 | December 2013 | Jubileumuitgave Verleden, heden, toekomst FLORON Nieuwe soort voor Nederland: Bythinische Wikke Verspreidingsatlas.nl (schrijvers gezocht) Herstelplan Zwartblauwe Rapunzel urgent Toekomst voor Grote bremraap? 25 jaar

Transcript of FLORON-nieuws 19

Page 1: FLORON-nieuws 19

FLORON NieuwsNummer 19 | December 2013 | Jubileumuitgave

Verleden, heden, toekomst FLORONNieuwe soort voor Nederland: Bythinische WikkeVerspreidingsatlas.nl (schrijvers gezocht)Herstelplan Zwartblauwe Rapunzel urgentToekomst voor Grote bremraap?

25 jaar

Page 2: FLORON-nieuws 19

2 FLORON Nieuws 19

Van het landelijk bureauFLORON 25 jaar verder

Dit jaar vieren we dat FLORON 25 jaar bestaat. Dat doen we met dit dubbeldikke jubileumnummer en een extra feestelijke FLORON-dag op zaterdag 14 december. In dit jubileumnum-mer brengen we het werk dat door al onze vrijwilligers wordt gedaan voor het voetlicht, we laten daarbij nadrukkelijk onze vrijwilligers zelf aan het woord, met verslagen van recente kampjes en landelijke excursies, bijzondere vondsten en be-schermingsactiviteiten. Ook de verbeteringen in de gegevens-verzameling en terugkoppeling daarvan naar de vrijwilligers komen aan bod.

Na enkele zware jaren staat FLORON er gelukkig weer beter voor, mede dankzij de inzet van de grote achterban van vrij-willigers als lokale ambassadeurs voor onze wilde planten. Naast gegevensverzameling zal FLORON zich meer gaan

Nieuwe medewerker FLORON

Sinds half mei is het team van het Landelijk Bureau versterkt met een nieuwe projectleider in de persoon van Edwin Dijk-huis. Edwin heeft jarenlange ervaring als senior projectleider bij een milieuadviesbureau. In zijn vrije tijd is Edwin al vanaf 2006 als Districtscoördinator in Drenthe bij FLORON activi-teiten betrokken geweest. Bij het Landelijk Bureau zal Edwin zich vooral gaan bezighouden met het uitvoeren van onder-zoeks- en soortsbeschermingsprojecten.

inzetten voor de bescherming van bedreigde planten en het creëren van meer draagvlak voor de wilde flora. Het instellen van een donateurschap, waarmee mensen hun steun voor het werk van FLORON kunnen laten zien, past daarbij. FLORON kan, gesteund door de donateurs en vrijwil-ligers de wilde planten beter op de kaart zetten en bescher-men.

De FLORON-dag op 14 december willen we gebruiken om bij te praten, kennis te delen, nieuwe inzichten te presenteren en natuurlijk te vieren dat FLORON vijfentwintig jaar bestaat. U bent van harte uitgenodigd!

Meer informatie: Baudewijn Odé, [email protected]

Deze extra dikke jubileumuitgave is mogelijk gemaakt dankzij financiële bijdragen van: Prins Bernhard Cultuurfonds, Hugo de Vries Fonds, Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging en Waterschap Scheldestromen.

Nieuwe Districtcoordinatoren

D5-Drenthe. Vanwege zijn nieuwe baan bij FLORON is Edwin gestopt als DC van District 5 (Drenthe) Gelukkig hebben Ben Hoentjen en Els Heijman aangeboden zijn DC taken over te nemen. Voor Ben Hoentjen is het DC-schap geen onbekend terrein; in de periode 2001-2006 was Ben ook al DC in Drenthe.D23 - Noord-Brabant Baronie. Ben Delbaere en Ronald Kusters zijn gestopt met hun FLO-RON werkzaamheden binnen het districtsteam. Zij worden opgevolgd door Rob Vereijken en Johan van Laerhoven. Vanaf 1 oktober verdelen zij samen met Jacques Rovers (aanspreek-punt) de DC-taken binnen het district.

We bedanken Ben en Ronald voor hun inzet en wensen de nieuwe coördinatoren veel succes! Er zijn nog enkele vacature’s voor districtscoördinatoren. Voor de districten 1: Groningen-Oost, 13: Noord-Holland Midden en 20: Noord- Limburg worden nieuwe districtscoör-dinatoren gezocht. Heb je interesse, neem dan contact op met het landelijk bureau ([email protected]).

Page 3: FLORON-nieuws 19

Word donateur en laat FLORON bloeien!

Steun het werk van Stichting FLORON door donateur te worden. Met uw bijdrage verbeteren we de ondersteuning van onze vrijwilligers die jaar in jaar uit inventariseren hoe het staat met de wilde planten in Nederland. Uw bijdrage komt ook ten goede aan de noodzakelijke bescherming van onze bedreigde planten.

Als donateur ontvangt u daarnaast twee maal per jaar het tijdschrift FLORON-nieuws en u heeft tevens voordeel op de jaarlijkse FLORON-dag.

STEUN ONS en meld u aan via de website www.floron.nl of tijdens de FLORON-dag op 14 december in Nijmegen.

De eerste lichting coördinatoren bij FLORON - foto Alfons Vaessen.

FLORON Nieuws 19 3

Verleden, heden en toekomstFLORON in vogelvlucht

FLORON is opgericht op 30 juni 1988, met als doel het verzamelen van plantenwaarnemingen voor onderzoek en bescherming van de wilde flora. Meteen al in 1988 was er een geslaagde eerste FLORON-dag, met ruim 100 deelnemers. Begin 1989 werden districtscoördinatoren aangesteld die het vrijwilligerswerk in 23 districten gingen aansturen. Eddy Weeda werd de eerste landelijk coördinator. Vanaf het begin zijn er nauwe banden met het Rijksherbarium in Leiden (nu onderdeel van Naturalis) rondom het opbouwen van een database (Florbase) met waarnemingen. Naast de landelijke gegevensverzameling werd er gewerkt aan monitoring van bedreigde soorten. FLORON maakt zich geleidelijk los van de Universiteit Leiden, om zich uiteindelijk in Nijmegen te ves-tigen. Na een financiële crisis in 2012 komt er een scheiding van bureau en Stichting en wordt het bureau onderdeel van Stichting RAVON.

Dataverzameling, van grof naar fijn

Het belangrijkste dataproject voor FLORON is vanaf het be-gin de opbouw van Florbase, een bestand waarin gegevens van vrijwilligers gecombineerd zijn met die van provincies en andere data verzamelende organisaties. Het gaat om ver-spreidingsgegevens per km-hok, een forse verfijningsslag ten opzichte van de tot die tijd gebruikelijke registratie op uurhok niveau (5x5 km). In juni 2006 wordt de grens van 10 miljoen waarnemingen doorbroken. Florbase was destijds vooruit-strevend, met een witte-gebiedenplan voor landelijke dekking en een geautomatiseerde en handmatige controle. Op basis van de gegevens in Florbase zijn de eerste Rode Lijsten (1990 en 2000) opgesteld. De publicatie hiervan is aanleiding om zeldzame soorten met detailcoördinaten te gaan vastleggen in het Rode-Lijstproject en later LMF-project. Dit betekent een verdere verfijning van het niveau waarop de gegevens worden verzameld. Een trend die zich met de komst van smartphones en mobiele apps verder voortzet. Het verzamelen van punt-waarnemingen wordt de nieuwe standaard.

Toekomst FLORON

Het belangrijkste project is en blijft het onderzoek naar de verspreiding van plantensoorten. De flora is immers altijd in beweging. De opzet van het strepen is wel veranderd. De waarnemingen worden sinds enkele jaren op een meer ge-standaardiseerde manier verzameld, dit is het nieuwe strepen. De aansturing en aanlevering van data wordt steeds verder geautomatiseerd. Hierdoor is er meer tijd voor de gewenste ondersteuning van onze vrijwilligers en werken we actief aan soortbescherming. Toekomst genoeg!

Meer informatie: Baudewijn Odé, [email protected]

Page 4: FLORON-nieuws 19

Bloem Bithynische wikke - foto Peter Meininger.

De groeiplaats met op de voorgrond Bithynische wikke – foto Peter Meininger.

4 FLORON Nieuws 19

Bithynische wikke klopt op de deurNieuwe soort voor Nederland

Afgelopen juni is in een sloottalud net buiten Oostburg in West Zeeuws-Vlaanderen een kleine groeiplaats van de Bithy-nische wikke (Vicia bithynica) ontdekt. Het is voor het eerst sinds de jaren tachtig dat deze soort zich weer laat zien in Nederland.

Bithynische wikke is een éénjarige wikke waarvan het ver-spreidingsgebied loopt van Pakistan in het oosten via Turkije naar Zuid- en West-Europa. Zijn naam verwijst naar Bithy-nië, een historische landstreek ten oosten van Istanboel. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich aan de kust van Noord-Frankrijk en Zuid-Engeland.

Rode loperZeeuws-Vlaanderen kan worden gezien als de drempel van Nederland. Veel noordwaarts oprukkende zuidelijke soorten passeren hier als eerste de grens. We zijn als het ware de rode loper voor de rest van Nederland. Gunstig gelegen, langs de relatief warme kust en vast aan het Belgische grondgebied. Vanwege deze potentie is het altijd zaak alert te zijn. Het is daaraan te danken dat begin juni mijn oog viel op een afwij-kende vlinderbloemige. De plant stond aan de rand van een slootje en viel op door een zeer weelderige groei. Ik raadpleeg-de mijn Heukels flora maar liep keer op keer vast in de deter-minatietabel. Voor het eerst deed het gemis van de Belgische Flora zich pijnlijk voelen. Jaren geleden had ik de aanschaf ervan wel eens overwogen maar het “flinke” geldbedrag was toen voor mij een beletsel. Noodgedwongen ging ik met een paar foto’s te rade bij collega-floristen. Dat leverde een naam op: Bithynische wikke. Een veldbezoek ter plaatse met drie andere floristen een week later gaf de officiële doorslag. Met een meegebrachte Belgische Flora bleek de plant probleem-loos uit te sleutelen.

Hoe lang al?In totaal werden in het sloottalud over een lengte van enkele tientallen meters zo’n vijftig exemplaren geteld. Dit doet ver-moeden dat de soort al langer op deze plaats aanwezig moet zijn. De vraag is: hoe lang al? Een goed referentiepunt is een eigen streeplijst uit 2011 van het kilometerhok. Op deze lijst ontbreekt de Bithynische wikke en is er ook geen enigszins gelijkende soort aangestreept. Gravend in mijn geheugen weet ik mij te herinneren dat ik het sloottalud destijds grondig heb doorzocht op zoek naar bloeiende Bijenorchis. Het lijkt mij uitgesloten dat ik deze opvallende wikke toen over het hoofd heb gezien. Daaruit durf ik de voorzichtige conclusie te trekken dat de Bithynische wikke in 2012 voor het eerst is verschenen.

Oude waarnemingenDe Nederlandse geschiedenis van de Bithynische wikke is be-perkt. In oude Flora’s is de plant uit te sleutelen als adventief. De Heukels’ Flora uit 1929 vermeldt de plant voor Delfsha-ven, Rotterdam en Weert. In Gorteria 13 (1987) wordt in een overzicht van bijzondere vondsten een zeer summier regeltje aan de plant gewijd: Vicia bithynica L.: Kerkrade, 62.15 (opg. J. Cortenraad). In België is Bithynische wikke eveneens zeer zeldzaam. Dumortiera vermeld een vondst in 2001 op het voormalig industriecomplex in het Vlaamse Gentbrugge. Op waarnemingen.be wordt in 2011 melding gemaakt van een groeiplaats langs de Maas nabij Luik. In 2005 is de plant vermoedelijk gevonden langs de Belgische kust bij Koksijde (mededeling Marc Leten).

Lesje geleerdDe vraag blijft hoe de Bithynische wikke in Oostburg terecht is gekomen. Is het zaad meegelift met een vracht stro uit Frankrijk of verpakt in een dotje klei aan de binnenzijde van een spatbord van een reislustige auto of via trekvogels? Hoe het ook zij, door de vondst van Bithynische wikke heb ik

Page 5: FLORON-nieuws 19

Peul en schutblaadje Bithynische wikke - foto Peter Meininger.

Deelnemers aan het extra ingelaste Het Nieuwe Strepen weekend genie-ten van een welverdiende barbecue – foto Ria Glas.

FLORON Nieuws 19 5

mijn lesje Zeeuwse zuinigheid wel geleerd. Als actief florist in Zeeuws-Vlaanderen die, zoals de Vlamingen zeggen, op een boogscheut van de grens met België woont, kan ik niet langer zonder de Flora van onze zuiderburen. In het kloeke determi-natiewerk staan tal van soorten die men in de Heukels’ node mist. Soorten die als gevolg van klimaatverandering staan te trappelen om noordwaarts op te rukken. Dus wie weet welke verrassingen mijn nieuwe Belgische Flora nog in petto heeft? De deur staat open!

Meer informatie: Awie de Zwart, [email protected]

VerspreidingsonderzoekHet Nieuwe Strepen wordt gangbaar

AanpakMet Het Nieuwe Strepen project houden we de verspreidings-gegevens van onze wilde flora actueel en signaleren we tijdig veranderingen daarin. Om dat goed te kunnen doen wordt jaarlijks een voorgeselecteerde set km-hokken dubbel ge-streept. Op deze wijze is het mogelijk om per soort trefkansen te berekenen. Door deze trefkans in de tijd te volgen kun-nen vervolgens uitspraken worden gedaan over de trends in voor- en achteruitgang van plantensoorten in Nederland. Een belangrijk project dus.

Succesvol jaarHet Nieuwe Strepen is in 2013 een groot succes geworden, met meer dan 180 dubbel gestreepte hokken en minimaal 60 enkel gestreepte hokken. Een zeer ruime verdubbeling ten opzichte van 2012! Alle deelnemers worden hartelijk bedankt voor hun inzet. Het merendeel van de lijsten is inmiddels digitaal ingeleverd en kon daarmee ook snel in de NDFF wor-den ontsloten. Deelnemers konden dit jaar op verspreidings-atlas.nl voor het eerst meekijken in de lijst van de tweede inventariseerder van het km-hok. Leuk en leerzaam om te zien wat de verschillen en overeenkomsten zijn, maar ook een mogelijkheid om invoerfouten op te sporen. Eventuele deter-minatiefouten zullen via de validatieprocedure aan het licht komen.

Leuke vondstenAan Het Nieuwe Strepen hebben in 2013 ruim 85 vrijwilli-gers meegedaan. Dit heeft geresulteerd in circa 60.000 plant-waarnemingen. Daarbij zitten ook geregeld zeldzame Rode-lijstsoorten zoals Akkerdoornzaad, Draadgentiaan, Echt lepelblad, Glad biggenkruid, Grote wolfsklauw, Langstengelig fonteinkruid, Melkviooltje, Spits havikskruid, Verfbrem en Vlozegge.

Op de jaarlijkse FLORON-dag (14 december) komen de re-sultaten uitgebreider langs, de statistische verwerking door

het CBS zal nog wat meer tijd vergen Omdat het project nog maar kort loopt is het nu nog niet mogelijk om betrouwbare trends in voor- of achteruitgang te berekenen, daarvoor moet het monitoringsproject meerdere jaren lopen. Wel werken we aan het ontwikkelen van nieuwe berekeningsmethoden waar-mee dit sneller kan.

VervolgIn 2014 gaan we verder met Het Nieuwe Strepen. We streven er dan naar minimaal 200 hokken dubbel te inventariseren. Het Nieuwe Strepen blijft de komende jaren een belangrijke nieuwe manier van inventariseren, en niet alleen in hokken die dubbel worden gestreept. We zullen het protocol meer en meer als standaard manier van inventariseren van een km-hok gaan promoten. Nieuw wordt dan toch weer gangbaar!

Meer informatie: Baudewijn Odé, [email protected]

Page 6: FLORON-nieuws 19

Excursie in Hoorn – foto Koen van Zoest.

6 FLORON Nieuws 19

In 2012 ontdekte ik hoe leuk en leerzaam Het Nieuwe Strepen is. Je komt in gebieden waar je nog nooit of lang geleden bent geweest. Het was de aanleiding om in de loop van 2013 meer tijd vrij te maken voor Het Nieuwe Strepen project en ook an-dere floristen te stimuleren mee te gaan doen.

In het voorjaar van 2013 verzorgde ik op de bijeenkomsten van de FLORON-districten Hollands Duin en Noord-Holland Midden een presentatie over Het Nieuwe Strepen (HNS). Mensen reageerden enthousiast en gaven zich spontaan op. Zij reserveerden nadien kilometerhokken en inventariseerden die vervolgens alleen of in groepjes volgens het protocol van Het Nieuwe Strepen.

Voor zover dat mogelijk was maakte ik met een aantal van hen afspraken voor het doen van zogenoemde duotellingen. Bij een duotelling wordt op dezelfde dag een gereserveerd kilometerhok dubbel geteld. Dat is leerzaam en leuk. Aan het eind van de dag kom je bij elkaar om de streeplijsten met elkaar te vergelijken. Je ontdekt dan welke soorten de ander gezien heeft en jij gemist hebt. Bovendien kun je determina-tieproblemen met elkaar bespreken.

Op deze wijze zijn er in onder meer Balgzand, West-Friesland, Amsterdam, de Zuid- en Noord-Hollandse duinen, bij Was-senaar en in Rotterdam kilometerhokken dubbel geïnventari-seerd. Ook buiten hun districten werd er door de Hollanders gestreept. Zo zijn er onder andere kilometerhokken gestreept op Texel, bij het Balgzand, in Flevoland, de Achterhoek en in Zuid-Limburg.

Het resultaat van de intensievere begeleiding is dat in beide districten vrijwel alle kilometerhokken in 2013 dubbel zijn gestreept. In vergelijking met 2012 namen bovendien meer mensen deel aan Het Nieuwe Strepen en hebben ook enkele beginnelingen het aangedurfd voor het eerst een kilometer-hok te strepen. Dankzij de begeleiding bij de duotellingen is bij veel deelnemers de vaardigheid in het op naam brengen van planten toegenomen.

Meer informatie: Niko Buiten, [email protected]

Het Nieuwe Strepen in Holland

Page 7: FLORON-nieuws 19

De geïnventariseerde 18 hokken (rood: vrijdag, groen: zaterdag, blauw: zondag).

Noords walstro – foto Adrie van Heerden.

FLORON Nieuws 19 7

Kampverslag BiesboschIn en rond de Sliedrechtse Biesbosch

Van 24 tot 26 mei 2013 was er in de Biesbosch een gecombi-neerd kamp van FLORON en de PKN (Plantensociologische Kring Nederland), waar 28 floristen en plantensociologen aan deelnamen. Zij verkenden de Sliedrechtse Biesbosch en het Eiland van Dordrecht, waarvan het overgrote deel in beheer is bij Staatsbosbeheer.

Dankzij boswachter Theo Muusse konden we het slecht toe-gankelijke gebied met boten verkennen. Boswachter Jacques van der Neut vertelde op vrijdagavond over de ingrijpende herinrichting van de Biesbosch. Extra verbindingen met de rivier, waar nog getij heerst, en het afgraven van akkerland levert natte tot slikkige terreinen op. Voor de Sliedrechtse Biesbosch is de herinrichting ongeveer afgerond, voor de Bra-bantse Biesbosch wordt er nog hard aan gewerkt.

Drie keer het nieuwe strepenTijdens het kamp zijn drie hokken gestreept volgens Het Nieuwe Strepen: in elk hok struinden twee groepjes van drie personen ongeveer vijf uur rond. ’s Avonds konden de streeplijsten naast elkaar worden gelegd. Interessant is dat géén van de groepjes meer dan 60-65% van het totale aantal in het km-hok gevonden soorten heeft gestreept. De verschil-len bleken voor een deel verklaarbaar door verschillen in looproute. Zo was er een hok met een spoorlijn en een golfter-rein. De ene groep wist niet hoe ze aan de andere kant van de spoorlijn moesten komen maar onderzocht wel het golfter-rein, de andere groep dacht juist dat het golfterrein niet toe-gankelijk was, maar deed wel beide kanten van de spoorlijn.

Reservaat versus CultuurDe bezochte gebieden kunnen in twee groepen worden op-gedeeld: de Sliedrechtse Biesbosch (groen op de kaart) met relatief weinig verschillende biotopen per hok en de hokken daarbuiten, die sterker door menselijke activiteit zijn beïn-vloed met akkers, bebouwing, recreatiegebied, spoorlijn en voormalig griend. In de ‘groene’ hokken troffen we gemiddeld 20 soorten minder aan dan in de andere hokken.In totaal vonden we 299 soorten in de Sliedrechtse Biesbosch en 480 soorten in de andere elf hokken samen. Hoewel het aantal gevonden soorten in de Sliedrechtse Biesbosch lager lag, zaten daar wel beduidend meer bijzondere soorten tussen. Delen van dit gebied zijn botanisch zeer rijk en in het verle-den goed geïnventariseerd.

We hebben dan ook geen verrassende vondsten gedaan, maar wel veel leuke soorten gezien, zoals: Lange ereprijs, Wede, Rivierkruiskruid, Goudhaver, Moeraswolfsmelk, Grote be-vernel, Grote keverorchis, Rivierkruiskruid, Slijkgroen, Wei-dekervel, Zachte haver, Kleine en Grote pimpernel en Noords walstro. Voor de laatstgenoemde soort betreft het de enige vindplaats in Nederland.

Wat verder opvielLangs de Merwede zijn veel wilgensoorten gestreept. Dit is vooral te danken aan het feit dat op vrijdag de Vlaamse wilgenexperts Aernout Zwaenepoel en Eric Cosyns mee liepen. Verder was er in veel hokken wel een stukje griend aanwezig met karakteristieke soorten als Bittere veldkers en Spindotter. Andere leuke vondsten uit de grienden waren: Hondstarwegras, Bloedzuring, Springzaadveldkers, Groot springzaad en Bosmuur. Maar, ook buiten de grienden ston-den minder gangbare soorten zoals Groot moerasscherm, Dwergzegge, Strandduizendguldenkruid, Wit hongerbloem-pje en langs de rivier een Pluimes.

Twee hokken bestonden voor een deel uit stad. Hier vonden we naast Zwartsteel allerlei verwilderde soorten zoals: Bos-rank, Valse wingerd, diverse klokjes (Akker-, Pracht-, Kruip- en Ruig), Stokroos, Spoorbloem en Viltige hoornbloem.

Het complete kampverslag is na te lezen op de districtspagina van Zuid-Holland Zuid op de FLORON website.

Meer informatie: Willemien Troelstra,[email protected]

Page 8: FLORON-nieuws 19

Impressie van een deelnemerVoor wat betreft de leuke vondsten: ik denk dat zo ongeveer iedere uienakker in Zeeuws-Vlaanderen garant staat voor Kleine wolfs-melk, die denk ik niet eens zó zeldzaam is, waar de grond kleiig is. In een ogenschijnlijk saai hok bij Biervliet vonden we zondag onder andere Driebloemige nachtschade, Smal vlieszaad, Kleine leeuwen-bek, Donderkruid, massa’s Gewone agrimonie en Grote bevernel. In hagen en houtwallen regelmatig Viltroos en Koebraam. Het hok vrijdag in het Zwin was natuurlijk prachtig, de streeplijst zal voor zich spreken. Ik heb enkele rozen thuis gedroogd kunnen bevesti-gen: Heggenroos, Viltroos en Egelantier.

Afterparty – foto Justus van den Berg.

8 FLORON Nieuws 19

Kampverslag ZeelandHet veertiende plantenweekend in 25 jaar

Ik had het eigenlijk nog niet zo in de gaten maar dit jaar was de veertiende keer dat ik in Zeeland een planteninventari-satieweekend heb georganiseerd. Het was dit jaar in west Zeeuws-Vlaanderen op Schoondijke. Een mooie locatie bij een biologische boer, werkelijk in de “middle of nowhere” (grootschalige landbouw), maar toch een ideale locatie voor een plantenweekend: zo luxe hebben we het nog nooit gehad. In totaal waren er 53 deelnemers. Het weer was mooi, ieder-een heeft genoten van de Zeeuwse flora en het lekkere eten. Helaas geen Eenbloemige zeekraal maar wel veel andere ver-rassingen. Het eerste weekend dat ik organiseerde was in 1996 op Noord-Beveland. We zijn ondertussen alle eilanden (twee keer) langs geweest.

Organiseren is leukDe weekends zoals ik die organiseer, vragen veel voorberei-ding maar tijdens het weekend heb ik er geen omkijken naar, alles loopt op rolletjes. Wensen, fouten en wijzigingen in de indeling van de groepen worden door de deelnemers zelf verwerkt. Ik hoef niets te doen. Het meest kan ik genieten van het ontbijt. De tafels zijn gedekt en Wim van der Ven zet de koffie, zoveel als je wilt en goed van smaak. Hij is bij de mees-te kampen aanwezig geweest maar ik heb hem toch een paar keer gemist. Peter Wetzels bakt op zondagochtend eieren. Ik kom meestal halverwege het ontbijt en schuif gewoon aan. Lekkere jam van Mia. Het mooie is dat alles wordt gedekt, afgeruimd en afgewassen zonder dat iemand daar aanwijzin-gen/instructies voor geeft. Wat dat betreft is een FLORON weekend een autonome familie. Het leuke is dat er ieder jaar toch minimaal drie nieuwe deelnemers zijn.

Mijn doelenBij de eerste weekends had ik als doel: 40 deelnemers, waar-van minimaal de helft vrouw en de helft Zeeuw. Ik ben een paar keer aardig in de buurt van de man/vrouw verhouding geweest, maar het aantal Zeeuwen bleef toch duidelijk onder de doelstelling. Het leuke van het indelen van de groepen van vier/drie personen is dat je altijd let op minimaal één goede florist, die ook verantwoordelijk is voor de streeplijst. De goede floristen zijn gelukkig ruim aanwezig. Wat mij zelf is opgevallen tijdens de excursies, is dat de flora heel vaak wordt

geraadpleegd. Niet alleen om toch even na te kijken wat de verschillen ook weer waren, maar ook om te laten zien wat de verschillen zijn. Discussie, uitleg en overdracht van kennis zijn in het veld het belangrijkste. Misschien is dat wel de re-den dat ik zoveel weekends heb georganiseerd, want mijn flo-ristische kennis is beperkt en ik leer langzaam. Tegenwoordig gebruik ik de flora ook geregeld en weet ik dat bepaalde fami-lies niet moeilijk zijn, maar je moet de flora wel even volgen.

Resultaat van de dagDe avonden zijn toch het hoogtepunt van de weekends. De zak met mooie vondsten en lastige soorten wordt tevoorschijn gehaald. René van Moorsel wil altijd wel een oordeel geven als je maar eerst zegt wat je zelf denkt (en waarom).

Zeeuwse thema’sDe weekends in Zeeland hadden veelal een thema, zoals:- de Oosterschelde;- het Vlaams district;- de eilanden;- de Zeeuwse kust;- rozen en bramen;- nieuwe natuur en dijkverzwaring.Duidelijke thema’s geven een aantrekkelijke sturing van de gebieden die geïnventariseerd worden. Een weekend met 50 deelnemers levert toch zo’n 8.000 waarnemingen op.

Landelijk voortaan minimaal vier keer per jaar Ik ben blij dat de districtscoördinatoren onlangs hebben besloten dat er minimaal vier inventarisa-tiekampen per jaar worden georganiseerd. Voor mij is er een duidelijk onderscheid met bijvoorbeeld de KNNV-kampen. De inventarisaties gaan volgens een duidelijke methodiek en de gegevens worden toege-voegd aan de landelijke databank. Dat is een van de meerwaarden van een FLORON kamp. Meer informatie: Justus van den Berg,[email protected]

Page 9: FLORON-nieuws 19

Kaart met het aantal monsters per atlasblok (hoe groter de stip hoe meer monsters zijn verzameld).

Tabel 1. Eregalerij met de top-10 van ver-zamelaars in het DNA-barcodingproject.

Verzamelaar AantalNiko Buiten 696Bram van de Beek 363Koen van Zoest 207Hetty Verstraaten 201Petra van der Wiel 173Patrick Lansing 163Edwin Dijkhuis * 141Hans Toetenel 118Eddy Weeda 100Rense Haveman 68* en deelnemers FLORON kampen

V.l.n.r.: Monsterverwerking in het lab - foto: Laurens Sparrius. Het drogen van de planten - foto: Willem van Esch. Herbariumdozen met bramen - foto: Laurens Sparrius.

FLORON Nieuws 19 9

DNA-barcodingTussenstand na twee jaar planten verzamelen

Naturalis en FLORON werken sinds 2011 samen om alle wilde planten in Nederland in drievoud te verzamelen voor het maken van DNA-barcodes en taxonomische vraagstukken op te lossen met DNA-onderzoek. Na een proefjaar in 2011 kunnen floristen sinds vorig jaar ook zelf een bijdrage leve-ren. Het enthousiasme was groot: en na twee seizoenen zijn er 3000 planten en DNA-monsters verzameld door ruim 90 vrijwilligers. Een flink deel van het werk is gedaan door een kleine groep deelnemers (Tabel 1). Zo nam Niko Buiten bijna een kwart van het werk voor zijn rekening en hebben Bram van de Beek, Rense Haveman en Eddy Weeda veel materiaal verzameld voor het aanpakken van taxonomische problemen in bramen, havikskruiden en diverse kleinere soortgroepen. Willem van Esch, die het ingezonden materiaal verwerkt tot en met het lab, heeft de collectie flink zien groeien tot 50 her-bariumdozen en een vrieskist vol monsterzakjes.

Maar wat gaan we met al het verzamelde materiaal doen be-halve de misschien wat saai klinkende DNA-barcodes maken? Ten eerste zal het materiaal gecontroleerd worden aan de hand van de resultaten van de DNA-analyse. Het is namelijk mogelijk om soorten automatisch te determineren aan de hand van een databank met referentiebarcodes. Is er een mis-match of bestaat er geen referentie, dan wordt het herbarium-materiaal bestudeerd. Na de controle worden de locatiegege-vens door FLORON toegevoegd aan de Nationale Databank Flora en Fauna en de DNA-analyses en foto’s door Naturalis aan de BOLD-databank waardoor ze ook door andere onder-zoekers te gebruiken zijn.

Voor het ophelderen van cryptische soorten en het correct de-termineren van mogelijk nieuwe of onduidelijke soorten heeft FLORON aangeboden om volgend jaar nog een paar maan-den materiaal te verzamelen. De lijst met gevraagde soorten wordt daartoe in samenwerking met Leni Duistermaat van het Nationaal Herbarium Nederland ingekort en aangevuld.

Specialisten van de verschillende groepen zullen komend jaar worden benaderd om een voorstel te maken voor het uitwer-ken van de gegevens tot een publicatie. De publicaties kunnen onder andere gebruikt worden als basis voor een nieuwe editie van Heukels’ flora.

Via deze weg wil FLORON alle deelnemers bedanken voor hun inzet dit jaar en oproepen om volgend jaar opnieuw mee te doen.

Meer informatie: Laurens Sparrius, [email protected]

Page 10: FLORON-nieuws 19

FLORON zoekt tien à twintig vrijwilligers die bondige tekst-en over de verspreiding en ecologie van circa 400 soorten planten willen gaan schrijven (zie voorbeeld hiernaast) .

Meedoen met Verspreidingsatlas.nl

Maak een account aan bij Verspreidingsatlas.nl (zie de handleiding op www.floron.nl) en kijk mee of doe mee met: • Het Nieuwe Strepen;• DNA-Barcoding;• De kaartmodule voor het actualiseren van bedreigde

soorten of• Het toevoegen van mooie foto’s bij de soortinformatie.

10 FLORON Nieuws 19

De Nederlandse floristiek -de studie van de verspreiding van planten- kent een lange geschiedenis. De verzamelde versprei-dingsgegevens, zowel historisch als recent, worden sinds en-kele jaren centraal opgeslagen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

De informatie uit deze databank is sinds afgelopen voorjaar via internet ontsloten op www.verspreidingsatlas.nl. Van iedere plantensoort in Nederland is nu een actuele versprei-dingskaart beschikbaar, die iedere week op basis van de nieuwste gegevens uit de NDFF wordt ververst. De actualiteit van de kaartjes onderscheidt de website van andere site over de wilde flora. Inmiddels wordt de website elke maand meer dan 15.000 maal geraadpleegd.

Verspreidingsatlas.nlVerder werken aan de atlasEn we zijn er nog niet, op de website willen we de komende jaren zoveel mogelijk informatie over onze flora bij elkaar brengen. Zo hebben we recent, mede dankzij hulp van onze stagiairs Roelof Telgenhof en Mathieu Groeneveld, verwij-zingen naar een aantal belangrijke literatuurbronnen kunnen toevoegen, waaronder floristische bijdragen uit alle jaargan-gen van Gorteria, Dumortiera, De Levende Natuur, Natuur-historisch Maandblad en Natura. Ook hebben al veel floristen hun mooiste plantenfoto’s belan-geloos toegevoegd aan de website. Maar we kunnen nog veel meer foto’s gebruiken. Gebruik de komende wintermaanden om je digitale fotocollectie eens door te pluizen en met je beste foto’s de atlas aan te vullen.

Schrijvers gezocht!Wat ook nog ontbreekt zijn korte soortteksten met daarin een actuele beschrijving van de ecologie en verspreiding van de betreffende plant in Nederland. Dankzij een bijdrage van het Prins Bernard Cultuurfonds kunnen we hier nu mee aan de slag. FLORON is daarom op zoek naar een team van tien à twintig vrijwilligers die bondige teksten over de verspreiding en ecologie van in eerste instantie circa 400 soorten planten willen gaan schrijven (zie voorbeeld). We richten ons daarbij vooral op soorten die zich sinds het verschijnen van de mo-numentale vijfdelige Oecologische Flora (verschenen tussen 1988 en 1994) blijvend hebben gevestigd of waarvan het voor-komen sterk is gewijzigd. Het is de bedoeling dat deze soort-teksten in de loop van 2014 beschikbaar komen op de website.

Lijkt het je leuk om mee te schrijven, meld je dan aan bij Edwin Dijkhuis.

Meer informatie: Edwin Dijkhuis, [email protected] & Laurens Sparrius, [email protected]

Page 11: FLORON-nieuws 19

De landelijke verspreiding van Zwartblauwe rapunzel in 5x5 kilome-terhokken (Bron: Verspreidingsatlas.nl) en de actuele verspreiding van Zwartblauwe rapunzel in 5x5 kilometerhokken in Noord-Brabant

1850-2012

2013

Zwartblauwe rapunzel - foto Ton Hermans.

FLORON Nieuws 19 11

Zwartblauwe rapunzel Zwartblauwe rapunzel ernstig bedreigd

Het voortbestaan van de Zwartblauwe rapunzel in Noord-Brabant wordt ernstig bedreigd. Zonder actieve maatregelen is deze fraaie soort binnen afzienbare tijd uit het landschap verdwenen. Om dit te voorkomen wordt gewerkt aan een red-dingsplan.

De Zwartblauwe rapunzel is een overblijvende plantensoort van lichte plekken langs bosranden en paden en groeit daar vaak samen met Bosanemoon en Slanke sleutelbloem. In Drenthe komt de soort ook in beekdalhooilanden voor, maar in Noord-Brabant is zij hieruit verdwenen. Sinds 1950 is de Zwartblauwe rapunzel in Nederland sterk achteruitgegaan. De afname in kilometerhokken bedraagt maar liefst 50-75%! Het bijgevoegde verspreidingskaartje geeft hiervan overigens nog een te rooskleurig beeld. Een inventarisatie dit voorjaar toon-de dat er in Noord-Brabant nog maar vier zéér kleine, geïso-leerde populaties resteren (zie kaartje), die samen niet meer dan 15 bloeiende planten tellen! Staat deze fraaie plantensoort op het punt uit Brabant te verdwijnen? Mogelijke oorzaken liggen in een combinatie van verlies van habitatkwaliteit en een slecht kiemmilieu, maar ook aan interne problemen van de populaties, zoals gebrek aan voldoende zaden door verlies van genetische variatie.

Het afgelopen jaar heeft FLORON samen met Science4Na-ture, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer de handen ineen geslagen om de Zwartblauwe rapunzel voor Noord-Brabant te behouden#. Dit jaar bestonden de activiteiten uit het lokaal kappen van struiken door de terreinbeheerder waardoor de groeiplaatsen lichter zijn geworden. Daarnaast is de productie van zaden een handje geholpen door handmatig stuifmeel van de ene naar de andere plant te brengen. Voor een goede zaadzetting is de Zwartblauwe rapunzel van twee factoren af-hankelijk, namelijk de aanwezigheid van bestuivers (hommels met een korte tot middellange tong) én voldoende planten die genetisch verschillend zijn, want alleen die kunnen suc-cesvol zaden met elkaar maken. Dat was een tijdrovend klusje,

omdat er elke dag maar enkele bloemen open zijn, maar het heeft wel geleid tot de productie van meer zaden. In overleg met de terreinbeheerders is ervoor gekozen om een deel van de zaden dit jaar uit te zaaien op daarvoor geschikte plekken en een deel te reserveren voor de uitvoering van een herstel-programma.

De omvang van de resterende populaties in Noord-Brabant is echter dusdanig klein dat spontaan herstel nihil zal zijn, ook na habitatherstel. Om uitsterven te voorkomen is het noodza-kelijk om maatregelen te treffen die levensvatbaarheid van de populaties vergroot. Deze maatregelen bestaan uit het verbe-teren van de habitat en vergroting van de genetische diversi-teit en dus populatiegrootte.

FLORON en Science4Nature hebben hiervoor een herstel-programma opgesteld, waarbij gestreefd wordt naar een duurzame instandhouding van de Zwartblauwe rapunzel op meerdere locaties in Noord-Brabant. Voor het vergroten van de genetische diversiteit wordt gebruik gemaakt van al het oorspronkelijke genetische materiaal dat in de regio nog aan-wezig is. We hopen snel met de uitvoering van het herstelpro-gramma te kunnen starten. Hopelijk zijn we nog niet te laat.

Meer informatie: Edwin Dijkhuis, [email protected]

# FLORON heeft in 2013 subsidie van de Provincie Noord-Brabant ontvangen om verdere invulling te geven aan het beschermingsplan voor de zwartblauwe rapunzel (Cools,J. 2008. beschermingsplan voor de Witte en zwartblauwe ra-punzel in de provincie Noord-Brabant, Ecologisch Adviesbureau Cools).

Page 12: FLORON-nieuws 19

Zwartblauwe rapunzel voorlopig gered! - Hans Backx & Petra van der Wiel

In het dal van de Molenbeek tussen Roosendaal en de grens met België komen nog steeds enkele zeldzame soorten voor: Slanke sleutelbloem, Knolsteenbreek, Kale vrouwenmantel en Zwartblauwe rapunzel. Deze soorten waren vroeger algemener aanwezig maar zijn zeer sterk achteruitgegaan. De meest zeldzame van deze vier, de Zwartblauwe rapunzel, komt hier nog maar met twee pollen voor. Omdat deze soort ook in de rest van Noord-Brabant enorm achteruit is gegaan wordt veel moeite gedaan deze laatste individuen voor deze streek te behou-den.

Bij de reconstructie van de Provinciale weg van Roosendaal naar België (waarbij de weg het dal van de Molenbeek kruist) dreigde één van de pollen verloren te gaan. Dankzij gesprekken tussen KNNV Roosendaal, Gemeente Roosen-daal, Provincie Noord-Brabant en aannemer Heijmans is besloten om de pol te verplaatsen zodat zij gespaard blijft. De plant heeft de verplaatsing goed doorstaan en kon in 2012 zelfs voor het eerst in lange tijd tot bloei komen.Niet alleen de Zwartblauwe rapunzel werd bij de werkzaamheden aan de weg in de gaten gehouden door de aannemer, ook voor de populatie van Knolsteenbreek is er speciaal een lint gespannen zodat ze niet zou worden platgereden.

Zo zie je maar dat je met enige inspanning een aantal zeldzame soorten kunt beschermen. Het is echter nog steeds twee voor twaalf voor de Zwartblauwe rapunzels in de gemeente Roosendaal. Dit komt omdat het aantal individuen laag blijft door het ontbreken van verjonging.

Met de fiets op zoek naar Wilde narcissen (Narcissus pseudo-narcissus ssp. pseudo-narcissus) bij Ruiner-wold (ZW-Drenthe), begin april 2009.

12 FLORON Nieuws 19

Toen FLORON in 1988 ontstond, waren we in Drenthe al een flink aantal jaren op weg met het veldwerk voor wat iets meer dan 10 jaar later zijn neerslag vond in de Atlas van de Drentse flora (Werkgroep Florakartering Drenthe (WFD), 1999). Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat FLORON en Leiden voor ons toen heel ver weg waren. Formeel was Drenthe wel als FLORON-district 5 aangewezen, maar wij hielden ons aan de provinciegrens. En daar hadden we onze handen dan ook meer dan vol aan. Wel maakten we vrij snel afspraken over uitwisseling van gegevens, zodat we bij het schrijven van onze flora-atlas ook dankbaar gebruik konden maken van bij FLO-RON (en het Rijksherbarium) aanwezige Drentse gegevens.Na het verschijnen van de atlas kwam er meer ruimte om mee te werken aan FLORON-projecten, zoals het eerste Bijzondere soortenproject (BSP). De betrokkenheid bij FLORON werd ook sterker, vermoedelijk niet in het minst door de Groningse vrijwilligers, die ook voor Drenthe heel actief bleven. Ook aan de nieuwe FLORON-projecten als Het Nieuwe Strepen doen dan ook heel wat WFD-ers mee.

Toch drijft de WFD nog steeds in belangrijke mate op de inzet voor de eigen projecten, die, net als ten tijde van de at-las, evenzeer bijdragen aan de doelstellingen van FLORON. Het in 2012 afgesloten meetnetproject is daarvan een goed voorbeeld: vanaf 2001 zijn ruim 550 km-hokken opnieuw ‘gestreept’. En passant werden ook de FLORON-actualisatie-hokken meegenomen. Dat het veldwerk voor het project niet al teveel uitliep is zeker ook te danken aan de hulp van een flinke groep FLORON-medewerkers van buiten Drenthe tij-dens een aantal inventarisatiekampen en -weekenden. Op de medewerkersdag in februari 2015 hopen we de resultaten te kunnen presenteren en in een aantrekkelijke en toegankelijke vorm voor iedereen beschikbaar te stellen.

De medewerkersdag, al 10 jaar de Drentse variant op de lan-delijke FLORON-dag, is ook een belangrijke pijler onder de vitaliteit van de WFD. Voor deze opmaat voor het nieuwe veldseizoen kunnen we al jaren rekenen op minstens 70 floris-ten, ook van buiten Drenthe. In een aantal presentaties komen gevarieerde onderwerpen aan bod, waarbij we altijd proberen ook over onze flora-bril te kijken. Uiteraard krijgen de deelne-mers hier de resultaten van hun inspanningen voor (lopende) projecten gepresenteerd, bijvoorbeeld over de WFD-bijdrage aan Op de bres voor de jeneverbes (2004-2005). Ook is het vaak de start van een nieuw Drents soortenproject, zoals het actualiseren van de verspreidingsgegevens van ‘onze‘ Geelsterren ( zie artikel van Annie Vos over de Bosgeelster op de Hondsrug) of Wilde narcis (zie foto). Soms leidt een bijdrage tot een bijzondere excursie, zoals de zoektocht naar de Bosbesbastaard in november 2009, na een inspirerende presentatie van Eddy Weeda. Hoewel maar een beperkt aantal medewerkers daarvoor gegevens verzamelt, is de WFD ook nauw betrokken bij de zorg om het behoud van zeldzame soorten als Stengelloze sleutelbloem en, vanaf 2014, Kleine schorseneer. Net als andere FLORONdistricten heeft de WFD een jaarlijkse nieuwsbrief die voor iedereen te lezen is op de WFD-website www.wfdrenthe.nl.

Nieuwsgierig geworden? Tussen kerst en nieuwjaar staat de datum van de WFD-medewerkersdag 2014 en het voorlopige programma op onze website. Daarin is in elk geval een plaats ingeruimd voor het hoe en waarom van Het Nieuwe Strepen. Van harte welkom!

Meer informatie: Ben Hoentjen, [email protected]

Drenthe

Page 13: FLORON-nieuws 19

Grote bremraap met gele kleur - foto Wim van der Ven

FLORON Nieuws 19 13

Grote bremraap rondom EindhovenIn 1995 vond ik voor het eerst een Grote bremraap (Oroban-che rapum-genistae). Sindsdien volg ik de ontwikkeling van de bij mij bekende populaties in de omgeving van Eindhoven op de voet.

Grote bremraapGrote bremraap is een parasiet die voor zijn water en voe-dingstoffen volledig afhankelijk is van zijn gastheer. Grote bremraap woekert, zoals zijn naam al aangeeft, op Brem. Het is een zeer zeldzame soort die landelijk sterk is achteruit gegaan (zie verspreidingskaart). Van oudsher komt zij onder andere voor ten westen van Eindhoven.

Gemiddeld genomen komt Grote bremraap eind mei – juni boven de grond, soms eerder. De bloeistengel begint van on-deraf te bloeien. Tijdens de bloei groeit de bloeistengel door. De uiteindelijke hoogte van de plant varieert sterk. Sommige worden niet hoger dan 10 cm. Vaak worden ze wel 50 cm hoog. Ik heb planten gezien die de 100 cm hebben gehaald, terecht een Grote bremraap.

In het veld heb ik altijd het aantal bloeistengels genoteerd. Als er meerdere bloeistengels vlak bij elkaar stonden had ik het vermoeden dat het waarschijnlijk één plant zou zijn. De waarneming van een paar bij elkaar staande bloeistengels met een afwijkende, gele, kleur bevestigde dit vermoeden. De afwijkende kleur maakt het aannemelijk dat het hier om één plant gaat. Later heb ik eens een door zijn zwaarte omgevallen plant gevonden, waarbij de ‘raap’vormige ondergrondse knol zichtbaar was geworden. Door deze bolvormige raap, die iets kleiner dan een vuist was, groeide een dunne wortel van een Brem.

Uit die raap kwamen meerdere knoppen te voorschijn, nog een bewijs dat één plant meerdere bloeistengels kan dragen.

Er zijn aanwijzingen dat Grote bremraap meerjarig is. Bloei-stengels staan vaak op precies de zelfde plaats als het jaar er-voor. Soms staat tussen de nieuwe stengels nog een deel van de stengels van vorig jaar. Ook de plant met de afwijkende kleur heeft twee jaren op dezelfde plek gebloeid. Ondanks dat ik de Grote bremraap al bijna twintig jaar inten-sief volg weet ik nog steeds niet waar de Grote bremraap zich precies thuis voelt. Ik zie Grote bremraap vooral langs zand-paden in agrarisch gebied. Ook wel in bermen langs verharde wegen. Natuurlijk is er altijd Brem in de buurt. Ik zie in mijn omgeving veel Brem, maar bij de meeste Brem groeit geen Grote bremraap.

Lokale verspreiding In de loop der jaren ben ik steeds meer populaties gaan be-zoeken. Nieuwe populaties werden gevonden door regelmatig groeiplaatsen van Brem te inspecteren. Ook heb ik van Joost Cools groeiplaatsen doorgekregen. Op dit moment (2013) volg ik 34 locaties waar ooit Grote bremraap is waargenomen. De verspreiding van de Grote bremraap is geconcentreerd in drie deelgebieden ten westen en zuidwesten van Eindhoven, zie kaart op volgende pagina. Het betreft de omgeving van Veldhoven, Riethoven en bij Eersel. De blauwe stippen op het verspreidingskaartje geven alle locaties weer waar ik Grote bremraap vanaf 1995 heb waargenomen. Met rode stippen zijn de groeiplaatsen uit 2013 weergegeven.

TrendHet gaat slecht met de Grote bremraap in de omgeving van Eindhoven. Het grootste aantal populaties (18) is gevonden in 2002. Sindsdien neemt het aantal gevonden populaties, ondanks dat het aantal gemonitorde locaties nog jaarlijks toeneemt, sterk af. In 2008 en 2009 is er een kleine opleving die samenhangt met uitgevoerde herstelmaatregelen (zie ver-derop). In 2012 heb ik maar op één locatie Grote bremraap gevonden en in 2013 op drie.

Page 14: FLORON-nieuws 19

Verspreiding Grote bremraap ten westen van Eindhoven vanaf 1995 (blauw) t/m 2013 (rood).

Aantal groeiplaatsen van Grote bremraap rondom Eindhoven sinds 1995 (de rode lijn geeft het aantal gemonitorde locaties per jaar weer. De blauwe balken het aantal locaties waar de Grote bremraap bloeit).

Beheer in Walik. Aan de linker kant is alle opschot verwijderd - foto Wim van der Ven.

14 FLORON Nieuws 19

De aanwezigheid van brem is een belangrijke randvoorwaar-de. Hoewel de gemeente Veldhoven destijds in het Eindho-vens dagblad de intentie heeft uitgesproken om, ten behoeve van de Grote bremraap, de Brem in de gemeente te behouden blijkt dat niet uit de dagelijkse praktijk. In Veldhoven wordt vaak Brem verwijderd, ook op locaties waarvan bekend is dat er op die plaats Grote bremraap groeide. Ook wordt op plaat-sen met Brem vaak snoeihout en ander tuinafval gestort wat leidt tot ongewenste verruiging.

BeheermaatregelenSinds 2006 voert de Bosgroep Zuid Nederland in opdracht van de provincie Noord-Brabant ten behoeve van de Grote bremraap beheermaatregelen uit. Deze maatregelen hebben wisselend succes gehad. Spectaculair was de populatieont-wikkeling in Walik. Daar is in april 2006 rigoureus te werk gegaan. Alle Brem en Braam is verwijderd en de grond is voor een gedeelte afgeschaafd. Een jaar later stond het terrein hele-maal vol met jonge Brem. In juni van dat jaar stonden op die plaats al de eerste twee Grote bremrapen, met ieder één bloei-stengel. In 2008 waren dat er meer dan 300. Een gigantisch aantal, dat in 2009 nog overtroffen werd met ruim 400 bloei-

stengels. De jaren daarna nam het aantal bloeistengels weer snel af. In 2012 en 2013 heb ik er geen Grote bremraap meer gevonden. In april 2013 zijn hier opnieuw beheermaatregelen uitgevoerd.

Op andere locaties is de populatie ontwikkeling minder spec-taculair of hebben de beheermaatregelen (tot nu toe) geen duidelijk positief effect gehad. De opleving is in alle gevallen van korte duur. Na enkele jaren neemt het aantal bloeistengels weer snel af. Het is me opgevallen dat er nauwelijks Grote bremraap op oude Brem groeit. Een keer heb ik gezien dat er zoveel Grote bremraap op een Brem groeide dat de Brem er aan kapot is gegaan.

ConclusieUit mijn meerjaren monitoringresultaten blijkt dat Grote bremraap op steeds meer plaatsen, waar het ooit gevonden is, niet meer wordt teruggevonden. Voor het behoud van de Grote bremraap denk ik dat er meer gerommeld moet worden in de bermen met Brem. Zaden van Brem en Grote bremraap worden dan in de grond gewerkt. Maar hoe zorg je er vervol-gens voor dat er geen Braam gaat groeien?

Meer informatie: Wim van der Ven, [email protected]

Page 15: FLORON-nieuws 19

Bosgeelster in Eext - foto: Annie Vos.

De landelijke verspreiding van Bosgeelster in 5x5 km-hokken (Bron: Verspreidingsatlas.nl) en de verspreiding van Bosgeelster in Drenthe (Bron: WFD)

!

!!!

!!!

!

!

!

!

!!

!

!

!!

! !

Bosgeelster (Gagea lutea)melding uit

2000-2011 (n = 27)

1965-1999 (n = 19)

! Atlas Drentse Flora (n = 19)

FLORON Nieuws 19 15

Bosgeelster op de HondsrugDe Bosgeelster is een vroege voorjaarsbloeier, die voorname-lijk in het oosten van ons land voorkomt. De gele sterretjes van dit bolgewasje zijn van begin maart tot in april te vinden. Al voor de zomer zijn de op gras lijkende blaadjes verdwe-nen. De voornaamste groeiplaatsen liggen op de Hondsrug in Drenthe vanaf Emmen tot in de stad Groningen, in Oost-Groningen en Oost-Gelderland. Hoewel haar voorkeur uit-gaat naar een biotoop van droge, voedselrijke bossen groeit zij zowel op de Hondsrug als in Oost-Groningen vooral in en soms net buiten de dorpen. De Bosgeelster is verder als stin-zenplant in parken elders in Nederland te bewonderen.

In de gemeente Aa & Hunze (provincie Drenthe) is men zich erg bewust van de zeldzaamheid van deze plant. In 2006 heeft een enthousiaste gemeenteambtenaar samen met een klein groepje vrijwillige floristen van de Werkgroep Florakartering Drenthe (WFD) de bosgeelsterren in Gieten en omgeving nauwkeurig in kaart gebracht. Groeiplaatsen van enkele dui-zenden bosgeelsterren, zowel vegetatief als bloeiend, zijn toen met GPS vastgelegd. Dat gebeurde in de volgende jaren ook in de dorpen Annen, Anloo, Eext, Gasselte en Gasselternijveen, die ook bij deze gemeente horen.

Omdat de gemeente de indruk had dat het aantal Bosgeelster-ren was verminderd, besloot men die achteruitgang te stop-pen door een ‘bosgeelstervriendelijk’ beheer. Op groeiplekken die onder het groenbeheer van de gemeente vallen zoals bijvoorbeeld op de brinken en in de grasbermen worden in februari bordjes geplaatst met: ‘Niet maaien tot 15 mei’. Ook plaatste de gemeente in een huis-aan-huisblad een bericht waarin de zeldzame Edelweiss in de Alpen werd vergeleken met de Bosgeelster op de Hondsrug. Een uniek visitekaartje!

De bewoners rondom de brinken en bermen krijgen elk jaar een brief van de gemeente met uitleg over de Bosgeelster als

bijzondere soort voor de Hondsrug en de maatregelen om de achteruitgang te stoppen. In de brief wordt gevraagd mee te helpen de Bosgeelster te koesteren, bijvoorbeeld door niet te parkeren op groeiplaatsen om verdichting van de grond te voorkomen en door ze niet te maaien voordat de planten zijn uitgebloeid en vrucht gezet hebben.

En het helpt! Voorjaar 2013 ging het ‘geelsterrengroepje’ weer op pad. Bij het bezoek van enkele groeiplekken kwamen bewoners meteen naar buiten om te vragen of we naar de ‘sterretjes’ keken. In een van de buitendorpen kwam een ge-alarmeerde bewoonster op me toe met de woorden: ‘U graaft ze toch niet uit?’ waarop ik zei: ‘nee mevrouw, ik ben juist een beschermer!’

Nog steeds word ik elk jaar door de ’groenambtenaar’ gemaild om nieuw ontdekte groeiplaatsen door te geven, die ik graag voor hen en uiteraard ook voor FLORON en de WFD vastleg.

Meer informatie: Annie Vos, [email protected]

Page 16: FLORON-nieuws 19

Stippelvaren hele plant en een detail veer - foto Egbert de Boer

De landelijke verspreiding van Stippelvaren in 5x5 km-hokken (Bron: Verspreidingsatlas.nl)

16 FLORON Nieuws 19

Stippelvaren Noord-VeluweHet is al meer dan 10 jaar geleden dat ik voor het eerst een Stippelvaren (Oreopteris limbosperma) vond in de omgeving van Gietelo, west van de IJssel tussen Deventer en Zutphen.

Daarna raakte hij een beetje in de vergetelheid om de een-voudige reden dat ik hem nooit vond. Tot vorig jaar. Tijdens een inventarisatie in een deel van het Kroondomein tussen Vaassen en Gortel kwam ik op enkele plekken langs bospaden varen-veren tegen die aan Mannetjesvarens deden denken. Tot mijn verrassing bleken ze van Stippelvaren te zijn. Ook in één van de Nieuwe Strepen-hokken in de omgeving van Epe vond ik Stippelvaren. Op alle groeiplaatsen ging het slechts om één of enkele exemplaren.

HerkenningStippelvarens zijn het gemakkelijkst te herkennen aan de spo-renhoopjes langs de randen van de onderzijden van de blaad-jes. En aan de gele kliertjes waaraan hij zijn naam ontleent. Wrijf je over het blad, dan ruik je even iets van citroen. Maar die kenmerken zie je natuurlijk niet meteen aan elke varen die je tegenkomt. Stippelvaren heeft wel wat weg van manne-tjesvaren. Het onderscheid zich van deze door de lichtgroene veren, die naar de basis toe sterk versmald zijn en vrij rechtop staan.

VerspreidingAfgelopen zomer is er beter op gelet tijdens een inventarisatie van een ander deel van het Kroondomein, nu in het gedeelte tussen Apeldoorn en Uddel. In 6 verschillende kilometerhok-ken is Stippelvaren aangetroffen, in totaal 13 groeiplaatsen. Het aantal planten was wederom gering, variërend van 1-2 exemplaren (10x) tot hooguit 10 exemplaren per groeiplaats. Bijna alle groeiplaatsen lagen in de berm van bospaden. De mooiste groeiplaats lag aan de rand van een afwateringskuil langs een zandweg, waar hij samen groeide met Dubbelloof, Smalle en Brede stekelvaren, Mannetjesvaren, Wijfjesvaren en 15 meter verderop (en iets hoger gelegen) Adelaarsvaren.

Opvallend is wel dat de vondsten van afgelopen zomer in het-zelfde gebied zijn gedaan, als waar Stippelvaren voor 1950 ook al werd gevonden. Is Stippelvaren hier in de tussenliggende periode over het hoofd gezien of gaat het om nieuwe vestigin-gen? Het landelijke verspreidingskaartje op Verspreidingsat-las.nl laat zien dat van de 70 atlasblokken waar de soort vòòr 1980 voorkwam, hij in de periode erna slechts in 17 blokken opnieuw is gevonden. Daar staat tegenover dat hij sinds 1980 in totaal uit 90 atlasblokken is gemeld.

Door beter zoeken wordt Stippelvaren tegenwoordig blijkbaar vaker gezien. Maar ook uitbreiding lijkt aannemelijk!

Meer informatie: Egbert de Boer, [email protected]

Page 17: FLORON-nieuws 19

Figuur 2. De verspreiding van Waterwaaier in de periode 1986-2013 - bron: Matthews et al. 2013

Figuur 1. Habitus van Waterwaaier, let op de tegenoverstaande bladen - foto Ben Kieft.

FLORON Nieuws 19 17

WaterwaaierWaterwaaier maaien is waterwaaier “zaaien”

De meningen rondom exoten lopen sterk uiteen. Zijn het soorten die we moeten bestrijden, of moeten we ze juist als verrijking verwelkomen? Voor floristen is het vinden van een bijzondere exoot vaak juist een leuke verrassing. Als het bij een paar plantjes blijft is het meestal ook geen probleem. Maar sommige exoten kunnen zich snel verspreiden en zo dominant worden dat de oorspronkelijke levensgemeenschap-pen hierdoor aanzienlijk verarmen. FLORON draagt regelma-tig bij aan het opstellen van risico-analyses, waarbij de mate van schadelijkheid van exoten ingeschat worden. Afgelopen jaar hebben we bijgedragen aan een risico-analyse voor Wa-terwaaier (Cabomba caroliniana). 1)

Waterwaaier is een ondergedoken waterplant, waarvan alleen de bloemen boven water uitsteken. De stengels kunnen vele meters lang worden. Waterwaaier kan in het veld verward worden met Waterranonkels (vooral Stijve waterranonkel), Vederkruiden en soorten uit het geslacht Hoornblad. Water-waaier onderscheidt zich door de tegenoverstaande waaier-vormige bladen (figuur 1). Bij Hoornblad en Vederkruiden staan de bladen in kransen en Waterranonkels hebben ver-spreid staande bladen.

In Nederland is verwildering voor het eerst in de haven van Maasbracht (1986) geconstateerd. Vanaf 2006 is het aantal waarnemingen sterk toegenomen en tot nu toe zijn waarne-mingen uit 65 km-hokken bekend (figuur 2). De meeste, zo niet alle, nieuwe vestigingen ontstaan door menselijk hande-len, nl. het dumpen van overtollige planten uit tuinvijvers of aquaria. Veel groeiplaatsen liggen dan ook in waterpartijen in het stedelijk gebied. In het Vechtplassengebied en in een ven op de Noord-Veluwe liggen de groeiplaatsen echter ook in

Natura-2000 gebieden. De belangrijkste bolwerken buiten het stedelijk gebied zijn momenteel het Vechtplassengebied en het Oranjekanaal (Drenthe).

Hoewel Waterwaaier nog steeds een beperkte verspreiding heeft, oordeelt de risico-analyse dat de soort een “high risk” geeft op ecologische schade en dat het gewenst is de soort uit de handel te nemen. Waterwaaier is weinig kieskeurig en kan in uiteenlopende, stilstaande of langzaam stromende, niet te diepe (relatief warme) wateren groeien. Vooral in onbescha-duwde, heldere waterlichamen met een overvloedig aanbod aan anorganisch koolstof (CO2 en/of HCO3-) vertoont de plant een uitbundige groei en worden alle andere ondergedo-ken waterplanten verdrongen. Overigens kunnen ook recre-anten (varend, vissend of zwemmend) en Waterschappen last hebben van de massavegetaties.

Bij beschadiging valt Waterwaaier gemakkelijk uit elkaar in fragmenten, die weer uit kunnen groeien tot nieuwe planten. Fragmentatie als gevolg van het machinaal verwijderen van de planten en als gevolg van het varen met motorboten heeft in de omgeving van Loosdrecht aanvankelijk bijgedragen aan de sterke uitbreiding van de soort. Bij het verwijderen van de plant is het dus van belang er op te letten dat fragmentatie voorkomen wordt of dat de vrijgekomen fragmenten opge-vangen worden en zich niet verder kunnen verspreiden.

Geef je waarnemingen van Waterwaaier en andere exoten door aan FLORON of voer ze in op één van de portals.

Meer informatie: Baudewijn Odé, [email protected]

De risico-analyses van Waterwaaier kan worden gedownload op http://www.vwa.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/2038561.

1) J. Matthews, R. Beringen, L.P.M. Lamers, B. Odé, R. Pot, G. van der Velde, J.L.C.H. van Valkenburg, L.N.H. Verbrugge & R.S.E.W. Leuven, 2013. Risk analysis of the non-native Fanwort (Cabomba caroliniana) in the Netherlands. Reports Environmental Science nr. 442. Department of Environmental Science, Institute for Water and Wetland Research, Radboud University Nijmegen.

Page 18: FLORON-nieuws 19

Figuur 1. Kaartbeeld 1970, 1992 en 2013.

Totaal UFK 1tm3 UFK 4, 5 UFK 6, 7 UFK 8, 9 Zeldzame

soorten

Vrij zeldzame soorten

Minder algemene soorten

(Zeer) algemene soorten

1x gezien 143 4 9 53 632x gezien 67 0 3 18 453x gezien 58 0 0 7 494x gezien 85 0 0 1 84

Inventarisatiejaar 1977 1990 2002 2013Aantal soorten 202 144 177 268RL1990 1 0 0 5RL2000 2 0 2 4

18 FLORON Nieuws 19

Zomaar een hok, 25 jaar laterFLORON 25 jaar, wat is er in al die jaren niet veranderd? Om daar antwoord op te krijgen is tijdens een excursie in de pro-vincie Utrecht een kilometerhok onderzocht dat bijna 25 jaar geleden ook goed onderzocht is.

Waar liepen we rondOp 22 juni hebben we kilometerhok 139-450 onderzocht. Dit hok, aan de rand van Houten, is een doorsnee kilometerhok met bebouwde kom, infrastructuur, agrarisch gebied en een nieuw natuurgebied. In de laatste decennia is het landschap in en om dit hok erg veranderd. Ook dat is in Nederland niet zeldzaam. Aan de zuidrand van het hok is in de jaren ’80 van de vorige eeuw een nieuwe wijk gebouwd. Dwars door het hok loopt een spoorlijn. Ten oosten van het spoor was tot in de jaren zestig van de vorige eeuw nog (populieren)bos. Daar-na werd het grotendeels intensief grasland. En rond de eeuw-wisseling werd dit gebied weer ingericht als natuurgebied, met bosaanplant op de oude bosplekken. Aan de rand van de be-bouwde kom is een helofytenfilter aangelegd. Aan de westkant van het spoor is het landschap nagenoeg gelijk gebleven.

Het hok in cijfersWat is er al bekend uit dit hok? In 1977, 1990 en 2002 is het hok redelijk tot goed onderzocht. De inventarisatie in 1977 en 1990 is door de provincie Utrecht uitgevoerd, in 2002 heeft een FLORON-vrijwilliger het gebied bekeken.

Aantal (Rode Lijst)soorten per inventarisatieronde

De excursie in 2013 leverde maar liefst 268 soorten op. Met vier redelijke tot goede inventarisaties staat de teller nu op 353 soorten in dit hok. De meeste soorten zijn slechts één keer gezien. Slechts een kwart van de soorten is bij alle inventari-saties genoteerd, het betreft overwegend de (zeer) algemene soorten.

Aantal keer gezien in vier inventarisaties, voor zover mogelijk uitge-splitst naar uurhokfrequentieklasse (UFK 1990)

De soorten in de bebouwde komDe in 2013 gevonden nieuwe soorten zijn voor een groot deel ‘stadsoorten’ als Kruipklokje en Schijnpapaver en ‘zand-soorten’ als Zandhoornbloem en Liggende klaver. Ook deze zandsoorten zijn grotendeels beperkt tot het stedelijk gebied. De provincie inventariseert niet binnen de bebouwde kom. Het is dan ook geen verrassing dat in 1977 en 1990 deze soor-ten nauwelijks gezien zijn. Inventariseren van het stedelijk gebied komt eigenlijk pas de laatste jaren goed van de grond. Bovendien is de wijk nog steeds jong waardoor verwacht mag worden dat er nog allerlei nieuwe soorten zullen opduiken. Leukste vondst hier was toch wel Stijf hardgras in een steegje.

De soorten van de slotenHet kilometerhok ligt in een kwelgebied. Waterviolier en Aarvederkruid zijn voor het eerst in 2002 gezien. Zou de aan-leg van het natuurgebied gezorgd hebben voor schonere slo-ten in dit gebied? Ook een soort als Spits fonteinkruid is hier tijdens de excursie voor het eerst gezien. Door het minder intensieve onderhoud staan in dit deel van het hok ook meer soorten in en langs het water dan in het agrarische gebied aan de andere kant van de spoorlijn. Soorten als Pijlkruid, Zwanenbloem en Kikkerbeet stonden vooral hier. Soorten van zeer voedselrijk water als Bultkroos, Wortelloos kroos en Kroosvaren zijn al sinds de eerste inventarisatie regelmatig aangetroffen. Intensief agrarisch gebruik op de voedselrijke klei zal hier wel debet aan zijn.

Page 19: FLORON-nieuws 19

Een door de bekende vegetatiekundige Victor Westhoff en anderen ingevulde oude streeplijst uit 1941

FLORON Nieuws 19 19

De soorten van de bossenDe nieuw aangeplante bossen in dit hok zijn nog te jong om iets van een echte bosvegetatie te zien. Hier staan vooral ruig-tekruiden. Ook het oude populierenbos in dit deel van het hok heeft een ruige ondergroei met vooral Grote brandnetel en Rietgras. Op de voedselrijke klei van het Kromme Rijnge-bied is dat ook niet vreemd. Toch hebben we ook bossoorten als Geel nagelkruid, Reuzenzwenkgras en Bosandoorn gezien. Deze soorten staan in een bosje en langs een houtsingel ten westen van de spoorlijn. Waarschijnlijk niet geheel toevallig ook de plek in het hok waar het minste gerommeld is.

De graslanden en bermenDe graslanden in het natuurgebied zijn nog erg ruig, flo-ristisch gezien valt daar nog niet veel eer te behalen. In het agrarisch deel van het hok zijn de graslanden juist keurig onderhouden, maar ook hier geen grote soortenrijkdom. In de graslanden rondom het helofytenfilter daarentegen staan soorten als Grote ratelaar, Beemdlangbloem en Tweerijige zegge. Zouden in een grijs verleden alle graslanden in de om-geving er zo uitgezien hebben? De bermen ten westen van de spoorlijn zijn redelijk schraal, met veel rood zwenkgras. Toch staan hier verder niet veel bijzondere soorten. In het verleden stonden in dit hok ook Gewone agrimonie en Aardaker. Die hebben we in 2013 helaas niet meer gezien.

VeranderingenNatuurlijk is het met zo’n vergelijking altijd de vraag wat echte veranderingen zijn en wat de invloed is van verschillen tussen de inventarisaties. Toch durf ik de stelling wel aan dat dit hok soortenrijker is geworden. Dit komt vooral door het creëren van nieuw biotoop in de vorm van een woonwijk. Aangevoerd zand en een stenige omgeving bieden kansen voor nieuwe soorten. Voor veel andere soorten, hoewel lang niet iedere keer gezien, is er in of nabij het hok toch altijd wel een plekje geweest. Ook het nieuwe natuurgebied biedt duidelijk weer nieuwe kansen voor allerlei soorten. Grotendeels nog erg ruig, maar er zijn wel al diverse leuke waarnemingen te doen: Veld-gerst langs een pad, Rietorchissen langs een slootkant. En dat wordt de komende jaren vast alleen maar meer.

Meer informatie: Patrick Lansing, [email protected]

Digitalisering FLORIVONOude streeplijsten ontsloten

In het archief van het Nationaal Herbarium Nederland, nu onderdeel van Naturalis, bevinden zich een groot aantal oude streeplijsten. FLORON en Naturalis hebben afgesproken om zich gemeenschappelijk in te spannen deze waardevolle col-lectie te behouden en te ontsluiten in de NDFF. Grofweg een derde deel van de collectie streeplijsten is enkele jaren geleden al gedigitaliseerd. Met een bijdrage van NLBIF is het nu mo-gelijk om opnieuw een derde deel van dit omvangrijke archief te ontsluiten. Deze klus zal worden uitgevoerd door Joop van Heeswijk die ook bij het digitaliseren van het eerste deel be-trokken was en hier naar verwachting 12 maanden mee zoet zal zijn .

De streeplijsten zijn het resultaat van een atlasproject van de Nederlandse Botanische Vereniging en later IVON, waarbij per gridcel van het IVON-raster (circa 1 x 1,3 km) planten-waarnemingen zijn verzameld in de periode 1900-1950. Sa-men met historische vegetatieopnamen, die op de schaal van enkele vierkante meters zijn verzameld, vormen ze de basis van onze de kennis over de flora in de eerste helft van de twin-tigste eeuw.Van veel gebieden zijn meerdere streeplijsten beschikbaar, vaak ook van meerdere jaren. Dat geeft de nieuwe mogelijk-heid om uitspraken te doen over veranderingen in de flora

binnen deze periode. Aangezien het een periode is met veel veranderingen in landschap en natuur, is het buitengewoon interessant om het effect van deze veranderingen op de flora beter te begrijpen. Daarnaast kunnen de gedetailleerdere data ook worden gebruikt om de historische referenties van een ge-bied beter in beeld te hebben, bijvoorbeeld als ergens natuur-ontwikkeling wordt gepleegd.

Meer info: Baudewijn Odé, [email protected]

Page 20: FLORON-nieuws 19

Stadsplantenexcursie in Schiedam - foto:Willemien Troelstra.

De put van Wim

Tijdens de stadsexcursie in Overvecht (Utrecht) kwamen de deelnemers langs een historische plek. Hier zagen ze de eerste put die Wim Vuik 14 jaar geleden opende en waarmee zijn onderzoek naar varens in straatputten een aanvang nam. Deze put staat ook afgebeeld in het stads-plantenboek van Ton Denters. Inmid-dels is de vegetatie in de put enigszins veranderd, maar er groeien nog steeds verschillende soorten varens in!

De put van Wim – foto Wessel Meijer.

Duinteunisbloem op braakliggend terrein in Groningen - foto Joop Verburg.

StadsplantenOnvoorspelbare planten van de stedelijke natuur

In het kader van haar 25-jarig bestaan van FLORON zijn door onze districtscoördinatoren twee geslaagde excursieweeken-den georganiseerd, één op grensvlak van land en water en één in de stad. Bij de laatste excursie gingen in verschillende ste-den floristen op zoek naar interessante stadsplanten.

StadsexcursiesExcursies in de stad hebben vaak een onvoorspelbaar ka-rakter. Veelal gaat het om tijdelijke natuur die zich vestigt op braakliggende terreinen, rommel- en achterafhoekjes of gewoon tussen de bestrating. Deze onvoorspelbaarheid maakt het juist zo leuk om de stad als excursiegebied te kiezen. Je kunt er telkens weer wat nieuws ontdekken. Zo konden in Groesbeek goed smakende Kerstomaten worden genuttigd en konden de Groningse stadsfloristen zich onderweg te goed doen aan een overdaad aan heerlijke Dijkviltbramen, een bramensoort die omvangrijke bestanden kan vormen langs spoorwegen en op verwaarloosde industrieterreinen. De excursiegangers in Hoorn kwamen op zoek naar muurplan-ten terecht in festiviteiten rondom de Hoornse waterdagen, waarbij ze werden aangezien voor potentieel geïnteresseerde kopers van de aan de kade liggende boten. Aan welwillende, veelal lichtelijk wantrouwende, belangstelling heb je als stads-florist meestal geen gebrek.

De leukste vondstenAl zwervend door de steden zijn tal van leuke vondsten ge-daan. Een greep uit de bijzonderheden: opvallend veel Bleke morgenster in Den Bosch. Fazantenbes in Breda. Ronde ooi-evaarsbek en jonge Anna Paulownabomen in Groesbeek. Een groeiplaats van Riempjes op het stationsemplacement van Roosendaal. Deze soort staat als bedreigd op de Rode Lijst. Ook inmiddels zeer zeldzaam geworden is Akkerandoorn, een soort van ‘oude moestuinen’. Deze werd in Epe gevonden in een …bloembak. In Goes is de vondst van Bruin cyper-gras, een soort van de grote rivieren, vermeldenswaardig. Deze vondst laat zien dat het voor ’stads’planten dus uitmaakt waar je staat om als bijzonder te worden opgemerkt. Dat

geldt bijvoorbeeld ook voor vondsten van Kleine zandkool en Duinteunisbloem. Dit zijn in de duinstreek vrij algemene verschijningen. In het Groningse waren beide soorten echter aanleiding om er eens rustig bij te gaan zitten omdat deze daar nog nooit eerder waren waargenomen. Sommige stads-planten zijn intussen lokaal al dusdanig ingeburgerd dat ze niet meer als heel bijzonder worden gezien. Het gaat dan om bijvoorbeeld Kransmuur en Hoge fijnstraal, soorten die en-kele jaren geleden nog als zeer zeldzaam te boek stonden.

Ook in 2014 organiseren we weer een gezamenlijk excursie-weekend. In het voorjaarnummer van FLORON-nieuws meer hierover.

Meer informatie: Edwin Dijkhuis, [email protected]

20 FLORON Nieuws 19

Page 21: FLORON-nieuws 19

Uitnodiging FLORON-dag zaterdag 14 december 2013

FLORON en de KNNV nodigen u van harte uit tot het bijwonen van de FLORON-dag op zaterdag 14 december 2013 van 10.00 tot ca. 16.30 uur in het LINNAEUS-gebouw van de van de Radboud Universiteit Nijmegen. Vanwege het 25-jarig jubileum van FLORON is het programma dit jaar extra feestelijk met lezingen in twee zalen. Het programma is losbladig bijgevoegd, en staat tevens op www.floron.nl. In de pauzes is er gelegenheid om bij te praten en stands te bezoeken. Er zijn onder andere natuurboeken en plantenzaden te koop.

Op www.floron.nl kunt u zich aanmelden (verplicht). We hopen u op 14 december te ontmoeten!

Varenvaria (t/m 2012) is als pdf te raadplegen op de web-site van de Nederlandse Varenvereniging (www.nederlandse-varenvereniging.nl/vereniging/varenvaria.htm)

Verspreiding van de Gewone eikvaren in Nederland. De figuur geeft het epifytisch voorkomen op boomstammen (rood) en wilgenbossen waar de soort nu zeer waarschijnlijk al epifytisch voorkomt (groen).

Kleine, fertiele kloon van de Gewone eikvaren op Zomereik binnen de bebouwde kom van Soest - foto H. Roskam.

FLORON Nieuws 19 21

Gewone eikvaren als epifytIn het laatste nummer van Varenvaria, het tijdschrift van de Nederlandse Varenvereniging, wordt een overzicht gegeven van alle biotopen waarin de Gewone eikvaren (Polypodium vulgare) voorkomt in ons land. Daarbij wordt ingegaan op een tamelijk recent verschijnsel, namelijk de groei van Gewo-ne eikvaren (Polypodium vulgare) klonen op rechtopstaande of scheve boomstammen en soms ook in de oksels van meer-dere stammen.

De eerste van deze epifytische vondsten werd gedaan in Oost-Flevoland, daarna gevolgd door Amsterdam, Overijssel en Zuid-Holland (zie kaartje). Tot nu toe is de soort het meest gevonden op de Schietwilg (wilgenbossen) en Iep (vooral in grachtengordel van Amsterdam). Vondsten zijn ook bekend van de Eenstijlige meidoorn, Zwarte els, Appel, Berk, Vlier, Zomereik en Peer. Het vermoeden bestaat dat de soort als epifyt bezig is met een opmars en daarbij mogelijk alle wilgen-bossen al heeft gekoloniseerd, en daarom zijn deze ook in het verspreidingskaartje aangegeven.

Maar wie gaat al die ondoordringbare bossen echt controleren op het voorkomen? Opgaven met jaar, coördinaten en boom- of struiksoort zijn welkom bij [email protected]. Het gaat dus niet om de groei in of op het geknotte deel van knotwil-gen, waar ook de Brede eikvaren (Polypodium interjectum) voor kan komen. Epifytische groei van de Brede eikvaren op boomstammen is tot nu toe niet uit ons land bekend, maar is ook te verwachten.

Meer informatie: Piet Bremer, [email protected]

FLORON-dag 14 december 2013

Page 22: FLORON-nieuws 19

De herbariumcollectie Nederland in Naturalis – foto Leni Duistermaat.

Verzamelde plant gedroogd in een krant – foto Leni Duistermaat.

Plantenpers met sjorbanden – foto Leni Duistermaat.

22 FLORON Nieuws 19

Oproep herbariummateriaalHerbariummateriaal verzamelen nog van deze tijd?!

Nederland kent een lange traditie van het inventariseren van de biodiversiteit volgens een vast grid. Dit zijn heel waarde-volle data voor diverse doelen, variërend van onderzoek tot het uitzetten van beleid en soortbescherming. De waarde van deze gegevens neemt toe naarmate de betrouwbaarheid van de identificaties hoger is. Voor veel soorten zal dat geen pro-bleem geven. Maar er zijn groepen waarvoor het nodig blijft de waarneming goed te documenteren.

Van oudsher bestaat het documenteren van een plantenvondst uit het verzamelen, drogen, etiketteren, determineren en uiteindelijk opnemen in een herbarium. Naturalis, en dan met name de sectie Botanie, heeft zich – net als voordien het Rijksherbarium of Nationaal Herbarium Nederland – tot taak gesteld de waarnemers te ondersteunen bij het identificeren en documenteren van hun bijzondere waarnemingen, zodat deze kunnen worden gebruikt voor onderzoek en voor de va-lidatie in de landelijke databank.

Het verzamelen van dergelijk ‘bewijs’materiaal lijkt echter langzaam in onbruik te raken als iets wat men vróeger wel deed, maar wat niet meer in de moderne tijd past. Bovendien heeft internet in combinatie met digitale fotografie het zoveel eenvoudiger gemaakt om de vondst te illustreren, toch...?Ten dele is het waar dat men in kwetsbare populaties niet zomaar kan plukken. En inderdaad kunnen foto’s aantonen dat de betreffende soort waargenomen is. Foto’s laten echter geen herinterpretatie toe als door voortschrijdend inzicht is gebleken dat er onder de soort nog een andere soort schuilt of dat de soorten op andere kenmerken onderscheiden moeten worden. En maar al te vaak zijn die nieuwe kenmerken inder-tijd nou net niet in beeld gebracht omdat daar geen waarde aan werd gehecht.

Het grote voordeel van het goed verzamelen en bewaren van plantenmateriaal met een goede beschrijving (etiketgegevens) is dat de waarneming ten allen tijde opnieuw geïnterpreteerd kan worden. Zelfs van een heel kleine populatie is het moge-lijk om zonder desastreuze schade aan te richten een waarde-

volle collectie te maken die de waarneming tot in lengte van dagen documenteert. Populaties zijn eerder als gevolg van veranderende omstandigheden ter plekke verdwenen dan door het eenmalig verzamelen van documentatiemateriaal.

Het moge duidelijk zijn dat deze bijdrage een oproep is om herbariummateriaal van bijzondere vondsten te verzamelen en op te sturen (in het ‘kader’ is omschreven wanneer verza-melen wel of juist niet gewenst is, en hoe je daarbij te werk moet gaan).

Herbariummateriaal kun je opsturen (evt. met de vermelding Breekbaar!) naar Naturalis - sectie Botanie, t.a.v. W.J. Hol-verda, Postbus 9517, 2300 RA Leiden. Meer informatie: Leni Duistermaat, Naturalis – sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora

Page 23: FLORON-nieuws 19

Niet verzamelen- Soorten die bij de wet beschermd zijn mogen niet geplukt worden! Maak goede foto’s (check de belangrijke kenmerken

in de Flora) en geef een beschrijving van kenmerken die op de foto niet tot uiting komen (zoals geur, afmeting).- Als de populatie te kwetsbaar is: de waarneming als voor een beschermde soort documenteren (zie voorgaand punt).- (Zeer) zeldzame soorten van reeds bekende plekken.

Wanneer is het wel belangrijk om een (stuk van een) plant te verzamelen?- Alle soorten die als uitgestorven in de Flora staan en aangetroffen op een locatie waar geen vermoeden van inzaai of

aanplant is.- Alle (vrij) zeldzame soorten die buiten hun bekende floradistrict zijn aangetroffen en (zeer) zeldzame soorten die buiten

hun bekende uurhokken (verspreidingsatlas.nl) zijn aangetroffen. - Planten met bloemen en/of vruchten die je niet kunt identificeren en niet in een tuin of plantsoen staan. - Indien je wilt aantonen dat een soort beter in meerdere (onder-)soorten gesplitst kan worden.

Werkwijze van verzamelen- Verzamel als soort en omstandigheden dat toelaten (zie hierboven: niet verzamelen) een representatieve plant. Verzamel

deze zo volledig mogelijk, dus met inbegrip van ondergrondse delen. Als niet alle relevante delen verzameld kunnen worden (ontoegankelijk, formaat) of als kenmerken bij drogen niet meer zichtbaar zijn, beschrijf deze dan: bv. type wortelsysteem (penwortel, wortelstok), hoogte van de plant, aantal stammen en diameter ervan, aanwezigheid uitlopers, kleur van blad en /of bloemonderdelen, etc.

- Verzamel op het moment dat de plant de onderscheidende kenmerken toont, afhankelijk van de groep ofwel in bloei of-wel in vrucht.

- Planten langer dan maximaal 50 cm moeten in stukken geknipt worden voor het drogen.- Leg de plant zo snel mogelijk in een droge krant. Leg bij het drogen van meerdere planten af en toe tussen de kranten

een stuk golfkarton (en eventueel schuimrubber zodat er meer lucht bij kan komen en dikke delen niet al te zeer kapot worden geperst). Plaats de kranten tussen twee stukken multiplex (zo groot als de krant) en maak deze met sjorbanden stevig vast of leg er een gewicht bovenop.

- Vervang vochtige kranten tenminste iedere dag om schimmelvorming en verrotting tegen te gaan.- Plak planten nooit vast met plakband, dat beschadigt het materiaal. Bij het Nationaal Herbarium worden ze op nieuwe

vellen gemonteerd.- Doe losse kleine onderdelen in een papieren zakje en stop dit bij de plant.- Verstuur de geheel droge planten tussen de kranten in een verstevigde envelop of doos.

FLORON Nieuws 19 23

Determinatiehulp EendenkroosNerven zoeken bij Eendenkroos

Het determineren van Eendenkrozen (Lemna’s) is niet een-voudig. Een belangrijk kenmerk is het aantal nerven in de bladschijfjes. Maar die blijken in de praktijk vaak moeilijk te zien. Om de nerven beter zichtbaar te maken heb ik gepro-beerd de bladschijfjes te bleken. Met alcohol, azijn en chloor wordt alles bleek, dus ook de nerven. Met brandspiritus is het resultaat (soms) beter. Door de bladschijfjes een aantal uren of een nacht in de brandspiritus te leggen worden de schijfjes bleek, maar blijken de nerven beter te zien. Waarschijnlijk heeft de kleurstof in de spiritus invloed. Als je de bladschijfjes na de spiritusbehandeling met de bo-venkant naar beneden op een petrischaaltje legt en met licht schuin van onderen door een binoculair bekijkt dan zijn de nerven te zien. Je moet zorgen dat de bladschijfjes nog nat zijn van de spiritus. Na het drogen zijn de nerven namelijk niet meer te zien. Als iemand een idee heeft hoe we de nerven nog beter zichtbaar kunnen maken houd ik me aanbevolen. Voor-lopig blijf ik doorgaan met experimenteren!

Meer informatie: Wim van der Ven,[email protected]

Page 24: FLORON-nieuws 19

24 FLORON Nieuws 19

Impressie workshop fonteinkruiden in Brabant– foto’s Jacques Rovers

Workshop FonteinkruidenGeslaagde workshop fonteinkruiden in Brabant

Veel van de in Nederland voorkomende fonteinkruiden vind je in Noord-Brabant. We komen ze tijdens het inventariseren dan ook regelmatig tegen. Echter, ze goed op naam brengen is niet altijd eenvoudig. Reden voor ons om een workshop fonteinkruiden te organiseren. John Bruinsma bleek bereid ons wegwijs te maken in deze toch wat duistere waterwereld. In februari zijn we gestart met een bijeenkomst in het Natuur-museum Brabant te Tilburg. Met behulp van herbariummate-riaal, binoculair en goede ondersteunende boeken gingen we met een tiental deelnemers aan de slag. Vaak zijn het kleine, moeilijk te onderscheiden details die het verschil maken, zoals een bladschede die wel of niet vergroeid is. Goede ondersteu-ning bieden de uit twee delen bestaande Bestimmungsschlüs-sel für die aquatischen Makrophyten in Deutschland met duidelijke foto’s en tekeningen en pijlen naar de onderdelen van de plant waar je op moet letten.

De workshop werd vervolgd in de zomer. Deze dag bestond uit twee delen: ’s ochtends een binnenprogramma en ’s mid-dags een excursie om de fonteinkruiden in hun natuurlijke omgeving te zien. Omdat fonteinkruiden zeer verspreid voorkomen en het ondoenlijk is om in één excursie alle in Brabant voorkomende fonteinkruiden in hun natuurlijke ha-bitat te bezoeken hebben we tevoren de meest voorkomende fonteinkruiden verzameld (met dank aan Ad Wagemakers). De ochtend hebben we besteed aan het op naam brengen van de verzamelde soorten. Alle fonteinkruiden in aparte genum-merde teiltjes, 12 soorten in totaal. Binnen vind je toch meer de rust en de tijd om eens goed naar de verschillen te kijken. Waar zie je nu echt aan of sprake is van Tenger of Klein fonteinkruid? Het is hierbij een steuntje in de rug, dat ook de echte deskundigen nog wel eens twijfelen en bijvoorbeeld aangeven: “ Voor 90% ga ik voor Tenger fonteinkruid op basis van ……….”. Zonder nu meteen deskundig te zijn, hebben we wel geleerd op welke details je moet letten. Ook hebben we gevoel gekregen hoe klein de verschillen soms zijn en dat je bij het vaststellen van de soort meerdere onderscheidende kenmerken moet meenemen. En helaas dat je determinatie niet altijd voor 100% zeker is. Het zijn vooral de smalbladige fonteinkruiden die voor discussie zorgen.

Voor de namiddag hadden we een route nabij Sprang-Capelle uitgezet, waarbij we een aantal van de ’s ochtends gedetermi-neerde fonteinkruiden in het veld hebben bekeken. Wat zijn nu opvallende kenmerken in het veld? Een goed voorbeeld is de olieachtige glans van het Stomp fonteinkruid, die bij het uit het water halen meteen opvalt. Met een goede loep en door-vallend zonlicht kun je ook buiten veel kenmerken, zoals de nervatuur, vrij goed waarnemen.

We kijken met voldoening terug op de leerzame bijeenkom-sten. Ze hebben ons zeker geholpen om fonteinkruiden met wat meer vertrouwen tegemoet te treden. Een uiteraard met dank aan John Bruinsma en het Natuurmuseum Brabant. We zijn zeker van plan om nog meer van dit soort workshops te organiseren.

Meer informatie: Jacques Rovers, [email protected]

24 FLORON Nieuws 19

Page 25: FLORON-nieuws 19

Stengelschubben Dryopteris x deweveri – foto Bart Hendrikx.

Habitus Dryopteris x deweveri – foto Bart Hendrikx.

FLORON Nieuws 19 25

Dryopteris x deweveriOver het voorkomen van Dryopteris x deweveri in Noord-Limburg en zuidoost Brabant

In de zomer van 2013 heb ik onderzoek gedaan naar de ha-bitus én het voorkomen van Dryopteris x deweveri in enkele bosgebieden in het grensgebied van Brabant en Limburg. Dryopteris x deweveri is de kruising tussen Brede stekelvaren (Dryopteris dilatata) en Smalle stekelvaren (Dryopteris carthu-siana). Deze bastaard is (lokaal) niet zeldzaam, maar wordt bij inventarisaties vermoedelijk vaak over het hoofd gezien.

Waar te verwachten Zoals te verwachten is de bastaard vooral te vinden op plaat-sen waar beide oudersoorten abundant voorkomen. Het veldonderzoek concentreerde zich dan ook op vochtige, veelal gemengde bossen op zandgrond waar de soorten in groten getale samen voorkomen. De onderzochte bossen kenden een dominantie van Grove den met een hoog aandeel aan Zome-reik en Ruwe berk. De ondergroei bestond naast genoemde varensoorten vooral uit Pijpenstrootje. Greppels in het bos waren voldoende vochthoudend voor soorten als Wijfjesvaren en Dubbelloof. Er zijn bossen in 4 verschillende kilometer-hokken onderzocht. Dit betroffen bossen in de plaatsen Budel, Weert, Stiphout en Lottum. In alle onderzochte bospercelen is de bastaard, in wisselende aantallen, aangetroffen.

Hoe te herkennenDryopteris x deweveri is goed op habitus te onderscheiden van beide oudersoorten. Voor een definitieve bevestiging zal echter een microscopische controle van de in hoge mate abor-tieve sporen noodzakelijk zijn. De habitus van Dryopteris x deweveri is het best te omschrij-ven als een grote en vooral ook robuuste variant van Smalle stekelvaren. De bastaard kent dan ook de “hybrid vigour” die we ook kennen van veel andere varenhybriden. De stengel-schubben zijn (variabel) intermediair tussen beide ouders. In alle gecontroleerde gevallen was er een, al dan niet vage, donkere middenstreep op de stengelschubben waar te nemen.

Deze bereikt vaak, in tegenstelling tot bij Brede stekelvaren, niet altijd de top van de schub. De planten hebben een kort kruipende wortelstok vergelijkbaar met Smalle stekelvaren. Bij zeer oude en omvangrijke exemplaren kunnen delen van de wortelstok een meer opstijgend tot zelfs opgaand karakter hebben, terwijl andere delen een sterk vertakt en kruipende groei vertonen. Door het robuuste karakter van de plant kun-nen oude planten omvangrijke klonen vormen tot wel enkele m2 groot. Doordat de bastaard niet volledig steriel is zijn er vaak meerdere planten in de omgeving te vinden en kan de bastaard groepsgewijs optreden.

ConclusieIn bosgebieden zijn volgroeide planten van Dryopteris x dewe-veri te vinden door tussen de oudersoorten te letten op grote en vooral ook robuuste planten met de opgaande habitus van Smalle stekelvaren. De bastaard blijkt in de bossen waar beide ouders goed vertegenwoordigd zijn niet zeldzaam en vaak met meerdere volgroeide exemplaren aanwezig te zijn.Een uitgebreider artikel is in voorbereiding en zal worden ge-publiceerd in Varenvaria, het tijdschrift van de Nederlandse Varenvereniging.

Meer informatie: Bart Hendrikx, [email protected]

Page 26: FLORON-nieuws 19

Steentijmereprijs in Hoogeveen en doosvruchten - foto’s Joop Verburg.

Tabel voor het onderscheiden van Zand- en Gewoon varkensgras. Maten tussen haakjes betref-fen uitzonderingen. Kenmerken gebaseerd op Jongepier, Lambinon et al. en Van der Meijden.

Kenmerk Zandvarkensgras Gewoon varkensgras Nootjes Glanzend Dof of iets glanzend

Lichtbruin Roodachtig tot donkerbruin (3,5) 4-6 x (2-)2,5-3 mm (1,5) 2-3 (4,0) x 1,3-1,5 mm Nootjes steken ± 1,5-2 mm (= minstens derde van hun lengte) buiten bloemdek

Nootjes steken meestal niet of weinig buiten bloemdek. Indien uitstekend, dan lang en smal (4,0 x 1,5)

Bloemdekbladen Ca. 3 mm lang 1,5-2 mm langVliezige rand bloemdekbladen

Wit of roze Wit of rozeBreed: (0,5) 0,6-0,8 mm Smal: 0,2-0,4 (0,5) mm

Bladen hoofdstengel Nauwelijks groter als die van bloemdragende vertakkingen

Variabel, maar vaak drie maal zo groot als die van bloemdragende vertakkingen

Meer lezen?

Jongepier, J.W. 1988. Polygonum oxyspermum Meyer & Bunge ex Ledeb. in Nederland gevon-den. Gorteria 14: 64-67.

Lambinon J., De Langhe J.E., Delvosalle L. & Duvingneaud J. 1998. Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en aangrenzende gebieden. Derde druk. Natio-nale Plantentuin van België, Meise.

Van der Meijden R. 2005. Heukels’ Flora van Nederland (23e druk). Wolters-Noordhoff, Gro-ningen/Houten.

Zandvarkensgras (Westnol bij Wissekerke) - foto’s Peter Meininger.

26 FLORON Nieuws 19

FloranieuwsNieuwe vondst van Steentijmereprijs

Inventariseren van de urbane flora is een spannende bezig-heid en levert vaak verrassende vondsten op. Zo vonden Joop Verburg en de deelnemers aan de lokale plantencursus tijdens hun 1e excursie dag begin mei Steentijmereprijs (Veronica acinifolia) in Hoogeveen. Steentijmerepijs, een soort met een overwegend (sub)mediterrane verspreiding, is in Nederland uitermate zeldzaam en tot op heden alleen in de provincie Noord-Brabant waargenomen. De eerste Nederlandse vondst dateert uit 2001 (boomkwekerij). In Hoogeveen stonden meer dan 100 planten in een berm tussen vrij jonge bomen en hees-terbeplanting. Als begeleidende soorten zijn genoteerd: Zand-raket, Kleine veldkers, Vroegeling (het voorjaar was laat!) en Witte winterpostelein. In hoeverre kwekerijen een rol spelen in de verspreiding van Steentijmereprijs is nog onduidelijk.

Meer informatie: Edwin Dijkhuis, [email protected]

Zandvarkensgras in de Delta

Eén van de zeldzaamste ‘vloedmerkplanten’ in Nederland is Zandvarkensgras (Polygonum oxyspermum subsp. raii). Na een eerste vondst in 1986 bij Vlissingen) duikt de soort onbestendig op en lijkt ook lange perioden helemaal afwezig te zijn. Lijkt, want het is misschien een kwestie van gericht en goed zoeken in de juiste tijd (augustus-september).

Zandvarkensgras lijkt sterk op Gewoon varkensgras (P. avicu-lare). De laatste soort is zeer variabel in habitus, van miezerige plantjes tussen straatstenen, plakkaten smalbladige planten als akkeronkruid tot robuuste planten in dynamische kustmilieu’s. Deze forse planten, met dito fors blad, stengel, bloemdek en vrucht worden met enige regelmaat aangezien voor Zandvar-kensgras (voor verschilkenmerken zie tabel).

De laatste decennia is Zandvarkensgras slechts van een hand-vol plekken gemeld, waarbij helaas niet altijd bewijsmateriaal is verzameld. In 2013 zijn in de Delta meerdere vondsten gedaan, die door foto’s en/of herbariummateriaal goed gedo-cumenteerd zijn (zie www.waarneming.nl).

Zo vond Remko Andeweg een tiental exemplaren op het Sluf-terstrand van de Maasvlakte. Grada Menting vond een fraaie plant op de Westnol bij Wissekerke en Peter Meininger trof na het afsjouwen van vele tientallen kilometers Zeeuwse zeedijk een klein exemplaar aan in de spatzone van een dijkglooiing nabij Sophiahaven (Kamperland).

Meer informatie: Peter Meininger, [email protected]

Page 27: FLORON-nieuws 19

Batologenexcursie in Brabant (2013) met Peter Venema, Anne Troel-stra, Karst Meijer, Bram van de Beek, Anton van Haperen. Front: Rienk-Jan Bijlsma, Iris de Ronde, Olga Troelstra en Rense Haveman- foto Rense Haveman.

FLORON Nieuws 19 27

BoekbesprekingenWelke bomen staan er in parken en langs lanen?

Leo Goudzwaard, 2013. Loofbomen in Nederland en Vlaan-deren. KNNV Uitgeverij, Zeist. 432 p., kleurenfoto’s, ISBN 9789050114325, € 49,95

Op die vraag geeft Leo Goudzwaard in zijn boek Loofbomen in Nederland en Vlaanderen antwoord. In het kloeke boek komen meer dan 268 bekende en minder bekende loofboom-soorten meer dan 400 en cultivars aan bod. De soortkeuze is gebaseerd op de bomen die in Nederlandse parken en arbore-ta te vinden zijn en het goed doen in ons klimaat. Na een kor-te inleiding volgen soortbeschrijvingen, die naast herkenning ook informatie geven over de levensverwachting, tips voor het aanplanten, toepassing van hout of vruchten, en mogelijke ziekten. Per soort zijn vaak meerdere illustraties opgenomen, ook van vruchten en bloemen. Bij grotere geslachten, zoals Prunus, is een tabel opgenomen zodat de onderscheidende kenmerken snel duidelijk worden. Zo bloeit Prunus serratula ‘Fugenzo’ relatief laat, terwijl P. serratula ‘Jo-nioi’ vroeger bloeit en sterk geurt. Het boek is geen determinatieboek, maar wel bij uitstek een naslagwerk voor iedereen met interesse in de diversiteit van beplanting. De auteur maakt zich dan ook sterk voor een grotere variatie aan boomsoorten in de stad. Immers, veel exotische soorten die in ons klimaat goed ge-dijen, zien we toch vaak als oudere of monumentale boom.

Op onkruidsafari in de Parel van het Zuiden

Werkgroep Stadsplanten Breda, 2013. Stadsplanten van Breda. 224 p., 200 kleurenfoto’s, € 12,50 te bestellen via www.stadsplantenbreda.nl

De Werkgroep Stadsplanten Breda, waarin de KNNV Breda en IVN Mark en Donge samenwerken, heeft niet alleen de hele stad Breda geïnventa-riseerd, maar ook een mooie gids en website over stadsplanten gemaakt. Met het rijk geïllustreerde boek kun je de naam van de 150 meest voorko-mende stadsplanten achterhalen. Elke plant wordt beschreven. Zo lees je wat de wetenschappelijke en Nederlandse naam betekent, of de plant giftig of juist eetbaar is, en hoe hij in de stad terechtkwam. Naast de 150 algemene stadsplanten staan er nog 50 foto’s in van minder algemene, maar opval-lende of landelijk zeldzame soorten. Met de uitgave proberen de auteurs burgers dichter bij de natuur te brengen.

Waar floristen van zullen smullen

Bram van de Beek, 2013. rubus-nederland.nl

Een website met 204 soorten en variëteiten. Zoveel bramen zijn er in Nederland. Batoloog Bram van de Beek heeft met een groep specialisten orde in de chaos geschapen door alle soorten op systematische wijze te beschrijven. Alle informatie is beschikbaar via een nieuwe website. Naast een naamlijst (met beschrijvingen van subgenera, secties en subsecties), zijn er ook determinatiesleutels, waaronder een multi entry key, waarbij de soortenlijst kan worden gefilterd door één of meer van de 61 (!) kenmerken uit een menu te kiezen. Vrijwel alles aan de braam is opgemeten, van klierhaarlengte tot kroon-bladbreedte. De stekelige materie heeft ook tot fantasievolle namen geleid bij het beschrijven van nieuwe soorten. Zo zijn er Rubus ferocior (strijdlustig) en R. spiculus (stekel). Apo-micten, soorten, waaronder de bramen, die zich grotendeels ongeslachtelijk voortplanten, zijn vaak endemen. Ook dat blijkt uit namen als R. vadalis (Wadden), R. drenthicus en R. baronicus. Naar de Heukels’ naam Rubus fruticosus, waaron-der de meeste bramen vallen, zal men tevergeefs zoeken. Voor een toekomstige editie van de flora zal het dan ook een hele uitdaging worden om de grote bak soorten in te dikken tot een voor de gemiddelde gebruiker acceptabel aantal.

Meer informatie over de boek-besprekingen: Laurens Sparrius, [email protected]

Page 28: FLORON-nieuws 19

ColofonFLORON Nieuws is een uitgave van FLORON en verschijnt 2 keer per jaar

District Naam Telefoon Email DC Team Excur

1. Groningen-Oost vacature (Willem Stouthamer) 050-3143841 [email protected]

Rene Bult 06-12323381 [email protected]

Willie Riemsma 0598-621645 [email protected]

Annie Vos-Smit 0598-618009 [email protected]

Michiel van Kerkvoorde 0598-383084 [email protected]

2. Groningen-West Willem Stouthamer 050-3143841 [email protected]

3. Friesland-Oost Harry Waltje 0512-543443 [email protected]

4. Friesland-West Gertie Papenburg 0511-541376 [email protected]

5. Drenthe Ben Hoentjen 050-4061990 [email protected]

Els Heijman 050-4092836 [email protected]

6. Beneden-IJssel Piet Bremer 038-4535753 [email protected]

7. Twente Otto Zijlstra 053-4331589 [email protected]

8. Achterhoek Fred Bos 0543-515341 [email protected]

Louis-Jan van den Berg 0544-372594 [email protected]

9. Gelderland-West Hans Inberg 0317-313750 [email protected]

10. Flevoland Egbert de Boer 0578-572292 [email protected]

11. Utrecht Patrick Lansing 030-6933646 [email protected]

12. Noord-Holland Noord Jaap Groot 0226-312770 [email protected]

13. Noord-Holland Midden vacature

Koos Ballintijn 0299-772543 [email protected]

14. Groot-Amsterdam Peter Wetzels 020-6928352 [email protected]

15. Hollands Duin Joop Mourik 023-5285502 [email protected]

Niko Buiten 023-5403266 [email protected]

16. Zuid-Holland Zuid Willemien Troelstra 010-4673970 [email protected]

17. Zeeland Justus van den Berg 0113-271210 [email protected]

18. Noord-Brabant Markiezaat Petra van der Wiel 0165-533059 [email protected]

19. Noord-Brabant Oost Joep Spronk 040-2120672 [email protected]

20. Noord-Limburg vacature

Fons Reijerse 0485-571212 [email protected]

21. Zuid- en Midden-Limburg Bart Hendrikx 0495-530300 [email protected]

22. Gelderland-Midden Elmar Prins 026-3622787 [email protected]

23. Noord-Brabant Baronie Jacques Rovers 076-5875353 [email protected]

Rob Vereijken 013-5438841 [email protected]

Johan van Laerhoven 013-4638937 [email protected]

Districtscoördinatoren

DC = districtscoördinator Team = lid districtsteamExcur = excursieleider

Redactie: Ruud Beringen, Baudewijn Odé, Laurens Sparrius, Edwin Dijkhuis en Egbert de BoerFoto voorpagina: Zwartblauwe rapunzel - foto Ton Hermans Vormgeving Jelger Herder & Kris Joosten

FLORONPostbus 90106500 GL [email protected]