Flexibilisering in de kinderopvang: goed voor ouder én kind? · Gemeten naar het welzijn van de...
Transcript of Flexibilisering in de kinderopvang: goed voor ouder én kind? · Gemeten naar het welzijn van de...
Flexibilisering in de kinderopvang: goed voor ouder én kind?
N I Z W
PROJECT OK
W I L M A S C H E P E R S
Flexibilisering in de
kinderopvang:
goed voor ouder én kind?
V e r s l a g v a n d e s t u d i e m i d d a g
o p 2 7 m e i 2 0 0 3 i n D r i e b e r g e n
G e o r g a n i s e e r d d o o r N I Z W J e u g d
e n P r o j e c t O K
© 2003 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming.
A u t e u r Wilma Schepers, Schepers Tekst of Communicatie
Met een bijdrage van Clasien de Schipper, Louis Tavecchio, Rien van IJzendoorn
V o r m g e v i n gZeno
D r u k w e r kKrips, Meppel
I S B N90-5957-225-4
N I Z W - b e s t e l n u m m e r E 23388
NIZW Uitgeverij
Postbus 19152
3501 DD Utrecht
Telefoon (030) 230 66 07
Fax (030) 230 64 91
E-mail [email protected]
Website www.nizw.nl
I n l e i d i n g 7
D e a a n l e i d i n g 9
Presentatie Willemijn de Groot, SKON
H e t w e t e n s c h a p p e l i j k o n d e r z o e k 1 1
Presentatie Clasien de Schipper, Universiteit Leiden
Tekst Clasien de Schipper, Louis Tavecchio, Rien van IJzendoorn
O n d e r s t e u n i n g v a n d e p r a k t i j k 1 3
Presentatie Netty Jongepier, NIZW Jeugd
B e d r i j f s m a t i g e r a n d v o o r w a a r d e n 1 9
Presentatie Ria Hoogedoorn, project OK
V e r s l a g v a n d e d i s c u s s i e 2 5
B i j l a g e 2 9
Publicaties over flexibele kinderopvang
Inhoud
Vandaag een uurtje langer, morgen een
uurtje korter, deze week op woensdag,
volgende week op donderdag, zo ziet de
meest gebruikelijke vraag van ouders
naar flexibele kinderopvang eruit. Met de
opkomst van de 24-uurseconomie is de
vraag van ouders naar kinderopvang
‘flexibeler’ geworden. Lang niet alle
ouders werken in een vast patroon gedu-
rende de vaste kantoortijden. Zij werken
in onregelmatige diensten, ’s avonds,
’s nachts en ’s ochtends vroeg, of zij willen met een vrije hand afspraken
kunnen plannen op wisselende dagen. In antwoord op die vraag is er de afge-
lopen vijftien jaar geëxperimenteerd met flexibele opvangvormen: verlengde
opvang, opvang volgens wisselende roosters, avond- en nachtopvang. In
onderzoek dat deze experimenten in de jaren negentig van de vorige eeuw
begeleidde, is nagegaan hoe flexibele opvang het best te organiseren is en wat
de consequenties zijn van deze vorm van kinderopvang voor de kwaliteit ervan.
In dit onderzoek waren vooral de extreme vormen van flexibele opvang onder-
zoeksobject en kreeg de mate van (on)regelmaat in de contacten tussen leid-
sters en kinderen vooral veel onderzoeksaandacht. De conclusie was dat het
aantal wisselingen in contacten in de flexibele opvang nauwelijks groter was
dan in de reguliere opvang en dat de reguliere opvang op dit punt beslist niet
altijd beter scoorde. Deze resultaten namen iets van weerstand tegen flexibele
opvang – die toen nog zeer voelbaar was – weg en openden de weg naar een
groeiende vraag naar en gebruik van flexibele opvang.
Omdat de vraag welke grenzen er vanuit pedagogisch standpunt gesteld
moeten worden aan flexibele opvang – en dan vooral aan de veelvoorkomende
vormen van flexibele opvang zoals een uurtje langer of korter, wisselende
dagen en wisselende tijden – nog steeds niet afdoende beantwoord was,
startte de Universiteit Leiden in 1997 een onderzoek naar flexibele opvang in
Nederland. De Stichting Kinderopvang Nederland (SKON) financierde dit
onderzoek en heeft er inhoudelijk aan bijgedragen.
7
Inleiding
Ook de overheid liet zich niet onbetuigd in dit ‘vraagveld’. Het ministerie van
VWS gaf in 1999 een extra impuls aan de flexibele kinderopvang door financie-
ring ter beschikking te stellen voor extra openingsuren. De afdeling Kinderop-
vang van VWS (inmiddels overgegaan naar SZW) stelde geld beschikbaar voor
een inhoudelijk ondersteuningstraject voor de flexibele opvang. Dit leidde tot
de volgende projecten:
• de ondersteuning van de bedrijfsmatige kant van flexibele opvang, uitge-
voerd door project Ondernemen in de Kinderopvang (project OK);
• de verspreiding van onderzoeksresultaten van wetenschappelijk onderzoek,
uitgevoerd door de Universiteit Leiden;
• de ondersteuning op het gebied van pedagogische kwaliteit, uitgevoerd
door het NIZW.
Op de studiemiddag Flexibilisering in de kinderopvang: goed voor ouder én kind?
presenteerden vier organisaties (SKON, Universiteit Leiden, project OK en
NIZW) de resultaten van hun betrokkenheid bij flexibele opvang aan ongeveer
150 deelnemers. De middag gaf een totaalbeeld van de kennis over, de
behoefte aan en het gebruik van flexibele kinderopvang en de pedagogische en
organisatorische randvoorwaarden. Er werd ook gediscussieerd. Bevindingen,
conclusies en aanbevelingen gaven ruim aanleiding tot een intensieve gedach-
tewisseling.
Op de volgende pagina’s vindt u een weergave van de bijdragen van de vier
organisaties. De samenvatting van de bijdrage van de Universiteit Leiden is
geschreven door drie auteurs van de Universiteit Leiden. Vervolgens kunt u
een kort verslag lezen van de discussie waarmee de middag werd afgesloten.
De onderzoeken en projecten op het gebied van flexibele opvang hebben gere-
sulteerd in een aantal op ondernemers, managers, leidsters en ouders toege-
sneden publicaties. Informatie over deze publicaties – titelbeschrijvingen,
prijzen en bestelwijze – vindt u achter in dit boek.
Wij hopen dat dit verslag u een goede indruk geeft van de stappen die gezet
zijn in het veld van de flexibele opvang, of zoals velen liever zeggen, van
kinderopvang ‘op maat’.
8
E e n f l e x i b e l e v r a a g n a a r
k i n d e r o p v a n g
Door de jaren heen zijn er heel wat
discussies gevoerd over de vraag wat
pedagogisch verantwoorde kinderop-
vang is. Twintig jaar geleden was het heel
gewoon om te stellen dat vijf dagen
opvang per week noodzakelijk was voor
kinderen om een hechte relatie met de
leidsters op te bouwen. Willemijn de
Groot, directeur kinderopvang van Stich-
ting Kinderopvang Nederland (SKON) herinnert zich het nog goed. ‘Maar’, zo
constateerde ze in haar inleiding op de studiemiddag over flexibele opvang,
‘de samenleving veranderde, vrouwen gingen meer parttime werken en ook
steeds meer vaders kozen ervoor om een dag voor de kinderen te zorgen. Dit
leidde tot felle debatten over de minimale afname van kinderopvang – moest
dat drie dagen zijn, of kon het ook op twee dagen? Later, toen de maatschappij
op weg ging naar een 24-uurseconomie, verplaatste de discussie zich naar de
vraag of opvang op onregelmatige tijden en tijdens weekends en ’s nachts
verantwoord is. De discussies waren vooral gebaseerd op veronderstellingen,
want wetenschappelijk onderzoek is tot nu toe beperkt gebleven. De pedago-
giek als wetenschap heeft zich immers nog weinig beziggehouden met de
bijzondere aspecten van kinderopvang als zelfstandig pedagogisch milieu. De
discussies weerspiegelden vooral ook het voortdurende spanningsveld tussen
de bedrijfsvoering van de kinderopvang en de pedagogiek, tussen dat wat
ouders vragen en willen betalen en dat wat nodig is om de kwaliteit van de
opvang te waarborgen.’
MET GEVOEL EN KENNIS VAN ZAKEN SKON, als grote landelijke aanbieder
van kinderopvang, wil graag aansluiten bij de vraag naar meer flexibele opvang
van ouders, maar wil ook gestand doen aan haar slogan ‘Kinderopvang met
gevoel en kennis van zaken’. Voor SKON was dat een reden om in 1997 geld
9
De aanleiding
Presentatie Willemijn de Groot,
SKON
beschikbaar te stellen voor het wetenschappelijk onderzoek naar flexibele
kinderopvang van Clasien de Schipper waar op deze middag verslag van wordt
gedaan. ‘Want’, zo vertelde Willemijn de Groot: ‘als ondernemer wil je een
goed en financieel gezond bedrijf runnen en aan de andere kant wil je als
verantwoord ondernemer ook dat het goed gaat met de kinderen die aan je
zorg zijn toevertrouwd. Dat vraagt om pedagogische kennis en die kennis is
nog niet ruim voorhanden.’
SKON heeft in het onderzoek niet alleen als financier, maar ook als
‘meedenker’ en als ‘onderzoeksobject’ geparticipeerd. ‘Voor SKON betekende
dit een bewust genomen risico’, vertelt Willemijn de Groot. ‘Want wat doe je
als ondernemer als de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek verre-
gaande nadelige consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van je onderne-
ming?’
Dat is vooralsnog niet het geval, maar als lid van de begeleidingscommissie
van het onderzoek van Clasien de Schipper heeft SKON kennis mogen nemen
van een aantal voorlopige resultaten van het onderzoek. ‘Dat leidde ertoe dat
wij nog kritischer naar ons werk zijn gaan kijken’, vertelt Willemijn de Groot.
‘We kwamen steeds meer tot het inzicht dat de kwaliteit van de kinderopvang
vooral bepaald wordt door de positieve interactie tussen leidster en kind,
zowel in de reguliere als in de flexibele kinderopvang. Dit inzicht hebben we
vertaald naar een methode voor werkbegeleiding en deskundigheidsbevorde-
ring voor leidsters waarbij we gebruikmaken van video-opnamen. Op basis van
de goede resultaten hiermee zullen wij deze “video-interactiebegeleiding”
verder implementeren binnen onze organisatie en mogelijk in de toekomst ook
aanbieden aan andere kinderopvangorganisaties.’
10
H o e k i n d v r i e n d e l i j k i s
f l e x i b e l e o p v a n g ?
Het door SKON gefinancierde onderzoek
is uitgevoerd door Clasien de Schipper,
die daar 21 mei 2003 aan de Universiteit
Leiden op promoveerde. Haar proef-
schrift heeft als titel: Children in flexible
child care. Experiences of stability in center
care, quality of care and the child’s adjust-
ment.
Er zijn twee dingen gedaan: het aanbod
en het gebruik van flexibele kinderopvang in Nederland is in kaart gebracht en
de betekenis van flexibele opvang voor het welzijn van kinderen en de kwaliteit
van kinderopvang is onderzocht. Dit alles met als doel een bijdrage te leveren
aan de ontwikkeling en verbetering van de kinderopvang.
In het onderzoek zijn 119 willekeurig gekozen kinderdagverblijven onderzocht
waarvan de meeste een vorm van flexibele opvang bieden. Aan deze groep zijn
14 dagverblijven toegevoegd die zich nadrukkelijk als flexibel presenteren. Zo
heeft de onderzoekster een vergelijking kunnen maken tussen meer en minder
flexibele kinderopvang en tussen verschillende vormen van flexibele kinderop-
vang, zoals verlengde opvang (voor 8.00 uur of na 17.30 uur), opvang op
wisselende dagen, een wisselend aantal dagdelen en wisselende breng- en
haaltijden. Ook nachtopvang en weekendopvang zijn onderzocht, maar die
bleken zo weinig voor te komen dat daar geen uitspraken over gedaan konden
worden. Opvallend uit de cijfers is dat er betrekkelijk weinig gebruikgemaakt
wordt van flexibele kinderopvang, het zijn kleine aantallen. Voor vrijwel alle
vormen geldt dat er minder gebruikgemaakt wordt van flexibele opvang dan er
aangeboden wordt.
STABIL ITEIT EN CONTINUÏTEIT Het eerste deel van het onderzoek naar het
effect van flexibele opvang op het welzijn van kinderen had betrekking op 186
kinderen in de leeftijd van 0 tot 2,5 jaar. Over deze kinderen verzamelde
11
Het wetenschappelijk
onderzoek
Presentatie Clasien de Schipper,
Universiteit Leiden
Tekst Clasien de Schipper,
Louis Tavecchio,
Rien van IJzendoorn
Clasien de Schipper informatie met behulp van vragenlijsten voor ouders, leid-
sters en de hoofden van de centra. De tweede fase betrof 52 kinderen van 2 tot
4 jaar die gericht geobserveerd werden met behulp van een videocamera.
Daarbij werd gelet op de kwaliteit van de interacties van de kinderen met leid-
sters en andere kinderen of op de mate van ongehoorzaamheid. Door de brede
opzet was het mogelijk de rol van flexibele opvang voor kinderen te bestu-
deren, naast belangrijke andere kinderopvangkenmerken – zoals stabiliteit van
leidsters, stabiliteit in opvangplaatsen, stabiliteit van de groep, kwaliteit van de
kinderopvang – en kenmerken van kind en gezin – zoals temperament, stress
van de ouders, aantal uren opvang per week.
Uit eerder onderzoek is bekend dat stabiliteit en continuïteit belangrijke bepa-
lende factoren zijn voor het welbevinden van kinderen. De vraag was of
kinderen die flexibel opgevangen worden meer of minder stabiliteit en conti-
nuïteit ervaren in de opvang en hoe deze ervaringen samenhangen met hun
welbevinden. Ook dit onderzoek bevestigde dat stabiliteit en continuïteit
belangrijk zijn voor het welbevinden van kinderen.
Gemeten naar het welzijn van de kinderen, de kwaliteit van de interacties met
andere kinderen en de mate van gehoorzaamheid bleek – en dat is opmer-
kelijk – dat niet het flexibel zijn van de opvang van invloed is op het welzijn van
de kinderen, maar de manier waarop die flexibiliteit is vormgegeven, de
kenmerkende gedragsstijl van het kind (zijn temperament) en het aantal
verschillende opvangplaatsen.
In de brochure Hoe kindvriendelijk is flexibele opvang? staat precies beschreven
wat het aanbod en gebruik is van flexibele opvang in Nederland. Hierin staat
ook een volledig overzicht van de pedagogische effecten van flexibele kinder-
opvang op de kwaliteit van de opvang en het welbevinden van kinderen en
worden aanbevelingen gedaan voor ouders, leidsters en management in de
kinderopvang. De resultaten worden verder uitgewerkt in vier aansluitende
brochures (zie bijlage).
12
P e d a g o g i s c h e a s p e c t e n v a n
f l e x i b e l e k i n d e r o p v a n g
‘In ons project Pedagogische aspecten van
flexibele kinderopvang hebben wij ons
geconcentreerd op de praktijk van de
flexibele opvang’, vertelt Netty Jongepier
van het NIZW. ‘We hebben gekeken naar
de dagelijkse gang van zaken in de flexi-
bele opvang, hoe kinderdagverblijven
omgaan met flexibiliteit en stabiliteit en
wat kinderdagverblijven doen om in hun
flexibele aanbod pedagogische kwaliteit te realiseren. We hebben geobser-
veerd, vragen gesteld en intensieve discussies gevoerd met betrokkenen:
managers, leidsters, ouders en pedagogisch deskundigen.’
De praktijk van de kindercentra is dat er een maatschappelijke vraag is naar
flexibele vormen van opvang, constateert Netty Jongepier. Natuurlijk willen
kindercentra aan die vraag voldoen, maar dan is het goed om ook de pedagogi-
sche gevolgen van flexibele opvang te overdenken: wat betekent flexibiliteit
voor kinderen, voor de groepssamenstelling, voor het dagprogramma? Wat
moeten kinderopvangorganisaties doen om ervoor te zorgen dat het de
kinderen goed gaat in de flexibele opvang? Daarom moeten er richtlijnen en
handvatten komen voor het leveren van pedagogische kwaliteit bij een flexibel
aanbod en moeten de grenzen van een flexibel aanbod vanuit pedagogisch
inzicht duidelijk zijn. Dit waren dan ook de doelen van het project.
VOORONDERSTELLINGEN EN BEVINDINGEN Maar eerst de bevindingen
van het project. Deze blijken een aantal bestaande vooronderstellingen te
weerleggen. In de flexibele kinderopvang ervaren kinderen veel minder wisse-
lingen dan in het algemeen gedacht wordt. De wisselingen in opvangdagen en
-tijden zijn voor de meeste kinderen niet zo groot. Dat komt doordat de
meeste Nederlanders nog steeds hoofdzakelijk tijdens kantooruren werken.
Ouders hebben wel behoefte aan wat extra speling maar niet aan structurele
13
Ondersteuning van
de praktijk
Presentatie Netty Jongepier,
NIZW Jeugd
opvangdagen van 7 tot 7. Daarnaast willen ouders graag wat flexibiliteit in
tijden en dagen. Een duidelijke tendens is dat ouders als prijsbewuste consu-
menten alleen die opvang willen die past bij hun werktijden.
In de flexibele opvang is ook meer regelmaat en vastigheid dan was gedacht.
Ook de onregelmatige werktijden van ouders verlopen vaak volgens een regel-
matig patroon en omdat er maar een klein aantal kinderen is dat echt op wisse-
lende dagen of tijden komt, hebben groepen bijna altijd een vaste kern van
kinderen. Het is goed te beseffen dat de meeste niet-flexibele kinderen ook veel
wisselingen meemaken, omdat zij doorgaans maar twee of drie dagen naar het
dagverblijf komen. Daardoor maken zij deel uit van sterk wisselende groepen.
Vragen over flexibilisering in de kinderopvang zijn daarom ook relevant voor de
niet-flexibele opvang.
Opmerkelijk was de bevinding dat het aantal kinderen dat maar een heel klein
aantal uren of dagdelen naar het kinderdagverblijf komt, toeneemt. Het gaat
dan vaak om ouders die ervoor kiezen om zo veel mogelijk zelf voor hun
kinderen te zorgen. Dat zien we in de flexibele kinderdagverblijven, maar ook
in de reguliere kinderopvang. Opmerkelijk is ook dat de zorg die voorheen
vooral uitging naar kinderen die (te) lang in de opvang verblijven, verlegd
wordt naar zorg rond kinderen die zo weinig komen dat het moeilijk wordt een
eigen plekje te vinden.
Tot slot is gebleken dat de vooronderstelling dat de vraag naar flexibele opvang
vooral gesteld wordt door allochtone en laagopgeleide ouders die vaak op
onregelmatige en ongebruikelijke tijden werken, niet strookt met de werkelijk-
heid. Deze groepen zijn in de praktijk nauwelijks te vinden in de flexibele
opvang.
DISCUSSIES Kindercentra met flexibele opvang in hun aanbod zijn in het alge-
meen extra alert op de pedagogische kwaliteit. Mogelijk juist omdat zij een
afwijkend aanbod hebben, staat het belang van de kinderen bij deze organisa-
ties boven aan de agenda. In de flexibele kindercentra wordt veel nagedacht
over de grenzen van flexibele opvang. Met de betrokkenen – leidinggevenden,
leidsters, pedagogen en ouders – leidde dat tot inhoudelijke discussies.
14
Netty Jongepier vatte in haar bijdrage deze discussies samen.
De belangrijkste discussie die gevoerd werd, ging over de vraag: Is flexibele
kinderopvang schadelijk voor kinderen? Dit is een fundamentele vraag, die vanuit
vele invalshoeken te benaderen is. Enkele daarvan zijn:
• Leidsters en ouders constateren en rapporteren dat het goed gaat met de
kinderen in de flexibele opvang. Maar omdat zij graag willen dat het goed
gaat kun je je afvragen of hun blik niet gekleurd is. Daarom is het belangrijk
om kinderen gericht te observeren. Uit het Leidse onderzoek blijkt dat
kinderen met een moeilijk temperament meer risico lopen in de flexibele
opvang. Ook de onopvallende kinderen mogen niet uit het oog verloren
worden.
• Stabiliteit is voor kinderen belangrijk. Maar stabiliteit zit in diverse factoren.
Het is goed mogelijk dat de stabiele thuisbasis, waar kinderen toch het
grootste deel van hun tijd doorbrengen, voldoende basis biedt om wisse-
lingen en veranderingen goed aan te kunnen.
• Stabiliteit in het kindercentrum als geheel kan voldoende basis bieden. Ook
als een kind te maken heeft met meerdere leidsters, biedt een vast team
stabiliteit omdat kinderen na verloop van tijd alle gezichten kennen. Daar-
naast zijn de interactievaardigheden en sensitiviteit van leidsters minstens
zo belangrijk voor het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen.
• Naast vaste groepen, vaste leidsters en een vast dagprogramma als voor-
waarden voor stabiliteit zijn er allerlei andere aspecten in de kinderopvang
die kunnen bijdragen aan een stabiele basis voor kinderen: de omgeving, de
fysieke ruimte, het pedagogisch klimaat, gewoontes en rituelen.
Er is wel een beperking aan de flexibiliteit van kinderen: voor baby’s is het
– uitgaande van onze kennis over de ontwikkeling van baby’s – van groot
belang dat ze zo veel mogelijk opgevangen worden door vaste verzorgers.
De tweede discussievraag was: Zijn er grenzen nodig op het gebied van de flexi-
bele opvang? Deze vraag ligt in het verlengde van de voorgaande en er is – op
basis van de gegevens die verzameld zijn – geen eenduidig antwoord op te
15
geven. Vooralsnog leidt dat tot onopgeloste dilemma’s zoals: moet je, vanuit
het belang van kinderen, afspraken maken over een minimale of maximale
aanwezigheid? Moet je eisen stellen aan de regelmaat? En, laat je het stellen
van regels over aan individuele kindercentra of moeten er algemene regels
gesteld worden? Een belangrijke ‘regel’ werd verwoord door een leidingge-
vende: ‘De waarheid over wat goed is voor kinderen, is er niet. Belangrijk is dat
je in staat bent het te onderkennen als het niet goed gaat en dat je daarover het
gesprek met de ouders aangaat.’
Kun je in de flexibele opvang pedagogische doelen realiseren? is de derde discus-
sievraag. Het is moeilijk pedagogische doelen te realiseren als kinderen maar
heel weinig naar de opvang komen. Maar misschien is het ook niet erg dat de
kinderopvang voor deze kinderen voornamelijk een oppasfunctie heeft omdat
zij voornamelijk thuis zijn, waar de omstandigheden voor een goede hechting
en ontwikkeling optimaal zijn.
In het algemeen wordt er van kinderopvang meer verwacht als het gaat om de
pedagogische en educatieve inhoud. Deze vraag staat haaks op de tendens dat
er gevraagd wordt naar kortere en flexibeler opvang. De voorwaarden voor een
educatieve functie zijn dan niet aanwezig. De belangrijkste van die voor-
waarden is dat de leidsters zo vertrouwd zijn met de kinderen dat zij goed
kunnen inspelen op hun behoefte aan zorg, aandacht en stimulering. In de
flexibele opvang krijgen leidsters meer kinderen onder hun hoede. Dit aantal
kinderen mag niet te groot worden. We hebben geen harde gegevens waarop je
richtlijnen kunt baseren, maar duidelijk is wel dat er grenzen zijn.
Netty Jongepier trok een aantal conclusies uit de ervaringen in het project en
de gevoerde discussies. De belangrijkste is wel dat flexibele opvang vraagt om
extra alertheid en inzet van kinderopvangondernemers op pedagogische kwali-
teitsaspecten. Flexibele opvang is – ook al is het dienstverlenend aan ouders –
in de eerste plaats een pedagogische voorziening waar het belang van kinderen
voorop dient te staan. De kwaliteit van een pedagogische voorziening begint
bij de pedagogische visie en de pedagogische doelen. Pas als deze duidelijk
zijn, kan de praktische organisatie ingevuld worden; dat geldt voor flexibele
16
opvang in dezelfde mate als voor reguliere opvang. Tot slot: voor sommige
doelgroepen – met name allochtone ouders – biedt ook de flexibele kinderop-
vang nog geen passend antwoord op de (flexibele-)opvangvraag. Hier ligt een
uitdaging voor de kinderopvang!
AANBEVELINGEN Op basis van de ervaringen in het project kon Netty
Jongepier een aantal concrete aanbevelingen doen:
Stabiele basis
Flexibiliteit en stabiliteit kunnen zitten in de leidsters, de groep, de omgeving,
het pedagogisch klimaat enzovoort. Zorg voor een goed evenwicht van stabi-
liteit en flexibiliteit op de verschillende elementen.
Maatwerk
Flexibilisering in de opvang betekent maatwerk. Kijk steeds naar individuele
kinderen. Een pedagogische benadering waarin het accent ligt op individuele
kinderen en hun behoeften en mogelijkheden, past beter dan een aanpak die
gebaseerd is op een vaste structuur en een groepsaanpak. Dat stelt ook speci-
fieke eisen aan de groepsleiding: die moet in staat zijn om goed te observeren
en in te spelen op individuele kinderen en situaties.
Een open klimaat
Flexibele opvang kan een belangrijke bijdrage leveren aan een ontspannen
opvoedingsklimaat, een voorwaarde daarvoor is dat het klimaat in het kinder-
dagverblijf ontspannen en open is. Een kindercentrum dat functioneert als
open leefgemeenschap waar kinderen en ouders zich vertrouwd en welkom
voelen, is in staat om flexibiliteit en pedagogische kwaliteit te combineren.
17
V r a g e n v o o r o n d e r n e m e r s
Wat zeggen de resultaten van het onder-
zoek van de Universiteit Leiden en het
project van het NIZW over de vragen die
ondernemers zich stellen als zij nadenken
over flexibele opvang? Die vraag poogde
Ria Hoogedoorn van project OK in haar
bijdrage te beantwoorden. Zij rafelde
deze vraag uiteen in vijf subvragen: Is er
vraag naar flexibele opvang, en zo ja
welke? Hoe kan een ondernemer flexibele
opvang verantwoord realiseren? Wat betekent flexibele opvang voor het perso-
neelsbeleid? Hoe moet je flexibele opvang organiseren en hoe kan een onder-
nemer flexibele opvang financieel verantwoord aanbieden?
Ria Hoogedoorn begon met de ondernemers in de zaal een hart onder de riem
te steken: ‘De Nederlandse kinderopvang scoort niet slecht, zeker niet in
vergelijking met de kwaliteit in de Amerikaanse dagverblijven’, leidde zij uit het
Leidse onderzoek af. ‘En’, zo stelde zij, ‘uit het onderzoek mag je de conclusie
trekken dat flexibele opvang geen effect heeft, positief of negatief, op de
kwaliteit van de kinderopvang. Er zijn geen effecten gevonden die terug te
leiden zijn op het aanbod van flexibele kinderopvang. De vooronderstelling dat
flexibele kinderopvang slechter zou zijn voor kinderen, blijkt niet te kloppen.’
DE VRAAG NAAR FLEXIBELE OPVANG Voor ondernemers is er dus alle reden
om zich te richten op het realiseren van een flexibel aanbod. Maar: hoe groot is
eigenlijk de behoefte aan flexibele opvang en in welke mate wordt aan deze
behoefte al voldaan?
Ria Hoogedoorn nuanceert de conclusie van het onderzoek van de Universiteit
Leiden dat er minder gebruikgemaakt wordt van flexibele opvang dan er aange-
boden wordt. Veel van het flexibele aanbod is afhankelijk van de bezetting in de
kinderopvang. Ouders kunnen een extra of andere dag opvang afnemen als er
plaats is in de groep. Wanneer het bezettingspercentage structureel hoog is,
19
Bedrijfsmatige
randvoorwaarden
Presentatie Ria Hoogedoorn,
project OK
iets wat om bedrijfsmatige redenen steeds meer noodzakelijk wordt, zal het
flexibele aanbod minder aan de vraag voldoen. Reden om het aanbod te
vergroten, vindt Ria Hoogedoorn.
Uit gegevens van onder andere de Monitor Uitbreiding Kinderopvang van het
Netwerkbureau blijkt dat het aanbod in Nederland niet groot is. Echt flexibel
(wisselend aantal dagen en wisselende perioden binnen reguliere tijden) is
slechts 5 procent van de plaatsen. Van het totale aanbod bestaat 11 procent uit
verlengde opvang (voor BSO is dat 18 procent). 24-uursopvang is eigenlijk te
verwaarlozen: 0,3 procent.
Daartegenover staat natuurlijk de vraag hoe tevreden ouders zijn met dit
aanbod. De onderzoeksresultaten van het Leidse onderzoek zeggen daar het
een en ander over. Ria Hoogedoorn concludeert daaruit dat 86 procent van de
ouders tevreden is met de flexibiliteit van het aanbod; 14 procent dus niet. ‘Dat
is een kleine groep, maar wel een groep die het meest van zich laat horen. Het
imago dat de kinderopvang niet flexibel zou zijn, is niet terecht.’
Uit de reeks van percentages die Ria Hoogedoorn geeft over het oordeel van
ouders (flexibel / niet flexibel) leidt zij af dat 62 procent van de ouders die nu
geen gebruik kunnen maken van flexibele opvang daar niet tevreden over is.
Van deze ouders zegt 52 procent behoefte te hebben aan een wisselend aantal
dagen, 45 procent heeft behoefte aan wisselende dagen en 54 procent heeft
behoefte aan verlengde opvang na 17.30 uur. Ouders geven aan dat zij het
gevoel hebben hun werktijden te moeten aanpassen aan de kinderopvang.
‘Voor de ondernemer die zijn aanbod flexibiliseert, is er een markt te winnen’,
concludeert Ria Hoogedoorn.
VERANTWOORD Hoe kan een ondernemer flexibele opvang verantwoord
realiseren? Dat is de volgende vraag die Ria Hoogedoorn zich stelde. ‘Het kind
moet centraal staan, dat is een van de conclusies uit het onderzoek van
Clasien de Schipper’, stelt zij. ‘Maar dat doet de Nederlandse flexibele kinder-
opvang ook, gezien de constatering dat een flexibel aanbod, mits goed georga-
niseerd, niet kwalitatief slechter is dan reguliere opvang. Zowel de Universiteit
Leiden als het NIZW rapporteren het belang van stabiliteit en continuïteit voor
20
het welbevinden van kinderen. Ook ouders en leidsters onderschrijven het
belang daarvan. Uit het Leidse onderzoek blijkt dat zij de omgevingsstabiliteit
– vaste structuren en routines – op de eerste plaats stellen. Over wat op de
tweede plaats moet komen, hebben ouders en leidsters verschillende opvat-
tingen: leidsters geven aan dat zij een stabiele groep belangrijk vinden terwijl
ouders – net zoals de Universiteit Leiden en het NIZW – vooral de vertrouwde
leidster belangrijk vinden voor het welbevinden van het kind.’
Hier ligt een dilemma en een taak voor het management, concludeert Ria
Hoogedoorn. Immers: hoe weeg je het belang van het kind af tegen de
‘arbeidszin’ van de leidsters? Een suggestie die zij biedt is te zoeken naar leid-
sters die van veranderingen houden en meer naar het individuele kind kijken
dan naar groepsmogelijkheden.
Een volgend punt is de continuïteit. Voor kinderen zijn vertrouwde gezichten
belangrijk. Ondernemers kunnen daar in hun personeelsbeleid aan werken
door leidsters datgene te bieden waardoor zij blijven.
In continuïteit ligt echter een ander dilemma verscholen, merkt Ria
Hoogedoorn op. ‘Als er in de groep veel routine van handelen heerst omdat de
groep stabiel en voorspelbaar is samengesteld, raken leidsters gedesinteres-
seerd omdat zij niet meer uitgedaagd worden door verandering. Er is dan kans
op emotionele vlakheid en minder betrokkenheid van leidsters’, stelt zij. ‘Dit
pleit voor het flexibiliseren van de opvang. Door de wisselingen in de groep zal
de leidster zich steeds weer opnieuw moeten verhouden tot de kinderen van de
groep en zal zij alerter reageren.’
Een punt van overwegen is ook dat uit het Leidse onderzoek is gebleken dat
wanneer de opvang niet aansluit bij de behoefte van de ouder deze waarschijn-
lijk ook van andere opvangarrangementen gebruikmaakt. En juist dat – het
gebruikmaken van meer ‘opvangsoorten’ – bleek ongunstig te zijn voor het
welbevinden en de ontwikkeling van een kind. Ook dit pleit, volgens Ria
Hoogedoorn, voor een zo flexibel mogelijk aanbod aan ouders.
PERSONEEL EN KOSTEN Voor het organiseren van flexibele opvang is het
personeelsbeleid van cruciaal belang, maar goed personeel is een grote
21
kostenpost. ‘Om de kosten te beheersen’, zo adviseert Ria Hoogedoorn,
‘kunnen leidsters het best worden aangesteld op min-maxbasis. Het
inroosteren zouden de leidsters dan in eigen hand moeten hebben. Zij kennen
de kinderen en weten hoe zij de bezetting het beste kunnen regelen. Het mana-
gement moet dan natuurlijk wel voor goede randvoorwaarden zorgen, zoals
een goede werkbegeleiding, controle op de leidster-kindratio en afspraken met
ouders over opvangtijden en aanmelden of afzeggen. Daarnaast kunnen leid-
sters heel goed medeverantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van de
flexibele opvang, bijvoorbeeld door hun observatie-instrumenten in handen te
geven zodat zij het welbevinden van het kind objectief kunnen meten en zich
bewust kunnen zijn van de behoeften van het individuele kind binnen de
groep. Voor de extra taken moeten leidsters natuurlijk extra tijd krijgen.’
Flexibele opvang kost meer dan reguliere opvang: zo’n 10 tot 20 procent.
‘Dat heeft gek genoeg geen consequenties voor de rekening’, vertelt Ria
Hoogedoorn, ‘omdat ouders alleen betalen voor wat wordt afgenomen, en dat
is in de flexibele opvang doorgaans minder. De vraagprijs per uur is wel hoger
omdat de ondernemer meer risico loopt door onderbezetting en meer kosten
maakt voor bijvoorbeeld taakuren. Voor een deel is dat op te vangen door te
werken met min-maxcontracten en ook personeel flexibel in te zetten.’
UITDAGINGEN VOOR ONDERNEMERS EN MANAGERS Ria Hoogedoorn
vertaalde haar aanbevelingen voor ondernemers naar uitdagingen om het
welzijn van kinderen te waarborgen:
• Het management heeft de zorg voor een verantwoorde werkdruk voor leid-
sters. Flexibele opvang betekent dat de leidsters met meer kinderen en
ouders te maken hebben. Ook zijn er extra taken te doen en is er meer
wisseling van inhoud en omvang van het werk. Het is belangrijk de werk-
druk te managen zodat de werksfeer goed en de leidster gezond blijven.
• Om het welbevinden van het kind te waarborgen is het belangrijk dat het
kind door een vaste leidster en binnen eenzelfde groep wordt opgevangen.
Daarvoor zal een goede roosterplanning nodig zijn die tegemoetkomt aan
deze voorwaarden maar ook aan de wensen van leidsters. Door de verant-
22
woordelijkheid bij leidsters te leggen is het mogelijk een optimale afstem-
ming te realiseren.
• Stabiliteit garanderen betekent investeren in personeel. Houding, deskun-
digheid en vaardigheden van groepsleiding zijn essentiële voorwaarden
voor kwaliteit. Investeer in het personeel door deskundigheidsbevordering,
begeleiding en intervisie.
• Heb aandacht voor continuïteit en afstemming met en tussen ouders en
leidsters. Zorg voor heldere communicatie en een goede informatieover-
dracht over het kind tussen leidsters en ouders. Een vaste contactpersoon
per kind werkt in de praktijk goed.
• Zorg voor rituelen en routines thuis en op het kinderdagverblijf, uitgewerkt
in een pedagogisch beleidsplan. Voor het kind zal hierdoor de overgang van
thuis naar dagverblijf en omgekeerd minder storend zijn omdat de dag en
de week voor het kind enigszins voorspelbaar zijn.
• Maak leidsters bewust van het verschil in hun eigen beleving van flexibele
opvang en die van ouders. Leidsters vinden de kinderopvang flexibel terwijl
ouders de opvang vaak ervaren als niet flexibel. Met name bij constatering
van ziekte van kinderen tijdens de opvang zie je een starre toepassing van
regels, terwijl je juist dan, mits er geen ernstige of besmettelijke ziekte aan
de orde is, ouders tijd kunt geven om hun werk goed af te ronden om
daarna in alle rust hun kind te halen. Een flexibele houding van leidsters is
voorwaarde om bij ouders het gevoel weg te nemen dat de kinderopvang
niet flexibel en niet klantgericht is.
23
Na de pauze gingen de deelnemers in
discussie met een forum bestaande uit:
Willemijn de Groot (SKON), Clasien
de Schipper (Universiteit Leiden),
Netty Jongepier (NIZW Jeugd), Ria
Hoogedoorn (project OK), Louis
Tavecchio (bijzonder hoogleraar kinder-
opvang), Saskia te Slaa (ouder) en Joop
van Gisteren (Kinderopvang Bergen op
Zoom).
De deelnemers aan de studiemiddag
waren allemaal op een of andere manier betrokken bij of geïnteresseerd in
flexibele opvang. Er was dan ook geen onverholen weerstand of kritiek te
beluisteren op de voordrachten of op het idee van ‘flexibele opvang’, maar ook
geen onvoorwaardelijk ‘ja’. Iedereen leek zich bewust van de gewenstheid, de
noodzaak en de mogelijkheden van flexibele opvang, maar ook van de voor-
waarden, de mitsen en de maren. De discussie vond plaats op het niveau ‘zou
het niet beter zijn om, moet je niet voorzichtig zijn met, wat zou het effect zijn
van?’ Er waren ook veel vragen als ‘hoe doe je dat nu precies, hoe pak je het
aan, kan dat wel, welke keuzes maak je dan?’
Er passeerden drie onderwerpen de revue die aardig zijn om in dit discussie-
verslag wat uitgebreider te beschrijven: het werken met grote tot zeer grote
groepen van wisselende samenstelling, het opendeurenbeleid en het perso-
neelsbeleid.
Joop van Gisteren, directeur van Kinderopvang Bergen op Zoom kreeg als
forumlid en gedreven verteller veel aandacht voor zijn concept van flexibele
opvang. Joop van Gisteren heeft zijn organisatie ingericht op flexibele opvang
en heeft daarvoor het idee ‘de eisen van de groep en de leidster zijn bepalend
voor hoe de kinderopvang georganiseerd wordt’, omgedraaid naar: ‘de
behoeften van het kind zijn bepalend voor de organisatie van de kinderop-
vang’. In zijn visie maakt dit het mogelijk te werken met heel grote verticale
groepen – tot meer dan 25 kinderen – waarin ouders naar believen gebruik
25
Verslag van de
discussie
kunnen maken van flexibele haal- en brengtijden juist omdat de gerichtheid op
het individuele kind centraal staat. Omdat de groep, de gezamenlijke acti-
viteiten en het rooster van de leidsters niet meer leidend zijn, kunnen kinderen
op wisselende tijden ‘inschuiven’. Er is altijd een leidster die tijd en ruimte
heeft voor het individuele kind, er zijn altijd activiteiten waaraan het kind kan
meedoen zonder een proces of spel van anderen te verstoren. 25 kinderen in
een grote ruimte, met aparte hoekjes, met voldoende leidsters die ofwel een
‘helikopterview’ hebben, ofwel gerichte activiteiten doen. Het kan, volgens
Joop van Gisteren, en het biedt voldoende rust en regelmaat om individuele
kinderen die op wisselende tijden komen en gaan goed op te kunnen vangen.
Zijn verhaal roept veel vragen op. Lang niet iedereen ziet voor zich dat een zo
grote groep voldoende rust en stabiliteit voor de kinderen kan bieden. De vraag
is of het ook mag. ‘Jan Willem Dieten van de ABVAKABO zei me eens dat er
maximaal zestien kinderen in een groep mogen, maar dat er nergens staat
hoeveel groepen er in een lokaal mogen’, vertelde Joop van Gisteren. Of de
GGD het altijd eens is met deze redenering, is de vraag.
Dat er binnen dit concept makkelijk met flexibele tijden gewerkt kan worden is
wel duidelijk, maar gaat dat niet ten koste van de kinderen? Joop van Gisteren
geeft aan dat hij op verzoek van ouders dit concept voor de baby’s doorbroken
heeft. Ouders kunnen, als zij dat willen, met hun baby’s naar een aparte baby-
groep. Pas als de kinderen 1 à 1,5 jaar zijn wordt bekeken of zij overgaan naar
de ‘grote’ groep. ‘Maar’, zegt Joop van Gisteren, ‘ouders die met een tweede
baby komen, maken liever meteen gebruik van de grote verticale groep. Omdat
er zo veel meer leidsters zijn, zijn er meer handen die een baby kunnen
verzorgen. En de baby’s? Die genieten van de activiteit om zich heen.’
Louis Tavecchio twijfelt openlijk aan het concept van Joop van Gisteren. Uit
onderzoek is bekend dat grote groepen minder gunstig zijn voor jonge
kinderen en dat voorspelbare contacten voor baby’s erg belangrijk zijn. ‘Klei-
nere groepen maken betere interacties tussen leidsters en kinderen mogelijk’,
vindt hij. ‘Maar aan de andere kant: een heel ervaren leidster met fingerspit-
zengefühl kan heel goed een groep van twaalf kinderen aan, terwijl een stagi-
aire of invalkracht moeite heeft met zes. Er zijn zo veel factoren, het is moeilijk
te generaliseren.’
26
In de aanbevelingen van Clasien de Schipper staat expliciet vermeld: ‘Pas op
met opendeurenbeleid.’ ‘Wat moet ik nu?’ was een vraag uit de zaal. ‘Ik heb
zojuist mijn hele organisatie ingericht op het opendeurenbeleid om meer flexi-
bele opvang te kunnen bieden en toch de groepsbezetting op peil te houden.
Moet ik nu mijn leidsters weer gaan vertellen dat het toch niet zo heel goed is?
Het is toch ook belangrijk dat je als manager een consistent beleid voert?’ Van
verschillende kanten kwam de waarschuwing dat een opendeurenbeleid niet
bedoeld is om de gaatjes in de groepsbezetting op te vullen, maar dat het een
pedagogisch instrument is om kinderen meer zelfstandigheid te bieden en het
aanbod van activiteiten te individualiseren.
Je kunt het opendeurenbeleid gebruiken om de ‘overdruk’ die soms ontstaat
op een groep als het erg druk is, te verlichten. Op zich is daar niks mis mee,
was een stelling van achter de forumtafel, maar je moet het voorzichtig doen.
Het moet niet ten koste gaan van de stabiliteit en vertrouwdheid van de omge-
ving voor de kinderen. Een opendeurenbeleid impliceert een op de individuele
behoeften van het kind gericht aanbod, maar vraagt ook dat je de individuele
kinderen juist extra goed in het oog houdt. Clasien de Schipper vulde daarop
aan dat je bij het opendeurenbeleid onderscheid moet maken tussen heel
jonge en de wat oudere kinderen. Vooral de hele kleintjes hebben moeite met
wisselingen – of onvoorspelbaarheid – van de omgeving, de leidsters en de
kinderen in de groep.
Een laatste punt was het personeelsbeleid en – breder – de bedrijfsvoering.
Stabiliteit is een belangrijk element in de flexibele opvang. Dat betekent iets
voor de inzet van personeel. Soms moet je meer personeel inzetten dan nodig,
of moeten leidsters tot meer flexibiliteit bereid zijn dan zij uit zichzelf genegen
zijn. Louis Tavecchio bracht in dat bepaalde conflicten inherent zijn aan flexi-
bele opvang. Bijvoorbeeld: leidsters hebben aangegeven dat zij voorkeur
hebben voor stabiele groepen. Ouders willen juist meer wisselen, met als
consequentie dat de groepen minder stabiel zijn. Ouders willen graag ‘conti-
nuïteit’ in de aanwezigheid van leidsters, leidsters zijn gehecht aan hun eigen,
voorspelbare roosters. Zo zijn er meer elementen in de flexibele opvang die in
de praktijk ‘onverenigbare grootheden’ blijken te zijn.
27
Een vraag uit de zaal was of ondernemers in de kinderopvang wel moeten
beantwoorden aan de maatschappelijke vraag om de ‘gaatjes op te vullen’.
Flexibele opvang grijpt in op de grens van wat pedagogisch verantwoord is en
wat bedrijfsmatig te verwezenlijken is. ‘Ik denk dat wij ons standpunt moeten
bepalen en niet moeten proberen alle problemen op te lossen die elders op de
arbeidsmarkt gecreëerd worden’, zo stelde de vragensteller. ‘Anders worden
wij als werkgever gedwongen arbeidsomstandigheden voor onze leidsters te
creëren die ongunstig zijn terwijl we proberen de arbeidsomstandigheden van
anderen te verbeteren.’
Ria Hoogedoorn van project OK constateerde dat er juist op de grenzen van
de bedrijfsvoering naar ruimte gezocht moet worden. Te vaak wordt er gezegd
dat het niet kan. Maar het kan vaak wel, mits je aandacht hebt voor leidsters,
oog hebt voor waar ze last van hebben en je personeelsbeleid richt op de
– wederom individuele – wensen en mogelijkheden van leidsters. Daar kun je
ook gebruik van maken, want er zijn beslist leidsters te vinden die het werken
in een flexibele setting juist een uitdaging vinden.
‘Tot slot’, zei Maria Jongsma, voorzitter van de dag en de discussie, ‘wil ik aan
de forumleden achter de tafel een vraag voorleggen. Wat moeten we met de
term flexibele opvang? Heeft die zijn langste tijd niet gehad?’
De forumleden waren het met haar eens. ‘Kinderopvang op maat’, dat zou het
moeten wezen.
28
p r o j e c t O K / N I Z W J e u g d
• Handboek Flexibele en verlengde kinder-
opvang, uitgegeven door de MOgroep
en de Branchevereniging Ondernemers
in de Kinderopvang, 2002. Te bestellen
bij MOgroep, via website
www.mogroep.nl of fax (030) 298 34 37,
onder vermelding van brochure-
nummer KOVB0053. Prijs: e 35 voor
leden van de MOgroep, e 49 voor niet-
leden.
• Het hoofdstuk ‘Pedagogisch beleid’ in het handboek Flexibele en verlengde
kinderopvang. Dit is een nieuwe versie van het hoofdstuk, gebaseerd op de
ervaringen in het NIZW-project. Degenen die wel het handboek maar nog
niet het nieuwe hoofdstuk hebben, kunnen het hoofdstuk tegen betaling van
portokosten bestellen bij de MOgroep (internetadres en faxnummer zie
hierboven), onder vermelding van bestelcode KOVB0053N.
Websites:
www.projectok.nl
www.infokinderopvang.nl
U n i v e r s i t e i t L e i d e n
Publicaties over flexibele kinderopvang in de reeks Kinderopvangonderzoek:
0301 Hoe kindvriendelijk is flexibele kinderopvang?
0302 Rust en regelmaat. Het belang van stabiliteit bij de opvang van en de zorg
voor jonge kinderen
0303-1 Kijken naar kinderen. Temperament en kinderopvang
0303-2 Kijken naar kinderen. Temperament en kinderopvang (werkbladen voor
leidsters)
0304 Voeden, verschonen en stimuleren. De kwaliteit van Nederlandse kinder-
dagverblijven
29
Bijlage
Publicaties over
flexibele
kinderopvang
De publicaties zijn tegen vergoeding van e 3 per stuk te bestellen bij:
Kinderopvangonderzoek
Leerstoel Kinderopvang
p/a SCO-Kohnstamm Instituut (SCO)
Wibautstraat 2-4
1091 GM Amsterdam
telefoon (020) 525 12 01
zie ook www.kinderopvangonderzoek.nl
C. de Schipper e.a., Pedagogische kijk op kinderopvang. Een beknopte inleiding
voor het beroepsonderwijs Amsterdam: SWP, 2003. ISBN 90-6665-530-5.
Prijs: e 12,50.
Website:
www.kinderopvangonderzoek.nl
30
NIZW, innovat iepar tner in zorg en we lz i jnHet Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW is een onafhankelijke
organisatie die zich samen met instellingen, professionals, beleidsmakers en
burgers inzet voor de kwaliteit en vernieuwing van de sector zorg en welzijn.
In deze sector werken ruim 750.000 beroepskrachten en vele vrijwilligers op
terreinen als kinderopvang, maatschappelijke dienstverlening, sociaal-cultu-
reel werk, ouderendienstverlening, jeugdzorg, maatschappelijke opvang,
verzorgings- en verpleeghuizen, thuiszorg en hulpverlening aan mensen met
een handicap. Ook instellingen buiten de sector die zorg- en welzijnsacti-
viteiten ondernemen, zoals opleidingen, provincies, gemeenten en woning-
bouwcorporaties, doen regelmatig een beroep op het NIZW.
Het NIZW informeert, innoveert en ondersteunt de sector en draagt zo bij aan
een zorgzame samenleving waarin de eigen verantwoordelijkheid en keuzevrij-
heid van burgers vooropstaan. Het werk van het NIZW is een combinatie van
onderzoek, ontwikkeling en implementatie die het mogelijk maakt om vernieu-
wingen en verbetering van het begin tot het eind te begeleiden. Dit resulteert
onder meer in adviezen, veranderingstrajecten, trainingen, congressen,
boeken, brochures, almanakken, websites, cd-rom’s, video’s en een informa-
tielijn. De activiteiten van het NIZW zijn ondergebracht in de centra NIZW
Jeugd, NIZW Zorg, NIZW Sociaal Beleid, NIZW Professionalisering, NIZW
International Centre en 2ZW.
Meer informatie over het NIZW is te vinden op www.nizw.nl.