Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan...

20

Click here to load reader

Transcript of Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan...

Page 1: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan kinderen jongerenLouise Slos

1 Bachelor Sociaal Werk C

Onderwerp: Politiek en Jongeren

2 0 1 1 - 2 0 1 2

A.P. Van Der Linden, F.G.A. ten Siethoff, A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra

De Wet op de jeugdzorg heeft de financieringskaders voor de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming en de jeugd-GGZ, die samen invulling geven aan het begrip jeugdzorg, aanzienlijk transparanter gemaakt. Desondanks zijn op de jeugdzorg nog steeds verschillende wettelijke regimes van toepassing, die elk voor zich bepalend zijn voor het antwoord op de vraag welke wet in de gegeven situatie grondslag vormt voor de financiering.

Page 2: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan kinderenen jongeren

1 Inhoudsopgave2 Inleiding..........................................................................................................................................2

3 Het Landelijk beleidskader jeugdzorg als grondslag voor...............................................................3

de financiering door de rijksoverheid.....................................................................................................3

3.1 10.2.1 de voortgangsrapportage jeugdzorg............................................................................4

4 Uitkeringen en subsidies van het rijk..............................................................................................4

4.1 Uitkeringen ten behoeve van de bureaus...............................................................................4

5 Subsidie¨ring door de provincies....................................................................................................5

5.1 Het provinciale beleidskader jeugdzorg..................................................................................5

5.2 Het uitvoeringsprogramma jeugdzorg....................................................................................5

5.3 Provinciale subsidieverordening.............................................................................................5

6 Subsidie¨ring van de pleegzorg......................................................................................................6

7 Bekostiging op grond van de Beginselenwet justitiële...................................................................6

jeugdinrichtingen (Bjj)............................................................................................................................6

8 10.7 Gesloten jeugdzorg.............................................................................................................6

9 Bekostiging op grond van de Algemene Wet Bijzondere................................................................7

Ziektekosten (AWBZ)..............................................................................................................................7

10 Eigen bijdragen jeugdzorg..........................................................................................................7

11 Jeugdzorg waarop geen aanspraak bestaat op grond van..........................................................8

de Wjz....................................................................................................................................................8

12 Wet werk en bijstand.................................................................................................................8

13 Algemene nabestaanden wet (ANW).........................................................................................9

14 Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen....................................................................9

15 Bijkomende info.......................................................................................................................10

15.1 Wettelijke bepalingen...........................................................................................................10

15.2 Bronnenlijst..........................................................................................................................10

15.3 Een korte samenvatting en wat concrete info......................................................................11

15.4 Info over de auteurs (wat er in het boek zelf stond).............................................................11

Louise Slos 1BaSW-C 1

Page 3: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

15.5 Info over de auteurs ( dat ik zelf opgezocht heb op het internet)........................................12

15.6 Mijn persoonlijk besluit (Louise Slos)....................................................................................12

Louise Slos 1BaSW-C 2

Page 4: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

2 InleidingDe Wet op de jeugdzorg heeft de financieringskaders voor de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming en de jeugd-GGZ, die samen invulling geven aan het begrip jeugdzorg, aanzienlijk transparanter gemaakt. Desondanks zijn op de jeugdzorg nog steeds verschillende wettelijke regimes van toepassing, die elk voor zich bepalend zijn voor het antwoord op de vraag welke wet in de gegeven situatie grondslag vormt voor de financiering.

De van toepassing zijnde financieringskaders voor de jeugdzorg zijn respectievelijk neergelegd in de Wet op de jeugdzorg (Wjz), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). In elk van deze wetten zijn voor een bepaald deel van de jeugdzorg zogenoemde sturingselementen benoemd, is het financieel beheer geregeld en is het toezicht op de financiering ingevuld.Daarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge de Wet op de jeugdzorg geen aanspraak bestaat, nog enkele andere wettelijke regelingen van belang, die eveneens in dit hoofdstuk zijn opgenomen.

De beleidsverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg is in deze wet in 2008 overgedragen van de minister van VWS aan de minister voor Jeugd en Gezin. Een ministerie voor Jeugd en Gezin was bij de kabinetsformatie van 2007 een novum inde Nederlandse politiek. In volgende paragrafen zal worden ingegaan op de subsidiestromen waarin de Wet op de jeugdzorg voorziet en zal aangegeven worden voor welke componenten van jeugdzorg andere wetten in de financiering voorzien.

Voor wat de financiering van jeugdzorg geregeld in de Wjz betreft, is ten slotte nog van belang de verplichting die de ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin in deze wet is opgelegd om aan de Staten-Generaal binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet eenFinancieringskaders evaluatie toe te zenden van de werking van de bekostigingssystematiekwaarin de Wjz voorziet.

Louise Slos 1BaSW-C 3

Page 5: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

3 Het Landelijk beleidskader jeugdzorg als grondslag voorde financiering door de rijksoverheid

In 2008 is een nieuw financieringsstelsel opgebouwd. In het voordien gehanteerde stelsel was voorzien in een budget dat over de provincies en grootstedelijke regio’s werd verdeeld. Deze budgeten bleken de afgelopen jaren diverse keren ontoereikend te zijn, zodatzij periodiek moesten worden opgehoogd, onder meer vanwege het oplopen van wachtlijsten van jongeren voor wie jeugdzorg was geïndiceerd. Dit maakte wijziging van het bestaande financieringssysteem wenselijk.

Daarbij is afgestapt van de toekenning van twee doeluitkeringen waarin de wet voorzag: een uitkering ten behoeve van de door de Bureaus Jeugdzorg zelf uit te voeren taken en een uitkering ten behoeve van door zorgaanbieders verleende jeugdzorg.

Het nieuwe stelsel wordt gekenmerkt door de volgende elementen:- macroraming van het benodigde budget voor de jeugdzorg op

grond van de vraagprognose;onafhankelijke advisering over het benodigde budget en de verdeling per provincie door een nieuw ingestelde Commissie Financiering

- Jeugdzorg;meer ruimte voor provinciale sturing op doelmatige en doeltreffende inzet van de financiële middelen als gevolg van een globaler indicatiebesluit dat recht geeft op jeugdzorg.Het financieringsstelsel is opgebouwd rondom deze drie ‘kernwaarden’.In dit verband moet nog worden vermeld dat de financiering van de gesloten jeugdzorg, waarin de wet op de jeugdzorg sinds 1 januari 2008 voorziet en waarin sprake is van een door de (kinder)rechter genomen beslissing die tot uithuisplaatsing leidt (zie ook hoofdstuk5 en 9), onderdeel uitmaakt van de financiering aan en door de provincies. De daarvoor aangewezen inrichtingen voor gesloten jeugdzorg zijn geen justitiële jeugdinrichtingen die onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie vallen.De onderdelen jeugdbescherming en jeugdreclassering van de Wet op de jeugdzorg blijven onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie staan en worden uit dien hoofde door dit ministerie gefinancierd.nieuw financieringsstelsel290 Jeugd en rechtCommissie financiering jeugdzorg In oktober 2008 is door de minister voor Jeugd en Gezin en het Interprovinciaal Overleg (IPO) gezamenlijk een onafhankelijke commissie ingesteld die adviseert over het macrobudget voor de provinciale- en grootstedelijke jeugdzorg en de verdeling hiervan.De commissie kan ook tussentijds adviseren over haars inziens noodzakelijke aanpassingen van het behoefteramingsmodel, gelet op de vraag naar jeugdzorg en de ontwikkeling van de prijzen in de jeugdzorg. De commissie heeft bij dit alles een zwaarwegende stem. De commissie bestaat uit vier leden en een voorzitter, die voor vier jaar worden benoemd.De ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie stellen eenmaal in de vier jaar voor de indiening van de rijksbegroting een zogenoemd landelijk beleidskader jeugdzorg vast voor de komende vier jaren. Daarin is onder meer opgenomen een raming van de bedragen diehet rijk voornemens is aan de provincies en grootstedelijke overheden te verstrekken ten behoeve van de subsidie¨ring van de jeugdzorg waarop ingevolge de wet aanspraak bestaat.Het landelijk beleidskader komt tot stand na overleg van de rijksoverheid met de provincies, de gemeenten en de zorgverzekeraars. De betrokken cliëntenorganisaties krijgen de gelegenheid op het ontwerp voor het landelijk beleidskader te reageren.

Louise Slos 1BaSW-C 4

Page 6: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

3.1 De voortgangsrapportage jeugdzorgJaarlijks, voor de indiening van de rijksbegroting, stellen de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie een voortgangsrapportage jeugdzorg vast. Daarin zijn in elk geval opgenomen:

– de in de twee jaren voorafgaand aan de vaststelling van de voortgangsrapportage aan de provincies verstrekte uitkeringen ten behoeve van door het Bureau Jeugdzorg uit te voeren taken voor de vertrouwenspersoon van de clie¨nten van het Bureau Jeugdzorg;

– de uitvoering van experimenten of steunfuncties met betrekking tot het Bureau Jeugdzorg;

– de uitkeringen aan de provincies ten behoeve van de door de zorgaanbieders verleende jeugdzorg waarop ingevolge de Wjz aanspraak bestaat.

Daarbij bevat de voortgangsrapportage een overzicht van de wijze waarop door de provincies de betreffende uitkeringen zijn besteed. En voor zover deze nog niet zijn of konden worden besteed, een 10 Financiering van de jeugdzorg en hulpverlening aan kinderen en jongeren 291 overzicht van de bestemmingen die de provincies in hun uitvoeringsprogramma aan deze uitkeringen hebben gegeven.

4 Uitkeringen en subsidies van het rijk

4.1 Uitkeringen ten behoeve van de bureausjeugdzorg en de verlening van jeugdzorg door de zorgaanbiedersOvereenkomstig het door de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie vastgestelde landelijke beleidskader jeugdzorg verstrekken zij de provincies jaarlijks een uitkering ten behoeve van de door de zorgaanbieders verleende jeugdzorg, waaronder mede begrepen de bekostiging van de Bureaus Jeugdzorg en de bekostiging van de vertrouwenspersoon. Onder zorgaanbieders worden verstaan: natuurlijke personen of rechtspersonen die jeugdzorg verlenen. De uitkering dient tevens ter financiering van de vertrouwenspersoonvoor de cliënten van de zorgaanbieders, de uitvoering van experimenten of de steunfunctie met betrekking tot de jeugdzorg, cliëntenorganisaties en de voor de beleidsinformatie noodzakelijke gegevensverwerking. De vertrouwenspersoon is dus ook hier weer nadrukkelijk opgenomen. Bij experiment kan worden gedacht aan het ontwikkelen van nieuwe methoden en werkvormen bij de bureaus of ten behoeve van de jeugdzorg in het algemeen. Een steunfunctie is een aanbod vanondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de jeugdzorg of van de bureaus. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur kunnen de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie ten slotte nog andere, hiervoor niet genoemde activiteiten op het terrein van de jeugdzorg aanwijzen waarvoor de hier bedoelde uitkering kan worden aangewend.Met deze bepaling is bedoeld te voorkomen dat de wet op dit punt verstarrend zou werken.10.3.2 overige subsidies van het rijk ten behoeve van de jeugdzorg De ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie kunnen aan een provincie of een privaatrechtelijke rechtspersoon subsidie verstrekken ten behoeve van de uitvoering van een experiment of van desteunfunctie, dan wel ten behoeve van het stimuleren van nieuw beleid. De hierbij aan te geven periode waarvoor de subsidie strekt, kan maximaal vier jaar bedragen. Daarbij kan een subsidieplafond worden aangegeven. Zorgaanbieders 292 Jeugd en rechtDe minister van Justitie kan aan een rechtspersoon die is belast met de uitoefening van de voogdij over minderjarige vreemdelingen, subsidie verstrekken ten behoeve van de kosten van de uitoefening van zijn taak.

Louise Slos 1BaSW-C 5

Page 7: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

5 Subsidiëring door de provincies

5.1 Het provinciale beleidskader jeugdzorgDe provincies stellen eenmaal in de vier jaar een provinciaal beleidskader jeugdzorg voor de komende vier kalenderjaren vast. Dit beleidskader is gebaseerd op het landelijke beleidskader en houdt rekening met eventuele aanwijzingen van de ministers voor Jeugd enGezin en van Justitie. Tot zodanige aanwijzingen kan aanleiding bestaan, indien het provinciale beleidskader niet in overeenstemming zou zijn met de Wjz of het landelijke beleidskader. In het provinciale beleidskader is in hoofdlijnen opgenomen het te voeren beleid ten aanzien van de Bureaus Jeugdzorg, het aanbod van jeugdzorg waarop ingevolge de Wjz aanspraak bestaat en het financiële kader voor dat beleid. Uitgangspunt moet zijn dat hetaanbod van jeugdzorg aansluit bij de behoefte van de cliënten.Daarbij zijn leidende beginselen dat de jeugdzorg:

– het meest doelmatig en doeltreffend plaatsvindt;– in de minst ingrijpende vorm wordt aangeboden;– zo dicht mogelijk bij huis plaatsvindt;– gedurende een zo kort mogelijke periode plaatsvindt.

Met het vorenstaande wordt invulling gegeven aan wat in de wandeling het ‘zo, zo, zo beleid’ wordt genoemd, dat als leidend beginsel reeds was opgenomen in de Wet op de jeugdhulpverlening bij de invoering hiervan in 1989.

In dit verband verdient aandacht dat de Wjz de provincies verplicht met de minister van Justitie afspraken te maken over de capaciteit van de justitiële inrichtingen in hun rechtsgebied, ten behoeve van de opname van onder voogdij of gezinsvoogdij van een rechtspersoon geplaatste minderjarigen.Het provinciale beleidskader komt tot stand na goedkeuring door de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie. Zij kunnen regels stellen terzake van de inrichting van het beleidskader.

5.2 Het uitvoeringsprogramma jeugdzorgDe provincies stellen jaarlijks voor 1 december het uitvoeringsprogramma jeugdzorg vast. Het concept hiervoor dient tevoren aan de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie te worden voorgelegd.zo, zo, zo beleid 10 Financiering van de jeugdzorg en hulpverlening aan kinderen en jongeren 293 Deze kunnen regels stellen omtrent de inrichting van het uitvoeringsprogramma.In dit uitvoeringsprogramma geven de provincies inzicht in de door de Bureaus Jeugdzorg en de zorgaanbieders te leveren activiteiten en de daarvoor door de provincie te verlenen subsidies.

5.3 Provinciale subsidieverordeningDe door de provincies te verstrekken subsidies vinden hun grondslag in de daartoe vastgestelde subsidieverordening. De in de subsidieverordening opgenomen regels hebben betrekking op de subsidiëring van de Bureaus Jeugdzorg, de zorgaanbieders en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die jeugdzorg verlenen,daaronder begrepen de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon die de rechtspersoon ten behoeve van zijn cliënten beschikbaar stelt.De ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie kunnen regels stellen omtrent:

– het bedrag van de subsidie;– de verlening en de vaststelling;– de inrichting van de begroting en het financiële verslag;– het toezicht op de rechtmatige en doelmatige besteding van subsidies.

Louise Slos 1BaSW-C 6

Page 8: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

6 Subsidiëring van de pleegzorgDe Wjz voorziet in een afzonderlijke regeling voor de subsidiëring van de pleegzorg.Als pleegouder in de zin van de Wjz wordt aangemerkt degene die in het kader van jeugdzorg een jongere die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt. Deze definitiebepaling brengt met zich mee dat ook grootouders als pleegouderskunnen worden aangemerkt.De zorgaanbieder met wie de pleegouders een pleegcontract hebben afgesloten, verstrekt een subsidie voor de opvoeding en verzorging van de in het gezin geplaatste jongere, bestaande uit een door de ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie vast te stellen basisbedrag dat voor de onderscheiden leeftijdscategorieën verschillend is. Op deze basissubsidie kunnen toeslagen worden verleend of kortingen worden toegepast, overeenkomstig de door de ministers te stellen regels. Een pleegouder die zelf de voogdij over een pleegkind, als bedoeld in de definitiebepaling van de Wjz uitoefent, komtsinds mei 2001 eveneens in aanmerking voor een pleegoudervergoeding.Dat was voordien niet het geval. Voor gehandicapte kindtoezicht bestedingToeslagen 294 Jeugd en recht deren wordt een extra toelage verleend. Daarnaast is voorzien in een afzonderlijke bijdrage voor de ziektekosten.

7 Bekostiging op grond van de Beginselenwet justitiëlejeugdinrichtingen (Bjj)

De bekostiging van de landelijke voorzieningen van residentiële hulpverlening bestemd voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen vindt haar grondslag in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). Hierbij moet worden gedacht aan de tenuitvoerlegging van jeugddetentie en destrafrechtelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.Jongeren die onder voogdij van een rechtspersoon zijn gesteld, of over wie een ondertoezichtstelling met machtiging tot uithuisplaatsing is uitgesproken, worden in beginsel niet meer opgenomen in justitiële jeugdinrichtingen. Voor hen wordt, indien plaatsing in een gesloten voorziening noodzakelijk is, de plaatsing ten uitvoer gelegd in een gesloten inrichting voor jeugd en gezin, zoals nadertoegelicht in de hoofdstukken 5 en 9. Voor de financiering van deze inrichtingen is de minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk.De justitiële inrichtingen worden - uit een oogpunt van bekostiging - onderscheiden in rijksinrichtingen en particuliere inrichtingen.Rijksinrichtingen worden door de minister van Justitie aangewezen. Deze heeft, volgens de Bjj, het opperbeheer over deze inrichtingen en is verantwoordelijk voor hun bekostiging.De subsidiëring van de particuliere inrichtingen vindt plaats door de minister van Justitie, met inachtneming van aan de subsidiëring verbonden voorwaarden die in een algemene maatregel van bestuur en in ministeriële uitvoeringsregelingen zijn opgenomen. Het beheervan de particuliere inrichtingen berust bij de directeur.

8 Gesloten jeugdzorgDe bekostiging van de gesloten jeugdzorg, zoals voorzien in het nieuwe hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdzorg, is een verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin. Het bijbehorende budget ten behoeve van de gesloten jeugdzorg wordt naar ratovan de capaciteitstoedeling ten aanzien van de bestaande JJI’s integraal verdeeld tussen het ministerie van Justitie en het ministerie voor Jeugd en Gezin.ziektekostenrijksinrichtingen enparticuliere inrichtingenbekostiging geslotenjeugdzorg

Louise Slos 1BaSW-C 7

Page 9: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

9 Bekostiging op grond van de Algemene Wet BijzondereZiektekosten (AWBZ)

Voor jeugdzorg waarop ingevolge de AWBZ aanspraak bestaat, vormt deze wet de grondslag. Het gaat daarbij om zorgverlening door de jeugd-GGZ en de jeugdzorg voor verstandelijk gehandicapten.Bij de laatstgenoemde categorie gaat het om verstandelijk gehandicapte jongeren en hun ouders, die hulp en steun nodig hebben bij opgroei- en opvoedingsproblemen. Het gaat dus niet om hulp en steun die deze gehandicapten nodig hebben en nodig zullen blijven hebben om met hun handicap zo goed mogelijk in de samenleving te kunnen functioneren. De jeugdzorg, waarvoor het Bureau Jeugdzorg de toegangspoort vormt, heeft derhalve, net alsbij de jeugdzorg voor niet verstandelijk gehandicapten, uitsluitend betrekking op opgroei- en opvoedproblemen, zoals in de definitiebepaling van de Wet op de jeugdzorg is opgenomen.Het bereik van de AWBZ-gefinancierde zorg is overigens de laatste jaren sterk ingeperkt. Voor veel met jeugdzorg samenhangende en daaruit voortvloeiende zorg – als voorbeeld kan de huiswerkbegeleiding worden genoemd - dient sinds 1 januari 2007 een beroep teworden gedaan op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), die een ruimere doelstelling heeft dan de inmiddels ingetrokken Welzijnswet. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WMO ligt bij de gemeenten.

10 Eigen bijdragen jeugdzorgIn de Wet op de jeugdzorg is voorzien in een bijdrageplicht voor de onderhoudsplichtige ouders en stiefouders, alsook voor de verwekker van een kind tegen wie de vaderschapsactie is toegewezen, in de kosten van aan een jongere geboden jeugdzorg van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm die verzorging en verblijfomvat, waarop de jongere ingevolge de Wjz aanspraak heeft. Dat betekent dat geen bijdrage verschuldigd is in geval van jeugddetentie of de strafrechtelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. In deze gevallen betreft het immers geen zorg waarop ingevolge de Wjz aanspraak bestaat.Er zijn nog enkele uitzonderingssituaties waarin geen ouderbijdrage verschuldigd is, namelijk indien:

– het een jongere betreft die met oog op adoptie niet meer door zijn ouders wordt verzorgd en opgevoed;

– de ouders van het gezag over de minderjarige zijn ontheven of ontzet; opgroei- en opvoedingsproblemen

– de jongere verblijf en verzorging wordt geboden in een acute noodsituatie, zulks voor de duur van ten hoogste zes weken;

– aan een minderjarige nog jeugdzorg wordt geboden nadat door degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent, tegen die zorgverlening bezwaar is gemaakt, terwijl er geen sprake is van een maatregel van kinderbescherming;

– het bij algemene maatregel van bestuur te bepalen inkomen van de jongere een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag te boven gaat.

Geen ouderbijdrage is verschuldigd indien de betreffende ouder of stiefouder een periodieke betalingsverplichting heeft, door de rechter opgelegd, ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind of stiefkind.De ouderbijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO).Ook de jongere aan wie jeugdzorg wordt verleend in de vorm van verzorging en verblijf, is een eigen bijdrage verschuldigd. De jongere mag wel altijd een deel van zijn inkomen behouden. Dit betreft de zogenoemde bijdragevrije voet. Dit voorkomt dat een jongere diebijvoorbeeld alleen een inkomen heeft op grond van de Algemene nabestaandenwet, dit bedrag volledig moet afdragen aan de zorgverlener.

Louise Slos 1BaSW-C 8

Page 10: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

Bovendien mag een jongere met een inkomen uit tegenwoordige arbeid, nog een deel van die inkomsten behouden.De eigen bijdrage van de jongere wordt vastgesteld en geïnd door de betrokken zorgaanbieder.De eigen bijdragen van de ouders worden jaarlijks met ingang van 1 januari opnieuw vastgesteld door de minister van Justitie, aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie. Voor het jaar 2009 zijn de bedragen:

– voor een kind van 0 tot en met 5 jaar: b 68,29 per maand;– voor een kind van 6 tot en met 11 jaar: b 93,90 per maand;– voor een jongere van 12 tot en 20 jaar: b 119,50 per maand.

11 Jeugdzorg waarop geen aanspraak bestaat op grond vande Wjz

Het gaat hierbij om jeugdzorg waarop geen aanspraak bestaat en die wordt bekostigd op grond van bijvoorbeeld de WMO of de Wet collectieve preventie volksgezondheid. Daarbij kan worden gedacht aan het algemeen maatschappelijk werk gericht op jongeren en -10 Financiering van de jeugdzorg en hulpverlening aan kinderen en jongeren 297 voor wat de onderwijssector betreft - schoolbegeleidingsdiensten en het schoolmaatschappelijk werk.De WMO vormt tevens de basis voor financiering van lokaal jeugd en jongerenwerk, jongerenorganisaties en organisaties voor internationale jongerenactiviteiten. Ten slotte vallen onder de reikwijdte van de WMO:

– de achttien internaten voor kinderen van schippers en kermisexploitanten, die zijn gebundeld in de Centrale stichting voor internaten voor schippers- en kermisjeugd, Censis;

– innovatieprojecten ter bevordering van maatschappelijke participatie van jongeren en het voorkomen van maatschappelijke uitval.

12 Wet werk en bijstandDe nieuwe algemene bijstandswet (Wet van 9 oktober 2003, volledig in werking getreden op 1 januari 2005) heeft geen directe betekenis voor de jeugdzorg, maar dient volledigheidshalve toch te worden genoemd.De wet sluit jongeren die jonger zijn dan achttien jaar uit van bijstand. Daarvan kan het college van B&W, belast met de uitvoering van die wet, afwijken indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.Personen van 18, 19 of 20 jaar hebben recht op bijzondere bijstand, voor zover hun noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en zij voor deze kosten geen beroep kunnen doen op hun ouders omdat:

– de middelen van de ouders ontoereikend zijn; of– de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan

maken.

13 Algemene nabestaanden wet (ANW)Hoewel het hier geen voorziening van jeugdzorg betreft, verdient volledigheidshalve ook de ANW (Stb. 1995, nr.690) enige aandacht. Deze wet voorziet in een uitkering aan jongeren die door het overlijden van de ouders volle wees zijn geworden. Rechtsgrond voor de uitkering is het uitgangspunt dat door het overlijden van de oudersde wezen niet onverzorgd mogen achterblijven. Het recht op wezenpensioen loopt in beginsel tot het zestiende jaar. In geval van studie of invaliditeit kan de uitkering tot uiterlijk het eenentwintigste jaar voortduren. Is echter sprake van een jeugdbeschermingsmaatregel,

Louise Slos 1BaSW-C 9

Page 11: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

waarbij bijvoorbeeld de voogdij over een volle wees aan een rechtspersoon is opgedragen, dan is er een grondslag voor reikwijdte WMO bijzondere bijstand volle wees 298 Jeugd en recht subsidiëring in het kader van de jeugdzorg en zal de wezenuitkering op de te verstrekken subsidie in mindering worden gebracht.

14 Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen(LBIO)Sinds 1 januari 1997 zijn de taken voortvloeiende uit de inning van onderhoudsbijdragen voor minderjarigen (kosten van verzorging en opvoeding) en voor meerderjarigen die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt (kosten voor studie en onderhoud),opgedragen aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam. Het LBIO heeft deze inningstaken overgenomen van de Raad voor de Kinderbescherming. Het LBIO treedt slechts op indien belanghebbenden dit wensen. Het heeft tevens eentaak ten aanzien van de vaststelling en de inning van op grond van de Wet op de jeugdzorg door ouders en stiefouders verschuldigde bijdragen in de jeugdzorg voor hun kinderen. Daarbij gaat het met name om kosten van verblijf buiten het gezin.Door een recente wijziging van de LBIO-wet is deze sinds 2009 ook van toepassing op de inning van partneralimentaties. De zetel van het bureau is in 2009 verplaatst van Gouda naar Rotterdam.Het bureau bezit rechtspersoonlijkheid en werkt onder toezicht van een door de minister van Justitie in overeenstemming met de minister van VWS benoemde raad van toezicht van vijf leden, inclusief de voorzitter. Het bureau wordt door de minister van Justitie gesubsidieerd.

15 Bijkomende info

15.1 Wettelijke bepalingenWet op de jeugdzorgHoofdstuk IV zorgaanbod, Artt. 22 en 23.Hoofdstuk IVA gesloten jeugdzorg.Hoofdstuk V Planning door de provincies en het rijk, Artt. 30

Louise Slos 1BaSW-C 10

Page 12: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

t/m 36.Hoofdstuk VI Uitkeringen en subsidies, Artt. 37 t/m 41.Hoofdstuk XV Overgangs- en slotbepalingen, Artt. 110.Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, Art. 9b.Beginselenwet justitie¨le jeugdinrichtingen, Art. 3a t/m 3d.LBIO te Rotterdam10 Financiering van de jeugdzorg en hulpverlening aan kinderen en jongeren 299Landelijk beleidskader jeugdzorg 2009-2012, Programmaministerievoor Jeugd en Gezin en ministerie van Justitie, september2008.Wet werk en bijstand, Artt. 12,13 en 16.Wet Maatschappelijke OndersteuningWet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, Artt 1 t/m24.

15.2 BronnenlijstBerg, van den, M.E.M. & Vlaardingerbroek, P. (2005). Jeugdzorg. De Wet op dejeugdzorg toegelicht. ’s-Gravenhage: SDU uitgevers.

Scheij, E.A.M. (2006). Wet op de jeugdzorg. Deventer: Kluwer.

Unen, A.A.W. van (2005). Wet op de jeugdzorg. ’s-Gravenhage: Reed Elsevier.

Bedem, R.F.A. van den, Valk, H.A.G. & Tan, S.O. (1994). Toelating en opvang vanAMA’s. ’s-Gravenhage: WODC.

Bruijn-Lückers, M.L.C.C. de (1994). EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag. ‘A wholecode of juvenile law?’ Zwolle: Tjeenk Willink.

Enschede´, E. (1990). Als ouders remigreren. Een onderzoek naar de verblijfrechtelijke enprivaatrechtelijke rechtspositie van in Nederland achterblijvende jongeren. Utrecht:Wetenschapswinkel Rechten, Universiteit Utrecht.

Eppink, E. (red.) (1990). Kind in twee culturen. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Groot, G.R. de & Tratnik, M. (2002). Nederlands nationaliteitsrecht. Deventer: Kluwer.

Groot, G.R. de (2003). Handboek Nieuw Nationaliteitsrecht. Deventer: Kluwer.

Holterman, Th. (2002). Vreemdelingenrecht. Toelating en verblijf van vreemdelingen inNederland. Deventer: Kluwer.

15.3 Een korte samenvatting en wat concrete infoMijn tekst is niet echt een vast artikel. Het zijn allemaal aparte stukjes waarin ze vertellen wat er gewijzigd is qua subsidie. Ik vond het dus een moeilijk artikel om te lezen omdat het wat ingewikkeld was.De Wet op de jeugdzorg heeft de financieringskaders voor de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming en de jeugd-GGZ, die samen invulling geven aan het begrip jeugdzorg, aanzienlijk transparanter gemaakt. Desondanks zijn op de jeugdzorg nog steeds verschillende wettelijke regimes

Louise Slos 1BaSW-C 11

Page 13: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

van toepassing, die elk voor zich bepalend zijn voor het antwoord op de vraag welke wet in de gegeven situatie grondslag vormt voor de financiering.

Het artikel is een hoofdstuk uit een verzamelwerk (boek) dat geschreven werd door A.P. van der Linden, F.G.A. ten Siethoff en A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra. Het boek werd uitgegeven door

15.4 Info over de auteurs (wat er in het boek zelf stond)

A.P. van der Linden voltooide zijn opleiding aan de sociale academie,richting inrichtingswerk en maatschappelijk werk. Vervolgensstudeerde hij rechten. Tijdens en na zijn studie was hij gedurendezeven jaar werkzaam als groepsleider en paviljoenhoofd in de particulierekinderbescherming. Nog eens zeven jaar werkte hij alsmaatschappelijk werker in deze sector. Samenvallend met laatstgenoemdebaan doceerde hij gedurende vier jaar maatschappijleer engodsdienst bij INAS en KV/JV.Sinds 1980 is hij werkzaam als wetenschappelijk medewerker familie-en jeugdrecht aan de Universiteit te Utrecht. Hij is daarnaastbestuurlijk actief op het terrein van het familie- en jeugdrecht,waaronder lid van het dagelijks bestuur van de International Societyof Family Law. Voorts is hij raadsheer-plaatsvervanger in de gerechtshovente ’s-Hertogenbosch en ’s-Gravenhage, kinderrechterin de rechtbank Amsterdam en voormalig lid van de Raad voorStrafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Van zijn hand verschijnenregelmatig publicaties op het gebied van het personen-,familie- en jeugd(straf )recht.

F.G.A. ten Siethoff studeerde rechten aan de Universiteit te Leiden.Na zijn doctoraalexamen werkte hij op verschillende afdelingen vanhet ministerie van Justitie. Van 1961 tot 1974 was hij werkzaam alsadjunct-secretaris en vervolgens als secretaris van de CentraleAdoptie Raad.Vanaf 1974 werkte hij bij het Stafbureau juridische zaken van deDirectie Kinderbescherming van het ministerie van Justitie, waaraanhij sinds juli 1982 als hoofd was verbonden.Van september 1995 tot medio 1998 was hij plaatsvervangend hoofdvan het bureau juridische zaken van de Dienst Preventie Jeugdbeschermingen Reclassering. Hij was tot september 2009 lid van deRaad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra studeerde Nederlands recht aan de Universiteitte Utrecht, met als keuzevak kinderrecht en kinderbescherming.Na enige jaren werkzaam te zijn geweest op het terrein van deruimtelijke ordening is zij sinds 1976 onder andere als docentjeugdrecht en gezondheidsrecht verbonden aan de Fontys HogeschoolSociale Studies te Eindhoven. Zij is daarnaast lid van enigeklachtencommissies op het terrein van de jeugdhulpverlening en degezondheidszorg.

Louise Slos 1BaSW-C 12

Page 14: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

15.5 Info over de auteurs ( dat ik zelf opgezocht heb op het internet)A.P. van der Linden:

Andere boeken geschreven:Jeugd en strafrecht / druk 2Kind en scheidingJeugd en recht / druk 6Inleiding familie- en jeugdrecht 2000Kind en scheiding / druk 2

F.G.A. ten Siethoff:

Andere boeken geschreven:Jeugd en recht / druk 6Jeugd en recht / druk 7Jeugd en recht / druk 8

A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra:

Andere boeken geschreven:Jeugd en recht / druk 6Jeugd en recht / druk 7

15.6 Mijn persoonlijk besluit (Louise Slos)Voor mijn persoonlijk besluit te kunnen vormen kreeg ik enkele richtvragen mee. Aan de hand van deze vragen krijg je ook een volledig beeld over mijn proces van werken. Ik kan hieruit ook voor mezelf besluiten wat mijn werkpuntjes zijn en waar ik wel sterk in ben.

1. Hoe is deze Sadan-opdracht in zijn geheel voor jou verlopen ?Aanvankelijk vond ik de sadan-opdracht een zeer goede oefening voor de computervaardigheden en het opzoeken van alles .Omdat alles wat we geleerd hebben zat er in verwerkt. Maar ik denk dat ik het in het begin heb overschat want achteraf gezien was het wel veel werk. Ik vond het ook een goed idee dat we moesten werken in de groepjes van uw project want na die enkele vergaderingen samen binnen ons project weten we toch al deels wie goed is in wat en kan je beter op elkaar inspelen indien nodig. Het onderdeel waar we samen aan de welkomstekst moesten werken of samen een inleiding moesten maken dat liep toch niet zo gesmeerd. Iedereen was gefocust op zijn eigen deel van de wiki en we zijn eigenlijk niet samengekomen om die tekst te maken, we zijn maar met een paar die dit gemaakt hebben door nu en dat te veranderen. Er zijn ook mensen die meer op de wiki gezet hebben dan andere. Maar ik denk dat dit altijd wel zo zal zijn. Het is niet dat zij alles hebben gedaan. Praktisch iedereen was altijd op de werkzitting en we stelden vragen aan elkaar indien nodig. Er was enkel 1 iemand die praktisch niets gedaan heeft en dat was Sofie Dewaegenaere. Zij was er enkel in het begin van de tijd, de rest kwam ze niet opdagen.

Louise Slos 1BaSW-C 13

Page 15: Financiering van de jeugdzorgen hulpverlening aan …politiekiship.wdfiles.com/local--files/louise... · Web viewDaarnaast zijn voor de financiering van hulp aan jongeren waarop ingevolge

2. Heb je voldoende info gevonden ? Waar heb je niet gezocht en waar kan je nog zoeken?

3. Wat moet je nog verder trainen ?Ik moet zeker het zoeken in de zoekmachines van de bibliotheek oefenen. Het zoeken naar andere werken, verzamelwerken,… Dit is iets wat me nog niet zo goed lukt dus ik moet hier zeker nog aan werken.

4. Waar ben je sterk in ?Ik denk dat ik wel redelijk sterk ben in het maken van opdrachten in Excel en PowerPoint. Ik zeg niet dat ik er soms geen moeite mee heb, want dit heb ik vaak wel eens, maar ik ben iemand die gaat blijven zoeken tot ik het gevonden heb. In mijn vorige opleiding (Handel) werd er ook op gehamerd dat dit een goede kwaliteit was als je dit kon. Dus hoop ik dat ik dit goed kan. Ik doe het graag, zeker als je dan achterna je eindwerk kan zien waar je al jou tijd en moeite in hebt gestopt en dat het dan een mooi resultaat is.

5. Wat heb je geleerd en wat zal je bijblijven ?Ik heb geleerd dat je niet direct mag opgeven als je iets niet vind of als iets niet gaat. Je moet er zoals ze zeggen je tanden in zetten want na een tijdje zal het wel lukken.Ik heb ook geleerd dat er meer bij te kijken komt dan dat je aanvankelijk zou denken. Je moet rekening houden met de lay-out, de spelling en je moet zeker maken dat er voldoende info op staat.

6. Heb je eventueel tips om bepaalde (deel)opdrachten anders te formuleren ? Of zijn er nieuwe (deel-)opdrachten nodig voor belangrijke of interessante informatievaardigheden die niet of te weinig worden ingeoefend ?Op het eerste gezicht kan ik niet direct op iets komen dat veranderd zou moeten worden. Het was goed dat we eerst voorbereidende oefeningen hebben gehad voor we aan de echte wikidot moesten beginnen.

Louise Slos 1BaSW-C 14