FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook...

127
Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2014-2015 FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN DERDEN: EXCLUSIEVE, GEDEELDE OF PARALLELLE BEVOEGDHEDEN VAN CURATOR EN INDIVIDUELE SCHULDEISERS Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Katrijn Vindevoghel (studentennummer: 01003486) Promotor: Prof. Dr. Michel Tison Commissaris: Dhr. Michiel Roets

Transcript of FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook...

Page 1: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Academiejaar 2014-2015

FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN

TEGEN DERDEN: EXCLUSIEVE, GEDEELDE OF PARALLELLE

BEVOEGDHEDEN VAN CURATOR EN INDIVIDUELE

SCHULDEISERS

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Katrijn Vindevoghel

(studentennummer: 01003486)

Promotor: Prof. Dr. Michel Tison

Commissaris: Dhr. Michiel Roets

Page 2: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

ii

Page 3: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

iii

VOORWOORD

Deze masterproef vormt de apotheose van mijn masteropleiding in de rechten aan de Universiteit

Gent. Het waren vijf leerrijke maar ook leuke jaren waaraan veel te snel een einde kwam. De tijd

vliegt namelijk wanneer je leert, of is het eerder amuseert?

Mijn interesse voor het onderwerp van deze masterproef werd gewekt tijdens de colleges voor het vak

handelsrecht. De bijzonderheid van een faillissementssituatie heeft me gefascineerd. Een Duitse dokter

noemde de oorlog van 1914-1918 ooit een ‘bloedige leermeester’. Ook een faillissement stelt in het

privaatrecht enkele boeiende intellectuele uitdagingen. Pas bij een gebrek aan middelen komen regels

betreffende de toewijzing ervan in alle scherpte naar voor.

Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit

Rechtsgeleerdheid, Prof. Dr. Michel Tison. Zijn kritische kijk op dit leerstuk heeft bijgedragen aan een

inhoudelijk sterker resultaat. Hij hielp mij vooruit wanneer ik op een dood spoor zat en gaf mij het

nodige vertrouwen opdat ik deze masterproef tot een goed einde kon brengen.

Tevens gaat mijn dank uit naar mijn vrienden. Voor hun interesse en ondersteuning tijdens het

schrijven van mijn masterproef. Alsook voor de mooie tijden die ik met hen in Gent heb meegemaakt.

In het bijzonder wil ik ook mijn ouders bedanken. Zij zijn diegene die mij gedurende vijf jaar hebben

ondersteund zodat ik zorgeloos mijn rechtenstudie kon afwerken.

Katrijn Vindevoghel

Gent, mei 2015

Page 4: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

iv

INHOUDSTAFEL

VOORWOORD .................................................................................................................................................... III

INHOUDSTAFEL ................................................................................................................................................ IV

INLEIDING ............................................................................................................................................................ 1

DEEL I: OMVANG VAN DE VORDERINGSRECHTEN ............................................................................... 3

HOOFDSTUK 1: POSITIE CURATOR C.Q. INDIVIDUELE SCHULDEISERS ......................................... 3

§1 VOORAF ........................................................................................................................................................... 3

1. Buitenbezitstelling ...................................................................................................................................... 3

2. Ontstaan van de boedel .............................................................................................................................. 3

§2 DE POSITIE VAN DE CURATOR .......................................................................................................................... 4

1. Aanstelling van de curator ......................................................................................................................... 4

2. Statuut van de curator ................................................................................................................................ 5

A. Curator als janushoofd .......................................................................................................................... 5

B. De curator als neutrale bewindvoerder ................................................................................................. 7

C. Alternatief: analogievergelijking met gerechtsdeurwaarder ................................................................. 8

3. Taak van de curator .................................................................................................................................... 9

A. De specifieke opdrachten van de curator .............................................................................................. 9

B. De algemene opdracht van de curator ................................................................................................. 10

C. Herstelbevoegdheden .......................................................................................................................... 11

§3 POSITIE VAN DE INDIVIDUELE SCHULDEISERS ............................................................................................... 11

1. Opschorting individuele executierechten ................................................................................................. 11

A. Principe ............................................................................................................................................... 12

B. Doel ..................................................................................................................................................... 12

C. Uitzondering ........................................................................................................................................ 13

2. Aangifte van schuldvorderingen ............................................................................................................... 13

3. Geen opschorting van individuele vorderingsrechten .............................................................................. 14

§ 4 BESLUIT ........................................................................................................................................................ 14

HOOFDSTUK 2: VORDERINGSRECHTEN CURATOR ............................................................................. 15

§1 VOORAF ......................................................................................................................................................... 15

§2 UITOEFENING VORDERINGSRECHT GEFAILLEERDE ........................................................................................ 16

1. Omschrijving ............................................................................................................................................ 16

2. Enkele mijlpaalarresten ............................................................................................................................ 17

A. UNAC-arrest ......................................................................................................................................... 18

B. SEFI-arrest ............................................................................................................................................ 19

C. SEPP-arrest ........................................................................................................................................... 20

Page 5: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

v

D. Besluit ................................................................................................................................................. 21

3. Toepassingsgevallen ................................................................................................................................. 21

A. Interne bestuurdersaansprakelijkheid .................................................................................................. 22

B. Aansprakelijkheid van de kredietgever ............................................................................................... 27

4. Logisch en correct gebruik van het begrip collectieve schade? ............................................................... 31

A. Vraag naar ontvankelijkheid of gegrondheid ...................................................................................... 31

B. Begrip collectieve schade overbodig? ................................................................................................. 31

§3 BIJZONDERE AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN IN HET WETBOEK VENNOOTSCHAPPEN .......................... 33

1. De oprichtersaansprakelijkheid ............................................................................................................... 33

A. Exclusieve bevoegdheid curator ......................................................................................................... 34

B. Aansprakelijkheidsvoorwaarden ......................................................................................................... 34

C. Afwezigheid causaal verband tussen onderkapitalisatie en faillissement ........................................... 35

D. Omvang van de aansprakelijkheid ...................................................................................................... 35

2. De bijzondere faillissementsaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout ........................................... 36

A. Verschillen met interne bestuurdersaansprakelijkheid ....................................................................... 36

B. Toepassingsvoorwaarden .................................................................................................................... 36

C. Doorbreking vorderingsmonopolie curator ......................................................................................... 39

§4 PAULIAANSE ONRECHTMATIGE DAADVORDERING ........................................................................................ 39

1. De actio pauliana ..................................................................................................................................... 39

2. Arrest van 24 oktober 2004 ...................................................................................................................... 40

A. Feiten ................................................................................................................................................... 40

B. Beslissing van het Hof ......................................................................................................................... 41

3. Verschil actio pauliana en onrechtmatige daadvordering ....................................................................... 42

A. In beginsel zakelijke werking ............................................................................................................. 42

B. Geen duidelijk onderscheid tussen actio pauliana en onrechtmatige daadvordering ......................... 43

4. Naar Nederlands voorbeeld: de Peeters/Gatzen vordering ..................................................................... 44

§5 VORDERINGSRECHT CURATOR ZONDER COLLECTIEVE SCHADE ..................................................................... 45

1. Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid ....................................................................... 45

2. Nieuw vorderingsrecht curator ................................................................................................................ 46

A. Recente rechtspraak van het Hof van Cassatie ................................................................................... 46

B. Analyse ................................................................................................................................................ 46

§6 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 49

HOOFDSTUK 3: VORDERINGSRECHTEN INDIVIDUELE SCHULDEISER ........................................ 50

§1 VOORAF ......................................................................................................................................................... 50

§2 VORDERING VOOR BIJZONDERE SCHADE ....................................................................................................... 50

1. Begripsomschrijving ................................................................................................................................. 50

2. Voorbeelden .............................................................................................................................................. 51

A. Aansprakelijkheid bestuurders ............................................................................................................ 51

B. Aansprakelijkheid kredietverlener ...................................................................................................... 54

3. Coëxistentie vordering curator en individuele schuldeisers .................................................................... 55

Page 6: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

vi

A. Zelfde oorzaak, zowel individuele als collectieve schade .................................................................. 55

B. Discussie in rechtspraak en rechtsleer ................................................................................................. 55

C. Bijzonder probleem ............................................................................................................................. 57

§3 GEEN VORDERINGSRECHT VOOR PATRIMONIALE REFLEXSCHADE ................................................................. 57

1. Begripsomschrijving ................................................................................................................................. 57

2. Ontkenning in de rechtspraak ................................................................................................................... 58

3. Reflexschade in het gemeen aansprakelijkheidsrecht .............................................................................. 59

A. Schade moet zeker zijn ....................................................................................................................... 59

B. Eigen of persoonlijke schade .............................................................................................................. 60

4. Afwezigheid door pragmatische overwegingen ........................................................................................ 61

5. Vergelijking vordering aandeelhouders voor afgeleide schade ............................................................... 62

§4 DOORBREKING MONOPOLIE CURATOR ........................................................................................................... 64

1. De reparatiewet van 4 september 2002 .................................................................................................... 64

2. Motieven wetgever .................................................................................................................................... 65

3. Problematisch karakter ............................................................................................................................ 66

A. Doorbreking paritas creditorum: snelste en meest geïnformeerde schuldeiser .................................. 66

B. Schadebegroting .................................................................................................................................. 67

C. Verhouding met vordering curator ...................................................................................................... 69

§5 BIJZONDERE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONBETAALDE SOCIALE BIJDRAGEN, BTW EN

BEDRIJFSVOORHEFFING ...................................................................................................................................... 72

1. Programmawet 2006 ................................................................................................................................ 72

2. Bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaalde sociale bijdragen .......................................................... 73

A. Uitbreiding van de bijzondere faillissementsaansprakelijkheid ......................................................... 73

B. Toepassingsgevallen ........................................................................................................................... 74

C. Vordering in hoofde curator en RSZ ................................................................................................... 76

3. Bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaalde bedrijfsvoorheffing en BTW .......................................... 77

A. Oud recht ............................................................................................................................................. 77

B. Nieuw recht ......................................................................................................................................... 78

C. Verhouding met vordering van de curator .......................................................................................... 80

§6 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 81

DEEL II: INERTIE CURATOR BIJ UITOEFENING AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN ...... 82

HOOFDSTUK 1. OORZAKEN STILZITTEN CURATOR ........................................................................... 82

§1 VOORAF ......................................................................................................................................................... 82

§2 ONZEKERHEID OP SLAGEN ............................................................................................................................. 83

§3 KOSTENPLAATJE ............................................................................................................................................ 83

1. Geen liquide actief .................................................................................................................................... 83

2. Het enige actief ......................................................................................................................................... 83

A. Faillissementsfraude ........................................................................................................................... 84

B. De garantstelling ................................................................................................................................. 84

§4 TIJDROVEND KARAKTER ................................................................................................................................ 84

Page 7: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

vii

§5 VERGOEDING VAN DE CURATOR .................................................................................................................... 85

1. Stimulans .................................................................................................................................................. 85

2. Rem ........................................................................................................................................................... 87

§6 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 88

HOOFDSTUK 2: ACTIEMOGELIJKHEDEN BIJ STILZITTEN CURATOR .......................................... 89

§1 INLEIDING ...................................................................................................................................................... 89

§2 TOEZICHT RECHTER-COMMISSARIS ............................................................................................................... 89

1. Aanstelling en taak ................................................................................................................................... 89

2. Afwezigheid van injunctierecht ................................................................................................................. 91

§3 VERGADERING VAN SCHULDEISERS ............................................................................................................... 91

1. Bijeenroeping ............................................................................................................................................ 91

2. Bevoegdheden ........................................................................................................................................... 91

3. Geen comité van schuldeisers ................................................................................................................... 92

§4 VERVANGING VAN DE CURATOR OF CURATOR AD HOC ................................................................................. 93

1. Vervanging van de curator ....................................................................................................................... 93

A. Procedure ............................................................................................................................................ 93

B. Toepassingsgevallen ........................................................................................................................... 94

C. Doelmatigheid ..................................................................................................................................... 94

2. Curator ad hoc .......................................................................................................................................... 95

A. Procedure ............................................................................................................................................ 95

B. Doelmatigheid ..................................................................................................................................... 96

§5 AANSPRAKELIJKHEID CURATOR .................................................................................................................... 97

1. Aansprakelijkheid curator q.q. of persoonlijk .......................................................................................... 97

2. Tijdstip instellen aansprakelijkheidsvordering ........................................................................................ 98

3. Bevoegdheid instellen aansprakelijkheidsvordering ................................................................................ 99

§6 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 99

HOOFDSTUK 3: DEUGDELIJK FAILLISSEMENTSBESTUUR .............................................................. 101

§1 INLEIDING .................................................................................................................................................... 101

§2 OPLOSSINGEN BUITEN DE BOEDEL ............................................................................................................... 101

1. Vordering gedurende het faillissement ................................................................................................... 101

2. Vordering na het faillissement ................................................................................................................ 102

§ 3 OPLOSSING BINNEN DE BOEDEL .................................................................................................................. 103

1. Zijdelingse vordering .............................................................................................................................. 104

A. Zijdelingse vordering voor rekening van de boedel ......................................................................... 104

B. Zijdelingse vordering om curator aansprakelijk te stellen ................................................................ 105

2. Rechter-commissaris als beroepsinstantie ............................................................................................. 106

3. Funding door de Belgische staat ............................................................................................................ 106

4. Mentaliteitswijziging bij de rechtbanken ................................................................................................ 107

§4 BESLUIT ....................................................................................................................................................... 107

Page 8: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

viii

ALGEMEEN BESLUIT .................................................................................................................................... 109

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................................ 111

Page 9: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

1

INLEIDING

§1 Probleemstelling

In deze masterproef neem ik de mogelijke aansprakelijkheidsvorderingen van de curator en

individuele schuldeisers tegen derden onder de loep. Wanneer aan de faillissementsboedel collectieve

schade wordt veroorzaakt, is het namelijk de curator die het exclusief recht heeft om hiertegen op te

treden. Dit noemt men ook wel het ‘monopolie van de curator’. Deze vorderingsbevoegdheid dient

steeds te worden afgewogen t.o.v. de mogelijkheid van individuele schuldeisers om op te komen tegen

een derde van een door hen geleden individuele schade. Het onderscheid tussen collectieve en

individuele schade is bijgevolg cruciaal om het vorderingsrecht van beide actoren tijdens het

faillissement af te bakenen. Dit onderscheid is niet altijd gemakkelijk en werd reeds in de wetgeving,

de rechtspraak en de rechtsleer veelvuldig op de proef gesteld.

Het monopolie van de curator is bovendien enkel nuttig indien de curator deze bevoegdheid ter harte

neemt. Gezien de complexiteit van een faillissementssituatie is het uitoefenen van zo’n

aansprakelijkheidsvordering door de curator niet altijd vanzelfsprekend. Dit gaat namelijk gepaard met

een langdurige, kostelijke gerechtelijke procedure waarvan het resultaat op voorhand niet kan worden

voorspeld. Indien de curator beslist om de vordering niet in te stellen, zullen individuele schuldeisers

eventueel hun heil dienen te zoeken in alternatieve mogelijkheden voorzien in de faillissementswet om

alsnog hun aandeel in de collectieve schade vergoed te zien. Bijkomend rijst de vraag of deze opties

heden ten dage voldoende zijn, en zo niet op welke wijze deze te dienen worden uitgebreid?

§2 Methodiek

Deze masterproef kan worden opgesplitst in twee delen. In het eerste deel ontleed ik de

vorderingsrechten van zowel de curator als de individuele schuldeisers. Beide vorderingsrechten

kunnen niet onafhankelijk van elkaar worden gezien. In het eerste hoofdstuk belicht ik kort de positie

van de curator en de individuele schuldeisers gedurende de faillissementsafwikkeling. Hieruit vloeien

de omvang en de beperkingen van hun aansprakelijkheidsvorderingen tegen derden voort. Deze van de

curator worden nader onderzocht in hoofdstuk 2. De vorderingsrechten van individuele schuldeisers en

hun verhouding met deze van de curator worden geanalyseerd in hoofdstuk 3.

Page 10: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

2

Het tweede deel wordt toegespitst op het problematisch karakter van het monopolie van de curator

wanneer die verzuimt een aansprakelijkheidsvordering in te stellen. Hiervoor onderzoek ik eerst de

mogelijke oorzaken in hoofde van de curator die tot de niet-instelling van zo’n vordering kunnen

leiden. Vervolgens ga ik na over welke (actie)mogelijkheden schuldeisers alsnog beschikken om een

(schade)vergoeding te verkrijgen. Tot slot poog ik voorstellen tot verbetering te formuleren. Bijgaand

wordt ook de vergelijking gemaakt met bestaande systemen in zowel Nederland als Frankrijk.

Page 11: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

3

DEEL I: OMVANG VAN DE VORDERINGSRECHTEN

HOOFDSTUK 1: POSITIE CURATOR C.Q. INDIVIDUELE SCHULDEISERS

§1 Vooraf

1. Onze insolventieprocedure wordt sinds oudsher gekenmerkt door een procedure met een collectief

karakter (concursus universalis). Dit wil zeggen dat er een vereffening plaats vindt van het

gefailleerde vermogen ten voordele van alle gezamenlijke schuldeisers, en niet door elke schuldeiser

afzonderlijk. Die keuze door de wetgever heeft enkele onvermijdelijke gevolgen.

1. Buitenbezitstelling

2. De gefailleerde wordt van rechtswege buitenbezit gesteld op de dag van de uitspraak van het

faillissement. 1 Dit wil zeggen dat hem het bewind over zijn vermogen wordt ontnomen

niettegenstaande hij wel juridisch eigenaar blijft. Zo tracht men te vermijden dat de gefailleerde de

samenstelling van zijn actief en passief nog tracht te wijzigen en dat de gelijkheid van individuele

schuldeisers wordt doorbroken.2 Zo mag hij niet meer beschikken over zijn goederen, geen betalingen

meer verrichten of ontvangen, geen nieuwe verbintenissen meer aangaan, etc. Vervolgens wordt het

beheer van dit buitenbezit gesteld vermogen toegekend aan een gerechtelijke mandataris, met name de

curator. Hij dient het gefailleerde vermogen te beheren en vervolgens te vereffenen met het doel de

schulden van de gefailleerde aan te zuiveren.

2. Ontstaan van de boedel

3. Daar het faillissement een collectief karakter heeft, komen de meeste schuldeisers bij het ontstaan

van het faillissement in samenloop. Hun vorderingen worden eisbaar, doch geen van hen kan

uitvoeren vermits hun individuele executierechten worden opgeschort en hun gezamenlijke

executierechten worden uitgeoefend door de curator.3 De schuldeisers worden hiervoor verenigd in

1 Art. 16 Faillisementswet 1997, BS 28 oktober 1997 (hierna afgekort Faill. W.). 2 I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 319. 3 Art. 24 Faill. W.

Page 12: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

4

een gezamenlijk belang, de boedel. Die kan worden voorgesteld als een bestemming gebonden

vermogen tussen de gezamenlijke schuldeisers, met als doel de vereffening van het vermogen van de

gefailleerde.4 Juridisch gezien bestaat de boedel als een vermogen zonder rechtspersoonlijkheid met

actief- en passiefbestanddelen.

Het actief van de boedel bestaat uit de activa van de gefailleerde waarop de gewone of algemene

bevoorrechte schuldeisers hun verhaalsrecht kunnen laten gelden. Dit omvat alle activa van de

gefailleerde, met uitzondering van deze die onder het preferentieel verhaalsrecht van de separatisten

vallen, en de activa die door een uitdrukkelijke wetsbepaling aan het actief van het faillissement

worden onttrokken.5 Uit het actief van het faillissement wordt bijvoorbeeld uitgesloten, de vergoeding

voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige

daad.6

Het passief van de boedel valt uiteen in een eigen vermogen, met name de vorderingsrechten van de

gewone en de bevoorrechte schuldeisers, en een vreemd vermogen, dat de schulden omvat die in het

kader van het vereffeningsbewind door de curator worden aangegaan.7

§2 De positie van de curator

1. Aanstelling van de curator

4. Wanneer de wettelijke toepassingsvoorwaarden zijn vervuld 8, kan de rechtbank van koophandel tot

faillietverklaring overgaan. In het vonnis van faillietverklaring benoemt de rechtbank van koophandel

“één of meer curators, al naar de belangrijkheid van het faillissement”.9

Vóór de wet van 8 augustus 1997 waren de rechtbanken van koophandel vrij in de keuze van de

curators. Deze werden gekozen uit de personen die volgens hen de meeste waarborgen boden van

betrouwbaarheid en kennis in hun beheer. Wegens de misbruiken en willekeur wou de wetgever deze

4 P. SOENS, “Stopzetting van een vennootschap-het faillissement” in A. VAN OEVELEN, P. ERNST, A. FRANCOIS en M. VAN PASSEL (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.4-10. 5 M. TISON, Cursus handelsrecht en insolventierecht, Gent, Universiteit Gent, 2013. 6 Art. 16, lid 4 BW. 7 M. TISON, Cursus handelsrecht en insolventierecht, Gent, Universiteit Gent, 2013. 8 In overeenstemming met art. 2 Faill. W. bevindt een koopman die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet is geschokt, zich in staat van faillissement. 9 Art. 11 Faill. W.

Page 13: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

5

keuze meer objectiveren.10 Thans is de aanstelling minder vrij vermits de kamer die het faillissement

uitspreekt enkel curators mag aanstellen die voorkomen op een lijst opgesteld door de algemene

vergadering van de rechtbank.11 De personen op deze lijst zijn advocaten, hebben een bijzondere

opleiding genoten en bieden bovendien waarborgen inzake bekwaamheid op het gebied van

vereffeningsprocedures.12

Over het gegeven dat enkel advocaten worden toegelaten tot het beroep van curator, is tijdens de

parlementaire voorbereiding van de faillissementswet van 1997 hevig gediscussieerd. Er werden

voorstellen geformuleerd om ook gewone juristen en niet-juristen tot de functie toe te laten. De curator

dient immers ook taken van financiële, economische en administratieve aard te volbrengen. 13 Doch

vond de meerderheid dat juridische opdrachten het hoofdaandeel uitmaken van diens takenpakket.

Denk hierbij aan o.m. de beoordeling van voorrechten en hypotheken, de rangregeling, de inschatting

van de geldigheid of tegenwerpbaarheid van bepaalde handelingen en het instellen van vorderingen

zoals onder meer aansprakelijkheidsvorderingen.14 Art. 27 Faill. W. voorziet wel in de mogelijkheid

om een toegevoegd curator aan te stellen die geen advocaat is. Dit kan wanneer de aard en de omvang

van het faillissement dit vereisen.

2. Statuut van de curator

A. Curator als janushoofd

5. De curator is de sleutelfiguur van de faillissementsprocedure. Over zijn rechtspositie bestond

jarenlange discussie. Traditioneel gingen de rechtspraak15 en de rechtsleer ervan uit dat de curator

zowel de gefailleerde als de schuldeisers van de gefailleerde kon vertegenwoordigen. Dit is de

zogenaamde twee-petjes leer of het beeld van de curator als janushoofd.16

10 T. LYSENS, “De curator: aanstelling, controle en vergoeding” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 350. 11 Artikel 27, lid 1 Fail. W. 12 Artikel 27, lid 2 Faill. W. en B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE, Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 4-5. 13 Parl. St. Senaat, 1996-97, nr. 1-498/11, p. 106-107. 14 P. ERNST, “De organen van het faillissement” in H. BRAECKMANS, E. DIRIX en E. WYMEERSCH (eds.), Faillissement en Gerechtelijk Akkoord: het nieuwe recht, Antwerpen, Kluwer, 1998, 312. 15 Cass. 7 februari 1850, Pas. 1851, I, 220; Cass. 10 december 1925 Pas. 1926, I, 106; Cass. 14 oktober 1963, Pas. 1964 I, 153, Cass. 20 juni 1975, I, 1017, Cass. 8 april 1976, in Pas. I. 881, Cass . 28 april 1983, RCJB 1986, 708, Cass. 6 mei 1983, RCJB 1986, 712. 16 Cass. 28 april 1983, RCJB 1986, 708, noot P. GERARD; Cass. 10 december 1925, Pas. 1926, I, 106; Cass. 11 mei 1905, Pas. 1905, I, 216.

Page 14: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

6

Zo zette de curator bijvoorbeeld het ‘petje’ op van de gefailleerde wanneer hij een

aansprakelijkheidsvordering wou uitoefenen die de gefailleerde zelf vóór het faillissement bezat.

Wanneer hij daarentegen vorderingsrechten uitoefende die de gefailleerde zelf niet had, stelde men dat

hij de gezamenlijke schuldeisers vertegenwoordigde.

6. De ‘twee-petjes’-beeldspraak gebaseerd op vertegenwoordiging, bleek volgens velen ongelukkig

gekozen. Vertegenwoordiging of lastgeving sensu stritco veronderstelt namelijk dat de lastgever de

lasthebber belast met het stellen van rechtshandelingen, voor rekening en in naam van de lastgever en

dat de lasthebber dit aanvaardt. 17 Niettegenstaande er gelijkenissen zijn met de figuur van

vertegenwoordiging, zullen we zien dat wanneer we deze rechtsfiguur tot zijn uiterste duwen, deze het

statuut van de curator niet (volledig) kan verklaren.

Ten eerste ‘geeft’ de rechtbank van koophandel de curator geen vertegenwoordigingsbevoegdheid. De

rechtbank past enkel het geldende insolventierecht toe dat zich aan haar opdringt als een bevel van de

wetgever. In dit opzicht vertegenwoordigt de curator noch de rechtbank, noch de Belgische staat. Hij

is geen orgaan van deze instanties vermits hij geen fractie van de rechterlijke macht of van het

openbaar gezag verkrijgt. De curator krijgt door zijn benoeming wel bestuursmachten en

bewindsbevoegdheden over het vermogen van de gefailleerde.18 Maar dit is veel ruimer en complexer

dan een enkele vertegenwoordiging.

Verder is de curator evenmin de wettelijke vertegenwoordiger van de gefailleerde of van de massa der

schuldeisers. GERARD verduidelijkte dat het idee van een vertegenwoordiging afwezig is vermits er

geen contractuele relatie tot stand kwam tussen de schuldeisers en de curator, noch tussen de

gefailleerde en de curator.19 De curator treedt alleen op de voorgrond door de buitenbezitstelling van

de gefailleerde. Hierdoor dient hij het bestuur van diens vermogen over te nemen.20

Wanneer hij wel de vertegenwoordiger zou zijn, impliceert dit dat hij steeds in het belang van de

gefailleerde dient te handelen. Bij een faillissement is dit niet het geval daar de curator het gefailleerd

vermogen zowel in het belang van de massa der schuldeisers, de gefailleerde als het algemeen belang

bestuurt.21 Bij een belangenconflict tussen de gefailleerde en de massa dient hij te kiezen voor één van

beide, en dit zal meestal het belang van de individuele schuldeisers zijn.

17 Art. 1984 BW. 18 L. CORNELIS, “Persoonlijk: over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers , Brugge, Die Keure, 2001, 72. 19 P. GERARD, “Observations sur la nature juridique des dettes des créances de la masse des créanciers en cas de faillite”, RCJB 1986, 714. 20 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 72. 21 Cass. 5 december 1997, RDC 1998, 523.

Page 15: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

7

Tot slot is hij evenmin de vertegenwoordiger van de individuele schuldeisers; de boedel heeft geen

rechtspersoonlijkheid en kan dus niet vertegenwoordigd worden. De curator oefent zijn opdracht uit

‘in het belang’ van de schuldeisers. Hij verbindt dan ook de schuldeisers niet door zijn handelingen,

maar oefent een functie uit die een weerslag kan hebben op de patrimoniale rechten van de

schuldeisers.22 Hoe meer activa de curator realiseert, hoe meer return de individuele schuldeisers uit

het faillissement kunnen verwachten. De curator oefent bijgevolg niet de individuele

vorderingsrechten van elke schuldeiser uit, maar de gezamenlijke gerechtigheid van de schuldeisers op

het vermogen van de gefailleerde.23

B. De curator als neutrale bewindvoerder

7. Die hevige weerstand in de rechtsleer is zonder twijfel de oorzaak waarom het Hof van Cassatie het

beeld van de curator als janushoofd heeft verlaten. Waar het in 1985 nog sprak over de curator als

“wettige vertegenwoordiger van de gefailleerde en van de gezamenlijke schuldeisers”, corrigeerde het

Hof dit in 1989 door deze te omschrijven als “een gerechtelijk mandataris die de hem bij wet

toevertrouwde gemeenschappelijke rechten van het geheel van de schuldeisers uitoefent”. 24 Deze

rechtspraak werd herbevestigd in 1995, al sprak het Hof van Cassatie daar over de curator “als een

gerechtelijk mandataris die de bij wet bepaalde machten uitoefent in het belang van zowel de

gezamenlijk schuldeisers als de gefailleerde”.25

De meerderheid van de rechtsleer aanvaardt vandaag, in de lijn van de cassatierechtspraak, dat de

curator een neutraal bewindvoerder is over het buitenbezit gestelde vermogen van de gefailleerde.26

Hij is belast met een persoonlijke wettelijke opdracht als gerechtelijk vereffeningsbewindvoerder.27

Deze taak omvat aspecten van verschillende overeenkomsten zoals lastgeving, aanneming,

bewaargeving, sekwester, etc. Dit alles moet gezien worden binnen de toepassing van het

faillissementsrecht.28 Bepaalde rechtsleer stelt dan ook dat het statuut van de curator een sui generis

karakter vertoont.29

22 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X, Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 72. 23 P. GERARD, “Observations sur la nature juridique des dettes des créances de la masse des créanciers en cas de faillite”, RCJB 1986, 714. 24 Cass. 1 december 1989, RW 1989-90, 1260. 25 Cass. 16 februari 1995, RW 1995-96, 88. 26 T. BOSLY, “Préjudice collectif ou individuel: un modèle adéquat pour délimeter les pouvoirs du curateur et des créanciers d’agir en responsabilités contre un tiers”, RCJB 2000, 51. 27 C. VAN BUGGENHOUT, “De rechtspositie van de curator in het faillissementsrecht en het sociaal recht” in M. STORME en D. BLOMMAERT (eds), Handels- en Economisch Recht, Gent, Mys en Breesch, 1995. 28 T. LYSENS, “De curator” in X (eds.), Faillissement & Reorganisatie, II.D.20-14. 29 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 274.

Page 16: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

8

De curator is bijgevolg in de eerste plaats de beheerder van de boedel. Wanneer elementen van

vertegenwoordiging om de hoek komen kijken, is dit toe te schrijven aan het praktisch nut hiervan.

Wanneer de curator de activa van de gefailleerde (inclusief vorderingsrechten) realiseert, zal dit aan

deze laatste tegenwerpelijk zijn. Wanneer hij bijvoorbeeld de activiteiten van de gefailleerde verder

zet, is hij veel minder een vertegenwoordiger.

C. Alternatief: analogievergelijking met gerechtsdeurwaarder

8. Volgens VANANROYE dienen we de curator te vergelijken met een gerechtsdeurwaarder. Of deze

zienswijze volledig correct is laat ik in het midden; een curator zijn taak is veel complexer en ruimer

dan deze van een gerechtsdeurwaarder, maar het is alvast een interessante invalshoek om het optreden

van de curator beter te kunnen plaatsen.

Wanneer een schuldenaar een schuld aangaat, geeft hij indirect de toestemming dat indien hij deze niet

meer kan nakomen, de schuldeiser mag overgaan tot verkoop van (een deel van) zijn goederen ter

dekking van deze schuld.30 Hierbij zal de schuldeiser de materiële en juridische handelingen niet zelf

verrichten; hij doet hiervoor beroep op een neutrale derde, de gerechtsdeurwaarder. Door de impliciete

toestemming wordt de beslagene immers vertegenwoordigd door de beslaglegger, en deze laatste

wordt op zijn beurt vertegenwoordigd door de gerechtsdeurwaarder.31

VANANROYE stelt dat de situatie bij een faillissement vergelijkbaar is. In dit geval gaat het niet over

één individuele schuldeiser, maar verscheidene. Door het faillissement verkrijgen de samenlopende

schuldeisers een collectief beslagrecht op het vermogen van de gefailleerde en ze vertegenwoordigen

in deze zin de gefailleerde. Bij het ontstaan van een faillissement worden hun individuele

executierechten echter opgeschort en gebundeld (zie infra nr. 17). Hierbij worden de schuldeisers

zoals bij een uitvoerend beslag, zelf ook vertegenwoordigd bij deze uitwinning, in dit geval door de

curator. Indien hij zoals zijn wettelijke taak het vereist, de activa van de gefailleerde realiseert, treedt

hij op als dwangvertegenwoordiger van de gezamenlijke schuldeisers, en deze zijn op hun beurt

vertegenwoordiger van de gefailleerde. We kunnen de curator bijgevolg zien als een

tweetrapsvertegenwoordiger.32

30 Art. 7 en 8 Hyp. W. 31 J. VANANROYE, “Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde”, TRV 1998, 272 en A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 41. 32 J. VANANROYE, “Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde”, TRV 1998, 272-273.

Page 17: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

9

3. Taak van de curator

9. Uit bovenstaande cassatierechtspraak blijkt dat het statuut van de curator als gerechtelijk mandataris

volgt uit de (wettelijke) opdracht van de curator. Dit brengt ons meteen bij de vraag welke deze taak

precies is?

Het vonnis waarbij een handelaar failliet wordt verklaard, duidt een curator aan maar bevat geen

specifieke aanwijzingen omtrent de draagwijdte van zijn opdracht. Zijn bevoegdheden dienen derhalve

te worden gevonden in de faillissementswet. Het probleem is dat de faillissementswet verschillende

artikelen bevat die diverse bevoegdheden en handelingen omschrijven, doch de wet bevat geen

volledige opsomming van de handelingen die door de curator exact kunnen worden gesteld.

10. Na een analyse van de faillissementswet kan een onderscheid worden gemaakt tussen specifiek

genoemde taken van de curator en diens algemene opdracht tot beheer en vereffening van het

vermogen van de gefailleerde. Aan deze taken wordt verder vorm gegeven in de rechtspraak.

A. De specifieke opdrachten van de curator

11. De faillissementswet legt de curator een aantal specifieke taken op zoals het betekenen van het

vonnis van faillietverklaring aan de gefailleerde33, het opmaken van een beschrijving van de goederen

van de gefailleerde34, het uitbrengen van een omstandig verslag aan de rechter-commissaris op

geregelde tijdstippen35, etc. Bepaalde taken zijn voor de curator een resultaatsverbintenis (denk aan

betekeningen en bekendmakingen). Andere taken zijn een inspanningsverbintenis. Dit onderscheid zal

belangrijk zijn bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de curator. 36

12. In verband met de uitoefening van aansprakelijkheidsvorderingen springt vooral artikel 51 Faill.

W. in het oog: “alle schuldvorderingen of geldsommen die aan de gefailleerde verschuldigd zijn,

worden door de curators opgespoord en tegen kwijting geïnd”. Wanneer de curator een derde of een

bestuurder aanspreekt voor schade aan de boedel, oefent hij in de meerderheid van de gevallen het

vorderingsrecht uit die de gefailleerde zelf vóór het faillissement ook had. Derhalve kan een

33 Art. 13 Faill. W. 34 Art. 43 Faill. W. 35 Art. 34 Faill. W. 36 P. SOENS, “Stopzetting van een vennootschap-het faillissement” in A. VAN OEVELEN, P. ERNST, A. FRANCOIS en M. VAN PASSEL (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.4-22-23.

Page 18: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

10

aansprakelijkheidsvordering gezien worden als een schuldvordering die aan de gefailleerde

verschuldigd is. 37

B. De algemene opdracht van de curator

13. Behoudens de opsomming van verscheidene specifieke taken bevat de faillissementswet geen

duidelijke algemene omschrijving van de opdracht van de curator. Artikel 40 Faill. W. formuleert zeer

vaag dat “de curator als een goede huisvader instaat voor het beheer van het faillissement onder

toezicht van de rechter-commissaris”. Dit artikel werd verschillende malen aangepast. Deze algemene

bepaling wordt verder aangevuld met de specifieke plicht van de curator om actief en prioritair mee te

werken aan het vaststellen van het bedrag van de aangegeven schuldvorderingen van werknemers van

de gefailleerde onderneming.38

14. Het Hof van Cassatie heeft zich daarentegen wel uitgesproken over de hoofdopdracht van de

curator, in een zaak die handelde over een aansprakelijkheidsvordering. Volgens het Hof bestaat de

algemene opdracht van de curator erin “het actief van de gefailleerde te gelde te maken en de gelden

van de realisatie van het actief te verdelen; krachtens de vermogensrechtelijke buitenbezitstelling van

de gefailleerde, oefent hij inzonderheid de rechtsvorderingen uit die de gefailleerde zou kunnen

uitoefenen; dat hij vervolgens conform de artikelen 8, 9, 12, 13 en 14 van de Hypotheekwet, dient te

verdelen met inachtneming van de wettige redenen van voorrang die bepaalde schuldeisers hebben”.39

Door de buitenbezitstelling heeft de gefailleerde het beheer over zijn vermogen verloren en kan hij

geen handelingen meer stellen die de boedel kunnen verbinden; alleen de curator kan dit nog. Het Hof

alludeert dat de curator in het bijzonder de aansprakelijkheidsvorderingen uitoefent die de gefailleerde

zelf ook had, deze bevinden zich namelijk in het actief van de boedel en volgens het Hof is het de

algemene taak van de curator om het actief te realiseren. Door het woord ‘inzonderheid’ te gebruiken

sluit het Hof niet uit dat er ook nog andere mogelijkheden bestaan.

Wanneer de curator bijgevolg een aansprakelijkheidsvordering uitoefent die niet in de activa zit, wordt

de wettelijke basis hiervoor niet gevonden in de buitenbezitstelling van de gefailleerde. Of er in wezen

wel een wettelijke basis hiervoor bestaat of dit eerder een jurisprudentiële uitbreiding is, wordt

aangekaart in hoofdstuk twee. DE WULF benadrukt alvast dat wanneer een vordering niet tot de activa

37 P. SOENS, “Stopzetting van een vennootschap-het faillissement” in A. VAN OEVELEN, P. ERNST, A. FRANCOIS en M. VAN PASSEL (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.4-10. 38 M. VANMEENEN, “Tien jaar Belgisch insolventierecht: heden, verleden en toekomst” in B. ALLEMEERSCH en D. LAMBRECHT (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake faillissementsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 112. 39 Cass. 1 december 1989, RW 1989-90, 1260.

Page 19: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

11

van de gefailleerde behoort, dit niet wil zeggen dat deze niet tot het actief van de faillissementsboedel

kan behoren.40

C. Herstelbevoegdheden

15. Uit de algemene taak van de curator, het beheer en vereffening van het gefailleerde vermogen,

vloeit voort dat de curator in beginsel niet meer (vermogens)rechten kan uitoefenen dan de

schuldenaar zelf. Het is dat vermogen waarmee de schuldenaar gehouden is t.o.v. van zijn individuele

schuldeisers. Rechtshandelingen of handelingen die de schuldenaar vóór het faillissement heeft

verricht, worden in principe gerespecteerd.41

16. Hierop heeft de wetgever enkele belangrijke uitzonderingen geformuleerd. Onder meer door de

invoering van de actio pauliana (of één van zijn andere bijzondere herstelbevoegdheden) in de

faillissementswet. 42 De curator beheert en vereffent namelijk niet alleen het vermogen van de

gefailleerde ten einde de verhaalsrechten van de schuldeisers te verzilveren, maar hij heeft ook

bevoegdheden die dienen om deze verhaalsrechten te beschermen.

De curator kan bijgevolg in bepaalde gevallen tegen derden optreden, ongeacht of de gefailleerde

schuldenaar dit zelf kon of niet.43 Vermits de sanctie van deze bijzondere herstelbevoegdheden de

nietigheid is, wordt het vermogen van de boedel dusdanig gereconstrueerd dat de schuldeisers datgene

ontvangen waarop ze op grond van hun verhaalsrecht aanspraak moesten maken. Betwist in

rechtspraak en rechtsleer is of deze actio pauliana ook een onrechtmatige daadvordering kan schragen

(zie infra nr. 77 e.v.).44

§3 Positie van de individuele schuldeisers

1. Opschorting individuele executierechten

40 H. DE WULF, Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator, Gent, Financial Law Institute, 2009, 34. 41 F. VERSTIJLEN, De faillissementscurator: een rechtsvergelijkend onderzoek naar de taak, bevoegdheden en persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, 1998, Deventer, Tjeenk Willik, 117. 42 Art. 17 e.v. Faill. W. 43 F. VERSTIJLEN, De faillissementscurator: een rechtsvergelijkend onderzoek naar de taak, bevoegdheden en persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, 1998, Deventer, Tjeenk Willik, 117. 44 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 58.

Page 20: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

12

A. Principe

17. Het faillissement doet een collectief beslag op de goederen van de gefailleerde schuldenaar

ontstaan ten voordele van de samenlopende schuldeisers.45 Niettegenstaande de vorderingen van de

individuele schuldeisers opeisbaar worden, kunnen zoals eerder gezegd (gewone) individuele

schuldeisers niet persoonlijk tot uitwinning van het gefailleerde vermogen overgaan.46 Algemeen

wordt aangenomen dat de individuele schuldeisers na het faillissement geen rechtstreekse, zijdelingse

en/of pauliaanse vordering meer kunnen instellen tegen de gefailleerde schuldenaar of diens eigen

schuldenaar. Het vonnis van faillietverklaring doet verder alle beslagen gelegd ten verzoeke van de

gewone en algemeen bevoorrechte schuldeisers ophouden.47 Ook schuldeisers worden dus in zekere

zin buiten bezit gesteld. In het actief van de boedel zitten ook de eventuele

aansprakelijkheidsvorderingen, die door de buitenbezitstelling worden overgenomen van de

gefailleerde, en nu door de curator worden uitgeoefend.

B. Doel

(i) Gelijkheid tussen schuldeisers

18. De samenloop met de bijhorende schorsing van de executierechten heeft als doel de gelijkheid

tussen de schuldeisers te verzekeren. De principiële gelijkheid onder schuldeisers vindt haar oorsprong

in artikel 8 van de Hypotheekwet. Het gefailleerde vermogen moet volgens deze regel door de curator

evenredig worden verdeeld onder schuldeisers van gelijke rang. De ratio was dat door schuldeisers te

verbieden over te gaan tot een gedwongen tenuitvoerlegging van hun vorderingsrechten, competitie

onder de schuldeisers werd vermeden. 48 Deze zouden namelijk allen zo spoedig mogelijk tot

uitvoering op het restvermogen van de gefailleerde wensen over te gaan. Hier zou de snelste, best

geïnformeerde schuldeiser het halen van de andere minder geïnformeerde schuldeisers, die met lege

handen zouden achterblijven. Wie het eerst in de rij staat voor een ticket van een concert heeft

namelijk de beste zitplaatsen. Dit wou de wetgever kost wat kost vermijden.49

45 I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 298. 46 Art. 24 Faill. W. 47 Art. 25, lid 1 Faill. W. 48 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 479. 49 F. T’ KINT en W. DERIJCKE, La faillite, Brussel Larcier, 2006, 236.

Page 21: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

13

(ii) Blokkering grab-law principe

19. Ook zou het wie eerst uitwint, eerst maalt principe, ervoor zorgen dat de gefailleerde

geconfronteerd wordt met een wanorde aan individuele executies. Het gevaar bestaat erin dat één

enkele schuldeiser snel overgaat tot verkoop van de activa waarvan de gerealiseerde waarde net

voldoende is ter dekking van zijn schuldvordering. Dit terwijl men er in theorie veel meer zou kunnen

voor krijgen. In het belang van de groep van schuldeisers dient dit grab law-principe een halt worden

toegeroepen. De curator als neutrale bewindvoerder zal namelijk niet de drang voelen om tot een

ondoordachte verkoop over te gaan en krijgt zo ook de kans om de onderneming in zijn geheel over te

dragen.50

C. Uitzondering

20. Dit principe van opschorting van uitvoeringsmaatregelen geldt enkel voor schuldeisers die in de

boedel opkomen; dit zijn de chirografaire schuldeisers (zonder zekerheid of voorrecht) en de

schuldeisers met een algemeen voorrecht. Bijzonder bevoorrechte schuldeisers en schuldeisers met

een zakelijke zekerheid komen echter niet op in de boedel. In beginsel kunnen deze laatste zelfstandig

optreden vermits ze over een verhaalsobject beschikken waardoor ook het goed waarop ze hun

voorrecht kunnen uitoefenen zich niet in het actief van de boedel zal bevinden. Het verhaalsrecht van

de ‘separatisten’ is echter niet absoluut. Bovendien komen de separatisten wel op in de boedel voor dat

deel van hun vordering dat niet door de uitwinning van zijn verhaalsobject kan worden voldaan.

Hierop zullen we echter niet verder ingaan vermits deze masterproef handelt over de schuldeisers die

wel in de boedel opkomen.51

2. Aangifte van schuldvorderingen

21. Individuele schuldeisers zullen het faillissement grotendeels dienen te ondergaan. Ze moeten

passief toe kijken hoe de curator het vermogen van de gefailleerde ten gelde maakt. Het enige moment

waarbij de schuldeisers nog nuttig kunnen optreden, is bij het begin van het faillissement. Ze behoren

namelijk een aangifte van hun schuldvorderingen te doen, willen ze in aanmerking komen voor een

dividend uit het faillissement alsook om enig recht van voorrang te kunnen uitoefenen. Dit dient

uiterlijk op de dag te gebeuren als bepaald in het vonnis van faillietverklaring.52

50 A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 35-38. 51 M. TISON, Cursus handelsrecht en insolventierecht, Gent, Universiteit Gent, 2013, 159. 52 Art. 62 Faill. W.

Page 22: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

14

Hierna zal de curator in samenwerking met de gefailleerde en onder controle van de rechter-

commissaris het nazicht uitvoeren van deze ingediende vorderingen. Hij kan deze enkel aanvaarden of

betwisten. In geval van onenigheid tussen de curator en de schuldeiser beslist de rechtbank.53

3. Geen opschorting van individuele vorderingsrechten

22. Het is in deze context belangrijk om te duiden dat enkel de executierechten van de schuldeisers

t.o.v. de gefailleerde worden getroffen door de buitenbezitstelling. Men mag dit niet verwarren met

vorderingsrechten die individuele schuldeisers zelf bezitten ten opzichte van derden. De curator heeft

geen enkele bevoegdheid om de rechten van de individuele schuldeisers uit te oefenen, m.a.w. rechten

die eigen zijn aan bepaalde schuldeisers of aan bepaalde categorieën van schuldeisers, die van de

boedel te onderscheiden zijn.54

Wanneer bepaalde schuldeisers een borgstellingsverbintenis hebben aangegaan, heeft de curator niet

de vereiste hoedanigheid om in het voordeel van de boedel de uitvoering van de borg te eisen.55 Uiterst

relevant in het kader van deze masterproef, is het geval waarbij een individuele schuldeiser een derde

aansprakelijk kan stellen vermits hij door deze (bestuurder, kredietgever, …) in faillissementsverband

persoonlijke schade heeft geleden. Deze zal na het faillissement nog steeds die

aansprakelijkheidsvordering kunnen uitoefenen. De boedel bundelt namelijk niet de individuele

aansprakelijkheidsvorderingen van de schuldeisers tegen derden maar wel hun executierechten t.o.v.

de gefailleerde boedel.

§ 4 Besluit

23. De curator is de actieve speler bij het ontstaan van een faillissement. Hij is exclusief bevoegd met

het beheer en de vereffening van het gefailleerde vermogen. Dit vloeit voort uit zijn wettelijke

opdracht als gerechtelijk mandataris. De schuldeisers zijn eerder het lijdend voorwerp gedurende de

faillissementsafwikkeling. Zij dienen het beleid van de curator te ondergaan. Hun executierechten op

het vermogen van de gefailleerde worden opgeschort; wel behouden ze hun vorderingsrechten op

derden.

53 T. LYSENS, “De curator” in H. BRAECKMANS (ed.), Faillissement & Reorganisatie, Antwerpen, Kluwer II.D.20-14. 54 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 274. 55 Cass. 7 mei 1980, Arr. Cass. 1979-80, 1114 en A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 324.

Page 23: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

15

HOOFDSTUK 2: VORDERINGSRECHTEN CURATOR

§1 Vooraf

24. De curator staat bij een faillissement vaak voor een onmogelijke opdracht. Veelal treft hij geen

activa aan of zijn deze activa reeds het verhaalsobject van preferentiële schuldeisers. Hierdoor kan het

interessant zijn om als curator een aansprakelijkheidsvordering tegen derden in te stellen. De

eventueel gerealiseerde opbrengst komt dan als mooie extra in het actief van de boedel terecht.

Hierbij zal de curator zoals elke eiser een fout, schade en een causaal verband dienen aan te tonen. Het

Hof van Cassatie stelt dat de curator enkel kan vorderen wanneer een derde collectieve schade heeft

toegebracht aan het gefailleerde vermogen. Deze schade zorgt voor een vermeerdering van het netto-

passief of een vermindering van het netto-actief van het faillissement.56 De rechten die hieruit

voortvloeien zijn aldus het Hof gemeenschappelijk aan alle schuldeisers.57 De vergoeding van de

schade die de gezamenlijke verhaalsrechten van de schuldeisers treffen, komt exclusief toe aan de

boedel en dus aan de curator q.q., en niet aan de individuele schuldeisers voor hun eigen rekening. Dit

exclusief vorderingsrecht voor collectieve schade noemt men ook wel het ‘monopolie van de curator’.

25. Daarnaast zullen individuele schuldeisers steeds hun recht behouden om een derde aansprakelijk te

stellen, wanneer deze individuele schade hebben geleden.58 De individuele schuldeisers worden zoals

gezegd niet ‘buitenbezit gesteld’ wat betreft hun individuele vorderingsrechten. Individuele schade is

schade die de schuldeiser persoonlijk lijdt en die niet neerkomt op de negatieve impact van het

schadeveroorzakend feit op het deel dat de schuldeiser nog uit het faillissement mag verwachten. Deze

laatste schade treft immers alle (chirografaire) schuldeisers evenredig naar hun rang en is

weerkaatsingschade ten gevolge van het ontoereikend actief in de boedel. 59 Voor deze

56 Bij voorkeur spreken we over ‘netto-passief’ en ‘netto-actief’ dan het door het HvC gebruikte ‘vermeerdering van het passief’ of ‘vermindering van het actief’. Dit laatste veronderstelt op zich nog geen schade vermits een daling van het actief meestal door een stijging van het passief wordt beantwoord (en omgekeerd). Slechts indien de afname van het actief de in ruil verdwenen passiva overstijgt (en vice versa) zal er sprake zijn van schade. 57 Cass. 4 februari 2011, RW 2011-2012, nr. 7, 370-371. 58 Een typisch voorbeeld van individuele schade is de schade die volgt uit de culpa in contrahendo van een bestuurder. Dit is het geval indien de bestuurder door zijn fout de schuldeiser ertoe had aangezet te contracteren met de gefailleerde terwijl hij op het moment van de contractsluiting wist, of zou moeten weten dat de vennootschap deze verbintenis niet meer kan voldoen. 59 E. DIRIX, “Recente rechtspraak insolventierecht” in H. COUSY en E. DIRIX (eds), Themis Insolventierecht nr.20, Brugge, Die Keure, 2003-04, 74.

Page 24: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

16

weerkaatsingschade is de meerderheidsopvatting dat individuele schuldeisers echter zelf geen

vergoeding kunnen vorderen.60

De (beperkte) vorderingsrechten van de individuele schuldeiser en het begrip individuele schade

worden uitvoerig ter sprake gebracht in hoofdstuk 3, doch is het van belang dit begrip in het

achterhoofd te houden bij de bespreking van de vorderingsrechten van de curator daar de rechtspraak

deze wel eens durft te verwarren met elkaar of deze niet correct onderscheidt.

Ook in Frankrijk wordt aangeknoopt bij het soort schade waarvoor vergoeding wordt gevraagd. De

schadeloosstelling van het préjudice collectif kan in beginsel enkel door de liquidateur61 worden

gevorderd. Dit kan thans worden gebaseerd op art. L. 622-20 C.C. dat bepaalt dat de “liquidateur a

seul qualité pour agir au nom et dans l’intérêt des créanciers”. Indien er sprake is van een préjudice

individuel kan een schuldeiser deze schade zelfstandig vorderen.62

26. Hierna zullen we de basis waarop een curator een vordering kan schragen één voor één overlopen.

Zo kan de curator vorderen waar de gefailleerde dit zelf kon (§2). Bovendien kan de curator eventueel

zijn aansprakelijkheidsvordering baseren op zijn bijzondere (herstel)bevoegdheden verspreid over

bijzondere wetgeving en in de faillissementswet (§3 en §4). Hierbij zullen we zien dat het begrip

collectieve schade als rode draad doorheen deze vorderingsrechten loopt, al dan niet correct gebruikt

door de rechtspraak. Tot slot bespreken we nog een recentelijk gecreëerd vorderingsrecht door de

rechtspraak. Dit kan niet gelinkt worden aan het concept collectieve schade (§5).

§2 Uitoefening vorderingsrecht gefailleerde

1. Omschrijving

27. De meest evidente vorm van schade waarvoor de curator (en verder zal blijken enkel de curator)

vergoeding kan eisen, is de schade waarvoor de gefailleerde buiten faillissement zelf vergoeding kan

vorderen. Uit de wettelijke opdracht van de curator vloeit namelijk voort dat hij het actief van de

60 G. LINDERMANS, “Eenvoudig, maar niet gemakkelijk: over collectieve schade bij faillissement”, TRV 2014, 794-796 (noot bij Cass. 28 maart 2014). 61 De Belgische curator kan in Frankrijk het best vergeleken worden met de liquidateur gedurende de gerechtelijke liquidatie (liquidation judiciaire). Hierbij worden de activa ten gelde gemaakt wanneer sanering onmogelijk blijkt. Naast het gerechtelijk akkoord (règlement amiable) kent Frankrijk immers ook een gerechtelijke sanering (redressement judiciaire) met een mandataire judiciaire. Hierbij tracht men de activiteiten en de werkgelegenheid te behouden. 62 C. SAINT-ALARY-HOUIN, Droit des entreprises en difficulté, Parijs, Montchrestien, 2011, 505.

Page 25: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

17

gefailleerde dient te realiseren. Ook een vorderingsrecht valt te bezien als een actiefbestanddeel van de

vennootschap, dat nu door de curator wordt gerealiseerd, net zoals hij de voorraden kan verkopen of

de handelszaak kan overdragen. Bij aansprakelijkheidsvorderingen houdt dit in dat hij ze zelf

realiseert voor rekening van de boedel, in plaats van ze te verkopen.63

De curator vertegenwoordigt hierbij de schuldeisers in de mate waarin enkel hij de activa van de

gefailleerde kan realiseren omdat hij dit doet voor rekening van de gezamenlijke schuldeisers die door

het faillissementsbeslag het vermogen, inclusief de schadevergoedingsaanspraken van de

vennootschap, kan uitwinnen.64

De vorderingsrechten die aan de gefailleerde toebehoren worden steeds exclusief uitgeoefend door de

curator. Dit vermits de curator executierechten van de gezamenlijke schuldeisers overneemt. Hij heeft

door het ontstaan van het faillissement het monopolie om actiefbestanddelen te realiseren, in se een

aansprakelijkheidsvordering. Ook kan een individuele schuldeiser na het openen van een faillissement

geen zijdelingse vordering meer instellen.65 Een zijdelingse vordering is de mogelijkheid voor

schuldeisers om een vordering van hun schuldenaar uit te oefenen bij diens stilzitten, zo ook een

aansprakelijkheidsvordering. Deze stelde de schuldeiser dan in naam en voor rekening van de

schuldenaar. Dit is na het faillissement geen optie meer vermits door de buitenbezitstelling, de

gefailleerde deze zelf ook niet meer kan uitoefenen.66

2. Enkele mijlpaalarresten

28. Deze logische vorderingsbevoegdheid van de curator was echter niet steeds vanzelfsprekend. In de

jaren 70 werd immers aangenomen dat de curator geen aansprakelijkheidsvorderingen kon instellen

wanneer de schade niet gelijkmatig en evenredig door alle schuldeisers werd geleden.67 Hij moest zich

bijgevolg beperken tot vorderingen die betrekking hadden op rechten op schadevergoeding die aan alle

schuldeisers gemeenschappelijk waren.68 Dit volgde uit de toen nog vaak verkeerde opvatting over

welke vorderingen de curator kon inleiden. Het vorderingsrecht van de curator werd soms geacht een

63 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 266. 64 A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 26. 65 Cass. 6 januari 1984, AC 1983-84, 507. 66 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 58. 67 L. CORNELIS, “Persoonlijk: over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 72. 68 Y. MERCHIERS, “La responsabilité civile du donneur de crédit”, RCJB 1977, 62, nr. 27.

Page 26: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

18

bundeling van de individuele vorderingsrechten van de schuldeisers te zijn.69 Dit leidde in sommige

gevallen zowel tot een verkeerde verenging als tot een verbreding van de vorderingsrechten van de

curator.

‘Verenging’ doordat wanneer een schuldeiser zelf schade had veroorzaakt aan de gefailleerde, de

curator die niet kon aanspreken tot vergoeding van de veroorzaakte schade. Dit door de omstandigheid

dat een schuldeiser geen vorderingsrecht heeft tegen zichzelf. Bij gebrek aan een vorderingsrecht, zou

de curator deze ook niet kunnen overnemen. ‘Verbreding’ doordat echte individuele

schadevergoedingsaanspraken aan de curator werden toegewezen omdat deze gelijkaardig zijn.70 Dit

laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer alle schuldeisers van bij de oprichting door de bank van de

gefailleerde misleid werden omtrent diens kredietwaardigheid.

29. Het Hof van Cassatie diende zodus de taak en het vorderingsrecht van de curator te verduidelijken.

Dit deed ze in enkele mijlpaalarresten in de voorbije decennia.

A. UNAC-arrest

30. In de bekende UNAC-zaak71 lieten het arrest a quo en de andersluidende conclusies van de

advocaat-generaal na het onderscheid tussen individuele vorderingsrechten en gezamenlijke

executierechten van schuldeisers te maken. De curators wouden in deze zaak de bestuurders en

commissarissen aanspreken vermits deze door hun onbehoorlijk bestuur de vennootschap tot

faillissement hadden gedreven. Dit op grond van de interne aansprakelijkheidsvordering van de

vennootschap (de actio mandati). Het problematisch aspect in casu was dat één van de schuldeisers

van de gefailleerde boedel, namelijk de Rijkdienst voor Sociale Zekerheid, mede aansprakelijk was.

Verkeerdelijk oordeelden het hof van beroep72 en de conclusie van de advocaat-generaal, dat de

curator geen vorderingsrecht had omdat één van de schuldeisers door een eigen fout aan de schade had

bijgedragen en dus zelf geen individueel vorderingsrecht had, waardoor er geen sprake kon zijn van

een gelijkmatig en door alle schuldeisers geleden nadeel.73

69 F. MOURLON BEERNAERT, “La recevabilité de l’action en responsabilité, intentée contre un tiers par le curateur d’un faillite, en réparation du préjudice collectif causé à la masse des créanciers”, TBH 1998, 508-522. 70 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 157-158. 71 Cass. 12 februari 1981, Bull. 1981, 639, BRH 1981, 154, JT 1981, 270, Pas. 1981, I, 639, JDSC 2000, 137, RCJB 1983, 5, Rev.prat.soc. 1981, 116. 72 Bergen 11 mei 1979, RPS 1979, 158, TBH 1980, 342, noot CORNELIS. 73 A. DE WILDE, Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 19.

Page 27: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

19

31. Terecht verbrak het Hof van Cassatie deze stelling.74 Hierbij verklaarde ze deze bevoegdheid van

de curator door het feit dat “de algemene opdracht van de curator er in bestaat de activa van de

gefailleerde te gelde te maken en het opgebrachte geld te verdelen. Dat wanneer de curator namens de

massa in rechte optreedt, hij de gemeenschappelijke rechten van alle schuldeisers uitoefent, maar niet

hun individuele rechten.” Hierbij dient opgemerkt te worden dat ondanks het onnauwkeurig

woordgebruik van het Hof, dit wel degelijk de gemeenschappelijke executierechten bedoelt en niet de

individuele vorderingsrechten.75

Vervolgens verduidelijkte het Hof wat deze gezamenlijke rechten zijn, aldus verder volgens het Hof:

“de gemeenschappelijke rechten van alle schuldeisers zijn die rechten die voortvloeien uit de schade

ten gevolge van de fout van wie ook, waardoor het passief van het faillissement vermeerderd of het

actief ervan verminderd wordt. Die fout die de oorzaak is van een collectief nadeel voor die

schuldeisers en de rechten krenkt die zij gemeen hebben.” Zodus werd het concept collectief nadeel of

collectieve schade in zijn huidige vorm geboren.

Tot slot stelde het Hof dat “het feit dat één van de schuldeisers wegens persoonlijke omstandigheden,

met name een door hem begane fout, naar verhouding van zijn schuldvordering niet dezelfde rechten

heeft als de andere schuldeisers in de massa, geen beletsel kan vormen voor de ontvankelijkheid van

de vordering die de curator namens de massa instelt.”

B. SEFI-arrest

32. In de rechtspraak bleek dat het voorgaand arrest niet de verhoopte duidelijkheid schiep. Er bleef

grote onwetendheid over het zojuist geïntroduceerde concept collectieve schade. Zo oordeelde het hof

van beroep te Gent dat een laattijdige aangifte van het faillissement enkel collectieve schade kan

veroorzaken en geen individuele schade. Hierdoor kwam een vordering op grond van een laattijdige

aangifte enkel aan de curator toe terwijl het ook perfect mogelijk is dat deze fout individuele schade

veroorzaakt en aldus ook de individuele schuldeisers een individueel vorderingsrecht hebben.76 Dit

terwijl het feit dat de curator bevoegd is om op te treden voor de gemeenschappelijke rechten van de

schuldeisers, geen afbreuk doet aan het individuele vorderingsrecht tegen de aansprakelijke derde

74 Dit arrest kwam er niet toevallig na het Franse LAROCHE-arrest. In dit arrest neemt la Cour de Cassation de ontvankelijk aan van een aansprakelijkheidsvordering ingesteld door de curator tegen een bank. Het probleem is dat de bank tevens schuldeiser is van de gefailleerde. Het Hof poneerde dat: “le syndic trouve dans les pouvoirs qui lui sont conférés par la loi qualité pour exercer une action en paiement de dommages-intérêts contre tout personne, fût-elle créancière dans la masse, coupable d’avoir contribué par des agissements fautifs, à la diminution de l’actif ou à l’aggravation du passif”. Zie Cass. Fr. 7 januari 1976, Rev.Sociétés 1976, 126. 75 J. VANANROYE, “Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde”, TRV 1998, 275. 76 Gent 7 november 1989, TRV 1990, 545, noot K. VANHAERENTS; Gent 26 september 1989, TGR 1990, 25.

Page 28: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

20

indien zij vóór het faillissement ook al over een vorderingsrecht beschikten.77 Deze visie wordt

gedeeld met het Franse Hof van Cassatie.78 Ook de rechtsleer vatte het UNAC-arrest in deze zin

verkeerd op.

33. In het SEFI-arrest van 1995 79 poogde het Hof de afbakening tussen beide concepten te

verduidelijken. Het betrof hier een geval van kredietaansprakelijkheid: SEFI had bij zijn opstart een

grote lening verkregen van een bank voor de eerste fase van de bouw van een fabriek. De bank had

hierbij een fout begaan door het nalaten van een onderzoek naar de rendabiliteit van het project, met

als gevolg dat door de toekenning van het krediet een schijn van kredietwaardigheid ontstond bij

derden waardoor deze overgingen tot contracteren met SEFI. Kort na de opstart ging deze onderneming

dan ook overkop. De curator q.q. diende na het faillissement een vordering tot vergoeding van een

“collectieve schade die gelijk is aan het totaal van de individuele schade van de schuldeisers” tegen de

bank in.80

34. Terecht ging het Hof van Cassatie in tegen het arrest a quo door alweer te verduidelijken dat

indien de boedel in rechte optreedt, hij de executierechten uitoefent van alle schuldeisers, maar niet

hun individuele rechten, zelfs niet wanneer deze laatste zijn samengevoegd. De gemeenschappelijke

rechten van de schuldeisers komen enkel in het gedrang wanneer er schade wordt veroorzaakt ten

gevolge van een fout van wie ook, waardoor het netto-passief van het faillissement vermeerdert of het

netto-actief vermindert.81 Hierdoor wordt er schade veroorzaakt aan het gemeenschappelijk onderpand

van de schuldeisers. Een schijn van kredietwaardigheid zal namelijk geen schade toebrengen aan de

gefailleerde zelf (zie infra nr. 53).

C. SEPP-arrest

35. Het Hof van Cassatie, andermaal ondervraagd over de betekenis van collectieve schade, diende in

dit arrest een toen bestaande twijfel weg te nemen. Bepaalde auteurs ontkenden immers het

vorderingsrecht van de curator wanneer de schade bestond in een vermeerdering van het passief.

Indien een onderneming een netto-passief heeft, zo hun betoog, kan een fout die dit passief vergroot

77 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 482. 78 Cass. Fr. 31 mei 1978, D. 1978, 646. 79 Cass. 2 maart. 1995, Arr.Cass. 1995, 247; Bull. 1995, 250, concl. LIEKENDAEL, JLMB 1995, 1195, noot C. PARMENTIER, Pas. 1995, I, 250, RW 1995-96, 538. 80 Brussel 14 september 1979, JT 1980, 132, noot L. SIMONT. 81 Cass. 5 december 1997, Arr. Cass. 1997, 1289 Bull. 1997, 1355.

Page 29: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

21

geen schade meer veroorzaken aan de gezamenlijke schuldeisers, die immers toch al geen

verhaalsobject meer hadden.82

36. Door te stellen dat “naast de vermindering van het actief, ook de vermeerdering van het passief”

een collectieve schade vormt, nam het Hof hierdoor alle twijfel weg. Er anders over oordelen zou tot

de conclusie leiden dat de schadevergoedingsaanspraak moet worden beoordeeld in hoofde van de

schuldeisers in plaats van de gefailleerde zelf. Dat de schadelijder (dus de gefailleerde) een negatief

eigen vermogen heeft, is in het aansprakelijkheidsrecht immers onbelangrijk voor zijn

schadevergoedingsaanspraken.83

D. Besluit

37. Bovenstaande rechtspraak is in geen geval een uitbreiding van de vorderingsrechten van de

curator, maar een logische uitkomst van het ontstaan van het faillissement met bijhorende

vermogensrechtelijke gevolgen. Door het faillissement wordt er ten behoeve van de gezamenlijke

schuldeisers een collectief beslag op het vermogen van de gefailleerde gelegd, waarbij de curator als

hun dwangvertegenwoordiger optreedt. Op grond van dit collectief beslag kan de curator de activa van

de gefailleerde realiseren, o.a. door zijn schadevergoedingsaanspraken uit te oefenen. Op die manier

vertegenwoordigt de curator ook de gefailleerde.

Het gevolg hiervan is dat de UNAC-rechtspraak ook geen aanleiding geeft tot een ‘onteigening’ van de

vorderingsrechten van individuele schuldeisers. Deze rechtspraak doet dus geen afbreuk aan de

individuele rechten van de schuldeisers tegen derden zoals vroeger verkeerdelijk werd beweerd.84

3. Toepassingsgevallen

38. Hierna zal ik mij beperken tot een summiere bespreking van de vorderingen die de gefailleerde en

bij faillissement, de curator q.q. kan instellen. Deze masterproef handelt namelijk niet over

(bestuurders)aansprakelijkheidsrecht maar kan er ook niet onafhankelijk van worden gezien. Het is

belangrijk om te weten welke vorderingen typisch rijzen in een faillissementscontext om daarna

eventueel vast te stellen dat curators vaak nalaten deze vorderingen in te stellen. Zo kan men ook beter 82 O. CLEVENBERGH en C. VAN BUGGENHOUT, “L’action en responsabilité pour aggravation du passif, préjudice collectif et cumul de préjudices individuels: tentative d’éclaircissement”, TBH 1995, 540. 83 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 158. 84 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 21.

Page 30: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

22

begrijpen dat elk faillissement verschillend is en het soms gewoon niet past om deze vorderingen in te

stellen vermits er geen fouten werden begaan of niet aan de toepassingsvereisten werd voldaan. Zodus

kan dit ook een oorzaak zijn van het stilzitten van de curator.85

A. Interne bestuurdersaansprakelijkheid

39. Tijdens een faillissementsprocedure komt de aansprakelijkheid van bestuurders van

vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid als eerste in het vizier. Wegens gebrekkige

solvabiliteit van de onderneming, ziet de curator zich eventueel genoodzaakt om op zoek te gaan naar

een alternatief vermogen, namelijk het vermogen van de bestuurder of de zaakvoerder.86

(i) Actio mandati

40. Eventueel kan de curator een bestuurder of zaakvoerder trachten aansprakelijk te stellen op grond

van een contractuele beleidsfout, d.w.z. een fout bij de uitvoering van hun mandaat. Het betreft fouten

waarvoor zij enkel aansprakelijk zijn t.o.v. de vennootschap. 87 Deze interne

aansprakelijkheidsvordering noemt men de actio mandati.

De bestuurders of zaakvoerders staan in een contractuele verhouding met de vennootschap; ook hun

aansprakelijkheid zal in de regel contractueel zijn. De vennootschap en bij faillissement de curator q.q.

kunnen de bestuurders of zaakvoerders enkel buitencontractueel aanspreken binnen de grenzen van de

verbintenisrechtelijke samenloopleer. 88 In de praktijk wil dit zeggen enkel bij

(faillissements)misdrijven.

Normaliter dient de algemene vergadering hiervoor haar toestemming te geven, maar na faillissement

kan de curator de actio mandati instellen zonder dat een beslissing van de algemene vergadering is

vereist.89 Een probleem waarmee de curator eventueel wordt geconfronteerd, is het feit dat een

rechtsgeldig verleende kwijting aan de bestuurder hem tegenwerpelijk is.90 De curator oefent immers

de interne aansprakelijkheidsvordering uit, met alle excepties die hieraan vasthangen. Hij kan 85 Voor andere oorzaken, zie deel II, hoofdstuk 1. 86 P. SOENS en K. CUSSE, “De alarmbelprocedure: een belangrijke aanleiding tot bestuurdersaansprakelijkheid”, Pacioli 2010, 1. 87 Art. 527 (NV), art. 262 (BVBA) en art. 408, 1 (CV) W. Venn. 88 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 8. 89 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 21. 90 Rb. Gent 26 maart 1993, TBH 1993, 945 en A. GOEMINNE, “Kwijting van bestuurders en zaakvoerders”, RW 1995-96, 1007-1010.

Page 31: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

23

eventueel aan deze tegenwerpelijkheid ontsnappen indien de algemene vergadering zou geoordeeld

hebben op basis van onjuiste of onvolledige balansen en verkeerd zou zijn ingelicht of dat haar

informatie werd onthouden.91

Voorbeeld: verderzetting van een kennelijk deficitaire onderneming/laattijdige aangifte van het

faillissement

41. België neemt i.t.t. zijn buurlanden een bijzondere positie in. Bestuurders kunnen aansprakelijk zijn

voor de laattijdige aangifte van het faillissement, maar daarnaast ook voor een onrechtmatige

voortzetting van een kennelijk deficitaire onderneming. De verhouding tussen beide

aansprakelijkheidsgronden is evenwel niet steeds expliciet afgelijnd.92 In omliggende landen stelt deze

vorderingsmogelijkheid zich duidelijker daar de aansprakelijkheid ofwel wordt aangeknoopt bij de

verplichting van de bestuurder om een faillissement aan te vragen (bv. Duitsland93), ofwel in het

gedrang wordt gebracht wanneer een bestuurder weet of behoort te weten dat zij deze niet binnen

redelijke termijn kan voldoen (bv. Nederland94).

42. Een vennootschap die heeft opgehouden te betalen, dient daarvan binnen de maand aangifte te

doen in faillissement.95 In beginsel wordt zij geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van

faillietverklaring.96 De rechter kan echter het vonnis van faillietverklaring vervroegen indien ernstige

vermoedens bestaan dat dit tijdstip zich bevond vóór de uitspraak in faillissement.97 Vermits de

verplichting tot indiening van het faillissement op de vennootschap rust, dient er een ‘sprong’ te

worden gemaakt van de rechtspersoon naar de natuurlijke persoon door kennis (weten) of nalatigheid

(hoorde te weten) in zijnen hoofde. De bestuurder is pas aansprakelijk indien hij wist of had moeten

weten dat de vennootschap zich in staat van faillissement bevond.98

43. De bestuurder kan daarnaast aansprakelijk worden gesteld voor de onrechtmatige voortzetting van

een reddeloos verloren onderneming. Het onderscheid tussen een failliete onderneming en een

reddeloos verloren onderneming is evenwel zoals gezegd vaag. De algemene stelregel is dat de laatste

91 Cass. 12 februari 1988, Arr. Cass. 1980-1981, 662; Rb. Gent 26 maart 1993, TBH 1993, 935. 92 M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?” in K. GEENS (ed.), Themis Vennootschaps- en financieelrecht , Brugge, Die Keure, 2011, 25. 93 §15 Insolvenzordnung en M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?” in K. GEENS (ed.), Themis Vennootschaps- en financieelrecht , Brugge, Die Keure, 2011, 24. 94 HR 6 oktober 1989, NJ 1990/286 en M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?”, Themis Vennootschaps- en financieelrecht, Brugge, Die Keure, 2011, 24. 95 Art. 9 Faill. W. 96 Art. 12 eerste lid, Faill. W. 97 Art. 12 tweede en zesde lid Faill. W. 98 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 19.

Page 32: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

24

aansprakelijkheidsgrond voornamelijk aan de orde is wanneer de rechter vaststelt dat de werkelijke

datum van staking van betaling verder ligt dan zes maanden vóór de faillietverklaring.99 GEENS en

VANANROYE zien de laattijdige indiening van het faillissement dan ook als een toepassing van het

meer algemene leerstuk van de aansprakelijkheid van een reddeloos verloren deficitaire activiteit. 100

De beoordeling van het gedrag van de bestuurder(s) zal in beide gevallen echter grotendeels hetzelfde

zijn en wordt hierna niet afzonderlijk gezien.

44. Wanneer het voor iedere zorgvuldige bestuurder duidelijk moest zijn dat de vennootschap alleen

verder verliezen zou opstapelen en er geen ernstige kans op herstel meer bestond, kan de bestuurder

intern aansprakelijk worden gesteld wanneer hij deze wel verder zet.101 De rechter zal de nodige

terughoudendheid aan de dag leggen bij de toetsing van het gedrag van de bestuurder en de bepaling

van het omslagpunt.

In de eerste plaats moet de toetsing van de beleidsbeslissing geschieden op het tijdstip waarop de

beslissing of handeling tot stand kwam. Dit wil zeggen met inachtneming van de feiten en

omstandigheden waarvan de bestuurders op datzelfde tijdstip kennis droegen of behoorden te

dragen.102 De bestuurder is namelijk verplicht de financiële situatie van de vennootschap te volgen aan

de hand van boekhoudkundige en financiële analyses die geschikt zijn voor de vennootschap gelet op

haar omvang.103

Hierbij dient de rechter in rekening te brengen dat bestuurders aan de rand van een faillissement vaak

onder politieke en sociale druk staan teneinde de onderneming voort te zetten. Zo oordeelde het hof

van beroep te Antwerpen dat “Overwegende dat aanvaard wordt dat de bestuurders van een

industriële onderneming die meer dan 125 jaar bestaat en die in de streek een belangrijke

economische en sociale functie vervult, niet onmiddellijk bij tegenvallende resultaten de boeken

zouden neerleggen.”104

99 M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?” in K. GEENS (ed.), Themis Vennootschaps- en financieelrecht , Brugge, Die Keure, 2011, 25. 100 M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?” in K. GEENS (ed.), Themis Vennootschaps- en financieelrecht , Brugge, Die Keure, 2011, 34. 101 P. SOENS, “Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders wegens kennelijk onredelijke voortzetting van een reddeloos verloren onderneming” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.3-11. 102 P. SOENS, “Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders wegens kennelijk onredelijke voortzetting van een reddeloos verloren onderneming” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.3-11. 103 Luik 19 oktober 2004, TBH 2006, 426 . 104 Antwerpen 8 maart 1994, TBH 1995, 37; P. SOENS, “Stopzetting van een vennootschap- Het faillissement” in X (eds), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV. 3-12.

Page 33: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

25

Ook zal de rechter de beleidsbeslissing of –handeling slechts marginaal toetsen. Alleen een kennelijke

deficitaire verderzetting zal aanleiding geven tot aansprakelijkheid. 105 Dit is een beleid dat buiten de

marge valt waarbinnen zorgvuldig onderlegde en redelijke bestuurders van mening kunnen verschillen

over het te volgen beleid of over de te nemen maatregelen.106

Indien de rechter bijgevolg vaststelt dat de bestuurder de activiteiten van de vennootschap laattijdig

heeft stopgezet, dan lijdt de vennootschap hierdoor collectieve schade. Deze zal in beginsel het

verschil zijn tussen het (negatieve) eigen vermogen op het ogenblik van de faillissementsverklaring en

het eigen vermogen op het ogenblik dat de activiteiten tijdig moesten worden stopgezet of het

faillissement diende te worden aangevraagd.107

Misbruik van vennootschapsgoederen en faillissementsmisdrijven

45. Wanneer de curator een deficitaire onderneming aantreft is het bovendien niet ondenkbaar dat dit

mede te wijten is aan het malafide gedrag van een bestuurder of zaakvoerder. Bestuurders die zich aan

bepaalde (faillissements)misdrijven of misbruik van vennootschapsgoederen schuldig maken, kunnen

zich ook zo blootstellen aan een interne aansprakelijkheidsvordering. De samenloopleer speelt

namelijk niet bij misdrijven. De curator kan bijgevolg een schadevergoeding vorderen volgens de

hierboven geschetste regels van de actio mandati.

46. Indien de bestuurder of zaakvoerder bovendien strafrechtelijk wordt vervolgd, kan de curator zich

aanhaken bij dit strafproces en via deze weg een vergoeding voor de collectieve schade verkrijgen.108

Op deze strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt echter niet verder ingegaan.

(ii) Schending van het W. Venn. of de statuten

47. De beoordelingsvrijheid in hoofde van de rechter die bestaat bij de actio mandati, speelt niet

wanneer een bestuurder of zaakvoerder een inbreuk pleegt op een verplichting omschreven in het

Wetboek Vennootschappen of de statuten van de vennootschap.109 Die bepalingen worden namelijk

105 H DE WULF en I. DE POORTER, De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen, Financial law Institute, Universiteit Gent, 2004, 8-9. 106 Cass. 12 februari 1981, Arr. Cass. 1980-81, 662 en P. SOENS, “Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders wegens kennelijk onredelijke voortzetting van een reddeloos verloren onderneming” in X (eds), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.3-13. 107 M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?”, Themis Vennootschaps- en financieelrecht , Brugge, Die Keure, 2011, 34. 108 A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 2006, 852. 109 Art. 528 (NV), art. 263 (BVBA) W. Venn.

Page 34: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

26

gezien als een resultaatsverbintenis, zodat een overtreding hiervan automatisch een fout uitmaakt.110

Nog steeds dient er schade, oorzakelijk verband en een fout worden aangetoond vermits het een

aansprakelijkheid van gemeen recht betreft.111 Overtredingen van de statuten en, sinds 2000, het W.

Venn. zijn enkel gedekt door de kwijting indien aangegeven in de oproeping.

Toepassing: niet-naleving van alarmbelprocedure

48. Zo’n schending van de vennootschapswet doet zich voor bij de niet-naleving van de

alarmbelprocedure.112 Dit is de verplichting in hoofde van bestuurders en zaakvoerders om de

algemene vergadering samen te roepen en te beraadslagen over de ontbinding van de vennootschap

binnen de twee maand nadat het netto-actief is gedaald tot minder dan de helft van het

maatschappelijk kapitaal. De ratio van de wetgever is ondernemers ertoe te bewegen tijdig te reageren

bij de eerste tekenen van discontinuïteit, om zo te verhinderen dat een deficitaire handel in stand wordt

gehouden.113 Daar deze overtreding zich stelt bij ondernemingen die zich in financiële moeilijkheden

bevinden, zal dit een verleidelijke aansprakelijkheidsgrond zijn waarop de curator een

schadevergoeding kan bekomen wanneer de toepassingsvoorwaarden blijken te zijn vervuld. Men kan

dit zien als een bijzondere toepassing van de verderzetting van een kennelijk deficitaire onderneming.

Bij schending van deze bepaling kunnen bestuurders of zaakvoerders jegens de vennootschap (alsook

jegens derden), hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die deze fout heeft veroorzaakt.114 In

hoofde van derden bestaat er een causaliteitsvermoeden. Wanneer het bestuursorgaan de algemene

vergadering niet bijeenroept, wordt de door derden geleden schade geacht uit het ontbreken van de

bijeenroeping voort te vloeien. In principe is de curator geen derde vermits de curator optreedt namens

de vennootschap, doch wordt soms de meest gunstige bewijsregeling (en dus het

causaliteitsvermoeden) toegepast.115 Bestuurders kunnen dan eventueel het tegenbewijs leveren door

aan te tonen dat het passief niet verder is aangegroeid na de periode waarin de algemene vergadering

diende te worden samengeroepen. In dit laatste geval is namelijk geen collectieve schade.116

110 H. BRAECKAMNS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 339. 111 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 299. 112 Art. 332, 431 en 633 W. Venn. 113 C. VAN SANTVLIET, “Artikel 103 van de vennootschappenwet (de alarmbelprocedure): een stand van zaken”, TBH 1997, 596. 114 G. HERMANS, T. DEWILCHE en F. HELSEN, “Het actief van het faillissement-De aansprakelijkheid tegen bestuurders/zaakvoerders na discontinuïteit” in X (eds.), Faillissement en reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, 2012, II.G.20-33. 115 Gent 17 oktober 2001, DAOR 2002, 300, JDSC 2004, 166, noot P. KILEST en C. STAUDT. 116 Gent 24 oktober 2005, TRV 2005, 473 en M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, nr. 127, 112.

Page 35: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

27

De collectieve schade die de curator zal vorderen is de bedrijfseconomische verarming van de

vennootschap vanaf het ogenblik dat de algemene vergadering diende te worden bijeengeroepen tot op

het ogenblik dat de onderneming haar werkzaamheden officieel stopzette.117

Andere voorbeelden

49. Andere voorbeelden van fouten die reeds aanleiding hebben gegeven tot een schending van het

Wetboek Vennootschappen en waarop de curator zich kan beroepen: het niet bijhouden van de

boekhouding, het niet opstellen van jaarrekeningen, middelen van de vennootschap aanwenden voor

andere doeleinden dan het maatschappelijk doel, … 118 Ook hier zal weer een causaal verband met de

collectieve schade dienen te worden aangetoond.

B. Aansprakelijkheid van de kredietgever

(i) Algemeen

50. Bij enkele faillissementen hebben curators getracht een kredietgever aansprakelijk te stellen voor

het ten onrechte verstrekken of handhaven van een krediet. Door dit (extra) krediet is het mogelijk dat

de bijna gefailleerde zijn ‘overlijden’ onnodig wordt gerekt. De vraag die zich bijgevolg stelt: maken

banken een fout bij het toestaan van een krediet aan een kredietnemer waardoor diens kennelijk

deficitaire activiteit werd verdergezet?

(ii) In beginsel moeilijk bij toekenning of handhaving

51. Het faillissement verandert de aard van het vorderingsrecht uitgeoefend door de curator niet. De

aansprakelijkheid van de kredietgever dient beoordeeld te worden zoals de

schadevergoedingsvordering buiten faillissement, ingesteld door de kredietnemer zelf. Dit wil zeggen

met alle bijhorende excepties.

52. Hier wringt net het schoentje. Een contractuele fout t.a.v. de kredietnemer wordt in de

gemeenrechtelijke procedures voornamelijk ingeroepen bij een foutieve beëindiging van het krediet,

117 Gent 24 oktober 2005, TRV 2005, 473; K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 312-313. 118 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 422.

Page 36: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

28

maar is eerder uitzonderlijk in de precontractuele fase, nl. bij het toestaan ervan.119 Vermits de

gefailleerde steeds een handelaar is, en bijgevolg een professioneel, bestaat er geen wettelijke

informatie- of adviesverplichting in diens hoofde zoals dit bv. in het consumentenkrediet wel het geval

is. Het is in beginsel de kredietnemer zelf die dient te oordelen over de opportuniteit van een

krediet. 120 Hierbij zal echter wel rekening worden gehouden met de vertrouwdheid van de

kredietnemer met het afhandelen van financiële transacties en de goede trouw. Een kredietgever zal in

principe geen fout begaan door een bovenmatig krediet toe te staan aan een kredietnemer, doch enkel

voor zover deze thuis was in financiële zaken.121 De aansprakelijkheid van de kredietgever zal zich in

de toekomst eventueel makkelijker stellen vermits de KMO financieringswet informatieplichten bevat

vergelijkbaar met deze bij de toekenning van een consumentenkrediet.122

Ook bij de handhaving van een krediet geldt als uitgangspunt dat de kredietverlener de kredietnemer

niet tegen zichzelf dient te beschermen en dat aansprakelijkheid eerder uitzonderlijk wordt

aangenomen.123 Een denkbare hypothese is dat de kredietverlener een fout van strafrechtelijke aard

kan worden verweten. Zo werd een bankier reeds medeplichtig geacht aan het misbruik van

vennootschapsgoederen door de bestuurders van een moedervennootschap, die haar zeggenschap in

een dochtervennootschap had aangewend als zekerheid voor het krediet dat zij had aangegaan om alle

aandelen van diezelfde dochter te verwerven. 124

(iii) Curator gedraagt zich als derde: terug naar af?

53. Het is markant dat de curator, geconfronteerd met de excepties van de gefailleerde, zich vroeger in

verscheidene gevallen als derde beschouwde om de kredietgever alsnog aansprakelijk te kunnen

stellen. Dit strookt, zoals blijkt uit de mijlpaalarresten, niet met zijn opdracht. Hij kan de kredietgever

enkel aanspreken omdat hij de vorderingsrechten van de gefailleerde uitoefent.

119 P. VAN OMMESLAGHE en L. SIMONT, “De aansprakelijkheid van de bankier-kredietverlener in het Belgisch recht”, TPR 1986, 1097. 120 Kh. Gent 11 april 1997, TBH 1998, 833 en L. CORNELIS, “De aansprakelijkheid van de bankier bij kredietverlening”, TPR 1986, 366. 121 D. BRACKE en D. BLOMMAERT, “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling als kredietverlener in het kader van de relatie met haar contractant”, RABG 2009, 1044 (noot onder Brussel 28 april 2008). 122 Zie hierover: Y. VAN WASSENHOVE, “Kredietverlening aan KMO’s. Nieuw wettelijk kader”, NjW 2014, afL 307, 626-637. 123 D. BLOMMAERT, “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling-kredietverlener: recente trends” in X (eds.), Financieel recht tussen oud en nieuw, Antwerpen, Maklu, 1996, 687-728. 124 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 275.

Page 37: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

29

In een arrest van het hof van beroep te Gent van 1998125 werd de vordering van de curator

aangenomen omwille van het bestaan van collectieve schade, desondanks de gefailleerde zelf geen schade had geleden. Het hof stelt dat “deze vordering is gestoeld op de quasi-delictuele

aansprakelijkheid van geïntimeerde, die op een onverantwoorde wijze aan de gefailleerde kredieten

zou hebben toegestaan, waardoor een schijn van kredietwaardigheid werd opgehouden.”

In het bekende PANAROB-arrest126 van het Hof van Cassatie van 24 oktober 2002 motiveerde het Hof

haar uitspraak door te stellen dat door de fout “afbreuk wordt gedaan aan het rechtmatig vertrouwen

van de schuldeisers nopens de omvang van hun verhaalsrechten op het vermogen van de gefailleerde;

dat de curator rechtens bevoegd is om voor vergoeding van die schade op te komen”. Nochtans lijdt de gefailleerde zelf geen schade door een ‘schijn van kredietwaardigheid’, integendeel.

Ook in de Nederlandse rechtsleer is de algemene opvatting dat niet de curator, maar enkel de

schuldeisers zich kunnen beroepen op het geruststellend gedrag waarop ze zijn afgegaan.127 Deze

bijzondere opvattingen door de rechtspraak vormden bijgevolg een afwijking van de traditionele leer

dat ‘collectieve schade’ geen optelsom is van gelijkaardige schade bij individuele schuldeisers (zie

hierover het SEFI-arrest, supra nr. 32).

Ook in 2014 sloeg het Hof van Cassatie128 in deze zin de bal mis. Hoewel het in kwestie ging om een

curator die een notaris trachtte aansprakelijk te stellen, was de basisfout in wezen dezelfde. Er werd

een onroerend goed verkocht zonder dat twee schuldeisers door de fout van de notaris tijdig beslag

konden leggen. Dit werd gezien als collectieve schade. Dat beslag zou er immers toe geleid hebben dat

deze schuldeisers geen vordering meer hadden in de boedel. Echter, het feit dat bepaalde schuldeisers

hun schuldvordering niet hebben kunnen uitwinnen vóór het faillissement is ingetreden, brengt de

boedel op zich geen schade toe. Daar het passief door dit beslag wel zou gedaald zijn met de

schuldvorderingen, zou ook het actief zijn verminderd vermits het onroerend dan uit het actief zou zijn

verdwenen. De eventuele schade die de betrokken schuldeisers hierdoor hebben geleden is echter wel

individueel vermits de schuldeisers, zich door de fout van de notaris nu bevinden in de

faillissementsboedel.129 Alweer werd individuele schade vermomd als collectieve schade.

125 Gent 17 september 1998, TRV 1999. 126 Cass. 24 oktober 2002, DAOR 2003, afl. 63, 278. 127 H. SCHOORDRIJK, “De positie van schuldeisers en aandeelhouders in geval van het faillissement bij het verhaal op derden” in X (eds.), Ondernemingsrecht 2002, Deventer, Kluwer, 122. 128 Cass 28 maart 2014, JT 2014, afl. 6572, 543. 129 G. LINDEMANS, “Eenvoudig maar niet gemakkelijk: over collectieve schade bij faillissement”, TRV 2014, 794.

Page 38: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

30

(iv) Invloed Frankrijk

54. Er is de laatste jaren een tendens merkbaar in Frankrijk die noopt tot meer en meer

terughoudendheid om de kredietgever ten aanzien van de kredietnemer aansprakelijk te stellen wegens

onzorgvuldige kredietverlening. Dezelfde tendens vinden we ook stilaan terug in de recente Belgische

rechtspraak.130

55. Voorheen werden banken in Frankrijk veelvuldig aansprakelijk gesteld door de liquidateur

wanneer deze bleven krediet verstrekken aan ondernemingen (moeten) wetende dat deze gedoemd

waren om kopje onder te gaan. Dit was mogelijk door de ruime interpretatie van het begrip préjudice

collectif. Schade bestaande uit de vermindering van de uitkering van individuele schuldeisers die

voortgaan op de schijn van kredietwaardigheid, wordt hier namelijk ook als een collectief nadeel

aangemerkt.

Vermits volgens artikel L. 622-20 C.C. de liquidateur een exclusief recht heeft om de vergoeding van

een préjudice collectif te vorderen, kon deze laatste op grond van art. 1382 Code Civil de banken

aanspreken tot vergoeding van de door haar veroorzaakte schade.131 Vermoedelijk heeft de Belgische

rechtspraak hieruit inspiratie geput om een kredietgever alsnog aansprakelijk te stellen in de hierboven

geannoteerde arresten.132

56. De Franse wetgever wou deze praktijk echter een halt toeroepen vermits banken zich

terughoudend begonnen op te stellen om leningen te verstrekken aan ondernemingen die zich in

moeilijkheden bevonden. Zodoende introduceerde hij in 2005 artikel L. 650-1 Code de Commerce. Dit

artikel houdt in dat schuldeisers133 bij de opening van een procedure van boek VI Code de Commerce

(deel dat handelt over ‘des entreprises en difficultés’) niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor

schade veroorzaakt door een verstrekking van krediet aan ondernemingen in moeilijkheden, behalve in

het geval van fraude, gekarakteriseerde inmenging in het bestuur van de schuldenaar of wanneer de

zekerheden in ruil voor het krediet disproportioneel zijn ten opzichte van het krediet.134

130 D. BRACKE en D. BLOMMAERT, “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling als kredietverlener in het kader van de relatie met haar contractant”, RABG 2009, 1039. 131 C. SAINT-ALARY-HOUIN, Droit des entreprises en difficulté, Parijs, Montchrestien, 2011, 511. 132 J. DRAY, “La responsabilité du banquier pour soutien abusif”, Dalloz 2012, 354. 133 Hierbij worden voornamelijk kredietgevers geviseerd. Het is echter ook mogelijk dat leveranciers, door nog te leveren hieronder vallen. Ook de overheid die blijft subsidies toekennen kan in een ruime interpretatie hieronder vallen. 134 R. ROUTER, “De l’irresponsabilité du prêteur dans le projet de loi de sauvegarde des entreprises”, Dalloz 2005, 1478.

Page 39: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

31

4. Logisch en correct gebruik van het begrip collectieve schade?

A. Vraag naar ontvankelijkheid of gegrondheid

57. Bij het onderzoek of de faillissementsboedel een schadevergoedingsaanspraak heeft op een derde

dient men aan te tonen dat de schade geleden door de boedel in oorzakelijk verband staat met een fout.

Vaak wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat de vraag naar de aanwezigheid van collectieve (en/of

individuele schade) de grond van de zaak betreft.135 Men gaat er soms verkeerdelijk vanuit dat het een

kwestie van ‘vorderingsgerechtigheid’ betreft.136

Evenwel hangt de vraag niet af van een bepaalde hoedanigheid, maar van het bestaan van een

subjectief recht, dat in het bijzonder zal afhangen van het bestaan van concrete schade van de boedel

(en/of individuele schuldeisers). Deze verkeerde zienswijze kan mede verklaard worden door het

gegeven dat het conceptueel niet eenvoudig is om te zien hoe de schade concreet kan worden begroot

vanuit het perspectief van de curator.137

Ook het Hof van Cassatie bevestigde dit in 2011. De vraag of de curator van een faillissement

aanspraak kan maken op de vergoeding van de collectieve schade geleden door de boedel heeft

volgens het Hof betrekking op een subjectief recht (art. 144 GW). Het onderzoek naar het bestaan en

de draagwijdte van dit subjectief recht betreft volgens het Hof niet de ontvankelijkheid maar de

gegrondheid van de vordering.138

B. Begrip collectieve schade overbodig?

(i) Cornelis overbodig

58. Volgens CORNELIS heeft het Hof van Cassatie zich te veel moeite getroost door in het

faillissementskader het concept ‘collectieve schade’ te introduceren wanneer de curator een

aansprakelijkheidsvordering instelt. Het gemeen aansprakelijkheidsrecht kent dit begrip immers niet.

135 Onder meer in elk mijlpaalarrest werd het vraagstuk behandeld als een ontvankelijkheidsvraag. 136 J. VANANROYE, “Collectieve schade na faillissement: een kwestie van concrete schadebegroting”, RW 2011-12, 371, (noot bij Cass. 4 februari 2011). 137 J. VANANROYE, “Collectieve schade na faillissement: een kwestie van concrete schadebegroting”, RW 2011-12, 371, (noot bij Cass. 4 februari 2011). 138 Cass. 4 februari 2011, Pas. 2011, afl. 2, 427; RW 2011, afl. 7, 1370.

Page 40: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

32

Wat de schade betreft, dient de curator volgens hem enkel te bewijzen dat de gefailleerde in staat is

een vergoeding te bekomen van de schade die een derde bij veronderstelling aan hem heeft berokkend.

Het doel van deze vordering is de schade te doen vergoeden op de plaats waar ze initieel is geleden,

namelijk in het patrimonium van de gefailleerde. Dit impliceert dat de curator dient aan te tonen dat de

gefailleerde schade heeft geleden. Deze dient zeker, rechtmatig, persoonlijk en vergoedbaar te zijn.

Bovendien zullen de excepties die de aansprakelijke derde tegen de gefailleerde kon inroepen, dit nog

steeds kunnen doen tegen de curator. Meer is er volgens CORNELIS niet aan de hand en dit alles is

perfect verklaarbaar zonder omweg langs het concept ‘collectieve schade’ of ‘rechten die aan alle

schuldeisers gemeenschappelijk zijn’.

Het is hierbij logisch dat zowel de afname van het actief alsook de toename van het passief aan de

gefailleerde schade berokkenen. Dus ook wanneer de gefailleerde enkel nog schulden heeft. Waar

normaal gezien de gefailleerde voor de afname van het actief of de toename van het passief, door de

fout van een derde, vergoeding kon vorderen (of zijn schuldeisers via een zijdelingse vordering) komt

die taak aan de curator toe, zonder dat de aard van de aansprakelijkheidsvordering zich daardoor op

enig punt wijzigt. De opbrengst zal, vermits het een activa van de gefailleerde is en ook toekomstige

activa tot het gemeenschappelijk onderpand van de schuldeisers toebehoren, aan de boedel

toekomen.139

(ii) Nuance VANANROYE

59. VANANROYE bevestigt deze analyse. Hij stelt dat het Hof inderdaad spreekt over een collectief

nadeel waarvoor de curator zich ten voordele van de failliete boedel op schadeveroorzakende derden

kan verhalen. Dit collectief nadeel zal doorgaans niets anders zijn dan een uitoefening door de curator

van een vorderingsrecht dat de gefailleerde zelf vóór het faillissement bezat en waarover deze nu

beschikkingsonbevoegd is geworden.

60. Volgens hem spreekt het Hof echter terecht over collectieve schade als schade aan het onderpand

van de gezamenlijke schuldeisers waardoor het netto-actief daalt of het netto-passief stijgt, daar velen

voorbijgaan aan het feit dat het vorderingsrecht van de curator niet steeds gegrond is op de

gezamenlijke executierechten van de schuldeisers, bestaande uit het patrimonium van de gefailleerde.

139 L. CORNELIS, “Persoonlijk: over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 75-78.

Page 41: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

33

In zo’n geval kan de curator schadevergoeding eisen waar de gefailleerde dit zelf vóór zijn

faillietverklaring niet kon.140

Het concept ‘collectieve schade’ duidt aan dat de boedel vorderingen heeft die de gefailleerde zelf niet

heeft. Dit brengt ons naadloos over naar de volgende categorieën van aansprakelijkheidsvorderingen

waarover de curator beschikt.

§3 Bijzondere aansprakelijkheidsvorderingen in het Wetboek Vennootschappen

61. Naast de hierboven vermelde mogelijkheid, bestaan er nog andere vorderingen die collectieve

schade tot voorwerp hebben en bijgevolg door de curator kunnen worden uitgeoefend. Het is namelijk

de wetgever die in bepaalde gevallen een vorderingsrecht heeft voorzien en dit (voornamelijk) in het

wetboek vennootschapen. Dit treffen we niet aan in het vermogen van de gefailleerde. DE WULF

benadrukt alvast dat wanneer een vordering niet tot de activa van de gefailleerde behoort, dit niet wil

zeggen dat deze geen deel kan uitmaken van het actief van de faillissementsboedel.141

1. De oprichtersaansprakelijkheid 62. Men kan overeenkomstig artikelen 229, 5° (BVBA), 405, 5° (CVBA) en 456, 4° (NV) W. Venn.

de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk verklaren voor de verbintenissen van de vennootschap naar

een verhouding die door de rechtbank wordt vastgesteld. Dit geeft aan de rechter de mogelijkheid om

het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap te laten dragen door haar oprichters in

geval van faillissement van de vennootschap binnen drie jaar na haar oprichting, indien blijkt dat het

maatschappelijk kapitaal kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de

voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Vermits het faillissement ongeveer één derde

van de ondernemingen treft in de eerste vier beginjaren, is dit vorderingsrecht niet louter een

theoretische mogelijkheid voor de curator.142

140 J. VANANROYE, “Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde”, TRV 1998, 275. 141 H. DE WULF, Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator, Gent, Financial Law Institute, 2009, 26. 142 https://graydon.be/uploads/files/BE/Studies/20140506%20Persbericht%20failissementen%20april%202014.pdf.

Page 42: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

34

A. Exclusieve bevoegdheid curator

63. Deze bevoegdheid, hoewel niet expliciet ingeschreven in het wetsartikel, behoort gedurende de

faillissementsafwikkeling exclusief toe aan de curator. De schade voortvloeiend uit de

onderkapitalisatie, die een ontoereikend actief als gevolg heeft, is gemeen aan alle schuldeisers.

Conform de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie beschikt de curator over het monopolie ter

vergoeding van deze collectieve schade gedurende het faillissement.143

64. Minder eenduidigheid bestaat over het lot van deze aansprakelijkheidsvordering na sluiting van het

faillissement. Sommige rechtspraak meent dat individuele schuldeisers alleen nog op grond van het

gemene recht de oprichters aansprakelijk kunnen stellen. De meerderheidsstroming laat individuele

schuldeisers echter toe om deze specifieke aansprakelijkheid in te roepen na faillissement. Dat zal

voornamelijk van belang zijn wanneer het faillissement vervroegd wordt afgesloten wegens

ontoereikend actief: wanneer de curator het niet opportuun heeft geacht om de

aansprakelijkheidsvordering tegen de oprichters in te stellen, of van oordeel is dat de opbrengst ervan

niet voldoende zou zijn om de kosten van beheer en vereffening van het faillissement te dekken. 144

B. Aansprakelijkheidsvoorwaarden

65. Deze aansprakelijkheid kan door de curator worden ingeroepen wanneer er aan twee cumulatieve

voorwaarden is voldaan: (i) het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting was kennelijk ontoereikend

voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid en (ii) het faillissement is

uitgesproken binnen 3 jaar na de oprichting van de vennootschap. Deze laatste voorwaarde behoeft

geen verdere uitleg.

De wet schrijft voor dat het kapitaal kennelijk ontoereikend dient te zijn “voor de normale uitoefening

van de voorgenomen bedrijvigheid over tenminste 2 jaar”. Bij deze controle a posteriori zal het

financieel plan een belangrijke rol spelen. Dit plan is een becijferde synthese waarin de oprichters de

verantwoording geven van het bedrag van het door hen gekozen maatschappelijk kapitaal. Noch de

inhoud, noch de vormvoorwaarden van dit plan werden door de wetgever vastgelegd. Men

143 P. COUSSEMENT en M. TISON, “Oprichtersaansprakelijkheid” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2003, 54. 144 P. COUSSEMENT en M. TISON, “Oprichtersaansprakelijkheid” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2003, 55.

Page 43: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

35

veronderstelt in de rechtspraak en rechtsleer dat het nagaat wat de verkoopprognoses en de

kostenstructuur zullen zijn en het bevat eventueel een markstudie.145

Dit maatschappelijk kapitaal zal kennelijk ontoereikend zijn wanneer hierdoor de normale uitoefening

van de voorziene vennootschapsactiviteit niet mogelijk is. De rechter zal dit vergelijken met een

uitgavepatroon van eenzelfde activiteit die op normale wijze wordt gevoerd.146 Niettegenstaande het

voorziene kapitaal prominent aanwezig zal zijn bij de beoordeling, kan de rechter ook acht slaan op

andere middelen waarover de vennootschap redelijkerwijze kan beschikken, zoals kredieten.147

C. Afwezigheid causaal verband tussen onderkapitalisatie en faillissement

66. Een causaal verband tussen onderkapitalisatie en het faillissement moet niet worden aangetoond.

De curator dient enkel aan te tonen dat de wettelijke voorwaarden zijn vervuld. Indien het kapitaal

manifest ontoereikend was zijn andere oorzaken, zoals slechte vooruitzichten, het instorten van de

markt of het faillissement van de voornaamste klant van de vennootschap niet relevant.148

D. Omvang van de aansprakelijkheid

67. In afwijking van het gemeenrecht zijn de oprichters niet zomaar aansprakelijk voor schade die in

oorzakelijk verband staat met het ontoereikend maatschappelijk kapitaal. Uit kracht van de wet zijn de

oprichters hoofdelijk gehouden tot de verbintenissen van de vennootschap in de mate dat deze niet

gedekt zijn door de realisatie van het actief uit het faillissement.149 De oprichters zijn echter slechts

aansprakelijk naar een verhouding die de rechter zelf bepaalt t.o.v. dit deficit. De basisregel is dat hij

hen het passief ten laste legt, maar hij beschikt daarbij soeverein over een matigingsbevoegdheid. Er

dient opgemerkt te worden dat ze in de meerderheid van de gevallen worden veroordeeld tot het

volledige passief van de vennootschap.150 Niettemin zijn er ook gevallen bekend waarbij de rechter de

oprichters veroordeelt tot het verschil tussen wat het noodzakelijk kapitaal was en het kapitaal dat ze

145 J. WINDEY, “Incidence du concordat de la faillite sur la responsabilité des administrateurs et des fondateurs”, TBH 2001, 320. 146 Kh. Antwerpen 12 januari 1983, RW 1983-84, 378. 147 P. VERSCHELDEN, P. MEEUWSSEN en J. LAURIJSSEN, Aansprakelijkheid van bestuurders en zaakvoerders, Mechelen, Kluwer, 2011, 24. 148 G. HERMANS, T. DEWILCHE en F. HELSEN, “Het actief van het faillissement-De aansprakelijkheid tegen bestuurders/zaakvoerders na discontinuïteit” in X (eds.), Faillissement en reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, 2001, II.G.20-78. 149 Kh. Brugge 12 maart 1981, Rev.prat.soc 1982, 43. 150 Bergen 13 september 1998, JLMB, 1990, 9; Kh. Brussel 14 maart 1989, JT 1989, 464.

Page 44: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

36

effectief ter beschikking hebben gesteld.151 Deze vergoedingswijze leunt nauwer aan bij de toepassing

van de normale causaliteitsleer.152

2. De bijzondere faillissementsaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout

68. Op grond van artikel 265 §1, 409 §1 en 530 §1 Wet. Venn. beschikt de curator over een extra

grond om bestuurders aansprakelijk te stellen. De bestuurder of de feitelijke bestuurder die door een

‘kennelijk grove fout’ heeft bijgedragen aan het faillissement van de vennootschap, kan tot het

volledige netto-passief van de vennootschap worden veroordeeld. Zelfs indien niet het gehele passief

kan gezien worden als schade en ook wanneer er geen causaal verband tussen de fout en de schade

bewezen kan worden (wel nog tussen fout en faillissement).

A. Verschillen met interne bestuurdersaansprakelijkheid

69. Deze bijzondere faillissementsaansprakelijkheid verschilt op verscheidene vlakken drastisch met

de voorheen vermelde gemeenrechtelijke interne aansprakelijkheidsgronden. Zo kan er slechts

gevorderd worden nadat het faillissement van de vennootschap is ingetreden en het actief ontoereikend

is om de passiva te dekken. Verder dient er een kennelijk grove fout te worden bewezen die heeft

bijgedragen tot het faillissement. Kenschetsend is eveneens dat de schadevergoedingsaanspraak

beperkt is tot het netto-passief, terwijl normalerwijze een bestuurder aansprakelijk kan worden geacht

voor iedere schade ten gevolge van een fout ongeacht de financiële toestand van de vennootschap. Voor de curator is het regime van artikel 530 W. Venn. e.a. gunstig. Het betreft immers een door de

wet voorziene reeks opdrachten waarvoor de curator als ‘derde’ te beschouwen is, zodat het

dechargebesluit hem niet zal deren.153

B. Toepassingsvoorwaarden

70. In de artikelen die handelen over bijzondere faillissementsaansprakelijkheid kunnen we duidelijk

151 Kh. 25 maart 1982, Limb. Rechtsl. 1982, 201. 152 P. COUSSEMENT en M. TISON, “Oprichtersaansprakelijkheid” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, losbl., 61. 153 G. HERMANS, T. DEWILCHE en F. HELSEN, “Het actief van het faillissement-De aansprakelijkheid tegen bestuurders/zaakvoerders na discontinuïteit”, in X (eds.), Faillissement en reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, 2001, II.G.20-95.

Page 45: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

37

vier voorwaarden onderscheiden.

(i) Faillissement

71. Ten eerste is vereist dat de vennootschap reeds failliet is verklaard. Het faillissement dient

uitgesproken te zijn doch niet afgesloten.154 Deze vereiste was vroeger evident vermits enkel de

curator een vorderingsrecht had. Zijn hoedanigheid van curator verdween namelijk bij de afsluiting

van het faillissement. Daar heeft de wetgever in 2002 verandering in gebracht door ook individuele

schuldeisers toe te laten hun aandeel in deze collectieve schade te vorderen.

(ii) Deficitair faillissement

72. Bovendien dient het faillissement deficitair te zijn om deze aansprakelijkheidsgrond te laten

intreden. In principe kan dergelijke vaststelling enkel gebeuren bij het afsluiten van het

faillissement.155 In praktijk zal echter vaak duidelijk zijn of de vennootschap met haar resterend actief

haar schulden kan compenseren.156

(iii) Kennelijk grove fout

73. Een derde voorwaarde is de vereiste van een kennelijk grove fout. Hierbij is ‘kennelijk’ geen

bijwoord van ‘grove’. Het dient dus te gaan over een fout die zowel kennelijk als grof is. Uit de keuze

voor het woord ‘kennelijk’ kunnen we afleiden dat de rechter zijn beoordeling dient te beperken tot

een marginale toetsing. D.w.z. dat de rechter niet over de opportuniteit of de doelmatigheid van het

gedrag van de bestuurder kan oordelen. Hij kan enkel toetsen of deze niet buiten de grenzen valt van

een redelijke en zorgvuldige zaakvoerder. 157

Naast de vereiste dat de fout kennelijk dient te zijn, is er ook de vereiste van een grove fout. Uit de

parlementaire voorbereidingen kunnen we afleiden dat de wetgever een uitzonderlijke of exceptionele

fout voor ogen hield.158 Volgens de meerderheidsopvatting gaat het over een onvergefelijke fout die

elke redelijke bestuurder niet zou hebben begaan en een inbreuk inhoudt op een norm die essentieel is

154 C. PARMENTIER, “La responsabilité des dirigeants d’entreprise en cas de faillite”, TBH 1986, 772. 155 C. PARMENTIER, “La responsabilité des dirigeants d’entreprise en cas de faillite”, TBH 1986, 773. 156 M. VANDENBOGAERDE, Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 167. 157 J. RONSE, “La responsabilité facultative des administrateurs et gérants en cas de faillite avec insuffisance d’actif”, RPS 1979, 300. 158 Parl. St. Senaat 1977-78, nr. 415/2, 150.

Page 46: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

38

voor het leven van de vennootschap. 159 Het bestaat meestal uit een bepaald feitencomplex,

bijvoorbeeld het verderzetten van een verlieslatende activiteit zonder betaling van bedrijfsvoorheffing

en/of sociale bijdragen.

De aansprakelijkheid stelt zich dus zeker niet automatisch. De rechter heeft een zekere

beoordelingsvrijheid om de zware aansprakelijkheid al dan niet effectief te laten intreden. Hierbij

moet hij niet alle bestuurders over één kam scheren. Hij kan ervoor opteren om niet allen een even

groot deel van het passief ten laste te leggen. Ook kan hij enkele bestuurders vrijstellen en dan enkel,

diegenen die daadwerkelijk verantwoordelijk waren voor het financieel beleid, veroordelen tot

betaling van de volledige schadevergoeding.160

Met de Reparatiewet Faillissementen van 4 september 2002 introduceerde de wetgever in deze

artikelen een onweerlegbaar vermoeden van grove fout. Iedere vorm van ernstige en georganiseerde

fiscale fraude in de zin van art. 3, §2 van de witwaswet van 11 januari 1993 wordt als grove fout

beschouwd. Een klassiek voorbeeld zijn de BTW- carrousels.

Volgende voorbeelden werden reeds als kennelijk grove fouten weerhouden in de rechtspraak161: het

toe-eigenen van bedragen in rekening-courant ten belope van het dubbele van het maatschappelijk

kapitaal162; het aangaan van verbintenissen die niet in proportie staan met de financiële mogelijkheden

van de vennootschap163; het voeren van een activiteit, voornamelijk in het zwart, die gepaard gaat met

omvangrijke kosten en geldopnemingen164; het ontwikkelen van economische activiteiten met als

enige bedoeling te profiteren van sociale uitkeringen165; het niet naleven van de alarmbelprocedure166.

(iv) Bijgedragen tot het faillissement

74. De vierde en laatste voorwaarde is dat de bestuurdersaansprakelijkheid maar kan intreden indien

de kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement. Hierbij is niet vereist dat de fout de

rechtstreekse, noch de enige oorzaak van het faillissement is. Sommige auteurs concluderen dat er

sprake is van een verzwakt causaal verband. Dit is niet volledig correct vermits er dan wel geen

causaal verband tussen de fout en de schade dient te zijn, maar wel tussen de fout en het

159 Gent 26 maart 1993, TBH 1993, 935. 160 H DE WULF. en I. DE POORTER , De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen, Gent, Financial law Institute, Gent, 2004, 21. 161 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 424-425. 162 Kh. Brussel 10 september 1985, TBH 1987, 523. 163 Kh. Brussel 11 december 1984, TBH 1985, 491. 164 Kh. Brussel, 17 mei 1983, TBH 1984, 554. 165 Kh. Gent 22 juni 2006, TGR 2006, 281. 166 Kh. Luik 10 september 1991, TBH 1992, 501.

Page 47: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

39

faillissement.167

C. Doorbreking vorderingsmonopolie curator

75. Deze bijzondere faillissementsaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout kwam

oorspronkelijk exclusief aan de curator toe. De curator vordert de vergoeding van een collectieve

schade nl. het bestaan van een netto-passief. Dit is schade die gemeenschappelijk is aan alle

schuldeisers en door individuele schuldeisers slechts geleden wordt door het verminderde dividend dat

deze verkrijgen uit het faillissement; de algemene opvatting is dat individuele schuldeisers hiervoor

geen vergoeding kunnen vorderen.

76. Met de reparatiewet van 4 september 2002 veranderde de wetgever het geweer van schouder door

ook de individuele schuldeiser een vorderingsrecht te geven voor zijn aandeel in deze collectieve

schade. Het (problematisch) karakter van de doorbreking van dit vorderingsmonopolie van de curator

wordt besproken in hoofdstuk 3 (zie infra nr. 125 e.v.).

§4 Pauliaanse onrechtmatige daadvordering

77. Nog vrij onbeantwoord is de vraag, alsook in welke mate, de curator de pauliana (of één van zijn

bijzondere herstelbevoegdheden) kan gebruiken als basis voor een onrechtmatige daadvordering tegen

personen die de verhaalsrechten van de gezamenlijke schuldeisers hebben aangetast. Dit geeft de

curator een groot voordeel wanneer de gefailleerde zelf geen vordering had, vermits de excepties uit

de onderliggende verhouding tussen de gefailleerde en de (mogelijks) aansprakelijke derde niet meer

spelen.168 Het Hof lijkt dit principe toe te passen in een arrest van 2004.

1. De actio pauliana

78. Op grond van zijn bijzondere herstelbevoegdheden kan de curator bepaalde excepties die een

derde jegens de gefailleerde zou hebben, terzijde schuiven. Vóór het faillissement was de gefailleerde

immers vrij om over zijn vermogen te beschikken. De wetgever heeft daaraan echter bepaalde grenzen

gesteld. 167 Brussel 16 februari 1982, RPD 1983, 41; Bergen 22 maart 1993, RPS 1993, 168. 168 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 21.

Page 48: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

40

79. Met het vooruitzicht op een faillissement zal een gefailleerde met behulp van een derde zich

dikwijls trachten van bepaalde activa te ontdoen of zich onvermogend maken vanuit een bepaald

bewustzijn, nl. de bedoeling om die goederen aan zijn schuldeisers te onttrekken. Op grond van art. 20

Faill. W. kan de curator deze bedrieglijke handelingen niet-tegenwerpelijk laten verklaren aan de

failliete boedel daar dit de gezamenlijke verhaalsrechten van de gefailleerde schuldeisers benadeelt.

Dit is een toepassing van de gemeenrechtelijke pauliana van art. 1167 BW. De voorwaarden zijn: (i)

een benadeling van de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers, (ii) bedrog in hoofde van de

schuldenaar en (iii) bedrog in hoofde van de derde die wordt aangesproken (tenzij het een handeling

om niet betreft). Dit vorderingsrecht is exclusief voorbehouden aan de curator vermits de actio

pauliana kan gezien worden als een accessoria van de executierechten van de gezamenlijke

schuldeisers en deze worden in hoofde van de schuldeisers opgeschort bij het ontstaan van het

faillissement.169

In de faillissementswet bestaat naast de gewone pauliana ook de ‘vereenvoudigde pauliana’ voor

bepaalde rechtshandelingen die zijn verricht in de verdachte periode (art. 17 en 18 Faill.W.). Deze

zullen naargelang het geval al dan niet verplicht niet-tegenwerpelijk zijn. Het grootste verschil met de

gewone actio pauliana, is dat er geen bedrog dient bewezen te worden.170

2. Arrest van 24 oktober 2004

A. Feiten

80. In deze zaak171 had een gefailleerde, die tevens een natuurlijke persoon was, gelden van beleggers

verduisterd en afgeleid naar een door hem gecontroleerde vennootschap. Beiden werden failliet

verklaard. De vraag rees of de curator van de natuurlijke persoon, een vordering had op de boedel van

de vennootschap. Aangezien hijzelf, de verduisteraar, geen schade had geleden door de ganse

transactie en hij bovendien zelf de fraude had opgezet en dus zelf in fout was, bestond er in beginsel

geen vorderingsrecht in hoofde van de gefailleerde.172

169 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 159. 170 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 159. 171 Cass. 24 oktober 2004, Rev.prat.soc. 2004, afl. 2, 152, noot W. DERIJCKE, RW 2007-08, afl. 12, 500, TRV 2005, afl. 8, 554, noot J. VANANROYE. 172 M. WYCKAERT en F. PARREIN, “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?”, Themis Vennootschaps- en financieelrecht, Brugge, Die Keure, 2011, 15.

Page 49: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

41

Merk op dat het in casu ging om een transfert van gelden van een natuurlijke persoon naar een

vennootschap; in de meeste gevallen werken de vorderingen in de omgekeerde richting. Zo kan een

onrechtmatige verarming door een fout van een natuurlijke persoon niet door hem zelf worden

gevorderd. Daarentegen kan een rechtspersoon afstand nemen van deze onrechtmatige daad

uitgeoefend door één van zijn bestuurders of zaakvoerders door aan te tonen dat deze is aangetast door

een overschrijding van zijn bevoegdheid. Op die manier heeft de curator q.q. een vordering tot

vergoeding vermits de rechtspersoon er ook één had.173

B. Beslissing van het Hof

81. Het Hof aanvaardde deze schadevergoedingsgrond en herhaalde nogmaals dat “de curator

bevoegd is om voor de vergoeding van de schade op te komen waar een fout van een derde, indien het

actief dat ter beschikking moest staan van de schuldeisers niet effectief voorhanden is in de boedel.”

Het voegde er echter voor het eerst een belangrijke regel aan toe nl. “ook als de gefailleerde zelf niet

over een vordering op de schadeveroorzaker beschikt”. Zo bevestigde het Hof dat een

boedelvordering niet altijd impliceert dat de gefailleerde zelf een vordering had. Dat het niet ging om

een vordering die aan de gefailleerde toebehoorde, wordt ook bevestigd in het arrest a quo vermits de

nemo auditur -regel niet tegen de faillissementsboedel kon worden tegengeworpen.

C. Analyse: toepassing van de faillissementspauliana?

82. VANANROYE stelt dat de constitutieve bestanddelen die zulke actio pauliana ondersteunen ook de

basis kunnen vormen voor een schadevergoedingsvordering uit onrechtmatige daad.174 De actio

pauliana vindt immers zijn oorsprong in de acquilliaanse aansprakelijkheid.175 Bijgevolg kan een

onrechtmatige daadvordering dan volgens hem naast, in de plaats of ter aanvulling van de eigenlijke

actio pauliana worden ingesteld.

Het voorwerp van dit vorderingsrecht is de reconstructie van de boedel door een schadevergoeding ten

laste van wie onrechtmatig heeft meegewerkt aan de benadeling van de gezamenlijke schuldeisers.176

173 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 267. 174 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.) Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 290-291. 175 E. DIRIX, “ De vergoedende functie van de actio pauliana”, RW 1992-93, 331. 176 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 261-302.

Page 50: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

42

Indien we deze theorie toepassen op het arrest en er vanuit gaan dat de transfert van de natuurlijke

persoon naar zijn vennootschap een verarming zonder tegenprestatie is, kan de boedel van de

natuurlijke persoon een vordering hebben op die van de vennootschap.177

3. Verschil actio pauliana en onrechtmatige daadvordering

A. In beginsel zakelijke werking

83. Wanneer een pauliaanse vordering met succes wordt ingesteld, heeft dit tot gevolg dat de

bestreden handeling niet tegenstelbaar is aan de curator; deze heeft dus een zakelijke werking. De niet-

tegenstelbaarheid van de transactie impliceert dat er door de curator kan worden overgegaan tot

uitvoering op het vermogen van zijn schuldenaar zoals dit er zou hebben uitgezien ware de bestreden

rechtshandeling niet verricht.

Nu is echter de vraag of we een pauliaanse onrechtmatige daadvordering zomaar mogen

vereenzelvigen met de actio pauliana? De actio pauliana is onder het vigerend Belgisch recht primair

geen aanspraak van de curator op schadevergoeding, maar een aanvechtingsrecht (action révocatoire)

van de curator ten aanzien van een rechtshandeling van de schuldenaar. Dit aanvechtingsrecht houdt in

dat de bedrieglijke rechtshandeling ten aanzien van de agerende curator nietig is; men spreekt

traditioneel van niet-tegenwerpelijkheid. De remedie is geen herstel van schade, het is een vorm van

rechtsbescherming die vermijdt dat die schade ontstaat. Men kan het een rechtstreekse

rechtsbescherming noemen in plaats van de onrechtstreekse rechtsbescherming die geboden wordt

door de aanspraken op een schadevergoeding.178

Is de herstelwijze in natura niet mogelijk of is het vermogensbestanddeel niet meer identificeerbaar in

het vermogen van de derde medeplichtige, dan kan de schuldeiser conform een arrest van het Hof van

Cassatie van 25 oktober 2001 179 aanspraak maken op vergoeding van zijn schade door de

medeplichtige derde. Dit is volgens STORME geen schadevergoeding ex. 1382 BW maar een

vergoeding voor het feit dat de curator zich niet meer kan verhalen op dit goed in het vermogen van de

derde. Deze schade is niet het gevolg van een onrechtmatige daad maar wel van de schade die volgt uit

het feit dat hij zich niet op het vervreemde goed kan verhalen en dus niet het voordeel van de

177 Het arrest a quo en het cassatiearrest lijken daar niet heel duidelijk over. De onrechtmatigheid wordt eerder gezocht in de medeplichtigheid aan de verduistering, dan in een onrechtmatige verarming van het vermogen van de natuurlijke persoon. 178 M. STORME, “Een aanvechtbare constructie. De pauliana in het arrest van 9 februari 2006”, RW 2007-08, nr. 36, 1497, (noot onder Cass. 9 februari 2006). 179 Cass. 25 oktober 2001, RW 2002-03.

Page 51: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

43

aanvechting geniet. Het is door de foutieve niet-uitwinning van de restitutieverbintenis dat de derde

schadeplichtig is. Zolang dat niet het geval is, is de derde niet schadeplichtig, maar moet hij enkel de

gevolgen van de aanvechting ondergaan, aldus STORME.180

84. Het erkennen van een pauliaanse onrechtmatige daadvordering zou nochtans ook heel wat

voordelen kunnen genereren. Het toepassingsgebied zou immers veel ruimer kunnen zijn. Een actio

pauliana kan enkel worden ingesteld tegen een bedrieglijke rechtshandeling, en niet tegen rechtsfeiten

of een complex van rechtshandelingen. Zo zou een derde kunnen worden aangesproken, die op vraag

van de bijna gefailleerde, goederen vernielt om deze aan het verhaal van diens schuldeisers te

onttrekken. Deze schadevergoeding zou ook kunnen worden ingesteld ter aanvulling van de actio

pauliana, bv. voor gederfde inkomsten door het feit dat een goed uit het vermogen is verdwenen.

Bovendien zou deze vordering ook kunnen worden uitgeoefend tegen de medeplichtige van de

begunstigde van de onrechtmatige handeling.181 Evenals zou de curator ervoor kunnen opteren om

onmiddellijk te kiezen voor een (schade)vergoeding, zelfs indien het goed zich wel nog in het

vermogen van de derde bevindt.

B. Geen duidelijk onderscheid tussen actio pauliana en onrechtmatige daadvordering

85. Ook in de rechtspraak heerst heel wat onduidelijkheid over de finaliteit van een actio pauliana.

Het hof van beroep te Gent oordeelde dat de algemene tienjarige verjaringstermijn voor persoonlijke

vorderingen van toepassing is op de faillissementspauliana en niet de termijnen voor onrechtmatige

daadvorderingen. Het hof baseert zich hierbij op de vaststelling dat een pauliaanse vordering niet als

een louter toepassing van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de artikelen 1382-1383 BW kan

worden beschouwd omwille van de uiterst onvolmaakte band tussen beide.182 Deze uitspraak gaat

echter lijnrecht in tegen het standpunt van het Hof van Cassatie. 183 Dit stelde dat de pauliana de

vergoeding is van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser

berokkent.184 Ook in een arrest van het hof van beroep te Antwerpen vorderde eiseres op basis van

zowel art. 1382 BW en art. 1167 BW; het hof en het vonnis a quo kende echter een schadevergoeding

toe, uitsluitend door de voorwaarden van pauliaanse vordering af te toetsen.185

180 M. STORME, “Een aanvechtbare constructie. De pauliana in het arrest van 9 februari 2006”, RW 2007-08, nr. 36, 1497, (noot onder Cass. 9 februari 2006). 181 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 162. 182 Gent 29 maart 2012, NJW 2013, afl. 280, 316. 183 Cass. 12 april 2012, TBH. 2012, 726. 184 M. BEYER en M. TISON, “Faillissementspauliana”, NjW 2013, afl. 280, 321. 185 S. VANCOLEN, “De fiscus, de actio pauliana en de acquilliaanse aansprakelijkheid van de (ex-)bestuurder”, RABG 2007, afl. 18, 1201-1207, (noot onder Antwerpen (6e k.) 22 mei 2007).

Page 52: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

44

Gezien de stiefmoederlijke behandeling van de actio pauliana in de Belgische rechtspraak en

rechtsleer is het dus niet duidelijk of er een basis bestaat voor de pauliaanse onrechtmatige

daadvordering. Wel staat het vast dat men in bovenstaand geval te maken had met een geval van

collectieve schade die het onderpand van de gezamenlijke schuldeisers had aangetast. In die zin kan

een exclusief vorderingsrecht van de curator minstens pragmatisch verdedigbaar zijn. In deze optiek

evolueren we steeds meer naar een curator die boven de gefailleerde en de schuldeisers zweeft.

4. Naar Nederlands voorbeeld: de Peeters/Gatzen vordering

86. In 1983 heeft de Hoge Raad in Nederland via het arrest Peeters q.q./Gatzen186 de bevoegdheid aan

de curator gegeven om ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers een schadevergoedingsvordering

in te stellen tegen een derde die bij de benadeling van schuldeisers betrokken is, ook al kwam een

dergelijke vordering niet aan de gefailleerde zelf toe.187 Het Peeters q.q./Gatzen-arrest toonde de

noodzaak tot het ontwikkelen van een instrument waarmee verhaal benadelende handelswijzen, in

hoofde van derden die buiten het bereik liggen van de gewone faillissementpauliana, konden worden

gesanctioneerd. Dit instrument wordt in de doctrine aangeduid als de Peeters/Gatzen-vordering.188

Hierbij kan de curator enkel optreden indien aan de onrechtmatigheid de schending van een

zorgvuldigheidsnorm ten grondslag ligt die ertoe strekt de gezamenlijke schuldeisers te beschermen.

Wanneer een norm wordt geschonden die de executierechten van de schuldeisers beschermt, wordt het

belang van de gemeenschappelijke schuldeisers geschaad. Het behoort dan tot de taak van de

Nederlandse curator, om wanneer de individuele verhaalsbelangen zijn geschonden, tegen een

dergelijke inbreuk op te komen. Wanneer een norm wordt aangetast die andersoortige belangen beoogt

te effectueren, is de curator niet bevoegd om een onrechtmatige daadvordering in te stellen. Het is dan

aan de desbetreffende individuele schuldeiser om voor diens eigen belang op te komen.189

Merk hier de gelijkenis op met het bij ons gebruikte onderscheid tussen collectieve schade en

individuele schade. Beide benaderingswijzen, het aanknopen bij de aangerichte schade of bij de

geschonden norm, komen ongeveer op hetzelfde neer. Deze norm en de schade vormen twee zijden

186 HR 14 januari 1983, NJ 1983, 597. 187 Men zou de Peeters-Gatzen vordering in de nabije toekomst codificeren. Het vooronwerp luidt als volgt: in het geval van benadeling van de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden door de schuldenaar kan de bewindvoerder herstel van de boedel vorderen van een derde die op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek onrechtmatig jegens de schuldeisers is, bij die benadeling betrokken was. Waarbij artikel 162 het equivalent is van ons art. 1382 BW. 188 W. VAN ANDEL en J. VERSTIJLEN, Materieel faillissementsrecht: de Peeters/Gatzenvordering en de overeenkomst binnen faillissement, Deventer, Kluwer, 2006, 8. 189 F. M. J. VERSTIJLEN, De faillissementscurator: een rechtsvergelijkend onderzoek naar de taak, bevoegdheden en persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, Deventer, Tjeenk Willink, 1998, 124-125.

Page 53: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

45

van dezelfde medaille. Wanneer een norm is geschonden die beoogt de verhaalsbelangen van de

schuldeisers te beschermen, uit zich dit in een collectief belang dat is geschaad met collectieve schade

als gevolg.190

87. Wat we uit deze rechtspraak kunnen leren is het feit dat men in Nederland erkent dat dit een

jurisprudentiële uitbreiding was gebaseerd doch niet gegrond op de actio pauliana. Eventueel dienen

we dit in België ook te aanvaarden zonder de actio pauliana in allerlei bochten te wringen waarin hij

toch niet past.

§5 Vorderingsrecht curator zonder collectieve schade 88. In een aantal recente uitspraken sprak het Hof zich uit over de vraag of de curator gerechtigd is om

de vorderingsrechten uit te oefenen op basis van efficiëntieoverwegingen tegen een derde die volgens

de wet dient in te staan voor de schulden van de gefailleerde, wanneer die gehoudenheid bestaat

tegenover alle schuldeisers, ook al behoren die vorderingsrechten niet aan de gefailleerde toe.191

1. Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid

89. De (werkende) vennoten van een vennootschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn

aansprakelijk voor alle verbintenissen van de vennootschap. 192 Bovendien is het vaste

cassatierechtspraak dat de vennoten van zo’n vennootschap zelf handelaar zijn, en dat het faillissement

van bijvoorbeeld de VOF automatisch de vaststelling van staking van betaling en het wankelen van het

krediet in hoofde van de vennoten inhoudt. De faillietverklaring van de VOF is dus het bewijs dat de

faillissementsvoorwaarden in hoofde van de vennoten zijn vervuld.

Voorts bepaalt art. 204 W. Venn. dat de overdracht van de deelneming door een vennoot geen gevolg

heeft ten aanzien van de verbintenissen die voor de openbaarmaking van overdracht zijn aangegaan.

Deze bepaling stelt dat de vennoten die uit de vennootschap zijn getreden, gehouden blijven voor de

schulden die vóór deze overdracht zijn ontstaan.

190 F. M. J. VERSTIJLEN, De faillissementscurator: een rechtsvergelijkend onderzoek naar de taak, bevoegdheden en persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, Deventer, Tjeenk Willink, 1998, 126. 191 F. PARREIN, “Aansprakelijkheid van oude en nieuwe vennoten voor de schulden van de failliete V.O.F”, RW 2014-15, afl. 1, 24, (noot bij Cass. 7 november 2013). 192 Art. 204 (VOF) en art. 205 (werkende vennoten Comm. V) W. Venn.

Page 54: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

46

2. Nieuw vorderingsrecht curator

A. Recente rechtspraak van het Hof van Cassatie

90. In een arrest van 19 december 2008193 besliste het Hof dat “de noodzaak van een efficiënte

afwikkeling van het faillissement en de gelijke behandeling van de schuldeisers maken dat de curator

gerechtigd is de vorderingsrechten uit te oefenen tegen een derde die dient in te staan voor de

schulden van de gefailleerde, wanneer die gehoudenheid bestaat tegen alle schuldeisers, ook al

behoren de vorderingsrechten niet aan de gefailleerde toe.”. In casu ging het over een commanditaire

vennootschap die aan dezelfde regels is onderworpen dan de VOF. Het Hof van Cassatie hernam deze

rechtspraak in een arrest van 6 december 2012194 m.b.t. de onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijke

vennoten van een CVOA en ook in een arrest van 7 november 2013195.

B. Analyse

(i) Bundeling individuele vorderingsrechten

91. In bovenstaande arresten is het Hof van Cassatie vernieuwend wat betreft de vordering die de

faillissementsboedel heeft op de (boedel van de) vennoot. In het arrest van 19 december 2008 had de

curator van de Comm. V. een vordering ingesteld tegen de werkende vennoot “tot aanzuivering van

het passief” van de Comm. V. Deze vordering werd vervolgens ongegrond verklaard door het hof van

beroep. Dit oordeel was gebaseerd op twee premissen: (i) de hoofdelijke aansprakelijkheid van de

vennoten van een rechtspersoon met beperkte aansprakelijkheid bestaat enkel ten aanzien van de

schuldeisers van de vennootschap en (ii) de curator beschikt niet over meer rechten dan de gefailleerde

en hij bundelt ook niet de individuele vorderingsrechten van de individuele schuldeisers.196

92. Op grond van de eerder geschetste principes was het logisch dat het hof van beroep tot de niet-

gegrondheid besloot van de vordering en enkel individuele schuldeisers toeliet deze in te stellen. De

vordering strekt immers niet tot herstel van het vermogen van de gefailleerde.197 Toch besliste het Hof

193 Cass. 26 januari 2009, Pas. 2008, afl. 12, 3035, RABG 2009, afl. 8, 529, JDSC 2009, 23, noot M. COIPEL, RCJB 2013, 399, noot D. VAN GERVEN, Rev.prat.soc. 2009, noot V. SIMONART, RW 2008-09, 1428, noot J. VANANROYE. 194 Cass. 6 december 2012, JLMB 2013, 280, Pas. 2012, 2436, RW 2013-14, 1425, TBH 2013, afl. 3, 202. 195 Cass. 7 november 2013, DAOR 2014, afl. 110, RW 2014-15, afl. 1, 21, TBH 2014, afl. 9, 846, noot H. DE WULF, TRV 2014, afl. 1, 43. 196 Antwerpen 15 februari 2007, TBH 2007, noot H. DE WULF, JDSC 2008, 37, noot M. COIPEL. 197 F. PARREIN, “Aansprakelijkheid van oude en nieuwe vennoten voor de schulden van de failliete V.O.F”, RW 2014-15, afl. 1, 25, (noot bij Cass. 7 november 2013).

Page 55: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

47

van Cassatie in verscheidene recente arresten er klaarblijkelijk anders over. Het Hof betwist hierbij

niet dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten voor de verbintenissen van hun

vennootschap met onvolmaakte rechtspersoonlijkheid enkel t.a.v. vennootschapsschuldeisers en niet

t.a.v. de vennootschap bestaat.198 Door te besluiten dat de curator toch deze vorderingsrechten kan

uitoefenen die normaal toebehoorden aan de individuele schuldeisers, formuleert ze een uitzondering

op de eerder geponeerde regel (voornamelijk in het SEFI-arrest) dat de curator niet de individuele

vorderingsrechten van de individuele schuldeisers bundelt of overneemt. 199

Buiten het faillissement wordt unaniem aangenomen dat enkel de individuele schuldeisers gerechtigd

zijn om deze vordering in te stellen. Dit was tot vóór het arrest van 2008 ook zo binnen het

faillissement.200 Zij maakt geen deel uit van het actief van de boedel en er is ook geen wettelijke

grondslag om deze vordering toe te kennen aan de curator. Het Hof geeft als redenen de efficiënte

afwikkeling van het faillissement en de gelijke behandeling van de schuldeisers. Zijn dit valabele

argumenten?

Stel dat individuele schuldeisers toch allen hun individueel vorderingsrecht behouden. In principe is

de vennoot een derde ten opzichte van de vennootschap. Deze heeft een eigen vermogen wat er voor

zorgt dat het faillissement van de vennootschap geen last ondervindt van deze individuele

tenuitvoerleggingen en dit precies omdat de vennootschap zelf geen vordering heeft op haar vennoten.

Een reden waarom bovendien wordt aangenomen dat de curator niet de individuele aanspraken van

schuldeisers uitoefent, is om het mogelijk te maken dat individuele excepties kunnen worden

ingeroepen. Wanneer een vennoot persoonlijk wordt aangesproken door een schuldeiser voor het

onbetaalde deel in het faillissement van de vennootschap, zou hij bijvoorbeeld kunnen opwerpen dat

hij deze schuldeiser intussen heeft betaald of dat er schuldvergelijking is opgetreden. Kunnen deze

excepties ook worden opgeworpen tegen de curator die vordert voor de aanzuivering van het netto-

passief van de failliete vennootschap? M.a.w. beschikt de curator over een eigen recht of is hij een

soort vertegenwoordiger die de vorderingsrechten van de individuele schuldeisers uitoefent? 201

93. Volgens DE WULF zien we met dergelijke negatieve gedachtegang enkele details over het hoofd

wegens de specifieke omstandigheden waarin we ons bevinden. Zo veroorzaakt het faillissement van

198 J. VANANROYE, “Het lot van de (werkende) vennoten bij het faillissement van een V.O.F. of Comm. V.”, RW 2008-09, afl. 34, 1432, (noot bij Cass. 19 december 2008). 199 Cass. 2 maart. 1995, Arr.Cass. 1995, 247; Bull. 1995, 250, concl. LIEKENDAEL, JLMB 1995, 1195, noot C. PARMENTIER, Pas. 1995, I, 250, RW 1995-96, 538. 200 J. VANANROYE, “Het lot van de (werkende) vennoten bij het faillissement van een V.O.F. of Comm. V.”, RW 2008-09, afl. 34, 1432, (noot bij Cass. 19 december 2008). 201 J. VANANROYE, “Het lot van de (werkende) vennoten bij het faillissement van een V.O.F. of Comm. V.”, RW 2008-09, afl. 34, 1432., (noot bij Cass. 19 december 2008).

Page 56: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

48

de onvolkomen rechtspersoon onmiddellijk het faillissement van de vennoten. Hun schuldvorderingen

zijn net ontstaan omdat ze met de gefailleerde vennootschap gehandeld hebben. Als schuldeisers van

de gefailleerde vennootschap moeten zij volgens de DE WULF gelijk behandeld worden.202 Bovendien

is de curator van de vennootschap doorgaans dezelfde als die van de vennoten.203

(ii) Afwezigheid van collectieve schade

94. In de arresten valt het ook op dat de vraag naar het bestaan van een vorderingsrecht niet meer

gekoppeld is aan de vraag of er collectieve schade is geleden. Er was hier geen sprake van een fout die

tot een toename van het passief of een daling van het actief had kunnen leiden. Het ging over een soort

objectieve aansprakelijkheid, de vennoten dienen steeds in te staan voor de contractuele schulden van

de vennootschap vermits het onvolkomen rechtspersonen met onbeperkte aansprakelijke vennoten

betreft.204 Zodus kan ook hier geen grond worden gevonden voor het ontstaan van het nieuw

vorderingsrecht in hoofde van de curator zoals eventueel wel bij de pauliaanse onrechtmatige

daadvordering het geval was. Bij deze laatste gaat het ook over een vorderingsrecht waarover de

gefailleerde niet beschikte maar hier heeft de boedel wel effectief collectieve schade geleden.

(iii) Onzekerheid troef

95. Het Hof introduceerde meteen ook al onzekerheid omtrent de nieuwe bevoegdheid van de curator.

Volgens het Hof kan de curator deze vordering enkel instellen wanneer de gehoudenheid van de derde

bestaat tegenover alle schuldeisers. Welnu, een uitgetreden vennoot is op grond van artikel 209 W.

Venn. niet meer gehouden t.o.v. nieuwe schuldeisers waarbij je dus kan stellen dat er geen

gehoudenheid is t.o.v. alle schuldeisers.

Hier past het Hof echter recentelijk een mouw aan door te stellen dat je deze voorwaarde niet al te

letterlijk mag nemen. Het Hof poneerde de regel dat de gehoudenheid ten opzichte van alle

schuldeisers nog altijd bestaat ook al is de omvang van die gehoudenheid verschillend. Aldus volgens

advocaat-generaal VANDEWAL “de omstandigheid dat de schuldeisers wier schuldvorderingen zijn

ontstaan nadat de verweerders hun deelneming hebben overgedragen, geen afbreuk doet aan de

202 H. DE WULF, Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator, Gent, Financial Law Institute, 2009, 34. 203 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DE DIER en S. COOLS, “De V.O.F. en de commanditaire vennootschap, TPR 2012, afl. 1, 231. 204 H. DE WULF, Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator, Gent, Financial Law Institute, 2009, 26.

Page 57: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

49

gehoudenheid van verweerders ten aanzien van alle schuldeisers wier schuldvorderingen voordien

zijn ontstaan”.205

96. Ondanks de eventueel verdedigbare bedoelingen van de rechtspraak (nl. efficiëntie overwegingen

en de gelijkheid van schuldeisers) is er nog steeds de afwezigheid van enige wettelijke basis voor het

nieuwe vorderingsrecht. Dit heeft wellicht te maken met een zekere cultuur waarbij het Hof zich

bevoegd acht om nieuw recht te scheppen zonder degelijke verantwoording vermits ze toch steeds

beweert het recht gewoon toe te passen. Helaas komt dit de rechtszekerheid niet ten goede.

97. Ook de draagwijdte van deze nieuwe bevoegdheid is nog onduidelijk. In de arresten tot nu toe ging

het steeds om schuldvorderingen tegenover een derde die met de vennootschap quasi vereenzelvigd

wordt qua schulden. We moeten verdere cassatierechtspraak afwachten om te zien of ook in een

situatie waarin een derde een schuld heeft tegenover de gezamenlijke schuldeisers die niet voortvloeit

uit het feit dat hij dient in te staan voor de schulden van de gefailleerde, het Hof identiek zou

oordelen.206

§6 Besluit 98. De curator is in beginsel als enige bevoegd om op te komen voor collectieve schade. Dit is in de

eerste plaats schade waarvoor de gefailleerde buiten faillissement vergoeding zou kunnen vorderen. In

dit opzicht werkt het concept ‘collectieve schade’ verwarrend vermits het gemeen

aansprakelijkheidsrecht dit begrip niet kent. Volgens sommigen beschikt de curator ook over een

vorderingsrecht voor de schade ten gevolge van paulianeuze handelingen die schuldeisers benadelen

in hun verhaalsmogelijkheden wanneer de gefailleerde zelf niet over zo’n vorderingsrecht beschikt.

Verder moeten ook bepaalde bijzondere aansprakelijkheidsvorderingen die enkel na faillissement

kunnen worden uitgeoefend, als modaliteiten van deze vorderingen tot vergoeding van collectieve

schade worden beschouwd. Het nieuwe door de rechtspraak gecreëerde vorderingsrecht op basis van

efficiëntieoverwegingen valt voorlopig nog te negeren in het algemene leerstuk van collectieve schade

gezien de bijzondere context waarin deze zich stelt.

205 F. PARREIN, “Aansprakelijkheid van oude en nieuwe vennoten voor de schulden van de failliete V.O.F”, RW 2014-15, afl. 1, 25, (noot bij Cass. 7 november 2013). 206 H. DE WULF, Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator, Gent, Financial Law Institute, 2009, 33-35.

Page 58: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

50

HOOFDSTUK 3: VORDERINGSRECHTEN INDIVIDUELE SCHULDEISER

§1 Vooraf

99. Het vorderingsrecht van de curator voor collectieve schade dient te worden onderscheiden van het

vorderingsrecht van de individuele schuldeiser tegen derden. Dit wordt niet getroffen door de

buitenbezitstelling en blijft na faillissement overeind. Individuele schuldeisers kunnen slechts een

vordering instellen voor de door hen geleden ‘bijzondere schade’ ook wel ‘individuele schade’

genoemd (§2). Ze kunnen niet vorderen voor (patrimoniale) reflexschade, dit is schade die is afgeleid

van de schade aan het hoofdslachtoffer, in deze masterproef de gefailleerde boedel (§3).

Bovendien stellen we vast dat ook hier de wetgever in bepaalde gevallen de bevoegdheden van

individuele schuldeisers heeft trachten uit te breiden. Zo kan een individuele schuldeiser sedert 2002

zijn aandeel in de collectieve schade vorderen wanneer een bestuurder een kennelijk grove fout heeft

begaan (§4). Ook een aantal bijzondere schuldeisers zoals de fiscus en de RSZ zagen de laatste 10 jaar

hun vorderingsrechten drastisch versterkt worden (§5). Hierbij dient opgemerkt te worden dat in

tegenstelling met het exclusief vorderingsrecht van de curator, de rechtspraak de vorderingsrechten

van de individuele schuldeisers echter op allerlei manieren heeft ingeperkt gedurende het faillissement

en dit in het voordeel van de curator. De verhouding met de vordering van de curator wordt zodus ook

steeds belicht.

§2 Vordering voor bijzondere schade

1. Begripsomschrijving

100. Van de collectieve schade dient de individuele schade te worden onderscheiden, ook wel

bijzondere of persoonlijke schade genoemd. Een schuldeiser kan tijdens het faillissement een

vordering instellen tot vergoeding van individuele schade die is ontstaan vóór het faillissement.207 Dit

207 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 322.

Page 59: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

51

gesteund op het welbekend feit dat de individuele vorderingsrechten van schuldeisers tegen derden

niet getroffen worden door het faillissement; enkel hun executierechten t.o.v. de gefailleerde worden

opgeschort. De schuldeiser moet daarbij aantonen dat hij een persoonlijke schade heeft ondergaan die

te onderscheiden is van het verlies (van een deel) van zijn schuldvordering.

Over het feit dat zijn schuldvordering niet integraal kan worden voldaan, kan een schuldeiser niet

komen klagen. Die schade treft immers alle (chirografaire) schuldeisers en is weerkaatsingsschade ten

gevolge van ontoereikend boedelactief en wordt in zijn geheel exclusief gevorderd door de curator (zie

infra nr. 110 e.v.).208

Bijzondere of individuele schade daarentegen wordt normaliter niet door elke individuele schuldeiser

ondergaan maar hangt steeds af van de concrete omstandigheden in hoofde van de schuldeiser.209

HEENEN stelt dat “les dommages-intérêts dont évalués en fonction de la situation personnelle du

demandeur, sans qu’il soit fait référence au préjudice collectif”.210

2. Voorbeelden

101. Deze vorderingsbevoegdheid voor individuele schade zal hieronder worden verduidelijkt met

enkele voorbeelden. Alweer dient opgemerkt te worden dat deze opsomming niet-limitatief is, maar

louter gebaseerd op de meest courante gevallen in de rechtspraak. Wederom wordt voornamelijk het

vermogen van de bestuurder geviseerd, dit gezien zijn dichte band met de vennootschap.

A. Aansprakelijkheid bestuurders

(i) Schending algemene zorgvuldigheidsnorm

102. De bestuurder is voor gewone bestuursfouten in beginsel enkel aansprakelijk tegenover de

vennootschap en niet tegenover derden, zoals individuele schuldeisers. Per slot van rekening heeft een

208 E. DIRIX, “Recente rechtspraak insolventierecht” in H. COUSY en E. DIRIX (eds), Themis Insolventierecht nr.20, Brugge, Die Keure, 2003-04, 74. 209 K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen”, NjW 2007, 157. 210 J. HEENEN, “Prejudice collectif et action individuelle” in G. BAERT en J. RONSE (eds.), Liber amicorum Jan Ronse, Waterloo, Kluwer, 1986, 231.

Page 60: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

52

bestuurder of zaakvoerder in beginsel enkel contractuele verplichtingen t.o.v. van de vennootschap die

voortvloeien uit zijn bestuurscontract.211

103. In bepaalde gevallen is het echter wel mogelijk dat de slechte uitvoering van hun

bestuursmandaat tevens een onrechtmatige daad tegenover derden is, waarvoor de bestuurder

tegenover die derde op grond van art. 1382 BW buitencontractueel aansprakelijk is. Wanneer exact

een bestuurdersfout ook een onrechtmatige daad uitmaakt is vaak niet duidelijk. De algemene regel is

dat een onrechtmatige daad een gedraging is die afwijkt van de handelswijze van de normaal redelijke

bestuurder in dezelfde omstandigheden. Dit criterium op zich zegt natuurlijk niet veel.212

Vermits bestuurders professionelen zijn, wordt wel sneller aangenomen dat hun contractuele fouten

ook een onrechtmatige daad uitmaken t.o.v. derden. Zo wil men bestuurders laten inzien dat hun handelingen ook een effect hebben op derden, zoals de schuldeiser van de vennootschap. De leer van

de quasi-immuniteit van de bestuurders vormt echter wel een extra rem op hun externe

aansprakelijkheid.213

Een typevoorbeeld van een vordering door een individuele schuldeiser in faillissementscontext is de

schade als gevolg van een precontractuele fout van de bestuurder. Dit doet zich voor wanneer deze

laatste een schuldeiser ertoe aanzet met zijn onderneming te contracteren op basis van onvolledige

informatie. 214 Het valt immers voor dat de bestuurder namens een vennootschap met een derde

contracteert terwijl hij op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst wist, of behoorde te

weten, dat deze door de vennootschap niet kon worden terugbetaald en zo een valse schijn van

solvabiliteit ophield.215 De schade die de schuldeiser hierdoor leed, is persoonlijke schade en te

onderscheiden van de schade gemeenschappelijk aan alle schuldeisers in de massa.

Van belang is dus om steeds nauwkeurig het tijdstip van de oorsprong van het schadeverwekkend feit

te bepalen, de zogenaamde peildatum. Enkel schuldeisers die na dit tijdstip en op grond van deze

onrechtmatige toestand van schijn van solvabiliteit hebben gecontracteerd, zullen eventueel een eigen

schade kunnen aantonen. Merk dus het beperkter toepassingsgebied op i.v.m. de curator zijn

vorderingsbevoegdheid voor collectieve schade. Deze kan vorderen voor alle gemeenschappelijke

211 H. DE WULF. en I. DE POORTER, De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen, Gent, Financial law Institute, Universiteit Gent, 2004, 11. 212 H. DE WULF. en I. DE POORTER, De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen , Gent, Financial law Institute - Universiteit Gent, 2004, 11. 213 Zie H. VANDENBERGHE, “Inbreuk op de zorgvuldigheidsnorm- Bestuurders van vennootschappen en verenigingen”, TPR 2010, afl. 4, 1961-1977. 214 Gent 1 maart 1989, TRV 1989, 434; Gent 19 april 2001, TRV 2004; Gent 13 februari 2012, DAOR 2012. 215 Gent 19 april 2001, TRV 2004, 728, noot VANANROYE Gent 13 februari 2012, DAOR 2012, 206.

Page 61: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

53

schuldeisers, dus zowel ten gunste van de schuldeisers die reeds bestonden vóór het

schadeverwekkend feit als deze na het schadeverwekkend feit.216

In Nederland wordt de soortgelijke vordering de Beklamelvordering genoemd naar een arrest van de

Hoge Raad van 6 oktober 1989. De individuele schuldeiser kan hier een aansprakelijkheidsvordering

instellen tegen de bestuurder die een overeenkomst is aangegaan terwijl hij wist of moest weten dat

zijn vennootschap deze niet meer (geheel) kon nakomen.217

(ii) Overtreding van W. Venn. of de statuten

104. De interne aansprakelijkheidsregels van de actio mandati gelden enkel tussen de vennootschap en

zijn bestuurders. Dit geldt echter niet voor het bijzondere regime voor overtredingen van het W. Venn.

of statuten. Hiervoor zijn bestuurders ook tegenover derden aansprakelijk.

Bij de bespreking van het vorderingsrecht van de curator haalden we aan dat de niet-naleving van de

alarmbelprocedure een bijzondere toepassing hiervan is (zie supra nr. 48). Ook derden kunnen schade

lijden door het verzuim de algemene vergadering bijeen te roepen. Heeft een derde een niet-

verhaalbare vordering op de vennootschap die niet zou zijn ontstaan indien zij tijdig was ontbonden,

dan is er sprake van bijzondere schade waarvan de vergoeding na faillissement kan worden gevorderd

door een individuele schuldeiser.218 Wanneer de schuldvordering van de derde evenwel reeds bestond

op het ogenblik dat de alarmbelprocedure diende te worden nageleefd, dan is dit collectieve schade die

enkel door de curator kan worden verhaald.219220

Dit maakt van deze vordering een toepassing van de aansprakelijkheid voor het verderzetten van een

reddeloos verloren deficitaire activiteit, zij het dat de bewijslast in het voordeel van derden is

verschoven. Vermits het voor derden moeilijk is het causale verband tussen hun individuele schade en

het verzuim de algemene vergadering bijeen te roepen aan te tonen, bevat art. 332 al. 4, 431 al. 4 en

art. 633 al. 5 W. Venn. een vermoeden juris tantum dat de schade door derden geleden vermoed wordt

216 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 481. 217 HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 en M. Ph. VAN SINT TRUIDEN, Rechtspraak Faillissementsrecht, Den Haag, Koninklijke Vermande, 70-74. 218 Gent 24 september 2007, TRV 2008, 582, noot K. MARESCEAU; K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 335. 219 Brussel 4 december 2008, TBH 2009, 960, JDSC 2010, 120, noot M. DELVAUX; Kh. Bergen 26 juni 2008, JDSC 2008, 217. 220 Contra: R. TAS, “Winstuitkering, kapitaalvermindering en –verlies in NV en BVBA” in X (eds.), Rechtspersonen- en vennootschapsrecht Jan Ronse Instituut- K.U. Leuven, Kalmthout, Biblo, 2003, 590. Volgens TAS beschikt een schuldeiser wiens schuldvordering bestond op het ogenblik waarop de activiteiten moesten worden stopgezet, ook over een individueel vorderingsrecht vermits de terugbetaling van zijn schuldvordering in verhouding minder zal zijn doordat de alarmbelprocedure niet werd nageleefd.

Page 62: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

54

uit het ontbreken van de bijeenroeping voort te vloeien. De naleving van de alarmbelprocedure zal

bovendien de bestuurders niet beschermen tegen aansprakelijkheid op grond van het verderzetten van

deze reddeloos verloren onderneming op basis van art. 1382 BW.221

B. Aansprakelijkheid kredietverlener

105. Voor derden zal het minder problematisch zijn om banken aansprakelijk te stellen in vergelijking

met de gefailleerde doordat zijzelf niet wetens en willens de kredietovereenkomst hebben aangegaan

en hen die (gedeelde) fout niet kan worden verweten.

De aansprakelijkheidsgrond die schuldeisers m.b.t kredietaansprakelijkheid het meest aanhalen is het

feit dat het krediet hen heeft misleid omtrent de kredietwaardigheid van de kredietnemer, nl. het

opwekken van een schijn van kredietwaardigheid. Dit terwijl de bank ten tijde van krediettoekenning

of -handhaving en alle omstandigheden in acht genomen wist of moest weten dat de toestand van de

kredietnemer zodanig onherroepelijk was verslechterd dat er redelijkerwijze geen kans op herstel meer

bestond. 222 De derde gaat zo veronderstellen dat de kredietnemer nog solvabel is, vermits zijn debiteur

in het omgekeerde geval van een normaal zorgvuldige bank, geen krediet meer zou verkrijgen.

Het zal hierbij enkel gaan over een krediet aan ondernemingen die reddeloos verloren zijn (lees

virtueel failliet) en niet aan een onderneming die zich gewoon in moeilijkheden bevindt.223 Men wil

immers vermijden dat banken zich volledig onthouden om ondernemingen, die zich tijdelijk in

betalingsmoeilijkheden bevinden, te helpen.224 Hierbij zal de rechter abstractie dienen te maken van

zekerheden en zich moeten hoeden voor een a posteriori beoordeling. Hij mag namelijk enkel

rekening houden met elementen die bekend waren op het moment dat de bank haar beslissing heeft

genomen. Hun schade zal bestaan in het niet-gerecupereerde bedrag van hun schuldvordering die niet

zou zijn ontstaan zonder de opgewekte schijn omtrent de kredietwaardigheid. 225

In beginsel zullen enkel schuldeisers, waarvan de vordering is ontstaan na de betwiste kredietverlening

of –handhaving, individuele schade hebben geleden. Enkel zij kunnen namelijk een causaal verband

221 K. GEENS en J. VANANROYE, “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 20. 222 J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 155. 223 Bergen 20 september 1999, JLMB 2000, 1684. 224 D. BRACKE en D. BLOMMAERT, “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling als kredietverlener in het kader van de relatie met haar contractant”, RABG 2009, 1044, (noot onder Brussel 28 april 2008). 225 Bergen 12 januari 1998, JLMB 1998, 1430.

Page 63: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

55

aantonen tussen de onrechtmatige kredietverlening en het ontstaan van hun schuldvordering. Deze

gaan namelijk af op de schijn van kredietwaardigheid.226

3. Coëxistentie vordering curator en individuele schuldeisers

A. Zelfde oorzaak, zowel individuele als collectieve schade

106. Het is perfect mogelijk dat de aanspraak van een individuele schuldeiser dezelfde oorsprong kent

als een mogelijke vordering van de curator voor collectieve schade. Dit vormt geen bezwaar voor het

bestaan van een individueel vorderingsrecht.227 Er dient namelijk te worden gekeken naar de aard van

de schade (eigen schade of collectieve schade) en niet naar de oorzaak ervan. Bijgevolg is het

mogelijk dat eenzelfde derde door zowel de curator als een individuele schuldeiser wordt

aangesproken. In een voorbeeld uit de rechtspraak had een schuldeiser bij gebrek aan naleving van de

alarmbelprocedure, een individueel vorderingsrecht tegen de bestuurders. Bij het ontstaan van het

faillissement verkreeg ook de curator een vorderingsrecht voor de schade die de vennootschap

hierdoor had geleden sinds de niet-bijeenroeping van de algemene vergadering.228

Denk ook aan het geval waarbij bestuurders een reddeloos verloren onderneming verderzetten.

Hierdoor kan het vermogen van de gefailleerde bedrijfseconomisch verarmd zijn en bijgevolg

collectieve schade doen ontstaan. Verder kunnen individuele schuldeisers waarvan de vordering is

ontstaan na de peildatum, zelf individuele schade hebben geleden.

B. Discussie in rechtspraak en rechtsleer

107. Vroeger bestond er onduidelijkheid in de rechtspraak of een individuele schuldeiser een

vordering kon instellen vermits men er soms verkeerdelijk van uitging dat het debat omtrent

schadevergoedingsaanspraken van de boedel en individuele schuldeisers een ontvankelijkheidsvraag

was. Wanneer een individuele schuldeiser poogde te vorderen voor zijn individuele schade, wierp de

verweerder eenvoudigweg op dat het ging om collectieve schade en de individuele schuldeiser geen

226 Anterieure schuldeisers kunnen aantonen dat ze omwille van de schijn van kredietwaardigheid een opeisbare schuldvordering hierdoor niet hebben ingevorderd. Onvrijwillige schuldeisers (bv. degene die recht hebben op schadevergoeding door dat een vrachtwagen van onderneming hem omver heeft gereden) zullen nooit kunnen stellen dat ze af zijn gegaan op een schijn. Wel kunnen ze stellen dat zonder het krediet de kredietnemer sneller failliet zou zijn gegaan. Beide hypotheses zijn eerder theoretisch, J. VANANROYE, “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 155. 227 Cass. 8 maart. 1965, Pas. 1965, I. (684) 692. 228 Kh. Ieper 21 oktober 2001, JDSC 2006, 145, RW 2003-04, 431.

Page 64: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

56

hoedanigheid had om deze te vorderen. Het was namelijk de curator die over dit exclusief

vorderingsrecht beschikte. Dit probleem stelt zich nu niet meer vermits men dit behandelt als een

vraag ten gronde met als praktisch voordeel dat er ten gevolge van eenzelfde fout, zowel collectieve

als individuele schade kan ontstaan.229

Het hof van beroep te Antwerpen230 stelde ook dat de gelijkheid der schuldeisers werd doorkruist

wanneer een schuldeiser voor diens eigen rekening een vordering kon instellen. Deze zienswijze is

niet correct vermits de schuldeiser niet de vergoeding vorderde van zijn schuldvordering op de failliete

vennootschap maar wel voor de schade die hij zelf leed. De gelijkheid der schuldeisers speelt enkel bij

de verdeling van het vermogen van de gefailleerde.

Tegenstand kwam er ook uit een stroming van de rechtsleer die meende dat de vordering van de

curator superieur was t.o.v. van de vordering van individuele schuldeisers. Bepaalde rechtsgeleerden

waren van mening dat de vordering van individuele schuldeisers subsidiair diende te zijn aan deze van

de curatele.231 Anderen stelden dat ze tenminste opgeschort diende te worden ten voordele van een

aanhangige vordering van de curator.232

108. Deze opinies zijn zeer discutabel aangezien hiervoor geen wettelijke basis te vinden. Zoals eerder

uiteengezet heeft het faillissement namelijk geen invloed op de vorderingsrechten van de

schuldeisers.233 De prioriteit van de vordering van de curator kan ook niet verklaard worden door te

stellen dat een schuldeiser geen belang heeft. Integendeel, hij heeft er net alle belang bij om de

aansprakelijke derde uit te winnen vóór de curator. De opbrengst van de vordering van de curator zal

namelijk blootgesteld worden aan de verdelingsregels eigen aan het faillissement. De individuele

schuldeiser zal pas vergoeding verkrijgen na voldoening van de bevoorrechte schuldeisers en hij moet

zich gedragen naar de paritas creditorum die geldt tussen de chirografaire schuldeisers. Bovendien

ziet hij zijn dividend ook ingeperkt door de kosten en erelonen van de curator die bij voorrang door de

boedel worden betaald.234

229 Brussel 14 september 2010, JLMB 2011, afl. 4, 183 en J. VANANROYE, “Collectieve schade na faillissement: een kwestie van concrete schadebegroting”, RW 2011-12, 372 , (noot bij Cass. 4 februari 2011). 230 Antwerpen 13 februari 1989, TBH 1990, 434. 231 M. VANMEENEN, “De faillissementswet herbekeken” in H. COUSY en E. DIRIX (eds.), Insolventierecht-Themis nr. 20, Brugge, Die Keure, 2003, 27. (5-27) 232 I. VEROUGSTRAETE en C. VAN BUGGENHOUT, “Faillissement en continuïteit van de onderneming”, TPR 1990, 1745. 233 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 484. 234 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 484.

Page 65: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

57

C. Bijzonder probleem

109. Er ontstaat echter een praktisch probleem wanneer de curator en de individuele schuldeiser

tegelijkertijd dezelfde derde aanspreken, de ene ter vergoeding van collectieve schade en de andere ter

vergoeding van zijn individuele schade. De individuele schuldeiser zal eventueel ook via de claim van

de boedel op deze derde kunnen mee profiteren van de gegeneerde opbrengst door de curator. De

opbrengst van een geslaagde aansprakelijkheidsvordering uitgeoefend door de curator komt immers in

het actief van de boedel terecht en zal mogelijks een positieve invloed hebben op het dividend dat de

schuldeiser uit het faillissement zal verkrijgen waardoor zijn individuele schade afneemt. Indien dit

probleem zich stelt, bestaat het gevaar dat de derde de overlappende schade dubbel dient te betalen en

bijgevolg de individuele schuldeiser ook tweemaal langs de kassa passeert.

Wanneer dit eerder uitzonderlijke geval zich voordoet, zullen hoven en rechtbanken in de praktijk

meestal wachten met het uitbetalen van de definitieve schadevergoeding aan de individuele

schuldeisers tot op het moment dat het faillissement is afgesloten, vermits de individuele schade die

een schuldeiser heeft geleden dan met zekerheid komt vast te staan. Meestal wordt hem in deze

tussentijd een provisionele schadevergoeding toegekend. De definitieve schadeloosstelling zal dan

bestaan uit het verschil tussen hun schuldvordering in het faillissement en het dividend dat werd

uitgekeerd bij afsluiting van het faillissement (als hun volledige onbetaalde schuldvordering als

individuele schade kan worden beschouwd). De facto zal de vordering van de curator bijgevolg wel

voorrang genieten aangezien de rechter eerst zal beslissen over de vordering van de curator en na het

faillissement over de vordering van de schuldeisers. 235

§3 Geen vorderingsrecht voor patrimoniale reflexschade

1. Begripsomschrijving

110. Het individuele ‘aandeel’ in de collectieve schade leidt uiteraard ook tot een individueel nadeel

bij de schuldeisers. Het foutief of onrechtmatig optreden van een derde t.o.v. de

schuldenaar/gefailleerde heeft namelijk een vermindering van zijn vermogen tot gevolg dat het

gemeenschappelijk onderpand van zijn schuldeisers raakt. Hun verhaalspositie zal hierdoor minder

gunstig zijn aldaar zij als (chirografaire) schuldeiser door het ontstaan van deze collectieve schade

235 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 484.

Page 66: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

58

naar evenredigheid met hun schuldvordering, minder uit het faillissement kunnen verwachten.236 Hun

aandeel in deze collectieve schade wordt ook wel patrimoniale reflexschade of afgeleide schade

genoemd.

De afgeleide schade is volgens RONSE de schade geleden door anderen (de individuele schuldeisers)

dan het onmiddellijk betrokken slachtoffer (de gefailleerde), die evenwel een werkelijk belang hadden

bij het behoud van het vermogen van het onmiddellijk getroffen slachtoffer.237 Die schade dient strikt

te worden onderscheiden van de hierboven besproken bijzondere schade die individuele schuldeisers

kunnen lijden. Deze wordt niet op gelijke wijze door alle individuele schuldeisers ondergaan, m.a.w.

niet iedere individuele schuldeiser lijdt, in zijn verhouding tot zijn vordering op de boedel, individuele

schade.238

Wanneer een schuldenaar failliet wordt verklaard en er kan worden vastgesteld dat een derde schade

aan de gefailleerde boedel heeft toegebracht, is de vraag of de schuldeisers tegen die derde een

aansprakelijkheidsvordering kunnen instellen ter vergoeding van de door hen geleden schade. Dit is

het verlies, geheel of deels, van de invorderbaarheid van hun schuldvordering. 239

2. Ontkenning in de rechtspraak

111. In het algemeen wordt aangenomen dat de individuele schuldeisers niet over dergelijke

aansprakelijkheidsvorderingen beschikken. Ook het Hof van Cassatie houdt strikt de hand aan het

principe van niet invorderbaarheid van hun individueel aandeel in de collectieve schade door

individuele schuldeisers. Dit herbevestigde ze nog eens in een arrest van 17 januari 2008.240 In deze

zaak poogde de fiscus een bestuurder aansprakelijk te stellen voor schade ontstaan wegens de niet-

naleving van de alarmbelprocedure. De fiscus vorderde daarvoor een bedrag dat identiek was aan zijn

niet-geïnde belastingen. Het arrest a quo besliste letterlijk dat de schade van de fiscus bestond in het

verlies van de mogelijkheid om de belastingen te kunnen innen, rechtstreeks van de vennootschap of

via een dividend uit het faillissement. Bijgevolg besloot het Hof dat de fiscus enkel vergoeding

vorderde voor het feit dat zijn schuldvordering in het faillissement niet werd voldaan, en dit is volgens

het Hof niet toegelaten. Hierbij benadrukte het Hof dat de onmogelijkheid voor de individuele

236 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 64. 237 J. RONSE, Schade en schadeloosstelling in APR, Gent, Story, 1984, 33. 238 K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen”, NjW 2007, 147. 239 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (ed.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 66. 240 Cass. 17 januari 2008, Pas. 2008, 139, RABG 2008, 530, RGCF 2008, 223, noot E. VAN BRUSTEM, RW 2009-10, 1083.

Page 67: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

59

schuldeiser bestaat tijdens het faillissement, zodat het onduidelijk blijft of de schuldeiser nadien over

een individueel vorderingsrecht beschikt.241

Er blijkt zodus een grote terughoudendheid te bestaan in de rechtspraak om persoonlijke schade in

hoofde van een individuele schuldeiser vast te stellen, wanneer een derde aan zijn schuldenaar schade

heeft veroorzaakt en zulks de invorderbaarheid van de schuldvordering in het gedrang brengt. Hierbij

wordt niet betwist dat de individuele schuldeiser schade lijdt, maar deze wordt onvergoedbaar geacht

via de algemene stelregel dat het gaat om patrimoniale reflexschade en dat elke schuldeiser die in

gelijke mate lijdt.

3. Reflexschade in het gemeen aansprakelijkheidsrecht

112. Vermits de rechtspraak de afwezigheid van een individueel vorderingsrecht voor afgeleide schade

weinig argumenteert, kunnen we ons afvragen of de oorzaak hiervoor te vinden is in het

aansprakelijkheidsrecht. Opdat uit het oogpunt van het gemeen aansprakelijkheidsrecht een

individuele schuldeiser over een vordering beschikt die voldoet aan art. 1382 BW, dient er schade te

worden veroorzaakt die zeker en persoonlijk is. Hierna verifieer ik of hier argumenten voor of tegen

een individueel vorderingsrecht voor patrimoniale reflexschade kunnen worden gevonden.242

A. Schade moet zeker zijn

113. Een essentiële voorwaarde opdat de schade voor vergoeding in aanmerking komt, is het zeker

karakter ervan. RONSE omschrijft deze voorwaarde als volgt: “de schade zal zeker zijn wanneer deze

in zo hoge mate waarschijnlijk is, dat de rechter niet ernstig meer aan het tegendeel moet denken, ook

al is dit theoretisch mogelijk”. Men vereist dus een juridische zekerheid en geen positief-

wetenschappelijke zekerheid.243

Hieraan gekoppeld is dat de schade niet reeds vergoed of hersteld mag zijn om voor schadevergoeding

in aanmerking te komen. Volgens de meerderheidsopvatting is dit het belangrijkste argument om een

vorderingsrecht van een individuele schuldeiser te ontkennen. Zolang het faillissement duurt, is het

241 I. BOONE en B. WYLLEMAN, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht” in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 244. 242 J. RONSE, Schade en schadeloosstelling, A.P.R. reeks, Gent, Story, 1984, 75-76 en K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen”, NjW 2007, 157. 243 K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen”, NjW 2007, 158.

Page 68: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

60

mogelijk dat de curator de vergoeding vordert voor de collectieve schade en indien dit gebeurt, wordt

meteen de afgeleide schade van de schuldeisers vergoed. Hierdoor heeft de afgeleide schade van de

schuldeiser geen voldoende zeker karakter om voor vergoeding in aanmerking te komen.244

114. A contrario kunnen we volgens sommige auteurs hieruit afleiden dat wanneer het faillissement

wordt afgesloten en de curator geen aansprakelijkheidsvordering heeft ingesteld, met zekerheid komt

vast te staan dat de schade niet zal worden vergoed en zo verkrijgt de afgeleide schade een zeker

karakter.245 Ook wanneer duidelijk is dat de curator gedurende het faillissement geen vordering zal

instellen, zou een individuele schuldeiser eventueel kunnen overgaan tot het invorderen van deze

schade.246

115. De moeilijkheid bij het aantonen van de schade ligt hier dus bij haar zgn. onzekerheid. Bovendien

bestaat bij rechters een bezorgdheid om de aansprakelijkheid binnen aanvaardbare grenzen te houden.

Schade bij weerkaatsing is volgens CORNELIS een jurisprudentieel begrip dat er via het schade- en het

causaliteitsbegrip247 ertoe strekt de aansprakelijkheidslast te beperken. Het zal bijgevolg voor een

schuldeiser niet eenvoudig zijn om te bewijzen dat zijn schade een voldoende zeker karakter heeft

maar het is in ieder geval niet onmogelijk.248

B. Eigen of persoonlijke schade

116. Vaak wordt opgeworpen dat enkel het rechtstreekse slachtoffer, de gefailleerde en bij

faillissement de curator q.q., een vergoeding kan instellen voor de door hem geleden schade. De

schuldeisers als onrechtstreekse slachtoffers zouden niet over een vorderingsrecht voor schade

veroorzaakt aan het vermogen van hun schuldenaar beschikken omdat de schade in het vermogen van

de schuldenaar en niet in het patrimonium van de schuldeisers werd geleden. Vermits het persoonlijk

karakter een voorwaarde is om een schadevergoeding te kunnen toekennen, zouden individuele

schuldeisers om deze reden geen vordering hebben voor schade die ze slechts door weerkaatsing

lijden.249

244 I. BOONE en B. WYLLEMAN, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht”, in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 244. 245 I. BOONE en B. WYLLEMAN, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht” in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 244. 246 Door bijvoorbeeld dit expliciet te vragen aan de curator. 247 De derde zal dienen aan te tonen dat zonder de fout van de derde de schuld wel zou zijn betaald. In een faillissementsprocedure, waarbij er verscheidene elementen tot een faillissement en dus tot een onbetaalde schuld kunnen leiden, zal dit niet makkelijk zijn. 248 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 65. 249 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 480.

Page 69: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

61

117. De vereiste dat de schade door de eiser persoonlijk moet zijn geleden, sluit echter volgens

anderen geenszins de vergoeding uit van schade die bij weerkaatsing wordt geleden. Er wordt in de

rechtspraak inderdaad principieel een onderscheid gemaakt tussen de schade die rechtstreeks en

onrechtstreeks door de onrechtmatige daad wordt veroorzaakt. Wanneer de onrechtstreekse schade

wordt geleden door een ander rechtssubject dan de persoon die de rechtstreekse schade onderging,

spreekt men van schade bij weerkaatsing.250 Er bestaat echter geen twijfel over dat die schade door de

individuele schuldeiser ook persoonlijk werd geleden.251 De vermogenstoestand van de individuele

schuldeiser is er namelijk op achteruitgegaan door de fout van de derde t.o.v. de gefailleerde.

4. Afwezigheid door pragmatische overwegingen 118. De kordaatheid waarbij patrimoniale reflexschade steeds in algemene bewoordingen van de hand

wordt gedaan, wekt toch enige verwondering. Zeker nu blijkt dat het volgens het gemeen

aansprakelijkheidsrecht niet absoluut onmogelijk is om vergoeding voor afgeleide schade te vorderen,

al zal het zeer moeilijk zijn om een zekere schade en/of een causaal verband aan te tonen. Rechters

laten echter steeds na om de vordering voor individuele schuldeisers voor hun aandeel in de

collectieve schade te toetsen aan bovenstaande voorwaarden. Dit kunnen we eventueel verklaren

doordat er in hoofde van hoven en rechtbanken hoogstwaarschijnlijk ook onuitgesproken pragmatische

redenen meespelen.

Ten eerste is een collectieve aanpak eigen aan een collectieve procedure zoals het faillissement. Er is

één neutrale-bewindvoerder die ageert in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en de

individuele acties van de schuldeisers worden zoveel als mogelijk geneutraliseerd. Hen een

vorderingsrecht geven voor een deel van deze collectieve schade wordt ervaren als een breuk met het

doel en de eigenheid van een faillissementsprocedure nl. een efficiënte tegeldemaking en de gelijkheid

van de schuldeisers.

Bovendien rijzen er heel wat praktische moeilijkheden om deze patrimoniale reflexschade te begroten.

De schade is niet zonder meer gelijk aan het bedrag van de schuldvordering. Er moet rekening worden

gehouden met de rangorde van de schuldeisers en met het al dan niet bestaan van een netto-actief bij

de schuldenaar. Indien de schuldenaar al insolvabel was op het ogenblik dat de derde de fout beging,

zal de schuldeiser mogelijks geen schade in causaal verband met de fout hebben geleden.

250 Bekendste voorbeelden van patrimoniale reflexschade: morele schade die wordt geleden door echtgenoten, ouders of kinderen ten gevolge van het foutief veroorzaakt overlijden van een echtgenoot, kind of ouder. 251 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 64.

Page 70: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

62

119. Het zal inderdaad een zwaar karwei zijn om aan te tonen in welke toestand de individuele

schuldeiser zich concreet zou hebben bevonden.252 De redenen van de afwijzing van een vordering van

de minnelijke benadeelde worden ook duidelijk indien we het vorderingsrecht van individuele

schuldeiser bij kennelijk grove fout van een bestuurder bekijken (zie infra nr. 132 e.v.). De rechter

mag echter de vordering in principe niet ongegrond verklaren omdat de schade hem moeilijk

begrootbaar lijkt. Wanneer de schade zeker is maar niet voor precieze begroting vatbaar, kan hij deze

ook nog steeds ex aequo bono begroten. 253 Daar dit in de rechtspraak voorlopig niet gebeurt wijst erop

dat pragmatische overwegingen de bovenhand halen op deels terechte juridische overwegingen.

5. Vergelijking vordering aandeelhouders voor afgeleide schade

120. Bovenstaande problematiek stelt zich ook bij de vraag of aandeelhouders van een (gefailleerde)

vennootschap een vordering kunnen instellen voor de schade die zij onrechtstreeks lijden doordat een

derde schade aan de vennootschap berokkent. Het systeem van de rechtspersoon impliceert dat hun

persoonlijk vermogen afgescheiden is van deze van de rechtspersoon. Bovendien worden ze bij

faillissement gezien als een soort van achtergestelde schuldeiser. Ook deze groep van individuen

wordt volgens de traditionele strekking consequent een vordering ontzegd tot vergoeding van een

waardevermindering van hun aandelen door bijvoorbeeld bestuursfouten. Alweer berust dit op

dezelfde stelregel als bij individuele schuldeisers in de faillissementscontext: hun schade vormt geen

eigen schade maar is afgeleid van de schade aan het vennootschapsvermogen en deze behoort tot de

collectieve schade die de vennootschap lijdt.254 De argumenten daarvoor worden zowel uit het

aansprakelijkheidsrecht als uit het vennootschaps- en rechtspersonenrecht geput.

Vanuit het aansprakelijkheidsrecht wordt beklemtoond dat deze schade toebehoort aan de

vennootschap en alle aandeelhouders op gelijke wijze treft in verhouding tot hun participatie. Ze lijden

deze in hun hoedanigheid van vennoot en bovendien verdwijnt de schade wanneer de schade van de

vennootschap wordt hersteld. Wanneer de vennootschap beslist om geen vergoeding voor de

ondergane schade te vorderen, ligt de oorzaak van hun afgeleide schade in deze beslissing en niet in de

fout van de derde. Ook zal wanneer de vennootschap zelf optreedt, de schade via deze weg vergoed

worden. Hierdoor komt ook het zeker karakter van deze schade in het gevaar. Gezien de

vennootschapsrechtelijke context waarin aandeelhouders optreden wordt de afwezigheid ook verklaard

vanuit de rechtspersonentechniek. Deze techniek schermt zowel de aandeelhouders hun plichten af

252 L. CORNELIS , “Persoonlijk over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 68-69. 253 Cass. 13 april 1995, Arr Cass. 1995, 409. 254 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 480.

Page 71: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

63

maar ook hun rechten. Je kan dit dus zien als de keerzijde van de beperkte aansprakelijkheid van

aandeelhouders.255

121. In de recente rechtsleer is een zekere kentering merkbaar die een vorderingsrecht voor afgeleide

schade in hoofde van deze aandeelhouders niet uitsluit.256 Hieruit zouden individuele schuldeisers in

faillissementssituaties eventueel steun kunnen putten. Deze rechtsleer erkent namelijk ook dat de

waardevermindering van hun aandelen een persoonlijk karakter heeft omdat dit wel hun vermogen

rechtstreeks treft. Bovendien komt volgens deze stroming de schade met zekerheid vast te staan

wanneer de vennootschap zelf geen schadevergoeding wil of kan vorderen.257

122. Deze minderheidsstrekking werd echter in 2012 uitdrukkelijk tegengesproken door het Hof van

Cassatie.258 Hierbij vorderde een vennoot, die participeerde via een holdingvennootschap in een

vennootschap die failliet werd verklaard, de beweerdelijke schade door een bankier veroorzaakt

wegens de weigering om bijkomend krediet te verstrekken aan de vennootschap. Hierbij stelde het Hof

uitdrukkelijk dat enkel de vennootschap, en na faillissement de curator, gerechtigd is een

schadevergoeding te vorderen van een derde door wiens fout het vennootschapsvermogen werd

aangetast. Voor deze schade komt aan de aandeelhouders geen zelfstandig vorderingsrecht toe.

Hierdoor werd het standpunt van de traditionele strekking uitdrukkelijk bevestigd en kunnen we

besluiten dat zowel individuele schuldeisers als aandeelhouders gedurende het faillissement geen

vordering hebben voor hun afgeleide schade omdat dit niet gezien wordt als individuele schade.

123. In 1994 kwam de Nederlandse Hoge Raad tot dezelfde vaststelling.259 Zowel aandeelhouders, als

schuldeisers kunnen geen aansprakelijkheidsvordering instellen tegen een derde omwille van het feit

dat hun verhaalpositie is verslechterd doordat aan hun schuldenaar schade werd toegebracht. De term

afgeleide schade dient volgens sommigen te worden gereserveerd voor de gevallen waarin een

schuldeiser (of aandeelhouder) een economisch nadeel heeft ondervonden, dat rechtens niet als voor

vergoeding in aanmerking komende schade kan worden gezien.260 Al kwam dit principe gedeeltelijk

op de helling te staan in het arrest LUNDERSTÄDT (zie infra nr. 140).

255 I. BOONE en B. WYLLEMAN, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht” in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 251. 256 D. DEMAREZ, De afgeleide schade van een aandeelhouder van een naamloze vennootschap (proefschrift Rechten KU Leuven), Leuven, KU Leuven, 2004, 291-292 en K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen”, NjW 2007, 157-158. 257 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de vennootschap uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar recht om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen (bv. door kwijting) of wanneer de vordering van de vennootschap is verjaard. 258 Cass. 23 februari 2012, Pas. 2012, 431, RW 2011-12, 1658, noot F. PARREIN, TRV 2012, 319, noot J. VANANROYE. 259 HR 2 december 1994, NJ 1995, 288. 260 S. KORTMAN en N. FABER, “Reactie op kan een aandeelhouder of vennootschap schuldeiser afgeleide schade vorderen?”, TVVS 1998, 186-187.

Page 72: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

64

124. Onder het oude Frans recht werd in de literatuur wel aansluiting gezocht bij het

vennootschapsrecht, hetgeen meer voor de hand lag vermits de boedel onder oud Frans recht,

rechtspersoonlijkheid genoot. Het Franse vennootschapsrecht kent namelijk l’action ut singuli.261

Daardoor kan een individuele aandeelhouder in bepaalde gevallen een vordering van de vennootschap

uitoefenen. Hierop geïnspireerd werd aan de individuele schuldeiser een individuele vordering

toegekend indien de curator die naliet uit te oefenen. Deze bevoegdheid kon echter op veel kritiek

rekenen omdat, in tegenstelling met de vordering van individuele aandeelhouders, de opbrengst niet

aan de boedel maar aan de schuldeiser zelf toekwam. Onder het vigerende Franse recht is de

rechtspersoonlijkheid van boedel echter afgeschaft alsook de individuele vordering voor collectieve

schade.262

§4 Doorbreking monopolie curator

1. De reparatiewet van 4 september 2002

125. Tot vóór de Wet van 4 september 2002 gold de regel dat de curator als enige de aansprakelijkheid

van een bestuurder of zaakvoerder wiens kennelijke grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement

in het gedrang kon brengen. Dit stond dan wel niet expliciet in de wet doch was dit logisch vermits de

vergoeding diende ter aanvulling van het netto-passief, een goed is in de boedel die de

gemeenschappelijke schuldeisers ten goede kwam.

126. In de reparatiewet van 4 september 2002263 doorbrak de wetgever dit vorderingsmonopolie van de

curator ten voordele van elke benadeelde schuldeiser door art. 265, 409 en 530 Wetboek

Vennootschappen aan te vullen met een tweede lid: “Zowel de curators als de benadeelde schuldeisers

kunnen een rechtsvordering instellen. De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt,

brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter

beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. Dat bedrag

komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering vanwege de curators in het belang van de

boedel van de schuldeisers.”

261 Art. 1843-5 C.C. 262 Zo besliste het Franse Hof van Cassatie in een arrest van 3 juni 1997: “Seul le représentant des créanciers (…) a qualité pour agir au nom et dans l’intérêt collectif des créanciers: qu’il en résulte qu’un créancier n’est pas recevable à agir au nom des créanciers”. 263 Art. 34-36 Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Vennootschappen, BS 21 september 2002.

Page 73: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

65

Het gaat over een belangrijke wijziging die ruimschoots het doel van een reparatiewet overstijgt.264

Deze nieuwe bepaling lijkt de hierboven bestudeerde rechtspraak omtrent het individuele

vorderingsrecht van de schuldeisers na faillissement en de vorderingsrechten van de curator volledig te

doorkruisen. Normaliter is de curator exclusief bevoegd om collectieve schade die voortvloeit uit een

fout van een derde na te streven. Zoals gezegd zijn de schuldeisers daartoe niet gerechtigd omdat hun

schade slechts de weerkaatsing is van de schade aan de boedel. Of het argument van ‘reflexschade’

correct is werd hierboven betwist, maar het is in elk geval hetgeen wat traditioneel naar voren wordt

geschoven.265

De vordering die op grond van het nieuwe art. 530 W. Venn. e.a. door een individuele schuldeiser

wordt ingesteld, verschilt niet van deze die door de curator kan worden ingeleid. Ook de schuldeiser

moet aantonen dat de aangesproken bestuurder een kennelijk grove fout beging die heeft bijgedragen

tot het deficitaire faillissement, zonder het oorzakelijk verband te moeten bewijzen tussen deze fout en

zijn aandeel in de schade (zie supra nr. 68 e.v.). Een impliciete nieuwigheid is dat de vordering ook na

het afsluiten van het faillissement door de schuldeiser kan worden uitgeoefend. Onder het oude recht

verdween met het einde van de taak van de curator ook de vordering ex. art. 530 W. Venn.266

2. Motieven wetgever 127. Het eerste motief in hoofde van de wetgever267 was de vaststelling dat curators niet geneigd

zouden zijn om gebruik te maken van hun vorderingsmonopolie. Geschillen op grond van een

kennelijk grove fout resulteren immers vaak in complexe en lange procedures. Dit terwijl rechtbanken

er bij curators op aandringen de faillissementen die ze beheren zo snel mogelijk af te sluiten.268

Wanneer dit het geval was beschikten individuele schuldeisers over geen enkel injunctierecht t.o.v. de

curator, noch over een individuele vordering vermits het collectieve schade betrof.

Een tweede beweegreden, bestond er in dat indien de curator toch overgaat tot het instellen van een

aansprakelijkheidsvordering, de opbrengst van een succesvolle vordering steeds in de massa terecht

kwam. Aldaar werd deze verkregen som geld blootgesteld aan de verdelingsregels die eigen zijn aan

264 T. BOSLY en M. ALHADEFF, “La loi de réparation de la loi du 8 août 1997 sur les faillites: une nouvelle occasion manquée?”, TBH 2002, 787. 265 H. DE WULF. en I. DE POORTER , De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen, Gent, Financial law Institute -Universiteit Gent, 2004, 23. 266 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 278. 267 De drijvende kracht achter de invoering van deze regeling is regeringscommissaris A. ZENNER. 268 Parl. St. Kamer 2000-01, nr. 1132/13 p. 130; J. GOFFIN, G. DE SAUVAGE en B. COLMANT, Responsabilités des dirigeants de sociétés, Brussel, Larcier, 2012, 229.

Page 74: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

66

een faillissement en dit werd door de wetgever als onbillijk gezien.269 Eerst zullen namelijk de

bevoorrechte schuldeisers worden uitbetaald en vervolgens de chirografaire. Er wordt volgens de

wetgever geen rekening gehouden met de door elke schuldeiser werkelijk pro rata geleden schade

door de fout van de derde.270

128. Deze kritieken kunnen echter naar analogie worden uitgebreid naar de uitoefening van

aansprakelijkheidsvorderingen door de curator in het algemeen (zie deel twee van deze masterproef).

Waarom de wetgever enkel de aansprakelijkheidsvordering bij kennelijk grove fout heeft uitgebreid

naar individuele schuldeisers en niet naar andere aansprakelijkheidsvorderingen die de curator kan

instellen is niet duidelijk.271

3. Problematisch karakter

A. Doorbreking paritas creditorum: snelste en meest geïnformeerde schuldeiser

129. De essentie van het faillissement is dat er collectief wordt vereffend. Door de invoering van zulk

individueel vorderingsrecht komt volgens sommigen het ‘iura vigilantibus’-principe terug tot leven.272

Door aan individuele schuldeisers een vordering te geven voor collectieve schade, wordt het principe

van de samenloop opzijgezet waardoor de gelijkheid van schuldeisers wordt doorbroken en de

ordentelijke afwikkeling van het faillissement in gevaar komt. Een schuldeiser zal zich namelijk

onttrekken aan de gedeeltelijke onverhaalbaarheid van zijn vordering in de boedel door zich te richten

op het vermogen van de bestuurder. Deze schuldeiser kan namelijk naar de rechtbank hollen, de

bestuurders aansprakelijk trachten te stellen en het vermogen van de schadeplichtige uitwinnen. Tegen

de tijd dat de curator en andere schuldeisers arriveren, kan de kip al gepluimd zijn.273

130. In de parlementaire voorbereiding werd deze kritiek echter ontkend. Volgens

regeringscommissaris ZENNER strookt het gelijkheidsbeginsel niet met de werkelijkheid. De wetgever

heeft volgens hem door de jaren heen de voorrechten blijven uitbreiden. Er zijn tientallen rechten van

voorrang die schuldeisers in staat stellen om het gelijkheidsbeginsel te omzeilen. Ook wierp hij op dat

269 A. ZENNER, Faillites et concordats 2002: la réforme de la réforme et sa pratique, Brussel, Larcier, 2003, 362. 270 T. BOSLY en M. ALHADEFF, “La loi de réparation de la loi du 8 août 1997 sur les faillites: une nouvelle occasion manquée?”, TBH 2002, 787. 271 F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 49. 272 A. DE WILDE, “Reparatiewet faillissementswet”, RW 2002-03, 579. 273 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 281-282.

Page 75: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

67

er tal van andere procedures bestaan die de schuldeiser in staat stellen om aan het gelijkheidsbeginsel

voorbij te gaan. Als voorbeeld gaf hij de rechtstreekse vordering die een onderaannemer bezit op de

bouwheer op grond van art. 1798 BW. 274

131. Om enig tegengewicht te geven aan dit bezwaar werd echter beslist dat een schuldeiser die een

individuele vordering instelt, de curator hiervan op de hoogte moet brengen. Er wordt echter niet

voorzien in een termijn, vormvoorwaarden of sancties bij verzuim van kennisgeving. Deze

verplichting wordt vooral ingevoerd om de curator ook de mogelijkheid te geven een vordering te

laten instellen wanneer een bepaalde individuele schuldeiser over meer informatie beschikt als hem.

Er is echter geen verplichting om de andere schuldeisers in te lichten.275

Bijgevolg zal slechts de best geïnformeerde schuldeiser een bestuurder aansprakelijk kunnen stellen.

Niet elke individuele schuldeiser zal immers op de hoogte zijn van kennelijk grove fouten die de

bestuurder heeft begaan. In het oog springt direct één schuldeiser die over deze bijzondere kennis

beschikt, namelijk de fiscus. Deze zal bv. kunnen vaststellen dat een bedrijf al jaren zijn

bedrijfsvoorheffing of BTW nalaat door te storten. Zeker nu tegelijkertijd met het individueel

vorderingsrecht ook ‘ernstige en georganiseerde fraude’ onweerlegbaar als een kennelijk grove fout

werd gekwalificeerd. Het nieuw vorderingsrecht werd dan ook in de eerste plaats gecreëerd om de

fiscale administratie een actiemiddel te verschaffen tegen zaakvoerders en bestuurders van stro-

vennootschapen die men failliet laat gaan. De fiscus beschikt daarenboven ook nog over enkele

foutvermoedens in diens voordeel sedert 2006 (zie infra nr. 148 e.v.).276

B. Schadebegroting

132. In de wet stelt men dat een schuldeiser slechts kan vorderen voor zijn nadeel. Het individueel

vorderingsrecht bestaat dus bijgevolg enkel in hoofde van de schuldeisers die niet moeten hopen op

een volledige vergoeding uit de boedel. De wet laat echter na te omschrijven wat dit nadeel precies is.

Ook bij de parlementaire voorbereiding werd deze lacune reeds opgemerkt doch niet opgelost.277

274 Parl. St. Kamer 2000-01, nr. 1132/13, 113. 275 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 281-283. 276 M. VANMEENEN en B. WINDEY, “Recente wijzigingen inzake faillissement. Wanneer repareren we de reparatiewet?”, NjW 2002, afl. 11, 377. 372-382. 277 Parl. St. Senaat 2001-02, 2-877/8, 21.

Page 76: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

68

133. De berekening van het nadeel van de schuldeiser die een individuele vordering instelt, is moeilijk

wanneer de rechter een uitspraak dient te doen vóór de afsluiting van het faillissement.278 Het aandeel

van de schuldeiser in het netto-passief komt immers enkel met zekerheid vast te staan na de

afwikkeling van het faillissement. Gedurende het faillissement spelen immers vele elementen die het

uiteindelijke netto-passief kunnen beïnvloeden: de aanvaarding van schuldvorderingen, de voorrechten

van verscheidene schuldeisers, de waarde van het gerealiseerd actief door de curator, de (eventueel)

uitgeoefende vorderingen door de curator en de boedelschulden waarmee het passief nog aangroeit

tijdens de vereffening.279

134. Bij een vordering van de curator voor rekening van de gezamenlijke schuldeisers zou de

vergoeding die een schuldeiser voor zijn persoonlijk nadeel krijgt, verrekend zitten in de uitkering die

hij ontvangt uit de boedel. Hierbij rijst de vraag of de schuldeiser die individueel vordert, in dezelfde

positie dient te worden geplaatst als die waarin hij zou verkeren als de curator de vordering voor alle

schuldeisers had ingesteld?

Als dat het geval is, zou de rechter een projectie moeten maken van de rangorde die geldt tussen de

schuldeisers in de boedel om te bepalen hoe de verdeling voor de schuldeiser zou uitdraaien.280 Het is

niet voldoende, zoals bij een vordering van de curator, de omvang van het actief en van het passief te

voorspellen, maar de rechter moet ook reeds bepalen hoe de verdeling zal uitdraaien voor de

betrokken schuldeiser.281

135. In een meer praktische zienswijze moet de rechter niet uitmaken wat de toestand van de

schuldeiser zou zijn geweest indien het gedeelte van het netto-passief dat ten laste van de bestuurder

wordt gelegd, was vergoed op vordering van de curator. Men kan simpelweg het tekort van de

vorderende schuldeiser bepalen om nadien te beslissen welk gedeelte hij ten laste van de verweerder

legt. Voor de schuldeiser heeft dit het voordeel dat het ‘nadeel’ dat hij individueel kan vorderen, niet

vermindert doordat de opbrengst van een vordering vanwege de curator in de eerste plaats naar de

schuldeisers in hogere rang zou gaan. 282 Welke zou anders de incentive voor een individuele

278 I. VEROUGSTRAAETE, Manuel de la failllite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 632. 279 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 279. 280 F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 49. 281 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 279-280. 282 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 280.

Page 77: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

69

schuldeiser zijn om een vordering in te stellen waarvan hij automatisch de curator moet op de hoogte

brengen?

136. Het verschil tussen beide zienswijzen is vooral van belang indien de rechter slechts een gedeelte

van het netto-passief ten laste van de verweerder legt. In de eerste hypothese zal de rechter dienen te

onderzoeken wat de rechtstoestand van de boedel zou zijn indien slechts de helft van het netto-passief

erbij komt en vervolgens wat de positie en rang van de individuele schuldeiser in dit geval zou zijn.

Bij de tweede zienswijze kijkt de rechter eerst naar het aandeel van de vorderende schuldeiser in het

netto-passief en kent hij daar de helft van toe.283

Deze laatste optie is diegene die (hoogstwaarschijnlijk) door de rechters wordt toegepast. Men kan van

een rechter immers niet verwachten dat hij een onmogelijke berekening zoals in de eerste hypothese

uitvoert. Bovendien zal de rechter eventueel een schadevergoeding ex aequo et bono toekennen

wanneer hij zich gedurende het faillissement wenst uit te spreken over een schadevergoeding.

137. De toepassing van het individueel vorderingsrecht zal eenvoudiger zijn indien de rechter

uitspraak moet doen over deze vordering na afsluiting van het faillissement. Doordat de boedel is

vereffend, komt het netto-passief vast te staan alsook het deel dat iedere schuldeiser van dit netto-

passief dient te dragen.284 Het is dan ook een veilige optie om als individuele schuldeiser te wachten

tot na de sluiting van het faillissement. Hierbij dient men wel rekening te houden met het gegeven dat

bestuurdersaansprakelijkheid aan een vijfjarige verjaringstermijn is onderworpen.285

C. Verhouding met vordering curator

(i) Volgens de wet: geen subsidiair karakter

138. De reparatiewet voorzag niet in de ondergeschiktheid van de vordering van de individuele

schuldeisers ten aanzien van die van de curator. Hierdoor vervalt een individuele vordering niet

wanneer de curator nadien zelf een vordering instelt. In zulk geval moet de curator de vordering van

de individuele schuldeiser in rekening brengen en kan hij in principe slechts de aanzuivering van het

netto-passief vorderen onder aftrek van het aandeel van die individuele schuldeiser. Het provenu van

283 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 280. 284 Kh. Antwerpen 19 maart 2010, RW 2011-12, afl. 23, 104. 285 Art. 198, §1, vierde streepje Wet. Venn

Page 78: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

70

de vordering van de curator zal vervolgens in een subboedel terechtkomen, waarin de schuldeiser(s)

die individueel vorderen niet opkomen. Het ontbreken van een subsidiair karakter werd in de doctrine

betreurd aangezien zo berekeningsmoeilijkheden konden worden vermeden.286

Indien de curator en een individuele schuldeiser de vordering gelijktijdig uitoefenen tegen dezelfde

bestuurder, ontstaat ook het gevaar dat deze laatste tweemaal dezelfde schade dient te vergoeden

indien beide vorderingen niet worden samengevoegd. Bij een vordering ex. art. 530 W. Venn. is

uitsluitend de rechtbank van Koophandel bevoegd, dit op basis van de exclusieve vorderingsgrond van

art. 574, 2° Ger. W. Normaliter zullen deze vorderingen van de curator en de individuele schuldeiser

dus wel als samenhangend in de zin van art. 30 Ger. W. worden beschouwd. Bovendien wordt de

omvang van het vorderingsrecht van de curator mede bepaald door de individuele vorderingen van de

schuldeisers.

Ook wanneer de curator als eerste een vordering instelt, kan een schuldeiser nadien in principe nog

individueel vorderen. Een individuele vordering wordt wel onmogelijk gemaakt indien de individuele

schuldeiser wil vorderen na een uitspraak in eerste aanleg over de vordering van de curator. Het recht

van de schuldeisers, die in dit geval door de curator werd vertegenwoordigd287, bestaat niet meer. Zelfs

indien de vordering ongegrond wordt verklaard, vermits de vordering uit de boedel verdwijnt.288

(ii) Volgens Cassatie: wel subsidiair karakter?

EDELWEISZ-arrest

139. Het Hof van Cassatie velde in 2008289 een bijzondere uitspraak. Zo besliste het Hof dat de

vordering van schuldeisers wegens kennelijk grove fout alleen kan strekken tot vergoeding van hun

individuele schade wanneer deze gelijktijdig met die van de curator wordt uitgeoefend. Aldus volgens

het Hof: “lorsqu’elle est exercée conjointement avec celle du curateur, l’action des créanciers ne peut

tendre qu’à la réparation de leur préjudice propre”.290

286 M. VANMEENEN, “De faillissementswet herbekeken” in H. COUSY en E. DIRIX (eds.), Insolventierecht-Themis nr. 20, Brugge, Die Keure, 2003, 27. 287 De verklaring is te vinden in de exceptie van gewijsde. Er is namelijk een eenheid van voorwerp, oorzaak en partijen. De curator is immers slechts de formele procespartij en hij vertegenwoordigt de boedel. De materiële procespartij is bijgevolg de gezamenlijke schuldeisers waardoor deze in beide gevallen dezelfde is. 288 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 291. 289 Cass. 10 december 2008, Pas 2008, 2907, conclusie advocaat-generaal D. VANDERMEERSCH, RDP 2009, 602. 290 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 335.

Page 79: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

71

Deze beslissing die ook wel de EDELWEISZ-rechtspraak wordt genoemd, lijkt te poneren dat een

individuele schuldeiser niet meer kan vorderen voor zijn aandeel in de collectieve schade. Een

schuldeiser zou op grond van art. 265, §1, derde lid, art. 409, §1, derde lid of 530, §1, tweede lid W.

Venn. wel nog de vergoeding van diens eigen, individuele schade kunnen vorderen. Maar dit voegt

echter weinig toe vermits een schuldeiser die kan bewijzen dat de bestuurder hem persoonlijke schade

heeft veroorzaakt steeds kan vorderen op basis van het gemeenrecht.291

Alternatieve lezing

140. Volgens een bepaalde stroming in de rechtsleer is de enige nuttige lezing van dit arrest, in

navolging van de conclusie van advocaat-generaal VANDERMEERSCH292, dat de vordering van de

individuele schuldeisers een subsidiair karakter verkrijgt. Volgens VANANROYE en PARREIN kan een

individuele schuldeiser enkel optreden bij het stilzitten van de curator. Wanneer de curator zelf beslist

deze vordering in te stellen vervalt volgens hen de vordering van de individuele schuldeiser.293

Hierdoor worden verscheidene berekeningsmoeilijkheden die ontstaan bij een cumul, vermeden.

Deze zienswijze sluit volgens PARREIN aan bij het zogenaamde LUNDERSTÄDT-arrest geveld door de

Nederlandse Hoge Raad in 2001.294 Overeenkomstig artikel 138/248 van Boek 2 NBW kan de curator

de bestuurders hoofdelijk aanspreken voor het bedrag voor het netto-passief wanneer het bestuur zijn

taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Bemerk de grote gelijkenis met de artikelen uit ons wetboek vennootschappen wegens kennelijk grove

fout. Hierbij had de curator een exclusief vorderingsrecht.

In de LÜNDERSTADT-zaak tracht een individuele schuldeiser de aansprakelijkheid van een bestuurder

van een failliete vennootschap in het gedrang te brengen. Hierbij wordt deze laatste ten laste gelegd

dat door zijn toedoen de schuldeiser in zijn verhaalsmogelijkheden op de gefailleerde schuldenaar was

benadeeld. De gelijkenis met de vordering van de curator is frappant doch verhindert dit volgens de

Hoge Raad niet dat de schuldeisers deze vordering zelf in rechte geldend maken, ongeacht of de

curator van zijn bevoegdheid gebruik maakt of niet. 295

291 F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 50. 292 F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 45-47. 293 J. VANAROYE, “Collectieve schade na faillissement: een kwestie van concrete schadebegroting”, RW 2011-12, 373 en F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 50. 294 HR 21 december 2001, NJ 2005, 804 295 J. HAMERS, “Recente ontwikkelingen in het ondernemingsrecht”, S&V 2002, 71-72.

Page 80: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

72

Ook hier rees de vraag naar de verhouding tussen beide vorderingen, wanneer deze gezamenlijk

werden uitgeoefend. Niettegenstaande de hypothese waarbij deze vorderingen elkaar doorkruisen als

hypothetisch werd afgedaan296, koos de Hoge Raad uiteindelijk ook voor de subsidiariteit. Het belang

van een behoorlijke afwikkeling van het faillissement kan meebrengen dat eerst over de vordering van

de curator en vervolgens over die van de individuele schuldeiser wordt beslist. SCHOORDIJK besluit

hieruit dat wanneer de curator in zijn vordering slaagt, een latere vordering van de individuele

schuldeiser moet worden afgewezen wanneer zij op dezelfde feiten steunt en er niet kan gezegd

worden dat de eiser nog een belang heeft.297

141. De kritiek die terecht op deze alternatieve zienswijze wordt geformuleerd is dat deze interpretatie

echter compleet ingaat tegen de bedoeling van de wet.298 Hierin staat uitdrukkelijk dat “zowel de

curators als een benadeelde schuldeiser een rechtsvordering kunnen instellen” en dat het bedrag aan

de individuele schuldeisers toekomt, “ongeacht enige vordering vanwege de curators in het belang

van de boedel van de schuldeisers”.

De lagere rechtspraak lijkt alvast geen acht te slaan op deze bijzondere interpretatie. Zo oordeelde het

hof van beroep te Antwerpen dat “bij samenlopende vorderingen op grond van art. 530 W. Venn.

ingesteld door enerzijds de curator en anderzijds een individuele schuldeiser, het bedrag van de

individuele schade299 enkel aan de individuele schuldeiser toekomt met uitsluiting van de curator”.300

§5 Bijzondere aansprakelijkheid voor onbetaalde sociale bijdragen, BTW en

bedrijfsvoorheffing

1. Programmawet 2006

142. Met de programmawet van 20 juli 2006 301 werd de hierboven beschreven bestaande

aansprakelijkheid, neergeschreven in de eerste paragraaf van artikelen 265 W. Venn. (BVBA), 409 W.

296 Aldus volgens HUYDECOPER: “wat zou een schuldeiser bezielen om zijn eigen vordering tot elke prijs te willen doorzetten, zonder zijn beleid af te stemmen met de curator, en zelfs op een wijze die met het beleid van de curator botst”. (HR 21 december 2001, http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2001:AD2684) 297 H. SCHOORDIJK, “De positie van schuldeisers en aandeelhouders in geval van faillissement bij verhaal op derden” in X (eds.), Ondernemingsrecht 2005, Deventer, Kluwer, 125. en F. PARREIN, “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 50-53. 298 W. DERIJCKE, “L’action en comblement de passif: quand l’hypothese masque la brachylogie”, rev.prat.soc. 2012, afl. 1, 117. 299 Ondanks het onnauwkeurig woordgebruik doelde de rechter hier op het individuele aandeel van de schuldeiser in het netto-passief. 300 Antwerpen 24 januari 2013, RABG 2013, afl. 9, 552; JDSC 2014, 194. 301 Wet 20 juli 2006, BS 28 juli 2006, 36922.

Page 81: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

73

Venn (CVBA) en 530 W.Venn. (NV) ingeval van kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het

faillissement; in de tweede paragraaf verzwaard voor de situatie waarin er achterstallige sociale

bijdragen bestaan bij faillissement. Bovendien werd in artikel 442quater WIB en 93undecies C

WBTW de mogelijke hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders ingevoerd voor de betaling van

bedrijfsvoorheffing en BTW.

De nieuwe regelen willen bestuurders vatten die wetens en willens de door hen verschuldigde

bijdragen en belastingen niet betalen. Hierdoor derft de overheid heel wat inkomsten alsook geeft dit

aanleiding tot oneerlijke concurrentie t.o.v. ondernemingen die hun verplichtingen wel nakomen. Door

de RSZ en de fiscus te voorzien in enkele fout- en aansprakelijkheidsvermoedens, wou men het voor

deze specifieke schuldeisers vergemakkelijken om hun individuele schade te vorderen.

Merk op dat deze versterkte aansprakelijkheid bovenop de voorrechten komt die de RSZ en de fiscus

reeds genoten op grond van artikel 19, 4°ter van de Hypotheekwet, idem dito voor de BTW302.

Daarenboven hebben de ontvangers van belastingen de optie om een wettelijke hypotheek te

vestigen.303 Ook voor de sociale bijdragen bestaat een gelijkaardige regeling.304 Toch stellen we vast

dat ondanks hun verschillende privileges, ze in de praktijk niet vaak tot de nuttige orde komen.305

Vandaar is het vorderen van hun individuele schade t.o.v. bestuurders een aanlokkelijk alternatief en

dit werd door de invoering van deze nieuwe bepalingen vereenvoudigd.

143. Als kritiek bij de parlementaire voorbereiding wierp DEVLIES echter op dat zo de gewone

schuldeisers alweer worden benadeeld en het concept van de vennootschap als een vermogen

afgescheiden van het privévermogen van bestuurders, nog meer op de helling komt te staan.306

2. Bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaalde sociale bijdragen

A. Uitbreiding van de bijzondere faillissementsaansprakelijkheid

144. Aan de hierboven besproken artikelen aangaande de bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid op

grond van een kennelijk grove fout werd de volgende paragraaf aangehecht: Onverminderd § 1 kunnen

de in § 1 bedoelde bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders door de Rijksdienst voor

302 Art. 86 WBTW juncto art. 87 WBTW. 303 Art. 425 WIB en art 86 WBTW. 304 Art. 41 ter §3 tweede lid RSZ.-wet 305 P. MALHERBE, “Les dirigeants responsables de dettes tributaires”, rev.prat.soc. 2007, afl. 3, 373. 306 Parl. St. Kamer, 2005-06, nr. 51-2517/012, 17.

Page 82: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

74

Sociale Zekerheid en de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het

geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde

sociale bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding.

Er wordt hierbij afgeweken van het regime uit de eerste paragraaf ten gunste van de RSZ en de curator

vermits (i) de vergoedbare schade beperkt wordt tot sociale bijdragen, (ii) het niet noodzakelijk is dat

de RSZ de curator op de hoogte brengt i.t.t. de gewone individuele schuldeisers, (iii) er geen vereiste

is dat de schulden de baten overtreffen. Bemerk ook dat hier geen vordering voor hun aandeel in de

collectieve schade wordt gegeven, maar een vorderingsrecht voor de door de RSZ geleden individuele

schade.307

De invoering van een bijzondere aansprakelijkheidsregeling werd verantwoord in het raam van een

beleid van de regering voor een betere inning van sociale zekerheidsbijdragen. Daarbij werd erop

gewezen dat een dergelijke persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid reeds in andere Europese

landen, zoals in Nederland en Frankrijk, bestaat.308

B. Toepassingsgevallen

145. De (gewezen) bestuurders kunnen volgens deze paragraaf voor het geheel of een deel van de

sociale bijdragen die op de dag van de uitspraak van het faillissement bestonden, worden

aangesproken in grosso modo twee gevallen.

(i) Foutvermoeden

146. Vooreerst komt hun aansprakelijkheid in het gedrang wanneer zij een grove fout hebben begaan

die aan de basis lag van het faillissement. De grove fout wordt door de rechter in concreto beoordeeld,

doch de wet somt een paar gevallen op die onweerlegbaar als grove fout worden gekwalificeerd,

zijnde ernstige georganiseerde fiscale fraude en leiding over de vennootschap door een

verantwoordelijke die betrokken is geweest bij minstens twee faillissementen met sociale

zekerheidsschulden.309 Deze onweerlegbare foutvermoedens dienen echter wel nog steeds te hebben

307 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 485. 308 Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 2517/011, 8. 309 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 71.

Page 83: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

75

bijgedragen tot het faillissement. Ook andere feiten, gegevens of omstandigheden kunnen door de

Koning worden aangeduid, maar dat is tot op heden nog niet gebeurd.310

Deze bepaling stuit op de nodige kritiek in de rechtsleer. Waar de causaliteit tussen fout en schade in

de eerste paragraaf aanwezig is zodra de fout heeft ‘bijgedragen tot het faillissement’, moet deze hier

aan de ‘basis ervan liggen’. Dit lijkt een strengere norm te impliceren. Een volgende

onnauwkeurigheid is dat de eerste paragraaf draait rond een ‘kennelijk grove fout’ daar de tweede

slechts spreekt van een ‘grove fout’. Tot op heden is nog niet duidelijk of dit een bewuste keuze is van

de wetgever of een onnauwkeurigheid. Bovendien is het tweede vermoeden van fout in geval van

herhaaldelijk faillissement met sociale schulden onbeperkt in de tijd, hetgeen vragen doet rijzen over

de proportionaliteit ervan.311

(ii) Aansprakelijkheidsvermoeden

147. Bovendien kan naast de aansprakelijkheid op grond van een grove fout die aan de basis lag van

het faillissement, de (feitelijke) (gewezen) bestuurder(s) of zaakvoerder(s) ook aansprakelijk worden

gesteld, wanneer deze tijdens een periode van vijf jaar312 vóór het faillissement bij minstens twee

faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties met achterstallige sociale zekerheidsbijdragen

waren betrokken. Het betreft een objectieve aansprakelijkheid vermits deze speelt ongeacht of de

bestuurder een concrete fout ten laste kan worden gelegd.313

In 2012 werd aan het Grondwettelijk Hof de vraag gesteld of dit onweerlegbaar vermoeden geen

schending is van het gelijkheidsbeginsel daar artikel 442quater WIB en artikel 93undecies C WBTW

slechts een hoofdelijke aansprakelijkheid voor dergelijke zaakvoerders bevat met een weerlegbaar

vermoeden (zie infra nr. 153). Het Hof oordeelde dat deze bepaling geen schending inhoudt gezien de

bedoeling van de wetgever om malafide zaakvoerders die herhaaldelijk in gebreke blijven, te vatten.

Het verschil in behandeling tussen achterstallige sociale zekerheidsbijdragen t.o.v. achterstallige

BTW/bedrijfsvoorheffing is bovendien ook objectief verantwoord vermits deze laatste regeling een

ruimer toepassingsgebied heeft (i.e. ook toepasselijk zonder faillissement).314

310 De bedoeling is dat zo snel kan worden ingespeeld op nieuwe activiteiten of gedragingen van malafide bestuurders. 311 G. HERMANS, T. DEWILCHE en F. HELSEN, “Het actief van het faillissement-De aansprakelijkheid tegen bestuurders/zaakvoerders na discontinuïteit” in X, Faillissement en reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, 2012, II.G.20-112. 312 Merk op dat dit aansprakelijkheidsvermoeden wel beperkt is in de tijd. 313 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 72. 314 GwH 29 maart 2012, A. GrwH 2012, afl. 2, 681, RABG 2013, afl. 9, 515, JDSC 2012, 159, TBH 2012, 730.

Page 84: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

76

In 2014 werd deze bepaling andermaal bij wijze van prejudiciële vraag voorgelegd aan het

Grondwettelijk Hof. Ook hier werd het automatisme aangekaart waarmee dit vermoeden in werking

treedt zonder dat aan de rechtbank enige beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten. Bovendien werd

opgeworpen dat het oneerlijk is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de vennootschappen die

werden opgericht voor en na de in inwerkingtreding van deze artikelen. Alweer besloot het Hof dat er

geen schending voorligt van de artikelen 10 en 11 van de grondwet.315

C. Vordering in hoofde curator en RSZ

148. De vordering komt zowel toe aan de curator als de RSZ. Dit dubbel vorderingsrecht is

nogal vreemd volgens DIRIX, die stelt dat indien de curator overgaat tot vorderen, hij de

geïnde bedragen dient af te dragen aan de RSZ.316 Ook het hof van beroep te Brussel

oordeelde in 2011 317 dat de bijzondere aansprakelijkheidsregeling voor sociale

zekerheidsschulden werd ingevoerd als middel voor een gunstigere inning van sociale

zekerheidsbijdragen en bijgevolg “de gelden die tot een veroordeling op grond van artikel

265, §2 W. Venn. leidt, moeten toekomen aan de RSZ.”. Daardoor is echter niet geweten dat

indien de curator vordert op grond van deze nieuw gecreëerde aansprakelijkheidsgrond, de

geïnde gelden buiten of binnen de boedel vallen. Deze vraag heeft volgens BERCKMANS

belangrijke gevolgen aangezien de curator dit bedrag slechts bij de berekening van zijn

honoraria kan betrekken indien de opbrengst terechtkomt in de faillissementsboedel. Ook het

hof liet na te bepalen hoe de vorderingen van de RSZ en de curator t.o.v. elkaar dienen te

worden gezien. 318 Dit is hoogstwaarschijnlijk de reden waarom in de gepubliceerde

rechtspraak geen vonnissen zijn terug te vinden van een curator die vordert op basis van deze

grond.

315 GwH 8 mei 2014, NjW 201, afl. 308, 697, JDSC 2014, 226, TVW 2014, afl. 3, 253. 316 E. DIRIX, “Recente arresten Faillissement, gerechtelijk akkoord en zekerheden” in X (eds.), Themis Insolventierecht nr. 39, Brugge, Die Keure, 2005-06, 58. 317 Brussel 28 juni 2011, 2010/AR/1069, onuitg., aangehaald door C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 485. 318 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 485.

Page 85: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

77

3. Bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaalde bedrijfsvoorheffing en BTW

A. Oud recht

149. De programmawet die bovenstaand aansprakelijkheidsregime i.v.m. onbetaald gebleven sociale

bijdragen invoerde, wijzigde ook artikelen 442quater WIB en 93undecies C WBTW. Op deze manier

werden lastens bestuurders en zaakvoerders enkele foutvermoedens en een nieuw

aansprakelijkheidsvermoeden ingevoerd voor onbetaalde bedrijfsvoorheffing en BTW.

Zowel bedrijfsvoorheffing als BTW zijn vanuit economisch opzicht geen eigen schulden van de

vennootschap. Het zijn fiscale tegoeden die een onderneming verplicht dient in te houden op de

bezoldiging van haar werknemers dan wel die zij van haar klanten heeft ontvangen. Deze dienen

vervolgens doorgestort te worden aan de fiscus en kunnen dus niet gebruikt worden als eigen

financiële middelen. Toch zullen in pre-faillissementssituaties bestuurders deze gelden vaak als een

soort onrechtmatig krediet gebruiken en deze nalaten door te storten.319

150. Vóór deze nieuwe wettelijke regeling was het zo dat de fiscus toen ook al de meest actieve

individuele schuldeiser was die geregeld trachtte de achterstallen te verhalen op bestuurders en

zaakvoerders. De fiscus baseerde zich hiervoor doorgaans zowel op de gemeenrechtelijke als op de

bijzondere vennootschapsrechtelijke en fiscale aansprakelijkheidsgronden, bijvoorbeeld: de

voortzetting van een reddeloos verloren deficitaire onderneming, schending van de alarmbelprocedure,

kennelijk grove fout van een bestuurder etc. Deze pogingen kenden een wisselend succes.320

De rechtspraak was talrijk en vooral niet eenduidig. Soms werd het causaal verband tussen fout en

schade niet aanvaard321 of werd de ene keer het volledige niet-doorgestorte bedrag gezien als schade322

en andere keren diende de fiscus specifiek aan te tonen welk bedrag zij zou hebben ontvangen,

rekening houdend met haar voorrecht.323 Ook trachtte de fiscus vaak op grond van overtreding van art.

86 van het K.B. tot uitvoering van het WIB 1992 bestuurders aansprakelijk te stellen. Dit artikel bevat

de verplichting in hoofde van natuurlijke personen en rechtspersonen om de bedrijfsvoorheffing door

te storten. In oudere rechtspraak werd aanvaard dat hieruit een persoonlijke gehoudenheid kan worden

319 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 62. 320 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 339. 321 Gent 6 mei 2008, RABG 2009, 575. 322 Antwerpen 6 april 1999, RW 2001-02, 924; Antwerpen 3 oktober 2002, NjW 2003, noot S. VERTOMMEN. 323 Brussel 19 december 2007, JDF 2009, 25.

Page 86: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

78

afgeleid t.a.v. bestuurders tot betaling van die bedrijfsvoorheffing.324 Recente rechtspraak daarentegen

leek dit niet meer te aanvaarden en poneerde dat deze verplichting enkel op de vennootschap rustte.

Zodoende moest de fiscus steeds aantonen dat bestuurder tekort was gekomen aan een algemene

zorgvuldigheidsnorm. 325

B. Nieuw recht

151. Met de nieuwe grond van bestuurdersaansprakelijkheid voor onbetaald gebleven

bedrijfsvoorheffing en BTW wilde de wetgever zowel duidelijkheid scheppen inzake de

gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsgrond, alsook een nieuw vermoeden in het leven roepen.

(i) Aquilliaanse fout

152. De nieuwe bepalingen hernemen in paragraaf 1 een reeds bestaande regel. De tekortkoming van

de vennootschap of grote VZW aan haar verplichting tot betaling van bedrijfsvoorheffing of BTW

leidt tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van de (dagelijkse) bestuurder(s) wanneer deze tekortkoming

te wijten is aan een fout bij het besturen van de vennootschap of VZW in de zin van artikel 1382

BW.326

Hiermee wil de wetgever duidelijk maken dat uit de tekortkoming van de vennootschap tot betaling

van bedrijfsvoorheffing of BTW, niet spontaan de fout van een bestuurder kan worden afgeleid. Een

buitencontractuele fout kan zowel bestaan uit de schending van een wettelijke norm als een

miskenning van de algemene zorgvuldigheidsnorm. Vermits de bestuurder zelf geen schuldenaar is

van de fiscale schuld, en deze nieuwe bepaling brengt hier geen verandering in, kan de schending door

de vennootschap niet ipso facto gelden als een inbreuk op een wettelijke norm in hoofde van de

bestuurder. Er zal dus nog steeds een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm dienen te

worden aangetoond.327 Zodus werd hier terecht de recente stroming in de rechtspraak gevolgd en tot

hier niets nieuw onder de zon.328

324 Antwerpen 6 april 1999,TRV 2000, 33; Antwerpen 13 december 1999, TRV 2000, 32 en Antwerpen 10 februari 2004, LRB 2004. 325 Kh. Mechelen 14 november 2002, TRV 2002, 643; Antwerpen 12 november 2004, TRV 2005, 348, noot D. DESCHRIJVER. 326 Artikel 442quater, §3 WIB en 93undecies C, §3 WBTW. 327 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 64 en J. BEKAERT, “De nieuwe bestuurdersaansprakelijkheid voor fiscale schulden: slapeloze nachten voor de bestuurders of much ado about nothing?”, RW.2006-07, 1751. 328 T. AFSCHRIFT, “Les dispositions fiscales du 20 juillet 2006 (première partie)”, JT 2006, 734.

Page 87: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

79

(ii) Fout- en causaliteitsvermoeden

Beginsel

153. De grote innovatie van de programmawet bestaat erin dat hij een vermoeden juris tantum van

fout en causaliteit invoert ten laste van de bestuurder die met de dagelijkse leiding is belast. Paragraaf

twee van art. 442quater WIB 1992 en 93undecies C WBTW bepaalt dat de ‘herhaalde’ niet-betaling

van de bedrijfsvoorheffing/BTW, behoudens tegenbewijs, door de vennootschap wordt vermoed voort

te vloeien uit een fout van de bestuurder, zoals bepaald in paragraaf één.

Vervolgens bepaalt de wet wat er precies onder een ‘herhaalde’ niet-betaling dient te worden

begrepen:

- voor een trimestriële schuldenaar van de voorheffing of BTW: het gebrek aan betaling van ten

minste twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar,

- voor een maandelijkse schuldenaar van de voorheffing of BTW: het gebrek aan betaling van

ten minste drie vervallen schulden binnen een periode van een jaar.

Dit wettelijk vermoeden vereenvoudigt de positie van de fiscus aanzienlijk. Deze dient enkel aan te

tonen dat de toepassingsvoorwaarden zijn vervuld en vervolgens verschuift de bewijslast naar de

bestuurder. Het is dan aan de bestuurder om aan te tonen dat het gebrek aan betaling onafhankelijk is

van een fout door hem begaan.329 Zo kan een bestuurder argumenteren dat deze niet-doorstorting

slechts het gevolg was van tijdelijke betaalproblemen en hij erop mocht vertrouwen dat de

vennootschap nog kon worden gered.330

Uitzondering

154. De regeling wordt extra complex gemaakt vermits paragraaf drie een uitzondering bevat331: het

foutvermoeden van paragraaf twee is immers niet van toepassing indien de niet-betaling het gevolg is

van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van

gerechtelijk akkoord, faillissement of gerechtelijke ontbinding. Deze uitzondering bevreemdt en laat

uitschijnen dat de procedure enkel going concern kan worden opgestart. Dit terwijl de

329 J. BEKAERT, “De nieuwe bestuurdersaansprakelijkheid voor fiscale schulden: slapeloze nachten voor de bestuurders of much ado about nothing?”, RW 2006-07, 1752. 330 Er werd reeds vóór de invoering van de nieuwe bepalingen in deze zin geoordeeld zie Kh. Dendermonde 10 maart 2005, RW 2005-06. 331 Artikel 442quater, §3 WIB en 93undecies C, §3 WBTW.

Page 88: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

80

bestuurdersaansprakelijkheid doorgaans bij het ontstaan van een faillissement aan de orde is. Zo lijkt

de ganse regeling zijn nut te verliezen.

Op 5 maart 2009 besliste de rechtbank van koophandel te Mechelen332 dat het vermoeden van fout

slechts kan worden weerlegd indien zeker is dat de niet-betaling uitsluitend te wijten is aan de

financiële moeilijkheden die tot het faillissement hebben geleid. Zo kan de fiscus bewijzen dat de

bestuurders andere fouten hebben begaan die tot de niet-betaling aanleiding gaven en zodus blijft het

vermoeden overeind. 333 Ook de rechtbank van Antwerpen besliste dat een faillissement niet

automatisch tot gevolg heeft dat dit vermoeden niet geldt.334

(iii) Individuele schade

155. De wettelijke bepalingen ingevoerd door de programmawet doen bovendien geen afbreuk aan de

vereiste dat de fiscus concrete individuele schade dient aan te tonen. Men kan niet zomaar het niet-

verhaalbare bedrag van een niet-betaalde schuldvordering als schade aanzien. We kunnen dit duiden

met een voorbeeld. Neem het geval waarbij de bestuurder de niet-doorgestorte

BTW/bedrijfsvoorheffing gebruikt om zich een soort van krediet te verschaffen terwijl deze wist of

moest weten dat de onderneming niet meer te redden viel. De te vergoeden schade zal bestaan uit dat

deel van de verloren bedrijfsvoorheffing/BTW vanaf het ogenblik waarop de bestuurders volgens de

rechtbank de boeken hadden moeten neerleggen.335

Paragraaf vier bepaalt uitdrukkelijk dat de specifieke bestuurdersaansprakelijkheid slechts kan worden

ingeroepen voor de hoofdsom en de interesten van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing

respectievelijk de betaling, in hoofdsom en toebehoren, van de schulden inzake BTW. 336

C. Verhouding met vordering van de curator

156. Net zoals bij de onrechtmatige voortzetting van een onderneming, kan het herhaaldelijk niet

betalen van de bedrijfsvoorheffing/BTW tegelijkertijd ook aan de oorzaak liggen van het ontstaan van

332 Kh. Mechelen 5 maart 2009, Fisc. Koer. 2009, 615. 333 K. GEENS, M. WYCKAERT, C. CLOTTENS, F. PARREIN, S. DEDIER en S. COOLS, “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, 343. 334 Rb. Antwerpen 26 oktober 2010, JDF 2011 (samenvatting), 324; RW 2011-12, afl. 17, 795. 335 J. BEKAERT, “De nieuwe bestuurdersaansprakelijkheid voor fiscale schulden: slapeloze nachten voor de bestuurders of much ado about nothing?”, RW 2006-07, 1753. 336 Artikel 442quater, §4 WIB en 93undeciesC, §4 WBTW.

Page 89: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

81

collectieve schade.337 Het is denkbaar dat de curator zijn aansprakelijkheidsvordering (mede) baseert

op het herhaald niet betalen van de bedrijfsvoorheffing/BTW.

Zo werd de niet-betaling van bedrijfsvoorheffing reeds gezien als een fout in de zin van art. 63ter W.

Venn., thans artikel 530 W. Venn.338 Daarbij dient echter wel te worden bewezen dat het niet betalen

van de bedrijfsvoorheffing heeft bijgedragen tot het faillissement, wat minder evident lijkt. Indien de

curator een vordering instelt gelijktijdig met de fiscus tegen dezelfde derde(n) zullen in de praktijk de

rechtbanken ook de vordering van de fiscus opschorten en hem eventueel een provisionele

schadevergoeding uitkeren. Op dit vlak is er dus geen verschil met de fiscus en de andere gewone

schuldeisers bij samenloop van aansprakelijkheidsvorderingen.

§6 Besluit 157. De vorderingsrechten van de (gewone) individuele schuldeisers zijn eerder beperkt. Slechts enkel

indien zij het bewijs kunnen leveren van een schade, wordt hen een vorderingsrecht toegekend.

Wanneer ook de curator bovendien een vordering instelt, gegrond op dezelfde oorzaak en tegen een

identieke derde, zal de schuldvordering van individuele schuldeiser de facto worden opgeschort. Ook

blijft de rechtspraak vasthouden aan het principe van niet-invorderbaarheid van patrimoniale

reflexschade.

Gezien deze begrensde mogelijkheden introduceerde de wetgever een persoonlijk vorderingsrecht

voor collectieve schade in het geval van kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het

faillissement. Vier jaar later sloeg de wetgever opnieuw toe met de invoering van vermoedens die de

fiscus en RSZ een stevige duw in de rug moest geven. Desalniettemin is de wijze waarop de wetgever

te werk is gegaan voor kritiek vatbaar. De problemen rond de verhouding tussen het individueel

vorderingsrecht en het recht van de curator bleven steeds onbelicht. De wetstechnische kwaliteit van

deze vermoedens is bovendien mager.

337 Het nalaten tot betalen van een schuld zal op zichzelf geen schade uitmaken voor de gefailleerde/boedel. Deze is zelfs beter af door het feit dat een schuld niet wordt betaald. Boeten, interesten, verhogingen enz. kunnen als collectieve schade worden gezien. 338 Luik 11 mei 2001, JT 2002, 194.

Page 90: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

82

DEEL II: INERTIE CURATOR BIJ UITOEFENING AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN

HOOFDSTUK 1. OORZAKEN STILZITTEN CURATOR

§1 Vooraf

158. Uit het eerste deel vloeit voort dat gedurende het faillissement de curator als enige de

bevoegdheid heeft om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen een derde die de

verhaalsmogelijkheden van de gezamenlijke schuldeisers heeft benadeeld. Gewone individuele

schuldeisers die geen individuele schade hebben geleden of niet over een arsenaal aan advocaten

beschikken zoals de fiscus en de RSZ om deze in te vorderen, hebben er alle belang bij dat de curator

deze bevoegdheid ter harte neemt.

De curator moet nagaan wat de oorzaken zijn van het faillissement en of er sprake is van fouten die

een aansprakelijkheidsvordering tegen derden kunnen schragen. Indien dit het geval is en wanneer de

boedel er belang bij heeft, moet hij de vordering instellen. Dit vloeit voort uit de vereiste dat hij zijn

taak als goede huisvader van het faillissement dient uit te oefenen. De curator heeft de opdracht om

alle vorderingen in te stellen die het actief doen stijgen of het passief doen dalen339, toch oordeelt hij

steeds volledig vrij over de gepastheid om zulke vordering in te stellen. Het gevaar voor de

schuldeisers ligt dus niet in het foutief ageren van de curator maar veeleer in het niet optreden.

159. Deze uitoefening blijkt echter de achillespees van het vorderingsmonopolie van de curator. Het

blijkt immers dat curators niet geneigd zouden zijn om veel aansprakelijkheidsvorderingen in te

stellen. 340 Hierna wordt meer in detail een overzicht gegeven welke de redenen kunnen zijn in hoofde

van de curator tot het niet instellen van een vordering. Hierbij wordt rekening gehouden met de

complexiteit en eigenheid van een faillissementsprocedure. We kunnen deze onderverdelen in de

onzekerheid op slagen (§2), het kostenplaatje (§3), het tijdrovend karakter (§4) en tot slot de

vergoeding van de curator (§5).

339 Brussel 31 januari 1989, TBH 1990, 879. 340 Parl. St. Kamer 2000-01, nr. 1132/13, 130; J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 299.

Page 91: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

83

§2 Onzekerheid op slagen

160. Wanneer een curator oordeelt over de opportuniteit tot het instellen van een

aansprakelijkheidsvordering dient hij steeds op voorhand in te schatten hoe succesvol zijn actie zal

zijn. Het instellen van een vordering is namelijk geen ludiek gokspelletje vermits de

invorderingskosten gezien worden als boedelschulden. Vermits recht geen exacte wetenschap is, zal

deze a priori beoordeling niet eenvoudig zijn. Elk faillissement is anders en er zal in vele gevallen in

wezen geen derde zijn die enige fout kan worden verweten. Daar hij steeds in het belang van de

gezamenlijke schuldeisers moet handelen zal de curator zich hoeden tegen het nemen van te grote

risico’s.

§3 Kostenplaatje

1. Geen liquide actief

161. Aansprakelijkheidsvorderingen zijn bovendien geen liquide actief, de curator dient

boedelschulden te maken om deze te innen. Een gefaalde aansprakelijkheidsvordering zorgt bovendien

voor een lager dividend. Vorderingen die bijgevolg buiten een faillissementsprocedure verantwoord

zijn, moeten in een rampscenario met beperkte middelen zoals het faillissement, plaats maken voor

ingrepen die meer noodzakelijk zijn of meer slaagkans hebben.

2. Het enige actief

162. Bovendien is het mogelijk dat de aansprakelijkheidsvordering zo goed als het enige actief is dat

zich nog in de boedel bevindt. In deze hypothese is het onmogelijk voor de curator om een vordering

in te leiden door een gebrek aan middelen. De curator is dan verplicht om over te gaan tot een

vervroegde sluiting van het faillissement wegens ontoereikend actief. 341 Hooguit zal hij klacht kunnen

indienen wanneer de (bestuurs)fouten van de derde ook strafrechtelijk worden gekwalificeerd. Helaas

staat dit soort economische misdrijven niet bovenaan het prioriteitenlijstje van het Openbaar

Ministerie.

341 Art. 73 Faillisementswet: wanneer blijkt dat het actief ontoereikend is om de vermoedelijke kosten van beheer en van vereffening van het faillissement te dekken, kan de rechtbank op verzoek van de curators of zelfs ambtshalve de sluiting van het faillissement uitspreken.

Page 92: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

84

A. Faillissementsfraude

163. De voorzitter van de rechtbank van koophandel te Dendermonde kaartte in 2002 de fraude van

bestuurders in pre-faillissementsfase aan. Hij stelt dat bestuurders die reeds weten dat hun

vennootschap ten dode is opgeschreven, moeilijk te ontwarren constructies opzetten om hun activa te

versluizen. Wanneer de curator bijgevolg wordt aangesteld, stelt deze vast dat er geen actief is en dient

hij de boedel verplicht te sluiten. Deze ondernemingen worden gezien als een ernstige bedreiging voor

de economische orde.342 Tegen malafide bestuurders en zaakvoerders kan ik enkel het bittere advies

geven om hun onderneming zonder schaamte te ruïneren. Enkel deze stellen zich veilig tegen een

burgerrechtelijke aansprakelijkheidsvordering.

B. De garantstelling

164. In Nederland kan de curator de minister van Justitie om bijkomende middelen in de vorm van een

voorschot vragen, indien de boedel ontoereikend is om de vordering in te stellen of om voorafgaand

onderzoek te doen naar de opportuniteit van deze vordering. 343 Men noemt dit de

garantstellingsregeling: deze stimuleert een curator geconfronteerd met een lege boedel om actie te

ondernemen en fungeert als preventief middel tegen misbruik van rechtspersonen. In Nederland draagt

de garantstelling voornamelijk bij aan het in stand houden van de economische en financiële ethiek ter

waarborg van het vertrouwen in rechtspersonen.344 Men kan de garantstelling dus zowel kaderen in het

belang van de gezamenlijke schuldeisers door de stijging van het actief alsook ter begunstiging van het

maatschappelijk belang. Waar men in Nederland de fraudebestrijding meer ziet als de taak van de

curator, blijft deze mogelijke functie in de Belgische faillissementsprocedure onbesproken. Bij onze

noorderburen kan men alvast van een succesverhaal spreken. In 2014 werd door de curators 7,6

miljoen euro in de boedel teruggehaald.345

§4 Tijdrovend karakter

165. Verder zal er naast middelen ook tijd te kort zijn om een aansprakelijkheidsvordering in te

stellen. De meeste rechtbanken dringen er bij de curators op aan de faillissementen die ze beheren, zo

342 G. DE CROOCK, Corporate cleansing in de rechtbank van Koophandel te Dendermonde, http://www.rechtbankkoophandeldendermonde.be/documenten/Corporatecleansing.pdf 343 Art. 2:138, lid 10 en 2:248, lid 10 NBW en art. 42, 43 en 47 Fw. 344 C.M. HILVERDA, “De bestrijding van faillissementsfraude: waar een wil is…” in X (eds.), Onderneming en Recht, Deventer, Kluwer, 2012, 3-24. 345 https://www.justis.nl/Nieuws/2015/garantstellingsregeling-curatoren.aspx?cp=123&cs=385

Page 93: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

85

snel mogelijk af te sluiten.346 Het laten aanslepen van een faillissementsprocedure doet immers ook de

schuldeisers schade lijden vermits deze nog langer moeten wachten op het voor hen misschien

broodnodig provenu uit het faillissement. Ook dit is een hinderpaal waarmee de curator te maken

heeft.

De mijlpaalarresten die aanleiding hebben gegeven tot de rechtspraak over collectieve en individuele

schade illustreren dit perfect. Bij UNAC werd het faillissement uitgesproken in 1973, het cassatiearrest

in 1981 met doorverwijzing naar het hof van beroep. Het SEFI-arrest faillissement ontstond in 1970,

het cassatiearrest in 1995 met verwijzing naar het hof van beroep. Bovendien heeft SEFI slechts drie

jaar bestaan. Haar begrafenis duurde bijgevolg ongeveer tienmaal zo lang. PANAROB werd failliet

verklaard in 1984 met bijhorend cassatie-arrest in 2002.

§5 Vergoeding van de curator

166. Wanneer de curator de boedel vereffend en verdeeld heeft, zal hij bij de sluiting van het

faillissement recht hebben op een vergoeding. Het honoraria is in deze optiek een mes dat langs twee

kanten snijdt; enerzijds zal de vergoeding van de curator groter zijn naargelang het gerealiseerd actief,

anderzijds zal zolang het faillissement niet wordt afgesloten hij geen vergoeding ontvangen. Je kan het

honoraria dus zowel zien als een stimulans en als een rem.

1. Stimulans

167. De vergoeding voor de curators wordt bepaald aan de hand van de Faillissementswet en het in

uitvoering genomen Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998. De algemene regel is dat de vergoeding

bestaat uit een proportionele vergoeding per schijf berekend op grond van de teruggeïnde en

gerealiseerde activa.347 Het ereloon wordt berekend op de gerealiseerde bedragen door de curator die

de boedel te beurt vallen en deze tot voordeel strekken. Dit betreft de bedragen die door de curator

daadwerkelijk worden geïnd.348 De beheerskosten en de kosten voor de realisatie dienen dus niet in

mindering te worden gebracht voor de bepaling van de berekeningsbasis van het ereloon vermits deze

gezien worden als boedelschulden.349 Wanneer een curator succesvol een aansprakelijkheidsvordering

346 Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 1132/13 , 130.. 347Art. 1 en art. 2 K.B. 10 augustus 1998 en B. WINDEY, “Faillissementswet 1997-art.33” in X (eds.), Handels- en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2000, 180. 348 K. CREYF, “De organen van het faillissementen-Kosten en erelonen curatoren” in X (eds.), Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2014, II. D.21-3. 349 Antwerpen 14 september 2006, RW 2006-07, 523-524.

Page 94: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

86

kan afronden, zal de verkregen schadevergoeding in het actief van de boedel terechtkomen. Net om

die reden heeft de curator er zeker baat bij om de aansprakelijke uit te winnen namens de boedel.

168. Art. 33 Faill. W. bepaalt echter dat het ereloon van de curator niet uitsluitend mag worden

uitgedrukt in een proportionele vergoeding op grond van het gerealiseerd actief. Men moet ook

rekening houden met het belang en de complexiteit van de opdracht. Zo kan de rechtbank van

koophandel op grond van een met redenen omklede beslissing het ereloon vermeerderen of

verminderen met een coëfficiënt variërend tussen 0,8 % en 1,2% op basis van verscheidene factoren.

Niet limitatief worden de omvang en de complexiteit van de zaak, het tewerkgestelde personeel, het

aantal schuldvorderingen, de realisatiewaarde van het actief, de spoed waarmee het faillissement

wordt afgewikkeld en de bevoorrecht schuldeisers worden betaald, alsook de waarde die voor

bepaalde, zelfs minder belangrijke, activa wordt gekregen, vermeld.350

Het behoeft geen discussie dat het instellen van een aansprakelijkheidsvordering de normaal al zeer

ingewikkelde afhandeling van een faillissement nog complexer maakt. Of dit in de praktijk ook

aanleiding geeft tot een hoger honoraria is mij niet bekend. Een vonnis van de rechtbank van

koophandel van 30 november 2005 liet wel impliciet doorschijnen dat dit een gangbare denkpiste is

(zie infra nr. 170).

169. Bovendien bepaalt art. 7 K.B. 10 augustus 1998 dat bepaalde prestaties, al dan niet opgesomd in

artikel 5 K.B. 10 augustus 1998351, die geen deel uitmaken van de normale vereffening van de failliete

boedel en die ertoe hebben bijgedragen of er redelijkerwijs toe hadden moeten bijdragen het actief van

het faillissement te bewaren of te vergroten of het passief ervan te beperken, kunnen aanleiding geven

tot betaling van een buitengewoon ereloon.352 In de wet zelf wordt daarbij verwezen naar de

voortzetting van de handelsactiviteit en naar buitengewone opdrachten voortvloeiend uit het aantal

schuldeisers of uit de versnippering van het vermogen van de gefailleerde.

Nu stelt zich de vraag of het instellen van aansprakelijkheidsvorderingen ook kan gezien worden als

een verrichting die geen deel uitmaakt van de normale vereffening van de failliete boedel? Sommige

rechtbanken menen dat het voeren van een gerechtelijke procedure een buitengewoon ereloon uitsluit.

350 Art. 3 K.B. 10 augustus 1998. 351 In art. 5 worden de prestaties opgesomd die gewoonlijk worden verricht door de curator in het kader van een normale vereffening van de failliete boedel en waarvan het gewoon ereloon de tegenprestatie vormt. Het gaat hier over de vaststelling van het tijdstip van staking van betaling, opmaak van de inventaris, hypothecaire inschrijvingen op naam van de boedel, verificatie van de schuldvorderingen, realisatie en vereffening van de activa, de rechtsgeschillen of andere rechtsvorderingen, hetzij als eiser, hetzij als verweerder, teneinde niet gegronde of overdreven schuldvorderingen te voorkomen, opsporing en inning van schuldvorderingen, onderhandelingen van de curator met schuldeisers of derden, onderzoek van de boekhouding en de stukken van de gefailleerde, verrichtingen inzake de beëindiging van het faillissement, briefwisseling en pleidooien. 352 M. CL. ERNOTTE, “Les frais et honoraires des curateurs”, TBH. 2005, 223.

Page 95: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

87

Dit wordt gesteund op het feit dat het mandaat van de curator wordt voorbehouden aan advocaten

ingeschreven op het tableau van een Orde van een Belgische Balie. Het is eigen aan een advocaat dat

hij over de kennis en ervaring beschikt om gerechtelijke procedures in te stellen, zonder dat hij zo

buiten zijn comfort zone dient te treden.353

In een vonnis van 30 november 2005354 oordeelde de rechtbank van koophandel van Charleroi dat het

instellen van een aansprakelijkheidsvordering tegen ex-bestuurders door de curator als dusdanig niet

als een buitengewone taak kan worden beschouwd. De rechter oordeelde als volgt: “De wetgever

verwacht van de curator dat deze in staat is niet enkel de opdracht die normaal gezien rust op de

advocaat in het kader van een gerechtelijke procedure uit te voeren, maar eveneens dat deze de

vereiste opleiding heeft genoten om bepaalde meer specifieke taken, die inherent zijn aan een

procedure van vereffening, tot een goed einde te brengen. In de huidige stand van het recht, in het

bijzonder inzake aansprakelijkheidsvorderingen tegen de ex-bestuurders of tegen de aandeelhouders,

zal de curator ongetwijfeld geconfronteerd worden met soms complexe juridische problemen die een

niet-jurist niet alleen zou kunnen omzeilen, maar die echter als dusdanig niet als buitengewone taken

kunnen worden beschouwd.”

170. Hij voegde er bovendien nog aan toe dat: “Daarentegen, indien de elementen die de curator doet

gelden kunnen worden beschouwd als omstandigheden in de zin van art. 3, lid 2 van het koninklijk

besluit van 10 augustus 1998, dan kan de rechtbank van koophandel bij de sluiting van het

faillissement in voorkomend geval een correctiecoëfficiënt toepassen.” Deze laatste zinsnede vormt

meteen een impliciete bevestiging dat een vermenigvuldigingscoëfficiënt bij

aansprakelijkheidsvorderingen mogelijk is en het werd in deze zaak door de rechter verkozen boven

een buitengewoon ereloon.

2. Rem

171. Opdat het honoraria een stijging zou ondergaan bij het instellen van

aansprakelijkheidsvorderingen dient de curator ten eerste effectief over te gaan tot het aansprakelijk

stellen van een derde en ten tweede dient deze vordering een positieve afloop te kennen opdat het

actief zou stijgen en bijgevolg ook zijn ereloon.

353 K. CREYF, “De organen van het faillissementen-Kosten en erelonen curatoren” in X (eds.), Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2014, II. D.21-28. 354 Kh. Charleroi 30 november 2005, TBH 2006, afl. 8, 862.

Page 96: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

88

Hierboven werd vermeld dat het echter verre van evident is voor de curator om deze beslissing te

maken. Ook de regelgeving omtrent de honoraria bevat een zekere rem die het voor de curator

moeilijker maakt om zo’n langdurige procedure op te starten. Een curator zal zijn ereloon namelijk pas

verkrijgen op het tijdstip van de sluiting van het faillissement. 355 Wanneer hij een

aansprakelijkheidsvordering instelt, weet de curator dat deze procedure een lange tijd zal aanslepen en

hij dus geruime tijd op zijn geld moet wachten. Het is denkbaar dat de curator zal kiezen om snel zijn

geld te innen zonder zich te belasten met het instellen van moeilijke procedures waarvan het resultaat

onzeker blijft.

Ook de wetgever had dezelfde vrees vermits deze een verzachting voor deze problematiek heeft

opgenomen in de faillissementswet. Wanneer immers zou blijken dat de vereffening zich over een zeer

lange periode zou uitstrekken, kan de curator in de loop van de bewerkingen van de vereffening

aanspraak maken op een voorafname van het ereloon bij wijze van provisie.356

172. Zoals gezegd kan de rechter het ereloon van de curator herrekenen. Dit kan hij doen door het

ereloon te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die het ereloon zal vergroten of verkleinen. Een

factor die de vergoeding van de curator potentieel kan doen dalen is echter ook het langdurig laten

aanslepen van de faillissementsprocedure. De vrees voor een neerwaartse correctie moet ook worden

beschouwd als een mogelijke remming. Of rechtbanken dit effectief toepassen is mij tot op de dag van

vandaag onbekend bij gebrek aan gepubliceerde rechtspraak wat dit onderwerp betreft.

§6 Besluit

173. De kritiek dat curators steeds nalaten aansprakelijkheidsvorderingen in te stellen dient enigszins

genuanceerd te worden. Globaal beoordeeld zal de boedel niet steeds belang hebben bij een dergelijke

vordering. De curator zal een evenwicht dienen te vinden tussen het feit dat hij het faillissement zo

snel mogelijk dient af te sluiten en de optie om met een aansprakelijkheidsvordering een mooi extra te

genereren. Wanneer hij verkeerd oordeelt, brengt hij mogelijks zijn aansprakelijkheid in het gedrang.

355 K. CREYF, “De organen van het faillissementen-Kosten en erelonen curatoren” in X (eds.), Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2007, II. D.21.19. 356 Art. 33, lid 3 Faill. W.

Page 97: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

89

HOOFDSTUK 2: ACTIEMOGELIJKHEDEN BIJ STILZITTEN CURATOR

§1 Inleiding 174. Het gevaar voor de individuele schuldeiser schuilt dus in het niet-optreden van de curator

wanneer een aansprakelijkheidsvordering verschuilt zit in het actief van de boedel, doch niet wordt

uitgeoefend door de curator.

De rechtbank van Charleroi oordeelde reeds dat het stilzitten van de curator, de vordering van een

schuldeiser niet kan rechtvaardigen tot de vergoeding van zijn persoonlijk deel in de collectieve

schade.357 Ook de rechtsleer is eerder gekant tegen een subsidiair vorderingsrecht voor schuldeisers bij

stilzitten van de curator. Aldus P. COPPENS “l’inaction du curateur n’autorise pas un créancier

individuel à agir en réparation de sa part personelle dans le préjudice collectif subi”.

175. Hieronder ga ik na over welke (alternatieve) actiemogelijkheden de schuldeisers of andere

organen beschikken bij stilzitten van de curator. De faillissementswet voorziet namelijk in enkele

mechanismen om indirect de consequenties van het vorderingsmonopolie van de curator te temperen.

Hierbij bespreek ik de rechter-commissaris (§2), de vergadering van schuldeisers (§3), de

mogelijkheid tot vervanging van de curator of aanstelling van een curator ad hoc (§4) en tot slot de

aansprakelijkheid van de curator (§5).

§2 Toezicht rechter-commissaris

1. Aanstelling en taak

176. Bij elk faillissement wordt steeds één rechter-commissaris benoemd door de rechtbank van

koophandel.358 Die rechter wordt gekozen onder de leden van de rechtbank van koophandel, met

uitzondering van de voorzitter.359 Dit wil zeggen dat hij wordt gekozen tussen de rechters in

357 Kh. Charleroi 2 september 1998, JDSC 2002, 185, noot M. DELVAUX, JLMB 1999, 987, TBH 2000, 635, noot B. VOGLET. 358 Art. 11 Faill. W. 359 I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 277.

Page 98: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

90

handelszaken (de consulaire rechters), of eerder uitzonderlijk, de rechters in de rechtbank van

koophandel.360

De rechter-commissaris is er mee belast toezicht te houden op het beheer en de vereffening van het

faillissement, de verrichtingen ervan te bespoedigen en hierover de rechtbank voor te lichten en te

adviseren.361 Opdat hij zijn basistaak zou kunnen uitoefenen, dient de rechter-commissaris goed op de

hoogte te zijn van de toestand van het faillissement. In de praktijk is het zo dat er overleg wordt

gepleegd tussen de curator en de rechter-commissaris en dat dit overleg de voornaamste bron van

informatie is voor de rechter-commissaris. Naast dit informeel overleg staan er voor de rechter-

commissaris diverse wettelijke informatiemiddelen ter beschikking in alle stadia van het faillissement.

Zo kan de curator in het eerste proces-verbaal bv. melding maken van onregelmatigheden in het

beheer.362

Het toezicht blijft beperkt en bevat geen vorm van ‘medebeheer’. Deze taak is exclusief voorbehouden

aan de curator. Volgens het Hof van Cassatie houdt deze algemene toezichtsplicht in dat hij verifieert,

in het belang van de gefailleerde en de schuldeisers, dat de curator de wettelijke verplichtingen naleeft

die in het bijzonder het goede beheer en de correcte vereffening van het faillissement moeten

waarborgen.363

Hieruit zou kunnen worden besloten dat de rechter-commissaris dient te controleren dat de curator zijn

rol actief waarneemt. Problematisch is dat nergens een omschrijving wordt gegeven van dit ‘goed

beheer’. Ook wordt niet gespecificeerd hoe de invordering van schuldvorderingen dient te geschieden.

Het invorderen van aansprakelijkheidsvorderingen is namelijk niet onderworpen aan een bijzondere

machtiging of goedkeuring van de rechter-commissaris.364 De taak van de rechter-commissaris zal

bijgevolg eerder beperkt zijn tot een oppervlakkig toezicht. Dit mede door het feit dat de rechtbanken

niet altijd over de nodige mensen en middelen beschikken om deze taak te vervullen. De controle

wordt namelijk in hoofdzaak toebedeeld aan consulaire rechters, die deze taak dienen te combineren

met hun beroep en dit tegen een vaak symbolische vergoeding zonder enige controle van een

beroepsmagistraat.365

360 P. SOENS, “Stopzetting van een vennootschap-het faillissement” in A. VAN OEVELEN, P. ERNST, A. FRANCOIS en M. VAN PASSEL (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, IV.4-18. 361 Art. 35 Faill. W. 362 R. CRIVITS, “De rechter-commissaris” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en W. VANMEENEN (eds), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen II, Intersentia, Antwerpen, Intersentia, 2010, 103. 363 Cass. 21 april 2006, Pas. 2006, afl. 4, 916 en M. VANMEENEN, “Tien jaar Belgisch insolventierecht: heden, verleden en toekomst” in B. ALLEMEERSCH en D. LAMBRECHT (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake faillissementsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 114. 364 Machtiging is bijvoorbeeld wel vereist om over te gaan tot verkoop van activa die onderhevig zijn aan spoedig bederf of snelle waardevermindering, zie art. 49 Faill. W. 365 T. LYSENS, “De curator: aanstelling, controle en vergoeding” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 370.

Page 99: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

91

2. Afwezigheid van injunctierecht

177. Ook in de Nederland wordt bij het ontstaan van een faillissement een rechter-commissaris

aangeduid. Deze is naar equivalent met zijn Belgische collega voornamelijk belast met het toezicht op

de curator.366 Belangwekkend is dat schuldeisers geconfronteerd met een curator die stilzit, de rechter-

commissaris kunnen verzoeken om deze te verplichten een bepaalde handeling te stellen.367 Hierbij

dient de rechter-commissaris, nadat hij de curator heeft gehoord, zelf te beslissen over de opportuniteit

van de gevraagde handeling en dit binnen de 3 dagen. Er is echter geen sanctie bij het overschrijden

van deze termijn. Wanneer de rechter-commissaris beslist dat de curator bv. een

aansprakelijkheidsvordering dient in te stellen zal hij bij niet-nakoming van het bevel gesanctioneerd

worden met zijn persoonlijke aansprakelijkheid.368 Bemerk dat de rechter-commissaris in Nederland

ook een rol heeft als bemiddelaar tussen individuele schuldeisers en de curator.

§3 Vergadering van schuldeisers

1. Bijeenroeping

178. Ingevolge artikel 76 Faillissementswet kan de rechter-commissaris ten allen tijde een vergadering

van schuldeisers of van sommigen onder hen bijeenroepen. In 2002 werd de verplichte bijeenroeping

van de vergadering van schuldeisers drie jaar na het faillissementsvonnis optioneel gemaakt, gezien de

zware administratieve last die deze inhield voor de curator. De wetgever koos hierbij voor een

tussenoplossing. Sedert 2002 kan elke individuele schuldeiser om deze vergadering verzoeken na het

verstrijken van drie jaar.369 Bovendien dient dit steeds verplicht te gebeuren wanneer schuldeisers die

méér dan een derde van de schulden vertegenwoordigen hierom verzoeken, ongeacht op welk tijdstip

dit wordt gevraagd. Tot slot zal er ook een sluitingsvergadering plaatsvinden.

2. Bevoegdheden

179. De vergadering van schuldeisers zou de spreekbuis dienen te zijn van de individuele schuldeisers

bij een faillissement. Hierbij kunnen ze het gedrag van de curator alvast aankaarten. Ze kunnen daarbij

366 B. WESSELS, Bestuur en beheer na faillietverklaring, Deventer, Kluwer, 2001, 6. 367 Art. 69 Faillissementswet. 368 M. Ph. VAN SINT TRUIDEN en F.M.J. VERSTIJLEN, Insolventierecht: tekst & commentaar: de tekst van de Faillissementswet en de EG insolventieverordening voorzien van commentaar, Deventer, Kluwer, 2006, 162-163. 369 Art. 25 Wet 4 september 2002, BS 21 september 2002.

Page 100: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

92

(vanaf het derde jaar) inlichtingen inwinnen over de stand van de vereffening, vragen stellen aan de

curator en eventueel opmerkingen laten noteren. Helaas worden deze vergaderingen gekenmerkt door

een lage opkomst van schuldeisers en enkel gebruikt in een laattijdig stadium bij langdurige

faillissementen. Dit terwijl een aansprakelijkheidsvordering best zo vroeg mogelijk wordt ingeleid,

gelet op de duur hiervan.

3. Geen comité van schuldeisers

180. In sommige rechtssystemen bestaat een (facultatief) bijkomend orgaan dat de schuldeisers toelaat

om toezicht uit te oefenen op het beheer en de vereffening van de boedel of de curator advies te

verlenen. Hierna bespreek ik deze systemen in Nederland en Frankrijk.

181. In Nederland kan er naast de ‘vergadering van schuldeisers’ ook een ‘commissie van

schuldeisers’ worden ingesteld op verzoek van de meerderheid van de schuldeisers aanwezig op de

verificiatievergadering. Voorheen kan de rechter-commissaris reeds een voorlopige commissie

instellen. In bepaalde gevallen is de curator verplicht advies in te winnen (bv. alvorens een

rechtsvordering in te stellen).370 Bovendien kan de curator de commissie ook steeds bijeenroepen om

door haar te worden geadviseerd. Deze commissie kan ook ten allen tijde de raadpleging van de

boeken en bescheiden vorderen. De curator is verplicht deze info te verstrekken. Zo zullen de

schuldeisers in de eerste plaats al meer weet hebben over welke aansprakelijkheidsvorderingen

mogelijks verschuild zitten in de boedel en zodus de curator hierop kunnen wijzen. Ook zij beschikken

over een injunctierecht bij het stilzitten van de curator (zie supra nr. 177).371 Zo kunnen ze optreden

wanneer de curator weigert de Peeters/Gatzen vordering in te stellen.372 Het probleem is echter dat

zelden om zo’n commissie wordt verzocht en dit omdat het advies van de commissie de schuldeisers

niet bindt.373

182. Ook in Frankrijk bestaat een gelijkaardig systeem doordat de rechter-commissaris ook hier één

tot vijf schuldeisers kan aanwijzen die benoemd worden tot ‘contrôleur’, dit bij voorkeur bestaande uit

chirografaire schuldeisers en bevoorrechte schuldeisers.374 Deze staan zowel de liquidateur bij, alsook

de rechter-commissaris. Zij kunnen bovendien ook kennis nemen van alle documenten, inclusief

370 Art. 78 Faillissementswet. 371 Art. 69 Faillissementswet. 372 W. VAN ANDEL en F.M.J. VERSTIJLEN, Materieel faillissementsrecht: de Peeters/Gatzenvordering en de overeenkomst binnen faillissement, Deventer, Kluwer, 2006, 71. 373 Art. 79 Faillissementswet. 374 L. 621-10 en L. 621-11 C. Com.

Page 101: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

93

ontvangen overnameaanbiedingen. 375 Bovendien mag iedere schuldeiser die benoemd werd tot

contrôleur in geval van stilzitten (‘carence’) van de liquidateur optreden voor het collectief belang in

naam en voor rekening van de boedel. Dit verzuim bestaat wanneer de gerechtsmandataris nalaat

binnen de twee maanden te responderen op hun aangetekende brief.376 Hierbij wordt er geen afbreuk

gedaan aan het gelijkheidsbeginsel aangezien de teruggewonnen sommen in de boedel

terechtkomen.377 De meerderheid van de auteurs veronderstelt dat het o.a. gaat over het inroepen van

de actio pauliana alsook meer algemeen over het uitoefenen van aansprakelijkheidsvorderingen tegen

derden.378

§4 Vervanging van de curator of curator ad hoc

1. Vervanging van de curator

A. Procedure

183. De rechtbank van koophandel kan op elk moment de curator vervangen of het aantal curators

verhogen of verlagen, dit wordt aangegeven in art. 31 Faill. W. Er bestaat discussie in de rechtsleer

over wie om de vervanging kan verzoeken vermits dit in het artikel niet werd bepaald. Sommige

sluiten zich aan bij de gedachtegang dat elke belanghebbende dit kan, in het verlengde met het artikel

462 van de oude Faillissementswet. Ander stellen dat de schuldeisers en de gefailleerde enkel hun

beklag kunnen doen bij de rechter-commissaris of de rechtbank en derhalve dienen te rekenen op het

ambtshalve optreden van de rechtbank. 379 Ook de rechtbank van koophandel te Dendermonde

oordeelde in deze zin.380 De vordering van de gefailleerde tot vervanging van ‘zijn’ curator was niet

ontvankelijk, maar oordeelde vervolgens wel ambtshalve over de vraag of de curator al dan niet

diende vervangen te worden. Het Hof van Cassatie heeft over deze discussie (nog) geen uitspraak

gedaan.

375 P. ERNST, “De organen van het faillissement” in H. BRAECKMANS, E. DIRIX en E. WYMEERSCH (eds.), Faillissement en Gerechtelijk Akkoord: het nieuwe recht, Antwerpen, Kluwer, 1998, 360. 376 Art. 622-18 C. Com. 377 C. SAINT-ALARY-HOUIN, Droit des entreprises en difficulté, Parijs, Montchrestien, 2011, 509. 378 Cass. Fr. 3 juni 2013, conclusie M. BONHOMME, http://www.courdecassation.fr. 379 L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B TILLEMAN en M. VANMEENEN, Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 84. 380 Kh. Dendermonde 7 oktober 2002, AR 885/2002, onuitg, aangehaald door L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B TILLEMAN en M. VANMEENEN, Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 84.

Page 102: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

94

De curator van wie de vervanging wordt overwogen, wordt vooraf opgeroepen en gehoord in de

raadkamer. Vervolgens dient de rechter-commissaris verslag uit te brengen over deze vervanging. Tot

slot zal de rechtbank van koophandel een vonnis uitspreken in openbare terechtzitting.381

B. Toepassingsgevallen

184. De toepassing van dit artikel beperkt zich voornamelijk tot situaties waarbij de aangestelde

curator niet verder kan optreden (bv. de benoeming van de curator tot magistraat of wegens ziekte) of

indien de oorspronkelijk aangestelde curator op onvoldoende wijze zijn taak volbrengt. De nalatigheid

kan zich manifesteren in diverse stadia: bij de realisatie van het actief, bij het vaststellen van het

passief alsook een algemeen gebrek aan ijver bij de afwikkeling van het faillissement is mogelijk.382 In

het laatste geval betreft het meestal curators die een duidelijke afwezigheid aan medewerking vertonen

en een gebrek aan transparantie in hun beleid. Zo werd in 2006 de vervanging van een curator

aanvaard die weigerde aan de rechter-commissaris verklaring af te leggen voor bepaalde uitgiften

betaald met de bankkaart van de faillissementsboedel.383

C. Doelmatigheid

185. Men voelt aan dat de gedwongen vervanging van de curator eerder gecreëerd is met het doel om

grof nalatige of bedrieglijke curators te vervangen. Het verzuim tot instellen van een

aansprakelijkheidsvordering zal op zich de rechtbank hoogstwaarschijnlijk niet kunnen overtuigen

tenzij de curator in het algemeen nalatig is. Hij zal het redelijk bont moeten maken alvorens hij wordt

teruggefloten door de rechtbank.

Ook biedt de vervanging van de curator geen garantie opdat de nieuw aangestelde curator wel zal

overgaan tot het instellen van de vordering. Bovendien zal dit gebeuren ook tijd en kosten met zich

mee brengen.

186. Eén enkel voordeel kan gezien worden in de ‘alertheid’ functie van het inleiden van een

procedure tot vervanging. De vervanging van de curator wordt immers gepubliceerd in het Belgisch

Staatsblad. Tot vóór 2002 wisten derden niet wat de reden van vervanging was. In 2002 werd hier

381 B. WINDEY, “Art. 31-13 Faillissementswet 1997” in X (eds.), Handels- en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 173. 382 L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN, Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 83. 383 Cass. 30 juni 2006, JLMB 2006, afl. 31, 1344.

Page 103: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

95

verandering in gebracht door het feit dat wanneer de vervanging gebeurt op verzoek van de curator

zelf, dit uitdrukkelijk dient te worden vermeld. Zodus wordt de vervanging daadwerkelijk als een

sanctie ervaren wanneer deze vermelding ontbreekt.384

2. Curator ad hoc

A. Procedure

(i) Aanstelling wegens strijdigheid van belangen

187. De curator is een neutrale bewindvoerder. Wanneer zich een belangenconflict voordoet

gedurende zijn mandaat dient de curator dit volgens art. 32 Faill. W. op te werpen bij de rechtbank.

Ter uitvoering van de handelingen waar dit belangenconflict zich aandient, wordt vervolgens een

curator ad hoc aangesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de curator een procedure moet

instellen tegen een persoon waarvan hij de persoonlijke raadsman is geweest of de curator

familierelaties heeft met een eventuele schuldenaar/schuldeiser van de gefailleerde.385

In 2002 introduceerde de wetgever de mogelijkheid zodat de rechtbank ambtshalve om de aanstelling

van een curator ad hoc kan verzoeken wanneer deze kennis krijgt van tegenstrijdigheden. Indien dit

zich voordoet wordt de curator, naar analogie bij de procedure van een vervanging, opgeroepen en

gehoord in de raadkamer.386

De taak van de curator ad hoc wordt duidelijk omschreven in het vonnis waarin hij wordt aangesteld.

Nu is het echter alweer de vraag wanneer de niet-uitoefening van een aansprakelijkheidsvordering tot

een belangenconflict kan leiden. Wel kan de individuele schuldeiser de neutraliteit van de curator in

het gedrang brengen door een aansprakelijkheidsvordering tegen hem in te stellen en zo de aanstelling

van een curator ad hoc uit te lokken.

384 I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 353. 385 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 4. 386 Art. 32, lid 2 Faill. W. juncto art. 31, lid 2 Faill. W.

Page 104: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

96

(ii) Aanstelling teneinde voorgenomen verkoop van activa te verbieden

188. Ook schuldeisers (en de gefailleerde) bezitten het recht om de aanstelling van een curator ad hoc

te vragen in kort geding, doch enkel in de hypothese geviseerd in art. 75 Faill. W. Dit is het geval

wanneer individuele schuldeisers, verhinderd zelf te handelen ut singuli, bij het ontstaan van het

faillissement, menen dat hun rechten benadeeld worden door een voorgenomen verkoop van activa.387

De rechtspraak vereist wel dat de verkoop kennelijk indruist tegen de belangen van de schuldeiser. Ze

kunnen zich ook niet verzetten tegen de verkoop als dusdanig, gezien de liquidatie van activa behoort

tot de taak van de curator. Wel kunnen ze het tijdstip of de wijze waarop de verkoop gebeurt

aankaarten.388

189. Bemerk dat het nalaten tot het instellen van een aansprakelijkheidsvordering juist het omgekeerde

veronderstelt. Door het niet uitoefenen van de aansprakelijkheidsvordering bestaat de kans dat de

schuldeisers in hun rechten worden benadeeld daar de meeste een lager dividend zullen verkrijgen. In

principe zal de rechter in kort geding opwerpen dat de bedoeling van dit artikel niet van die aard is om

de curator (ad hoc) tot actie aan te sporen en zich over de beschikking negatief uit laten. Precedenten

in andere zin zijn tot op heden niet gekend. Mocht zich dit ooit voordoen, is het zo dat de curator ad

hoc terug zelf beslist over de opportuniteit van de gevraagde rechtshandeling, in se het instellen van

een aansprakelijkheidsvordering.

B. Doelmatigheid

190. Deze procedure is nodeloos ingewikkeld en heeft als hoofddoel belangenconlficten te vermijden.

Normaliter zal het ook steeds de curator zijn die dit conflict opwerpt. Niets belet echter dat de

rechtbank rekening kan houden met de opmerkingen van de schuldeisers en zelf het initiatief kan

nemen om een curator ad hoc aan te stellen. Zoals gezegd is de optie waarbij een individuele

schuldeiser hierom kan verzoeken prima facie niet geschikt om een aansprakelijkheidsvordering uit te

lokken.

Bovendien is de drempel ook zeer hoog voor de schuldeisers. Deze hebben in het algmeen niet de

nodige bewijsmiddelen om meteen de smoking gun te tonen die de rechtbank kan overtuigen de

curator te vervangen.389 Alweer gaat deze procedure gepaard met heel wat kosten en lasten, al zal het

387 I. VEROUGSTRAETE, Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 354. 388 B. VANDER MEULEN en D. VERCRUYSSE , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2007, 4. 389 J. VANANROYE, “Curatorenaansprakelijkheid : Quis curabit ipsos curatores”, TRV 2013, afl. 3, 209-210.

Page 105: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

97

goedkoper zijn dan een volledige vervanging van de curator. Bijgevolg zal een individuele schuldeiser

slechts uitzonderlijk zijn toevlucht zoeken bij de curator ad hoc.390

§5 Aansprakelijkheid curator

1. Aansprakelijkheid curator q.q. of persoonlijk

191. De eventuele schade veroorzaakt gedurende de faillissementsafwikkeling kan naar gelang het

geval verhaald worden op de boedel of op de curator persoonlijk; men maakt klassiek het onderscheid

tussen een aansprakelijkheidsvordering tegen de curator q.q. enerzijds en tegen de curator persoonlijk

anderzijds.391 Ook in Nederland en Frankrijk wordt dit onderscheid gemaakt. Hier onderscheidt men

achtereenvolgens de aansprakelijkheid van de curator q.q. vs. curator pro se en mandataire dans sa

qualité vs. au nom personnel.

Zolang de curator binnen de grenzen van zijn mandaat handelt en dit op een correcte manier uitoefent,

kan hij niet persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.392 Wanneer de curator een onrechtmatige daad

pleegt naar aanleiding van de uitvoering van zijn opdracht, handelt hij in principe steeds buiten zijn

wettelijke opdracht en uit dien hoofde kan hij nooit de boedel verbinden; hij is dan persoonlijk

gehouden. Dit blijkt ook uit de aanhef van artikel 57 Faill. W.: te rekenen van hun ambtsaanvaarding

zijn de curators op hun persoonlijke aansprakelijkheid gehouden.

Het is ook enkel de persoonlijke aansprakelijkheid die in dit geval interessant is voor schuldeisers

wanneer deze worden geconfronteerd met een nalatige curator aangezien een veroordeling van de

curator q.q. slechts ten uitvoer kan worden gelegd tegen de boedel en het gebrek aan activa in de

boedel wegens verzuim van de curator net de reden is waarom de vordering wordt ingesteld.

Bovendien zal de aansprakelijkheidsvordering zo als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd

zweven, wat niet het geval is indien zijn persoonlijke aansprakelijkheid buiten schot blijft.393

192. Het criterium ter beoordeling van de verantwoordelijkheid van de curator is de culpa levis in

abstracto: de curator moet handelen als een gemiddeld diligent en aandachtig curator, rekening

390 A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 317. 391 L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 88. 392 T. LYSENS, “De curator” in H. BRAECKMANS (ed.), Faillissement & Reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, II.D.20-29. 393 C. BERCKMANS, “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, nr. 284, 493.

Page 106: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

98

houdend met de specifieke omstandigheden van het faillissement waarin hij werd aangesteld.394

Hierbij zal de rechtbank de moeilijkheidsgraad en de snelheid waarmee curators beslissingen dienen te

nemen laten meespelen bij haar beoordeling .395

Stel dat de curator nalaat een aansprakelijkheidsvordering in te stellen. Dan kan hij enkel aansprakelijk

worden gesteld indien wordt bewezen dat een zorgvuldige curator in gelijke omstandigheden die

vordering wel zou hebben ingesteld. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de informatie over

het welslagen van zo’n vordering waarover de curator beschikte op het ogenblik dat hij de vordering

kon instellen, maar ook rekening houdend met andere overwegingen die bij de curator leven, zoals de

wens van een goede afwikkeling van het faillissement. Het zal allesbehalve eenvoudig zijn om dit aan

te tonen.396

2. Tijdstip instellen aansprakelijkheidsvordering

193. Zolang het faillissement niet wordt afgesloten kunnen de gezamenlijke schuldeisers van de

gefailleerde niet zoveel inbrengen tegen de handelingen van een curator. Dit om zijn beleid niet

onnodig te doorkruisen. In principe kunnen zij pas optreden op de afrekeningsvergadering n.a.v. de

sluiting van het faillissement. Op die vergadering geeft de curator verantwoording van zijn beheer en

dienen de gefailleerde en de schuldeisers hun eventuele bezwaren te uiten.397

194. Een individuele schuldeiser kan wel onmiddellijk de curator aanspreken bij het vaststellen van

een specifiek schadeverwekkend optreden of nalaten vanwege de curator.398 Hierbij stelt zich de vraag

wanneer de schade ingevolge de niet-uitoefening van de vordering door de curator een zeker karakter

verkrijgt. Dit zou het geval kunnen zijn wanneer de curator uitdrukkelijk te kennen geeft de vordering

niet te zullen instellen of indien de verjaring van de vordering intreedt.

394 In Nederland wordt de Maclou-norm gehanteerd, de curator wordt vergeleken met “een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht” (HR 19 april 1996, NJ 1996, 727) Ook in Frankrijk wordt het gedrag van de mandataire vergeleken met een mandataire in dezelfde omstandigheden, (Com. 27 octobre 1998, n°95-13.569). 395 A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 318. 396 J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 284-285. 397 L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 89. 398 L. VANDENBROUCKE, “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 89.

Page 107: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

99

3. Bevoegdheid instellen aansprakelijkheidsvordering

195. Het nalaten tot het instellen van een aansprakelijkheidsvordering zal de gemeenschappelijke schuldeisers een collectief nadeel bezorgen. De opbrengst van de vordering tegen de curator dient

derhalve in de boedel te vallen. Helaas lijkt ook de aansprakelijkheidsvordering van schuldeisers tegen

de curator niet aan het onderscheid tussen collectieve en individuele schade te ontsnappen. Het hof

van beroep te Brussel oordeelde dat “de door de curator begane fouten bij de uitoefening van zijn

mandaat, die hebben geleid tot een minder goede verwezenlijking van het actief of tot een

verslechtering van het passief van de failliete boedel aan de oorsprong liggen van een collectief

nadeel, dat gemeenschappelijk is aan de schuldeisers. Een individuele schuldeiser is niet gerechtigd

hiervan een herverdeling te vorderen en de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator aan een

onderzoek te onderwerpen.”399 Vermits de gemeenschappelijke schuldeisers worden vertegenwoordigd

door de boedel, die op hun beurt wordt vertegenwoordigd door de curator zelf, zal het de curator ad

hoc zijn die de vordering dient in te stellen. Het belangenconflict is hier duidelijk. De schuldeisers hun

initiatiefrecht wordt dienvolgens in handen gelegd van een curator ad hoc of zelfs een vervangende

curator.400

§6 Besluit

196. De faillissementswet voorziet in verschillende controlemechanismen t.a.v. het handelen van de

curator. Toch valt het op dat individuele schuldeisers beduidend minder armkracht hebben dan in onze

buurlanden, en dit voornamelijk op gebied van informatievergaring en medebeheer. De bestaande

controle berust hoofdzakelijk bij de rechter-commissaris, die dient toe te zien op het handelen van de

curator(en). Deze zijn actiemiddelen zijn gelimiteerd en hij zal niet altijd dezelfde ‘incentive’ hebben

als de individuele schuldeisers. Doch beschikken de schuldeisers met de vergadering van schuldeisers

over een uitgelezen moment tot contact en informatie met zowel de rechter-commissaris als de curator.

Het valt echter te betreuren dat de samenroeping van deze vergadering sedert 2002 optioneel werd

gemaakt en indien hiertoe toch wordt verzocht veel schuldeisers hun kat sturen.

Ook zal het verzoek tot vervanging van de curator of de aanstelling van een curator ad hoc niet meteen

opportuun zijn om een aansprakelijkheidsvordering uit te lokken gezien het tijdrovend karakter, het

kostenplaatje en de onzekerheid of een nieuwe curator wel tot het instellen van

399 Brussel 22 februari 1993, Rev.prat.soc. 1993, noot F. T’KINT. 400 A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 327.

Page 108: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

100

aansprakelijkheidsvorderingen zou overgaan. Als ultiem redmiddel beschikken de schuldeisers wel

nog steeds over een aansprakelijkheidsvordering tegen de curator. Heden ten dage zijn deze

alternatieven echter onvoldoende.

Page 109: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

101

HOOFDSTUK 3: DEUGDELIJK FAILLISSEMENTSBESTUUR

§1 Inleiding 197. Aansprakelijkheidsvorderingen ter vergoeding voor wat in deel I als collectieve schade werd

gedefinieerd, zijn boedelgoederen; zij behoren met andere woorden tot een afgescheiden vermogen.

Dit heeft twee belangrijke consequenties.

Ten eerste worden ze blootgesteld aan het beheersregime van dit afgescheiden vermogen. Dit

impliceert dat deze onder werking van het monopolie van de curator exclusief door deze laatste

worden ten gelde gemaakt onder het toezicht van de rechter-commissaris. Ten tweede betekent dit dat

de rechten van de individuele schuldeisers ten opzichte van de opbrengst van

aansprakelijkheidsvorderingen geregeld worden door het partias creditorum. Individuele schuldeisers

zullen aanspraak maken op een deel van de opbrengst en dit volgens hun rangorde in de boedel en

nadat de boedelschuldeisers zijn voldaan.

Verdiend wordt het eerste aspect als problematisch ervaren vermits het vorderingsmonopolie van de

curator zijn gebreken kent. Bijgevolg dienen we ons af te vragen of de (vorderings)rechten van

individuele schuldeisers dienen te worden uitgebreid en of het tweede aspect, nl. het principe van

gelijkheid van schuldeisers, hierbij dient gerespecteerd te worden? Men beschikt hiervoor over twee

mogelijkheden. In §2 overlopen we de mogelijkheid om individuele vorderingsrechten buiten de

boedel om een individueel vorderingsrecht toe te kennen voor hun aandeel in de collectieve schade. In

§3 overlopen we de mogelijkheden die binnen de boedel zouden kunnen bestaan.

§2 Oplossingen buiten de boedel

1. Vordering gedurende het faillissement 198. Ook de wetgever stelde in 2002 vast dat curators weinig geneigd waren om

aansprakelijkheidsvorderingen in te stellen tegen derden. Hij kwam aan deze problematiek tegemoet

door individuele schuldeisers een vorderingsrecht toe te kennen voor hun aandeel in de collectieve

schade wanneer bestuurders wegens een kennelijk grove fout hebben bijgedragen tot het faillissement.

Page 110: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

102

Men zou ervoor kunnen opteren om deze mogelijkheid uit te breiden naar alle

aansprakelijkheidsvorderingen met collectieve schade tot voorwerp. Ongelukkigerwijs stellen we vast

dat individuele schuldeisers van de in 2002 geïntroduceerde vorderingsmogelijkheid nauwelijks

gebruik maken. Dit hoogstwaarschijnlijk door het gegeven dat gewone schuldeisers niet over

voldoende informatie beschikken om een kennelijk grove fout in hoofde van een bestuurder of

zaakvoerder te bewijzen.

199. In de rechtsleer wordt een voorstel tot uitbreiding steeds op veel kritiek onthaald. De bezwaren

tegen zo’n individueel vorderingsrecht worden meestal teruggebracht naar twee hoofdredenen, nl. de

doorkruising van de gelijkheid van schuldeisers en de noodzaak van een efficiënte afwikkeling van het

faillissement. Advocaat KRACK omschreef het als volgt “notre droit est organsié selon la règle

d’égalité des creanciers. En reconnaissent un droit d’action individuel aux créanciers lésés, l’on crée

dans les faits, un privilège en faveur du créancier le plus rapide, le mieux informé ou le plus fortuné

car le premier créancier qui aboutira dans son action sera payé”.401

Ook in Frankrijk wees men op het risico om in hoofde van schuldeisers een individueel

vorderingsrecht te creëren vermits deze “ne comporte pas seulement un risque d’anarchie dangereux

pour le bon déràulement d’une procédure collective. Elle peut aussi entraîner une rupture d’égalité

entre les créanciers”. 402

ZENNER wierp echter op dat het principe van gelijkheid van schuldeisers een mooie dogmatische

gedachte is, waarvan door verscheidene wetgevende ingrepen niet veel overblijft (zie supra nr. 130).

Toch kunnen we dit principe van dwingend recht niet van alle relevantie ontbloten. Het zou in de

eerste plaats de boedel moeten zijn die van de opbrengst dient te genieten.

Het is bovenal ook zeer inefficiënt om elke schuldeiser toe te laten zijn aandeel in de collectieve

schade te vorderen. Het toekennen van een individueel vorderingsrecht ter vergoeding van collectieve

schade leidt namelijk tot veel praktische hindernissen: moeilijkheden met de schadebegroting,

problemen wanneer ook de curator zou overgaan tot vorderen, etc.

2. Vordering na het faillissement

200. Minder storend is dan ook een vordering voor schuldeisers van hun aandeel in de collectieve

schade na de sluiting van het faillissement. De opdracht van de curator, in wiens hoofde een exclusief 401 Parl. St., sessie 2001-02, 2-877/8, 21. 402 Cass. Com. 8 octobre 1996, note Y. GUYON.

Page 111: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

103

vorderingsrecht bestond, komt hierdoor tot een einde. Aldus kan zijn beleid niet meer worden

doorkruist.

Ook het Hof van Cassatie oordeelde in 2008 volgens sommigen in deze zin door een vordering af te

wijzen vermits de individuele schuldeiser tijdens het faillissement vergoeding voor diens aandeel in de

collectieve schade vorderde.403 A contrario werd hieruit afgeleid dat na het faillissement hun recht

herleeft ter vergoeding van deze schade.

201. Hierbij moeten we ons de vraag stellen of een schuldeiser überhaupt ooit heeft beschikt over een

vordering voor schade die hem slechts onrechtstreeks treft en in eerste instantie aan het gefailleerd

vermogen wordt toegebracht. Onverminderd de zijdelingse vordering, hebben schuldeisers normaal

gezien geen mogelijkheden om schade die aan het onderpand van hun schuldenaar wordt veroorzaakt,

te doen vergoeden.

202. Nochtans vervalt het voornaamste argument tegen dit vorderingsrecht. Zo kon de schuldeiser

voordien geen vordering instellen vermits de afwezigheid van het zeker karakter ontbrak. En dit omdat

de curator zelf nog over de mogelijkheid beschikte deze in te vorderen (zie supra nr. 113). Dit

probleem stelt zich nu niet meer aangezien bij sluiting van het faillissement het zeker is dat de curator

deze vordering niet meer zal uitoefenen.404 Cassatie heeft deze discussie echter nog niet beslecht.

§ 3 Oplossing binnen de boedel

203. Mijns inziens ligt de oplossing voor het probleem dat er te weinig aansprakelijkheidsvorderingen

door curators worden ingesteld, niet buiten, maar binnen de boedel. Het vennootschapsleven wordt

doorkruist met principes van corporate governance, daar waar het beheer van de faillissementsboedel

afgemeten aan vennootschapsnormen een trieste aanblik geeft.

Een deugdelijk bestuur door de curator zou inhouden dat er een aanvaardbare interne controle is bij

het beheer, dit zowel door de rechter-commissaris, maar ook door de individuele schuldeisers. Dit kan

worden bereikt door een (facultatief) extra orgaan te creëren, net zoals in onze buurlanden. Ook het

verband met de verschillende stakeholders en de transparantie bij de afwikkeling van het faillissement

zijn aan een opfrissing toe. Hierna volgen enkele voorstellen die een aansprakelijkheidsvordering

binnen de boedel houden en zo geen afbreuk doen aan de gelijkheid van schuldeisers.

403 Cass. 17 januari 2008, Pas. 2008, afl. 1, 130, JDSC 2009, 218 en TBH 2008, afl. 4, 321. 404 I. BOONE en B. WYLLEMAN, “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht” in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 244.

Page 112: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

104

1. Zijdelingse vordering

A. Zijdelingse vordering voor rekening van de boedel

204. Volgens artikel 1166 BW is een zijdelingse vordering de mogelijkheid in hoofde van een

individuele schuldeiser om alle rechten en vorderingen van hun schuldenaar uit te oefenen wanneer

deze laatste blijft stilzitten. Dit in de schuldenaar zijn naam en dus ook voor diens rekening. Hierbij

kan de schuldeiser een vordering uitoefenen voor de schade veroorzaakt door een derde aan zijn

schuldenaar. De gerealiseerde opbrengst valt vervolgens in het vermogen van diens schuldenaar.

205. De algemene opvatting is dat een individuele schuldeiser geen zijdelingse vordering meer kan

instellen gedurende het faillissement. Hiermee komt een individuele schuldeiser in het vaarwater van

het beleid van de curator. Het gaat immers over een vordering die deel uit maakt van het buitenbezit

gestelde vermogen van de gefailleerde.405

206. Bij inertie van de curator zou een zijdelingse vordering nochtans een aanlokkelijke oplossing

zijn. Vermits de opbrengst in de boedel valt, wordt het principe van gelijkheid van schuldeisers alvast

niet meer doorboord. Dit is wat bestaat in het Franse recht (zie supra nr. 182) en volgens SCHOORDIJK

ook bekend is in het Amerikaanse recht.406 Deze mogelijkheid wordt bovendien aangehaald in de

overwegingen van de advocaat-generaal in de beroemde FORGES de CLABECQ-zaak.407

Het toekennen van een vorderingsrecht in naam en voor rekening van de boedel gaat echter ook

gepaard met enkele problemen. Zo dient men te bepalen welke schuldeiser(s) deze vordering kunnen

uitoefenen; één enkele schuldeiser of eerder een groep van schuldeisers? Ook zal men het moment

waarop de curator stilzit dienen te bepalen. Hierbij kan men eventueel werken met een aangetekend

schrijven. Bovendien is het logisch dat de kosten van een geslaagde aansprakelijkheidsvordering ter

beurt vallen van de boedel, maar is dit minder evident bij een gefaalde vordering.

207. HEENEN sprak zich reeds in 1986 uit tegen zo’n zijdelingse vordering. Volgens hem wordt

hierdoor afbreuk gedaan aan de essentiële regelen van het faillissementsrecht. Hij stelt dat enkel de

curator dient te beslissen over de opportuniteit tot het instellen van een aansprakelijkheidsvordering en

hij bij dit beleid niet mag gestoord worden door bemoeienissen van individuele schuldeisers. Wanneer

405 M. WAUTERS, “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K. GEENS, (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 58. 406 H. SCHOORDIJK, “De positie van schuldeisers en aandeelhouders in geval van faillissement bij verhaal op derden” in X. (eds.), Ondernemingsrecht 2005, Deventer, Kluwer, 122. 407 Brussel 10 februari 1997, Bank.Fin. 1997, 241, TBH 1997.

Page 113: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

105

de curator hierbij fouten maakt of nalatig is, kan deze hiervoor aansprakelijk worden gesteld en zelfs

vervangen. Dit is niet het geval bij individuele schuldeisers.408

B. Zijdelingse vordering om curator aansprakelijk te stellen

208. Minder extreem is een zijdelingse vorderingsmogelijkheid, niet voor elke schuldvordering van de

boedel, maar alleen voor de aansprakelijkheidsvorderingen die de boedel heeft tegen de curator. We

stelden eerder vast dat een aansprakelijkheidsvordering wegens onrechtmatig verzuim om een

kansrijke procedure te starten, schade toebrengt aan de gemeenschappelijke schuldeisers. De boedel

lijdt hierdoor schade en deze boedelvordering kan gedurende het faillissement enkel worden

uitgeoefend door een vervangend curator of de curator ad hoc, wat zeer omslachtig is (zie supra nr.

195).

Stel dat aan een (groep van) schuldeiser(s) dergelijke vorderingsmogelijkheid wordt toegekend voor

rekening van de boedel. Men kan dit zien als het equivalent van de minderheidsvordering bij

bestuurdersaansprakelijkheid. Hier wordt ook het herstel van afgeleide schade nagestreefd en dit door

middel van een afgeleide vordering voor het gezamenlijk vermogen. De benadeelde aandeelhouder

kan, weliswaar onrechtstreeks, schadevergoeding vorderen voor de minderwaarde van zijn aandelen;

die minderwaarde is een reflectie van de schade die de vennootschap zelf lijdt door het wanbeleid van

haar bestuurders. Wanneer de minderheidsaandeelhouders de zaak winnen komt de schadevergoeding

(onder aftrek van de kosten) in het vennootschapsvermogen terecht. Dit laatste aspect is echter ook

meteen de reden waarom er weinig tot geen minderheidsvorderingen worden ingesteld.409

Zowel ZENNER als VANANROYE spraken zich uit als voorstanders voor deze vorm van

minderheidsvordering.410 Deze laatste stelt dat dit op heden reeds mogelijk is en dit naar analogie met

twee andere situaties erkend in de Belgische rechtspraak. Een eerste argument vindt hij terug in het

feit dat zaakvoerders van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid sinds oudsher een vordering

kunnen instellen tegen hun zaakvoerder terwijl hiervoor nergens een wettelijke basis bestaat. Ten

tweede besliste het Grondwettelijk Hof in 2010 dat het onderscheid tussen vennootschappen met

rechtspersoonlijkheid, naar gelang deze wel of geen onbeperkte aansprakelijkheid hebben, geen

objectief en pertinent criterium is om enkel in hoofde van minderheidsvennoten van een CVBA, en

408 J. HEENEN, “Prejudice collectif et action individuelle”, in G. BAERT en J. RONSE (eds.), Liber amicorum Jan Ronse, Kluwer, Waterloo, 1986, 230. 409 K. GRILLET, “Verantwoordelijkheid vennootschap en bestuurders. Schadevergoeding voor individuele aandeelhouders wegens waardevermindering van aandelen, NjW 2007, 151. 410 A. ZENNER, Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 338 en J. VANANROYE, “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS,, H.COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN, Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 300-302.

Page 114: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

106

niet ten gunste van de minderheidsvennoten van een CVOA, in de mogelijkheid te voorzien een

minderheidsvordering in te stellen.411 Hieruit leidde VANANROYE af dat waar een afgeleide vordering

zich opdringt in een vennootschap waarvoor de vennoten vrijwillig kiezen, dit ook geldt voor de

onvrijwillige leden in een dwangvennootschap, de boedel genaamd.412

2. Rechter-commissaris als beroepsinstantie

209. De taak van de rechter-commissaris wordt voornamelijk beperkt tot toezicht op het beheer van de

curator. Men zou kunnen opteren om net zoals in Nederland de rechter-commissaris te laten

intermediëren bij onenigheid tussen de curator en een (groep) van schuldeiser(s). Onder het vigerend

Belgisch recht is het niet mogelijk dat een schuldeiser tegen een handeling van de curator kan

opkomen bij de rechter-commissaris. Ook kunnen de schuldeisers van de rechter-commissaris geen

bevel uitlokken die de curator, op straffe van diens aansprakelijkheid, verplicht dient uit te voeren.

In Nederland kan ook het instellen van een aansprakelijkheidsvordering het voorwerp uitmaken van

zo’n rechterlijk bevel. Dit gecombineerd met meer transparantie zou alvast de zichtbaarheid van zulke

vorderingen in de boedel vergroten. Op deze manier fungeert de rechter-commissaris als een soort van

beroepsinstantie en blijft de beslissing tot het instellen van een aansprakelijkheidsvordering in handen

van een juridisch bekwaam persoon en de uitoefening van de vordering exclusief voorbehouden aan

de curator.

3. Funding door de Belgische staat

210. In sommige gevallen wordt een onderneming volledig leeggeroofd achtergelaten. Bepaalde

vennootschappen worden immers geleid ten gunste van individuele belangen of als fraudemiddel. Bij

een nakend en soms zelfs op voorhand gepland faillissement, haalt men alle activa uit de

onderneming en worden deze versluisd naar een nieuwe vennootschap via het opzetten van

ingewikkelde constructies.

Wanneer de curator zo’n faillissement aantreft, wordt hij in de huidige stand van de wetgeving

verplicht om het faillissement bij gebrek aan activa te sluiten. Dit terwijl het hier duidelijk is dat met

de vinger kan worden gewezen naar een malafide bestuurder. De kans op slagen van een

411 GwH 16 september 2010, nr. 2010/102, NjW 2011, nr. 238, 175. 412 J. VANANROYE, “Curatorenaansprakelijkheid : Quis curabit ipsos curatores”, TRV 2013, afl. 3, 209-210.

Page 115: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

107

aansprakelijkheidsvordering tegen zo’n bestuurder stijgt aanzienlijk. Het idee dat straffeloosheid

overheerst bij de ergste gevallen van fraude kan men enkel betreuren.

Het zou al een hele stap vooruit zijn moesten alvast deze bestuurders worden aangepakt. Meerdere

oplossingen zijn hiervoor mogelijk. Ten eerste kan het loon van de curator ter vervulling van deze

maatschappelijke taak, worden afgewenteld op de Belgische Staat via de werking van een pro deo

systeem. Ook kan naar equivalent met onze noorderburen, gewerkt worden met een voorschot van de

overheid om de kosten van deze aansprakelijkheidsvordering (voorlopig) te dragen.

4. Mentaliteitswijziging bij de rechtbanken

211. Een belangrijke taak ligt ook bij de rechtbanken van koophandel. Deze zouden curators meer

moeten wijzen op het belang van het instellen van aansprakelijkheidsvorderingen. Het zo snel

mogelijk afsluiten van het faillissement zou daarbij niet hun hoofddoelstelling mogen zijn.

Na twee maanden dient de curator aan de rechter-commissaris een kort verslag te geven met zijn eigen

aanmerkingen. De rechter-commissaris geeft deze op zijn beurt door aan de Procureur des Konings.

Hierbij zou de curator meer grondig dienen te rapporteren over vastgestelde onregelmatigheden vóór

het faillissement, die tot aansprakelijkheid kunnen leiden. Ook de Procureur des Konings kan zo

sneller een strafrechtelijk onderzoek instellen bij het vaststellen van bepaalde misdrijven.

§4 Besluit

212. We stellen vast dat er twee mogelijkheden bestaan om het gebrek aan

aansprakelijkheidsvorderingen te verzachten. Ten eerste kunnen we de oplossing vinden buiten de

boedel door aan schuldeisers een algemeen vorderingsrecht toe te kennen. Echter is dit gezien zijn

inefficiënt en oneerlijk karakter geen aanwinst voor een billijke faillissementsafwikkeling. Wanneer

echter komt vast te staan dat de curator geen vordering zal uitoefenen, blijven er bijzonder weinig

argumenten tegen zo’n vorderingsrecht over.

We moeten gedurende het faillissement echter zoveel als mogelijk de oplossing binnen de boedel

houden. Hierbij kunnen de schuldeisers, zoals in onze buurlanden, zeker en vast een handje helpen.

Dit zowel op het gebied van toezicht alsook als effectieve vorderingsgerechtigde bij het stilzitten van

de curator. Er dient evenwel over gewaakt te worden dat de opbrengst steeds in de boedel valt. Ook de

Belgische staat kan alvast de curator in de juiste richting duwen door een betere financiële

Page 116: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

108

ondersteuning bij malafide faillissementen. Bovendien moeten de opvattingen in hoofde van de

rechtbanken zelf ook mee-evolueren naar een gunstiger klimaat in het voordeel van een vorderende

curator. De curator die een aansprakelijkheidsvordering instelt mag niet als hinderend worden gezien.

Page 117: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

109

ALGEMEEN BESLUIT

Het onderscheid tussen collectieve en individuele schade heeft al heel wat controverse losgeweekt. Dit

zowel in de wetgeving, de rechtspraak als de rechtsleer. Toe te juichen is dat deze denkoefening recent

wordt behandeld als een feitenanalyse, waarbij nauwkeurig het oorzakelijk verband moet worden

opgespoord en de schade afgebakend. In de plaats van een zwart-wit verhaal rond ontvankelijkheid, is

het een genuanceerder debat over de omvang en de causaliteit. Hoewel de denkoefening hierdoor

eenvoudiger wordt, lijkt de toepassing ervan nog vaak problematisch. De aansprakelijke derde zal in

de overgrote meerderheid van de gevallen een bestuurder of zaakvoerder zijn, en het leerstuk van de

bestuurdersaansprakelijkheid is op zich al zeer complex.

Het gebruik van het begrip collectieve schade staat nochtans onder druk. Des te meer omdat de curator

in de meerderheid van de gevallen ingevolge de buitenbezitstelling de vorderingsrechten uitoefent die

de gefailleerde zelf ook had en het mystieke begrip in dit opzicht geen meerwaarde biedt. Toch kan er

nog enig soelaas worden gevonden in dit concept wanneer de curator een derde aanspreekt die de

gemeenschappelijke rechten van de schuldeisers heeft benadeeld, doch geen vordering kan worden

aangetroffen in het vermogen van de gefailleerde. Doorgaans zal de curator zich hierbij steunen op een

bijzondere bevoegdheid, voornamelijk verspreid over het Wetboek van Vennootschappen.

Na het ontstaan van het faillissement kunnen schuldeisers, in de praktijk voornamelijk de fiscus en de

RSZ gezien de bijzondere vermoedens en kennis waarover deze beschikken, enkel vergoeding

vorderen voor hun eigen schade die niet is afgeleid van de schade aan het gefailleerd vermogen.

Desalniettemin is een demarche merkbaar naar een versterkte houding voor diegene wiens vermogen

wordt getroffen door patrimoniale reflexschade. Dit in de eerste plaats doordat in 2002 de wetgever

aan individuele schuldeisers een vorderingsrecht toekende bij bijzondere

faillissementsaansprakelijkheid. Bovendien is ook in de rechtsleer een evolutie merkbaar in het

voordeel van een vorderingsrecht voor afgeleide schade. De rechtspraak wil echter voorlopig nog niet

mee stappen in dit nieuwe verhaal.

Bijgevolg stellen we vast dat het traditionele monopolie van de curator in de rechtspraak, alvast

voorlopig, absoluut stand houdt. Hieruit zou echter geen vrijgeleide mogen voortvloeien voor een

aansprakelijke derde indien de curator bij gebrek aan financiële middelen of tijd (terecht) nalaat een

aansprakelijkheidsvordering in te stellen.

Page 118: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

110

De in de faillissementswet voorziene mechanismen om het monopolie van de curator te temperen, zijn

bovendien onvoldoende indien men deze vergelijkt met onze buurlanden. Een equivalent van de

minderheidsvordering bij inertie van vennootschapsorganen is afwezig. Ook ontbreekt het de

schuldeisers aan een goed werkbaar collectief orgaan die hen meer gewicht, inzicht en

beslissingsmacht kan geven gedurende de faillissementsafwikkeling. Schuldeisers geconfronteerd met

een nalatige curator die geen individuele schade hebben geleden, zullen in de huidige stand van de

wetgeving weinig actie kunnen ondernemen.

Het is dan ook reikhalzend uitkijken naar de toekomst. Logischerwijze kan het twee kanten op. Ofwel

wint het kamp van de rechtspraak en wordt steevast vastgehouden aan het monopolie van de curator,

dat veel van zijn nut verliest indien de curator blijft stilzitten. Ofwel onderneemt de wetgever de eerste

stappen naar een good bankruptcy government. In een ideale wereld wordt hierbij het vorderingsrecht

van de curator beter omkaderd (bv. door funding en betere verloning). Alsmede wordt aan individuele

schuldeisers bijzondere instrumenten aangereikt, wanneer komt vast te staan dat een curator geen

aansprakelijkheidsvordering zal uitoefenen.

Page 119: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

111

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING Hypotheekwet 16 december 1851, BS 22 december 1851. Burgerlijk Wetboek 21 maart 1804. Wet van 30 september 1893 op het faillissement en de surséance van betaling, http://wetten.overheid.nl. Code de commerce van 12 juli 1966, http://www.legifrance.gouv.fr/ Gerechtelijk Wetboek, BS 31 oktober 1967. Wetboek van 3 juli 1969 van de belasting over de toegevoegde waarde, BS 17 juli 1969. Nieuw Burgerlijk wetboek van 1 januari 1992, http://wetten.overheid.nl/ Wetboek van10 april 1992 van de inkomstenbelastingen, BS 20 juli 1992. Insolvenzordnung van 5 oktober 1994, BGBI 2866. Wet van 8 augustus 1997 op het faillissement, BS 28 oktober 1997. Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de regels en barema’s tot bepaling van de kosten en erelonen van de curatoren, BS 8 september 1998, err. BS 15 september 1998. Wet van 4 september 2002 houdende de wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, BS 21 september 2002. Programmawet van 20 juli 2006, BS 28 juli 2006. Parl. St. Senaat 1977-78, nr. 415/2. Parl. St. Senaat, 1996-97, nr. 1-498/11 Parl. St. Kamer 2000-01, nr. 1132/13. Parl. St. Senaat 2001-02, nr. 2-877/8. Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 2517/011.

RECHTSPRAAK

GwH 16 september 2010, nr. 2010/102, NjW 2011, nr. 238, 175. GwH 29 maart 2012, Arr.GwH 2012, afl. 2, 681, RABG 2013, afl. 9, 515, JDSC 2012, 159, TBH 2012, 730.

Page 120: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

112

GwH 8 mei 2014, NjW 201, afl. 308, 697, JDSC 2014, 226; TVW 2014, afl. 3, 253. Cass. 7 februari 1850, Pas. 1851, I, 220. Cass. 11 mei 1905, Pas. 1905, I, 216. Cass. 10 december 1925 Pas. 1926, I, 106. Cass. 14 oktober 1963, Pas. 1964 I, 153. Cass. 8 april 1976, in Pas. I. 881. Cass. 7 mei 1980, Arr. Cass. 1979-80, 1114. Cass. 12 februari 1981, Bull. 1981, 639, BRH. 1981, 154; JT 1981, 270.; Pas. 1981, I, 639; JDSC 2000, 137; RCJB 1983, 5. Cass. 28 april 1983, RCJB 1986, 708, noot P. GERARD. Cass. 6 mei 1983, RCJB 1986, 712. Cass. 6 januari 1984, AC 1983-84, 507. Cass. 1 december 1989, RW 1989-90, 1260. Cass. 16 februari 1995, RW 1995-96, 88. Cass. 2 maart. 1995, Arr.Cass. 1995, 247; Bull. 1995, 250, concl. LIEKENDAEL, JLMB 1995, 1195, noot C. PARMENTIER, Pas. 1995, I, 250, RW 1995-96, 538. Cass. 13 april 1995, Arr Cass. 1995, 409. Cass. 5 december 1997, Arr. Cass. 1997, 1289 Bull. 1997, 1355. Cass. 25 oktober 2001, RW 2002-03. Cass. 24 oktober 2002, DAOR 2003, afl. 63, 278. Cass. 24 oktober 2004, rev.prat.soc. 2004, afl. 2, 152, noot W. DERIJCKE, RW 2007-08, afl. 12, 500, TRV 2005, afl. 8, 554, noot J. VANANROYE. Cass. 21 april 2006, Pas. 2006, afl. 4, 916. Cass. 30 juni 2006, JLMB 2006, afl. 31, 1344. Cass. 17 januari 2008, Pas. 2008, 139, RABG 2008, 530, RGCF 2008, 223, noot E. VAN BRUSTEM, RW 2009-10, 1083. Cass. 10 december 2008, Pas 2008, 2907, conclusie advocaat-generaal D. VANDERMEERSCH, RDP 2009, 602. Cass. 26 januari 2009, Pas. 2008, afl. 12, 3035, RABG 2009, afl. 8, 529, JDSC 2009, 23, noot M. COIPEL, RCJB 2013, 399, noot D. VAN GERVEN, Rev.prat.soc. 2009, noot V. SIMONART, RW 2008-09, 1428, noot J. VANANROYE.

Page 121: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

113

Cass. 4 februari 2011, RW 2011-2012, nr. 7, 370-371. Cass. 23 februari 2012, Pas. 2012, 431, RW 2011-12, 1658, noot F. PARREIN, TRV 2012, 319, noot J. VANANROYE. Cass. 12 april 2012, TBH. 2012, 726. Cass. 6 december 2012, JLMB 2013, 280, Pas. 2012, 2436, RW 2013-14, 1425, TBH 2013, afl. 3, 202. Cass. 7 november 2013, DAOR 2014, afl. 110, RW 2014-15, afl. 1, 21, TBH 2014, afl. 9, 846, noot H. DE WULF, TRV 2014, afl. 1, 43. Cass 28 maart 2014, JT 2014, afl. 6572, 543. Cass. Fr. 7 januari 1976, Rev.sociétés 1976, 126 Cass. Fr. 3 juni 2013, conclusie M. BONHOMME, http://www.courdecassation.fr. HR 14 januari 1983, NJ 1983, 597. HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286. HR 2 december 1994, NJ 1995, 288. HR 19 april 1996, NJ 1996, 727. HR 21 december 2001, NJ 2005, 804. Brussel 16 februari 1982, RPD 1983, 41. Brussel 31 januari 1989, TBH 1990, 879. Brussel 16 maart 1989, TRV 1990, 448; Antwerpen 18 december 2000 RW 2001-02, 1364; Brussel 22 februari 1993, Rev.prat.soc. 1993, noot F. T’KINT. Bergen 22 maart 1993, RPS 1993, 168. Gent 26 maart 1993, TBH 1993, 935. Antwerpen 8 maart 1994, TBH 1995, 37. Bergen 12 januari 1998, JLMB 1998, 1430. Antwerpen 6 april 1999, RW 2001-02, 924. Bergen 20 september 1999, JLMB 2000, 1684. Antwerpen 3 oktober 2002, NjW 2003, noot S. VERTOMMEN. Antwerpen 12 november 2004, TRV 2005, 348, noot D. DESCHRIJVER. Gent 24 oktober 2005, TRV 2005, 473.

Page 122: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

114

Antwerpen 14 september 2006, RW 2006-07, 523-524. Antwerpen 15 februari 2007, TBH 2007, noot H. DE WULF, JDSC 2008, 37, noot M. COIPEL. Gent 24 september 2007, TRV 2008, 582, noot K. MARESCEAU. Brussel 19 december 2007, JDF 2009, 25. Gent 6 mei 2008, RABG 2009, 575. Brussel 4 december 2008, TBH 2009, 960. Gent 29 maart 2012, NJW 2013, afl. 280, 316. Kh. Brugge 12 maart 1981, Rev.prat.soc. 1982, 43. Kh. 25 maart 1982, Limb. Rechtsl. 1982, 201. Kh. Antwerpen 12 januari 1983, RW 1983-84, 378. Kh. Brussel, 17 mei 1983, TBH 1984, 554. Kh. Brussel 11 december 1984, TBH 1985, 491. Kh. Brussel 10 september 1985, TBH 1987, 523. Kh. Antwerpen 30 januari 1986, TBH 1987, 71. Kh. Luik 10 september 1991, TBH 1992, 501. Kh. Charleroi 2 september 1998, JDSC 2002, 185, noot M. DELVAUX; JLMB 1999, 987; TBH 2000, 635, noot B. VOGLET. Kh. Ieper 21 oktober 2001, JDSC 2006, 145, RW 2003-04, 431. Kh. Mechelen 14 november 2002, TRV 2002, 643 Kh. Dendermonde 10 maart 2005, RW 2005-06 Kh. Gent 22 juni 2006, TGR 2006, 281. Kh. Bergen 26 juni 2008, JDSC 2008, 217. Kh. Mechelen 5 maart 2009, Fisc.Koer. 2009, 615. Kh. Antwerpen 19 maart 2010, RW 2011-12, afl. 23, 104. RECHTSLEER

AFSCHRIFT, T., “Les dispositions fiscales du 20 juillet 2006 (première partie)”, JT 2006, 733-740.

BERCKMANS, C., “Schuldeisers en stilzitten curator”, NjW 19 juni 2013, 478-494.

Page 123: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

115

BEYER, M. en TISON, M., Faillissementspauliana, NjW 2013, afl. 280, 321.

BLOMMAERT, D., “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling-kredietverlener: recente trends” in X (ed.), Financieel recht tussen oud en nieuw, Antwerpen, Maklu, 1996, 702p. BOONE, I. en WYLLEMAN, B., “De vergoeding van afgeleide schade in het buitencontracuteel aansprakelijkheidsrecht” in H. VUYE, Y. LEMENSE en D. BLOMMAERT (eds.), Springlevend aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 470p. BOSLY, T., “Préjudice collectif ou individuel: un modèle adéquat pour délimeter les pouvoirs du curateur et des créanciers d’agir en responsabilitéés contre un tiers”, RCJB 2000, 27-58. BOSLY, T. en ALHADEFF, M., “La loi de réparation de la loi du 8 août 1997 sur les faillites: une nouvelle occasion manquée?”, TBH 2002, 777-789. BRACKE, D. en BLOMMAERT, D., “De aansprakelijkheid van de kredietinstelling als kredietverlener in het kader van de relatie met haar contractant”, RABG 2009, 1039-1044. BRAECKAMNS, H. en HOUBEN, R., Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 950p. CLEVENBERGH, O en VAN BUGGENHOUT, C., “L’action en responsabilité pour aggravation du passif,

préjudice collectif et cumul de préjudices individuels: tentative d’éclaircissement”, TBH. 1995, 536-

545.

CORNELIS, L., “Persoonlijk: over schade en de aansprakelijkheidsvordering van de curator” in X (eds.), Liber Amicorum Yvette Merchiers, Brugge, Die Keure, 2001, 61-85. COUSSEMENT, P. en TISON, M., “Oprichtersaansprakelijkheid” in X (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2003., I.2.56-I.2.60l. CREYF, K., “De organen van het faillissementen- Kosten en erelonen curatoren” in X (eds.), Faillissement & Reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2014, II. D.21-1-II.D.90. CRIVITS, R., “De rechter-commissaris” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en W. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen II, Intersentia, Antwerpen, Intersentia, 2010, II.G.15C-1-II.G.15C-56. DENAUW, A., “Misbruik van goederen of van het krediet van de rechtspersoon”, RW 1997-98, 521-

529.

DERIJCKE, W., “L’action en comblement de passif: quand l’hypotysoe masque la brachylogie”, rev.prat.soc. 2012, afl. 1, 113-118. DE WILDE, A., “Reparatiewet faillissementswet”, RW 2002-03, 579.

DE WILDE, A., Boedelschulden in het insolventierecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 619 p. DE WULF, H., “Het faillissement van onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vof en de taak en bevoegdheid van de curator”, TRV.2009, afl. 5, 459-480.

Page 124: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

116

DIRIX, E., “ De vergoedende functie van de actio pauliana”, RW 1992-93, 331.

DIRIX, E., “Recente rechtspraak insolventierecht” in H. COUSY en E. DIRIX (eds.), Themis Insolventierecht nr.20, Brugge, Die Keure, 2003-04, 59-80. DIRIX, E., “Recente arresten: Faillissement, gerechtelijk akkoord en zekerheden” in X (eds.), Themis insovlentierecht nr. 39, Brugge, Die Keure, 2005-06, 45-72. DE WULF, H. en DE POORTER, I., De aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders en commissarissen, Gent, Financial law Institute, Universiteit Gent, 2004, 88p. ERNOTTE, M. Cl., “Les frais et honoraires des curateurs”, TBH 2005, 223. ERNST, P., “De organen van het faillissement” in H. BRAECKMANS, E. DIRIX en E. WYMEERSCH (eds.), Faillissement en Gerechtelijk Akkoord: het nieuwe recht, Antwerpen, Kluwer, 1998, 305-364. GEENS, K. en VANANROYE, J., “Bestuursaansprakelijkheid in NV en BVBA” in K. GEENS, R. TAS, M. DENEF, F. HELLEMANS, Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2002, 104p. GEENS, K., WYCKAERT, M., CLOTTENS, C., FARREIN, F., DEDIER en COOLS, S., “De V.O.F. en de commanditaire vennootschap”, TPR 2012, afl. 1, 227-232. GEENS, K., WYCKAERT, M., CLOTTENS, C., PARREIN, F., DEDIER en COOLS, S., “De Naamloze Vennootschap-Aansprakelijkheid van bestuurders of zaakvoerders”, TPR 2012, afl. 1, 290-350. GERARD, P., “Observations sur la nature juridique des dettes des créances de la masse des créanciers en cas de faillite”, RCJB 1986, 714. GOEMINNE, A., “Kwijting van bestuurders en zaakvoerders”, RW 1995-96, 1001-1021 HAMERS, J., “Recente ontwikkelingen in het ondernemingsrecht”, S&V 2002, 71-72. HEENEN, J., “Le curateur peut-il excercer, au nom des créanciers, une action en responsabilité contre un tiers dont la faute a causé une diminution de l’actif ou un aggravation du passif de la masse?”, RCJB. 1983, 28-29. HEENEN, J., “Prejudice collectif et action individuelle” in G. BAERT en J. RONSE (eds.), Liber amicorum Jan Ronse, Kluwer, Waterloo, 1986, 227-236. HERMANS, G., DEWILCHE, T. en HELSEN, F., “Het actief van het faillissement-De aansprakelijkheid tegen bestuurders/zaakvoerders na discontinuïteit” in X (eds.), Faillissement en reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, 2012, II.G.20-1-II.G.20-117. HILVERDA, C.M., “De bestrijding van faillissementsfraude: waar een wil is…” in X (eds.), Onderneming en Recht, Deventer, Kluwer, 2012, 743p. LYSENS, T., “De curator: aanstelling, controle en vergoeding” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN EN M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 349-374. LYSENS, T., “De curator” in H. BRAECKMANS (ed.), Faillissement & Reorganisatie, Antwerpen, Kluwer, II.D.20-1-II.D.20-35.

Page 125: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

117

MALHERBE, P., “Les dirigeants responsables de dettes tributaires”, Rev.prat.soc. 2007, afl. 3, 373-397. MERCHIERS, Y., “La responsabilité civile du donneur de crédit”, RCJB 1977, 51-63. MICHEL, H., “Plan financier et responsabilité notariale”, JT 1982, 70. MOURLON BEERNAERT, F., “La recevabilité de l’action en responsabilité, intentée contre un tiers par le curateur d’un faillite, en réparation du préjudice collectif causé à la masse des créanciers”, TBH 1998, 508-522. PARMENTIER, C., “La responsabilités des dirigeants d’entreprise en cas de faillite”, TBH 1986, 741-786. PARREIN, F., “Aansprakelijkheid van oude en nieuwe vennoten voor de schulden van de failliete V.O.F”, RW 2014-15, afl. 1, 22-25. PARREIN, F., “De aller-individueelste vordering van de aller-individueelste schade- het persoonlijk vorderingsrecht bij kennelijke grove fout aan banden gelegd”, TRV 2012, 47-52. ROUTER, R., “De l’irresponsabilité du prêteur dans le projet de loi de sauvegarde des entreprises”, Dalloz 2005, 1470-1482. RONSE, J., Schade en schadeloosstelling in APR, Gent, Story, 1984, 411p. SCHOORDRIJK, H., “De positie van schuldeisers en aandeelhouders in geval van het faillissement bij het verhaal op derden” in X (eds.), Ondernemingsrecht 2002, Deventer, Kluwer, 734p. SOENS, P., “Stopzetting van een vennootschap-het faillissement” in A. VAN OEVELEN, P. ERNST, A. FRANCOIS en M. VAN PASSEL (eds.), Bestendig handboek vennootschap en aansprakelijkheid, Mechelen, Kluwer, 2001, I.V-4.1-I.V-4.37. SOENS, P. en CUSSE, K., “De alarmbelprocedure: een belangrijke aanleiding tot bestuurdersaansprakelijkheid”, Pacioli 2010, 1-5. SAINT-ALARY-HOUIN, C., Droit des entreprises en difficulté, Parijs, Montchrestien, 2011, 994p. STORME, M., “Een aanvechtbare constructie. De pauliana in het arrest van 9 februari 2006”, RW 2007-08, nr. 36, 1497-1502. TAS, R., “Winstuitkering, kapitaalvermindering en –verlies in NV en BVBA” in X (eds.), Rechtspersonen- en vennootschapsrecht Jan Ronse Instituut- K.U. Leuven, Kalmthout, Biblo, 2003, 684p. T’ KINT, F. en DERIJCKE, W., La faillite, Brussel Larcier, 2006, 439p. VAN ANDEL, W en VERSTIJLEN, F.M.J., Materieel faillissementsrecht: de Peeters/Gatzenvordering en de overeenkomst binnen faillissement, Deventer, Kluwer, 2006, 160p. VANANROYE, J., “Vorderingsrechten van curator en individuele schuldeisers voor schade aan het vermogen van de gefailleerde”, TRV 1998, 270-284. VANANROYE, J., “Collectieve schade in het faillissement, in het bijzonder bij aansprakelijkheid wegens onrechtmatige kredietverlening en –handhaving”, TRV 1999, 157-158.

Page 126: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

118

VANANROYE, J. “Curator, individuele schuldeiser en bestuursaansprakelijkheid” in H. BRAECKMANS, H. COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Antwerpen, Intersentia, 2006, 261-302. VANANROYE, J., “Het lot van de (werkende) vennoten bij het faillissement van een V.O.F. of Comm. V.”, RW 2008-09, afl. 34, 1432, (noot bij Cass. 19 december 2008). VANANROYE, J., “Collectieve schade na faillissement: een kwestie van concrete schadebegroting”, RW 2011-12, 371-374, (noot bij HvC 4 februari 2011). VANANROYE, J., “Curatorenaansprakelijkheid : Quis curabit ipsos curatores”, TRV 2013, afl. 3, 209-210. VAN BUGGENHOUT, C., “De rechtspositie van de curator in het faillissementsrecht en het sociaal recht” in M. STORME en D. BLOMMAERT (eds.), Handels- en Economisch Recht, Gent, Mys en Breesch, 1995, 27-50. VANCOLEN, S., “De fiscus, de actio pauliana en de acquilliaanse aansprakelijkheid van de (ex-)bestuurder”, RABG 2007, afl. 18, 1201-1207. VANDENBERGHE, H., “Inbreuk op de zorgvuldigdheisdnorm-Bestuurders van vennootschappen en verenigingen”, TPR 2010, afl. 4, 1961-1977. VANMEENEN, M en WINDEY, B., “Recente wijzigingen inzake faillissement. Wanneer de repareren we de reparatiewet?”, NjW 2002, afl. 11, 372-382. VANDENBOGAERDE, M., Aansprakelijkheid van vennootschapsbestuurders, Antwerpen, Intersentia, 2009, 210p. VANDENBROUCKE, L., “De curator” in H. BRAECKMANS, M. STORME, B TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, 2014, Antwerpen, Intersentia, 83. VANDER MEULEN, B. en VERCRUYSSE, D. , Praktische gids voor faillissementscuratoren, Mechelen, Kluwer, 2013, 881p. VANMEENEN, M., “De faillissementswet herbekeken” in H. COUSY en E. DIRIX (eds.), Insolventierecht-Themis nr. 20, Brugge, Die Keure, 2003, 5-27. VANMEENEN, M., “Tien jaar Belgisch insolventierecht: heden, verleden en toekomst” in B. ALLEMEERSCH en D. LAMBRECHT (eds.), Actuele ontwikkelingen inzake faillissementsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 91-130. VAN OMMESLAGHE, P. en SIMONT, L., “De aansprakelijkheid van de bankier-kredietverlener in het Belgisch recht”, TPR 1986, 1097. VAN SANTVLIET, C., “Artikel 103 van de vennootschappenwet (de alarmbelprocedure): een stand van zaken”, TBH 1997, 596-208 VAN SINT-TRUIDEN, M. PH EN VERSTIJLEN, F.M.J., Insolventierecht: tekst & commentaar: de tekst van de Faillissementswet en de EG-insolventieverordening voorzien van commentaar, Deventer, Kluwer, 2006, 824p. VEROUGSTRAETE, I. en VAN BUGGENHOUT, C., “Faillissement en continuïteit van de onderneming”, TPR 1990, 1731-1779.

Page 127: FAILLISSEMENT EN AANSPRAKELIJKHEIDSVORDERINGEN TEGEN … · 2015. 11. 27. · Graag wil ik dan ook een woord van dank richten aan mijn promotor, decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid,

119

VEROUGSTRAETE, I., Manuel de la faillite et du concordat, Brussel, Kluwer, 2003, 785p. VERSTIJLEN, F.M.J., De faillissementscurator: een rechtsvergelijkend onderzoek naar de taak, bevoegdheden en persoonlijke aansprakelijkheid van de faillissementscurator, Deventer, Tjeenk Willik, 1998, 449p. WAUTERS, M., “Nieuwe ontwikkelingen inzake aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders” in K., GEENS, (ed.), Vennootschaps- en financieel recht, Brugge, Die Keure, 2008, 53-76. WYCKAERT, M. en PARREIN, F., “Een ongeluk komt nooit alleen, hoe weegt de insolventie van de vennootschap op de bestuurdersaansprakelijkheid?” in K. GEENS (ed.), Themis Vennootschaps- en financieelrecht, Brugge, Die Keure, 2011, 1-36. ZENNER, A., Dépistage, faillites et concordats, Brussel, Larcier, 1998, 1184 p. ZENNER, A., Faillites et concordats 2002: la réforme de la réforme et sa pratique, Brussel, Larcier, 2003, 496p. OVERIGE BRONNEN DOCTORAAT D. DEMAREZ, De afgeleide schade van een aandeelhouders van een naamloze vennootschap (proefschrift Rechten KU Leuven), Leuven, KU Leuven, 2004, 649p. CURSUS TISON, M., Cursus handelsrecht en insolventierecht, Gent, Universiteit Gent, 244 p. WEBSITES https://graydon.be/uploads/files/BE/Studies/20140506%20Persbericht%20failissementen%20april%202014.pdf. https://www.justis.nl. G. DE CROOCK, Corporate cleansing in de rechtbank van Koophandel te Dendermonde, http://www.rechtbankkoophandeldendermonde.be/documenten/Corporatecleansing.pdf.