exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

8
1 IPIS bijdrage aan publicatie van Universiteit Antwerpen (ed.) Het beleid van exportkredietverzekeringsmaatschappijen Jan Cappelle Inleiding De privé-sector is veruit de belangrijkste motor van de wereldeconomie en bedrijven kunnen in belangrijke mate bijdragen tot de socio-economische stabiliteit van een regio of land, hebben de capaciteit om te zorgen voor technologische overdracht en kunnen welvaart genereren. Daarnaast is er een groeiende erkenning dat ze kunnen bijdragen tot conflictpreventie en duurzame vredesopbouw. Tegelijkertijd groeit de bezorgdheid over de toenemende macht en invloed van bedrijven op staten, op de economie van vele landen en op internationale economische relaties. Ook zijn tal van feiten gekend over de directe en indirecte betrokkenheid van bedrijven bij internationale misdrijven, praktijken van uitbuiting, bij technologische processen die sociale en milieudrama’s veroorzaken, en bij activiteiten die lokaal niet worden gedragen. Zo ontstond een roep om maatregelen die resulteerde in heel wat multilaterale, nationale en zelfregulerende ‘preventieve’ maatregelen of maatregelen ter herstelling van schade. De eerste belangrijke initiatieven ontstonden in 1976 en 1977 en kwamen van multilaterale organisaties. Het gaat om de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de IAO Tripartite Beginselverklaring betreffende Multinationale Ondernemingen en Sociaal Beleid. Een sterke groei aan dergelijke maatregelen is vooral op te merken vanaf 1987, na de publicatie van het Brundtland rapport over Duurzame Ontwikkeling 1 . Tot de meest onderschatte en minst gekende maatregelen behoren de preventieve en sturende maatregelen die exportkredietverzekeringsmaatschappijen kunnen nemen. In sommige landen zijn dergelijke maatschappijen overheidsinstanties of adviescomités binnen de overheid. Ze kennen overheidssteun toe voor de uitvoer van goederen en/of diensten van bedrijven uit eigen land. In andere staten beoordelen private maatschappijen de aanvragen tot overheidssteun en is het de 1 Het Brundtland rapport is het toonaangevende theoretische kader voor de implementatie van duurzame ontwikkeling.

description

 

Transcript of exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

Page 1: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

1

IPIS bijdrage aan publicatie van Universiteit Antwerpen (ed.)

Het beleid van exportkredietverzekeringsmaatschappijen

Jan Cappelle

Inleiding De privé-sector is veruit de belangrijkste motor van de wereldeconomie en bedrijven kunnen in belangrijke mate bijdragen tot de socio-economische stabiliteit van een regio of land, hebben de capaciteit om te zorgen voor technologische overdracht en kunnen welvaart genereren. Daarnaast is er een groeiende erkenning dat ze kunnen bijdragen tot conflictpreventie en duurzame vredesopbouw. Tegelijkertijd groeit de bezorgdheid over de toenemende macht en invloed van bedrijven op staten, op de economie van vele landen en op internationale economische relaties. Ook zijn tal van feiten gekend over de directe en indirecte betrokkenheid van bedrijven bij internationale misdrijven, praktijken van uitbuiting, bij technologische processen die sociale en milieudrama’s veroorzaken, en bij activiteiten die lokaal niet worden gedragen. Zo ontstond een roep om maatregelen die resulteerde in heel wat multilaterale, nationale en zelfregulerende ‘preventieve’ maatregelen of maatregelen ter herstelling van schade. De eerste belangrijke initiatieven ontstonden in 1976 en 1977 en kwamen van multilaterale organisaties. Het gaat om de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de IAO Tripartite Beginselverklaring betreffende Multinationale Ondernemingen en Sociaal Beleid. Een sterke groei aan dergelijke maatregelen is vooral op te merken vanaf 1987, na de publicatie van het Brundtland rapport over Duurzame Ontwikkeling1. Tot de meest onderschatte en minst gekende maatregelen behoren de preventieve en sturende maatregelen die exportkredietverzekeringsmaatschappijen kunnen nemen. In sommige landen zijn dergelijke maatschappijen overheidsinstanties of adviescomités binnen de overheid. Ze kennen overheidssteun toe voor de uitvoer van goederen en/of diensten van bedrijven uit eigen land. In andere staten beoordelen private maatschappijen de aanvragen tot overheidssteun en is het de

1 Het Brundtland rapport is het toonaangevende theoretische kader voor de implementatie van duurzame ontwikkeling.

Page 2: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

2

overheid zelf die dan beslist over de al dan niet toekenning ervan. Die privé-maatschappijen treden dan op voor rekening van of in opdracht van de staat, maar het is de overheid zelf die bijna steeds de ultieme beslissingsmacht inzake overheidssteun heeft. In gevallen dat de overheid niet zelf beslist, gaat het om kleine opdrachten die wettelijk sterk gereglementeerd zijn. De leden van de Berne Union, de grootste internationale vereniging van exportkredietverzekeringsmaatschappijen, kenden in 2004 voor 693,4 miljard $ aan exportkredietverzekeringen voor korte termijn transacties toe, voor 76,6 miljard $ aan exportkredietverzekeringen voor middellange en lange termijn transacties, en voor 18,5 miljard $ aan investeringsverzekeringen.2 . De cijfers liggen in realiteit nog hoger want niet alle exportkredietverzekeringsmaatschappijen zijn lid van de Berne Union. Inzake de toekenning van dergelijke overheidssteun voor transacties in conflictgebieden zijn er geen statistieken bekend. Verschillende transacties van bedrijven waren zonder zulke overheidssteun nooit tot stand gekomen. Dat geldt vooral voor transacties in landen met een hoog risico, bijvoorbeeld in conflictgebieden. Zo tonen studies aan dat bijvoorbeeld 2/3 van de Duitse ondernemingen de export van goederen naar ontwikkelingslanden en ontluikende landen niet zouden laten doorgaan zonder steun van de overheid. 3 Exportkredietverzekeringsmaatschappijen kunnen dus een bijzonder belangrijke factor zijn in het beleid van staten ten aanzien van landen in het Zuiden. I. Definitie van overheidssteun voor exportkredieten De Wereldhandelsorganisatie (WTO) werd opgericht in 1995 en is een forum voor de bespreking van regels die de handel tussen landen regelen. Al in het jaar van haar oprichting nam de WTO maatregelen om overheidsinterventies voor ‘subsidies’ te reglementeren. Volgens de ‘WTO Agreement on Subsidies and Countervailing Measures‘ (ASCM) is er sprake van subsidies (1) wanneer een financiële bijdrage wordt geleverd (2) door de overheid of een publiek agentschap binnen het territorium van de staat 4 en (3) waaraan een voordeel is verbonden. 5 Exportkredietverzekeringen aan tarieven die te laag liggen om de operationele kosten van de overheid en de verzekerde risico’s op lange termijn te dekken, schenden de WTO overeenkomst.6 Onder de ASCM werd een uitzonderingsclausule voor de toekenning van overheidssteun voor exportkredieten uitgewerkt. 7 Die clausule stipuleert dat zulke steun enkel toegelaten is wanneer ze conform de ‘OESO - regeling inzake richtlijnen op het vlak van door de overheid gesteunde exportkredieten’ wordt toegekend. Dat akkoord dateert van april 1978 en geldt voor namens een regering verleende steun

2 The Berne Union Yearbook, 2006, pagina 169. 3 Uit roomdocument No.9 n.a.v. “consultation between civil society organisations and members of the OECD Working party on export credits and credit garantees and the participants to the Arrangement on officially supported export credits.” Titel document: “Whey business regards officially supported export credits are necessary”, door BIAC (Business and Industry Advisory Committee to the OECD), 3 oktober 2005. 4 Speciale instellingen onder controle door de overheid of taken uitvoeren in opdracht van de overheid. Zie hiervoor para (j) van annex 1 van de WTO overeenkomst. De WTO Agreement on Subsidies and Countervailing Measures is te vinden op http://www.wto.org/English/docs_e/legal_e/24-scm.pdf. 5 Artikel 1.1 van de WTO-overeenkomst ‘WTO Agreement on Subsidies and Countervailing Measures’ 6 Part III, artikel 3.1, para (a) van de ASCM. Zie ook het antwoord van de Europese Commissie van 18 februari 2000 op een parlementaire vraag van Jean Lambert (H-0039/00). 7 Deze clausule zit vervat in para (j) van annex 1 van de ASCM.

Page 3: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

3

voor de uitvoer van goederen en/of diensten, met inbegrip van financiële leasing, met een krediettermijn van ten minste twee jaar.8

II. Overzicht van de internationale verplichtingen van exportkredietverzekeringsmaatschappijen Staten moeten verdragen respecteren na akte van ratificatie of accessie. De verplichting tot naleving van verdragen geldt niet enkel voor de overheid zelf maar ook voor met de overheid verbonden instellingen zoals overheidsbedrijven.9 Een exportkredietverzekeringsmaatschappij als overheidsinstantie of adviescomité is een duidelijk voorbeeld van een statelijke actor. Wanneer private maatschappijen optreden voor rekening of in opdracht van de staat, kan worden geargumenteerd dat de juridische context dezelfde is. Krachtens artikels 8 en 11 van de International Law Commission’s Draft Articles on State Responsibility for Internationally Wrongful Acts 2001 (ILC artikelen) moeten de activiteiten van een persoon of groep van personen beschouwd worden als een akt van een staat onder internationaal recht wanneer de persoon of groep van personen optreedt in opdracht van de staat (artikel 8) of voor rekening van de staat wanneer deze laatste de activiteiten erkent en aanneemt als de hare (artikel 11). Talloze casussen van bedrijven die overheidssteun kregen en betrokken waren bij internationale misdrijven, sociale wanpraktijken en milieudrama’s, hebben vragen doen rijzen over de aansprakelijkheid en medeplichtigheid van de subsidiërende staten. Discussies op internationale fora zijn nog maar heel recent op gang gekomen en zijn beperkt tot de volgende drie thema’s. Ten eerste is er het debat over de verplichtingen van staten om aanvragen te toetsen aan de plicht tot bescherming van de erkende rechten in twee fundamentele mensenrechtenverdragen10. Ten tweede stelt zich de vraag of een staat extraterritoriale jurisdictie kan en moet uitoefenen op basis van die mensenrechtenverdragen. Een laatste element in het debat betreft het Verdrag inzake de Biologische Diversiteit. We bespreken de verschillende aspecten in het kort.

1. Erkende economische, sociale en culturele, en burgerlijke en politieke rechten Als uitgangspunt is er de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. De Verklaring werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de principes werden door 171 lidstaten bevestigd tijdens de wereldconferentie van 1993 over de mensenrechten te Wenen. De Universele Verklaring voor de rechten van de Mens is niet bindend maar vormt wel de grondslag voor de latere ontwikkeling van een aantal belangrijke internationale rechtsinstrumenten, zoals het Internationaal Verdrag inzake de Burgerlijke en

8 Overheidssteun kan krachtens de OESO-regeling de volgende vormen aannemen: 1/ Exportkredietgarantie of - verzekering (zuivere dekking), 2/ Overheidsgesteunde financiering, waaronder: rechtstreekse kredieten/financiering en herfinanciering of rentesubsidie, 3/ alle mogelijke combinaties van bovengenoemde steun. Twee uitzonderingen worden omschreven in artikel 5(c) van de OESO-regeling dat stipuleert dat de regeling niet geldt voor de uitvoer van landbouwgerelateerde produkten en goederen en militaire goederen. 9 Artikels 8 en 11 International Law Commission’s Draft Articles on State Responsibility for Internationally Wrongful Acts 2001 (ILO DASR). De bepalingen in de ILO DASR worden grotendeels aanzien als gewoonterecht. 10 Internationaal Verdrag inzake de Burgerlijke en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake de Economische, Sociale en Culturele Rechten.

Page 4: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

4

Politieke Rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake de Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Beide verdragen binden landen na akte van ratificatie of accessie. Een staat die partij is bij een Verdrag verbindt zich ertoe alle wettelijke of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om de erkende rechten in het verdrag te doen gelden. Voor landen of geografische regio’s met onvoldoende onafhankelijke inspecties, of waar de wetgeving en controles ontbreken of soepeler zijn, is er bij de toekenning van exportkredieten nood aan sturende en preventieve maatregelen. Er zijn heel wat argumenten om een dergelijke aanpak te ondersteunen. Inzake de toepassing van het IVBPR en IVESCR bestaat de consensus dat een ondertekenende staat zich ertoe verbindt de erkende rechten van individuen te eerbiedigen en deze aan eenieder die binnen haar grondgebied verblijft en aan haar rechtsmacht is onderworpen, te garanderen. Jurisprudentie en General Comments van de UN-Comités tonen aan dat die verplichting ook moet gelden voor gebieden waar staten effectieve controle en macht uitoefenen. 11 Dezelfde UN-Comités argumenteren dat een staat na het doorlopen van de akte van ratificatie of accessie ook de nodige maatregelen moet nemen om te verhinderen dat de erkende mensenrechten door rechtspersonen worden geschonden. Het IVESCR verwijst naar maatregelen binnen het kader van ‘internationale samenwerking en hulp’.12 Maar er geldt geen algemene verplichting voor staten om extraterritoriale jurisdictie uit te oefenen teneinde de internationaal erkende mensenrechten te beschermen buiten hun eigen territorium, rechtsmacht of gebieden waar ze effectieve controle en macht hebben.13 Wel kan gesteld worden dat staten die steun aan bedrijven toekennen een duidelijke politieke verantwoordelijkheid dragen. In de ‘General Comments’ komt het extraterritoriale principe meer dan eens ter sprake als het gaat om de bescherming van de international erkende mensenrechten.14 Uit eerdere interpretaties van de International Law Commission (ILC) zou men kunnen afleiden dat ook staten die steun toekennen aan bedrijven medeplichtig kunnen worden geacht wanneer staten waar de ondersteunde bedrijfsactiviteiten plaatsvinden een ondertekend mensenrechtenverdrag niet naleven.15 De ILC heeft evenwel reeds voorbeelden van een soortgelijke medeplichtigheid besproken maar de voorbeelden hebben geen betrekking op de toekenning van overheidssteun. In het algemeen kan men stellen dat de rechtspraak staten een steeds duidelijker kader biedt om passende maatregelen te nemen. Zo kan een individu, en in steeds meer landen ook een rechtspersoon, in zijn thuisland strafrechtelijk aansprakelijk of

11 Zie onder meer in McCorquodale and Simons, Responsibility Beyond Borders: State Responsibility for Extraterritorial Violations by Corporations of International Human Rights Law, in The Modern Law Review, 2007, pp 598 – 625. 12 Zie als voorbeeld artikels 4 en 23 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. 13 Zie onder meer O. Deschutter, Extraterritorial Jurisdiction as a tool for improving the Human Rights Accountability of Transnational Corporations*, December 2006; en F. Coomans and M. Kamminga (eds), Extraterritorial of Human Rights Treaties, Intersentia, Antwerp-Oxford, 2004. 14 U.N. Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment No. 14 (2000), The right to the highest attainable standard of health, U.N. Doc. E/C.12/2000/4 (2000), para. 39; U.N. Committee on Economic, Social and Cultural Rights, General Comment No. 15 (2002), The right to water, U.N. Doc. E/C.12/2002/11 (26 November 2002), para. 31. 15 Artikel 16 stipuleert het volgende: “A State which aids or assists another State in the commission of an internationally wrongful act by the latter is internationally responsible for doing so if: (a) That State does so with knowledge of the circumstances of the internationally wrongful act; and (b) The act would be internationally wrongful if committed by that State.”

Page 5: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

5

medeplichtig16 worden gesteld voor mensenrechtenschendingen in het buitenland.17 Het internationaal recht en de rechtspraak daaromtrent erkennen de aansprakelijkheid van wie op enigerlei wijze helpt of aanmoedigt bij het plannen, voorbereiden of uitvoeren van mensenrechtenschendingen. De aansprakelijkheid vereist zelfs niet dat de medeplichtige ‘een substantiële bijdrage’ levert. Het criterium is dat de medeplichtige op de hoogte is van mogelijke mensenrechtenschendingen, maar dit betekent niet dat de medeplichtige de nadrukkelijke bedoeling had om een schending te veroorzaken. Men dient ook rekening te houden met het soevereine recht van een land om bedrijfsactiviteiten en -processen goed te keuren en een eigen afweging te maken tussen economische belangen en de schadelijke gevolgen ervan. Maar daarnaast zijn er ook normen van algemeen volkenrecht die door de internationale gemeenschap van staten in haar geheel aanvaard en erkend zijn als normen waarvan geen afwijking is toegestaan en die slechts kunnen worden gewijzigd door latere normen van algemeen volkenrecht van dezelfde aard.18 Ze zijn bindend voor alle staten, onafhankelijk of die nu een bepaald verdrag goedgekeurd hebben. Er bestaat geen vaste lijst van die normen (concept ius cogens) maar de volgende feiten worden beschouwd als schendingen ervan: genocide, foltering en onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, verschillende vormen van discriminatie, slavernij en arbitraire detentie en executie van personen die minderjarig waren ten tijde van het door hen gepleegde strafbaar feit. De betreffende normen zijn algemeen aanvaard maar de juridische afdwingbaarheid is enkel mogelijk mits ze ingeschreven zijn in de wetgeving. Dit kan zowel in het land waar de schendingen plaatsvinden, of in een ander land op basis van extraterritoriale jurisdictie.

2. Biologische diversiteit Met het ‘Verdrag inzake de Biologische Diversiteit’19 beogen de ondertekenende staten om de oorzaken voor de aanzienlijke vermindering van de biodiversiteit aan de bron weg te nemen omwille van de intrinsieke waarde van die diversiteit en van de waarde van de bestanddelen daarvan in ecologisch, genetisch, sociaal, economisch, wetenschappelijk, educatief, cultureel, recreatief en esthetisch opzicht.20 Het verdrag heeft ook tot doel om de internationale, regionale en mondiale samenwerking tussen staten en intergouvernementele organisaties en de niet-gouvernementele sector te bevorderen. Het verdrag verwijst niet expliciet naar verplichtingen van exportkredietverzekerings- maatschappijen op zich, maar de principes uit het verdrag kunnen evenzeer voor de activiteiten van exportkredietverzekeringsmaatschappijen gelden. Dit geldt zowel

16 Medeplichtigheid wordt onderverdeeld in 3 vormen: directe, indirecte (voordeel halen uit) en stille medeplichtigheid. De onderverdeling is gestoeld op ‘judgments’ van de Internationale Strafhoven International Criminal Tribunal for Rwanda en International Criminal Tribunal for Yougoslavia. Voor meer details verwijzen we naar A. Clapham, J. Scott, Categories of corporate complicity in human rights abuses, p. 342. 17 Als voorbeeld is er de Belgische Wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. De aanpak in België met betrekking tot de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van Belgische individuen en rechtspersonen sluit aan bij de ontwikkelingen in het internationaal strafrecht. 18 Vienna Convention on the Law of Treaties (1969), U.N.T.S., Vol. 1155, 331, artikel 53. 19 Convention on Biological Biodiversity. Zie: http://www.biodiv.org/world/parties.asp. 20 Uit: Samenvatting van het Besluit 93/626/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit.

Page 6: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

6

voor het interne beleid van de maatschappijen in kwestie21 als voor hun relaties met hun klanten. Dat laatste blijkt uit mailcorrespondentie die International Peace Information Service (IPIS) voerde met het secretariaat dat instaat voor de implementatie van het verdrag.22 De betreffende correspondentie handelde over de problematiek van extraterritoriale bepalingen die in het verdrag zouden zijn opgenomen. Het secretariaat antwoordde dat het mogelijk is om rekening te houden met enkele extraterritoriale verplichtingen.23 Wanneer het land het biodiversiteitsverdrag heeft geratificeerd, en de rechtsorde van kracht is, geldt bij de uitvoering van het verdrag dat exportkredietverzekerings-maatschappijen er moeten op toezien dat ze:

• het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit opnemen in de desbetreffende op één of meerdere sectoren betrekking hebbende plannen, programma's en beleidslijnen24;

• economisch en sociaal verantwoorde maatregelen nemen die het behoud en het duurzame gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit stimuleren25;

• voor zover mogelijk en passend, de bescherming van ecosystemen en natuurlijke habitats, evenals de instandhouding van levensvatbare populaties van soorten in hun natuurlijke omgeving bevorderen26; en

• een ecologisch verantwoorde en duurzame ontwikkeling bevorderen in gebieden die grenzen aan beschermde gebieden, teneinde de bescherming van die gebieden te verbeteren.27

Artikel 5 van de conventie – dat de internationale samenwerking beschrijft – hanteert de termen ‘as far as possible and as appropriate’. Volgens het secretariaat dat instaat voor de implementatie van het verdrag beperkt dat de extraterritoriale toepassing of veroorzaakt het op zijn minst discussies.28 Uiteindelijk is het aan het ondertekenende land om hierover te oordelen.29

21 Beslissingen die met de directe werksfeer van de exportkredietverzekeringsmaatschappijen te maken hebben zoals. intern verbruik van papier en energie. 22 Secretariat of the Convention of Biological Diversity (CBD). 23 Mailcorrespondentie van 28 augustus 2006: B. Ogolla, Legal Advisor, Secretariat of the Convention on Biological Diversity, met J. Cappelle, IPIS vzw. B. Ogalla antwoordde het volgende: “Articles 6(b) and 11 relate purely to national measures. The geographical scope of application of the Convention is limited by the provisions of Article 4. The Convention applies to components of biological diversity in areas within national jurisdiction and to processes and activities that may have an impact on biological diversity wherever that impact may occur, i.e. whether within or outside national jurisdiction. However, Parties are required by Articles 3 and 4 to ensure that activities within their jurisdiction or control do not cause damage to the environment of other states or of areas beyond the limits of national jurisdiction. See also Article 14. Due to the territorial limitations imposed by Article 4 with respect to components of biological diversity, Article 5 requires Parties to cooperate with each other directly or through competent international organizations with regard to addressing the issue of the conservation and sustainable use of biological diversity in areas beyond the limits of national jurisdiction.” 24 De verplichting wordt verwoord in artikel 6(b) van het Verdrag inzake Biologische Diversiteit. 25 Ibid, artikel 11. 26 Ibid, artikel 8, para (d). 27 Ibid, artikel 8, para (e). 28 Mailcorrespondentie van 25 april 2007: Susanne Heitmuller, Legal Advisor, Secretariat of the Convention on Biological Diversity, met J. Cappelle, International Peace Information Service (IPIS). 29 Ibid.

Page 7: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

7

III. De aanbevelingen van de OESO De OESO verwacht van exportkredietverzekeringsmaatschappijen van de deelnemende staten bij de OESO-regeling dat de toekenning van overheidssteun voor exportkredieten voor de levering van goederen aan en diensten voor projecten in milieugevoelige sectoren of in gevoelige gebieden onderworpen moeten worden aan een milieuanalyse en een analyse van de impact op de lokale bevolking. De milieumaatregelen zijn omschreven in de ‘OECD Recommendations on Common Approaches and Environment and Officially Supported Export Credits’.30 De eerste versie van de ‘Gemeenschappelijke Benaderingen inzake het Milieu’ dateert van 2001 en werd reeds twee maal herzien: in 2003 en 2007. De OESO beoogt met de aanbevelingen een gemeenschappelijke benadering. Ook nam de werkgroep die zich binnen de OESO over deze materie buigt enkele gemeenschappelijke maatregelen tegen corrupte praktijken. Een ‘Action Statement’ omschrijft welke maatregelen exportkredietverzekeringsmaatschappijen moeten nemen in de strijd tegen corruperende praktijken van aanvragers van overheidssteun. Uiteraard ontneemt dit in geen geval de verantwoordelijkheden en de verplichtingen van de onderneming zelf om er geen corrupte praktijken op na te houden.31 De OESO lidstaten engageren zich om informatie over de implementatie van de genomen maatregelen met elkaar uit te wisselen, alsook met relevante stakeholders.32 De maatschappijen informeren elkaar ook over de implementatie van de ‘Anti-Bribery Convention’ die een toetsing van de bestaande maatregelen beoogt. Daarnaast zetten ze, indien nodig, individueel of gezamenlijk bijkomende initiatieven op.33

IV. In de praktijk IPIS onderzocht het sociaal, milieu- en mensenrechtenbeleid van 17 exportkredietverzekeringsmaatschappijen in 11 Europese landen.34 We bespreken in het kort enkele van de meest opvallende resultaten. Het valt op dat bijna ieder onderzocht land een eigen set aan milieu- en sociale normen hanteert die verder gaan dan de OECD Recommendations on Common Approaches and Environment and Officially Supported Export Credits. Dat is een enorme verbetering in vergelijking met de situatie in 1997 toen enkel de Verenigde Staten eigen normen hadden. Nu zijn de uitzonderingen Italië, Noorwegen en Portugal die enkel een beroep doen op de OECD Recommendations. Hier zijn de meest opmerkelijke verschillen tussen de normen van de onderzochte landen:

� Slechts één maatschappij gaat effectief na in welke mate de activiteiten van de onderneming voldoen aan de naleving van de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Hiertoe behoort in principe dus ook het

30 De volledige tekst is te vinden op http://www.oecd.org/dataoecd/26/33/21684464.pdf. 31 Artikel 3 van OECD Action Statement on Bribery and Officially Supported Export Credits. 32 Artikels 4 en 6 van OECD Action Statement on Bribery and Officially Supported Export Credits. 33 Ibid, artikel 5. 34 Het gaat om de volgende landen: Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Finland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

Page 8: exportkredietverzekeringsmaatschappijen 1

8

toetsen van naleving van de fundamentele mensenrechtenverdragen die het gastland heeft ondertekend.

� Slechts twee maatschappijen beoordelen een aanvraag van overheidssteun ook op basis van de naleving van de fundamentele arbeidsnormen.

� Slechts drie maatschappijen beoordelen aanvragen op basis van het gebruik van de best beschikbare technologieën.

� De exportkredietverzekeringsmaatschappij van het Verenigd Koninkrijk (ECGD) is de enige die een aantal maatregelen neemt die niet voorkomen bij de andere onderzochte exportkredietverzekeringsmaatschappijen hanteren. ECGD moedigt namelijk ondernemingen aan om tegemoet te komen aan het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Ondersteuning van het EITI geldt principieel enkel voor de ondernemingen die betrokken zijn in de extractieve sector en in de landen die het initiatief onderschrijven. ECGD is ook de enige maatschappij die rekening houdt met de maatregelen die de regering van het Verenigd Koninkrijk afkondigde tijdens de ‘World Summit on Sustainable Development’ in Johannesburg in september 2002.35

� In slechts twee landen zijn de verschillende normen juridisch bindend. Wanneer dat niet het geval is, krijgen de exportkredietverzekerings-maatschappijen al te veel ruimte om de naleving van de normen naast zich neer te leggen. Dat is des te duidelijker het geval wanneer er ook geen controlemechanismen bestaan. In geen enkel onderzocht land is een dergelijk mechanisme aanwezig. Dergelijke mechanismen bestaan daarentegen wel in Japan, Canada en de Verenigde Staten.

35 Het gaat om:

� Duurzaam omgaan met, en reductie van niet-duurzame energieconsumpties en producties; � bevorderen van het gebruik van schone energietechnologieën; � drastisch reduceren van verlies aan biodiversiteit tegen 2010; � armoedebestrijding en bevorderen van de toegang tot energie en schoon water; en � het promoten van goede bedrijfspraktijken, insluitend participatie van de lokale bevolking en

het grote publiek in de besluitvorming en toegang tot milieu - informatie.