Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

28
Open bestel: Op zoek naar de juiste dynamiek Rankings en Classificaties De Europese aanpak Toekomstscenario’s Onderweg naar een nieuwe leer- en werkomgeving Sirius Programma Excellentie stimuleren Nummer 1 jaargang 1 maart 2009 management hoger onderwijs HO Hét vakblad voor management en bestuur van hbo- en wo-instellingen www.ho-management.nl

description

In 2006 is vanuit OCW een oproep gedaan aan hoger onderwijs instellingen om een opleiding aan te bieden in het kader van de experimenten open bestel hoger onderwijs. Deze oproep kwam voort uit de wens om wetgeving te ontwikkelen die een modern, flexibel en open bestel mogelijk maakt. Hogeschool NTI heeft de handschoen opgepakt en doet voor de opleidingen HBO Rechten en Toegepaste Psychologie mee aan het Experiment, waardoor er met bekostiging extra wordt ingezet op het verhogen van het studierendement.

Transcript of Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Page 1: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Open bestel:Op zoek naar de juiste dynamiek

Rankings en ClassificatiesDe Europese aanpak

Toekomstscenario’s Onderweg naar een nieuwe leer- en werkomgeving

Sirius ProgrammaExcellentie stimuleren

Nummer 1jaargang 1maart 2009

managementhoger onderwijsHO

Hét vakblad voor management en bestuur van hbo- en wo-instellingen

www.ho-management.nl

Page 2: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

083_Driessen_RaadDaad-HO_management_210x297 WT1.indd 1 19-03-2009 17:10:43

Page 3: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Inhoud

En verder

04

08

14

20

Op zoek naar de juiste dynamiekDe Commissie Experimenten Open Bestel hoger onder-wijs bracht onlangs een advies uit aan minister Plas-terk. De belangrijkste punten uit het advies op een rij.Hogeschool NTI heeft de handschoen inmiddels opge-pakt en experimenteert met een tweetal opleidingen.

Rankings en classificatiesDe internationale rankings van hoger onderwijsinstellingen zijn niet meer weg te denken uit de hoger onderwijswereld. Ze zullen in de toekomst alleen maar aan invloed winnen. Maar komen ze ook op een goede manier tot stand?

Toekomstscenario’sHoger onderwijsinstellingen beraden zich op een nieuwe digitale leer- en werkomgeving. Vier toekomst-scenario’s dienen zich aan.En wat betekent dit voor de dagelijkse praktijk?

Sirius ProgrammaMet de ‘Subsidieregeling Sirius Programma’ beoogt het ministerie van OCW kennis te vergaren over en inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau kunnen worden gebracht.

6 Experimenteren in het Open Bestel

10 Interview Theo Douma

13 Column

19 Personalia/agenda

24 Hanzehogeschool Groningen staat

‘Open voor Talent’

26 Stand van de wetgeving

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 3

Colofon

Hoger Onderwijs management is een voort-zetting van HO Actueel. HO management richt zich op managers en bestuurders in het hoger onderwijs en is hét onafhankelijke vakblad dat op zakelijke wijze informeert over trends, ontwikkelingen en praktijk binnen het hoger onderwijs.

HO management bestaat uit een magazine, de website www.homanagement.nl en de maandelijkse e-nieuwsbrief Regelingen Onderwijs Hoger Onderwijs.

Verschijningsfrequentietijdschrift HO management: 8x per jaare-nieuwsbrief Regelingen Onderwijs HO: 12x per jaar

HoofdredactieTheo Douma (InHolland)

RedactieBas Derks (ministerie van OCW)Febe Jansen (ministerie van OCW)Anka Mulder (TU Delft)Nicolette van der Velde (ministerie van OCW)Bert Nijveld (eindredactie)

Vaste auteursLisette Griep (ministerie van OCW)

RedactieadresSdu UitgeversHO management Postbus 200252500 EA Den Haagtel. 070-378 05 [email protected]: www.HOmanagement.nl

UitgeverMathilde Vreugdenhil, [email protected]

MarketingMark Jongerius, Manon de Vreede, [email protected]

VormgevingDupuis Communicatie, Rotterdam

DrukGiethoorn Ten Brink, Meppel

AbonnementenEen jaarabonnement op HO management bestaat uit een magazine dat 8x per jaar ver-schijnt, een website www.homanagement.nl en de e-nieuwsbrief Regelingen OnderwijsHO die 12x per jaar verstuurd wordt.Jaarabonnementsprijs: 122,- (excl. btw) Losse nummers: 18,50 (excl. btw) Abonnementen kunnen schriftelijk wordenaangevraagd via www.sdu.nl/onderwijs of via klantenservice. Een abonnement kan op elk moment ingaan en heeft een looptijd van een jaar. Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel: 070-378 98 80, fax: 070-378 97 83 www.sdu.nl/service

AdvertentiesRecent bv, Postbus 17229, 1001 JE AmsterdamTel. 020 3308998, Fax 020 [email protected]

Kopijdata ([email protected])Nummer 2: 3 aprilNummer 3: 15 meiNummer 4: 18 juniNummer 5: 4 augustusNummer 6: 8 septemberNummer 7: 13 oktoberNummer 8: 17 november

© Sdu Uitgevers BV, Den Haag, 2009Alle rechten voorbehouden. Niets uit dezeuitgave mag verveelvoudigd, opgeslagenin een geautomatiseerd gegevensbestand,of openbaar gemaakt, in enige vorm of openige wijze, hetzij elektronisch, mechanischdoor fotokopieën, opnamen, of enigandere manier, zonder voorafgaandeschriftelijke toestemming van de uitgever.

ISSN 1877-7597

Page 4: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 4

H et advies is gebaseerd op een onderzoeksrapport dat de commissie heeft laten opstellen door SEO Eco-nomisch Onderzoek. In dit rapport wordt een vijftal

scenario’s onderzocht, variërend van niets doen tot en met een vrij vergaande vorm van toegang tot publieke bekostiging voor aanbieders die geaccrediteerd zijn, dus de vereiste basis-kwaliteit kunnen leveren.

OPEN OF GESLOTEN BESTELVolgens de commissie is de discussie over ‘het open bestel’ de afgelopen jaren teveel gevoerd alsof er maar twee opties zijn: open of gesloten met de suggestie erbij dat het bestel nu ‘gesloten’ is voor nieuwe toetreders? Maar sinds de invoering van het accreditatiestelsel kan elke aanbieder via een duide-lijke procedure de bevoegdheid krijgen om wettelijk erkende hogeronderwijsdiploma’s af te geven. Zo gezien is het stelsel al heel erg toegankelijk voor nieuwe aanbieders. Voor toegang tot bekostiging ligt dat anders. Alle instellingen die daarvoor in aanmerking komen staan met naam in de wet genoemd. Het is praktisch onmogelijk om als nieuwe aanbieder op die lijst terecht te komen, want er zijn geen duidelijke criteria en procedures voor opname in (of verwijdering uit) deze lijst. De keuze om het zo te doen dateert uit de vroege jaren negentig, dus nog van vóór de Bologna-verklaring en de eruit voortgevloeide invoering van het accreditatiestelsel en de Ba-chelor-Master structuur. Ook in ander opzicht zijn de omstan-digheden sterk gewijzigd. Denk aan de grote verschuivingen in de mondiale verhoudingen, waardoor zich geleidelijk aan een nieuwe ordening ontwikkelt van de hogeronderwijsmarkt, compleet met Europese en mondiale ranglijsten van instellin-gen. De internationalisering in de hogeronderwijsmarkt is een antwoord op de groeiende behoefte aan hoogopgeleiden, nati-onaal en wereldwijd. Daarom moeten we ons de vraag stellen hoe meer dynamiek in het Nederlandse hoger onderwijs ons kan helpen in het versterken van de positie van ons land in de

steeds competitiever wordende internationale ruimte. ‘Meer muziek’ in het Nederlandse hoger onderwijs moet ons econo-misch en sociaal sterker maken.

TOETREDING TOT DE ‘VASTE’ LIJSTAllereerst bepleit de commissie om in de wet een procedure en criteria op te nemen die het in beginsel mogelijk maken om de nu niet-bekostigde, maar wel geaccrediteerde opleidin-gen voor bekostiging in aanmerking te laten komen. Daarmee wordt het onder andere mogelijk om specifieke opleidingen, waaraan in Nederland een duidelijke behoefte bestaat en die in onvoldoende mate door de bekostigde instellingen (kun-nen) worden aangeboden, (deels) door de overheid te laten financieren. Dit dwingt de wetgever tevens om te expliciteren aan welke eisen een aanvraag voor publieke financiering door een niet-bekostigde aanbieder zou moeten voldoen.

EEN LEVEN LANG LERENTen tweede is er volgens ons nog een wereld te winnen op het vlak van een leven lang leren. De ambities voor de ontwikke-ling van een dynamische en innovatieve kennissamenleving vragen een hogere deelname aan een leven lang leren dan op dit moment het geval is. Wij zijn van mening dat via de bekostigingsvoorwaarden zowel vraag als aanbod van hoger onderwijs dat hierop gericht is een impuls zullen krijgen. In ons scenario versterkt de invoering van een scholingsvoucher of een scholingsbudget de vraag van werkenden en werkzoe-kenden naar onderwijs in dit postinitiële segment. Het aanbod wordt in dit scenario sterker vraaggericht door de gelijke behandeling van bekostigde en niet-bekostigde instellingen bij de besteding van de vouchers door de onderwijsdeelnemers. Ook bevelen we aan om bekostigd en niet-bekostigd onder-wijs in samenwerkingsverbanden krachten te laten bundelen, zodat beide partijen kunnen profiteren van hun sterke kanten. We realiseren ons dat een leven lang leren meer omvat dan het hoger onderwijs en dat onze aanpak moet passen in de bredere agenda voor dit beleidsveld. De plannen van de com-missie Arbeidsparticipatie (Bakker) voor invoering van een werkbudget, onder meer bestemd voor scholing, laten zien dat interessante combinaties mogelijk zijn. MASTEROPLEIDINGENTen slotte richten we onze aandacht op de masteropleidingen in het HO. De dynamiek op deze markt zal de komende jaren toenemen onder druk van nationale en internationale ontwik-kelingen. Dit betekent dat het mastersegment gebaat is bij meer

Op zoek naar de juiste dynamiek De Commissie Experimenten Open Bestel hoger onderwijs bracht onlangs een advies uit aan minister Plasterk rondom vragen als: is er voldoende ruimte voor nieuwe toetreders, is het zinvol die ruimte te vergroten en kan dat dan bijdragen aan meer variatie in leer-routes en betere toegang voor niet-traditionele doelgroepen? De belangrijkste punten uit het advies op een rij.

DOOR BERT TIEBEN EN FRANS DE VIJLDERAdvies Open Bestel

Page 5: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 5

differentiatie in het aanbod in combinatie met prikkels voor excellentie, nadrukkelijke aansluiting bij een maatschappelijke behoefte en hoge motivatie aan de kant van deelnemers. Hier-voor zou gezocht moeten worden naar een vorm van bekosti-ging die loopt via de deelnemers en eventueel hun werkgevers, bijvoorbeeld in de vorm van hogere eigen bijdragen voor de deelnemers en een vraaggestuurde bijdrage van de overheid (beurzenstelsel). We onderkennen de knelpunten die bij dit scenario gaan optreden, bijvoorbeeld bij masteropleidingen die nodig zijn voor beroepsuitoefening of onderzoek. Hiervoor zul-len pragmatische oplossingen gevonden moeten worden.

GEEN HARVARD AAN DE RIJNEen verdergaande invulling van een opener bestel valt volgens ons alleen te overwegen bij belangrijke positieve effecten hiervan op de kwaliteit of toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De bewijsvoering voor het optreden van dit positieve rendement is echter mager. Zo laat ons rapport zien dat de mo-gelijkheid van publieke financiering geen doorslaggevende fac-tor is voor excellente buitenlandse aanbieders om zich in ons land te vestigen. Harvard komt met andere woorden nog niet zo snel naar de Rijn. De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerste is het niet zozeer het ontberen van publieke financiering dat hen tegenhoudt, maar vooral het accreditatieproces specifiek voor de Nederlandse markt en de kwetsbaarheid voor onvoorziene beleidswijzigingen van de overheid. In de tweede plaats ligt het voordeel van de internationaal opererende onderwijsaanbie-ders niet bij de kwalitatief hoogwaardige opleidingen die we in eigen land als een verrijking van het hogeronderwijslandschap zouden beschouwen. De nadruk in de internationale markt ligt bij bacheloropleidingen op terreinen zoals ICT en business administration, opleidingen die met relatief lage vaste kosten een groot marktpotentieel kunnen bestrijken.

HERZIENING MARKTORDENING ONONTKOOMBAAR‘Niets doen’ is volgens de commissie op den duur geen reële optie. Daarvoor zijn de omstandigheden teveel gewijzigd sinds het begin van de jaren negentig. De voorstelling van bekostigd hoger onderwijs als een ‘officieel’ publiek systeem voor het initieel onderwijs en niet-bekostigd hoger onderwijs voor het marktsegment van werkenden en bedrijven als twee volle-dig gescheiden systemen gaat niet meer op. Daarvoor is een vijftal oorzaken/redenen.- Wet- en regelgeving staan toe dat bekostigde instellingen

onder voorwaarden postinitiële opleidingen ontwikkelen die buiten de publieke bekostiging vallen. Van deze ruimte wordt in toenemende mate gebruik gemaakt. Door de groeiende aandacht voor het postinitiële onderwijs en leven lang leren schurken de bekostigde instellingen met de aard van hun activiteiten steeds nadrukkelijker aan tegen het niet-bekos-tigde segment. Maar omgekeerd kunnen de niet-bekostigde instellingen geen beroep doen op de publieke middelen.

- De OESO en ook de beleidsagenda van Minister Plasterk stellen dat er meer behoefte is aan flexibiliteit, maatwerk en variëteit in hoger onderwijs. De voorwaarden voor publieke bekostiging beperken instellingen op dit moment om deze doelen actiever na te streven. Ook bieden deze voorwaarden hiervoor onvoldoende financiële prikkels. Bij het verbeteren van flexibiliteit, maatwerk en variëteit kan het bekostigd onderwijs leren van specifieke instellingen in het niet-bekostigd onderwijs, die op dit vlak meer expertise en ervaring hebben dan de bekostigde instellingen. Dit pleit voor het mogelijk maken van kruisbestuivingen, ook in het bekostigd segment van het hoger onderwijs.

- Internationalisering van de hogeronderwijsmarkt, waardoor per saldo meer studenten van over de grens een oplopende druk op de rijksmiddelen tot gevolg hebben. De bekosti-gingssystematiek is met andere woorden niet langer louter een nationale kwestie, maar moet worden afgestemd op internationale ontwikkelingen.

- Vervaging van het onderscheid tussen initieel en postiniti-eel onderwijs. Hierdoor ontstaat de situatie dat inhoudelijke vergelijkbare opleidingen een verschillende bekostiging kennen, de ene publiek, maar de ander niet. Dit geldt onder meer voor de masteropleidingen, maar ook voor een aantal beroepsopleidingen op het bachelorniveau.

- En tot nu toe is bekostigd hoger onderwijs door de NMa aangemerkt als een activiteit waarop de Mededingingswet niet van toepassing is. Maar het is twijfelachtig of dat zo blijft, gelet op de zojuist geschetste ontwikkelingen. Dit zou betekenen dat het nationale en Europese mededingings-recht van toepassing wordt, met inbegrip van staatssteunre-gels, concentratietoezicht en het kartelverbod. Dit is eerder op enkele andere terreinen van de publieke sector gebeurd, waaronder de AWBZ-zorg. Dat betekent niet dat de publieke bekostiging zonder meer een verboden vorm van staats-steun wordt, maar wel dat er andere randvoorwaarden voor subsidiëring zullen gaan gelden.

NAAR EEN EVENWICHTIGE DYNAMIEK Meer dynamiek in het hoger onderwijs is nodig, maar niet te-gen elke prijs. We hebben voorstellen gedaan voor aanpassing van de bekostigingssystematiek in het hoger onderwijs met als doel om meer ruimte te bieden voor bestaande en moge-lijke nieuwe aanbieders. De noodzaak voor meer dynamiek moet echter worden gewogen tegen de functie van de knel-lende regels. De voorwaarden voor bekostiging zijn er voor de borging van publieke belangen zoals toegankelijk, doelmatig en kwalitatief uitstekend onderwijs. Dit zijn belangen die ook bij meer ruimte voor nieuwe onderwijsaanbieders geborgd moeten blijven, dus in evenwicht met de gevraagde dynamiek.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

Bert Tieben, Senior onderzoeker bij SEO

Economisch Onderzoek en opsteller van het

onderzoeksrapport

Frans de Vijlder, Lector Governance en innovatie-

dynamiek in het onderwijs aan de Hogeschool van

Arnhem en Nijmegen en voorzitter van de Commissie

Experimenten Open Bestel hoger onderwijs.

Page 6: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 6

Experimenteren in het Open Bestel

In 2006 is vanuit OCW een oproep gedaan aan hoger onderwijs instellingen om een opleiding aan te bieden in het kader van de experimenten open bestel hoger onderwijs. Deze oproep kwam voort uit de wens om wetgeving te ontwikkelen die een modern, flexibel en open bestel mogelijk maakt. Hoge-school NTI heeft de handschoen opgepakt.

DOOR ELLIS NIEVEEN

G rondslag van de experimenten is de ‘Tijdelijke regeling subsidie experimenten hoger onderwijs’. Doel is kennis op te doen over de effecten van

het toelaten tot publieke financiering van nieuwe aanbie-ders en over de voorwaarden waaronder dat mogelijk zou kunnen zijn. Een goede manier om te onderzoeken of de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het hoger onderwijs op deze manier verbetert kan worden. Na formele toetsing op de kwaliteit en doelmatigheid bleven enkele opleidingen over voor deelname aan de subsidieregeling, waaronder Hogeschool NTI. De commis-sie experimenten open bestel stelde dat de toetreding van een particuliere aanbieder als Hogeschool NTI een inte-ressante ontwikkeling is waar van valt te leren. Vooral de opleiding Rechten en de opleiding Toegepaste Psychologie via afstandsonderwijs bieden volgens de commissie een duidelijke meerwaarde voor het bestel. Vooral ook omdat deze opleidingen in het onderzoek zowel goed onderling te vergelijken zijn, als met bekostigde varianten van deze opleidingen. Heel concreet kan geleerd worden over het gedrag van instellingen en studenten, alsmede arbeids-markteffecten. Deze leermomenten worden ingezet bij de vormgeving van een definitief open bestel.

BEROEPSGERICHTE ZELFSTUDIEHet NTI is van oorsprong een instelling voor afstands-onderwijs, waarbij studenten en docenten elkaar niet of slechts in beperkte mate ‘face to face’ ontmoeten. Afstand is echter een relatief begrip geworden. Zeker door het con-cept blended learning waaronder Hogeschool NTI een mix van onderwijsvormen verstaat die het leerproces van de student op alle vlakken kan ondersteunen en stimuleren. Deze mix bestaat uit een deel zelfstudie, een deel contact-onderwijs door middel van praktijktrainingen en begeleid onderwijs via een digitale leeromgeving.In onze visie is het onderwijs flexibel ingericht, dit betekent dat studenten een grote mate van keuzevrijheid hebben bij het kiezen van een passende combinatie van deze blended learning-componenten. Hoewel er wel beperkende organi-satorische kaders voor de studenten blijven bestaan, kan worden gezegd dat onze studenten op hun eigen manier kunnen studeren. Hierdoor is de combinatie leren en wer-ken niet langer belemmerend, maar eerder stimulerend.

Page 7: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 7

Studenten die hieraan deelnemen kiezen voor een opleiding die de gelegenheid biedt op afstand te studeren met veel ruimte voor een persoonlijke invulling van het leertraject naar tempo, tijd en plaats. Hun achtergrond is zeer divers: gemiddeld tussen de 20-45 jaar oud, getrouwd, kinderen, en veelal werkzaam binnen de beroepspraktijk. Het werk of de privé-situatie biedt vaak onvoldoende mogelijkheden om dag- of voltijdsonderwijs te volgen. De kern van de hbo-opleidingen bestaat uit beroepsgerichte zelfstudie. De student moet in staat en bereid zijn actief en gedisciplineerd te leren om het vereiste leerresultaat te behalen, het NTI biedt vraaggestuurde begeleiding met pro-actieve benaderingsmomenten. Daarbij zijn mentoren aangesteld voor studiebegeleiding, om vakdocenten te on-dersteunen. Onze student voldoet daarom in algemene zin aan de kenmerken: zelfstandig, verantwoordelijk, gediscipli-neerd, resultaatgericht, gemotiveerd, nieuwsgierig en leergie-rig. De opleiding en de begeleiding sluiten hierbij aan.

HET EXPERIMENTHogeschool NTI stelt zich binnen dit experiment ten doel om de geselecteerde hbo-opleidingen Rechten en Toegepaste Psychologie nog optimaler in te richten volgens het blended learning-principe. Hierbij kijken wij naar de mogelijkheden van andere vormen van begeleiding en ondersteuning, bij-voorbeeld via de digitale leeromgeving. Bijkomend voordeel is dat NTI-breed vruchten van het experiment geplukt kun-nen worden. Experimenten vinden plaats op het gebied van de onderwijsorganisatie en vooral de onderwijsuitvoering. Onderwijsorganisatorisch worden voorwaarden gecreëerd, die van belang zijn om tot de wenselijke onderwijsuitvoering te komen. Essentiële elementen zijn hierbij een beroeps-gericht curriculum, een geschikte materiële infrastructuur, effectieve methoden en instrumenten en een adequate organisatie van het personeel. Concreet bekijken wij hoe de vraaggestuurde begeleiders (docent of mentor) nog pro-actiever ingezet kunnen worden in combinatie met oplei-dingsevents, praktijktrainingen, workshops en de digitale leeromgeving.

De eerste resultaten van het intensiveren van de studie-begeleiding zijn positief

Concrete experimenten op het niveau van de onderwijs-uitvoering richten zich op het intensiveren van studievoor-lichting (voor inschrijving) en de studiebegeleiding (tijdens inschrijving). Potentiële studenten kunnen persoonlijk of telefonisch stu-dieadvies krijgen om tot een juiste studiekeuze te komen die past bij de persoonlijke wensen en omstandigheden.De studiebegeleiders geven intensiever en daarmee (naast de docent) meer inhoudelijke begeleiding per telefoon, mail

en via het forum binnen de digitale leeromgeving. Iedere student kan op ieder moment in het jaar aan zijn studie be-ginnen. Tijdens de eerste contacten worden de eerste vragen weggenomen en worden studenten zo op weg geholpen met hun studie en hun studiemateriaal. Ook worden zij direct uitgenodigd deel te nemen aan de studie- en beroepenoriën-tatiedag om kennis te maken met de hogeschool en met de medestudenten.Bovendien worden studenten per kwartaal pro-actief be-naderd om de studievoortgang te bespreken en eventuele belemmeringen weg te nemen. Naast dagelijkse telefonisch mentoraat (spreekuren) houden ook docenten spreekuur binnen de digitale leeromgeving. Het uitbreiden en testen van de mogelijkheden deze digitale omgeving in het kader van de begeleiding van studieproces en studieproduct is een belangrijk onderzoeksonderwerp.Daarnaast experimenten wij met motiveringsacties om tentamens af te leggen (tentamentraining) en deel te nemen aan SBO-dagen en praktijktrainingen.Nieuw is ook de inzet van studiegroepen, digitale nieuws-brieven, opleidingsevents en workshops. Een recent suc-cesvol voorbeeld is de organisatie van ‘de dag van de psychologie’, waarbij studenten verbreding in het vakgebied vinden (boeien) en kennis kunnen maken met studiegenoten (binden). Uiteraard worden studenten betrokken bij de evalu-atie van de experimenten.

DE EERSTE RESULTATENHogeschool NTI is vanaf september 2008 gestart met het experiment. De eerste resultaten van het intensiveren van de studiebegeleiding zijn positief, de geformuleerde doelstellin-gen voor extra acties zijn behaald dan wel overtroffen. Zo was de eerste examentraining voor Toegepaste Psychologie binnen korte tijd volgeboekt. Aan de eerder genoemde ‘dag van de psychologie’ namen circa 400 personen deel. Ook de facultatieve ‘meet & greet’ in het kader van kennismaken met medestudenten en docenten scoort zeer goed. Belangrijke ver-volgstap is nu de uitkomsten te toetsen aan de kwantitatieve én kwalitatieve meetpunten van succes om tot een optimale balans in kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van het hoger onderwijs te komen.Voor Hogeschool NTI biedt het experimenteren in het open bestel informatie voor veranderingen op het niveau van on-derwijsorganisatie en onderwijsuitvoering. Ook in de breedte kunnen vruchten geplukt worden van de uitkomsten van het experiment. De resultaten gaan input bieden om wetgeving te ontwikkelen die een meer modern, flexibel en open bestel mogelijk moet maken met gelijke rechten en plichten voor aangewezen en bekostigde instellingen. Dit levert de student keuzevrijheid op om te kiezen voor een onderwijsconcept dat optimaal aansluit bij persoonlijke wensen en omstandigheden.

Drs. Ellis Nieveen is senior opleidingscoördinator Hogeschool NTI projectleider experiment open bestel.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

Page 8: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Rankings en Classificaties DOOR FRANS VAN VUGHT

De Europese aanpak

N atuurlijk is er op die rankings veel aan te merken. De bestaande rankings wekken de suggestie dat er slechts één

type hoger onderwijsinstelling is dat wereldwijd de concurrentie aan kan: de grote onderzoeks-universiteit. Dat is niet alleen onjuist, het heeft ook een negatief effect op de diversiteit van hoger onderwijssystemen omdat zo’n beeld slechts een prikkel is tot imitatiegedrag en ‘academic drift’. Ten onrechte marginaliseert de nadruk op de grote, internationaal concurrerende onderzoeks-universiteit het belang van de instellingen die hun kracht en toewijding in andere onderwerpen zoeken dan grensverleggend academisch onder-zoek; onderwerpen als ‘undergraduate’ onderwijs, kennistransfer, regionale ontwikkeling, sociale in-tegratie, ‘lifelong le-arning’, enzovoort. De eenzijdige focus op de rankings van veronderstelde topuniversiteiten (waarbij ‘top’ wordt gedefinieerd in termen van grensverleggende internationale onderzoekspre-sentaties) leidt tot een verarming van de diver-siteit van hoger onderwijssystemen. Zeker als het overheidsbeleid zo’n focus versterkt (door de ééndimensionele internationale competitie op onderzoeksexcellentie aan te wakkeren) en geen oog heeft voor mogelijke andere dimensies in de profielen van hoger onderwijsinstellingen, zullen we met een toenemende stratificatie in het hoger onderwijs te maken krijgen (van academische prestaties en kwaliteit) en met een afnemende diversiteit (in typen oriëntaties en profielen van instellingen).

KRITIEKPUNTENIn de betreffende literatuur is inmiddels een ste-vige kritiek op de huidige rankings geformuleerd. Het belangrijkste kritiekpunt luidt dat de huidige

dominante rankings (de Shanghai Jiao Tong en Times Higher Education rankings) één type hoger onderwijsinstelling tot ideaal en norm verheffen (de ‘comprehensive research university’) en vervol-gens alle instellingen daarmee vergelijken. Hiermee worden andere criteria dan onderzoeksprestaties en schaalomvang ondergeschikt verklaard in de rankings, en wordt de reputatie van instellingen, die andere kwaliteiten dan academisch onderzoek nastreven, geschaad.Een ander kritiekpunt betreft de holistische verge-lijkingsprocedure in de rankings. Diverse beoorde-lingscriteria worden tot één geaggregeerd oordeel samengevoegd (veelal op basis van betwistbare ‘wegingen’) waardoor subjectieve elementen in de rankings sluipen.

Daar komt nog bij dat de rankings niet alleen ge-bruik maken van min of meer ‘objectieve” presta-tiegegevens, maar veelal ook gebaseerd zijn op de subjectieve meningen van ‘peers’, van wie bekend is dat die bij instellingsbeoordelingen in belangrijke mate beïnvloed worden door de veronderstelde reputatie en bekendheid van instellingen.Verder blijken de huidige rankings vooral de weten-schappelijke kwaliteitskenmerken van de natuur-wetenschappen te benadrukken, een vertekening in de richting van Engelstalige prestaties te hebben, en weinig tot geen oog te hebben voor onderzoeks-gerelateerde onderwijsprestaties. Kortom, op de huidige rankings is wel wat aan te merken.

MEERDIMENSIONEELToch zullen, zoals gezegd, de rankings van hoger onderwijsinstellingen niet verdwijnen en waarschijnlijk zelfs aan invloed winnen. Diverse

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 8

Ook al vinden we het niet altijd gemakkelijk om het toe te geven, we weten het eigenlijk allemaal wel: de internationale rankings van hoger onderwijsinstel-lingen zijn niet meer weg te denken uit de internationale hoger onderwijswe-reld. Ze zullen in de toekomst alleen maar aan invloed winnen. Rankings zijn er en zullen er blijven. Maar ze moeten wel op een goede manier tot stand komen.

De huidige dominante rankings verheffen één type hoger onderwijsinstelling tot ideaal en norm

Page 9: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Rankings en Classificaties DOOR FRANS VAN VUGHT

De Europese aanpak

overheden hebben inmiddels meer of minder expliciete beleidsdoelstellingen geformuleerd die gericht zijn op het realiseren van zodanige pres-taties van een aantal van ‘hun’ hoger onderwijs-instellingen zodat deze in de top 100 of top 50 in de rankings terecht komen. En ook hoger on-derwijsinstellingen zijn niet ongevoelig voor de aantrekkingskracht van de reputatie die rankings blijken te bieden. Hoewel hun bestuurders dat niet altijd zullen toegeven, blijkt heel wat instel-lingsbeleid niettemin gericht op een verhoging van de positie van de instelling in de Shanghai of Times ranking.

De cruciale uitdaging is de kwaliteit van rankings te verbeteren, en met name de ééndimensionele focus op het volume van academische onder-zoeksprestaties te verbreden. Dat is wat een hoger onderwijsclassificatie probeert te doen.Een hoger onderwijsclassificatie is erop gericht een meerdimensionele context te scheppen waarin verschillende hoger onderwijsinstellin-gen verschillend kunnen ‘scoren’. In een clas-

sificatie wordt gepoogd instellingen te groeperen die onderling sterke overeenkomsten vertonen. Een classificatie biedt een aantal dimensies en indicatoren, aan de hand waarvan het profiel van een individuele instelling in beeld kan wor-den gebracht, en waarmee vervolgens groepen instellingen kunnen worden geïdentificeerd die onderling vergelijkbaar zijn. Een classificatie is geen beoordelingsinstrument in de zin van een ranking. Een classificatie ordent en groepeert; maar op basis van zo’n ordening kunnen natuur-lijk wel vergelijkende rankings worden opgesteld. Zulke rankings zijn dan echter beoordelingen aan de hand van één of meer dimensies waarop de betrokken instellingen daadwerkelijk vergelijk-baar zijn, eenvoudigweg omdat de betreffende dimensies kennelijk van belang zijn voor de strategische profielen van die instellingen.

Gedurende de afgelopen jaren is op Europees niveau gewerkt aan het tot stand brengen van een Europees classificatie-instrument. De basis van het instrument is gelegd en een eerste serie testen ervan is inmiddels uitgevoerd. De verwachting is dat het instrument in de loop van 2010 beschikbaar zal zijn.De volgende stap wordt op Europees niveau nu ook gezet. De Europese Commissie heeft onlangs een ‘call for tender’ uitgeschreven voor een meer-dimensioneel, wereldwijd, ranking instrument. In deze nieuwe ranking zal nadrukkelijk aandacht moeten zijn voor de diversiteit aan instellings-profielen en voor meer dimensies dan alleen academische onderzoeksprestaties. De nieuwe ranking zal als het ware een verzameling van ver-schillende rankings zijn, waarmee vergelijkbare instellingen (vast te stellen door middel van de classificatie) onderling kunnen worden vergele-ken op voor hen relevante kenmerken. Het Euro-pese alternatief voor de Shanghai ranking zoekt een antwoord op de kritiek die op de huidige ran-kings wordt geformuleerd en zal de verscheiden-

heid aan profielen en strategische missies van hoger onderwijsinstellin-gen tot uitgangs-punt nemen.

Het lijkt verstandig daar in het Nederlandse hoger onderwijs en hoger onderwijsbeleid maar vast rekening mee te houden. Verschillen in instellingsprofielen zullen in de komende jaren ongetwijfeld belangrijker worden.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 9

Frans van Vught is top-adviseur van de

Europese Commissie en bestuurder van

diverse Europese hoger onderwijsorgani-

saties. Hij is ook voorzittervan Nether, de

Brusselse lobby instelling van de gezamen-

lijke Nise onderwijs- en onderzoeksinstel-

lingen. Voorheen was hij o.m. Rector en

voorzitter van de Universiteit Twente.

Verschillen in instellingsprofielen zullen in de komende jaren ongetwijfeld belangrijker worden

Page 10: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

0

Theo Douma:

“Het onderwijs maak je samen”

P as helemaal aan het eind van ons gesprek met Theo Douma blijft het een tijdje stil als wij een vraag gesteld heb-

ben. Waar ligt hij wel eens wakker van? Hoe hij zijn hersens ook pijnigt, verder dan de nieuwe dienstregeling van NS komt hij niet. Wellicht dat dit hem meteen ook het meest kenmerkt. Douma beschikt over een opgeruimde natuur die weinig ruimte laat voor sombere bespiege-lingen. “Als ik tegen een probleem aanloop dan ga ik daar, voor zover dat in mijn mogelijkhe-den ligt, iets aan doen. Als manager probeer ik daar pro-actief in te zijn. Managen is meer dan zaken oplossen waar je tegenaan loopt. Ik probeer vijf jaar vooruit te kijken: waar willen wij met onze organisatie naar toe?”

Zijn loopbaan start in wezen al tijdens zijn studentenleven, waarin hij zeer actief is in de studentenbeweging. “Ik hield mij ook toen al bezig met allerlei organisatorische zaken, dat heeft mij voor een groot deel gevormd tot wat ik nu ben. Je doet kennis en ervaring op die je

de rest van je leven mee neemt. En ik genoot van het studeren, een voorrecht.”Die studie begon op de lerarenopleiding, waar hij geschiedenis en maatschappijleer deed, en werd universitair voortgezet. Douma: “Het klinkt vreemd maar zoals zo velen heb ik nooit

de lerarenopleiding gedaan om in het onder-wijs terecht te komen. Ik dacht meer aan een loopbaan bij Europese instellingen. Maar uitein-delijk kreeg ik toch een klein baantje als docent geschiedenis. Ik ben geen geboren leraar maar had er wel verdomd veel lol in. Het ging mij goed af. Nog steeds: als je mij voor een groep mensen zet dan beleef ik daar plezier aan. De combinatie van inhoud en met mensen om gaan. Ook in mijn huidige functie maak ik nog vaak gebruik van wat ik in die tijd geleerd heb.”Hoe fantastisch het vak ook, Theo Douma ging zich ook hier al vrij snel bezighouden met or-ganisatieontwikkeling, veranderingsprocessen, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg. “Onderwijs in de breedte boeide mij al snel, dat je echt op systeemniveau gaat kijken, tot OCW aan toe. En dat doet het nog steeds. Je groeit door tot het niveau waarop ik nu bezig ben. Ik probeer het onderwijssysteem zo in te richten dat de do-cent en de student optimaal tot hun recht kun-nen komen. Daarbij helpt het dat ik zelf ook les heb gegeven en weet wat de effecten van mijn

beleid zijn. Je weet waar docenten tegenaan lopen als er weer de zoveelste administratieve eis wordt gesteld. Het maakt het zeker mak-kelijker ja, wanneer je zelf met de voeten in de klei hebt gestaan.”

In Hoger Onderwijs Management ook aandacht voor de mens achter de manager. In deze eerste aflevering een gesprek met Theo Douma, directeur onderwijs InHolland.

‘Open voor Talent’. Zo heet de aanvraag van de Hanzehogeschool Groningen in het kader van het Siriusprogramma ter bevordering van excellentie in het hoger onderwijs. Die aanvraag is het afgelopen najaar goedgekeurd. Inmiddels zijn we begonnen met de uitvoering van ons vierjarige Siriustraject. De bedoe-ling is dat de getalenteerde student zich over vier jaar thuis zal voelen in de Hanzehogeschool Groningen.

DOOR BERT NIJVELD FOTO ROBERT GORDDYN

Page 11: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

1

HELIKOPTERVIEW“Het onderwijs maak je samen”, vanuit deze overtuiging geeft Douma inhoud aan zijn functie. “Je moet het samen doen, docenten en managers. Ik merk wel dat aan de manager steeds hoger eisen gesteld worden. Vroeger was er een onderwijsconcept en dat voerde je in. Tegenwoordig heb je niet alleen te maken met

je concept maar moet je ook de kwaliteitszorg, de bedrijfsvoering en de ICT daarop afstemmen. Als die processen los van elkaar bestaan dan gaan ze elkaar tegenwerken. Je moet echt een helikopterview ontwikkelen; dat vraagt om een bepaald type manager. Een allrounder die be-grijpt dat de effecten van zijn beleid consequen-ties hebben op de werkvloer. Dat laatste vind ik

Interview

Theo Douma is werkzaam als directeur onderwijs, kwaliteit en research bij INHolland en is tevens lid van de Raad van Advies van het NTI. Vanaf 1 juni gaat hij werken als lid van het College van Bestuur bij het ROC Nijmegen.

Douma was verder werkzaam als directeur onderwijs aan de TU Eindhoven en als consultant bij Cap Gemini, Ernst & Young. Hij was hoofd Onderwijsstrategie bij Wageningen Universiteit and Researchcentrum. Daarvoor was hij coördi-nator Strategisch beleid bij OC&W, in die functie was hij onder meer projectleider accreditatie en bachelor master. In de jaren daaraan voorafgaand was hij landelijk procesmanager van de Leraar in Opleidingenprojecten (LIO). Daarvoor was hij adjuncthoofd voor Onderwijs en Innovatie bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.

In de afgelopen jaren heeft hij als kerncommissielid onder andere deel uitgemaakt van de visitatiecommissies voor de 1e en 2e graads lerarenopleidingen en de visitatiecommissie voor het agrarische HBO. Tevens is hij adviseur voor ac-creditatie van onder andere de universiteit op Curacao: de UNA

Tevens is hij auteur van twee publicaties over Accreditatie in het hoger onderwijs en redacteur bij de uitgave Hoger Onderwijs Actueel. Medio 2009 komt er een nieuwe publicatie over accreditatie uit bij de SDU. Daarnaast schrijft hij artikelen. Onder andere in het Onderwijskundig Handboek (2006).

Page 12: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

ontzettend belangrijk. Je kunt de meest prachtige systemen invoeren die vervolgens in de praktijk niet blijken te werken. Operatie geslaagd, patiënt overleden. Daar moet je enorm mee uitkijken. Zeker als de grootschaligheid toeneemt. Een belangrijk punt van discussie trouwens. Mijn standpunt is dat je kleinschaligheid ook in een grote organisatie prima kunt inbouwen. Maar dan moet je het wel zo organiseren. De student moet het idee hebben dat hij het middelpunt der dingen is. Met InHolland lukt dat heel goed. Op vrijwel alle locaties waar wij zitten, zijn wij niet de grote kolos maar juist de compacte hogeschool. Dat lukt ons mede vanwege onze zeer geavanceerde ICT-infrastructuur waar wij trots op zijn.

We gaan veel meer naar een kwaliteitscultuur in plaats van het afvinken van allerlei beoordelingscriteria

Natuurlijk ondervindt hij ook weerstand. “Het mooiste voor-beeld is accreditatie. Je hebt op landelijk niveau heel speci-fieke eisen waar het onderwijs aan moet voldoen. Niet direct het soort eisen waar een docent warm van wordt. Je moet alles verantwoorden, alles kunnen aantonen. Docenten heb-ben daar vaak moeite mee: waar gaat het over en waarom moet ik dat doen!? Zij willen met hun vak bezig zijn. Ik ben dan toch verantwoordelijk dat zaken als kwaliteitszorg rond komen. Je moet dus eisen stellen waarvan docenten de logi-ca niet inzien. Ikzelf trouwens ook niet in alle gevallen. Maar je hebt wel een wettelijke verplichting. Dan probeer je er met zo’n club docenten toch uit te komen door aan te geven wat de noodzaak is en ze waar mogelijk te ondersteunen. Het be-langrijkste is dan dat je ze erkent in hun rol van professional. En ik moet zeggen dat ik een zekere mate van achterdocht bij docenten ook wel gezond vind. Er moet een zekere balans zijn tussen de mensen die de kaders neerzetten en bewaken en degenen die met hun vak bezig willen zijn. Die balans kun je alleen in de discussie vaststellen.”

ONTWIKKELINGENWaar hij het meest trots op is als het gaat om zijn loop-baan? “Een aantal zaken. Ik was landelijk projectleider voor leraren-in-opleiding-projecten. In die tijd was het not doneiemand voor de klas te zetten die de opleiding nog niet vol-tooid had. Allerlei politici die over je heen rolden. We heb-ben een mooi landelijk netwerk neergezet en van daaruit zijn heel goede projecten gestart. Nu is het idee compleet geaccepteerd en wordt overal in de praktijk gebracht. Verder heb ik in mijn Wageningse tijd samen met anderen een in-ternationaal netwerk neergezet om samenwerking over de

grenzen heen te bevorderen. Euroleague heette dat.”Ook in zijn huidige functie ziet hij mooie resultaten. “Het onderwijsmodel zoals wij dat hier bij InHolland opzetten - een model dat stevig staat en recht doet aan de professio-nal, recht doet aan de inhoud en waarmee we mensen weer inspireren – daar ben ik echt wel trots op.”

Wat zijn momenteel de topics bij InHolland? Douma: “We zijn bezig een nieuw kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen waarbij je weliswaar op centraal niveau een aantal checks uitvoert, maar de verantwoordelijkheid nadrukkelijk decen-traal komt te liggen. Van daaruit sluiten wij beter aan bij het functioneren van de docent en van de school. Een andere interessante ontwikkeling is dat we bezig zijn met een nieuwe ICT-strategie. Daarbij willen we differentiëren tussen de verschillende gebruikers. Je hebt docenten die alleen de basale tools willen gebruiken en zij die daar veel verder in willen gaan. Tegelijkertijd komt er een generatie studenten binnen die kan lezen en schrijven met de computer. Het is een enorme uitdaging dat alles goed op elkaar af te stemmen, da in te bedden in het onderwijs, in de bedrijfsvoering, in het totaal. Je kunt zaken niet los van elkaar zien, maar moet uitgaan van een totaalconcept.” Hij ziet de toename van ICT-onderwijstoepassingen dan ook als één van dè ontwikkelingen voor de komende jaren. Verder ziet hij de invloed van Europa groter worden. “We krijgen te maken met een kwalificatiestructuur waarin opleidingen met elkaar te vergelijken zijn. Daarmee zal mogelijk het hele pri-maire stelsel verder onder druk komen te staan. Accreditatie-instellingen van verschillende landen praten met elkaar. De gevolgen daarvan zijn niet vrijblijvend. In Engeland hebben ze een degree awarding systeem. Dat gaat nog een slag verder dan wat men in Nederland van plan is. Al dit soort ontwik-kelingen hebben onontkoombaar invloed.” Ook op het gebied van de kwaliteitszorg ziet hij belangrijke tendensen. “We gaan veel meer naar een kwaliteitscultuur in plaats van het aloude afvinken van allerlei beoordelingscriteria.”

Zoals in de eerste alinea opgemerkt heeft Theo Douma een optimistische natuur. Dat optimisme geldt ook de verdere ontwikkeling van het Hoger Onderwijs in Nederland. “In het oude paradigma zit nog dat we alles kunnen sturen vanuit één punt. Ik denk dat we naar een situatie toegaan dat je veel meer de professional gaat faciliteren en dat daarmee weer een stuk energie en inspiratie terugkeert. Dat zal lang-zaam gaan, maar die ontwikkeling gaat er wel komen.”

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

2

HoofdredacteurNaast zijn vele andere activiteiten is Theo Douma hoofdredacteur van Hoger Onderwijs management. “Ik vind het leuk over zaken te schrijven en een stuk theorie te koppelen aan je dagelijkse praktijk. Door arti-kelen te schrijven structureer je je denken en breng je jezelf verder. Het leuke van meewerken aan dit blad is dat je dat samen met andere mensen doet en zo zaken bij elkaar ziet komen. Het is prettig mee te draaien in netwerken, je hoort veel en bent snel op de hoogte van dingen die spelen. Je kunt combinaties maken die je in je eentje, in je eigen werkomgeving niet zo snel kunt maken. Dit blad heeft de functie vooruit te kijken met een breder perspectief dan de directe actualiteit. Als hoofdredacteur lees je alle stukken, je kijkt er scherper naar dan de gemiddelde lezer. Die betrokkenheid vind ik leuk.”

Page 13: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

3

Een potje Calvé pindakaas is duurder dan pindakaas van de Euroshopper. Calvé is wel lek-kerder volgens de consumentenprogramma’s. De kwaliteit is beter: meer pinda’s en smeuïg-heid. Kwaliteit kost nu eenmaal meer en een deel van de consumenten is bereid hiervoor iets extra’s te betalen. Wat zou er gebeuren als de overheid zou opleg-gen dat een potje pindakaas niet duurder mag zijn dan de prijs van de Euroshopper? De dure Calvé pindakaas is anders niet voor iedereen bereikbaar. Het gevolg van een dergelijk beleid is waarschijnlijk dat Calvé stopt met het maken van pindakaas of zijn kwaliteit verlaagt tot het niveau van de Euroshopper.Niemand wil dat de overheid de prijs van pinda-kaas oplegt. Toch vinden we het heel normaal dat dit in het hoger onderwijs en wetenschap-pelijk onderzoek wel gebeurt. Goede opleidin-gen ontvangen dezelfde bekostiging als slechte opleidingen. Excellent onderzoek krijgt evenveel geld als middelmatig onderzoek.

Het vakblad Economisch Statistische Berich-ten publiceert jaarlijks de economentop. De verschillen op deze ranglijst van publicaties zijn groot. Op de lijst van economische faculteiten scoort de nummer één ruim drie tot vijf keer hoger dan de nummer laatst. Toch ontvangen alle negen economische faculteiten dezelfde financiering: de koploper wordt voor zijn betere prestaties niet extra beloond.In het onderwijs is het net zo. De Elsevier-enquête naar de beste studies en de Keuzegids Hoger Onderwijs geven aan dat aanzienlijke kwaliteitsverschillen tussen opleidingen en tus-sen instellingen bestaan. De bekostiging is voor alle opleidingen gelijk. De beste geneeskun-deopleiding ontvangt evenveel als de slechtste.

In Groot-Brittannië worden de middelen voor onderzoek verdeeld op basis van kwaliteitscrite-ria. Dit gebeurt in de Research Assessment Exer-cise (REA). Faculteiten die vijf sterren krijgen bij de onderzoeksvisitatie krijgen veel geld voor onderzoek, faculteiten met twee sterren of min-der krijgen vrijwel geen geld. In ‘The Changing Idea of a University’ betoogt David Smith dat REA heeft geleid tot meer competitie tussen

universiteiten en een sterke toename van het aantal publicaties.

In ons land heeft de Commissie Kwaliteit en Bekostiging in het hoger onderwijs onlangs voorgesteld om opleidingen die door de NVAO als ‘excellent’ worden beoordeeld een financiële beloning te geven. Het is redelijk om universi-teiten die boven de middelmaat uitsteken, een extra inspanning leveren en beter presteren extra te belonen. Omgekeerd vormt een financi-ële beloning een stimulans om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren.Minister Plasterk heeft de voorstellen van de Commissie Kwaliteit en Bekostiging naar de prullenmand verwezen. De koppeling tus-sen visitatie en bekostiging zou ertoe kunnen leiden dat universiteiten zwakke punten gaan verzwijgen. Leden van visitatiecommissies zouden onder druk gezet kunnen worden bij de beoordeling. Waarop deze angst is gebaseerd blijft onduidelijk. De uitkomsten van de REA in Groot-Brittannië hebben grote consequenties voor de onderzoeksfinanciering. Toch lijken de averechtse effecten waar de minister voor vreest niet voor te komen.

De minister wil liever een verkiezing “waar-bij gewerkt wordt met prijzen, nominaties en een jury”, zoals hij in zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft. Een beetje Idols dus, vermengd met de X-factor en Boer zoekt Vrouw. Dat levert dan straks de nominaties voor de ‘Student zoekt opleiding met X-factor op’. In een rechtstreekse uitzending kunnen we dan sms-en wie van de genomineerden afvalt. De winnaar krijgt de prijs uit handen van de minister zelf.Zoals Idols weinig heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de zangkunst, zal de prijs die de minister in gedachten heeft niets toevoegen aan de kwaliteit van het onderwijs.Voor kwaliteit moet worden betaald, ook in onderwijs en onderzoek. Zolang we niet bereid zijn kwaliteit te belonen houden we hoger on-derwijs van Euroshopper niveau.

Column

Euroshopper universiteit

!

Wim Groot & Henriëtte

Maassen van den Brink

Hoogleraren evidence based

onderwijs Universiteit

Maastricht en hoogleraar

economie aan de Universi-

teit van Amsterdam

Wilt u úw visie op het

Hoger Onderwijs kwijt?

Schrijf de volgende

column!

Mail de redactie:

[email protected]

Page 14: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Onderweg naar een nieuwe leer- en werkomgeving

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

4

Bij veel, zo niet alle hoger onderwijsinstellingen in Nederland is de toekomstige keuze en inrichting van een digitale leer- en werkomgeving een punt van discussie. Dit artikel presenteert vier toekomstscenario’s. Daarnaast worden de trends die van invloed zijn op de inrichting van digitale leer- en werkomgeving weergegeven.

Page 15: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Toe-komst-scena-rio’s

Onderweg naar een nieuwe leer- en werkomgeving

DOOR WIM LIEBRAND, JOCELYN MANDERVELD, TOM DOUSMA

D e inrichting van een digitale leer- en werkomgeving is een onderwerp waarbij veel factoren een rol spelen.

Factoren die niet alleen te maken hebben met de technische en onderwijskundige ontwikkelin-

gen, maar ook afhankelijk zijn van de algemene ontwikkelingen binnen het hoger onderwijs. Deze onderwerpen hebben de afgelopen drie jaar centraal

gestaan tijdens de ‘Over de grenzen van de ELO’ conferenties die door SURFfoundation voor hoger onderwijsinstellingen werden georganiseerd.

Tijdens de conferentie in 2007 werd een toekomstper-spectief op het Amerikaanse hoger onderwijs ‘Edu @ 2020’ gepresenteerd door Richard Katz (vice-president

Educause). Edu @ 2020 schetste het beeld van een Ame-rikaans hoger onderwijs dat gedomineerd wordt door het bedrijfsleven. Bedrijven als Disney, Google, Microsoft en

de filmindustrie in Hollywood bieden diensten aan op het gebied van hoger onderwijs. Ze doen dit op een aantrek-kelijke wijze in de vorm van edutainment, gaming en het

gepersonaliseerd aanbieden van content.

Naar aanleiding van dit confronterende Amerikaanse toekomstperspectief ontstond tussen de deelnemers van de conferentie discussie over de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs en de consequenties daarvan voor de inrichting

voor de digitale leer- en werkomgeving. Centrale vragen tijdens deze discussie waren: hoe ziet het hoger onderwijs eruit in 2020, met welke krachten krijgt het Nederlandse hoger onderwijs de

komende jaren te maken, wat zijn trends waarop geanticipeerd moet worden en wat betekent dit alles voor de inrichting (technisch en functioneel) van de digitale leer- en werkomgeving voor onze

studenten en docenten? Vanuit de hoger onderwijsinstellingen ont-stond de behoefte om samen met SURFfoundation te gaan werken aan de ontwikkeling van een toekomstperspectief voor het Neder-

landse hoger onderwijs, waarbij het onderwerp de nieuwe leer- en werkomgeving centraal zou staan.

Om te komen tot een voor Nederland vergelijkbaar toekomstperspectief is gekozen voor de scenariomethode. Deze methode is opgezet om te le-ren omgaan met toekomstige onderzekerheden en om beleidsmakers te helpen richting te geven om strategie en koers uit te zetten. In totaal heb-

ben meer dan driehonderd personen uit het Nederlandse hoger onderwijs onder regie van SURFfoundation hun medewerking verleend aan de uit-voering van de scenariomethode. Het betrof ICTO- en IT-medewerkers, CIO’s

en de directeuren strategie en onderwijs van het HBO. Ook waren studenten en docenten van verschillende instellingen betrokken bij de scenariostudie. Al deze mensen leverden een bijdrage tijdens de vijftien workshops over de

toekomst van de digitale leer- en werkomgeving.

Gedurende deze workshops zijn meer en minder waarschijnlijke ontwikke-lingen in het hoger onderwijs geïdentificeerd. De deelnemers verplaatsten zich naar 2020 en maakten hun gedachteprocessen los van het nu. Op basis van de

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

5

Toek

omst

scen

ario

’s

Page 16: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

verschillende trends met mogelijke impact op de toekomstige inrichting van de digitale leer- en werkomgeving, ontwierpen ze een viertal toekomstvarianten.

VIER TOEKOMSTSCENARIO’SUit de resultaten van de workshops komt naar voren dat de toekomstbeelden voor een digitale leeromgeving in 2020 in ieder geval door twee duidelijk geïdentificeerde onzekerheden wor-den gestuurd:

warenhuis waar studenten gegeven vast-gestelde eindtermen een grote mate van keuzevrijheid hebben in de onderdelen die ze volgen of zijn curricula gesloten en gestan-daardiseerd?

Dit leidt tot de dimensie Instelling vs Student gestuurd curriculum.

facilitair onafhankelijk van hetgeen een hoger onderwijsinstelling biedt? Kunnen die gebruikers, zelf interactieve middelen en applicaties kiezen of zijn ze afhankelijk van de faciliteiten die de instelling biedt? Zal een instelling in 2020 nog wel investeren in een digitale leeromgeving?

Dit leidt tot de dimensie Instelling- vs Stu-dent gestuurde werkomgeving (DLWO).

De geschetste dimensies hebben een grote im-pact op de toekomstige inrichting (zowel tech-

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

6

In onderstaande tabel wordt een schematisch overzicht weergegeven van de vier scenario’s.

Instelling gestuurd Curriculum Scenario 1 Scenario 2Kernwoorden: Kernwoorden:- motto: structuur, contact en kwaliteit - motto: gestandaardiseerde vrijheid- geborgenheid en borging - trainees stellen eigen curriculum samen- educhip implantatie - alle kwalificaties voor beroepen en opleidingen in Europa zijn vastgelegd- focus op het individuele leerproces - alle modules in Europa 7,5 ECTS- structureren en standaardisering - bekostiging onderwijs via Barroso’s (leerbonnen van 16e tot 70ste)- private en publieke aanbieders - alleen bachelor en master opleidingen- leren op (eigen) niveau in communities - nog maar 20 HO-instellingen - integraal platform voor werken, leren, Metafoor: luchthaven netwerken en communiceren - services van HO-instellingen verschijnen via plug-ins op platform, gebruikmakend van standaarden Metafoor: warenhuis

Instelling gestuurd Gebruiker gestuurdDLWO DLWOScenario 4 Scenario 3Kernwoorden: Kernwoorden:- student = lerende werkende of werkende - Talent en excellentie bepalend student - Ik als uitgangspunt, zodat WIJ profijt - student bepaalt volledig z’n eigen leer- en hebben ontwikkeltraject - EXIT: Overheid, Hoger onderwijssysteem - ontwikkelen = investeren = tijd, geld, en diploma’s netwerken, kennis - Gildesysteem is wat WERKT- maatwerk onderwijs i.p.v. standaard- - Leven, leren en werken geïntegreerd curricula - Verbondenheid en wederzijdse - student kiest zijn eigen ‘stimulator’ (‘geen afhankelijkheid klassieke docent meer’) - Basisbehoefte: digitaal en persoonlijk - stimulator of ‘European Learning Profes- netwerken en ontmoeten sional’ opereert Europees-breed - Basisinfrastructuur GUIDE: GUild - stimulator is gecertificeerd om kwaliteit Information & DEvelopment system (kennis en netwerk) te borgen - Open leertechnologie en Open - flexibiliteit in openstellen netwerken en Content standaard kennis Metafoor: beurs Metafoor: supermarkt Gebruiker gestuurd Curriculum

Voor meer informatie zie www.surffoundation.nl/scenario2020.

Page 17: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

nisch als functioneel) van de digitale leer- en werkomgeving. Op basis van deze twee dimensies is een viertal toekomstsce-nario’s ontwikkeld. Deze vier scenario’s geven ieder een beeld van het hoger onderwijs in 2020 en de consequenties daarvan voor de digitale leer- en werkomgeving.

TRENDSEen bijzonder groot voordeel van het doorlopen van de scena-riomethode is, dat de belangrijkste trends binnen het hoger onderwijs die van invloed zijn op de inrichting van de digitale leer- en werkomgeving kenbaar zijn geworden. Volgens de driehonderd Nederlandse experts zijn dit de trends waarmee men de komende jaren rekening dient te houden bij de keuze en inrichting van een digitale leer- en werkomgeving:

In 2020 zijn studenten als prosumer (samentrekking van producer en consumer) actief betrokken bij hun opleiding. Zij gaan op zoek naar informatie en adviezen, delen hun mening en ervaringen met anderen en de opleiding.

In 2020 is de content (kennis, lesmaterialen) in grote mate vrij toegankelijk voor iedereen (Open Educational Resources).

In 2020 zijn er meer freelance (individueel of collectief) docen-ten. Zij sluiten contracten af bij diverse hoger onderwijsinstel-lingen, zijn verantwoordelijk voor hun eigen profilering en marktwaarde.

In 2020 is internationalisering gemeengoed binnen de hoger onderwijsinstellingen. Of het nu gaat om (fysieke of virtu-ele) student en docent mobiliteit en/of het aanbieden van internationale onderwijsprogramma’s, de hoger onderwijsin-

stellingen zijn zodanig ingericht dat zij internationalisering optimaal kunnen faciliteren.

In 2020 zijn hoger onderwijsinstellingen georganiseerd aan de hand van communities en netwerken. Een structuur, waarin een docent en student vaker van groep verwisselt.

Branding van hoger onderwijsinstellingen wordt is in 2020 belangrijk. Studenten kiezen een instelling op basis van het ‘merk en product’ dat een instelling is. Bijvoorbeeld een stu-dent kiest een instelling vanwege haar fysieke omgeving, dat wil zeggen keuze voor de kwaliteit van de omgeving, facilitei-ten, sociale studielandschappen, etc.

In 2020 zijn partijen buiten het hoger onderwijs verantwoor-delijk voor de bouw, beheer, onderhoud en hosting van de infrastructuur en applicaties van onderwijsinstellingen.

In 2020 is de participatie in het hoger onderwijs substantieel toegenomen. Instellingen bieden onderwijs aan voor verschil-lende doelgroepen en maken geen onderscheid meer tussen voltijd, deeltijd en duale studenten.

CONCLUSIE & DISCUSSIEHet toekomstscenarioproject heeft inspirerende beelden opgeleverd over de toekomst van het hoger onderwijs en de consequenties voor de inrichting van de digitale leer- en werkomgeving. Door het toepassen van de scenariomethode, heeft er tevens een belangrijk collectief leer- en reflectieproces plaatsgevonden bij de medewerkers uit het hoger onderwijs. Met elkaar hebben zij ontwikkelingen in het hoger onderwijs proberen te duiden en gewerkt aan een gemeenschappelijk referentiekader over de digitale leer- en werkomgeving van de toekomst.

Wat opvalt, is dat de Nederlandse toekomstscenario’s weinig overlap vertonen met de Amerikaanse scenario’s van Richard Katz. Het lijkt wel alsof de invloed van het bedrijfsleven in de Amerikaanse scenario’s al te veel genegeerd wordt in de Ne-derlandse scenario’s. Sterker, het zou wel eens zo kunnen zijn dat de interactie in het krachtenveld onderwijs, onderzoek en maatschappij/arbeidsmarkt te weinig aan bod komt in de huidige scenario’s. Mede met het oog op de totstandkoming van het nieuwe SURF-meerjarenplan ligt het voor de hand om het rijke scenariomateriaal in die discussie over de verhoudin-gen tussen onderwijs, onderzoek en maatschappij/arbeids-markt te betrekken. Deze discussie zal SURFfoundation in het voorjaar 2009 opstarten.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

Referenties

Katz, R. (2007). Edu @ 2020. Opgehaald van: http://video.google.com/videopla

y?docid=1050148478310355725&q=richard+K%C3%A4tz+edu@2020.

Informatie

Voor meer informatie: www.surf.nl; Jocelyn Manderveld ([email protected])

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

7

Page 18: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Toek

omst

scen

ario

’sHet aardige van scenario’s is hun geestverrui-mende effect. Dat is ook het geval bij de scena-riostudie over de digitale leer- en werkomge-ving. In hun artikel buigen de auteurs zich over de vraag wie er in de toekomst aan het roer staat van het onderwijs en daarmee de digitale leeromgeving: is dat de student of de instel-ling? Conclusies worden nog niet getrokken. Interessant is om te kijken of er in de praktijk van het hoger onderwijs nu al signalen zijn, die aangeven welke richting het op zal gaan.

WIE STUURT HET CURRICULUM?Alle instellingen zullen herkennen dat studenten steeds meer keuzevrijheid genieten bij het inrichten van hun curriculum: keuzevakken, majors en minors en de opzet van het bachelor-mastersysteem zijn daar bewijzen van. Ook in het aanbieden van werkvormen wordt in toenemende mate rekening gehou-den met de individuele student: studenten hebben immers verschillende leerstijlen.

Anderzijds zijn er ontwikkelingen die ertoe leiden dat die keuzevrijheid niet ongebreideld is. De eerste is dat studenten niet alleen onderwijs volgen om iets te leren, maar ook omdat een diploma in hoge mate bepalend is voor hun toekomstige loopbaan: een goede opleiding van een kwaliteitsinstelling leidt gemakkelijker tot een succesvolle loopbaan. Daarom zijn er eigenlijk geen studenten die een curriculum bijeen shop-pen uit het aanbod van verschillende universiteiten. Studen-ten kiezen voor een instelling met een kwaliteitsstempel, voor opleidingen met curricula die zijn geaccrediteerd en die hoog staan aangeschreven. Daar hoort een relatief sterke rol van een instelling bij. Ook het beleid van de overheid is daarop gericht: instellingen worden steeds zwaarder gecontroleerd op hun aansturing van het onderwijs. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe systeem van accreditatie in het Hoger Onderwijs, dat in 2010 zal worden ingevoerd. Daarin wordt de instelling gevisiteerd en gekeken of de instelling in zijn geheel in control is van de kwaliteit van al haar onderwijs.

Ook financiën beperken de keuze. De afgelopen decennia is het bedrag dat de overheid per student afdraagt aan het WO met zo’n 50% gedaald. Dit dwingt universiteiten tot efficiency en maakt extreme keuzevrijheid voor studenten niet mogelijk. Gestandaardiseerde vrijheid dus.

DIGITALE LEER- EN WERKOMGEVINGDan de digitale leer- en werkomgeving zelf: stuurt de student deze of de instelling? Verschillende door de auteurs genoemde tendensen zijn in de praktijk zeer herkenbaar: hoger onder-wijs als netwerk, internationalisering, branding van instel-lingen leiden er allemaal toe dat het belang van de digitale werk- en leeromgeving toeneemt. De ervaring leert dat deze omgeving steeds meer is toegesneden op de gebruiker: een digitale leer- en werkomgeving is immers alleen dan succes-vol, als hij veel wordt gebruikt. Overigens is die omgeving ook zo open mogelijk, want een universiteit die haar kennis voor de buitenwereld afschermt is historie. Zo hebben de TU Delft en de Open Universiteit gekozen voor een hoge mate van digitale toegankelijkheid. Open Course Ware, het publiceren van openbare en herbruikbare content, is daar het experimen-teerstadium al ontstegen.

In de scenario’s is gekeken naar de student en de instelling. De docent komt echter in het stuk nauwelijks terug. Dat is jammer, want de docent is niet alleen een belangrijke gebrui-ker van de digitale werk- en leeromgeving, maar speelt ook een grote rol in de ontwikkeling ervan.

Ten slotte, onderwijs is mensenwerk en dat geldt zelfs voor de digitale leeromgeving. Technologische mogelijkheden leiden niet automatisch tot gebruik ervan. Een digitale leeromgeving moet ruimte bieden voor experimenteren, maar het accent hoort te liggen op werkelijk nuttige toepassingen en gebruiks-gemak, op wat docenten en studenten ermee willen doen. Een omgeving ook die in hoge mate wordt gestuurd door de gebruiker.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

De praktijk DOOR ANKA MULDER

Toe-komst-scena-rio’s

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

8

Page 19: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 1

9

De leden van de Onderwijsraad worden telkens be-noemd voor een periode van twee jaar.Met ingang van 1 januari 2009 is de samenstelling van de Onderwijsraad als volgt:Prof. dr. A.M.L. van Wieringen, hoogleraar Onderwijs-kunde, Universiteit van Amsterdam blijft voorzitter. Zes nieuwe raadsleden zijn aangetreden:Mw. drs. F. Bont MPM, directiesecretaris Koninklijke Horeca Nederland; prof. dr. L. Borghans, hoogleraar Arbeidsmarkteconomie en sociaal beleid, universiteit Maastricht; prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten, hoogleraar Operations Research, Universiteit van Tilburg, uittredend rector magnificus, Universiteit van Tilburg; mr. L.K. Geluk, wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs van de Gemeente Rotterdam; drs. B. Kamp-huis, voorzitter College van Bestuur ROC Alfa-college, Groningen; mw. J.M. Reijman, algemeen directeur van de Laurentius Stichting, Delft; mw. dr. J. Snippe, lid College van Bestuur Hogeschool INHolland.Herbenoemd als raadsleden zijn: prof. mr. P.J.J. Zoon-tjens, hoogleraar Onderwijsrecht, Universiteit van Tilburg; prof. dr. R.J. Bosker, hoogleraar Onderwijskun-de, Rijksuniversiteit Groningen, directeur GION, mw. prof. dr. G.T.M. ten Dam, hoogleraar Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, rector Instituut voor de Lerarenopleiding; en mw. C.J. Drenthe, lid College van Bestuur LMC Voortgezet Onderwijs, Rotterdam.

De heer H.G.J. (Rick) Steur treedt uiterlijk op 1 april 2009 aan als hoofdinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs met als portefeuille het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en hoger onderwijs. De heer Steur is op dit moment voorzitter van het College van Bestuur van het Chris-telijk Voortgezet Onderwijs in Zuidwest Friesland. Van 1996 tot 2000 werkte hij als inspecteur voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Daar-voor was hij werkzaam bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.

Mr. J. F. (Hans) van der Vlugt is per 1 februari 2009 directeur Lerarenbeleid van OCW. Daarvoor was Van der Vlugt plaatsvervangend directeur Voortgezet onderwijs bij het ministerie.

Mw. drs. M. (Monique) Vogelzang is per 1 februari 2009 directeur Kunsten van het ministerie van OCW. Zij volgt drs. O. (Ocker) van Munster op die per 1 fe-bruari 2009 benoemd is tot directeur van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam. Mw. Vogelzang was directeur van de Directie Lerarenbeleid. Eerder werkte zij bij het ministerie onder meer als projectleider Actieprogramma Ruimte en Cultuur en als hoofd van de afdeling Beleidsontwikkeling bij directie Cultureel Erfgoed.

Drs. H.M. (Erik) Martijnse wordt per 1 april 2009 di-recteur Toezicht Hoger Onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs. Martijnse is op dit moment plaats-vervangend directeur, tevens hoofd Bestuur bij de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het ministerie van OCW. R.C.G. (Ron) van der Meer, hoofd Control, Begroting en Verantwoording, bij deze directie volgt Martijnse op als plaatsvervangend directeur Hoger Onderwijs & Studiefinanciering.

Met ingang van 1 april 2009 legt de huidige hoofd-directeur van de Informatie Beheer Groep, de heer Chr. G. (Chris) Spanjaard zijn functie neer en komt de leiding van de IB-Groep in handen van de drie kwartiermakers van de Nieuwe Uitvoeringsorganisa-tie voor het onderwijs (NUO). Het voornemen is dat in deze Nieuwe Uitvoeringsorganisatie de IB-Groep en de Centrale Financiële Instellingen (CFI) per 1 januari 2010 samengaan.

Een driemanschap bestaande uit voorzitter drs. R.J.A. (Rob) Kerstens (directeur-generaal voor NUO), W.J. (Wim) Westerbeek (directeur Fincanciën, Portfolio en Services van de IB-Groep) en drs. J.J. (Jan Jurgen) Huizing (hoofddirecteur CFI) wordt gezamenlijk verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing van de IB-Groep, in ieder geval tot de fusie met CFI.

Agenda

JAARCONGRES HBO-RAADOp dinsdag 21 april 2009 organiseert de HBO-raad het vijfde grote jaarcongres, met als titel “Vorm-geven aan vernieuwing”. Aan de orde komt de interactie tussen opleidingen, lectoraten en de beroepspraktijk als motor voor actuele curricula en aantrekkelijke stages en afstudeeropdrach-ten, maar ook voor innovatie bij bedrijven en de ontwikkeling van de professie. Op het congres worden onder meer resultaten van allianties tus-sen opleidingen, lectoraten/kenniscentra en hun professionele omgeving gepresenteerd. Het con-gres vindt plaats in het Beurs-World Trade Center in Rotterdam. De doelgroep van het congres zijn bestuurders, lectoren, managers, onderwijskundigen, docenten, studenten, projectleiders hoger beroepsonderwijs en relaties van hoge scholen. Kosten: 75,-. Voor studenten is deelname gratis.Informatie over het programma, de verschillende thema’s en de sprekers is te vinden op de website van de HBO-raad (www.hbo-raad.nl)

Personalia/agenda

Page 20: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

0

Stimuleren van excellentie in het hoger onderwijs DOOR MARJOLIJN VERMEULEN, PROGRAMMAREGISSEUR EN SARA STEYN, PROGRAMMALEIDER

Excel-lentie

Sirius Programma

Ter bevordering van excellentie in het Nederlandse hoger onderwijs is 50 miljoen euro beschikbaar gesteld1. Met de ‘Subsidierege-ling Sirius Programma’ beoogt het ministerie van OCW kennis te vergaren over en inzicht te verkrij-gen in de wijze waarop de beste studenten tot een zo hoog mogelijk niveau kunnen worden gebracht. Belangrijk onderdeel is het identifi-ceren van huidige belemmeringen.2

Page 21: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

D e programma-uitvoering ligt in handen van het ‘Siriusteam’, een nieuw onderdeel van het Plat-form Bèta Techniek. Het Platform adviseert de

minister over de beoordeling van de ingediende aanvragen, maar begeleidt ook de instellingen wier aanvraag gehono-reerd is. Voor deze uitvoeringsconstructie is gekozen gezien de ruime ervaring van het Platform met stimuleringspro-gramma’s in het (hoger) onderwijsveld. Prestatiegericht werken staat hierbij centraal, gebaseerd op het principe van incrementele innovatie en high trust.Het Programma omvat de bachelor- en de masterfase, waarvoor respectievelijk 40 en 10 miljoen euro beschikbaar is. Het bachelorprogramma is in 2008 gestart en heeft een looptijd van 4 jaar. Het masterprogramma wordt momen-teel voorbereid en zal hoogstwaarschijnlijk voorjaar 2010 starten. KENMERKENDoor beschikbaarstelling van dit aanzienlijke subsidiebe-drag wordt excelleren in het onderwijs voor de eerste keer op grote schaal gestimuleerd. Het Programma is ontworpen na uitgebreide consultatie van het veld, wat unieke elemen-ten heeft opgeleverd.

stellen zelf hun einddoel en route vast. Zij hebben een grote mate van vrijheid: op basis van hun eigen visie kiezen zij definities, instrumenten en prestaties. Dit ligt in lijn van de innovatiestrategie van het Platform, die gebaseerd is op het principe van resultaatgericht innoveren. Het Siriusteam ondersteunt als ‘buitenboord-motor’ de instellingen in hun ambities.

niet hoofdelijk verdeeld over alle bekostigde hoger onderwijsinstellingen, maar is een beoordelingscyclus gecreëerd waarin alleen de kwalitatief beste aanvragen gehonoreerd worden.

het subsidiebedrag. Er zijn geen normbedragen voorge-schreven.

Er zijn ook enkele basisvoorwaarden gesteld. Zo is iedere instelling uitgedaagd een instellingsbrede aanvraag in te dienen, die minimaal de beste 5% van de studentenpo-pulatie beïnvloedt. Daarnaast wordt een cofinanciering verwacht van 50% en formuleert iedere instelling concrete meetbare prestaties.

BEOORDELINGSPROCEDUREDe beoordeling van de aanvragen geschiedt getrapt. Aller-eerst zijn de aanvragen individueel beoordeeld. Vervolgens wordt gekeken naar de leerfunctie van het Sirius Pro-gramma: de aanvragen dienen bij te dragen aan de ken-nisopbouw over excellentiebevordering in het gehele hoger

onderwijs. Diversiteit van de voorgestelde programma’s is belangrijk. Beide stappen resulteren in een ranking, die de basis vormt voor het advies aan de minister. Het Siriusteam wordt bijgestaan door een speciale expertcommissie, die bestaat uit een groep beoordelende en een groep leading experts3.

In de consultatieronde stonden de begrippen ‘excellen-tie’ en ‘excellente studenten’ centraal en is een aanzet gedaan tot het formuleren van nuttige indicatoren om de meerwaarde van de voorgestelde programma’s te identifi-ceren. Over de definitie ‘excellentie’ bleken de meningen sterk uiteen te lopen. Excellentie in een wetenschappelijke omgeving is iets anders dan professionele excellentie, maar hogescholen en universiteiten verschilden ook onderling van mening. Het Siriusteam heeft besloten ruimte te bieden aan divergerende visies van instellingen op excellentie. Het beoordelingskader is inhoudelijk dan ook weinig dwingend en richt zich op de kern van de aanvraag:

-stelling: hoe ambitieus zijn de geformuleerde prestaties en wat is de toegevoegde waarde ten opzichte van de huidige situatie? Essentieel is dat er concrete, meetbare prestaties opgesteld zijn. Inspiratie hiervoor vormen de, in de consultatieronde, opgestelde prestatie-indicatoren als: ‘een significante verhoging van studieprestaties van deelnemende studenten’ en ‘de instelling scoort mi-nimaal plaats X in een internationale benchmark’. Dit vergt inzicht in de huidige situatie (nulmetingen) en een helder beeld van het beoogde einddoel. Door zicht op de eigen performance kan een instelling gerichter sturen op het behalen van het gewenste resultaat en groeit het lerend vermogen.

getoetst onder de noemer ‘haalbaarheid’. Het trackre-cord is hierbij van belang, of een heldere visie inclusief doortastende aanpak, indien een instelling nog niet zo-veel ervaring heeft met excellentiebevordering. Belang-rijke elementen zijn een cultuur die excellentie omarmt, optimale faciliteiten voor excellente studenten/pro-gramma’s en een beloningsstructuur die excellentie van studenten, docenten en opleidingen stimuleert.

-sant aanbod neerzetten. Onder de noemer ‘integraliteit’ wordt gekeken naar de rode lijn in de aanvraag. Getoetst wordt of er een logisch verband bestaat tussen visie van de instelling, gehanteerde definitie van excellentie, scouting en selectie van studenten (input), gekozen maatregelen (throughput) en prestaties (output).

-nationale) partijen en studenten zijn essentieel voor een succesvol programma. Om te voorkomen dat er aanbod

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

1

Sirius Programma

Page 22: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

2

gecreëerd wordt waarvoor geen interesse is en extra vaardigheden van excellente studenten niet aansluiten op de behoefte van de maatschappij (arbeidsmarkt en vervolgopleidingen) is het criterium ‘vraaggerichtheid’ opgenomen.

excellentie binnen het hoger onderwijs bewerkstelligen. Iedere instelling moet kunnen verantwoorden dat de maatregelen, die zij vanuit visie inzet, daadwerkelijk resultaat hebben. Onder ‘verantwoording’ wordt gelet op de meetbaarheid en concreetheid van geformuleerde kwalitatieve en kwantitatieve prestatie-indicatoren.

van ‘innovativiteit’, ‘aansluiting bij maatschappelijke thema’s’ en ‘complexiteit/samenwerking’. De instel-ling moet op deze onderdelen echt boven het maaiveld uitsteken.

De eerste beoordelingsronde van bacheloraanvragen heeft plaatsgevonden in 2008. Omdat excellentiebevordering voor de meeste instellingen een relatief nieuw fenomeen is en ontwikkeling van ideeën tijd vergt, zijn de aanvragen inge-deeld in drie categorieën: 1) ‘zeer veelbelovend’, 2) ‘veelbelo-vend’ en 3) ‘onvoldoende’.

Tabel 1: Aanvragen Sirius Programma 2008

Aanvragen Hbo Wo Duo-aanvraag TotaalGeplaatst in categorie 1 1 3 1 (wo/ wo) 5Geplaatst in categorie 2 15 5 1 (hbo/ hbo) 21Geplaatst in categorie 3 9 1 1 (hbo/ wo) 11Ingediend totaal 25 9 3 37

De beoordeling van de aanvragen was een interactief proces. Na indiening heeft iedere instelling de aanvraag mondeling toegelicht. In juli 2008 heeft het Platform een voorlopig advies uitgebracht en zijn de beoordelingen schriftelijk individueel terug gekoppeld. Tegen de beoor-deling kon protest worden aangetekend, wat in één geval heeft geleid tot bijstelling. Gelijktijdig zijn de instellingen die voorlopig waren ingedeeld in categorie 1 in staat gesteld hun aanvragen verder te vervolmaken. Eind september heeft het Platform een definitief advies uitgebracht dat eind oktober 2008 integraal door de minister is overgenomen waardoor de ‘zeer veelbelovende’ aanvragers konden star-ten.4 Na de eerste beoordelingsronde is 20.875 miljoen van het beschikbare budget belegd, zodat er voor de tweede in 2009 nog 17.575 miljoen beschikbaar is.

DWARSDOORSNEDE AANVRAGEN: GROTE DIVERSITEITIn categorie 1 zijn meer aanvragen van universiteiten geplaatst dan van hogescholen, voor categorie 2 geldt het omgekeerde. In tabel 2 zijn enkele karakteristieken van de hbo- en de wo- aanvragen vergeleken ten aanzien van de verschillende beoordelingscriteria5.

OBSERVATIES EXPERTCOMMISSIEVeel instellingen zijn pas recent gestart met excellentiebe-vordering, maar er is duidelijk een eerste grote stap gezet. Door het subsidieprogramma hebben zij een impuls gekre-gen om daadwerkelijk de slag te maken van kleinschalige losse projecten naar een gestructureerde instellingsbrede aanpak. Geconstateerd wordt wel dat de denkbeelden over excellentiebevordering nog moeten groeien binnen veel instellingen. In het algemeen hebben zij moeite met het denken vanuit hun eigen identiteit/ instellingsprofiel, het definiëren van ‘excellentie’, en het formuleren van prestatie-indicatoren. Slechts enkele instellingen hebben excellentie benaderd vanuit hun eigen identiteit. Met name hogescholen kunnen nog grote stappen zetten. Zij worste-len nog met de invulling van de professionele excellentie van beroepsbeoefenaars en zetten dikwijls in op het ont-wikkelen van meer doorstroomprofielen naar universitaire masters. De experts zijn van mening dat dit een te eenzij-dige kijk op excellentie is.

Wat betreft het criterium ‘ambitie’ zijn slechts enkele instellingen erin geslaagd om concrete, meetbaar nieuwe en hogere prestaties te formuleren. Het hanteren van de bedachte prestatie-indicatoren blijkt in de praktijk moeilijk: zelden zijn de indicatoren vertaald naar de eigen situatie. Gebleken is dat universiteiten in het algemeen meer erva-ring hebben met het ontwerpen en uitvoeren van excellen-tiebevorderend beleid dan hogescholen. In het kader van de ‘haalbaarheid’ wordt weinig aandacht besteed aan docen-ten. Daarnaast stimuleert de expertcommissie de creatie van een community van excellente studenten en docenten als stimulans van de gemeenschapszin die veel instellingen beogen.Wat betreft ‘integraliteit’ valt in positieve zin op dat met name universiteiten aandacht besteden aan het voortgezet onderwijs in het kader van samenwerking in de onderwijs-keten. Volledige financiering van dergelijke trajecten past alleen binnen het Programma als deze direct bijdragen aan de geformuleerde prestaties. Het identificeren van talent vergt volgens de meeste instellingen nog veel onderzoek. Naast de eisen die bijna alle instellingen stellen (hoge cijfers en studievoortgang), wordt vaak gekeken naar de motivatie van de studenten en in enkele gevallen ook naar persoonskenmerken. Veel instellingen geven aan gebruik te willen maken van assessments, die in vrijwel alle geval-len nog (verder) ontwikkeld moeten worden. Vooral de hogescholen zetten wat betreft de selectie van excellente studenten zwaar in op studieloopbaanbegeleiding. De aandacht voor ‘vraaggerichtheid’ kan verbeterd worden, met name richting de behoefte van (excellente) studenten. Vaak is slechts sprake van behoeftepeilingen of studen-teninspraak in de vorm van voornemens. Het afnemend werkveld bepaalt voor een groot deel wat excellentie is. Instellingen doen er goed aan om het veld beter te betrek-ken bij de verschillende excellentietrajecten.Ten slotte valt op dat er weinig aandacht is voor directe aansluiting van excellentieprojecten op maatschappelijke thema’s. Als er al een verbinding gelegd wordt is dit meestal een verwijzing naar de algemene zaken die op dit vlak bin-nen de instelling spelen .

Page 23: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

3

VERVOLGPROCEDUREEind 2008 zijn met de ‘zeer veelbelovende’ aanvragers prestatieafspraken gemaakt. Momenteel werken alle ‘veel-belovende’ aanvragers aan hun aanvragen. Het Siriusteam heeft iedere beoordeling in een persoonlijk gesprek nader toegelicht. De tweede beoordelingsprocedure voor de ba-chelorfase start op 15 mei 2009 en de minister kent uiterlijk 31 juli de subsidiegelden toe.

Gezien de doelstelling en de vormgeving van het Sirius Programma is er sprake van een ‘lerend programma’ waarin kennisvergaring en -deling centraal staan. Dit streven gaat verder dan het stimuleren van excellentiebevordering binnen afzonderlijke instellingen. Belangrijk is dat álle hoger onderwijsinstellingen tijdens de Programmalooptijd individueel, van elkaar en van derden leren hoe excellentie bevorderd kan worden. Het Siriusteam heeft de ambitie dit te stimuleren en faciliteren, onder meer door de organisatie van kennisconferenties. De eerste heeft op 19 maart 2009 plaatsgevonden.6

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

1 Volgend op het eerdere subsidieprogramma ‘Ruim Baan voor

Talent’

2 Art 1 sub 2 Subsidieregeling Sirius programma nr. HO/

BS/2008/2196

3 Beoordelende experts: Taede Sminia (vz), Bert Vroon, Marca Wol-

fensberger, Frans Nauta, Chiel Renique en Fabiënne Hendricks.

Leading experts: Frans van Vught (vz), Hans Adriaansens, Rob-

bert Dijkgraaf, Caren van Egten en Norbert Verbraak

4 Hanzehogeschool Groningen, Radboud Universiteit, Universiteit

Maastricht, Universiteit Utrecht en het samenwerkingsverband

Universiteit van Amsterdam/de Vrije Universiteit.

5 Dit is geen uitputtende lijst: de criteria omvatten ieder meer

karakteristieken dan in de tabel vermeld

6 Zie www.siriusprogramma.nl

Tabel 2: Karakteristieken van hbo- en de wo- aanvragen

Criterium Karakteristiek Hbo-veld Wo-veldAmbitie Streven % Tussen 1,5 % - 10% Tussen 5%-20% Prestaties Moeite met formuleren van meetbare prestaties Eerste aanzet aanwezig, vaak geen nulmetingen Haalbaarheid Aandacht voor Vaak wel aandacht voor de noodzaak, maar Soms duidelijke visie en selectiecriteria, enkele keer excellente docenten beperkt uitgewerkt aan harde kant bijscholing, geen extra beloning o.i.d. (personeelsbeleid) Opbouw groep Voornamelijk vaste groepen per cohort, soms Even vaak vaste cohorten als wisselende wisselende samenstellingen samenstelling Community building Erg onderbelicht in meeste aanvragen, Slechts mondjesmaat aandacht: werken in kleine genoemd: koppeling aan lectoraten, coachings- groepen, honoursclas van 200X, netwerkruimte groepen, aparte klassen, ontmoetingsruimtes Trackrecord Weinig ervaring met excellentiebevordering Op kleine schaal ervaring met excellentiebevorderingIntegraliteit Tijdstip selectie Vooral na de poort, soms twee instroom- Vooral na de poort, uitzondering vormen de colleges momenten Criteria selectie Veelal combinatie van cijfers, motivatie en Met name cijfers en studievoortgang, maar ook persoonlijkheidkenmerken. Soms brieven, motivatie, enkele keer via studieadviseur meestal gesprekken, enkele keer zelfselectie of assessments/tests Start programma Helft start in het eerste, rest in het tweede jaar Meestal in eerste jaar al aandacht (colleges vanaf dag 1), focus vanaf tweede jaar Aantal ECTS Variërend, soms ook binnen instellingen. Van 15-45 ECTS, enkel geval 180 programma’s. Meestal tussen 30-60 ECTS Twee volledige programma’s Additioneel of Voornamelijk combinatie van beiden. Naast Voornamelijk additioneel, enkele keer vervangend (oa vervangend volledige programma’s maar 1 puur vervangend colleges) en 1 puur additioneel Vraaggerichtheid Betrokkenheid studenten Over het algemeen nauwelijks aandacht voor Wel aandacht voor studenten, maar weinig visie op oa vraag/input van studenten. input via alumnibeleid. Werkveld vaak wel betrokken, maar onduidelijk Vaak onduidelijk hoe werkveld betrokken is, en hoe dit hoe specifiek gebruik in kader excellentie- ingezet wordt bij excellentiebevordering bevordering of niet optimaal Samenwerking Veelal algemene samenwerkingsverbanden Veelal samenwerking met andere (buitenlandse) van instelling, niet specifiek voor Sirius. Pabo’s universiteiten, vaak is specifieke inzet ten behoeve van met basisscholen, andere Nederlandse excellentiebevordering onduidelijk ho-instellingen. Weinig specifieke bedrijven/ internationale partners Verant- Soort Vaak middelen als doel opgesteld Erg terughoudend, meerwaarde excellente studenten woording prestaties vaak niet scherp gedefinieerd

Page 24: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Hanzehogeschool Groningen staat ‘Open voor Talent’

T erugkijkend op het aanvraagtraject denk ik dat een aantal factoren bepa-lend is geweest voor het succes. Een

daarvan is in ieder geval dat we niet pas begon-nen zijn met het ontwikkelen van beleid voor talenten toen het Siriusprogramma werd afge-kondigd. We waren er al veel eerder mee bezig. Zoals in vele andere hogescholen waren ook in Groningen her en der al jaren kiemen aanwezig van een talentbeleid: een cum laude-regeling in het studentenstatuut, hogeschoolbrede prijzen voor de meest innovatieve en de meest maatschappelijk betrokken afstudeerprojecten, een jaarlijkse prijs voor de meest innovatieve docent, steeds meer aandacht in onze commu-nicatie voor succesvolle projecten van studen-ten en medewerkers, doorstroomroutes naar masters aan de universiteit.

Een aantal jaren geleden hebben we geïnven-tariseerd wat we al deden voor getalenteerde studenten en waar we konden intensiveren. Wij deden dat als onderdeel van ons diversiteitsbe-leid, dat er voor moet zorgen dat elke student die bij ons studeert ook zoveel mogelijk op maat bediend wordt. Onze observatie daarbij was dat we van oudsher relatief veel aandacht besteed-den aan de ‘onderkant’ van de diversiteit, maar de talenten daarbij uit het oog waren verloren.

En aandacht voor talent in een hogeschool gaat verder dan het bieden van een cum laude-regeling en een doorstroomgarantie naar uni-versitaire masters. Talent in een hogeschool is

divers. De omgang daarmee in een hogeschool moet daarom ook een integraal pakket zijn ge-richt op het herkennen, erkennen en stimuleren van talent. Herkennen – weten wie talentvol is, en wie niet (en daarbij hoort selectie). Erken-nen – zorgen voor een stimulerende cultuur. En stimuleren – zorgen voor uitdagend onderwijs voor talentvolle studenten.

Wij hebben ons daarbij expliciet gericht op professioneel talent: studenten die in potentie behoren tot de top van de beroepsbeoefenaars in de beroepen waarvoor wij opleiden. Die gericht-heid op het beroepenveld, en het trouw blijven aan de rol van de hogeschool in het Nederlandse binaire stelsel van hoger onderwijs, is denk ik ook een belangrijke succesfactor geweest van de aanvraag. Hoe dat professionele talent er precies uitziet verschilt van domein tot domein en van werkveld tot werkveld, maar zeker is dat het voor professionals niet louter om intellectuele ei-genschappen gaat, maar dat ook eigenschappen als creativiteit, ondernemerschap en communi-catieve vaardigheden een rol spelen.

Die definitie van ons talent als professioneel talent leidt overigens tot een interessante po-sitionering van de hogeschool ten opzichte van de universiteit. Kort gezegd: de universiteit richt zich idealiter op de tamelijk homogene groep van vwo’ers met een academische gerichtheid, de hogeschool richt zich op de veel meer diverse groep van mbo’ers, havisten én vwo’ers met een professionele gerichtheid. Een van onze doel-

‘Open voor Talent’. Zo heet de aanvraag van de Hanzehogeschool Groningen in het kader van het Siriusprogramma ter bevordering van excellentie in het hoger onderwijs. Die aanvraag is het afgelopen najaar goedgekeurd. Inmiddels zijn we begonnen met de uitvoering van ons vierjarige Siriustraject. De bedoe-ling is dat de getalenteerde student zich over vier jaar thuis zal voelen in de Hanzehogeschool Groningen.

Excellentie DOOR HENK PIJLMAN

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

4

Page 25: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Hanzehogeschool Groningen staat ‘Open voor Talent’

stellingen is dan ook om het aandeel vwo’ers in onze instroom, tegen de

dalende tendens in, minstens in stand te houden en liefst te vergroten. Door het

excellentieprogramma moet de hogeschool wat ons betreft óók een thuis worden voor de uitstekende vwo’er die eigenlijk minder academisch en meer professioneel georiën-teerd is, en dus eigenlijk op een hogeschool en niet op een universiteit zou moeten studeren. Daar zijn er waarschijnlijk meer van dan we zo zouden denken.

Ons ingezette talentenbeleid heeft er ondertussen toe geleid dat we er al op

sturen dat de cum laude-regeling ook daadwerkelijk in alle opleidingen

wordt toegepast, dat we onze gebou-wen inmiddels hebben hernoemd

naar illustere voorgangers uit onze 210-jarige geschiedenis, en dat we op het plaveisel van ons

HanzeForum namen en verdien-sten van excellente studenten hebben geschilderd. Onze eigen Walk of Fame – een sprekend voorbeeld van een cultuuromslag in het denken over talent in de hogeschool. Want talent erken-nen en verschil durven maken is niet vanzelfsprekend voor een hogeschool, en in ons geval was daar dan ook een bewust geno-men besluit voor nodig. Toen het Siriusprogramma bekend werd gemaakt waren we dus al

een goed eind op streek en de aanvraag paste naadloos in ons al ingezette beleid.

Een andere succesfactor is mogelijk de hogeschoolbrede, di-verse aanpak geweest. Dit heeft geleid tot een echte paraplu-aanvraag, waarbinnen de ne-gentien verschillende schools van de hogeschool hun eigen accenten kunnen leggen, pas-send bij de eigenschappen van hun domein en werkveld

en bij hun ontwikkelingssta-dium. In het project wordt,

om een voorbeeld te ge-ven, niet ingezet op het

ontwikkelen van één vorm van onderwijs (zoals een honourscollege), maar op verschillende vor-men. Honoursprogramma’s, maar ook selectieve opleidingsspecialisaties die kennis en vaardighe-den verdiepen en selectieve hogeschoolbrede mi-nors die juist het perspectief verbreden, worden naast elkaar ontwikkeld. Uiteindelijk moet zo vijf tot tien procent van de 25.000 studenten van de hogeschool bereikt worden.

Die aanpak vraagt om een stevige projectstu-ring op resultaat en om veel interne commu-nicatie. Zetten we daar niet op in, dan valt het parapluproject uiteen. We hebben inmiddels een rechtstreeks onder het College van Bestuur vallende directeur Sirius benoemd, die met een programmateam zorgt voor aansturing en interne afstemming. De schools moeten hun eigen weg kunnen gaan, tegelijkertijd moeten ze leren van elkaar en best practices van elkaar kunnen overnemen. In die zin is het project ook een oefening in kennismanagement.

De Hanzehogeschool Groningen is de enige hogeschool van wie in de eerste ronde van het Si-riusprogramma een aanvraag is goedgekeurd. Wij zijn daar natuurlijk trots op, maar hopen ook dat er zich snel meer hogescholen bij ons zullen voe-gen. Het bieden van faciliteiten aan getalenteerde studenten hoort wat ons betreft onlosmakelijk bij hogescholen. Het past bij de opdracht om profes-sioneel hoger onderwijs te bieden aan de enorm diverse doelgroep die het hbo kent, inclusief de getalenteerde student. Wij kijken natuurlijk uit naar de uitwisseling van expertise met de vier universiteiten die ook in de eerste Siriusronde

een programma toegekend hebben gekregen, maar evenzeer naar de uitwisseling met collega-hogescholen die werk maken van talent.

Reageren? Stuur een mail naar [email protected]

Volgende keer úw praktijkverhaal in HO Management? Stuur een mail naar [email protected]

Henk Pijlman is voorzitter College van

Bestuur Hanzehogeschool Groningen

Wij hebben ons expliciet gericht op professioneel talent: studenten die in potentie behoren tot de top van de beroepsbeoefenaars in de beroepen waarvoor wij opleiden.

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

5

Page 26: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Stand van de wetgeving

VERSTERKING BESTURING HOGER ONDERWIJS

I n het Coalitieakkoord is het voornemen aangekondigd in deze kabinetsperiode een wetsvoorstel voor bekostiging en besturing

van het hoger onderwijs bij de Tweede Kamer in te dienen. Verder is in de zogenaamde Strategi-sche Agenda een aantal plannen ontvouwd dat op relatief korte termijn vorm kan krijgen. Deze zaken samen hebben geleid tot een wetsvoor-stel dat op 18 december 2008 aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK 2008/09, 31 821). Het wetsvoorstel heeft als werktitel meegekregen: versterking besturing hoger onderwijs.

Er is gekozen voor een wijziging van de WHW en niet voor een geheel nieuwe wet. Een andere keuze zou de suggestie hebben kunnen wekken, dat er sprake is van een fundamentele breuk met de huidige sturingsfilosofie en het huidige wettelijke instrumentarium. Daarvan is geen sprake. Deze wijzigingswet beoogt in hoofdzaak een aantal breed onderschreven verbeteringen door te voeren. Voorstellen voor een wijziging van de onderwijsbekostiging zijn niet in dit wetsvoorstel opgenomen. De bekostigingssyste-matiek wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Uitvoeringsbesluit

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

6

Het heeft even geduurd maar nu is het er dan toch: het wetsvoorstel versterking besturing hoger onderwijs. Hieronder een korte beschrijving van de inhoud. Ook informatie over de intrekking van het wetsvoorstel financiering hoger onderwijs van oud-staatssecretaris Rutte dat onder meer een regeling van leerrechten bevatte.Ten slotte wordt u bijgepraat over de stand van zaken van enkele lopende trajecten en een tweetal relevante ministeriële regelingen.

Versterking besturing hoger onderwijs, definitief een streep door de leerrechten en nog wat andere zakenDOOR WIM VAN HOLSTEIJN

Page 27: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Achter-grond

WHW 2008. De aanpassing daarvan vindt plaats in een met dit wetsvoorstel min of meer parallel lopend traject.

In dit wetsvoorstel worden de volgende onder-werpen geregeld of gewijzigd: goed bestuur en medezeggenschap, studenten (rechten en plich-ten), collegegeldsystematiek, kwaliteit (examens en accreditatie), internationalisering (joint de-grees, onderwijs in het buitenland), erkenning van verworven competenties (EVC’s), de onder-zoekstaak van hogescholen, de introductie van rechtspersonen voor hoger onderwijs in plaats van aangewezen instellingen en op een aantal plaatsen vereenvoudiging van de regelgeving.

De Tweede Kamer heeft voorlopig 10 maart 2009 vastgesteld als datum waarop het verslag klaar zou moeten zijn. Het verslag bevat de vragen die in eerste instantie bij de leden van de Kamer zijn gerezen na kennisneming van het wets-voorstel.

DEFINITIE EINDE LEERRECHTENAlleen de echte diehards in het volgen van de wetgeving op het gebied voor het hoger onder-wijs zullen in de gaten hebben gehad dat bij de Eerste Kamer nog steeds het voorstel voor de Wet financiering hoger onderwijs (WFHO) aanhangig was. Het wetsvoorstel waarin onder meer een stelsel van leerrechten was opge-nomen, is door middel van een brief van 23 januari 2009 (EK 2008/09, 30 387, E) definitief in-getrokken. Er is een direct verband tussen deze intrekking en het indienen van het wetsvoorstel versterking besturing hoger onderwijs dat hier-boven is genoemd.

GEVOLGEN VRIJHEIDSONTNEMINGHet wetsvoorstel dat onder andere regelt dat personen die langer dan een maand gedeti-neerd zijn geen recht hebben op studiefinancie-ring (EK 2008/09, 31 525) is op 23 december 2008 door de Eerste Kamer zonder beraadslaging en zonder stemming ofwel als hamerstuk aan-vaard. Het Staatsblad zal zijn verschenen op het moment dat u dit leest.

AANPASSINGSWET BURGERSERVICENUMMERNa de aanvaarding van de aanpassingswet bur-gerservicenummer (T.K. 2008/09, 30 907), is nu

de Eerste Kamer aan zet. Op 15 januari 2009 is een gewijzigd voorstel van wet daar ingediend. Het wetsvoorstel regelt dat in artikel 7.52, vierde lid, van de WHW het Sofinummer worden ver-vangen door het burgerservicenummer.

VERHOGING COLLEGEGELD EN AANPASSING AFLOSSING STUDIESCHULDENOp 21 januari 2009 heeft de Tweede Kamer het verslag vastgesteld dat hoort bij de wijziging van onder meer de WSF 2000 en de WHW in verband met de verhoging van het collegegeld en de aanpassing van het aflossingssysteem studieschulden (TK 2008/09, 31 790, nr. 6). De minister van OCW is nu aan zet om een nota naar aanleiding van dit verslag in te dienen. Vervolgens kan de parlementaire behandeling worden voortgezet.

ACCREDITATIEBij de Raad van State is sinds kort aanhangig een voorstel van wet tot wijziging van de WHW in verband met aanpassing van het accredita-tiestelsel. Het is nog niet bekend wanneer het advies van de Raad te verwachten is.

REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJSIn de Staatscourant van 27 januari 2009, nr. 17, is de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd. Deze regeling bevat voor de be-kostigde instellingen voor hoger onderwijs de aanpassing van de onderwijsopslag vanwege sectorale en instellingspecifieke afspraken die gevolgen hebben voor de rijksbijdrage 2008. De Regeling bevat ook een technische correctie van de bedragen en percentages onderwijsopslag van universiteiten en hogescholen die gevolgen heeft voor de berekening van de rijksbijdrage 2009.

REGELING ONDERWIJSPROTOCOL OCW 2008De Staatscourant van 28 januari 2009, nr. 18, bevat de Regeling onderwijsprotocol OCW 2008. Dit is een protocol ten behoeve van de controle door de instellingsaccountant. De instellingen voor hoger onderwijs moeten naast de jaarstuk-ken met de accountantsverklaring ook diens rapport van bevindingen insturen.

HOmanagement

ma

art

20

09

pa

gin

a 2

7

Page 28: Experimenteren in het Open Bestel_Ho Management 2009

Binask lokalen met TopFLEX

Altijd Top en heel FLEXibel

P.O.Box 4747000 AL Doetinchem-NLVierde Broekdijk 217122 JD Aalten-NLT. +31(0)543 47 47 00F. +31(0)543 47 42 82E. [email protected]. www.schoolpoint.nl

TopFLEX, het traploos vertikaal te verstellen systeem vanuit het plafond met daarin alle mogelijke energie bronnen inclusief data verkeer. Geen vaste zuilen meer op de vloer waardoor ruimte multifunctioneel gebruikt kan worden

Traploos verstelbaar op de gewenste werkhoogte

Vanaf een centraal schakelpunt te bedienen en te beheren

Keuze schakelaars voor gas en electra inclusief noodstoppen

Natuur- en scheikundelokalen met een TopFLEX-inrichting kunnen voor alle lessen worden ingezet

TOP en Flexibel dus!

Meer informatie over TopFLEX en ons uitgebreide producten aanbod kunt u vinden op www.schoolpoint.nl.Leerlingen sets

Audio visuele middelen

Leerlingen stoelen

Kantoorinrichting

Practicummeubilair

Kasten

Collegezalen

Schoolpoint_adv.A4_TopFLEX.indd 2 11-12-2008 09:35:08