Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende...

53
1 Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT (Periode oktober 2014 – december 2018)

Transcript of Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende...

Page 1: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

1

Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid

Onderzoekseenheid SWAT

(Periode oktober 2014 – december 2018)

Page 2: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

2

Voorwoord Met trots bieden Hendrike Fonteine, Frank Knoester en ondergetekende u dit rapport aan waarin

verslag gedaan wordt van 3,5 jaar lectoraat Weerbaarheid. Een periode die ongelofelijk snel voorbij

is gegaan en waarin we op drie gebieden, te weten Wonen, Social Media en Weken de focus hebben

gelegd op de weerbaarheidsproblematiek bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB).

Samen met acht zorgorganisaties en Stenden hebben we getracht in de afgelopen periode de

problematiek op deze gebieden te onderzoeken en op basis van de resultaten ook met

aanbevelingen voor het werkveld te komen. Daarin zijn we gedeeltelijk gelukt. We hebben 5

producten klaar, inclusief een minor LVB en 1 in voorbereiding. Daarnaast tot nu 10 artikelen

geschreven. Maar we hebben daarnaast nog een aantal onderzoeken lopen.

Ondanks het feit dat we in de komende maanden nog hard doorwerken aan de uitbreiding van

producten en artikelen, zal de vraag gesteld moeten worden of na december 2018 een doorstart van

het lectoraat ook mogelijk c.q. wenselijk is. En zo ja, op welke thema’s. Aan ons enthousiasme zal het

niet liggen en de populatie verdient een doorlopende onderzoek focus ter verbetering van hun

positie in de maatschappij.

We danken de bestuurders van de acht organisaties, die in dit document wel nader genoemd

worden, voor hun betrokkenheid bij het lectoraat en met name het detacheren van een aantal

medewerkers voor de verschillende projecten. We danken de LVB’ers zelf, de ouders en

professionals, die betrokken zijn (geweest) bij de verschillende projecten. Een uiteraard ook de

studenten van Stenden, en in mindere mate van Windesheim en de Hanzehogeschool, die heel veel

data verzameld hebben ten behoeve van de verschillende onderzoeken.

We bedanken de Kenniskring en Adviesraad voor kun kritische blik en adviezen op de voortgang van

de verschillende projecten. Het was zeer inspirerend om met jullie overleg te voeren. En we danken

Cosis in de persoon van Hetty Verhulst en NHL/Stenden in de persoon van Alie Schokker om dit

lectoraat zowel organisatorisch maar vooral ook financieel te ondersteunen.

Mede namens Hendrike en Frank,

Piet Geert Nicolay

Lector Weerbaarheid

26 augustus 2018

Page 3: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

3

Contents 1 Algemeen .............................................................................................................................................. 5

2 Oorspronkelijke onderzoeksvragen ...................................................................................................... 5

3 Uiteindelijke onderzoeksprojecten ...................................................................................................... 6

3.1 Weerbaarheidsproblemen bij het gebruik van social media ........................................................ 6

3.1.1 Aanleiding ............................................................................................................................... 6

3.1.2 Doelstelling ............................................................................................................................. 6

3.1.3 Centrale vraagstelling ............................................................................................................. 6

3.2 Weerbaarheidsproblemen bij het vinden en behouden van (betaald) werk................................ 6

3.2.1 Aanleiding ............................................................................................................................... 6

3.2.2 Doelstelling ............................................................................................................................. 7

3.2.3 Centrale vraagstelling ............................................................................................................. 7

3.3 Weerbaarheidsproblemen bij de transitie van thuis wonen naar wonen in een instelling en van

onderwijs naar dagbesteding of werk. ................................................................................................ 7

3.3.1 Aanleiding ............................................................................................................................... 7

3.3.2 Doelstelling ............................................................................................................................. 7

3.3.3 Centrale vraagstelling ............................................................................................................. 7

4 Procesmatig verslag van de drie onderzoeksprojecten ....................................................................... 8

4.1 Social Media .................................................................................................................................. 8

4.2 Wonen ........................................................................................................................................... 8

4.3 Werken .......................................................................................................................................... 8

5 Wat hebben de onderzoeksprojecten inhoudelijk opgeleverd? ........................................................ 10

5.1 Social Media: ............................................................................................................................... 10

5.1.1Direct ..................................................................................................................................... 10

5.1.2 Indirect ................................................................................................................................. 10

5.2 Wonen: ........................................................................................................................................ 10

5.2.1 Direct .................................................................................................................................... 10

5.2.2 Indirect ................................................................................................................................. 11

5.3 Werken: ....................................................................................................................................... 11

5.3.1 Direct .................................................................................................................................... 11

5.3.2 Indirect ................................................................................................................................. 11

6 Betrokkenheid van de 8 zorgorganisaties bij het lectoraat................................................................ 12

6.1 De contactpersonen bestaan vanuit de aangesloten instellingen uit de volgende leden: ......... 12

6.2 Betrokkenheid bij het lectoraat: ................................................................................................. 13

7 Betrokkenheid van de kenniskring bij het lectoraat .......................................................................... 14

7.1 De kenniskring bestaat uit de volgende leden: ........................................................................... 14

Page 4: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

4

7.2 Betrokkenheid bij het lectoraat tot nu toe: ................................................................................ 14

8 Betrokkenheid van de adviesraad bij het lectoraat ........................................................................... 15

8.1 De adviesraad bestaat uit de volgende personen: ...................................................................... 15

8.2 Betrokkenheid bij het lectoraat tot nu toe: ................................................................................ 15

9 Betrokkenheid van de stuurgroep bij het lectoraat tot nu toe .......................................................... 16

9a Verbinding onderwijs/zorg/onderzoek……………………………………………………………………………………..16

10 Organisatorische items ..................................................................................................................... 17

10.1 Inzet personeel .......................................................................................................................... 17

10.2 Kosten ........................................................................................................................................ 17

11 Publiciteit omtrent het lectoraat ...................................................................................................... 19

12 De toekomst van het lectoraat ......................................................................................................... 20

13 Tot slot: Delen van de resultaten…………………………………………………………………………………………………21

Bijlagen…………………………………………………………………………………………………………………………………… ………22

Page 5: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

5

1 Algemeen

In oktober 2014 is het lectoraat Weerbaarheid van start gegaan voor een periode van 4 jaren.

Ondanks het feit dat deze jaren omgevlogen zijn, is het een gegeven dat de periode waarin Stenden

en Cosis afspraken hebben gemaakt en zich mede verantwoordelijk voelen voor de uitvoering van

het lectoraat, het tijd wordt om de balans op te maken. Over wat het lectoraat Weerbaarheid tot nu

toe heeft opgeleverd en waar we in de rest van dit jaar nog mee bezig zijn.

In de periode van vier jaren zijn er 3 fasen zichtbaar die doorlopen zijn.

1. De periode voorafgaande aan de inauguratie die op 3 juni 2015 heeft plaatsgevonden. Deze

periode heeft zich gekenmerkt door literatuur oriëntatie en overleg met betrokken

organisaties over de thema’s waarmee het lectoraat zich bezig zou gaan houden. Daarnaast

het zoeken naar een personele invulling aan de onderzoeksprojecten en het schrijven van

een plan van aanpak voor de verschillende onderzoeksprojecten.

2. De periode waarbij de thema’s omgezet zijn in concrete onderzoeksvoorstellen en uitgezet

zijn in praktische onderzoeksvragen en hoe de vragen vanuit een Onderzoeksontwerp

aangepakt zouden worden. Hierbij was een concrete afstemming met de verbonden

organisaties van groot belang.

3. De uitvoering van de onderzoeksprojecten en de beschrijving van resultaten in concrete

artikelen of het ontwikkelen van producten.

2 Oorspronkelijke onderzoeksvragen

In de inauguratierede van juni 2015 is aangegeven dat het lectoraat Weerbaarheid zich zou richten

op weerbaarheidsbevorderingen op de volgende gebieden: agressie, seksueel misbruik, trauma’s,

woon- en werktransities en social media. Bij de concrete uitwerking van de thema’s werd door de

bestuurders van de aangesloten zorginstellingen aangegeven dat qua prioriteitstelling de voorkeur in

eerste instantie zou uitgaan naar de volgende thema’s:

1. Weerbaarheidsbevordering op het gebied Social Media.

2.Weerbaarheidsbevordering gericht op de transitie naar een woonplek.

3 Weerbaarheidsbevordering gericht op de transitie naar werk.

Page 6: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

6

3 Uiteindelijke onderzoeksprojecten

Naar aanleiding voor de keuze van de definitieve onderzoeksprojecten zijn de volgende aanleidingen,

doelstellingen en vraagstellingen geformuleerd:

3.1 Weerbaarheidsproblemen bij het gebruik van social media

3.1.1 Aanleiding

Veel mensen met een licht verstandelijke beperking maken gebruik van social media. En zijn hier ook

redelijk bedreven in. Echter de ervaringen binnen de zorginstellingen is, dat men vaak onvoldoende

op de hoogte zijn of kunnen overzien wat de gevaren zijn bij het gebruik van social media. Zo wordt

ingegaan op aanbiedingen zoals abonnementen en worden privé gegevens of foto’s gedeeld met

anderen, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Daarnaast zijn er mogelijk ook positieve

ervaringen in het gebruik van social media die een bijdrage leveren aan de bevordering van

weerbaarheid bij LVB’ers.

3.1.2 Doelstelling

Aan het einde van het onderzoeksproject zijn de gevaren maar ook de positieve ervaringen rondom

social media in kaart gebracht en mogelijkheden onderzocht, in praktijk gebracht en gemeten om de

weerbaarheid in het gebruik van social media (verder) te bevorderen.

3.1.3 Centrale vraagstelling

Op welke wijze en met welke concrete acties is de weerbaarheid in het gebruik van social media bij

mensen met een licht verstande handicap verbeterd?

Dit onderzoeksproject wordt uitgevoerd door medewerkers van De Trans, Cosis, Van Boeijen,

Phusis/Flinq. Projectleider was Nienke van der Heide en is later opgevolgd door Frank Knoester.

Al in het eerste jaar van onderzoek blijkt dat de focus op LVB’ers in het kader van het gebruik van

Social Media te eenzijdig is. Ook de rol en de kennis van de professionals of verwanten om hen heen

kunnen van grote betekenis zijn. Daarom is de onderzoekspopulatie verbreed.

3.2 Weerbaarheidsproblemen bij het vinden en behouden van (betaald) werk

3.2.1 Aanleiding

LVB’ers ervaren veel problemen in hun zoektocht naar (betaald) werk. Vaak overschat men de eigen

mogelijkheden in het aangaan van een geschikte arbeidsrelatie. Of stelt men zelf te hoge eisen aan

een arbeidsplaats. Zijn ondernemers en instellingen onvoldoende bekend met de mogelijkheden en

beperkingen van deze doelgroep in het arbeidsproces. En zijn er weinig geschikte banen voorradig,

die door de doelgroep ingevuld zou kunnen worden en zijn er weinig coaching trajecten in het

begeleiden van LVB’ers op een werkplek.

Page 7: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

7

3.2.2 Doelstelling

Aan het einde van het onderzoeksproject is in kaart gebracht de voorwaarden waaraan een goede

arbeidsplaats voor LVB’ers moet voldoen; de mogelijkheden en beperkingen bij de doelgroep zelf om

een goede invulling te geven aan een (betaald) werk en zijn de effecten bekend van het realiseren

van een arbeidsplek, die aan alle eerder genoemde voorwaarden voldoet.

3.2.3 Centrale vraagstelling

Op welke wijze en in welke werkzaamheden is de transitie van LVB’ers in hun zoektocht naar

(betaald) werk effectief?

Dit onderzoeksproject wordt uitgevoerd door medewerkers van Humanitas DMH en Cosis.

Projectleider is Piet Geert Nicolay.

3.3 Weerbaarheidsproblemen bij de transitie van thuis wonen naar wonen in een

instelling en van onderwijs naar dagbesteding of werk.

3.3.1 Aanleiding

Mensen met een (licht) verstandelijke beperking ervaren weerbaarheidsproblemen bij de transitie

van de (veilige) omgeving van thuis en vanuit het onderwijs naar wonen en binnen en werken binnen

of buiten een zorginstelling. De cultuur is anders, de regelgeving is mogelijk anders. Men moet

samenwonen en –werken met nieuwe mensen. Je moet meer rekening houden met anderen. Velen

ervaren hierin problemen en de vraag is op welke wijze mensen meer en sneller weerbaar kunnen

zijn om deze transitie succesvol te laten verlopen. En hoe ervaren ouders de overgang van hun kind

naar een woon- of werksetting.

3.3.2 Doelstelling

Aan het einde van het onderzoeksproject is duidelijk wat de verandering van leef en/of

werkomgeving doet met de weerbaarheid van cliënten en hun ouders en wat dit vraagt van de cliënt

en de omgeving van de cliënt om de weerbaarheid bij deze transitie te vergroten.

Bijv. verhuizen is een life-event. Dat levert bij iedereen stress op. Maar wat doet dat met mensen

met een verstandelijk beperking.

3.3.3 Centrale vraagstelling

Op welke wijze kan de weerbaarheid van thuis wonen en vanuit het onderwijs naar wonen en

werken binnen een zorginstelling voor LVB’ers bevorderd worden?

Dit onderzoeksproject wordt uitgevoerd door medewerkers van de Zijlen, Talant en Kentalis.

Projectleider is Hendrike Fonteine.

Page 8: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

8

4 Procesmatig verslag van de drie onderzoeksprojecten Voor de beantwoording van de centrale vraag van de onderzoeksprojecten heeft iedere onderzoek

groep op eigen wijze invulling gegeven aan het proces van data verzameling. Achtereenvolgend zal in

het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een

procesbeschrijving gegeven worden.

4.1 Social Media Na een literatuuronderzoek over de consequenties van social media gebruik bij LVB’ers is

geconstateerd dat het gebruik van sociale media naast welkome sociale contacten ook persoonlijke

gevaren kan oproepen. Met behulp van studenten van Stenden is een eerste inventarisatie gemaakt

waar LVB’ers maar ook professionals tegen aanlopen bij het gebruik van sociale media. Uiteindelijk

heeft dit geleid tot de aanzet van een normatief kader voor het gebruik van social media. Dit

normatief kader is vorm gegeven door cliënten, ouders en professionals vanuit een klankbordgroep.

Op dit moment wordt dit normatief kader binnen de klankbordgroep getoetst op basis van haar

bruikbaarheid.

4.2 Wonen De informatie verzameling is gestart middels een breed uitgezette vragenlijst. Met deze vragenlijst

zijn cliënten, hun ouders/vertegenwoordigers en hun begeleiders gevraagd naar hun ervaringen van

een doorgemaakte verhuizing.

In de tussentijd is een literatuursearch gedaan.

De informatie uit de vragenlijsten is gelegd naast de literatuur. De resultaten hiervan vormden de

basis voor de vragen van een semi gestructureerde interview (N=1 onderzoek) waarin dieper is

ingezoomd op wat een verhuizing met zich mee brengt. Hierbij zijn de transities die te maken hebben

met school of werk achterwege gelaten en is ingezoomd op het wonen.

Studenten werkplekleren en vierdejaarsstudenten hebben bijgedragen aan dataverzameling en

dataverwerking.

4.3 Werken Om informatie te verzamelen omtrent de zoektocht naar werk en het behoud van werk zijn er veel

interviews afgenomen bij verschillende populaties, zoals:

1. LVB cliënten op zoek naar werk en/of inmiddels werk gevonden.

Page 9: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

9

2. Jobcoaches intern binnen de zorginstellingen en extern van o.a. integratiebedrijven.

3. Ouders van LVB jongeren, nar aanleiding van hun ervaringen bij het zoeken naar werk.

4. Werkgevers, over hun ervaringen met de populatie.

5. UWV bedrijven en re-integratie bedrijven naar hun ervaringen met deze populatie in het

kader van werk.

6. Gemeentelijke instanties, die betrokken zijn bij deze populatie.

7. Scholen naar hun bijdrage in de transitie naar werk.

Daarnaast is samen met een aantal locaties van Cosis o.a. in Stadskanaal, Mangaanstraat en bij

Inspire Media onderzoekstechnisch meegedacht over de invulling en transitie van LVB’ers naar werk

toe.

Tenslotte is het lectoraat gevraagd om onderzoek te doen naar een duurzame arbeidsrelatie tussen

werknemers en vergevers vanuit de invulling van participatiebanen. Aan dit onderzoek doen 50

mensen mee met een arbeidsbeperking. Dit traject wordt afgerond in september 2019.

De interviews en literatuuronderzoeken zijn uitgevoerd door studenten van Stenden. Tweede jaar

studenten vanuit werkplekleren en stage lopen bij Cosis. Derde jaar studenten vanuit projectmatig

werken en vierde jaar studenten ten behoeve van hun eindscriptie en afronding van de studie.

Voor het onderzoek naar een duurzame arbeidsrelatie is een projectleider aangesteld.

Page 10: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

10

5 Wat hebben de onderzoeksprojecten inhoudelijk opgeleverd? De verschillende onderzoeksprojecten hebben tot nu toe 5 producten en 10 artikelen opgeleverd.

Deze zijn per onderzoeksprojecten onderverdeeld in directe- en indirecte resultaten. Onder directe

resultaten worden die resultaten/producten/artikelen verstaan die direct bruikbaar zijn of inmiddels

al toepast worden in het omgaan met LVB’ers. Onder indirecte resultaten worden die zaken

benoemd die afgeleid kunnen worden van het bestaan van het lectoraat.

De producten en artikelen worden in de bijlagen verder uitgewerkt.

5.1 Social Media:

5.1.1Direct

o Producten

Een normatief kader (zie bijlage 1) voor het gebruik van social media.

o Artikelen

Fonteine, H., Heide van der, N. & Nicolay, P.G.T.. Vital Regions. In M.

Coenders, J. Metselaar & J. Thijssen (Eds). Vital Regions, samen bundelen

vanuit praktijkgericht onderzoek. Delft: Eburon (zie bijlage 11)

Heide van der, N & Knoester, F. Een normatief kader voor het gebruik van

Social Media (zie bijlage 9, nog niet gepubliceerd).

Vries de, M. (2018). Social Media. Stenden/NHL: Eindscriptie (zie bijlage 1)

5.1.2 Indirect

o Refereeravonden

Social Media voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Een

uitkomst of een ramp? 8 maart 2016 in Leeuwarden.

Refereeravond voor cliënten en ouders. 17 november 2016 in Groningen.

Refereeravond voor professionals. 2 december in Groningen.

5.2 Wonen:

5.2.1 Direct

o Producten

Verhuisspel: een bordspel dat als hulpmiddel kan worden ingezet om de

cliënt die gaat verhuizen te ondersteunen in het sociaal emotionele proces

(zie bijlage 2).

o Artikelen

Fonteine, H., Heide van der, N. & Nicolay, P.G.T.. Vital Regions. In M.

Coenders, J. Metselaar & J. Thijssen (Eds). Vital Regions,samen bundelen

vanuit praktijkgericht onderzoek. Delft: Eburon

Alberts, Ab. & Fonteine, H. (2018). Verhuizen is een leermoment. Intern

vakblad Talant (zie bijlage 10)

Fonteine, H. 2018. Home sweet home (zie bijlage 12. Nog niet gepubliceerd)

Page 11: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

11

5.2.2 Indirect

o Refereeravonden

Lectoraat verhuisbewegingen. Halen en brengen voor professionals. 18 mei

2017 in Drachten

Lectoraat verhuisbewegingen. Halen en brengen voor ouders/verwanten. 14

december 2017 in Groningen

Lectoraat verhuisbewegingen. Onderzoeksresultaten tot nu toe. 26 april

2018 in Drachten

Gastcollege NHL HBO-V. ‘LVB herkennen en wat betekent dat?’ 27 maart

2018

5.3 Werken:

5.3.1 Direct

o Producten

Een kenniswaaier over LVB (zie bijlage 3)

Kwaliteitsspel over LVB vaardigheden binnen het werk (zie bijlage 4).

Competentieposter LVB en werk (zie bijlage 5).

Opzet voor een Virtual Reality arbeidsinteressetest (zie bijlage 6).

o Artikelen

Nicolay, P.G.T. (2015). Weerbaarheid. Leeuwarden: Inaugurele rede.

Nicolay, P.G.T. (2016). Participatie van mensen met een licht verstandelijke

beperking in de samenleving. In G. Anthonio & H. Blom (Eds). De

Participatiesamenleving. Een positief-kritische beschouwing vanuit een

meervoudig perspectief (pp.117-128). Leeuwarden: Marne Drukkers.

Nicolay, P.G.T. (2016): Wat ging er mis bij Christel? Sozio, vakblad voor

sociale professionals en het sociale domein 4, 18-21.

Fonteine, H., Heide van der, N. & Nicolay, P.G.T.. Vital Regions. In M.

Coenders, J. Metselaar & J. Thijssen (Eds). Vital Regions,samen bundelen

vanuit praktijkgericht onderzoek. Delft: Eburon.

Nicolay, P.G.T. (2018). Licht verstandelijk beperkt en het aangaan van

relaties. Groningen: Glossy Zedenpolitie

Scholten, Y. (2017). Aandacht voor weerbaarheid bij de zoektocht naar werk

bij mensen met een licht verstandelijke beperking. NHL/Stenden: Eindscriptie

(zie bijlage 14).

5.3.2 Indirect

o Minor

In september 2018 start de minor LVB bij Stenden (zie bijlage 7). Gekoppeld

aan het lectoraat worden er onderzoeksvragen uitgewerkt.

o Symposia

Het vinden en behouden van een betaalde arbeidsplek voor mensen met een

licht verstandelijk beperking. Een utopie? LVB congres Zwolle, 13 september

2016.

Page 12: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

12

Weerbaarheid. LVB congres Amsterdam, 27 maart 2018.

o Bezoek VWS

Overleg over toekomst evidence based onderzoek in samenwerking met

VWS, universiteiten en lectoraten, 25 april 2018.

o Refereeravond

Weerbaarheidsbevordering: Poli Psychiatrie Assen, 3 december 2015

Workshop Colloquium. Stenden Leeuwarden, 2 december 2016

Sociale Media. Een uitkomst of een ramp. Leeuwarden; 8 maart 2016

o Projecten LVB Cosis

Hendrike: Eigenaar ‘Middelengebruik’ in de Kenniskring LVB

Piet Geert: Eigenaar ‘Werk maken van Werk’ in de Kenniskring LVB

Lid Onderzoekscommissie Cosis

Ondanks de resultaten tot nu toe was het bij de start van het lectoraat de verwachting dat het

normatief kader, een verhuisplan en een programma met voorwaarden om een duurzame

arbeidsrelatie te creëren afgerond zouden zijn. Om deze ter toetsing aan het werkveld aan te bieden.

Het normatief kader wordt nu ter toetsing aangeboden. De twee anderen zitten nog volop in de

onderzoeken. De redenen waarom dit alles nog niet gerealiseerd is, zijn:

1 In het komende half jaar wordt er rond social media en wonen de afronding van de resultaten

verwacht. En bij werken gaat het onderzoek naar een duurzame arbeidsrelatie door tot september

2019.

2 Het lectoraat is qua FTE erg klein gebleven (0,68 FTE). En daarin drie onderzoeksprojecten

uitgevoerd. Misschien was het beter geweest om te starten met 1 of 2 onderzoeksprojecten. En

daar eerst alle energie in te steken.

3 Bij social media heeft er qua projectleider een wisseling van de wacht plaatsgevonden. Dit heeft de

voortgang toch erg vertraagd.

Wel zijn er qua producten een verhuisspel, een normatief kader, een kenniswaaier, een

kwaliteitsspel over LVB werkvaardigheden etc. ontwikkeld. Deze moeten in het komende half jaar als

producten verder in de praktijk getoetst worden. Voor de kenniswaaier is dit door studenten

inmiddels getoetst. Met de kennis hiervan zullen we de waaier nog verder professionaliseren.

6 Betrokkenheid van de 8 zorgorganisaties bij het lectoraat

Naar aanleiding van een presentatie over het te starten lectoraat (begin 2015) in een bijeenkomst

van het Noordelijk Platform Gehandicaptenzorg, hebben zeven leden van het NPGZ aangegeven deel

te willen nemen aan het Lectoraat. Later is de Alliade Zorggroep hier nog bij aangesloten. De

zorgorganisaties leverden tenminste een contactpersoon en een kenniskring lid voor het lectoraat.

6.1 De contactpersonen bestaan vanuit de aangesloten instellingen uit de

volgende leden: 1. Cosis: Alma Akkerman

2. Phusis: Hendrik Jan Klein Nagelvoort, gedragswetenschapper.

3. Van Boeijen: Hendrik Jan Klein Nagelvoort, gedragswetenschapper.

Page 13: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

13

4. De Trans: Aline Rozema, gedragswetenschapper.

5. Kentalis: Irene Kooistra, gedragswetenschapper. Later opgevolgd door Vera Linthorst,

gedragswetenschapper.

6. De Zijlen: Nettie Bouma, medewerker Vorming en Educatie en Nienke

Dokter, gedragswetenschapper. Later opgevolgd door Gea Sibma,

gedragswetenschapper.

7. Humanitas-DMH: Jos Rijfers, gedragswetenschapper.

8. Alliade Zorggroep: Ab Alberts, gedragswetenschapper.

6.2 Betrokkenheid bij het lectoraat: • Nemen deel aan een of meerdere van de onderzoeksprojecten.

• Dragen hiervoor input vanuit de eigen organisatie aan.

• Hebben een initiërende rol bij het omzetten van de input uit de organisatie tot een bruikbare

doelstelling van de onderzoeksprojecten waar ze aan deelnemen (Bottum-up benadering).

• Leveren een belangrijke bijdrage aan een literatuurverdieping omtrent

weerbaarheidsproblematiek bij LVB en specifiek gericht op de onderzoeksprojecten. Krijgen

hiervoor hulp bij het zoeken naar bruikbare literatuur van studenten van Stenden.

• Hebben een coördinerende rol bij de uitvoering van een onderzoeksproject binnen de eigen

organisatie.

• De contactpersonen komen maandelijks (10 maanden) een dagdeel bij elkaar. In het overleg

staan twee agendapunten centraal: Literatuurverdieping (2 uren) en een bijdrage leveren aan

het onderzoeksproject, waaraan ze deelnemen (2 uren).

De leden van de 8 zorgorganisaties, die als direct betrokken en kenniskringleden aan de verschillende

onderzoeksprojecten hebben deelgenomen, hebben dit met volle overtuiging gedaan. Hun rol om

mede vorm te geven aan de onderzoeksprojecten heeft men zoveel mogelijk als het werk dat toeliet

invulling aan gegeven. De tijdsduur van 1 dag in de maand hebben de meeste leden kunnen

realiseren. Het voordeel van mensen uit de verschillende zorgorganisaties bij de

onderzoeksprojecten te betrekken was, dat ze als intermediair prima binnen de eigen organisaties de

onderzoeksvragen konden verspreiden.

Page 14: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

14

7 Betrokkenheid van de kenniskring bij het lectoraat

7.1 De kenniskring bestaat uit de volgende leden: Vanuit Stenden: Jan Offereins, Nienke van der Heide en Hendrike Fonteine. Frank

Knoester heeft Nienke van der Heide opgevolgd.

Vanuit de zorginstellingen: Jos Rijfers, Aline Rozema, Hanneke Vochteloo (Adviseur Kennis&

Innovatie De Zijlen), Irene Kooistra (later Vera Linthorst), Hendrik-Jan

Klein Nagelvoort (allen namens de contactpersonen, met

uitzondering van Hanneke Vochteloo) en Alma Akkerman (onderzoek

coördinator Cosis).

7.2 Betrokkenheid bij het lectoraat tot nu toe: • Samen kennis en ervaring ingezet voor onderwijs, onderzoek en innovatie binnen het domein

van het lectoraat.

• Kritisch mee gekeken naar de vorderingen van de verschillende onderzoeksprojecten.

• Elk onderzoeksteam werkt aan een samen opgestelde opdracht in het domein van het

lectoraat en is verantwoordelijk voor de opzet, uitvoering en evaluatie van hun eigen

onderzoeksproject.

• De Kenniskring is 10 keer bij elkaar geweest om de vorderingen van de verschillende

onderzoeksprojecten te bespreken.

Echter het is ook een gegeven dat de laatste 2 kenniskring vergaderingen slecht bezocht zijn. Veel

afzeggingen of prioriteiten bij andere dingen leggen, terwijl aan het begin van het jaar de

vergaderdata al rond gemaild zijn. Het zou een teken aan de wand kunnen zijn dat de animo voor de

kenniskring wat aan het afnemen is.

Page 15: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

15

8 Betrokkenheid van de adviesraad bij het lectoraat

8.1 De adviesraad bestaat uit de volgende personen: Jelle Drost: Directeur Experticecentrum LVB, Voormalig lector LVB aan de NHL,

hoofddocent aan de RUG en inhoudelijk beleidsadviseur bij REIK.

Wiecher Hadderingh: Voormalig lid Raad van Bestuur Cosis.

Karin Kalverboer: Directeur Zorg Innovatie Forum en programmaleider Care en Cure an

het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN).

Oetra Gopal: Wethouder Tinaarloo.

Bram Arnold: Voormalig docent aan de Hanzehogeschool, de NHL en Stenden en

vanuit verschillende adviestrajecten verbonden aan gemeenten rond

sociale teams.

Hendrik-Jan Klein Nagelvoort: Gedragswetenschapper Phusis en JB-Noord

8.2 Betrokkenheid bij het lectoraat tot nu toe: • De lector en de projectleiders hebben zich op diverse beleidsterreinen binnen het domein

van het lectoraat laten informeren en adviseren door de leden van de adviesraad.

• Vraagstukken maar ook de vorderingen en knelpunten omtrent de onderzoeksprojecten

worden voorgelegd en besproken.

• Leden van de adviesraad hebben ongevraagd eigen ideeën binnen het domein van het

lectoraat inbracht.

• Individuele leden zijn benaderd bij vraagstukken op het gebied van hun specifieke

deskundigheid.

De Adviesraad is 7 keer bij elkaar geweest. In haar laatste vergadering (3-7-2018) heeft de Adviesraad

uitgesproken dat 4 jaar lectoraat te kort is en men graag wil dat het lectoraat op grond van de

huidige thema’s gecontinueerd wordt met daarnaast als nieuw thema: Verbetering van de kennis

binnen het gemeentelijk domein betreffende de populatie LVB.

Page 16: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

16

9 Betrokkenheid van de stuurgroep bij het lectoraat tot nu toe De stuurgroep bestaat uit de volgende personen: Hetty Verhulst (Raad van Bestuur Cosis) en Alie

Schokker (Directeur Academie Social Studies). Met de stuurgroep is twee keer per jaar de voortgang

van het lectoraat en de projecten zelf in het bijzonder besproken. De meeste keren alleen met

ondergetekende. De laatste keer eveneens met de andere 2 projectleiders. Daarnaast hebben er

bilaterale overleggen plaatsgevonden tussen ondergetekende en Hetty Verhulst en/of met Alie

Schokker en ondergetekende. Ook hierin stond de voortgang en de impact van het lectoraat binnen

de eigen organisaties centraal.

In de gesprekken met de stuurgroep is vaak naar voren gekomen dat de presentaties over de

voortgang van het lectoraat veelal procesmatig van aard zijn geweest. Met dit evaluatierapport

komen we er niet onderuit om ook nu de procesmatige kant te belichten maar willen nu ook juist

graag de gerealiseerde inhoudelijke producten tonen.

9a Verbinding onderwijs/zorg/onderzoek Vanuit de stuurgroep is steeds de verbinding tussen onderwijs, zorg en onderzoek benadrukt. De

inhoud van het lectoraat is mede vorm gegeven door studenten die onderzoeksvragen vanuit de

praktijk hebben uitgewerkt. Daarin ook een bijdrage hebben geleverd om met hun producten de

mogelijkheden om met deze populatie om te gaan hebben vergroot. Daarnaast heeft de inhoud van

het lectoraat impact gehad om het curriculum binnen Social Work. Vanuit projectmatig werken maar

ook bij de uitwerking van eindscripties hebben veel studenten gehoor gegeven aan

onderzoeksvragen vanuit het lectoraat. En met de start van de minor LVB in september 2018 worden

aspirant professionals in staat gesteld zich voor te bereiden in het werken met LVB’ers. Hierbij zijn

ervaringsdeskundigen, zowel LVB’ers als professionals vanuit de zorg welkom om inhoudelijk en als

gastdocent mede de minor vorm te geven. En kan er vanuit de programmering van de minor, in

company trainingen aangeboden worden binnen de zorginstellingen.

Daarnaast heeft de Systematische N-1 methode zijn intrede gedaan vanuit de verschillende

onderzoeksprojecten in de zorg. Dit heeft tot nu toe positieve resultaten opgeleverd. Er valt goed

mee te werken binnen onderzoeken met de LVB als onderzoeksgroep. En het is niet al te ingewikkeld

gebleken voor de professionals in de uitvoering van de onderzoeken.

Page 17: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

17

10 Organisatorische items

10.1 Inzet personeel o In onderstaand schema staan de mensen die op dit moment betrokken zijn bij het

lectoraat, in FTE omvang weergegeven.

Omvang Organisatie Functie

Piet Geert Nicolay 0,3 fte Cosis/Stenden Lector

Hendrike Fonteine 0,2 fte Cosis/Stenden Gedragswetenschapper

Frank Knoester 0,2 fte Stenden Teamleider

Jan Offereins 0,01 fte Stenden Docent

Hendrik Jan Klein Nagelvoort

0,02 fte Phusis Gedragswetenschapper

Jos Rijfers 0,02 fte Humanitas-DMH Gedragswetenschapper

Nettie Bouma 0,02 fte De Zijlen Medewerker Vorming en Educatie

Gea Sibma 0,02 fte De Zijlen Gedragswetenschapper

Ab Alberts 0,02 fte Aliade Gedragswetenschapper

Vera Linthorst 0,02 fte Kentalis Gedragswetenschapper

Totaal 0,83 fte

10.2 Kosten o De volgende kosten zijn er per jaar gemaakt in het kader van de uitoefening van de

taken binnen het Lectoraat.

Begroting Lectoraat

Op jaarbasis

Financier

Lector. (P.G. Nicolay)

0,3 fte 35.000,- Cosis

Projectleider op voordracht van Stenden (Frank Knoester)

0,2 fte 20.000,- Stenden

Projectleider op voordracht van Cosis (Hendrike Fonteine)

0,2 fte 20.000 Stenden

Totaal personeel 75.000

Specifieke kosten lectoraat

Onderzoek 1.000 Cosis

Reiskosten 1.000 Cosis/Stenden

Huur ruimtes en catering voor Adviesraad en refereeravonden

500 Cosis

Totaal specifieke kosten lectoraat

2500 NOVO/Stenden

Totale kosten lectoraat

77.500

Page 18: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

18

Financiering Kenniskringleden door de eigen organisaties

Op jaarbasis

Euro

Hendrik Jan Klein Nagelvoort

0,02 fte Phusis 6000

Jos Rijfers 0,02 fte Humanitas-DMH

6000

Nettie Bouma 0,02 fte De Zijlen 6000

Gea Sibma 0,02 fte De Zijlen 6000

Ab Alberts 0,02 fte Alliade 6000

Vera Linthorst 0,02 fte Kentalis 6000

Binnen Cosis is vanaf de start van het lectoraat een aparte post met een eigen kostencode plaats

aangemaakt. Echter sinds een jaar bestaat deze kostencodeplaats niet meer. En niemand kan meer

achterhalen waar deze post is gebleven. Dit betekent dat het lectoraat bij uitgaven steeds een

beroep doet op de kostencodeplaats van Cosis Expertisecentrum Noord.

Page 19: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

19

11 Publiciteit omtrent het lectoraat Informatie over het lectoraat en nieuwe ontwikkelingen vanuit de verschillende

onderzoeksprojecten zijn gedeeld via Nieuwsbrieven (2x per jaar), Refereeravonden (zie

paragraaf 5), LinkedIn, de website van het lectoraat en via de facebookpagina van het

Lectoraat.

Terugkijkend op de afgelopen jaren zijn vooral de website en de facebookpagina niet altijd

even actueel geweest. De andere onderdelen worden meer gebruikt voor actualisering van

de nieuwsfeiten rond het lectoraat. per mail op de hoogte gebracht werden van nieuwe

ontwikkelingen.

Vanuit de refereeravonden zijn spontaan klankbordgroepen ontstaan van professionals

binnen de zorg, die op de hoogte willen blijven en meedenken over het vervolg van de

onderzoeksprojecten. Hier kunnen we nog meer winst uithalen door de klankbordgroep

meer in te schakelen.

Page 20: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

20

12 De toekomst van het lectoraat De afgelopen 4 jaren hebben we met veel plezier en ook inzet geprobeerd zo goed mogelijk invulling

te geven aan de onderzoeksprojecten die we met elkaar afgesproken hadden. Er zijn mogelijk

onderzoeksprojecten, die na 4 jaar afgerond kunnen worden. Te denken valt aan het

onderzoeksproject Social Media. Het normatief kader is vormgegeven. Rest de implementatie van

het normatief kader binnen de zorginstellingen als ze dat willen. De uitvoering hiervan zal toch per

organisatie vormgegeven worden.

Vanuit de verschillende onderzoeken blijkt dat het kader aangepast dient te worden voor de

doelgroep, maar is tevens naar voren gekomen dat het scholen/up-to-date houden van de

begeleiding ook nog winst valt te halen. Onderzocht moet worden of dit met bestaande programma’s

en/of dat hier meer maatwerk geleverd dient te worden en zo ja, hoe.

Wat betreft het onderzoeksproject Wonen kan het project grotendeels worden afgesloten. Met

twee jaar verlenging kan de onderzoeksgroep van het N=1 deel van het onderzoek worden

uitgebreid. Er kan worden ingezoomd op een meer specifieke verhuisbeweging (bijvoorbeeld alleen

vanuit huis naar instelling –deze levert de grootste veranderingen op, of alleen van de ene 24uurs

plek naar de andere –deze komt het meest voor en resultaten zijn dan het meest direct toepasbaar)

om de groep respondenten te vergroten, en hiermee de resultaten te verbeteren (betrouwbaarder

en meer valide). In dat jaar kan bovendien aandacht worden besteed aan het concretiseren van de

aanbevelingen, zoals het uitwerken van beleid of het vormgeven van een hulmiddel/visie dat voor

begeleiders helpend is, om hiermee minder een beroep te hoeven doen op de weerbaarheid van

cliënten.

Daarnaast is een van de resultaten van het onderzoek dat de copingstijlen van cliënten met een LVB

wel degelijk beïnvloed kunnen worden. Nader onderzoek zou meer informatie kunnen geven op

welke wijze dit in de praktijk vorm zou moeten krijgen, zodat ook de weerbaarheid van de cliënten

wordt vergroot, waardoor zij (bijvoorbeeld) een verhuisbeweging beter aan kunnen.

Vanuit de Kenniskring komt naar voren of het wenselijk is om nog 2 jaar door te gaan of eerst even

een pas op de plaats te maken om de resultaten die er wel zijn te publiceren. Al met al is het namelijk

een moeizaam proces geweest om goede kandidaten te vinden. Voor niet alle organisaties is dit

thema heel gelukkig geweest. Terugkijkend waren er wel andere belangrijke thema’s geweest om

aandacht aan te besteden.

Vanuit de Adviesraad wordt juist wel aangedrongen op voortzetting van dit onderzoeksproject. Het is

nog steeds een groot maatschappelijk probleem en meer data is welkom.

Voor het onderzoeksproject Werken is de uitdrukkelijke wens om nog een periode van 4 jaar door te

gaan. Redenen hiervoor zijn:

1. We hebben na het onderzoek verzoek van de Arbeidsregio Emmen afgesproken dat dit tweejarig

onderzoek, dat in september 2019 afgerond wordt, doorgang kan vinden in het kader van het

Lectoraat. Aandacht wordt hierbij besteed aan de succes- en faalfactoren die al dan niet leiden tot

een duurzame arbeidsrelatie. De onderzoekspopulatie zijn medewerkers en werkgevers en de

resultaten zijn zeker ook van belang voor de ontwikkelingen van arbeid binnen Cosis.

2. Er lopen nog onderzoeken in het kader van de transitie van school naar werk, die niet voor 1

Page 21: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

21

Januari 2019 afgerond zijn.

3. De bedoeling is binnen Cosis om een aantal werkprojecten in de stad Groningen te volgen (Project

Hoendiep, Inspire Media en werkprojecten Mangaanstraat) waar N=1 onderzoeken gewenst zijn.

4. Met Ria Schuurman (Manager Experticecentrum Cosis) is afgesproken om samen in overleg

financiering rond te krijgen voor het opzetten van een arbeidsinteressetest voor LVB”ers in het

kader van het project Virtual Reality). Deze test zou dan ontwikkeld moeten worden in het najaar

van 2018 en de implementatie hiervan in de komende jaren onderzoeken.

Daarnaast heeft de Adviesraad van het lectoraat aangegeven dat ze een groot voorstander zijn van

verlenging van het lectoraat. Met daarbij vooral aandacht voor het verbeteren van de communicatie

tussen professionals binnen het gemeentelijk domein en LVB’ers, waarmee ze beroepshalve

gesprekken voeren. Te denken valt aan mensen die betrokken zijn bij de toeleiding naar werk (o.a.

UWV’s) en voor het verbeteren van de kwaliteit van onder anderen de ‘keukentafelgesprekken’).

Vanuit de Kenniskring wordt gesuggereerd om niet een thema als Weerbaarheid in de toekomst als

centrale focus te gebruiken. De wens wordt uitgesproken om, als het lectoraat een vervolg krijgt, de

LVB’er centraal te stellen met als mogelijke lectoraat thema’s: Verwarde personen; omgaan met

buren; verslaving; omgaan met groepsdruk; pesten; bekendheid vanuit publieke voorzieningen. Deze

thema’s zijn maatschappelijk gezien wat sterker waarin ook de NHL/Stenden moet laten zien rond

deze maatschappelijke problemen een steentje bij te willen dragen

En tenslotte heeft de NHL/Stenden belangstellingen om het lectoraat in stand te houden, om vanuit

het lectoraat onderzoeksvragen neer te leggen bij de studenten die kiezen voor de Minor LVB.

13 Tot slot: Delen van de resultaten Terugkijkend op een aantal prachtige jaren werken vanuit het Lectoraat hebben we waardevolle

eerste resultaten geboekt waarmee we hopelijk in de komende jaren door mogen gaan om deze ook

verder in de praktijk te toetsen. Komen tot zeer goede ‘practice based’ resultaten blijft de grote

wens. Verder beseffen we ons dat we de LVB’er zelf als ervaringsdeskundige nog meer bij het proces

maar ook de resultaten moeten betrekken. Het gebeurd nu bij de ontwikkeling van een normatief

kader op het gebied van social media. Maar de populatie kan bijvoorbeeld meer betrokken worden

bij producten zoals de kenniswaaier.

Verder voelen we ons verplicht om de resultaten van het lectoraat te delen met de organisaties, die

aangesloten zijn bij het lectoraat. Dit betekend contact hierover leggen met de individuele

bestuurders van de 8 zorgorganisaties. En verder is de wens om in het najaar, ter afsluiting van deze

4 jaren lectoraat om een minicongres te organiseren als dank voor de belangstelling en

werkzaamheden van medewerkers vanuit de aangesloten organisaties, de bestuurders van het NPGZ

waar ooit het vraagstuk rond het lectoraat besproken is, de leden van de verschillende

klankbordgroepen en andere belangstellenden.

Page 22: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

22

Bijlagen

1 Het concept Normatief Kader

Conclusie, Discussie en aanbevelingen uit het onderzoek van Merel de Vries (Student 4e

jaars, 2018)

Het laatste hoofdstuk van dit onderzoeksrapport bevat een conclusie, discussie en aanbeveling. Er

wordt antwoord gegeven op de onderzoekvraag en de bijbehorende deelvragen. Op basis van de

conclusie en discussie worden er aanbevelingen geformuleerd.

Conclusie Social media is een actueel onderwerp in de samenleving, zo ook bij de bewoners van

Stichting Phusis. Weerbaarheid wordt gedefinieerd als: ‘het vermogen om op te komen voor jezelf’

en ‘het kunnen stellen van grenzen als een ander deze overschrijdt’. Dit onderzoek heeft zich gericht

op het thema social media. Het Lectoraat weerbaarheid wilde door middel van onderzoek op

verschillende niveaus (experts, professionals en bewoners) inzicht bieden in de risico’s en kansen van

social media bij personen met een LVB. Dit onderzoek is gericht op de professionals (begeleiders) van

Stichting Phusis en maakt deel uit van een groter onderzoek dat inzichten oplevert waarmee een

normatief kader voor het Lectoraat wordt gevormd. Dit kader biedt handvatten voor begeleiders,

experts en bewoners ten aanzien van social media. De onderzoeksvraag van het huidig onderzoek

luidt als volgt: “Hoe kunnen de begeleiders van Stichting Phusis locatie Oosterwolde het beste

aansluiten/interveniëren bij gezond, risicovol en gevaarlijk gebruik van social media door de

bewoners met een licht verstandelijke beperking?”

Page 23: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

23

Uit dit praktijkonderzoek blijkt dat de begeleiders van stichting Phusis op de locatie Oosterwolde

bekend zijn met social media. De begeleiders zijn bekend met onder andere WhatsApp, verkoopsites,

nieuwsapps en het spelen van games. Het onderhouden van contacten en het volgen van

nieuwsberichten zien begeleiders als gezond social media gebruik. Internetoplichting, cybersex en

sexting worden gezien als gevaarlijk social media gebruik. Hier ligt een taak van de begeleiders om dit

te sturen en te ondersteunen. Uit het onderzoek blijkt dat handelingsverlegenheid heerst. Een aantal

begeleiders signaleert risicovol/gevaarlijk social media gebruik bij bewoners en reageren hierop

vanuit eigen gevoel. De begeleiders hebben meer behoefte aan theorie en kennis met betrekking tot

social media in combinatie met LVB-ers. De begeleiders noemen als voorbeeld scholing/voorlichting.

Om aansluiting te vinden bij de bewoners zal de begeleider zich echter geïnteresseerd moeten

opstellen om erachter te komen welke media de bewoners gebruiken. Aanbeveling 3 kan een speels

hulpmiddel zijn om gesprekken te voeren over het gebruik van social media en daardoor meer

sturing te kunnen geven aan het social media gebruik van de bewoners.

Het lectoraat Weerbaarheid heeft in maart 2016 een refereerbijeenkomst gehouden met

verschillende organisaties waaronder stichting Phusis. De bewoners maken veelvuldig gebruik van

social media, maar hier is volgens de begeleiders onvoldoende zicht op. De begeleiders hebben

behoefte aan een taxatie instrument, waarbij naar voren komt wat de aard en ernst van het gebruik

van social media is. Het lectoraat is hierbij uitgegaan van de begrippen; begrip, gebruik,

communicatie en strategie. De begeleiders welke mee hebben gewerkt aan het onderzoek scoren

gemiddeld per begrip op niveau 2 en 3. Aan de hand van de mediawijsheid competenties valt te

concluderen dat de begeleiders bewust zijn van social media en hierop anticiperen.

De begeleiders geven de bewoners een gemiddelde score tussen niveau 0 en 1 in de mediawijzer.

Aan de hand van de mediawijsheid competenties betekent dit dat bewoners de nieuwe social media

wel opmerken, maar hebben niet het besef hebben wat voor impact dit heeft op de leefwereld. De

bewoners nemen informatie snel aan voor waar en laten zich meeslepen door bijvoorbeeld

eenvoudige advertenties.

Social media is een onderwerp wat leeft. De leefwereld wordt steeds meer digitaal en uit onderzoek

blijkt dat de begeleiders niet voldoende handvatten hebben om aan te sluiten bij deze leefwereld. De

kennis van de begeleiders over social media is gemiddeld. Door op tijd in te springen met de juiste

handvatten kunnen de bewoners ondersteunt worden om mediawijzer te worden.

Discussie

Door laagdrempelig en persoonlijk contact is er voldoende deelname geweest aan het onderzoek.

Het onderwerp wekte de interesse van de begeleiders. Tijdens het onderzoek kwamen gesprekken

naar voren die op dit moment niet relevant zijn voor het onderwerp maar waar in dit hoofdstuk

dieper op in kan worden gegaan. Als het gaat om bewoners toevoegen op facebook is er

onduidelijkheid, de ene begeleider is van mening dat dit geen kwaad kan en de andere begeleider

vindt het prettig om werk/privé gescheiden te houden. Voor de begeleiders is het onbekend of hier

richtlijnen over zijn binnen de stichting. Daarnaast is het laagdrempelig contact via whatsapp op de

werktelefoon lastig om keuzes in te maken. Wanneer reageer je wel en wanneer reageer je niet? De

professionele relatie is een onderwerp wat stichting Phusis breed toegelicht kan worden om meer

Page 24: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

24

duidelijkheid te verschaffen en eenduidigheid uit te stralen. Hierover kan een gezamenlijke visie

ontwikkeld worden welke alle begeleiders als prettig ervaren en bevorderlijk is in de begeleiding.

De mediawijzer waarin de begeleiders zichzelf en de bewoners hebben getoetst is beschreven in

moeilijke termen waardoor er lang nagedacht moest worden over antwoorden. Zo nu en dan

vereiste het toelichting van de onderzoeker en hiermee heerst de vraag of het op deze manier juist

gekaderd is. Mogelijk heeft dit invloed op de resultaten van het onderzoek.

Door het persoonlijk contact is opgemerkt dat de behoefte leeft om ervaringen te delen met een

andere begeleider. Er wordt dieper ingegaan op het onderwerp social media en wat grenzen voor

begeleiders zijn. Begeleiders hebben interventies en handvatten nodig om met het gedrag dat wordt

gesignaleerd om te gaan. Omdat de onderzoeker na 6 interviews herhaling ervaarde is ervoor

gekozen om geen interviews meer af te nemen. Opvallend is dat er tijdens het invullen van de

competentiewijzer onduidelijkheden waren, vanuit deze onduidelijkheden ontstonden gesprekken

welke betrekking hadden op de grenzen van de begeleiders. Grenzen als het gaat over Facebook. Is

het verstandig om dit te accepteren op een privéprofiel? Zijn hier afspraken over?

Aanbevelingen

De onderzoeker biedt dit onderzoeksrapport aan ten behoeve van het normatief kader dat het

Lectoraat Weerbaarheid aan het ontwikkelen is ten aanzien van de doelgroep LVB en social media.

De aanbevelingen die worden gedaan zijn gericht op de professionals (begeleiders) van stichting

Phusis locatie Oosterwolde. Op basis van het onderzoek zijn er richtlijnen uitgekomen over hoe

Mediawijs de begeleiders zijn.

Aanbeveling 1: Er zijn interviews afgenomen bij 6 begeleiders. Dit is een steekproef uit de gehele

populatie. Om nog meer verdiepende informatie te vergaren van begeleiders welke op de werkvloer

aanwezig zijn kan er een nog completer beeld worden gevormd over wat er nodig is om aan te

sluiten bij de bewoners en het social media gebruik van hen. Mogelijk dienen de vragen op een

andere manier gesteld te worden omdat de onderzoeker tijdens deze 6 interviews verzadiging

ervoer.

Aanbeveling 2: Uit onderzoek is gebleken dat er handelingsverlegenheid heerst omtrent het gebruik

van social media. De bewoners maken veelvuldig gebruik van social media achter gesloten deuren.

Hierdoor is er voor de begeleiders weinig zicht op en kan moeilijk op situaties worden ingespeeld.

Daarnaast is gebleken dat de begeleiders niet weten welke interventies ze in kunnen zetten om

hiermee om te gaan. Scholing of voorlichting omtrent dit onderwerp is iets wat aan te raden is om

betere aansluiting te vinden bij de LVB-ers omtrent social media. De literatuur beschrijft dat de

Weerbaarheid als het gaat om dit onderwerp laag is, waardoor risico’s groter worden.

Aanbeveling 3: De handelingsverlegenheid draagt zorg voor een blokkade in de begeleiding van social

media hiervan op dit moment. De begeleiders zouden zich geïnteresseerder kunnen opstellen

omtrent het onderwerp social media. Uiteindelijk zal het raamwerk dat in ontwikkeling is een

hulpmiddel kunnen zijn om in te zetten en na aanleiding daarvan de risico’s kunnen bespreken met

de bewoners. ’s Heeren Loo heeft een bordspel ontwikkeld genaamd ‘Sociale Slimmeriken’. Dit spel

zorgt ervoor dat je als begeleider met LVB-ers in contact komt over social media zonder dat het

Page 25: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

25

betuttelend overkomt. Dit spel is iets wat preventief kan worden ingezet, maar zeker wanneer er

sprake is van risicovol of gevaarlijk social media gebruik.

Aanbeveling 4: Uit de gesprekken die zijn ontstaan tijdens het invullen van de Mediawijzer blijkt dat

er een grijs gebied is over werk en privé. Het gebruik van een werk(smart)telefoon maakt dat het

contact laagdrempelig is en een appje is gauw verstuurd. Er heerst onduidelijkheid over wanneer een

begeleider wel/niet reageert. Daarnaast is het onbekend of stichting Phusis richtlijnen heeft met

betrekking tot social media, professional en bewoner. Een beleid hierover zou de begeleiders meer

handvatten bieden om eenduidig te kunnen zijn en hierop te anticiperen.

Page 26: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

26

2 Het Verhuisspel

De gedachtegang voor het bordspel is als volgt:

Uit onderzoek van derdejaars studenten is gebleken dat er te weinig aandacht is voor de sociaal en

emotionele context bij verhuizen. Cliënten krijgen te weinig gelegenheid om er zelf ook wat van te

vinden en om dit te uiten. Daarnaast zijn veel cliënten ook niet in staat om op een dusdanig

conceptueel niveau te communiceren. Het bordspel is bedacht als een middel om de cliënten te

gelegenheid te geven om ook daar over te praten en om de begeleiders mee te nemen in hun

gedachten op sociaal en emotioneel gebied.

3 Kenniswaaier LVB

Page 27: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

27

4 Kwaliteitsspel binnen werk

KWALITEITENLIJST

Initiatief

Eerlijk

Geduldig

Organiseren en plannen

Behulpzaam

Enthousiast

Stressbestendig

Harde werker

Resultaatgericht

Zorgvuldig

Goed luisteren

Teamplayer

Nieuwe contacten leggen

Kan feedback geven

Zorgvuldig

Eigen mening of standpunt onderbouwen

Conflicthantering

Voor mezelf opkomen

Een goede sfeer scheppen

Creatief

ZIE FOUTEN IN

Leiding accepteren

Delegeren

Flexibel

Werk/thuis scheiden Zelfstandig werken

Omgaan met tekortkomingen

Overzicht houden

Kritiek accepteren

Anderen motiveren

Kansen zoeken Ideeën ontwikkelen

Informatie verzamelen

Betrouwbaar

Bedachtzaam

Ambitieus

Optimistisch

Doelgericht

Consequent

Respectvol

Nieuwsgierig Gedisciplineerd

Spontaan

Rustig

Inlevingsvermogen

Veelzijdig

Serieus

Analyserend

Verantwoordelijk

Zorgzaam

Kritisch

Page 28: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

28

Vragenlijst

Hoe laat jij deze kwaliteit zien?

Kun je vertellen waarom je denkt dat je deze kwaliteit hebt/ niet hebt?

Welke hoort er bij deze kwaliteit volgens jou?

Wat betekent deze kwaliteit voor jou?

Welke gevoelens heb je bij deze kwaliteit?

Hoe kan je deze kwaliteit op de werkvloer inzetten? Hoe doe je dat al?

Wat zijn voorbeelden uit je dagelijks leven waar je deze kwaliteit uitvoert?

Welke veranderingen zie je in jouw dagelijks leven als je deze kwaliteit hebt/ niet hebt?

Waarom denk jij dat het goed is om deze kwaliteit te hebben/ niet te hebben?

Hoe kunnen jouw medewerker deze kwaliteit zien?

Hoe kunnen jouw collega’s voordeel hebben van jouw kwaliteit?

Waarom is deze kwaliteit belangrijk voor jou?

Hoe is het gebruiken van deze kwaliteit voor jou?

Wat zijn de zwakke kanten van deze kwaliteiten?

Hoe kan jij zo goed als mogelijk gebruik maken van de sterke kanten?

Hoe kan jij jouw kwaliteit nog verder ontwikkelen?

Wat heb je nodig om deze kwaliteit (meer) te kunnen laten zien?

Wat zeggen jouw collega’s over jou en jouw inzet van deze kwaliteit?

Page 29: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

29

5 Competentieposter LVB en Werk

Instructie ‘mijn ontwikkeling’ poster

Aan de hand van deze poster kan een werknemer met LVB op een visuele en begrijpelijke manier

werken aan zijn competenties en vaardigheden.

De poster is alleen voor de werknemer en zijn/haar begeleider die hem/haar begeleid op de

werkplek. Op deze manier blijft de poster privé en hoeft een werknemer zijn eigen doelen niet te

delen met anderen. Samen met de begeleider of leidinggevende stellen ze een aantal doelen op.

Deze doelen hebben betrekking op competenties en vaardigheden die de werknemer nodig heeft om

door te kunnen stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. De bijgevoegde lijst met competenties en

vaardigheden kan hiervoor worden gebruikt.

De poster is nog niet ingevuld, maar heeft kaders waar de leerdoelen ingevuld kunnen worden.

Onder elk kader staat een nulmeting. Hierin kan de werknemer met een kruisje aangeven, waar hij

op dit moment staat m.b.t. het leerdoel (1 = nog niet goed, 10 = heel goed). Daarbij kan hij met een

krulletje aangeven, waar hij uiteindelijk wil staan op de nulmeting. Op deze manier kan de

werknemer samen met de begeleider of leidinggevende een doel stellen en een lat leggen. De

werknemer heeft de mogelijkheid te kiezen uit twee soorten posters, een gekleurde of één met

zwart/wit. Ook dit draagt bij aan de persoonlijkheid van het groeiproduct.

Voor de werknemers die niet in staat zijn om te lezen, is er een lijst met picto’s toegevoegd die

betrekking hebben op de leerdoelen. Zo kan de poster ook gebruikt worden voor werknemers die

niet kunnen lezen. Deze picto’s kunnen natuurlijk ook als extra middel gebruikt worden bij de poster

van werknemers die wel kunnen lezen, om de poster en leerdoelen duidelijker en meer visueel te

maken. Mocht de werknemer andere picto’s willen gebruiken, dan mogen deze ook zelf getekend

worden.

Om de tien weken kan de poster worden geëvalueerd en gereflecteerd. De nulmeting kan opnieuw

worden bekeken. Als er een doel is behaald, kan er een nieuwe poster gemaakt worden met nieuwe

leerdoelen. De verzameling van posters wordt samengevoegd in een map, hierdoor ontstaat er een

visueel groeiproduct. De werknemers krijgen zelf de kans de voorkant van de map vorm te geven, dit

mag met een persoonlijke foto, afbeelding of tekening. Per werknemers is de tijd waarin een leerdoel

behaald wordt verschillend. Dit dient dan ook per werknemer door begeleider of leidinggevende

ingeschat te worden. Het evalueren van leerdoelen kan ook variëren van 1 keer in de week tot om de

10 weken. Per werknemer afhankelijk wat zij nodig hebben.

Page 30: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

30

6 Opzet Arbeidsinteressetest.

Projectvoorstel ‘De virtuele kracht van samen’

Doel: Projectvoorstel ten behoeve innovatie aanvraag Regiobudget Menzis

Opgesteld door: Ria Schuurman, manager Cosis Expertisecentrum

In samenwerking met: Wim Veling (UCP), Renske Koordeman (sr onderzoeker Pluryn), Piet Geert

Nicolay (lector Weerbaarheid Stenden/NHL en gedragswetenschapper

Cosis), Roelof Dolfijn, Sofia de Vries (gedragswetenschappers Cosis) en Albert

Scholte (programmaleider digitale zorg Cosis)

Achtergrond

Om uitvoering te geven aan de visie op blended zorg is er onder anderen voor gekozen om Virtual

Reality als instrument in te gaan zetten. Met dit doel hebben wij in 2016 afspraken gemaakt met

Coolminds; wij zijn als founding father verbonden aan het, door hen ontwikkelde, Vrendle platform

waar verschillende VR video’s beschikbaar worden gesteld aan alle partners. De 3D video’s die nu zijn

opgenomen in de bibliotheek zijn gericht op ontspanning, exposure en empathie. Waarbij exposure

moet worden gelabeld als (onderdeel) van een behandeling en empathie helpt bij het begrijpen van

een cliënt in een bepaalde omstandigheid. Het is ook mogelijk om als organisatie zelf VR filmpjes te

maken en aan te bieden via het Vrendle platform. Wij hebben de afgelopen jaren ervaring opgedaan

met het werken met een aantal VR filmpjes en willen nu een volgende stap in de deze ontwikkeling

zetten.

Cosis wil de komende periode intensiever gebruik maken van de mogelijkheden van VR en heeft

daartoe een aantal initiatieven opgestart. Deze initiatieven zijn tot stand gekomen in samenwerking

met onze partners Vrendle, UCP/UMCG en Pluryn. Hieronder worden deze initiatieven kort

toegelicht:

1. De behandelaren van het Cosis Expertisecentrum experimenteren sinds 2017 met filmpjes op

het gebied van ontspanning en empathie. Het blijkt echter voor de behandelaren een lastige

zoektocht naar hoe het VR instrument van Vrendle systematisch, effectief en efficiënt ingezet kan

worden. Om hier een volgende stap in te kunnen zetten is meer facilitering en support nodig bij

enerzijds het protocolleren en doen van onderzoek naar de effectiviteit en anderzijds het vergroten

van acceptatie van VR instrumenten bij medewerkers van Cosis.

2. Om uitvoering te geven aan onze visie is ook gezocht naar andere vormen van VR. In deze

zoektocht zijn wij uitgekomen bij het Universitair Centrum Psychiatrie van het UMCG. Er is door het

UCP de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar VR als instrument om te behandelen. Waarbij

behandelingen zijn ontwikkeld voor psychose, sociale angst, straatvrees, agressie, sociale cognitie en

het verminderen van stress. Deze behandelingen worden nu toegepast bij patiënten van het

Universitair Centrum voor Psychiatrie. Het verschil met het VR instrument van Vrendle is dat het UCP

werkt met een VR variant waar de behandelaar ‘de omgeving’ kan veranderen/manipuleren, zodat

deze beter aansluit op de hulpvraag van de client en zijn of haar draagkracht op dat moment.

Bovendien zijn en worden alle behandelingen door het UCP onderzocht op effectiviteit. Het is

mogelijk om een aantal behandelingen zoals die nu ingezet worden voor psychiatrische patiënten

geschikt te maken voor de doelgroep VB . De inschatting is dat met name de behandelingen op het

gebied van sociale cognitie en agressie van grote meerwaarde zouden kunnen zijn voor de

Page 31: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

31

cliëntgroep LVB van Cosis. Om deze toepassing te realiseren is het minimaal nodig de protocollering

aan te passen. Tegelijkertijd is het nodig om te experimenteren met deze nieuwe

behandelmethodes. Hiervoor is de inzet van een onderzoeker noodzakelijk.

Wij willen in dit project samenwerken met onze collega instelling Pluryn. Ook voor Pluryn geldt dat zij

ism het UCP de agressiereguleringsbehandeling en behandeling in het kader van sociale cognitie

willen omzetten voor de doelgroep LVB.

3. Het lectoraat Weerbaarheid van Stenden Hogeschool/NHL is - net als Cosis - een

samenwerking aangegaan met Vrendle. Dit lectoraat is geïnitieerd door Cosis ism andere noordelijke

zorgpartners. Het lectoraat wil voor LVB cliënten een ‘ virtuele beroepsoriëntatie test’ ontwikkelen

ism Vrendle. VR leent zich bij uitstek voor ‘ het ervaren van nieuwe omgevingen’. Voor LVB clienten

blijkt. niet altijd een goede match tussen affiniteit met een bepaalde werksoort en de invulling van

werktaken. Gevolg is een vaak mislukte arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Uit onderzoek

van het lectoraat Weerbaarheid naar een duurzame arbeidsrelatie blijkt dat een zorgvuldige

zoektocht naar werk een eerste stap tot succes. Echter er zijn voor LVB cliënten geen op maat

gesneden arbeidsinteressetests. Wat er is, zijn een aantal afbeeldingen van werksoorten waar men

uit kan kiezen. Om het inlevingsvermogen van LVB cliënten te vergroten of te prikkelen en in

preventieve zin een goede start te maken naar toekomstige werkzaamheden, is een sterke arbeidstest

met behulp van Virtual Reality een grote wens. Daarbij meegenomen de tot 10 van werkzaamheden

die LVB’ers nu uitoefenen, zoals werken in de supermarkt, schoonmaakwerkzaamheden en omgaan

meet dieren etc.

Doelstelling projectaanvraag

Het doel van dit project is om VR systematisch en effectief in te gaan zetten voor de zorg voor

mensen met een verstandelijke en psychische beperking.

Om dit doel te bereiken gaan wij:

- In samenwerking met onze partners zowel voor de toepassing in het kader van ‘exposure,

oriëntatie, empathie als ook voor ontspanning’ de beschikbare VR instrumenten verder door

ontwikkelen zodat deze toepasbaar zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke en

psychiatrische beperking

- De effectiviteit van de ingezette instrumenten onderzoeken

- De acceptatie van VR als instrument versterken binnen de organisatie van Cosis en Pluryn

Onze concrete doelstellingen zijn:

1. Uiterlijk per 31 december 2019 is de huidige behandeling zoals toegepast door het

UCP/UMCG voor agressie regulering beschikbaar voor behandelaars van Pluryn en Cosis. De therapie

is geprotocolleerd tbv de doelgroep LVB. De therapie wordt ondersteund met een VR module

passend bij de LVB doelgroep.

2. Uiterlijk per 31 december 2019 is de huidige behandeling zoals toegepast door het

UCP/UMCG voor sociale cognitie beschikbaar voor behandelaars van Cosis. De therapie is

geprotocolleerd tbv de doelgroep LVB. De therapie wordt ondersteund met een VR module passend

bij de LVB doelgroep.

Page 32: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

32

3. Uiterlijk 1-07-2020 wordt VR systematisch ingezet door behandelaren van Cosis bij de

behandeling van LVB cliënten in het kader van agressieregulering en sociale cognitie.

4. Uiterlijk 1-07-2020 zijn de VR filmpjes voor de beroepsoriëntatie voor de LVB populatie

beschikbaar voor gebruik.

5. Uiterlijk 31 december 2019 wordt VR systematisch ingezet door begeleiders en behandelaars

van Cosis in het kader van vergroten van empathie bij begeleiders/ouders/naastbetrokkenen voor

oudere cliënten met dementie.

6. Uiterlijk 31 december 2019 wordt VR systematisch ingezet door begeleiders van Cosis bij

ontspanning van EMB cliënten.

Binnen scope vallen de volgende onderdelen/onderwerpen:

· VR behandeling in het kader van agressie regulering/ LVB cliëntgroep

· VR behandeling in het kader van sociale cognitie/ LVB cliëntgroep

· VR arbeidsinteressetest in het kader van de beroepsoriëntatie voor de LVB populatie

· VR empathie in het kader van dementie/ oudere cliënten VB

· VR ontspanning EMB cliëntgroep

· Onderzoek naar effectiviteit van VR (als hierboven: agressie, sociale cognitie, dementie,

ontspanning en beroepsoriëntatie)

· Vergroten acceptatie inzet VR behandelaars en begeleiders Cosis

Page 33: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

33

7 Opzet Minor LVB

Programma:

Week

Leeruitkomsten Onderwerp

1 1

2

4

Weerbaarheid + lectoraat

Meetlat

Input verzamelen

2 1

2

4

Problematiek op sociaal-emotioneel en cognitief niveau

Meetlat ontwikkelen

Input verzamelen

3 1

2

4

Gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek

Meetlat ontwikkelen

Input verzamelen

4 1

2

3

4

Ouderschap en hechting, ethische vraagstukken

Gesprekken

Verkennen DBE cyclus

Input verzamelen

5 1

2

3

4

Drugs, seksualiteit en justitie

Gesprekken (0-meting)

Werken aan beroepsproduct

Input verzamelen

6 t/m 17 1

2

3

4

Cliëntbeeld, ondersteuningsvragen en ondersteuningsplan

Gesprekken (tussenmeting en eindmeting)

Werken aan beroepsproduct

Input verzamelen + visie vormen

18 t/m

20

1

2

3

4

Feedback verzamelen, inleveren ondersteuningsplan

Onderzoeksverslag inleveren

Presentatie beroepsproduct

Performance assessment

Page 34: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

34

8 Artikel Sozio, september 2016

Weerbaarheid van LVB'er

Wat ging er mis met Christel? Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben doorgaans weinig zelfvertrouwen, zijn gemakkelijk te beïnvloeden en hebben moeite met het stellen van grenzen. Volgens Piet Geert Nicolay is inzicht in hun gedrag een vereiste als je hun weerbaarheid wilt bevorderen én met plezier wilt laten werken. Hoe vind en onderhoud je (betaald) werk voor mensen met een licht verstandelijke beperking? De zoektocht naar een antwoord op deze vraag is een onderzoeksproject binnen het lectoraat ‘Weerbaarheid’ van de Stenden Hogeschool. In samenwerking met SPH-studenten doet ondergetekende onderzoek naar de werkervaring van mensen met een licht verstandelijke beperking. Christel is één van die mensen. Bij het onderzoek worden ook jobcoaches, cliëntsystemen, scholen, ondernemers en reïntegratiebedrijven betrokken. Christel* is pas 20 jaar. Tot voor kort had zij haar droombaan: werken in een dierenasiel. Vanwege haar licht verstandelijke beperking had het haar moeite gekost een geschikte baan te vinden. Tijdens gesprekken met een bemiddelingsbureau en uit een arbeidsinteressetest was haar liefde voor dieren naar boven gekomen. Het verzorgen van dieren was Christels gewenste beroep. Via het bemiddelingsbureau waren contacten gelegd bij potentiële werkgevers in de dierenasielbranche. Zo kreeg Christel een werkervaringsplek aangeboden bij een dierenasiel, dicht bij haar woonplaats. Een baan die aansloot bij haar wensen en mogelijkheden, maar waarbij zij geen geld verdiende. Dat vond Christel niet erg, omdat ze hiermee haar Wajong-uitkering kon behouden. Er waren evaluatiemomenten met Christel, haar baas en de jobcoach. Iedere keer hoorde Christel dat zij prima werk leverde en dat haar baas zeer content was over haar. Na een half jaar besloten de jobcoach en haar baas Christel te verrassen met het aanbieden van een betaalde baan. De werkgever ontving hiervoor looncompensatie, voor Christel betekende het extra inkomsten naast haar uitkering. Ze reageerde enthousiast op deze boodschap, omdat het een erkenning was voor haar inzet. Gek genoeg werd Christel in de periode die volgde steeds stiller. In de pauzes ging ze niet meer spontaan in gesprek met collega's, ze werd slordiger in haar werkzaamheden en meldde zich vaker ziek. Er volgden gesprekken met haar, haar baas, de jobcoach en de persoonlijk begeleider van Christels woonvoorziening. Wat bleek? Christels enthousiasme voor het werk was afgenomen omdat het een betaalde baan was geworden. Dit leverde haar veel stress op, omdat ze het gevoel had dat er nu meer dan voorheen van haar verwacht werd. Die spanning kon ze op den duur niet meer aan. Praten om haar van deze stress af te helpen, hielp niet. Uiteindelijk vond Christel haar geluk in de bakkerij van een dagbestedingslocatie.

Page 35: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

35

Vier gezichtspunten Wat is er gebeurd? Waar ging het precies mis? Om die vraag te beantwoorden, gaan we deze casus minutieus ontleden. We doen dat aan de hand van vier gezichtspunten die in het geval van Christel relevant zijn: de kenmerken van LVB, de weerbaarheid van een LVB'er, zijn of haar ondersteuningsbehoeften, en de discussie rond betaald en onbetaald werk. Kenmerken van LVB Een logische eerste stap is om een aantal relevante kenmerken te benoemen van mensen met een licht verstandelijke beperking. Naast een beperkt IQ-niveau (50-85) is er bij deze groep mensen sprake van een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Dit gaat vaak samen met leerproblemen en/of psychiatrische stoornissen. De gedragsproblemen die daarbij horen, komen tot uiting binnen verschillende domeinen:

Domein Kenmerken van mensen met een licht verstandelijke beperking

Cognitief 1 Denken is concreet en situatie-specifiek. 2 Uitleg en herhaling blijven nodig. 3 De aandacht is weinig selectief. 4 Leren door concreet ervaren en vanuit voorbeelden.

Sociaal 1 Sociale onhandigheid. 2 Zwakke sociale verantwoordelijkheid. 3 Moeite met sociale vaardigheden. 4 Gebondenheid en/of loyaliteit aan belangrijke personen

Emotioneel 1 Wens om sociaal geaccepteerd en competent te zijn. 2 Problemen met agressieregulatie. 3 Zwart-wit denken. 4 Overgevoeligheid voor emotionele- en gedragsproblemen.

Persoonlijkheid 1 Laag zelfbeeld. 2 Overschatting eigen kunnen. 3 Gebrekkige zelfsturing. 4 Gebrek aan reflectievermogen.

De weerbaarheid van een LVB'er Mensen met een LVB missen vaardigheden op het gebied van weerbaarheid. 'Weerbaarheid' wordt omschreven als: het vermogen om op te komen voor jezelf en het kunnen stellen van grenzen als een ander deze overschrijdt. De tekorten aan vaardigheden bij LVB’ers komen tot uiting in het moeilijk kunnen omgaan met stress en problematische situaties. Ook hebben LVB'ers niet zelden onvoldoende veerkracht. Dit vertaalt zich in de leefgebieden wonen, werken en welzijn. Het gevolg is dat deze doelgroep zich zonder begeleiding moeilijk staande kan houden in de huidige maatschappij. Zij hebben vooral ondersteuning nodig op het gebied van communicatie, emotieregulatie, dagbesteding en op het sociale en relationele vlak. De ondersteuningsbehoefte van een LVB'er Gezien de variëteit aan problemen die zich kunnen voordoen bij LVB’ers hebben ze op vier niveaus behoefte aan ondersteuning:

‘Intermittent support’: Ondersteuning op bepaalde momenten in het leven, zoals bij het vinden van werk.

Page 36: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

36

‘Limited support’: Ondersteuning gedurende een bepaalde periode, maar kortdurend, zoals tijdens de transitie van school naar werk.

‘Extensive support’: Dagelijkse ondersteuning op een of enkele levensgebieden, zoals het ondersteunen bij het op orde houden van post en financiën.

‘Pervasive support’: Ondersteuning op alle levensgebieden. Deze ondersteuningsniveaus hangen niet zozeer samen met de hoogte van het IQ, maar zijn mede afhankelijk van de omgeving waarin iemand verkeert of van bijkomende stoornissen en beperkingen. Als we de ondersteuningsbehoeften vertalen naar het verhaal van Christel, dan hadden de jobcoaches als taak om werk te vinden (intermittent support), om daarna als jobcoach ervoor te zorgen dat ze haar werk zou behouden (limited support). Discussie over betaald en onbetaald werk In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is de laatste decennia veel aandacht geweest voor de stap van beschut werk naar werk buiten de instelling. Hierbij is het uitgangspunt om niet de beperkingen van de cliënt centraal te stellen, maar de mogelijkheden, de individuele wensen en vragen. Werk wordt gezien als een belangrijk middel om maatschappelijke participatie en integratie te realiseren. Betaald werk dient het uitgangspunt te zijn voor iedereen die een ontwikkelingstraject volgt of daartoe de mogelijkheid heeft. Ook onbetaald werk kan een welkome bijdrage leveren, vooral gericht op het gevoel van eigenwaarde en op integratie in de samenleving. Arbeidsvreugde, het werk zinvol en plezierig vinden, zou de belangrijkste drijfveer moeten zijn om te werken. Het zou niet uit moeten maken of dit in een instelling is, in de vorm van dagbesteding, betaald werk of vrijwilligerswerk. Uitspraken over arbeidsvoldoening en -kwaliteit kunnen echter niet losstaan van degene die het werk uitvoert. Wat voor de een saai of vermoeiend is, kan voor de ander heel bevredigend zijn. Wel en niet van toepassing Terug naar het verhaal van Christel. Laten we eens kijken welke LVB-kenmerken wel en welke niet van toepassing zijn op haar. Wat meteen opvalt, is dat een groot aantal kenmerken niet op Christel van toepassing is. Christel werkt in een asiel, een publieke plek waar potentiële dierenkopers aankloppen. Van enige sociale contacten is dus zeker sprake, en toch doet Christel haar werkzaamheden zeer naar tevredenheid van haar baas. Hij verwacht, gezien de variëteit aan werkzaamheden binnen een asiel, ook enige zelfsturing van haar. Van zelfoverschatting lijkt geen sprake te zijn, van een laag zelfbeeld evenmin. Het typische LVB-kenmerk ‘denken is concreet en situatie-specifiek’ maakt Christel juist sterk, want de taken die ze opgelegd krijgt, zijn zeer situatie-specifiek. Zij weet wat van haar verwacht wordt en ook op welk moment van de dag. Het voeren van dieren gebeurt niet de hele dag en het schoonmaken van de verblijven is een terugkerende activiteit. Verder voelt ze zich erg thuis in het dierenasiel. Vermoedelijk niet alleen vanwege de werkzaamheden, maar ook vanwege de genoemde ‘gebondenheid en/of loyaliteit aan belangrijke personen’, in dit geval haar baas. Haar prestaties zullen ook positief beïnvloed worden vanuit de gedachte dat ze ‘sociaal geaccepteerd en competent wenst te zijn’.

Page 37: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

37

Beloning werkt averechts Christel gaat met plezier naar haar werk. Ze krijgt persoonlijke waardering door middel van complimenten. Waarom gaat het dan toch mis? Daarvoor is een duidelijke reden: het invoeren van een financiële beloning werkt averechts. Het was bij de leidinggevende van het dierenasiel en bij de jobcoach onvoldoende bekend wat Christels intrinsieke motivaties waren om in het dierenasiel te werken. Bij de jobcoach deed ze een arbeidstest, waarbij werd gekeken naar welke werkzaamheden de meeste affiniteit uitgaat. Er was afstemming tussen de wens te werken met dieren en de baan in het dierenasiel. Maar er is onvoldoende gekeken naar de redenen waarom Christel deze werkzaamheden ambieert en waar haar grenzen liggen. Christel voert haar werkzaamheden naar tevredenheid uit, totdat zij hiervoor een financiële beloning krijgt. Daarmee wordt blijkbaar haar weerbaarheidsgrens overschreden. Ze ervaart stress, heeft onvoldoende veerkracht en kan deze verbaal onvoldoende uiten. Het uiten gebeurt doordat ze zich ziek meldt en met minder plezier werkt. De signalen worden onvoldoende opgepikt, totdat het te laat is. Op dat moment is er nog maar één optie: terugkeren naar een veilige, nabije werkomgeving. De ondersteuning op het gebied van ‘intermittent’- en ‘limited support’ was onvoldoende. Er is onvoldoende rekening gehouden met Christels beperkingen. Ook de jobcoach en de baas van het asiel hadden te hoge verwachtingen van wat Christel aan zou kunnen. Zij handelden vol goede bedoelingen, maar voor Christel was onbetaald werken voldoende om haar eigenwaarde te vergroten. Arbeidsvreugde was haar belangrijkste drijfveer om te werken. Onderschatten en overschatten Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn beperkt weerbaar. Zij hebben weinig zelfvertrouwen, zijn gemakkelijk te beïnvloeden en hebben moeite met het stellen van grenzen op het gebied van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Het is voor mensen met een licht verstandelijke beperking vaak moeilijk om werk te vinden dat aansluit bij hun mogelijkheden cq. wensen én dat ook een redelijke financiële beloning biedt. Daarnaast moet werk status opleveren. Dat betekent vaak dat het niet gaat om werkzaamheden op de dagbestedingslocatie van een instelling, maar werken in een regulier bedrijf. Nog lastiger is het om werk te houden. Of dat lukt, hangt af van iemands intrinsieke motivatie (het werk leuk vinden, op tijd aanwezig zijn, aandacht hebben voor persoonlijke hygiëne), maar ook van de mate waarin iemand wordt geaccepteerd en begeleid door collega’s. Tot slot is het voor de werkgever van groot belang voldoende kennis en ervaring te hebben om met deze doelgroep om te gaan. Hij of zij moet tenslotte de balans vinden tussen het onderschatten en overschatten van deze doelgroep. Dit alles is van eminent belang om stap voor stap niet alleen de weerbaarheid van LVB-cliënten te vergroten, maar ook de kans dat ze met plezier ergens aan het werk gaan. Dr. Piet Geert Nicolay is lector Weerbaarheid aan de Stenden Hogeschool in Leeuwarden. * 'Christel' is niet de echte naam van de betreffende cliënt.

Page 38: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

38

9 Artikel Wonen

“Verhuizen is een leermoment”

Verhuizen is een ingrijpende gebeurtenis voor mensen met een verstandelijke beperking. Het brengt

veel veranderingen en onzekerheid met zich mee. Je verlaat je vertrouwde omgeving en moet

wennen aan nieuwe mensen en dingen. De meeste cliënten vinden dat lastig. Maar een verhuizing

biedt ook kansen. Gedragskundige Ab Alberts onderzoekt binnen Talant samen met Hogeschool NHL

Stenden hoe je cliënten zo goed mogelijk ondersteunt bij het verhuizen. InZicht legde Ab een aantal

feiten en fabels voor en vroeg hem om reactie.

1. Een verhuizing is voor een cliënt net zo ingrijpend als voor jou en mij

‘Niet waar. Verhuizen is voor cliënten om verschillende redenen extra ingrijpend. Ze zijn

kwetsbaarder door hun verstandelijke beperking en doordat ze vaak bijkomende problemen of

stoornissen hebben, zoals autisme of hechtingsproblemen. Een andere reden is dat een verhuizing

cliënten overkomt, doordat ze er niet of maar weinig bij betrokken zijn geweest. Gelukkig komt dit

steeds minder vaak voor.’

2. De kwaliteit van verhuizingen binnen Talant is goed

‘Waar. Gelukkig gaat er al veel goed bij verhuizingen van cliënten. Uit onze enquête blijkt dat de

meeste cliënten en begeleiders de kwaliteit van verhuizingen met een 8 beoordelen. De meeste

verwanten geven een 7. Natuurlijk zijn er altijd verbeterpunten. Met dit onderzoek brengen we deze

in kaart.’

3. Om stress te voorkomen, is het beter om een cliënt zo laat mogelijk te informeren over zijn

verhuizing

‘Niet waar. Voor sommige cliënten is dit misschien wel goed, maar ik denk dat je op deze manier veel

cliënten een kans ontneemt om vaardigheden te ontwikkelen. Dat kan gaan om keuzes leren maken

over de inrichting of leren omgaan met stress. Maar ook om heel praktische vaardigheden, zoals hoe

pak ik een doos in. Als je cliënten niet bij de verhuizing betrekt, geef je ze bovendien het gevoel dat

ze geen eigen keuzes mogen maken en geen grip hebben op hun eigen leven.’

4. Verwanten betrek je vanaf het begin bij de verhuizing

‘Waar. Voor cliënten is het belangrijk dat verwanten zo vroeg mogelijk worden betrokken bij de

verhuizing. Stress vermindert als een vertrouwde persoon erbij betrokken is. Bovendien weten

verwanten als geen ander wat voor de cliënt belangrijk is. Zij kunnen bijvoorbeeld heel goed

meedenken welke inrichting de cliënt wil, welke huisgenoten goed bij hem passen en in welke buurt

hij zich het meeste thuis voelt.’

5. Als een cliënt verhuist, moet hij ook een andere dagbesteding krijgen

‘Niet waar. Bij een verhuizing is het juist belangrijk om zo weinig mogelijk andere dingen te

veranderen. Probeer ervoor te zorgen dat de cliënt zijn oude dagbesteding en activiteiten houdt. Ook

is het goed om te kijken of andere cliënten kunnen meeverhuizen en of een bekende begeleider mee

kan.’

Gaat uw zoon of dochter verhuizen en wilt u meedoen aan het onderzoek? Neem dan contact op met

Ab Alberts. Mail naar [email protected] of bel naar 06-23369902.

Verschenen in: InZicht, nr. 62

Page 39: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

39

10 Artikel Social Media en het gebruik van een normatief Kader

Een normatief kader voor het gebruik van Social Media.

Social Media is niet meer weg te denken uit de huidige maatschappij, het is een snel opkomende

communicatievorm (Mediawijsheidwinkel, n.d.). We appen, tweeten en liken. De meest populaire

vormen van Sociale Media hebben ruim 10 miljoen gebruikers in Nederland. Een thema wat daarom

ook steeds meer speelt binnen de hulpverlening. Zijn Sociale Media een uitkomst om makkelijker te

communiceren of eerder een bron van problemen?

Hoe begeleid je mensen met een licht verstandelijke beperking bij het gebruik van Social Media?

Deze vraag is het startpunt van het onderzoek dat verricht wordt door het lectoraat ‘Weerbaarheid’

van Stenden Hogeschool. In samenwerking met een aantal zorginstellingen voor gehandicaptenzorg

in Noord Nederland doen SPH studenten onderzoek binnen het lectoraat. Stichting Phusis,

Vanboeijen en Stichting de Trans zijn specifiek betrokken bij het onderzoek omtrent Social Media.

Social Media en mensen met een licht verstandelijke beperking

Het gebruik van social media is een vorm van maatschappelijke participatie wat waardevol kan zijn

voor mensen. Onderzoek leert ons dat het de maatschappelijke participatie zelfs kan vergroten

(Skoric, Zhu, Goh & Pang, 2015). Het gebruik van social media brengt echter ook risico’s met zich

mee. Zo kan het online genegeerd worden een negatief effect hebben op iemands eigenwaarde

(Barth, 2012) en is er kans op cyberpesten of online bedreigingen (Gasser, Cortese & Gerlach, 2012).

In 2014 heeft het Kennisnet een expertpanel bijeen gebracht om het thema ‘social media gebruik van

mensen met een licht verstandelijke beperking’ te bespreken. Dit naar aanleiding van ontvangen

signalen over problemen waarin jongeren met een licht verstandelijke beperking terecht komen door

het gebruik van sociale media (Kennisnet, 2014). Dit onderzoek constateert het volgende (Kennisnet,

2014, p.6):

“Ze zijn eerder slachtoffer (en dader) van cyberpesten, manipulaties en seksueel misbruik via sociale

media. Bijna 80 procent van de huidige problemen met deze zogenoemde lvb-jongeren zijn

gerelateerd aan hun sociale mediagebruik. Begeleiders en hulpverleners hebben te weinig

handvatten om er iets aan te doen. Er moet zo snel mogelijk een landelijke aanpak komen,

waarschuwen zorgbestuurders.”

Positieve en negatieve effecten nader bekeken

Het gebruik van Social Media kan zowel positieve als negatieve effecten hebben voor mensen met

een licht verstandelijke beperking. Uit de literatuur (NJI, 2015; Dekker, Schepers & op ’t Veld, 2012)

komt naar voren dat de taal-, cognitieve-, motorische-, sociaal-emotionele ontwikkeling positief

beïnvloed kan worden door het gebruik van Social Media. Zo krijgen mensen langer de kans na te

denken over formulering van een reactie en kunnen bepaalde apps ondersteunend zijn in de

communicatie. Verder kan speciaal op de doelgroep afgestemde media kennis vergroten en inzicht

geven. Games kunnen op eigen tempo worden ingevuld en er wordt direct feedback gegeven als er

bijvoorbeeld een juiste keuze wordt gemaakt. Middels trial and error kan er op eigen tempo

geoefend worden. Ook vereisen sommige spelcomputers lichamelijke beweging, zoals de Wii.

Page 40: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

40

Toepassingen op het gebied van virtual reality zijn ook veelbelovend. Social Media bieden tevens de

mogelijkheid om op een laagdrempelige manier informatie te vinden over bepaalde onderwerpen.

Ook kunnen creativiteit en fantasie vergroot worden door online cummunities op verschillende

gebieden. Andere positieve kanten van het gebruik van social media die worden genoemd zijn ook

het op een makkelijke manier contact maken, het bevorderen van inclusie, het ontvangen van

waardering en het opdoen van zelfvertrouwen.

Negatieve effecten van mediagebruik voor mensen met een LVB zijn ook aan te wijzen (NJI,2015).

Deze effecten kunnen tevens invloed hebben op de taal-, cognitieve-, motorische-, sociaal-

emotionele ontwikkeling. Zo kan informatie verkeerd worden begrepen waardoor er ruzies ontstaan

of dat er termen worden overgenomen die als ‘gewoon’ worden geïnterpreteerd. Het

beloningssysteem van kinderen met een licht verstandelijke beperking zijn verder gevoelig waardoor

het gebruik verslavend kan werken. Ook passen ze niet altijd de nodige veiligheidsmaatregelen toe

zoals het afschermen van een profiel. Ze beseffen vaak minder dat je niet anoniem bent op het

internet doordat ze zich moeilijk kunnen verplaatsen in een ander. Hierdoor ligt misbruik op de loer.

Wanneer social media langdurig wordt gebruikt, kan het ten koste gaan van andere activiteiten als

slaap, bewegen of sporten. Dit is niet gunstig voor de gezondheid. Verder is het voor mensen met

een licht verstandelijke beperking lastig om contacten in te schatten, wanneer is iemand een vriend?

Verder ontbreekt het besef dat mensen zich vaak anders voordoen dan dat ze zijn. Ook kan het

gevaar zijn dat men de werkelijkheid moeilijk kan onderscheiden van de werkelijkheid. Andere

negatieve aspecten die in onderzoek worden genoemd zijn het cyberpesten, het ideaalbeeld wat via

de kanalen wordt weergegeven waar men niet aan kan voldoen en het afsluiten voor face-to-face

contact.

Aanbod materiaal en interventies

In de loop der jaren zijn er verscheidene instanties geweest die zich hebben bezig gehouden met het

creëren van materiaal en of interventies ter bevordering van mediawijsheid voor mensen met een

licht verstandelijke beperking. Landelijk zijn er onderzoeken verricht, interventies ontwikkelt en

producten geproduceerd. Om een overzicht te krijgen van deze initiatieven, wordt er gebruik

gemaakt van een onderzoek van het NJI (Nederland Jeugd Instituut). Het NJI (2015) heeft hierin een

quickscan gedaan om materiaal in kaart te brengen dat gericht is op het bevorderen van de

mediawijsheid. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er in acht verschillende categorieën een

aanbod is op dit gebied. Allereerst zijn er folders en brochures die specifiek op de doelgroep en

problematiek is afgestemd. Verder zijn er boeken geschreven waarin, met name voor

ouders/verzorgers, informatie wordt gegeven over het bevorderen van mediawijsheid bij mensen

met een licht verstandelijke beperking. Ook wordt er in dit kader naar filmpjes en websites

gerefereerd die specifiek ontwikkeld zijn voor de doelgroep. Tevens is er een ruim aanbod aan ICT

applicaties beschikbaar die cliënten kunnen ondersteunen in algemene zin, maar tevens specifiek op

het gebied van mediawijsheid. Trainingen en lespakketten zijn ook ontwikkeld, deze zijn vaak gericht

op het onderwijs. Echter zijn er ook trainingen waarbij er een gezamenlijk (online) leertraject wordt

aangegaan tussen begeleiders en cliënten op het gebied van Social Media. Onderzoek is de op één na

laatste categorie waarover gesproken wordt. Dit is echter schaars als het specifiek over Social Media

en de doelgroep gaat. Ten slotte zijn er geen specifiek interventies als het gaat om bevorderen van

mediawijsheid bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Wel zijn er een aantal algemeen

Page 41: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

41

effectieve interventies voor de doelgroep omschreven waarbij het onderwerp Social Media ingepast

kan worden.

Perceptie verschil cliënten en professionals

Een aantal ervaringen van hulpverleners uit verkennend literatuur- en veldonderzoek wijzen erop dat

vanuit de hulpverlening onvoldoende kennis en consensus heerst over de gevolgen van het sociale

media gebruik onder de cliëntgroep lvb-kinderen, jongeren en volwassenen. Dit zorgt voor een kloof,

die ertoe leidt dat deze hulpverleners onvoldoende kennis hebben om op het levensgebied van

sociale media aan te kunnen sluiten bij hun cliënten. Een eerste verkennend onderzoek van

studenten in opdracht van het lectoraat laat zien dat er verschillen in beleving zijn tussen cliënten en

begeleiders ten opzichte van positieve en negatieve aspecten van Social Media gebruik (Nieuwhuis &

Ritzema, 2016). Met name het verschil in opvattingen over negatieve aspecten van sociale media

gebruik komen naar voren.

Positieve aspecten vanuit cliënten gaan met name over de makkelijke manier om bestaande

contacten te onderhouden, nieuwe contacten op te doen, het netwerk op de hoogte te houden wat

er bij ze speelt en beroemdheden te volgen. Begeleiders geven tevens het belang aan van het

uitbreiden en onderhouden van het netwerk via sociale media en zien het gebruik van sociale media

met name als vrijetijdsbesteding en ontspanning en uitlaatklep voor bijvoorbeeld emoties. Andere

positieve aspecten die door begeleiders worden genoemd zijn is de mogelijkheid voor cliënten om op

het eigen niveau te communiceren waarbij de beperking niet (direct) zichtbaar is. Dit zou sociale

inclusie kunnen bevorderen.

Negatieve aspecten vanuit cliënten gaan over de openbaarheid van de verschillende sociale media,

iedereen heeft toegang tot de foto’s. Daarnaast zien de jongeren het stoken en pesten tot aan

bedreigingen en stalken als negatieve aspecten aan sociale media. Ook vinden de jongeren het

asociaal wanneer mensen continue op hun telefoon kijken. Tot slot worden de negatieve

nieuwsberichten die op sociale media voorbijkomen als negatief beschouwd. Begeleiders zien als

voornaamste negatieve aspect dat het gebruik van sociale media verslavend werkt voor de

doelgroep. Ze zijn van mening dat de jongeren te veel tijd besteden aan hun sociale media gebruik.

Tevens geven ze aan dat er makkelijker ongezonde en gevaarlijke (seksuele) relaties kunnen

ontstaan. Ze zien verder dat er gepest en geïntimideerd wordt via sociale media, dat jongeren er

slecht(er) door slapen en agressief(er) gedrag door vertonen en ten slotte hebben cliënten grote kans

op het kwijtraken van privacy door het vele openbaar delen van gegevens.

Wellicht nog een tekstvakje met een casus van de studenten?

Focus van het onderzoek

Door de betrokken organisaties wordt aangegeven dat er op dit moment een normatief denkkader

ontbreekt wat kan helpen inschatten wanneer gebruik van Social Media veilig is en wanneer niet. Er

moet kennis zijn over wat normaal gebruik van Social Media is en wat niet. Er is nauwelijks goed en

actueel onderzoek gedaan naar mediagebruik van mensen met een LVB en hierdoor is er ook weinig

harde informatie over de risico’s en voordelen van het mediagebruik. Dus zou er een kader

ontwikkelt moeten worden wat je als professional kan helpen inschatten of (kennis, vaardigheden en

mentaliteit m.b.t.) Social Media gebruik:

Page 42: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

42

1. Veilig, gezond, experimenteel

2. Risicovol

3. Onveilig/verslaving is.

Op basis van die inschatting kun je vervolgens bepalen welke interventie nodig/zinvol is

1. Bespreekbaar maken en houden, ondersteunen waar nodig

2. Kaderen/begrenzen/begeleiden

3. Behandelen / beheersen

Alleen door het verzamelen van inzichten in wat er gebeurt als kinderen, jongeren of volwassenen

met een LVB media gebruiken en hoe ouders of verzorgers daar mee omgaan, kan gefundeerd advies

gegeven worden over ‘normaal’ mediagebruik bij mensen met een licht verstandelijke beperking.

Naar ons idee zouden we daartoe kunnen voortborduren op de studie uit 2011, Meten van

Mediawijsheid, Deel C (Wiebenga, 2011). In dit onderzoek is er een raamwerk opgesteld om

mediawijsheid onder de Nederlandse bevolking te meten. Het raamwerk zelf is echter niet

normgevend en doet geen uitspraak over de mate waarin iemand mediawijs is. Omdat wij van

mening zijn dat een dergelijk normatief kader erg bruikbaar kan zijn voor organisaties om beleid te

vormen en implementeren, willen wij een dergelijk normatief kader ontwikkelen. Het raamwerk dat

ontwikkeld is door Wiebenga (2011) zal hiervoor als basis dienen.

Page 43: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

43

11 Artikel Vital Region

H. Fonteine, N. vd Heide, P.G. Nicolaij

1. Praktijk voorbeeld: Dylano

We duiken voor het artikel in het leven van Dylano. Een 24 jarige jongen met een licht verstandelijke

beperking en ADHD. Dylano heeft hij al veel verhuizingen meegemaakt. Vanuit het ouderlijk huis ging

hij op zijn 17e op zichzelf wonen, omdat het thuis niet meer ging. In zijn eigen huis vervuilde hij en

verwaarloosde hij zichzelf. De ambulante hulpverlening die op gang kwam bood onvoldoende om

zelfstandig te kunnen wonen. Hij woonde vervolgens afwisselend bij ouders thuis en in diverse

(crisis)instellingen waar hij het door zijn gedrag nooit lang heeft volgehouden.

Nu woont Dylano al een paar jaar in een 24uurs voorziening in Hoogezand, waar hij dag en nacht een

beroep kan doen op de begeleiding als dat nodig is. Er lijkt wat stabiliteit in zijn leven te komen.

Dylano ging na de basisschool naar het speciaal voortgezet onderwijs, waar hij na het tweede jaar

van school werd gestuurd in verband met niet toelaatbaar gedrag. Hij vervolgde zijn schoolcarrière

op het praktijkonderwijs waar hij na anderhalf jaar zijn draai nog niet gevonden had. Hij stapte over

na het MBO en volgende verschillende opleidingen voor enkele maanden. Uiteindelijk resulteerde

zijn volharding in een horeca diploma en ging Dylano aan het werk.

In het jaar dat volgde vond Dylano met behulp van een jobcoach verschillende baantjes. Vanwege

conflicten met de werkgever of een tekort aan passende werkzaamheden besloot Dylano na een jaar

toch weer een opleiding te gaan doen. Omdat hij geen passende stageplek vond, eindigde ook deze

opleiding helaas zonder diploma.

Dylano heeft momenteel geen werk voor een werkgever. Hij verdient wat inkomsten door gebruik te

maken van zijn social media. Hij vlogt en heeft veel volgers op zijn vlogkanaal. Omdat hij leuke

filmpjes maakt waar veel belangstelling voor is, wordt hij uitgenodigd door bedrijven om over hun

bedrijf te filmen. Zo reist hij met zijn auto Nederland (en daarbuiten) rond en worden zijn reiskosten

en verblijf vergoed.

Daarnaast maakt hij filmpjes die hij post op YouTube en waar hij geld uitgekeerd krijgt bij een hoog

aantal views.

Met zijn social media verdient hij zijn geld, zet hij nieuwe bedrijfjes op en genereert hij ook weer

nieuwe klanten en daarmee inkomsten.

Omdat hij niet altijd alle consequenties overziet en omdat hij in zijn enthousiasme impulsief kan

reageren gaat het echter niet altijd goed. De locatie waar Dylano woont heeft bijvoorbeeld

aangegeven dat hij niet alle producten voor zijn winkel in de gezamenlijke opslagruimte mag opslaan

(er was geen plek meer over) en dat het niet ok is om gebruik te maken van het adres en

rekeningnummer van een medebewoner voor het drukken van briefpapier. Een 24 uurs service lijkt

overdag een groot gebaar naar je klanten toe, maar is midden in de nacht ineens minder leuk.

2. Betrokkenheid van lectoraat

Bij Dylano zijn diverse zorginstellingen betrokken. De ambulante hulpverleners in eerste instantie, die

het gezin proberen te ondersteunen waar nodig zodat Dylano zo lang mogelijk thuis kan blijven

wonen. Ze ondersteunen Dylano waar dat nodig is zodat hij grip op zijn leven kan houden. Later de

Page 44: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

44

24 uurs zorg, wanneer het met ambulante ondersteuning alleen toch niet meer lukt. Daarnaast is ook

de GGZ betrokken, voor de behandeling van de psychiatrische problematiek. Tenslotte nog de

werkgevers, waar extra ondersteuning nodig is zodat Dylano zijn baan zo goed mogelijk kan

volbrengen.

Binnen het lectoraat zijn een achttal van deze zorginstellingen (mn gericht op de doelgroep mensen

met een verstandelijke beperking) verenigd. Overkoepeld is een adviesraad aan het lectoraat

verbonden. Naast experts op het gebied van de doelgroep mensen met een licht verstandelijke

beperking heeft daarin ook een wethouder met portefeuille zorg zitting om de aansluiting te houden

met de gemeentes. Samen onderzoeken we de weerbaarheidsbevordering van mensen met een licht

verstandelijke beperking op het gebied van verhuizen, social media en werk. Zoals te lezen is in

bovenstaande casus komen deze drie gebieden vaak samen, en meestal ook gelijktijdig, voor in het

leven van een jongere. Met alle uitdagingen voor hem en zijn omgeving van dien.

3. Van praktijk naar theorie: Dylano is niet alleen

De situatie van Dylano is niet een op zichzelf staande situatie. De Gauss kromme volgend heeft 16%

van de bevolking een IQ van 85 of lager.

Moonen & Verstegen (2006) omschrijven de doelgroep op een aantal gebieden:

• Een cognitief vermogen dat beschreven wordt met een IQ tussen de 50-85

• Een beperkt sociaal aanpassingsvermogen

• Leerproblemen

• Psychiatrische stoornis

• Medisch-organische problemen

• Problemen in gezin en sociale context

Bovenstaande kan tot uiting komen in ernstige gedragsproblemen die leiden tot een

chroniciteit/langdurige behoefte aan ondersteuning.

Het maakt het voor deze doelgroep steeds lastiger om zich staande te houden

in de samenleving. Daarom is er tegenwoordig meer aandacht voor het begrip

‘ondersteuningsbehoeften’ als aanvullend criterium naast het IQ (Moonen & Verstegen, 2006).

De DSM V benadrukt het aanpassingsvermogen van de persoon (American Psychiatric Association,

2013), wat een belangrijke rol speelt bij het in kaart brengen van de beperking. De hoogte van de

ondersteuningsbehoefte hangt daarmee samen met de omgeving waarin iemand verkeert en wat

deze omgeving van de persoon verlangt.

Het belang van de omgeving

Onder de meest waarschijnlijke sociale omstandigheid, die geleid heeft tot beperkingen

in het kader van een lichte verstandelijke beperking, wordt het opgroeien

in ‘multiproblem gezinnen’ gezien. In vele gevallen hebben de ouder(s) zelf ook een

laag intelligentieniveau en missen toereikende opvoedingsvaardigheden. Daarnaast

hebben deze ouders onvoldoende inzicht in de ontwikkeling en de problematiek van

hun kind en de pedagogische aanpak die het nodig heeft (Van Nieuwenhuijzen et al.,

2009). Het gevolg hiervan is vaak het onvermogen adequaat op situaties te reageren,

een overschatting door anderen en vanuit zichzelf, veelal een negatief zelfbeeld en

het hebben van weinig zelfvertrouwen.

Page 45: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

45

4. & 5. Theoretisch perspectief en toepassingsgebied: Zorg(en) in Hoogezand-Sappemeer

Mevrouw Gopal, wethouder WMO en jeugdzorg in Hoogezand-Sappemeer, refereert aan de uitgave

van het CBS waaruit blijkt dat de Groninger gemeenten het hoogste percentage gebruik jeugdhulp

hebben in Nederland. De gemeentes Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Eemsmond zijn

koplopers met 15-16% bij een landelijk gemiddelde van 10% (Centraal bureau voor statistiek, 2016).

De doelgroep mensen met een licht verstandelijke beperking vertegenwoordigt een groot

percentage van deze zorgconsumeerders. Dit is een van de redenen waarom Hoogezand-Sappemeer

veel aandacht schenkt aan deze doelgroep. Samen met het lectoraat Weerbaarheid is de gemeente

onder meer op zoek naar verbeteringen in de organisatie en kwaliteit van de ondersteuning aan deze

mensen. Een grote vraag hierbij is hoe de doelgroep te bereiken zodat alle investeringen die de

gemeente doet ook ten goede komen aan de mensen die de ondersteuning nodig hebben.

Naast de wettelijke regels en kaders is er voor iedere gemeente ruimte om invulling te geven aan de

zorg en ondersteuning aan hun burgers die passend is voor de lokale situatie. De kwaliteitseisen die

door het Rijk worden gesteld kunnen op deze wijze worden aangevuld met lokale kwaliteitseisen

voor een optimale afstemming van vraag en aanbod. Hoogezand-Sappemeer neemt hierin de

tevredenheid van burgers en professionals als uitgangspunt (Verschuren et al., 2014).

De gemeente Hoogezand-Sappemeer wil als vitale regio excelleren in participatie en innovatie door

zelf in gesprek te gaan met de burgers die het aangaat, om zo samen te komen tot processen en

voorzieningen die aansluiten bij de mensen die er gebruik van maken en direct resultaat opleveren

op een zo min mogelijk ingrijpende manier. Hoogezand-Sappemeer gebruikt hiervoor de term

samenvoorzienendheid. Minder regels en meer ruimte om te regelen.

Hoogezand-Sappemeer heeft de ambitie om de eigen kracht van haar inwoners zo veel mogelijk te

versterken en hen een belangrijke rol te geven in de inkoop en uitvoering van de zorg. Vanwege de

ingezette bezuinigingen is door de gemeente ook nagedacht over duurzaam inzetten van de

beschikbare middelen voor de zorg. Hoogezand-Sappemeer heeft hierbij gekozen voor investeren in

preventie en daarnaast het tot een minimum reduceren van de bureaucratie (RIGG, 2016).

Eigen kracht versterken wil Hoogezand-Sappemeer doen middels het opstellen van een

familiegroepsplan. Doordat professionals in gesprek te gaan met familie om de

ondersteuningsvragen te verhelderen en een familiegroepsplan te kunnen opstellen wordt er een

breed draagvlak gecreëerd wat bijdraagt aan een positief opvoedklimaat en grote effectiviteit van de

ondersteuning, met als gevolg minder ernstige opvoed- en opgroeiproblemen.

Door eigen regie te bevorderen bevorder je ook eigen verantwoordelijkheid. Wanneer eigen

draagkracht niet voldoende is, is een achtervang van professionele ondersteuning georganiseerd

(Verschuren et al., 2014).

Naast een sturingsmodel is eigenlijk ook een loslaatmodel nodig; wat gaan we niet

meer doen? Een belangrijke is hier: minder regels, minder controle. Meer geven van

en bouwen aan vertrouwen. En dat vraagt enige zelfsturing: wat gaan we als

gemeente zelf anders doen om met energie en vertrouwen tot een nieuwe balans in

de samenleving te komen? Dat loslaten en aan vertrouwen bouwen is geen knop

die omgaat. Het is een leerproces dat we aangaan met alle samenwerkingspartners

en bewoners van de samenvoorzienende gebieden, in open dialoog (Uitgave gemeente Hoogezand-

Sappemeer, 2013).

Page 46: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

46

Met de stop op de WSW heeft Hoogezand-Sappemeer ervoor gekozen participatiebudget met name

beschikbaar te stellen voor de doelgroep mensen met een beperking die wel beschikken over

arbeidsvermogen maar moeilijk zelfstandig een betaalde baan kunnen vinden of houden. Participatie

op de arbeidsmarkt van mensen met een beperking is een speerpunt van de nieuwe wetgeving. De

rol van de werkgevers is voor een effectieve re-integratie en het realiseren van garantiebanen hierbij

essentieel (Verschuren et al., 2014).

6. Reflectie

Uit interview met mevrouw Gopal komt naar voren dat het dringend nodig is om meer aandacht te

hebben binnen de gemeente(s) voor de specificiteit van de doelgroep mensen met een licht

verstandelijke beperking en wat dit vraagt van een gemeente. Hoe kun je als gemeenteraad rekening

houden met wat zij nodig hebben om zo goed mogelijk te participeren in de samenleving? Daarnaast

zou kritisch gekeken moeten worden naar hoe je het hulpverleningsaanbod van de gemeente zo

inricht dat dit ook aansluit op de zorgvragers, de zorgvraag en de hulpbehoefte. Deze vragen doen

zich voor op velerlei gebied, zoals bijvoorbeeld werk, maar ook social media en verhuizen.

Er wordt veel geld gestoken in het opzetten en vormgeven van het hulpverleningsaanbod van

gemeentes, maar het resultaat laat nog te wensen over.

Mevrouw Gopal geeft aan dat het betrekken van de mensen over wie het gaat, in dit geval de

mensen met een verstandelijke beperking, essentieel is om uiteindelijk aanpassingen te kunnen

maken met een grote kans van slagen.

Binnen het lectoraat wordt momenteel onderzoek gedaan naar wat er nodig is om mensen met een

verstandelijke beperking toe te leiden naar (betaald) werk, en ze te ondersteunen om een baan vast

te houden. Ook op het gebied van social media en verhuizen wordt momenteel onderzocht hoe de

weerbaarheid van mensen met een verstandelijke beperking kan worden bevorderd, zodat zij zich

gesterkt voelen en de uitdagingen die dit met zich meebrengt aan te kunnen.

Door de mensen met een verstandelijke beperking zelf te betrekken bij het onderzoek (middels

interviews, gesprekken, mindmaps etc), is de verwachting dat het onderzoeksresultaat ook

daadwerkelijk toepasbaar en effectief zal zijn.

7. Doorkijk naar de toekomst. Met een LVB wonen in een vitale regio

Hoe kunnen deze speerpunten die de gemeente Hoogezand-Sappemeer hanteert, leiden tot een

effectieve en efficiënte inzet van mens en middelen om ten goede te komen aan de doelgroep waar

het hierboven om draait, de mensen met een licht verstandelijke beperking?

Door in gesprek te gaan met hen die het aangaat komt duidelijker boven tafel waar regels als

beknellend worden ervaren en waar mogelijk regelruimte, of eigen regie, nodig is. Er wordt meer

duidelijk waar de mensen met een licht verstandelijke beperking tegen aan lopen en waar de zorg

efficiënter, en wellicht dus ook in een minder intensieve vorm, kan worden aangeboden en hoe de

toegang hiertoe georganiseerd zou kunnen worden. Door betere aansluiting bij de doelgroep kan ook

een beter resultaat worden verwacht.

Page 47: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

47

De speerpunten en uitgangspunten die de gemeente Hoogezand-Sappemeer voorstaat, zoals

inzetten op preventie en het direct betrekken van de burgers in het meedenken naar een oplossing

van verschillende maatschappelijke problemen bieden een goed fundament.

Voor Dylano had het mogelijk kunnen leiden tot minder verhuisbewegingen, betere afstemming en

meer eigen regie.

De zorg in de vitale visie van Hoogezand-Sappemeer zal investeren in preventie van bijvoorbeeld

uithuisplaatsing of verlies van baan. Inzetten van zorg waar het nodig is, maar niet meer dan nodig is,

op een moment dát het nodig is.

In gesprek gaan met mensen met een licht verstandelijke beperking vraagt wel enige deskundigheid.

Het is belangrijk dat de problematiek erkent wordt en dat vraagt kennis van de mogelijkheden, maar

ook de beperkingen die een licht verstandelijke beperking met zich meebrengt. Overvraging ligt op

de loer. Dit zou kunnen leiden tot inzet van middelen en menskracht die goedbedoeld, niet ten bate

komen van de persoon met een zorgvraag.

Een interessante zoektocht naar de balans van eigen kracht en verantwoordelijkheid ten overstaan

van noodzakelijke professionele ondersteuning!

Page 48: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

48

Bijlage 12: Artikel Home sweet home

Intro

Mensen met een verstandelijke beperking verhuizen in het algemeen vaker dan mensen zonder

beperking. Waar de meeste mensen zonder beperking zelf kunnen kiezen waarom ze gaan, wanneer

ze gaan en waar naar toe, zijn die keuzes voor de mensen met een verstandelijke beperking vaak niet

zo vanzelfsprekend. Gek toch eigenlijk?

Verhuizen een uitdaging?

Binnen een onderzoeksproject van het Lectoraat ‘Weerbaarheid’ van Stenden Hogeschool en Cosis

wordt er onderzoek gedaan naar de factoren die van invloed zijn op het verloop van zo’n

verhuisproces. Want wat voor de één een nieuw begin is waar hij naar uitkijkt, is voor de ander het

eind om tegen op te zien.

Verhuizen is voor iedereen stressvol. Een life event dat over het algemeen gepaard gaat met ‘gedoe’;

Dozen inpakken, oude spullen (herinneringen?) uitzoeken en misschien wel weggooien, plannen en

organiseren. Onzekerheid over wat je achter laat, en wat je ervoor terug krijgt?

Hoe ziet je nieuwe huis eruit, passen al je spullen op de plaats waar je ze hebt bedacht, hoe zullen je

nieuwe buren zijn?

Een uitdaging voor eenieder, maar in het bijzonder voor iemand met een (licht) verstandelijke

beperking. Zeker, als je bedenkt dat de licht verstandelijke beperking (LVB) problemen met zich mee

brengt in de executieve functies, dus (o.a.) het plannen en organiseren.

Ook kun je stellen dat voor veel mensen met een LVB hun weerbaarheid minder hoog is dan voor

mensen zonder beperking. Dat betekent dat een proces zoals verhuizen mogelijk meer stress met

zich meebrengt, dat het soms moeilijker is om aan te geven wat iemand (niet) wil, en om na te

denken over wat op langere termijn de beste keuze zal zijn of om adequate oplossingen te bedenken

voor problemen die zich voordoen.

Voeg daar aan toe dat mensen met een verstandelijke beperking in het algemeen afhankelijk zijn van

anderen, en dat zij vaker dan anderen te maken krijgen met verhuisbewegingen, en dan rijst haast

automatisch de vraag: Hoe verloopt dan zo’n proces?

De begeleider

Annemiek is begeleider van mensen met een licht verstandelijke beperking. Zij spreekt ook namens

andere begeleiders als zij aangeeft dat het ondersteunen van een verhuizing van iemand met een

licht verstandelijke beperking niet altijd even vanzelfsprekend is.

Uit ervaring vertelt zij dat het vaak problemen oplevert. Cliënten blijken vaak meer ondersteuning

nodig te hebben dan ze willen accepteren, op de nieuwe locatie moeten ze vaardigheden die ze eerst

wel beheersten opnieuw aanleren, ze hebben moeite met wennen of zich een plek in de nieuwe

omgeving te creëren, en soms ontstaan gedragsproblemen. Vaak uit een niet-begrepen voelen.

Casus

Ton is een jonge man van 32 en heeft een licht verstandelijke beperking. Hij is op zijn 12e uit huis

gegaan, omdat het echt niet langer wou. Hij kwam terecht in een instelling waar hij behandeling

kreeg voor zijn gedragsproblemen. Niet dat hem wat werd gevraagd, maar zijn ouders vonden dat

nodig.

Page 49: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

49

Eenmaal daar uitbehandeld kon hij niet langer blijven. Zijn plek moest vrij worden gemaakt voor

iemand die op de wachtlijst stond. Terug naar ouders was geen optie, die zagen dat niet zitten na

alles wat er gebeurd was.

Hij ging wonen in een 24 uurs instelling waar hij te allen tijde kon terugvallen op begeleiding. Er was

nergens plek, dus de eerste plek die vrij kwam, was de enige optie die hij had.

Hij kwam in een appartementencomplex waar hij een gedeelde huiskamer had en waar gezamenlijk

werd gegeten en koffie werd gedronken. Dat hij aansloot was vanzelfsprekend: huisregels.

Toen Ton 18 werd besloot hij dat hij op zichzelf wilde gaan wonen. Hij vertrok uit de instelling waar

hij woonde en huurde een woning in de wijk. Op zich in zijn beleving een stap vooruit; eindelijk

zelfstandig.

Na een aantal maanden kreeg hij ruzie in de buurt. De buren vonden dat hij zijn rotzooi niet kon laten

slingeren in de tuin en klaagden over stank uit zijn huis. Ton, op zijn beurt, had ook last van het

constante geschreeuw van de buren en dat hij nooit eens zijn gang kon gaan, omdat er aldoor op

hem gelet werd. Uiteindelijk wordt Ton door de woningbouwvereniging uit huis gezet omdat hij zijn

huur al maanden niet had betaald. De grote vraag was: waar nu heen?

De theorie

Tevredenheid met het leven hangt samen met tevredenheid met je woning en je woonomgeving. Uit

onderzoek blijkt dat een aantal woningkenmerken, zoals het aantal kamers per persoon, en de

sociale cohesie met de buurt, een samenhang hebben met de tevredenheid. Mensen die vinden dat

er op een prettige manier met elkaar wordt om gegaan in de buurt waarin ze wonen zijn over het

algemeen meer tevreden met hun leven, terwijl mensen die overlast ervaren in de buurt ook vaker

ontevreden zijn met hun leven (CBS, 2018).

Om je te kunnen ontwikkelen en optimaal te kunnen functioneren is een basisbehoefte een gevoel

van veiligheid te hebben. Dat je woning daarin een belangrijke rol speelt, mag voor zich spreken.

Een verhuizing vindt over het algemeen dan ook niet zomaar plaats. Iemand gaat pas uit eigen wil

verhuizen als een andere plek iets oplevert ten opzichte van de huidige plek. Dat kan zijn dat je

ontevreden bent over waar je nu woont, bijvoorbeeld door een ruzie met de buren, of omdat je huis

te klein wordt door gezinsuitbreiding, maar het kan ook zijn dat je eigenlijk wel tevreden bent over

de plek waar je zit, maar dat een andere plek je nóg meer biedt, zoals dichterbij familie, een grotere

tuin, of meer zelfstandigheid.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het zeer belangrijk is dat je zelf regie hebt in het hele proces

van verhuizen. Dat je zelf kunt kiezen waar je gaat wonen, zelf kunt kiezen met wie, zelf kunt kiezen

welke meubels, gordijnen etc.

Hoe meer je daar zelf invloed op kunt uitoefenen, hoe tevredener je bent over de verhuizing en het

verloop ervan.

Maar hoe zit dat dan, als je in zorg bent bij een instelling, of als je nog geen 18 bent?

En als je weet dat mensen met een verstandelijke beperking vaak meer moeite hebben om om te

gaan met verandering, en langer nodig hebben om te wennen aan een nieuwe plek, is het ook

belangrijk dat je daar als begeleider rekening mee houdt.

Page 50: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

50

Bronfenbrenner is voorstander van een geleidelijke overgang van oud naar nieuw. Waar het kan

houdt je de dingen bij het oude (zelfde indeling, zelfde structuur, bekende mensen om je heen,

zelfde huisarts), en geleidelijk ga je over naar de nieuwe situatie.

Terug naar Ton

Een woonplek moet je veilige haven zijn. Een plek om je thuis te voelen en waar je tot jezelf kunt

komen. Maar Ton heeft al ontzettend veel verhuizingen meegemaakt, en ook al vanaf jonge leeftijd.

Je hechten aan een plek wordt moeilijker naarmate je vaker verhuist. En in geval van Ton heeft hij

ook een aantal malen geen keuze gehad om te verhuizen. De regie, die zo belangrijk is, is hem

meerdere malen uit handen genomen.

Ouders konden zijn gedrag niet aan; Ton moest verhuizen. De behandeling was afgerond; Ton moest

verhuizen. Beide keren heeft Ton niet kunnen kiezen óf hij überhaupt wilde verhuizen, en ook niet

waar hij terecht kwam. Toen hij wel zelf kon kiezen, omdat hij voor de wet dat mocht, vertrok hij uit

de 24uurs setting en ging wonen in de wijk. Door overlast die hij veroorzaakte is hij uit zijn huis gezet.

Hoe groot is de kans dat hij zich veilig voelt en zich optimaal kan ontwikkelen?

Ton is niet alleen

Het verhaal van Ton staat niet op zichzelf. Er zijn vele mensen met een licht verstandelijke beperking

met vergelijkbare ervaringen.

Er zijn er ook genoeg met andere ervaringen. Er zijn zo veel verschillende verhuisbewegingen, in

hoeverre kun je deze op een zelfde manier begeleiden?

Neem bijvoorbeeld Kees, die in de wijk woont en wel zelf kiest om te gaan wonen op een andere

plek; Hoe zorg je als begeleider dat je hem voldoende kunt ondersteunen, maar ook Kees zijn eigen

regie laat behouden?

Of Elise. Ze woont bij haar ouders, ze is 33 en gaat voor het eerst op zichzelf wonen. Ouders vinden

dat ze toe is aan meer zelfstandigheid, maar Elise zou liever blijven.

Elske (23) wil juist graag een huisje voor zichzelf, waar haar ouders niet de hele tijd meekijken.

Ouders hebben moeite Elske los te laten.

Patrick woont 24uurs, maar is op weg om te leren om met ambulante begeleiding in de wijk te gaan

wonen.

Een locatie is aan vernieuwing toe, bijvoorbeeld omdat het gebouw niet meer voldoet aan de

normen voor veiligheid. Begeleiders en medebewoners gaan mee naar de nieuwe locatie. Bewoners

hebben de keuze om mee te gaan of iets anders te zoeken. Welke factoren zijn van belang om als

begeleider rekening mee te houden?

Wat is er nodig?

Verschillende zorginstellingen hebben verschillende protocollen voor verhuizen. Soms zijn het

sturende protocollen, soms zijn het richtlijnen. Meestal is het aan de instelling of zelfs aan de

individuele begeleider, hoe er mee om gegaan wordt in de praktijk.

Echt onderzoek naar het verloop van zo’n verhuizing, de behoefte van de verhuizende cliënt en hoe

je daar als begeleider het beste mee om kunt gaan, is er nooit geweest.

Page 51: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

51

De komende periode worden mensen met een verstandelijke beperking binnen dit

onderzoeksproject gevolgd bij hun verhuisbeweging, met als doel de factoren die voor hén van

belang zijn boven tafel te krijgen.

Page 52: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

52

Bijlage 13: Artikel: Licht verstandelijk beperkt en het aangaan van relaties.

Carolien, 21 jaar, licht verstandelijk beperkt en woonachtig in een instelling voor mensen met een

verstandelijke beperking heeft grote toekomstplannen. Sinds 2 maanden heeft ze een vriend

ontmoet waarbij ze zeker weet dat dit de ware is. Met deze jongen wil ze oud worden en zo snel

mogelijk een gezin stichten. De zorginstelling heeft de jongen een aantal keren bij haar gezien. Hij

woont zelf met zijn vader alleen op ongeveer 30 kilometer van de instelling. En het duurt dan ook

niet lang of Carolien trekt bij hem in. De zorginstelling onwetend laten wat daar bij de jongen thuis

allemaal plaatsvindt. In het begin komt Carolien keurig op de vaste contactmomenten terug naar de

zorginstelling maar op een gegeven moment worden deze fysieke contacten steeds minder en is de

whats- up nog het enige medium wat de zorginstelling verbindt met Carolien.

De zorgen nemen toe. Zowel bij de mensen van de zorginstelling als bij de ouders van Carolien. Hun

contacten met hun dochter zijn nog sporadischer dan die van de mensen van de zorginstelling. Wat

als Carolien echt zwanger wordt. Is Carolien in staat om haar kind op te voeden. En krijgt ze hier

voldoende steun in van haar vriend. Kortom: Overziet Carolien de gevolgen van haar gedrag? En wat

betekent dit voor de toekomst van het kind van hun beide? En in hoeverre komt de relatie onder

druk te staan als het opvoeden van een kind toch niet zo makkelijk blijkt te zijn?

Casuistiek zoals hierboven wordt geschetst komt veel voor binnen de zorg. Het is uiteraard niet van

de laatste tijd maar het lijkt wel of deze problematiek wel aan het toenemen is. Met alle gevolgen

van dien.

Carolien heeft een licht verstandelijke beperking. Kenmerkend bij mensen met een licht

verstandelijke beperking is dat ze sociaal kwetsbaar zijn, weinig weerbaar zijn en zichzelf enorm

kunnen overschatten. Drie begrippen die enige toelichting vereisen.

Sociaal kwetsbaar betekent dat mensen met een licht verstandelijke beperking vaak een sociaal

zwakke sociale verantwoordelijkheid bezitten. Daarnaast grote gebondenheid en/of loyaliteit tonen

aan voor hun belangrijke personen en de wens hebben om sociaal geaccepteerd en competent te

zijn. Weinig weerbaar zijn houdt in dat men niet of beperkt het vermogen bezit om op te komen voor

zichzelf en het kunnen stellen van grenzen als een ander deze overschrijdt. En de overschatting

betekent men een gebrekkige zelfsturing heeft en een gebrek aan reflectievermogen

Het gevolg van bovenstaande tekorten is dat het gebrek aan deze vaardigheden veelvuldig leiden tot

het moeilijk kunnen omgaan met stress en problematische situaties.

OM deze problematiek in te perken is het mijn wens dat zorginstellingen nog veel meer preventief

samen met de zedenpolitie in gaan zetten op het vroegtijdig voorlichting geven aan deze kwetsbare

doelgroep. Vaak bestaat de inzet nu uit het inschakelen van de zedenpolitie, wanneer vermeend

seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Echter preventieve scholing en voorlichting, ook aan

mensen binnen de zorginstellingen zelf, van bekwame mensen binnen de zedenpolitie die bekend

zijn met deze doelgroep, zou mogelijk heel wat toekomstig leed kunnen voorkomen.

Inmiddels blijkt de relatie tussen Carolien en haar vriend op de klippen gelopen te zijn. En ze niet

zwanger is. Maar binnen een week meldt ze dat ze een nieuwe vriend heeft. En dat dit echt de ware

is. We houden ons hart vast.

Piet Geert Nicolay, gedragswetenschapper Cosis

Page 53: Evaluatie Lectoraat Weerbaarheid Onderzoekseenheid SWAT · het kort van de verschillende onderzoeksprojecten (social media, wonen en werk) een procesbeschrijving gegeven worden. 4.1

53

Bijlage 14: Eindscriptie: Aandacht voor weerbaarheid

BIJ DE ZOEKTOCHT NAAR WERK, BIJ MENSEN MET EEN LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING