Enkele kenmerken en verklaringen van Twentse familienamen · een variant: Kiphardt. De...
Transcript of Enkele kenmerken en verklaringen van Twentse familienamen · een variant: Kiphardt. De...
B. J. HEKKET
Enkele kenmerken en verklaringen van Twentse familienamen
De meest kenmerkende namentypen in Twente zijn die met de uitgang ink (ing) en de geografische namen met het voorzetsel te, ter en ten. Onder de ing-namen zijn er enkele die duidelijk aantonen van persoonsnamen afgeleid te zijn, zoals Jannink, Johannink en Wilmink, maar wat te denken van Geesink, Bispink, Jeunink, en vele andere? Het antwoord is dat deze als eerste element een afleiding van een germaanse naam hebben, die als zelfstandige namen grotendeels verdwenen zijn, maar in Twentse (en Westfaalse) achternamen nog voortleven. Het is dus zaak eerst iets over het Germaans en de germaanse naamgeving te zeggen.
Onder Germaans verstaan we de dialekten die in Noord-· en Westeuropa zo'n 2000 à 3000 jaar geleden gesproken werden, en die zich tot het moderne Nederlands, Duits, Engels, Fries en de skandinavische talen verhouden als het Latijn tot het moderne Italiaans, Spaans, Portugees en Frans. Maar terwijl we van het Latijn zeer goed op de hoogte zijn, weten we van het Germaans bijna niets, omdat er vrijwel geen geschriften door hen zijn nagelaten. Wel zijn talloze namen overgeleverd, verzameld in het Altdeutsches Namenbuch door Ernst Förstemann (verder te citeren als Först.), en die bewijzen dat de Germanen alleen voornamen kenden. Ze bestonden uit twee delen, waarvan elk oorspronkelijk een duidelijke betekenis had. Enkele namen zijn tot op heden in de oorspronkelijke vorm bewaard gebleven, zoals Hildebrand. De naam gaat terug op de germaanse stamwoorden HILDI "strijd" en BRANDA "zwaard", en betekende dus "strij dzwaard". De man die zo'n naam droeg was zo sterk en slagvaardig als een zwaard, of z'n ouders gaven hem die naam in de hoop dat hij deze eigenschappen zou verwerven. Evenals tegenwoordi,{! werden de namen in het dagelijks verkeer verkort, en kon Hildebnv1d naar verkiezing Hilde of Brand genoemd worden. Beide namen bt>:>taan nog, de eerste als Hildo voor mannen, als Hilde voor vrouwen, terwijl Brand ( t) als voornaam zelden, maar als achternaam veelvuldig voorkomt. Een ander bekend namentype is dat op -hard, afgeleid van HARDU "sterk". De Germaan zag zijn kinderen graag zo ste~k als bepaalde dieren uit zijn omgeving, zoals de beer, de ever, de wolf, en gaf ze namen, waarvan Bernhard, Ever hard en Wolf hard zijn afgeleid, of zo sterk als een speer, vandaar Gerhard, van GAIRU "speer". Een variant van GAIRU was GAISU "werpspeer" en daarvan stamt de naam Geesink. Over het algemeen getuigen de namen van bewondering voor strijd en wapenen, maar de Germanen, die beschaafder waren dan men vaak aanneemt, waardeerden ook andere eigenschappen. Hij, die mild was, gul in het geven, ontving een naam, waar het huidige Gebhard nn stamt, van
92
Twentse Taalbank
GIB "gave , m Duitsland een gewone voornaam. In Twente kennen we een variant: Kiphardt. De oorspronkelijke g en b zijn verscherpt tot k en p, en de i van GIB is bewaard gebleven. De naam is afgesleten tot Kipper, en met de s van de tweede naamval ontstaat Kippers. Ook deze naam werd verkort, tot Kip, nu een bekende familienaam, maar dat die eenmaal een voornaam was, blijkt uit het Burgerboek van Ootmarsum, p. 48, waar we anno 1539 lezen: "Yn den solven jaer ys in unse borgherscop gheghan K yp Herman van Wllse (Ulsen) ". 1) Bekijken we nu de oudste twentse namen, zoals die voorkomen in de goederenlijst van het Stift Werden van omstreeks 900 2), dan blijken de namen van de erven of hun bewoners nog vrijwel volledig van het germaanse tweedelige type te zijn. Van die 40 erfnamen zijn er vier tot op de huidige dag bewaard gebleven : uuilger 1475 : Wiggering 3) Hari Haer Crucilo Crucelo Fletharrothe (Schulte tot)
Vlederen
Nu: De Wigger, Lonneker Het Haarman, De Lutte Kruisselt, De Lutte Scholte Fleer, De Lutte
In zmilger herkennen we de elementen VILJA "wil" (waarvan ook Willem stamt) en GAIRU "speer'', zodat de naam ongeveer betekent "hij die de speer wil voeren". Wigger is hiervan een verbastering, maar kan ook teruggaan op VIGA "strijden" en HARDU "sterk'', dus "de krachtige strijder'', waarvan ook namen als Wiegert, Wiegerink afgeleid zijn. Hari gaat terug op HARJA "leger, volk" (vergelijk het duitse Heer), terwijl Crucilo en Fletharrothe geografische namen zijn, verwant aan Kruis en Lo (= bos), en Vlier en Rode, d.i. gerooid bos. In Hilten woonde Hathmnar, een naam uit de elementen HA THU "strijd" en MARU "vermaard", dus "hij, die vermaard, beroemd was in de strijd". In 147 5 zijn er in Twente verscheidene erven, die deze naam in verbasterde vorm dragen, en waarvan familienamen stammen :
Hademering
Hademering
Hademering
1601 : Haimer 1644 : Hammeringh 1495: Hamering
Nu : Hamer, Geesteren ( 0) SR 12
Heimerink, Bekkum De Haimer Twekkelo
SR 47
SR 89, 112 Er bevindt zich onder deze erfnamen uit 1900 nog geen enkele ingnaam, maar dat wil niet zeggen dat ze toen nog niet bestonden. Integendeel, de namen van de marken uit dezelfde lijst vermelden: Baningi (Beuningen), Loningheri (Lonneker), Hasongen (Hezingen), Daginghem (Denekamp) en Brakkinghem (Breklenkamp). De uitgang ing is niet specifiek Twents, maar komt in het gehele germaanse taalgebied mor, vooral in het saksische en angelsaksische deel. De betekenis was oorspronkelijk: "zoon van", zoals nog blijkt uit de Angelsaksische Kroniek van 8 5 5 4), waarin het volgende geslachtsregister voorkomt : "Aethelwulf waes Ecgbrehting (= zoon van E.) ; Ecgbryght waes Ealhmunding; Eelhmund waes Eafing; Eafa waes Eopping; enz.", terwijl in een vertaling van het Nieuwe Testament, Lucas 3, 24 gesproken wordt
93
Twentse Taalbank
van: "Leving (= zoon van Levi) en Nathaning (= zoon van Nathan) ". Geleidelijk wordt de betekenis van ing vager en moeten we eerder denken aan: "afstammeling van" , of "behorende tot de familie of het gevolg van" , gehecht aan de naam van een aanzienlijk man. Zo ontstonden namen van koningshuizen als de Carolingi, later de Karolingers, van Karel de Grote. Ons Beuningen was dus oorspronkelijk Baningi (1 475 Boninge). De i aan het eind duidde de tweede naamval aan, en de naam betekende: " (de nederzetting) van de lieden uit het gevolg van Bano of Bono" , een naam, die als Baan of Boon(e) nog voorkomt. Loningheri kan afstammen van het germaanse LUN, waarvan de betekenis niet vaststaat, maar dat iets met de maan te maken kan hebben (vgl. Lat. luna). In 1457 vinden we in Bekkum Loening 5) , 1475: Loning (SR 48) , nu : Lonink. Daginghem en Brakkinghem hebben als tweede element hem, dat in zovele plaatsnamen voorkomt (Arnhem, Bentheim) en nog bestaat als heem, heim, home. Het betekent "woonplaats" ; Daginghem was dus de "woonplaats van de volgelingen van Dag, van de stam DAGA " dag" . In 1475 heette het dorp echter D eghenincham, en dat wijst op de naam Degen, van THEGAN "krijgsman" . Brakkinghem is van Brakka, de wel zeer verbasterde afleiding van de stam BERHT A "schitterend" , waar het woord berk en het Engelse bright van stammen. In de vorm brecht, bert komt het in talloze namen voor: Albrecht, Albert, Bertha, terwijl van de vorm Brak namen als Prak en Prakke(n) stammen. In Engeland vinden we plaatsen van dezelfde namen afgeleid: Brackley (1230 Brackeley) in Northamptonshire; ley = lo, dus: het bos van Bracca; en in Buckinghamshire: Dagnall (1196: Dagenhall ) , d.i. de Hall, het huis van Daegga 6). Ha.rongen vertoont een variant van ing, die men ook vindt in Amerongen. De oorspronkelijke persoonsnaam kan Hasa geweest zijn, van HASV A "grauw (of blond) '', en die nog bestaat als de achternaam Haas ( e). In Engeland, in Norfolk, ligt Hassingham (1086 : Hasingham) , dus "het heem van de volgelingen van Hasu" 7). In de Middeleeuwen zijn de ing namen volledig ingeburgerd, vooral als boerderij namen. De betekenis van de uitgang is ongeveer geworden: "behorend aan'', maar ook " afkomstig van" . Zo vinden we in 1275 in Zuidholland "Johannes dictus W estfalinc", en in 1284 heet een man in Dordrecht kortweg: ,, W estfalinc" B). Overigens zijn de ing namen echter in feite geografische namen geworden. Iemand die Wilmink heet, kan een voorvader Willem gehad hebben, maar waarschijnlijker is dat z'n voorouders in een of andere hoedanigheid op het erve Wilmink gewoond hebben, dat zelf zijn naam weer dankt aan de eerste eigenaar Wilhelm, uit een zeer grijs verleden. Een voorbeeld uit BO 27: "Gheriit V eldinc van Roetmen ( = Reutum) " , maar op p. 28: " Coep de Scroder van Veldinc". Gaat men de ing namen uit BO na, dan blijken ze vrijwel alle als erfnamen rond Ootmarsum voor te komen en zijn het gewone achternamen geworden. BO 26: ,Gheriit johanszone V rilinc' ; 32: ,Dideric Gerdes soene W eversinch' .
94
Twentse Taalbank
Ook werd de uitgang gehecht aan veldnamen: BO 29: "Fenne Nyenberginc; SR 3: Heyvelding (Noord-Deurningen); 1381 Overesschinc SB 223; 1475: Averesking SR 27, nu: Averes (Dulder) ( = over de es); 1343: Strodink1 nu: Stroink (Enschede), van strooi ( = moerassig land B); 1461: f ijenck SB 245, 1475: Tygink SR 108, nu: Tijman te Wilsum, van Tij, Tie = de gerechtsplaats in het dorp, waarvan namen als Tijink, Tijert, ten Thye, Tijhuis stammen.
Verder werd de uitgang gehecht aan namen die funkties en titels aanduiden, zoals burggraaf, ridder, bisschop en heerschap : 1475: Borchgreving Tilligte nu : Borggreve SR 19 1312: Ridderinck Hilten SB 244
des Riddershuis Vooral die van bisschop en heerschap vallen hierbij op. 1 1461 Hof te Bijscopinck Wilsum
1475 De Hoff to Bisping nu: Schulte-Bisping 2 1460 Bisscopinghoff Oldenzaal 3 1473 Biscopinck erf Hengelo (G.)
(Bispink) 4 1298 Buscopinc nu : erf Bisperink Diepenheim
1578 Byspinck 1601 Bispinck
Hetzelfde type komt in Engeland voor : (voor de lOe eeuw): Biscopingdene ( dene dal) en:
SB 245 SR 108 SB 222 SB 265
10)
1086 Biscopescote Bedfordshire Nu : Biscott 6) 1086 Biscopham Lancashire Bispham 6) Al deze namen kunnen duiden op bezittingen van een bisschop, maar in het Oud-engels was Biscop ook een voornaam. Daar in Nederland en Duitsland Bisschop en Bischoff als achternamen voorkomen, is het niet onmogelijk dat ze ook eenmaal als voornaam in gebruik zijn geweest. Voor de beide Engelse namen is dit de verklaring; voor de Twentse erven is het meer bevredigend aan een eigennaam te denken dan aan het ambt van bisschop met uitzondering wellicht van de Bisschopshoven te Oldenzaal en Wilsum.
Van Heerschap vinden we de volgende afleidingen : 1 1381 Heerscophinc erf Daarle SB 219
(Heer.rpinc) 2 1475 Heerschaping nu: Heesink Nutter SR 17
1495 Herscoping Heesman 3 1475 Herschoping kate Breklenkamp SR 22 4 1386 Her se hen huis erf nu : De Heersche Losser SB 224
1475 Herschoping SR 97 1499 Herscopping SR 97
5 1329 Herscopinch huis Kl. Ringe SB 212 1644 Herspingh nu: Hees pink, Hers pink
6 1460 Heerscheping erf Goor SB 215 7 1380 Heerschynck erf Wilsum SB 245
95
Twentse Taalbank
Hiervan dus de familienamen Heesink, Heersche, Herspink, Heespink. Later werd de uitgang -ing vaak verwisseld met -man, zonder veel systeem, wat wel bewijst dat men beide beschouwde als plaatsaanduidende elementen. Een goed voorbeeld is : 1475: ther Bruggen; 1499: Brugge; 1599: Brugginck; 1601: Brttggeman; 1604: Brugginck; 1733, 1790, en nu: Brugger! (NGN VI, 161). Zoals in het werkwoord ho1tden de d in de spreektaal vaak wegvalt, zo is dat ook gebeurd met de d voor de uitgang ing : 1475 Oding Lemselo, Zenderen nu: Oonk
Oding Herike Etmk Uding Woolde, Hengevelde Uzmk Odeling ( 0 / yn g 14 9 9) Oele Stroding Enschede
Smeding Smeding Roderding Swedering
uitspraak Volthe, Bentelo, Driene Enter Enter Losser, Brammelo
Olink Stroink Strezmk Smeenk Smeink l?.oerink Sweerink Zweerink
SR 31, 91 SR 58 SR 45, 50
SR 47
8) SR 38, 49, 91 SR 68 SR 68 SR 97, 102
Van enkele is de oorsponkelijke persoonsnaam herkenbaar, zoals Udo en Zwier, die nog bestaan. Smeding is van Srnid, dat in het Germaans een voornaam was, stam SMITHU. De familienamen Smit(s), Schmidt, Smeets gaan meestal op die voornaam terug. Hier yoJgen nu nog enkele merkwaardige namen op ing. Zeevalk ( ink). Deze naam heeft noch met de zee noch met een valk iets
te maken. In 1381 was er een erve Segevalkinck bij Zelhem (SB 281), en hierin schuilt de naam Segevalk, waarvan het germaanse origineel was Siguwalh (Först 1331), uit de elementen SIGU "zege" en VALHA "vreemdeling'', een voor ons onbegrijpelijke combinatie. Van dit SIGU zijn diverse Twentse namen afgeleid, zoals Zegger! (Sigihard), Zeggelt (Sigibald), Zeggelink.
D1tbbelink (nu vaak Dubbelman) 1401: Dubbeldinck Noord-Deurningen SB 207, van germ. THIUDA "volk" en BALDA "moedig" (Ned. boud, Eng. bold). De betekenis was dus ongeveer "volksheld". Van THIUDA zijn talloze namen afgeleid: uit Theudomar: Dit-1nar, Timmer; van Theuthard: Dieter, Deters; van Teudeling (9e eeuw, Först 958): Teutelink.
Hobbelink (1188: Hubolinc: Delden SB 204) uit HUN! "Hun (de volksstam) of jonge beer" of van HUGU "verstand", en BALDA Hiervan ook: Humbold, Hobbel(t), Hobbelen.
Cuckink. 1380: Cuckuc (SB 231), erf bij Ootmarsum, 1554: Kuckes Hoes, nu: Kuks. In BO herhaaldelijk vermeld: 29: Ghese Kuckukes; 36: Locke Evert Kuckes wyff (1440): 44: Lynryc Kukesz (1511). Bij Lochem lag in 1336: Kukesgore, erf SB 267. De naam gaat terug op GUG "reus", waarvan andere afleidingen zijn: 1475 Kokeling (Nutter), nu: Kokkelman SR 16, en namen als Kok(s) , Kuiken, Guikink en Koek(oek) !
96
Twentse Taalbank
1 Rikkenspool 2 Rikman 3 Riekeman 4 Rikker! 5 Ribbelt
147 5 Rickmenspol Ryckmanning Rikering Rickerding
1316 Rybboldinch
Fleringen Noord-Deurningen Beuningen Berghuizen Enschede NGN VI
SR 2 SR 3
SR 41 SR 43
147
Het eerste element van deze namen is RICJA "machtig vorst", met als tweede deel resp. -man (1,2), -hard (3,4) en -bald (5). Het komt als tweede element voor in de naam Henrik (van HAIMI "heem"), dus de heerser van het heem, en Frederik "hij die krachtig de vrede bevorderde". Naast Rikker! staat Richard, vaak ten onrechte voor een Franse naam gehouden.
Merkwaardig is de overeenkomst tussen Rikmanspoel en het Engelse Rickmansworth in Hertfordshire. 1198 Rickmaresworth (worth = boerderij) 1364 Rycmerspole SB 231. In beide gevallen is de r van -mar in de n van -man overgegaan.
Wibbelink 1475 Wibboldinck (Vasse), 1644: Wigbelink 1 later Wigbeld SR 14, uit VIGA en BALDA, dus "de moedige strijder". Van dit VIGA stammen ook af Wieger, Wiecherink, het Friese Wiegersma, Wiegman, Wiegink (1475: Wichmanning1 N.-Deurn. SR 2), Wegink.
Köster Gammelke 1385 Costering SB 223 Kostering Wilsum 1475 SR 108
Deze naam zal met koster als beroep wel niets te maken hebben, maar kan ontstaan zijn uit kot.reter, dat is iemand die op een kotte of kate "zit", d. i. woont. De Nederlandse vorm was kaatzitter; de betekenis is gelijk aan ten Kate. De uitgang -ster is dezelfde als de Friese -stra, die aan plaatsnamen gehecht wordt. Stienstra is iemand afkomstig uit Stiens 11). Er heeft echter ook een voornaam Gotser bestaan, afgeleid van GAUTA, naar het volk der Goten.
Zoals in het begin al vermeld is, zijn een aantal ing namen van bijbelse oorsprong. De naam Jozef vinden we in
't Joost Tubbergen, Geesteren 1475 : Thyozing SR 7 Thiozing 13
't Josink Usselo, Zenderen Thiozing 88 Thyosing 93
't Jasink Buurse Tiozing 98
De t van de middeleeuwse naam is het lidwoord dat aan de volgende naam is gehecht. Jasink is een voorbeeld van de spelling met a voor o, die we vaker in het Twents aantreffen: aver1 voor over- in: Averes, Averdijk, Avercamp. Abraham en Adam treffen we in : Braam, Groot Agelo Damink Wilsum
1475 : Abrahaming 1385: Daming
Adamyng
SR 6 SB 244
97
Twentse Taalbank
Stephan, Petrus en J ordanus in : Stevelink Klein Agelo 1475: Stevening SR 5 Steve/man Stevel man Peterman Jeunink
Beuningen De Lutte De Lutte
Stevening SR 41 Petryng SR 32 /ordening SR 34
1382: Iordaninc SB 225 Juist in het gebied om Ulzen treffen we in de Middeleeuwen nogal wat Bijbelse namen; behalve het vermelde Damink, ook Simon en Nicolaas:
1399 Symoninch Ulzen SB 242 1400 Symening Hilten SB 244 1420 Clawesing Getelo SB 243
Een ongewone naam tenslotte is Maurits, in Heeten bij Raalte : 1396 Maurissinck , ook Merissinck SB 237
Tot slot twee bekende Twentse namen: Boswinkel en Wevers. In het Gedenkboek van Hengelo 12) meent de schrijver D. Huinink, dat we hier een uitgang -inkel hebben, die kleinzoon betekent, net als het Duitse Enkel. De naam zou dus betekenen: "de kleinzoon van Bos". Bos is een oude voornaam van germ. BOSI "boos, vijandelijk". Gaan we de oude vormen na, dan is er een andere mogelijkheid. 1381 Bosewinkele erf Goor SB 204 145 7 Boesewijkele SB 215
Boesewinkel 1475 Bozewinckel 1495 Boeswinckel
SR 66
De vorm met -wijkele wijst op een Germaanse naam afgeleid van VIGA "strijden" :
Wigilo Wikelo Wikelin
Het inlassen van een n komt meer voor: Först. Hludovincus naast Hludovicus (Lodewijk)
Först 1578 Be eeuw Först idem Först lOe eeuw 15 77 vermeldt:
en de beide volgende erfnamen geven een illustratie uit een latere tijd: 1398 dat Vincker erf Enschede SB 213
Vykering nu de Vieker 1545 Wicker 1381 Wijchkel erf te Gerner
op ten Winkel (Dalf sen)
NGN VI, 152 SB 203
De germ. naam Buozwini, Först. 332, kan tot de verwisseling bijgedragen hebben. De naam, waarvan Boswinkel afgeleid is, kan dus betekend hebben: "de boze ( = vijandelijke) strijder". Over het algemeen behoren de winkel namen tot de geografische: het woord betekent "hoek", maar voor sommige zal men eerder bij de persoonsnamen moeten zoeken. Een ander voorbeeld is Gooswinkel van Goswin, en hiermee vergeleken de erfnamen : 1381 Goessenynch erf Albergen
Gosemink 1312 Goeswinninck
98
erf Tubbergen
SB 223
SB 235
Twentse Taalbank
Wevers suggereert het beroep dat in Twente zo vaak uitgeoefend werd. Het was echter eenmaal ook een voornaam, zoals blijkt uit BO 43: "1508. Item ock soe syn in onsse boirgersscop gegaen Wever ende Gosen gebroederen Wilmessen" , en uit BO 32 : "Dideric Gerdes soene Weversinch". Verder de erfnamen : 1475 Wevering Losser SR 97 1392 W everinch Bocholt 1:3) In Engeland ligt de plaats Weaverthorpe (Yorkshire), (1150: Wiverestorp J en Ekwall vermeldt, dat Wiver een persoonsnaam was, verwant met het Oudnoorse Vidhfari, Oudengels Widfare, Wifare, dat reiziger betekende, of met W i gf erth "hij die ten strijde trekt" of "strijder". Het is mogelijk dat zo'n naam ook in het Oudsaksisch bestaan heeft. Van dezelfde stam VIGA zijn de volgende erf- en familienamen : Wieffer Deurningen 1381: Wiferdinch SB 223
Wiefker
Wieferman Wyvekate
Lonneker
Beuningen Delden
1475: Wiffording SR 30 1385: Wyveking SB 214 1475: Wiveking SR 79 1475: Wifferding SR 41 1385: Wivorkote SB 206 1475: Wiverkote SR 57
Vergelijk met deze laatste in Engeland : Wilcote Oxfordshire 1200: Wivelicote Ekwall
De geografische familienamen duiden aan waar de drager oorspronkelijk vandaan kwam. We hebben al gezien dat de ing in namen in feite erven aanduiden en dus geografische namen geworden zijn. Duidelijk blijkt dit uit de naam ten Hammink. Het eenvoudigste is als men de naam zonder enig voorvoegsel draagt : Enschede (uitgever in Haarlem), Goor, naast van Goor. In het Nederlands vindt men het voorzetsel van voor de plaats- of veldnaam, dikwijls gevolgd door het lidwoord: van Delden, van den Berg, van der Horst, van 't Spijker. In het Twents vinden we in plaats daarvan de voorzetsels te (Kief te), ten (Berge), ter (Horst). In de Middeleeuwen was de spelling vaak the, then (Berge), ther (Maet), waar door ze hun verwantschap tonen van tho, thon en thor. De volgende voorbeelden ontlenen we aan NGN VI : Dyrcinck tho Enschede dat huijs to der Lunenborgh domus tho der Wedemshove dat hus tor Wedemhove de Bol ten thor Hof stede donum dct. thon Damme thon Varwerke Een enkele keer vinden we ten Seende erf Tun sende
tun voor ten: Elsen
1489 1350 1280
1338 1302 1338
1381
(143) (145) (150)
(144) (153) (149)
SB 239
In een paar huidige namen is dit oude voorzetsel bewaard gebleven: Thorbecke ( = ter Beeke), Thomberg, T(h)ombrink, Thombroek. Wan-
99
Twentse Taalbank
neer men de klemtoon op de eerste lettergreep legt wordt de oorspronkelijke betekenis geheel duister. Een voorbeeld met to is: to Bokholt. Soms vinden we dezelfde plaats ietwat verschillend aangeduid: te Lintelo en van Lintel. In de eerste zien we het Twentse voorzetsel gevolgd door de officiële naam, in de tweede het Nederlandse voorzetsel gevolgd door de naam in de plaatselijke uitspraak. Dit geldt ook voor: van Hengel. Vgl. 1475: Albert ten Hengelo. SR 59. Deze voorzetsels vinden we voor talloze woorden die typisch kenmerken van het landschap aangeven : ten Heuvel, ten Brink, ter Horst, ter Beeke, enz., waarvan de betekenis duidelijk is. !yfaar heel vaak volgen er woorden, waarvan de betekenis ondoorzichtig is, deels omdat het woord in de algemene taal niet meer voorkomt, deels door verbastering. Een voorbeeld van het eerste is: ter Schegget. 1494 ten Schegde Almen 1494 Schegdet Verwolde Het eerste element scheg is een bosje, is overgebleven. 14).
nu: Scheggert SB 255 nu: Scheggetman SB 270
dat na rooiing van een groter woud
Een voorbeeld van het tweede is: ter Keur st. Dit was de naam van een erf bij Ypelo dat in 1381 heette: Co( e )horst SB 240. Vreemd lijkt ook Slettenhaar, Slettenaar ; dit is een haar (d.i. een hoogte) met sletten (tw. Slêet) = elzenhout begroeid. 14). In NGN VII heeft H. J. Moerman in een artikel Oostnederlandse Plaatsnamen talrijke toponymische elementen verklaard. Soms is de n van ten aan de volgende naam gehecht zoals te Napel en van Nahuis. Van de eerste is de ontwikkeling te volgen in de Protocollen van het Schoutambt Vollenhove. 15). 1621 Egbert Hendricx ten Apel 1681 Egbert Tymen ten Naepel 1683 Egbert Tymen ter Napel Nahuis kan afgeleid zijn van het Duitse Ahaus, of van het erve Ahuis (Noord-Deurningen): 1381 Ahuijs, Nahues SB 207
Een germaans woord TUN "omheining" bestaat in het Nederlands als tuin, in het Duits als zaun, in het Engels als town. In Engeland komt dit woord in de vorm ton in talloze plaatsnamen voor: Bolton, Darlington. Oorspronkelijk betekende het: een omheind stuk grond, later: boerderij. Het eerste element duidt vaak het dier aan, waarvoor de omheining diende: Cal verton, Cowton, Lambton, Shepton · (schaap), Swinton (zwijn) In Twente vinden we één naam die aan dit patroon beantwoordt: Sogtoen. 1475: Suchtuen SR 30. Such is middeleeuws Twents voor zeug; de naam Sogtoen komt dus vrijwel overeen met het Engelse Swinton 16). Twee andere toen namen zijn Toenman, Toenink Groot Agelo 1277: Ostertun
1475: Oestertuen SB 232
SR 6 Nostertoen Geesteren (0.) 1750 17)
Een ander bekend element is goor. Het betekent: moerassig land; rn samenstellingen duidt het eerste element vaak de bezitter aan:
100
Twentse Taalbank
1380 Gosensghoer land bij Lochem Twee andere zijn onherkenbaar af gesleten tot Bolscher Bornerbroek
Hiervan de familienamen : van, op Kaamscher Holthuizen bij
-P:~ _· _ Haaksbergen
1385: Bolghesgoer 1475: Boltscher het Bolscher, ten Bolscher. 1188: K amniesgore
Camesscher 1475: Dat K ammescher
De naam Worm goor komt van een erf bij Raalte: 1381 W ermegoer, Wormeghe SB 237. Worm = slang.
SB 267
SB 202 SR 93
SB 216
SR 104
Tenslotte een speciaal type Twentsche namen, waarvan het eerste deel de plaats aanduidt en het tweede de rersoonsnaam : Schopbarteld, Sch11urhannes, Timmerarend, Heetjans (heet = heide), Hasselerharm (Harm van Hasselo?) Hierbij zou, volgens een artikel in het Hengelosch Dagblad (1963) ook horen: Esrein, nu een straat in Hengelo, eens het erf van R ein op de Es. Het type bestond al in de 14e eeuw : 1356 Konincpeter (Petrus vom Hofe Konninc) Bocholt (Seppeler 15) 1380 Bernt vor dem Holte 18)
1488 Holtbartold Het Twentse gebied bevat een schat aan oude namen, die nog onvoldoende onderzocht en verklaard zijn, en waarvan de studie, zoals wel gebleken is, vaak tot verrassende resultaten kan leiden.
1) Het Burgerboek van Ootmarsum 1396- 1542, uitgegeven door ]. Geesink, met aanvulling door C. ]. Snuif, in Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis 29, 1913. Verder te vermelden als BO.
2) De lijst staat af gedrukt in Stad en Land van Twente, door L. A. Stroink, Hengelo, 1962, p . 111.
3) De gegevens uit 1475, 1495, 1499, zijn ontleend aan Het Schattingsregister van 1475, door A. L. Hulshoff, Zwolle 1953. Verder te vermelden als SR.
4) The Parker Chronicle 832-900. Ed. A . H. Smith, Londen, 1951, p. 22. 5) Mensch en Land in de Middeleeuwen II, door B. H . Slicher van Bath,
Assen, 1944, p. 205. Verder te vermelden als SB. 6) E. Ekwall. The Oxford Dictionary of English Place-Names. Oxford, 1960. 7) Geciteerd bij ]. van der Schaar: Hollandse Naamgeving in de Middeleeuwen,
Amsterdam 1959, p . 43. 8) C. ]. Snuif. De gewaar de erven in het kerspel van Enschede. Nomina Geo
praphica Neerlandica (NGN) VI, 1928, p. 149. 9) De Diepenheimse erven uit de jaren 1188, 1578 en 1601 door ]. van der
Veen. Versl. en Med. Ver. tot beoefening van Ov. Regt. en Gesch. 75, 1960, p. 10.
10) A. H . Smit. English Place-Name E!ements. Cambridge, 1956, p . 294. 11) De uitgang -ster, in Driem. Bladen, 1962, p . 49-50. 12) Uitgave E. Broekhuis, Hengelo, 1913, p . 5. 13) Georg Seppeler. Die Familiënnamen Bocholts, 1905, p . 135 . 14) Zie Driem. Bl. 13, p . 101-103: Enige Twentse geslachtsnamen met toponymi-
sche elementen. 15) Rijksarchief Zwolle, RA 2770, 2779 . 16) Zie ook H . ]. Moerman. Nederlandse Plaatsnamen. Leiden 1956, p . 238-9. 17) B. H. Hommen. Oude veldnamen uit Twente. Driem. Bl. VII, p . 153. 18) A. Bäch, Deutsche Namenkunde Die deutschen Personennamen 2, § 358, 2.
101
Twentse Taalbank