EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de...

34
9 EËMSTi: BEDMIJF 1.1 ZELFPORTRET ALS PRELUDE HAMLET (solo voor het publiek als voor een spiegel) Wie bent u? Wie of wat bent u het meest? Een beest, een demon of een goede geest? Moet ik u vrezen of bevrijden, u Beminnen of bestrijden? Is het wraak Of is het vrede die u van mij vraagt? Heb medelijden — help mij en wees helder. (stilte) U kleedt zich in het vuur van zoveel raadsels Dat het mijn bloed besmet, mijn hoofd doet kolken. Ik weet niet of ik stik dan wel verdrink, Verzeng of wegzink in een bad van zuur Ik voel een gloed waarvan geen vlam vertelt Of ze de hemel brengt dan wel de hel. Wat is het toch dat u van mij verlangt? Waarom bezoekt u mij, op elk moment, Op ieder uur, zo dag zo nacht, zo fel? U maakt mijn leven zo tot gruwel dat Ik, speelbal der natuur, verwrongen raak Door hersenspinsels en begeertes die Mij dreigen te vervreemden van elk mens. Ik smeek u: spreek! Wat wilt u dat ik doe? Wanneer, waartoe, met welk geweld — en hoe?

Transcript of EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de...

Page 1: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

9

EËMSTi: BEDMIJF

1.1 Z E L F P O R T R E T A L S P R E L U D E

H A M L E T

(solo voor het publiek als voor een spiegel)

Wie bent u? Wie of wat bent u het meest? Een beest, een demon of een goede geest? Moet ik u vrezen of bevrijden, u Beminnen of bestrijden? Is het wraak Of is het vrede die u van mij vraagt? Heb medelijden — help mij en wees helder.

(stilte)

U kleedt zich in het vuur van zoveel raadsels Dat het mijn bloed besmet, mijn hoofd doet kolken. Ik weet niet of ik stik dan wel verdrink, Verzeng of wegzink in een bad van zuur — Ik voel een gloed waarvan geen vlam vertelt Of ze de hemel brengt dan wel de hel. Wat is het toch dat u van mij verlangt? Waarom bezoekt u mij, op elk moment, Op ieder uur, zo dag zo nacht, zo fel? U maakt mijn leven zo tot gruwel dat Ik, speelbal der natuur, verwrongen raak Door hersenspinsels en begeertes die M i j dreigen te vervreemden van elk mens. Ik smeek u: spreek! Wat wilt u dat ik doe? Wanneer, waartoe, met welk geweld — en hoe?

Page 2: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

10 D E E L 1 - S C H I J N

D E G E E S T V A N Y O R I C K

(naar voren tredend, samen met de Geest en andere schimmen)

Bent u niet bang van waarheid en betekenis? Wat eens geweten is raakt nooit vergeten. Het knaagt zoals een worm aan ons verstand — De mens is niet tegen zichzelf bestand.

H A M L E T

Yorick? Bent u dat — lieve goede Yorick? U die mij leerde spelen met gedachten, M i j leerde lachen om de zin van woorden. Ik mis u zo — de beste nar die ooit Ons huis betrad, die elke leugen kon Verjagen met de zweepslag van zijn grap. Laat mij ook nu niet in de steek en spreek Vanuit het rijk waar ook mijn vader is. Draagt hij ook daar een kroon? Denkt hij nog wel Aan mij: zijn oogappel, zijn prins, zijn zoon? f k denk aldoor aan zijn ellendig lot — Ons net als u te vroeg, te vlot ontvallen. Waarom ken ik, zo jong, al zo veel doden?

D E G E E S T Y A N Y O R I C K

Besteed geen traan aan het bestaan van lijken. Er komen er, geloof mij, enkel bij . Ze zweven eeuwig tussen hel en hemel, Tussen bevrijd en blij, ontslagen van Hun zorgen. Leven daarentegen is De duivelsplicht der levenden. Wel, zeg mij: Bent u voor kennis kloek en hard genoeg? Bent u bereid te horen wat u vroeg?

H A M L E T

Ik ken geen last of doel, tenzij te luisteren.

E E R S T E B E D R I J F 11

E E N S C H I M

Beluister dan de aanklacht van uw vader. (wijlit)

H A M L E T

(verbijsterd en ontroerd)

M i j n vader? Kan het waar zijn? Is hij hier? Hoe lang moet hij nog lijden? Gun hem rust!

D E G E E S T

(naar voren tredend)

Beklaag mij niet maar wees bereid tot handelen. Er laait een vuur dat moet worden geblust.

H A M L E T

Ik stond altijd paraat om u te helpen. Met hart en ziel heb ik u toebehoord. Naast u, mijn held, was niemand méér van tel — Waarom hebt u mij zo volstrekt verlaten?

D E G E E S T

Indien j i j ooit gehouden hebt van mij Moetje vergelden dat ik ben vermoord.

H A M L E T

Vermoord?

D E G E E S T

Een moord, onguur en goor als elke moord — Maar vuiler, laffer, tegen de natuur.

H A M L E T

Verklaar u nader, vader — vlug! — zodat Ik naar de dader snellen kan om u

Page 3: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

12 D E E L I - S C H I J N

Te wreken. Geen bevlieging, geen verliefdheid Bezat ooit zo'n gehaaste vleugelslag!

D E G E E S T

Ons volk is wijsgemaakt dat ik bezweek Terwijl ik sliep. Ik zou gebeten zijn Door een serpent in onze appeltuin. Het was, mijn beste zoon, een beest dat mij Heeft omgebracht. Sindsdien draagt het mijn kroon.

H A M L E T

Ik wist het vóór dat ik het wist, het stond A l in mijn hart gegrift toen u nog leefde: M i j n oom!

D E G E E S T

Dat creatuur — bloedschennig, overspelig — Dat met de tover van zijn charmes en Met zijn talent voor feest en vleierij — Stramien van alle verstokte verleiders — En voor zijn schandelijke, platte lust De gunst veroverde van mijn vorstin. Jouw ogenschijnlijk onbedorven moeder... Viel ooit, zo laf, een mens een ander mens Zo af als hoe zij mij terzijde schoof.? Ik had haar lief, mijn huw'lijks-eed getrouw. Juist zij vergooit zich aan een ploert als hij — Van l i j f tot brein mijn mindere, in alles. Een eerbaar iemand ging voor hem niet plat, A l deed zo'n hitsig zwijn zich voor als engel. Het is de wellust die, hoewel door Gods Gebod gebonden aan een echte engel, Zich in het echtelijke bed bevredigt Door niets dan drek en vuilnis na te jagen.

E E R S T E B E D R I J F 13

H A M L E T

Martel uzelf niet maar vertel me snel: Hoe is de wandaad in zijn werk gegaan?

D E G E E S T

't Was in de boomgaard waar ik zoals steeds M i j n middagdutje deed en waar jouw oom M i j in dat weerloos uur van rust besloop Met een flacon vol diabolisch gif — Een distillaat van bilzekruid en scheerling. H i j goot, perfect bewust van het effect, Dat ziektebrengend goedje in mijn oor. Het stroomt, zo kwiek als kwik of alcohol, Meteen door alle banen van je bloed En doet het — sneller dan azijn in melk — Bederven, schiften, stinken naar salpeter. M i j n l i jf , voorheen zo gaaf, kreeg plots een schors Als was ik een melaats gedrocht vol korsten. Zo ben ik, in mijn slaap en door mijn broer. Beroofd van leven, kroon en koningin. Hamlet — mijn enig kind? Verdraag dit niet, als j i j een hart bezit! Duld niet, als prins, dat in jouw vaderland Het koningsbed een wieg van ontucht is, Van monsterlijke incest. Maar let wel: Hoe j i j ook deze taak vervullen zult, Bevuil je geest niet en belet je ziel Dat zij zich keert tegen je moeder. Haar Te straffen komt alleen de hemel toe — Alsook de doornen in haar boezem die Haar met hun steken en hun etter kwetsen. Adieu, mijn zoon. Vaarwel. Vergeet me niet.

(wijkt, verandert zonder ofte gaan in Claudius)

Page 4: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

14 D E E L I - S C H I J N

H A M L E T

Vergeten - u? Vergeten - ik? Dat nooit. O hart van mij, bl i j f sterk. O spieren van me, Word niet voortijdig oud maar houd me recht. Vergeten? Nee! Zolang er weten woont In dit verwarde hoofd van mij! Vergéten? Ik veeg de lei van mijn geheugen schoon. Ik wis de sporen weg van al wat mal, Banaal en melig is — de boekenweetjes, De beelden, de impressies, heel 't verleden Dat door een braaf student werd neergekrast. Voortaan — ontdaan van ieder bagatel — Staat uw bevel en uw bevel alleen Gekerfd in het kadaster van mijn brein. Vergéten? Ik!

Die weerzinwekkend walgelijke vrouw? Die schoft? Die stomme, gHmlachende schoft? Bestond er ooit een wreder kroondomein

Waar men kan grijnzen, grijnzen - vroeg tot laat -En spijts dat masker toch een schoft kan zijn?

(Claudius en Gertrude naar voren, met gevolg, voorheen schimmen)

E E R S T E B E D R I J F

1.2 G R O E P S P O R T R E T M E T D E M O N E N

C L A U D I U S

Zoals u allen weet is de kwetsuur, Geslagen door de dood van onze vorst. M i j n broer, nog diep en verre van genezen, En gaf zij grond aan de terechte vrees Dat laffe tegenstanders van de kroon — Gesteund door vijanden aan onze grenzen, Die niet alleen onze persoon bestrijden. Maar onze vrijheid en manier van leven — Dat die verzamelde barbarengolf — Onze verbijstering en rouw misbruikend — A l op het punt stond ons te overspoelen. Nooit eerder gaapte voor ons land zo'n afgrond! Nooit eerder wisten wij ons zo bedreigd, Belegerd en belaagd van alle kanten. Tot in de kern van onz' identiteit. Het overlijden zelf — zo wreed, abrupt En onverklaarbaar — schokte ons nog meest. Er loerde niet slechts buitenlands gevaar, Er woekerde van binnenuit een kanker. Dat werd alom gefluisterd, zonder veel bewijzen. Om alle angstvisioenen van die aard — Als beeld verstaanbaar, maar als feit futiel — Met tak en wortel uit te roeien vóór

Page 5: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

i6 D E E L I - S C H I J N E E R S T E B E D R I J F 17

De beeldvorming het feit zou overtroeven, Bleef ons geen keuze dan: het eren van De continuïteit van het bestuur En de stabiliteit van munt en markt. Ik nam, na rijp beraad, niet zonder aarzelen, De zware taak op mij om — nederig. Bij voorbaat zeker van mijn onvolmaaktheid — Te treden in het voetspoor van mijn broer, Naar best vermogen en in goede trouw. De gouden kroon heb ik van hem geërfd, M i j n echte kroon is uw acuut vertrouwen. Uw steun- en huldeblijken, zo massaal En uit het hart: ze hebben mij ontroerd. Vooral omdat ze ook mijn vrouw betreffen — M i j n steun en toeverlaat, onze vorstin.

(maakt een buiging voor Gertrude)

A l was ons hart van smart vervuld, het ri jk In rouw, het volk bevreesd, het land verweesd A l liep elkeen gekleed in diep verdriet — Toch bleef de rede meester van ons leed En deed ons om mijn broer in wijsheid treuren Zonder ons eigen leven te vergeten. Zodoende vroeg ik u, voorheen mijn schoonzus. Ten huwelijk met iets van droeve blijdschap: Plezier in 't een en pijn in 't ander oog, Geluk en gal bevreemdend in balans.

(kust Gertrudes iiand)

Ik wees uw wijsheid, rijper dan de mijne. Niet af toen u uit vrije wil besloot Om mij niet af te wijzen. Waarvoor dank.

G E R T R U D E

M i j n vorst,

M i j n dank wordt enkel overtroffen door De troost die ik heb mogen putten uit De balsem van uw zorg, de zwachtels van Uw zoete woorden en de wonderzalf Van uw volhardend, liefdevol verzoek. Geen man dan u had mij ooit overtuigd Dat enkel deze nieuwe huw'lijksband — Die vlot maar niet lichtvaardig werd gesmeed Gepaste dank en hulde kan betuigen Aan uw gevallen broer, mijn echtgenoot. Daarvan zijn God en gans het land getuige.

C L A U D I U S

(tot het publiek; hand in hand met Gertrude)

Een wissel van de kroon, indien bedisseld In kabinetten en coulissen, is Een wissel op een turbulente toekomst — Van haat, geweld en revolutie zwanger. Alleen indien door u, mijn volk, gedragen, Is erfopvolging legitiem en duurzaam. Wat is een heerser zonder onderdanen? Een trieste eenzaat zonder erfgenamen!

(knielt, samen met Gertrude)

Niet u knielt neer, ik buig mijn knie voor u. Ik leid de natie enkel bij uw gratie.

G E R T R U D E

Zo helpe ons de Heer almachtig, amen.

C L A U D I U S

(moeizaam weer op, net als Gertrude)

Geen zorg meer over orde en gezag — Weer over naar de orde van de dag.

Page 6: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

i8 D E E L I - S C H I J N

(tot Laërtes)

Eerst u, Laërtes — kruim van onze jeugd. U had me iets te vragen? Wel: vertel. M i j n kunst om nee te zeggen heft zich op Voor wie verwant is aan Polonius — Geen hoofd is meer verbonden met een hart, Geen hand is meer een werktuig voor een mond Dan ik uw vader, en hij mij, van dienst is.

G E R T R U D E

(tot Laërtes)

Wat kan de hartenwens zijn van de man Die elke moeder zou verkiezen als Haar dochter naar een altaar lonkt? Wel, spreek.

C L A U D I U S

Wil t u een hogere beloning voor De taken die u aan dit hof vervult? Wat u ook smeekt, uw vraag is ons een gunst.

L A E R T E S

M i j n hoge vorst, Ik vraag pardon en uw vergunning om In dienst te mogen treden van uw leger. U kondigde mobilisatie aan? Uit voorzorg voor een mogelijk conflict? Als doodgewoon soldaat en onverwijld W i l ik vertrekken naar de grens — net als De vele duizenden, zo oud als ik. Aan wie u vroeg om daar paraat te staan. Ik kan niet toekijken terwijl zij gaan. Laat mij, ik smeek u, deel uitmaken van De eerste lichting van mijn generatie.

E E R S T E B E D R I J F 19

Om niet alleen mijn land maar ieder die M i j n liefde waard is voor gevaar te hoeden.

G E R T R U D E

Dat is op zich heel lovenswaardig maar Men moet ook niet op zóek gaan naar gevaar.

C L A U D I U S

Wat zegt uw vader? Geeft hij u zijn zegen?

P O L O N I U S

M i j n heer, H i j heeft mij mondjesmaat een 'ja' ontworsteld Met zijn zodanig continu geklaag Dat ik zijn vraag met tegenzin bezegeld heb. Nu durf ik te verzoeken: doe mij na.

(achter zijn hand, alleen tegen Claudius)

Zo'n vaart zal het niet lopen aan de grens En in uw leger zal men hem, hoe ook, Een lesje over een en ander leren — Talent moet men eerst breken, vóór het groeit! Zorg in dat opzicht dat hij zeker bij Uw Koninklijke Regiment belandt.

C L A U D I U S

(instemmende knipoog naar Polonius)

Goed. Laërtes? Geniet en eer uw jeugd, Verslijt uw t i jd en volg tot op het bot Uw zin, uw deugd, uw aard — u bent het waard: Neem met mijn zegen deel aan de manoeuvres.

L A Ë R T E S

M i j n dank is groot, mijn trouw is navenant:

Page 7: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

20 D E E L I - S C H I J N

Van nu af leef ik enkel voor ons land. {wijkt)

C L A U D I U S

Nu j i j , Hamlet — mijn neef, sinds kort mijn zoon. Waarom nog steeds dat donderwolkgezieht.?

H A M L E T

(laclit) 'Bedonderd'? Zeg dat wel — zolang ik in De schaduw van uw zon zal moeten staan.

G E R T R U D E

Hamlet-lief, los toch die zwartkijkerij En zie mijn man eens in het licht van vriendschap. Aanvaard hem eindelijk voor wat hij is. Ik voel, als j i j , de pijn en het gemis Maar zoek niet steeds met neergeslagen blik Je goede vader in het stof Besef: Het is normaal. A l wat bestaat moet sterven Om zo het eeuwig leven te verwerven.

H A M L E T

Totaal normaal, moeder.

G E R T R U D E

Als 't zo normaal is, Wat l i jk j i j dan te doen dat het speciaal is?

H A M L E T

(woedend)

Lijk, moeder? Lijk? Ik ken geen 'lijk'. Ik bén. Geen pak in deftig zwart, naar oud gebruik. Geen holle jammerklacht, gebroken stem,

E E R S T E B E D R I J F 21

Geen snik, geen tranenvloed en geen gebed. Geen door verlies verwrongen aangezicht, Geen vorm, geen kleur, geen geur van het verdriet Kan mij correct vertolken. Ja, zfj 'lijken'. Zij zijn de schijn die iedereen kan spelen. De pluimen en de schmink in een bordeel. Wat ik in mij draag overstijgt 'toneel'.

C L A U D I U S

Hamlet? 't Is mooi en lovenswaardig datje zo Je rouwverplichting delgt jegens je vader. Maar hij — dat weet ook j i j — verloor de zijne. En die verloor weer die van hem. Akkoord, Een zoon die overleeft behoort een poos De rituelen van de rouw te eren. Maar blijven hangen, bijna zwelgen in Je lijden, grenst aan flauwe koppigheid En hysterie. Het is onmannelijk. Het wijst — het spijt me, maar zo is het — op Een driftig hart en een verweekt gemoed: Een onvolwassen, ongeschoolde geest. Als iets geschiedt waarvan elkeen beseft 'Het moet!', iets even simpels als het leven — Waarom met bokkig klagen zich verzetten? Het siert degeen niet die dat doet, het kwetst De nabestaanden, het beledigt God, Het lacht de doden uit, zelfs de Natuur, Het zet de rede op zijn kop — die op De dood van vaders gebaseerd is en. Vanaf de eerste dode tot wie stierf vandaag, Al t i jd besloten heeft 'Zo moet het gaan'. Ik smeek je, loos die nutteloze smart

Page 8: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

22 D E E L I - S C H I J N

En leer mij eindelijk te zien als vader. De hele wereld mag het weten: j i j Staat dichtst van iedereen tot onze troon. Ik voel niet minder magnifieke liefde Voor jou dan echte vaders voor hun kind. Maar watje plan betreft om terug te keren Naar Wittenberg? De universiteit? Dat botst geheel en al met ons verlangen. Di t zijn geen tijden voor filosofie. Ik bid je, breng jezelf ertoe te blijven — Hier, in 't plezier en rust van ons gezelschap, Als eerste hoveling, kozijn en zoon.

G E R T R U D E

Hamlet —

Laat nietje moeder bidden zonder baat. Bl i j f hier bij ons. Ga niet naar Wittenberg.

H A M L E T

Moeder —

Naar best vermogen ben ik u gehoorzaam.

C L A U D I U S

Wel, dat is pas een lief en passend antwoord! Beschouw ons huis als dat van jou. Kom, liefste — Die gulle en spontane bijval van Uw zoon verblijdt mijn hart, zodoende zal Vandaag het groot kanon het wolkendek Bij elke heildronk van de vorst betrekken: Hef ik mijn glas ten hemel, zal een echo De vette aarde van ons land doen beven. Komaan! We gaan.

(heiden tnijken, samen met anderen)

E E R S T E B E D R I J F 23

H A M L E T

(weer alleen of voorplan)

Schijn, schijn — En spat uiteen, vervloekte Zwarte Zon! O dat dit al te valse vlees van mij Mocht smelten, dooien tot het enkel dauw was! Had God maar niet verboden om jezelf Te doden, was ik zelf maar niet zo laf! Wel, allemachtig — vader? Vader!

(laclit in wanhoop)

Ü had, indien u kon, de bries bestraft Die haar te ruw in het gezicht blies. Zij? Zi j hing aan u, ze teerde op uw kus. Alsof bij elke beet haar honger zwol. En toch, een handvol weken later al. . . Zwakte, uw naam is vrouw! Twee maandjes maar? Elk beest dat hersens mist zou langer treuren! Waarom, geheugen, martel je mij zo? O gruwelijke haast waarmee zij dook In dat bloedschennend, walgelijke nest. Niets kan hiervan ten goede keren, ooit — Er is iets aan het rotten in ons land!

(kijiit om zich heen, als voelt hij zich hespied)

A l breekt mijn hart, mijn tong moet zich bedwing Tot waarheid een geschikt moment ontdekt. Ondanks 't gevaar dat wachten mij berooft Van mijn verstandelijk vermogen of M i j n overspannen brein tot waanzin drijft!

(kijkt weer om zich heen)

Dus Hamlet? Hamlet! Kalm — bedaar! Bezin je.. In hemel en op aarde bestaat meer Dan wetenschap of wijsbegeerte leert: A l is men niets, men kan het al bereiken!

Page 9: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

24 D E E L I - S C H I J N

Desnoods, om bestwil, door een gek te lijken En navenant gestoord en dwaas te dóen. Frivool, met de grimas van een paljas; Verdacht, met armen voor de borst gekruist; Verwaand, het hoofd in zenuwtics gehuld; Verward, met raadsels op de lippen murmelend. Als: 'Ja, wij weten veel!'; 'Als wij eens mochten spreken?'; En meer van dat soort mysterieuze praat... Zorg datje nooit jezelf verraadt, kijk uit En geef geen mens te kennen watje weet!

(lachend maar weer om zich heen kijkend)

Speel, Hamlet, speel! Acteer en stel je aan. Veins door en door, tot je zelfs voorwendt pijn Te zijn, je werkelijk gevoelde pijn. Vergeet ook nooit wat je te wachten staat: De t i jd hangt uit zijn naad. Vervloekte kwelling, Dat j i j degeen bent die hem moet herstellen!

(wijkt halvelings, begint lezend rond te dwalen, blijft zichtbaar)

E E R S T E B E D R I J F

1.0 D E T A A L V A N L I E F D E E N B E D R O G

L A Ë R T E S

(weer naar voren tredend, samen met Ophelia)

Ophelia? M i j n spullen zijn gepakt, men wacht op mij.

O P H E L I A

Wacht ik dan niet? En al veel langer?

L A Ë R T E S

(gegeneerd)

Vaarwel, mijn zus.

O P H E L I A

Dat is het dan? 'Vaarwel'

L A Ë R T E S

Vergeet mij niet, wat mij ook overkomt.

O P H E L I A

Wat kan er wreder zijn dan jouw vertrek?

L A Ë R T E S

Zodra het weer het wi l , marcheren wij Met duizenden vrijwilligers naar de grens -Misschien zelfs naar vijandig grondgebied.

Page 10: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

26 D E E L I - S C H I J N

O P H E L I A

Jij l i jkt te hopen dat het oorlog wordt! Waarvoor zet j i j het op een lopen, broer? Ga niet. Jij bent mijn leven. M i j n heelal.

L A Ë R T E S

Er is geen spraak die kan vertalen wat Ik achterlaat en in bewaring geef. Het is geen land dat ik verlaat, maar jou.

O P H E L I A

Zwijg dan en b l i j f Het laat me koud voor wat Of wie — een vorst, een land, een continent Of mij — als j i j maar weigert weg te gaan, En mij nog af en toe te woord wil staan, En j i j je ook niet blootstelt aan gevaan Blijf!

L A Ë R T E S

A l kost het me mijn vrijheid: laat me gaan. Ik heb geen keus: vertrekken of verrekken. Di t houd ik niet meer vol. M i j n hoofd wordt dol. M i j n bloed wil koken, kolken, stollen, alles — Zodra ik hem, die Hamlet, dat geval. Zie kronkelen om in jouw gunst te komen. Voor hem, een prins, ben j i j een tijdverdrijf, Een gril, een speeltje voor verwende fatten. Een vlinder die hij minder wil bewonderen Dan voor de lol van vleugels wil beroven.

O P H E L I A

Jij ziet hem niet als ik, j i j kent hem niet.

E E R S T E B E D R I J F 27

L A Ë R T E S

(omarmt haar)

Misschien, akkoord, voelt hij op dit moment Voor jou wellicht een zekere affectie. Door grofheid noch berekening bevuild. Toch moet j i j , afgaand op zijn afkomst, inzien Dat hij zijn vrije wi l niet vrij kan kiezen.

(streelt haar gezicht)

Zijn wensen zijn begrensd door 's lands belang. Dat geldt voor iedereen met zulk blauw bloed — Kijk naar zijn moeder en je weet genoeg.

O P H E L I A

(laat zich de streling welgevallen)

Ik zie een vrouw die weet dat ze bemind wordt.

L A Ë R T E S

(fezelt haar in het oor)

Zelfs als dat zo zou zijn — wat stuwt haar zoon? Wees wijzer, zus. Wanneer hij sust 'Ik hou Van jou', is zulks gezien zijn dispositie Misschien op dat moment niet eens bedrog. Dat wordt het wel, vergis je niet, zodra H i j na de kus weer zijn positie ziet: Een kroonprins die tot vorst gedoodverfd is.

(drukt zich steeds meer tegen haar aan; zij laat begaan)

Pas op, Ophelia — kijk uit, mijn zusje! Bli j f buiten het bereik van wild verlangen, Bewaar je passie voor wie ze verdient! Onthul nooit aan een vreemde je talenten.

(streelt haar borsten; zij laat begaan)

Eén worm kan vele vruchten al vernielen Nog voor ze goed en wel beginnen rijpen.

Page 11: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

28 D E E L I - S C H I J N

Zelfs lentebloesem is zo teer en zeldzaam Dat één besmette windvlaag ze verdroogt. Dus kijk goed uit, verspil jezelf aan niemand!

O P H E L I A

(•weejt zijn iius af; hlijft weliswaar in zijn armen)

Ik zal de zin van deze warme les Bewaren in mijn hart. Maar beste broer — Verdient mijn jeugd, die j i j zo fel bejubelt, Dan nooit een kans, een uitzicht op vervulling? Mag ik begeren of stopt hier mijn leven? De liefde die ik ken, gaat van mij weg. De liefde die mij zoekt, moet ik ontkennen. Wat rest er mij, gespleten tussen twee — De een te dicht, de ander ver en vreemd — Aan hoop? Mag ik nog streven, mag ik smachten? Wat wil je toch dat er met mij gebeurt? Ik voel me leeg, verloren en verscheurd.

(liust zijn wang)

L A Ë R T E S

(liust haar wang)

We dragen allemaal hetzelfde noodlot. Wat ons te hoog is mogen we niet grijpen. Wat voor de hand ligt durven we niet grijpen.

O P H E L I A

(werkt zich los)

Ik hoop dat j i j je ook aan dat verdict Zult houden als je in het leger leeft. Terwijl ik in mijn eentje achterblijf Met aan mijn zijde geen van beiden, broer Noch prins — door eer of bloed voor mij verboden. Moet ik dan twee keer aan de liefde lijden?

E E R S T E B E D R I J F 29

L A Ë R T E S

Stel hem nooit op dezelfde l i jn als mij! H i j is nietswaardig naast ons allebei.

O P H E L I A

Net was hij nog te hoog voor jou en mij.

L A Ë R T E S

Ophelia — ik ken maar één verdict. Nooit heeft er iets verheveners bestaan Dan j i j en ik, in heel dit ondermaanse.

(kust haar op de mond; ze kust gretig terug)

P O L O N I U S

(naar voren tredend)

Nog altijd hier, mijn zoon? (Laërtes en Ophelia schrikken en later elkaar los)

Het wordt hoog t i jd Dat j i j eens afscheid neemt van afscheid nemen. Di t warm vaarwel heeft lang genoeg geduurd. Je houding en gedrag zijn ongehoord, Hier moet een eind aan komen. Ga! Het leger Legt hopelijk de hond in jou aan banden.

L A Ë R T E S

Alleen een hond verwekt een hond — ik heb Van u, mij dunkt, geen lessen te ontvangen. En maak u geen illusies: ik vlucht nfet Uit angst voor uw dictaat; ik ben ook niet Op zoek naar avontuur, suspense, 'gevaar'. Ik loop voor één ding weg, en dat is liefde. Ze is te groot voor mij, voor iedereen — Ook u. U bent in één ding goed: gekonkel.

Page 12: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

3° D E E L I - S C H I J N

P O L O N I U S

Sta toe dat ik — een eenzaam man, een weduwnaar — De jonge snaak die alles beter weet Wat raad zal geven voor zijn later leven, Door eigen schuld hier ver vandaan gesleten.

(slaat arm over Ophelia's schouder)

Denk nooit aan ons, tenzij gepast en kuis. Verlang naar ons, maar laatje niet verlammen Door watje hóópt dat leeft in onze harten. Vergeet watje vermoedt dat ons doet smachten. Werk hard en maak de breuk die nodig is Om, zonder kwaliteiten in te leveren. Voor altijd van je kwalen te herstellen. Vervloek desnoods je oude vader maar, Jij weet als ik dat dit gebeuren moet. Besef ook goed dat j i j lang niet alleen bent, Als je daar snikt en bidt en knarsetandt Omdat je elders leven moet als vreemdeling Nadat je thuis te liefdevol tekeerging. Maar dank de hemel voor één ding. Datje — Naar ik vermoed? — nog niet het zegel brak Waarmee de onschuld van je zus verzekerd was. Akkoord? (Laërtes linikt geërgerd)

Voila, je krijgt permissie, rot nu op.

L A Ë R T E S

Bedankt voor uw beknopt advies, mijn vader. Ik zal het honoreren door u straks Totaal uit mijn memorie weg te wissen.

(tot ophelia)

Ophelia? Vergeet — ik smeek je — nooit wat wij verzwegen. Het was nog mooier dan wat wij ooit zegden.

(liust haar. wijkt)

E E R S T E B E D R I J F 31

P O L O N I U S

(roept zijn zoon na)

Vertoon je nooit opnieuw aan onze zijde! Je hebt geen zuster meer, geen thuis, geen hier. Geen vader, toekomst of verleden! Ga! Je hebt jezelf tot wees gekroond? Wel, wéés Een banneHng — en maak jezelf maar wijs Dat j i j de grootste pijn moet lijden van De scha en schande die ik onderga!

(valt moedeloos stil; na een poos tot Ophelia)

Vergeten is het minste kwaad waarnaar, Om ieders bestwil, wij ons moeten plooien. Het spijt me, kind, als d i t je hart doet breken.

(gaat voor zijn dochter staan)

Maar j i j gaat zelf ook niet vrijuit, hoe jong, Onrijp en argeloos je toch mag lijken. Een vrouw, al is ze pas tot vrouw gekroond. Behoort te weten wat haar schoonheid is: Een mes, een gif, een vloek, een slachtpartij.

(kust haar op het voorhoofd)

Besef j i j nooit, mijn dui^e, de verlokking Die j i j verwekt door simpelweg te kijken?

Nee? Jouw blik snijdt ieder mannenhart in twee. De minste zucht die van jouw lippen rolt? Die kerft een wond van wild begeren — wie Kan zich beheersen? Wie valt niet in slaap Met in gedachten jouw volmaakte mond En jouw nog prille, stille, tere boezem?

(kust haar op de wang)

Geloof me, duiJ^e, j i j maakt hoofden dol En helden machteloos van liefdespijn — En dat je dat niet merkt, vergroot hun kwelling.

Page 13: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

32 D E E L I - S C H I J N

Geen kruid kweekt zoveel razernij als j i j , Met jouw bedeesde lach, je rust, je onschuld.

(kust haar op de andere wang)

Beloof me, kind: vertrouw geen mannen, ooit. Ze kunnen het niet helpen, beesten zijn het. Die aan de ketting rukken van hun lot. De meesten tot hun botte ongeloof Ze haten jou omdat je hen verdooft. Met jouw gezangen, jouw gezicht, jouw geur, Tot zij — van lust, van woest verlangen zot — In staat zijn — voor één kus — tot roof en moord. Verlaatje nooit op hen! Wel op je vader. Van mij kun je verzekerd zijn, altijd. Dat weetje toch? Op mij kun je steeds rekenen.

(streelt haar haar)

Wat ben je stil. W i l je met mij niet spreken? Is dit de dank die ik moet krijgen — zwijgen? Wordt dit mijn loon? Jouw minachting, jouw hoon? Moet ik, tenzij een zoon, ook jou verliezen?

O P H E L I A

(stil) Nee.

P O L O N I U S

'Nee' — wat, mijn dui^e?

O P H E L I A

(maakt zich los uit zijn omhelzing)

Je kunt mij niet verliezen, vader. Jij En ik, wij zijn als stoom en sneeuw: heel anders. Maar allebei gemaakt van water. Dat Is toch de grond van het begrip 'familie'? W i j zijn eikaars bezit, eikaars bestaan. Het bloed wil kruipen waar het niet mag gaan.

E E R S T E B E D R I J F 33

P O L O N I U S

(na een stilte)

Het bloed kruipt enkel goed wanneer het blauw M i j werd gemeld dat onze kroonprins zich Niet uit de buurt laat slaan bij jou, recentelijk. Jij zou hem gul jouw oor en t i jd verlenen, Alsook — wie weet? — je hart, je hoop, je heil. Als dat zo is — het wérd me zo verteld — Heb j i j een verregaand verkeerde lezing Van wat een dochter en haar eer betaamt. Zeg op: wat broeit er tussen jou en Hamlet?

O P H E L I A

(merkt de lezende Hamlet niet op die steeds dichter nadert)

H i j heeft mij, heer, de laatste t i jd steeds meer Bewijs van zijn genegenheid gegeven.

P O L O N I U S

(merkt de inmiddels meeluisterende Hamlet niet op)

'Genegenheid'? Een woord voor bakvissen En oude vrijsters — twee keer doodsgevaarlijk. En j i j gelooft in dat 'bewijs' van hem?

O P H E L I A

Ik weet niet, vader, wat ik denken moet.

P O L O N I U S

Ik vraag me af wat de betaling is Die hij, hoewel platzak, 'bewijzen' zou Aan jou. Was 't slappe was of harde munt? Dreef hij jouw natte schaapje op het droge of Heb j i j je over zijn zaakje gebogen?

Page 14: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

34 D E E L I - S C H I J N

O P H E L I A

H i j heeft me, vader, met respect benaderd en Met ware liefde eervol overladen.

P O L O N I U S

Zo? 'Overladen' noemt men dat, vandaag De dag. In onze t i jd heette het anders.

O P H E L I A

H i j liet niet na zijn liefdesblijk te eren Door bij de hemel, en God Zelf, te zweren.

P O L O N I U S

(lacht) Een eed op God?

Dat doe ik ook, wanneer ik op mijn duim sla. Mistrouw die mooie praatjes! 't Is geflikflooi. Bedoeld om gaatjes, niet jouw hart te vullen — Ze dienen om zijn driften te verhullen.

O P H E L I A

Van alle mannen aan dit hof is hij De enige die niets heeft te verdoezelen.

P O L O N I U S

Van alle mannen aan dit hof is hij Het meest het noorden kwijt — 'gedaantewisseling' Is de correcte term. Noch innerlijk. Noch uiterlijk li jkt hij nog op zichzelf. De laatste dagen. Wat heeft hem vervreemd? Breng j i j zijn hoofd en hart op hol? Is dat het? Beloof me datje breekt met hem! Jij spreekt geen woord tot hem, je scheurt zijn brieven. Het is de hoogste t i jd dat wij ontsluieren Waar hij aan lijdt: aan jou — of iets gevaarlijkers.

E E R S T E B E D R I J F

H A M L E T

(passeert hen bruusk, lezend)

Pardon! Het spijt me zeer.

P O L O N I U S

(gebaart Ophelia weg te gaan; zij wijkt half, blijft triest spieden)

Hoe maakt prins Hamlet het, mijn heer?

H A M L E T

(kijkt verrast op)

Wie?

P O L O N I U S

Prins Hamlet, heer. Hoe maakt hij het?

H A M L E T

'k Veronderstel: hij maakt het wel.

P O L O N I U S

Herkent u mij, mijn heer?

H A M L E T

(kijkt om zich heen)

Wie?

P O L O N I U S

U. M i j . Herkent u mij?

H A M L E T

Natuurlijk, heer. U bent die krak in koeham

P O L O N I U S

(lacht) Dat ben ik niet. Ik kweek geen koeien, ik Verkoop noch koop ze — ik verorber ze.

Page 15: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

36 D E E L I - S C H I J N

H A M L E T

Da's jammer. Voor dat beest en ook voor u.

P O L O N I U S

Eet u geen vlees, dan? Hebt u vrees? Voor wat?

H A M L E T

(achter de rug van zijn hand)

De Zwarte Zon kweekt maden in het kreng Van elke loopse teef die hij kan kussen. U snapt wat ik bedoel?

P O L O N I U S

Helaas, mijn heer, ik vrees: ik kan niet volgen.

H A M L E T

Hebt u geen dochter, dan? Een prettig kind?

P O L O N I U S

Een prachtig kind, mijn heer.

H A M L E T

Een drachtig kind?

P O L O N I U S

Pardon?

H A M L E T

Behoed ze voor die Zon! Verwachting is Een zegen — het slag dat zij van déze Zon Verwachten mag, bedreigt haar eigen leven.

(wandelt lezend voort)

E E R S T E B E D R I J F 37

P O L O N I U S

(in verwarring gebracht, weer achter Hamlet aan)

Wat is het dat u leest, mijn heer?

H A M L E T

Woorden, woorden, woorden.

P O L O N I U S

Waar gaan ze over?

H A M L E T

Ze gaan niet, man. Ze staan.

(toont hem een bladzijde)

P O L O N I U S

(merkt niet de twee onbekenden die behoedzaam naderen en ook meeluisteren

— Rozenkrantz en Guildenstern)

Wat is de boodschap van hun schrijver? H A M L E T

(merkt ze ook niet)

Roddelpraat en laster. Die schoft durft, van Wie oud zijn, zeggen dat ze grof besnaard En grijs bebaard zijn. Met gezichten die Geen tand bezitten maar gerimpeld zijn Zoals het zitvlak van een olifant; Hun grootste weelde is verstandsverlies; Hun ogen druipen van het bruine snot; Hun vette pens rust op twee spillebenen; Moraal, principes? Alles weggerot! Zo luidt zijn definitie van bejaarden. Welnu — (geeft Polonius een schouderklopje)

Ik ga daar helemaal en vierkant mee

Page 16: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

38 D E E L I - S C H I J N

7\kkoord, Polonius. En toch: het hoort Niet zoiets ook te boek te stellen — u Zou even jong zijn als ikzelf, indien U als een krab weer achteruit kon kruipen.

P O L O N I U S

(lacht groen)

A l bent u geestesziek, U heeft wel methodiek.

H A M L E T

Niet meer dan wind, of darmgas, of uzelf. Het waait in ons gezicht en maakt niets uit.

(wandelt weer lezend weg)

P O L O N I U S

(hem weer achterna)

Bli j f t ü niet beter uit de tocht, mijn prins.?

H A M L E T

Het tocht altijd, totdatje graf zich sluit.

P O L O N I U S

Hoe spits dient u me steeds weer van repliek!

H A M L E T

Zo moeilijk, heer — geloof me — is dat niet.

P O L O N I U S

(weer als een hond achter Hamlet aan)

Misschien verdwijnt uw mistgordijn van listen Nog makkelijker als u praten mag met haar?

E E R S T E B E D R I J F

H A M L E T

Met wie?

P O L O N I U S

Ophelia. M i j n dochter!

H A M L E T

De hoop is nooit de wereld uit, mijn heer. Zi j is ook het plaveisel naar de hel.

P O L O N I U S

M i j n dochter?

H A M L E T

De hoop! Op wat dan ook.

P O L O N I U S

(cynisch huigend)

M i j n hooggeëerde prins, mag ik zolang Eerbiedig afscheid van u nemen, thans?

H A M L E T

Afscheid? Er is niets anders dat ik u van mij Laat nemen, of aan u cadeau zou geven — Tenzij mijn leven, Tenzij mijn leven, Tenzij mijn leven.

(leest wandelend voort; Polonius wijkt, nijdig)

Page 17: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

40 D E E L I - S C H I J N

1.4 D E T A A L V A N H E T T O N E E L

R O Z E N K R A N T Z

(treedt naar voren, samen met Guildenstern)

M i j n beste prins!

G U I L D E N S T E R N

M i j n goede vriend! Hoe gaat het?

H A M L E T

(verbaasd; legt boek terzijde)

Wat? Rozenkrantz en Guildenstern? Niet waar! M i j n allerbeste makkers! Jullie hier?

R O Z E N K R A N T Z

(laclit) Ach, zonder u is Wittenberg te stil.

G U I L D E N S T E R N .

(idem) De kroegen zijn te leeg.

R O Z E N K R A N T Z

En de debatten saai.

G U I L D E N S T E R N

Dus dachten wi j : we zoeken u eens op!

E E R S T E B E D R I J F 41

H A M L E T

Wat een verrassing, gasten. Alles goed? (op de acfitergrond treden Claudius en Gertrude half naar voren)

R O Z E N K R A N T Z

Niet slecht, voor twee modale boerenkinkels.

G U I L D E N S T E R N

U kent ons toch? W i j zijn content met weinig — Twee eeuwige studenten aan de rol.

R O Z E N K R A N T Z

Twee mazzelkonten boven op de boter.

G U I L D E N S T E R N

De pluim op 't hoedje van Madam Fortuin!

H A M L E T

Da's beter dan de zool onder haar schoen.

R O Z E N K R A N T Z

Pas op — Een pluim steekt men het best daar tussenin.

G U I L D E N S T E R N

Een pluim hoort in de pruim.

R O Z E N K R A N T Z

Of in haar hol — dan heeft ze twee keer lol! (ze lachen overdreven)

H A M L E T

(lacht niet; bemerkte de spiedende Claudius en Gertrude)

Page 18: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

42 D E E L I - S C H I J N

Wat hebben julUe haar misdaan, Madam Fortuin, dat zij je stuurt naar deze cel?

G U I L D E N S T E R N

Naar welke cel?

H A M L E T

Dit hier. Ons land is een cachot.

R O Z E N K R A N T Z

(lach valt weg; sfeer wordt geladen)

Wat zegt u nu?

Dan is de hele wereld een cachot.

H A M L E T

(knikt) Het grootste in zijn genre! En ons land? De isoleercel. Klein, beklemd, bekrompen — Waar ieder woord wordt afgeluisterd, Door machten die vertoeven in het duister.

G U I L D E N S T E R N

(lacht ongemakkelijk)

Hamlet! U moet nu ook niet overdrijven.

H A M L E T

Hoezo? Ik voel het als een isoleercel aan.

R O Z E N K R A N T Z

Dat wordt het pas als men te hoog wil grijpen.

G U I L D E N S T E R N

Wie denkt als u, raakt overal bekneld.

E E R S T E B E D R I J F 43

H A M L E T

(lacht) M i j n God!

Zet mij gevangen in een notendop, Ik zag mij nóg als koning van 't heelal — Had ik niet zulke boze dromen en Zag ik niet, om mij heen, steeds weer de waarheid.

G U I L D E N S T E R N

(na een blik van verstandhouding met Rozenkrantz)

Wat is het dan, dat u benauwt en plaagt? Wat is die 'waarheid', die u steeds weer ziet?

R O Z E N K R A N T Z

U kunt het zeggen tegen ons. Vertrouw ons!

G U I L D E N S T E R N

Wat scheelt er, Hamlet? Gooi het in de groep!

(lacht)

H A M L E T

(na een ongemakkelijke stilte)

Van vriend tot vriend:

Waarom juist komen jullie naar me toe? R O Z E N K R A N T Z

(na weer een stilte)

Om u hier te bezoeken, tiens.

G U I L D E N S T E R N

Wat anders?

H A M L E T

Verschijn je op de bonnefooi, spontaan —

Page 19: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

44 D E E L I - S C H I J N

Of zijn jullie met aandrang gesommeerd? Was het uit intuïtie, of omdat Een hoge, niet te tarten krachtje dwong? Kom, praat met mij. Spreek eerlijk, openhartig! Dat was toch watje mij verzocht te doen?

G U I L D E N S T E R N

(na besmuikte blik richting Rozenkrantz)

Wat wilt u dat we zeggen, Hamlet?

H A M L E T

Om 't even wat, het is toch naast de kwestie. Je schaamte is niet sluw genoeg om in Je blikken de bekentenis te doden. Het zijn de goede vorst en zijn vorstin Die jullie naar dit hof hebben ontboden.

R O Z E N K R A N T Z

Waarom zouden zij zoiets doen, mijn prins?

H A M L E T

Dat moet j i j mij vertellen. Maar ik smeek je — Bij het bestaansrecht van de kameraadschap. Het wederzijds begrip van al wie jong is, De band die is gesmeed door onze liefde, Bij alles wat een beter advocaat Dan ik zou kunnen gooien in de waagschaal — Spreek eerlijk en rechtuit: ben je gedagvaard? Bedrieg me niet, indien je van mij houdt.

G U I L D E N S T E R N

(na een blik, gewisseld met Rozenkrantz)

We zijn ontboden.

E E R S T E B E D R I J F 45

H A M L E T

(trieste lach; weet dat Claudius en Gertrude meeluisteren)

Zal ik u zelf vertellen met welk doel? Ons vorstenpaar, ten einde raad, ziet mij Als groot gevaar. Ze vrezen dat ik van Mijzelf vervreemd. Zij werken zich in nesten, Maar leggen hun probleem bij mij. Bij mij?

(wordt steeds kwader)

Hetzelfde geldt voor jullie allebei: Wat erven wij — indien wij erven, ooit? Wat zij laten verrotten, vóór we 't krijgen!

R O Z E N K R A N T Z

En dat is al? De rest is pais en vree, Geen vuiltje aan de lucht?

G U I L D E N S T E R N

(wil schouderklopje geven)

Wat scheelt er toch?

H A M L E T

(ontwijkt het schouderklopje; plots somber)

De laatste t i jd — waarom, dat weet ik niet — Heb ik mijn vuur en levenslust verloren. M i j n kracht, mijn appetijt — ik ben ze kwijt. Zo zwaar te moede is het leven mij Dat ik geen weldoend monument meer zie In Moeder Aarde, maar een voorgeborchte, Bar en droog. Zag ik vroeger in de hemel Een feestelijk gewelf? Een baldakijn Van zilverdraad en zijde uit het Oosten? Het majesteitelijke dak van een paleis Gebouwd uit stilstaand vuur en vloeibaar goud?

Page 20: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

46 D E E L I - S C H I J N

Dan zie ik nu een vuil assortiment Van zwaveldamp en pestilente walmen. En wat voor kunstwerk was de mens! Hoe edel Zi jn geest, hoe onbegrensd in zijn talent! In vorm en voortbeweging doelgericht Maar gracieus; bekoorlijk als een engel. Begripvol als een god — het kroonjuweel Der schepping, hét model voor al wat leefde! Nu lijkt de kwintessens van ieder mens M i j slechts een handvol stof Geen man kan mij Nog vreugde schenken, ook geen vrouw.

G U I L D E N S T E R N

Is er dan niets waarin u zich kunt vinden?

H A M L E T

Nee, niets —

A l toontje grijns datje mij niet vertrouwt.

R O Z E N K R A N T Z

(lacht) Hoezo?

Wie ziet er spoken, nu! Uw ouders? Wij? Ofu?

H A M L E T

Waarom moest je dan proesten toeii ik zei Dat niemand, vrouw noch man, mij vreugde brengt?

R O Z E N K R A N T Z

(tot Guildenstern)

Zeg j i j het maar aan hem.

E E R S T E B E D R I J F 47

G U I L D E N S T E R N

(tot Hamlet)

Als dit al is hoe u de mens beschouwt, W i l ik de kale kermis zien waarop Een prins als u een troep acteurs trakteert.

H A M L E T

(oplevend)

Acteurs? Als in 'komedianten'? Waar? Waar!

R O Z E N K R A N T Z

We kwamen ze voorbij op weg hierheen.

H A M L E T

(meesmuilend)

Ach nee! Eerst uitgerekend jullie twee — En nu een heel gezélschap jeunes premiers? Straks moet ik nog mijn oom en moeder danken, Omdat ze mij dit huisarrest verleenden! Niet één patiënt krijgt meer amusement Cadeau; men spaart echt kost noch moeite om M i j op te peppen tot mijn oud niveau! Wie zijn het? Welke groep?

G U I L D E N S T E R N

U kent ze goed.

R O Z E N K R A N T Z

Ze hebben u al veel plezier gebracht, Gehuisvest in uw favoriete stad.

Page 21: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

48 D E E L I - S C H I J N

G U I L D E N S T E R N

Ze keerden weer, verheugd maar uitgeput, Van een tournee in verre buitenlanden.

R O Z E N K R A N T Z

Om u, als kenner en bezieler van Hun kunst, op een soiree of matinee Met hun speciaal spektakel te vermaken.

H A M L E T

(opgewonden blij)

Ik kan niet wachten — ach! — om ze te zien! Die eeuwig identieke en toch speelse. Die troostende lichtvoetigheid van ons Theater! Weer zullen de helden lijden; Verarmde ridders dolen rond en strijden Met molens als 't moet en maagden als 't mag; De hoer verwerft het medelijden dat Op straat geen hond haar ooit al gaf... M i j n God — Wat houd ik van dat glorieus bedrog! Hoe gaat het hun, mijn veelgevraagde troep.? Genieten ze nog steeds alom de achting.?

R O Z E N K R A N T Z

Niet echt.

G U I L D E N S T E R N

Integendeel.

H A M L E T

Waarom.? Zi jn ze plots ingekakt? Gekort­wiekt? Komen ze dan toch talent tekort.?

E E R S T E B E D R I J F 49

G U I L D E N S T E R N

Ze spelen zich nog steeds te pletter maar Het rommelt in de marge van hun vak.

R O Z E N K R A N T Z

Daar staat een bende jonge honden klaar. Maar net hun puistenkop ontgroeid; dat roept En krijst maar, op de toppen van zijn stem. Bewegend als een kat in brandgevaar Of als een spast met een jenever-kater; Dat kent geen zak van heel het repertoire En schrijft zijn eigen teksten bij elkaar — Óf puberlol, óf elitair gesnater...

G U I L D E N S T E R N

(achter hen treedt de Geest van Yorick aan, in diens spoor toneelspelers)

Maar zie: zij zijn de nieuwste mode! Zi j Zien zich als laatste hoop van ons theater, Zi j smijten met tomaten naar hun vaders.

R O Z E N K R A N T Z

Ach wat — Te schelden op de ouden van vandaag Is 't voorrecht der bejaarden van de toekomst. Zo ging het steeds, zo zal het altijd gaan.

H A M L E T

(woedend)

Geen sprake van! A l heeft het vorm noch l i j f En leeft het maar zolang het zich vertoont. Er is niets anders dat zozeer beklijft Als instrument van zin en zuivering. De kunst is eeuwig! En van alle kunst

Page 22: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

5° D E E L I - S C H I J N

Is er maar één die echt tot vreugde leidt. (kijh om zich heen)

Waar zijn ze, die toneelspelers? Treed aan en Speel — ik beveel het julHe. Speel dan. Speel!

(alle acteurs zijn nu naar voren getreden en omringen Rozenkrantz en

Guildenstern; ze zien eruit als een kruising tussen schimmen en de groteske

uitvergrotingen van hun rollen in het stuk; ook Rozenkrantz en Guildenstern

veranderen nu allebei in toneelspeler/schim; alleen Hamlet en de Geest

van Yorick zijn exact dezelfde als in de eerste scène)

D E G E E S T Y A N Y O R I C K

(tot Hamlet)

Bent u niet bang voor spel en fantasie? Wat soms begint als machtige verbeelding Verslindt zichzelf en wordt verslaving aan Bedrog en waan, aan ingebeeld verstand. De mens is niet tegen zijn droom bestand.

H A M L E T

Speel. Speel!

D E G E E S T Y A N Y O R I C K

Goed dan. (brengt als Chorus een deel van de proloog van Hendrik de Vijfden)

'Was ik niet ik — een domme dienaar — Maar was ik Muze van het Vuur? Kon ik, als Vlam, verzengend stijgen naar De hoogste hemel der verbeeldingskracht? Ik nam geen vrede met dit vals theater. Ik koos een koninkrijk, geen plankenvloer. Ik ronseld' echte prinsen, geen acteurs. Ik liet slechts vorsten binnen als publiek... Maar bovenal riep ik mijn kroonprins op

E E R S T E B E D R I J F 51

Zoals hij was. Een jonge oorlogsgod Met aan zijn voet, getemd en schuldeloos Als poedels: hongersnood, verdrukking, pest. Ziehier mijn Hendrik — Hendrik Vi j f ! Bekijk hem!'

H A M L E T

(als zichzelf; fluisterend in bewondering)

Bravo.

D E G E E S T Y A N Y O R I C K

(opnieuw als Chorus)

'Vergeef mij — lieve, goede vrienden — dat M i j n doodgewone, onbevlogen geest Het waagt zijn grandioos verhaal te grabbel Te gooien in dit stoffig dranklokaal. Hoe kan mijn woord zijn heldendaden vatten? Hoe kunnen Frankrijks weidse vlakten én Haar Alpen, passen tussen twee gordijnen? Hoe kan een kathedraal uit niets verschijnen, Hoe pissen duizend paarden in één kamer, Hoe sterft een leger Fransen in één uur? En toch. Het kan. Verleen mij uw verbeelding!'

(reikt de hand aan Hamlet)

H A M L E T

(aanvaardt ontroerd de hand; fluisterend)

Bravo, bravo.

D E S C H I M Y A N L A Ë R T E S

(als Romeo in Romeo en fulia)

'Mi jn God! Welk licht van binnenuit straalt uit Dat raam daar, als een gloed mij tegemoet? Dat is het Oosten zelf:

Page 23: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

52 D E E L I - S C H I J N

Een zon op een balkon! Oh, Julia, mijn Julia! Kijk — zij verslaat de afgunst van de maan Die toch al bleek en ziek was van verdriet! Als de twee fraaiste sterren aan de hemel Een uitje maken, smeken ze die ogen Als plaatsvervangers in de nacht te flonkeren. Zie toch, hoe zij haar wang laat rusten op Haar hand! Oh, mocht ik maar een handschoen zijn... Ik streelde, zachter dan satijn, die wang. Het is mijn naam, mijn wrede naam die het Verbiedt. Ik wil hem kwijt. Had ik hem zelf Geschreven.? Ik verscheurde nu dat woord.'

H A M L E T

(fluisterend; liand in hand met de Geest van Yoricit)

Er is iets aan het rotten in ons land.

D E S C H I M Y A N O P H E L I A

(als Medea in Mamma Medea)

'Oh, nooit meer in te moeten dommelen! Nooit meer in het verstikkend web te schommelen Van rare dromen die mijn hersens martelen! De vreemdeling — steeds duikt hij op en steeds Kijk ik hem aan, we lachen naar elkaar, Geen blik schenk ik aan mijn onthutste vader! Zi jn kervende, van pijn doortrokken klacht. Als van een duivel of een stervende — Ze deed mij, rillend van de koorts ontwaken... Ik heb gezondigd tegen elke wet. H i j mag de dader zijn van zo veel kwaad, Wie ben ik nog, als ik vergeten zou Wie mij het eerst en meest heeft liefgehad?

E E R S T E B E D R I J F 53

Elk spoor van liefde zaait een nieuwe plaag. M i j n hoofd, mijn l i jf , mijn land wordt ziek. Het laait, Het draait, het wentelt weg, het kolkt verloren. Laat hem in 't buitenland een bruid gaan werven. Een meid, een feeks, en laat hij mij negeren. Ik sterf op mijn geboortegrond als maagd! (huilt)

Nee, geef dat hij zijn oog op mij laat vallen — M i j : Medea. Oh Jason? Wrede, verre, botte Jason... ? Moge uw schaamteloosheid mij besmetten Gelijk het schurft een teef op jaren treft. En moge liefde l i jk een teek u bijten Li jk zij zich voedt en volvreet aan mijn bloed.'

H A M L E T

Er is iets aan het rotten in ons land...

D E S C H I M Y A N C L A U D I U S

(als Kreoon in Antigone; links en rechts van hem:

de schimmen van Rozenkrantz en Guildenstern)

'De zoons van Oidipoes zijn allebei Gesneuveld. Het was broedermoord,

Dus ik erf alle macht. U zult uit mijn beleid vernemen Wie ik ben en wat ik wil , maar Di t staat vast. Wie zijn vriend Bemint ten koste van zijn stad Vind ik verdorven. Wie mijn vriend wil zijn Moet houden van mijn stad. De ene zoon stierf als een held In onze dienst; de ander wilde Ons verknechten en vermoorden.

Page 24: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

54 D E E L I - S C H I J N

Hem verbied ik te begraven. Laat hem Hggen, óp de grond. Niemand groet hem, Niemand weent om hem. De honden en de vogels Vreten hem wel weg. Wie tegen Thebe is, is tegen mij. Zo luidt mijn eerste wet — De wet van Kreoon.'

H A M L E T

Er is iets aan het rotten in ons land.

D E S C H I M V A N G E R T R U D E

(als Hekabe in Atropa)

'Waar bent u, vrouwen van wat ooit een

vruchtbaar volk was.? Geleid mij, in mijn lijden. Ik heb zelfs geen steen Als kussen voor mijn oude, kaalgeschoren kop. Geen haardvuur om de lokken te verbranden die Ik afsneed in mijn rouw — wat zal ik ermee doen.? Ze vlechten tot een zegekrans voor moordenaars — De beulen van mijn zonen en hun vader.? Hekabe Bestaat niet meer, niet langer is dit Troje, ik Ben niet meer haar vorstin. Wat ben ik wel.? Zelfs niet Een wrak, maar spaanders van kapotgebeukte schepen. Dein mee, drijf mee, met stroming en met branding,

Hekabe. Waarom zou u de goden nog aanroepen! Leert Het leven niet dat zij het minst zijn te vertrouwen.? Verzet u niet tegen de golfslag van uw lot. Rol om en om in uw miserie, tot u rot.'

E E R S T E B E D R I J F 55

D E G E E S T Y A N Y O R I C K

(laat Hamiets hand los; nu als stervende vorst in Richaar Deuzième)

'Zo speel ik veel personen in mijn eentje, En geen voelt zich voldaan noch recht gedaan. Maar wat het is, dat ik ook ben: noch ik. Noch enig mens die mens is en niets meer Kan ooit tevreden zijn met iets, totdat H i j vrede neemt met dit: de mens is niets.'

(de toneelspelers/schimmen wijken. Hamlet achterlatend)

H A M L E T

(moederziel alleen; grijnst)

Wat ben ik toch een laffe, boerse prutser... Is het niet wonderlijk dat zo'n actrice Voor een verhaaltje — een fantóóm van passies — Haar ziel zo naar haar fantasie kan kneden Dat het effect haar eigen wangen bleekt. Haar oog doet tranen en haar blikken breekt. Haar stem verdraait, heel haar postuur vervormt, Conform met wat ze droomt — en dus voor niets! Voor Hekabe, Medea en konsoorten! Wat is dat mens voor haar, en omgekeerd, Dat zij om haar zo weent? Wat zou ze doen. Had zij een grond en stimulans tot handelen Als ik? Ze zette heel de bühne blank met tranen, Haar aanklacht spleet elk oor in het publiek. De boef werd gek van haar, de burger ziek, De boer ontzet — ze ging tekeer tot zien En horen iederéén verging, (bitter) Maar ik. Een saai en slap stuk vreten, kanker maar. Een slome sukkelaar, die als een hoer Zijn hart verlicht met woorden en die vloekt Zoals een viswijf, maar geen klap verricht...

Page 25: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

56 D E E L I - S C H I J N

(lacht) M i j n God — wanneer mest ik de gieren vet Met het kadaver van die slavenvorst? Die laffe, geile, die vervloekte, vuile. Die verstokte, onbehouwen, wulpse schoft? Genoeg! Kom, hersens van me — aan het werk.

(als in lioorts)

Het is bekend dat boosdoeners bij 't zien Van sleutelscènes in een heftig drama Zozeer gegrepen worden door berouw Dat zij vanzelf hun misdaden bekennen. V7ant moord bezit misschien geen mond, ze spreekt In wonderlijke tongen. Deze troep Acteurs? Ik smeek ze straks om voor mijn oom De doodslag op mijn vader na te spelen. Ik houd hem in het oog, tot op het merg — M i j n oom, mijn dwingeland, mijn GoHath. De laatste twijfel gaat eraan, ik móet Het weten! 'Drama' zal de valstrik heten W aar ik de vorst in vang, en zijn geweten.

(wijkt)

57

TWEEBE BEBRIJF

I I . 1 E R Z I J N O F N I E T

Claudius, Gertrude, Polonius en Ophelia treden naar voren.

P O L O N I U S

(trekt zijn dochter aan de hand mee)

Ophelia, mijn dui^e — Deel mee wat je verklapt hebt aan je vader.

O P H E L I A

(gegeneerd)

Ik was aan het borduren in mijn kamer Toen kroonprins Hamlet plots tevoorschijn trad.

G E R T R U D E

(geërgerd)

In 's hemelsnaam, lief kind, wat zou mijn zoon Te zoeken moeten hebben in jouw kamer?

P O L O N I U S

Wacht af, mevrouw! Di t was maar het begin. (gebaart Ophelia voort te vertellen)

O P H E L I A

Zijn hemd, bezweet en vuil, stond open tot Zi jn navel, kousen droeg hij niet, zijn haar Stond om zijn hoofd in pieken overeind, Zi jn aangezicht zag witter dan een lelie.

Page 26: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

58 D E E L I - S C H I J N

Zijn lippen? Paars en dun als droge druiven. En dan die ogen! Zwart omrand en smartelijk, Ontredderd, zonder peil, als kwam hij uit De hel om van haar gruwel te getuigen.

G E R T R U D E

En wat dan nog? H i j had altijd een zwak Voor pose en komediespel en voor Ietwat macabere verkleedpartijen.

O P H E L I A

(bijna in tranen)

H i j greep mijn pols beet, kneep die bijna fijn, Trad dan een armlengte terug en mat M i j met zijn blik, alsof hij me wou schilderen. Zo bleef hij staan, dat leek een uur te duren. Ten slotte schudde hij mijn arm, een beetje; Bewoog zijn hoofd wel drie keer op en neer En slaakte dan zo'n klaaglijk diepe zucht Datje zou vrezen dat zijn hart begaf En hij bezweek. Maar plots liet hij me los En week vertraagd naar buiten, achterwaarts; H i j vond zijn weg zonder te kijken want Zi jn blik, zo leeg en brandend, bleef op mij.

P O L O N I U S

Voila.

G E R T R U D E

Hoezo, 'voila ?

P O L O N I U S

Ik heb, meen ik, de grond gevonden van Wat zich als waanzin bij de prins laat aanzien.

T W E E D E B E D R I J F 59

G E R T R U D E

De moedeloosheid van mijn zoon bezit Eén 'grond' — als u dat zo per se wilt noemen. Zi jn vaders dood en ons gejaagde huwelijk. U maakt het bont als u dat 'waanzin' vindt.

P O L O N I U S

H i j is niet zomaar 'gek'. H i j is verliefd.

C L A U D I U S

'Verliefd'? Op uitgerekend haar — uw dochter?

G E R T R U D E

(opgelucht)

Dat kan —

Elk mens valt ooit ten prooi aan kalverliefde.

P O L O N I U S

Geen kalverliefde — nee, mevrouw! Dit gaat Om razernij die passie heet, waarvan De destructieve kracht zichzelf vernietigt en — Onszelf en elke geesteskracht ten spijt — Ons tot de wreedste wanhoopsdaden dri jf t .

C L A U D I U S

(na een stilte)

Tja — stel dat daar het paard gebonden l igt . . . Hoe krijgen we daarvan ooit zekerheid?

(op de achtergrond: Hamlet — opnieuw drentelend, lezend; wellicht luisterend)

P O L O N I U S

(tot Claudius)

Het is een vaak vertoond verhaal dat met

Page 27: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

6o D E E L I - S C H I J N

Wat list, wat schijn, een uitgestreken snuit En een oprechte blik, de waarheid zelfs Aan duivels wordt ontlokt en opgevist — Zo zal het ook uw zoon vergaan. Vrees niet! Als wij spionnen zijn, dan enkel uit De noodzaak dat zijn waanzin wordt geduid: Of liefdespijn, of kanker van de geest.

(tot ophelia, haar een boei: in de handen drulAend)

Flaneer hier heen en weer en doe alsof Ook j i j verzonken bent in je lectuur. Vereenzaamd door zijn trots en jouw verdriet. Vrees niet! Je vader en je vorst zijn hier. We schuilen achter deze muur en zien, Zonder gezien te zijn, de scène. Goed?

G E R T R U D E

(tot Ophelia; haar beide handen beetnemend)

Lief kind, ik hoop van harte dat jouw schoonheid De zwakte mag verklaren van mijn zoon. Dan kan jouw lieflijkheid hem leiden naar Herstel van eer — ook tussen jullie beiden.

O P H E L I A

(fluistert)

Ik hoop het ook, mevrouw. Met hart en ziel.

G E R T R U D E

Pas op! Daar komt mijn arme jongen aan — Alweer melancholiek... En altijd lezend!

(kust haar op de wang; wijkt geheel uit zicht)

H A M L E T

(treedt argwanend naar voren; merkt de twee spionnen)

T W E E D E B E D R I J F 61

Er zijn of niet? Er is geen vraag dan die. Wat is het meest integer? In je geest De pi j l - en kogelregens te verdragen Van ons uitzinnig lot? Ofwel, gewapend. Een zee van catastrofes te bestormen En in die stormloop om te komen... Sterven? Slapen. Meer niet. Maar stel dat slaap volstaat Om het gepieker en de duizend pijnen Te staken die ons lichaam heeft geërfd — Wie smeekte niet met vuur om zulk een kuur? 'Creperen'? Slapen! 'Slapen'? Soms ook 'dromen'! Daar ligt de knoop. A l wat men, eens ontdaan Van het rumoer van 't aards bestaan, kan dromen. Zet aan tot nog meer twijfel. 'Peinzen' is Wat zo'n beproeving maakt van ons lang leven. De haat en nijd van deze t i jd — wie droeg ze? Wie boog het hoofd voor onrecht van tirannen. Voor traagheid en corruptie van ons recht. De smaad van onaantastbare bankiers. De arrogantie van de macht, de spot Van parvenu's voor wat oprecht en echt is. De plagen en de slagen van de liefde... Wie droeg ze, als men ze kon delgen — zelf. Met slechts de steek van slechts een mes? Men zwoegt En knarsetandt een leven lang, als vee Onder het juk — toch trekt men steeds die ploeg Uit angst voor 'iets', na afloop van de dood. De dood? (lacht) Dat 'iets'? Dat onontdekte continent, waaruit Geen reiziger ooit keert, verlamt de wil . Het leert ons van vertrouwde kwalen houden En kwalen vrezen die we nog niet kennen. Zo maakt ons denken van elk mens een lafaard...

Page 28: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

62 D E E L I - S C H I J N

De kwieke blos van vastberadenheid Wordt bleek en bros, verteerd door ons getob. De daad, gediend door vaart en energie, Vertraagt eerst door een overdaad aan wikken. Tot ze verzandt in lethargie. Maar zie? Mooie Ophelia! Zo heel alleen? En met een boek! U bent aan 't bidden, zeker?

(probeert de titel van het boek te zien)

O P H E L I A

(onwennig, triest)

M i j n goede prins —

Hoe gaat het met u? Sinds de laatste keer?

H A M L E T

Ik dank je nederig. Heel goed. Goed. Goed!

O P H E L I A

Ik heb, mijn prins, wat souvenirs van u Die ik al lang verlangde t'rug te geven. Ik smeek u: neem ze aan van mij .

(steekt hem een kleinood toe)

H A M L E T

(weigert het aan te nemen)

In geen geval. Ik gaf je niemendal.

O P H E L I A

M i j n beste prins, u weet heel goed van wel. Zelfs vergezeld van zulke zoete woorden Dat ze verdubbelden in waarde; nu Is hun parfum verwaterd — neem ze t'rug.

T W E E D E B E D R I J F 63

Voor wie oprecht is zijn cadeaus onkies. Als wie ze gaf zich in dédain verliest.

H A M L E T

Dédain? Voor jou? Waarom? Jij bent toch kuis?

O P H E L I A

Pardon, mijn prins?

H A M L E T

En ben je ook niet knap, behalve kuis?

O P H E L I A

Waar heeft mijn prins het over?

H A M L E T

Wie kuis en knap is, daagt de Schepping uit. Want schoonheid laat zich nooit met kuisheid mengen.

O P H E L I A

M i j n prins — Waarmee mengt schoonheid zich het best? Met kuisheid, en met niets van al de rest.

H A M L E T

Gelul! De kracht van schoonheid kan de deugd Verkrachten tot een pooier — meer dan dat De deugd haar tweelingzus in schoonheid vindt. Eertijds een paradox, nu geeft de t i jd M i j groot gelijk. Ik hield van jou. Destijds.

O P H E L I A

U deed mij, prins, dat inderdaad geloven.

Page 29: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

64 D E E L I - S C H I J N

H A M L E T

Je had me niet mogen geloven. Deugd Laat zich niet enten op de stamboom van M i j n moeder. Nooit heb ik van jou gehouden.

O P H E L I A

Dan ben ik des te meer Belogen en bedrogen.

H A M L E T

(raast) Rot toch op, mens! Ga naar een vrouwenhuis! Of hoer of non, j i j bent het allebei. Waarom wil j i j een legkip zijn van zondaars? Ikzelf ben al bij al zo slecht nog niet —- en toch kan men reeds mij betichten van zulkdanige vergrijpen, dat mijn moeder mij beter niet op deze wereld had gezet. Ik ben trots, wraak­zuchtig, nietsontziend; met meer delicten op mijn kerfstok dan ik volharding bezit om ze te beramen, en verbeelding om ze vorm te geven, en t i jd om ze te bedrijven. Waartoe kruipt uitschot zoals ik nog rond, tussen hemel en grond? W i j zijn doortrapte schoften, allemaal — en j i j bent een doortrapte snol. Ga naar een vrouwenhuis! Daar hoor je thuis! Wat scheelt er, kind — ga je janken, ga je beven? Doe maar! Wie houdt je tegen? Waar is die vader nu? Die van jou?

O P H E L I A

Hij's thuis, mijn prins. Hij's thuis.

H A M L E T

Vergrendel alle deuren, snel! Dat hij de zot niet langer uit kan hangen, tenzij in zijn eigen kot. Vaarwel!

(lijkt te wijken)

T W E E D E B E D R I J F 65

O P H E L I A

(tot zichzelf)

O help hem, God, ik smeek U : sta hem bij.

H A M L E T

(komt al terug; grijpt haar ruw beet bij de keel)

Als je per se wilt trouwen, geef ik jou als bruidsschat deze vloek nog mee: al was je kuis als ijs, hard als hagel, puur als water? Je zult aan laster niet ont­snappen. Je bent rot, je bent gedoemd. Ga naar dat vrouwenhuis! Vaarwel! En als je toch wilt trouwen? Kies een imbeciel. Wie wijs is weet welk soort monsters een vrouw als j i j van mannen maakt.

O P H E L I A

(ademt moeilijk; kan zich niet uit zijn klem bevrijden)

O hemelse machten, doe hem genezen.

H A M L E T

Zoals een graf zich kalkt, zo schildert jullie soort zich ook. Je kreeg van God al een gezicht, j i j fabriceert een tweede smoel erbovenop. Je draait, je kirt, je kronkelt en je lispelt, je verslijt je hitsigheid voor onschuld en onnozelheid. Gedaan ermee! (duwt haar van zich a f )

Ga naar een wijvenhuis! Een klooster, een gevangenis — als het maar cellen heeft. Jij bent een rondlopend gevaar, het feit dat je bestaat alleen al doet mij kotsen! Genoeg! Hier wordt niet meer gehuwd, van nu af aan — door niemand. Zi j die al zijn getrouwd — behalve één — mogen in leven blijven. De rest zal blijven wat ze zijn: alleen. Ga weg! Ga naar een reservaat voor wijven zoals j i j ! Rot op!

(wijkt)

Page 30: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

66 D E E L I - S C H I J N

O P H E L I A

(in tranen)

Wat voor een grote geest gaat hier te gronde... De hoop, de bloem van onze grootse natie, De spiegel van fatsoen, de top van gratie. Een voorbeeld voor voorbeeldigen: kapot! En ik, het droefst en dwaast van alle vrouwen. Die honing zoog uit zijn beloftejubel, Zie nu dat edel, sterk verstand van hem Verstoord — een klokkenspel, ontstemd en vals. Zi jn weergaloos tot bloei gegroeid talent? Verwoest door waanzin. Arme ik, die zag Wat ik moest zien. Die ziet wat ik nu zie: H i j heeft zichzelf, en mij erbij, verbrijzeld.

C L A U D I U S

(naar voren tredend met Polonius; ze negeren Ophelia)

Liefde? Daar li jkt zijn hart niet toe geneigd En in zijn ziel zit iets geheims te rijpen, In een pluimage van gespeelde weemoed, Waarmee hij als een bakvis koketteert. Maar als die eierschaal ooit breekt — wie weet Welk staatsgevaarlijk beest zich reveleert! Het is niet in het landsbelang te wachten Tot zo'n bevalling zich manifesteert Op zijn geboortegrond en die van mij.

P O L O N I U S

(om zich heen kijliend, besmuikt)

M i j n voorstel is dat hij — geheel alleen — Op audiëntie bij zijn moeder gaat. Zij vraagt hem naar de oorzaak van het kwaad, Ze praten vrij en vrank en honderduit.

T W E E D E B E D R I J F 67

Terwijl ik nauw beluister of hij haar Niet iets vertelt wat hij voor ons verduistert. Krijgt zij niets uit hem los? Verban hem dan.

C L A U D I U S

(ook om zich heen kijkend, besmuikt)

Ook uit den vreemde dient hij ons tot last.

P O L O N I U S

Dan bli j f t er nog een ander, drastisch plan.

C L A U D I U S

Wat dan?

P O L O N I U S

Wat als het nu eens oorlog wordt? Is niet Een prins verplicht de wapens op te nemen, Wanneer zijn vaderland wordt aangevallen. En hij zijn koning moet beschermen die De troepen leidt vanuit het binnenland?

C L A U D I U S

Uw eigen zoon is bij de grens gelegerd.

P O L O N I U S

Laërtes kent de risico's van wat H i j koos. Ook hij geeft, als het moet, zijn leven Voor wat hij innig liefheeft in dit land.

C L A U D I U S

Door ons gewild of niet: zo'n oorlog valt Niet te vermijden. Ik word uitgedaagd! Zulks is het lot van elke nieuwe leider —

Page 31: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

68 D E E L I - S C H I J N

H i j wordt gesard, getart, getest, tot hij Met wrede, harde hand zijn plaats opeist.

P O L O N I U S

Ik maak reeds morgenvroeg wat schetsen van Een generaal mobiliseringsplan.

H A M L E T

(treedt naar voren; tussen kwaad en opgewonden)

Waar blijven jullie, lamzakken! Hijs het doek en dim de lichten in de zaal: de voorstelling begint! W i j brengen u: De Muizenval, gebaseerd op een eeuwenoud verhaal. Is iedereen klaar? En. . .actie!

(ook Gertrude, Polonius en Opfielia traden inmiddels naar voren)

T W E E D E B E D R I J F 69

I I . 2 D E V O O R S T E L L I N G

Allen behalve Laërtes spelen toeschouwers van De Muizenval; een stuk dat

deels bestaat uit een vooraf opgenomen schaduwspel of stomme film, en deels

uit antieke tekst — te vermengen, dissociatief, met schokeffecten, animatie,

vertellersstemmen en/of ondertitels; hoe dan ook op 't eind resulterend in chaos.

Hamlet en de Geest van Yorick kijken, ietwat afzijdig, naar zowel

De Muizenval als naar de toeschouwers ervan.

De Muizenval. Deel I

Een Toneelkoning en Toneelkoningin treden aan, in vol ornaat maar teder;

ze omhelzen elkaar. Zij knielt en omknelt zijn knieën als een smekeling.

Hij helpt haar overeind en vlijt zijn hoofd op haar schouder. Alles overdreven

zoet en lieflijk.

Tegelijk deze antieke tekst:

T O N E E L K O N I N G I N

'Nog meen'ge reize moge zon en maan, Eer onze Liefde sterft, ons overgaan. Maar ach, gij waart veel krank den laatsten t i jd. Zoo verre van gezond, zoo weinig blijd', Dat 'k u mistrouw. Doch, schoon ik u mistrouwe, Het mag geen kwaad u doen, bedenk, wij vrouwen Zijn veel te ras beangst, juist als wij minnen. Waar liefd' is groot, beangst het kleinst getwijfel En grooter liefde groeit door angst-geweifel.'

Page 32: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

70 D E E L I - S C H I J N

T O N E E L K O N I N G

'Heusch, hev', ik moet en spoedig u verlaten. M i j n levenskrachten gaan hun werking laten. En gij bl i j f t achter in dees weêrld alleen, Geëerd, bemind; en wellicht vindend een Trouw echtgenoot, die u —'

T O N E E L K O N I N G I N

'Spaar mij die smart! Zo'n liefde waar' verraad plege' aan mijn hart! Treff ' mij, in 'n tweeden man, de vloek der Goden: Geen trouwt een tweeden, die niet d' eersten doodde. Ten tweeden maal dood ik mijn dooden man. Als 'n tweede man m' in liefd' omhelzen kan.'

T O N E E L K O N I N G

'Dees wereld duurt niet eeuwig, noch 't gebod Dat liefd' ook blijven zal bij keer van 't lot. Als 'n heerscher valt, men ziet zijn gunst'ling vliênde; Wordt 'n arm man rijk, zijn haters worden vrienden. Om ord'lijk te besluiten waar 'k ving aan: Ons lot en willen zoo contrarie gaan, Dat ieder plan van ons toch falen zal. Ons denken hoort ons, d' uitkomst niet met al. Denk dus, nooit zult gij trouw'n een tweeden man; Maar ook dat, d' eerste dood, gedacht'nis sterven kan.'

T O N E E L K O N I N G I N

'Aarde onthoud mij voedsel, hemel licht; Geneucht' en rust van mijne dagen zwicht; Vertwijf'le al mijn hoop, vertrouwen, blijheid; 't Rantsoen eens kluis'naars zij mijn een'ge vrijheid. Dat, waar 'k ook zij, mij wroeging volg', berouw — Indien, 'k eens weduwe, weer word tot vrouw.'

T W E E D E B E D R I J F 71

C L A U D I U S

(ongemakkelijk)

Wat is bij God het plot, waar leidt dit heen.?

H A M L E T

Het is maar spel! Beschaafd geprikkel, voor de lol, product van een onschuldige verbeelding — en zeker geen vernederend reële beelden van de wereld die we steeds beleven.

(naar liet scherm)

Deel twee! Spelen maar! {stampvoet) Speel dan toch! (neemt weer plaats naast ie Geest van Yorick)

De Muizenval. Deel II

De Toneelkoning legt zich te rusten op het bloemenbed. De Toneelkoningin

checkt of hij inderdaad slaapt, verlaat hem dan. Het mierzoete verandert

gaandeweg in iets dreigends en sombers.

Daarbij deze antieke tekst:

T O N E E L K O N I N G

' Ik dank u, Lieve, voor uw'n zwaren eed. Maar laat mij thans alleenig hier wat blijven. M i j n geest wordt moed' en graag woud' ik verdrijven Dags langewijl met slaap.'

(gaat liggen)

T O N E E L K O N I N G I N

'Slaap suss' uw lijden. En nimmer koom' onheil tusschen ons beiden.'

(af)

H A M L E T

Deel drie! Vooruit! Speel dan. Speel!

Page 33: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

72 D E E L I - S C H I J N

D« Muizenval. Deel III

Dreiging looft langzaam over in groteske horror. Een andere man — de

Gifmenger — komt tevoorschijn in de tuin, hij grijpt de kroon van de slafende

Toneelkoning, kust ze, zet ze of.

D E G I F M E N G E R

'Zwart opzet, handen klaar; gif, t i jd naar wensch... Getij dat meehelpt; verder hier geen mensch... Veil brouwsel, uit mid'nachtlijk kruid gegaard, Driemaal door Satans ban'lingsvloek bezwaard: Doe gij uw werking, magisch, onverbid'lijk, Verteer 't gezonde leven nu, onmid'lijk!'

Hij giet de flacon leeg in het oor van de Toneelkoning, die stuiptrekkend

en in pijn sterft. De Toneelkoningin, teruggekomen, vraagt eerst met wanhopig

wilde gebaren om hulp aan de Gifmenger. Die troost haar, steeds inniger;

ze weigert eerst, accepteert dan zijn liefkozingen; ten slotte bedrijven ze wild

de liefde op het bloemenbed — naast het lijk van de Toneelkoning.

O P H E L I A

(over het geluid van de voorstelling heen)

De koning! De koning is onwel!

P O L O N I U S

(idem) Stop met spelen, staak het spel!

G E R T R U D E

Wat scheelt er, Claudius?

P O L O N I U S

M i j n heer, wat kan ik doen?

C L A U D I U S

Geef mij lucht, geef mij licht!

T W E E D E B E D R I J F 73

A L L E N B E H A L Y E H A M L E T

E N D E G E E S T Y A N Y O R I C K

Lichten aan! Licht voor de koning! Licht! Licht!

C L A U D I U S

Laat me los, laat me gaan! (wurmt zich los en wijkt)

G E R T R U D E

(achter hem aan)

Wat scheelt er, lieve Claudius?

P O L O N I U S

(idem, gevolgd door Ophelia)

M i j n vorst, wat kan ik doen? M i j n vorst!

R O Z E N K R A N T Z E N G U I L D E N S T E R N

(idem) M i j n vorst, wat scheelt er, kunnen wij iets doen?

H A M L E T

(is achtergebleven; huivert, kotst; achter hem alleen nog de Geest van Yorick)

Het is zover. Ik voel het. De nacht wordt hel en ik word nacht. Het graf van duizenden spuwt vuun Hun rottend vlees — de smet waarmee ik mij als met de drek van wolven was, totdat mijn vel verhardt. Word zwart, wat bleek was! Word graniet en been — o breekbaar glas waarvan mijn hart te lang de bastaard was! 'Genade' en 'verraden' zijn geen rijmen. Het een verdelgt het ander, zoals het ene ras het ander. Geef mij een schaal vol dampend bloed, ik leeg ze tot de bodem en bijt de randen met mijn tanden stuk, glazuur tegen glazuur, (lacht) Eindelijk! Tot ieder wanbedrijf ben ik in staat. Een tweede keer geboren.

Page 34: EËMSTi: BEDMIJF 1 - Toneelacademie...Ik leid de natie enke bilj uw gratie. GERTRUDE Zo helpe ons de Heer almachtig, amen. CLAUDIUS (moeizaam weer op, net als Gertrude) Geen zorg meer

74 D E E L I - S C H I J N

De ti jd is rijp: breng me mijn moeder zoals zij me P A U Z E heeft gebracht. Weerloos, blind en schuldig aan de eerste ademstoot en alles wat daarna moest komen. Het huilen was ook toen niet van de lucht. De t i jd is rot. W i t is een moeder? Ti jd! Ti jd , nijd, kwijt! j En schijt, schaam, schande: zij is rot. Z i j ! Ze moet \ leren kijken, leren zien. Zich schminken met schaamte, zich kammen met straf, zich kleden in messen, naar binnen toe gericht. Haar grootste kerfstok is haar schoot. De misdaad die ze jegens | mij beging? Zi j heeft mij uitgekotst en uitgestoten. Veroordeeld tot een leven waarin ze ook mijn vader zou vermoorden. Niemand was ooit meer een wees | dan ik. Hamlet? Ik was Hamlet — ik ben hem niet. Ik ken hem niet. Ik was hem niet. Ik wis hem uit. Voorgoed! Vooruit. Doe het. Nu. Nu!

(wijkt, de Geest van Yorick acJiterlatend)

Nü! !

1 !