Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

43
1 Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017 Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving Inhoudstafel INHOUDSTAFEL ................................................................................................................................................... 1 VOORWOORD....................................................................................................................................................... 3 1. DE ELEKTRISCHE WARMTEPOMP ALS BIBLIOTHEEKELEMENT IN DE EPB-SOFTWARE ........................................................ 3 1.1 Naam, merk, product-ID, COP en type van de warmtepomp ................................................................ 3 1.1.1 Naam, merk en product-ID .....................................................................................................3 1.1.2 COP test ..................................................................................................................................3 1.1.2.1 Opgelet voor de COP van warmtepompen op ventilatielucht, in combinatie met warmteterugwinapparaten............................................................................................................................ 4 1.1.2.2 Opgelet voor de COP van warmtepompen, in combinatie met een elektrische bijverwarming ............ 4 1.1.2.3 Invoer van gegevens van de combinatie warmtepomp-elektrische weerstand in het externe rekenblad8 1.1.3 Type warmtepomp ..............................................................................................................12 1.1.4 Reversibele warmtepomp.....................................................................................................14 1.2 Aanvullende gegevens van de warmtepomp in testomstandigheden ................................................. 16 1.2.1 Temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting ..............16 1.2.2 Elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 volgens voorgeschreven testomstandigheden .........................................................................................................................16 1.2.3 Luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COP-testmeting en het maximaal luchtdebiet doorheen de installatie, zoals opgegeven door de fabrikant .................................................................16 2. ALS OPWEKKINGSTOESTEL IN HET PROJECT VOOR DE RUIMTEVERWARMING ............................................................... 17 2.1 Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem ....................................... 18 2.2 Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor....................................................... 20 2.3 Correctiefactor voor het elektriciteitsverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper ......... 21 2.4 Correctiefactor voor de luchtdebieten ............................................................................................... 21 2.4.1 Ontwerptoevoerdebiet doorheen de installatie ......................................................................21 2.4.2 Ontwerpafvoerdebiet doorheen de installatie ........................................................................22 3. ELEKTRISCH HULPENERGIEVERBRUIK BIJ RUIMTEVERWARMING MET EEN WARMTEPOMP ............................................... 22 3.1 Bij een warmtepompsysteem met water als warmteafgiftemedium.................................................. 22 3.1.1 Bij EPW-projecten ................................................................................................................23 3.1.1.1 Voor circulatiepompen (met of zonder pompregeling) ................................................................. 23 3.1.1.2 Voor andere pompen ............................................................................................................... 23 3.1.2 Bij EPU-projecten.................................................................................................................24 3.2 Bij een warmtepompsysteem met lucht als warmtetransportmedium ............................................... 24 3.2.1 Bij EPW-projecten ................................................................................................................25 3.2.1.1 Via de waarde bij ontstentenis .................................................................................................. 25 3.2.1.1.1 Ventilatoren enkel voor luchtverwarming (voor elke energiesector invullen) ............................. 25 3.2.1.1.2 Ventilator voor luchtverwarming die ook instaat voor bewuste ventilatie ................................. 25

Transcript of Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

Page 1: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

1

1

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL ................................................................................................................................................... 1

VOORWOORD ....................................................................................................................................................... 3

1. DE ELEKTRISCHE WARMTEPOMP ALS BIBLIOTHEEKELEMENT IN DE EPB-SOFTWARE ........................................................ 3

1.1 Naam, merk, product-ID, COP en type van de warmtepomp ................................................................ 3 1.1.1 Naam, merk en product-ID ..................................................................................................... 3 1.1.2 COPtest .................................................................................................................................. 3

1.1.2.1 Opgelet voor de COP van warmtepompen op ventilatielucht, in combinatie met

warmteterugwinapparaten ............................................................................................................................ 4 1.1.2.2 Opgelet voor de COP van warmtepompen, in combinatie met een elektrische bijverwarming ............ 4 1.1.2.3 Invoer van gegevens van de combinatie warmtepomp-elektrische weerstand in het externe rekenblad8

1.1.3 Type warmtepomp .............................................................................................................. 12 1.1.4 Reversibele warmtepomp ..................................................................................................... 14

1.2 Aanvullende gegevens van de warmtepomp in testomstandigheden ................................................. 16 1.2.1 Temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting .............. 16 1.2.2 Elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 volgens voorgeschreven

testomstandigheden ......................................................................................................................... 16 1.2.3 Luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COP-testmeting en het maximaal luchtdebiet

doorheen de installatie, zoals opgegeven door de fabrikant ................................................................. 16

2. ALS OPWEKKINGSTOESTEL IN HET PROJECT VOOR DE RUIMTEVERWARMING ............................................................... 17

2.1 Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem ....................................... 18 2.2 Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor....................................................... 20 2.3 Correctiefactor voor het elektriciteitsverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper ......... 21 2.4 Correctiefactor voor de luchtdebieten ............................................................................................... 21

2.4.1 Ontwerptoevoerdebiet doorheen de installatie ...................................................................... 21 2.4.2 Ontwerpafvoerdebiet doorheen de installatie ........................................................................ 22

3. ELEKTRISCH HULPENERGIEVERBRUIK BIJ RUIMTEVERWARMING MET EEN WARMTEPOMP ............................................... 22

3.1 Bij een warmtepompsysteem met water als warmteafgiftemedium .................................................. 22 3.1.1 Bij EPW-projecten ................................................................................................................ 23

3.1.1.1 Voor circulatiepompen (met of zonder pompregeling) ................................................................. 23 3.1.1.2 Voor andere pompen ............................................................................................................... 23

3.1.2 Bij EPU-projecten ................................................................................................................. 24 3.2 Bij een warmtepompsysteem met lucht als warmtetransportmedium ............................................... 24

3.2.1 Bij EPW-projecten ................................................................................................................ 25 3.2.1.1 Via de waarde bij ontstentenis .................................................................................................. 25

3.2.1.1.1 Ventilatoren enkel voor luchtverwarming (voor elke energiesector invullen) ............................. 25 3.2.1.1.2 Ventilator voor luchtverwarming die ook instaat voor bewuste ventilatie ................................. 25

Page 2: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

2

2

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

3.2.1.2 Via een rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde vermogen ................................................... 26 3.2.2 Bij EPU-projecten ................................................................................................................. 27

3.3 Bij warmtepompen met bodem, grondwater of oppervlaktewater als warmtebron ........................... 29

4. BEHANDELING VAN WARMTEPOMPEN MET DIRECTE VERDAMPING EN/OF DIRECTE CONDENSATIE IN DE

ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING ............................................................................................................................. 29

4.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest ............................................................................ 29 4.2 Als bibliotheekelement in de EPB-software ....................................................................................... 29

4.2.1 Warmtepompen met directe verdamping .............................................................................. 29 4.2.2 Warmtepompen met directe condensatie .............................................................................. 30

4.3 Als opwekkingstoestel in het project voor de ruimteverwarming. ...................................................... 31 4.3.1 Warmtepompen met directe verdamping .............................................................................. 31 4.3.2 Warmtepompen met directe condensatie .............................................................................. 31

5. BEHANDELING VAN WARMTEPOMPEN DIE OPPERVLAKTEWATER ALS WARMTEBRON GEBRUIKEN IN DE

ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING ............................................................................................................................. 32

5.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest ............................................................................ 32

6. BEHANDELING VAN WARMTEPOMPEN DIE RIOLERING OF EFFLUENT VAN EEN RIOOLWATERZUIVERINGSINSTALLATIE ALS

WARMTEBRON GEBRUIKEN IN DE ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING ................................................................................... 33

6.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest ............................................................................ 33 6.2 Invoer in de EPB-software 3G ............................................................................................................ 33

7. BEHANDELING VAN WARMTEPOMPEN DIE AANGESLOTEN ZIJN OP EEN WATERLUS ........................................................ 33

7.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest ............................................................................ 34 7.2 Voorwaarden om de COPtest te mogen gebruiken .............................................................................. 34 7.3 Invoer in de EPB-software 3G ............................................................................................................ 34

DE OPGELEGDE TESTOMSTANDIGHEDEN VOOR HET BEPALEN VAN DE COPTEST ...................................................................... 35

BIJLAGE B ........................................................................................................................................................ 40

VOORBEELDEN: ................................................................................................................................................... 40

BIJLAGE C ........................................................................................................................................................ 43

UITTREKSELS UIT DE NBN EN 14511-2:2008 ........................................................................................................... 43

Page 3: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

3

3

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Voorwoord

Het VEA stelt in de EPB-aangiften van de projecten waarin elektrische warmtepompen worden toegepast, soms onrealistische, foutieve of vergeten invoerwaarden vast. Er worden zowel fouten gemaakt bij:

het definiëren van de warmtepomp in de bibliotheek;

het invoeren van het warmtepompsysteem in het project op het tabblad ‘Warmtepomp als opwekkingssysteem’ (onder de rubriek ‘Installaties’, ‘Verwarming en koeling’);

de rapportering van de elektrische hulpenergie bij ruimteverwarming met een warmtepomp.

In dit document wenst het VEA de invoer en de rapportering van warmtepompen in het kader van de energieprestatieregelgeving (en dus ook in de EPB-software) toe te lichten.

Om correct warmtepompsystemen in de EPB-aangiften te rapporteren, is het zeker nodig dat de principes, de werking … van verschillende types warmtepompen en ook de begrippen COP van de warmtepomp en de SPF van het totale warmtepompsysteem gekend zijn.

Die verschillende begrippen & werkingen kunt u ter opfrissing nalezen in de warmtepompbrochure op energiesparen.be.

1. De elektrische warmtepomp als bibliotheekelement in de EPB-software

1.1 Naam, merk, product-ID, COP en type van de warmtepomp

1.1.1 Naam, merk en product-ID

In de bibliotheek onder de installatiecomponenten vult u eerst de ‘Naam’, het ‘Merk’ en de ‘Product-ID’ van de warmtepomp in.

1.1.2 COPtest

Daarna voert u de COPtest (= prestatiecoëfficiënt) van de warmtepomp in. Die wordt bepaald volgens (de gepaste combinatie van) NBN EN 14511 en/of NBN EN 15879-1 onder de testomstandigheden vastgelegd in bijlage V bij het energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009. Die testomstandigheden worden vermeld in tabel 1, 2 en 3 van bijlage A bij dit document.

Onderstaande opsomming geeft een overzicht van die normen:

NBN EN 14511 Air conditioners, liquid chilling packages and heat pumps with electrically driven compressors for space heating and cooling

NBN EN 15879-1 Testing and rating of direct exchange ground coupled heat pumps with electrically driven compressors for space heating and/or cooling – Part 1: Direct exchange-to-water heat pumps

De laatste norm is specifiek van toepassing op warmtepompen met directe warmtewisseling langs de verdamperzijde.

Ter informatie:

Bij sommige merken/types van warmtepompen staat de COP (conform de opgelegde testomstandigheden, zie bijlage A) duidelijk in de technische fiche van het geplaatste toestel vermeld.

Opgelet: COP-gegevens die overeenkomen met de Ecodesign richtlijn (norm EN14825) mogen niet gebruikt worden in het kader van de energieprestatieregelgeving. Als de COP bepaald volgens (de

AA

NG

EP

AST

FEB

RU

AR

I 2

01

7

AA

NG

EP

AST

MA

AR

T 2

01

4

Page 4: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

4

4

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

gepaste combinatie van) NBN EN 14511 en/of NBN EN 15879-1 en conform de opgelegde testomstandigheden (zie bijlage A) niet vermeld staat in de technische gegevens vraagt u de waarde op bij de leverancier. De ontvangen COPtest kunt u invullen.

Het is mogelijk dat de leverancier u naast de COPtest ook de capaciteitstabellen van het type warmtepomp (volgens opgelegde testomstandigheden) bezorgt. Het is zeker interessant om eens zelf de oefening te doen en de COP af te leiden uit die capaciteitstabellen om beter de methodiek te begrijpen. Meer informatie over hoe u de capaciteitstabellen van een type warmtepomp moet interpreteren om daaruit de COP af te leiden, vindt u in bijlage B.

1.1.2.1 Opgelet voor de COP van warmtepompen op ventilatielucht, in combinatie met warmteterugwinapparaten

Als warmtepompen worden toegepast op de ventilatielucht, worden ze soms gecombineerd met warmteterugwinapparaten. Normaliter is dat energetisch gunstiger. Om dubbeltellingen te vermijden mag enkel de COP van de warmtepomp worden gebruikt die betrekking heeft op de warmtepomp zelf, dus zonder het effect van het warmteterugwinapparaat mee te rekenen. Het effect van het warmteterugwinapparaat wordt immers al expliciet ingerekend via invoer op het tabblad ‘ventilatie’ bij de ‘Installaties’.

De combinatie van de evaluatie van de COP van de warmtepomp, in strikte zin als opwekkingstoestel voor ruimteverwarming, en van het warmteterugwinapparaat in het luik ventilatie-installatie, geeft een correcte beoordeling van het gecombineerd systeem in totaliteit bij de bepaling van het karakteristiek energieverbruik.

1.1.2.2 Opgelet voor de COP van warmtepompen, in combinatie met een elektrische bijverwarming

In veel gevallen worden warmtepompen gecombineerd met een elektrische weerstand. Die elektrische weerstand kan geïnstalleerd zijn, in of buiten de warmtepomp, op het circuit van de ruimteverwarming en/of op het circuit van sanitair warm water (vb. warmtepompboiler).

De combinatie warmtepomp-elektrische bijverwarming voor ruimteverwarming wordt vaak zo ontworpen dat de warmtepomp gedurende het grootste deel van het stookseizoen de volledige warmtevraag kan dekken. Enkel op de piekmomenten (in de koudste dagen) wordt de elektrische bijverwarming aangesproken om het overige deel van de warmtevraag te beantwoorden. Op die manier is het mogelijk om de warmtepomp kleiner te dimensioneren. Het is ook mogelijk dat de elektrische weerstand enkel dient voor noodverwarming bij storing van de warmtepomp, en dat die weerstand dus niet automatisch in werking kan treden op piekmomenten van het stookseizoen.

De combinatie warmtepomp-elektrische bijverwarming voor sanitair warm water wordt regelmatig gebruikt om het warm tapwater gedurende een korte periode te verwarmen tot boven 60 °C, ter bestrijding van de legionellabacterie.

In het kader van de energieprestatieregelgeving moet, in elk van bovenstaande gevallen, zowel de warmteopwekking door de warmtepomp als de warmteopwekking door de elektrische weerstand worden meegerekend. Ook in het geval dat de aanwezige elektrische weerstand geblokkeerd, afgekoppeld of verwijderd werd, moet de elektrische weerstandsverwarming in rekening worden gebracht (meer informatie: zie FAQ2 hieronder).

Het gebeurt echter vaak dat een dergelijke combinatie fout wordt gerapporteerd in de EPB-aangiften. De fout wordt gemaakt dat de elektrische bijstandsverwarming buiten beschouwing wordt gelaten en enkel de warmtepomp wordt aangegeven als warmteopwekker. Dat is geen correcte rapportering.

De combinatie warmtepomp-elektrische bijverwarming moet worden ingerekend als een combinatie van een preferente en een niet-preferente opwekker, waarbij de warmtepomp de preferente opwekker is en de elektrische weerstand de niet-preferente opwekker. Het equivalent rendement ervan moet worden berekend via het externe rekenblad dat te vinden is op http://www.energiesparen.be/epb/prof/verwarmingssysteem. Meer informatie en praktische richtlijnen over het gebruik van dat rekenblad vindt u in hoofdstuk 1.1.2.3 en de handleiding van het rekenblad, op het eerste tabblad. Het is aangeraden steeds te werken met de laatste versie van het rekenblad. In de EPB-software 3G zijn deze berekeningen geïmplementeerd en is het rekenblad dus overbodig.

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

20

16

Page 5: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

5

5

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Voor dossiers waarvoor stedenbouwkundige vergunning is aangevraagd vanaf 1 maart 2017 verandert de bepalingsmethode voor de preferente fractie. Bij deze vernieuwde rekenmethode wordt de preferente fractie beïnvloed door o.a. de moduleerbaarheid van de opwekker. Welke toestellen u als moduleerbaar kunt beschouwen, vindt u uitgelegd in het document ‘Veelgestelde vragen over moduleerbaarheid en de preferente fractie in EPW’ (pdf).

Enkele antwoorden op een aantal veel gestelde vragen over dit thema worden hieronder herhaald:

FAQ1: Welke fractie van de warmtevraag wordt in de EPB-berekeningsmethode gedekt door de warmtepomp wanneer een combinatie van warmtepomp-elektrische bijverwarming wordt toegepast?

Voor ruimteverwarming wordt vaak foutief verondersteld dat de fractie van de warmtevraag die wordt gedekt door de warmtepomp in de EPB-berekeningsmethode gelijk is aan de verhouding van het vermogen van de warmtepomp t.o.v. het gecombineerde vermogen van de warmtepomp en de elektrische bijverwarming. Dat is niet correct.

Voor dossiers met aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor 1 maart 2017

De fractie van de totale hoeveelheid warmte die door de warmtepomp wordt geleverd, verschilt per maand en moet afgeleid worden uit tabel 9 van Bijlage V. Dit wordt gedemonstreerd aan de hand van onderstaand voorbeeld:

Veronderstel dat een warmtepomp met een geïnstalleerd vermogen van 5 kW en een elektrische bijverwarming met een geïnstalleerd vermogen van 6kW worden gebruikt als opwekkingstoestellen voor ruimteverwarming.

Het is niet correct om aan te nemen dat de fractie van de totale warmtevraag die door de warmtepomp gedekt wordt in EPB slechts gelijk is aan 45,5% of 5 kW/(5 kW + 6 kW).

Het is wel correct om de vermogensverhouding 5/11(of 0,455) als “aandeel in het totaal geïnstalleerd vermogen van de preferente opwekker” in tabel 9 van Bijlage V te beschouwen. Op de lijn “0,4 -0,6” kan dan vastgesteld worden welke maandelijkse fractie van de totale hoeveelheid warmte geleverd wordt door de warmtepomp.

De conclusie is dat in de maanden mei tot en met november 100% van de warmtevraag wordt gedekt door de warmtepomp (maandelijkse fractie “1”). Enkel in de wintermaanden (december, januari en februari) is de dekkingsgraad van de warmtepomp lager, met een minimum van 81% van de warmtevraag in december.

AA

NG

EP

AST

MA

AR

T 2014

TOEG

EV

OEG

D

FEB

R.

2017

Page 6: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

6

6

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Voor dossiers met aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 maart 2017

De bepaling van de preferente en niet-preferente opwekkers en bijhorend de preferente en niet-preferente fractie voor de ruimteverwarming, is gewijzigd. De wijziging geldt zowel voor EPW-eenheden als voor EPN-eenheden. Deze aanpassing zorgt ervoor dat de verdeling van de preferente en niet-preferente opwekker(s) in de warmtebehoefte beter overeenkomt met de realiteit.

Voor de warmteopwekking voor ruimteverwarming worden – zeker in niet-residentiële gebouwen – vaak meerdere toestellen voorzien.

Bij de toepassing van meerdere warmteopwekkingstoestellen, moet u in de EPB-software één toestel aanduiden als preferente opwekker. Hiervoor geldt vanaf 2017 de volgende regel:

“Bij de toepassing van een gebouwgebonden WKK-installatie in combinatie met één of meerdere andere warmteopwekkingstoestellen geldt de warmtekrachtkoppelingsinstallatie als preferent geschakeld warmteopwekkingstoestel.”

Bij de bepaling van de preferente fractie van de verschillende types preferente opwekkers worden de volgende parameters beschouwd:

Voor EPW-eenheden en EPN-eenheden:

o de hulpvariabele Xm:

o het type schakelregeling: piekvermogenaanvulregeling of piekvermogenschakelregeling

Enkel voor EPW-eenheden:

o type modulatie van het toestel: moduleerbaarheid kan een eigenschap zijn van het toestel, maar een toestel dat op zich niet modulerend is, kan ook moduleermogelijkheden hebben door de andere componenten in de installatie. Wanneer een toestel kan gezien worden als een modulerend toestel wordt verduidelijkt in het document ‘Veelgestelde vragen over moduleerbaarheid en de preferente fractie in EPW’ (pdf).

Enkel voor EPN-eenheden:

TOEG

EO

VEG

D F

EB

RU

AR

I 2

017

Page 7: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

7

7

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

o het vraagprofiel: vlak of fluctuerend profiel van de warmtevraag. Dit is afhankelijk van het functioneel deel waarvoor de warmteopwekker instaat

Voor warm tapwater voor dossiers met aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor 1 maart 2017 worden er twee gevallen onderscheiden:

In het eerste geval staat de combinatie warmtepomp-elektrische bijverwarming zowel voor de warmtelevering voor warm tapwater als voor de warmtelevering voor ruimteverwarming in. Ontleen dan de maandelijkse fractie van de totale warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater die wordt geleverd door de warmtepomp aan tabel 9 (zelfde methode als voor ruimteverwarming).

In het tweede geval staat de combinatie warmtepomp-elektrische bijverwarming enkel in voor de bereiding van warm tapwater. De maandelijkse fractie van de totale warmtelevering voor de bereiding van warm tapwater die wordt geleverd door de warmtepomp is in dat geval gelijk aan de verhouding tussen het geïnstalleerd vermogen van de warmtepomp en het totaal geïnstalleerd vermogen van de warmtepomp en de elektrische weerstand.

Voor warm tapwater voor dossiers met aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 maart 2017 worden er twee gevallen onderscheiden:

De opwekkers voor warm tapwater staan ook in voor de ruimteverwarming: in dat geval neemt de EPB-software de preferente fractie en niet-preferente fractie(s) over van de ruimteverwarming. Zie 1.1 voor meer uitleg.

De opwekkers voor warm tapwater staan niet in voor ruimteverwarming: in dat geval is het bepalen van de preferente fractie enkel afhankelijk van de hulpvariabele Xm (zie tabel 36 van bijlage V). Voor uitleg over de hulpvariabele Xm, zie 1.1.

FAQ2: Moeten elektrische weerstanden voor bijverwarming van de warmtepomp die geblokkeerd, afgekoppeld, verwijderd werden of een product-optie zijn, ook ingerekend worden als niet-preferente opwekker?

Voor warmtepomptypes die standaard voorzien zijn van een elektrische weerstand voor bijverwarming, moet deze weerstand steeds beschouwd worden als niet-preferente opwekker, ook al is hij softwarematig geblokkeerd, hardwarematig afgekoppeld of zelfs volledig verwijderd. Dit kan een strenge beoordeling lijken maar voor de meeste zaken die worden geblokkeerd, afgekoppeld of weggenomen, kan dit alles eenvoudig reversibel worden gemaakt.

De rapportering van de verslaggever betreft altijd het geplaatste type warmtepomp met de prestaties die mogelijk zijn volgens de typebenaming en bijhorende handleidingen, productfiches en technische fiches van het specifieke product zoals dit normaal in de handel verkrijgbaar is zonder aanpassingen. De gegevens worden aangeleverd door de fabrikant. Er mag in geen geval rekening worden gehouden met verklaringen van fabrikant, installateur, architect, aannemer of bouwheer die het blokkeren, afkoppelen of wegnemen van de elektrische weerstand bij een warmtepomp 'attesteren'.

De verslaggever is verantwoordelijk voor de correctheid van de gerapporteerde gegevens. Bij twijfel tussen bewijsstukken, moet er worden uitgegaan van de minst gunstige aanname.

Als de weerstand een product-optie is voor het betreffende toestel en niet aanwezig is op het moment van de EPB-aangifte, dan rapporteert de verslaggever die weerstand niet. Het is belangrijk hierbij op te merken dat artikel 11.1.12 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 (ter vervanging van artikel 15 van het EPB-decreet van 22 december 2006) stelt dat de aangifteplichtige of zijn rechtsopvolgers de in de EPB-aangifte vermelde installaties of constructies alleen mogen wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens de prestaties leveren die in de EPB-aangifte vermeld werden.

Als de weerstand een product-optie is en aanwezig is (hetzij in werking, hetzij in geblokkeerde of afgekoppelde toestand) op het moment van de EPB-aangifte, dan rapporteert de verslaggever die weerstand wel. Ook in het geval dat de weerstand een product-optie is en het niet duidelijk is of de weerstand al dan niet

AA

NG

EPA

ST

MA

AR

T 2014

AA

NG

EPA

ST

NO

VEM

BER

201

6

TOEG

EV

OEG

D

FEB

RU

AR

I 2017

Page 8: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

8

8

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

aanwezig is, moet de verslaggever de weerstand rapporteren.

Als de weerstanden niet nodig zouden blijken uit de warmteverliesberekening kan u beter een warmtepomptype kiezen waarvoor standaard geen elektrische weerstanden voor bijverwarming aanwezig zijn.

FAQ3: Moet een verwarmingslint / elektrisch element enkel ten behoeve van ontdooiing / vorstbeveiliging worden ingerekend als niet-preferente opwekker?

Diverse warmtepompmodellen die lucht gebruiken als warmtebron aan de verdamperzijde zijn voorzien van een elektrisch element in de buitengroep (verwarmingslint) om de verdamper te ontdooien bij negatieve temperaturen. Dat elektrisch element moet niet worden ingerekend als niet-preferente warmteopwekker, de invloed ervan wordt immers al meegerekend in de COP bepaald volgens de norm EN 14511.

Opgelet! Andere elektrische elementen die dienen voor bijverwarming en die geïnstalleerd zijn, in of buiten de warmtepomp, op het circuit van de ruimteverwarming en/of op het circuit van sanitair warm water dienen wel ingerekend te worden als niet-preferente opwekker.

1.1.2.3 Invoer van gegevens van de combinatie warmtepomp-elektrische weerstand in het externe rekenblad

Meer informatie en praktische richtlijnen over het gebruik van dat rekenblad vindt u in dit hoofdstuk en in de handleiding van het rekenblad, op het eerste tabblad. Het is aangeraden steeds te werken met de laatste versie van het rekenblad.

Als de combinatie ‘warmtepomp-elektrische weerstand’ énkel instaat voor de ruimteverwarming, én niet voor het warm tapwater, geeft u dat als volgt aan in het rekenblad op het tabblad ‘EPW-pref’ (onder punt 1. zie hieronder):

1. Algemene vragen installatie

Gebeurt de warmte-opwekking voor ruimteverwarming met een combinatie van een preferente en niet-preferente opwekker?

Ja

Gebeurt de warmte-opwekking voor warm tapwater met een combinatie van een preferente en niet-preferente opwekker?

Nee

U vult alle gevraagde gegevens in, zowel op het tabblad ‘EPW-pref’, als op het tabblad ‘Warmtepomp pref’.

Met het resultaat van die berekening definieert u in de EPB-software onder ‘Installatiecomponenten’ een vorm van ‘Externe warmtelevering’. Naast de Naam, de Referentie stavingsstuk, Aantal pagina’s moet u ook het ‘Rendement’ en de ‘Primaire energiefactor’ opgeven.

Bij het ‘Rendement’ vult u het equivalent rendement in dat u hebt berekend in het externe rekenblad (rode cel bovenaan het tabblad ‘EPW-pref’). Bij de ‘Primaire energiefactor’ vult u 1 in.

AA

NG

EPA

ST

MA

AR

T 2014

Page 9: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

9

9

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

In het projectscherm ‘Installaties’ voor ‘Verwarming en koeling’, kiest u dan de aangemaakte externe warmtelevering als ‘Type opwekkingstoestel voor verwarming’ (zie hieronder).

Als de combinatie ‘warmtepomp-elektrische weerstand’ zowel instaat voor de ruimteverwarming als ook voor het opwarmen van het warm tapwater, moet u in het rekenblad twee equivalente rendementen berekenen, één voor de ruimteverwarming en één voor de bereiding van het warm tapwater.

U geeft in het rekenblad onder punt 1. (zie figuur hieronder) aan dat zowel de warmteopwekking voor ruimteverwarming als die voor het warm tapwater gebeurt met de ‘warmtepomp-elektrische bijverwarming’.

U vult verder opnieuw alle gevraagde gegevens in, zowel op het tabblad ‘EPW-pref’, als op het tabblad ‘Warmtepomp pref’. U moet onder andere ook opgeven of er een opslagvat aanwezig is.

Op basis van de ingevoerde gegevens worden beide equivalente rendementen bepaald (zie voorbeeld hieronder).

Page 10: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

10

10

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Voor elk van beide equivalente rendementen definieert u in de bibliotheek een ‘externe warmtelevering’: dus één voor ruimteverwarming en één voor de bereiding van het sanitair warm water.

U vult het berekende ‘Rendement’ in. Het equivalent rendement voor warm tapwater is verschillend van het ‘equivalent rendement, verwarming’. In beide gevallen vult u bij de ‘Primaire energiefactor’ 1 in, niettegenstaande het een elektrisch toestel betreft.

Zoals hoger vermeld, selecteert u in het projectscherm ‘Installaties’ voor ‘Verwarming en koeling’, de aangemaakte externe warmtelevering als ‘Type opwekkingstoestel’ voor de ruimteverwarming (zie hieronder).

Bij alle tappunten die worden bevoorraad door de warmtepomp, kiest u bij het toestel de externe warmtelevering die u hebt gedefinieerd voor sanitair warm water.

Page 11: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

11

11

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Als er een opslagvat voor sanitair warm water aanwezig is, hoeft u dat hier niet meer aan te vinken. Dat is immers een invoerwaarde in het extern rekenblad en zit dus vervat in het equivalent rendement.

Als de combinatie ‘warmtepomp-elektrische weerstand’ uitsluitend zorgt voor het opwarmen van het warm tapwater (bv. voor legionellabestrijding), en niet voor de ruimteverwarming moet u opnieuw in het rekenblad het equivalent rendement voor de bereiding van het warm tapwater berekenen.

U geeft in het rekenblad onder punt 1. (zie figuur hieronder) aan dat de ‘warmtepomp-elektrische bijverwarming’ instaat voor het opwarmen van het warm tapwater en niet instaat voor de ruimteverwarming.

U vult verder opnieuw alle gevraagde gegevens op het tabblad ‘EPW-pref’. U moet onder andere ook opgeven of er een warmteopslagvat aanwezig is.

U voert géén gegevens in op het tabblad ‘Warmtepomp pref’. Die gegevens worden immers niet meegenomen in de berekening van het equivalent rendement voor warm tapwater.

Op basis van de ingevoerde gegevens wordt het ‘equivalent rendement, warm tapwater’ bepaald (zie voorbeeld hieronder).

Voor het berekende equivalent rendement definieert u in de bibliotheek een ‘externe warmtelevering’. U vult daarbij het berekende ‘Rendement’ in. U vult opnieuw bij de ‘Primaire energiefactor’ 1 in.

Daarna selecteert u bij alle tappunten die de warmtepomp bevoorraadt, als toestel de externe warmtelevering die u hebt gedefinieerd in de bibliotheek.

Als er een opslagvat voor sanitair warm water aanwezig is, hoeft u dat ook hier niet meer aan te vinken. Dat is immers een invoerwaarde in het extern rekenblad en zit dus vervat in het equivalent rendement.

AA

NG

EPA

ST

JU

LI 2

012

Page 12: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

12

12

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

1.1.3 Type warmtepomp

Ten laatste geeft u dan het type warmtepomp aan met:

• het type ‘Warmtebron’: bodem, grondwater, enkel buitenlucht, enkel afgevoerde lucht of afgevoerde lucht vermengd met buitenlucht.

• het type ‘Warmteafgiftemedium’: water, ruimtelucht, enkel toegevoerde ventilatielucht of toegevoerde ventilatielucht & gerecirculeerde lucht.

Opgelet: De EPB-software is nog niet volledig afgestemd op de invoer van warmtepompen die gebruik maken van directe verdamping (warmtebron), directe condensatie (warmte-afgifte) of oppervlaktewater (warmtebron). Hoofdstuk 4 en 5 verduidelijken hoe die types warmtepompen in de EPB-software moeten worden ingevoerd.

Hieronder vindt u een overzicht van de mogelijk types warmtepompen, afhankelijk van het type warmtebron en het type warmteafgiftemedium: A

AN

GEP

AST

JA

NU

AR

I 2

013

Page 13: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

13

13

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Warmtebron Warmte-afgifte

Bodem → Water

→ Ruimtelucht

Bodem → Lucht

→ Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Bodem → Direct

Grondwater → Water

→ Ruimtelucht

Grondwater → Lucht

→ Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Grondwater → Direct

Enkel buitenlucht →

Enkel afgevoerde lucht → Lucht → Water

Afgevoerde lucht vermengd met

buitenlucht →

Enkel buitenlucht → → Ruimtelucht

Enkel afgevoerde lucht → Lucht → Lucht → Enkel toegevoerde

ventilatielucht

Afgevoerde lucht vermengd met

buitenlucht →

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Enkel buitenlucht →

Enkel afgevoerde lucht → Lucht → Direct

Afgevoerde lucht vermengd met

buitenlucht →

Direct → Water

→ Ruimtelucht

Direct → Lucht → Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Direct → Direct

Oppervlaktewater → Water

→ Ruimtelucht

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 14: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

14

14

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Oppervlaktewater → Lucht → Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Oppervlaktewater → Direct

Waterlus → Water

→ Ruimtelucht

Waterlus → Lucht → Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

Riothermie → Water

→ Ruimtelucht

Riothermie → Lucht → Enkel toegevoerde

ventilatielucht

→ Toegevoerde ventilatielucht &

gerecirculeerde lucht

1.1.4 Reversibele warmtepomp

Voor warmtepomptypes die reversibel zijn en dus in koelmodus kunnen werken, moet – onafhankelijk van de rest van de installatie – aangegeven worden dat er 'actieve koeling' is. In het geval van toepassing in een EPN-eenheid, moet bovendien bijkomende informatie worden opgegeven om het opwekkingsrendement te bepalen. De informatie met betrekking tot de mogelijkheid om reversibel te werken met de desbetreffende warmtepomp, dient aangeleverd te worden door de fabrikant. Er mag in geen geval rekening worden gehouden met verklaringen van fabrikant, installateur, architect, aannemer of bouwheer die het wegnemen van de mogelijkheid tot werken in koelmodus bij een warmtepomp 'attesteren'.

Voor een warmtepomp die reversibel is, maar waar de koelmodus softwarematig onmogelijk werd gemaakt, moet er eveneens actieve koeling ingegeven worden. Deze actie kan immers eenvoudig omkeerbaar zijn. Wanneer het reversibel zijn van de warmtepomp een productoptie is en deze optie niet werd voorzien in de warmtepomp, moet er geen actieve koeling ingegeven worden.

De verslaggever is verantwoordelijk voor de correctheid van de gerapporteerde gegevens. Bij twijfel tussen bewijsstukken, moet er worden uitgegaan van de minst gunstige aanname.

Als de warmtepomp niet reversibel is en er geen andere koudeleveranciers aanwezig zijn, mag men aangeven dat er 'geen actieve koeling' is.

AA

NG

EPA

ST

NO

VEM

BER

20

16

AA

NG

EPA

ST

NO

VEM

BER

2016

AA

NG

EP

AST

DEC

EM

BER

20

16

Page 15: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

15

15

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

FAQ 4: Hoe moet een warmtepomp, die ook gebruikt kan worden voor koeling, in de EPB-software Vlaanderen én de EPB-software 3G worden ingevoerd?

Voor woongebouwen:

Als er enkel een circulatiepomp is die water rondpompt, zonder dat de warmtepomp zelf ingeschakeld is (geen thermodynamische cyclus die doorlopen wordt), moet er 'geen actieve koeling' ingegeven worden.

Als de warmtepomp wel ingeschakeld is (warmtepomp in zomerbedrijf) dan is dit wel 'actieve koeling'.

U kiest in dat geval in de EPB-software Vlaanderen voor ‘Actieve koeling’ bij de EPB-eenheid onder ‘Installaties’ > ‘Verwarming en koeling’ > ‘ES’ > ‘Koeling’.

U kiest in dat geval in de EPB-software 3G ‘Ja’ bij het keuzeveld ‘Actieve koeling’. Dat veld vindt u in het tabblad ‘Installatiecomponenten’ op het niveau van de energiesector.

In de EPB-software Vlaanderen én de EPB-software 3G wordt actieve koeling ingerekend met een vaste waarde voor het rendement: het forfaitair systeemrendement is 0,9 en de forfaitaire EER van het koelsysteem is 2,5.

Als de koelfunctie (zomerbedrijf van de warmtepomp) inherent is aan het toestel, moet deze altijd als 'actieve koeling' worden ingegeven, ook al wordt er geclaimd dat deze niet gebruikt zal worden.

Voor kantoren en scholen:

De berekeningswijze voor koeling is afhankelijk van de vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum. Voor dossiers met vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum vanaf 01/01/2014 geldt een nieuwe berekeningsmethode (waarin de Epicoolstudie werd geïmplementeerd). Die methode is enkel geïmplementeerd in de EPB-software 3G.

Voor dossiers met vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum vóór 01/01/2014 geldt:

Van zodra een warmtepomp in reversibele modus tussen een koudeopslagsysteem (KWO, BEO of EP) en het gebouw wordt gebruikt, valt het systeem onder de noemer 'warmtepomp in zomerbedrijf ' in de EPB-software Vlaanderen.

In de EPB-software 3G valt die situatie onder de noemer ‘onrechtstreekse benutting van koude’. Bij ‘koeling’ onder het tabblad ‘koudeleverancier’ duidt u bij ‘soort toestel’ de ‘onrechtstreekse benutting van koude’ aan.

In de EPB-software Vlaanderen én de EPB-software 3G wordt dan gerekend met een vast opwekkingsrendement van 5.

Zowel KWO (koude warmteopslag rechtstreeks in watervoerende lagen - open systeem) als BEO (Boorgaten energie opslag in verticale bodemwarmtewisselaars - gesloten systeem) worden beschouwd als een koudeopslagsysteem. Een aan BEO verwante techniek zijn de energiepalen (EP), waarbij kunststofslangen worden aangebracht in heipalen. Deze worden ook beschouwd als een koudeopslagsysteem.

Let op: enkel wanneer de warmtepomp wordt gecombineerd met koudeopslag in de bodem (KWO, BEO of EP), is de optie ‘warmtepomp in zomerbedrijf’ (EPB-software Vlaanderen) of ‘onrechtstreekse benutting van koude’ (EPB-software 3G) van toepassing.

Voor dossiers met vergunningsaanvraagdatum of meldingsdatum vanaf 01/01/2014 waarvan de EPB-aangifte wordt ingevoerd in de EPB-software 3G volgt u de aanwijzingen in hoofdstuk 6 van de cursus van de EPB-software 3G.

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

201

6

Page 16: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

16

16

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

1.2 Aanvullende gegevens van de warmtepomp in testomstandigheden

Afhankelijk van het type warmtebron en het type warmteafgiftemedium, zijn één of meerdere van de onderstaande bibliotheekgegevens van toepassing en moeten ze worden ingevuld om de warmtepomp te definiëren:

• Temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting;

• Elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COPtest werd bepaald;

• Luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COP-testmeting;

• Maximaal luchtdebiet doorheen de installatie, zoals opgegeven door de fabrikant.

De niet in te vullen vakken voor een bepaald type warmtepomp blijven ‘grijs’.

1.2.1 Temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting

Het spreekt voor zich dat de waarde van de ‘temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting’ (in °C) enkel moet worden ingevuld, als in de EPB-software het warmteafgiftemedium ‘water’ wordt gekozen. U kiest voor ‘water’ als warmteafgiftemedium in de EPB-software indien de warmtepomp haar warmte afgeeft via water of via directe condensatie.

Opgelet: De EPB-software is nog niet volledig afgestemd op de invoer van warmtepompen die gebruik maken van directe condensatie. Deel 4.2.2 beschrijft voor die warmtepompen welke waarde voor de temperatuurstoename moet worden ingevoerd in de EPB-software.

Bij de meeste types warmtepompen schrijft de norm NBN EN 14511:2008 voor dat die temperatuurstoename bij de test 5°C is. U dient die waarde altijd in combinatie met de waarde van COPtest van de leverancier te bekomen."

1.2.2 Elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 volgens voorgeschreven testomstandigheden

Het ‘elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 volgens voorgeschreven testomstandigheden’ (in kW) moet enkel worden ingevuld bij een warmtepomp waarvoor in de EPB-software de warmtebron ‘bodem’ of ‘grondwater’ wordt gekozen. Het is een productgegeven dat u van de leverancier moet bekomen. U kiest voor ‘bodem’ als warmtebron in de EPB-software indien de warmtepomp haar warmte opneemt uit de bodem via een intermediair hydraulisch circuit of via directe verdamping. U kiest voor ‘grondwater’ als warmtebron in de EPB-software indien de warmtepomp haar warmte opneemt uit de bodem door middel van grondwater of uit oppervlaktewater.

Opgelet: De EPB-software is nog niet volledig afgestemd op de invoer van warmtepompen die gebruik maken van directe verdamping of oppervlaktewater als warmtebron. Deel 4.2.1 en 5.2 beschrijft daarom hoe het elektrisch vermogen voor die types warmtepompen moet worden ingevoerd in de EPB-software.

1.2.3 Luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COP-testmeting en het maximaal luchtdebiet doorheen de installatie, zoals opgegeven door de fabrikant

De beide waarden (in m³/h) zijn in te vullen in de volgende situaties: bij warmtepompen:

• die hun warmte enkel uit afgevoerde lucht halen;

• en/of die hun warmte enkel aan toegevoerde lucht afgeven.

Het zijn beide productgegevens die u van de leverancier dient te bekomen.

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

AA

NG

EPA

ST

JA

NU

AR

I 2013

Page 17: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

17

17

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

2. Als opwekkingstoestel in het project voor de ruimteverwarming

Het opwekkingsrendement van het warmtepompsysteem in de EPB-software wordt gerekend als de gemiddelde SPF (= seizoensprestatiefactor): ηgen,heat = SPF. De SPF is de gemiddelde prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp, berekend over het ganse stookseizoen en in het specifieke gebouw, rekening houdend met het verbruik van bepaalde randapparatuur, zoals pompen in een captatienet.

De SPF wordt bepaald door de COPtest te vermenigvuldigen met enkele correctiefactoren.

SPF = fθ f∆θ fpumps fAHU COPtest (-)

fθ = een correctiefactor voor het verschil tussen de ontwerpvertrektemperatuur naar het systeem van warmteafgifte

(of desgevallend warmteopslag) en de uitlaattemperatuur van de condensor in de test volgens NBN EN 14511, in

geval van warmtetransport met water;

f∆θ = een correctiefactor voor het verschil in temperatuursvariatie van enerzijds het warmteafgiftesysteem bij ontwerpomstandigheden (of desgevallend warmteopslag) en van anderzijds het water over de condensor onder

testomstandigheden volgens NBN EN 14511, in geval van warmtetransport met water;

fpumps = een correctiefactor voor het energieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper;

fAHU = een correctiefactor voor het verschil in luchtdebiet bij ontwerp en het luchtdebiet bij de test volgens NBN EN 14511. fAHU komt enkel tussen bij de warmtepompen op ventilatielucht;

COPtest = de prestatiecoëfficiënt (coefficient of performance) van de warmtepomp volgens (de gepaste combinatie van)

NBN EN 14511 en/of NBN EN 15879-1 onder de voorgeschreven testomstandigheden omschreven in bijlage A.

Er kan zo worden verrekend dat de projectomstandigheden verschillen van de testomstandigheden van de warmtepomp. Via de correctiefactoren kan er rekening worden gehouden met de dimensionering en de as-built-uitvoering van het warmtepompsysteem.

Standaard wordt in de EPB-software de COPtest omgerekend naar de SPF met de waarden bij ontstentenis van die correctiefactoren. Betere waarden kunnen worden berekend als bepaalde parameters worden ingevoerd in het project onder de rubriek ‘Installaties’, bij de subrubriek ‘Verwarming en koeling’.

U geeft op dat scherm het type warmtepomp op dat dient als opwekkingssysteem voor de ruimteverwarming van die bepaalde energiesector.

Afhankelijk van het type warmtepomp dat daar wordt gekozen, worden bepaalde velden al dan niet geactiveerd die de gebruiker al dan niet kan invullen. Velden die niet van toepassing zijn, blijven grijs.

Op basis van de ingevulde & de niet-ingevulde velden berekent de EPB-software de gemiddelde SPF.

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

013

Page 18: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

18

18

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

2.1 Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem

Die correctiefactor (fθ) houdt rekening met het verschil tussen:

• de ontwerpvertrektemperatuur naar het systeem van warmteafgifte, zoals in het project ontworpen en uitgevoerd is;

• en de uitlaattemperatuur van de condensor van de warmtepomp bij de test volgens NBN EN 14511.

Die factor is enkel van toepassing als in de EPB-software het warmteafgiftemedium ‘water’ is gekozen. U kiest voor ‘water’ als warmteafgiftemedium in de EPB-software indien de warmtepomp haar warmte afgeeft via water of via directe condensatie. Bij lucht als afgiftemedium is de correctiefactor gelijk aan 1.

Opgelet: De EPB-software is nog niet volledig afgestemd op de invoer van warmtepompen die gebruik maken van directe condensatie. Deel 4.3.2 beschrijft daarom hoe voor die warmtepompen de correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem moet worden ingevoerd in de EPB-software.

In het geval dat de ontwerpvertrektemperatuur naar het afgiftesysteem gekend is, kunt u het overeenkomstige vak aanvinken en die temperatuur (in °C) ingeven. Daaruit berekent de EPB-software fθ. De waarde van de ontwerpvertrektemperatuur naar het afgiftesysteem moet worden bepaald bij ontwerpomstandigheden en rekening houdend met het afgiftesysteem en met de dimensionering van het eventuele buffervat. Een antwoord op een veelgestelde vraag over dit thema wordt hieronder herhaald:

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I

20

13

AA

NG

EPA

ST

NO

VEM

BER

2014

Page 19: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

19

19

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

FAQ 5: Waaruit moet een dimensioneringsnota, bedoeld om de vertrek-, retourtemeratuur en/of andere eigenschappen van het verwarmingssysteem te bepalen, bestaan?

In principe dient er aangetoond te worden dat het geplaatste afgiftesysteem ontworpen werd om, rekening houdend met de temperatuurparameters, een vooropgesteld comfortniveau te behalen. Een dimensioneringsnota, bedoeld om de vertrek-, retourtemperatuur en/ of andere eigenschappen van het verwarmingssysteem te bepalen dient dan tenminste te bestaan uit:

Een warmteverliesberekening per ruimte, waarbij zowel het warmtetransport naar buiten als naar aangrenzende ruimtes beschouwd wordt en waarbij zowel tranmissie-, ventilatie- en eventuele opstartverliezen beschouwd worden. Bij deze berekening wordt rekening gehouden met de vooropgestelde ruimtetemperaturen en de buitentemperatuur in de winter (meestal -8° graden voor België). Per ruimte wordt op deze manier het vermogen verkregen dat nodig is om in de winter het comfortniveau te kunnen behalen.

Een berekening van het afgiftesysteem zodat het benodigde vermogen, verkregen uit de warmteverliesberekening, geleverd kan worden door het ontworpen systeem. Dit gebeurt aan de hand van een aantal parameters, o.a.:

o vertrek- en retourtemperatuur en/of het verschil tussen deze waardes

o legafstand, lengte van de buizen bij vloerverwarming

o oppervlakte en eigenschappen van het afgifte-element (bv. afmetingen van de radiator of oppervlakte en materialen van de vloer)

Uiteraard is het ook belangrijk dat het geplaatste systeem overeenkomt met dit ontworpen systeem. Wat betreft deze berekeningen kan de norm NBN B-62 003 of NBN EN 12831 als voorbeeld gelden. Deze Europese norm is echter nog niet omgezet voor België. In januari 2009 startte een NBN-werkgroep met de herziening van de NBN B-62 003, teneinde deze niet alleen in overeenstemming te brengen met de rekenprocedures uit de nieuwe norm NBN B 62-002, maar ook met de rekenmethode uit de Europese norm NBN EN 12831 (2003). Dit antwoord betreft een voorlopige aanpak. In het kader van het EPB-platform is dit onderwerp één van de verbetervoorstellen. In de toekomst zal er dus mogelijks een andere aanpak uitgewerkt worden.

In het andere geval, als u niet aangeeft dat die temperatuur gekend is, gebruikt de EPB-software de waarde bij ontstentenis voor de ontwerpvertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem, die afhankelijk is van het type afgiftesysteem, namelijk:

• voor oppervlakteverwarming (vloer-, muur- of plafondverwarming): 55°C;

• voor andere (radiatoren, convectoren): 90°C.

Opgelet:

Als u kiest voor de waarde bij ontstentenis, moet u:

o voor EPW-volumes het ‘soort afgiftesysteem’ selecteren op het tabblad ‘Afgiftekring’;

o voor EPU-volumes de ‘afgiftekring waarmee het toestel verbonden is’ aangeven op het tabblad ‘Opwekkingssysteem’.

Opgelet:

Als u kiest voor berekening met de waarde bij ontstentenis, geldt het volgende:

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

2016

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

2014

Page 20: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

20

20

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

o als de warmteafgifte in één energiesector in alle ruimten gebeurt door middel van radiatoren of convectoren, dan kiest u voor de optie ‘andere’;

o als de warmteafgifte in één energiesector in alle ruimten gebeurt door middel van vloerverwarming, dan kiest u voor de optie ‘oppervlakteverwarming’;

o als in één energiesector zowel ‘oppervlakteverwarming’ (bv. vloerverwarming op de gelijkvloerse verdieping) als ‘andere’ (bv. radiatoren op de verdieping) voorkomen, zijn er twee mogelijkheden:

• u behoudt één energiesector: u geeft overal warmteafgifte door middel van radiatoren (‘andere’) aan, d.w.z. u rekent met het slechtste afgifterendement;

• u definieert twee energiesectoren: één met warmteafgifte door vloerverwarming (= ‘oppervlakteverwarming’ bij de gelijkvloerse verdieping) en één met warmteafgifte door middel van radiatoren (= ‘andere’ bij de verdieping).

Ruimten waarin zowel vloerverwarming als radiatoren voorkomen, mogen uiteraard niet worden gesplitst. Voor de energiesector die dergelijke ruimten bevat, wordt gerekend alsof er met radiatoren wordt verwarmd (slechtste rendement wordt ingerekend).

2.2 Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor

Die correctiefactor (f∆θ) houdt rekening met het verschil tussen:

• het verschil tussen de vertrek- en de retourtemperatuur van het afgiftesysteem (of desgevallend de warmteopslag), zoals in het project ontworpen en uitgevoerd is;

• en de temperatuurstoename van het water over de condensor bij de test volgens NBN EN 14511.

Die factor is enkel van toepassing als in de EPB-software het warmteafgiftemedium ‘water’ is gekozen. U kiest voor ‘water’ als warmteafgiftemedium in de EPB-software indien de warmtepomp haar warmte afgeeft via water of via directe condensatie. Bij directe condensatie en lucht is de correctiefactor gelijk aan 1.

Opgelet: De EPB-software is nog niet volledig afgestemd op de invoer van warmtepompen die gebruik maken van directe condensatie. Deel 4.3.2 geeft daarom de werkwijze die u moet gebruiken voor het correct invoeren van de correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor in de EPB-software.

In het geval dat het verschil tussen de vertrek- en de retourtemperatuur van het afgiftesysteem bij ontwerpomstandigheden gekend is, kunt u het overeenkomstige vakje aanvinken en dat verschil (in °C) ingeven. De waarde wordt bepaald bij ontwerpomstandigheden en als een systeem voor warmteopslag aanwezig is, moet dat ook in rekening worden gebracht. Een antwoord op een veelgestelde vraag over dit thema wordt in FAQ 5 in hoofdstuk 2.1 herhaald.

Opgelet:

De in te vullen waarde is wel degelijk het ‘verschil’ tussen vertrek- en retourtemperatuur en niet de retourtemperatuur zelf. Het gebeurt vaak dat de waarde verkeerd wordt ingevuld.

Als de ontwerpvertrektemperatuur bijvoorbeeld 35°C is en de ontwerpretourtemperatuur is 28°C, dan is het verschil 7°C.

Het gebeurt ook dat vaak dat zeer lage werkingstemperaturen worden ingevuld.

Waarden van bijvoorbeeld 30°C voor de ontwerpvertrektemperatuur en 22°C voor de ontwerpretourtemperatuur zijn zeer ongebruikelijk. Daarvoor zou immers over het algemeen een extreem dicht netwerk van vloerverwarmingsleidingen nodig zijn.

Als u het temperatuursverschil opgeeft, berekent de EPB-software daarmee f∆θ. In het andere geval gebruikt de EPB-software de waarde bij ontstentenis voor de correctiefactor, namelijk 0,93.

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I

20

13

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

20

14

Page 21: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

21

21

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

2.3 Correctiefactor voor het elektriciteitsverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper

Die factor (fpumps) houdt rekening met de aanwezigheid van een pomp op het circuit naar de verdamper en het elektriciteitsverbruik dat daarmee gepaard gaat (zie P1 in het voorbeeldschema onder 3.1.1.2).

In het geval dat er een pomp aanwezig is voor de warmtetoevoer naar de verdamper, moet u dat aanvinken. Als de warmtebron van de warmtepomp grondwater is, is er altijd een pomp aanwezig naar de verdamper en zal de EPB-software automatisch het selectievakje aanvinken. Het is niet mogelijk om dat aan te passen.

Dat aanvinkvak is ook actief als de warmtebron van de warmtepomp bodem is, maar daarbij is er wel de mogelijkheid om het aan/uit te vinken. Bij een gesloten intermediair hydraulisch circuit tussen de bodem en de verdamper is er altijd een pomp aanwezig en mag u niet vergeten dat vak aan te vinken. Enkel bij directe verdamping in de bodem is er geen extra pomp (zie punt 4).

Als u hebt aangevinkt dat er een pomp is geplaatst, is het mogelijk om het elektrisch vermogen van de pomp (in kW) in te vullen. Als er meerdere pompen zijn, wordt de som van de vermogens ingegeven in het invulvak. Het elektrisch vermogen is het maximaal elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de elektromotor-pomp-combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, desgevallend met inbegrip van alle voorschakelapparatuur. Het elektrisch vermogen wordt dus gemeten ter hoogte van de netvoeding.

Als u het elektrisch vermogen hebt ingevuld, berekent de EPB-software daarmee fpumps. In het andere geval gebruikt de EPB-software de waarde bij ontstentenis, namelijk 5/6.

Opgelet:

Het gebeurt vaak dat de vermogens op de verkeerde plaats worden ingevuld.

o Het elektrische vermogen van de warmtepomp moet worden ingevuld in de bibliotheek.

o Het vermogen van de pomp naar de verdamper wordt in het projectvenster aangegeven.

Bovendien is het belangrijk dat de vermogens worden ingevuld in kW en niet in W. Daartegen worden ook vaak fouten gemaakt.

2.4 Correctiefactor voor de luchtdebieten

Die factor (fAHU) is enkel van belang bij warmtepompen op ventilatielucht (toevoer en/of afvoer) en houdt rekening met het verschil tussen:

• het luchtdebiet bij ontwerp;

• het luchtdebiet bij de test volgens NBN EN 14511:2008.

Als niet wordt aangegeven dat de ontwerptoevoer- of ontwerpafvoerdebieten bij warmtepompen op ventilatielucht gekend zijn, rekent de EPB-software met de waarde bij ontstentenis voor die correctiefactor. U vinkt daarvoor het overeenkomstige vak aan.

2.4.1 Ontwerptoevoerdebiet doorheen de installatie

Als het ontwerptoevoerdebiet (in m³/h) doorheen de installatie gekend is, en u wenst dat debiet in rekening te brengen, vinkt u het selectievakje voor ‘rekenen met waarden bij ontstentenis’ uit en vult u het debiet in.

Enkel bij volgende types warmtepompen kan het ontwerptoevoerdebiet (in m³/h) doorheen de installatie, worden ingevuld:

• een warmtepomp met afgevoerde ventilatielucht als enige warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium;

• een warmtepomp met de combinatie van afgevoerde ventilatielucht en buitenlucht als warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium.

Page 22: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

22

22

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Als het selectievakje aangevinkt blijft, rekent de EPB-software met de waarde bij ontstentenis.

2.4.2 Ontwerpafvoerdebiet doorheen de installatie

Als het ontwerpafvoerdebiet (in m³/h) doorheen de installatie gekend is, en u wenst dat debiet in rekening te brengen, vinkt u het selectievakje voor ‘rekenen met waarden bij ontstentenis’ uit en vult u het debiet in.

Enkel bij volgende types warmtepompen kan het ontwerpafvoerdebiet (in m³/h) doorheen de installatie, worden ingevuld:

• een warmtepomp met afgevoerde ventilatielucht als enige warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium;

• een warmtepomp met afgevoerde ventilatielucht als enige warmtebron en de combinatie toegevoerde ventilatielucht en gerecirculeerde lucht als warmteafgiftemedium.

Als het selectievakje aangevinkt blijft, rekent de EPB-software met de waarde bij ontstentenis.

3. Elektrisch hulpenergieverbruik bij ruimteverwarming met een warmtepomp

Warmtepompsystemen voor ruimteverwarming hebben elektrische hulpenergie nodig om te kunnen werken. Vaak wordt de invoer van het verbruik van hulpenergie vergeten of wordt verondersteld dat het extra verbruik al is ingerekend in de COP van de warmtepomp of in de SPF van het systeem.

Die gegevens moeten worden ingevuld:

• Bij EPW, dus bij residentiële gebouwen, onder de rubriek ‘Installaties’, subrubrieken ‘Hulpenergie elektrisch en waakvlammen’ en ‘Hulpenergie ventilatoren’;

• Bij EPU, dus bij niet-residentiële gebouwen, onder de rubriek ‘Installaties’, subrubrieken ‘Hulpenergie pompen en waakvlammen’ en ‘Hulpenergie ventilatoren’.

Bij warmteafgiftesystemen met water zijn één of meerdere pompen nodig voor het rondstuwen van de vloeistof. Bij warmteafgiftesystemen met lucht zijn één of meerdere ventilatoren nodig om de lucht te laten circuleren. Zowel pompen als ventilatoren worden door een elektromotor aangedreven en verbruiken elektrische energie die moet worden ingerekend.

In principe wordt bij het ontwerpen en het dimensioneren van het volledige warmtepompsysteem voor de ruimteverwarming een installatieschema opgemaakt.

Dat installatieschema bevat het volledige systeem met de aanduiding en de locatie van:

• de warmtebron:

• de warmtepomp zelf;

• buffervat(en) (eventueel);

• het warmteafgiftecircuit voor de ruimteverwarming met circulatiepomp(en) en/of ventilator(en);

• extra pomp(en) (eventueel).

Uit het installatieschema kunt u afleiden welk elektrisch hulpenergieverbruik u moet inrekenen.

3.1 Bij een warmtepompsysteem met water als warmteafgiftemedium

Dit deel heeft enkel betrekking op warmtepompen die hun warmte afgeven via een intermediair watertransportcircuit.

Page 23: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

23

23

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Opgelet: Dit deel heeft geen betrekking op warmtepompen die hun warmte afgeven via directe condensatie. Bij dat type warmtepompen is er geen intermediair transportmedium en bijgevolg is er dus ook geen hulpenergie nodig voor de warmteafgifte. Een validatieregel in de EPB-software verplicht u momenteel om toch een circulatiepomp te rapporteren die in werkelijkheid niet voorkomt. Gelieve contact op te nemen met [email protected] als u gebruik maakt van een warmtepomp met directe condensatie.

3.1.1 Bij EPW-projecten

3.1.1.1 Voor circulatiepompen (met of zonder pompregeling)

Bij een warmtepompsysteem met water als warmteafgiftemedium is zeker altijd een circulatiepomp aanwezig die zorgt voor het circuleren van het water tussen de warmtepomp en de afgifte-elementen voor ruimteverwarming (zie P3 in het onderstaande voorbeeldschema). Er moet worden aangegeven of de pomp al dan niet een pompregeling bevat.

Als de circulatiepomp een pompregeling bevat, werkt de pomp alleen als er warmtevraag is. Een pompregeling is gekoppeld aan de thermostaat en laat de pomp alleen draaien als dat nodig is. Als de pomp niet volledig kan stoppen bij afwezige warmtevraag, dan is het een ‘pomp zonder pompregeling’, ook al kan ze op verschillende snelheden draaien. Het ‘kunnen aan- en uitschakelen’ afhankelijk van warmtevraag, is dus een vereiste om de pomp te beschouwen als een ‘pomp met pompregeling’.

3.1.1.2 Voor andere pompen

Sommige warmtepompsystemen worden voorzien van een buffervat voor de ruimteverwarming. Een extra pomp wordt dan gekoppeld tussen de warmtepomp en het buffervat (zie P2 in het voorbeeldschema).

In die gevallen moet het verbruik van die ‘andere pomp’ worden aangegeven door de keuze ‘extra pomp bij het gebruik van een buffervat voor ruimteverwarming’.

Een voorbeeldschema van een warmtepompsysteem met een bodem-waterwarmtepomp:

P3

P2

AA

NG

EPA

ST

NO

VEM

BER

2014

Page 24: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

24

24

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

3.1.2 Bij EPU-projecten

Bij de EPU-projecten met warmteafgiftesystemen met water, is een bepaald elektrisch vermogen aan circulatiepompen geïnstalleerd. Een aantal van de pompmotoren kunnen voorzien zijn van een automatisch werkende toerenregeling of een automatisch werkende aan/uit regeling.

Als het elektrische vermogen van de pompen met een automatische regeling meer dan 75% van het totale opgestelde vermogen bedraagt, moet het selectievakje aangevinkt worden.

3.2 Bij een warmtepompsysteem met lucht als warmtetransportmedium

Alle ventilatoren die voor luchtverwarming dienen, al dan niet gecombineerd met bewuste ventilatie, worden ingegeven onder de rubriek ‘Installaties’, subrubriek ‘Hulpenergie ventilatoren’.

Opgelet: In geval van een residentieel gebouw moet de hulpenergie voor ventilatoren van binnen- en buitenunits van splits, multi-splits en warmtepompen niet ingegeven worden aangezien dit energieverbruik reeds in rekening wordt gebracht in de EERtest en COPtest van het volledige toestel, tenzij de binnenunits aangesloten zijn aan luchtkanalen. In dit laatste geval moet het ventilatorverbruik ingegeven worden in overeenstemming met §11 van Bijlage V. In geval van kantoren of scholen moet de hulpenergie voor ventilatoren van binnenunits van splits, multi-splits en warmtepompen enkel ingegeven worden indien er verse lucht rechtstreeks wordt toegevoerd via deze units. Deze berekening moet gebeuren via §8 van bijlage VI.

AA

NG

EP

AST

NO

VEM

BER

2014

Page 25: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

25

25

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

3.2.1 Bij EPW-projecten

Het elektriciteitsverbruik van de ventilatoren in luchtverwarmingssystemen wordt berekend op basis van een rekenwaarde voor het elektrisch vermogen van de ventilatoren.

Die waarde kan ofwel worden bepaald door het gebruik van de waarde bij ontstentenis of door het invoeren van een rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde vermogen.

3.2.1.1 Via de waarde bij ontstentenis

De waarde bij ontstentenis geldt onmiddellijk voor alle ventilatoren in die ventilatiezone. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ventilatoren die enkel worden gebruikt voor luchtverwarming en ventilatoren die ook dienen voor de bewuste ventilatie.

3.2.1.1.1 Ventilatoren enkel voor luchtverwarming (voor elke energiesector invullen)

In de tabel wordt voor elke energiesector het type ventilatoren ingegeven dat enkel instaat voor luchtverwarming en dus niet wordt gebruikt voor bewuste ventilatie.

Bij het ‘Soort ventilator’ kunnen 3 mogelijkheden worden ingegeven: geen ventilator, ventilator zonder of met automatische ventilatorregeling.

In de kolom van het ‘Vermogen opwekkingseenheid’ vult u het thermisch vermogen van de warmeluchtopwekkingseenheid in (in kW), dus in dit geval het thermisch vermogen van de warmtepomp, bepaald bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COPtest bepaald is. Als er geen ventilatoren aanwezig zijn die enkel voor luchtverwarming dienen, is het veld niet actief.

3.2.1.1.2 Ventilator voor luchtverwarming die ook instaat voor bewuste ventilatie

Daar wordt informatie ingegeven met betrekking tot de ventilatoren die instaan voor luchtverwarming en ook gebruikt worden voor het bewust ventilatiesysteem.

Page 26: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

26

26

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Bij het ‘Soort ventilator’ kunnen 5 mogelijkheden worden ingegeven: geen ventilator, wisselstroomventilator met of zonder automatische regeling of gelijkstroomventilator met of zonder automatische regeling.

In de kolom van het ‘Vermogen opwekkingseenheid’ vult u het thermisch vermogen van de warmeluchtopwekkingseenheid in (in kW), dus in dit geval het thermisch vermogen van de warmtepomp, bepaald bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COPtest bepaald is. Als er geen ventilatoren aanwezig zijn die voor luchtverwarming in combinatie met bewuste ventilatie dienen, is dat veld niet actief.

Als bij mechanische afvoer de afvoerlucht wordt gebruikt als warmtebron voor een warmtepomp moet u dat aangeven door het selectievak aan te vinken. In de andere gevallen laat u dat vakje blanco.

3.2.1.2 Via een rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde vermogen

Ook hier wordt een onderscheid gemaakt tussen ventilatoren die enkel instaan voor de luchtverwarming en ventilatoren die zowel instaan voor de luchtverwarming als bewuste ventilatie.

Het scherm is in twee tabellen onderverdeeld die beide types ventilatoren beschrijven. In de eerste tabel mogen enkel ventilatoren worden ingevuld die alleen voor luchtverwarming dienen. In de beide tabellen worden dezelfde invoergegevens opgevraagd.

Page 27: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

27

27

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

In de kolom ‘Elek. vermogen’ wordt de rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde vermogen ingevuld, bepaald volgens punt 11.2.3.2.2 van bijlage V van het Energiebesluit

1.

In de kolom ‘Vermogen opwekkingseenheid’ vult u het thermisch vermogen van de warmeluchtopwekkingseenheid in (in kW), dus in dit geval het thermisch vermogen van de warmtepomp, bepaald bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COPtest bepaald is.

In de eerste tabel (bij ventilatoren die enkel dienen voor luchtverwarming) moet in de laatste kolom(men) worden aangevinkt welke energiesector de gedefinieerde ventilator bedient.

3.2.2 Bij EPU-projecten

Voor elke energiesector in een EPU-project bestaat er de keuze om de berekening te laten uitvoeren aan de hand van het werkelijk opgestelde vermogen of forfaitair aan de hand van de waarde bij ontstentenis.

Bij de forfaitaire methode wordt het verbruik berekend op basis van het toevoerdebiet en het klimatiseringsysteem.

1 Een meer gedetailleerde beschrijving van de bepaling van elk van de vermogens wordt gegeven in het document

"Ventilatoren en ventilatiegroepen" voor de databank van de EPB-productgegevens op www.epbd.be

Page 28: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

28

28

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Als u kiest voor de gedetailleerde berekening, is het nodig om op het tabblad ‘Ventilatoren’ zowel de ‘Karakteristieken’ als de ‘Debieten t.b.v. de verschillende energiesectoren (m³/h)’ in te vullen.

Bij de ‘Karakteristieken’ vult u de volgende gegevens in:

• In de kolom ‘Elek. vermogen’ wordt de rekenwaarde op basis van het geïnstalleerde vermogen ingevuld, bepaald volgens punt 8.1.4 van bijlage VI van het Energiebesluit.

• In de tweede kolom wordt het type regeling aangegeven dat het debiet controleert. Afhankelijk van het type regeling, wordt een reductiefactor toegepast bij de berekening van het energiegebruik voor de ventilatoren. De volgende keuzes kunnen worden aangegeven: geen, smoorregeling, inlaatklepverstelling, waaierschoepverstelling of toerenregeling.

• In de volgende kolom(men) wordt aangevinkt welke energiesector(en) de gedefinieerde ventilator bedient.

In het tweede tabblad onder ‘Ventilatoren’ moeten de ‘Debieten t.b.v. de verschillende energiesectoren (m³/h)’ worden ingevuld.

Doorheen elke ventilator stroomt een zeker ontwerpdebiet. Het is heel goed mogelijk dat dat ontwerpdebiet wordt verdeeld over verschillende energiesectoren in het EPU-volume. Die deelontwerpdebieten, uitgedrukt in m³/h, worden hier ingevuld.

In de titel van de kolom(men) verschijnt de naam van de energiesector(en) waarvoor het energieverbruik van de ventilatoren wordt berekend volgens de gedetailleerde methode.

In de actieve velden wordt dat deel van het ontwerpdebiet ingegeven dat aan de betreffende energiesector wordt geleverd. Het wordt uitgedrukt in m³/h.

Page 29: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

29

29

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

3.3 Bij warmtepompen met bodem, grondwater of oppervlaktewater als warmtebron

Het hulpenergieverbruik van een pomp op het circuit naar de verdamper (bij warmtepompen met bodem, grondwater of oppervlaktewater als warmtebron) (zie P1 in het voorbeeldschema) wordt al meegerekend bij het bepalen van de SPF van zo’n warmtepompsysteem.

Op het tabblad ‘hulpenergie elektrisch en waakvlammen’ bij EPW of bij ‘hulpenergie pompen en waakvlammen’ bij EPU moet dat hulpenergieverbruik dus niet meer worden aangegeven.

4. Behandeling van warmtepompen met directe verdamping en/of directe condensatie in de energieprestatieregelgeving

Het betreft hier warmtepompen die minstens één van de volgende kenmerken bevatten:

• de verdamper is ingebed in de bodem, en het werkmedium van de thermodynamische cyclus (‘koelmiddel’) circuleert direct doorheen de bodemwarmtewisselaar waarin het verdampt. Er is geen intermediair warmtetransport fluïdum (zoals bv. een glycoloplossing) tussen de bodem en de verdamper.

• de condensor is ingebed in de structuur van het gebouw (bv. vloeren, muren of plafonds), en het werkmedium van de thermodynamische cyclus (‘koelmiddel’) circuleert direct doorheen de gebouwstructuur waarin het condenseert en zijn warmte afgeeft. Er is geen intermediair warmtetransport fluïdum (zoals bv. water) tussen de condensor en de ruimte.

De berekeningsmethodes (EPW en EPU) zijn ook voor warmtepompen met directe verdamping en/of directe condensatie van toepassing. Echter is de EPB-software nog niet volledig afgestemd op de invoer van zo’n type warmtepomp. Deel 4.2 en 4.3 geeft daarom de werkwijze die u moet gebruiken voor het invoeren van zo’n type warmtepomp in de EPB-software.

4.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest

Warmtepompen die gebruik maken van directe verdamping en/of directe condensatie worden niet behandeld in de Europese testnorm NBN EN 14511.

Deel 3 van bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009 legt daarom voor dat type warmtepomp de specificaties voor de testcondities voor het bepalen van COPtest en de bepalingen voor het berekenen van de SPF vast. Die specificaties worden vermeld in tabel 2 en 3 van bijlage A bij dit document en zijn van toepassing op alle dossiers (zowel EPW als EPU) waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 26 december 2012.

4.2 Als bibliotheekelement in de EPB-software

4.2.1 Warmtepompen met directe verdamping

In de bibliotheek onder de installatiecomponenten definieert u de warmtepomp met:

• ‘Naam’: vrij te kiezen naam, achteraan aangevuld met de afkorting DX (om duidelijk te maken dat het gaat om een warmtepomp die gebruik maakt van directe verdamping);

• ‘Merk’;

• ‘Product-ID’;

• ‘COPtest’: de waarde invullen die wordt bekomen uit de test bij de testomstandigheden gedefinieerd in tabel 2 van bijlage A;

• ‘Warmtebron’: kies ‘bodem’;

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 30: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

30

30

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Toelichting: de warmte van de bodem wordt in dit geval direct afgegeven aan de verdamper die geïntegreerd is in de grond, in realiteit zal er geen intermediair transportmedium zijn en dus ook geen pomp voor warmtetransport naar de verdamper (zie ook deel 4.3.1). Door te kiezen voor ‘bodem’ als ‘warmtebron’ wordt het veld ‘Elektrische vermogen van de warmtepomp volgens EN14511 bij voorgeschreven testomstandigheden [kW]’ actief.

• ‘Warmteafgiftemedium’;

• ‘Elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens EN14511 bij voorgeschreven testomstandigheden [kW]’: u vult hier het elektrische vermogen van de warmtepomp in bij de testomstandigheden gedefinieerd in tabel 2 van bijlage A. Dat gegeven heeft echter bij de warmtepompen met directe verdamping (en eventueel directe condensatie) geen rechtstreekse invloed op de resultaten. De invoer ervan is toch vereist opdat de EPB-software de berekening kan uitvoeren.

4.2.2 Warmtepompen met directe condensatie

In de bibliotheek onder de installatiecomponenten definieert u de warmtepomp met:

• ‘Naam’: vrij te kiezen naam, achteraan aangevuld met de afkorting DC (om duidelijk te maken dat het gaat om een warmtepomp die gebruik maakt van directe condensatie);

• ‘Merk’;

• ‘Product-ID’;

• ‘COPtest’: de waarde invullen die wordt bekomen uit de test bij de testomstandigheden gedefinieerd in tabel 2 of 3 van bijlage A;

• ‘Warmtebron’;

• ‘Warmteafgiftemedium’: kies ‘water’.

Toelichting: in realiteit is er geen transportmedium meer. Die keuzemogelijkheid is voorlopig niet voorzien in de EPB-software. De werkbare oplossing die in tussentijd wordt voorzien bestaat uit het kiezen voor ‘water’ als ‘warmteafgiftemedium’. Door te kiezen voor ‘water’ als ‘warmteafgiftemedium’ wordt het veld ‘Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem’ in het project bij ruimteverwarming (warmtepomp als opwekkingssysteem) actief. Hierdoor kan in de EPB-

software de correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem f correct

worden berekend.

De correctiefactor f die van toepassing is voor warmtepompen die gebruik maken van directe

condensatie wordt berekend als volgt:

designtestf ,supply,supply01.008.1

Daarin is design,supply de verzadigingstemperatuur van het ‘koelmiddel’ overeenkomend met de druk

aan de inlaat van de condensor bij ontwerpomstandigheden. Als waarde bij ontstentenis voor

design,supply geldt 55°C. Als waarde bij ontstentenis voor test,supply (als de koelmiddeldruk aan de

condensorinlaat niet gemeten is) moet de uitlaattemperatuur van het vloeistofbad tijdens de test worden gebruikt.

Toelichting: bovenstaande formule verschilt t.o.v. de formule voor f voor andere types

warmtepompen.

• ‘Temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-test meting [°C]’: dit invoerveld is niet van toepassing op warmtepompen met directe condensatie. De invoer ervan is toch vereist opdat de EPB-software de berekening kan uitvoeren. Vul de waarde ‘5’ in.

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 31: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

31

31

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

4.3 Als opwekkingstoestel in het project voor de ruimteverwarming.

4.3.1 Warmtepompen met directe verdamping

Onder de rubriek ‘Installaties’, bij de subrubriek ‘Verwarming en koeling’ voert u de volgende zaken in:

• U kiest de warmtepomp als opwekkingstoestel voor die energiesector;

• U laat het aanvinkvak ‘Er is een pomp voor de warmtetoevoer naar de verdamper’ uitgevinkt. Bij een warmtepomp met directe verdamping is geen pomp voor warmtetransport naar de verdamper aanwezig.

4.3.2 Warmtepompen met directe condensatie

Onder de rubriek ‘Installaties’, bij de subrubriek ‘Verwarming en koeling’ voert u de volgende zaken in:

• U kiest de warmtepomp als opwekkingstoestel voor die energiesector;

• U vinkt het veld ‘Ontwerpvertrektemperatuur naar het afgiftesysteem is gekend’ aan onder ‘Correctiefactor op de vertrektemperatuur naar het warmteafgiftesysteem’. U vult via directe invoer

(D-knop) als ‘ontwerpvertrektemperatuur’ de temperatuur SOFTdesign,,supply in. Die temperatuur

wordt berekend als volgt:

designtestSOFTdesign ,supply,supply,,supply 35

Daarin is design,supply de verzadigingstemperatuur van het ‘koelmiddel’ overeenkomend met de druk

aan de inlaat van de condensor bij ontwerpomstandigheden. Als waarde bij ontstentenis voor

design,supply geldt 55°C. Als waarde bij ontstentenis voor test,supply (als de koelmiddeldruk aan de

condensorinlaat niet gemeten is) moet de uitlaattemperatuur van het vloeistofbad tijdens de test worden gebruikt.

Toelichting: door bij conventie in geval van directe condensatie voor het ‘warmteafgiftemedium’

‘water’ te kiezen, is het noodzakelijk om voor SOFTdesign,,supply bovenstaande aangepaste formule te

gebruiken, opdat de correctiefactor f op een juiste manier wordt berekend, zie ook 4.2.2;

• U vinkt het veld onder ‘Correctiefactor op de temperatuurstoename over de condensor’ aan en vult bij ‘verschil tussen de vertrek- en retourtemperatuur bij ontwerp van het afgiftesysteem is gekend’ de waarde ’5’ in. De factor f∆θ is gelijk aan 1 voor warmtepompen met directe condensatie. Het aanvinken en invullen van het invoerveld is toch noodzakelijk om de waarde bij ontstentenis van 0.93 te vermijden. Dezelfde waarde als bij ‘temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-test meting’ zoals ingegeven in de bibliotheek, moet worden ingevuld in het invoerveld (zie 4.2.2).

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2013

Page 32: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

32

32

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

5. Behandeling van warmtepompen die oppervlaktewater als warmtebron gebruiken in de energieprestatieregelgeving

Het betreft hier warmtepompen die oppervlaktewater (uit rivieren, zeeën, meren, kanalen …) als warmtebron gebruiken. Bij die warmtepompen staat het oppervlaktewater zijn warmte af aan de verdamper.

De berekeningsmethodes (EPW en EPU) zijn ook voor warmtepompen die oppervlaktewater als warmtebron gebruiken van toepassing.

5.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest

Warmtepompen die oppervlaktewater als warmtebron gebruiken worden niet behandeld in de Europese testnorm NBN EN 14511.

Deel 4 van bijlage V bij het energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009 legt daarom voor dat type warmtepomp de specificaties voor de testcondities voor het bepalen van COPtest en de bepalingen voor het berekenen van de SPF vast. Die specificaties worden vermeld in tabel 3 van bijlage A bij dit document en zijn van toepassing op alle dossiers (zowel EPW als EPU) waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend vanaf 26 december 2012.

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2013

Page 33: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

33

33

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

6. Behandeling van warmtepompen die riolering of effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als warmtebron gebruiken in de energieprestatieregelgeving

Het betreft hier warmtepompen die afvalwater uit de riolering of het effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als warmtebron gebruiken. Bij die warmtepompen staat het afvalwater of het effluent warmte af aan de verdamper. Deze toepassing is ook bekend onder de naam riothermie.

6.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest

Bijlage 2 van het ministerieel besluit van 15 september 2009 legt nadere specificaties vast voor de testcondities voor het bepalen van de COPtest. Warmtepompen die afvalwater uit een riolering of het effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als warmtebron gebruiken, worden niet behandeld in de Europese testnorm NBN EN 14511. Aan bijlage 2 van het MB van 15 september 2009 zijn daarom in februari 2017 specificaties toegevoegd voor het bepalen van de COPtest van warmtepompen die zijn aangesloten op een riolering of het effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tabel 4 van bijlage A bij dit document vermeldt die specificaties. Ze zijn van toepassing op alle dossiers (zowel EPW als EPU en EPN) met stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf XX/XX/XXXX.

6.2 Invoer in de EPB-software 3G

In de bibliotheek, onder de installatiecomponenten, definieert u de warmtepomp met:

• ‘Naam’: vrij te kiezen naam;

• ‘Merk’;

• ‘Product-ID’;

• ‘COPtest’: de waarde invullen die wordt bekomen uit de test bij de testomstandigheden gedefinieerd in tabel 4 van bijlage A bij dit document;

• ‘Warmtebron’: kies ‘riothermie’;

• ‘Warmteafgiftemedium’.

Onder de rubriek ‘Installaties’, bij de subrubriek ‘Verwarming en koeling’ voert u de volgende zaken in:

• U kiest de warmtepomp als opwekkingstoestel voor die energiesector;

• U heeft de keuze om het aanvinkvak ‘Elektrisch vermogen van de pomp is gekend’ te selecteren of niet. In het eerste geval moet de waarde van het elektrisch vermogen van de pomp worden ingevuld. In het laatste geval geldt voor fpumps de waarde bij ontstentenis ‘5/6’.

7. Behandeling van warmtepompen die aangesloten zijn op een waterlus

Een warmtepompsysteem op waterlus bestaat uit verschillende warmtepompen van het type water-lucht of water-water, waarbij elke warmtepomp aan een zone in het gebouw is gekoppeld en in verbinding staat met een gesloten waterlus die het gebouw doorloopt. Elke warmtepomp op de waterlus gebruikt de waterlus als warmtebron of als koudebron en onttrekt of injecteert warmte aan de waterlus. De warmte die in de waterlus komt, mag enkel afkomstig zijn van koelmachines waarvan de koude nuttig gebruikt wordt in het gebouw of afkomstig zijn van restwarmte in het gebouw. Er is geen bijkomend verwarmingssysteem aanwezig die de waterlus op constante temperatuur houdt. De waterlus bevindt zich volledig in het gebouw en de temperatuur is op elk moment hoger dan 10°C.

NIE

UW

SIN

DS N

OV

EM

BER

2016

N

IEU

W S

IND

S F

EB

RU

AR

I 2017

Page 34: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

34

34

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

7.1 Testomstandigheden voor de bepaling van COPtest

Bijlage 2 van het Ministerieel besluit van 15 september 2009 legt specificaties vast voor de testcondities voor het bepalen van de COPtest. Warmtepompen die een waterlus als warmtebron gebruiken, worden niet behandeld in de Europese testnorm NBN EN 14511. Het Ministerieel Besluit van 9 september 2016 voegt daarom verdere specificaties toe aan bijlage 2 van het MB van 15 september 2009 voor de testcondities voor het bepalen van de COPtest van warmtepompen die zijn aangesloten op een waterlus. Tabel 5 van bijlage A bij dit document vermeldt die specificaties. Ze zijn van toepassing op alle dossiers (zowel EPW als EPU en EPN) met stedenbouwkundige aanvraag of melding vanaf 25 november 2016.

7.2 Voorwaarden om de COPtest te mogen gebruiken

De COPtest, zoals bepaald volgens bovenstaande testomstandigheden, kan enkel gebruikt worden in de rekenmethode (zie §10.2.3.3 in bijlage V bij het Energiebesluit van 19 november 2010), als aan álle voorwaarden is voldaan die in Bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009 zijn vastgelegd:

1° op elk moment dat aangesloten warmtepompen aan het verwarmen zijn, moet tegelijkertijd een koelmachine warmte injecteren in de waterlus of moet restwarmte geïnjecteerd worden;

2° er is geen bijkomend verwarmingssysteem aanwezig die de waterlus op constante temperatuur houdt. De warmte die in de waterlus komt, mag enkel afkomstig zijn van koelmachines waarvan de koude nuttig gebruikt wordt in het gebouw of afkomstig zijn van restwarmte in het gebouw;

3° de waterlus moet zich volledig in het gebouw bevinden;

4° de waterlus bevindt zich op elk moment boven 10°C.

Er moet een stavingstuk worden bijgehouden dat aantoont dat voldaan is aan de hierboven beschreven voorwaarden.

7.3 Invoer in de EPB-software 3G

In de bibliotheek, onder de installatiecomponenten definieert u de warmtepomp met:

• ‘Naam’: vrij te kiezen naam, achteraan aangevuld met de vermelding ‘waterlus’ (om duidelijk te maken dat het gaat om een warmtepomp die een waterlus als warmtebron gebruikt);

• ‘Merk’;

• ‘Product-ID’;

• ‘COPtest’: de waarde invullen die wordt bekomen uit de test bij de testomstandigheden gedefinieerd in tabel 5 van bijlage A bij dit document;

• ‘Warmtebron’: kies ‘waterlus’; De software-aanpassing gebeurt in januari 2017. Tot dan mag u voor een warmtepomp die aangesloten is op een waterlus in het invoerveld ‘bron waaraan de verdamper zijn warmte onttrekt’, ‘grondwater’ selecteren. Daarvoor gelden dezelfde testcondities aan de bronzijde van de warmtepomp, namelijk 10°C (W10).

• ‘Warmteafgiftemedium’.

Onder de rubriek ‘Installaties’, bij de subrubriek ‘Verwarming en koeling’ voert u de volgende zaken in:

• U kiest de warmtepomp als opwekkingstoestel voor die energiesector;

• U heeft de keuze om het aanvinkvak ‘Elektrisch vermogen van de pomp is gekend’ te selecteren of niet. In het eerste geval moet de waarde van het elektrisch vermogen van de pomp worden ingevuld. In het laatste geval geldt voor fpumps de waarde bij ontstentenis ‘5/6’.

NIE

UW

SIN

DS N

OV

EM

BER

201

6

Page 35: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

35

35

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

BIJLAGE A

De opgelegde testomstandigheden voor het bepalen van de COPtest

Zowel het thermische (TV) vermogen als het elektrische vermogen (EV), en dus ook de COP, van een bepaald type warmtepomp variëren in de loop van het verwarmingsseizoen en zelfs van ogenblik tot ogenblik, bijvoorbeeld afhankelijk van de intredetemperatuur in de verdamper en uittredetemperatuur uit de condensor. De invloed van die variaties wordt ingerekend door middel van de correctiefactoren in de formule van de SPF (seizoensprestatiefactor), zie punt 2.

In bijlage V bij het energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009) is vastgelegd bij welke testomstandigheden de prestatiecoëfficiënt (COPtest) van de warmtepomp moet worden bepaald.

De meting van COPtest moet gebeuren conform (zo nodig een gepaste combinatie van) de testmethoden vastgelegd in NBN EN 14511 en/of NBN EN 15879-1 en verder bij de testomstandigheden zoals vastgelegd in tabel 1, 2 en 3.

Warmtebron Warmteafgiftemedium test- omstandig- heden

op basis van tabel 3 in NBN EN 14511-2

buitenlucht, eventueel in combinatie met afgevoerde lucht

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

A2/A20

buitenlucht, eventueel in combinatie met afgevoerde lucht

alleen buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

A2/A2

buitenlucht, eventueel in combinatie met afgevoerde lucht

alleen buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

A2/A20

alleen afgevoerde lucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

A20/A20

alleen afgevoerde lucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

alleen buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

A20/A2

alleen afgevoerde lucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

A2/A20

alleen afgevoerde lucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

alleen buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

A2/A20

op basis van tabel 5 in NBN EN 14511-2

bodem met behulp van een intermediair hydraulisch circuit

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

B0/A20

bodem met behulp van een intermediair hydraulisch circuit

alleen buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

B0/A2

bodem met behulp van een intermediair hydraulisch circuit

alleen buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

B0/A20

bodem door middel van grondwater gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met

buitenlucht W10/A20

bodem door middel van grondwater alleen buitenlucht, zonder gebruik van een W10/A2

AA

NG

EPA

ST

JA

NU

AR

I 2013

Page 36: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

36

36

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

warmteterugwinapparaat

bodem door middel van grondwater alleen buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

W10/A20

op basis van tabel 7 in NBN EN 14511-2

bodem m.b.v. een intermediair hydraulisch circuit water B0/W35

bodem d.m.v. grondwater water W10/W35

op basis van tabel 9 in NBN EN 14511-2

buitenlucht, eventueel in combinatie met afgevoerde lucht

water A2/W35

alleen afgevoerde lucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

water A20/W35

alleen afgevoerde lucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

water A2/W35

waarin:

A lucht als medium (air). Het cijfer erna is de droge bol inlaattemperatuur, in °C;

B intermediaire vloeistof (brine). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper, in °C;

W water als medium (water). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper of de uitlaattemperatuur aan de condensor, in °C.

Tabel 1 - testomstandigheden waarbij de COPtest volgens NBN EN 14511:2008 wordt bepaald (bron: bijlage V bij het energiebesluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010)

Page 37: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

37

37

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

De opgelegde testomstandigheden uit tabel 2 gelden voor warmtepompen die gebruik maken van directe verdamping als warmtebron en/of directe condensatie als warmte-afgifte.

warmtebron warmteafvoer test omstandig heden

bodem, met behulp van een verdamper in de grond

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

DX1.5/A20

bodem, met behulp van een verdamper in de grond

enkel buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

DX1.5/A2

bodem, met behulp van een verdamper in de grond

enkel buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

DX1.5/A20

bodem, met behulp van een verdamper in de grond

water DX1.5/W35

bodem, met behulp van een verdamper in de grond

condensor ingebed in de structuur van het gebouw DX1.5/DX35

bodem met behulp van een intermediair hydraulisch circuit

condensor ingebed in de structuur van het gebouw B0/DX35

bodem door middel van grondwater condensor ingebed in de structuur van het gebouw W10/DX35

buitenlucht, eventueel in combinatie met afgevoerde lucht

condensor ingebed in de structuur van het gebouw A2/DX35

enkel afgevoerde lucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

condensor ingebed in de structuur van het gebouw A20/DX35

enkel afgevoerde lucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

condensor ingebed in de structuur van het gebouw A2/DX35

waarin:

A lucht als medium (air). Het cijfer erna is de droge bol inlaattemperatuur, in °C.

B intermediaire vloeistof met een vriestemperatuur lager dan die van water (brine). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper, in °C.

DX directe warmtewisseling (direct exchange). Het cijfer erna is de gemiddelde temperatuur van het vloeistofbad waarin de warmtewisselaar ondergedompeld is, in °C.

W water als medium (water). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper of de uitlaattemperatuur aan de condensor, in °C.

Tabel 2 – aanvullende testomstandigheden voor warmtepompen met directe warmtewisseling waarbij de COPtest volgens NBN EN 14511:2011 en/of NBN EN 15879-1:2011 wordt bepaald

(bron: bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009)

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 38: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

38

38

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

De opgelegde testomstandigheden uit tabel 3 gelden voor warmtepompen die gebruik maken van oppervlaktewater als warmtebron.

warmtebron warmteafvoer test omstandig heden

oppervlaktewater

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

W2*/A20

enkel buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

W2*/A2

enkel buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

W2*/A20

oppervlaktewater water W2*/W35

oppervlaktewater condensor ingebed in de structuur van het gebouw W2*/DX35

waarin:

* uitlaattemperatuur ≥ 0°C

A lucht als medium (air). Het cijfer erna is de droge bol inlaattemperatuur, in °C.

DX directe warmtewisseling (direct exchange). Het cijfer erna is de gemiddelde temperatuur van het vloeistofbad waarin de warmtewisselaar ondergedompeld is, in °C.

W water als medium (water). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper of de uitlaattemperatuur aan de condensor, in °C.

Tabel 3 – aanvullende testomstandigheden voor warmtepompen met oppervlaktewater als warmtebron waarbij de COPtest volgens NBN EN 14511:2011 wordt bepaald

(bron: bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009)

AA

NG

EPA

ST

JA

NU

AR

I 2013

Page 39: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

39

39

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

De opgelegde testomstandigheden uit tabel 4 gelden voor warmtepompen die gebruik maken van een riolering of het effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als warmtebron.

warmtebron warmteafvoer testomstandigheden

riolering of effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

W2*/A20

enkel buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

W2*/A2

enkel buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

W2*/A20

riolering of effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie

water W2*/W35

riolering of effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie

condensor ingebed in de structuur van het gebouw

W2*/DX35

waarin: * uitlaattemperatuur aan de verdamper ≥ 0°C A lucht als medium (air). Het cijfer erna is de droge bol inlaattemperatuur, in °C. DX directe warmtewisseling (direct exchange). Het cijfer erna is de gemiddelde temperatuur van

het vloeistofbad waarin de warmtewisselaar ondergedompeld is, in °C. W water als medium (water). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper of de

uitlaattemperatuur aan de condensor, in °C.

Tabel 4 – aanvullende testomstandigheden voor warmtepompen met een riolering of effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als warmtebron waarbij de COPtest volgens NBN EN 14511:2011 wordt bepaald

(bron: bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009)

De opgelegde testomstandigheden uit tabel 5 gelden voor warmtepompen die gebruik maken van een waterlus als warmtebron.

warmtebron warmteafvoer testomstandigheden

waterlus

gerecycleerde lucht, eventueel in combinatie met buitenlucht

W10/A20

enkel buitenlucht, zonder gebruik van een warmteterugwinapparaat

W10/A2

enkel buitenlucht, met gebruik van een warmteterugwinapparaat

W10/A20

waterlus water W10/W35

waarin:

A lucht als medium (air). Het cijfer erna is de droge bol inlaattemperatuur, in °C.

W water als medium (water). Het cijfer erna is de inlaattemperatuur in de verdamper of de uitlaattemperatuur aan de condensor, in °C.

Tabel 5 – aanvullende testomstandigheden voor warmtepompen met een waterlus als warmtebron waarbij de COPtest volgens NBN EN 14511:2011 wordt bepaald

(bron: bijlage 2 van het Ministerieel Besluit van 15 september 2009)

NIE

UW

SIN

DS N

OV

EM

BER

201

6

NIE

UW

SIN

DS D

EC

EM

BER

2016

Page 40: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

40

40

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

BIJLAGE B

Hieronder wordt aan de hand van enkele voorbeelden toegelicht hoe u de COPtest kunt afleiden uit de capaciteitstabellen van het type warmtepomp (volgens NBN EN 14511:2008), hetzij om de methodiek beter te begrijpen, hetzij om te traceren of de opgegeven COPtest mag worden gebruikt voor het project. Bij de voorbeelden wordt ook het afleiden van de andere bibliotheekwaarden in de EPB-software, zoals de temperatuurstoename van het water over de condensor en het elektrische vermogen van de warmtepomp getoond.

Voorbeelden:

Een capaciteitstabel van een warmtepomp die warmte langs de verdamperzijde toegeleverd krijgt met een vloeistof (water of antivriesfluïdum) en warmte afgeeft via water kan er bijvoorbeeld als volgt uit zien:

Voorbeeld 1 - grondwater-waterwarmtepomp

Tabel 1 van bijlage A legt de testomstandigheden voor grondwater-waterwarmtepompen vast (zie uittreksel hieronder).

Bij grondwater-waterwarmtepompen legt die tabel de intredetemperatuur van de verdamper vast op 10°C. In het kader van de EPB-berekeningen wordt de uittredetemperatuur van de condensor vastgelegd op 35°C.

• Uit de voorbeeld-capaciteitstabel (zie hieronder) is daaruit de COPtest = TV/EV = 29,10 kW/5,78 kW= 5,03;

Bij een grondwater-waterwarmtepomp, moet u in de bibliotheek van de EPB-software naast de COPtest, ook de temperatuurstoename (van het water) over de condensor tijdens de COP-testmeting en het elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511:2008 bij dezelfde testomstandigheden als waarbij COPtest werd bepaald, invullen. De temperatuurstoename is in principe af te lezen uit de normtabellen (toegevoegd in bijlage C), maar dat geeft u geen garantie dat de warmtepomp ook bij die temperatuurstoename is getest. Dat gegeven verifieert u best in de productinformatie of vraagt u op aan de fabrikant. Het elektrisch vermogen is meestal af te lezen of af te leiden uit de capaciteitstabellen.

voorbeeld 2 voorbeeld 1

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 41: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

41

41

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

In het voorbeeld is:

• de temperatuurstoename (van het water) over de condensor (= indoor heat exchanger) (conform NBN EN 14511-2:2008) is 5°C (= het verschil tussen de Inlet en de Outlet temperature, namelijk 35°C - 30°C) (zie hieronder in tabel 7, in de oranje omkadering);

Opmerking: Voor een grondwater-waterwarmtepomp zie de rij voor ‘Water’ in de tabel 7 van de norm NBN EN 14511-2:2008. De norm geeft naargelang het afgiftesysteem ook verschillende uittredetemperaturen op. In het kader van de EPB-berekeningen wordt de uittredetemperatuur van de condensor echter zowel voor oppervlakteverwarming als voor andere afgiftesystemen (radiatoren & convectoren) vastgelegd op 35°C.

• Het elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511-2:2008 (volgens voorgeschreven testomstandigheden) is 5,78 kW (rode pijl in de onderstaande tabel).

Die gegevens vult u in de EPB-software als volgt in:

Voorbeeld 2 - bodem-waterwarmtepomp met een intermediair horizontaal of verticaal captatienet in de bodem

Tabel 1 van bijlage A legt de testomstandigheden voor bodem-waterwarmtepompen vast (zie uittreksel hieronder).

voorbeeld 1

voorbeeld 1

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2

01

3

Page 42: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

42

42

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

Bij een bodem-waterwarmtepomp met een intermediair hydraulisch circuit bepaalt die tabel de intredetemperatuur van de verdamper als 0°C. In het kader van de EPB-berekeningen wordt de uittredetemperatuur van de condensor vastgelegd op 35°C.

Zoals in voorbeeld 1 zijn de invulwaarden voor de EPB-software af te leiden als volgt:

• Uit de capaciteitstabel: COPtest = TV/EV = 22,44 kW/5,55 kW= 4,04;

• De temperatuurstoename (van het water) over de condensor (= indoor heat exchanger) (conform NBN EN 14511-2:2008) is 5°C (= het verschil tussen de Inlet en de Outlet temperature, nl. 35°C - 30°C) (zie hieronder in tabel 7, in de oranje omkadering);

Opmerking: Voor een bodem-waterwarmtepomp met een intermediair hydraulisch circuit zie de rij voor ‘Brine’ in de tabel 7 van de norm NBN EN 14511-2:2008. De norm geeft naargelang het afgiftesysteem ook verschillende uittredetemperaturen op. In het kader van de EPB-berekeningen wordt de uittredetemperatuur van de condensor echter zowel voor oppervlakteverwarming als voor andere afgiftesystemen (radiatoren & convectoren) vastgelegd op 35°C.

• Het elektrisch vermogen van de warmtepomp volgens NBN EN 14511-2:2008 (volgens voorgeschreven testomstandigheden) is 5,55 kW.

AA

NG

EPA

ST

JA

NU

AR

I 2013

voorbeeld 2

Page 43: Elektrische warmtepompen in de energieprestatieregelgeving

43

43

Elektrische warmtepompen in EPB versie februari 2017

BIJLAGE C

Uittreksels uit de NBN EN 14511-2:2008

Hieronder worden enkele uittreksels van tabellen uit de NBN EN 14511-2:2008 getoond voor verschillende types warmtepompen. Met tabel 7 en 9 kan de temperatuurstoename (van het water) over de condensor (= indoor heat exchanger) worden bepaald, dit is het verschil tussen de Inlet en de Outlet temperature.

• ‘water-to-water units in heating mode’: zowel geldig voor bodem-waterwarmtepompen, als voor grondwater-waterwarmtepompen voor ruimteverwarming:

• ‘air-to-water units in heating mode’, dus geldig voor de lucht-waterwarmtepompen voor ruimteverwarming:

AA

NG

EP

AST

JA

NU

AR

I 2013