Eindhoven University of Technology MASTER Een model voor ... · In de auto-wereld is het...

199
Eindhoven University of Technology MASTER Een model voor het elektrische systeem in een auto Braam, A.J.J. Award date: 1988 Link to publication Disclaimer This document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Student theses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the document as presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the required minimum study period may vary in duration. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

Transcript of Eindhoven University of Technology MASTER Een model voor ... · In de auto-wereld is het...

  • Eindhoven University of Technology

    MASTER

    Een model voor het elektrische systeem in een auto

    Braam, A.J.J.

    Award date:1988

    Link to publication

    DisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.

    General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

    • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

    https://research.tue.nl/nl/studentthesis/een-model-voor-het-elektrische-systeem-in-een-auto(a8151043-5b61-4d58-bc89-aff4339e30ab).html

  • Faculteit der ElektrotechniekVakgroep Elektromechanica en Vermogenselektronlca

    Afstudeerverslag

    Een model voor het elektrische

    systeem in een auto.

    EMV 88-52 A.J.J. Braam

    1-880614

    Hooglera(a)r(en): prof. ir. J. A. Schot

    Mentor(en) ir. W. J. de Zeeuw, ir. J. Schreur (Volvo)

    Eindhoven, december 1988

    De Faculteit der Elektrotechniek van de Technische Universlteit Eindhoven aanvaardt geen verantwoordelijkheid voorde inhoud van stage- en afstudeerverslagen.

  • Samenvatting

    De laatste jaren constateert men een toenemend elektriciteits-

    verbruik in de auto. Bij Volvo is men zich bewust van deze

    toename naar de vraag van elektrische energie.

    Om een optimale dynamo-accu-combinatie te kunnen kiezen, is

    het noodzakelijk dat het tamelijk complexe elektrische systeem

    in de auto voor berekening toegankelijk is. Dit systeem

    bestaat uit de onderdelen dynamo, accu en verbruikers.

    In de auto-wereld is het gebruikelijk onder de dynamo (Engels:

    alternator) het geheel van een synchrone machine, twee

    driefasenbrugmutatoren (gecombineerd tot een geheel) en een

    spanningsregelaar te verstaan.

    Twee modellen voor het vermogenselectronische gedeelte worden

    beschreven: een model waarin de commutatie in de gelijk-

    richters in een oneindig klein tijdsinterval plaatsvindt en

    een meer realistisch model waarin de duur van de commutatie

    eindig lang is.

    Voor het model van de accu werd dat van Gretsch genomen. Voor

    de synchrone machine werd aangetoond dat het model van

    Hoeijmakers gebruikt mocht worden. De verbruikers werden als

    weerstand gemodelleerd.

    De parameters van de dynamo zijn gemeten, de accuparameters

    werden van Gretsch overgenomen.

    Een beperking van het model is dat het aIleen geldig is voor

    constante of slechts langzaam veranderende toerentallen.

    De parameters van het model zijn d.m.v. meting bepaald; de

    verificatie van het complete systeemmodel kon door tijdgebrek

    niet plaatsvinden.

  • SUDIIIary

    The last few years the use of electrical energy in cars is

    increasing. At Volvo they are aware of this increasing

    demand.

    In order to be able to choose an optimal combination of a car

    generator and an accumulator it is a necessity that the elec-

    trical system in a car is accessible for computations. This

    system consists of the parts alternator, accumulator and

    loads.

    The unit containing a synchronous machine. two three phase

    bridge rectifiers (combined as a whole), and a voltage

    regulator is commonly called an alternator (by car

    manufacturers) .

    Two models for the power electronic part are described; in the

    first one where the commutations arise in infinitely short

    time intervals, in the second one where the endurance of the

    commutation is of finite length.

    For the accumulator the model of Gretsch is taken. For the

    synchronous machine it has been proved tha t the mode 1 of

    HoeiJmakers may be used. The loads are modelled as

    resistances.

    The parameters of the generator have been measured. The

    parameters describing the accumulator have been taken from the

    report of Gretsch.

    A constraint of the model is that it is only valid at constant

    or slowly varying speeds.

    The parameters of the model have been measured; the

    verification has not been carried out because of lack of time.

  • Lijst van gebrulkte symbolen.

    symbool

    a

    A

    b

    c

    C

    D

    e

    f

    g

    G

    H

    i

    I

    j

    k

    K

    1

    1

    l

    eenheid

    m

    A2mm

    m

    A

    Asy- l

    JK- l

    Asy-l

    JK- l

    y

    Y-1

    s

    m

    YsA- l

    Am- l

    A

    A

    Ah

    cm

    YsA- l

    omschrljvlng

    halve statorboring (a)

    fouriercoefficient (al

    )

    draadoppervlakte (A)

    halve rotordiameter (b)

    fouriercoefficient (bl

    )

    G G Gcapaciteit (cA

    ; c ; cR

    )p G

    warmtecapaciteit (c )w

    capaciteit (CA; ~)

    warmtecapaciteit (C )w

    gemiddelde relatieve in-tijd schakelaar in

    spanningsregelaar (D)

    spanning (ea ; eab; eac ' eb; ebc ; e c ; e s ;

    eA; eR)

    topwaarde wisselspanning (e; e )a

    frequentie (f; f ,f 1)max pu s. ( r s r, de fr, qe )wlkkelfactor f ; f ; f ;

    w,v w,v w,v U w,vluchtspleetlengte (g; g k; g )wer .machinegeometriefactor (G ; GU )m mmagnetische veldsterkte (H)

    stroom 0; i a ; i al ; i b ; i c ' ide; if; i g ;

    i gd , i sk; i qe , i l ; i 2 ; i 3 ; iG

    ; IE)

    gelijkstroom (I ; If; I , I , I )a g gen,max vimaginaire eenheid (~)

    groefnummer (k)

    factor van Carter (k )c

    aantal in serie geschakelde accucellen•(k )

    accucapacltelt (~)•accukengetal (~)

    statorlengte (1; 1 )G a

    Inductlvlteit (1 )

    draadlengte (l)

    inductivlteit (l ", l lde. If "lqe. l )c rs' rs' rs' rs' s

  • weerstandGrUL

    )

    weerstand

    symbool

    M

    n

    N

    P

    p

    q

    Q

    r

    R

    t

    T

    eenheid

    VsA- 1

    rpm

    w

    s

    s

    a

    OIDSchrijving

    mutuele inductiviteit (M)

    aantal metingen (M)

    toerental (n; nO)

    aantal windingen (Nde ; Nqe , Nr ; Ns )

    poolpaartal (p)• •ladingstoestand accu (p ; Pr)

    vermogen lP )v

    parktransformatiematrix (P).... .ontladingsgraad accu (q ; q )

    rinverse parktransformatiematrix (Q)

    =G G G G G Glrp; r s ; rOE; r OL; r G; rr;

    +(Ra ; ~; Rc ; Rde ; ~; ~; ~F;

    Rf ; Rg; Rga , Rgd ; Rgv ' ~l; ~l,leemte;

    ~l,leemtevrij; Rqe ; Rs ; Rsp ' Rve1d ' Rv1 ;R . R )

    vl,leemte' vl,leemtevrijtijd (t)

    tolerantie (tol)

    periodetijd (T; T . )mln

    (=jaren) leeftijd accu (TB

    )

    U

    U

    vx

    Z

    v

    vV

    -1WI(

    spanning (ua ; uai ; ~; ~i; uc ; uci ; udei ;

    Gu ·u·u ·u·u u·u ·u·ds' f' fi' g' gv' G' mintak' qei'- +

    uqs ' ~; ~; ~F)gemiddelde spanning over de tijd (Ug; Usp )nominale accuspanning (UN)

    geliJkspanning (Ua ; Ub; Ug; UI )

    effectieve waarde wisselspanning

    (UabO,eff)warmtegeleidingscoefficient (V )wdimensieloze tiJd (x)

    gemeten waarde (x )v

    gemlddelde waarde aantal waarnemlngen (x)

    koperbelegging (Z)

    Impedantie (Z; Z )- -s

  • Griekse symbolen.

    symbool eenheid a.schrijving

    plaatsaanduiding in cilindrisch statorco-

    ordinatenstelsel (a )sfactor (~)

    spoelmidden (~; ~w)

    factor (~R)

    rotorhoek (7)

    momentane relatieve in-tijd van de

    schakelaar in de spanningsregelaar (~)

    (£:; £: • £: )r' s

    hulphoek «;

  • Indices.

    symbool

    a

    A

    b

    B

    c

    de

    D

    eff

    E

    g

    G

    h

    i

    I

    L

    m

    N

    P

    q

    qe

    r

    R

    s

    sp

    T

    U

    v

    veld

    w

    o1

    omschrijving

    statorfase-aanduiding

    betreft arbeidstak accu

    statorfase-aanduiding

    Batterlj (=accu)

    statorfase-aanduldlng

    chopper (R ; hoofdstuk 5)c

    betreft de demperwikkeling op de hoofdas

    betreft een diode

    effectlef

    ontladen

    gelljkgericht

    boven: Gretsch-genormeerd

    onder: betreft de gas-tak

    hoofd-

    stroomafhankelijk; Inwendig

    de lnwendlge weerstand van de accu

    betreffend

    laden

    mechanlsch

    nominaal

    betreft ladingstoestandsafhankelijkheid

    betreft ontladlngsgraad-afhankelijkheid

    betreft de demperwikkellng op de dwarsas

    rest-; rotor-

    rust

    zelfontladings-; stator-

    betreft de spanningsregelaar

    betreft leeftljdafhankelijkheld; drempel-

    betreft de omzetting van materiaal in de

    accu

    betreft optredende verliezen; veld-

    veld-

    betreft een wikkellng; warmte-

    nullasto1 haraonische aangevend; algemene index

  • symbool

    2

    3

    •e

    omschrijving

    algemene index

    algemene index

    geeft dimensieloosheid aan

    betreft temperatuurafhankelijkheid

    spreidings-

  • Inhoud.

    1. Inleiding. 1

    2. De accu. 2

    2.1. De keuze van het model. 2

    2.2. Het model van Gretsch. 4

    2.3. Definities. 11

    2.4. Vereenvoudigingen in het vervangingsschema. 16

    2.5. Het model van de accu. 21

    3. De synchrone machine. 24

    4. De mutator. 35

    4.1. De mutator met oneindig snelle commutatie en

    ideale dioden. 35

    4.2. De mutator met oneindig snelle commutatie en

    niet-ideale dioden. 45

    4.3. De niet oneindig snel commuterende mutator met

    niet-ideale dioden. 48

    5. Het elektrische systeem in een auto. 59

    5.1. Inleiding. 59

    5.2. Hodellering van de blokken in het elektrische

    systeem biJ oneindig snelle commutatie. 60

    5.3. Aspecten waarmee men rekening dient te houden. 66

    5.4. Het model van het ideale totale elektrische

    systeem. 70

    5.5. De koppeling van het model van de synchrone

    machine met dat van het ideale totale systeem. 77

    5.6. Het model van het totale elektrische systeem in

    een auto met niet-ideale componenten. 81

    5.7. Een eerste aanzet tot het ontwerp van een

    algorithme. 95

  • 156

    136

    147

    153

    6. Bepaling van de systeemparameters. 98

    6.1. Inleiding. 98

    6.2. Metingen aan de machines. 99

    6.3. Metingen aan de dioden. 110

    6.4. Metingen aan de spannlngsregelaar van Bosch. 111

    6.5. Bekend gegeven: de kabelweerstand van de

    kabel(s) tussen de generator en de accu. 113

    7. Conclusies en aanbevelingen. 115

    8. Li teratuur. 117

    Appendices

    A: De grootten van de parameters uit het model van

    Gretsch voor een accu. 120

    B: Gebruikte figuren uit [2] en [9]. 122

    C: Uitdrukkingen voor de factoren uit de tabel in

    appendix A, gevonden door Biemans [11]. 128

    0: Analyse van het luchtspleetveld. 131

    0.1: Algemene theorie. 131

    0.2: De fluxen, gekoppeld met de wikkelingen in de

    machine.

    0.3: Het complete machinemodel.

    0.4: De algemene machinevergelijkingen.

    0.5: De elektrische machine tijdens stationair

    bedrijf.

    E: Berekening van de grondharmonische component van de

    stroom i . 158aF: Berekening van I 162

    gG: De berekening van de gemiddelde waarde en de

    tolerantie van een grootheld uit een aantal

    waarnemlngen. 164

    H: Bepallng van de weerstandswaarden van de statorfase-

    wlkkellngen ult dIe van twee wlkkellngen In serle. 165

  • I: De afleiding van de grondharmonische component van

    de fasewikkelingsstroom i biJ niet oneindig snellea

    commutatie en niet-ideale dioden.

    1. 1: 1nleiding.

    1.2: Het verloop van i a in het interval ~ ~ wot-K Sw6+~c·

    Sow1.3: Het verloop van i a in het interval ~ ~ wot-KSow

    S """"6"" + ~c1.4: De berekening van de grondharmonische component

    van i .a

    J: Afleiding van formules (S.22a) en (S.22b).

    Bijlagen

    1: Gebruikte meetapparatuur.

    2: Meetgegevens synchrone machine.

    3: De afleiding van de parameter L uit de grafischersweergave van de nullastkarakteristieken van de

    machines.

    167

    167

    167

    170

    171

    177

    180

    181

    186

  • 1. Inleidlng.

    In de auto treft men tegenwoordig steeds meer comfort aan:

    verwarmde stoelen, elektrisch bediende ramen, aircondi-

    tioning enz.. Soms wordt hierom door de consument gevraagd en

    nemen autofabrikanten het daarom in hun leveringsprogramma op.

    Soms ook is er sprake van het kweken van een behoefte.

    Voor dit comfort is energie nodig, die door de generator-accu-

    combinatie in de auto moet worden geleverd.

    Volvo levert auto's over de gehele wereld. Men is zich bij dit

    bedrijf bewust van de groeiende energiebehoefte in de auto.

    Daar men bij Volvo wil kunnen voorspellen of een bepaalde

    generator-accu-combinatie onder gegeven omstandigheden aan de

    gestelde eisen voldoet, is een model van het elektrisch

    systeem in de auto nodig.

    Men heeft zich daarom tot de Technische Universiteit Eindhoven

    gewend met de vraag een dergelijk model op te stellen, met

    behulp waarvan het mogelijk moet zijn een bepaalde

    generator-accu-combinatie te vinden die voldoet aan de eisen.

    Daar in de vakgroep Elektromechanica en Vermogenselektronica

    onderzoek wordt verricht op het gebied van elektrische

    machines in combinatie met elektronische energie-omzetters, is

    men hier terecht gekomen.

    Mijn opdracht luidt:

    , Ontwikkeling van een mathematisch model van de

    elektrische energiehuishouding in een personenauto,

    waarbij vooral de generator en de accu voor dit doel op

    passende wijze moeten worden beschreven'.

    1

  • 2. De accu.

    2. 1. De keuze van hel model.

    In 1974 heeft Runge [1] reeds een model voor de accu

    opgesteld. Schleuter [3] heeft dit model overgenomen en heeft

    er nog wat aan toegevoegd: voor verschil1ende typen accu's

    heeft hij de parameters van het beschrijvende model bepaald.

    Een zeer geavanceerd model is opgesteld door Gretsch [2]. Van

    Dongen [4] tenslotte heeft een veel eenvoudiger model

    afgeleid, uitgaande van de relatie voor de tijdsduur gedurende

    welke een constante stroom aan een accu kan worden onttrokken.

    Deze relatle werd in 1897 reeds door Peukert empirisch

    vastgesteld.

    Van de onderzochte modellen kan worden gezegd dat ze

    theoretlsch zijn afgeleid wat de vorm van de vergelijkingen

    betreft. De parameters die men nodig heeft zijn d.m.v.

    experimenten bepaald.

    In tabel 2.1 worden de verschillende modellen vergeleken. Deze

    tabel is overgenomen uit Schleuter [3], bIz. 46. Het model van

    Van Dongen is hieraan toegevoegd, andere (niet onderzochte)

    modellen zijn weg gelaten.

    Ui t deze tabel lezen we het volgende af: voor een

    autofabrikant is het model van Gretsch het meest interessante

    vanwege het fei t dat di t model het nauwkeurigst is

    (temperatuurinvloeden en dynamische belastlng worden

    meegenomen) .

    2

  • Tabel 2.1: Overzlcht van verschlI lende onderzochte

    len.

    accumodel-

    Runge/Schleuter Gretsch Van Dongen

    criterium

    geeft einde x x x

    ontlading aan

    bootst

    spannings- x x x

    gedrag navervangings-

    schema x x x

    empirisch model x x x

    electrochemische

    achtergrond x x x

    Geldig voor:

    ontladen x x x

    laden x x

    veranderlijke

    stromen x x (x)

    gassen x

    ze lfontlad ing x

    verschillende

    temperaturen (x) x

    loodaccu x x x

    leeftijd (x)

    (x) geeft aan dat het model voor dit item slechts beperkt geldt.

    3

  • 2.2. Bet model van Gretsch.

    2.2.1. Inleiding.

    Bet gedrag van de accu wordt bepaald door drie grootheden: de

    nominale klemspannlng, de nomlnale capacitelt en de

    koudstartstroom. De eerste term spreekt voor zichzelf, de

    andere twee behoeven enige ultleg.

    Met de nomlnale capacltelt van een accu wordt de hoeveelheid

    lading bedoeld dIe onder gestandaardlseerde condltles aan de

    accu kan worden onttrokken (zle ook de deflnitie van ~, bIz.

    10). Ze wordt uitgedrukt in ampere-uur (Ampere-uur, 1 Ah =3600 As = 3600 Coulomb).Blj koude blijkt niet de capacl tei t, maar de mogelijkheid

    gedurende enige tijd grote stromen aan de accu te onttrekken

    van belang: men wil immers dat de auto bij koude goed start en

    dat men tljdens de rlt daarna ook nog de achterruitverwarming

    kan gebrulken. Een maat voor de startmogelljkheid bij koude is

    de zgn. koudstartstroom. Dlt Is de waarde van de stroom die na

    30 seconden ontladen nog een accuspannlng geeft van minstens

    8,4 volt en na 180 seconden een klemspanning van mlnstens 6ovol t, blj een omgevlngstemperatuur van -18 C en volle accu

    met een nominale klemspannlng van 12 volt.

    De klemspannlng en de capacltelt van de accu zijn afhankelijk

    van grootheden als temperatuur, ladlngstoestand en stroom;

    deze afhankelljkheden zljn nlet eenvoudlg te beschrljven.

    Om een en ander wat aanschouwelljker te maken, Is door Gretsch

    een vervanglngsschema opgesteld.

    Olt vervanglngsschema Is In flguur 2.1 gegeven.

    4

  • Fig. 2.1: Het vervanginqsscheaa

    gens Gretsch (2).

    Yoor de accu yol-

    De dioden in dit vervangingsschema geven aan dat rgE en r~.G G G Ggebruikt moeten worden als 1 >0 en r DL en r UL als i

  • gemaakt van de processen die zich in de accu voordoen. De

    figuur geeft de reactles aan tiJdens de ontlading van de accu.

    TiJdens het laden verlopen de reacties in omgekeerde richting.

    u- I+

    PbSO" H2SO" H2SO"PbSO"

    I J \"'-...50,-t

    Pb··

    H2O tI \ 2e·Pb·· S04- H· Pb····

    tH. 0·-

    •2e· H· Pb02Pb .... 0-·

    \1

    H2O

    Fig. 2.2: Schematische voorstelling van de reacties

    die zich in de accu voordoen tijdens het

    ontladen.

    De elektronen die biJ stroomlevering worden getransporteerd,4+ 2+worden gebrulkt voor de omzettlng van Pb in Pb . Het

    vierwaardige loodion zIt in het loodoxyde op de posi tleve

    plaat (gebonden). De reactie zoals deze plaats vindt, is

    hieronder gegeven.

    - Aan de positieve elektrode:

    in de elektrode zelf: Pb4+ + 2e ~ Pb2++ 2-in het elektrolyt: 2H + 0 ~ H20+ 2-

    H2SO4 ~ 2H + S04

    aan het oppervlak: Pb2+ + SO 2- ~ PbSO4 4

    De vorming van water uit de waterstof- en zuurstoflonen

    verloopt zeer snel. In praktlJk zou een scheikundige zeggen

    dat het absurd is te stellen dat 02- zou ontstaan.

    BiJ de verschl11ende omzettingen treden remmende werkingen op,

    die veroorzaakt worden door:

    1) Viscositeit van het elektrolyt: door dit elektrolyt moeten

    6

  • de waterstof- en sulfaationen zich een weg banen naar het

    elektrodeoppervlak: zij verzorgen het ladingstransport in

    het zuur.

    Drijvende krachten: elektrisch veld en concentratie-

    gradient.

    2) Loodoxyde en loodsulfaat op de platen: gesteld dat deze2-laagjes poreus zijn, moet 50

    4door deze laagjes heen

    dringen om bij het Pb2+ te komen.

    - Aan de negatieve elektrode:

    in de elektrode zelf: Pb ~2+aan het oppervlak: Pb +

    Pb2+ + 2e2-50

    4~ Pb50

    4

    De remmende werking aan deze elektrode vindt haar oorzaak in:

    4) De bindingsenergie van de elektronen: het kost energie om2+Pb om te zetten in Pb .

    5) De aanwezigheid van loodsulfaat op de elektrode: deze doet

    het actieve oppervlak verkleinen, de sulfaat-ionen kunnen

    de lood-ionen moeilijker bereiken dan wanneer het sulfaat

    niet aanwezig zou zijn. Naarmate de tijd verstrijkt. zullen

    meer elektronen zijn getransporteerd met als gevolg dat de

    hoeveelheid lood die is omgezet in loodsulfaat is

    toegenomen. Het loodsulfaat bedekt de plaat (zie ook 2».

    Bet laadproces.

    Bij het laden van de accu treden de reacties in omgekeerde

    volgorde op. Hierbij treedt de remming als gevolg van de

    bindingsenergie nu aan de positieve elektrode op en niet aan

    de negatieve. Deze remming zal groter zijn dan die bij het

    ontlaadproces, daar nu twee elektronen van een al positief ion

    moeten worden 'afgesnoept'.

    Bet gassen.2+ 2-

    Ais bij het laden een van de twee reagentia Pb of 504'opgebruikt' is, dan wordt de getransporteerde lading gebruikt

    7

  • +voor de elektrolyse van water: H20 dissocieert in H en OH en

    aan de negatieve elektrode ontstaat HZ' terwijl 0z aan de

    positieve elektrode wordt gevorDd.

    Het 'opgebruikt' zijn van Pb2+ kan men zlen als het

    onbereikbaar worden van de loodlonen als gevolg van hetZ-sulfaat op de elektroden. Het •opgebrulkt' zijn van 50

    4betekent dat er (nagenoeg) geen sulfaationen meer In het

    elektrolyt aanwezlg zljn. Het dissocieren van water kost

    energle, immers: er moet een polalre verbinding tussen atomen

    worden verbroken.

    2.2.3. De elementen uit het vervangingsschema en hun

    chemlsche achtergrond.

    De gedachten in de vorige paragraaf laten zien dat er

    componenten zijn waarvan het gedrag bij laden en ontladen niet

    hetzelfde is: met name de verl1ezen bij laden en ontladen

    verschillen van elkaar.

    De verliezen worden in een elektrisch vervangingsschema door

    dissipatieve elementen (weerstanden) weergegeven, de

    mogelijkheid tot omzetting van stoffen door niet-dissipatieve

    elementen (condensatoren).

    r~ Deze weerstand verdisconteert de verliezen dIe optreden blj

    de beweging van de lonen door het elektrolyt: dlt Is Immers

    visceus. De viscositeit is afhankeliJk van de temperatuur.

    Bovendien hangt deze saaen met de diffusiecoefficient

    (Ouits: Dlffusionskoefflzient) van de lonen. Volgens Fick

    speelt blj de beweging een concentratiegradH~nt een roi.

    Dit verklaart dan ook de stroomafhankel1jkheld van deze

    weerstand: wanneer de accu wordt opgeladen, ontstaan

    sulfaationen In de buurt van de elektroden, blJ ontladen

    8

  • verdwiJnen ze Juist.

    De concentratiegradienten

    ontladen verschillen.

    2-van 504 zullen biJ laden en

    Gr U De verliezen biJ het omzetten (OUits: umwandlen) van

    loodsulfaat in loodoxyde en lood worden in deze weerstand

    verdisconteerd. Het verschil tussen laden en ontladen zit

    hem in het verschil tussen de totale hoeveelheid warmte die

    vriJkomt biJ de exotherme reacties en de totale hoeveelheid

    energie die nodig is om de endotherme reacties te doen

    verlopen.

    Gr I Deze weerstand representeert de geleidbaarheid van het lood

    en het elektrolyt. HiJ is onafhankelijk van de richting van

    de strcom.

    (inwendige weerstand = innere Widerstand).

    Gr G De verliezen die biJ het gassen optreden zijn in deze

    weerstand verwerkt. Men denkt hierbiJ aan de verliezen die

    optreden biJ het ontleden van water.

    (gassen = gasen).

    GrOok als de accu niet wordt gebruikt, treden er reacties op,simmers: de reagentia ziJn niet van elkaar gescheiden. De-

    zelfde reacties als biJ het ontladen treden op als men de

    accu onbelast laat. Doordat in het geval van een onbelaste

    accu geen stroom aan de accu wordt onttrokken, zal het

    elektrolyt nauweliJks in beweging komen; hierdoor wordt de

    zelfontlading (gelukkig) beperkt.

    (zelfontlading =Selbstentladung).

    Gr polarisatieweerstand (OUits: Polarisationswiderstand)p 2+ 2-

    De vorming van PbS04

    uit Pb en 504 gaat met verliezen

    9

  • gepaard: eerst zullen de ionen in de goede richting moeten

    verkeren (rotatie), vervolgens zullen ze dicht genoeg bij

    elkaar moeten zijn (translatie), wi! een reactie kunnen

    verlopen. Het roteren van een object met ruimtelijke uitge-

    breidheid in een visceus medium kost energie; het

    transleren van zo'n object natuurlijk ook. De verliezen die

    bij de rotatie optreden, worden door r G in rekeningG p

    gebracht, die bij de translatie door r D (zie aldaar). De

    condensator cG, samen met r G, verdisconteert de traagheidp p

    die het roterende object in de vloeistof t.o.v. het

    aangelegde wisselende veld vertoont: het ion kan een snel

    wisselend veld niet volgen. De traagheid bij de translatie

    wordt bepaald door de tijdconstante r~.c~.

    De verliesvrije component en.

    GcA De arbeidscapaciteit (Duits: Arbeitskapazitat). Deze geeft

    de hoeveelheid zuur in de porien aan en de hoeveelheid lood

    waarmee het een reactie aan kan gaan. Ze geeft dus de

    hoeveelheid direct omzetbaar materiaal aan.

    GcR De rustcapaciteit (Duits: Ruhekapazitat). Deze capaciteit

    is een maat voor de hoeveelheid zuur die zich tussen de

    platen bevindt.

    Gc Deze capaciteit wordt de polarisatiecapaciteit (Duits:p

    Polarisationskapazi tat) genoemd. Ze heeft niets te maken

    met de mogelljkheid tot het omzetten van materiaal. ZieGverder de beschrijving biJ r .p

    lG Deze h eeft te maken met de stroomverdellng over de2-accuplaten in verticale richting: de concentratie van 504

    2-zal t.g.v. gravitatie (504 wordt naar beneden getrokken)

    en gassen (meesleureffect van het gas) beneden aan de plaat

    10

  • anders zijn dan boven.

    GuG De zenerdiode waarmee deze spanning overeenkomt, geeft aan

    dat er een bepaalde minimale spanning nodig is (afhankelijk

    van de temperatuur), wil de dissociatie van water optreden.

    Opmerking bij de discussie over de componenten:

    Men heeft een scheiding gemaakt tussen de verliezen en de

    mogelijkheid tot materiaalomzetting door deze effecten te

    verdisconteren in weerstanden resp. condensatoren. De

    condensatoren worden constant verondersteld (zie appendix A).

    In werkelijkheid hangt de accucapaciteit zowel van de stroom

    als van de temperatuur af. Men brengt deze stroomafhankelijk-

    heid in rekening d.m.v. de weerstanden rg en r~. De gedachte

    hierachter is dat het gaat om de tijdconstanten die met de

    verschillende processen gemoeid zijn.

    2.3. Definities.

    In deze paragraaf zal ik onderscheid maken tussen dimensie-

    loze grootheden, 'Gretsch-genormeerde' en werkelijke (d. w. z.

    op geen enkele wijze genormeerde) grootheden.•De eerste zullen aIle van een bovenindex worden voorzien. De

    grootheden uit de tweede groep zullen worden aangeduid met eenGKleine letter en bovenindex , terwijl die uit de laatste

    groep door Kleine letters zonder enige index zullen worden

    voorgesteld.•De reden voor het niet gebruiken van de bovenindex voor de

    'Gretsch-genormeerde' grootheden is, dat deze een dimensie

    hebben (nl. dezelfde als de overeenkomstige werkelijke groot-

    heden) .

    ~, nomlnale capaclteit (Duits: Nennkapazltat)

    De nomlnale capaciteit van een startaccu is gedefinieerd

    als de totale hoeveelheid lading die aan een volle accuoonttrokken kan worden bij een temperatuur van 27 C en een

    11

  • eonstante stroom gedurende 20 uur, totdat de spanning is

    afgenomen tot 1,75 V per eel. De waarde van de eonstante

    werd,

    (2.1b)

    (Duits:

    (2.1a)

    ontnomen=

    eindspanning

    ontlaadstroom voor.

    Restladegrad)

    •:= 1 - q

    QE' die aan

    gedefinieerd:tE

    J iE"dt QE• 0p =1------;~~-=1-~

    In deze formule stelt i E de

    restladingstoestand (Duits:

    stroom is de nominale waarde. In formule:o

    ~ = TN"IN; 9N = 27 C;TN = 20 h voor startaeeu's;

    einde ontlading bij deGSehlussspannung) u = 1,75 V per eel.

    • sp , ladingstoestand (Duits: Ladegrad)•q , ontladingsgraad (Duits: Entladegrad)

    De ladingstoestand is door de hoeveelheid ontnomen lading,•een volle eel (p

    •qr' relatieve ontladingsgraad (Duits: relative Entladegrad)

    Tengevolge van veroudering, temperatuur, ontlaadstroom

    e.a. kan niet altijd de volledige eapaeiteit van de aeeu

    worden benut, doordat de spanning al eerder tot de

    eindspanning is gedaald. Derhalve kan in de aeeu nog een

    hoeveelheid restlading aanwezig zijn, welke met de•restladingstoestand overeen komt. p Zal i.h.a. positiefr

    ziJn, maar kan onder gunstige omstandigheden (9)9N, iE

  • geldt het volgende verband:

    •k (2. ie)

    Bet is gebruikeliJk bij accu's de stroom naar of van de

    accu uit te drukken in een aantal malen de accucapaciteit .•Daarom wordt hier het dimensieloze getal ~ ingevoerd,

    dat dezelfde waarde heeft als het kenplaatgegeven ~ (in

    Ah) van de accu. Gretsch voert nu de volgende

    rekengrootheden in, die dezelfde dimensie hebben als de

    oorspronkelijke in grote letters aangegeven

    (2. if)

    (2.1g)

    grootheden. In het algemeen geldt voor een willekeurige

    spanning u en een willekeurige stroom i:

    G uu =--.

    k

    i G = !•~

    Voor willekeurige weerstandswaarde R, dito capaciteit C en

    eveneens willekeurige inductantie L gelden:

    •G ~.Rr = --.-

    k•

    P~.L

    =--.-k•G k ·Cc = --.-~

    (2.ih)

    (2. Ii)

    (2. 1j)

    P , verliesvermogen (Duits: Verlustleistung)v

    C , warmtecapaciteit (Duits: Warmekapazitat)w

    V , warmtegeleidingscoefficient (Duits: Verlustziffer)w

    Zoals we in §2.2.3 al zagen, treden in de accu verliezen

    op. Bet totale verliesvermogen in de accu wordt door twee

    bijdragen bepaald:

    1) de som van de verl1esvermogens in elk der in het

    vervangingsschema voorkomende weerstanden, Pv,r

    13

  • (2.1k)

    2=rRoi =rv v v v

    G •r ok_v__o (K-~o i G)2

    • -~ v~

    •• G G 2= k oK-_or r o(i )-~ v v v

    In deze formule is v een teller.

    Pv,r

    2) het deel van de warmteontwikkeling bij het gassen,

    overeenkomende met de warmteontwikkellng in de ideaal

    veronderstelde zenerdiode, P G'v, G

    Opmerking hierbij is dat de gasspanning uG verminderd

    moet worden met 1,3 Vice I , omdat deze spanning nodig is

    om de ontleding van water te doen laten plaatsvinden;

    het gedeelte l,3oig (in Watt) wordt dus niet in warmte

    omgezet (zie [2] bIz 65).• • G·· Gpv,G = (uG - k 01,3)oiG = (k °UG - l,3

    0k )o~oiG

    • • G G= ~ 0k 0(uG - 1, 3) 0i G (2. 11)

    Derhalve is P gelijk aan:v

    P = P + Pv v,r v,G

    = k·OK-·o(r r Go (iG)2+ (uG - 1 3)OiG) (2.1m)-~ v v v G ' G

    De warmtebalans leert ons dat dit vermogen wordt gebruikt

    omd9

    1) de accu op te warmen C °dt = Pw opw2) warmte naar de omgeving af te voeren V 0(9 - 9 ) = P

    w 0 afgEn er geldt:

    P + P f = P , of:opw a g v

    Cw·:~ + Vw·(9 - 90 ) = k·o~o(~ r~.(i~)2+ (ug - l,3)Oig)(2.1n)

    factorenG

    r O' basiswaarde van een weerstand

    ri

    , stroomafhankelijke factor in een weerstand

    r9

    , temperatuurafhankelijke factor in een weerstand

    r , ladingstoestandsafhankelijke factor in een weerstandp

    Omdat vanwege de grote spreiding eenvoudlge benaderingen

    14

  • voldoen, werd in aIle gevallen de aannameG G • G G •r (l ,O,p) = rOori(l )oro(o)orp(p) (2.10)

    gemaakt. Een weerstandswaarde wordt dus bepaald (gedacht)

    door het product van een constante waarde en drie

    factoren, die elk slechts van een parameter afhangen; aIle

    wederzijdse afhankelljkheden zijn te verwaarlozen (aldus

    [2], bIz. 54).

    f G, temperatuurafhankelijke factor in de gasspanning

    TB, leeftijd van de accu (Batterie)

    Zoals bekend, is de gasspanning afhankelijk van de

    temperatuur en de leeftijd van de accu; biJ lage

    temperatuur zal de accu pas bij hogere spanning gassen dan

    bij hoge temperatuur. Oit verschijnsel houdt verband met

    de reactlesnelheid (wet van Nernst). Oe temperatuur-

    afhankelijke factor brengt dit effect in rekenlng.

    Een oude accu zal, bij dezelfde temperatuur, eerder gassen

    dan een nieuwe. Oi t laatste heeft te maken met het fei t

    dat een startaccu meestal niet volledig geladen is•(p ~O,8). Er is dan altiJd sulfaat op de platen aanwezig.

    Als sulfaat lang sulfaat blijft, gaat het van de ene vorm

    (I) over in een andere (kristallijne) toestand (II).

    Sulfaat van de vorm II is niet meer om te zetten in ionen,

    zodat de hoeveelheid te activeren massa in de tijd

    afneemt.

    Men merkt dit,

    jaar) aan het

    (de accu is

    verouderinq zich

    bij ontladinq, na verloop van tijd

    minder worden van de capacltei t van de

    qesul fateerdL Bi j het laadproces ui t

    in het eerder qassen dan voorheen.

    (paar

    accu

    de

    Oi t laatste effect wordt door de leeftljdsafhankelljke

    factor in het model beschreven.

    Een r_edie teqen (snelle) verouderinq van een accu is dan

    ook de accu zo nu en dan een tl jdlanq op te laden, zodat

    het. sUlfaat vollediq o~ezet wordt in ionen (dit merk je

    aan het. qassen) . Bet krijqt dan qeen kans in vorm II over

    te qaan.

    De formule voor de gasspanning zlet erult als:

    15

  • (2.1q)

    G TBuG = 1,75 + 0,1 0 (7 - a-)ofG (2.1p)In deze formule staat a voor annee (= jaar). Oit symbool

    geeft aan dat de leeftijd van de accu, TB

    , in jaren is

    gegeven.

    termen

    • IIPri,stroomafhankelijke term van Pr

    • IIPre' temperatuurafhankelijke term van Pr• IIP T,leeftijdsafhankelijke term van Pr r

    Zoals Peukert al in 1897 bepaalde, kan men minder lading

    aan de accu onttrekken naarmate de ontladingsstroom groter•is. p . Brengt dit in rekening.rl

    Bij lage temperaturen is de accucapaciteit ook lager dan

    bij hoge: de porH~n zullen bij lage temperatuur eerder

    verstopt zijn, doordat de ionen zich traag door het

    elektrolyt bewegen vanwege de hogere viscosi tei t; eerst

    zal het zuur in de directe omgeving van de platen worden

    omgezet, wat de porien doet verkleinen vanwege het grotere

    volume dat loodsulfaat inneemt t.o.v. loodoxyde.

    Oe derde term tenslotte verdisconteert het verschijnsel

    'sulfatering' .

    Er geldt:• • • •

    Pr = Pri + Pre + PrT

    2.4. Vereenvoudigingen in het vervangingsschema.

    2.4.1. Algemene vereenvoudigingen.

    Het in §2. 2.1. gegeven vervangingsschema bevat alle

    componenten; in dit schema worden nog aIle facetten van een in

    bedrijf zijnde accu meegenomen: laden, ontladen,

    zelfontlading, gassen.

    Natuurlijk hoeft men niet met aIle facet ten tegelljk rekenlng

    te houden: als men de accu ontlaadt, zal geen gasvorming

    optreden; als men een grote stroom aan de accu onttrekt, kan

    men bovendien de zelfontlading verwaarlozen.

    16

  • De functie van de dioden in de 'D-tak' en de 'U-tale' is inG G§2.2.1. reeds aangegeven: ziJ geven aan dat r D en r U

    verschillend ziJn bij laden resp. ontladen. Hen lean deze

    takken dan oole vereenvoudigen door in de functiebeschrijvingG Gvan r D en r U de richting van de stroom aan de accuklemrnen (!)

    te betrekken: deze takken veranderen dan in een enkele

    weerstand.

    EEm algemene vereenvoudiging is nu al in te voeren: de takG Gr -c kan leomen te vervallen. Stel nameliJk het maximalep p

    generatortoerental op n (rpm). De generator is p-polig, dus ispon

    de frequentie van de opgewelete wisselspanning f- 60 (Hz). Ais

    de gelijkrichter 2 0 m pulsen per periode produceert, dan is de

    pulsfrequentie fpuls

    2omo~~n . Nemen we in de beschrijving van

    de puIs in het frequentiedomein h harmonischen mee, dan is de

    maximale frequentie in dit signaalh 0 2 0 mo p o n

    f = 60 (Hz) (2.2a)maxof

    60Tmin = h 2 (s) (2.2b)o omoponBij h=10, m=3 (driefasenbrugmutator), p=6 (12-polige machine,

    6 poolparen) en n=lS000 rpm voIgt: T i ~ 11 ~s.G G m n

    De tak r -c heeft volgens appendix A een tijdconstante vanp p G

    1.4 ~s. De spanning over condensator c zal daardoor dep

    klemspanning van de accu direct volgen, zodat de stroom door

    r G verwaarloosbaar klein wordt (1_e-(11~S/1.4~S)~ 1-S o10-S).p

    Ui teen experiment met een (niet in een auto te gebruiken)

    accu is gebleken dat de zelfinductie in het vervangingsschema

    te verwaarlozen is. De reden voor het gebruik van deze accu

    is. dat deze voorhanden was.

    Uit appendix A kan men m.b.v. (2.1) de waarden voor de

    werkelijke parameters (~. CA, Ru. RI en L) voor een accu met•nominale spanning UN = 12 V (k = 6) en nominale capaciteit ~= 16S Ah berekenen. In tabel 2.2 zijn de relevante (gemiddel-

    de) waarden van de parameters ui t appendix A overgenomen en

    17

  • die voor de gegeven accu hieruit bepaald.

    Tabel 2.2: De werkellJke par~eters voor een 165 Ah-accu. met

    een no.lnale accuspann1n9 van 1ZV, bepaald ult de

    door Cretsch bepaalde overeenk~st1ge par..eters.

    Gretsch ' Onze accu'

    (eenheidscel, (UN=12 V, ~=165 Ah)

    UN=2 V, ~= 1 Ah)

    grootheid waarde eenheid grootheid waarde eenheid

    G20 kF CR

    550 kFcRG 40 F CA

    1100 FcAG 300 mQ I\; 11 mQr UG 150 mQ RI

    5,5 mQr IlG 5 JlH L 0,2 JlH

    Bij het laden van de accu met een 70A-generator van Bosch

    werd, bij kamertemperatuur en bij n = 4000 rpm, een rimpel in

    de stroom gemeten van ca. 0,25 01, waar I de geIijkstroomcom-

    ponent van de stroom is.

    Vergelijking van de termen (I\; + RI)oI en Lo:~ levert:

    = 2-m o p o n (Hz)60met £puIs

    0,017 01

    Lo O,25 0 I1 12°r

    puIs

    ~ 0 5 01-£ oL = 0 5_1020306-4000_0 2 010-6, puIs ' 60 '

    L_ didt

    (I\; + RI

    ) 0 I ~

    Lo di ~ Lo t1I =dt t1t

    = 2,4 010-40 1 « 1,7010-2 -1.

    diDit toont aan dat de term LOdt

    verwaarIoosd kan worden t.o.v.

    de term (Ru + RI)oI in dit geval. In het geval van toepassingvan een 55 Ah-accu kan men nog niets zeggen over de

    verwaarloosbaarheid van lG in het vervangingsschema, daar dit

    18

  • nog niet is gemeten. Het rapport van Gretsch toont de

    impedantie van een 6 V, 55 Ah-accu voor een ladingstoestand

    p~0.8. Vergelijking van de gemeten kromme met een schema

    analoog aan dat van figuur 2.4 levert voor frequenties groter

    dan 10 kHz aanzienlijke verschillen op. In appendix B is dit

    plaatje getoond.

    Weglaten (= kortsluiten) van P betekent in het plaatje vanGretsch dat het imaginaire deel van de complexe accu-

    impedantle al snel nul wordt bij toenemende frequentie: het

    reele deel blijft hetzelfde. Deze constatering is weI te

    begrijpen: als we de accu als een ideale spanningsbron zien

    met in serie een weerstand, dan moet de stroom de spanning

    zelfs voor elke frequentie direkt volgen.

    Gegeven het feit dat de term L.~~ in een bepaald geval

    verwaarloosd kon worden, dat de complexe impedantie van de

    accu die door Gretsch gemeten werd niet overeenkomt met die

    ui t het door hem gegeven vervangingsschema, het fei t dat H.

    Biemans (die tljdens een HIS-stage aan het zelfde onderwerp

    heeft gewerkt) de zelfinductie uit het vervangingsschema ook

    heeft verwaarloosd en het feit dat ons zegt dat de stroom de

    spanningsverandering bij lage frequentles direkt zal volgen,

    zou lk op deze plaats een laatste algemene vereenvoudiging

    willen Invoeren: de zelfinductie in het vervangingsschema zal

    worden weggelaten.

    Bovenstaande overweglngen lelden tot het vereenvoudigde

    vervanglngsschema van flguur 2.3.

    19

  • ·Gr G rG rG< I I U 0

    ++ +

    + +uG e

    G cG eG c GA A R R

    Flq 2.3: Ret vereenvoudlqde vervBnqlnqsscheaa van

    de accu, dat als basis %al dlenen voor

    verdere vereenvoudlqlnqen.

    2.4.2. Het vervangingsschema tijdens ontladen.

    Bij het ontladen zal geen gassen optreden, zodat bij voorbaatG G

    de tak uG-rG uit het schema verwijderd wordt.

    Bovendien gaan we er bij de ontlading in eerste instantie van

    uit, dat de onttrokken stroom aan de accu vele malen groter is•dan de zelfontladingsstroom. Het vervangingsschema voor

    ontlading komt er dan uit te zien als in figuur 2.4.

    Zetten we de accu onbelast weg, dan gaat het vervangingsschema

    van figuur 2.4 uiteraard niet meer op: de zelfontlading is dan

    juist bepalend voor de toestand van de accu.

    Flq 2.4: Ret vervanqlnqsschema voor de accu tlJdens

    ontladen. De aan de accu onttrokken strooaC

    (1 ) .oet vele malen qroter %lJn dan de

    zeIContladlnqsstroo•.

    20

  • 2.4.3. Het vervangingsschema tijdens laden.

    Tljdens het laden van de accu kan men verschillende effecten

    nlet verwaarlozen: gassen kan optreden, zeker wanneer de

    temperatuur wat hoger wordt. Wellswaar heeft de

    spannlngsregelaar op de generator tot doel gassen In de accu

    te voorkomen, maar bestuderlng van Blld 53 van [9] toont dat

    nlet altljd aan deze voorwaarde wordt voldaan.

    Verder blljkt dat r DL en rUL groot worden voor een bijna~ p p

    volle accu (p>O,95), zle appendlx B.•

    Met de

    0,2 lIlA

    Daarom

    parameters van Cretsch komt de

    (U =2 V, r =10kOhm).

    kan m.l. de 'gas-tak' nlet

    zelfontladlnqsstroom op

    zonder meer worden

    weggelaten. Het vervanglngsschema tljdens laden van de accu

    moet er, bovenstaande beschouwlng in acht nemende, daarom

    uitzlen als in figuur 2.5.

    ·GrG r:G rG~ I U D

    + + + ++ +

    uG eG cG eG cGA A R R

    Flq. 2.5: Het vervanlnqaachema voor de accu tlJdens

    laden.

    2.5. Het model van de accu.

    2.5.1. Inleiding.

    We zagen in §2. 4. 3 dat de 'gas-tak' niet zomaar kan worden

    weggelaten. Treedt gassen nlet op, dan gaat het schema van

    flg. 2.5 over In dat van fig. 2.4, immers: er vloeit dan geen

    deoverwaarde van de spanning

    gassen weI of niet optreedt:

    stroom door de 'gas-tak'. De richtlng van de stroom aan deGaccuklemmen, i, en de

    G'gas-tak', e , bepalen of

    Ais i G

  • (2.4a)

    (2.4d)

    (2.4c)

    (2.4b)

    Gr

    IAis gassen

    GG deR

    (cR

    O

    dt+

    d9C 0-- + Vwo(9 - 90

    ) = pw dt vG G

    e - us

    niet optreedt, betekent dlt dat geen stroom door de

    'gas-tak' vloeit. Aangetoond kan worden dat deze situatieGovereenkomt met r G-4 m.

    We kunnen dan ook de volgende algemene vergelijkingen

    toevoegen:

    · · {'uG_ eG)2 (eG _ eG)2 G G 2P k o~o G s s A (eA - eR)= + + +v G GrI

    r U r O

    (eG _ uG)2 G G - Ugl}(u - 1.3)o(es G G s (2.4e)+ +G Gr G r G

    (2.4f)=Ge s

    G G G G G G G G GrUorGou + rlorGoeA+ rlorUouG

    G G G G G GrUorG + r10rG + r10rU G G G G G

    Tenslot te moeten nog de waarden van r I' r U' r 0' r G en uGworden bepaald. Gretsch [2] heeft deze waarden gegeven in

    grafische vorm: ze ziJn i.h.a. afhankelijk van de stroom i G,•de temperatuur, 9 en de ladingstoestand p of een van de

    • •hiervan afgeleide grootheden q of q .r

    H. Biemans [11]. student aan de Technische Hogeschool te

    Breda. heeft tiJdens zijn stage biJ Volvo deze grafieken

    m.b.v. de computer in analytische vorm geschreven, zie

    (2.4g)Iiodt=~

    •q

    appendix C.

    Hier moet nog worden toegevoegd:•~ G= ~oIi odt

    22

  • • •p = 1 - q (2.4h)

    (2.41)

    (2.4J)

    (2.4k)

    23

  • 3. De synchrone machine.

    In een auto hebben we te maken met een twaalfpolige synchrone

    mach1ne d1e als generator bedreven wordt. Na het openschroeven

    van zo'n generator, werd 1n het 1nwend1ge het volgende

    waargenomen:

    - de dr1e fasew1kkel1ngen op de stator z1jn 1n zesendertlg

    groeven ondergebracht. de groefopen1ng wordt gekarak-

    ter1seerd door de hoek 2'e;

    - de rotor 1s een zgn. klauwpoolrotor: twee 1jzeren platen met

    punten d1e naar elkaar toe gebogen z1jn met daartussen een

    rad1aal gew1kkelde spoel, zie f1guur 3.1;

    - als de ene spoelzijde van een statordeelspoel in groef k

    l1gt, dan 11gt de erbiJ behorende andere spoelzijde in groef

    k+3, z1e figuur 3.2;

    de statorspoelen bevatten een aantal in serie geschakelde

    w1ndingen; laagverschu1ving wordt niet toegepast;

    - de statorspoelen z1jn in ster geschakeld;

    - de spoelen z1jn onderl1ng over twee groeven t. o. v. elkaar

    verschoven, dus als spoelzijde 1 van fasewikkel ing a in

    groef k 11gt, dan ligt spoelzijde 1 van fasewikkeling b in

    groef k+2 en spoelz1jde 1 van fasewikkeling c in groef k+4;

    - de statorspoelen hebben een golfvorm.

    Een en ander is in figuren 3.1 en 3.2 weergegeven...............

    F19. 3.1: De klauvpoolrolor.

    24

  • k k+4k+2

    groefnummer

    fasewikkeling afasewikkeling bfasewikkeling c

    F1q. 3.2: De qolfw1kkel1nq yen een stetorfeBe 1n

    'onze' _ch1ne; 2'13 1s de spoelw1Jdtes

    On rad1alenl Yan een deelspoel.

    Noemen we

    voIgt uit

    TP

    de poolsteek Tp

    deze waarnemingen:2'n n

    = ~ = 6 radialen

    en de statorgroefsteek T sg ' dan

    en2'n n .

    Tsg = 36 = 18 radlalen.De spoelwijdte. 2·13 • van een deelspoel op de stator is drie

    sn ngroeven oftewel 18'3 = 6 radialen. De spoelwijdte komt dusovereen met een poolsteek; de statorspoelen zijn zgn.

    diameterspoelen. Verder bIijkt uit de waarnemingen dat iedere

    volgende fasewikkeling twee groeven of tweederde poolsteek

    t. o. v. de voorgaande fasewikkeling verschoven is. Tenslotte

    wordt opgemerkt dat de statorspoelen niet verdeeld zijn:

    iedere groef bevat precies een spoelzijde.

    In figuur 3.3 is een doorsnede van de machine getekend.

    25

  • stator

    rotor

    9

    Flq. 3.3: Een doorsnede van de synchrone aachlne.

    De slreePJes op de slalor slellen de

    qroeven voor, waarln de slalorwlkkelln-

    qen zlJn onderqebrachl.

    In het dictaat Elektrische Machines I van Prof. Schot [13]

    vinden we, dat een meerpolige machine kan worden beschreven

    als een tweepol ige indien men rekening houdt met het aantal

    poolparen p.

    Dit rekening houden bestaat erin dat 1. p. v. de werkelijke

    hoeksnelheid, wm' voor de hoeksnelheid van de rotor een

    grotere hoeksnelheid, nl. w=p·w moet worden genomen, immers:1 m

    indien de rotor -x een hele omwenteling heeft gemaakt, komtp

    het volgende poolpaar in dezeIfde positie als het vorige even

    daarvoor. Voor de wikkelingen echter maakt het niet uit welk

    poolpaar een veIdverandering teweeg brengt. Dit geldt omdat de

    deelspoeIen in serie geschakeld zijn, zie figuur 3.2. Met p=6

    en w =2·w.~ voIgt voor w:m 60w·n

    w = 5 (3.1)Het verband tussen het tweepolige machinemodel uit appendix D

    (§ D.4 en §D.5) en de twaalfpolige machine waar het in dit

    hoofdstuk om gaat, bestaat dus uit de aanpassing van de

    gebruikte rotorhoeksnelheid (hierop wordt in §D.l ingegaan).

    26

  • Uit berekeningen is gebleken dat onder de voorwaarden

    - de rotor draait met constant toerental;

    - elke statorfase wordt met dezelfde lineaire belastingsimpe-

    dantie afgesloten;

    - de rotor wordt bekrachtigd met een geliJkstroom If

    de volgende betrekkingen voor de statorfasespanningen ua ' ~

    en U kunnen worden afgeleid. De stromen door decfasewikkelingen bedragen resp. ia' i b en i c

    U (t)3 dia

    - R °i + woL 01 °sin(wot) (3.2a)= -_oL 0_-a 2 s dt s a rs f

    ~(t)3 dib 2 0 n (3.2b)= -_oL 0_- - R °i + woL 01 °sin(wot----)2 s dt s b rs f 3

    u (t)3 dic 4 0 n (3.2c)= -_oL 0_- - R °i + woL 01 0sin(wot----)c 2 s dt s c rs f 3

    met

    w = pow (3.2d)m

    Met behulp van dit model kunnen L en L (onder verwaarlozingrs s

    van R ) worden bepaald.s

    De verwaarlozing van R t. o. v. woL is gerechtvaardigd. Ers s

    geldt nl. (zie hoofdstuk 6):n02,50S00 = rad

    R s 3 mO, L ~ 0,16 mH en w ~ 5 400 0n Dus:s s sR

    s s 3 ~woL 400 0n'0,16 0,015.

    s

    Nullastkarakteristiek.

    Als we de machine niet belasten, d.w.z. i = i = i = 0, danabcgeldt:

    uao(t) = w'L ·1 ·sin(w·t)rs f (3.3a)

    (3.3b)

    (3.3c)

    Meting van w, If en uaO - ~O levert de waarde van Lrs:

    uit (3.3) vinden we nameliJk

    27

  • = ~30woL 01 osln(wot + ~)rs f 6

    (3.4)

    De effectleve waarde van dlt spannlngsverschil bedraagt:~3

    (UaO - UbO)eff = UabO,eff = wOLrsoIfoVZ (3.5)waarult tensiotte voIgt:

    LrsuabO,eff ~2

    = WOlf onDe nuIIastkarakterlstlek zlet erult ais In flguur 3.4.

    (3.6)

    ( V )

    lFig. 3.4: De nullastkarakterlstlek van de onafhan-

    kelljk bekrachtlgde synchrone machine.

    De waarde van L wordt ais voIgt ult de nuIIastkarakterlstiekrsbepaaId: we nemen een punt op de karakterlstlek en trekken een

    rechte door de oorsprong en dit punt. De

    bepaalt de waarde van L volgens (3.6)rsEr geldt dus:

    L 50~2 UabO,eff 1rs = J(oY3 ° n 0 If

    Belastingskarakteristiek.

    We vonden voor UaO(t) de ultdrukklng

    u (t) = woL 01 osln(wot)aO rs f

    Dlt kunnen we schrijven aIs:

    28

    heIIlng van deze Iljn

    met w volgens (3. 1).

    (3.1)

    (3.3a)

  • uaO(t) = Im{WoLrsolfoejOwot} = Im{~aooejOwot}

    20 ook:

    (3.8a)

    (3.8b)

    en

    (3.8e)

    fasoren

    (3.10 )

    (3.9)

    Op dezelfde wijze geldt als i (t) = i osin(wot-K-~.):a a 1

    i = i oe-jo(K+~i)-a a di (t)

    aVeer de faser van dt = woi oeos(wot-K-~.) =woi oeos((Wot-K-~.+~)-~) = wot oSin(wot-K-~l.+~) kunnen we dan

    a 122 a 12sehrijven:jowoi oe-Jo(K+~i) = jowoi

    a -a

    De operator ~t in het tijddomein komt dus overeen met de

    vermenigvuldiging met jow in het frequentiedemein.

    De uitdrukkingen veor de statorfasespanningen ua(t), ~(t) en

    u (t) uit (3.2) luiden met de definitie vane 2 0 w

    ~ = e-joT (3.10

    (3. 14a)

    (3.13)

    (3. 12e)

    (3. 12b)

    (3. 12a)-~oj-woL 01 -R 01 +02 5 -a 5 -a -a03-_ojowoL 01 -R 01 +0 o~2 5 -b 5 -b -aO -

    -~ojowoL 01 -R -1 +0 _~22 5 -c 5 -c -a0 -o =-c

    Met3

    ~s = 20JowoLs+Rsworden deze uitdrukkingen:

    ~a = -~s·!a + ~aO

    0 =-a

    ~ =

    (3. 14b)

    29

  • Q = -z oi + Q oAZ (3.14c)-c -s -c -aO-We belasten de machine nu met een Iineaire impedantie, nl. de

    serieschakeling van een spoel en een weerstand, zie figuur

    3.5. In het frequentiedomein wordt deze impedantie voorgesteld

    (3.19)

    door

    Z = R + jowoLu_ aO + L. L

    uL_ bO + • L

    u_ cO + L. L

    Flq. 3.S:De s~etrlsch belaste onafhankelljk

    bekrachtlqde synchrone machine.

    UaO

    ' ubO

    en ucO

    zljn de nullastspannlnqen

    van de statorfasen.

    L en R vormen de Impedantle van des s

    statorfasewlkkellnqen, voor ledere fase

    qelljk.

    R en L vormen de belastlnqslmpedantle.

    Met een dergeIijke Iineaire belasting geIdt:Zon

    ib(wot) = ia(wot-~)en

    (3. 16a)

    4 0 nic(wot) = ia(wot-~)dan voIgt door het oplossen van de vergeIijkingen

    (3. 16b)

    (3.18)

    (3. 17a)

    (3. 17b)

    =1-a

    11 = z o l-a --aQ = -z -1 + Q 0-a -s -a -ade fasor 1 .

    -aWe vlnden voor 1 :-a

    ~Oz + z

    -sia(t), ib(t) en ic(t) worden gevonden door:

    30

  • (3.21)

    (3.22)

    (3.24)

    door vergelljklngen (3.2) gegeven wordt, kan

    ia(t) = Im{!aoejOwot} (3. 19a)

    Ib (t) = Im{!aO~_ejOwot} (3. 19b)

    l c (t) = Im{!a_~2oejOwot} (3.19c)

    Nemen we als belastlng de kortslultlng, dus R=O en L=O, of

    Z = 0 (3.20)

    dan geldt voor 1 (t) met (3.17), (3.8a), (3.18a) en (3.19):a

    [~OWOL ]

    ~i.k = arctan 2 Rs

    s

    Onder de aanname R «woL geldt:s swoLrsoIf. 1l 2oLrsoIf 1l

    i (t) = -=-----osln(wot--) = osin(wot--)a ~owoL 2 3 0 Ls 22 s

    Als R verwaarloosd kan worden t.o.v. woL dan is is s' aonafhankelljk van w en 11neair afhankelijk van If'

    De kortsluitkarakteristieken werden bepaald. Er werd inderdaad

    een 11nealr verband gevonden tussen i a en If volgens:

    i a = bO + b10 I

    f(3.23)

    De term bO In deze ultdrukklng wordt veroorzaakt door het feit

    dat blj If=O het aanwezlge remanent magnetlsme een spannlng

    doet ontstaan zodat een stroom het gevolg ls. Deze term hadden

    we niet verwacht (a prlorl nul gesteld) doordat we ervan ult

    glngen dat remanent magnetlsme nlet voor zou komen. Nemen we

    In ultdrukklng (3.26) aIleen de term mee dle 11nealr ls In If'

    dan voIgt met (3.25):

    2-L_ rsLs - 3-b

    1Het model dat

    nlet worden gebrulkt als de belastlng nlet-Ilnealr ls, zoals

    het geval ls blj belastlng met een dlodebrug.

    31

  • In appendix D, §D.4, zijn de algemene machinevergelijkingen

    afgeleid. Deze blijken, onder de in §D.4 genoemde voorwaarden,

    overeen te komen met de machinevergelijkingen welke

    Hoeijaakers [14] presenteerde op de 'International Conference

    on Electrical Machines' te MUnchen (1986). AIleen de door mij

    gebruikte parktransformatie verschilt van die van Hoeijmakers.

    Het ingewikkelde model dat op deze conferentie werd

    gepresenteerd. diende als ui tgangspunt voor een eenvoudiger

    model (zie [15]).

    Dit eenvoudiger model ziet eruit als in figuur 3.6.

    ea + Lc

    + Lc

    Lc

    ryyo.~--

    Fig. 3.6: Het model voor de synchrone machine, dat

    geldig is als de machine aan de

    statorziJde met een diodebrug Mordt belast.

    in di t schema geldt (wederom onderVoor de spanningsbron ea

    verwaarlozing van R ):s die = weL e1 -sin(w-t) - (~-L - L )--!!

    a rs f 2 s c dt(3.25)

    (3.26)

    component van i .a

    we1alecos(wet-K-.l) uit (3.25)

    - we (Ls-Lc)e1alecos(wet-K-.i)

    + W-(Ls-Lc)-1al-Sin(wet-K-·i-~)

    Met i al de grondharmonische

    Ais voor i al geldt

    i al = 1a1 -sin(wet-K-·i )dial

    dan vinden we met ar-- =ea = weLrse1fesln(wet)

    = woLrse1fesin(wet)

    32

  • i 'II'}- o(K+ +-) owotI wo(L -L )oi 0e J ~i 2 oeJseal(3.27)

    e = woL 01 - Jowo(L -L )01 oe-Jo(K+~i)-a rs f s c al

    Uit (3.26) voIgt de fasor

    1 = 1 oe-Jo(K+~i)-al al

    zodat met (3.28) geldt:

    (3.28)

    (3.29)

    !a + Jowo(Ls-Lc)o.!al = wOLrsoIf (3.30)

    In flguur 3.7 is het fasordiagram getekend dat met (3.30)

    overeen komt. In deze flguur komt de fasor, welke met woLrs'I fwordt aangeduld, overeen met de nullastspanning van de

    machine.

    o

    Flq. 3.7: Fa.ordlaqra. dat met (3.30) overeenkomt.

    De spanning e kan niet worden gemeten; deze bevindt zich ina

    het inwendige van de machine. Het verschll tussen e en dea

    werkeliJke (= meetbare) spanning aan de klemmen van de machine

    wordt opgevangen door L in het schema van figuur 3.6.c

    Uit het fasordiagram van figuur 3.7 is de waarde van e te be-a

    rekenen als w, If' L , L, L en~. bekend ziJn. Ult ders s c 1

    33

  • flguur voIgt:

    ~CD = ~CA A ~DC =~BAC ~ ~ODC en ~BAC zijn gelijkvormigDan geldt: ~CBA = ~COD ~iVoor de rechthoekige driehoek AOAB geldt (stelling van

    Pythagoras) :

    OA2 = OB2 - AB2 C3.31alOnder gebruikmaking van de betrekkingen die voor rechthoekige

    driehoeken gelden, voIgt voor AB en DC:

    AB = CBocosCc!>i)DC = OA - CA =OA - CBosin(ft)Combinatie van vergelijkingen C3.31a)

    /2 2 2 .

    OC = OB - CB °cos C4>i) - CBosinCc!>t)De hoek K voIgt uit:

    C3.31b)

    C3.31c)

    tim C3.31c) leidt tot:

    C3.32a)

    K =Met

    arcsin( ~ )

    Ie I = e en-a a

    (CBocosC4>i) )

    = arcs in -...,O=B=----

    Ii 11 = i 1 voIgt tenslotte-a a

    C3.32b)

    Czie figuur 3.7);

    woCL -L")oi °sinC4>.)s al 1

    C3.33a)

    (woCLs-L")oialocosC4>t) )

    K = arcsin L I C3.33b)w· rs· f

    Met de vergelljklngen C3.33) is de fasor e vastgelegd.-a

    Uit flguur 3.7 lezen we de fasor e af. Met C3.27) vlnden we-a

    voor e Ct) het volgende verband:a

    e Ct) =e oslnCwot-K) (3.34)a a

    In deze formule worden e en K vastgelegd door (3.33). De top-a

    waarde van de grondharmonlsche component van de stroom 1 ,a

    la1

    , kan worden berekend m. b. v. een vervanglngsschema Czle

    hoofdstuk 4).

    34

  • 4. De mutator.

    4.1. De mutator met oneindig snelle commutatie en ideale

    dioden.

    In deze paragraaf zal de mutator worden besproken. De comrnuta-

    tie-inductiviteit L (zie figuur 3.5) wordt aanvankelijkc

    verwaarloosd (op nul gesteld).

    We bespreken het circuit van figuur 4.1.

    +eo i

    01 03 05+ 0R

    e 9_ b + i

    b iug 9

    e i tVb~J3' ••;nW_ c +c

    -:*;-06°2f

    04

    II

    f1q. 4.1: Het schema van het elektrlsch circuit

    waarln de mutator, bestaande ult de dlo-

    den 0 tIm 0 • Is opqenomen.1 6

    In de vermogenselektronica is het gebruikelijk de stroom aan

    de gelijkstroomzijde te begrenzen met een spoel i.p.v. met een

    weerstand ter beperking van de verllezen. In de auto echter.

    past men een dergelijke spoel niet toe. De eerste reden voor

    di t fei t is dat er behoorlljk grote stromen kunnen vloeien.

    waardoor de spoel groot (en dus duur) zou worden. De tweede

    reden is dat de spanning aan de gelljkspanningszijde wordt

    geregeld door de spanningsregelaar. die samen met de

    weerstanden in het circuit zorgen voor de noodzakelijke

    stroombegrenzing.

    De dioden in het schema van figuur 4.1 worden ideaal

    35

  • verondersteld. Wat hiermee wordt bedoeld, wordt duidelijk uit

    figuur 4.2: als een diode geleidt (stroom voert), is de

    spanning over die diode gelijk aan nul; als de spanning over

    een diode negatief is, voert die diode geen stroom.

    Fig. 4.2: De I-U-karakterlstlek van de ideale

    diode.

    Voor de wisselspanningsbronnen ea , eb en ec in het schema van

    die

    (4. lc)

    (4.1b)

    (4.1a)

    Ingrootste.deeenslechts

    figuur 4.1 geldt:

    e = eosin(wot-K)a

    eb

    = eosin(wot-K-2;n). . ( t 4 o n)e c = eOSln wo -K-~

    De spanning eb ijlt dus na op ea , ec ijlt na op eb.

    Van de zes spanningsverschi lIen e -eb , e -e , eb-e , eb-e,a a c c ae -e en e -eb is er gedurende tijdsintervallen van eenc a cbepaalde lengte

    tijdsintervallen (bepaald door een ondergrens, og, en een

    bovengrens, bg) geleiden slechts twee dioden. Bijvoorbeeld: inn nhet tijdsinterval dat wordt bepaald door 6 < wot-K < 2 is het

    spanningsverschil ea-eb het grootst. In dit geval geleiden de

    dioden 01

    en 04, De spanningen over deze (ideale) dioden zijn

    dan nul, de spanningen over de overige dioden zijn negatief,

    Op de momenten dat twee van de zes spanningsverschlllen aan

    elkaar gelijk zijn, treedt een bijzondere situatie op: stel in

    het bovenstaande voorbeeld namelijk dat e -e gelijk wordt aana c

    ea-eb, Dan wordt de spanning over diode 06 gelijk aan nul en

    36

  • deze diode kan in geleiding komen. Na di t bewuste tijdstip

    geldt dat e -e groter is dan e -eb

    , Er is nu een anderea c a

    situatie ontstaan: diode 06 geleidt nu en diode 04 is gedoofd.

    Het proces waarbij de belastingsstroom die eerst door een

    diode vloeide, wordt overgenomen door een andere wordt

    commutatie genoemd. Men spreekt - in di t geval - over het

    commuteren van de stroom van diode 04 naar 06'

    In de ideale situatie die we bespreken, geleiden steeds twee

    dioden: 01 en ° 4, 01 en ° 6 , 03 en ° 6 , 03 en 0Z' 05 en 0z of

    05 en 04'

    Oe mutator kan dus in zes verschillende toestanden verkeren.

    Oeze toestanden treden na elkaar op. We noemen de toestanden

    resp. I, II, III, IV, V en VI en de resp. bijbehorende

    tijdsintervallen ogI ~ w·t - K < bgI , ogII~ w·t - K < bgII ,

    enz.

    Tabel 4. 1 vat de deflni ties van deze toestanden en de

    grenzen van de bijbehorende tijdsaintervallen samen.

    Tabel 4.1: De verschillende toestanden van de mutator met de

    qrenzen van

    optreden,

    de tlJdslntervallen waarln zlJ

    dioden in geleiding grenzen interval

    toestand bovenste onderste onder- boven-

    mutator deel v.d, deel v.d. grens grens

    brug brug

    I °1 °4 ogI bgI

    II °1 °6 ogII bgII

    III °3 °6 ogIII bgIII

    IV °3 °z ogIV bgIV

    V °5 °2 ogv bgV

    VI °5 °4 ogVI bgVI

    31

  • Er kan bewezen worden dat geldt: nogl1 = ogl + 3' oglll =n n nogl1 + - enz. en ogll = ogl + 3' og111 = 0811 + 3' enz..3'We voeren nu In de spanningen

    e = e - eb = v'3-e-sIn(w-t - K + !!J (4.2a)ab a 6e = e - e = v'3-e-sin(w-t - I' - !)ac a c 6

    v'3-e-sIn(w-t n ~) (4.2b)= - I' + 6 3ebc = e - e = v'3-e-sIn(w-t - I' -

    !)b c 2

    v'3-e-sIn(w-t n'J[

    (4.2c)= - I' + 6 - 2--)3-v'3-e-sin(w-t neba = eb - e = - I' + -)a 6v'3-e-sin(w-t n n) (4.2d)= - I' + - -

    6

    -v'3-e-sIn(w-t ne = e - e = - I' - -)ca c a 6v'3-e-sin(w-t n n (4.2e)= - I' + - - 4°-)6 3

    -v'3-e-sin(w-t necb = e - eb = - I' - -)c 2v'3-eosln(w-t n

    'J[(4.2[)= - I' + - - 5--)

    6 3Voor de gelijkspanning U stellen we:aU = v'3-e-sInU;;) (4.3)aWe leggen

  • ,

    "\..n; -

    I

    i

    ,

    U).t - Ie

    '-~ rr

    ,./

    F1q. 4.3: Enkele spannlnqen ult het clrcult van

    flquur 4.1 met hlerln de deflnltle van de

    091 en PgI voor leemtevrlJ bedrlJf.

    Als 01 en 04 geleiden (toestand I), gelden voor het schema van

    fig. 4,1 de volgende betrekkingen:

    (4.6)

    (4.Sb)

    (4.Sa)

    (4.4a)

    (4.4b)

    (4.4c)

    (4.4d)

    (4.4e)

    (4.4f)

    1g

    Deze onge11jkhe1d vloe1t voort u1t het gegeven dat een d10de

    u = e - ebg au = V + R ·ig a g gi = 1a gi b = -ig

    e , eb, U , V , 1 , 1b en 1 u1t de verge-a g a a cl1jk1ngen (4.4) m.b.v. (4.2a) en (4.3), verkr1jgen we:

    19

    = v~~e.{s1n(w.t-K+~) - Sin«)}ogl $ W·t-K $ bglVoor 1 geldt verder de onge11jkhe1dg

    i?: 0

    i = 0cogl ~ W·t-K ~ bg lNa e11m1nat1e van

    de stroom slechts 1n een r1cht1ng gele1dt.

    De grenzen van het t1jds1nterval gedurende hetwelk de d10den

    D1 en D4 gele1den, og1 en bg1, hangen af van Va' In het geval

    dat 1n flguur 4.3 1s getekend, heeft d1 t tljds1nterval de

    39

  • maximale lengte. De grenzen van di t interval worden in di t

    geval bepaald door:

    ecb (ogl) =eab(bgI ) =bgI > ogl

    Oplossing

    tot:

    van (4.7) in het tijdsinterval 0 s wot-K S

    (4.7a)

    (4.7b)

    (4.7c)

    It leidt

    _ Itogl - (; (4.8a)

    (4.9)

    (4.8b)

    het tijd-

    voIgt uit (4.9) met (4.2a), (4.3) en (4.4b):

    (4.10)

    niet onderbroken stroom i in degtijd leemtevrij bedrijf; het geval waarin de stroom i ggedurende bepaalde tijdsintervallen nul is, wordt leemtebe-

    Itbg1 =ZAls geldt dat U groter is dan de waarde van e b op

    a astip wot-K = ~. dan wordt ogl groter en bg

    1kleiner.

    De vergelijkingen (4.8) gelden dus voor:

    Use I Ita ab wot-K-6

    Na enig rekenwerkIto S l;; S 3

    We noemen het geval van een

    drijf genoemd.

    Uit (4.10) vinden we:

    leemtevrij bedrijf: 0 S l;; ItS 3 (4. lla)

    It It3sl;;sZ (4.11b)

    leemtebedrijf kan worden berekend dat geldt:

    (4.12a)

    leemtebedrijf:

    In het geval van

    ogl = l;; - ~S°lt~ - l;; (4. 12b)

    eerder werd opgemerkt, kan worden aangetoond dat geldtIt It

    ogll =ogl + 3 en bg11 =bg1 + 3' AIleen in leemtevrij bedrijfgeldt dat de intervallen (ogrbgl)' (ogII,bgII ) enz. op elkaar

    aansluiten, of: ogll = bgI , oglll = bg11 enz.De gegevens worden nog eens samengevat in tabel 4.2.

    bg1 =Zoals

    40

  • Tabel 4.2: De verschlilende toestanden van de autator met de

    tlJdslntervallen waarln zlJ optreden voor zowel

    leemtevrlJ - als leeatebedrJJF.

    grenzen interval

    toestand geleidende leemtevrij leemtebedrijf

    mutator dioden bedrijf

    onder- boven- onder- boven-grens grens grens grens

    I °1 °4n n < - n Son -

  • Tabel 4.3: De spannlng Ug

    en de stro.en la' lb en lc In arhan-

    kelljkheld van de toestand van de .utator.

    t1jds1nterval

    toestand u 1 1b 1(z1e tabel 4.2)g a c

    mutator onder- boven-

    grens grens

    I e ab 1 -1 0 ogI bgIg g

    II e 1 0 -1 ogl1 bgl1ac g g

    III ebc 0 1 -1 ogII1 bgIIIg g

    IV eba-i 1 0 ogIV bgIVg g

    V e -1 0 1 ogv bgVca g g

    VI e cb 0 -i i g ogVI bgVI"g

    In f1guur 4.4 1s de stroom i getekend voor zowel leemtevrij -g

    als leemtebedr1jf van de mutator.

    42

  • t..' t"-"-t-~ ---l__-r- ~tu. - Ie

    a) b)

    " t· t::.

    "-c-i·/C

    Fig. 4.4: De spannlngen e ,e I e en Uab cb ac b

    en de

    (4.l4a)

    stromen 1 en 1 t 1 jdens 1eemtevr 1 jg a

    bedrljf (a) en tljdens leemtebedrljf van

    de mutator (b).

    De spanningen ea , eb en ec in figuur 4.1 stellen de

    fasewikkelingsspanningen van de synchrone machine voor. De

    amplituden van deze spanningen zijn afhankelijk van de

    grondharmonische componenten, i al , i bl en i cl ' van de resp.

    fasewikkelingsstromen, i, i b en i . 20 is de spanning ea c aafhankelijk van de grondharmonische component van de

    fasewikkelingsstroom i a , ial' Tijdens leemtevrij bedrijf geldt

    voor deze component, zie appendix E:

    ial(t) = ialesin(wet-K)met

    i al = ~::ge{; + ~eY3 - 2esin(~) } (4.l4b)

    o :S ~ :S !! (4.l4c)3

    De symmetrie van de schakeling (en ook de informatie in tabel

    43

  • C4.i6a)

    (4.15a)

    (4.15a)

    e en 1 R dan geldt:ai -nl,leemtevrlj'

    4.3) zegt ons dat geldt:Zon

    lbl(wot) = lal(wot-~)4 0 '11'

    lcl(wot) = laiCwot-~)Noemen we het quotlent van

    noR'bi,leemtevrlj = ~o-n-"""':"i-_i -

    3 + 2oY3 - 20s1n«)met

    o s

  • bgl

    U =~oJe (wot-K)od(wot-K) (4.18)g n ab

    og1

    Met (4.2a) en de gegevens in tabel 4.2 voIgt voor de

    gemlddelde waarden van de geliJkgerichte spanning tiJdens

    leemtevrlj - en leemtebedrijf, u I resp. u I :g, . g, .v.- 6°v'3 n nu = --oeocos(~), - s ~ s - (4.19a)g,1. n 3 2

    3°v'3 _ nu = - ...-oe, 0 s ~ s -3 (4. 19b)g, 1. v. ..Ais de mutator wordt belast met een stroombron lb' heeft de

    stroom i het verloop als aangegeven in figuur 4.6.a

    Flq 4.6: Het verloop van de stroom 1, als dea

    mutator wordt belast met een stroombron I .b

    In dit geval wordt de grondharmonische component van de stroom

    i , i 1 ,gegeven door:a a ,s2°v'3° lb

    i = (4.20)al,s n

    4.2. De mutator met oneindig snelle commutatie en niet-ideale

    dioden.

    De werkelijke karakteristiek van een diode zal in deze

    paragraaf worden benaderd met een stuksgewijs lineaire, zoals

    in figuur 4.6 is gelilustreerd.

    45

  • t(1)

    10""00

    ""0

    (1)..r:()C/)

    c..r:()

    l(l)+J v-

    UT

    stu ksgewijs

    benaderende

    karakteristiek

    UoFig. 4.7: De werkellJke dlodekarakterlstlek en de

    stuksgewlJs llnealr benaderende dlodeka-

    rakterlstlek.

    De stuksgewiJs lineair benaderende diodekarakteristiek wordt

    gekenmerkt door twee getallen: de drempelspanning, uT' en de

    diodeweerstand, ~ (zie figuur 4.7). Men kan deze

    karakteristiek ontstaan denken uit de som van de

    karakteristieken van

    1) een ideale diode

    2) een ideale spanningsbron (geen inwendige weerstand)

    3) een weerstand (zuiver ohmse impedantie)

    Het vervangingsschema van de technische diode komt hiermee op

    dat van figuur 4.8.

    +

    Fig. 4.8: Een verv&nglngsscheaa voor de technlsche

    diode. De diode In dlt sche.. Is een

    Ideale diode aet een karakterlstlek als

    In (lquur 4.2.

    In het vervolg zullen we de dioden die met de kathode aan de

    46

  • plus-rail van het gelljkstroomclrcult vast zltten, aandulden

    met 'plusdloden'. Met 'mlndloden' bedoelen we die dloden

    waarvan de anoden verbonden zljn met de min-rail van het

    gellJkstroomclrcult. In flguur 4.1 zljn de dloden °1, 03 en 05dus plusdloden; dloden °2, 04 en 06 zljn mlndloden.We veronderstellen nu dat de plusdloden onderllng dezelfde

    karakterlstlek hebben. Dezelfde aanname wordt voor de

    wordt gekenmerkt+Ill, de

    mlndloden gemaakt. De plusdlodekarakterlstlek+door resp. de drempelspannlng uT

    en de dlodeweerstand

    mlndlodekarakterlstlek door resp. ~ en ~.

    In het geval van onelndig snelle commutatie gelelden steeds

    twee dloden: een plusdlode en een mlndlode. In sltuatie I (zie

    § 4.1) geldt bljvoorbeeld het schema van figuur 4.9.

    R9

    +·ob

    OJ,

    RDu

    b

    Flq. 4.9: Met schema van het systeem ult flq. 4.1

    voor sltuatle I (zle tabel 4.1, § 4.1)

    .et hlerln het model van de technlsche

    diode ult flq. 4.8.

    Voor de sltuatles II tIm VI kunnen soortgelljke schema's

    worden opgesteld. We zlen dat de gelljkspannlngsbron U ui ta§ 4.1 nu vervangen moet worden door de bron

    + -U~ = Ua + Ur + Ur (4.21a)en de weerstand R door

    g+ -

    R~ = Rg + III + III (4.21b)

    47

  • Noemen we -analoog aan de formulering in § 4.1, formule (4.3)-

    U' = v3'e'sinU:' ) (4.22)adan volgen met de theorie ui t § 4.1 voor de weerstanden

    R' en R' de b t kklv1,leemtevrij v1.leemte e re ngen

    R'v1,leemtevrij"'R'= __g._----:,.....-_l _

    3 n 13 + Z'V3 - 2'sin(~' )(4.23a)

    (4.23b)

    R'v1.leemte

    ~ ~ ~' s ~3 2

    (4. 23c)

    (4.23d)

    4.3. De niet oneindig snel commuterende mutator met niet-ide-

    ale dioden.

    4.3.1. Inleiding.

    In de vorige twee paragrafen werd het principe van de mutator

    zoals deze in het elektrische systeem van een auto voorkomt,

    beschreven.

    In deze paragraaf wordt de werkel1jkheid beter benaderd: de

    invloed van de in hoofdstuk 3, figuur 3.6, ingevoerde

    commutatie-inductiviteit L , zal nu worden bekeken.cIn § 4.1 vonden we, dat de mutator zich in zes toestanden kon

    bevinden: de overgang van een toestand naar een andere yond in

    een zeer klein (te verwaarlozen) tiJdsval plaats. Met een

    spoel opgenomen in serie met de spanningsbronnen e , eb en ea cin figuur 4. I, wordt de stroomovername van bijvoorbeeld DSnaar D1 vertraagd. D1 t komt enerzijds doordat de stroom-

    voerende spoel de stroom 'doordrukt', anderziJds houdt de

    spoel die nog geen stroom voert de hierin opkomende stroom

    tegen.

    48

  • Dit heeft als gevolg dat, als bijv. D3 in geleiding komt, Dlnog niet is gedoofd, d. w. z. D

    lnog stroom voert. Ditzelfde

    effect treedt natuurlijk ook op bij de andere toestandsover-

    gangen. In plaats van de zes toestanden die eerder werden

    beschreven, hebben we nu twaalf toestanden; er zijn zes

    overgangstoestanden bij gekomen.

    Deze toestanden treden aIleen op bij leemtevrij bedrijf van de

    mutator, immers: tijdens leemtebedrijf is er een duidelijk

    onderscheid tussen de verschillende toestanden (de stroom aan

    de gelijkstroomkant wordt even nul, dus ook die door aIle

    dioden) .

    4.3.2. De werking van de mutator bij eindig snelle commutatie.

    Om het principe van de werking van de mutator in di t geval

    onder de knie te krijgen, wordt de situatie besproken, waarbij

    de mutator aan de gelijkstroomzijde wordt belast met een bron

    van constante stroom, zie figuur 4. 10.

    Opgemerkt moet worden dat deze situatie niet in de auto

    voorkomt: in het elektrische systeem in de auto wordt de

    stroom begrensd door weerstanden. Een spoel komt in het

    gelijkstroomcircuit niet voor; de stroom aan de gelijkstroom-

    zijde is dan ook geen zuivere gelijkstroom, maar een

    pulsvormige, zie bijv. figuur 4.4.

    Dat de gelijkrichter met deze belasting wordt besproken, heeft

    de volgende redenen:

    1) de werking van de gelijkrichter is in deze si tuatie vrij

    eenvoudig te begrijpen;

    2) bij de bepaling van de parameter L werd de hoofdbrug (ziec

    hoofdstuk 5) belast met een spoel, zodat de stroom aan de

    geliJkstroomzijde weI een zuivere gelijkstroom was.

    49

  • eo iL °1 °3 °5+ c0

    e L_ b + ib

    c1I g~

    ei

    L- c + cc

    °2 °4 °6

    Fig. 4.10: De nlet-ldeaal co_uterende gel 1 jkrlch-

    terbrug, belast met een Btroombron met

    conBtante bronstroom.

    (nlet representatlef voor het Bysteem In

    de auto).

    In figuur 4.11 zijn enkele spannings- en stroomvormen

    getekend, die optreden in het circuit van figuur 4.10.

    so

  • -

    l 'I I I I I I'1 ~ L ': Or I I 0, II OJ I~I-~---+.z~--~II-~IID~ ~ r-Da.

    I II II,· -+-......-1-..... I

    (or, 'l---~""""'---r++-------+---

    -1, iII

    J;.'OT

    -X,IIII

    I

    r,. . -1 III"l

    - ~lI lit

    1 II III I I 'I

    ~, I(~

    I I I

    -I1I I II lorI I

    t r t 1ftllrt If ..I

    lJ..% :r-olt Jf..IU ir.."ifI

    ......__.I,ct

    o IFlq 4.11: De exclterende apannlnqen. enkele dlode-

    atr~n en de f.aevlkkellnqaatroa. I die•

    In bet circuit van flquur 4.10 optreden.

    We zijn geinteresseerd in een beschrijving van het verloop van

    een fasewikkelingsstroom als functie van de tijd. Als we deze

    beschrijving eenmaal hebben gevonden. kan hieruit de

    grondharmonische component worden berekend. Deze hebben we

    51

  • nodig bij de berekening van de spanningen e , eb en e alsa cfunctie van de tijd (zie hoofdstuk 3).

    We recapituleren de relaties die bestaan tussen de

    fasewikkelingsstromen la' I b en Ie (deze volgen uit de

    symmetrie van de machine en ui t de symmetrle van de belas-

    = 1 (w-t _ 2-n)a 3

    1 (w-t) = 1 (w-t _ 4-n)c a 3

    In figuur 4.11 zien we dat

    i (w-t + n) = -i (w·t)a a

    ook geldt:

    (4.24a)

    (4.24b)

    (4.25)

    Het is eenvoudig in te zien dat relatie (4.25) moet gelden:

    bij de overgang van toestand VI naar toestand I (DS' D4 en D1geleiden), is i positief. Het moment waarop deze

    aovergangstoestand (VI~I) begint, is precies dat moment waarop

    in de ideale situatie D1 begint te geleiden. Ook nu begint D1op dit moment te geleiden. Het verschil tussen deze situatie

    en de ideale bestaat er aIleen in dat D1 niet meteen na de

    stroomovername de volle belastingsstroom voert. Omdat de

    dioden aIle dezelfde karakteristiek hebben, geldt dat iedere

    overgangstoestand op hetzelfde moment aanvangt als in de

    ideale si tuatie de commutatie van de overeenkomstige dioden

    plaatsvindt; eenvoudiger gezegd: de overgangstoestand I~II

    begint op het moment dat in de ideale si tuatie diode D6

    in

    gelelding komt. Overgangstoestand II~III begint op het moment

    waarop In de Ideale sltuatle diode 03 In geleidlng komt, enz.

    Er zlj op deze plaats nogmaals opgemerkt dat de vergelijking

    van de aanvangsmomenten boven aIleen geldt voor leemtevrij

    bedrljf.

    De duur van de overgangstoestanden 15 vanwege de symmetrle

    voor aIle overgangstoestanden gelljk. De lengte van dlt commu-

    tat Ie-Interval noemen we At , de lengte In radialen 15 ~ . Erc c

    52

  • geldt de relatle

    wol1t c = IJc(4.26)

    Met behulp van deze 1nformatle kan men nu tabel 4.4 samenstel-

    len, waar1n de toestanden zljn vermeld met de t1jds1ntervallen

    waar1n deze toestanden geld1g zlJn (zle ook f1guur 4.11).

    label 4.4: De toe.tanden die kunnen optreden blJ elndlq snelle

    ca.-utatle van de .utator.

    d10den 1n gele1d1ng grenzen tljds1nterval

    toestand van bovenste onderste wot-/C

    de mutator deel v.d. deel v.d. onder- boven-

    brug brug grens grens

    VI °5 °4-n n6 + IJ 6c

    VI-?I ° 5 ,°1 °41t n6 6 + IJc

    I °1 °41t n6 + IJ 2c

    I-?II °1 ° 4,°61t n2 2 + IJc

    II °1 °61t Son- + IJ 62 c

    II-?III ° 1,°3 °6Son Son6 6 + IJc

    III °3 °6Son 7 0 n6 + IJ 6c

    II I-?IV °3 ° 6 ,°27·n 7 0 n6 6 + IJc

    IV °3 °27 0 n 3 0 n6"" + IJ 2c

    IV~V °3'°5 °23 0 n 3 0 n

    + IJ2 2 cV °5 °2

    3 0 n llon2 + IJ -6-c

    V~VI °5 °2'°4llon llon

    + IJ-6- -6- c

    U1 t deze tabel (en ook ult f1guur 4.11 ) lezen we af dat het

    gele1dlngslnterval (in rad1alen) van een d10de met JLc ls

    toegenomen Lo.v. dat 1n de Ideale sltuatle b1j leemtevr1j

    bedrljf.

    53

  • 4.3.4. Berekening van bet tijdsverloop van de fasewikke-

    lingsstroolll i .a

    Zoals in § 4.3.2, formule (4.25), al werd opgemerkt, is het

    voldoende het verloop van de fasewikkellngsstroom i in heta

    tijdsinterval 0 ~ wo t - fC < 7( te berekenen: deze stroom is

    immers periodiek met periode 2 0 7( en er geldt relatie (4.25).

    dat de fasewikkellngs-5°7(

    + ~c swot - fC < ~ de con-

    7(~ wet - fC < 6 + ~c geldt het circuit

    de schakeling is z6 getekend, dat er

    ua flguur 4.11 en tabel 4.4 blljkt7(

    stroom i a in het tiJdsinterval 6stante waarde I heeft.

    g 7(In het tijdsinterval 6van figuur 4.12 (let op:

    geen kruisende liJnen in voorkomen).

    FIV· •• 12: De achakellnv die hoort blj de oyer-

    vanvatoeatand VI~I van de autator.7( 7(

    (- S WO t - fC < - + ~ )6 6 c

    Voor deze schakeling kunnen we bet volgende stelsel

    vergelijkingen noteren:di + +

    ea - Lco d/ - Ur - iao~ = ec (4.27a)

    54

  • i + i = 1a c gi b = -lgAls beginwaarden treden op:

    (4.27b)

    (4.27c)

    (4.28)

    (4.27g)

    (4.27d)

    (4.27e)

    (4.27f)

    i = 0ai b = -lgi = 1c gAls begintijdstip geldt

    nwet - fC = '6Eliminatie van i uit vergeliJkingen (4.27a) en (4.27b) levert

    cde volgende differentiaalvergeliJking voor i :

    di a2 0 L o--! + 2o~oi = e - e + 1 o~ = e + 1 o~c d t --D a a c g -lJ ac g -lJmet de beginwaarde i = 0 (zie 4.27d) en geldig voor de tijd-anstippen wet - fC ~ '6 (zie ook 4.27g).Voor e vonden we, zie de uitdrukking (4.2b) in § 4.1:ac

    eac = '3oeosin(wot - fC + ~ - j) (4.2b)nNoemen we nu wet - fC - '6 = x, dan gaat (4.28) met (4.2b) over

    in:di

    2owoLc°dxa + 2o~oia = '3oeosin(x) + +1 oR..- x ~ 0g -lJ 'i a (x) Ix=O = 0

    (4.29)

    (De deflni tie van x wi I in fei te niets anders zeggen dan dat

    we het

    interval

    referentietijdstip

    hebben verplaatst.

    near het begin

    Het tijdstip wet

    van het

    n- fC =

    6+ JJ. komt

    cop de nieuwe tl jdas overeen .et x = JJ. ).

    c

    Met behulp van de laplace-transformatie vinden we (we passen

    de techniek van het splitsen in partHHe breuken toe), zie

    appendix I:

    i (x)a

    -x

    '3oe 1 { T= __0 ° T 0e x2.~ 1 + T~ X

    - T °cos(x)x

    55

    + SlD[Xl} +

  • (4.30a)

    waarlnCol°Lc

    T =xl(

    x = Col°t - IC - 6o ::5 X < IlcIn het tljdslnterval

    cuit van figuur 4.13

    (4.30b)

    (4.30c)

    (4.30d)SOl( SOl(~ ::5 Col°t - IC < ~ + ~c geldt het clr-

    (zie figuren 4.11 en 4.1 en tabel 4.4) .

    '.....

    ..IA T

    ~c

    _ .-.. !AT

    FlQ. 4.13: De Bchakellnq die boorl blJ de over-

    QanQBloesland 11-+111 van de .ut.alor.SOl( SOl((- S ColO l - IC < -- + Il )

    6 6 c

    Veer deze schakellng kunnen we het velgende stelsel

    vergelijkingen neteren:dia + + dib + +

    ea - Lco dt - ~ - lao~ = eb - Lcodt - ~ - ibo~ (4.31a)

    56

  • i + i = 1a b gie = -IgAls beglnwaarden

    i = 1a gi b = 0

    i = -Ie g

    (4.31b)

    (4.31e)

    treden nu op, zie figuur 4.11 en tabel 4.3:

    (4.31d)

    (4.31e)

    (4. 31f)

    Eliminatie van ib

    ui t de vergelijkingen (4.31a)

    levert de volgende differentiaalvergelijking voorSon Son

    op het tijdsinterval ---6 ~ wet - K < ---6 + ~ :di e

    2 0 L o--! + 2oiao~e dt -1)

    met als beginwaarde:

    i = 1a gen geldig op intervalSon Son~ ~ wet - K < ~ + ~e

    en (4.31b)

    i , geldiga

    (4.32a)

    (4.32b)

    (4.32e)

    (De laatste gelijkheid in (4.32a) werd verkregen m.b.v.

    (4. 2a) ).

    SonNoemen we in dit geval x = wet - K - ~' dan vinden we alsoplossing van de

    TX

    vergelijkingen-x

    -'3 o e 1 { TX= __0 ° T 0e+ 2 x

    2o~ 1 + TX

    woLe=--

    (4.32) :

    -x

    + I~.{l + e TX} (4.33.)

    (4. 33b)

    Sonx =wet - K - ~o $ X < ~c

    S7

    (4.33e)

    (4.33d)

  • Dlt re.ultaat I. loql8ch: heeft In dlt tl jd.lnterval nl.

    hetze I fde ver loop al. I even daarvoor.a

    Bovendlen qeldt I = I - I •a q b

    (4.34a)

    Noemen we x = w·t - K - ~, dan voIgt uit de voorgaande con-de waarde I heeft in het tijdsinterval

    gstatering dat

    ! $ w·t - K <6

    i (x) = Ia g

    nx = w·t - K - 6 (4. 34b)

    2·no $ x < ""3 (4.34c)Het tijdsverloop van i is nu bekend middels de vergeIijkingena( 4. 30 ) , (4. 33) en (4. 34).

    Uit dit tijdsverloop kan nu de grondharmonische component van

    i a , i al , worden berekend. Deze berekening is in appendix I

    uitgevoerd.

    S8

  • 5. Het elektrische systeem in een auto.

    5.1. Inleiding.

    In dit hoofdstuk wordt het totale elektrische systeem van een

    auto besproken. Er wordt eenvoudig begonnen: eerst wordt het

    systeem beschreven als de belastingsstromen in een oneindig

    klein tijdsinterval van een diode in de gelijkrichters

    overgaat naar een andere, later worden de vergelijkingen

    gegeven die de werkelijkheid beter benaderen.

    Het doel van de beschouwing van dit eenvoudige (niet

    realistische!) systeem is de lezer erop attent te maken welke

    moeilijkheden moeten worden overwonnen bij de berekening van

    de spanningen en stromen die in het echte systeem optreden. De

    vergelijkingen welke de werkelijkheid beter benaderen geven

    weinig inzicht wat dit laatste betreft.

    Aan de orde komen ook de koppe1ingen van de generator met de

    overige componenten in het systeem.

    Het oneindig sne1 commuterende systeem noemen we ideaal, ze1fs

    a1s de dioden niet de idea1e diodekarakteristiek hebben.

    Het e1ektrische systeem in een auto bestaat ruwweg ui t drie

    b1okken, t.w. de generator, de accu en de verbruikers. Wanneer

    men het systeem wat nauwkeuriger bekijkt, dan b1ijkt de

    generator verscheidene e1ementen te bevatten, n1. 1) een

    synchrone machine, waarvan de door een 2} (hoofd}brugmutator

    gelijkgerichte spanning gerege1d wordt door een

    3) spanningsrege1aar, die op zijn beurt wordt gevoed met de

    door een 4) (veld)brugmutator gelijkgerichte spanning van de

    synchrone machine.

    De ve1dbrug en de hoofdgelijkrichterbrug zijn beide

    driefasenbrugge1ijkrichters (niet-stuurbare driefasen brugmu-

    tatoren), gerealiseerd met slechts negen dioden; de mindioden

    van de hoofdbrug worden ook gebruikt voor de ve1dbrug.

    In figuur 5.1 is een b10kschema getekend, dat de verschi11ende

    59

  • blokken laat z1en.

    2 Ihoofdbrug + v

    1 synchrone verbrui

    ~.U

    Ilach1ne i g kers!-

    veldbrug U Ia a4 - +

    I accu I

    I I •~9aO---- 3 spannings-~9sregelaar

    Fig. 5.1: Een blokschema van het elektrische

    systeem in een auto met hierln de

    belangrijkste component en, Ingangen en

    ul tgangen.

    Als 1ngangen treden de volgende grootheden op:

    n toerental van de synchrone mach1ne

    BaO omgev1ngstemperatuur van de accu

    B temperatuur van de spann1ngsregelaars

    Men 1s geYnteresseerd in de grootheden:

    U de (gem1ddeld) ge11Jkger1chte spann1ng aan de klemmen vangde generator

    U de spann1ng aan de klemmen van de accua

    I de stroom d1e de accu u1t komt b1J de pos1t1eve klema

    Iv de stroom d1e aan de verbru1kers geleverd wordt

    5.2. Modellering van de blokken in het elektrische systeem bij

    oneindig snelle commutatie.

    5.2.1 Hodel van de accu.

    Het model van de accu wordt beschreven In hoofdstuk 2. Daar de

    spann1ng aan de accuklemmen 'langzaam' verandert, mag 1n d1t

    hoofdstuk de accuspann1ng als constant worden beschouwd.

    Met het 'langzaam' veranderen van de accuspann1ng wordt h1er

    60

  • bedoeid dat de accuspanning (nagenoeg) constant verondersteid

    wordt gedurende het tljdsinterval waarin twee dioden van de

    hoofdbrug geleiden.

    Voor de maximale waarde van dit tijdsinterval, dt kan deg,max'volgende betrekking worden genoteerd:dt 'I( 5 (5.1)

    g,max = 3 0 w = 3 0 nmin nwaarbij gebruik is gemaakt van de relaties: w = 2 0'1(0-- en w =

    m 60pow (zie hoofdstuk 3, (3. 1d». In deze ultdrukking wordt

    mdt gegeven in seconden en n i in rotatles per minuutg,max m n(rpm); p is het poolpaartal (dimensieIoos).

    Bij n i = 2000 rpm is dt = 0,8 ms.m n g,maxModelleren we een accu met een nominale capaciteit ~ van 36

    Ah en een nominale spanning UN van 12 V even ais een

    condensator CA van 120 F (Arbeitskapazitit, zie theorie

    hoofdstuk 2 en tabel in appendix A), dan voIgt dat in di t

    tljdsinterval bij een maximaal door de generator te leveren

    stroom I van 70 A , de accuspanning toeneemt metgen,maxI edt -3

    du = gen,max g,max = 70 0 0,8 0 10 = 0 5 Vaccu C

    A120 ' m

    Er zij opgemerkt dat over een grotere tijdspanne (enkele

    tlenden van een seconde) de accuspanning niet meer constant

    mag worden gezien.

    5.2.2. Model van de synchrone machine.

    Voor het model van de synchrone machine zij verwezen naar

    hoofdstuk 3. Bij oneindig snelle commutatie geldt (3.33) met

    Lc = O.

    5.2.3. Model van de spanningsre,elaar.

    De spann1ngsregelaar 1s een chopper. Een chopper is een

    vermogenselektron1sche omzetter die een gel1jkspanning omzet

    in een andere gelijkspanning d.m.v. het resp. periodiek

    verb1nden en afschakelen van de belastlng met resp. van de

    61

  • .'2

    voedende gelijkspanningsbron.

    Het principeschema van de chopper is geschetst in figuur 5.2.

    i 1 S+ O,--~)----,/_---_..rYY'\...-""""+----'

    o

    Fig. 5.2: Het prlnclpesche.a van de spannlngsrege-

    laar.

    De schakelaar 5 is gesloten in het tijdsinterval 0 < t < o-T.

    In dit tijdsinterval is de belasting, bestaande uit de

    serieschakeling van Rf en Lf , verbonden met de voedende

    spanning VI' In het tljdsinterval 0- t < t < T is 5 open. De

    stroom i 2 kan in dit tijdsinterval via diode D verder vloeien

    (vrijlopen) .

    We veronderstellen de schakelaar 5 (ultgevoerd als darlington-

    transistor) en de diode D ideaal, hoewel dit voor een

    darlington eigenlijk niet mag (als de transistor geleidt, valt

    over de collector-emi tter-overgang nl. een spanning van ca.

    1,5 V).

    Op tijdstip t = 0 heeft i 2 de waarde 12 (0). Werkt de chopperin leemtevrlj bedrijf, dan kunnen de volgende dlfferentlaal-

    vergelljklngen worden genoteerd:

    o < t < o-T: 11 = 12 di2R -I + Lf -dt = VIf 2o-T < t < T: 1 = 01 d12R -I + L --- = 0f 2 f dtWe definleren de tij