Eerste van Mahler

2
Prijs €1,50 | Vrienden NNO gratis EERSTE VAN MAHLER Stefan Asbury | Dirigent Stefan Asbury, sinds 2011 chef-dirigent van het NNO, is een veelgevraagd dirigent bij grote orkesten, ensembles en festivals over de hele wereld. Van 2001 tot 2005 was hij chef-dirigent van het Remix Ensemble in Porto en sinds het seizoen 2007-2008 is hij vaste gastdirigent van het Tapiola Sinfonietta (Finland). Asbury dirigeerde de afgelopen seizoenen bij het Koninklijk Concertgebouworkest, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het London Symphony Orchestra, de Dresdner Philharmonie, het Filharmonisch Orkest van Seoel en het Los Angeles Philharmonic. Verder werkte hij met radio-orkesten als het WDR Sinfonieorchester Köln, het hr-Sinfonieorchester in Frankfurt, het NDR Sinfonieorchester in Hamburg, het Orchestra Sinfonica Nazionale della RAI in Turijn, het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg en het ORF Radio-Symphonieorchester Wien. Asbury treedt regelmatig op als gastdirigent tijdens festivals als Automne en Normandie, de Münchener Biennale, Wien Modern, de Wiener Festwochen, de Salzburger Festspiele en La Biennale di Venezia. Tijdens het Perth International Arts Festival in 2009 dirigeerde hij John Adams’ opera A Flowering Tree. Verder dirigeerde hij onder meer de opera Jakob Lenz van Wolfgang Rihm tijdens de Wiener Festwochen in 2008. Asbury geeft sinds 1995 les op het Tanglewood Music Center in Boston, waar hij op dit moment hoofddocent is op de faculteit voor directie. Bovendien was hij er van 1999 tot 2005 mededirecteur van de New Music Activities. Marijje van Stralen | Sopraan Marijje van Stralen zong bij De Nederlandse Opera en de Nationale Reisopera rollen van Johann Strauss, Britten, Mozart, Purcell, Ullmann, Ravel, Gounod, Weill en Louis Andriessen. Ze heeft gewerkt met het Radio Kamer Orkest, het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Vlaams Radio Orkest, Het Nieuw Ensemble, het Nederlands Blazers Ensemble, Combattimento Consort Amsterdam en Amsterdam Sinfonietta. In de ZaterdagMatinee was zij soliste in de wereldpremière van Peter-Jan Wagemans’ Legende en zij zong in Dances van Louis Andriessen met het BBC Ulster Orchestra. Zij trad op tijdens festivals in Italië, Duitsland, Frankrijk, Spanje en de Verenigde Staten. Charlotte Riedijk | Sopraan Charlotte Riedijk trad als soliste op met het Ensemble InterContemporain, Ensemble Modern, Asko|Schönberg, Nieuw Ensemble, Kammerensemble (Stockholm), Osiris Piano Trio en Altenberg Trio Wien en met verschillende orkesten in Nederland, Duitsland, Zweden en Noorwegen. Speciaal aan haar opgedragen werk van René Samson, Klas Torstensson en Klaas de Vries voerde ze uit op festivals in binnen- en buitenland. Zij zong de rol van Anna Charlier in Torstenssons De Expeditie tijdens de wereldpremière in het Concertgebouw. Met haar vaste pianiste Ellen Corver was zij te horen in de Musikverein in Wenen. Zij maakte verschillende cd-opnamen. Marleene Goldstein | Mezzosopraan Marleene Goldstein studeerde in Amsterdam bij Peter Kooy en Lucia Meeuwsen. Tijdens haar zangstudie bleek haar voorliefde voor ensemblezang. Zij zong in het Groot Omroepkoor, het Quink Vocaal Ensemble, The Amsterdam Baroque Choir, Cappella Figuralis, Cappella Amsterdam en het Vocaallab en is sinds 2001 vast verbonden aan het Nederlands Kamerkoor. Met dit koor werkte zij zowel solistisch als in ensembleverband met vele beroemde componisten en dirigenten. Met Quink maakte zij een korte film gebaseerd op Bibabo van Simeon ten Holt. Zij trad op als soliste in oratoria van onder meer J.S. Bach. Antje Lohse | Alt De Duitse Antje Lohse studeerde in Düsseldorf en in Amsterdam bij Margreet Honig. Zij trad op met het Orkest van het Oosten, Asko|Schönberg, het Nieuw Ensemble, Orkest de Volharding, Nieuw Amsterdams Peil en ensemblebezettingen van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Nederlands Philharmonisch Orkest. Zij was te horen als Versace in Willem Jeths’ Hotel de Pékin bij de Nationale Reisopera, verzorgde de Nederlandse première van Peter Maxwell Davies’ monodrama The Medium en zong daarnaast rollen in opera’s van Mozart, Humperdinck en Gounods. Componisten als Guus Janssen, Sander Germanus en Gerard Beljon schreven stukken voor haar. Jeroen de Vaal | Tenor Jeroen de Vaal studeerde in Utrecht bij Eugénie Ditewig en volgde daarna lessen bij Eric Tappy en Marcel Reijans. Hij zong bij De Nederlandse Opera in Brittens Billy Budd, in Zimmermanns Die Soldaten en in Wagners Parsifal. Daarnaast werkte hij bij Opera Zuid, De Vlaamse Opera, De Munt in Brussel, Opéra National de Lyon, Opéra national du Rhin, Le Grand Théâtre de Luxembourg, de Wiener Kammeroper en Theater an der Wien. Als concertzanger was hij te horen in werken van J.S. Bach, maar ook in Wagners Parsifal in de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw onder Jaap van Zweden. Jan Willem Schaafsma | Tenor Jan-Willem Schaafsma vertolkte rollen in opera’s van Maderna, Smetana, Britten, Mozart, Martinů en Verdi. Bij de Nationale Reisopera zong hij in Banchieri’s La Barca en de titelrol in Bernsteins Candide, bij de ZaterdagMatinee in Puccini’s La fanciulla del West. In 2012 was hij te horen bij De Nederlandse Opera in Händels Deidamia en Wagner’s Die Meistersinger von Nürnberg. Als solist trad hij op in koorwerken van Händel, Bach, Mozart, Rossini en Dvořák. Hij werkte onder dirigenten als Ed Spanjaard, Edo de Waart, Ivor Bolton en Kenneth Montgomery. Pieter Hendriks | Bas Pieter Hendriks is actief als concertzanger in binnen- en buitenland en werkte met dirigenten als Jaap van Zweden, Christian Zacharias, Jan Willem de Vriend en Ed Spanjaard. Hij trad op tijdens de kerstmatinee van het Concertgebouworkest onder Mariss Jansons en in de Negende symfonie van Beethoven met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen. Als operazanger vertolkte hij de titelrollen in Verdi’s Macbeth van Verdi, Adams’ Nixon in China en Ullmanns Der Kaiser von Atlantis. Bij de Nationale Reisopera was hij te horen in opera’s van Marschner, Verdi en Mozart. Wiebe Pier Knossen | Bas Wiebe Pier Cnossen studeerde jazz-zang en klassieke zang in Den Haag en studeerde summa cum laude af aan de Nieuwe Opera Academie in Amsterdam en Den Haag. Hij volgde masterclasses bij Christina Deutekom, John Bröcheler, Rudolf Jansen, Mark Tucker en Ian Bostridge. Hij zong rollen in opera’s van Mozart, Bizet, Rossini, Pergolesi, Monteverdi en Salieri en soleerde bij De Nationale Reisopera, Opera Trionfo, het Residentie Orkest, het Doelen Ensemble, Het Nederlands Blazers Ensemble, Nationaal Toneel, Holland Opera en op verschillende festivals in Duitsland, Frankrijk en Nederland. NNO.NU

description

Eerste van Mahler

Transcript of Eerste van Mahler

Page 1: Eerste van Mahler

Prijs €1,50 | Vrienden NNO gratis

EERSTE VAN MAHLER

Stefan Asbury | DirigentStefan Asbury, sinds 2011 chef-dirigent van het NNO, is een veelgevraagd dirigent bij grote orkesten, ensembles en festivals over de hele wereld. Van 2001 tot 2005 was hij chef-dirigent van het Remix Ensemble in Porto en sinds het seizoen 2007-2008 is hij vaste gastdirigent van het Tapiola Sinfonietta (Finland). Asbury dirigeerde de afgelopen seizoenen bij het Koninklijk Concertgebouworkest, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het London Symphony Orchestra, de Dresdner Philharmonie, het Filharmonisch Orkest van Seoel en het Los Angeles Philharmonic. Verder werkte hij met radio-orkesten als het WDR Sinfonieorchester Köln, het hr-Sinfonieorchester in Frankfurt, het NDR Sinfonieorchester in Hamburg, het Orchestra Sinfonica Nazionale della RAI in Turijn, het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg en het ORF Radio-Symphonieorchester Wien. Asbury treedt regelmatig op als gastdirigent tijdens festivals als Automne en Normandie, de Münchener Biennale, Wien Modern, de Wiener Festwochen, de Salzburger Festspiele en La Biennale di Venezia. Tijdens het Perth International Arts Festival in 2009 dirigeerde hij John Adams’ opera A Flowering Tree. Verder dirigeerde hij onder meer de opera Jakob Lenz van Wolfgang Rihm tijdens de Wiener Festwochen in 2008. Asbury geeft sinds 1995 les op het Tanglewood Music Center in Boston, waar hij op dit moment hoofddocent is op de faculteit voor directie. Bovendien was hij er van 1999 tot 2005 mededirecteur van de New Music Activities.

Marijje van Stralen | Sopraan Marijje van Stralen zong bij De Nederlandse Opera en de Nationale Reisopera rollen van Johann Strauss, Britten, Mozart, Purcell, Ullmann, Ravel, Gounod, Weill en Louis Andriessen. Ze heeft gewerkt met het Radio Kamer Orkest, het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Vlaams Radio Orkest, Het Nieuw Ensemble, het Nederlands

Blazers Ensemble, Combattimento Consort Amsterdam en Amsterdam Sinfonietta. In de ZaterdagMatinee was zij soliste in de wereldpremière van Peter-Jan Wagemans’ Legende en zij zong in Dances van Louis Andriessen met het BBC Ulster Orchestra. Zij trad op tijdens festivals in Italië, Duitsland, Frankrijk, Spanje en de Verenigde Staten.

Charlotte Riedijk | Sopraan Charlotte Riedijk trad als soliste op met het Ensemble InterContemporain, Ensemble Modern, Asko|Schönberg, Nieuw Ensemble, Kammerensemble (Stockholm), Osiris Piano Trio en Altenberg Trio Wien en met verschillende orkesten in Nederland, Duitsland, Zweden en Noorwegen. Speciaal aan haar opgedragen werk van René Samson, Klas Torstensson en Klaas de Vries voerde ze uit op festivals in binnen- en buitenland. Zij zong de rol van Anna Charlier in Torstenssons De Expeditie tijdens de wereldpremière in het Concertgebouw. Met haar vaste pianiste Ellen Corver was zij te horen in de Musikverein in Wenen. Zij maakte verschillende cd-opnamen.

Marleene Goldstein | Mezzosopraan Marleene Goldstein studeerde in Amsterdam bij Peter Kooy en Lucia Meeuwsen. Tijdens haar zangstudie bleek haar voorliefde voor ensemblezang. Zij zong in het Groot Omroepkoor, het Quink Vocaal Ensemble, The Amsterdam Baroque Choir, Cappella Figuralis, Cappella Amsterdam en het Vocaallab en is sinds 2001 vast verbonden aan het Nederlands Kamerkoor. Met dit koor werkte zij zowel solistisch als in ensembleverband met vele beroemde componisten en dirigenten. Met Quink maakte zij een korte film gebaseerd op Bibabo van Simeon ten Holt. Zij trad op als soliste in oratoria van onder meer J.S. Bach.

Antje Lohse | AltDe Duitse Antje Lohse studeerde in Düsseldorf en in Amsterdam bij Margreet Honig. Zij trad op met het Orkest van

het Oosten, Asko|Schönberg, het Nieuw Ensemble, Orkest de Volharding, Nieuw Amsterdams Peil en ensemblebezettingen van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Nederlands Philharmonisch Orkest. Zij was te horen als Versace in Willem Jeths’ Hotel de Pékin bij de Nationale Reisopera, verzorgde de Nederlandse première van Peter Maxwell Davies’ monodrama The Medium en zong daarnaast rollen in opera’s van Mozart, Humperdinck en Gounods. Componisten als Guus Janssen, Sander Germanus en Gerard Beljon schreven stukken voor haar.

Jeroen de Vaal | Tenor Jeroen de Vaal studeerde in Utrecht bij Eugénie Ditewig en volgde daarna lessen bij Eric Tappy en Marcel Reijans. Hij zong bij De Nederlandse Opera in Brittens Billy Budd, in Zimmermanns Die Soldaten en in Wagners Parsifal. Daarnaast werkte hij bij Opera Zuid, De Vlaamse Opera, De Munt in Brussel, Opéra National de Lyon, Opéra national du Rhin, Le Grand Théâtre de Luxembourg, de Wiener Kammeroper en Theater an der Wien. Als concertzanger was hij te horen in werken van J.S. Bach, maar ook in Wagners Parsifal in de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw onder Jaap van Zweden.

Jan Willem Schaafsma | Tenor Jan-Willem Schaafsma vertolkte rollen in opera’s van Maderna, Smetana, Britten, Mozart, Martinů en Verdi. Bij de Nationale Reisopera zong hij in Banchieri’s La Barca en de titelrol in Bernsteins Candide, bij de ZaterdagMatinee in Puccini’s La fanciulla del West. In 2012 was hij te horen bij De Nederlandse Opera in Händels Deidamia en Wagner’s Die Meistersinger von Nürnberg. Als solist trad hij op in koorwerken van Händel, Bach, Mozart, Rossini en Dvořák. Hij werkte onder dirigenten als Ed Spanjaard, Edo de Waart, Ivor Bolton en Kenneth Montgomery.

Pieter Hendriks | Bas Pieter Hendriks is actief als concertzanger in binnen- en buitenland en werkte met dirigenten als Jaap van Zweden, Christian Zacharias, Jan Willem de Vriend en Ed Spanjaard. Hij trad op tijdens de kerstmatinee van het Concertgebouworkest onder Mariss Jansons en in de Negende symfonie van Beethoven met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen. Als operazanger vertolkte hij de titelrollen in Verdi’s Macbeth van Verdi, Adams’ Nixon in China en Ullmanns Der Kaiser von Atlantis. Bij de Nationale Reisopera was hij te horen in opera’s van Marschner, Verdi en Mozart.

Wiebe Pier Knossen | BasWiebe Pier Cnossen studeerde jazz-zang en klassieke zang in Den Haag en studeerde summa cum laude af aan de Nieuwe Opera Academie in Amsterdam en Den Haag. Hij volgde masterclasses bij Christina Deutekom, John Bröcheler, Rudolf Jansen, Mark Tucker en Ian Bostridge. Hij zong rollen in opera’s van Mozart, Bizet, Rossini, Pergolesi, Monteverdi en Salieri en soleerde bij De Nationale Reisopera, Opera Trionfo, het Residentie Orkest, het Doelen Ensemble, Het Nederlands Blazers Ensemble, Nationaal Toneel, Holland Opera en op verschillende festivals in Duitsland, Frankrijk en Nederland.

NNO . NU

Page 2: Eerste van Mahler

VRijDAG 14 DeCeMBeR | 20.15 uuR inleiding om 19.00 uur door Elmer SchönbergerGroningen | De Oosterpoort

ZATeRDAG 15 DeCeMBeR | 20.15 uuR inleiding om 19.15 uur door Elmer SchönbergerLeeuwarden | De Harmonie

Dirigent Stefan AsburySopraan Marijje van StralenSopraan Charlotte RiedijkMezzosopraan Marleene GoldsteinAlt Antje LohseTenor Jeroen de VaalTenor Jan Willem SchaafsmaBas Pieter HendriksBas Wiebe Pier Knossen

Luciano Berio: SinfoniaLuciano Berio was zo’n muziekvernieuwer die in de jaren 1950 en ’60 heel wat concertbezoekers in de gordijnen joeg: atonaal! Kop noch staart! Eng! Lelijk! Maar Berio was wél een componist die ook oude volksliedjes orkestreerde, Beatles-nummers bewerkte en onvoltooid werk van Schubert, Beethoven en Puccini aanpakte – kortom, een man die het muzikale verleden koesterde en bruggen sloeg.Zijn Sinfonia uit 1969, voor orkest en stemmen, klinkt bij eerste indruk zoals je van experimentele composities uit die periode verwacht: bizar, confronterend. Wat drukt deze muziek uit? Samenklank, aldus de titel; ‘sinfonia’ is hier letterlijk bedoeld en niet in de betekenis van de klassieke symfonie. En die samenklank zoekt – aldus Berio zelf – voortdurend evenwicht: tussen het gesproken en het gezongen woord, tussen de stemmen en de instrumentpartijen en tussen beweging en rust.Het streven naar balans kan zich uiten in overeenstemming, zoals wanneer de houtblazers de tekstvoordracht imiteren (in het eerste deel); maar ook in tegengestelde reacties, bijvoorbeeld wanneer spijkerharde staccato-noten van de piano worden beantwoord met fluwelige, uitgestrekte vocale ‘klankvelden’ (in deel twee, een hommage aan Martin Luther King). Het sterkst blijkt het uit de manier waarop Berio echo’s uit het verleden in zijn moderne klankweefsel toelaat. Vooral het derde deel is een feestje van muziekcitaten: het ‘raamwerk’ ervan is gebaseerd op het scherzo uit Mahlers Tweede symfonie (‘Auferstehung’), maar daarbinnen passeren fragmenten van Debussy, Ravel, Stravinsky, Schönberg, Brahms en diverse anderen de revue – en alles omzongen/omsproken met tekstelementen uit Samuel Becketts experimentele, ‘hoofdpersoonloze’ novelle ‘The unnamable’.Willekeurig is die keuze van muziekcitaten niet. Zo kan Berio (met zijn eigen noten) het ritmische patroon van Mahlers scherzo volgen en dan, op het punt waarop Mahler een

dalende vioollijn schreef, een dalend motiefje uit een werk van Alban Berg citeren. Je zou het een soort genetische manipulatie met muzikaal materiaal kunnen noemen en als luisteraar hoef je niet eens al die geciteerde stukken te kennen om er het plezier aan te beleven dat Berio er overduidelijk in had toen hij Sinfonia schreef.Want hoe gehaaid het hele werk ook in elkaar zit (het slotdeel vat elementen uit de voorgaande vier delen nog eens bondig samen), het is bovenal een sprankelend en overrompelend stuk: what you hear is what you get. Wanneer je nu in een media-megastore staat hoor je gelijktijdig verschillende tv-zenders, ringtones en pratende klanten. Hier zijn al die verschillende klankperspectieven georganiseerd en gestroomlijnd in een compositie – en met beduidend meer adempauzes en meer harmonie dan in het omgevingsgeluid van alledag.

Gustav Mahler: Symfonie nr. 1 in D gr. t.De 19e eeuw had zich rond 1880 al ruimschoots bewezen als ‘de eeuw van het symfonie-orkest’. Componisten – vroeger afhankelijk van vorsten en kerkvaders - waren geleidelijk zelfstandige ondernemers geworden, muziekinstrumenten groeiden in aantal en effect door ambachtelijke vernieuwingen en concertbezoek was inmiddels ingesleten in het uitgaansgedrag van de (West-Europese) burgerij. En dan was er de symfonie zelf: die was tot in de 18e eeuw niet meer dan aristocratische amusementsmuziek, maar kreeg mede dankzij Beethoven steeds meer maatschappelijke en psychologische betekenis. Gustav Mahler bevestigde wat een symfonie rond 1880 was: een persoonlijke getuigenis van de componist én een spiegel van de samenleving.Maar Mahler ging verder dan zijn voorgangers. Zijn symfonieën maakten de orkestklank groter, ruimtelijker, indringender. Evenals Brahms koppelde Mahler zijn evident romantische aanleg aan een

klassieke vormbeheersing - maar Mahler was een generatie jonger en moderner. De legendarische dirigent Bruno Walter, in zijn boek over Mahler uit 1956, deed zijn best om die ‘klassieke’ en ‘romantische’ trekjes gelijkwaardig te laten lijken - maar tussen de regels door lees je dat Walter (net als iedereen) Mahler als een ultra-romanticus beschouwt, als een hypersensitief gevoelsmens: ‘Romantisch bij Mahler is de gedurfde, grenzeloze fantasie, de “nachtzijde” in hem, de “natuurklank”; voorts de neiging tot het uiterste, inclusief de uitdrukking van het groteske.’ Het vormgeven en beteugelen van de fantasie is leerbaar, iets ambachtelijks; maar fantasie zelf niet.Mahler voelde zich naar eigen zeggen ‘overal ongewenst, als Bohemer in Oostenrijk, als Oostenrijker in Duitsland en als Jood in de hele wereld’. Inmiddels is Mahler niet alleen gewenst, maar voor velen zelfs onmisbaar - een status die hij eigenlijk pas postuum verwierf. Een doorbraak vormde het Mahler-feest in 1960 - honderd jaar na zijn geboorte - dat wereldwijd aandacht schonk aan zijn veronachtzaamde kwaliteiten. Volgens Grove’s muziekencyclopedie vonden in die dagen opvallend veel jongeren aansluiting bij zijn muziek: zij herkenden in Mahlers werk de gepassioneerde dadendrang van een verdrukte geest.Hoewel hij in de Eerste symfonie veel materiaal uit de kort daarvoor gecomponeerde cyclus Lieder eines fahrenden Gesellen gebruikte, kostte de voltooiing ervan hem ruim vijf jaar - een periode die ontluisterd werd door de dood van zijn grote held Wagner en door een reeks onbevredigende aanstellingen als dirigent. Zo werkte hij lange tijd in de schaduw van een maestro die hem slechts de leiding over tweederangs operaproducties toevertrouwde. Mahler hoefde weinig te ondernemen om te voldoen aan het beeld van de perfecte romanticus, voor wie de natuur een toevluchtsoord is en die onbegrepen rondzwerft - dat beeld viel als het ware over hem heen.

In de Eerste symfonie is die romantiek al duidelijk uitgekristalliseerd tot typische Mahler-trekjes. Natuurgeluiden, die overal in zijn oeuvre opduiken, zijn in het openingsdeel zó prominent aanwezig dat ze op een bijna filmische manier een ontwakend woud oproepen; Wie ein Naturlaut, zo luidt het speelvoorschrift bij de eerste klanken. Oostenrijkse folklore - ook zo’n vast onderdeel van een Mahlersymfonie - is hier gereserveerd voor het volksdansachtige tweede deel. De inspiratie voor deel drie - een parodie op een treurmars - vond Mahler in de fantasierijke verhalen van E.T.A. Hoffmann en tevens in een kinderboek met een afbeelding van dieren die een dode jager begraven. Om de ironie te onderstrepen gebruikte Mahler het wijsje ‘Bruder Martin’ (‘Vader Jacob’) als grondmotief voor zijn ‘treurmars’. De Finale is vermoedelijk het meest autobiografische deel, een emotionele worsteling die door een verscheurende kreet wordt ingeluid. De fanfare aan het slot duidt op een uiteindelijke triomf, maar naar goed romantisch gebruik is die wending met een bijna groteske overdrijving vormgegeven: het tot zeven musici uitgebreide hoorn-corpus dient deze passage staande te spelen om de rest van het orkest te kunnen overstemmen.De ondertitel van de symfonie ‘Titan’ wordt meestal in verband gebracht met de gelijknamige roman van Jean Paul, één van Mahlers favoriete auteurs. Maar later (toen de première van de symfonie in Boedapest voornamelijk onbegrip had geoogst en de componist zich genoodzaakt zag verdere uitvoeringen van een toelichting te voorzien) verklaarde Mahler dat hij vooral naar een Titanismus des Gefühls had willen verwijzen - een emotionele oerkracht. De Eerste symfonie, voegde hij daaraan toe, ‘geeft het leven weer van een held die in de Tweede symfonie ten grave gedragen wordt.’

Michiel Cleij

BiOgrafiEëN

VOOR De PAuZe Luciano Berio (1925-2003)Sinfonia (1968-69)I II - O King III - In ruhig fliessender Bewegung IVV

NA De PAuZeGustav Mahler (1860-1911)Symfonie nr. 1 in D gr. t. (1883-88)Langsam. Schleppend. Immer sehr gemächlichKräftig bewegt, doch nicht zu schnellFeierlich und gemessen, ohne zu schleppenStürmisch bewegt

EERSTE VAN MAHLER