Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

184
Een verraden Plan van de Arbeid? Jenő Varga contra Hendrik de Man Met in bijlage een niet eerder gepubliceerde tekst van Jenő Varga André Mommen CEPS Maarssen Februari 2010

Transcript of Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Page 1: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Een verraden Plan van de Arbeid?Jenő Varga contra Hendrik de Man

Met in bijlage een niet eerder gepubliceerde tekst van Jenő Varga

André Mommen

CEPS

Maarssen

Februari 2010

Page 2: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

ISBN 97890 7988509

Page 3: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Jenő Varga rond 1919

Page 4: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Hendrik de Man

Page 5: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Voorwoord

Deze studie gaat hoofdzakelijk over de controverse die tussen Jenő (Eugen) Varga en Hendrik de Man over het Plan van de Arbeid ontstond, nadat eind december 1933 de Belgische Werkliedenpartij (BWP) een alternatief plan om de economische crisis aan te pakken had goedgekeurd. Varga vertolkte uiteraard het standpunt dat het Plan van de Arbeid een door de reformisten bedacht manoeuvre was om de arbeidersklasse van de revolutie af te houden. De Belgische communisten hoorden het daarom consequent te bestrijden.

Varga was door de Kommunistische Partij van België (KPB) gevraagd om het Plan van de Arbeid te analyseren en er een fundamentele kritiek op te leveren. Dat gebeurde dan ook in een brochure. Uiteindelijk mocht Varga zich aan een antwoord van De Man verwachten. Daarna zou Varga met een nieuwe brochure reageren. Maar toen waren we al in 1936. De Man was inmiddels minister geworden. De campagne voor het Plan was langzaam doodgebloed. Nu zou Varga aan De Man het verwijt toesturen dat hij zijn eigen Plan had verraden. De Man had immers zijn Plan van de Arbeid niet tot regeringsprogramma kunnen maken.

Wat te denken van deze polemiek tussen Varga en De Man? Varga verdedigde het perspectief van de proletarische revolutie tot elke prijs en stelde daarbij het handelen van een politieke avonturier als De Man aan de kaak. Beiden gooiden graag met modder naar elkaar. Doch in die tijd was dat meer regel dan uitzondering. Van de andere kant waren de principiële tegenstellingen tussen communisten en socialisten groot. Varga stelde dat het kapitalisme onherstelbaar ziek was en op afzienbare termijn zou moeten verdwijnen. Een planeconomie binnen het kapitalisme was onmogelijk, want zolang de productiemiddelen in handen van de bourgeoisie zouden blijven was er geen planning van de investeringen mogelijk. De Man meende uiteraard het tegenovergestelde en dacht dat met staatsingrijpen de werkloosheid kon worden opgeslorpt. Volgens Varga effende het Plan van de Arbeid eerder de weg naar het fascisme dan naar het socialisme, omdat het Plan de activiteiten van de arbeidersklasse aan banden legde en de staat als repressief instrument van de bourgeoisie versterkte.

Was De Man dan al in 1933 “un fasciste qui s’ignore”? Sommigen zouden het wel graag willen geloven. Maar bij het lanceren van zijn Plan van de Arbeid was De Man nog niet zo ver dat hij reeds het einde van het parlementarisme op het oog had. Hij bevond zich echter wel al op het hellende vlak naar een autoritaire staatsordening en een “nieuw” socialisme dat van de klassenstrijd afscheid had genomen. Zijn “planisme” veronderstelde immers een ommekeer in het socialistische denken over de maatschappelijke ontwikkeling en een samenwerking met niet-socialisten, vooral uit de middenklassen. De “socialistische idee” hoorde zich ook op de “wil” te enten om mens en maatschappij via een te kweken gemeenschapszin te veranderen.

Zoals uit deze studie blijkt had die ideologische omschakeling De Man al snel in contact met allerhande stromingen en lieden gebracht die niet bepaald tot de socialistische arbeidersbeweging behoorden. Of zoals zijn criticus Varga het ooit zou omschrijven: De Man was niet meer dan het typisch ideologische product van de crisis van de Socialistische

Page 6: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Internationale, en zijn “planisme” kon derhalve slechts een etappe in de de richting van het fascisme zijn.

De politieke carrière van De Man verliep opmerkelijk. Pas nadat hij in 1933 Duitsland had verlaten, werd hij in België ineens één van de markantste politieke figuren van het moment. Hij had als het ware de BWP overgenomen en de oude partijleiders in de marge geduwd. Die machtswisseling was overigens niet het directe resultaat van zijn kritieken op het marxisme geweest, maar wel van zijn Plan van de Arbeid dat met enthousiasme door het partijcongres van Kerstmis 1933 was aangenomen. Meteen veranderde alles. Het Plan van de Arbeid zou als mythe de proletarische harten in vuur en vlam zetten en de partij onder aanvoering van een charismatische leider een nieuw “vitaal elan” bezorgen.

Binnen de BWP aarzelden velen echter om De Man blindelings in dat avontuur te volgen. In de diverse partijgeledingen leefde ook veel weerstand tegen een vernieuwende aanpak waarvan men niet wist waartoe die kon leiden. Was de remedie soms niet erger dan de kwaal? Velen, vooral in Wallonië, haakten daarna al snel af, toen De Man in autoritaire richting koers zette. Wie De Man tot het bittere einde volgde, die kwam onvermijdelijk met hem in 1940 in de collaboratie terecht. Het betrof hier, niet toevallig, veelal Vlamingen. Voor De Man was de collaboratie met de nazi’s in 1940 dan ook een erg logische ontknoping. Het zaad van het verraad was immers al eerder gezaaid. Voorheen was De Man allerminst kieskeurig geweest bij het aangaan van allianties om zijn Plan van de Arbeid te realiseren. Die bondgenoten zocht hij al in 1934 bij de “revolutionairen van rechts”. Alleen zij waren bereid om het parlementaire regime aan ernstige beperkingen te onderwerpen en het “partijenregime” op de helling te zetten.

Rest me nog om de instellingen te bedanken die me hebben geholpen bij het verzamelen van materiaal. Zo kon ik beroep doen op de medewerking van het SOMA, het DACOB en het Instituut Emile Vandervelde te Brussel, de Archieven van de Rijksuniversiteit Gent, het AMSAB te Gent en Antwerpen, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, het Politikatörténeti Intézet Levéltára (PIL) te Boedapest, de bibliotheek van de vroegere Karl Marx Universiteit, nu Corvinus Universiteit, te Boedapest, Hoover Institution Archives te Stanford, Cal., de Houghton Library te Harvard, de Archieven van de Academie van Wetenschappen te Moskou, het Harry Ransom Center - The University of Texas te Austin, het Institut für Stadtsgeschichte en het archief van de Wolfgang von Goethe-Universität te Frankfort. Het archief van uitgeverij Diederichs bleef, ondanks aandringen, gesloten voor onderzoek. Gedurende een tiental jaren mocht ik jaarlijkse gesprekken met Mária Varga te Moskou voeren. Ze liet me stukken uit het archief van haar vader inzien. Sergey Artobolevskiy van het Geografisch Instituut van de Russische Academie van Wetenschappen zorgde voor het laten fotokopiëren van die documenten.

Page 7: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Inleiding

Einer meiner akademischen Lehrer, Professor Hendrik de Man, hat einmal gesagt: “Jedes Volk lebt nach vorgelebter Form”.

Heinz Kühn1

Toen op het Kerstcongres van 1933 de Belgische Werkliedenpartij (BWP) het Plan van de Arbeid – in de wandeling ook het Plan De Man geheten – aannam, werd voor het eerst officieel gebroken met de traditionele reformistische strategie van het Belgische socialisme. Die strategie had er altijd in bestaan om via een gecombineerde actie van de vakbonden door arbeidsvoorwaarden en sociale wetgeving de toestand van de arbeidersklasse te verbeteren. De economische crisis die zich na 1929 snel verdiepte, had echter de grenzen van dit reformisme aangetoond. Het werd daarom tijd dat de BWP zich voor een meer dirigistische economische politiek ging inspannen. Dat betekende het versterken van de rol van de staat in het accumulatieproces van het kapitaal. Wat uiteraard een breuk met de deflatiepolitiek van de Belgische regeringen inhield.2

Het Kerstcongres van 1933 markeerde ook een belangrijke verandering in de wijze waarop de BWP voortaan zou worden geleid. De BWP kreeg voor het eerst een partijvoorzitter in de persoon van Émile Vandervelde. Niets was minder normaal dan dat deze functie aan de historische leider van de partij zou toekomen. Maar hij moest naast zich ook een vice-voorzitter in de persoon van Hendrik de Man dulden. Was Vandervelde nu tot de symbolische voorzitter gedegradeerd en moest hij in De Man zijn meerdere erkennen? Allicht. Want De Man was in de eerste plaats belast met de actie voor het Plan van de Arbeid. Vanuit die actie kon hij een dynamiek op gang brengen en nieuwe mensen rond zich verzamelen die weldra de de leiding van de BWP konden overnemen.

De actie voor het Plan was tijdens de laatste maanden van 1933 goed voorbereid. Alvorens een partijcongres het Plan van de Arbeid aannam, had een voorbereidingscommissie al instructies opgesteld. In een brochure stelde Max Buset dat er zich nu een crisis van het regime voordeed waarvoor het kapitalisme geen oplossing kon bedenken. Er moest dus iets nieuws komen om die crisis te bestrijden, daar ook het communisme geen redding kon brengen.3

De partijkrant Le Peuple van 25 december 1933 opende met een toelichting bij het Plan van de Arbeid. “Ses desseins (…) ne se rapportent ni à la refonte d’un programme qui fut rénové il y a deux ans, ni d’une tactique politique où aucune contingence nouvelle ne sollicite un geste spécial de politique socialiste. Il s’agit (…) d’arrêter la chute verticale des masses travailleuses de ce pays vers une détresse totale (…) et de redresser la vie économique et sociale (…). Ce plan tend tout d’abord à briser l’hégémonie des puissances financières (…)”.4 De Man was wel zo handig om geen enkele eventualiteit op voorhand uit te sluiten: “… si 1 Laudatio auf Prof. Dr. h. c. mult. Berthold Beitz von Ministerpräsident a. D. Heinz Kühn. www.stiftungen.org/index.php?strg=82_98_358_367_391&baseID=923 - 35k -2 André Pletinckx, “Le Parti Ouvrier Belge dans la première phase de la crise économique 1930-1933”, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, VII, 1976, nr. 3-4, blz. 273-327 en VIII, 1977, nr. 1-2, blz. 237-289.3 Max Buset, De actie voor het plan, Brussel: De Wilde Roos, 1934 (derde uitgave), blz. 15-17.4 Le Peuple, 25 december 1933.

Page 8: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

dans des contingences quelconques, une réaction de la bourgeoisie nous enlevait les moyens de la légalité, en sortant de la légalité, elle nous en ferait sortir et nous nous défendrions par tous les moyens à notre dispositions. (Vif applaudissements.)”. Maar hierna nam hij onmiddellijk gas terug door geduld een revolutionaire deugd te noemen: “Si les libertés constitutionnelles restent ce qu’elles sont et que nous ne parvenons pas à rallier une majorité, nous devons reconnaître notre défaite et chercher autre chose. La patience est aussi une vertu révolutionnaire!”5 Volgens De Man zou de BWP zich niet zoals de SPD in Duitsland laten afslachten. “Peut-être alors pourrait-on dire: défendons notre liberté pour réaliser le Plan, mais aussi pour aller plus loin que le Plan”.6 Maar wat betekende dat? De Man dacht aan de creatie van een mythe. Hij haalde er zelfs “la ligne bleue des Vosges” van Paul Déroulède in getransformeerde vorm bij. “Pensons-y, mais n’évoquons pas, comme le dit un proverbe allemand, n’évoquons pas le diable en le peignant sur le mur”.7

Om het Plan van de Arbeid te realiseren was echter ook een “sterke staat” nodig en als het even kon, zelfs een “sterke man”. Daarover wist Hendrik de Man alles. “Nous voulons un État fort, oui, mais pour renverser le Mur d’Argent, alors qu’il en est d’autres qui veulent un État fort pour renforcer le Mur d’Argent, et pour enlever à la classe ouvrière les quelques avantages qu’elle a conquis au cours d’une longue lutte”.8 De Man meende dat hij voor dit project een meerderheid kon vinden indien “la majorité agissante sera capable de gouverner lorsque, à la classe ouvrière, nous aurons apporté l’alliance d’une partie de la classe moyenne opprimée par la haute banque”.9 Daarom vond hij het nodig om zich ook tot mensen buiten de arbeidersklasse te richten. “Nous devons spécialiser notre propagande. Au nom d’idées, nous devons nous adresser à des gens qui font actuellement partie de partis adversaires”.10 Daarvoor wilde hij zich tot “les libéraux sincères” en “les catholiques sincères” wenden “pour conquérir la majorité”.11

Omdat de rol van het parlement in de politieke besluitvorming moest worden herzien en daardoor nieuwe staatsorganen nodig waren om een deels genationaliseerde economie te leiden, verwekte De Man met zijn Plan van de Arbeid onder de meeste socialistische parlementsleden enige aarzelingen. Zij kleefden – niet ten onrechte trouwens – de opvatting aan dat een “sterke staat” met een verzwakte rol van het parlement ook heel wat gevaren voor de arbeidersbeweging kon inhouden. Die mening werd vertolkt door de rumoerige linkervleugel die o.a. met Fernand Brunfaut in de Brusselse Federatie van de BWP de toon zette. De linkervleugel kreeg steun van een aantal “orthodoxe marxisten” geleid door Arthur Wauters voor wie de ontwikkeling van het kapitalisme zelf wel zou zorgen voor een steeds groter wordende arbeidersklasse die haar macht via het parlement kon uitbouwen en hervormingen realiseren die de grenzen van het kapitalisme op een gegeven moment zouden overschrijden. Intussen kon men de werking van de democratische organen verder versterken. Zoals in de Franse SFIO met Léon Blum was het “revolutionaire reformisme” hier in de BWP aan de orde: de partij zou nog maar tot een coalitieregering toetreden om het eigen programma te realiseren.

De vakbondsorganisaties speelden na de Eerste Wereldoorlog in de BWP een steeds grotere rol. Vooral zij waren opgetogen over hervormingen die het Plan beloofden. Zij wilden in de

5 Ibidem.6 Ibidem.7 Ibidem.8 Ibidem.9 Ibidem.10 Ibidem.11 Ibidem.

Page 9: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

eerste plaats dat de werkloosheid zou dalen en accepteerden daarvoor een grotere rol van de staat in de economische kringloop. Vandaar dat het Plan van de Arbeid in de vakbondstop op veel bijval kon rekenen, en dat De Man intussen het marxisme had afgezworen kon de vakbondsleiders eigenlijk weinig schelen.

De oudere partijleiders verzetten zich tegen een eenzijdige focus op het Plan van de Arbeid. “Patron” Émile Vandervelde, hierin gesteund door zijn compagnon Louis de Brouckère, was niet van zin om zijn beproefde manier van politiek bedrijven zo maar op te geven. Hij genoot nog altijd het vertrouwen van de socialistische parlementsleden die bang waren dat het “planisme” wel eens de nieuwe ideologie zou kunnen worden. Ze vreesden daarbij bovenal de nieuwe “technocraten” die zich achter het Plan van de Arbeid verscholen hielden. Die nieuwe netwerken botsten met de informele relaties die de socialistische partijleiders met de zakenwereld onderhielden. Camille Huysmans, die burgemeester van Antwerpen was, spande zich bijvoorbeeld in voor de havenbelangen van de handeldrijvende bourgeoisie. Émile Vandervelde was met Émile Francqui bevriend.12 Als gouverneur van de Société Générale en met zijn internationale contacten in de financiële wereld was Francqui de machtigste man van het land.13 Hij kon regeringscoalities maken of breken.14 Hij inspireerde zelfs parlementsleden tot het houden van een interpellatie.15 Aan het prestige van Francqui werd in de BWP

12 Janet Polasky, The Democratic Socialism of Emile Vandervelde. Between Reform and Revolution, Oxford en Washington D.C.: Berg, 1995, blz. 228. 13 Liane Ranieri, Émile Francqui, ou l’intelligence créatrice, 1863-1935, Parijs en Gembloux: Duculot, 1985.14 Dat weten we van Émile Vandervelde. Zie diens Carnets 1934-1938, Parijs: Les Éditions internationales, 1966, blz. 21-23.15 Marcel-Henri Jaspar, Souvenirs sans retouche, Parijs: Fayard, 1968, blz. 169.

Page 10: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

trouwens niet getornd.16 Hij werd zelfs erg bewonderd.17 Hendrik de Man moest dus bij zijn actie voor het Plan van de Arbeid wel in botsing komen met al diegenen in de BWP die tot dan toe altijd met het financierskapitaal (“le mur d’argent”) naar compromissen hadden gezocht.

Het Plan van de Arbeid als onaangename verrassing

De Komintern had in 1928 op haar Zesde Congres een linkse bocht gemaakt. De economische crisis die daarna uitbrak, voedde de hoop dat er weldra ook een revolutionaire massabeweging op gang zou komen. De socialistische arbeiders moest men via de oprichting van revolutionaire vakbondsorganisaties en revolutionaire stakingsacties zien aan te trekken. Er waren in de arbeidersklasse inderdaad tekenen van radicalisering te bespeuren. Dat gold zeker voor België. De mijnwerkersstaking van 1932 in de Borinage leek in dat opzicht meer dan een betekenisvol incident te zijn geweest.18 De communisten hadden hierdoor aan invloed gewonnen. Naarmate de ellende in de kolenbekkens toenam, zou ook de strijdbereidheid van de mijnwerkers toenemen. Vandaar dat de KPB het Plan van de Arbeid afdeed als door de reformisten uitgevonden propaganda om de arbeidersklasse van radicale acties af te houden.

Op het Kerstcongres van de BWP in 1933 liet De Man er dan ook geen twijfel over bestaan dat de communisten de vijanden waren: “Les communistes sont peu nombreux. Mais ils ont parmi eux des éléments actifs, qui sont capables de faire beaucoup de mal. Aux socialistes de bonne foi qui les suivent, nous devons démontrer qu’ils font fausse route. D’ailleurs, déjà nous constatons le malaise de l’état-major communiste devant l’orientation nouvelle du P.O.B. Que peuvent-ils opposer au plan? Que l’on prépare une économie mixte? Nous pouvons leur répondre qu’en faisant une économie mixte, nous commençons en Belgique par où ils ont fini en Russie. Ils n’opposent à notre politique de réformisme révolutionnaire que cette politique qui consiste à vouloir envenimer les plaies, pour pouvoir en profiter, cette politique que Marx lui-même a fustigée. Dans ces conditions, je pense que la question du front unique se liquidera toute seule (…) le parti communiste se liquefiera de lui-même. (Vifs appl.)”.19

Omdat het Plan van de Arbeid moest dienen als toekomstig regeringsprogramma, mikte de BWP op het veroveren van de parlementaire meerderheid. Dat was heel hoog inzetten. Want of die parlementaire meerderheid ook werkelijk in het verschiet lag, was alsnog hoogst onzeker. De BWP zat op dat moment tegen zijn electoraal plafond van 40 procent van de uitgebrachte stemmen aan. Voorts dankte de BWP deze electorale score vooral aan de arbeidersstemmen in slechts twee provincies, nl. Luik en Henegouwen. Vandaar dat Hendrik de Man in zijn rede op het Kerstcongres van de BWP in 1933 beloofde op zoek te gaan naar

16 Toen Francqui op 16 november 1935 in zijn kasteel te Overijse was overleden, berichtte Le Peuple op de frontpagina over een “homme d’une volonté et d’une énergie exceptionnelles”. Dit niet-gesigneerde artikel stelt tevens dat Francqui “quand il ne participait pas directement au gouvernment, il n’en agissait pas moins dans la coulisse au comité du Trésor, dont il fit partie dans la période de 1927 à 1934”. Le Peuple, 17 november 1935.17 Dat Vandervelde tevens een pakket aandelen in de Société Genérale (en andere – koloniale – maatschappijen) bezat, was uiteraard slechts in zeer beperkte kring bekend. Blijkens zijn effectendepot bij de Société Générale bezat Vandervelde bij zijn overlijden in 1938 75 Parts de Réserve (getaxeerd op 231.375 frank). ‘Déclaration de succession de Monsieur Émile Guillaume Vandervelde’, Institut Émile Vandervelde, Brussel, Archief Vandervelde.18 Dat vraagt Boris Sergyevich Chlepner zich af in zijn synthese. B. S. Chlepner, Cent ans d’Histoire Sociale en Belgique, Brussel: Université Libre de Bruxelles, Institut de Sociologie Solvay, 1956, blz. 240.19 Le Peuple, 25 december 1933.

Page 11: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

mogelijke bondgenoten. Hij kon toen de contouren van dat alternatief machtsblok echter niet zichtbaar maken.20

De Man wist dat zijn campagne voor het Plan van de Arbeid niet eindeloos kon aanslepen. De campagne moest derhalve op korte termijn ook succesvol worden afgerond. Dat betekende dat bij een eventuele regeringscrisis de BWP bereid moest zijn om met de burgerlijke partijen ook over de vorming van een coalitieregering te onderhandelen. Zo probeerde Vandervelde in een redactioneel standpunt in Le Peuple van 30 september 1930 voor een mogelijke opening te zorgen. Hij liet immers verstaan dat er “des socialistes modérés, raisonnables, réalistes” voorhanden waren die niet door hun “dogmatisme marxiste ou par leurs préjugés de classe” verblind waren. Onder hen bevond zich Louis Piérard, want die had geschreven dat “ce qu’un Congrès a fait, un autre Congrès pourrait le défaire”. Vandervelde hoopte tevens op toegevingen van burgerlijke zijde. “Naturellement, si les socialistes, en minorité, s’intégraient dans le bloc bourgeois, il faudrait bien leur faire quelques concessions”.21

De regering van Charles de Broqueville verdween op 13 november 1934 toen het faillissement van de Bank van de Belgische Boerenbond op de regeringsagenda verscheen. Francqui, alweer in de rol van de “vreselijke Jupiter”22 van de financiële wereld, formeerde daarna een “bankiersregering”, waarvan Georges Theunis premier werd.23 Deze regering, die trouwens elke democratische legitimiteit miste, wilde de deflatiepolitiek met kracht verder zetten. Maar aan het succes hiervan werd door deskundigen ter zake steeds meer getwijfeld. De deflatiepolitiek verergerde immers de effecten van de economische crisis en ze deed daarbij de sociale spanningen fors toenemen. Francqui wilde daarom een Nationale Arbeidsraad vormen waarin de vakbonden dan medeverantwoordelijkheid voor de deflatiepolitiek zouden nemen. Dit plan mislukte omdat het ongenoegen in de arbeidersklasse niet meer in te dammen was. Uiteindelijk nam de “bankiersregering” ontslag, waarna Paul Van Zeeland op 19 maart 1935 een drieledige coalitieregering met katholieken, liberalen en socialisten vormde. Echter zonder dat er eerst verkiezingen kwamen. Hendrik de Man werd in die regering minister van Openbare Werken en Opslorping van de Werkloosheid.

Het Plan van de Arbeid als electoraal platform

Uiteraard speelde de KPB in deze reeks van gebeurtenissen geen enkele autonome rol. Ook bij het bepalen van een standpunt ten aanzien van het Plan van de Arbeid moest uiteindelijk het antwoord uit Moskou komen. Het ging hier immers om meer dan alleen maar een kwestie van lokale tactiek. Vraag was of de KPB het Plan van de Arbeid integraal en radicaal moest bestrijden. Of kon men het Plan van de Arbeid eventueel geheel of gedeeltelijk voor een frontpolitiek aan de basis gebruiken? Dat laatste leek ten slotte uitgesloten. De Komintern had immers de nadruk gelegd op de “fascisering” van de sociaaldemocratie en daarvoor de term “sociaal-fascisme” bedacht. Was dat Plan van de Arbeid nu niet precies het ultieme bewijs voor de fascisering van die sociaaldemocratie om het grootkapitaal te gerieven?

Omdat men er in de KPB niet zelf uitkwam, schreef de Hongaarse econoom Jenő Varga, die toen als functionaris van de Komintern in Moskou verbleef, een uitvoerige reactie op het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man. De uiteindelijke tekst, die door Varga op 4 april 1934 van

20 Zie rede van De Man in Le Peuple, 25 december 1933.21 Émile Vandervelde, “Que fera le Parti Ouvrier Belge si une crise politique éclate?”, in Le Peuple, 30 september 1934.22 Henri Haag, Le comte Charles de Broqueville. Ministre d’État, et les luttes pour le pouvoir (1910-1940), Louvain-la-Neuve: Collège Érasme; Brussel: Éditions Nauwelaerts, 1990, deel 2, blz. 817.23 Ibidem, blz. 827.

Page 12: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

een voorwoord was voorzien,24 werd eerst in het kaderblad Die Kommunistische Internationale25 in twee afleveringen gepubliceerd, en pas daarna zowel in Franse als in Nederlandse vertaling door de KPB verspreid.26 Daar de Belgische politiek en economie bepaald niet zijn specialisme waren, moest Varga zich hierover vooraf terdege documenteren.27

Varga zag in het Plan van de Arbeid niet alleen een electoraal manoeuvre van de BWP om de arbeidersklasse weer achter de BWP te verenigen, maar tevens een nieuwe fase in het zich ontwikkelende “sociaal-fascisme” dat door linkse frasen samenwerking met de eigen bourgeoisie nastreefde.28 Zijn kritiek gold vooral het Plan van de Arbeid dat alle sociale klassen in een gemeenschappelijk front wilde verenigen. Varga wees er fijntjes op dat men onder de kapitalisten wel mensen van goede wil kon vinden, maar dat nam echter niet weg dat de wetten van de kapitalistische concurrentie toch nog zouden blijven spelen en dat de arbeiders niettemin uitgebuit zouden blijven.29 Het Plan van de Arbeid was op klassensamenwerking gericht, dus ook op het opgeven van de loonstrijd. Van een strijd voor lotsverbetering kon dus geen sprake meer zijn. “De heldhaftige mijnwerkersstrijd van den Borinage had tegen den wil van de leiders plaats. De misnoegdheid van de arbeiders tegenover de politiek van de partij en vakbondsleiders groeit”.30 Omdat partijleider Émile Vandervelde wist dat het “linkse gevaar” toenam, had hij in de persoon van Hendrik de Man “den kerel gevonden, die hij hebben moest”.31

Varga nam de maat van De Man door er op te wijzen dat zijn opponent vóór 1914 als jonge intellectueel nog samen met Louis de Brouckère tot de “links-marxistische” oppositie had behoord en dat beiden toen als bijlage een pamflet in Die Neue Zeit32 van Karl Kautsky hadden gepubliceerd, waarin ze de in de BWP heersende “proudhonistische” en “klein-burgerlijke reformistische geest”33 aan de kaak hadden gesteld. De Man vertrok in 1914 als 24 De tekst die hij inleverde, werd hier en daar ingekort, zoals blijkt uit het getypte exemplaar dat in de partijarchieven te Boedapest bewaard is gebleven. Zie manuscript ‘Alles für den “Plan”’, Archief Varga, PIL, Boedapest, 783.f.10.ő.e, 59 l.25 E. Varga, “Der “Plan” Henryk de Mans”, in Die Kommunistische Internationale, jg. 10, nrs 10 en 11, blz. 839-856 en 929-950. In die tijd was de Poolse communist Henryk Walecki (1877-1937) belast met redactionele werkzaamheden op het hoofdkantoor van de Komintern in Moskou. Walecki kende de Belgische situatie redelijk goed en hij sprak ook Frans. Hij had tussen 1893 en 1898 wis- en natuurkunde aan de universiteit van Gent gestudeerd. Zijn officiële naam was toen nog Maximilien (Maksymilian) Horwitz (informatie verstrekt door Elienne Langendries, Archieven van de Rijksuniversiteit Gent). Hij was te Gent lid van de Belgische Werkliedenpartij geworden. Later treffen we hem in de Poolse sociaaldemocratie (PPS-Lewica) en in de Tweede Internationale aan, waar hij ongetwijfeld Hendrik de Man moet hebben leren kennen. Hij werd in 1937 gearresteerd en daarna geëxecuteerd. Over de toenmalige samenwerking tussen Walecki en Varga rond de reactie op het Plan van de Arbeid vernemen we meer in een rapport dat Varga in 1958 schreef voor de geheime dienst in het kader van een actie voor eerherstel voor Walecki. Archief Varga, PIL, Boedapest, file 783.f.18.ő.3.26 Hier wordt geciteerd uit de oorspronkelijke Nederlandstalige editie, zonder dat spelling en taaleigen werden herzien. Zie Eugeen Varga, Het “Plan”, Brussel: C.D.L., 1935. Een gemoderniseerde versie hiervan werd opgenomen in P. Frantzen, Hendrik de Man, Persoon en ideeën, deel IV, Planisme, Antwerpen en Amsterdam: Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1975, blz. 331-382. De Franstalige versie is Henri de Man et son plan, Parijs: Bureau d’Éditions, 1934.27 Rundschau über Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung, jg. 3, nr. 32, 28 mei 1934, blz. 1234-1240.28 “In manchen Fällen wie im De Man-Plan, wird die Zusammenarbeit mit der Bourgeoisie, der echteste Opportunismus in geschickter Weise mit äuerst linken revolutionären Phrasen von dem “Kampf gegen die Struktur des Kapitalismus selbst” usw. verbunden”. Ibidem, jg. 3, nr. 46, 20 augustus 1934, blz. 1916.29 Varga, a. w., 1935, blz. 8.30 Ibidem, blz. 13.31 Ibidem, blz. 15.32 “Die Eigenart der belgischen Arbeiterbewegung”, in H. de Man en Louis de Brouckère, Die Arbeiterbewegung in Belgien. Ergänzungshefte zur Neue Zeit, Wochenblatt der deutschen Sozialdemokratie, nr. 9, 1911.33 Varga, a. w., 1935, blz. 18.

Page 13: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

oorlogsvrijwilliger naar het front, en toen na de wapenstilstand Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg begin 1919 in Berlijn waren vermoord, verliet hij Europa om in Amerika naar zijn nieuw geestelijk evenwicht te zoeken.34 Hij liep er toen blijkbaar rond als “Tintin au Pays du Taylorisme”.35

Toen De Man naar Europa terugkeerde, was dat om de leiding over de Opvoedingscentrale van de BWP op zich te nemen, waarna hij zich in Frankfort36 met zijn boeken afzonderde en er antimarxistische pamfletten schreef die vooral bij rechts in goede aarde vielen. Weliswaar beschouwde De Man zich, aldus Varga, nog altijd als een “revolutionair”, maar dan wel eentje “waaraan de heerschende klassen behoefte”37 had. Varga ging nog een stapje verder door De Man te verwijten dat hij zijn antimarxistische geschriften in Duitsland bij burgerlijke uitgevers had gepubliceerd: “Zelfs de Duitsche sociaal-democratische partij had den moed niet ze in de partij-uitgeverij te laten verschijnen of kon de mededinging, in het betalen van het eereloon, met de kapitalistische uitgeverijen niet weerstaan. Bij wijze van belooning voor zijn wetenschappelijke verdiensten, werd M. de Man als hoogleeraar aan de universiteit van

34 De Man had al in het begin van 1919 gewezen op de noodzaak van een “new socialism” dat meer moest zijn dan “an antithesis to capitalism. It should be (...) a synthesis making the incentive of competition and the constant increase of human productivity, which we owe to capitalism, serve the ideals of freedom, equality of rights and chances, an universal solidarity, which we owe to democracy. Only thus can the reconciliation of the two equally vital, but still antagonistic, principles of individual liberty and social unity be effected”. Henry de Man, The Making of a Mind. A Soldiers Thoughts on War and Reconstruction, New York, Charles Scribner’s Sons, 1919, blz. 283-284. Dit boek past binnen het genre van politieke oorlogsmemoires en overpeinzingen geschreven door oudstrijders. Mein Kampf van Hitler valt a fortiori ook in deze categorie van memoires waarin de auteur uiteindelijk het “licht” zag. 35 De Man schreef een rapport voor de onderzoekscommssie die naar de Verenigde Staten was geweest. Zijn verslag verscheen nog eens apart als: Au pays du Taylorisme, Brussel: Le Peuple, 1919.36 De Man woonde aanvankelijk in Darmstadt en pas vanaf 1929 in Frankfort.37 Ibidem, blz. 20.

Page 14: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Frankfort benoemd. Hitler kwam aan het bewind. Honderde sociaal-demokratische, pacifistische, eenvoudige demokratische leeraars werden uit hun ambt verjaagd. Maar men dacht er niet aan den ‘revolutionair’ Hendrik de Man lastig te vallen”.38

Varga citeerde De Man die in een artikel in Le Peuple van 4 januari 1934 had geschreven dat hij in mei 1933 het verzoek van de rector van de universiteit van Frankfort had gekregen om zijn cursussen in oktober van dat jaar weer te hervatten. Varga: “Hitler heeft honderde socialistische werken van Marx, Lenin, Jaurès, enz., verboden en laten verbranden. De boeken van Hendrik de Man worden vrij in het fascistische Duitschland verkocht. Zijn laatste lijvig boek De socialistische gedachte (343 blz.) verscheen zonder moeilijkheden onder het Hitler-regiem”.39 De conclusie van Varga was dan ook niet vatbaar voor veel nuancering: “Een man, die de fascisten uitnoodigen om in een van hun hoogescholen te onderwijzen; een man, waarvan de boeken verschijnen en vrij verkocht worden in het fascistische Duitschland; zulk een man is zeer bevoegd om de Belgische arbeiders den weg, die van het kapitalisme naar het socialisme leidt, aan te toonen”.40

Dat was de opmaat voor Varga om De Man een betaalde medewerker van de Belgische bourgeoisie te noemen. Sinds 1931 publiceerde De Man immers in het Bulletin van de Nationale Bank van België. “Wij weten niet welke het eereloon is dat hij voor elke van zijne artikels, geschreven voor het orgaan van de Nationale Bank ontvangt. Nochtans moet het niet lager zijn dan het jaarlijksch loon van een Belgischen tekstielbewerker”.41 De retorische vraag volgde dan ook hoe het mogelijk was dat zo een man, die in betaalde dienst van de Belgische grote bourgeoisie stond, de strijd voor het socialisme kon aanvoeren?

Deze twee plaagstoten, die De Man hoog zou opnemen, vormden echter geenszins de kern van Varga’s betoog. Veel meer aandacht besteedde Varga aan de inhoud van het Plan van de Arbeid en uiteraard aan de voorwaarden waarin het Plan van de Arbeid zou worden gerealiseerd. Varga stelde dat van een echte “nationalisatie” van de grote banken in het Plan geen sprake was, enkel van een bepaalde vorm van “voogdij” en van een overdracht van een deel van de bankaandelen aan een staatsinstelling via een onteigeningsoperatie met een passende vergoeding. Dat verschilde in niets van hetgeen in de Verenigde Staten via de Reconstruction Finance Corporation, of in fascistische landen als Duitsland en Japan al was gebeurd. Dat stond tevens in schril contrast met hetgeen Lenin had geëist: de nationalisatie en versmelting van de banken in één controleorgaan van de staat. Varga wees ook op het feit dat de Belgische banken tevens over de hele wereld zaken deden, zoals dat in het geval van de Société Générale was gebleken. Hoe kon men volgens de schema’s van De Man die buitenlandse belangen dan controleren?

De Man wilde voor de verwezenlijking van het Plan van de Arbeid strikt binnen de legale kaders opereren. Toch wilde hij daarbij buiten elke regeringscoalitie blijven als die zijn Plan van de Arbeid niet wilde realiseren. Dat betekende dus noodzakelijk dat hij zwaar moest inzetten op het veroveren van de absolute meerderheid bij de volgende parlementverkiezingen. Het veroveren van een dergelijke meerderheid sloot Varga niet bij voorbaat uit, wel de mogelijkheid dat de grote bourgeoisie dat zo maar zou laten gebeuren.

38 Ibidem, blz. 22.39 Ibidem, blz. 23. Varga had wel degelijk, blijkens een noot in de manuscriptversie van zijn tekst, bij zijn boekhandelaar in Berlijn geïnformeerd of de boeken van De Man nog leverbaar waren. Het antwoord is blijkbaar niet op tijd binnengekomen, want de informatie hierover is niet in de noot aangevuld. Zie noot op blz. 14 van manuscript ‘Alles für den “Plan”’, in Archief Varga, PIL, Boedapest, 783.f.10.ő.e. 40 Ibidem, blz. 23.41 Ibidem, blz. 23.

Page 15: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“Het parlement is nooit anders geweest als een werktuig van de heerschappij van de burgerij. Indien het werktuig zich tegen zijn meester stelt, dan breekt hij het en werpt het weg. De burgerij beschouwt het parlementarisme altijd eenvoudig als een middel om haar klasse-heerschappij uit te oefenen (en te bedekken). Nooit is het parlement voor haar een doel in zichzelf. Mussolini in Italië, Pilsudski in Polen, Hitler in Duitschland, hebben zich van het parlement meester gemaakt zonder parlementaire meerderheid; het feit, dat ze in het parlement slechts een onbeduidende minderheid hadden, heeft noch Mussolini, noch Pilsudski belet de fascistische diktatuur van de burgerij in te voeren.”42

Varga geloofde zelf niet in de legale weg naar de macht. Hij verwees hierbij naar de recente nederlaag van de Oostenrijkse sociaaldemocraten die zich nochtans met de wapens in de hand hadden verzet. Waarna Varga in zuiver leninistische terminologie concludeerde dat men “geen overwinnende strijd voor de verdediging der vrijheden in den burgerlijken Staat kan ondernemen: het proletariaat moet tot den aanval overgaan, de burgerlijke heerschappij neerslagen, de revolutionaire demokratische macht van de gewapende arbeiders en boeren instellen, het oud apparaat van den Staat breken en een nieuwen Staat in zijn plaats stellen. (…) Enkel zóó een Staat kan werkelijk de nationalisatie van de banken verwezenlijken.”43

Naast de kredietverlening wilde het Plan van de Arbeid ook de grondstoffen- en energiesectoren nationaliseren, maar dan weer door het opkopen van aandelen. Varga vond dat een dergelijke operatie slechts 200.000 van de twee miljoen arbeiders betrof en dat dus het grootste deel van de arbeiders uit vooral de verwerkende nijverheid erbuiten zou vallen. Het wezen van de kapitalistische staat zou niet veranderen. “De arbeiders en boeren blijven ongewapend”.44 Het grootste deel van de economie, plus het staatsapparaat, zouden in de handen van de heersende klasse blijven. Daardoor zou zij ook de genationaliseerde sector controleren, terwijl de grote fortuinen buiten schot zouden blijven. De bourgeoisie zou door het verkopen van haar aandelen aan de staat zelfs een goede zaak doen, zeker als ze van haar verliesgevende investeringen verlost kon worden. Daardoor zouden de kolenbaronnen bijvoorbeeld aan de haal kunnen gaan met een enorme somme gelds. “Het is duidelijk dat de ‘nationalisatie’(…) een uitstekende zaak voor de kapitalisten zou worden”.45

Een belangrijk punt van Varga’s kritiek was dat de arbeiders van deze eigendomsoverdracht naar de publieke sector niet veel wijzer zouden worden. Een loonsverhoging zou er bijvoorbeeld niet in zitten. Nergens trof men, aldus Varga, bij De Man hiernaar een verwijzing aan, dit terwijl de werkelijke lonen in vergelijking met het buitenland waren gedaald. Varga’s conclusie luidde derhalve dat in de situatie voor de arbeiders niets zou veranderen, te meer daar in de niet-genationaliseerde sectoren de kapitalisten de vrijheid zouden behouden om door productiviteitsverhoging hun winsten te verbeteren. “Zonder er door den Staat in belemmerd te worden, zullen zij het recht hebben de loonen der arbeiders verder te verminderen, ten einde een hoogere voortbrengst te bekomen”.46

Varga schetste voorts het nogal sombere beeld van een burgerlijke staat die werd geleid door socialistische ministers die bij een grote staking voor stakingsbrekers zouden moeten ageren. Intussen zou wel de anarchie in de kapitalistische sectoren blijven voortduren, met als gevolg een “algemeene kronische krisis, periodische ekonomische krisissen, massieve

42 Ibidem, blz. 32-33.43 Ibidem, blz. 33-34.44 Ibidem, blz. 3745 Ibidem, blz. 42.46 Ibidem, blz. 49.

Page 16: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

werkloosheid”.47 Varga meende dat het kapitalisme niet kon voortbestaan zonder regelmatig crises te genereren. Daarom keerde hij zich tegen de pretenties van het Plan van de Arbeid om een situatie van onderconsumptie te voorkomen. Varga: “Het kapitalisme, of het geheel of gedeeltelijk op de vrije mededinging gesteund is, of het geheel privaat of met bestanddeelen van het Staatskapitalisme gesteund wordt, leidt noodzakelijkerwijze tot periodieke krisissen. Dit is theoretisch door Marx, praktisch door gansch de geschiedenis van het kapitalisme in al de landen van de wereld bewezen; de “nationalisatie” van het krediet en van de monopolies van de grondstoffen in het raam van den burgerlijken Staat zullen daar niets aan veranderen. En het “onderverbruik” kan niet ophouden, gezien de arbeidersklasse verder slechts een gedeelte van de waarde, die zij voortbrengt, als salaris zal ontvangen, terwijl het andere deel van de kapitalisten zal blijven onder den vorm van meerwaarde en dienen zal tot vermeerdering van hun kapitaal. Er bestaat geen kapitalisme zonder “onderverbruik”, zonder beperking van een minimum inkomsten der arbeiders, bepaald door de winsten van de kapitalisten”.48

Varga’s kritiek luidde dat met behulp van de burgerlijke staat de arbeiders niets – zeker geen loonsverhogingen – zouden krijgen, ook al zouden de socialisten in de regering zetelen. “Nochtans heeft men gemeend de arbeiders de hoop te moeten geven op een verbetering van hun toestand; zonder dat, liep men gevaar de arbeiders voor de verwezenlijking van het Plan niet te kunnen inspannen”.49 Varga meende dat de bourgeoisie haar geld onmiddellijk naar het buitenland zou overbrengen, mocht de regering voor een andere “geldpolitiek”, zoals die in het Plan werd beloofd, kiezen. Vandaar dat het Plan het vrije kapitaalverkeer niet wilde aanpakken. De tendens ging eerder in de richting van een devaluatie en een vergroting van de geldcirculatie, wat dus op inflatie moest uitlopen. Het Plan wilde immers een prijzenpolitiek voeren om de winsten te stabiliseren, waardoor de uitbuiting van de arbeiders zou worden voortgezet. Een belastingvermindering gefinancierd uit de economische herneming zou eveneens enkel de bourgeoisie ten goede komen.

Het Plan, dat volgens Varga “letterdieverij”50 was, had niets te maken met de planeconomie in de Sovjet Unie, maar alles met het verkopen van illusies.51 De vermeerdering van de consumptie met 50 procent in drie jaar tijd en tot 100 procent in vijf jaar tijd was een loze belofte van de “kort gerokte jezuiten, die de opstellers van het Plan zijn”.52 Het Plan was daarom niets anders dan een platform voor “een gebeurlijke koalitie-regeering met een of meer burgerlijke partijen of groepen”.53 Daarom werd het Plan van de Arbeid in de publicaties en de redevoeringen van de partijleiders voor de arbeiders ook anders uitgelegd. Varga: “… hoe meer de arbeiders in het Plan de Man gelooven als een vredelievende uitweg uit de krisis, als een etappe, die tot het “socialisme” leidt, des te minder zij genaakbaar zijn voor de kommunistische gedachten, des te minder zij zich tegen hun leiders zullen stellen, des te minder zij de B.W.P. zullen verlaten, des te minder zij tot de revolutionnaire strijdmiddelen, vooropgesteld door de Kommunistische Partij, zullen overgaan. Hier versmelten zich de belangen van de leiders van de B.W.P. en van de Belgische burgerij”.54

47 Ibidem, blz. 51.48 Ibidem, blz. 51-52.49 Ibidem, blz. 54.50 Ibidem, blz. 60.51 Ibidem, blz. 68-6952 Ibidem, blz. 60.53 Ibidem, blz. 61.54 Ibidem, blz. 61.

Page 17: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Varga zag in het Plan van de Arbeid een groot anticommunistisch complot tegen de proletarische revolutie. Als bewijs daarvoor citeerde hij De Mans congresrede dat het Plan niets was, maar de actie vóór het Plan alles. De Man had immers gemerkt dat er zich een sociale laag van werklozen had gevormd die niet meer dezelfde belangen als die van de nog werkenden had. De werklozen zouden daarom naar het communisme overhellen. In Duitsland waren ze inmiddels al naar het nationaalsocialisme overgegaan. Het Plan was dus een manoeuvre om de aandacht van de werklozen en alle ontevredenen over de passiviteit van de partijleiders af te leiden. Varga verwees naar de stakingen in de Borinage in juli 1932. Hij noemde de textielstaking in Verviers, waar de BWP-leiders in februari 1934 de arbeiders nog van de nutteloosheid van staken tijdens een economische crisis hadden pogen te overtuigen.55 De strijd voor het Plan was dus alleen maar schijn en uiteindelijk bedoeld om de strijdwil van de arbeiders te breken.

Het alternatief van de communisten was de vorming van een “eenheidsfront in den strijd tegen het kapitaal”.56 In plaats daarvan pakte De Man uit met een “arbeidsfront” voor het Plan. Volgens Varga stond dat “front van den arbeid” zelfs open voor de “katholieke bisschoppen” en de “kapitalistische uitbuiters, gezworen vijanden van het proletariaat”.57 Strategisch gezien waren volgens Varga de arbeiders en de “arme boeren” de “natuurlijke bondgenoten die het eenheidsfront in den strijd tegen het kapitalisme moeten vormen; de bisschoppen, die leerstoelen in de burgerlijke hoogescholen bezetten, de bankbestuurders, zelfs wanneer zij bij de B.W.P. aangesloten of haar gekozenen in de wetgevende lichamen zijn, maken hoofdzakelijk deel uit van het vijandelijke front. De werkende klasse kan de overwinning niet behalen, wanneer zij klassevijanden in haar partij toelaat en hun besturende posten toevertrouwt”.58

Volgens Varga effende het Plan van de Man de weg naar het fascisme. Deze opmerkelijke stelling ontleende hij aan het feit dat men bevoegdheden van het parlement naar “commissariaten” en raden wilde overhevelen, waarbij de leden van buiten het parlement zouden worden aangetrokken. Dat alles kwam neer op het invoeren van een “sterke staat”.59 Varga citeerde De Man uit zijn rede op het Kerstcongres van 1933 waarin de laatste had beloofd om de “sterke staat” tegen de “geldmuur” in te zetten.60 Volgens Varga was dit niets anders dan het inschakelen van de sterke staat tegen het proletariaat, “een versterking van de diktatuur van de burgerij, een stap naar den fascistischen Staat of den fascistischen Staat zelve. De propaganda van de Man voor den sterken Staat maakt het bed voor het fascisme”.61 Hier vergeleek Varga de actie van De Man expliciet met de tactiek die Hitler in Duitsland had toegepast om aan de macht te komen. Het Plan beloofde immers de nationalisatie van het krediet, zoals Hitler dat ook aan de kleine burgerij had beloofd om met de “slavernij van de woekeraars”62 te breken. Intussen was Hitler een goede vriend van de kapitalisten gebleken en kreeg hij geld van hen. Varga beweerde dat dit ook met De Man het geval was, omdat die voordrachten voor de vertegenwoordigers van de grote zakenwereld hield waarbij hij hen nopens de ware aard van zijn Plan geruststelde. Het ging in De Mans Plan immers niet om een 55 De socialistische vakbeweging had meteen de leiding van de staking genomen, maar die staking ging na vijf maanden strijd verloren. Mieke Claeys-Van Haegendoren, 25 jaar Belgisch Socialisme. Evolutie van de verhouding van de Belgische Werkliedenpartij tot de parlementaire democratie in België van 1914 tot 1940, Antwerpen enz.: Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1967, 334.56 Ibidem, blz. 66-67.57 Ibidem, blz. 67.58 Ibidem, blz. 67-68.59 Ibidem, blz. 71.60 Ibidem, blz. 71.61 Ibidem, blz. 72.62 Ibidem, blz. 72.

Page 18: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

overdracht van “eigendom”, maar van “autoriteit”. Het Plan van de Arbeid wilde niet de winsten aantasten, maar wel de stabiliteit ervan garanderen om zo de crisis, die alle sociale klassen raakte, te overwinnen. “Het is juist hetzelfde, woord voor woord, van hetgene Hitler duizende malen zegde”.63 Kortom, volgens Varga was de “propaganda voor de deelname van de B.W.P. aan een regering op basis van het Plan (…) doortrokken van den fascistischen geest en opent de weg voor de komst van het fascisme in België”.64 Maar wat was dan Varga’s alternatief? Dat kon alleen het omverwerpen van de burgerlijke heerschappij “door den opstand van de massa’s en het vestigen van de diktatuur van het proletariaat”65 zijn. De KPB was nog wel zwak, maar de partij zou uiteindelijk overwinnen “omdat zij alleen de geschiedkundige waarheid vertegenwoordigt en de werkelijke belangen van het proletariaat van België verdedigt, terwijl de B.W.P. de leugen van de klasse-samenwerking vertegenwoordigt en verplicht is deze leugen te dekken door kwakzalverige arglistigheden in den zin van dit koddige plan de Man. (…) De onweerstaanbare radikalisatie van de massa’s, uit de krisis en haar moordende gevolgen spruitende, zal de rest doen”.66

De reactie van De Man

Het was niet de gewoonte van de BWP-leiders om op communistische aanvallen in te gaan.67 Dat was nu beslist anders. De Man schreef in oktober en november 1934 in de partijkrant Le Peuple68 een reeks artikelen waarin hij de door Varga gelanceerde aanvallen probeerde te ontkrachten. Deze artikelen werden daarna in een brochure gebundeld en op ruime schaal verspreid. Tegelijkertijd verscheen nog een brochure van de Oostenrijkse ex-communist Lucien Laurat met hoofdzakelijk zeer persoonlijk getinte aanvallen op Varga.69 De Man70 had het in zijn reactie op Varga vooral over het “lage niveau” van de kritieken die tot dan toe in Le Drapeau Rouge op het Plan waren verschenen. Varga’s brochure zou daar niet boven uitstijgen. Maar waarom dan reageren met een artikelenreeks in Le Peuple en daarna nog eens met twee brochures? Was dat allemaal niet overdreven?

De Man beweerde “des te gewilliger” te willen reageren, omdat hij niet alleen de “onbenulligheid”71 van de argumenten van Varga aan de kaak wilde stellen, maar ook diens schadelijke kritieken wilde bestrijden. De Man: “Maar men signaleerde me dat deze brochure op een zeer grote oplage verspreid tot in socialistische middens, een zekere indruk maakte bij de jongeren, die ongerust of gedesoriënteerd zijn door de problemen die de herstructureringen van de BWP natuurlijk met zich brengt (sic). Welke ook de inhoudelijke kwaliteit is, de brochure van Varga geniet een zeker prestige, enerzijds door de wetenschappelijke titels waarmee de auteur zich tooit, anderzijds door de geleerde indruk, opgewekt door de vele citaten en cijfers, die kwistig over de 70 pagina’s uitgestrooid zijn”.72

63 Ibidem, blz. 73.64 Ibidem, blz. 74.65 Ibidem, blz. 74-75.66 Ibidem, blz. 76.67 Charles Rappoport maakte onder de pakkende kop van “L’homme qui assassina … Karl Marx” in L’Humanité brandhout van De Mans boek Au-delà du marxisme. Hij had in de oorlog De Man in Belgisch uniform als een propagandist van de geallieerde oorlogsinspanningen ontmoet. Daarom was De Man een verrader van Marx. L’Humanité, 5 februari 1928.68 Dat gebeurde op 10, 17, 24 en 31 oktober en 7 en 14 november 1934 in Le Peuple.69 Henri de Man, Le Plan du Travail et les communistes, Brussel: Bureau d’Action pour le Plan, 1935; Lucien Laurat, Le Plan du Travail vu de Moscou, Brussel; Bureau D’Action pour le Plan, 1935.70 Er wordt geciteerd uit de Nederlandse vertaling “Het Plan van de Arbeid en de communisten”, in P. Frantzen, a. w., blz. 383-406.71 Ibidem, blz. 388.72 Ibidem, blz. 388.

Page 19: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Man trok dus de integriteit van Varga en ook het wetenschappelijke gehalte van diens brochure in twijfel. Er zou sprake zijn van een type antisocialistische pamfletten, zoals die “destijds massaal in de kloosters aangemaakt werden” en waarin “nonchalance”, “verminkte of vervalste citaten” en vooral “het belasteren van personen” de discussie over ideeën onmogelijk maakten. “Lasterlijke insinuaties” gingen hier gepaard met een poging om het Plan als “bedrog” af te doen, als een “handig manoeuvre om de arbeiders af te leiden van de strijd tegen de bourgeoisie”, kortom als een poging om de “persoonlijke integriteit” van De Man in twijfel te trekken.73

De Man was vooral over de aantijging gevallen dat hij een “vet betaalde” functie als hoogleraar aan een “bourgeois-universiteit” met die van betaald medewerker van het Bulletin van de Nationale Bank combineerde.74 De Man kende zelf “over heel de wereld” vrij veel communisten – zonder echter hun namen te noemen – die een universitaire leerstoel bezet hielden, “zonder dat Moskou daar iets op aan te merken heeft”.75 Hij herinnerde er aan dat Varga zelf “onder de socialistisch burgerlijke coalitieregering van graaf Karolyi”76 tot professor aan de Universiteit van Budapest was benoemd. Hij voegde er dan in één adem aan toe dat Varga indertijd “tot de rechtervleugel van de Hongaarse sociaal-democratische partij”77 had behoord en dat hij “ultra-reformistische artikels tegen de socialisatie” “in het tijdschrift Sozialismus (sic)” had geschreven. Dat zou Varga echter niet hebben belet om in de brochure de titel van “voormalig professor aan de Universiteit achter zijn naam te plakken”.78 Deze nogal gefrustreerde reactie verraadt ook De Mans preoccupaties. Zowel aan de universiteit van Frankfort als in Brussel had hij enkel maar een cursus gegeven, nooit een leerstoel bezet.

De Man verschijnt in Pontigny (1929)

Inmiddels was De Man in de rol van de enigmatische en allicht ook contactgestoorde79 goeroe gekropen. Hij pretendeerde als een kluizenaar te leven, maar hij verliet wel graag zijn Casa Gulliver te Flims-Waldhaus in het Zwitserse Graubünden voor een lezing of debat elders. Zo gaf hij lezingen voor zowel religieus-socialistische als voor nationaalconservatieve verenigingen. De christelijk-socialistische secten80 (zoals die van de Woodbrookers in Nederland) die hem wel op hun conferenties toelieten, waren echter ongeschikt voor het veroveren van de brede massa. Voorts wantrouwden ze De Man die weigerde om zijn ethisch discours op christelijke grondslagen te vestigen. Voor De Man betekende dit, voorzover het Duitsland betrof, een doodlopend spoor. In het overwegend protestantse Nederland zou hij meer succes kennen met zijn socialisme als cultuurbeweging.

73 Ibidem, blz. 388.74 Ibidem, blz. 389.75 Ibidem, blz. 389.76 Ibidem, blz. 389.77 In tegenstelling tot wat De Man opperde, had Varga tot de linkse strekking in de Hongaarse socialistische partij behoord en had hij altijd vóór nationalisaties gepleit.78 Ibidem, blz. 389.79 Paul-Henri Spaak noteerde later dat De Man het aan mensenkennis ontbrak en dat zijn intellectuele superioriteit hem er blijkbaar had aangezet om de mensen te misprijzen. Paul-Henri Spaak, Combats inachevés, Parijs: Fayard, 1969, deel 1, blz. 25.80 Zo verscheen De Man op het congres van de christensocialisten in het Zwitserse Le Locle in augustus 1928. Émile Durand, “Les idées morales dans le Socialisme. Rapport présenté au Congrès du Locle, août 1928”, in L’espoir du monde. Organe des Socialistes chrétiens de langue française, jg. 22, nr. 2, februari 1929, blz. 25-33.

Page 20: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Mans vertaalster Alice Pels staat uiterst rechts op de foto.

Doordat De Man zijn boeken in Duitsland publiceerde, lag het niet voor de hand dat hij ook elders in Europa met zijn herziening van het marxisme aanhang kon verwerven. Daarvoor waren eerst vertalingen nodig. Eerst België en Frankrijk veroveren genoot alle prioriteit. In Brussel kon hij op de onvoorwaardelijke steun én bewondering van Alice Pels rekenen. Zij was bereid om zijn Zur Psychologie des Sozialismus te vertalen. In de lente van 1927 werd de vertaling door L’Églantine in Brussel gepubliceerd met als titel Au-delà du marxisme. Het was niet meteen een groot boekhandelssucces.81 De socialistische pers reageerde negatief.82 Alleen René Jadot was in zijn recensie onverdeeld gelukkig. Hij sprak over “le socialisme vivant”.83 De lezingen die hij naar aanleiding van het verschijnen van de vertaling hield, werden kil ontvangen.84

Vooral de steun van Alice Pels moet in die periode voor De Man van cruciaal belang zijn geweest. Over wat de werkelijke inhoud van die relatie was, is tot op heden weinig bekend. Maar zij sprak De Man in haar brieven wel steevast als “Cher Mahatma” aan en ondertekende altijd met Alci. Alice Pels koesterde een speciale bewondering voor haar goeroe. Hoe anders 81 Tot en met juli 1927 werden er 670 exemplaren van verkocht. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 146, brief d.d. 4 augustus 1927 van De Wilde Roos/L’Églantine aan De Man verblijvende aan de Paasheuvel te Vierhouten.82 Zie de afkeurende reactie van Spaak in La Bataille socialiste, jg. 1, nr. 16, 10 juli 1927; Y. Dusser ‘Henri de Man, critique du Marxisme’, in L’Ami du Borinage et de l’Arrondissement de Mons, 10-11 mei 1927; Benoît Bouche, ‘L’éducation de la classe ouvrière; Pseudo-embourgeoisement’, in Le Peuple, 25 mei 1927; Isi Delvigne, ‚Au de là du Marxisme, réplique à Henri de Man’, in Le Travail, 16 april 1928.83 René Jadot, ‘“Le socialisme vivant”, Au delà du marxisme de H. Henri de Man’, in L’Éveil Universitaire, mei 1927.84 De Man hield een lezing voor Groupement universitaire des Études sociales te Brussel in aanwezigheid van o.a. rector (ULB) Maurice Ansiaux, Léon Delsinne, Henri Disière, Arthur Jauniaux, Arthur Wauters, enz. Over “la crise du socialisme”. In zijn beknopt verslag noteerde de journalist: “Il (De Man) considère que le marxisme est une idéologie qui ne répond plus aux nécessités de la psychologie ouvrière”. Zie ongedateerd knipsel uit Le Peuple. IISG, Amsterdam, Arhief Hendrik de Man, map 246.

Page 21: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

zou men haar brief van 31 mei 1927 aan De Man kunnen interpreteren? Die eindigt met het lyrisch klinkende aanbod: “Je me réjouis de vous revoir et vous invite au nombre de repas que vous voudrez. Si vous avertissez à temps, on mettra les petits plats dans les grands. (Je sais, moi, ce qu’il faut au Gandhi européen!). Hélène Denis vous invite également à diner.” Max Buset, die wat correctiewerk had gedaan, zorgde toen al voor veel organisatorische ondersteuning voor de promotiecampagne.85 Dat zou hij ongeveer tien jaar lang volhouden.

In Frankrijk lagen de zaken nog moeilijker. In de BWP had De Man enige steun gekregen van enkele jongeren en leden van de Centrale voor Arbeidersopvoeding. Die organisatorische steun ontbrak in Frankrijk vooralsnog compleet. Léon Blum en de marxisten in de SFIO werkten hem tegen. Léon Blum had het verzoek van De Man uit de zomer 1927 om in Parijs een debat rond zijn boek te organiseren, daarna gemakshalve naar Georges Lefranc doorgeschoven. Lefranc studeerde toen nog aan de École Normale Supérieure en hij was daarbij de stichter van de Groupe d’études socialistes. Lefranc kende overigens De Mans boek al.86 Claude Lévi-Strauss studeerde toen aan de Sorbonne en was met de situatie in de BWP ook goed bekend doordat hij o. a. bevriend was met Arthur Wauters. Lévi-Strauss regelde daarna met De Man alle praktische zaken in verband met het tijdstip en de vorm van de conferentie. Ook hoopte hij uit de mond van De Man een uitweg uit de uitzichtloze doctrinaire crisis te vernemen.87 Daarmee waren de problemen nog niet opgelost. In een brief88

van Lévi-Strauss vernam De Man dat er intussen ook nog allerlei praktische en politieke bezwaren tegen zijn komst waren gerezen.

In een nogal kruiperige brief van 8 januari 1928 aan De Man vertelde Claude Lévi-Strauss hoe de zaken er voor stonden:

“Citoyen,

Excusez-moi d’avoir tant tardé à vous tenir au courant de l’organisation de votre conférence. Mais nous nous sommes heurtés à de nombreuses difficultés, que nous soupçonnions peu et qui nous ont tristement éclairés sur l’esprit conservateur et sectaire d’une bonne partie du socialisme français. Je vous avais dit que le Groupe d’Études Socialistes des E.N.S. ne pouvait, étant donné la date convenue, organiser officiellement votre conference. Nous avons pensé que le meilleur moyen de donner à cette dernière toute l’ampleur désirable serait de la rendre publique, et de la placer sous le patronage des divers groupements intellectuels d’études socialistes: Groupe des Étudiants socialistes – Nouvelle Revue Socialiste – Vie Socialiste. La Vie Socialiste seule a accepté – avec enthousiasme, il faut le dire – notre proposition. La Nouvelle Revue s’est refusée formellement, à aider à la diffusion de vos idées.

85 Max Buset schreef aan De Man na publicatie van deze vertaling: “J’aurais voulu pouvoir faire mieux, pour améliorer la tenue littéraire de la traduction française, que quelques retouches de détail que j’ai apportés. Mais vous vous rendez certainement compte que la tâche n’était pas aisée. Votre style, dont j’admire par ailleurs la forte concision et l’exacte propriété des termes, est tellement compact, qu’il ne serait généralement possible d’aérer vos phrases qu’en les soumettant à une traduction libre. Ce n’était pas possible, vous y étiez vous-même opposé – en quoi je pense que vous avez eu raison –, et dans ces conditions, il ne me restait plus qu’à gratter de-ci de-là une incorrection qu’il fût possible d’enlever sans briser l’unité du style. Ainsi, est-il généreux de votre part de me remercier pour le peu que j’ai pu faire, et qui pourrait se comparer à quelques coups de plumeau sur un mobilier.” Brief Buset d. d. 2 juni 1927 aan De Man. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 246.86 Brief van Georges Lefranc uit Alençon, 29 juli 1927, aan Hendrik de Man. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253.87 Brief van Lévi-Strauss aan De Man d. d. 17 oktober 1927 namens de Groupe d’Études Socialistes des Écoles Normales Supérieures. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253.88 Brief van Lévi-Strauss uit Parijs aan De Man d. d. 16 december 1927. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253.

Page 22: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Pour obtenir le concours, essentiel, des Étudiants socialistes, nous avons dû accepter de rendre votre conférence non publique, et de réserver l’entrée aux members des organisations socialistes. Ainsi, nous avons appris que le marxisme est une doctrine sacro-sainte, dans notre parti, et que pour étudier des théories qui s’en éloignent, il faut s’enfermer bien fort, afin que nul de l’extérieur ne le sache ... Enfin, par un dernier hazard malheureux, il a été impossible de trouver une salle de réunion au Quartier Latin – Mais cela n’a qu’une importance très secondaire, puisque la conférence ne doit être publique.Si vous n’y voyez pas d’inconvénient, votre conférence sur “Socialisme et Marxisme” aura donc lieu le Lundi 23 Janvier, à 20h30, à la salle de l’Union des Coopérateurs, 29 Boulevard du Temple, sous le patronage du Groupe des Étudiants Socialistes, et de la Vie Socialiste, sous la présidence, espérons-nous, d’un éminent camarade du Parti Socialiste: je suis en train de pressentir Léon Blum, qui probablement ne pourra accepter, et Pierre Renaudel, qui a pour votre ouvrage une très vive admiration.Enfin, nos camarades de la Vie Socialiste seront très heureux, si vous ne voyez pas d’objection à ce qu’ils fassent sténographier votre conférence, pour la publier dans leur revue.Lors de votre venue à Paris, je me tiendrai à votre entière disposition pour vous donner tous les autres renseignements que [vous] pouvez désirer sur le caractère de la révision, le public, etc …Et, en dernier lieu, je vous demanderai de nous excuser si tout ne répond pas à votre désir. Nous sommes quelques uns pour qui “Au delà du marxisme” a été une véritable révélation, quelques autres qui, tout en étant opposés à vos idées, estiment qu’il les faut sérieusement étudier. Nous avons donné tout notre effort pour que votre conférence atteigne tous les milieux politiques intellectuels, tous les jeunes; nous nous sommes heurtés à des résistances si fortes que nous n’avons pu y parvenir totalement.Veuillez agréer, je vous prie, Citoyen, l’assurance de mes très respectueux sentiments. Et de ma très vive admiration.”89

Lévi-Strauss regelde het treinbiljet voor De Man naar Parijs. Hij meldde hem wel dat Léon Blum, “après de longues hésitations, vient de refuser de présider votre conférence; il lui eût été d’ailleurs très difficile de faire autrement étant donné son rôle de porte-parole officiel du parti. J’espère que le citoyen Renaudel acceptera de le remplacer.”90

De conferentie ging tenslotte op 23 januari 1928 in de Union des Coopérateurs door, met als thema Socialisme et marxisme en met Pierre Renaudel91 als voorzitter. Lévi-Strauss, die de conferentie niet kon bijwonen, getuigde daarna in een brief van 31 januari 1928 aan De Man, dat de weerklank ervan enorm was geweest. “Grâce à vous, les doctrines socialistes sortent enfin de leur long sommeil”.92 Voorts wees hij op het feit dat de communisten hem nu “vivement” aanvielen en ook dat de fascisten (Georges Valois en Gustave Hervé) hem loofden. Lévi-Strauss wist dat de rechtsen in de SFIO volledig op de hand van De Man waren, maar hij vond die steun maar tendentieus, daar ze in De Man slechts een nieuwe Jaurès meenden te ontwaren. De marxisten zagen in hem liever een nieuwe Bernstein. Lévi-Strauss dacht dat noch de enen, noch de anderen snapten wat De Man voor nieuws te bieden had. Lévi-Strauss bleef hoopvol: “Les discussions ne font que commencer; ce regain d’activité

89 Brief van Claude Lévi-Strauss aan Hendrik de Man d. d. 8 januari, IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253. 90 Postkaart van Claude Lévi-Strauss aan De Man d. d. 12 januari 1928. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253.91 Pierre Renaudel (1871-1935) was van oorsprong veearts. Hij zou zich in 1933 met een aantal reformistische parlementsleden van de SFIO afscheuren.92 Brief van Claude Lévi-Strauss aan Hendrik de Man d. d. 31 januari 1928. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 253.

Page 23: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

intellectuelle que le Parti connaît grâce à vous est d’autant plus remarquable, à une date si rapprochée des élections.”93

In een brief d. d. 27 februari 1928 liet Lévi-Strauss aan De Man weten dat een verslag van de conferentie in La Vie Socialiste zou verschijnen.94 Tekenend is wel dat Lévi-Strauss daarna tot de stichtende leden van de door Georges en Émilie Lefranc opgerichte groep Révolution constructive95 zal behoren, een gezelschap waartoe men ook Maurice en Suzanne Deixonne96, Guy Mollet97, Pierre Boivin98 en Robert Marjolin99 moet rekenen. Rond deze groep zweefden nog Jules Moch100, André Philip101 en Charles Spinasse,102 jongeren die met hun ideeën over economische rationalisaties onder socialistische leiding, in de buurt van het “planisme” van De Man kwamen.

Die moeizame start in Parijs had ongetwijfeld met de nogal gebrekkige Franse vertaling door Alice Pels en Max Buset te maken en ook met het feit dat L´Églantine weinig propaganda voor het boek had gemaakt. André Philip had in 1928 wel al met een besprekingsboek103 van De Mans Au-delà du marxisme gereageerd, maar alsnog met weinig effectief resultaat. Pas toen De Mans boek in 1929 in een herziene Franse vertaling in Parijs bij Alcan werd gepubliceerd, kreeg zijn revisieverhaal van het marxisme meer weerklank.104 Het resultaat was dat De Man nog tijdens dat publicatiejaar werd uitgenodigd om op de befaamde “decades” te komen spreken die Paul Desjardins ’s zomers te Pontigny105 organiseerde. Hoewel Desjardins katholiek was, toch stond hij open voor vrijwel alles wat de gevestigde waarden in vraag kon stellen. Hij ging er als cultuurpaus zelfs prat op dat hij in dezelfde klas als Jean Jaurès en Henri Bergson op de schoolbanken had gezeten en dat hij ook op goede voet stond met culturele smaakmakers als André Gide, Léon Brunschvicg, André Siegfried, Nicolas Berdjajev, Ramón Fernández, Roger Martin du Gard, André Malraux, enz. Zijn “tiendaagsen”

93 Idem.94 De Man had hem nog andere zaken gevraagd, zoals het aan hem toezenden van een artikel van Jean Longuet en de reactie van de Angelsaksische landen t. a. v. zijn stellingen in “Marxisme et socialisme”. Idem.95 Stéphane Clouet, De la révolution à l’utopie socialistes: révolution constructive, un groupe d’intellectuels socialistes des années 1930, Nancy: Presses Universitaires de Nancy, 1991.96 Maurice Deixonne (1904-1987) studeerde aan de École Normale Supérieure. Hij ging over naar Marceau Pivert en diens La Gauche révolutionnaire.97 Guy Mollet. Un camarade en république, B. Ménager, Ph. Ratte, J. L. Thiébault, R. Vandenbussche, C. M. Walton Leducq éditeurs, Rijssel: Presses Universitaires de Lille, 1987.98 Hij studeerde aan de École Nationale Supérieure. Hij werd minister in de regering van het Volksfront.99 Robert Marjolin, Le travail d’une vie. Mémoires 1911-1986, Préface de Raymond Barre, Parijs: Robert Laffont, 1986. 100 Een polytechnicien en advocaat die in 1931 voorstelde de spoorwegen te rationaliseren.101 Een propagandist van Hendrik de Man.102 Minister in de regering van het Volksfront en “planist”.103 André Philip, Henri de Man et la crise doctrinale du socialisme, Parijs: J. Gamber, 1928.104 Zoals gebruikelijk liet De Man ook exemplaren aan de pers en aan beroemdheden geworden. Romain Rolland bedankte in een brief (Villeneuve, 9 juni 1927); idem voor de theoloog Marc Sangnier, Albert Thomas (Genève, 10 mei 1927), de economisch historicus en Marx-criticus Henri Sée (1864-1934) uit Rennes. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 146.105 De abdij te Pontigny was een pronkstuk van vroeg-gothische kloosterbouwkunde. Zie Georges Fontaine, Pontigny. Abbaye cistercienne, Parijs: Librairie Ernest Leroux, 1928. Het complex was in handen gekomen van de filosoof, leraar en publicist (in La Revue bleue en Le Figaro) Paul Desjardins (1859-1940) die er in de zomer telken jare drie tiendaagse conferenties (les Décades de Pontigny) organiseerde. Vogels van zeer verschillend pluimage kwamen hier op af. Walter Benjamin was er in 1936 te gast. Brief van Benjamin aan Max Horkheimer, Parijs 27 juli 1936. Walter Benjamin. Gesammelte Briefe, deel V, 1935-1937, Christoph Gödde en Henri Lonitz (red.), Frankfort: Suhrkamp, 1999, blz. 342-343. Michel Brélaz meent te weten dat De Man er voor het eerst Harry von Craushaar in 1929 heeft ontmoet. Michel Brélaz, Léopold III et Henri de Man, Genève: Éditions des Antipodes, 1988, blz. 168; Hendrik de Man, Gegen den Strom. Memoiren eines europäischen Sozialisten, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1953, blz. 263.

Page 24: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

te Pontigny waren dan ook bedoeld om die Parijse intellectuele elite rond interessante thema’s samen te brengen om zo de discussie op scherp te zetten. Desjardins gold toen als een soort makelaar van ideeën die toen in Parijs in de mode waren. In de woorden van Raymond Aron bezette Desjardins zelfs “le centre, le foyer de la compagnie. Tous les autres ne se lassaient pas d’admirer (à tous les sens du mot) l’art, mêlé de sincérité et de comédie, qu’il mettait dans ses relations avec les autres et avec lui-même”.106

De burgerlijke cultuur vormde het thema van de sociale decade in 1929.107 Paul Desjardins had zich inmiddels het bij Alcan in Parijs hervertaalde Au-delà du marxisme aangeschaft. Hij was bij de lectuur erg onder de indruk van dit boek gekomen, zodat hij De Man vroeg om als inleider naar Pontigny te komen zonder voor het tiendaagse verblijf de gebruikelijke 600 Franse franken te hoeven betalen.108 Het beloofde een mooie bijeenkomst te worden, want Desjardins109 had ook al Henri Pirenne110 gevraagd. Maar die zegde uiteindelijk af. Andere beoogde deelnemers, zoals Albert Thomas, Émile Vandervelde, Charles Spinasse en Jean-Richard Bloch, hadden al beleefd geweigerd.111 Zelfs Emmanuel Berl had zich verontschuldigd. Ten slotte moest Desjardins het met slechts twee andere belangrijke sprekers, nl. Jean Guéhenno112 en de rumoerige Georges Valois doen. Valois had in 1927 de Action française en het fascisme van Mussolini de rug toegekeerd en hij was daarna naar de “republiek” teruggekeerd. Voor De Man was Valois een interessante gesprekspartner omdat hij een sympathisant was. Zo schreef hij nog tijdens die decade te Pontigny een vertrouwelijke brief aan De Man waarin hij waarschuwde voor al deze Franse intellectuelen “attachés à la culture bourgeoise et tout à fait étrangers à la production et à la vie syndicale”. Hij meende ook dat “on tend à se servir de vos thèses pour essayer de pousser le socialisme hors de ses conditions de réalisation économique sur un plan culturel et moral”.113

Van Jean Guéhenno was inmiddels al bekend wat hij over De Mans Au-delà du marxisme dacht. Men kan dat het beste samenvatten met dit citaat uit zijn boekbespreking: “Le marxisme que M. de Man prétend dépasser n’est qu’une méthode de l’esprit humain pour expliquer et vaincre la puissance des choses. On ne dépasse que ce qu’on remplace”.114

106 Raymond Aron, Mémoires. 50 ans de réflexion politique, Parijs: Julliard, 1983, blz. 77.107 Deze decade had als titel Le procès de la bourgeoisie devant la classe ouvrière en duurde van 10 tot 20 augustus 1929.108 Brief van Desjardins aan De Man d. d. 12 mei 1929, waarin Desjardins De Man meedeelt dat het aan hem toegekende onderwerp “les Bourgeoisies occidentales dans le mythe marxiste” zou zijn en dat hij inmiddels ook al de kritieken van André Philip, William James en Ernest Mahaim had gelezen; zie ook de postkaart van Desjardins aan De Man d. d. 5 juli 1929. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 279.109 Paul Desjardins had voor deze decade een nogal pretentieus raamwerk opgesteld. Henri Pirenne zou het uitgangspunt zijn voor een debat over de bourgeoisie in de middeleeuwen. Voorts kon men de werken van Werner Sombart, ook diens controversiële boek over de joden gebruiken. Met als tegengewicht het boek van Martin Buber Vom Geist des Judentums. René Maurier zou als uitgangspunt dienen voor het thema van de bourgeoisie als klasse. Jean Guéhenno kon zijn pas verschenen boek Caliban parle toelichten en ten slotte was er nog de uit Berlijn afkomstige Bernard Groethuysen (1880-1946) die zijn boek over de bourgeoisie wilde presenteren.110 Henri Pirenne had op 30 mei 1919 Hendrik de Man aan de Universiteit van Gent aan zijn Belgische doctorstitel geholpen. 111 François Chaubet, Paul Desjardins et les Décades de Pontigny, Villeneuve-d’Ascq: Presses Universitaires du Septentrion, 2000, blz. 192.112 De Bretonse schoenmakerszoon Jean Guéhenno (1890-1978) had het jaar voordien bij Grasset het geruchtmakende boek Caliban parle gepubliceerd.113 Brief van Georges Valois aan De Man d. d. 18 augustus op papier met het briefhoofd van de Librairie Valois in Parijs. ISSG, Amsterdam, Archief De Man, map 279.114 Jean Guéhenno, bespreking in Europe, nr. 79, juli 1929, blz. 459.

Page 25: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Na de mislukking van de conferentie van christensocialisten te Heppenheim in 1928,115 hoopte De Man eindelijk, “en raison du tropisme modernisateur des Décades”,116 weer een interessant publiek te hebben gevonden. Het was, zo moet hij hebben gedacht, een kwestie van epateren. Hij pakte dan ook, met de hulp van Desjardins, bij zijn presentatie graag uit met zijn avontuurlijke levensloop,117 zijn kluizenaarsbestaan118 en zijn mogelijk adellijke Antwerpse afkomst. Desjardins119 bracht hem als l’homme voor het voetlicht, als de polyglot120 die als een soort Mozes van zijn berg in Zwitserland was neergedaald. Zijn ethisch socialisme stond immers borg voor een nieuw universalisme.

Na Pontigny nam Georges Valois de gelegenheid zelfs te baat om met de hulp van Arturo Labriola121 een themanummer van zijn Cahiers bleus aan De Man te besteden. Maar onverdeelde lof oogstte De Man niet. Zo plaatste Labriola vernietigende kanttekeningen bij De Mans vermeende overwinning van het marxisme: “Il y en a d’autres qui se plaçant au delà du marxisme prétendent rester encore socialistes. Or le marxisme est une vérité partielle, mais il est tout le socialisme. Qui donc douterait que se placer au delà du marxisme, c’est se placer au delà du socialisme?”122 Zowel le Grand Orient als Paul Desjardins bemoeiden er zich daarna mee om voor De Man een lezing te organiseren.123 Het hielp De Man aan een zekere bekendheid. Zijn boek werd nu ook her en der besproken. Raymond Aron124 had het in zijn lange bespreking van Au-delà du marxisme allicht nog bij het rechte eind ook: “Si le socialisme se veut moralité nouvelle, il doit se révéler efficace dès aujourd’hui, en rendant meilleurs les hommes qu’il anime. C’est-à-dire plus heureux et plus vertueux. Dès

115 IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 265-266. De Man was slechts in extremis toegelaten tot de conferentie te Heppenheim die aanvankelijk in het Schloß Brühl, maar dan in het Park-Hotel “Halber Mond” te Heppenheim zou doorgaan. De Man werd als extra spreker aan de lijst toegevoegd. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik De Man, map 261.116 Chaubet, a. w., blz. 195.117 “Noblesse anversoise”, aldus Desjardins in zijn dagboek. Zie Paul Desjardins, “Textes intimes”, in Anne Heurgon-Desjardins, Paul Desjardins et les Décades de Pontigny. Études, témoignages et documents inédits, Parijs: Presses Universitaires de France, 1964, blz. 303. Paul Desjardins voerde bij deze gelegenheid ook een niet van ironie gespeende show op door ter ere van De Man de eerste verzen van het gedicht Les Conquérants van Charles Vildrac voor te dragen: “Voici le cavalier sans cheval. Mais qui le verra passer dira bien que c’est un chevalier ...”. Georges Lefranc in ibidem, blz. 218.118 Op de decade te Pontigny van 1929 liet hij zich bijvoorbeeld door Desjardins aldus aankondigen: “L’auteur quittera dix jours son ermitage alpestre pour se mettre en contact, à Pontigny, avec quelques uns de ceux qui, en France, veulent sincèrement être peuple”. Geciteerd in Chaubet, a. w., blz. 190.119 De Man verscheen ook in 1932 te Pontigny voor de tweede decade van 28 augustus tot 7 september 1932 die ging over De la transmission des valeurs. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 338.120 Zijn perfecte beheersing van het Nederlands, Frans, Engels en Duits was tegelijk een troef én een handicap. In de BWP werd hij immers door partijleiders als Émile Vandervelde en Louis de Brouckère bij hun contacten met vooral Duitse sociaaldemocraten graag als tolk “gebruikt”. Dat was zo tijdens het crisisberaad in Parijs aan de vooravond van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Bij de rondreis van Vandervelde en de Brouckère in Rusland in 1917 kwam zijn talenkennis ook erg van pas. 121 Arturo Labriola (1873-1959) was een revolutionair syndicalist en later minister van Arbeid in de regering van Giovanni Giolitti (1920). Als tegenstander van het fascisme ontvluchtte hij Italië na het aan de macht komen van Mussolini.122 Arturo Labriola, “Le Marxisme en tant que doctrine synthétique du socialisme”, Cahiers bleus pour la république syndicale. Organe hebdomadaire de culture générale et d’organisation, 19 april 1930, nr. 5, blz. 14.123 Paul Desjardins nodigde De Man uit om in het begin van 1930 te Parijs voor zijn Union pour la Vérité een lezing te houden. Op 25 maart 1930 was er met Marcel Déat, Charles Rappoport en Hendrik de Man een conferentie over het socialisme in La Salle du Grand Orient te Parijs gepland, waarbij Déat voor een samenwerking met de kleine burgerij pleitte en Rappoport op zijn marxistisch standpunt bleef staan. Het verslag van het debat verscheen in Monde. Knipsel uit Monde en brief van Paul Desjardins aan Hendrik de Man d. d. 17 maart 1930. IISG Amsterdam, Archief De Man, mappen 259 en 286-289. 124 Evenals Jean-Paul Sartre was ook Raymond Aron een bekende te Pontigny.

Page 26: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

aujourd’hui le socialisme doit exiger bien plus qu’une amélioration matérielle du sort des ouvriers”.125 Aron zou daarna wel geen demanist worden.

De Man aan de universiteit van Frankfort

In de vroege herfst van 1929 moest De Man wegens zijn scheiding met Lily Reinemund zijn “kluizenaarsbestaan” in de Zwitserse bergen opgeven en naar betaald werk uitzien. Dat was een tegenvaller van formaat. Eerst vond hij een kortstondig onderkomen in Heidelberg en daarna werd hij op voorspraak van de theoloog Paul Tillich docent sociale psychologie aan de universiteit van Frankfort. Bij de SPD hoefde hij niet meer aan te kloppen na zijn “revisie” van het marxisme en zijn felle polemiek met Karl Kautsky.126 Behalve enkele jonge randfiguren wilde niemand het in de SPD nog voor hem opnemen. Zelfs een bekende revisionist als Conrad Schmidt127 sneerde hem in 1930 nog toe: “Man stößt in diesen Auslassungen neben Bemangelungen, die sich gegen das Fehlen einer schärfern Bestimmtheit der sogenannten materialistischen Geschichtsauffassung richten und die nicht ohne weiteres von der Hand zu weisen sind, doch auch vielfach auf Behauptungen, die den Kenners der Marxschen Gedankenwelt geradezu parodisch anmuten”.128

In Frankfort bleef De Man eerder een marginale figuur. Hij hoorde, wonderbaarlijk gezien, eigenlijk nergens bij. Menselijke en wetenschappelijke contacten waren eerder zeldzaam.129 Bij het Institut für Sozialforschung aan de Viktoria-Allee 17 in Frankfort was hij eind juni 1929 wel op uitnodiging van Friedrich Pollock op een discussieavond van de Gesellschaft für Sozialforschung130 gevraagd, maar dat betekende geenszins het begin van een samenwerking.131 Theodor W. Adorno zou later beweren dat De Man aan de universiteit een “sociologische eenzaat” was geweest.132 Allicht vond men hem maar een eclecticus die weinig of niets aan de bestaande kennis had toe te voegen. Misschien werd hij als een vulgarisator beschouwd, die zijn kennis uit boekbesprekingen vergaarde.133 Zo nam Erich Fromm De Man

125 Bespreking gepubliceerd in Libres propos (Journal d’Alain), jg. 5, nr. 1, januari 1931, blz. 47.126 Karl Kautsky, “De Man als Lehrer”, in Die Gesellschaft, jg. 4, nr. 1, 1927, blz. 62-77. Publicatie van een lang weerwoord van De Man werd door de redactie afgewezen en die reactie werd daarna bij Diederichs als boek uitgegeven. Hendrik de Man, Antwort an Kautsky, Jena: Diederichs, 1927. Zie over deze affaire de brief d. d. 31 januari 1927 van Hendrik de Man aan August Rathman van de Schriften zur Zeit van Dietz Verlag. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 236.127 Conrad Schmidt (1863-1932) was de broer van Käthe Kollwitz en één van de leidende revisionisten in de SPD. Dimitrij Owetschkin, Conrad Schmidt, der Revisionismus und die sozialdemokratische Theorie. Zur theoretischen Entwicklung der Sozialdemokratie vor 1914, Essen: Klartext Verlag, 2003.128 Conrad Schmidt, in de rubriek Sozialwissenschaften, in Sozialistische Monatshefte, december 1930, blz. 1274.129 Hij behoorde wel tot de redactie van de Neue Blätter für den Sozialismus (1930-1933) die in Frankfort vergaderde. Daar behoorden toen, behalve De Man, o. a. Paul Tillich, Adolf Löwe, Theodor Haubach en de houtbewerker August Rathmann bij. August Rathmann, “Tillich als religiöser Sozialist”, in Paul Tillich, Impressionen und Reflexionen. Ein Lebensbild in Aufsätzen, Reden und Stellungnahmen, in Gesammelte Werke, deel 13, Stuttgart: Evangelisches Verlagswerk, 1972, blz. 564-568.130 Zijn medediscussianten waren o. a. Max Horkheimer, Paul Tillich, Heinz Langerhans, Friedrich Pollock, Franz Borkenau en de niet nader te traceren Kettmann, Katz en Weinberg (misschien Carl von Weinberg).131 Het debat leverde De Man toch nog een vergoeding van 100 Reichsmark op. Brief van Pollock aan De Man, d. d. 1 juli 1929, Archief De Man, IISG, Amsterdam, map 273.132 Theodor W. Adorno, Mimima Moralia. Reflexionen aus den beschädigten Leben, in Gesammelte Schriften (deel 4), Frankfort: Suhrkamp 1980, blz. 174.133 Zo zou men de opmerking van Lode Hancké kunnen interpreteren over De Mans manie om boekbesprekingen uit vooral The New Statesman te verzamelen. Lode Hancké, “De Man en de socialistische idee”, in Hendrik de Man. Persoon en ideeën, deel 3, De socialistische idee, Antwerpen en Amsterdam: Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1975, blz. 16.

Page 27: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

als sociaal-psycholoog zelfs niet eens ernstig.134 De Man kan men zeker niet met de befaamde Frankfurter Schule in verband brengen.135 Hij hoorde er gewoon niet bij.136

Hendrik de Man was, toen hij in de herfst van 1929 te Frankfort aankwam, nog steeds wanhopig op zoek naar een breder publiek. Zo waren zijn plannen met de religieus-socialisten al meteen op niets uitgelopen. Hoewel De Man tijdens de conferentie van christensocialisten te Heppenheim in 1928 niet alleen met Hugo Sinzheimer137, maar ook met Paul Tillich in contact was gekomen, zou hij beiden in Frankfort niet of nauwelijks frequenteren.138 Het klikte blijkbaar niet met hen. Vooral de kille relatie tussen Tillich en De Man mag verbazen. Er moet onmiskenbaar sprake zijn van onderlinge irritatie. Zo ruimde Tillich139 voor De Man nauwelijks een definieerbare plaats in zijn werk in.140 Ook moet De Man zich gekwetst hebben gevoeld, omdat Tillichs bespreking van zijn Zur Psychologie des Sozialismus voor hem niet onverdeeld positief was uitgevallen. Er gaapte tussen beide mannen blijkbaar een té grote intellectuele kloof om zo maar te worden overbrugd. Tillich, die meende dat hij zich op het grensgebied van idealisme en materialisme bewoog141, poneerde dat het “geschichtsbewußte Denken, daß Marx von Hegel übernommen und ins Realistische umgebildet hat”, niet verloren mocht gaan “zugunsten rationalistischer oder voluntaristischer Geschichtslosigkeit. Die ontologische Tiefenschicht, aus der heraus Marx das Zeitalter des Kapitalismus deutet, darf nicht verlassen werden zugunsten einer psychologischen Oberflächenschicht. Die Universalität der Marxschen Sinndeutung der Zeit darf nicht verengt werden zugunsten einer Beschränkung auf den Wirtschaftskampf des Industriearbeiters. Das Schickalsbewußtsein, aus dem Marx und der Marxismus Kraft geschöpft haben, darf nicht verwandelt werden in ein Auseinander von abstrakter Idealsetzung und empirischer Gegenwartserkenntnis. Der Geist der Prophetie in Marx darf dem Sozialismus nicht verlorengehen”.142 Voorts wilde Tillich de intellectuele traditie van Centraal-Europa niet voor die van West-Europa opgeven. “Und wir glauben, gerade damit, daß wir uns nicht einfach den westlichen Denkformen verschreiben, der sozialistischen Bewegung den Dienst zu leisten, der uns gemäß und darum fruchtbar ist”.143

134 Erich Fromm maakte brandhout van De Mans opvatting als zou de materialistische geschiedopvatting een economistische psychologie zijn. Erich Fromm, “Über Methode und Aufgabe einer analytischen Sozialpsychologie”, in Zeitschrift für Sozialforschung, jg. 1, nr. 1, 1932, blz. 28-54.135 Zoals sommige historici wel doen, zie Rolf Wiggershaus, The Frankfurt School. Its History, Theories and Political Significance, Oxford: Polity Press, 2007, blz. 110.136 Onthullend is dat De Man zelf voor het geven van een lezing over zijn studie van de Parijse manuscripten van Marx had moeten solliciteren (gepubliceerd door De Man als “Der neu entdeckte Marx”, in Der Kampf, jg. 25, nr. 6, 1932, pp. 267-277). De Man schreef daarvoor op 15 april 1932 een brief aan Max Horkheimer, maar het antwoord kwam van Friedrich Pollock die hem Henryk Grossmann als leider van de discussie op 27 mei 1932 aanwees. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 336.137 Zie briefwisseling tussen De Man en Sinzheimer. IISG, Amsterdam, Archief Hendrik de Man, map 261.138 De naam van Hendrik de Man komt niet voor in de kring die toen rond de Tillichs in Frankfort zwermde. Hannah Tillich, From Time to Time, New York: Stein and Day, 1974.139 Kersten Oschmann, Über Hendrik de Man. Marxismus, Plansozialismus und Kollaboration. Ein Grenzgänger in der Zwischenkriegszeit. Inaugural-Dissertation zur Erlangen der Doktorwürde der Philisophischen Fakultäten der Albert-Ludwigs-Universität zu Freiburg i. Br., 1986, blz. 328.140 Brian Donnelly, The Socialist Émigré: Marxism and the Late Tillich, Macon (Georgia): Mercer University Press, 2003.141 “... idealistisch, wie viele Marxisten, materialistisch, wie viele Idealisten sagen werden, in Wirklichkeit auf der Grenze von beiden.” Paul Tillich, “Auf der Grenze”, in Begegnungen. Paul Tillich über sich selbst und andere, in Gesammelte Werke, deel 12, Stuttgart: Evangelisches Verlagswerk, blz. 53.142 Paul Tillich, “Zur Psychologie des Sozialismus. Zum gleichnamigen Buch von Hendrik de Man”, in Blätter für Religiösen Sozialismus, jg. 8, 1927, blz. 21-25, geciteerd naar Paul Tillich. Ibidem, blz. 242-243.143 Ibidem, blz. 243.

Page 28: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Ook al had De Man zijn voorwoord bij Zur Psychologie des Sozialismus opgesmukt met het Nietzsche-citaat “Schreibe mit Blut – und du wirst erfahren daß Blut Geist ist”, toch kon hij hiermee zijn Duits publiek niet helemaal overtuigen. Zijn sociologische werkwijze was immers uitgesproken Angelsaksisch.144 Het begrippenapparaat was weinig gedefinieerd. Dat moet sommigen vooral in zijn boek over de arbeidsvreugde zijn opgevallen.145 De autobiografische passages en de willekeurige waarnemingen deden ernstig afbreuk aan het wetenschappelijk gehalte van zijn Zur Psychologie des Sozialismus. Hoewel hij naar Gustave Le Bon, Robert Michels en Gabriel Tarde verwees, was dat eerder lukraak. De instinctentheorie van William McDougall was in haar getransformeerde vorm betwistbaar.146 Kortom, De Man kon voor velen geen wetenschapper in de strikte zin van het woord zijn en nog minder een psycholoog. Paul Reiwald.147 Onthullend is de appreciatie van deze laatste: “Man braucht nicht Freud und Ferenczy gelesen zu haben, um zu wissen, daß die Führerauslese auf einem ähnlichen Vorgang der Identifizierung des Ich mit einem Ich-Ideal beruht, wie sie zuerst das Kind vornimmt, wenn es unter dem Einfluß der Eltern oder Erzieher sein Ich-Bewußtsein in ein unbefriedigendes eigentliches Ich und ein fremdes Ideal-Ich zu zerlegen beginnt”.148 Nog ernstiger was dat De Man zich niet in het nieuwe werk van Carl Jung149 heeft verdiept. Dat is opmerkelijk daar Jung vanaf 1926 een geziene gast in het Duitse lezingencircuit150 was geworden en het verschijnsel van het nazisme aan de hand van Führerprincipe, Volksseele en Wotan had beschreven.151

Terug naar België

De Man had aan de universiteit van Frankfort telkens een contract voor de duur van één jaar. Alles liet voorzien dat van een verbetering van zijn positie vooralsnog geen sprake kon zijn.

144 Dat merkte de “revolutionair van rechts” Lode Claes later in zijn herinneringen ook al op. Lode Claes, Het verdrongen verleden. De collaboratie, haar rechters en geschiedschrijvers, Beveren: Orbis en Orion Uitgevers, 1983, blz. 114.145 Hendrik de Man, Der Kampf um die Arbeitsfreude, Jena: Eugen Diederichs Verlag, 1927. Nederlandse vertaling door W. H. Haverkorn van Rijswijk, Arbeidsvreugde, Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1928.146 Dan S. White, Lost Comrades. Socialists of the Front Generation 1918-1945, Cambridge (Mass.) en Londen: Harvard University Press, 1992, blz. 62; Michel Brélaz, a. w., 1985, blz. 118-227. De Brit William McDougall (1871-1938) was in die periode, hoewel niet onomstreden, erg populair, ook in België, waar hij in de Luikse hoogleraar Ed. Janssens voor zijn “dierenpsychologie” een propagandist had gevonden (Ed. Janssens, Études de psychologie animale. L’instinct d’après W. McDougall, Parijs: Desclée de Brouwer, 1938). McDougall had zijn naam aan “hormic psychology” (een motivatieleer) verbonden. Hij ageerde tegen het behaviorisme en daarna had hij zelfs een labo voor parapsychologie geopend. Hij dacht voorts dat psychologische kenmerken ook konden worden overgeërfd. Daarom was hij voorstander van eugenetica en geloofde hij in de erfelijke inferioriteit van de negers (William McDougall, The Group Mind, New York: Arno Press, 1973, blz.187, Copyright, 1920 by G.P. Putnam's Sons). William McDougall. (2010). In Encyclopædia Britannica. Retrieved January 06, 2010, from Encyclopædia Britannica Online: http://www.britannica.com/EBchecked/topic/354185/William-McDougall 147 De Berlijnse criminoloog Paul Reiwald was in 1895 te Berlijn geboren. Hij vluchtte in 1933 naar Brussel, alwaar hij tot 1939 aan het Institut des Hautes Etudes de Belgique van de ULB werk zou vinden. In 1939 vluchtte hij naar Zwitserland, waar hij later te Genève universitair docent massapsychologie werd. Hij moet ongetwijfeld De Man, die aan de ULB docent van de cursus massapsychologie was geworden, goed hebben gekend. Over Reiwald, zie Leon Wurmser, “An appreciation of Paul Reiwald”, in The British Journal of Criminology, 1962, jg. 3, nr. 2 (Autumn), blz. 176-177.148 Geciteerd in Paul Reiwald, Vom Geist der Massen. Handbuch der Massenpsychologie, Zürich: Pan-Verlag, 1946 (tweede druk), blz. 207.149 Carl Gustav Jung, Seelenprobleme der Gegenwart, Zürich: Rascher, 1931.150 Barbara Hannah, Jung, zijn leven en werk, Deventer: Uitgeverij Ankh-Hermes, 2000, blz. 187-215.151 Jay Sherry “Carl Gustav Jung, Avant-garde Conservative” submitted to the Doctoral Committee of the

Department of Educational Science and Psychology at the Freie Universität Berlin March 19, 2008. http://www.diss.fu-berlin.de/2008/335/

Page 29: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Het moet hem tot wanhoop hebben gedreven. In zijn “Notes de voyage” in Le Peuple vertelt Vandervelde hoe hij Hendrik de Man in Frankfort tijdens een Sozialistische Kulturtag begin oktober 1929 in de plaatselijke Festhalle had ontmoet. De Man fungeerde toen voor hem als tolk. Voordien had Vandervelde al een bezoek aan het “marxistische” Institut für Sozialforschung gebracht. Daar werkten, zo vertelt hij, communisten en ex-communisten onder één dak. Hij had er tevens met Henryk Grossmann en Arnold Grünberg gepraat. Daarna had hij zich tijdens de cultuurdag in de Festhalle op de hoogte gesteld van De Mans miserabele situatie. Vandervelde was meteen met De Mans lot begaan. “Nous dinons ensemble après la séance. Notre ami, qui continue à tenir beaucoup à sa qualité de membre du P.O.B. est, en ce moment, à Heidelberg152 où il réunit des matériaux pour un nouveau livre: Civilisation bourgeoise et civilisation socialiste. On vient de le charger d’un cours, sur la psychologie du socialisme153, à l’Université de Francfort. Le voilà donc pour un an fonctionnaire de l’État prussien. Quand donc l’État belge nommera-t-il des socialistes, comme lui dans ses universités? Se pose la candidature de De Man. Les journaux bourgeois qui ont tant vanté son Au-delà du Marxisme – probablement pour l’avoir lu distraitement ou incomplètement – se décideront-ils à m’appuyer?”.154

Dat Vandervelde De Man graag weer naar België wilde terughalen klinkt eerder ongerijmd. Vandervelde had zich immers in een kritiek openlijk van De Mans Au delà du marxisme gedistancieerd.155 Zoals nu zou blijken, beschouwde Vandervelde zijn compagnon als een groot intellectueel talent dat voor de BWP niet verloren mocht gaan. Blijkbaar dacht Vandervelde dat De Man in de BWP toch geen enkel kwaad kon aanrichten. De Mans revisie van het marxisme was in de BWP enkel als een strovuurtje rondgegaan. Enkel in de Centrale voor Arbeidersopvoeding had hij, vooral omwille van historische redenen, enige aanhang voor de verspreiding van zijn ideeën gekregen.156 Voor de rest had hij, vooral dan wegens zijn uithalen tegen de verburgerlijking van de arbeidersklasse,157 alleen maar wrevel opgewekt. Hoe kon de Belgische arbeidersklasse “verburgerlijken” gezien de lage lonen, het ontbreken van goede sociale voorzieningen tegen ziekte, invaliditeit en ouderdom, om maar te zwijgen

152 De Man woonde toen nog in Heidelberg, maar zou spoedig naar Frankfort verhuizen.153 Vandervelde bedoelt sociale psychologie!154 É. Vandervelde, “Notes de voyages”, in Le Peuple, 6 oktober 1929, blz. 1.155 Émile Vandervelde, La psychologie du socialisme. À propos de trois livres récents, Brussel: Académie Royale de Belgique, Classe des Lettres, 1928.156 De Man poogde vrijwel onmiddellijk na het verschijnen van zijn Au delà du marxisme zijn visie via lezingen en ondersteunende publicaties zowel in Franstalig als in Vlaamstalig België ingang te doen vinden. Daartoe kon hij rekenen op hulp in de Centrale voor Arbeidersopvoeding. Die hulp leverde o. a. Jean Nihon die in 1928 Les Faucons rouges had opgericht en die verbonden was aan de École Ouvrière Supérieure. Hij was voorzitter van de Union des Jeunesses ouvrières van 1928 tot 1936. Nihon schreef een lovend verslag over De Mans boek La Joie au Travail in het nummer van oktober 1930 van La Vie ouvrière. Ook moest hij op vertalers kunnen rekenen. Zoals al eerder gesteld, nam Alice Pels de eerste vertaling van Zur Psychologie des Sozialismus in het Frans voor haar rekening. Alice (“Lily” of “Alci”) Pels (1882-1963) woonde in Ukkel aan de rue de l’Observatoire 120. Ze beschikte daarbij over een grote wagen waarmee ze De Man gemakkelijk kon vervoeren. De Mans schoonbroer Gust De Muynck (gehuwd met Yvonne de Man) tekende voor de Vlaamse vertaling van de tekst van de lezing die De Man op 23 januari 1928 voor de Étudiants socialistes in de lokalen van de Union des Coopérateurs, aan de boulevard du Temple in Parijs, had gehouden. Die tekst werd eerst als Socialisme et marxisme (Brussel: L’Églantine, 1928) gepubliceerd, maar in het Nederlands werd dat pamflet voorzien van een verduidelijkende ondertitel: Socialisme en marxisme. Het marxisme is waarheid geweest, Brussel: De Wilde Roos, 1928. De Mans tocht in januari en februari 1928 langs de partijfederaties veroorzaakte soms zure oprispingen bij diegenen die het marxisme en de klassenstrijd bleven omarmen. Georges Truffaut, die De Man in Luik had binnengehaald, hield het bij “une belle conférence doctrinale” in de lokalen van La Populaire (La Wallonie, 2 februari 1928), maar de volgende dag reageerde Isi Delvigne al met een artikel onder de kop “Le Marxisme est mort. Vive le Marxisme!” (La Wallonie, 3 april 1928). 157 Zie bijvoorbeeld de lezing van De Man in het Brusselse Volkshuis “Le Socialisme s’embourgeoise-t-il?”, in Le Peuple, 22 februari 1930.

Page 30: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

van huisvesting? Voor velen was De Man niemand anders dan de oude lastpost die de materiële noden van de arbeidersklasse niet altijd op een juiste wijze kon inschatten.

Aanvankelijk dacht Vandervelde vooral aan de materiële toestand waarin De Man toen verkeerde. Hij wilde zich wel voor De Man inzetten om hem aan een Belgische universiteit een leerstoel te bezorgen. Zelf ging De Man ijverig op zoek naar een functie bij de Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organisation) ILO) in Genève. Daar was Albert Thomas wel genegen om hem bij een nog op te richten instituut voor de vorming van vakbondsfunctionarissen voor te dragen. Dat ging niet door. Toen Thomas ineens overleed, maakte De Man echter geen kans om hem op te volgen aan het hoofd van de ILO. Intussen had De Man al in februari 1932 voor het academisch jaar 1932-1933 een sabbatical aan de universiteit van Frankfort aangevraagd en daarna ook gekregen. Was er een probleem geweest wegens zijn vele afwezigheden158? Docenten mochten voortaan niet meer zonder voorafgaande toestemming159 tijdens de collegeperiodes Duitsland verlaten. Dat moet De Man moet dat in zijn bewegingsvrijheid hebben gehinderd.

De Mans academische positie was in Frankfort erg precair. Van zijn vak had hij alsnog weinig gemaakt. Hij gebruikte geen handboek of collegedictaat. Als wetenschappelijk te kwalificeren publicaties ontbraken. Hij trok voorts nauwelijks studenten of buitenlandse geleerden aan160, ten hoogste een of andere nomade zoals Alexandre Marc (Alexandre Markovich Lipiansky) die, na zelf Berdjajev, Husserl en Heidegger aan te tand te hebben gevoeld, ook bij Hendrik de Man aanklopte.161 Marc zou daarna het tijdschrift Ordre Nouveau oprichten.162 Voor de rest trok De Man geen studenten van enig niveau aan. Een uitzondering was allicht Jef Rens die als student aan de ULB met een Duitse reisbeurs het academisch jaar van 1931-32 in Frankfort doorbracht. De Man was voor hem een “evenement”.163 Dit contact bleek achteraf van groot belang te zijn geweest. Rens werd immers voor De Man164 een nuttige propagandist.165

158 Michel Brélaz, Léopold III et Henri de Man, Genève: Éditions des Antipodes, 1988, blz. 513-528.159 Zie schrijven van de Pruisische Minister voor Wetenschap, Kunst en Volksopvoeding, d. d. 4 november 1929. Rector Küntzel liet aan de docenten weten dat in het universiteitsreglement werd gesteld dat privédocenten de decaan ervan in kennis moesten stellen als ze buiten de reguliere vakanties naar het buitenland afreisden. De hoogleraren echter moesten dat veertien dagen op voorhand bij de minister zelf doen. AMSAB Gent, Archief De Man, map 192.160 In 1932 telde hij 11 studenten voor zijn seminarie over het nationalisme. Onder hen was Jef Rens. De meesten studeerden niet aan zijn faculteit, maar kwamen van bij filosofie (5) en rechten (2) en slechts 3 uit de politieke wetenschappen. Uit de correspondentie met zijn studenten blijkt dat De Man veel afwezig was. IISG, Amsterdam, Archief de Man, map 336. 161 John Hellman, The Communitarian Third Way. Alexandre Marc and Ordre Nouveau, 1930-2000, Montreal, Kingston, Londen en Ithaca: McGill-Queen’s University Press, 2002, blz. 35. 162 J.-L. Loubet del Bayle, Les non-conformistes des années 30. Une tentative de renouvellement de la pensée politique française, Parijs: Éditions du Seuil, 1969, blz. 79-120; Christian Roy, Alexandre Marc et la Jeune Europe (1904-1934): L’Orde nouveau aux origines du personnalisme, Nice: Presses d’Europe, 1998, blz. 213.163 Jef Rens, Ontmoetingen, Antwerpen en Amsterdam: De Nederlandsche Boekhandel, 1984, blz. 81.164 Jef Rens schreef al in 1929 een lovend essay over “Rik de Man’s beschouwingen over het verband tusschen nationalisme en socialisme” voor Socialistisch Maandschrift voor Noord- en Zuid-Nederland, jg. 1, nr. 2-3, november-december 1929, blz. 3-6.165 Allicht ook om wat bij te verdienen. Zo schreef hij lange verslagen over de komende opvoering van het stuk Wir dat op 1 Mei 1932 in Frankfort werd opgevoerd voor het Volksblad (7 april 1932) en Het Volk (6 april 1932) in Nederland. Achteraf kregen De Volksgazet (6 mei 1932) en Opgang. Geïllustreerd Maandblad (jg. 2, 15 augustus en 15 september 1932, blz. 269-271 en 304-306) een recensie van het spektakel. De Mans vertaalster Alice Pels maakte een verslag voor La Vie Ouvrière. Revue mensuelle de la Centrale d’Éducation Ouvrière (juli 1932, blz. 153-157).

Page 31: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Wat ons hier in het bijzonder interesseert, is de ware toedracht rond het “ontslag” van De Man aan de universiteit te Frankfort in mei1933. Want daarover hadden De Man en Varga met elkaar heftig gepolemiseerd. Volgens Varga zag de inmiddels door de nazi’s overgenomen universiteit van Frankfort er geen graten in om De Man te behouden, terwijl alle linkse en democratische professoren vrijwel onmiddellijk waren ontslagen. Dat betekende dat De Man voor de nazi’s alleszins acceptabel was. De Man meende dat dit slechts een futiel detail was daar hij ten slotte had geweigerd om terug te keren zolang zijn collega’s ontslagen bleven. Hier dan een reconstructie van de feiten aan de hand van de teksten.

De Man schreef in zijn verweer tegen Varga dat hij op 23 mei 1933166 door de rector van de universiteit van Frankfort was gevraagd om zijn cursus167 in oktober 1933 te hervatten. Dat gebeurde dus toen al heel wat joodse en linkse collega’s aan de Duitse universiteiten waren ontslagen. Zo waren op grond van het “Gesetz zur Wiederherstellung des Berufsbeamtentums” van 7 april 1933 aan de universiteit van Frankfort bijvoorbeeld alleen al 109 van de 355 professoren en lectoren ontslagen en nog eens 16 anderen waren omwille van zuiver politieke redenen aan de kant geschoven.168 Aan de Wirtschafts- und Sozialwissenschaftliche Fakultät, waar Hendrik de Man toen docent was, werden 19 personen op grond van deze wet ontslagen. Dat waren Ludwig Bergsträsser, Siegfried Budge, Carl Grünberg, Heinrich Grossmann, Albert Hahn, Ernst Kahn, Ernst Kantorowicz, Julius Kraft, Adolph Löwe, Alfred Magnus, Hendrik de Man, Karl Mannheim, Fritz Neumark, Franz Oppenheimer, Friedrich Pollock, Karl Pribam, Gottfried Salomon en Walter Sulzbach.169 Dat De Man op deze lijst, die pas in 1957 werd opgemaakt, is terechtgekomen, had te maken met het feit dat hij later, begin september 1933, alsnog officieel was “ontslagen” (in feite doordat zijn contract niet werd verlengd).

De desbetreffende brief over het niet verlengen van zijn contract was uiteraard niet op 2 mei 1933 gedateerd, zoals De Man in zijn polemiek met Varga schrijft, maar wel op 23 mei 1933. Het betreft hier ongetwijfeld een drukfout. De Man vermeldde de datum van 23 mei 1933 reeds in Le Peuple170 van 4 januari 1934 in een artikel171 waarin hij tevens de omstandigheden van zijn ontslag preciseert: “Le 23 mai, le Curateur de l’Université de Francfort m’écrivait pour me demander de reprendre mes cours en octobre de cette année. J’ai répondu le 31 mai que je le remerciais de son invitation, mais que ‘je ne comptais faire usage du droit qui m’avait été accordé par le gouvernement prussien que quand la liberté de l‘Enseignement serait rétablie pour tous. Sur ce, le 1er septembre 1933, le ministre prussien de l’enseignement

166 In de polemiek wordt de datum 2 mei 1933 opgegeven, maar dat moet een drukfout zijn, omdat De Man het in zijn memoires over 23 mei 1933 zal hebben.167 Het betrof de cursus “Soziologie mit besonderer Hervorhebung der Sozialpsychologie und Sozialpädagogik” waarvoor hij vanaf het wintersemester van 1929-1930 benoemd was. Het merkwaardige was dat De Man voor zijn cursus geen begrippenapparaat of een methodologische systematiek had ontwikkeld, doch met actuele thema’s werkte, zoals bijvoorbeeld de psychologie van de werkloze. Paul Kluke, Die Stiftungsuniversität Frankfurt am Main 1914-1932, Frankfort: Im Verlag von Waldemar Kramer, 1972, blz. 543.168 De in 1921 door de vakbeweging opgerichte Akademie der Arbeit, waar De Man voorheen had gewerkt, was reeds op 31 maart 1933 door de nazi’s gesloten. Onder de docenten of de initiatiefnemers van deze academie telde men Eugen Rosenstock-Huessy, Erik Nölting, Fritz Naphtali, Franz Oppenheimer, Theodor Thomas, Ernst Pape, Hugo Sinzheimer, Otto Kahn-Freund en Ernst Fraenkel. Notker Hammerstein, Die Johann Wolfgang Goethe Universität Frankfurt am Main. Deel 1: Von der Stiftungsuniversität zur staatlichen Hochschule 1914 bis 1950, Neuwied en Frankfort: Metzner, 1989. 169 Jan-Otmar Hesse, “Die Frankfurter Wirtschafts- und Sozialwissenschaftliche Fakultät zwischen 1933 und 1945”, in Bertram Schefold (red.), Wirtschafts- und Sozialwissenschaftler in Frankfurt am Main, Marburg: Metropolis Verlag, 2004, blz. 443.170 “La défense nationale et le Petit Larousse”, in Le Peuple, 4 januari 1934.171 In dat artikel had hij echter ten onrechte gesteld dat het een brief van de curator van de universiteit was geweest.

Page 32: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

m’a fait savoir qu’il me retirait la chaire qui m’avait été attribuée’”.172 Volgens deze versie was het dus niet de rector van de faculteit, maar wel de curator van de universiteit die hem had verzocht om zijn cursus te hernemen.

Later zal De Man nog herhaaldelijk op deze voor hem allicht pijnlijke kwestie terugkomen.

In zijn Herinneringen en in Après Coup uit 1941 zal De Man over deze briefwisseling zwijgen.173 Hij hield het toen enkel bij de nogal merkwaardige verklaring dat hij naar België was teruggekeerd “convaincu que la liquidation finale de la social-démocratie allemande n’était que la consécration d’un long passé d’erreurs, d’un long processus de vieillissement, de bureaucratisation, de fossilisation”.174 In 1946 geeft De Man over deze affaire in het voorwoord van zijn Au delà du nationalisme de volgende versie van de feiten: “Vivant en Allemagne à l’époque où le mouvement hitlérien marchait à la conquête du pouvoir, je me trouvai au premier rang de ceux qui le combattirent par la plume et la parole. Cela me valut d’être révoqué comme professeur à Francfort en 1933, après que mes livres eurent été brûlés en place publique”.175

In Cavalier seul (1948) – dit is de herwerkte versie van zijn oorlogsmemoires uit 1941 – gewaagt hij nogal cryptisch van “une circulaire du recteur me demandant de reprendre mes cours”. Hij heeft het hier over de rector die contact met hem had opgenomen. Dat zou via “une circulaire” zijn gebeurd. Een standaardbrief dus? De Man zou in zijn reactie de kwestie echter principieel hebben gespeeld. “Je répondis que j’attendais pour le faire le jour où la liberté d’enseignement serait rétablie; sur quoi je fus révoqué par le ministre de l’Instruction publique”.176

In Gegen den Strom (1953), de later gepubliceerde Duitse versie die De Man vlak voor zijn dood op 20 juni 1953 had afgerond, herhaalde hij deze versie van de feiten nog eens, maar dan met de opmerking dat deze brief niet van de rector van de universiteit was gekomen, maar van de “Dekanatskanzlei” (dus van de decaan van de faculteit) afkomstig was. Decaan, rector of curator, wie was de afzender?177 Is er soms meer dan één brief geweest? Wat we 172 Henri de Man, “La Défense nationale et le Petit Larousse”, in Le Peuple, 1-2 januari 1934, blz. 4. Ook deels geciteerd in Michel Brélaz, a. w., 1985, blz. 632. Zie ontslagbrief d. d. 1 september 1933 van het Pruisische Ministerie voor Wetenschappen, Kunst en Volksopvoeding aan docent Hendrick (sic) de Man. Universität Frankfurt am Main, Universitätsarchiv, Abt. 4, nr. 1481, bl. 3.173 De Mans beslissing niet naar Frankfort terug te keren had uiteraard te maken met het feit dat de ULB hem de cursus sociale psychologie had aangeboden “après avoir créé cette chaire à mon intention”. Ook hier neemt De Man een loopje met de waarheid, want het betrof geen “leerstoel”, maar wel een “cursus”. Henri de Man, “La Défense nationale et le Petit Larousse”, in Le Peuple, 1-2 januari 1934, blz. 4.174 Henri de Man, Après Coup (Mémoires), Brussel: Éditions de la Toison d’Or, 1941, blz. 200; Hendrik de Man, Herinneringen, Antwerpen: De Sikkel, blz. 169. De Man permitteerde zich in deze in de oorlog uitgegeven herinneringen ook een antisemitische opmerking over zijn ex-collega’s: “Een stijgend aantal Joodsche professoren voegde daar nog een element bij van geestelijke onrust, onevenwichtigheid en ontwrichtende analyse”. Ibidem, blz. 158. In de door Mieke Claeys-Van Haegendoren gecompileerde autobiografie van De Man ontbreekt deze passage. M. Claeys-Van Haegendoren, Hendrik de Man. Persoon en Ideeën, deel I, Autobiografie, met een inleiding door H. Brugmans, Antwerpen en Amsterdam: Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974.175 Henri de Man, Au delà du nationalisme. Vers un gouvernement mondial, Genève: Les Éditions du Cheval ailé, Constant Bourquin, éditeur, 1946, blz. 12.176 Henri de Man, Cavalier seul. Quarante-cinq années de socialisme européen, Genève: Bibliothèque du Cheval ailé, 1948, blz. 157. 177 In een brief van 23 februari 2009 aan mij schrijft Dr. Michael Maaser van het Frankfortse universiteitsarchief over deze brief het volgende: “In der Kuratorakte (Abt. 14, Nr. 236), die 16 Blätter dünn ist, findet sich das Urlaubsgesuch von de Man vom 17.2.1932, dem das Ministerium mit Erlass vom 29.3.1932 stattgegeben hat. Danach bricht die Überlieferung ab. In der Akte des Rektors (Abt. 4, Nr. 1481, gesamt 5 Blätter) findet sich der

Page 33: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

zeker weten is dat op 31 mei 1933 De Man aan de decaan het volgende meldde: “Sehr Geehrter Dekanatskanzlei, Ich danke Ihnen für die Zusendung Ihrer vom 23. Mai datierten Aufforderung, meine Vorlesungen und Uebungen für das nächste Wintersemester anzukündigen. Ich gedenke vom Recht, Vorlesungen und Übungen abzuhalten, keinen Gebrauch zu machen, solange in Deutschland Verhältnisse vorliegen, die eine ungehinderte Ausübung der Lehrfreiheit unmöglich machen”.178 Een gedeelte van deze brief citeert De Man ook letterlijk in Gegen den Strom uit 1953.179

De pijnlijke vraag blijft waarom De Man op 23 mei 1933 toch nog een verlenging van zijn contract heeft aangeboden gekregen, terwijl hij als socialist normaal gezien niet in aanmerking daarvoor kon komen. Deze reden wordt nergens gedocumenteerd. Allicht was er meer aan de hand geweest. Decaan, rector en/of curator kunnen hem toen persoonlijk gunstig gezind zijn geweest en misschien gedacht dat hij de machtsovername door Hitler ten slotte zou steunen. De Man stond immers bekend als een antimarxistische socialist die ook het nationalisme niet principieel afwees. Voorts was hij sinds 1929 met de revolutionairen van rechts op de podia in debat getreden180 en daarom kon men, mits wat goede wil, verwachten dat hij binnen de “nationale revolutie” een passende plaats kon krijgen. Laten we daarom kijken naar de personen die toen de beslissingen namen over het wel of niet verlengen van het arbeidscontract van De Man. Dat konden er drie zijn geweest, nl. rector Ernst Krieck, curator Friedrich Krebs en faculteitsdecaan Fritz Schmidt.

De belangrijkste van het drietal was de kersvers benoemde rector Ernst Krieck181 want hij kon zich een goed beeld vormen over “twijfelgevallen” als De Man. De “volkspedagoog” Krieck was pas op 1 mei 1933 in functie getreden en daarbij kwam hij van buiten de universiteit van Frankfort. Krieck was als rector zijn inmiddels teruggetreden liberale voorganger Wilhelm Gerloff opgevolgd.182 Met vurige ijver183 zou hij meteen de nieuwe wetgeving op de gelijkschakeling van de universiteiten toepassen.184 Echter, Krieck moet De Man hebben gekend. Zo had De Man op 5 december 1930 aan de Pädagogische Akademie te Frankfort,

Erlass des Preußischen Ministers für Wissenschaft, Kunst und Volksbildung vom 1. September 1933, der den Entzug des an der Universität Frankfurt erteilten Lehrauftrags zum Gegenstand hat (Bl. 3). Der von Ihnen gesuchte Brief vom 31.5.1933 befindet sich leider nicht in den beiden Akten”.178 AMSAB, Archief De Man. 179 Hendrik de Man, Gegen den Strom, a. w., 1953, blz. 206. 180 De Man gaf een lezing voor de Deutsche Freischar in de Handelsschule te Elberfeld op zondag 9 februari 1929. In deze Deutsche Freischar waren ook de Wandervögel en andere padvinderachtige organisaties opgegaan. In 1930 zou ook de Großdeutscher Jungendbund van admiraal Adolf von Trotha toetreden. Von Trotha was in 1920 bij de Kapp Putsch betrokken. Hij werd in 1933 in de Pruisische Staatsrat benoemd. 181 Ernst Krieck (1882-1947) werd op 25 april 1933 aan de universiteit van Frankfurt tot hoogleraar pedagogiek benoemd en al de volgende dag tot rector gekozen. Hij was een overtuigde nazi die ook collega’s wierf voor het lidmaatschap van de NSDAP. Hij had zelf Martin Heidegger verzocht om lid van de KADH (Kulturpolitische Arbeitsgemeinschaft Deutscher Hochschullehrer) te worden. Heidegger werd op 3 mei 1933 lid van de NSDAP. Richard Zneimer, “The Nazis and the Professors: Social Origin, Professional Mobility, and Political Involvement of the Frankfurt University Faculty, 1933-1939”, in Journal of Social History, jg. 12, nr. 1 (Autumn, 1978), pp. 147-158; Joachim W. Storck (red.), Martin Heidegger, Elisabeth Blochmann. Briefwechsel 1918-1969, Marbach am Neckar: Deutsche Schillergesellschaft, 1969, blz. 61; Gerhard Müller, Ernst Krieck und die nationalsozialistische Wissenschaftsreform. Motive und Tendenzen einer Wissenschaftslehre und Hochschulreform im Dritten Reich, Weinheim: Beltz, 1978.182 Notker Hammerstein, “Von der hohen Schule des Geistes zur Hochschule der Gleichgeschaltung”, in Forschung Frankfurt, Jubiläumausgabe 75 Jahre Universität Frankfurt, 1989, nr. 3, blz. 25.183 Hij hield op 23 mei 1933 een vlammende inaugurale rede ten gunste van de nieuwe orde: “Die Erneuerung der Universität. Rede zur Übergabe des Rektorats Mai 1933 gehalten von Dr. Ernst Krieck”, Frankfurter akademische Reden, 5, 1933, 12 blz.184 Steven P. Remy, The Heidelberg Myth. The Nazification and Denazification of a German University, Cambridge (Mass.) en Londen: Harvard University Press, 2002, blz. 79.

Page 34: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

waar Krieck toen in functie was, een lezing over “Sozialismus und Kultur”185 gegeven. Ook had Krieck al eens een lezing aan de universiteit van Frankfort gegeven. Beiden publiceerden daarbij bij de conservatieve uitgeverij Eugen Diederichs Verlag in Jena hun boeken.

Intussen was Krieck al uitgegroeid tot een gezaghebbende nazi186 wiens boeken, zoals zijn Philosophie der Erziehung187 en vooral zijn Die deutsche Staatsidee, ihre Geburt aus dem Erziehungs- und Entwicklungsgedanken188, in nationalistische en nazistische kringen met respect waren ontvangen. De nationale revolutie kon daarom op Krieck, die inmiddels al ruim vóór de machtsovername lid van de NSDAP was geworden, rekenen. Hij zou er op toezien dat de wet van 7 april 1933 over het Wiederherstellen des Berufsbeamtentums correct werd toegepast.

Deze wet preciseert in paragraaf 4 het volgende:

“Beambte, die nach ihrer bisherigen politischen Betätigung nicht die Gewähr dafür bieten, daß sie jederzeit rückhaltlos für den nationalen Staat eintreten, können aus dem Dienst entlassen werden. Auf die Dauer von drei Monaten nach der Entlassung werden ihnen ihre bisherigen Bezüge belassen. Von dieser Zeit an erhalten sie drei Viertel des Ruhegeldes (§ 8) und entsprechende Hinterbleibenenversorgung”.189

Rector Krieck kweet zich perfect van zijn opdracht om het “artfremde Judentum” en de “marxistische Ideologie” met wortel en tak uit te roeien. Daarin wist hij zich gesteund door curator Friedrich Krebs190 die de pas ontslagen liberale curator Kurt Riezler191 was opgevolgd. Krebs, die na de machtsovername tot Oberbürgermeister van Frankfort was benoemd, moet voor De Man geen volledig onbekende zijn geweest. De Man was immers in Frankfort een publieke figuur geworden sinds hij op 1 mei 1932 met de steun van de lokale afdeling van de SPD het spektakelstuk “Wir” door 2.000 deelnemers voor 18.000 toeschouwers in de Festhalle van Frankfort had laten opvoeren.192 Voorts hield De Man voor de lokale Südwest Funk regelmatig radiopraatjes over sociale en economische onderwerpen die over de partijgrenzen heen een trouw luisterpubliek kenden en alom gewaardeerd werden.

In 1932 was de bekende bedrijfseconoom en gereputeerde nazi Fritz Schmidt193 tot decaan van de faculteit verkozen. Dat was een opmerkelijk voorval daar de meerderheid van het professorencorps geen enkele sympathie voor het nationaalsocialisme koesterde. Schmidt was echter ook weer geen scherpslijper.194 Hij verdedigde daarbij graag de belangen van zijn eigen

185 Brélaz, a. w., 1985, blz. 514.186 Georg Lukács zou later over Krieck opmerken dat voor deze “volkspedagoog” de biologie, evenals andere wetenschappen, slechts een deel van de mythe was en dat hij zelfs ras en bloed als symbolen opvatte. Georg Lukács, Die Zerstörung der Vernunft, Neuwied en Berlijn-Spandau: Luchterhand, 1962, blz. 470.187 De eerste druk stamt uit 1922 en beleefde daarna nog een aantal herdrukken.188 De eerste druk is uit 1917.189 Reichsblatt, 1933, Berlijn, 7 april 1933, nr. 34, blz. 175. 190 De jurist en vroege nazi Friedrich Krebs (1894-1961) was uit de Elzas afkomstig. Hij zou na de oorlog nog een rol spelen in de lokale politiek als lid van de rechtse Deutsche Partei die in Bonn blok vormde met de CDU/CSU van Konrad Adenauer en die voor vele ex-nazi’s een toevluchtsoord was geworden.191 Op 1 april 1933 had de SA samen met enkele fascistische studenten de universiteit bezet om ze te zuiveren van “Juden und Marxisten”. Onder dreiging nam Riezler die dag ontslag. Kurt Riezler, Tagebücher, Aufsätze, Dokumente, Eingeleitet und herausgegeben von Karl Dietrich Erdmann, Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1972, blz. 149.192 Brélaz, a. w., blz. 583-596.193 Schefold, a. w., 2004, blz. 113-114.194 Horst Albach (red.), Zur Theorie der Unternehmung. Schriften und Reden von Erich Gutenberg. Aus dem Nachlaß, Berlijn: Springer-Verlag, 1989; Bertram Schefold, a. w., 2004, blz. 113-

Page 35: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

faculteit. Formeel toetreden tot de NSDAP deed hij pas in 1939 en waarschijnlijk onder externe druk. Het kan best zijn dat hij enige welwillendheid ten aanzien van De Man aan de dag heeft gelegd, daar hij het probleem van de arbeidvreugde als een typische bedrijfskundige kwestie kon beschouwen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat De Man voor Schmidt onacceptabel zou zijn geweest.

Dan is er nog de kwestie van de boekverbranding. Varga wijst op het feit dat de boeken van De Man nog altijd in de handel waren. De Man beweerde nu dat zijn boeken wel degelijk op de brandstapel waren terechtgekomen en daarna verboden. De boekverbrandingen waren door de nazi’s wel goed voorbereid, maar welke boektitels toen zijn verbrand, is niet met precisie vast te stellen. De verbrandingen waren, althans te Frankfort, geenszins het werk van een losgelaten SA-bende, zoals Varga meende te weten. Ze waren tot in de puntjes voorbereid. Hoe die boekverbranding in Frankfurt gebeurde, weten we uit getuigenissen en krantenberichten. Zo had rector Krieck het studentencorps en het professorencollegium opgeroepen om aan de verbranding van “marxistischen und korruptionistischen Schriften”195 mee te doen. Alle bibliotheken in de stad, ook de privébibliotheken, werden intussen van joodse boeken en andere “pornografie” gezuiverd. Op woensdag 10 mei 1933 werden de boeken dan door de SA op een mestkar geladen en door twee ossen getrokken naar de Römerberg gebracht om er te worden verbrand. Na een rede door studentenpastor Otto Fricke196, somde de studentenleider Georg-Wilhelm Müller de auteurs van te verbranden boeken op.197 Die rituele verbranding moest dus Duitsland reinigen van de culturele decadentie uit de Weimarer Republiek en ruimte maken voor alles wat naar familie, heimat, volk en bloed zweemde.198 Over de gebeurtenissen op de Römerberg in Frankfort beschikken we enkel over de directe getuigenis van Paul en Hannah Tillich.199 Zij konden immers de boekverbranding vanuit het raam van hun woonkamer volgen.200 Of bij de verbranding toen ook werken van De Man waren, is echter onduidelijk. Zijn naam stond niet op de officiële “verbrandingslijst”. Deze boekverbranding van 10 mei 1933 betekende overigens nog niet dat alle “ongewenste” boeken ook meteen tot “verboden” boeken waren verklaard.

122.195 Christoph Dorner, Lutz Lemhöfer, Reiner Stock, Gerda Stuchlik en Frank Wenzel, Die braune Machtergreifung. Universität Frankfurt 1930-1945, Herausgegeben vom AstA der Johann Wolfgang Goethe-Universität Frankfurt, 1989, blz. 112.196 Dit moet ongetwijfeld Otto Fricke (1902-54) zijn geweest, die na de oorlog in Hessen-Nassau in de evangelische hulporganisaties actief was geworden. Fricke had zich vanaf 1934 tegen de nazi-ideologie gekeerd.197 Werden bij name genoemd: Karl Marx, Karl Kautsky, Heinrich Mann, Ernst Glaeser, Erich Kästner, Friedrich Wilhelm Förster, Sigmund Freud, Emil Ludwig, Werner Hegemann, Theodor Wolff, Georg Bernhard, Erich Maria Remarque, Alfred Kerr, Kurt Tucholsky en Carl von Ossietzky, Idem, blz. 113.198 Hammerstein, Forschung Frankfurt, a. w., blz. 27.199 Paul Tillich was al ontslagen. De nazi Arnold Gehlen werd op de vacant gekomen leerstoel benoemd. Gehlen moet De Man hebben gekend, want in De Mans archief bevindt zich een overdruk van een artikel van Gehlen over “Nichtbewußte Kulturanthropologische Kategorien” uit het Zeitschrift für Philosophische Forschung, jg. 4, nr. 3, 1949, blz. 322-346. Deze nazi slaagde er in om zich in 1947 snel een Persilschein te bezorgen en hoogleraar in Speyer te worden, alwaar ambtenaren werden gevormd. Nadien werd hij in Aken aan de plaatselijke technische hogeschool benoemd. Jerry Z. Muller, The other God that Failed. Hans Freyer and the Deradicalization of German Conservatism, Princeton: Princeton University Press, 1987, blz. 395-399.200 Hannah Tillich, a.w., blz. 152.

Page 36: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Volkspedagoog Ernst Krieck Dr. Paul Tillich rond 1930

De Man stelde in zijn verweer tegen Varga terecht vast dat er toen in Duitsland “geen enkel officieel verbod om socialistische lectuur te bezitten of te verkopen” bestond en dat er enkel een speciale “index” voor de wetenschappelijke en openbare bibliotheken was opgesteld. De Man: “Het is dus niet onmogelijk dat, zoals Varga beweert, men mijn boeken inderdaad nog in de achterhoekjes van bepaalde Duitse boekhandels kan kopen, net zo goed trouwens als de werken van Marx en Kautsky”.201 Dit verhaaltje over de achterafboekhandeltjes kan misschien waar zijn, maar feit is wel dat De Mans boeken door Diederichs in Jena normaal nog aan de boekhandel werden geleverd en, toen ze toch verboden waren, in voorraad werden gehouden. De overgebleven exemplaren werden na 1945 door Diederichs weer gewoon in de handel gebracht.

De Man wordt planeconoom

De Man verwees in zijn antwoord aan Varga naar zijn boek De Socialistische Idee dat “een uiteenzetting van een socialisme [is] dat de antipode vormt van Hitlers nationalisme en de inleiding is een regelrechte uitdaging aan het nazisme: met betrekking tot de betekenis die het Hitlerregime hecht aan het woord marxisme verklaar ik me ‘een overtuigd marxist’. De politieke conclusie anderzijds ontwikkelde andermaal de thesis die ik sedert 1927 onafgebroken in Duitsland verdedigde, nl. de noodzaak van een gemeenschappelijk front van alle arbeiderspartijen en van een offensief programma voor de onmiddellijke socialisatie van het bankwezen en van de zware industrie”.202 Echter, in tegenstelling tot datgene wat De Man hier beweert, wordt in De Socialistische Idee niet over Hitler of het nationaal-socialisme gerept. Alleen in het laatste hoofdstuk over de “verwerkelijking van het socialisme”203 geeft De Man een aantal – overigens vrij vage – aanwijzingen over een mogelijke planeconomische ordening. Dat waren ideeën die vooral in sociaaldemocratische vakbondskringen in Duitsland leefden204 en elders ook al opgang maakten. De uitvoering van economische planning hoefde

201 Piet Frantzen (ed.), De Man, Het Plan van de Arbeid en de communisten, a. w., blz. 390. Florian Triebel, Der Eugen Diederichs Verlag 1930-1949. Ein Unternehmen zwischen Kultur und Kalkul, München: Verlag C. H. Beck, 2004, blz. 148-149.202 Frantzen, De Man, Het Plan van de Arbeid en de communisten, a. w., blz. 390. 203 Hendrik de Man, De Socialistische Idee, vertaald door Dr. K. F. Proost en Dr. J. C. Proost-Thoden van Velzen, Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1933, blz. 293-330.204 De vakbondsvleugel van de SPD had via Wladimir Woytinski, Fritz Tarnow en Fritz Baade een nationaal plan voor economisch herstel (Arbeitsbeschaffungsplan) uitgewerkt. White, a. w., 1992, blz. 125.

Page 37: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

in die context zelfs niet noodzakelijk een etappe naar het socialisme te vormen. Planning kon immers ook dienen om via openbare werken de werkloosheid op te slorpen, een eis die vooral in vakbondskringen leefde.

De planeconomie kon, gezien het opkomend protectionisme, helpen om uit de impasse te geraken. Daar in de Sovjet Unie de industrialisatie al via een centraal plan ter hand was genomen, beschikte men in elk geval over een model. Het ontwikkelen van een binnenlandse markt voor de nationale industrie was een mogelijkheid om de werkloosheid te verminderen en de koopkracht te verhogen. De Man had al eerder, maar dan naar aanleiding van een congres georganiseerd door de Association Internationale pour l’Étude des Relations Industrielles in augustus 1931 te Amsterdam, in een brochure met de nogal soreliaanse titel Réflexions sur l’économie dirigée205 – waarvan het drukwerk overigens door Imprimeur du Roi Goemaere te Brussel voor l’Églantine was verzorgd – de aandacht gevestigd op het probleem van het economisch protectionisme in relatie met de onderconsumptie.206 De Man keerde zich in dit werkje uitdrukkelijk tegen de nationalisatie van de niet-monopolistische sectoren van de economie.207 Hij verkoos immers een “planwirtschaftliche” leiding “der vrije initiatieven en door den inbouw van concurreerende coöperatiebedrijven” in plaats van eentje “door de dwangmaatregelen der onteigening”.208

205 Henri de Man, Réflexions sur l’économie dirigée, Brussel en Parijs: L’Églantine, 1932, 48 blz.206 Die opvattingen nam hij trouwens integraal mee in een hoofdstuk van zijn De Socialistische Idee.207 “De planmatige kooplieden is een hersenschim in een maatschappij, waarin de centrale oeconomische beschikkingsmacht (het crediet, de krachtproductie en de grondstofvoorziening) niet uit het monopoliebezit van particuliere eigenaars in het monopoliebezit van een socialistischen staat overgebracht zijn geworden. Wanneer echter deze voorwaarden eenmaal zijn vervuld, dan kan de socialisatie der oeconomische commandoplaatsen (vooral wanneer zij aangevuld worden door een buitenlandsch handelsmonopolie van den staat) heel goed daartoe leiden, dat de niet gesocialiseerde, “vrijgebleven” sector der huishouding met behulp van planmatige maatregelen op een hoogeren trap van rentabiliteit en van maatschappelijk nut wordt gebracht”. Ibidem, blz. 319.208 “Hier gaat het er om, uit de markthuishouding alles aan drijfkracht te halen, wat de productiviteit en rentabiliteit kan opvoeren, en tot een wedstrijd om de beste organisatie- en bestuursmethoden enz. kan leiden, alles, wat in dezen, nog niet door de private monopolie beheerschten sector nog eruit te halen is, ja eerst na de bevrijding van dit monopolie op de juiste wijze er uit gehaald kan worden”. Ibidem, blz. 319-320.

Page 38: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Ook was De Man bekend209 met het indertijd erg populaire boek van Bertrand de Jouvenelle L’économie dirigée.210 Dat boek was al vóór het uitbreken van de economische crisis bij de uitgeverij van Georges Valois te Parijs verschenen211 en had de aandacht gevestigd op een door de staat geleide economische ontwikkeling. De ex-communist Lucien Laurat liet daarna in 1932 bijvoorbeeld bij dezelfde uitgever een boek over de planeconomie verschijnen. Daarin bepleitte hij een controle over de banken om zo de spaarders en de kleine ondernemers te redden en uiteraard ook om tevens een “arbeidersregering” aan de macht te brengen.212 Boeken over economische planning verschenen zowat overal. Zo bestudeerde Friedrich Pollock aan de universiteit van Frankfort het probleem van de planeconomie in het kapitalisme.213 Emil Lederer214 deed hetzelfde aan de Humboldt in Berlijn. Eduard Heimann, een christensocialistische econoom die aan de universiteit van Hamburg doceerde en graag uit De Mans werken positief215 citeerde, hield zich hier eveneens mee bezig.216 Kortom, toen De 209 Zoals de Man in 1932 zelf erkent. Henri de Man, Réflexions sur l’économie dirigée, Parijs en Brussel: L’Églantine, 1932.210 Bertrand de Jouvenelle, L’économie dirigée. Le programme de la nouvelle génération, Parijs: Librairie Valois, 1928. De Jouvenelle zou door in 1936 lid te worden van Jacques Doriots fascistische Parti Populaire Français (PPF) een nogal eigenaardig parcours afleggen. Olivier Dard, Bertrand de Jouvenel, Parijs: Perrin, 2008; Zeev Sternhell, Ni droite ni gauche. L’idéologie fasciste en France, Brussel: Éditions Complexe, 2000; Jean-Paul Brunet, Jacques Doriot. Du communisme au fascisme, Parijs: Balland, 1986, blz. 224.211 Dat gebeurde in de fameuze reeks Les Cahiers bleus waarin ook Les perspectives socialistes van Marcel Déat en Une génération réaliste van Jean Luchaire zouden verschijnen.212 Lucien Laurat, Économie planée contre économie enchainée, in Les Cahiers bleues, seconde série, nr. 12, 15 mei 1932, Parijs: Valois.213 Friedrich Pollock, “Sozialismus und Landwirtschaft”, in Festschrift für Carl Grünberg zum 70. Geburtstag, Leipzig: C.L. Hirschfeld, 1932, blz. 397-431; Friedrich Pollock, “Die gegenwärtige Lage des Kapitalismus und die Aussichten einer planwirtschaftlichen Neuordnung”, in Zeitschrift für Sozialforschung, jg. 1, nr. 2, 1932, blz. 8-27.214 Emil Lederer, Planwirtschaft, Tübingen: J.C.B. Mohr, 1932.215 Hij noemde De Mans Zur Psychologie des Sozialismus trouwens een “tapferes Buch”. Eduard Heimann, Die sittliche Idee des Klassenkampfes und die Entartung des Kapitalismus, Berlijn: Verlag J.H.W. Dietz Nachf., 1926, blz. 93.216 Eduard Heimann, Sozialistische Wirtschafts- und Arbeitsordnung, Potsdam: Alfred Protte, 1932.

Page 39: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Man in 1933 in België arriveerde, hoefde hij maar uit een breed palet van ideeën en publicaties te putten om de krachtlijnen van het Plan van de Arbeid te ontwikkelen.

Radiopraatjes en lezingen

De interesse voor macro-economische problemen was voor De Man in feite van vrij recente datum. Een planeconomie speelde aanvankelijk geen enkele rol in zijn herziening van het marxisme of de vernieuwing van het socialisme. Alles draaide bij De Man rond het scheppen van de nieuwe ethische grondslagen van het socialisme.

Zo had De Man aanvankelijk al zijn hoop op de Duitse Jungsozialisten gevestigd en daarna ook nog op de christensocialistische stroming gemikt om tot een theoretische herbronning van de SPD te kunnen komen. De Jungsozialisten hadden zich inmiddels gesplitst in een revisionistische minderheidsstroming (de zogenaamde Hofgeismarer) die gunstig stond tegenover het nationalisme, en een marxistische richting (gevormd op een congres te Hannover in 1924) die onder de invloed van de Oostenrijkse marxist Max Adler verkeerde.217 De christensocialisten bleken als stroming te zwak en te onmondig te zijn om voor een politiek alternatief te kunnen zorgen.

De radio was voor De Man een belangrijk medium geworden waarmee hij de enge partij- en sociale grenzen kon overschrijden. Soms luisterden ook verantwoordelijken van de werkgeversorganisaties mee, zeker als hij het over arbeidsproblemen had. Nadat De Man voor de Deutsche Welle op 18 november 1929 een lezing over Die Seele des Industriearbeiters had gehouden218, bereikte hem een enthousiaste brief van de Berlijnse Vereinigung der deutschen Arbeitgeberverbände met de vraag de tekst van zijn lezing onder de leden te mogen verspreiden.219 Maar ook De Mans politieke tegenstanders luisterden mee. Zo kon een redacteur van Die Rote Fahne op grond van deze lezing concluderen dat De Man aan de industriearbeider de intelligentie van een dier had toegekend.220

De grote kolen- en staalondernemers in het Roergebied waren inmiddels al tot rationaliseringen overgegaan. Dat leidde uiteraard tot problemen met de arbeiders op de werkvloer. De kolen- en staalmagnaten kregen trouwens belangstelling voor De Mans theorieën over het herstellen van de “arbeidsvreugde”. Getuige hiervan is de uitnodiging van de Arbeitgebervereinigung für Düsseldorf und Umgehende die De Man bereikte om voor het niet onaanzienlijke honorarium van 600 Zwitserse franken op 8 februari 1929 op de Jahresversammlung des Düsseldorfer Arbeitgeberverbandes een lezing over “Arbeitsfreude und Arbeitsunlust des Industriearbeiters” te houden.221 De Mans relatie met de kolen- en staalbaronnen kreeg nog een diepere dimensie toen hij in april 1929 op aandringen van

217 White, a. w., blz. 48-51.218 De lezing leverde De Man het aanzienlijke honorarium van 500 Reichsmark op. De Duitse vakbeweging betaalde De Man 50 Reichsmark voor een lezing, de burgerlijke verenigingen tussen 100 en 150 Reichsmark. Blijkbaar tot tevredenheid van de Deutsche Welle mocht hij op 29 november 1930 het nog eens hebben over Berufsdasein und Lebenswelt des Industriearbeiters.219 “Ich würde sehr gern diesen Vortrag abschreiben lassen und einem größeren Kreis von Unternehmeren und Mitarbeitern zuschicken, und wäre Ihnen daher dankbar, wenn Sie mihr Einverständnis hierzu mitteilen werden”. Brief d. d. 19 november 1929, IISG, Amsterdam, Archief De Man. 220 “... Dr. De Man über “Die Seele des Industriearbeiters gehalten, unglaublich! Mit der “Tierintelligenz” begründet er seine Theorie”. Die Rote Fahne, 24 november 1929.221 Verslagen hiervan verschenen in Deutsche Bergwerkzeitung, Düsseldorf, d. d. 9 februari 1929; Rheinisch-Westfälische Zeitung, Essen, 9 februari 1929; Düsseldorfer Nachrichten, 9 februari 1929. Briefwisseling tussen Dr. Ing. R. Krieger en De Man in, IISG, Amsterdam, Archief de Man mappen 270 en 271.

Page 40: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

manager Hans Eltze een onderzoek naar de “arbeidsvreugde” bij de kanonnenfabrikant Rheinmetall AG in Düsseldorf kon doen.222

Dat De Man zijn boeken bij Diederichs publiceerde, moet voor de ondernemers een geruststelling zijn geweest. Diederichs stond immers bekend als een uiterst conservatieve uitgever van vooral dure boeken.

Over de contacten tussen De Man en zijn uitgever Eugen Diederichs zijn we overigens maar spaarzaam ingelicht. Uit een getuigenis van De Man zelf weten we echter wel dat het eerste onderhoud tussen beiden in juli 1925 in de beste sfeer was verlopen. Ondanks het verschil in leeftijd en politieke gezindheid konden beiden het meteen opperbest met elkaar vinden. Eugen Diederichs was als conservatieve burgerman, met ook een grote belangstelling voor Italiaanse cultuur en Duitse sprookjes, meteen gecharmeerd door deze socialistische ideoloog die met het verfoeide marxisme had afgerekend en die daarbij zijn ervaringen als frontsoldaat koesterde.223 Kortom, na dat eerste gesprek nodigde hij De Man meteen uit voor het eten bij hem thuis. Na het ondertekenen van het contract bleef De Man daar ook nog een nachtje slapen alvorens zijn reis verder te zetten. Tot daar het verhaal. De Man vertelde niet wie224 hem echter op de idee had gebracht om zijn boek Zur Psychologie des Sozialismus aan Diederichs aan te bieden.225

Doordat Zur Psychologie des Sozialismus weldra in vele talen werd vertaald, kon De Man ook in andere Europese landen lezingen en eventueel enkele radiopraatjes houden. Zo deed hij steden als Madrid, Kopenhagen, Stockholm, Praag en Wenen aan.226 Voor Diederichs was De Man een succesauteur en zelfs een vaste waarde. De Man van zijn kant had geen enkele reden om Diederichs de rug toe te keren. Het uitgeverscontract werd na het overlijden van Eugen Diederichs in september 1930 probleemloos verlengd. Via Diederichs bereikte De Man een uitgesproken conservatief publiek, wat voor hem een nieuwe politieke dimensie betekende.

222 IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 563.223 Henry de Man, The Remaking of a Mind. A Soldiers Thoughts on War and Reconstruction, New York: Charles Scribner’s Sons, 1919.224 Misschien was dat wel Hermann Graaf Keyserling (1880-1946) geweest. Deze graaf met wie De Man innig bevriend geraakte, was uit Estland afkomstig en getrouwd met een kleindochter van Otto von Bismarck. Doch zijn boeken publiceerde Keyserling wel bij Otto Reichl in Darmstadt. Heeft De Man ook bij die uitgever aangeklopt?225 De Man beschreef de sfeer bij Diederichs: “Wir lebten ein paar Stunden in einer Welt, wo es nicht Verleger, sondern nur Europäer, nicht Angebot und Nachfrage, sondern nur Aufgabe und Leistung gibt”. Hendrik de Man, “Ein Werk des Zufalls”, in Im Zeichen des Löwen: für Eugen Diederichs zum 60. Jahr am 22. Juni 1927, Hendrik de Man, E.R. Weiss, Wilhelm Bölsche, [et alii], Leipzig: Spamerschen Buchdruckerei, 1927, blz. 204.226 Volgens De Man was zijn Zur Psychologie des Sozialismus in een twaalftal talen vertaald. Hendrik de Man, Gegen den Strom. Memoiren eines europäischen Sozialisten, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, m, blz. 187. De Mans Psychologie werd al snel voorzien van commentaargeschriften, zoals dat van André Philip in Frankrijk. In 1929 verscheen in het Zweeds van Arthur Engberg (de hoofdredacteur van Arbeitet) een commentaar: Karl Marx eller Hendrik de Man. En kritisk granskning av “Socialismens Psykologi”, Stockholm: Tidens Förlag, 1929. Deze brochure is gebaseerd op een artikelenreeks die Engberg eerder in het blad Social-Demokraten. Organ för Sverges Social-Demokratiska Arbetarparti had gepubliceerd. Engberg, die van 1932 tot aan zijn dood in 1940 sociaaldemocratisch minister voor Religie en Cultuur was, bleek nadien niet alleen een bewonderaar van Goebbels’ Kulturkammer te zijn, maar ook al in 1921 aan de universiteit van Uppsala een instituut voor rassenbiologie te hebben gesticht. De Man maakte eind 1932, allicht op uitnodiging of medewerking van Engberg, een reis naar Stockholm, alwaar hij een lezing voor de radio gaf. Hoewel De Man blijkbaar nooit in Boedapest voor een lezing werd uitgenodigd, bestond ook daar al snel belangstelling voor De Mans revisionisme. Pál Sándor, Marx vagy Hendrik de Man, Boedapest: Faust könyv kiadó, 1934; ook integraal hernomen in Pál Sándor, Az ár ellen. Tanulmányok, Boedapest: Magvető, 1970, blz. 226-277. Zie eveneens Endre Kiss, “A szocializmus vélt vagy valóságos tudatalattija (Hendrik de Man és József Attila)”, in Magyar Filozófiai Szemle, nr. 3, 2003, blz. 373-392.

Page 41: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Want Diederichs mikte op een morele herleving van de Duitse natie in een nieuwe Europese constellatie en hij hoopte nu dat een mogelijk samengaan van “jonge socialisten”, die met het marxisme hadden gebroken en die door De Man werden beïnvloed, met allerhande rechtse herstelbewegingen tot de mogelijkheid behoorde, waarna de Duitse natie er weer bovenop zou komen. Die hoop werd in september 1930 door de electorale doorbraak van de NSDAP in de grond geboord.

Ook voor De Man was de doorbraak van de NSDAP een schok. Hij moest nu het verschijnsel van het fascisme aan een onderzoek onderwerpen. Een sleuteltekst in deze is Sozialismus und Nationalfascismus227 uit 1931 waarin De Man zijn opvattingen over de proletarisering van de middenstand presenteert. Dit boekwerkje dat op De Mans lezingen was gebaseerd, werd nu eens niet bij Diederichs uitgegeven.228 Het trok in “nationale” kringen niettemin veel aandacht. De Mans analyse van het fascisme was wel psychologisch onderbouwd, maar zonder al te freudiaans te worden. Andermaal vertrok De Man van zijn “driftenleer” om het fenomeen van het nationalisme in kaart te brengen. Hij stelde dat “der Nationalfascismus appelliert an politische Triebkräfte, die der Sozialismus im Laufe der letzten Jahrzehnte garzusehr außer Acht gelassen hat. (…) den Drang zu Mythos und Utopie, das Bedürfnis nach rückhaltloser Kritik der Institutionen, den Trieb zur Aktivierung der Massen in unmittelbarer, offensiver Agressivität, das Verlangen nach Führerpersönlichkeiten”.229

227 Hendrik de Man, Sozialismus und Nationalfascismus, Potsdam: Hermann Protte, 1931. Deze tekst treft men deels aan in Opbouwend Socialisme, Arnhem: Van Loghum Slaterus, 1931, blz. 146-181, en in Le socialisme constructif, Parijs: Alcan, 1933.228 Men mag aannemen dat Diederichs wegens de erg controversiële inhoud van het werk niet in publicatie geïnteresseerd was.229 De Man, Sozialismus und Nationalfascismus, a. w., 1931, blz. 48.

Page 42: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Man stond met deze opvattingen niet alleen. Ze werden toen ook door de religieus-socialisten als Paul Tillich230 of door een “vernieuwer” in de SPD als Carlo Mierendorff231 grotendeels aanvaard. De Mans interesse voor het virulente nationalisme was uiteraard niet geheel toevallig. De NSDAP kreeg nu ook onder universiteitsstudenten van de corpora steeds meer invloed. De Man organiseerde daarom in 1932 een werkgroep waarin zijn studenten een werkstuk over het nationalisme moesten schrijven. Onderwijl had hij een lezing door de zionistische socioloog Hans Kohn232 die uit Praag afkomstig was, georganiseerd.233

Inmiddels was De Man via het lezingen- en debatcircuit met de rijkgeschakeerde intellectuele stromingen van zowel conservatief als revolutionair rechts in contact gekomen.234 Deze debatten zouden hem leren dat het nationalisme een sterke aantrekkingskracht op de middenklassen uitoefende. Zo trad hij op 27 oktober 1931 in Berlijn op voor het conservatieve publiek van het Fichte-Gesellschaft, waar men in “dunklen Rock” hoorde te verschijnen. Hier ging hij in debat met de “conservatieve revolutionair” Gerhard Günther235 van het tijdschrift Deutsches Volkstum, Monatsschrift für das deutsche Geitesleben.236 Het thema van het debat was waarom de bedienden en de oude middenstand zich eerder tot het nationalisme dan tot het socialisme aangetrokken voelden.237 De conservatieve pers238 was niet de enige die verslag

230 “Hat wirklich der Sozialismus mit Begriffen, wie Blut, Rasse, Führer (...) gar nichts zu tun? Freilich gegen die Art, wie diese Begriffe heute geistig verzerrt und politisch missbraucht werden, kann es nur eine entschlossene Abwehr geben. Aber nichts kann missbraucht werden, was nicht ursprünglich sinnvoll gewesen wäre. (...) und der Sozialismus würde sich ihre Ablehnung zu leicht machen, wenn er sich damit begnügen würde, sie als bloße Ideologien mittelständischer, vom proletarischen Schicksal bedrohter Gruppen enthüllen”. Paul Tillich, “Der Sozialismus und die geistige Lage der Gegenwart”, in Neue Blätter für den Sozialismus, jg. 3, 1932, blz. 14.231 De analyse van De Man stemt overeen met die welke Carlo Mierendorff (1897-1943) al publiceerde in een artikel “Gesicht und Charakter der nationalsozialistischen Bewegung” in Die Gesellschaft, jg. 7, 1930, deel 1, nr. 6, blz. 489-504. De Man heeft Mierendorff ongetwijfeld goed gekend daar de laatste in Darmstadt woonde, alwaar De Man ook een tijdje verbleef. Mierendorff schreef overigens een zeer lovende bespreking van De Mans Zur Psychologie des Sozialismus, in de lokale partijkrant: “Erneuerung des Sozialismus”, in Hessischer Volksfreund, nrs. 52 en 53, 1926. Zie beschouwingen over Mierendorff in Peter Steinbach “Widerstand gegen den Nationalsozialismus – eine “sozialistische Aktion”? : Zum 100. Geburtstag Carlo Mierendorffs (1897 -

1943)”, Vortrag vor dem Gesprächskreis Geschichte der Friedrich-Ebert-Stiftung in Bonn am 3. März 1997 [Electronic ed.], Bonn, 1997 (Gesprächskreis Geschichte 18). Richard Albrecht, Der militante Sozialdemokrat. Carlo Mierendorff 1897 bis 1943. Eine Biografie, Berlijn en Bonn: Verlag J. H. W. Dietz Nachf., 1987. 232 Hans Kohn (1891-1971) was gepromoveerd aan de Duitse universiteit van Praag. Kohn maakte een onderscheid tussen twee types van nationalisme: het politiek of territoriaal nationalisme en het etnisch-linguïstisch nationalisme.233 IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 338.234 Hendrik de Man noemt zelf de nationalistische jeugdverenigingen, de Fichtebund, Deutschnationale Handlungsgehilfen-Verband (overigens een antisemitische bediendenvakbond) e. a., waarbij hij debatten met rechtse tegenstanders niet uit de weg ging. Rechts respecteerde De Man omdat hij ook een voormalige frontsoldaat was. Hendrik de Man, Gegen den Strom, 1953, a. w., blz. 205.235 Max Hermann Rudolf Gerhard Günther (1889-1976) was de zoon van de Marburgse theoloog en hoogleraar Rudolf Günther (1859-1936) en de dichteres Agnes Günther (1863-1911). Zoon Gerhard was in Hamburg o. a. actief in het Fichte-Gesellschaft en de Fichte-Hochschule. Zijn broer Albrecht Erich Günther (1893-1942) leidde het blad Deutsches Volkstum dat propaganda voor de “conservatieve revolutie” maakte.236 Dit tijdschrift werd samen door Wilhelm Stapel en Albrecht Erich Günther geredigeerd en door de Hanseatische Verlagsanstalt Hamburg uitgegeven. Ascan Gossler, Publizistik und konservative Revolution: Das “deutsche Volkstum” als Organ des Rechtsintellektualismus 1918-1933, Berlin-Hamburg-Münster: LIT Verlag, 2001.237 Tekst van het referaat van De Man is in typoscript bewaard gebleven. Rededispositionen “Proletarisierung des Mittelstandes” für Referat in Berlin. (Fichte Gesellschaft). December 1931. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 329. 238 Der Lübecksche Anzeiger van 12 november 1931; Deutsche Allgemeine Zeitung van 28 oktober 1931; Germania van 30 oktober 1931; Berliner Börsen Zeitung van 29 oktober 1931; Der Reichsbote van 30 oktober 1931; Neue Preußische Kreuzzeitung van 29 oktober 1931; Die Deutsche Tageszeitung van 29 oktober 1931; Die

Page 43: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

van die confrontatie deed. Ook het Berlijnse propagandablad Der Angriff239 van Joseph Goebbels liet van zich horen, daar zowel nazi’s als rechts-revolutionairen ten slotte op zoek waren naar het herstel van de Duitse natie. Dat was met name het geval met Hans Zehrer240 die vanaf 1929 het door Eugen Diederichs uitgegeven blad Die Tat241 leidde, en met Otto Strasser die in 1930 met de NSDAP had gebroken.242 De twee revolutionairen van rechts schuwden geenszins het debat met de antimarxistische socialist De Man.

Dat bleek tijdens een spreekbeurt die De Man op 4 december 1931 over “Antikapitalismus? Der geistige Arbeiter in der Kriße des Kapitalismus” in het gebouw van de Reichswirtschaftsrat aan de Bellevuestraße 15 te Berlijn hield. Als discussianten waren, op initiatief van een aantal studentenorganisaties zoals de Rote Studentengruppe en ook de NSDStB, bekende debaters als Hans Zehrer, Dr. Otto Strasser en Dr. Heinz Dähnhardt243 gevraagd. De perscommentaren logen er niet om. Het blad Wir Jungen. Blätter der nationalsozialistischen Arbeiter- und Bauern-Jugend van Otto Strasser rapporteerde zeer enthousiast over deze confrontatie. Zo werd Hendrik de Man zelfs opgeroepen tot “einer geistigen Auseinandersetzung heraus, die wirklich eine Auseinandersetzung ist (…) in der wir seiner These unsere These entgegenstellen und begründen: Der wahre Antikapitalismus kann und darf nur antiliberal und nationalistisch sein”.244

De Man in Europa

De Mans speurtochten brachten hem al vroeg in kringen die de “Europese geest” een warm hart toedroegen. Zijn beschouwende teksten en lezingen blonken vooral door vaagheid uit, ook al sprak hij zich uit voor het afbreken van de Europese binnengrenzen of het koppelen van de Europese geest aan het socialisme. Zo hield De Man in maart 1929 een lezing in Praag onder de titel “Für ein neues Europa. Vom Sozialismus zur Humanität”. In een interview verklaarde hij zich nader: “Mein Ziel ist Europa. Ein Weg zu diesem Ziel ist der Völkerbund, aber der Völkerbund ist nur ein Weg und er führt nicht selbst zum Ziel. Man muß diesen Weg gehen, er ist kein Allheilmittel und man darf sich nicht auf ihn allein verlassen. Er kann nichts durchsetzen, wenn nicht die öffentliche Meinung aller Völker auf die Regierungen einwirken.

Deutsche Zeitung van 29 oktober 1931.239 Volgens Der Angriff van 30 oktober 1931 was De Man een “Marxist” en Günther een “Nationalsozialist”.240 Hans Zehrer (1899-1966) had deelgenomen aan de Kapp Putsch in Berlijn. Als journalist had hij bij de Vossische Zeitung in Berlijn gewerkt. Als nationalist verkeerde hij onder de invloed van Arthur Moeller van den Bruck, maar allengs ging hij ook Hendrik de Man bewonderen. In deze periode onderhield hij contacten met de broers Otto en Gregor Strasser en met Kurt von Schleicher. Daarom moest hij zich na 1933 rustig houden. Na de oorlog werkte hij voor de Bild-Zeitung van zijn geestesgenoot Axel Springer. Hans-Peter Schwarz, Axel Springer. Die Biografie, Berlin: Propyläen/Ullstein, 2008, blz. 170, 175-176.241 De Man had voordien al in Die Tat gepubliceerd. In 1926 schreef hij een artikel over de arbeidersopvoeding. In 1927 was hij de spilfiguur in een themanummer over het Duitse “jong socialisme” dat met de SPD overhoop lag. Na de dood van uitgever Eugen Diederichs in 1930 veranderde het blad onder impuls van Hans Zehrer in een campagneschrift voor de revolutie van rechts. Friedrich Zimmerman (ps. Fried) publiceerde er zijn “rechts revolutionaire” pleidooien voor een genationaliseerde industrie en economische autarchie in. De Man, die deze evolutie had meegemaakt, bleef wel tot in 1934 abonnee van Die Tat, maar speelde er geen rol meer in 242 Otto Strasser (1897-1974) was de broer van Gregor Strasser (1892-1934). Hij behoorde eerst tot de vrijkorpsen die de Radenrepubliek van München in 1919 bloedig onderdrukten. In Berlijn sloot hij zich als student economie aan bij de SPD. In 1925 stapte hij echter als “nationaal-revolutionaire socialist” over naar de NSDAP. In 1930 brak hij met Hitler en stichtte het links-fascistische Schwarze Front.243 De “volksconservatief” Dr. Heinz Dähnhardt was hoofdredacteur van Jungnationale Stimmen. Älterenzeitschrift des Jungnationalen Bundes dat door het Dr. Peter Bloch Verlag in Berlijn werd uitgegeven. Voorts was hij voorzitter van de 3,5 miljoen leden tellende Reichsauschuss der deutschen Jugendverbände. Onder de nazi’s werd hij Oberregierungsrat in Berlijn. 244 Onder de kop “Republikanische Studenten und Zeitkrisis”, in Wir Jungen, 20 december 1931.

Page 44: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Die Haupthindernisse für die Verwirklichung eines neuen Europa sind heute nicht wirtschaftlicher, ebensoweniger politischer, sondern psychologischer Art, z. B. der Abbau der Wirtschaftsgrenzen ist etwas, wogegen kein einziges maßgebendes wirtschaftliches Interesse besteht. Ebenso die Abrüstung”.245

Deze opvattingen waarin cultuur en psychologie een prominente rol speelden, pasten in de tijdgeest en waren populair in academische kringen die de verzoening tussen Duitsland en Frankrijk nastreefden. In dit verband komt uiteraard vooral de emblematische figuur van de Oostenrijkse Prins Karl Anton (von) Rohan in beeld.246 De laatste ijverde voor de grote Frans-Duitse verzoening door de schepping van een Europese identiteit.247 Prins von Rohan, die eveneens met Hermann Keyserling goed bevriend was248, gaf het te Berlijn verschijnende tijdschrift Europäische Revue249 uit waarin plaats was voor alle “grote Europese geesten”. De missie van zijn tijdschrift luidde dan ook: “Die Europäische Revue will die geistige Einheit Europas bewußt machen. Sentimentale Verbrüderung ist nicht ihr Programm. Sie will wechselseitiges Kennen, Erkennen zwischen den Völkern vermitteln”. Zeker in de aanvangsperiode verschenen artikelen van vooral prominente auteurs.250 Rohans plan voor een “Europees Huis” wilde hij door de in 1924 gestichte Internationaler Verband für kulturelle Zusammenarbeit (ook bekend als Fédération internationale des Unions intellectuelles)251 het politieke en culturele herstel van Duitsland helpen bevorderen.252 Via deze organisatie was De Man trouwens met Rohan in contact gekomen. Zo was hij door Rohan gevraagd om in 1928 in Praag op de vijfde jaarvergadering van zijn Internationaler Verband over de wetenschappelijke en sociale rol van de techniek (“Die Rolle der Technik auf soziales Gebiet”) een lezing te geven. Die lezing ging evenwel niet door wegens een ziekte van De Man. Maar uit de correspondentie van Rohan met De Man weten we ook dat de Prins “wegen der Übereinstimmung unserer Gesichtspunkte”253 met De Mans kennismaking zeer verguld was. De Man mocht ten slotte in 1931 een artikel over het “nationaalsocialisme” in de 245 Prager Presse, 6 maart 1929, p. 4.246 Karl Anton Rohan (1898-1975) was een conservatieve edelman uit Oostenrijk. Na de machtsovername door Hitler werd hij naar eigen zeggen “einfaches Parteimitglied”, maar hij bleef wel “Grundbesitzer und freier Schriftsteller”. Karl Anton Rohan, Heimat Europa. Erinnerungen und Erfahrungen, Düsseldorf en Keulen: Eugen Diederichs Verlag, 1954, blz. 303.247 Uit tactische overwegingen zou hij pas in 1938, dus na de Anschluß, lid van de NSDAP worden.248 Hendrik de Man las en bestudeerde het werk van zowel Hermann Keyserling als van Oswald Spengler in 1924.249 De Europäische Revue verscheen vanaf jaargang 1925-’26. Rohan was hoofdredacteur tot 1936 toen de nazi’s de redactie overnamen. De Man publiceerde er in 1943 nog zijn artikel “Jenseits des Nationalismus” in (jg. 18, nr. 1, januari 1943, blz. 5-15). 250 Hier volgt een greep uit de verzameling bijdragen: Robert Minder (“Elsaß und Europa”), Bernhard Reich (“Das russische Theater”), Hugo Bergmann (“Religiöser Zionismus”), Leo Sjestov (“Vom Quell der metaphysischen Wahrheiten”), Henry van de Velde (“Die Pariser Kunstgewerbeausstellung”), Carl Schmitt (“Die europäische Kultur im Zwischenstadium der Neutralisierung”), Lunatsjarski (“Die Ziele der Sowjet-Schule”), Karl Wolfskehl (“Mussolini und sein Fascismus”), Siegfried Kracauer (“Internationaler Tonfilm”). Verder waren er nog bijdragen van E. R. Curtius, André Gide, Luigi Pirandello, Paul Valéry, Panait Istrati, Annette Kolb, Maxim Gorki, Nikolaus Berdjajev, Bertrand Russell, Paul Morand, Michael Boelgakov, Martin Buber, Le Corbusier, Ortega y Gasset, Pio Baroja, Liam O'Flaherty, Max Jacob, André Malraux, Ernest Hemingway, Franz Kafka, Marcel Jouhandeau (“Der Dorfbräutigam”, vertaald door Walter Benjamin).251 Deze vereniging telde ook een aantal Belgische stichtende leden, waarbij het brede spectrum van recrutering meteen opvalt: Prof. Jean Brachet (ULB), Félicien Cattier, Thomas Braun, Pierre Daye, prof. Decoster, Paul Dubois, Georges Eeckhout, Franz Hellens, prof. Ernest Mahaim, prof. Nerine, Louis Piérard, Gaston Pullings, Pater Georges Rutten (voorz.), Émile Vandervelde, prof. Vauthier, prof. Auguste Vermeylen, Dr. E. Willems.252 Karl Anton Prinz Rohan, Heimat Europa. Erinnerungen und Erfahrungen, Düsseldorf: Diederichs Verlag, 1954.253 Brief van von Rohan d. d. 7 augustus 1928 aan De Man. Briefwisseling van De Man met Prins von Rohan over een congres van deze Fédération internationale des Unions intellectuelles op 1-3 oktober 1928 te Praag. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 267.

Page 45: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Europäische Revue publiceren. Het artikel, voorzien van een veelbetekenend vraagteken in de titel, was zeker geen zuiver gelegenheidsproduct.254 Later zou De Man het in zijn boek Opbouwend Socialisme255 (en in Le Socialisme constructif ) als hoofdstuk opnemen.

De Mans belangstelling voor Europa was door pacifistische overwegingen ingegeven. Daarin stemde hij overeen met Rohan en andere conservatieve Duitse “Europeanen” die de vrede tussen het verslagen Duitsland en Frankrijk nastreefden. In 1923 had De Man de gezamenlijke Frans-Belgische bezetting van het Roergebied daarom afgekeurd en uit protest zijn ontslag als officier in het Belgische leger ingediend. Ook De Man streefde naar een duurzame Duits-Franse verzoening. Toen Duitsland na het verdrag van Locarno (oktober 1925) tot de Volkenbond werd toegelaten, kon hij zich slechts verheugen in de nieuwe internationale verhoudingen. Echter, toen na de dood van Gustav Stresemann in 1929 de Frans-Duitse verhoudingen weer snel verslechterden, leek de kans op een duurzame vrede verkeken. Dat wilde natuurlijk niet zeggen dat er geen contacten meer tussen Duitsers en Fransen mogelijk waren. Doch ze hadden hun glans verloren en voltrokken zich op een duidelijk lager niveau, bijvoorbeeld tussen verantwoordelijken van de jeugdbewegingen. Op die manier kwam De Man in contact met de tekenleraar Otto Abetz uit Karlsruhe. De toen als “liberaal” bekend staande Abetz ijverde voor een nieuwe Frans-Duitse toenadering in de geest van Locarno. Daartoe had hij de Sohlbergkreis opgericht.

254 Hendrik de Man, “Nationalsozialismus?”, in Europäische Revue, jg. 7, nr. 1 (januari 1931), blz. 18-38.255 Als onderdeel van hoofdstuk 4, “Socialisme en fascisme”, in Hendrik de Man, Opbouwend socialisme, Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1931.

Page 46: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Op de derde bijeenkomst van de Sohlbergkreis256, die tussen 20 en 26 maart 1932 te Mainz in de lokalen van het Institut für Völkerpädagogik werd gehouden, waren onder aanvoering van Otto Abetz257 ongeveer 60 vertegenwoordigers van Duitse en Franse jongerenorganisaties aanwezig.258 Voor dat zeer diverse publiek legde De Man andermaal zijn theorie over het nieuwe nationalisme uit en poogde hij aan te tonen waarin dat laatste zoal van het vooroorlogse nationalisme verschilde.259

De vriendschappelijke relatie tussen De Man en Abetz zou daarna enigszins een duurzaam karakter krijgen. Abetz, die het prototype van een opportunist was, moet al in 1932 hebben aangevoeld dat de opmars van de nazi’s niet meer te stuiten was en de Republiek van Weimar op instorten stond. Dat hij op de Mainzer bijeenkomst van de Sohlbergkreis in 1932 ook vertegenwoordigers van de Hitlerjugend en de NSDAP had uitgenodigd, zegt eigenlijk al genoeg.260 Even later zou hij trouwens in München gaan onderhandelen met een aantal leidende nazibureaucraten over een betere samenwerking. Over de debatten op de Sohlbergconferentie in Mainz worden we door twee synthetische verslagen ingelicht. Het langste en waarschijnlijk het betrouwbaarste verslag verscheen in Notre Temps, la revue des nouvelles générations européennes.261 Dat zwaar door het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken gesubisidieerde blad werd door Jean Luchaire262 geleid. In het verslag in Notre Temps staat dat De Man, zoals hij al vele malen voordien had gedaan, het vooroorlogse nationalisme tegenover het toenmalige nationalisme had gesteld. Het eerste nationalisme zou conservatief, militaristisch “et fatalement hiérarchisée” zijn, het tweede was daarentegen “plébéien et socialement révolutionnaire. (…) La révolution tua le premier nationalisme, puis succéda le grand espoir apporté par Wilson, qui, s’étant effondré, laissa la place à un nationalisme de forme bourgeoise et pacifiste. Alors vint Hitler qui, en corrélation avec une crise aggravée, profita du mécontentement social, qui se traduisit par une surexcitation des passions nationales”.263

Verder hernam De Man in grote lijnen zijn vroegere lezingen over de proletarisering van de middenklassen tijdens de economische depressie en de afwachtende houding van de arbeidersbeweging. De werklozen en de middengroepen “sont pris par un besoin

256 De Sohlbergkreis deutscher und französischer Jugend was te Karlsruhe aan de Kantstraße 10 gevestigd en was in 1929 door Otto Abetz opgericht om aan de verzoening met Frankrijk een bijdrage te leveren. Otto Abetz, Das offene Problem. Ein Rückblick auf zwei Jahrzehnte deutscher Frankreichpolitik, Keulen: Greven Verlag, 1951, blz. 26-40.257 De vroegere Wandervogel Otto Abetz werkte toen als tekenleraar op een gymnasium in Karlsruhe. Roland Ray, Annäherung an Frankreich im Dienste Hitlers? Otto Abetz und die deutsche Frankreichpolitik 1930-1942, München: Oldenbourg Verlag, 2000.258 Barbara Unteutsch, Vom Sohlbergkreis zur Gruppe Collaboration. Ein Beitrag zur Geschichte der deutsch-französischen Beziehungen anhand der Cahiers Franco-Allemands/Deutsch-Französische Monatshefte, 1931-1944, Münster: Kleinheinrich (Univ. Diss.), 1990, blz. 47-78.259 Over deze conferentie zie Barbara Lambauer, Otto Abetz et les Français ou l’envers de la Collaboration, Parijs: Fayard, 2001, blz. 39-42. In Cavalier seul (a. w., blz. 208) vermeldt De Man deze conferentie maar terloops, en dit naar aanleiding van zijn “vredesmissie” naar Berlijn waar hij in januari 1939 met Otto Abetz sprak.260 Uiterst rechts was voor Duitsland prominent aanwezig met de Hitlerjugend en de Deutsche Freischar en voor Frankrijk met de Action française en de Jeunesses socialistes nationales van Gustave Hervé. 261 Notre Temps, jg. 6, 1932, blz. 471-472.262 Jean Luchaire (1901-1946) was wegens ziekte afwezig. Luchaire behoorde tot de jongeren uit de Franse Radicale Partij die een vergelijk met Duitsland nastreefden. In 1940 belandde hij in de grote collaboratie. Hij werd in 1946 ter dood veroordeeld en daarna geëxecuteerd.263 Notre Temps, jg.6, 1932, blz. 471.

Page 47: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

d’extrémisme qui se satisfait dans le communisme ou dans le national-socialisme”.264 De Man noteerde dat de bourgeoisie in het nieuwe nationalisme een remedie tegen toenemende proletarisering zag en dat de boeren zich tegen de stijgende rente verzetten, waardoor ze antikapitalistisch waren geworden. De Man vroeg zich af “pourquoi une si grande différence de réaction chez le prolétariat industriel et les classes moyennes prolétarisées? C’est que le premier, beaucoup plus averti, pense aux causes économiques, tandis que les secondes sont révolutionnaires parce que souffrant des conditions économiques actuelles, et réactionnaires pour défendre leur esprit particulier”.265

Otto Abetz

In dit verslag in Notre Temps waren ongetwijfeld wat scherpe kantjes afgevijld om het Franse lezerspubliek niet al te veel voor het hoofd te stoten. Zo kwamen de tegenstellingen tussen de sprekers weinig of niet aan bod. In het door hem geredigeerde en uitgegeven kringblad Sohlbergkreis266 bezorgt Otto Abetz ons over het verloop van de debatten een iets ander verhaal. Zo zou De Man hebben gezegd dat in Duitsland het kapitalisme niet meer “die materiellen und moralischen Mittel”267 bezat om de leidende functies van de staat te bekleden:

264 Ibidem. 265 Ibidem.266 Sohlbergkreis, III-IV, Mai 1932, blz. 10-11. 267 Ibidem, blz. 10.

Page 48: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“Aus dem kapitalistischen feudalen Nationalismus von gestern ist in Deutschland heute ein Volksnationalismus geworden. Sein wirtschaftliche Einstellung ist ‘maskiert kapitalistisch’. Die Bureaukratie trat an die Stelle der früheren Adelsschicht; der Kapitalmarkt ist in den Händen einer kleinen Zahl von Unternehmern und Finanzleuten; es fehlt die große und breite Schicht der kleinen Besitzer, die in Frankreich der Staat tragen. Der Kapitalmangel wurde immer drückender, man nahm Anleihen im Ausland auf. So kann es, daß heute in Deutschland eine Schicht, die in Wirklichkeit kein Kapital hat, die Wirtschaft führt. Dadurchwurde die Zentralisation der Wirtschaft notwendig, eine Wirtschaft, die unkontrollierbar ist, weil sie zu Groß ist; die Krise macht der deutschen Bevölkerung ihre Abhängigkeit bewußt und erregt ihren Haß gegen die Industriearbeiter; die Rationalisierung der Betriebe hat die schwersten Folgen gehabt: die Proletarisierung der mittleren Klassen in Deutschland. Die deutsche Industrie sucht andererseits mit Hilfe des Staates ihre “Verluste zu sozialisieren”. Der Mittelstand sucht im Nationalismus das Heilmittel gegen die drohende Proletarisierung, aus der aber bereits vollzogenen Enteignung resultiert auch die Entgeistigung Deutschlands. Das Proletariat sucht Sicherheiten vor der Bedrohung durch Arbeitslosigkeit. Das Bauerntum wird antikapitalistisch und antistädtisch, nur das Verschwinden der Krise vermag den Nationalismus in Deutschland zu hemmen. Die Beunruhigung aller Bedrohten kommt weniger der Sozialdemokratie als dem Nationalsozialismus zugute. Der Proletarier hat letzlich nur noch Hoffnungen in die Revolution, der Kommunismus hat seinen Zulauf vor allem von seiten der ungelernten Arbeiter und Arbeitslosen. Der Nationalsozialismus bildet die sozialen Ressentiments in nationale um. In seiner Betonung der Naturverbundenheit, seiner Neigung zu Symbol und Mythos und seinem den rationalen Denken abgewandten Lebensgefühl kommt der Nationalsozialismus seelischen Eigentümlichkeiten der deutschen Nation entgegen. Auch die Jugendbewegung ist in ihrer Organisation nicht ohne militärischen Einschlag; Deutschland steht vor einem schweren Problem: zu seiner Gesundung ist eine Transformation aller seelischen und wirtschaftlichen Kräfte notwendig. Die Weltwirtschaftskrise selbst hat einen internationalen Nationalismus hervorgebracht, der eine Gefahr für das Abendland bedeutet. De Man, der sofort nach dem Kriege auf die Gefahr eines westlichen Unterdrückungsimperialismus aufmerksam gemacht hat, glaubt, daß nur eine internationale Regelung die Störung der Weltwirtschaft und des Weltgewissens beseitigen kann”.268

Blijkens dit erg synthetisch verslag van Otto Abetz269 had De Man met deze lezing over de recente politieke en economische conjunctuur niet bij iedereen een “goede beurt” gemaakt. Zo oogstte hij ongemeen felle kritiek van de Franse nationalisten Planson en Susfeld270 die meenden dat het nationalisme geen gevaar voor de vrede inhield nu Europa zich primair tegen het Russische bolsjevisme moest verdedigen. Ook de Duitser Edmund Holdmann, die zich zonder nadere precisering een “extreem nationalist” had genoemd, keerde zich omwille van analoge redenen tegen De Man. In zijn repliek stelde hij: “De Man gibt abschließend ein Bekenntnis zur Vernunft, denn sie – und nicht Begeisterung – sei nötig, wenn sich etwas

268 Ibidem. Opvallend is dat De Man op dat moment nog geen “planist” was.269 Abetz moet al snel in De Man een geestesverwant hebben ontdekt. Dat de band tussen beiden daarna hecht werd, valt te merken aan de herhaalde contacten die De Man met Abetz zou blijven onderhouden, ook en vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog toen Abetz op de Duitse ambassade in Parijs werkte. De houding van Abetz jegens Frankrijk kende ook een sentimentele component. Abetz trouwde enkele weken na afloop van de conferentie in Mainz met Suzanne de Bruycker, de toenmalige secretaresse van Jean Luchaire. Zij was de dochter van een naar Frankrijk geëmigreerde Vlaamse socialistische textielarbeider. Roland Ray, a. w., 2000, blz. 71.270 Het betreft hier allicht de Bretonse nationalist en particularist Glaoud Planson en de joodse Robert Sussfeld. De laatste werd daarna aanhanger van het in 1933 gestichte francisme van Marcel Bucard. Richard Millman, “Les ligues et la République dans les années trente”, in Horst Möller en Manfred Kittel (red.), Demokratie in Deutschland und Frankreich 1918-1933/40. Beiträge zu einem historischen Vergleich, München: Oldenbourg-Verlag, 2002, blz. 79-80.

Page 49: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

bessern soll. Der Trieb, Instinkt, Gefühl dürfen nicht das erste sein. – “Vernunft” ist nicht unjungendlich und blutlos; sondern es ist die Kraft, die Nietzsche will, die Kraft, die über alle Triebe zu entscheiden hat”.271

Hoe De Man in deze periode de politieke toestand in Duitsland inschatte is uit de discussies op deze conferentie niet te achterhalen, maar wel uit een lezing die hij een week later aan het Sociale Instituut in Praag gaf.272 In een interviewartikel in de Prager Presse zag hij alsnog geen machtsovername door de nazi’s gebeuren! Hij greep voor die bewering terug op zijn befaamde “verburgerlijkingsthesis”. Na de sociaaldemocraten zou nu ook de NSDAP na de behaalde laatste verkiezingsoverwinning onvermijdelijk “verburgerlijken”, hetgeen voor die partij gevolgen zou hebben. “… Entwicklung zu einer gewöhnlichen bürgerlich-reaktionären Partei beschleunigt. Man kann heute geradezu von einer “Verbürgerlichung” und “Verbonzung” der nationalsozialistischen Partei in Deutschland sprechen. Sie kann zwar als Partei der Reaktion noch eine große Rolle im deutschen politischen Leben spielen, aber ihre Hoffnungen auf eine Revolution und damit auch die Gefahr eines Bürgerkrieges in Deutschland sind vorbei”.273

De bijverdiensten van De Man

In 1932 had De Man – trouwens vruchteloos – geprobeerd om de overleden Albert Thomas274 als directeur van de Internationale Abeidersorganisatie op te volgen. Daarom was een eventuele terugkeer naar België zowat de enige oplossing om uit de problemen te komen. Hij genoot daarvoor de steun van Vandervelde. Zo probeerde Vandervelde De Mans academische status nog wat op te poetsen. Zo kreeg De Man in oktober 1932 voor zijn boek La Joie au travail de academische Prix quinquennal des sciences sociales (periode 1927-32) toegekend. Die academische prijs stelde eigenlijk niet zo veel voor. Want hij kreeg die als gevolg van een politieke vriendendienst. Niemand minder dan Émile Vandervelde was de voorzitter van de beoordelingscommissie geweest.275 Meer dan een buitengewoon hoogleraarschap aan de ULB zat er uiteindelijk niet in. Dat was onvoldoende om van te overleven. Gelukkig kon hij in juli 1933 directeur van het inmiddels opgerichte BSO worden.

De Mans terugkeer naar België in de zomer van 1933 betekende nog geen gelukkige weerzien.276 Integendeel, want De Man had zich in het verleden heel wat vijanden gemaakt. Toen hij op het Kerstcongres van de BWP ook nog ondervoorzitter werd, kon hij zich met meer gezag bekleed wat vrijer bewegen. Maar om een partij als de BWP te leiden waren heel wat persoonlijke kwaliteiten nodig. Die bezat De Man niet. Het ontbeerde hem aan mensenkennis en gevoel voor tactiek. De Man was eigenlijk contactgestoord. De ondergang

271 Sohlbergkreis, a. w., blz. 13.272 Briefwisseling met zijn uitgever A. Stern in Praag. IISG, Amsterdam, Archief De Man, map 171. Brieven d. d. 12 februari, 2 maart en 29 maart 1932.273 Hendrik de Man, “Krise und Hakenkreuz”, in Prager Presse, 8 april 1932.274 Voorheen had hij dezelfde Albert Thomas proberen warm te maken voor de oprichting van een “université internationale du travail” in Genève waarvan de Man dan directeur zou moeten worden. B. W. Schaper, Albert Thomas. Trente ans de réformisme social, Assen: Van Gorcum, 1959, blz. 308.275 Leden van deze commissie waren Maurice Ansiaux (ULB), Laurent Dechesne (ULg), Delannoy (Gent) en M. Neyrinck (Leuven). Le Peuple, 29 oktober 1932.276 De Man zegt zelf: “... revenu en Belgique depuis 1933, j’y ai toujours eu l’impression que pour beaucoup de mes compatriotes, j’étais un étranger. Cela ne m’a pas fait beaucoup de peine, mais cela m’a souvent rendu la besogne plus malaisée en politique”. Henri de Man, Cahiers de ma montagne, Brussel: Éditions de la Toison d’Or, 1944, blz. 175.

Page 50: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

van de Bank van de Arbeid in maart 1934 leek de ideale kans om zijn greep op de partij te verstevigen.277 Dat lukte hem uiteindelijk niet.

De Mans wilde zijn kruistocht tegen de verburgerlijking van de socialistische arbeidersbeweging graag voortzetten, maar hij slaagde er niet in om het cumuleren van betaalde functies te verbieden. Voor De Man was de cumul typisch burgerlijke uitwas.278 Hij maakte zich met deze actie vooral vijanden. Onder hen was Camille Huysmans die de functies van volksvertegenwoordiger, burgemeester van Antwerpen en directeur van de Volksgazet combineerde. Huysmans vertikte het om onder dwang een groot deel van zijn inkomen in de partijkas te storten. Hij wilde dat geld loever naar eigen inzicht aan bepaalde initiatieven besteden.279 Ten slotte hadden velen al gezien dat de actie voor het Plan van de Arbeid veel geld kostte.280 Was het sop de kool wel waard? Voorts bekleedde De Man geen enkel politiek mandaat, waardoor hij ten laste van de partijkas viel.281 Wat velen echter niet wisten, was dat De Mans BSO uit o. a. een “belangeloze” gift van de stijfselfabrikant R. de Becker-Remy uit Willebroek was gefinancierd.282

Rond de bijverdiensten van De Man bestond eveneens onduidelijkheid. De Man was de auteur van pamfletten en artikelen. Hij gaf lezingen. Ontving hij hiervoor auteursrechten of andere vergoedingen? En hoeveel leverde dat op? Varga verweet hem bijvoorbeeld dat hij bij het Bulletin van de Nationale Bank van België een fors honorarium voor zijn bijdragen opstreek en dat hij in zijn lezingen voor ondernemers de belangen van het grootkapitaal verdedigde. Het verweer van De Man klonk eerder zwak. Volgens De Man was de Nationale Bank niet, zoals Varga had beweerd, met “duizenden banden” aan het steenkolenkapitaal gebonden. De Nationale Bank verdedigde “in opdracht van de Staat” vaak belangen “die in strijd zijn met die van het privékapitaal. Juist door dat karakter van publieke instelling kan ik in haar Bulletin een vrije tribune opnemen. Daarin zetten economisten van diverse strekkingen hun opvattingen uiteen. Op aandringen van het directorium van de BWP heb ik aanvaard hieraan mee te werken en ik daag iedereen uit ook maar één regel te citeren die niet in overeenstemming is met de socialistische opvattingen die ik elders verdedig”.283

277 De falliete Belgische Bank van de Arbeid kreeg het statuut van gecontroleerd beheer om de coöperaties en de verbonden spaarkassen van de ondergang te redden. H. Van der Wee en K. Tavernier, De Nationale Bank van België en het monetaire gebeuren tussen de twee wereldoorlogen, Brussel: Nationale Bank van België, 1975, blz. 266. De ASLK had 150 miljoen met als onderpand het onroerend goed aan de socialistische coöperatieve verenigingen geleend. Mieke Claeys-Van Haegendoren, 25 jaar, a. w., blz. 331.278 Met die campagne tegen de verburgerlijking had hij al veel eerder op de zere tenen van Auguste Dewinne getrapt. De laatste schreef een redactioneel artikel onder de kop “Sur le danger d’embourgeoisement” op 6 maart 1930 in Le Peuple, dit naar aanleiding van een conferentie die De Man voor de Cercle des militants socialistes de Bruxelles had gehouden: “Nous ne le dirons pas, nous ne dirons pas même qu’il faille le négliger, mais nous croyons que De Man l’exagère”. 279 Over deze kwestie zie Jan Hunin, Het enfant terrible Camille Huysmans 1871-1968, Amsterdam: Meulenhoff, 1999, blz. 306-308.280 Daarbij mag men aannemen dat De Mans beloning (en allicht ook die van zijn directe medewerkers) op het niveau van de ook in 1934 benoemde partijsecretaris August De Block zal hebben gelegen: tussen de 25.000 en 30.000 frank per jaar. Joris De Coninck, August De Block (1893-1979): socialistisch politicus. Een biografie. Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 1997-1998, Universiteit Gent. www.ethesis.net/de_bock/de_bock_inhoud.htm - 34k -281 Mieke Van Haegendoren stelt dat De Mans docentschap aan de ULB een “financiële verlichting voor de BWP” was, maar zonder daarvoor enig bewijs aan te dragen. Claeys-Van Haegendoren, a. w., 1972, blz. 178. 282 IISG, Amsterdam. Archief De Man, map 421.283 De Man in Frantzen, a. w., blz. 390-391.

Page 51: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Man vermeldde evenwel niet dat de Nationale Bank privéaandeelhouders kende of dat de Raad van Bestuur uit vertegenwoordigers van de financiële wereld was samengesteld. En ook niet dat de grote banken, die de meeste kolenmijnen en staalfabrieken financierden, via kredieten van de Nationale Bank overeind werden gehouden. Ook verwierp De Man de aantijging dat hij zijn inkomsten uit zijn medewerking aan het Bulletin284 van de Nationale Bank en van zijn hoogleraarschap aan de Université Libre de Bruxelles verborgen hield. In zijn repliek stelde De Man dat de gecombineerde som hiervan jaarlijks “geen 14.000 fr. per jaar”285 bedroeg. Tevens verweerde hij zich tegen de akelige beschuldiging dat hij, net zoals Hitler, in zijn voordrachten voor grote kapitalisten iets anders vertelde dan voor zijn arbeiderspubliek. “Vermits alle toespraken, die ik voor een publiek van niet-arbeiders hield, werden gestenografeerd en gepubliceerd, kan ik aan de hand van de tekst zelf aantonen dat Varga liegt en ik daag hem uit zijn onschuld te bewijzen”.286 Het Plan van de Arbeid als voorbode van het fascisme?

De benoeming aan het hoofd van het BSO in juli 1933 moet voor De Man ook een sprong in het duister zijn geweest. Hij had immers bij zijn terugkeer naar België geen uitgewerkt “economisch plan” op zak. Sterker nog, De Man was geen economisch geschoolde specialist. Hij had zich intussen enkel een algemeen idee van de economische crisis gevormd. Hoe die op te lossen was eveneens weinig uitgewerkt. De Man wist bijvoorbeeld wel dat de toenmalige economische crisis niet meer eenvoudig cyclisch verliep met een automatische herneming op het einde van de cyclus. Hij wist nu ook dat er daarom grondige institutionele hervormingen nodig zouden zijn om de werkloosheid duurzaam te doen dalen. Wegens de exportproblemen moest men op de binnenlandse markt een groter deel van de productie zien af te zetten. De Mans opvattingen waren sinds 1930 in evolutie, want aanvankelijk dacht hij dat men via een internationaal akkoord het oprukkend protectionisme moest ombuigen in meer vrijhandel.

Tijdens een lezing uit eind december 1931 voor de Cercle des Militants de Bruxelles schetste De Man het karakter van de economische crisis als niet meer zuiver cyclisch. Daarbij was voor hem autarkie geen oplossing. Daarom was hij nog altijd een voorstander van een liberale internationale economische orde. Loonsverhogingen konden daarom niet realistisch zijn. Wél wilde hij de niet-structurele werkloosheid door voluntaristische maatregelen opslorpen. Meer dan een vaag pleidooi voor anticyclische maatregelen hield hij alsnog niet. Uiteindelijk wilde De Man in de eerste plaats met het klassieke reformisme breken. De Man: “L’action socialiste, après la guerre, a été conservatrice, défensive et purement réformiste. Cette attitude, qui a atteint son apogée dans la théorie de la stabilisation des classes de Otto Bauer, découle de l’espoir dans la transformation du capitalisme. La crise actuelle apporte des faits nouveaux. Ce n’est pas une simple crise cyclique. En dehors de la crise industrielle et de la

284 De Man was een vaste medewerker van het Bulletin. Hij publiceerde vanaf 25 april 1931 regelmatig in het Bulletin. 285 De Man in Frantzen, a. w., blz. 391. Het opmerkelijke is dat De Man al zijn vergoedingen samentelt en daarbij niet antwoordt op het verwijt dat hij er meer mee zou verdienen dan het jaarloon van een textielarbeider. Het gemiddelde maandloon van een ongeschoolde metaalbewerker lag in 1930 onder 1.000 frank per maand. Guillaume Jacquemyns, Enquête sur les conditions de vie de chômeurs assurés, de grévistes syndiqués et d’ouvriers au travail 1932-1933, deel V, Le budget de soixante-deux familles du Bassin de Charleroi, Luik: Georges Thone Éditeur, 1934, blz. 18. Dezelfde auteur noteerde evenwel ook dat in de Borinage een kolenkapper in 1934 zich moest tevredenstellen met een jaarloon van 7.000 à 8.000 franken. Guillaume Jacquemyns, La vie sociale dans le Borinage houiller. Notes, statistiques, monographies, Brussel: Librairie Falk Fils, 1939, blz. 49.286 De Man in Frantzen, a. w., blz. 391. De Man gaf geen nadere precisering over de publicaties waarin deze redevoeringen waren opgenomen.

Page 52: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

crise agricole, il y a une crise politique et ce que l’on pourrait appeler une crise de la rationalisation. On essaie de retourner vers l’économie nationale, vers l’autarchie. La fermeture des débouchés du monde capitaliste dans le monde non-capitaliste est la cause de ce phénomène. Pour forcer les exportations, on essaie de réduire les frais de main d’œuvre, c’est-à-dire les salaires et les dépenses sociales. Une crise de chômage, suite de la rationalisation, a précédé en Allemagne et aux États-Unis la crise cyclique. Ainsi, une crise de régime se précise. On peut ainsi se rendre facilement compte de ce que le réformisme classique a vécu. Les social-démocraties se cantonnent actuellement sur le terrain défensif en attendant le retour de la prospérité. Mais peut-on l’attendre? Pour réduire la crise, pour la supprimer, il faut pouvoir combattre avec succès la crise politique et la partie du chômage non-inhérente à la crise. On ne peut point le faire. On ne peut pas vaincre la crise par une augmentation des salaires, il faut avoir le courage de l’affirmer; ce qui ne veut pas dire qu’on puisse songer à leur réduction. (…) Abandonnons les solutions opportunistes. Revendiquons un régime nouveau. Rappelons-nous le principe de Danton: Toujours de l’audace! Osons et nous ferons une œuvre pratique”.287

Pas in de loop van 1932 zou De Mans opvatting evolueren in de richting van meer autarkie toen hij over een geleide economie begon na te denken.288 In 1933 was De Man er duidelijk van overtuigd dat de liberale internationale economische orde definitief voorbij was en er een plan van actie moest komen.289 De staten hadden zich nu achter tolmuren teruggetrokken. Dit economisch nationalisme kon enkel slagen door middel van planmatig staatsingrijpen in de investeringen en de inkomens. De Man ontkende in zijn antwoord aan Varga uiteraard dat zijn Plan enkel een goede operatie voor de kapitalisten kon zijn. Hij wees hierbij graag op de slechte bedoelingen van Varga. Zo betwistte hij het door Varga gebruikte statistisch materiaal. De Man schatte het aantal arbeiders dat door de nationalisaties zou worden getroffen niet op een tiende van de totale tewerkstelling, maar tussen een kwart en een derde “naar gelang men alleen de werklieden telt, of de bedienden en de werklieden samen”.290 Varga vertrok, aldus De Man, van een vervalste argumentatie om de relatie tussen nationalisatie en lotsverbetering van de massa in een totaal verkeerd daglicht te stellen. Varga wilde de onwetendheid van de arbeiders uitbuiten. Nationalisatie betekende immers niet het overnemen van de rijkdom van de kapitalisten, of alleen maar het herverdelen van het beschikbare inkomen, maar stond in functie van het vergroten van de productie.

De Man: “Varga zal moeten accepteren dat een “sociaal-fascist”291 hem hier een lesje geeft in marxistische politieke economie. Een discipel van Marx zou nooit mogen vergeten dat het geïnvesteerde kapitaal in een industrie geen belang heeft als consumptie-object maar wel als productiemiddel. Hij zou moeten weten dat het bedrag der salarissen ten overstaan van de meerwaarde, en, meer algemeen, de verhouding tussen het deel dat naar de productie terugkeert, niet industrie per industrie bepaald wordt, maar van algemene economische factoren afhankelijk is. Marx heeft hun werking geanalyseerd met de begrippen “sociaal noodzakelijke arbeid”, “gemiddeld behoefteniveau”, de “totale relatie van de aanwezige sociale krachten” en de “tendentiële verlaging van de winstmarge”. Maar men moet niet eens marxist zijn om in te zien dat het niveau van de salarissen in gelijk welke industrie, net als de

287 Vandervelde had de vergadering voorgezeten en, blijkbaar zeer ontstemd over de inhoud van De Mans toespraak, deed hij ten slotte een oproep ten gunste van het “revolutionaire reformisme”. Le Peuple, 20 december 1931. 288 Henri de Man, Réflexions sur l’économie dirigée, Parijs en Brussel: L’Églantine, 1932.289 Hendrik de Man, Voor een plan van actie, Brussel: De Wilde Roos, 1933.290 De Man in Frantzen, a. w., blz. 392.291 De term “sociaal-fascisme” komt in Varga’s brochure niet voor.

Page 53: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

prijsbewegingen, afhankelijk is van deze algemene factoren, veel meer dan van het eigendomsregime in deze bepaalde industrietak”.292

Uiteraard ontkende De Man dat zijn Plan alleen maar bedoeld was om de lonen van “enkele bevoorrechte categorieën” van arbeiders op te trekken en de andere lonen ongemoeid te laten. Het doel was immers de “commandoposten in handen” te krijgen om de werkloosheid op te slorpen met behulp van de “uitbreiding van de binnenlandse markt”.293 Dat noopte De Man overigens tot het aansnijden van het netelige vraagstuk van de lage lonen in de Belgische steenkoolsector, waarvoor hij geen pasklaar antwoord kon bedenken. De mijnwerkers zouden daarom, evenals in de Sovjet Unie, “een soort voorrangspositie”294 bij loonsverhogingen krijgen. Het had echter geen zin loonsverhogingen te eisen als de te verdelen koek zou verkleinen. Daarom wilde De Man de koek vergroten om tot inkomensverbetering over te gaan. Ook meende De Man dat hij de “vurigste aanhangers”295 voor zijn Plan in vakbondskringen had gevonden, waardoor de actie voor het Plan nieuwe “energie” voor een “groeiende strijdvaardigheid in het dagelijkse leven, zowel op politiek als op syndicaal terrein”296 kon opwekken. Voorts ontkende De Man dat er – in de woorden van Varga – sprake zou zijn van een kloof in de arbeidersklasse tussen de massa die wilde vechten voor loonsverhogingen, en de “bonzen” van de BWP die via de actie voor het Plan alleen maar geduld predikten. De langdurige textielstaking in 1934 te Verviers was helemaal geen “wilde staking” geweest, want ze had aan de vakbeweging zestien miljoen frank aan stakingsgeld gekost. En de mijnwerkersstaking in de Borinage in de zomer van 1932 dan? Hier kon De Man niet anders dan betreuren dat “de communisten de plaats innamen van de syndicale en socialistische leiders”.297 Volgens De Man waren de communisten daarom “veeleer demagogen (…) dan marxisten” en had de BWP door het reformisme op te geven “of voorbij te streven (…) de communisten van hun beste propagandawapen” beroofd.298

De Man had geen zin om op de stelling nader in te gaan als zou het Plan de weg naar het fascisme banen. Echter, de mogelijkheid van een autoritair experiment werd door De Man in zijn andere geschriften hoegenaamd niet afgewezen. In zijn brochure uit 1931 tegen het “nationaal-fascisme”299 – hij gebruikte het woord nationaal-socialisme daarin consequent niet – had hij nochtans terloops op deze mogelijkheid gealludeerd:

“Der entscheidende Irrtum des Fascismus liegt darin, daß er meint, wirkliche Führerschaft könne nur aus der Zertrümmerung der Demokratie entstehen, während ich glaube, daß mehr Führerschaft mehr Demokratie voraussetzt. Aber dann freilich auch eine Demokratie, die sich nicht scheut, den veralteten Apparat des mehr oder weniger unzulänglich parlamentarisch kontrollierten Bürokratismus zu durchbrechen durch Einbau von neuen lokalen und beruflichen Selbstverwaltungszellen. Ja, es verträgt sich durchaus mit sozialistischer Demokratie, daß man in Krisenzeiten die Rolle der persönlichen Verantwortung erweitert durch Übertragung von bestimmten, inhaltlich und zeitlich scharf umgrenzten Aufgaben auf Kommissare, die man über ihre Erledigung dieser Aufgaben nachträglich zur Verantwortung 292 De Man in Frantzen, a. w., blz. 393293 Ibidem, blz. 393.294 Ibidem, blz. 394.295 Ibidem, blz. 396.296 Ibidem, blz. 396-397.297 Ibidem, blz. 397.298 Ibidem, blz. 398.299 Deze brochure was de neerslag van een lezing die De Man op 12 december 1930 te Berlijn voor de Kulturbund van de SPD had gehouden. Hendrik de Man, Sozialismus und National-Fascismus, Potsdam: Alfred Protte, 1931. Alfred Protte was de uitgever van de Neue Blätter für den Sozialismus van religieus socialisten als Paul Tillich en Eduard Heimann met wie De Man toen contacten onderhield.

Page 54: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

zu ziehen wird”.300 De Man onderkende ook het mogelijke gevaar van een dictatoriale ontwikkeling. “Die heutige Sozialdemokratie ist freilich keine Revolutionspartei – sie ist es übrigens trotz allem Anschein niemals gewesen. Aber sie ist vielleicht – wiederum trotz allem Anschein – eine vorrevolutionäre Partei”.301 De Man meende dat men met een ondemocratische weg rekening moest houden en dat dit enkel het gevolg van een “erheblichen Fortschritt des Nationalfascismus” kon zijn.302

Pontigny september 1934

De Man, die in 1934 op het toppunt van zijn internationale roem verkeerde, wilde zich wel aan “een marxistische kritiek op het Plan”303 onderwerpen, maar hij deed dat het liefste vanuit het rijk der ideeën. In zijn repliek op Varga verwees hij graag naar de besprekingen304 die “plansocialisten” uit diverse landen van 14 tot 16 september 1934 op een door de BWP en Zwitserse socialisten georganiseerde conferentie te Pontigny hadden gevoerd. Volgens De Man waren daar “de zuiverste marxisten”305 present geweest om over zijn “stellingen” te debatteren. 306 Zij zouden er de stelling hebben onderschreven dat men volgens de “wetenschappelijke methode van Marx” de politieke doelstellingen “zonder utopisme” moest vastleggen “in functie van de concrete economische situaties, de heersende tendensen, de reële verhoudingen tussen de aanwezige krachten”.307 Men hoorde daarbij, aldus De Man, het Plan van de Arbeid aan de lokale behoeften aan te passen.

300 Ibidem, blz. 52-53.301 Ibidem, blz. 60.302 Ibidem, blz. 61. Het is erg moeilijk om in deze periode (1931-32) De Mans houding ten aanzien van een autoritaire staatsordening te plaatsen. In een gesprek met auteur John Hellman zou Alexandre Marc, die in 1932 gedurende drie dagen gesprekken met De Man had gevoerd, tot de conclusie zijn gekomen dat De Man toen naar het etatisme en het economisch en politiek despotisme neigde. Roy, a. w., blz. 213.303 De Man in Frantzen, a. w., blz. 399.304 Een gedrukt verslag van de conferentie van 1934 te Pontigny is in Duitse versie voorhanden. Der Plan der Arbeit. Konferenz zur Besprechung der Probleme der Planwirtschaft: 14. bis 16 September 1934 Abbaye de Pontigny (Frankreich), Zürich: VPOD, 1934.305 De Man rekende tot de zuiverste marxisten ook lieden van “leninistische strekking”, zoals Lucien Laurat en Angelo Rossi [Tasca], twee ex-communisten die met de Komintern hadden gebroken. Samen met De Man was toen een forse delegatie Belgische “planisten” verschenen met Jef Rens, Paul Finet, Herman Vos, Albert Halasi, Max Buset, Isabelle Blum, Arthur Gailly, Léo Collard, Émile Cornez, Marc Somerhausen, Paul Lambert, Isi Delvigne, Alice Pels, Robert Lemoine, Arthur Jauniaux, Maurice de Moor, Edward Anseele (jr.), Georges Truffaut en Paul-Henri Spaak. Voorts waren er uit andere landen vele deelnemers, zoals Ernst Reinhard, Carl Hubacher, Fritz Schneider, Otto Graf, Dr. Hans Oprecht, Dr. Willy Spühler, Dr. Harry Gmür en Dr. Otto Vollenweider uit Zwitserland; K. William uit Oostenrijk; Jaromir Nečar uit Tsjechoslowakije; Carlo Rosselli, Mario Selva en A. Rossi (Tasca) uit Italië; René Belin, Robert Bothereau, Lucien Laurat, E. Beaurepaire, Robert Lacoste, Pierre Ganivet, Édouard Dolléans, Mihály Károlyi, Jean Brissaud, Georges Gurvitch, Charles Dulot, Pierre Viénot, Madame A. Viénot, Bertrand de Jouvenel, Paul Desjardins uit Frankrijk; Hein Vos uit Nederland; Dr. N. Kelen, Prof. Dr. Anna Siemsen, B. B. (Bernhard von Brentano), Wladimir Woytinsky, Dr. Kurt Mandelbaum en Dr. Gerhard Meyer uit Duitsland; Dr. X uit Engeland; etc. Zie ook Rolph Nordling en Georges Lefranc, “L’activité sociale de Paul Desjardins”, in Anne Heurgon-Desjardin (red.), a. w., blz. 215-218. Dr. X moet de Duitser Dr. Walther Pahl zijn geweest. In het beknopte verslag van de conferentie in Le Peuple van 19 september 1929 kan men lezen dat een zekere Fahl (sic) de ideeën van de Britse Socialist League uitlegde. Deze ideeën waren door Stafford Cripps geïnspireerd. Na de machtsovername door Hitler schreef Walther Pahl op 25 april 1933 nog in de Gewerkschaftszeitung: “Der Nationalsozialismus forderte und verwirklichte jetzt die Einheit der Nation, um auf diesem breiten und festen Fundament den deutschen Sozialismus aufzubauen”. Jörg Wollenberg, “Georg Elser und ‘Hitlers Volksstaat’”. www.weltderarbeit.de/Wollenberg2.pdf - Pahl, die daarop emigreerde, zou in 1935 naar Duitsland terugkeren en een nazi worden. Hij beriep zich daarna op de ideeën van De Man en diens Zur Psychologie des Sozialismus. White, a. w., blz. 134 en 154.306 Gerd-Rainer Horn, “From ‘radical’ to ‘realistic’: Hendrik de Man and the international plan conferences at Pontigny and Geneva, 1934-1937”, in Contemporary European History, jg. 10, nr. 2, 2001, blz. 253-254.307 De Man in Frantzen, a .w., blz. 399.

Page 55: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Man vermeldde echter niet dat er te Pontigny niet alleen “marxistische kritieken” te beluisteren vielen, maar ook gefundeerde twijfels over de geboden perspectieven op een snel economisch herstel. Men vond ook de voorgestelde staatshervorming van een twijfelachtig democratisch gehalte.

Rond de conferentie van Pontigny heerste trouwens een conspiratieve vertrouwelijkheid. De abdij van Pontigny zou omwille van haar geïsoleerde ligging zijn gekozen. Daar kon men zich aan het oog van de politie onttrekken.308 Ze was wél bereikbaar met het openbaar vervoer, maar de deelnemers liepen onderweg niet in het oog. De berichten erover waren eerder schaars. Le Peuple publiceerde enkel een beknopt verslag van de debatten.309 De deelnemers kregen daarna slechts een beknopt verslag toegestuurd.310 Pas ruim een jaar later konden ze kennis nemen van een uitvoerig verslag.311 Enkele deelnemers werden daarin enkel maar met een pseudoniem of initialen aangeduid.

Voor De Man hing veel af van deze conferentie. Daarom was gedacht aan een strakke regie. De Man en zijn assistent Max Buset bewaakten dat. Zo had De Man tijdens de eerste sessie de grote principes (“les idées fondamentales”) uiteengezet van het Belgische Plan van de Arbeid, die hij in dertien stellingen had samengevat. Waarna Bertrand de Jouvenel, na eerst beleefd graaf Mihály Károlyi te hebben laten vragen wat De Man met zijn anticrisispolitiek bedoelde, een aantal “passende” vragen stelde. Dit met de bedoeling blijkbaar om op voorhand wanklanken te vermijden.312 De Mans plan om het centrale staatsgezag ten nadele van de rol van het parlement te versterken, kon niet op ieders sympathie rekenen. De fascistische machtsovername in Duitsland en even voordien in Oostenrijk lagen velen nog té vers in het geheugen. Vooral de Franse delegatie, die uit een nogal bont gezelschap van ex-communisten, anarcho-syndicalisten en syndicalisten was samengesteld, dacht dat autoritaire staatsorganen de arbeidersbeweging in de boeien zouden slaan. Ook de Fransen waren onder de indruk van de fascistische dreiging die in februari 1934 de Derde Republiek bijna had weggeveegd.

De Man ging meteen met stevige argumenten van start. De Man: “À la doctrine classique de la démocratie bourgeoise, qui ne correspond plus aux réalités actuelles, il faut substituer une doctrine nouvelle basée sur une conception différente de la séparation des pouvoirs: l’Exécutif gouverne, les institutions représentatives contrôlent (…) l’exercice du droit de gestion sera basé sur la délégation de pouvoirs par l’exécutif et la représentation des intérêts corporatifs”.313 Voorts wilde hij dat de arbeidersbeweging afstand zou nemen van haar “préjugés ouvriéristes, qui sont devenus désuets depuis l’évolution du capitalisme a cessé de

308 Aldus de openingstoespraak van Hans Oprecht, maar ook omdat Pontigny in het verleden een oord van vertegenwoordigers uit verschillende landen was geweest, “so zum Beispiel die Aussprache zwischen Vertretern deutscher Kultur (...) und französischer Zivilisation, hier ist jener internationale Geist gepflegt worden, der sich in Monsieur Desjardins verkörpert”. Ibidem, blz. 3.309 “Les entretiens de l’Abbaye. À Fontigny (sic), 60 militants appartenant aux divers partis socialistes étudient et confondent les différents plans”, Le Peuple, 19 september 1929; “Les entretiens de l’Abbaye. Le Plan du Travail est le renoncement à l’abdication devant la crise”, in Le Peuple, 20 september 1934. Deze twee artikelen zijn niet ondertekend, maar waren allicht door Max Buset geschreven.310 In de woorden van De Man luidde deze restrictie als volgt: “... la discussion sera libre, (...) les entretiens ne sont pas destinés à la publicité et (...) aucune résolution ne sera adoptée en conclusion. Un compte-rendu sera envoyé aux participants par le Dr. Oprecht, pour leur propre usage et une physionomie générale des débats sera rendue par les journaux”. Ibidem, blz. 12.311 Der Plan der Arbeit, a. w.312 Ibidem, blz. 4-8.313 Ibidem, blz. 6.

Page 56: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

s’accompagner d’un accroissement continu du nombre de prolétaires”.314 De arbeidersbeweging moest dus niet meer “le capitalisme dans son ensemble” bestrijden, maar “le capitalisme monopoliste et en premier lieu le capitalisme financier”.315 Voorts moest de frase dat alleen “l’emploi des moyens légaux et constitutionnels pour la conquête, par la persuasion, d’une majorité”316 welkom was, iedereen wel de oren doen spitsen. Voorts riep De Man op om de partijprogramma’s door zijn plan te vervangen, daar het succes van iedere poging tot een geleide economie “présuppose un ensemble de mesures qui se conditionnent mutuellement et qui, pour se réaliser par étapes, doivent être échelonnées et coordonnées dans le temps”.317 In de door Bertrand de Jouvenel gestuurde discussie stelde De Man dan dat men in België niet al te zwaar aan de “scrupules constitutionnels” bij het oprichten van een emissiebank moest tillen. “C’est pour des raisons pratiques qu’il faut éviter une révision constitutionnelle, parce que cette dernière requiert de nouvelles élections et une majorité de 2/3”.318 Zijn vijf commissarissen die een aantal sectoren moesten beheren, zouden door de koning worden benoemd en tevens lid van de ministerraad worden zonder aan een vertrouwensvotum van het parlement te worden onderworpen.

De volgende dag was het de beurt aan Max Buset om het Belgische Plan van de Arbeid, dat duidelijk als “model” fungeerde, uit te leggen. Hierbij kon Buset de idee van een verhoogde consumptie van de arbeidersklasse in de verf zetten. “L’essentiel en est le développement de la capacité de consommation. (…) Dès lors, il faut chercher du travail et de l’activité sur le marché intérieur par le développement de la capacité de consommation”.319 Buset gaf toe dat in een land als België, dat zo afhankelijk van de import van grondstoffen was, elke verhoging van de binnenlandse consumptie ook met een verhoogde export gepaard zou moeten gaan. Hij moest echter erkennen dat op dit punt nog enig studiewerk nodig zou zijn en dat men allicht de oplossing moest zien te vinden in het afsluiten van bilaterale handelsakkoorden. Ook het opslorpen van de werkloosheid door vooral het uitvoeren van openbare werken was niet zonder problemen gezien de toestand van de openbare financiën. “Le plan cherche une issue dans le développement de la capacité de consommation provenant d’une consommation plus grande des produits de première nécessité. Cette conception présente l’avantage que les besoins satisfaits ainsi sont constamment renouvelés”.320

De conferentie werd voor De Man allerminst een onverdeeld succes. Dat bleek al uit enkele sceptische vragen. Spaak wilde bijvoorbeeld weten welke sancties het parlement aan de commissarissen kon opleggen.321 Een niet nader genoemde Franse deelnemer wees op de noodzaak om over financiële middelen (“un avoir financier”) te beschikken om “le droit de gestion” te kunnen uitoefenen.322 Uiteraard hadden de meeste aanwezigen intussen wel begrepen dat het eventuele succes van het Plan van de Arbeid stond of viel met de uitbreiding van de consumptie. Het Plan van de Arbeid moest men ook zien te financieren. Waarop Buset antwoordde dat België over een grote goudreserve beschikte, waaruit men dan de publieke werken kon financieren. Doordat de rente- en huurinkomens niet waren gedaald en de lonen wél, waren voorts de inkomensverhoudingen scheefgetrokken. Dat moest men veranderen. Voorts kon goedkoper krediet een oplossing bieden. Controle over de privésector kon ook,

314 Ibidem, blz. 6.315 Ibidem, blz. 6.316 Ibidem, blz. 6.317 Ibidem, blz. 6.318 Ibidem, blz. 7-8.319 Ibidem, blz. 10.320 Ibidem, blz. 11.321 Ibidem, blz. 8322 Ibidem, blz. 8.

Page 57: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

maar “l’idée essentielle n’est d’ailleurs pas de discipliner ce secteur, mais bien plutôt de le placer dans des conditions les plus favorables à son développement normal. C’est le côté libéral du Plan: le retour à la libre concurrence débarassée des influences monopolistes du grand capitalisme qui vicie son jeu normal”.323

Volgens Buset wilde het Plan de binnenlandse markt ontwikkelen in samenhang met bepaalde industrieën. Dat impliceerde zowel de ontwikkeling van de landbouw als een heroriëntering van de industrie, bijvoorbeeld door de valorisering van de steenkolen en door industrieën die tot dan toe achter waren gebleven. Een economische raad moest naast het parlement komen. Herman Vos legde daarna de nadruk op de uitbreiding van de sector der consumptiegoederen en van de bouwnijverheid. Een ideaal arbeidersbudget lag al ter studie om de consumptie te kunnen sturen. Een actieve handelspolitiek gericht op “le dépistage des industries pouvant encore conquérir des marchés extérieurs”324 moest vooral kleinere ondernemingen aanmoedigen.

De Franse politicus Pierre Viénot oordeelde dat De Mans Plan niets anders dan een middel was om tot inkomensherverdeling te komen. De bestrijding van de crisis vond hij daarom allerminst goed uitgewerkt. Hij zag ook niet in hoe de structuurhervormingen en de strijd tegen de crisis met elkaar in overeenstemming konden worden gebracht.325 Lucien Laurat, het Tsjechische parlementslid en latere minister Jaromir Nečas, Rossi, Rosselli en ook de ex-president van Hongarije, graaf M. Karolyi, stelden vragen. Tijdens de discussie over het Plan van de Arbeid en analoge plannen gemaakt door Nederlandse, Zwitserse, Tsjechische, Franse en Britse socialisten bleek dat de realisatie van die plannen allerminst evident was. Hoe kon men tot een politieke meerderheid ervoor komen? Niemand wilde uiteindelijk de parlementaire democratie ter wille van het Plan zo maar in vraag stellen. De Man: “Die Belgische Partei läßt die Frage offen, ob die Mehrheit für den Plan an sich oder auch für die Partei gewonnen wird. Die Mehrheit für den Plan kann natürlich eine Mehrheit für die Partei oder für eine auf Grund des Plans entstehende Koalition sein”.326 Kortom, wilde rechts eventueel met de socialisten in zee gaan om een socialistische politiek uit te voeren? De Oostenrijkse afgevaardigde die onder het pseudoniem William optrad, verwees naar de toestand in zijn eigen land, waar de sociaaldemocraten wel 43 procent van de stemmen hadden behaald, maar naarmate ze meer stemmen behaalden zagen ze wel het fascistische gevaar steeds groter worden.327

Wladimir Woytinsky wees er fijntjes op dat het Plan van de Arbeid eigenlijk vertrok van het gegeven dat de kapitalistische staat niet meer bij machte was om de werkloosheid op te slorpen. Zelfs indien men vóór het uitbreken van de crisis de basisindustrieën al had genationaliseerd, dan nog was de situatie daarna niet anders geweest. “La raison est bien simple: la crise se manifeste par le manque de débouchés, et si l’écoulement des marchandises s’arrête, c’est dans le secteur nationalisé qu’il aura le plus de chômage. On prétend que tout serait changé de fait qu’on nationaliserait le crédit, mais je crois, pour ma part, que l’État distributeur du crédit aura de la peine à trouver des clients ayant la possibilité d’utiliser et de rembourser ce crédit. (…) La seule nationalisation du crédit et des industries-clefs ne donne donc pas de garanties suffisantes devant la crise”.328 Woytinsky wees op de noodzaak om niet alleen de koopkracht van de arbeiders te verhogen, maar ook die van de boeren. Maar zonder

323 Ibidem, blz. 13.324 Ibidem, blz. 14.325 Ibidem, blz. 15.326 Ibidem, blz. 42.327 Ibidem, blz. 42-44.328 Ibidem, blz. 45.

Page 58: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“la dictature économique et politique intégrale”329 en de controle over de pers konden de vijanden altijd paniek onder de spaarders veroorzaken. Hij wilde dat het krediet zich zou emanciperen van het sparen en dat betekende dat de staat een absolute greep erop zou moeten uitoefenen. Woytinsky riep op tot een positieve actie tegen het fascistische gevaar door de tewerkstelling te verruimen en door een betere verhouding tussen lonen en prijzen te realiseren.

Ook de Hongaar Kelen wilde in de planeconmie meer aandacht voor de sector van de consumptie-industrie. Wie een bepaald volume staal wilde produceren, die moest ook weten waarvoor. Probleem was dan de export die overal voor de afzet zo belangrijk was geworden. Alleen de Verenigde Staten en Rusland ontsnapten aan dat dilemma. Georges Gurvitch was tevreden dat Lucien Laurat (“marxiste impénitent”)330 nu tussenstappen naar het socialisme had aanvaard. Hij maakte wel opmerkingen bij de inleiding van Hendrik de Man waarin hij trouwens een drietal nieuwe elementen had ontdekt (structuurhervormingen om de crisis te bestrijden; werkgeversweerstand overwinnen zonder de staat te versterken; positieve oplossingen zoeken voor het bestrijden van het fascisme). Gurvitch wilde dat er een duidelijk onderscheid zou worden aangebracht tussen de belangen van de arbeiders en die van de bourgeoisie. Gurvitch had zelfs zware kritiek op De Mans voorstel om economische commissarissen met dictatoriale bevoegdheden te benoemen zonder dat die via de organen van de industriële democratie werden gecontroleerd. Gurvitch begreep ook waarom de Zwitserse afgevaardigden zich op dit punt zo aarzelend opstelden. “Si de Man proposait de soumettre les commissaires aux organes de la démocratie industrielle renforcée, on pourrait peut-être convaincre les camarades suisses. H. de Man a si peu précisé cette question qu’on ne voit même pas clairement s’il est pour les syndicats uniques ou pour les syndicats libres; il n’a pas indiqué comment il veut concilier le droit de grève avec le pouvoir dictatorial des commissaires, etc.”.331 Sterker nog: Gurvitch verweet De Man in feite de oude formule van César De Paepe over de transformatie van de politieke staat in de economische staat voor deze gelegenheid te hebben afgestoft. De ervaringen met het fascisme en met de Sovjet Unie hadden aangetoond dat de ooit autonome vakbonden er als een soort openbare dienst door de staat waren opgeslokt. Waar kwam “cette défaillance inattendue”332 in De Mans mededeling over de industriële democratie ineens vandaan? Gurvitch plaatste hier de perfide opmerking bij dat de politici slechte socialisten zijn “car ils sont enclins à sacrifier aux considérations électorales les principes et les institutions les plus essentielles, d’où uniquement, peut naître le socialisme”.333 Gurvitch wilde daarom uit angst voor “les partisans conscients ou inconscients du fascisme”334 ook een duidelijke grens trekken tussen een geleide economie als overgangsfase naar het socialisme, en een geleide economie die een variant van het georganiseerde kapitalisme was.

Rossi loofde De Man omdat hij met zijn Plan het oude reformisme en het schreeuwerige en machteloze “revolutionairisme” had overwonnen en alle krachten had gehergroepeerd, waardoor de antinomie tussen hervorming en revolutie was overwonnen. Maar wat moest men denken van de weg naar het socialisme? Rossi was bang dat het Plan alleen maar zou leiden tot het herinvesteren van de kapitalen. Dan zou met het Plan hetzelfde gebeuren als met zijn boek Au delà du Marxisme dat ook “une réaction violente contre le réformisme” was, maar

329 Ibidem, blz. 45.330 Ibidem, blz. 49331 Ibidem, blz. 50.332 Ibidem, blz. 52.333 Ibidem, blz. 52.334 Ibidem, blz. 52.

Page 59: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

daarna “l’évangile des réformistes”335 dreigde te worden. Ook Rossi legde de nadruk op het probleem van de hervorming van de staat, de overheersing van het financierskapitaal op het industriële kapitaal en de vraag of men nu wel degelijk zou evolueren naar een nationaal kapitalisme. Hij zag trouwens niet de noodzaak in van een door De Man gewilde “déparlementarisation de l’État”.336 Rossi vreesde dat dit laatste alleen maar de burger zou depolitiseren. “Ce sera alors le royaume de la bureaucratie tout court”.337 Het socialisme moest daarom de strijd zowel tegen de crisis als vóór de vrijheid aangaan. Rossi miste ook het punt van de buitenlandse politiek in het Plan. “Un prolétariat sans politique étrangère est un prolétariat sans plan”.338 Rossi legde voorts de vinger op een aantal andere aspecten, zoals het feit dat de rentabiliteit geen economische categorie is, maar wel een voorwaarde voor de economische activiteit. Hij wilde hiermee vooral reageren tegen “une interprétation excessivement économiste du Plan”.339

De ex-KPD’er Kurt Mandelbaum die vóór Hitlers machtsovername nog op het Institut für Sozialforschung van Max Horkheimer te Frankfort had gewerkt en die later een befaamde ontwikkelingseconoom zou worden, kon niet begrijpen hoe een harmonieuze overgang naar een planeconomie mogelijk kon zijn. Misschien was dat in een aantal landen wel mogelijk, maar wat als de meerderheid van de bevolking, ook al was dat maar voorbijgaand, tegen een planeconomie was? Zonder een bureaucratie in het leven te roepen, iets waarvoor de liberalen altijd zo graag waarschuwden, zou men er niet in slagen. Terugvallen op een zuivere kredietpolitiek zou allicht onvoldoende zijn. Dan zouden nationalisaties onvermijdelijk worden, dit met als eindresultaat een vorm van oorlogscommunisme. Tegen dat laatste tekende Laurat in zijn repliek onmiddellijk verzet aan. Zijn gemengde economie was precies bedoeld om de democratie beter te doen functioneren nu die door het monopoliekapitalisme werd bedreigd.340 Vandaar dat Laurat zich ook tegen “certaines tendances”341 keerde die hij bij een aantal planisten had ontwaard en daarom stelde hij dat “la démocratie doit être proclamée indispensable et doit être liée à la réalisation du Plan”.342

Pierre Ganivet van het syndicalistische tijdschrift L’Homme réel uit Parijs had tot zijn ontgoocheling gemerkt dat de opvattingen van de aanwezige kameraden nogal verschilden van de zijne. Daarom wilde hij van De Man nadere preciseringen vernemen om een einde te kunnen maken “à pareille équivoque politique et intellectuelle”.343 Hij vatte nog eens de essentie van de door De Man gegeven toelichting samen: 1. het kapitalisme is failliet en daarom is het gedaan met de herverdelingshervormingen; 2. parlementarisme mag niet met democratie worden verward, daarom een hervorming van de staat; 3. noodzaak om ook andere sociale lagen dan de arbeidersklasse aan te spreken; 4. “Rien ne peut être entrepris sans mystique: Le principal mérite du Plan de Man est, à notre avis, que ce Plan donne un élan dynamique aux masses”.344

335 Ibidem, blz. 53.336 Ibidem, blz. 55.337 Ibidem, blz. 55.338 Ibidem, blz. 56.339 Ibidem, blz. 56.340 “Il faut désarmer économiquement les fractions du capital qui ont déclaré la guerre à la démocratie.” Ibidem, blz. 60.341 Ibidem, blz. 61.342 Ibidem, blz. 61.343 Ibidem, blz. 65.344 Ibidem, blz. 66.

Page 60: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Deze vier punten leken aanvankelijk vast te liggen, maar Ganivet had nu geconstateerd dat Buset die in zijn uiteenzetting toch weer in vraag had gesteld. Ganivet was daardoor geschokt, want “son auteur ne paraît avoir en vue que le renflouement du Capitalisme”.345 Zo wilde Buset de privésector instandhouden. Was dat niet strijdig met het plansocialisme? Als syndicalist was hij een overtuigd voorstander van de economische democratie. “Ce n’est pas parce que le parlementarisme a fait faillite que toute forme de Démocratie doit disparaître”.346 Hij miste zelfs in vele uiteenzettingen elke verwijzing naar de economische democratie of de ondernemingsraden. “Le ton des exposés est tel que nous arrivons à penser que plusieurs de nos camarades ne sont pas loin d’admettre sans déplaisir le Corporatisme en place des syndicats libres”.347 Hoe men met de middenklassen en de boeren moest omgaan was ongelukkig geformuleerd, vond hij. Immers, Buset had naar aanleiding van een vraag van Rossi opgemerkt dat men dat probleem in België wilde oplossen door een intensifiëring van de industrialisatie, terwijl in heel Europa de middenklassen, de boeren en de meeste arbeiders (de werklozen) zich daar juist tegen verzetten en de fascisten het socialisme de schuld wilden geven van de industrialisatie tot elke prijs.

De Man ontkwam er daarna niet aan om in zijn slotwoord een aantal “geheimen” over de ontvangst van het Plan van de Arbeid in België prijs te geven. “Disons les choses telles qu’elles sont: le Plan belge, même dans l’état actuel de ses rapports avec la politique du parti, reste une volonté qui n’a pas encore fini de percer. Sans doute a-t-il rallié une forte majorité au Congrès de Noël, mais la question n’est pas tranchée par là. Cela ne signifie pas que l’ensemble des militants partage mes conceptions à cet égard. Beaucoup d’entre eux se sont “ralliés” au Plan comme représentant une “issue”. Mais l’immense majorité des “ralliés” n’a pas compris, par exemple, ce qui constitue en lui la liquidation du réformisme. Quelques-uns seulement l’ayant compris, se sont prononcés contre son adoption, la grosse majorité l’a adopté avec une bonne volonté un peu plus réelle, mais qui ne suffit cependant pas à lui faire compendre tout ce que contient le Plan. Et il n’y a en réalité qu’une petite troupe de choc qui a pleinement saisie toute sa signification. Nous sommes loin de la manœuvre politicienne et du réformisme camouflé! Le POB et le dynamisme qui est propre à sa politique actuelle entraîne ses militants plus loin qu’ils ne le voudraient; à mesure que certains s’en aperçoivent, leur enthousiasme se refroidit”.348 In antwoord op Gurvitch wilde De Man enkel zeggen dat de kwestie van de industriële democratie alleen binnen het kader van het Plan op te lossen was. “Si les intérêts de la démocratie industrielle n’étaient pas conformes à ceux du Plan, ce dernier n‘aurait plus de raison d’être, et réciproquement”.349 De Man ontkende ten stelligste dat zijn Plan omwille van electoralistische redenen was opgesteld. Hij was zelfs “la bête noire” van de politici. “Je m’évertue sans cesse à proclamer qu’il ne faut pas considérer le Plan comme pouvant être un programme électoral (…) et qu’en rédigeant le Plan, je ne pensais pas aux électeurs mais bien aux chômeurs”.350

Uiteraard stelde zich het probleem van de grenzen van het Plan. De Man meende dat de voorwaarden voor het realiseren nog niet rijp waren. Er moesten nog educatieve etappes worden doorlopen eer het zo ver kon komen. Hij was er zich wel van bewust dat de slogan “Rien que le Plan, tout le Plan” een rem zette op de “participationistische” verlangens van de reformisten. Maar hij wist ook dat de weerstanden tegen het Plan van de voorstanders van een “tripartite” afkomstig waren. De Man bleef voor wat België betreft optimistisch ten aanzien

345 Ibidem, blz. 66.346 Ibidem, blz. 66.347 Ibidem, blz. 66.348 Ibidem, blz. 68.349 Ibidem, blz. 69.350 Ibidem, blz. 69.

Page 61: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

van een spoedige machtsovername, omdat de regering in haar crisisbestrijding had gefaald. Hierdoor had “une fraction suffisante des classes moyennes et même de la bourgeoisie”351 bij gebrek aan betere plannen zich met De Mans structuurhervormingen akkoord verklaard. Een regeringsdeelname was dus mogelijk op basis van het Plan, maar dan wel op voorwaarde dat de staatsmacht definitief “du côté des classes anticapitalistes dans les conflits sociaux ultérieurs”352 zou blijven. Toch liet De Man uitschijnen dat ook een “apocalyptisch scenario” tot de mogelijkheden kon behoren, waarna men dan een vorm van “oorlogscommunisme” kon verwachten.353

De Man liet dan het achterste van zijn tong zien: “Ici, il s’agirait de convulsions sociales et politiques provoquées soit par une extrême détresse économique due à une aggravation de la crise, soit par les répercussions d’une nouvelle guerre. Une hypothèse de ce genre, elle aussi, n’est pas purement académique. Ainsi, nous venons d’échapper de justesse à une grève générale des mineurs belges pour résister à une nouvelle diminution de salaires, et cette grève, que l’on aurait dû faire sans indemnités syndicales, aurait pu donner lieu en peu de jours à des conflits sociaux extrêmement étendus et pouvant prendre un caractère révolutionnaire. À supposer que la classe ouvrière sorte victorieuse d’un pareil conflit, on pourrait concevoir qu’après l’accession du parti ouvrier au pouvoir, il fasse du Plan son programme de gouvernement. Je ne vois même pas très bien ce qu’il pourrait faire d’autre. Il est clair qu’il ne pourrait pas faire moins, après avoir fait du Plan sa plate-forme politique même en vue d’un gouvernement de coalition. Il serait difficile, d’autre part, de présenter un programme de gouvernement allant plus loin, puisqu’au delà des propositions concrètes élaborées dans le cadre du Plan, il n’y a que des formules verbales dont l’exécution n’a été aucunement préparée ni même pratiquement envisagée jusqu’à présent”.354

Zo was De Man, alleen al gezien de internationale en nationale situatie, resoluut tegen een onvoorbereide machtsovername. “Elle nous placerait devant le problème de la capacité de gestion, que nous ne sommes pas du tout sûrs de pouvoir résoudre (…)”.355 Vandaar dat een onderhandelde oplossing via frontvorming met de middenklassen beter was om een catastrofe te vermijden. Om iedereen gerust te stellen viel De Man graag op zijn planmystiek terug: “L’essentiel, ce n’est pas le texte du Plan, c’est le dynamisme qui tend à sa réalisation. (…) ce dynamisme présuppose une mentalité très différente de celle qui s’est cristallisée au cours de la phase réformiste du mouvement ouvrier. Le grand problème et le plus ardu à résoudre, c’est de faire réussir un mouvement pour des objectifs entièrement nouveaux avec des hommes dont les conceptions et les habitudes ont été formées dans un cadre historique tout à fait différent”.356 Vandaar dat men, om te voorkomen dat het Plan het reformisme zou gaan dienen, niet zozeer een Plan moest hebben, maar wel een Plan moest zijn. In De Mans formulering heette dat “… le Plan doit animer toutes les volontés et donner un sens à tous les efforts, même à ceux qui doivent s’exercer sur le terrain de la politique quotidienne et des réformes de répartition que l’on doit maintenir de haute lutte contre la réaction”.357

Was de conferentie te Pontigny dan een complete mislukking geweest? Allicht niet. De Man had er heel wat nuttige contacten gelegd, maar ook gemerkt dat velen er zich tegen zijn

351 Ibidem, blz. 71.352 Ibidem, blz. 72.353 Ibidem, blz. 72.354 Ibidem, blz. 72.355 Ibidem, blz. 72.356 Ibidem, blz. 73.357 Ibidem, blz. 73.

Page 62: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

autoritaire staatshervorming hadden gekeerd.358 Ook waren er ernstige twijfels gerezen over de mogelijkheid om door middel van kredietregulering en politieke hervormingen de werkloosheid blijvend uit te bannen. Kortom, de twijfels en de kritiek bleven. Dat het Plan van de Arbeid formeel door een grote socialistische partij als de BWP was omarmd, had wél indruk gemaakt. Doch: zou dat ook voldoende zijn om daarna aan de hand van dat Plan te regeren? Dat was een vraag die De Man zich in september 1934 wel mocht stellen toen Vandervelde zich in de Algemene Raad van de BWP tegen het planisme als ideologie keerde.359 Het nieuwe parlementaire jaar betekende immers ook dat er zich achter de schermen allerlei onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regeringscoalitie zouden plaatsvinden. De Man had uiteraard allerminst gewonnen spel. Daarvoor moest hij eerst hoogdringend buiten de BWP over “zekere” bondgenoten beschikken. Hij was aldus met Paul Van Zeeland in gesprek geraakt 360 die als vice-gouverneur van de Nationale Bank van België de hopeloos in “standen” verdeelde Katholieke Partij op sleeptouw wilde nemen. Van Zeeland behoorde tot de nieuwe generatie van “technocraten” die zonder parlementaire verplichtingen elementen van het Plan van de Arbeid kon uitvoeren. Want weinigen wisten dat hij ook tot de jong-conservatieve groep Pour l’Autorité361 in de Katholieke Partij behoorde. Van een “kleurloze technocraat” was dus beslist geen sprake, wel van een jong-rechtse hervormer die het “gezag” wilde herstellen.362

Alleen de oude garde rond Émile Vandervelde en Louis de Brouckère in de BWP stond daarna nog De Mans greep naar de macht in de weg. Op 25 oktober 1934 pleitte De Man, toen de affaire van de Bank van de Arbeid aan de orde kwam, dan ook voor het terugtreden van een aantal oude leiders uit het Partijbureau ten gunste van jongere leden. Dit stuitte op weerstand van de Gentse partijleider August Balthazar.363 Louis de Brouckère nam zelfs demonstratief ontslag als partijlid. De Man botste daarna steeds heviger met Vandervelde over de voortzetting van de actie voor het Plan.364

De economische structuurhervormingen

Het doel van het Plan van de Arbeid was om door conjuncturele maatregelen de economische activiteit te bevorderen, om zó de werkloosheid te verminderen én om door economische structuurhervormingen tot een duurzame ontwikkeling te komen waardoor een verhoging van de levensstandaard van de arbeidersklasse mogelijk zou zijn. Dat betekende de introductie van een “gemengde economie” waarin elementen van centrale planning zouden worden opgenomen.

Was dat “planisme” wel allemaal met de socialistische doctrine te rijmen? Eigenlijk niet, want zo was de klassenstrijd uit dit vertoog verdwenen. In zijn reactie op Varga trachtte De Man dit

358 De Man, Herinneringen, a. w., blz. 185.359 Ibidem, blz. 185.360 De Man beweert in zijn Herinneringen dat hij het toen met Van Zeeland eens was geworden over een regeringsprogramma. Ibidem, blz. 201. Zie ook commentaren bij Ranieri, a. w., blz. 287 en Vincent Dujardin en Michel Dumoulin, Paul Van Zeeland 1893-1973, Brussel: Éditions Racine, 1997, blz. 45.361 De groep gaf vanaf 1924 een veertiendaags blad Pour L’Autorité uit dat werd gedragen door jongeren uit de adel en de katholieke bourgeoisie. Paul de Pessemier ’s Gravendries, Hubert d’Ydewalle. Een aristocraat uit Vlaanderen en de ondergang van Rex, Tielt: Lannoo, 1997, blz. 108.362 Bij zijn terugkeer van een reis door de Verenigde Staten in 1932 gaf L’Autorité ter zijner ere een banket. Luc Hommel, Paul Van Zeeland. Premier ministre de Belgique, Parijs: Librairie Plon, 1937, blz. 39.363 Vergadering 25 oktober 1934, Algemene Verslagboeken van het Bureau en de Landelijk Raad van de Belgische Werkliedenpartij, fiche 161, AMSAB. http://vit.steurs.com/photovit/PV_category.pl?sessionid=171f091dc885560bebc3003da1c22baf&categorycount=1 364 Polasky, a. w., blz. 226-227.

Page 63: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

bezwaar te omzeilen door Varga te verwijten dat hij zijn “gemengde economie” afwees, terwijl Lenin in 1917 nog zelf een analoge nationaliseringsformule voor de Russische economie had uitgewerkt. Had Varga immers in zijn brochure365 niet naar een pamflet van Lenin uit september 1917 over “De dreigende catastrofe en de middelen om ze te bezweren”366 verwezen? Daarin had toen Lenin zijn tegenstander Kerensky onder meer aangemaand om de nationalisatie van de banken “op basis van een volledige schadeloosstelling”367 door te voeren. De Man merkte in zijn antwoord aan Varga daarom nogal venijnig op: “Heel wat ongelukken vinden hun oorsprong in het feit dat de communisten van de IIIde Internationale niet in staat zijn voor Europa te doen wat Lenin voor Rusland deed, de doelstellingen aanpassen aan de realiteit en ze zo ver op te stellen als die realiteit het gebood maar niet verder dan ze het toeliet. Door deze degeneratie van het communisme, en door zijn overgang van het revolutionaire realisme naar een utopische demagogie kunnen Varga en konsoorten tegenover de nieuwe oriëntering van het socialisme en de structuurhervormingen van het Plan niets anders stellen dan een terugtocht naar de doelstellingen van het platste trade unionisme, naar een reformisme van het laagste allooi”.368

Marx en Lenin hadden volgens De Man “getracht de arbeiders te doen inzien dat, naarmate het kapitalisme zijn definitieve ondergang nadert, men van de strijd voor loonsverhoging moet overschakelen naar de strijd voor een nieuwe economische orde, en dat men dat doel bewust in het oog moet houden!”369 Voorts zou een strijd voor loonsverhogingen niets opleveren indien deze niet aan de structuurhervormingen werden gekoppeld. “In werkelijkheid weet Varga heel goed dat …men zich, door zich tot looneisen te beperken, in het slop werkt door de crisis van het regime die zal leiden tot de staking van het kapitaal en de zelfmoord van de productie”.370

De Man verweet Varga voorts gewelddadige methoden vanuit Rusland naar de Belgische situatie te willen overplaatsen, “alsof een marxist kan vergeten dat het probleem van de socialistische doelstellingen zich in een klein, sterk geïndustrialiseerd land met een grote export heel anders stelt dan in een groot imperium met een overwegende landbouwbevolking en een economische autarkie”.371 De Man meende uiteraard dat het veroveren van de commandoposten van de economie voldoende was, zonder daarbij tot een algehele nationalisatie van de niet-gemonopoliseerde sectoren te moeten overgaan. Over een mogelijke “actieve wisselkoerspolitiek” (inflatie) zweeg De Man graag. Maar hierover had Varga ook niets opgemerkt. Uiteraard hoopte De Man de accumulatie van het kapitaal via het vergroten van de kredietmogelijkheden en enige planning (o. a. publieke werken) weer aan te zwengelen om zo een inkomenspolitiek te kunnen voeren. Maar hoe dat concreet moest in een kleine en open economie als de Belgische, bleef in zijn planconcept onuitgewerkt. Dat was Varga ook opgevallen. Hij had daarom gemeend dat de campagne voor het Plan eigenlijk bedoeld was om tijd te winnen én om de communisten in de wachtkamer op te sluiten. Vandaar dat vele

365 Varga, a. w., 1935, blz. 38-39.366 Zie Lénine, “La catastrophe imminente et les moyens de la conjurer”, in Lénine, Oeuvres, Parijs: Éditions sociales; Moskou: Éditions du Progrès, deel 25, 1971, blz. 347-397.367 In het Franse origineel luidt dat bij Lenin: “la nationalisation bancaire devait s’opérer contre indemnité complète et sans enlever un seul kopek à un seul propriétaire quel qu’il soit”. Geciteerd in Henri de Man, Le Plan du Travail et les communistes, Brussel: Bureau d’Action pour le Plan, 1935, blz. 22. Een latere vertaling geeft de volgende versie: “... la nationalisation des banques, qui n’enlève pas un seul copeck à aucun “possesseur”, ne présente absolument aucune difficulté au point de vue de la technique ou de la culture ...”. Lénine, a. w., deel 25, 1971, blz. 358.368 De Man in Frantzen, a. w., blz. 401-402.369 Ibidem, blz. 402.370 Ibidem, blz. 403.371 Ibidem, blz. 403.

Page 64: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

vooraanstaande partijfunctionarissen zich op het Kerstcongres van 1933 uit opportunistische overwegingen achter het Plan van de Arbeid hadden geschaard. Dat had De Man trouwens te Pontigny ook grotendeels toegegeven met de cryptische zin dat “beaucoup (…) se sont “ralliés” au Plan comme représentant une “issue””.372

Over de aard van de crisis zelf wist De Man eigenlijk niets substantieels nieuws te melden. Veel behoorde eigenlijk tot het marxistische gedachtegoed. Door zijn nadruk op de dominantie van de financiële sector moest hij wel bij Hilferding en diens boek over het Finanzkapital uit 1910 terechtkomen, maar Hilferding wilde hij liever niet citeren. Voor De Man was het socialisme ten slotte niets anders dan een “idee” die met het zielsleven van de mens was verbonden. Hij wilde aldus graag verhinderen dat het socialisme “uit gebrek aan kracht tot geestelijke vormgeving en politieke daden, niet bij machte zal zijn, de crisis van het kapitalisme in een omwenteling van het kapitalisme om te zetten”.373 Dat belette De Man niet om in de “huidige crisis van het kapitalisme” meer dan een spel van “conjunctuurgolven” te zien, waarvan de “maatschappelijke, politieke en geestelijke gevolgen (…) ver boven de gevolgen der cyclische crisis uitreiken”.374 Daarom moest men overgaan van een stelsel “dat berust op vrije concurrentie” naar een “nationale oeconomische politiek”.375 Uit de debatten op de Conferentie van Pontigny was duidelijk gebleken dat het denken over het Plan van de Arbeid wel ver gevorderd was, maar ook dat er nog veel onduidelijkheden over de financiering ervan bestonden en dat de mogelijke effecten van de beoogde openbare werken onduidelijk waren. Over de toekomstige agrarische politiek viel niets anders te melden, dan dat in België geen grootgrondbezit bestond. De Belgische Boerenbond vertegenwoordigde de meeste kleine boeren en verdedigde daarom het agrarisch protectionisme. Maar daarover repten de Belgische sprekers niet. Hoopte De Man soms dat de Belgische kleine boeren, die ook van de crisis te lijden hadden, een mogelijke bondgenoot konden worden zonder eerst hun Boerenbond ontrouw te worden? In Oostenrijk en Polen hadden de boeren zich juist tegen de arbeidersklasse gekeerd. Buset kon daarna in zijn toelichting te Pontigny alleen maar stellen dat er ook een plan voor plattelandsontwikkeling (dat er blijkbaar niet was) nodig zou zijn.376

Het afronden van een in details uitgewerkt draaiboek voor de realisatie van het Plan van de Arbeid liet alsnog op zich wachten. Er was blijkbaar enige onenigheid ontstaan rond een aantal beleidspunten. Over de monetaire politiek en ook over de landbouwpolitiek lukte het maar niet om in het BSO concrete vooruitgang te boeken. Na het Kerstcongres van 1933 had men wel niet minder dan 22 commissies gevormd met vertegenwoordigers uit de diverse sectoren van de socialistische beweging (ziekenfondsen, coöperatieve organisaties, de vakbeweging, enz.) om het Plan van de Arbeid programmatisch vorm te geven. Echter, die commissies werkten traag. Soms ontbeerden ze de nodige expertise. Vandaar dat De Man te Pontigny niet op alle vragen een precies antwoord wist te geven. Pas in de lente van 1935 rolde dan het dikke eindrapport van de persen.377 Intussen was er al een regering van nationale eenheid gevormd, waardoor het propagandistisch effect van het Plan al sterk was verminderd. Zo was er veel gas teruggenomen bij het opstellen van de gevraagde hervormingen.

Een hervorming van het bankstelsel werd wel uitgetekend, maar van een nationalisatie van de buitenlandse en de kleine banken, die echter allemaal afhankelijk van grote bankinstellingen

372 Der Plan der Arbeit, a. w., blz. 6.373 De Man, De Socialistische Idee, a. w., blz. 14.374 Ibidem, blz. 15.375 Ibidem, blz. 15.376 Der Plan der Arbeit, a. w., blz. 13.377 De uitvoering van het Plan van den Arbeid, door Hendrik de Man en het BSO, Antwerpen: De Sikkel; Den Haag: Servire, 1935.

Page 65: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

waren, was geen sprake meer. De ooit beloofde nationalisatie van de gemonopoliseerde industriële sectoren was geschrapt. De focus lag voortaan op het uitvoeren van openbare werken, op een corporatistische organisatie van de landbouw en de nationalisatie van de elektriciteitssector. Veel moeite had men zich blijkbaar getroost om beleidsdomeinen die nauwelijks iets met de economische structuurhervormingen te maken hadden, zoals het onderwijs, de sociale hygiëne of de gezinsbegrotingen,378 toch maar uitvoerig te bespreken.

De commissies die zich met de nationalisatie van het krediet en met de openbare werken bezighielden, waren – op enkele uitzonderingen na – door socialistische parlementsleden bevolkt. Deze parlementsleden hadden blijkbaar er alle belang bij om vooral deze kwesties onder controle te houden. Met de financiering van het Plan van de Arbeid stond of viel trouwens het hele project. Over het probleem van de reflatie bleef men in de tekst erg schichtig doen. “Op gevaar af het verstand van de lezer te beledigen, moeten wij erop wijzen, waarom deze reflatie een staat van evenwicht beoogt, die even ver verwijderd is van de inflatie als van de deflatie. De inflatie is een even groot kwaad als haar tegengestelde, de deflatie, en men kan zich best van een verstopping willen genezen zonder daarom gedoodverfd te worden voor een voorstander van diarree”.379 Obligatieleningen moesten de opgepotte bankbiljetten terug in circulatie brengen. Waarna het inflatoir bijdrukken van geld niet meer nodig zou zijn.

Twee helpers: Béla Halasi en Lucien Laurat

Twee personen verdienen in deze context enige aandacht. Dat zijn de Hongaar Béla Halasi en de Oostenrijker Lucien Laurat. Om de aanvallen van Varga goed te kunnen pareren had De

378 Er werden gedetailleerde gezinsbudgetten opgesteld, waarbij zelfs naar de behoeften van bijvoorbeeld matrassen, dekens of huisgerief werd gepeild. De desbetreffende commissie was uitsluitend samengesteld uit leden afkomstig van de Socialistische Vrouwen. Ibidem, blz. 321-356.379 Er wordt geciteerd uit de gemoderniseerde tekst aangeleverd door Piet Frantzen, in Hendrik de Man, “De uitvoering van het Plan van de Arbeid”, in Frantzen, a. w., blz. 144.

Page 66: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Man zich moeten informeren bij anderen over de persoon van Varga. Zowel Halasi als Laurat kwamen daarvoor in aanmerking.

De Man beschikte vanaf 1933 over de uit Duitsland gevluchte Hongaarse econoom Albert (Béla) Halasi die hij naar het BSO had gehaald. Dat was nodig, want van de vier daar tewerkgestelde personen was hij eigenlijk de enige economische expert. Dat kon men van zijn drie collega’s (Herman Vos, Maurits Naessens en Paul Finet) bezwaarlijk zeggen. Halasi was uitstekend geplaatst om De Man van economische adviezen te voorzien. Zo had Halasi in 1918 na de val van de Habsburgers in Boedapest aldaar nog op het Ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt. Na de contrarevolutie was hij in augustus 1919, zoals zo vele anderen, naar Duitsland gevlucht, alwaar hij o. a. bij professor Emil Lederer380 in Heidelberg was terechtgekomen.381 Vanaf 1926 werkte hij als hoogleraar aan de Hochschule für Wirtschaft und Verwaltung in Berlijn. Halasi had zich daar o. a. toegelegd op het opstellen van loonindexen en het bestuderen van handelspolitieke en monetaire problemen.382 Na zijn vlucht naar België in 1933 belandde hij bij het BSO en daarna, toen De Man in 1935 minister werd, bij het OREC.383 Halasi, overigens een voorstander van het behoud van de gouden standaard384, was de zaak van Hendrik de Man wel toegedaan385, maar zeker geen Hongaarse “demanist”.386 Het is ook niet zeker of hij veel informatie over Varga heeft kunnen verstrekken.

Dat lag uiteraard enigszins anders met de Oostenrijkse ex-communist Lucien Laurat.387 De Man zal wel in september 1934 op de conferentie te Pontigny met Laurat over de kritieken van Varga op het Plan van de Arbeid hebben gepraat.388 Ongetwijfeld heeft Laurat daarna De Man geadviseerd over hoe de kritieken van Varga te pareren. Maar Laurat nam het niet altijd

380 Emil Lederer (1882-1939) was een theoreticus van de economische conjunctuurcyclus. Hij was geen lid van de SPD, maar stond wel vriendelijk ten aanzien van de doelstellingen van de reformistische arbeidersbeweging. Ook Lederer zou voor Hitler vluchten en daarna in New York bij de New School for Social Research terechtkomen.381 Hij wordt ook genoemd als lesgever aan de Akademie der Arbeit in Frankfort waar De Man toen docent was.382 Albert Halasi, Handelspolitik, Berlijn: Carl Heymanns Verlag, 1930; Die Goldwährung. Grundzüge der Währungstheorie, Berlijn: Carl Heymanns Verlag, 1933. A(da)lbert (Béla) Halasi werkte in Heidelberg voor de Weltwirtschaftliche Korrespondenz; hij was tevens de auteur van Lohn-Lexikon, Berlin: Carl Heymanns, 1931.383 OREC: Office de Redressement économique.384 Albert Halasi, L’Étalon-Or, Brussel: L’Églantine (jg. 13, nr. 2, februari 1935).385 Hij schreef bijvoorbeeld een verslag van de conferentie in Pontigny in 1937 in het Hongaarse sociaaldemocratische partijtijdschrift: “Tervgazdasági konferencia Pontigny-ben” in Szocializmus, jg. 27, nr. 12, 1937, blz. 537-539.386 Die eenzame rol was weggelegd voor de rechtse sociaaldemocraat Dr. Desző Hort die al vroeg vanuit zijn standplaats te München en daarna, na Hitlers machtsgreep, vanuit Wenen, in Szocializmus enthousiast over De Mans geschriften rapporteerde. Dat rondde hij in 1935 af met de publicatie van een uitvoerige studie over het “neosocialisme”. Die studie droeg hij dan ook passend op aan het “strijdbare Europese socialisme” van De Man. Desző Hort, Új szocializmust! Szociológiai tanulmány. A Marxi gondolatrendszer lényegéről és hiányosságairól, Boedapest: Kosmos Könyvkiadóvállalet Kiadása, 1935. Hij berichtte ook in de Duitse pers over de optredens en publicaties van De Man. Zo becommentarieerde hij voor de Münchener Post op 23 januari 1931 het artikel “Nationalsozialismus?” dat De Man in de Europäische Revue van januari 1930 had gepubliceerd.387 De Oostenrijker Lucien Laurat (1898-1973) heette eigenlijk Otto Maschl en kwam oorspronkelijk uit de esperantistische beweging. Hij behoorde tot de oprichters van de Oostenrijkse Communistische Partij (KPÖ). In 1922-1923 was hij de Berlijnse correspondent voor L’Humanité. In 1923 vluchtte hij naar Moskou waar hij vertaler bij de Komintern werd. In 1927 vertrok hij naar Parijs waar hij weldra tot de dissidente kring van Boris Souvarine ging behoren. Hij werkte mee aan La Critique sociale (1931-1934) van Souvarine en aan Combat marxiste. Zoals vele demanisten behoorde ook Laurat tot de wereld van de arbeidersvorming. Hij gaf vormingscursussen aan het Institut supérieur ouvrier de la CGT (1932-39). Laurat kwam vanaf 1940 via bladen als La France socialiste van Jean-Pierre Abel en L’Atelier in de ideologische collaboratie terecht. Na de oorlog vond hij emplooi in de instellingen van de Koude Oorlog. Hij bleef met De Man in contact.

Page 67: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

zo nauw met de historische waarheid. Zoals de opmerking van De Man (die ongetwijfeld van Laurat kwam) aan het adres van Varga dat de laatste tot de rechtervleugel van de Hongaarse sociaaldemocratie zou hebben behoord of dat Varga zich in 1919 tegen de nationalisaties zou hebben verzet. Ook vreemd doen de verwijzingen naar Lenin aan in de tekst van De Man. De laatste was beslist geen verstokte lezer van de Œuvres complètes van Lenin, waarvan deze editie sinds 1928 door Victor Serge in de Franse vertaling werd gesuperviseerd.389 Laurat heeft allicht De Man naar dat deel van de volledige werken van Lenin verwezen waarin de tekst over de nationalisatie van de Russische banken is opgenomen. Laurat hielp De Man daarna een brochure te schrijven over Le Plan du Travail vu de Moscou.390 Daaruit blijkt dat hij Varga als zijn medewerker bij de Komintern “goed” moet hebben gekend.391 Deze brochure van Laurat leest overigens als een aanvulling op De Mans verweerschrift, maar dan nog insinuerender en feller dan dat van de meester. Zo noemt Laurat Varga bijvoorbeeld een incompetente en valse professor. Als bewijs voor deze aantijging vermeldt Laurat de discussie over de goudinflatie die Varga in 1912 in de kolommen van Die Neue Zeit (het theoretische tijdschrift van Karl Kautsky) met Kautsky,392 Otto Bauer en Rudolf Hilferding had gevoerd. Uit beleefdheid zouden, aldus Laurat, de medediscussianten Varga toen niet als een “onwetende” willen diskwalificeren.393 Volgens Laurat beperkte Varga’s incompetentie zich niet alleen tot zijn onvermogen om de oorzaken van de inflatie te verklaren, maar ook om het kapitalisme te analyseren. Tijdens discussies in de Komintern over het probleem van de stabilisatie van het kapitalisme zouden Varga’s medediscussianten toen eveneens uit beleefdheid niet hebben willen laten blijken hoe incompetent ze hem wel niet vonden.394 Varga was daarbij ook nog eens een vervalser van statistieken ook. Zo had hij het belang van een economische sector geheel onterecht aan het aantal er tewerkgestelde arbeiders afgemeten, in plaats van met het geïnvesteerde kapitaal rekening te houden. Juist daarom voorzag het Plan in nationalisaties van de kapitaalintensieve basissectoren, maar niet

388 Lucien Laurat onderhield voordien al goede contacten met vooral de linksen rond L’Action socialiste in de Brusselse federatie van de BWP. Zo stond hij al vroeg in contact met Paul-Henri Spaak, die naderhand in 1934 ook in Pontigny aanwezig zou zijn, om over tactische kwesties te overleggen. Michel Dumoulin, Spaak, Brussel: Éditions Racine, 1999, blz. 47-48.389 Of het bewuste deel 21waarin Lenins tekst over de nationalisatie van de Russische banken staat, ook nog door Victor Serge werd verzorgd, is niet met zekerheid vast te stellen. Na zijn vrijlating uit verbanning in de Oeral in 1936 en zijn terugkeer naar België en Frankrijk werd Victor Serge o. a. medewerker van La Wallonie te Luik (1936-1940) en ook heel even van Le Rouge et le Noir in Brussel. Jean Rière, “Victor Serge et la presse belge (1936-1940)”, in Victor Serge. Vie et Œuvre d’un révolutionnaire. Actes du colloque organisé par l’Institut de Sociologie de l’Université Libre de Bruxelles 21-22-23 mars 1991, Socialisme, nr. 226-227, juli-oktober 1991, blz. 367-379; Victor Serge, Mémoires d’un révolutionnaire de 1901 à 1941, Parijs: Éditions du Seuil, 1951, blz. 358.390 Lucien Laurat, Le Plan du Travail vu de Moscou, Brussel: Bureau d’Action pour le Plan, 1935. Deze brochure werd op dezelfde dag, nl. op 1 maart 1935, gedrukt toen ook de brochure van De Man van de persen van de Imprimerie Coopérative Ouvrière rolde.391 Bijvoorbeeld de kritiek van Trotski dat Varga het socialisme in één land verdedigde; het feit dat niet alleen De Man in 1914 vrijwillig dienstnam, maar dat ook de Hongaarse socialist J. Pogány (John Pepper) en de Belgische communisten Julien Lahaut en Joseph Jacquemotte in de oorlog jusqu’auboutistes waren geweest.392 Karl Kautsky ging uiteindelijk uitvoerig in op het probleem van de goudproductie en de inflatie. “Die Wandlungen der Goldproduktion und der wechselnde Charakter der Teuerung”, in Ergänzungshefte zur Neuen Zeit, 1912-1913, jg. 31, deel 1, nr. 16, 24 januari 1913.393 Laurat, a. w., 1935, blz. 7. Hiervoor zijn evenwel geen materiële aanwijzingen in de toenmalige publicaties van Bauer en Kautsky te vinden. Kautsky feliciteerde zelfs Varga dat hij een nieuw probleem in de wetenschap had opgeworpen. Kautsky, in Ergänzungshefte, o.c., 1912-1913, jg. 31, deel 1, nr. 16, p. 1.394 Laurat verwijst hier naar twee discussies. Het betreft kritieken die E. Ludwig in 1923 in Die Internationale, jg. 6, nr. 6 e.v. had gepubliceerd. Karl Radek uitte tijdens een discussie te Moskou op 25 mei 1925 eveneens kritieken op Varga’s stabilisatietheorie. E. Varga, L. Trotski en K. Radek, K voprosoe i stabilizatsii mirovogo kapitalizma, Moskou: Izd-vo Planovoë Chozjaistvo, 1925.

Page 68: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

in de nationalisatie van de minder kapitaalintensieve sectoren waarin echter wel de meeste arbeiders werkten.395 Bij het verschijnen van Laurats brochure was deze zaak echter al achterhaald, omdat de nationalisatie van de basisindustrie reeds uit het Plan van de Arbeid was geschrapt.

De aanvallen van Laurat op de “vulgaire démagogie du professeur Varga”396 waren niet alleen heftig. Ze misten ook grotendeels hun doel, omdat Laurat zich op het gladde ijs van de interpretatie van Lenins brochure La catastrophe imminente et les moyens de la conjurer uit oktober 1917 over de nationalisatie van de banken waagde. Lenins pamflet was overduidelijk slechts een tactische gelegenheidsgeschrift. Lenin wilde dat de regering Kerenski de Russische banken zou nationaliseren zonder beslag op de deposito’s te leggen. Laurat citeert hier Lenin correct: “Celui qui a 15 roubles à la caisse d’épargne garderait ses 15 roubles après la nationalisation des banques, et celui qui a 15 millions garderait ses 15 millions sous forme d’actions, d’obligations, de lettres de change, de warrants, etc” (…) “En réalité, la nationalisation des banques, qui n’enlèverait pas un centime aux “propriétaires”, quels qu’ils soient …”.397 Maar even verder preciseerde Lenin echter ook dat men een onderscheid tussen een nationalisatie van de banken en een de confiscatie van de deposito’s moest maken. Lenin: “Si la nationalisation des banques est si souvent confondue avec la confiscation des propriétés privées, la faute en revient à la presse bourgeoise dont l’intérêt est de tromper le public”.398 Algemeen was wel geweten dat Lenin op dat moment vooral serieus bezig was met zijn plan om onder de slogan van “alle macht aan de sovjets” en “het land aan de boeren” de politieke macht te grijpen.

Het corporatisme

De Man moest na het Kerstcongres van 1933 de BWP in handen zien te krijgen, wilde hij zijn Plan realiseren en daarbij ook nog eens hulptroepen van buiten zien te mobiliseren. Om dat laatste te bereiken wilde hij actiegroepen oprichten met de steun van niet-partijleden. In de BWP beschikte De Man over de steun van de vakbeweging die wat aan de massale werkloosheid wilde doen én van de linksen die wilden breken met het klassieke reformisme. Was dat alles voldoende om te slagen? Neen, want de groepen die De Man steunden, waren onderling verdeeld en ze steunden De Man alleen maar om hun eigen agenda af te werken.

De Man kreeg bijvoorbeeld wel de steun van de linkervleugel rond het blad van L’Action socialiste dat door Paul-Henri Spaak werd geleid,399 maar die steun was eerder tactisch dan principieel geïnspireerd. Spaak ontpopte zich al snel als een opportunist. De meeste linksen hoopten via De Man alleen maar beter het reformisme te kunen bestrijden. Ze geloofden niet in het “planisme” dat door De Man werd aangeprezen. Al onmiddellijk na het Kerstcongres van 1933, waar De Man zijn grote triomf had gevierd, noteerde men al de eerste informele pogingen voor de vorming van een nieuwe socialistische partij!400 De reformistische vleugel

395 Laurat, a. w., blz. 9-11 396 Ibidem, blz. 12.397 Geciteerd in ibidem, blz. 13-14.398 Lénine, Œuvres complètes, deel 21, Parijs: Éditions sociales internationales, 1932, blz. 202.399 Spaak was een man van vele vriendschappen. In de jaren 1920 ontstond de groep Les Aigles uit een vriendenkring van tien jonge advocaten met o. a. Henri Rolin, P. H. Spaak, Charles Nice, Émile Janson, Robert Jones, Jean Renkin, Albert Ghuislain, Albert Chomé, Pierre des Cressonnières en Victor de Laveleye. Dumoulin, a. w., blz. 31. Spaak was ook bevriend met ex-communisten zoals War Van Overstraeten en Piet Vermeylen.400 Piet Vermeylen getuigt hierover: “... le 8 janvier, nous nous sommes réunis chez Marthe Huysmans avec Robert Lejour, Charles Plisnier, War van Overstraeten et Paul-Henri Spaak pour jeter les fondements d’un groupe d’intellectuels de gauche susceptible de combattre à la fois le réformisme décevant et le totalitarisme moscovite. Nous eûmes encore quelques contacts, notamment avec le directeur du Rouge et Noir, Pierre

Page 69: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

steunde wel De Man, maar zag in het Plan ook graag een tactische operatie die tot regeringsdeelname kon leiden. Wie beter dan Spaak kon die dubbelzinnigheden handiger samenvatten dan door op het Kerstcongres van 1933 te stellen dat “la nouveauté du plan n’est pas dans une transformation profonde de notre doctrine mais dans une transformation de notre action et de notre politique quotidienne”.401 Spaak voegde er nog aan toe dat men moest kiezen voor “le repli national” om de crisis en de werkloosheid te overwinnen. Dat wilde de vakbeweging zeker.402 Het grote probleem was echter de door De Man bepleite autoritaire maatregelen die tevens de klasenstrijd moesten beëindigen. Zweemden die voorstellen niet naar fascisme?403

Ook De Mans openlijke toenaderingspogingen tot “revolutionair” en conservatief rechts moesten velen in de BWP een gruwel zijn geweest. De Man hoopte immers via het “ethisch” fundament van zijn socialisme de jongeren in de marge van de Katholieke Partij aan te trekken en te scoren bij nationalistisch rechts. Dat lukte o. a. door het corporatisme als een waardevol element te beschouwen nu hij de “klassenstrijd” had afgezworen. Deze idee werd vooral in rechtse kringen welwillend ontvangen, ook al omdat daar het corporatisme als een tegengif voor het socialisme werd gezien404 en De Mans “liquidatie van het marxisme” reeds op gejuich was ontvangen. We geven hiervan enkele saillante voorbeelden.

Reeds in 1928 had pater Th. Trinon, O. P. vol enthousiams een brochure over het pas verschenen Au delà du Marxisme van De Man onder de veelzeggende titel La Liquidation du Marxisme405, waarin hij De Man begroet als een soort medestander, want met zijn publicatie wil Trinon als vulgarisator van De Man optreden. Immers, De Man “dissout par sa critique la doctrine que Marx prétendait être la Science sociale pour ne lui laisser que sa valeur relative d’une explication inadéquate et momentanée d’une étape du mouvement ouvrier, on peut dire du íl institue la liquidation du marxisme.”406

De journalist en het latere Brusselse Kamerlid voor Rex Pierre Daye407 liet zich als “honnête homme”408 over De Mans overwinning van het marxisme nogal lovend uit. Daye was in die tijd een bekende journalist die perfect aanvoelde welke opvattingen bij een groter publiek leefden. Hij werkte toen bijvoorbeeld ook mee aan het Franse tijdschrift Plans, waaruit blijkt dat hij de planningsidee kon accepteren. Hoewel hij Mussolini’s fascisme zeer bewonderde, was dat geen hinderpaal om toe te mogen treden tot het redactiecomité van de socialistische

Fontaine, qui s’était joint à nous.” Pierre Vermeylen, “Quelques souvenirs”, in Liber amicorum Léo Moulin, Brussel: Georges Lemaire, 1982, blz. 113; Piet Vermeylen, Een gulzig leven, Leuven: Kritak, 1984, blz. 47.401 Le Peuple, 26 december 1933, blz. 1-2.402 Dat belette niet dat er bij de stemming 8.500 onthoudingen waren vanuit de Brusselse federatie van de BWP.403 Uiteraard is het niet duidelijk of het planisme een ideologie dan wel een beleidsconcept was. Ook dat wordt niet duidelijk bij Richard Griffith, “Fascism and the planned economy: “Neo-socialism” and “planism in France and Belgium in the 1930s”, in Science & Society, jg. 69, nr. 4, 2005, blz. 580-593; Reinhold Brender, Kollaboration in Frankreich im Zweiten Weltkrieg. Marcel Déat und das Rassemblement national populaire, München: R. Oldenbourg Verlag, 1992, blz. 43-55; White, a. w., blz. 117-139.404 Dirk Luyten, “Politiek corporatisme en de de crisis van de liberale ideologie (1920-1944)”, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 23, 1992, nr. 304, blz. 493-559; jg. 24, 1993, nr. 1-2, blz. 107-184.405 T. Trinon, O. P., La liquidation du marxisme selon M. H. de Man, Luik: La Pensée catholique; Parijs: Librairie Giraudon, 1928 (Études religieuses, 10 maart 1928).406 Ibidem, blz. 43.407 Pierre Day speelde toen de rol van de “grote reporter”. In 1924 was hij naar Moskou gereisd om zijn publiek van zijn indrukken te bedienen. Pierre Daye, Moscou dans le souffle de l’Asie, Parijs: Perrin et Cie, 1926.408 Zo werd hij voorgesteld in een tekst opgesteld door de uitgever Plans om het boek L’Europe en morceaux bij de bladen aan te prijzen.

Page 70: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

uitgeverij L’Églantine toen die haar propagandistische serie tot Équilibres – Cahiers politiques had omgedoopt.409

Begin 1932 publiceerde Daye het boek L’Europe en morceaux, waarin hij de crisistoestand van dat moment signaleerde. In een hoofdstuk over “De Karl Marx à Henri de Man” behandelde hij op nogal badinerende toon Das Kapital van Marx als verouderd en onleesbaar (vooral dat!). Met veel enthousiasme had hij daarna De Mans strijdkreet “Le Marxisme est mort. Vive le Socialisme!”410 ontvangen. Eigenlijk was Daye gecharmeerd door De Mans nieuw socialisme waarin klassenstrijd en klassenbelang niet langer meer centraal stonden. “La lutte de classes a toujours paru à beaucoup d’esprits comme une base purement négative. En le rejetant, le Socialisme pourra devenir, plus encore qu’il ne l’est, une des grandes puissances humaines, l’une de celles dont l’influence se manifestera alors, dans le sens de la pacification internationale, de façon essentielle”.411 Het boek baarde in Brusselse socialistische kringen enig opzien, ook al omdat de auteur een “grote reporter” was die in de Brusselse salons een geziene gast was. Naar aanleiding van Dayes boek schreef Vandervelde een zuurzoet commentaar, waarin hij zijn gevoelens de vrije loop liet. “Notre ami de Man, qui va bientôt nous revenir en Belgique, sera sans doute très flatté, mais peut-être, un peu surpris, de votre raccourci de l’histoire doctrinale du socialisme depuis trois quarts de siècle, sous ce titre: De Karl Marx à Henri de Man”.412 Daye had immers opgemerkt dat het marxisme, “dont

409 Daarin zaten ook Albert Chomé, Philippe Devaux, Albert Guislain, Piet Landsvreugt, W. Schraenen en S. Mertens. Zie É. Vandervelde, “L’Églantine et nos grandes organisations ouvrières”, in Le Peuple, 19 juni 1932. Landsvreugt werkte op de Arbeidershoogeschool en zou samen met Schraenen na mei 1940 nog in contact blijven met De Man. Zie CEGESOMA, Brussel, Archief De Man, documenten AA 624/174 en AA 624/288.410 Pierre Daye, L’Europe en morceaux, Parijs: Éditions de la Revue Plans, 1932, blz. 107.411 Ibidem, blz. 111.412 E. Vandervelde, “Pierre Daye. L’Europe en morceaux”, in Le Peuple, 13 maart 1932.

Page 71: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

l’influence fut colossale, et bienfaisante indirectement en beaucoup de points, commence précisément à dater par son côté rigide, scientifique”.413

Daye liet blijken dat De Man in staat kon zijn om socialisten en katholieken voor zich te winnen daar het socialisme een sociaal, economisch en politiek systeem was, geen filosofie.414

Maar wilde De Man bij de katholieke intellectuelen doorbreken, dan moest hij zich ook positief tegenover het corporatisme opstellen. Dat deed hij door het terrein van de klassenstrijd415 te verlaten en de parlementaire democratie in vraag te stellen.416 Dat geflirt met het corporatisme leverde hem daarna wel de spot van Varga op. Varga kon bijvoorbeeld niet begrijpen waarom De Man de arbeiders in de kolommen van Le Peuple met geleerde uiteenzettingen over het corporatisme sinds de middeleeuwen wilde vermoeien.

De Man wist uiteraard wel beter. Want zo kon hij de katholieke en reactionaire intellectuelen beter voor zijn planistisch project winnen.417 Zijn faam was in ketholieke kringen immers

413 Pierre Daye, a. w., blz. 105.414 “… mais qu’il n’est pas du tout une philosophie.” Ibidem, blz. 113.415 Dat was in de lijn van een toenadering tot de middenklassen en de christensocialisten. Zie ook A. W. Vranckx, Gemeenschap en klassenstrijd, Brussel, Antwerpen en Leuven: Standaard-Boekhandel, 1932.416 “Het komt er vooral op aan voor allen, die in het corporatisme werkelijk de uitdrukking zien van een vooruitstrevenden, hervormenden en bevrijdenden wil, te kunnen bewijzen dat deze wil niet buiten het socialisme moet uitgevoerd worden. Wel integendeel, hij kan zijn doel slechts bereiken, indien hij één wordt met de socialistische beweging om een valsche, door de geldmachten misvormde parlementaire democratie te herscheppen in een ware industrieele en maatschappelijke democratie”. Hendrik de Man, Corporatisme en socialisme, Parijs-Brussel: Labor, 1935.417 Dat leverde hem bij Le Peuple wel protesten afkomstig van socialistische prominenten op, zoals van Léon Delsinne en zelfs van Karl Kautsky. Kautsky: “... pas un mot n’est juste de ce que de Man dit de Bebel et de

Page 72: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

gemaakt door zijn herziening van het socialisme. Voor de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding had Arthur Van Hoof in de zomer van 1933 in de reeks Verhandelingen al een samenvatting van De Mans denken gepubliceerd en daarin gesteld dat De Man “een wetenschappelijk zeer hoogstaande persoonlijkheid is, die eerlijk de waarheid dienen wil.”418 Daarom ging hij ook graag in op uitnodigingen van katholieke studentenorganisaties om voor een publiek van nonconformisten te komen spreken. Zo vroeg Raymond de Becker hem voor een lezing in Leuven.419 De Becker had pas het pamflet Pour un ordre nouveau gepubliceerd en hij was daarbij de spilfiguur van de ploeg die het tijdschrift L’Esprit nouveau (1931-1936) had gelanceerd.420 Lode Claes, een notoire aanhanger van Joris Van Severens Verdinaso trouwens, nodigde eind 1933 De Man uit als voorzitter van de Politieke Akademie van het Leuvense Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV).421 Helaas moest Claes later vaststellen: “Het debat na zijn uiteenzetting, die nog met tal van germanismen doorspekt was, was teleurstellend omdat een jonge katholieke Vlaamse hoogleraar in de economie, Gaston Eyskens, allicht de onverwachte affiniteiten, die zich konden manifesteren, voor ogen had en zich met zijn tussenkomsten als een scherm tussen Hendrik de Man en zijn toehoorders plaatste”.422 Maar volgens Gaston Eyskens zelf viel dat allemaal nogal mee: de studenten hadden hem “gevraagd op te treden als opposant, wat niet makkelijk was, want De Man en ik waren het eens over de noodzaak en de algemene doelstellingen van een vernieuwd economisch beleid”.423

moi”. Karl Kautsky, “Mon étatisme”, in Le Peuple, 29 september 1934.418 Arthur Van Hoof, Het socialisme van Hendrik De Man, Brussel: N.V. Standaard-Boekhandel, 1933, blz. 62.419 Raymond de Becker van de Franstalige katholieke studentenkrant L’Avant-Garde was met De Man in gesprek geraakt, echter zonder dat dit tot enig resultaat had geleid. Raymond de Becker, Livre des vivants et des morts, Brussel: Éditions de la Toison d’Or, 1942, blz. 157-184.420 Deze groep had o. a. als leden Henry Bauchau, Franz De Voghel, Horace Gérin, Marcel Grégoire, Conrad van der Bruggen, Alphonse Zimmer de Cunchy, Guillaume De Bruyn, Guido Eeckels, Émile Hambresin, Carlos Leruitte, André Mussche, Marcel Vercruysse, Jean de Villers Grand Champs. Deze groep wilde de spirituele waarden in de staat versterken en de ontbolstering van een nieuwe aristocratie bevorderen. Daartoe werden congressen en brochures gepubliceerd. De groep stond geestelijk onder invloed van Jacques Leclercq en Jacques Maritain. Geneviève Duchenne, Vincent Dujardin en Myriam Watthée-Delmotte, “Henry Bauchau ( º1913), de la tourmente à la Libération”, in Guy Zelis m.m.v. Luc Courtois, Jean-Pierre Delville en Françoise Rosart (red.), Les intellectuels catholiques en Belgique francophone aux 19e et 20e siècles, Louvain-la-Neuve: Presses Universitaires de Louvain, 2009, blz. 157-160.421 Voordracht voor de Politieke Akademie van het KVHV d. d. 18 januari 1934. IISG Amsterdam, Archief De Man, map 351.422 Lode Claes, a. w., blz. 115.423 Jozef Smits (samenstelling en redactie), Gaston Eyskens. De Memoires, Tielt: Lannoo, 1993, blz. 41. Het debat ging uiteindelijk op 18 januari 1934 door.

Page 73: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Man liet het probleem van zijn “bondgenotenpolitiek” met de “revolutionairen van rechts” in zijn antwoord aan Varga liefst onaangeroerd. Het ging De Man hier niet meer alleen om de katholieke studenten in Leuven, maar ook om gevestigde opiniemakers die hem konden helpen in de strijd tegen het “partijenregime” en vóór het “planisme”. Een duidelijke exponent van die stroming was de katholieke journalist Robert Poulet424, die toen werkzaam was voor de fel Belgicistische krant La Nation belge. Na het plotse overlijden van hoofdredacteur Fernand Neuray425 in maart 1934 had Poulet blijkbaar inspiratie gekregen om zijn pleidooi voor een rechtse revolutie te boek te stellen. Zijn nogal gesmaakte pamflet La Révolution est à droite bevatte haatgevoelens jegens het parlementarisme en het liberalisme. Poulet maakte ook een opening naar de ontevreden jonge socialisten. Deze laatsten moesten in ruil voor een akkoord met de revolutionairen van rechts daarna met de in het parlementarisme geïntegreerde “chefs marxistes”, zoals Léon Blum en Émile Vandervelde, breken. “Les purs de gauche se sont trop bien adaptés aux règles de l’escrime démocratique; à présent, ils entendent les maintenir, et les voici descendus au rang ridicule d’un vieux maître d’armes faisant des quartes et des sixtes devant une mitrailleuse. Aussi sont-ils déjà regardés de travers par les plus jeunes de leurs élèves. Alors, c’est pour ce pauvre jeux-là qu’on les avait dressés? Le grand élan du socialisme constructeur devait donc aboutir à défendre les boîtes à salive du parlementarisme et tous les micmacs plus ou moins propres qui se cachent derrière le rideau des discours? … Merci bien! … À cause de cela, il y a une entente virtuelle, une fraternité latente entre les jeunes socialistes et les jeunes révolutionnaires de droite. Bientôt ils se rencontreront et se reconnaîtreront avec emportement dans le même dégout des conservateurs.

424 Robert Poulet (1892-1989) had eerder aan zijn directeur Fernand Neuray van La Nation voorgesteld om een weekblad voor jongeren te lanceren. Daarna zou zijn collega Paul Colin in december 1934 met het weekblad Cassandre komen, waarin Poulet zou instaan voor de filmrubriek. Jean-Marie Delaunois, Dans la mêlée du XXe siècle. Robert Poulet. Le corps étranger, Erpe: Éditions De Krijger, 2003, blz. 50-56.425 Fernand Neuray (1887-1934) had in 1918 met geld van de Belgische regering de nationalistische krant La Nation gesticht die de vorming van een Groot-België bepleitte.

Page 74: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Défendre le parlement, défendre la liberté, défendre le régime? … Quant tout paraît atteint, démembré et pourri, il n’est pas expédient de passer des consignes de défense”.426

De komst van De Man kon dus ook als het begin van een soort verjongingskuur worden ervaren. Deze revolutionairen van rechts – zoals Poulet – meenden immers dat de regerende gerontocratie in de drie grote partijen hoogdringend aan vervanging toe was. Ook had De Man bij de krant La Nation belge enig krediet verworven. Zo liet redacteur Charles van Outryve d’Ydewalle in zijn commentaren maar al te graag blijken dat De Mans spiritualisme hem charmeerde. In een lange bespreking van Au delà du marxisme, schreef hij: “Rêve apoqualiptique (sic) et merveilleux qui redonne une âme au corps opaque et lourd du socialisme actuel, gangrené de fonctionarisme et de bureaucratie. Rêve capable de séduire les jeunes gens parce qu’est un rêve et que les révolutionnaires actuels s’interdisent de rêver! Qui sait, peut-être le spiritualisme des socialistes de la nuance de Man est-il plus proche du nôtre qu’ils ne le croient eux-mêmes.”427 Zijn broer Pierre, die toen voor Le Vingtième Siècle werkte, meende later dat De Man de “verdienste” had gehad om “het socialisme aanvaardbaar” te maken “voor mensen die niet tot de partij behoorden” en tegelijk een “soort nationaal socialisme” had voorgestaan dat “waarschijnlijk een groot aantal aanhangers zou hebben bijeengebracht, als de naam ervan niet gevaarlijk veel gelijkenissen vertoonde met die van het nationaal-socialisme”.428

Publicisten en journalisten speelden uiteraard in het Brusselse, waar nog relatief veel kranten en tijdschriften verschenen, een belangrijke rol in de publieke meningsvorming. Vooral in burgerlijke kringen raakte men geïnteresseerd in de opvattingen van een “raadselachtige”429 Hendrik de Man. Daardoor kregen De Man en zijn planisten de gelegenheid om in de Brusselse salons met politieke journalisten en politici tot een intense uitwisseling van ideeën te komen. Vooral de salon van het echtpaar Édouard en Lucienne Didier werd vanaf januari 1935 niet alleen door Hendrik de Man, maar ook door een groot aantal “revolutionairen van rechts” en “anarchisten” bezocht.430 Het echtpaar Didier was tevens actief in de Union Jeune Europe die in België enige aanhang kende. Dat opende buitenlandse deuren voor en bevorderde contacten tussen “Europeanen” over de grenzen heen, iets waarvoor de Duitse propagandamachine niet ongevoelig kon blijven. Zo verscheen Otto Abetz al in 1935 als gast bij de Didiers met een “Europees verhaal” over een verzoening met Duitsland. In de woorden van Léo Moulin speelde Abetz er toen “le rôle du monsieur qui désamorçait ce que pouvait être le National-Socialisme”.431

En De Mans planisme? Dat werkte niet meer als schrikdraad op de ideologen van revolutionair rechts. Er was immers op een gegeven moment geen sprake meer van

426 Robert Poulet, La Révolution est à droite. Pamphlet, Paris: Denoël et Steele, 1934, blz. 166-167.427 Charles d’Ydewalle, ‚Au delà du marxisme’, in La Nation belge, 3 augustus 1928.428 Pierre d’Ydewalle, De Memoires 1912-1940, Tielt: Lannoo, 1994, blz. 140.429 Ibidem, blz. 140.430 Het echtpaar Didier, dat vanaf 1933 ook het maandelijks verschijnende bulletin Jeune Europe, le front européen pour les États-Unis de l’Europe uitgaf, was actief in de beweging Union Jeune Europe die in 1930 in Genève was gesticht. Xavier Dehan, “Jeune Europe, le salon Didier et les éditions de la Toison d’Or (1933-1945)”, in Cahiers-Bijdragen, Brussel: Centre de Recherches et d’Études historiques de la Seconde Guerre mondiale, Navorings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 17, 1995, blz. 203-236. Vanaf 1941 zou De Man bij zijn vrijwillige emigratie uit bezet België een onderkomen vinden in een chalet van de Didiers in de Haute-Savoie. Michel B. Fincœur, “Le monde de l’édition en Belgique durant la Seconde Guerre Mondiale: L’exemple des éditions de la Toison d’Or”, blz. 43. www.textyles.be/resultat.php?text=fincoeur - 6k 431 Geciteerd in Fabrice Schuermans, “La communauté émotionnelle des écrivains belges de langue française durant la guerre (1940-1941)”, in Cahiers-Bijdragen, 1995, a. w., blz. 134.

Page 75: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

nationalisaties. Het fascisme voorzag overigens ook in staatsingrijpen in de economie. En ten slotte legde De Man zelf de nadruk op de mythische kant van zijn Plan van de Arbeid. Revolutionair rechts kon daar uiteraard vrede mee nemen. Of zoals Luc Hommel het uitdrukte: “C’est l’époque du “Plan De Man”: mystique quelque peu artificielle mais mystique tout de même”.432

Het weerwoord van Varga

Hoewel De Man zijn kritieken al in oktober en november 1934 in Le Peuple had gepubliceerd, had Varga enige tijd nodig voor zijn reactie. Dat kwam niet alleen door zijn drukke werkzaamheden voor de Komintern, maar ook door de snelle politieke veranderingen. Zo had hij zijn weerwoord op De Man al klaar toen eind maart 1935 vijf socialisten, onder wie ook De Man, minister in een “regering van nationale eenheid” werden zonder dat het Plan tot regeringsprogramma werd verheven. Hierdoor moest Varga zijn tekst niet alleen bij de drukker terughalen, maar ook even wachten hoe de toestand zich zou ontwikkelen. Uiteindelijk zou pas in de loop van 1936 Varga’s reactie gedrukt worden en als brochure onder de titel van Le “Plan” trahi. Réponse à Henri De Man door de KPB worden verkocht.433

Voor Varga speelde nog een bijkomend probleem doordat in de aanloop naar het Zevende Congres van de Communistische Internationale in de leiding van de Komintern grote onenigheid over de aan te houden koers jegens de sociaaldemocratie was ontstaan. Moest men prioriteit geven aan het afwenden van het fascistische gevaar en daarvoor in gesprek met de sociaaldemocratische leiders treden? De fractie die zich rond Dimitrov had gevormd wilde dat laatste, maar de “linksen” die in het apparaat van de Komintern dominant waren, wilden liever vasthouden aan de oude linkse tactiek die uiteraard haaks stond op die van de volksfronttactiek die door Dimitrov werd voorgestaan en die weldra ook door Stalin zelf onderschreven werd. Dat betekende echter nog niet dat bij het samenkomen van het Zevende Congres iedereen gewonnen was voor de volksfronttactiek. Integendeel zelfs. De leiding van de KPD en de Hongaren bleven in meerderheid vasthouden aan hun linkse koers. Béla Kun was één van hun woordvoerders in de Komintern. Varga moet, hoewel dat niet zo scherp in de openbaarheid kwam, eveneens een tegenstander van de volksfronttactiek zijn geweest. Een analyse van zijn teksten toont dat aan.

In de zomer van 1934 waren in Moskou commissies aan het werk getogen om het in de herfst van dat jaar samen te roepen Zevende Congres van de Komintern voor te bereiden. Stalin liet in die periode de leiding van de Komintern grotendeels zelf de problemen die na de machtsovername door Hitler waren ontstaan, uitzoeken, ook al voelde hij na het incident rond de brand van de Rijksdag in Berlijn en het befaamde proces in Leipzig tegen Dimitrov e. a. dat men de zaken niet langer meer op hun beloop kon laten. Er moest ook een gedegen analyse van de politieke, sociale en economische crisis van het kapitalisme komen. In opdracht van de voorbereidingscommissies schreef Varga toen daarover een zeer uitvoerig rapport dat in vele talen werd vertaald en verspreid. Dat rapport La crise économique, sociale, politique434 ging op 4 september 1934 naar de drukker. Dat was rijkelijk vroeg, daar de datum

432 Luc Hommel, a. w., blz. 42. Luc Hommel werd in 1935 kabinetschef van Premier Van Zeeland. Hij behoorde ook tot de groep Pour l’Autorité.433 Eugène Varga, Le “Plan” trahi. Réponse à Henri De Man. Ministre de la bourgeoisie belge, Brussel: C.D.L., 1936.434 Van dit rapport verscheen geen Nederlandstalige versie. Hier wordt voortaan geciteerd uit een latere Franse uitgave: Eugène Varga, La crise économique, sociale, politique, introduction de Jean Charles et Serge Wolikow, Parijs: Éditions sociales, 1976.

Page 76: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

voor de samenroeping van het Zevende Congres nog geenszins vaststond en de samenwerking met de sociaaldemocraten geenszins was goedgekeurd. Dit rapport zwijgt dan ook in alle talen over een mogelijke “volksfronttactiek”.

Zo verwees Varga in zijn bewuste rapport wel naar het Plan van de Arbeid en ook naar zijn brochure Henri De Man et son Plan, doch zijn analyse van het probleem was geenszins geëvolueerd. Zo zag hij in het Plan van de Arbeid nog altijd uitsluitend en hoofdzakelijk de uitdrukking van de ideologische crisis waarin de Tweede Internationale verkeerde, niet als een mogelijk antwoord op de economische crisis zelf. Varga: “La tâche est d’établir une nouvelle idéologie, un nouveau programme qui puisse d’une part satisfaire et retenir dans le Parti les ouvriers, et, d’autre part, qui détourne la bourgeoisie de l’exemple de la bourgeoisie allemande, c’est-à-dire de chasser les réformistes et de faire des fascistes son principal soutien social! En d’autres termes: créer un programme qui permette à la social-démocratie de continuer à jouer avec succès, malgré la crise, son rôle de principal soutien social de la bourgeoisie”.435

Varga had in de zomer van 1934, toen hij dat rapport opstelde, allerminst van de linkse koers afstand genomen. Van een mogelijke samenwerking met de socialistische leiders tegen het fascisme was dus geen sprake. Varga meende zelfs dat De Man met zijn Plan van de Arbeid regelrecht koers naar het fascisme zette, “unissant la phraséologie de gauche à un contenu concret semi-fasciste et acceptable pour la bourgeoisie. Aux ouvriers, on fait croire que le plan renferme une “attaque contre la structure du capitalisme”, que sa réalisation constituerait un pas vers la réalisation du but final en “nationalisant” les banques, les chemins de fer, les mines et la production d’énergie. La bourgeoisie est calmée parce qu’il ne saurait être question de confisquer sa fortune et parce que l’exécution du plan ne se ferait que par la voie pacifique en gagnant la majorité au Parlement. À l’égard de la classe ouvrière, le plan est la phraséologie révolutionnaire; envers la bourgeoisie c’est une offre de gouvernement de coalition sur la base de l’aide systématique de l’État aux entreprises du capital monopoliste qui sont menacées par la banqueroute”.436 Kortom, de sociaaldemocratie bleef als steunpilaar van de bourgeoisie ook voor Varga nog altijd de hoofdvijand. Zelfs de term “sociaal-fascisme”, die op dat moment nog niet officieel was afgeschaft, duikt in Varga’s rapport aan het Zevende Congres nog terloops op.437 Doch de koers zou door Dimitrov snel worden omgebogen ten gunste van een alliantie met de sociaaldemocraten. Daar zorgden de ontwikkelingen in Frankrijk wel voor.

435 Ibidem, blz. 320.436 Ibidem, blz. 320-321.437 In de Franse vertaling van Varga’s verslag werd deze term door “social-démocrates” vervangen. Ibidem, blz. 266. Maar in de Engelstalige, Duitse, Spaanse en Russische edities wordt deze term niettemin gebruikt. E. Varga, The Great Crisis and Its Political Consequences. Economics and Politics 1928-1934, Londen: Modern Books Limited, z. d., blz. 111; Die grosse Krise und ihre politischen Folge. Wirtschaft und Politik 1928-1934, Moskou en Leningrad: Verlagsgenossenschaft Ausländischer Arbeiter in der UdSSR, 1934, blz. 139; La crisis y sus consecuencias políticas, Barcelona, Parijs en New York: Ediciones Europa-América, z.d., blz. 191; Между VI и VII конгрессами коминтерна зкономика 1928 – 1934, Moskou: Partizdat TsK VKP(b), 1935, blz. 119.

Page 77: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Vandervelde en De Man in 1935

Het Zevende Congres van de Komintern

Op het Zevende Congres van de Communistische Internationale, dat tussen 25 juli en 20 augustus 1935 te Moskou samenkwam, werd officieel afscheid genomen van de linkse koers ten gunste van de volksfronttactiek. Maar dat betekende nog niet dat Varga ook het Plan van de Arbeid liefdevol in de armen wilde sluiten. Zijn houding werd alleen iets milder ten aanzien van het “planreformisme”. Varga had intussen niet opgemerkt dat het “planisme” van De Man ook voor een soort “vitalistische” ideologie stond, waarbij het socialisme – aldus De Man – functioneerde als het “ware inzicht van de menschheid in hare tegenwoordige taak, het ware bewustzijn van wat zij doet en wordt (…) meer een voortdurende schepping dan een eindresultaat, meer een levende beweging dan een stel overgeleverde formules. Leven is een bestendig hernieuwen, met afsterven, omvormen, geboren en herboren worden”.438 Dat vitalisme veronderstelde niet alleen een generationele wisseling van de wacht ten gunste van een nieuwe technocratie in de socialistische beweging, maar ook het bezetten van de institutionele hefbomen in het staatsappraat om het accumulatieproces van het kapitaal te reguleren. Dat alles zag Varga niet. Vandaar dat hij in de “planisten” alleen maar gewone reformisten zag die uit het faillissement van de Socialistische Internationale waren voortgekomen. Voor de rest kon hij dan terugvallen op zijn geliefkoosde stelling dat de bourgeoisie de door haar geschapen productiekrachten niet langer meer in de hand had. Vandaar dat de bourgeoisie voortaan de oplossing enkel in het beperken en vernietigen van productiecapaciteit moest zoeken.

Op 27 juli 1935 hield Varga op het Zevende Congres van de Komintern zijn referaat en daarin stelde hij: “Wir kämpfen für die grundlegende Änderung der produktionsverhältnisse durch 438 “Woord vooraf” door Hendrik de Man bij Edgard Delvo, Hedendaagsch humanistisch streven: Democratisch socialisme en zijn beteekenis voor de B.W.P., Antwerpen: De Sikkel, 1939, blz. X.

Page 78: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

die proletarische Revolution, um die Produktionskräfte von ihren kapitalistischen Fesseln zu befreien. Die mit der Bourgeoisie verbundenen reformistischen Führer argumentieren gegen die Diktatur des Proletariats immer mit der Behauptung, die Arbeiterschaft sei nicht reif für die Beherrschung der Produktionskräfte, die Bourgeoisie sei unentbehrlich für die Ausnützung der modernen Produktionskräfte”.439 Varga wees in dit verband op de “Depression besonderer Art” die het gevolg was van de “allgemeine Krise des Kapitalismus: die Wirkung der chronischen Enge des Absatzmarktes, des chronischen Überflusses an fixem Kapital, der chronischen Massenarbeitslosigkeit, der chronischen Agrarkrise: Faktoren, die ständig wirken und den zyklischen Gang der kapitalistischen Reproduktion immer mehr deformieren”.440

Varga herhaalde nog eens zijn al eerder verdedigde stelling dat het kapitalisme zich vóór de oorlog nog in een opgaande lijn had bewogen, maar nu in een langdurige crisis was verstrikt geraakt, hetgeen te merken was aan de productiecyclus die nauwelijks een betekenisvolle fluctuatie liet zien. Ondanks de recente herneming lag het productieniveau nog 20 procent onder het laatste topjaar 1929. De tegenspraak tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen was zo aangescherpt dat Varga geen conjuncturele verbetering meer bespeurde. Dat kwam door vijf tendensen die hij in de wereldeconomie opmerkte. Ten eerste was de wereldmarkt verbrokkeld door het opkomende protectionisme en de valutacrises na het loslaten van de gouden standaard. Ten tweede was er de afbouw van de internationale arbeidsdeling en de toegenomen subsidiëring van de nationale fabrikanten. Ten derde groeide de rol van de staat in de economie waardoor de overheid de belangen van de financiële oligarchie steeds meer ging dienen. Ten vierde werden de monopolies in toenemende mate via de bewapeningsuitgaven door de staat ondersteund. In Italië en Duitsland had dat de vorm van een oorlogsmonopolistisch kapitalisme aangenomen. Een vijfde tendens was de verbetering van de positie van de financiële bourgeoisie ten nadele van die van de arbeidersklasse. “In der Zeit der teilweise Stabilisierung hatte die bourgeoisie noch Illusionen über die Möglichkeiten der Ausdehnung des kapitalistischen Absatzmarktes. Daher wurde neben der Erhöhung der Intensität der Arbeit auch die Produktivität durch Einführung neuer technischen Methoden, durch Ausdehnung des Produktionsapparates durchgeführt”.441

Varga kwam tot de conclusie dat de bourgeoisie de illusie over de verdere uitbreiding van de productie had opgegeven nu er een overaanbod aan vast kapitaal voorhanden was. Het kapitaal stelde daarom ingenieurs aan om met de bestaande machines meer te produceren om zo de loonkosten per eenheid product te kunnen verminderen. Dat wilde echter nog niet zeggen dat er geen technologische vooruitgang meer was. Doch die ging vooral in de richting van de militaire techniek. “Die Folge der Krisenrationalisierung ist die Tatsache, da der Beschäftigungsgrad der Arbeiterschaft nicht der Erhöhung der industriellen Produktion entsprechend steigt”.442 Hij zag dus het leger van werklozen permanent aanzwellen. “Die chronische Massenarbeitslosigkeit bleibt das Schicksal des Proletariats, solange die Herrschaft der Bourgeoisie nicht gestürzt ist. Das Fäulnisprozess des Kapitalismus schreitet rasch fort. Die Bourgeoisie ist nicht mehr imstande, die Existenz ihrer Lohnsklaven selbst auf einem Sklavenniveau zu sichern”. Varga’s conclusie luidde derhalve dat er geen vreedzame uitweg meer mogelijk was. “Der Widerspruch zwischen Produktionskräften und Produktionsverhältnissen ist innerhalb des kapitalistischen Systems unlösbar. Das Gerede über eine kapitalistische Planwirtschaft als friedlicher Übergang zum Sozialismus ist eine 439 Protokoll des VII. Weltkongresses der Kommunistischen Internationale. Moskau 25. Juli – 20. August 1935 (Ungekürzte Ausgabe), Deel 1, Erlangen: Karl Liebknecht Verlag, z.d., blz. 117.440 Ibidem, blz. 117-118.441 Ibidem, blz. 119.442 Ibidem, blz. 120.

Page 79: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

skrupellose Demagogie, zur Ablenkung der Arbeiter vom revolutionären Weg bestimmt. Es gibt keinen friedlichen Ausweg; der Widerspruch zwischen Produktivkräften und Produktionsverhältnissen kann nur durch den revolutionären Sturz der Herrschaft der Bourgeoisie gelöst werden. Es gibt nur diesen Weg zur Befreiung der Menschheit”.443 Hieruit bleek dat hij niet alleen het Plan van de Arbeid van De Man uit politieke motieven afwees, maar dat hij dat ook en vooral op grond van zijn theorie over het permanente karakter van de economische crisis deed. Uiteraard oogstte Varga een sterke bijval van de congresgangers met zijn analyse van de onvermijdelijkheid van de crisis van het kapitalisme en de onmogelijkheid om hier iets tegen te ondernemen.

Vanuit België kon niemand op het Zevende Congres van de Komintern enige verdere preciseringen over het Plan van de Arbeid verschaffen. Woordvoerder Joseph Jacquemotte had als belangrijkste kritiek op Hendrik de Man dat die nu minister van Leopold III was geworden. België maakte volgens hem nu een periode van “geleide economie” door. Voorts viel Jacquemotte terug op de analyses die al eerder op het Dertiende Plenum van het EKKI van 28 november tot 12 december 1933 waren gemaakt: “à savoir qu’une “economie dirigée” dans le cadre du système capitaliste du régime de production n’est pas autre chose qu’un renforcement du capital financier, de sa domination et qu’elle prépare le lit au fascisme”.444 Jacquemotte noteerde dat de devaluatie van de Belgische frank wegens allerlei handelsbelemmeringen weinig of geen effecten voor de zware nijverheid had gesorteerd. Alleen de lichte nijverheid had hiervan in beperkte mate geprofiteerd, waardoor de werkloosheid slechts licht was gedaald.

Een verraden “Plan”?

Toen de BWP in maart 1935 besliste om tot een drieledige regering van “nationale eenheid” toe te treden, was ook het acute gevaar van een arbeidersopstand in Wallonië bezworen. De arbeidersklasse was immers bereid geweest om de “bankiersregering” desnoods via de straat tot aftreden te dwingen. Wat de BWP-leiding, met De Man op kop, het meeste vreesde was een algemene staking in de industriebekkens die zich dan onweerstaanbaar over het hele land zou verspreiden, waarna dan een zo gevreesde “revolutionaire situatie” kon ontstaan.

443 Ibidem, blz. 120444 Joseph Jacquemotte, Une grande figure du mouvement ouvrier belge, Articles et interpellations parlementaires 1912-1936, Brussel: Société populaire d’Éditions, 1961, blz. 185. De Duitse versie in Protokoll des VII. Weltkongresses, a. w., deel 1, blz. 89.

Page 80: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Volgens De Man was het “vijf voor twaalf” toen hij op 19 januari 1935 te Quaregnon een manifestatie van vooral werklozen uit de Borinage toesprak. Die verpauperde massa was de propaganda voor het Plan inmiddels beu geworden. Ze wilde nu actie.445 De BWP-leiding durfde dat niet aan en temporiseerde daarom. De Man hoopte nu met zijn Plan van de Arbeid aan zet te komen. Maar minister (zonder portefeuille) Francqui onderhandelde liever met Vandervelde over de oprichting van een Arbeidscommissie waarin de vakbonden konden participeren ten einde hen aan de deflatiepolitiek medeplichtig te maken. De Man zag die commissie uiteraard liever mislukken, daar anders Vandervelde zo de vorming van een planistische regering zou verhinderen.446

Gedreven door de dynamiek van de mobilisatie in de industriebekkens plande de BWP voor 24 februari 1935 een nationale manifestatie te Brussel. De regering verbood de manifestatie. Wat was het alternatief voor de BWP-leiding? Betogingen in de provinciesteden? Partiële verkiezingen uitlokken? Intussen zwol de speculatie tegen de Belgische frank zo sterk aan dat zonder Franse monetaire steun een devaluatie onvermijdelijk zou worden. Een devaluatie van de Belgische frank durfde de “bankiersregering” zelf niet te beslissen. De ideale man daarvoor was uiteindelijk Paul Van Zeeland, de vice-gouverneur van de Nationale Bank, die dan ook maar gevraagd werd om een nieuwe regering te vormen. Ditmaal met de participatie van de socialisten. Van Zeeland behoorde tot de rechtse stroming in de Katholieke Partij, maar had ook voeling met de “School van Leuven” die reeds geruime tijd voor een devaluatie van de Belgische munt pleitte ten einde zo de export weer op gang te brengen. Uiteraard waren de banken in principe tegen een devaluatie gekant omdat daardoor hun vorderingen in Belgische franken in waarde zouden verminderen. Maar van de andere kant zou een devaluatie weer de exporterende bedrijven solvabel maken en daardoor de kredietverstrekking

445 De Man, Herinneringen, a. w., blz. 197-198.446 Ibidem, blz. 199.

Page 81: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

faciliteren. De socialisten moest men erbij halen omdat een devaluatie de importen duurder zouden maken, waardoor er een druk op de lonen zou ontstaan. Het gevaar van een inflatoire spiraal moest men daarom zien te voorkomen.

De Man zelf beweerde later dat hij van meet af aan een groot voorstander van een forse devaluatie was geweest, terwijl de rest van de partijleiding nog vasthield aan de oude goudpariteit. Om de “spaarcenten” van de arbeiders te ontzien.447 Of die arbeiders over veel spaarcenten beschikten, mag men echter in twijfel trekken. Het probleem was dat veel arbeidersleiders vreesden dat de arbeiderklasse zou moeten opdraaien voor de prijsstijgingen nu de lonen aan de ketting zouden gaan. Kortom, de BWP-leiding was bang om hieraan medeplichtig te worden. En die angst werd nog bewaarheid ook toen Van Zeeland zijn regering vormde. De Man had in de regering-Van Zeeland de portefeuille van Openbare Werken en Opslorping van de Werkloosheid gekregen. Dus niet die van Financiën waarop hij zo had gehoopt. Vandervelde, nu slechts minister zonder portefeuille, stond echter de facto volledig buiten spel.448 De Man zat echter in een moeilijke rol. Paul Van Zeeland overschaduwde hem en dat veroorzaakte spanningen in het socialistische kamp. Men had hier meer verwacht dan die vijf ministerportefeuilles. Mocht er nu sprake zijn van een economische herneming, dan was het niet uitgesloten dat de arbeidersklasse alsnog eisen zou stellen en overgaan tot offensieve stakingen voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden.

Had Varga in zijn tweede pamflet wel oog voor deze gespannen verhoudingen en hun mogelijke consequenties? In feite niet. Wat in Varga’s boekje Le “Plan” trahi. Réponse à Henri De Man. Ministre de la bourgeoisie belge449 meteen opvalt is wel de heftigheid waarmee hij De Man van “verraad” aan het eigen Plan van de Arbeid beschuldigt. Varga meende dat na twee jaar propaganda voor “le Plan, tout le Plan, rien que le Plan” het resultaat eerder onbeduidend was. De vijf socialistische ministers hadden immers bij hun toetreding tot de regering de realisatie van het Plan afgezworen. Het enige resultaat was dat de banken door de devaluatie werden gered en de winstmarges van de bedrijven werden vergroot. Het BWP-congres van november 1935 had, aldus Varga, dan ook een malaise in de partijrangen laten zien. Varga meende te weten dat de sociale situatie voor de massa alleen maar slechter was geworden. Isabelle Blume had immers op het BWP-congres verklaard: “Notre concours est tout acquis à la propagande pour le Plan du Travail, mais nous ne pouvons pas entraîner dans notre propagande des femmes et des enfants qui continuent d’avoir faim”.450 Daarbij signaleerde Varga ook ongenoegen in de rangen van de Socialistische Jonge Wachten die tot dan toe als “gauchisten” de campagne voor het Plan hadden ondersteund.451 Varga merkte voorts op dat de reformistische leiders van de Syndicale Commissie op het partijcongres een aanval in regel tegen de socialistische ministers – De Man inbegrepen – hadden gelanceerd.

Varga loofde dan de Belgische communisten omdat die de eisen van de arbeiders ondersteunden “en appelant les ouvriers à les arracher par l’action”452, terwijl de reformistische leiders zich wanhopig aan een hernieuwde actie voor het Plan bleven vastklampten. “Les dirigeants droitiers du P.O.B. organisent la nouvelle campagne pour le plan non pas pour procéder à la lutte véritable contre le capital monopoliste, mais pour faire oublier leurs vieilles promesses irréalisées dans le tapage de nouvelles déclarations creuses;

447 Ibidem, blz. 183.448 Polasky, a. w. blz. 229.449 De brochure werd ditmaal niet in het Nederlands vertaald. De Franse versie verscheen bij C.D.L. in Brussel in 1936. Vreemd is dat hij de aanvallen van Laurat in diens Le Plan du Travail vu de Moscou volkomen negeerde.450 Varga, 1936, a. w., blz. 8.451 Ibidem, blz. 8.452 Ibidem, blz. 9.

Page 82: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

pour étouffer la voix de l’indignation ouvrière qui s’élève contre leur politique dans le vacarme de nouvelles parades fastueuses”.453

Varga noteerde een grote verwarring in het “planistische” kamp wegens de samenwerking op regeringsniveau met vertegenwoordigers van het Comité Central Industriel, waardoor men de eis van de nationalisatie van de banken en de al gemonopoliseerde industrieën had laten vallen. Varga dacht dat de rechtse leiders van de BWP het plan om de banken te nationaliseren hadden opgegeven om hun relaties met de bourgeoisie niet te bemoeilijken. Ook had men nieuwe eisen in het programma opgenomen, zoals de 40-urige werkweek, de verlenging van de schoolplichtige leeftijd tot 16 jaar, hogere uitkeringen. En, noteerde Varga hier schamper: “Il paraît que, cette fois-ci, on veut bien admettre que de pareilles améliorations pour les travailleurs peuvent être obtenues avant que le “nouveau gâteau” miraculeux de M. de Man soit tout à fait prêt”.454

Toch kon Varga niet ontkennen dat er in het Plan voorstellen scholen die voor de arbeidersklasse gunstig waren. Daar strijd voor leveren was dus aangewezen, want “les travailleurs socialistes se tournent de plus en plus vers les actions combattives et vers le front unique pour arracher de haute lutte ce qui est inscrit en leur faveur dans les plateformes planistes de leur propre parti. Il ne fait pas de doute que les communistes sans revenir sur leur opinion en ce qui concerne le Plan peuvent et doivent lutter ensemble avec les travailleurs socialistes et leurs organisations pour la realisation immédiate de toutes les mesures correspondantes aux intérêts des travailleurs contenues dans le Plan”.455 Gemeenschappelijke acties betekenden evenwel niet dat de communisten de ideologie van het Plan moesten omarmen. Integendeel, want die ideologie vormde een hindernis voor een efficiënte strijd tegen het grootkapitaal en de reactie. “Ce que nous combattons dans le plan, ce ne sont pas les mesures, en faveur des travailleurs, qui y sont incluses. Non moins absurde serait de supposer, que notre lutte est dirigée contre l’idée de la nationalisation des banques et des monopoles capitalistes appliqués dans l’intérêt des travailleurs…”.456 De communisten bestreden volgens Varga de opvatting dat men met behulp van een dergelijk Plan de transitie naar het socialisme kon maken en de crisis liquideren of de kapitalistische oligarchie aan de staat of aan de corporaties kon onderwerpen.457

Varga hield het nog altijd voorzichtig bij de vorming van een “eenheidsfront” voor concrete hervormingen en loonsverhogingen. Uit zijn eerder geschreven versie voor deze tweede brochure kon hij lange passages ongewijzigd overnemen, omdat hij hierin op basis van Marx de mogelijkheid had gekritiseerd om onder het kapitalisme tot economische planning over te gaan en de theorie had afgewezen dat “onderconsumptie” aan de basis van de economische crisis zou liggen.458 De kern van Varga’s aanval op het Plan van de Arbeid was dat het de levensstandaard van de arbeidersklasse niet kon verhogen én dat de “planisten” de arbeiders de strijd voor loonsverhogingen bleven ontraden. Varga voelde dus aan dat hij hier, met het programma van de Komintern in de hand, de achilleshiel van De Mans campagne had getroffen: “Donc, luttes quotidiennes pour les revendications immédiates et orientation de ces

453 Ibidem, blz. 10-11.454 Ibidem, blz. 12.455 Ibidem, blz. 13.456 Ibidem, blz. 13.457 De opmerkingen schreef Varga nadat de BWP in de vroege lente van 1935 tot een regering van nationale eenheid was toegetreden. 458 Ibidem, blz. 15-19.

Page 83: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

luttes, sous la direction du Parti en vue de la “lutte finale”, en vue de la lutte révolutionnaire pour le pouvoir”.459

Een tweede punt van Varga’s felle kritiek gold de door De Man voorspelde economische groei als gevolg van de kapitalistische planning, waarna door het bevorderen van de binnenlandse vraag een snelle stijging van de levensstandaard van de bevolking mogelijk zou worden. Varga geloofde niet in de door De Man beloofde “nieuwe taart”, omdat er alleen in een socialistische economie van planning van de economische groei sprake kon zijn. “Mais l’économie “mixte dirigée” de de Man, reste une économie capitaliste, indépendamment du volume plus ou moins grand de sa partie “nationalisée”. Cela signifie que la production ne peut être augmentée que si les marchandises produites peuvent être écoulées avec un profit correspondant. Si cela ne se produit pas, les entreprises capitalistes n’étendront pas la production”.460 Hij verweet voorts De Man te verzwijgen dat aan het kapitaal vergoedingen zouden moeten worden uitgekeerd en dat men de toegenomen productie ook ergens moest zien te verkopen. Varga kon in dit verband wijzen op de mislukking van Roosevelt om in de Verenigde Staten door verhoogde staatsuitgaven tot duurzaam economisch herstel te komen, dit ondanks het aanbieden van goedkoop krediet aan de ondernemers. “C’est toujours cette fâcheuse question des débouchés qui fait échouer de si beaux plans”.461

Antwoordend op De Mans kritieken ten aanzien van zijn “negativisme”, liet Varga weten dat hij, ondanks de pleidooien voor loonsverhogingen, de revolutie voor hem wel degelijk het einddoel was gebleven en dat een gewelddadige omwenteling naar het model van de Russische Revolutie van 1917 voor hem van kracht bleef. “Oui, nous disons aux ouvriers que leur libération du joug capitaliste ne pourra s’opérer que par des moyens révolutionnaires, y compris la violence qui toujours dans l’histoire a été l’accoucheuse des sociétés nouvelles, oui, nous disons aux ouvriers que jamais la bourgeoisie capitaliste ne se laissera exproprier de sa puissance économique – c’est-à-dire de la propriété privée des moyens de production – par des moyens pacifiques de persuasion, qu’elle ne s’inclinera pas passivement devant un vote. Nous disons que la violence est non seulement le dernier “argument” qu’oppose la bourgeoisie à la volonté populaire, mais que c’est l’instrument essentiel de sa Domination et que c’est pour cela qu’elle passe si “naturellement” – dès qu’elle se sent menacée – des méthodes dites démocratiques aux méthodes fascistes, et, si la chose est nécessaire et possible, au régime d’une dictature fasciste basée sur la violence pure et simple”.462

Volgens Varga kwam het er op aan om de meerderheid van het proletariaat en het hele werkende volk onder leiding van een marxistisch-leninistische partij te brengen, dus van “un Parti qui mettrait à profit les expériences de toutes les révolutions dans lesquelles le prolétariat a versé son sang, en un mot un Parti communiste de masse”.463 En daarna volgde een oproep tot de vorming van een “eenheidsfront”464: “Posez à vos luttes des objectifs en rapport aux forces en présence – mobilisez toute votre classe sur la base du front unique prolétarien, créez un puissant front populaire en y entraînant tous les amis de la liberté et de la paix pour atteindre des objectifs plus importants, pour briser toutes les velléités du fascisme, pour attaquer tout le régime, générateur de la misère, de l’oppression et de la guerre”.465 Deze herpositionering in de richting van het “front populaire” – een term, die overigens in het hele

459 Ibidem, blz. 23.460 Ibidem, blz. 30.461 Ibidem, blz. 33.462 Ibidem, blz. 41.463 Ibidem, blz. 42.464 Die ontbrak in het oorspronkelijke manuscript van zijn reactie op De Man (zie tekst in bijlage).465 Ibidem, blz. 43.

Page 84: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

pamflet alleen hier voorkomt – staat echter wel op zich zelf. Want even verder gaat Varga verder met het aanprijzen van “les luttes ouvrières” die door de vijanden van het “front unique dans les rangs de la social-démocratie”466 worden gehinderd. Varga zag in deze economische strijd de opmaat naar het veroveren van de harten van de arbeiders. Dat zou niets te maken hebben met het uitvechten van hopeloze en uitzichtloze conflicten. Vandaar dat Varga op grond van deze overwegingen ook elke samenwerking met de bourgeoisie wilde uitsluiten. “Les ouvriers socialistes belges doivent étudier attentivement non seulement les leçons de la grande révolution prolétarienne russe, mais aussi les enseignements qui découlent des expériences autrichienne et espagnole. Forts de ces leçons, ils peuvent faire aussi bien que leurs frères de Russie et faire mieux que ne l’ont fait la première fois, leurs frères d’Autriche et d’Espagne”.467

Uiteindelijk stelde Varga vast dat de propaganda voor het Plan niets anders dan een propagandatruc was geweest om zand in de ogen van de arbeiders te strooien. Het was al snel duidelijk geworden dat de BWP graag tot een compromis met de bourgeoisie had willen komen, omdat er toch geen uitzicht op de vorming van een nieuwe meerderheid in het parlement was geweest. Dat verklaarde ook waarom De Man in 1935 minister was geworden, zonder dat het Plan onderdeel van de regeringsverklaring was gemaakt. Toen de bankencrisis in maart 1935 uitbrak, was de steun van de BWP aan de bourgeoisie meer dan welkom geweest. “La trahison du Plan est complète. Nous cherchons en vain dans la déclaration ministérielle du gouvernement Van Zeeland-Vandervelde-de Man la moindre allusion au “Plan du Travail”; il en fut de même du discours-programme de Van Zeeland. Comme s’il n’y avait jamais eu un tel plan!”.468 Op grond van een artikel van professor Henri Laurent469 (ULB) dat in het Amerikaanse magazine Current History470 was verschenen, meende Varga ook de precieze achtergronden van deze verrassende ontwikkeling al te weten. Varga citeerde in dit verband Laurent: “Lorsque M. Vandervelde, le vieux leader du Parti Ouvrier vint au Palais, le Roi lui posa le dilemme: ou bien abandonner tous les rêves du Plan et partager les responsabilités gouvernementales, ou bien s’attendre au pire. Le Roi rappela à Vandervelde le sort des socialistes allemands et autrichiens. Même si ceci n’est pas tout à fait vrai, c’est quand même vraisemblable et cela montre l’atmosphère dans laquelle se sont déroulées les négociations. De de Man qui intervint énergiquement en faveur de la coalition, on raconte qu’il aurait dit: “Les socialistes se trouvaient dans l’alternative: ou bien entrer immédiatement dans le gouvernement de coalition, ou bien être envoyés avant deux mois dans un camp de concentration”.”471

Henri Laurent was goed ingelicht over hetgeen Vandervelde tijdens zijn onderhoud met Koning Leopold III op 19 maart 1935 te horen had gekregen. Dat was de keuze tussen een drieledige regering of de “dictatuur”. Tijdens de vergadering van het Partijbureau van de BWP van 20 maart 1935 had Vandervelde over Leopold III gezegd: “Bien entendu il n’a pas dit qu’il était prêt à créer un gouvernement dictatorial, mais il a insisté sur le péril d’une

466 Ibidem, blz. 43.467 Ibidem, blz. 47.468 Ibidem, blz. 53.469 Henri Laurent (1903-1940) was een mediëvist gespecialiseerd in economische geschiedenis. Hij werkte mee aan het linkse tijdschrift Combat van Victor Larock, Piet Vermeylen en Marcel Delfosse. Hij kwam in 1940 tijdens zijn overtocht naar Engeland om het leven. Laurent was toen betrokken bij de actie voor het Plan.470 Het maandblad Current History was in 1914 door de New York Times opgericht om verslag te doen over de Grote Oorlog.471 Varga, a. w., 1936, blz. 55.

Page 85: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

dictature dans des termes qui m’ont fait la plus désagréable impression”.472 Dat betekende ook dat de BWP onder druk was gezet om – liefst zo snel mogelijk – aan de vorming van een regering van nationale eenheid mee te werken, zonder echter het Plan van de Arbeid tot voorwaarde te stellen.

Een buitengewoon partijcongres legitimeerde op 30 en 31 maart 1935 met 519.672 tegen 41.902 en 18.928 onthoudingen de toetreding van de BWP tot de regering-Van Zeeland.473 Dat ging met de nodige show en ronkende toespraken gepaard. De applausmachine werkte weer op volle toeren. Zo kreeg Paul-Henri Spaak tijdens zijn tocht naar het sprekersgestoelte van het congres een staande ovatie. Hij legde uit dat de BWP had gestreden “pour la victoire, pour la prise du pouvoir par la voie légale. Cela, c’est l’idéal, c’est la position de propagande. Mais la politique est faite aussi de la réaction des autres. M. Van Zeeland nous a mis devant une situation véritablement catastrophique, qui nous a amenés devant une position que nous n’avions pas prévue. On nous dit, vous faites un chantage. Mais il y a quelque chose que je ne comprends pas: nous avons attiré l’attention sur le danger du fascisme. Nous n’avons été protégés du fascisme que par la division linguistique du pays. Le danger était réel. (…) Nous avions à choisir entre un gouvernement Van Zeeland et un gouvernement d’autorité. (Très bien). Tel est le danger qui nous menaçait: avoir renversé un gouvernement et rendre impossible, par notre obstination, la constitution d’un autre gouvernement parlementaire. (…) Si nous avions poussé à la dissolution, nous aurions poussé à la formation d’un gouvernement autoritaire, dans les circonstances graves où se trouvait le pays (Très bien!) Il fallait donc collaborer”.474 Spaak moest echter ook toegeven dat men de devaluatie niet had kunnen ontlopen. “Le programme Van Zeeland n’est pas le Plan. Mais les idées qu’il contient se rapprochent des idées du Plan”.475 De Man, die na hem onder een “impressionante ovation” de tribune besteeg, beaamde dat. “Le plan du gouvernement, ce n’est pas le Plan du Travail. Mais il préconise les mêmes saisies des leviers de commande, qui permettent le début d’exécution du Plan du Travail”.476 De Man legde uit dat regeringsdeelname nu nodig was om na de val van de regering-Theunis het lot van de werklozen te verlichten.

De grote vraag die het buitengewoon congres bezighield, betrof uiteraard het lot van het Plan en waarom er na de val van de regering-Theunis geen parlementsontbinding was gevolgd. August Balthazar477 legde in zijn redevoering de vinger op een dilemma: “Certains comptaient sur une dissolution. Mais nous n’aurions pas eu la majorité. Il était probable que les socialistes seraient devenus le groupe le plus fort et qu’ils auraient été chargés de constituer le gouvernement. Un gouvernement du Plan du Travail n’aurait pas été possible, s’il avait voulu réaliser tout le Plan, et si les socialistes avaient dû collaborer avec les autres partis”.478 De verpletterende meerderheid waarmee het partijcongres de regeringsdeelname had goedgekeurd, gaf uiteraard te denken. Waar was de linkse oppositie? Die had in Paul-Henri

472 Verslagen van het Bureau van de BWP, AMSAB, 173, geciteerd in Gita Deneckere, “De algemene staking van 1936. Wetten en praktische bezwaren tegen een Volksfront”, in Cahiers-Bijdragen, Brussel: Centre de Recherches et d’Études historiques de la Seconde Guerre mondiale, Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1995, blz. 112.473 Hier wordt in het vervolg consequent geciteerd uit het verslag gepubliceerd in Le Peuple van 1 april 1935. Er verscheen nadien ook een verslag in brochurevorm. Parti Ouvrier Belge, Compte rendu du Congrès extraordinaire du P.O.B. et C.S. tenu le 21 février 1935 et du Congrès extraordinaire du P.O.B. des 30 et 31 mars 1935, Brussel: L’Églantine, 1935.474 Le Peuple, 1 april 1935.475 Ibidem.476 Ibidem.477 Blijkbaar was August Balthazar die na de val van Anseele de grote man in de Gentse Vooruit was geworden, nog niet zo bekend bij de journalisten van Le Peuple, want hij werd Gustave Balthazar genoemd. Ibidem.478 Ibidem.

Page 86: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Spaak haar boegbeeld en spreekbuis verloren. Dat bleek uit de redevoering van Frans Zoete van L’Action socialiste en de Brusselse bediendenvakbond die niet verder kwam dan een oproep tot het voorbereiden van “les solutions de lutte de classe qui, en définitive, se poseront”.479 De overwinning van de “participationisten” was trouwens vooral aan de doorslaggevende stem van de vakbonden te danken.

De vakbonden hadden zich niet alleen achter de propaganda voor het Plan van de Arbeid geschaard, maar ook uit “sociale overwegingen” voor de regeringsdeelname uitgesproken, echter zonder de realisatie van het hele plan te eisen. Vakbondsman Joseph Bondas vertelde dat er nu al 381.000 volledig verzekerde werklozen waren en hij schetste zelfs het spookbeeld van 500.000 tot 600.000 werklozen. Zijn belangrijkste vraag was of deze nieuwe regering bereid was om tegen de werkloosheid te strijden. “Il semble que oui. Il semble qu‘il veut s’attaquer au chômage. Est-ce que de Man serait allé au gouvernement pour ne pas résorber le chômage? S’il y est entré, c’est pour le faire (Très bien!). Nous devons faire confiance à nos camarades. Je suis disposé à leur accorder”.480 Volgden daarna een aantal concrete eisen waarvoor in de gegeven omstandigheden iedereen wel wilde klappen, zoals de gelijkstelling van alle werklozen door het herzien van de classificatie van de gemeenten. Bondas: “Il faut le nettoyage dans les offices de placement et du chômage. (Longs appl.)”.481 En uiteraard eindigde deze toespraak met de conclusie dat de katholieke ministers allemaal onbekwamen waren. Kortom, Bondas stelde zijn vertrouwen in Delattre: “Je fais confiance à Delattre pour faire le nettoyage complet. (Longs et vifs applaudissements.)”.482

Minister van Arbeid Achille Delattre kreeg uiteraard een ovatie toen hij de tribune betrad. Hij wees in zijn redevoering op het feit dat er een paragraaf in het regeringsprogramma was opgenomen waarin de sluiting van oude ondernemingen door de creatie van nieuwe zouden worden gecompenseerd. Hij beloofde voorts het koppelen van de lonen en de werkloosheidsuitkeringen aan de index (de kosten van levensonderhoud). Toch hoorde men daarna ook kritische stemmen opgaan. Zoals die van Léon Delsinne die zich zorgen maakte over de volmachten waarmee de regering zou gaan regeren en de dreiging van een corporatistische ordening die de werking van de vakbonden aan banden zou leggen. “Nous devons rester l’arme au pied, le cerveau froid, la pensée claire”.483

Max Buset, die nochtans de campagne voor het Plan van de Arbeid had helpen organiseren en die zich naast De Man als de belangrijkste figuur op het partijcongres profileerde, had intussen wel naast een ministerportefeuille gegrepen.484 Hij moest uiteindelijk erkennen dat het regeringsprogramma minder radicaal dan het Plan van de Arbeid was uitgevallen en dat de niet in het Plan van de Arbeid voorziene devaluatie een bedreiging voor de koopkracht vormde. Met enige ironie vroeg hij aan het congres “de donner un mandat formel à de Man pour qu’on puisse l’appeler, dans quelques mois, le ministre sauveur des chômeurs”.485 Buset wees daarna wél op een “gat” in het programma van Van Zeeland. “Le gouvernement veut sauver les banques. Les communistes s’agitent déjà. Je fais la part de la démagogie dans leurs affirmations. Mais elles contiennent un élément de vérité. Il est certain que les banques vont être sauvées. Les banques sont un service public. Mais après? Mais la note à payer par les

479 Ibidem.480 Ibidem.481 Ibidem.482 Ibidem.483 Ibidem.484 Rens, a. w., blz. 65.485 Le Peuple, 1 april 1935.

Page 87: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

banques ne me paraît pas suffisante. Il faut que l’on veille à ce que les banquiers perdent leur arrogance pour l’avenir”.486

Niet iedereen was overtuigd van de solide financiële basis van het programma van de regering-Van Zeeland. Afgevaardigde Jules Mathieu wees er bijvoorbeeld op dat de regering nog met een lening van 1,4 miljard frank bij de Bank Mendelssohn in Amsterdam zat.487 Die lening moest over zes maanden worden afgelost. Het Luikse parlementslid François Sainte488 betoonde zich ongerust over de volmachten die de regering wilde. Hij dacht nu dat de socialistische ministers, ondanks hun goede wil, wel eens bedrogen zouden kunnen uitkomen. “Le Plan Van Zeeland ne peut aboutir parce qu’il ne contient pas les réformes structurelles nécessaires. Demain, on vous mettra à la porte après un échec dont vous porterez les responsabilités devant la classe ouvrière”.489

Uiteraard was afgevaardigde Walter Dauge uit Flénu zeer negatief over de regeringsdeelname en de wijze waarop die was totstandgekomen. De voorstanders vergaten dat men tegenover een bourgeoisie stond “qui n’a jamais désarmé dans la lutte contre la classe ouvrière. Il ne faut pas dire de certains hommes catholiques et libéraux que ce sont des hommes nouveaux, décidés même à briser les cadres de leur propre parti”.490 Behalve dit dissidente geluid uit de Borinage was er nog Fernand Brunfaut die als woordvoerder van de linkse stroming in de Brusselse federatie verklaarde tegen deze regeringsparticipatie te zullen stemmen waarin de socialisten “ne sont point le pivot et où dominent nos adversaires. Je reste adversaire d’une participation qui ne comporte point à son programme les réformes profondes de structure”.491

In zijn commentaar merkte Varga op dat er dus zeker geen concentratiekampen, noch een fascistische dictatuur aan te pas waren gekomen om De Man zijn Plan van de Arbeid te doen laten vallen. Voor Varga was het Plan maar een platformtekst geweest om daarna beter tot de regering te kunnen toetreden. Paul-Henri Spaak had als aanvoerder van de linkervleugel trouwens onmiddellijk toegehapt, waardoor een mogelijke verdere radicalisering van de BWP werd bezworen.492 Varga maakte nog een balans van de eerste negen maanden van regeringsdeelname op. Die regeringsdeelname had tot een verbetering van de situatie voor de bourgeoisie geleid en een verslechtering van de toestand van zowel de arbeidersklasse als van de “kleine luiden”. Varga wees op de devaluatie met 28 procent, de verplichte omzetting van de staatsobligaties van 5 procent in staatsobligaties van 4 procent, en de opmerkelijke stijging van de winsten en van de aandelenkoersen, terwijl de lonen waren achtergebleven. “Aucun gouvernement purement bourgeois n’aurait osé faire une telle razzia contre la population laborieuse et gouverner pendant une année à l’aide de décrets-lois sans provoquer un formidable mouvement de résistance du prolétariat et des masses travailleuses. C’est pourquoi la bourgeoisie a installé Vandervelde, de Man, Delattre, Soudan et Spaak dans des fauteuils ministériels pour qu’ils l’aident à empêcher que l’exaspération des masses travailleuses ne prenne des formes révolutionnaires”.493 Varga wees op de groeiende ontevredenheid van de arbeiders en de kleine middenstand die de lasten van de conjuncturele herneming moesten 486 Ibidem.487 Die waarschuwing was niet voor niets geweest. De Bank Mendelssohn die zich in staatsleningen had gespecialiseerd, zou na frauduleuze operaties in 1939 failliet gaan. Hierbij was de Brusselse bankier Charles Fabri van de Caisse de Reports betrokken geweest. Fernand Baudhuin, Histoire économique de la Belgique 1914-1939, Brussel: Établissements Émile Bruylant, 1946, deel 2, blz. 125-127. 488 F. Sainte was volksvertegenwoordiger uit Luik en lid van de redactie van L’Action socialiste.489 Le Peuple, 1 april 1935.490 Ibidem.491 Ibidem.492 Varga citeert hier andermaal Laurent. Varga, a. w., 1936, blz. 57.493 Ibidem, blz. 65.

Page 88: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

betalen. Op basis hiervan voorspelde hij groot verzet tegen de socialistische ministers die de belangrijkste punten in het Plan van de Arbeid niet konden realiseren.

Maar wat was nu de uitweg uit de impasse? “Il y a une base d’action immédiate pour les travailleurs qui est apte à leur apporter les solutions réelles et positives aux questions devant lesquelles le Plan de Man se révèle impuissant. Cette base c’est celle de la lutte du front unique prolétarien et du front populaire antifasciste comme elle fut indiquée par le VIIe Congrès de l’Internationale Communiste”.494 Varga meende dat het tijd was voor een “front unique (…) front populaire (…) par la lutte contre le gros capital, contre la réaction et le fascisme menaçant, la réalisation des aspirations et revendications immédiates qui leur sont communes à tous. (…) car le front unique élimine les conséquences de la division ouvrière, cette cause primordiale des échecs et des défaites de la classe ouvrière, tandis que le front populaire scelle une alliance puissante entre les ouvriers et les larges masses populaires non prolétariennes, entre tous ceux qui veulent lutter pour le pain, la paix et la liberté”.495

Varga zal ook wel hebben begrepen dat van het Volksfront in België niets in huis kon komen zolang de meeste leiders van de BWP én de socialistische vakbonden wegens de regeringsdeelname niet wilden horen over een verruiming van het “front commun” voor het Plan van de Arbeid. Hoewel de communisten in september 1935, dit in de aanloop naar het samenkomen van het 52ste Partijcongres van de BWP in november, de socialisten met voorstellen hadden benaderd, had dit niets concreets opgeleverd, behalve dan het verspreiden van manifesten tegen het fascisme en het oorlogsgevaar. Echter, aan de basis van de BWP was er wel degelijk een beweging ten gunste van het Volksfront op gang gekomen. Tijdens een debat gehouden in de BWP Federatie van Brussel op 25 oktober 1935 gaf afgevaardigde Raeymaekers (Ligue ouvrière, Sint-Agatha-Berchem) ongetwijfeld aan wat er toen mis was: “On ne veut pas de rapports avec le communisme, mais n’a-t-on pas de contacts avec les bourgeois? Il faut s’inspirer de l’expérience faite dans les pays fascistes. Il faut faire le front commun avec les communistes. Le Plan du Travail est fini. (Protestations et rires.) Vous avez laissez tomber l’enthousiasme”.496 Dat was tevens een aanval op de planisten, zoals de Brusselse Vlamingen Oscar De Swaef en Henri Fayat497, die toen de actie voor het Plan van de Arbeid nog niet wilden begraven.

De Man schoof inmiddels voortdurend naar rechts op. Hij had als minister op 7 oktober 1935 in een brief aan zijn collega van Oorlog Albert Devèze het verzoek ingediend om als officier weer het leger te reïntegreren.498 Daarmee wilde hij het ontslag dat hij in 1923 naar aanleiding van de Frans-Belgische bezetting van het Roergebied had genomen, ongedaan maken.

Het 52ste Partijcongres dat op 16 en 17 november 1935 te Brussel499 samenkwam, ging door onder spandoeken met teksten als “La réalisation du Plan nous mènera vers temps nouveaux”

494 Ibidem, blz. 72.495 Ibidem, blz. 72-73.496 Le Peuple, 24 oktober 1935.497 Fayat stelde op die vergadering: “Pour nous, le Plan reste essentiel. Il faut poursuivre et accentuer l’action pour le Plan. Nous pourrons faire pénétrer le Plan dans les couches profondes de notre population, si nous restons fidèles à nos résolutions antérieures. (...) Je suis adversaire d’un Front populaire à la mode française, qui n’a pas de programme positif”. Ibidem.498 Brief van De Man aan Devèze d. d. 7 oktober 1935 en verdere correspondentie. CEGESOMA, Brussel, Archief De Man, map AA 624/8.499 Van dit congres verschenen het verslag én de rapporten van Arthur Wauters en Max Buset in brochurevorm: Parti Ouvrier Belge, Rapports sur la situation politique par Arthur Wauters. Sur la propagande pour le Plan du Travail par Max Buset; Compte rendu du 52e Congrès, Bruxelles, les 16 et 17 novembre 1935. Hier wordt echter uit de verslagen in Le Peuple van 17 en 18 november 1935 geciteerd.

Page 89: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

en “Tout le monde au travail, entre 16 et 60 ans”500 of “Tous contre le fascisme”. Maar dat betekende nog niet dat iedereen, ondanks deze hoogdravende woorden, tevreden was over de geboekte resultaten of gerust was in de goede afloop van de volgende parlementsverkiezingen in 1936. Men kon immers vrezen dat de socialisten de schuld van de nog voortdurende crisis in de schoenen zouden geschoven krijgen. Hoe aan de arbeidersklasse de resultaten van de regeringspolitiek verkopen? In zijn openingstoespraak liet Désiré Bouchery dan ook verstaan dat men bepaalde moeilijkheden “qui donnent naissance à certaines divergences de vue” moest bespreken “dans un esprit de liberté et de fraternité. Cet esprit fait la grandeur de notre Parti”.501

Voorts kon Arthur Wauters in zijn verslag over de politieke situatie niet anders dan vaststellen dat de BWP slechts vijf ministers in de regering telde en dat men werkte met een budget dat door de vorige regering was vastgesteld. “Enfin, le gouvernement a pris à bord des naufragés de la déflation. Il y a des déflationnistes qui siègent jusque dans les bureaux ministériels”.502 Wat dan met het Plan? Wauters vergenoegde er zich mee nog aan te voeren dat de socialistische ministers water in hun wijn hadden moeten doen. Maar men moest ook weten dat “les hommes du Plan et une partie de l’esprit du Plan du Travail y sont”.503 Intussen had men Georges Theunis wel als voorzitter van het Herdisconteringsinstituut moeten aanvaarden. Inderdaad: “la participation n’est pas une couveuse de fonctionnaires socialistes. Mais à valeur égale, ce sont les socialistes qui doivent être nommés. (Vifs appl.)”504 Wat, aldus Wauters, veel ernstiger was, was dat “le contrôle des banques nous a déçu. Nous voulions d’abord garantir et protéger l’épargne. Nous voulions faire échapper le pouvoir civil à l’action occulte des banquiers”.505 De controle op de banken had uiteindelijk niet opgeleverd wat men ervan had verhoopt, behalve dan het beschermen van de spaarders. Van een duurzame herneming van de economische conjunctuur was alsnog geen sprake. “Cette reprise n’avait pas atteint, jusqu’en ce dernier temps, la grosse industrie. On signale, à présent une reprise en métallurgie”.506

Onder druk van de sprekers uit de vakbeweging ging uiteraard de meeste aandacht uit naar de opslorping van de werkloosheid en de verbetering van de situatie van de werklozen. In zijn toespraak kwam De Man daar uiteraard uitvoerig op terug. Want hadden sinds maart 1935 niet steeds meer werklozen werk gevonden?507 Dat zou het effect van zijn politiek van openbare werken zijn geweest. “Ils constituent un démarrage qui doit être suivi d’une politique d’expansion économique générale. (…) je peux dire qu’on s’occupe de politique économique dirigée. Comme vice-président de l’Orec, je puis ajouter que celui-ci joue un rôle important dans ce domaine”.508 De Man moest wel toegeven dat na zes maanden de effecten van de devaluatie waren uitgewerkt. Nieuwe vooruitgang werd echter geboekt, wat vooral te danken was “au renversement de la vapeur en matière de politique économique”.509 De Man erkende dat men met openbare werken alleen de werkloosheid niet zou kunnen oplossen. “Le gros problème est de remettre en marche nos grandes industrie-clefs, nos industries d’exportation et de consommation. Nous avons repris la succession d’un gouvernement qui 500 Le Peuple, 17 november 1935. 501 Ibidem.502 Ibidem.503 Ibidem.504 Ibidem.505 Ibidem.506 Ibidem.507 De Man: “Je crois que la vérité est plus près de 160 mille que de 60 mille chômeurs résorbés”. Le Peuple, 18 november 1935.508 Ibidem.509 Ibidem.

Page 90: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

n’a rien préparé en ce domaine. Est-il étonnant qu’il y ait un décallage entre le moment où on a des ressources et le moment où on peut mettre les travaux en marche?”510 Vandaar dat het herstel in drie fasen zou moeten gebeuren, nl. eerst op de korte termijn door de effecten van een devaluatie, op de middellange termijn door openbare werken en een kredietpolitiek, en ten slotte door een “réadaptation des industries”.511 Hij moest erkennen dat openbare werken een lange voorbereidingsperiode vergden en de realisatie ervan over een langere periode moest worden uitgesmeerd. “Les grands travaux s’étendent souvent sur plusieurs années. Leur préparation demande beaucoup de temps”.512 Wat men had kunnen doen was de bestaande plannen versneld uitvoeren en bestellingen plaatsen. Uiteraard waren dat allemaal voorlopige maatregelen en ook zou het Plan zelf nog niet het socialisme brengen. “Nous n’avons jamais dit que le programme du gouvernement établi pour un an, est le Plan du Travail qui était établi pour cinq ans. Tout comme le Plan du Travail n’est pas le socialisme. (…) J’ai toujours dit que, même quand le Plan du Travail sera au pouvoir, il y aura encore des mécontents et des impatiences. (…) L’opinion est en retard sur les faits. Il y a une reprise économique plus accentuée que dans aucun autre pays”.513

Voorts lustte De Man de kritieken van zijn collega-minister Arthur Wauters niet. “Quand Arthur Wauters a dit qu’il y a 100.000 chômeurs en moins, il a obtenu le quart des applaudissements qu’il a obtenus en réclamant plus de fonctionnaires socialistes. Voilà un indice inquiétant”.514 De Man wilde de congresgangers graag waarschuwen om niet te vervallen in het klassieke reformisme dat o. a. uit cliëntelistische praktijken bestond, zoals de eigen aanhangers in het staatsapparaat benoemen. De Gentenaar August Balthazar vroeg onder luide bijval van Louis Piérard om over het Volksfront een beslissing te nemen.515 Daarna herinnerde Fr. Gelders uit Vilvoorde er aan dat de Partij “un jeux dangereux” speelde door de gunstige effecten van de devaluatie op te eisen, terwijl men altijd de verantwoordelijkheid ervoor van de hand had gewezen. “Nous avons abattu le gouvernement des banquiers, mais nous avons sauvé les grosses banques. On n’a pas fait pour nos coopératives ce qu’on a fait pour les banques privées”.516 Gelders wilde meer helderheid bij het innemen van standpunten en duidelijke taal ten aanzien van de ministers: “Clarté dans la résolution; ne négligez pas les revendications des ouvriers. Et j’aurais voulu voir un chômeur venir vous dire ce que pensent les ouvriers de l’action du gouvernement. (Quelques applaudissements. Protestations)”.517

De zoetzure toespraak van Max Buset kwam uiteindelijk neer op een pleidooi ten gunste van het hernemen van “une action vigoureuse pour le Plan du travail” en ook voor “réformes de structure” met behulp van de nationalisatie van het krediet en de monopolies. Doch tevens waarschuwde hij voor overhaasting: “… nous ne passerons pas la nationalisation contre la volonté de la majorité du pays”.518 Uiteraard kon Buset er niet om heen om ook aandacht voor de inmiddels nieuwe economische en financiële politiek van de regering Van Zeeland te vragen. Buset ging zelfs verder door te stellen dat het Plan boven elke twijfel verheven was. Buset: “Je déclare au nom du Parti: le Plan du Travail reste notre charte et il n’est question

510 Ibidem.511 Ibidem.512 Ibidem.513 Ibidem.514 Ibidem.515 Ibidem.516 Ibidem.517 Ibidem.518 Ibidem.

Page 91: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

pour nous ni de le réviser, ni de l’abandonner”.519 Maar hij maakte daarna ook een tactische terugtocht door te stellen dat de omstandigheden voortdurend veranderden. Men moest niet alles aan de ministers vragen. “Le gros du travail nous incombe. Demandons aux ministres seulement de nous placer dans les conditions les plus favorables pour la lutte. Il faut, avant de parler des réformes, changer la structure”.520 Om de werkloosheid op te lossen schakelde Buset ook op andere eisen over die de vakbonden naar voren hadden gebracht: pensioen op 60 jaar en leerplicht tot 16 jaar, gecombineerd met een werkweek van 40 uren, dit alles aangevuld met industriële vernieuwing. Over de nationalisaties wilde Buset alleen kwijt dat die zouden moeten gebeuren “avec l’appui de l’opinion publique”.521 Intussen moest de controle door de staat energiek worden doorgevoerd. “Tout doit être mobilisé pour le redressement économique”.522

Ondanks alle kritieken keurden de aanwezigen op het 52ste Partijcongres van de BWP met opgestoken handen “une action intense et immédiate en faveur du Plan du Travail” unaniem goed. De rangen hadden zich andermaal gesloten. Over het Volksfront werd voorlopig niet meer gepraat. De door Varga bepleite strategie om de arbeidersklasse niet tot gevangene van de actie voor het Plan van de Arbeid te maken, oogstte alsnog weinig bijval in de BWP. Maar dat veranderde toen de verkiezingen van 22 mei 1936 niet alleen een doorbraak van het fascisme (Rex en VNV) lieten zien, maar ook van de KPB. De BWP was nu de grootste partij geworden. Intussen had in Frankrijk het Volksfront enkele weken eerder al gezegevierd. Dat maakte op de arbeidersklasse in België een enorme indruk. Het partijcongres van de BWP sprak zich op 1 juni 1936 echter uit voor een voortzetting van de regeringsdeelname, hetgeen de continuering van de drieledige regering-Van Zeeland impliceerde.523 Een algemene staking, eerst in de Antwerpse haven en daarna met een algemene mijnwerkersstaking voor 15 juni 1936 aangekondigd, zette de tweede regering-Van Zeeland onder zware druk. Het nieuwe regeringsprogramma was echter sociaaleconomisch eerder vaag.524 De nieuwe regering moest daarna evenwel, “en présence d’une agitation ouvrière d’une extraordinaire intensité”,525 besluiten tot het samenroepen van een Nationale Arbeidsconferentie om sociale hervormingen door te voeren. Het resultaat was een versterking van de vakbondsrechten, de 40-urenweek in ongezonde beroepen en één week betaald verlof.526 Zonder de algemene staking zouden deze hervormingen er ongetwijfeld niet zó snel zijn gekomen.527 En de idee van het Volksfront dan? Dat kreeg door de stakingsbeweging een nieuw elan, want de Algemene Raad van de BWP keurde in 1936 zelfs een resolutie in die zin goed. Alleen de KPB wilde hierin meegaan. Vandaar dat het Volksfront al snel een stille dood stierf. De Man vond dat uitstekend. Tot slot

519 Ibidem.520 Ibidem.521 Ibidem.522 Ibidem.523 Mieke Claeys-Van Haegendoren, a. w., 1967, blz. 358-359.524 Mieke Claeys-Van Haegendoren, a. w., 1967, blz. 363.525 Chlepner, a. w., blz. 240.526 Chlepner: “Tandis que les grèves de la période 1932-1934 portaient un caractère défensif, celles de 1936 avaiant un caractère revendicatif. (...) la semaine de 40 heures était réclamée comme moyen d’amélioration du niveau de vie”. Chlepner, a. w., blz. 240.527 Deneckere, a. w., blz. 119.

Page 92: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Het debat tussen Varga en De Man over het Plan van de Arbeid heeft nauwelijks de aandacht van de historici getrokken. De biografen van Hendrik de Man528 – op Peter Dodge529 na – negeerden dit incident. Blijkbaar omdat het irrelevant was. Van de andere kant bleef de figuur van Hendrik de Man latere ideologen interesseren. Hendrik de Man kon immers met zijn revisie van het marxisme nog nuttig zijn in de periode dat de Koude Oorlog volop woedde. Had De Man niet gepleit voor het ontdoen van het socialisme van zijn marxistische inspiratie door er een ethische grondslag voor te zoeken? Dan kon ook het christendom een bijdrage leveren aan de grondslagen van het socialisme. Voor de toenmalige plannenmakers in Washington was dat een interessant denkspoor, omdat men daar bezig was om zowel de Europese christendemocratie als de sociaaldemocratie in een anticommunistische alliantie te integreren. Hetgeen echter niet helemaal wilde lukken.530 In België was Hendrik de Man, die in 1944 naar Zwitserland was ontkomen, inmiddels persona non grata verklaard. Hij had immers wegens collaboratiefeiten een gevangenisstraf van 20 jaar opgelopen. Zijn bewegingsvrijheid werd hierdoor aanzienlijk beperkt. Wat uiteraard niet belette dat hij nadien ogenschijnlijk ongehinderd Duitsland, Italië, Spanje en Frankrijk kon aandoen. Het probleem was dat De Man, buiten wat lezingen, nergens het podium kon halen en dat hij zijn geschriften nog maar moeilijk uitgegeven kreeg.

Het debat tussen De Man en Varga over het Plan van de Arbeid doet vandaag erg gedateerd aan. Een aantal feiten toont aan dat Varga het op vele punten wel degelijk bij het juiste einde heeft gehad. De actie voor het Plan van de Arbeid kende niet het verhoopte succes. Door het socialisme te willen ontdoen van zijn marxistische grondslag verbreedde De Man de kloof tussen sociaaldemocratie en communisme aanzienlijk en raakte hij in compromissen met de rechtse krachten en stromingen verwikkeld. Door ook het “decadente” parlementarisme te willen “overwinnen” zette De Man bewust koers naar een autoritaire staatsordening. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat De Man het Volksfront afwees.

Het loont de moeite om de twee pamfletten van Varga tegen De Man te vergelijken. Beide pamfletten verschillen qua inhoud en toon nauwelijks van elkaar. In de tussenliggende twee jaren was Varga geenszins fundamenteel van mening veranderd. Hij pleitte, dit geheel in lijn met de strategie van de Komintern, in zijn eerste pamflet voor de vorming van een

528 Zoals bijvoorbeeld M. Claeys-Van Haegendoren, a. w., 1972, maar ook Michel Brélaz, a. w., 1985; Erik von Stein Hansen, Hendrik de Man and the Crisis in European Socialism, 1926-1936. A Thesis Presented to the Faculty of the Graduate School of Cornell University for the Degree of Doctor of Philosophy, June 1968; Kersten Oschmann, Über Hendrik de Man. Marxismus, Plansozialismus und Kollaboration. Ein Grenzgänger in der Zwischenkriegszeit. Inaugural-Dissertation zur Erlangung der Doktorwürde der Philosophischen Fakultäten der Albert-Ludwigs-Universität zu Freiburg i. Br., 1986.529 Peter Dodge, Beyond Marxism. The Faith and Works of Hendrik de Man, Den Haag: Martinus Nijhoff, 1966, blz. 149. Peter Dodge was vermoedelijk een CIA-agent toen hij in 1954 met een J. William Fulbrightbeurs naar België kwam en zijn intrek bij directeur Henri Janne op het Institut de Sociologie van de ULB nam. Ook hielp hij met de organisatie van het congres The Future of Freedom in Milaan in september 1955, waar Henri Janne ook als spreker aanwezig was. Peter Dodge is de broer van Diana Dodge (alias Jean Ensinger) – zelf ook een ex-Fulbrighter, maar dan gespecialiseerd in West-Europese “vakbondsproblemen” – die op 14 februari 1953 de echtgenote van Michael Josselson (alias Jonathan F. Saba) was geworden. Josselson leidde vanuit Parijs het door de CIA gefinancierde Congress for Cultural Freedom. Frances Stonor Saunders, The Cultural Cold War. The CIA and the World of Arts and Letters, New York: The New Press, 2000, blz. 153-155. Diana Dodge hielp haar broer Peter bij zijn onderzoek naar De Man. Zie de briefwisseling van Peter Dodge met Boris Souvarine in Parijs, brieven d. d. 15 januari 1955, 6 april en 9 april 1955, Boris Souvarine Papers, 341, Peter Dodge (geb. 1926) 3 brieven, Houghton Library, Harvard College Library, Cambridge, MA.530 Vooral de anti-Amerikaanse activiteiten van Emmanuel Mounier, het tijdschrift Esprit en de uitgeverij Le Seuil in Parijs zullen de CIA zorgen hebben gebaard. R. William Rauch Jr., Politics and Belief in Contemporary France. Emmanuel Mounier and Christian Democracy 1931-1950, Den Haag: Martinus Nijhoff, 1972.

Page 93: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

eenheidsfront tegen het kapitaal en voor het afdwingen van loonsverhogingen. In zijn tweede pamflet wordt dit pleidooi herhaald, maar op enkele plaatsen531 ook aangevuld met de oproep tot de vorming van een “front populaire” tegen het fascisme. In dat tweede pamflet blijft Varga uiteraard bij zijn standpunt dat het Plan van de Arbeid slechts een electoraal manoeuvre van de BWP was geweest. Men wilde immers via regeringsdeelname een verdere radicalisering van de massa voorkomen en voorts de belangen van de bourgeoisie dienen. Het “verraad” van De Man ten aanzien van zijn eigen Plan van de Arbeid door minister te worden had dat bewezen.

Varga heeft in zijn kritieken niet op alle punten gelijk gekregen. Te meer omdat hij de betekenis van het Plan van de Arbeid schromelijk heeft onderschat. Hij zag er immers alleen maar een propagandamiddel in. Het Plan van de Arbeid was echter ook een aarzelende poging om door actief overheidsingrijpen de economische conjunctuur in gunstige zin te beïnvloeden. Het was een eerste samenhangend plan om het economisch fatalisme, dat de strategie van de toenmalige socialistische arbeidersbeweging tot dan toe had gekenmerkt, te overwinnen. Varga betwistte echter dat dit binnen het kapitalisme mogelijk was. Een zeker fatalisme was hem op dit punt dus allerminst vreemd. Varga’s afwijzing van het Plan van de Arbeid was immers ook gebaseerd op de aanname dat het kapitalisme toch niet te hervormen viel. Dat deed hem – hier in de terminologie van Paul Boccara – zowel de New Deal als de economische politiek van Hitler in een “steriliserend dogmatisme”532 op één lijn stellen met die van het Plan van de Arbeid.

Hoe kwam Varga er nu toe om elke vorm van staatsingrijpen om de conjunctuurbewegingen te beïnvloeden radicaal af te wijzen? In de eerste plaats vertrok Varga van de theoretische positie dat het kapitalisme in zijn terminale fase was en daardoor alleen maar in een “algemene crisis van het kapitalisme” kon ontaarden. De Mans Plan behoorde bij de verrottingsverschijnselen van de sociaaldemocratie. Varga verzamelde constant materiaal om deze theorie te onderbouwen “en insistant unilatéralement sur les aspects négatifs du pourrissement et en mêlant le positivisme au dogmatisme”.533 Daardoor keerde hij zich in feite tegen elke vorm van staatsingrijpen, dus ook tegen de nationalisatie van de productiemiddelen. Kortom, hij liep in de valkuil van het zogenaamde catastrofisme waaraan de Komintern toen ernstig ziek was.534 Ten tweede stond Varga fundamenteel wantrouwig ten aanzien van elke hervormingsbeweging van de reformistische arbeidersleiders. Een volksfront dat tot nationalisaties zou overgaan, leek hem zelfs een onzinnig idee. Hervormingen stonden blijkbaar de revolutie in de weg, want ze droegen bij aan het kweken van reformistische illusies. Varga geloofde liever in de deugd van de massale stakingen voor lotsverbetering in crisistijd, want daaruit zou de revolutie voortkomen.

In het verlengde hiervan kon Varga nooit een geestdriftige aanhanger van de volksfronttactiek worden. Integendeel zelfs, want in zijn tweede pamflet tegen De Man dat ruimschoots na het Zevende Congres van de Komintern was gepubliceerd, bewees hij enkel lippendienst aan het volksfront. Allicht was hij de mening toegedaan dat een verdere radicalisering van de

531 Varga, a. w., 1936, blz. 43, 72, 77.532 Paul Boccara, “Quelques aspects de l’historique de la question”, in Aperçu sur la question du capitalisme monopoliste d’État, themanummer van Économie et politique, nr. 138, januari 1966, blz. 8.533 Ibidem, blz. 7.534 “On tend même à une conception de la crise générale débouchant sur une vision catastrophique de l’évolution du capitalisme, au lieu de voir au centre de la crise générale du capitalisme, les transformations de la structure économique que représente le capitalisme monopoliste d’État”. Paul Boccara, “Introduction à la question du capitalisme monopoliste d’état”, in Le capitalisme monopoliste d’état. Conférence internationale Choisy-le-Roi 26/29 mai 1966. Économie et politique. Revue marxiste d’économie, nr. 143-144, idem, blz. 10.

Page 94: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

arbeidersklasse alsnog in het verschiet lag. Ook waarschuwde hij zijn lezers dat noch het Eenheidsfront, noch het Volksfront het socialisme zouden brengen, want daarvoor moest men eerst de gewapende strijd wagen. “outes ces mesures conquises par le front unique et le front populaire ne signifieraient pas encore le socialisme, mais elles renforceraient les positions de la classe ouvrière, lui donneraient de nouvelles armes pour pouvoir passer avec succès à l’assaut révolutionnaire du régime capitaliste”535 Dit verbalisme geeft precies aan waar Varga in die tijd ideologisch stond: aan de zijde van de radicalen in de Komintern.

Epiloog

Hendrik de Man zou Varga na de Tweede Wereldoorlog niet uit het oog verliezen. Toen Varga in 1947 bij Stalin in ongenade was gevallen en zijn openbare zelfkritiek moest formuleren, verschenen hierover in de westerse pers berichten.536 De in Parijs verschijnende Études et Documents besteedden er in een vertaald artikel zelfs aandacht aan.537 Een exemplaar van deze aflevering kwam uiteindelijk bij De Man in zijn Zwitsers verbanningsoord terecht. Dat document was ongetwijfeld door één van zijn “oude planistische kameraden” uit de vroegere Parijse collaboratie bezorgd.538 Dat zal wel Laurat zijn geweest. Ook Varga wist zich De Man naderhand nog goed te herinneren. Blijkens een verslag dat hij in 1958 opstelde over zijn relatie met zijn Poolse medewerker Henryk Walecki, dit allicht ten behoeve van de geheime dienst, noteerde hij dat de Belgische revisionist De Man fascist was geworden.539 De Man een fascist? Het hangt ervan af wat men onder een fascist verstaat. De liberale econoom Ludwig von Mises typeerde hem in 1944 aldus: “the Belgian Henri de Man, ‘once a radical Left-wing socialist, today a no less radical pro-Nazi’”540

535 Ibidem, blz. 77.536 André Mommen, The Varga controversy and the debate on the coming crisis of Western capitalism (1945-1949), Maarssen: CEPS, 2008.537 “Varga ne confesse que ses péchés véniels”, in Études et Documents. Revue mensuelle. Centre de coordination et de synthèse des études sur la reconstruction, Parijs, 1949, jg. 1, blz. 23-24.538 Jean-Louis Pannée, Boris Souvarine. Le Premier désenchanté du communisme, Parijs: Robert Laffont, 1993; Laurent Lemire, L’homme de l’ombre. Georges Albertini (1911-1983), Parijs: Balland, 1990.539 Verslag d. d. 9 juni 1958. Hierin schrijft Varga: “... ревизионистом де Ман позже ставшим фашистом”. Partijarchieven Boedapest, PIL, Varga archief, 783.f.18.ő.e.540 Ludwig von Mises, Omnipotent Government. The Rise of the Total State and Total War, New Haven: Yale University Press, 1944, blz. 118.

Page 95: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

September 1955, CIA-boss Michael Josselson, Arthur Schlesinger Jr., Julius Fleischmann en Peter Dodge, biograaf van Hendrik de Man en schoonbroer van Josselson, te Milaan voor het door de CIA gesponsorde congres “The Future of Freedom”.

Na de oorlog doken als vanzelf weer de “oude kameraden” uit de collaboratie of van de Duitse ambassade te Parijs541 in De Mans correspondentie op.542 De Man verbeeldde zich nu dat hij een Europeaan was die altijd al binnen de Europese context had geopereerd. Zijn in 1953 gepubliceerde Duitse versie van zijn memoires draagt dan ook de ondertitel van Memoiren eines europäischen Sozialisten mee. Oude bekenden uit dat Europese milieu, zoals Denis de Rougemont543 en Hendrik Brugmans544, leefden intussen van een gesubsidieerd bestaan in de Europese beweging. Dat was voor De Man niet weggelegd. Zelfs een eigen instituutje, al was het maar een volkshogeschool, werd hem niet gegund. Een baan als hoogleraar, al was het maar in Zuid-Afrika, werd hem ontzegd. Als een ridder van de droevige figuur mocht hij zich al gelukkig prijzen weer even in het Duitse lezingencircuit te kunnen stappen. De West-Duitse staalbaronnen waren hem blijkbaar nog niet vergeten. Dr. Pedro Rocamora García-Valls545 van de Consejo Superior de Investigaciones Científicas in Madrid mocht De Man in 1949 graag fêteren. Veel was dat uiteindelijk niet waard. Hij kreeg zijn boeken nauwelijks gepubliceerd. Dat noopte hem tot het ondernemen van bedeltochten langs diverse uitgevers om bijvoorbeeld zijn Vermassung und Kulturzerfall in vertaling uitgegeven te krijgen.546

541 Een mooi voorbeeld van de rol die deze oude kameraadschappen nog altijd speelden, was de poging die De Man in 1951 ondernam om zijn boek Gegen den Strom bij Greven Verlag in Keulen uitgegeven te krijgen. Karl Epting, die voordien op de Duitse ambassade de dienst voor de universitaire uitwisseling had verzorgd en tussen 1941 en 1944 directeur van het Institut allemand in Parijs was geweest, was er directeur van de rechtse uitgeverij Greven geworden, een uitgeverij die ook de werken van Carl Schmitt uitgaf. Zie Wolfgang Geiger, L’image de la France dans l’Allemagne nazie 1933-1945, Rennes: Presses Universitaires de Rennes, 1999, blz. 237-281. Epting gaf in 1951 ook de memoires van Otto Abetz uit. Hij liet ze voorzien van een voorwoord door Ernst Achenbach, ooit de perschef van Abetz op de Duitse ambassade in Parijs. Achenbach was advocaat en inmiddels een vooraanstaand lid van de FDP geworden. Hij zorgde er voor dat Abetz in 1954 vervroegd vrij kon komen. Epting gaf De Mans memoires echter niet uit. Zie AMSAB, Archief Hendrik de Man, 1049 Briefwisseling tussen Karl Epting, Greven Verlag, en Hendrik de Man over Duitse uitgave van “Cavalier seul” = “Gegen den Strom” S.l., Köln, Greng bei Mürten, 15, 19/5/1951; 30/7/1951; 4, 15/8/1951; 4, 24/9/1951; 3, 25, 29/10/1951; 3, 10/11/1951; 11, 18/2/1952 15 st, 22 p, dac, o en c, hs, o. Bijlage: contract (ontwerp).542 In de naoorlogse correspondentie van De Man bewaard bij het AMSAB komt men de namen tegen van Albert Krebs (1899-1974), de vroeger Gauleiter der NSDAP in Hamburg die in 1932 na een conflict uit de partij was gezet (zie de opgepoetste memoires van Albert Krebs, Tendenzen und Gestalten. Erinnerungen an die Freizeit der Partei, Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1959, en ook het werk van de reeds vermelde Karl Epting).543 Hij stichtte in 1950 te Genève het Centre européen de la Culture dat tevens diende om geheime CIA-fondsen naar elders door te sluizen. Hij was een sleutelfiguur in het CIA-netwerk van Michael Josselson en Raymond Aron. Denis Boneau, “Quand la CIA finançait les intellectuels européens. Enquête sur les réseaux d’influence états-unions”, Réseaux Voltaire.net pour la liberté d’expression. 27 novembre 2003.socio13.wordpress.com/2007/06/16/quand-la-cia-financait-les-intellectuels-europeens/ - 66k - 544 De grote voorvechter voor de Europese federalistische zaak, Henk Brugmans, werd directeur van het Europacollege in Brugge, waar weer andere aangebrande figuren een veilig heenkomen vonden. Onder hen was de demanist Léo Moulin die in 1940 samen met Michel Tommelein de zogenaamde demanistisch-leopoldistische Kaki-brigades had opgericht. Zie Maurice de Wilde, L’ordre nouveau, Parijs en Gembloux: Duculot, 1982, blz. 131-133. Over de Kaki-brigades vernemen we echter niets bij Léo Moulin, Libre parcours. Itinéraire spirituel d’un agnostique, Brussel: Éditions Racine, 1995.545 De Man sprak in Madrid met zijn uitgever M. Aguilar. Hij verbleef er in Gran Hotel Velásquez. Briefwisseling tussen De Man en Pedro Rocamora, president van het Ateneo Cientifico Literario y Artistico tussen 1945 en 1951, in AMSAB, Archief Hendrik de Man, map nr. 625. 546 Hendrik de Man, Vermassung und Kulturverfall. Eine Diagnose unserer Zeit, Bern; A. Francke, 1951 (tweede druk 1952). Hiervan verscheen wel een Franse vertaling: L’Ère des masses et le déclin de la civilisation, vertaald door M. Delmas, Parijs: Flammarion, 1954. De Man benaderde op aanraden van Dr. Claudine Lambiotte (toen een Graduate Fellow of the Belgian-American Educational Foundation en werkzaam aan het Sint-Pieters

Page 96: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

De Mans tragisch levenseinde is ook bekend. Op 20 juni 1953 reed hij samen met zijn derde echtgenote Vali von Orelli aan het stuur van zijn Volkswagen in de buurt van zijn woonplaats in het Zwitserse Greng bei Mürten onder een lokale trein. In wat verschilde zijn dood van die van zijn grote vriend Otto Abetz? De laatste verongelukte samen met zijn echtgenote Suzanne de Bruycker begin mei 1958 aan het stuur van zijn Volkswagen in de buurt van Langenfeld op de autoweg Keulen-Düsseldorf. Hitlers “kever” heeft beiden dus alleen maar ongeluk gebracht.

Hospitaal te Brussel), via de speelgoedfabrikant Louis Marx in New York, ook Sidney Hook om zijn boek in de Verenigde Staten uit te geven, maar zonder resultaat. De Man had voor de Amerikanse vertaling van zijn boek reeds de titel The End of Civilization in gedachte, of eventueel ook The End of History. Louis Marx vond de handelwijze van De Man om bij een uitgever in het gevlij te komen nogal “aanmatigend” (“presumptuous”). Zie brief van Louis Marx aan Sidney Hook, d. d. 15 augustus 1949. Hoover Insitution Archives, collectie Sidney Hook, doos 20, map 44.

Page 97: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

E. Varga

Antword an de Man.547

Vorwort

Meine kleine Broschüre hat Herrn de Man missfallen. Er ist aufgeregt. Er verleumdet, schimpft, geifert, spuckt in sechs Artikelen des “Le Peuple”. Er versucht Marx gegen mich in den Kampf zu führen, obwohl er selbst sich längst als “au delà du marxisme” befindlich erklärt hatte. Er hat sogar die Unverschämtheit sich auf Lenin zu berufen!

Weshalb dieser grosse Aufwand an Energie gegen meine Broschüre?

Sicher nicht wegen des Inhalts der Broschüre selbst! Die Ursache liegt tiefer. Die belgischen sozialdemokratischen Arbeiter mit ihrem gesunden Klasseninstinkt und ihrem revolutionären Kampfwillen wurden des seit einem Jahre dauernden Geschwätzes über den “erlösenden” Plan immer überdrüssiger. Die belgischen arbeiter fühlten, dass der im Plane vorgesehene Weg des friedlichen Zusammenwirkens mit allen Kapitalisten “de bonne volonté” nicht der richtige Weg zur Befreiung der Arbeiterklasse ist. Meine kleine Broschüre hat offenbar manchen belgischen sozialdemokratischen Arbeiter geholfen, das Manöver mit dem Plan zu durchschauen, die Schädlichkeit des Planfeldzuges, nicht nur auf Grund seines proletarischen Klasseninstinktes zu fühlen, sondern auch theoretisch klarer zu erfassen und andere Arbeiter darüber aufzuklären. Dies ist aber für die Führer der P.O.B. höchst unangenehm, da das Manöver mit dem allein seligmachenden Plan das Hauptmittel zur Bekämpfung der linken Tendenzen innerhalb der sozialdemokratischen Arbeiter, sich ohnehin immer mehr als ein Misserfolg erweist. Daher konnten sie über meine Broschüre548 nicht schweigend hinweggehen. Daher die krampfhaften Versuche de Mans, meine Darlegungen zu entstellen, meine Argumente zu entkräften.

Indem wir in Folgendem die Fälschungen de Mans enthüllen, seine falschen Argumente zerpflücken, hoffen wir, einiges zur weiteren Aufklärung unserer belgischen Klassengenossen beizutragen.

E. Varga

547 Typoscript, een doorslag, genummerd 1-2 en 1-41, bevindt zich in de Partijarchieven (PIL) in Boedapest, 783.f.10.ő.e. 548 Eugeen Varga, Het “Plan”, Brussel: C.D.L., 1935.

Page 98: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Der Misserfolg des grossen “Plan”-Manövers.

Vor einem Jahre,549 auf dem ausserordentlichen Weihnachtskongress der P.O.B., nahmen die Führer der Partei – Rechte und “Linke” – in einstimmiger Begeisterung den Plan du Travail als Grundlage der Politik der Partei an. Es begann eine gewaltige Agitation um eine “Atmosphäre des Planes” innerhalb des belgischen Proletariats zu schaffen: zahllose Broschüren, Artikel, sogar eine besondere Zeitschrift wurden veröffentlicht, Versammlungen und Konferenzen abgehalten. Das belgische Proletariat sollte für den Plan begeistert, die Rebellion der Arbeitermassen gegen die opportunistische Führung beschwichtigt, die drohende Spaltung der Partei – wie sie in allen grossen sozialdemokratischen Parteien stattfindet – vermieden werden, indem die durch und durch opportunistische Politik des Zusammenwirkens mit der Bourgeoisie in einer Koalitionsregierung mit dem Programm des Planes in eine “Offensive auf die Struktur des Kapitalismus selbst” umgetauft wurde.

Heute, nach einem Jahre, können wir feststellen, dass dieses grossangelegte Manöver misslungen ist. Die belgischen Arbeiter stehen dem Plane ganz und gar kühl gegenüber! Selbst wenn sie die vollkommene Untauglichkeit des Planes noch nicht erkannt haben, sagen sie sich: die Aussicht, dass, wenn es gelingt, eine parlamentarische Mehrheit für den Plan zu gewinnen: wenn diese Mehrheit wirklich den Plan durchzuführen versucht: wenn ein solches Parlament von der herschenden Grossbourgeoisie nicht gewaltsam auseinandergejagt wird – wie in Deutschland oder Österreich – dann vielleicht nach vielen, vielen Jahren eine Besserung unserer Lage eintreten könnte: diese unsichere Aussicht kann uns nicht begeistern! Wir brauchen rasche Hilfe sonst gehen wir zu Grunde!

Während die Führer der P.O.B. für den erlösenden Plan agitieren, ist die Lage des belgischen Proletariats noch schlechter geworden.

“The population of the country has displayed a fortitude and tenacity in accepting drastic and painful downward adjustments which is little short of remarkable … The general standard of living among workers of almost all classes certainly strikes an outside observer as being very low; too low to be compressed any further and perhaps too low to last much longer”.

So beschreibt die Lage eine sicher nicht auf Agitation ausgehende Quelle, das Monatsbulletin einer der fünf Londoner Riesenbanken, der “Lloyds Bank”.550

Dass das Manöver mit dem Plan misslungen ist, beweist am klarsten der Ende Oktober551

stattgefundene Kongress der P.O.B. Nicht der Plan stand auf der Tagesordnung, sondern die inneren “Streitigkeiten”, die “Massregelung” jener Parteiführer, die den Krach der B.B.T. verursacht hatten und die Auseinandersetzung mit den “Linken”. Der Versuch, die Zwistigkeiten innerhalb der Partei durch das Plan-Programm, das sowohl die Rechten befriedigte da sie trotz revolutionärer Phrasen den Weg der Koalition mit der Bourgeoisie offen liess, als die “Linken”, da sie eine “Offensive auf die Struktur des Kapitalismus” verhiess, ist misslungen. Nicht eine einheitlich für die Verwirklichung des Planes kämpfende Partei steht vor uns, sondern eine Gruppierung verschiedener Fraktionen, die auch in Bezug auf den Plan verschiedene Ansichten haben.

549 In 1933 (nvdr).550 November 1934, S. 472/73.551 1934 (nvdr).

Page 99: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Die rechte, zahlmässig schwächste Fraktion, Huysmans552–Piérard553, die aber (wie die Geschichte aller sozialdemokratischen Parteien zeigt) im entscheidenden Moment die Politik der Partei bestimmen wird, ist offen für eine Regierungsbeteiligung, ohne den Plan als obligatorische Grundlage zu nehmen. Piérard erklärte am Parteikongress: “À ce congrès mémorable de la Noël, je n’étais pas seul à penser que si le Plan du Travail était une construction remarquable, venue à point nommé pour proposer un remède à la crise, par contre, la résolution qui l’accompagnait était une maladresse, une inhabilité, une gaffe politique caractérisée.Le Plan du Travail était et constitue toujours pour nous une base d’action excellente.Mais dire par avance que le P.O.B. représentant près de 40 p. c. de la puissance électorale de ce pays, s’interdit d’entrer dans tout gouvernement qui n’accepterait pas le Plan du Travail dans son intégralité (chaque point, chaque virgule, chaque pause d’a) que voulez-vous, je ne trouvais pas cela très sensé”.

Huysmans und Piérard erhielten nicht einmal eine Rüge für diese offene Verhöhnung des Kongressbeschlusses, was klar zeigt, wie wenig ernst die Parteiführung die Resolution des Weihnachts-Kongresses nimmt! Wie können sie dann von den belgischen Arbeitern verlangen, dass sie ihren Kampf um den Plan ernst nehmen, sich dafür begeistern sollen.

Aber der Plan versagte auch als Mittel der Absorbierung der “Linken”. Die “Linken” drohten vor dem Kongress offen mit der Parteispaltung.

“Si les autorités supérieures du parti persistent dans leurs intentions, si elles continuent à exiger la disparition de notre journal … ce sera la scission”, schreibt “L’Action socialiste”554

vom 22. IX. 1934 an leitender Stelle.

Delattre555 klagte die gruppe der “Action socialiste” an, dass sie Zellen innerhalb der Partei baue. “Vous voulez réaliser un parti dans le Parti”. Einer der Wortführer der “Linken”, Zoete556, enthüllte offen die Funktion der “Linken” und der “Action socialiste”.

“On dit que “l’Action socialiste” est tout simplement l’expression du mécontentement des ouvriers. C’est exact en partie.Les travailleurs lisent “l’Action socialiste” parce qu’elle exprime leur mécontentement. Mais, même si cela est vrai, ce journal a une fonction importante à remplir. “L’Action socialiste” devrait alors remplir le rôle de sublimer le mécontentement des travailleurs, afin de le transformer en un effort constructif”.557

Diese Funktion der “Linken” “sublimer le mécontentement des travailleurs” ist für die Leitung der P.O.B. wichtig; daher das Kompromiss mit den Linken, die Aufnahme von zwei “Linken” in die Leitung der P.O.B. Die “Linken” sind für den Plan; sie wollen den

552 Camille Huysmans (1871-1968) (nvdr).553 Louis Piérard (1886-1951) (nvdr).554 L’Action socialiste (nvdr).555 Achille Delattre (1879-1964) (nvdr).556 Dit was ongetwijfeld de Brusselse secretaris vam de bediendenvakbond Frans Zoete (1905 - ), die later lid van de KPB werd. (nvdr)557 Wir zitieren nach dem Kongressbericht des “Peuple”. Ebenso hatten wir in unserer Broschüre die Weinachtskongress-Rede de Mans nach dem “Le Peuple”, dem offiziellen Zentralorgan der P.O.B. zitiert. Es ist eine gemeine Art der Polemik, wenn de Man mich in seinem Artikel vom 7. XI. 1934 der “Fälschung” beschuldigt und als Beweis das mir unbekannte endgültige “compte-rendu” zitiert, für welches er offenbar seine Kongressrede nachträglich modifiziert hat. Das ich richtig zitiert habe, davon kann sich jeder Leser auf Grund der Kongressnummer des “Le Peuple” überzeugen.

Page 100: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Kampfwillen der belgischen Arbeiter ablenken in einen Scheinkampf für die Verwirklichung des Planes.

Zwischen der Rechten und “Linken” manövriert die zentristische Mitte unter Führung Vanderveldes558 und de Mans. Sie versucht die linken Phrasen mit einer rechten Politik zu verbinden. Die Agitation für den de Man Plan sollte das Hauptinstrument hierzu sein. Aber die belgischen Arbeiter fallen immer weniger auf diesen Schwindel herein. Der Referent de Block559 erklärte am Kongress dass die Arbeiter den Versammlungen der P.O.B. fernblieben.

“La masse n’est pas venue. La masse ne vient pas, parce que, tout d’abord une partie de cette masse à faim et est désespérée. Une autre partie de cette masse a peur de voir réduire ses salaires. ... Cette masse n’a pas confiance dans le communisme … Elle ne va pas aux partis bourgeois … Mais la masse ne veut pas que nous perdions notre temps à des discussions de tendance, elle ne s’intéresse pas à nos querelles intestines”.

Dies ist die Lage ein Jahr nach Beginn der grossen Plankampagne: die Partei durch innere Streitigkeiten zerrissen; die Massen bleiben den Partei-Versammlungen ferne: von einer Begeisterung für den – seinem konkreten Inhalt nach bis heute unbekannten – de Man Plan kann keine Rede sein. Das grosse Plan-Manöver ist misslungen. Mit seiner grossen Kampagne gegen meine Broschüre will de Man das Interesse für den Plan neu beleben. Demselbe Zweck dient die vollkommen unvorbereitet und unerwartet erfolgte Bestätigung der Planbeschlüsse des Weinachtskongresses durch eine neue Kongress-Resolution! Der Beschluss, wieder Geld für die weitere Ausarbeitung des Planes bei den Arbeitern zu sammeln, dürfte zur Hebung der Begeisterung kaum beitragen.

De Man will die Arbeiter weiter irreführen

Die sechs Artikel de Mans wiederholen – wenn wir von den sowohl für die belgischen Arbeiter als für uns ganz nebensächlichen persönlichen Beschimpfungen absehen – dieselben falschen Argumente für den Plan, die in allen seinen anderen Schriften enthalten sind. Wir müssen dieselben erst klar formulieren, um sie überzeugend widerlegen zu können. Die wichtigsten derselben sind folgende:

a) Die Grundursache (“cause essentielle”) der Wirtschaftskrise ist die Unterkonsumption, “par suite de l’insuffisance des revenus de travail”.560

b) Die Kommunisten verfallen dem Reformismus, indem sie die Verbesserung der Lage der Arbeiterklasse durch gewerkschaftliche Kämpfe forderen.

c) Die Durchführung der Nationalisierung der Banken und Rohstoffmonopole bei voller Entschädigung der Kapitalisten bewirkt folgende Wunder:

1. Die pouvoir d’achat der Arbeiterschaft wird erhöht.2. Die Aufnahmsfähigkeit des inneren Marktes wird erweitert.3. Die Arbeitslosigkeit verschwindet: All dies sollte bewirkt werden durch die

“planmässige Leitung” der Wirtschaft.d) Die Wirtschaft, die der Plan schaffen soll, ist prinzipiell dieselbe, wie sie in der

Sowjetunion gegenwärtig besteht: eine “gemischte” Wirtschaft.

Wir wollen nunmehr diese Fragen einzeln behandelen.

558 Émile Vandervelde (1866-1938). (nvdr)559 August De Block (1893-1979), secretaris van de BWP. (nvdr)560 Artikel vom 31. Oktober.

Page 101: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Die “cause essentielle” der Wirtschaftskrisen ist nicht die “Unterkonsumption” des Proletariats.

De Man ist so liebenswürdig (oder so unverschämt) mir eine “petite leçon d’économie politique marxiste” geben zu wollen. Aber seine Behauptung, dass die “cause essentielle de la crise est la sous-consommation par suite de l’insuffisance des revenus du travail” beweist klar und deutlich, dass er die elementaren Grundlagen des Marxismus nicht versteht! Es ist dies eine mehr als hundert Jahre alte unrichtige bürgerliche Krisenerklärung (zuerst von dem Schweizer Sismondi ausgearbeitet), über die Marx sich wiederholt lustig gemacht hat. Marx wies darauf hin, dass das Einkommen (und damit auch die Konsumtion) der Arbeiterklasse am höchsten ist gerade am Hochpunkt in der Prosperität vor der Krise, was aber den Ausbruch der Krise nicht hindert. Andererseits ist die Armut und Konsumtionsbeschränkung der Massen eine ständige, vom Kapitalismus untrennbare Erscheinung: sie besteht sowohl in der Prosperitäts als in der Krisenphase: wie könnte sie also allein die “cause essentielle” der Krise sein?561

Dieser Ersatz der Marx’schen Krisentheorie durch die platte bürgerliche Unterkonsumptionstheorie ist bei de Man durchaus kein Zufall. Die rechtesten Gewerkschaftsführer, Green562 in Amerika, Tarnow563 in Deutschland usw. verkünden denselben Unsinn. Diese Theorie ist durch und durch Gegenrevolutionär. Sie sagt den Arbeitern: die Krisen und die in ihrem Gefolge auftretende Massenarbeitslosigkeit, Not und Elend der Arbeiter sind in der kapitalistischen Gesellschaftsordnung nicht unvermeidlich. Um die Krisen zu vermeiden, braucht man nur die Kapitalisten zu überreden, höhere Löhne zu zahlen. Dies führt zur Ausdehnung des Marktes, die Waren finden Absatz, die Überproduktion wird vermieden. Hohe Löhne sind daher auch für die Kapitalisten vorteilhaft. William Green, der Führer der amerikanischen Gewerkschaften, schreibt in der führenden kapitalistischen Zeitung Amerikas , der “New York Times” (17. XII. 1933):

561 Wir können, an dieser Stelle keine volle Darlegung der Krisentheorie von Marx, der einzige richtigen, die es gibt, geben. Der grundsätzliche Fehler de Man’s besteht darin, dass er die zwei Faktoren, deren Zusammenwirken die periodische Wiederholung der Krisen im Kapitalismus verursachen, willkürlich trennt. Diese zwei Hauptfaktoren sind

a) Das Bestehen der Kapitalisten, die Produktion schrankenlos auszudehnen, ohne Rücksicht auf die Aufnahmsfähigkeit des Marktes;

b) Die Armut der arbeitenden Massen, die ihrer Konsumtionsfähigkeit enge Grenzen zieht.Warum will jedes kapitalistische Unternehmen seine Produktion ausdehnen? Weil je grösser die Produktion, man desto bessere, modernere, arbeitsparende Maschinen anwenden kann, d. h. die Selbstkosten herabsetzen kann. Je niedriger aber die Selbstkosten, desto erfolgreicher kann man die Konkurrenten schlagen, desto grösseren Profit kann man machen.Die Ausdehnung der Produktion führt – weil die Armut und geringe Konsumtionsfähigkeit der arbeitenden Massen hinzukommt – notwendigerweise periodisch zu Überproduktionskrisen. Nicht die geringe Konsumtionsfähigkeit des Proletariats isoliert, sondern zusammen mit dem von der Konkurrenz diktierten Bestreben der Kapitalisten, je mehr Waren zu produzieren und auf den Markt zu werfen, führt unabwendbar zu periodischen Überproduktionskrisen.Marx drückt dies in seiner gedrängten und präzisen Sprache wie folgt aus:“Der letzte Grund aller wirklichen Krisen bleibt immer die Armut und Konsumtionsbeschränkung der Massen gegenüber dem Trieb der kapitalistischen Produzenten, die Produktionskräfte zu entwicklen, als ob nur die absolute Konsumtionsfähigkeit der Gesellschaft ihre Grenze bilde”. (Kapital, III./II. S. 21.) Indem de Man die Konsumtionsbeschränkung als isolierte, selbständige Ursache der Krisen bezeichnet, schreibt er Marx eine unrichtige, platte, bürgerliche Unterkonsumtionstheorie unter, die Marx stets verlacht hat.562 William Green (1873-1952) is Amerikaanse vakbondsleider, voorzitter van de American Federation of Labor (AFL).563 Fritz Tarnow (1880-1951) is Duitse vakbondsleider, lid van de rechtervleugel van de SPD in de Rijksdag.

Page 102: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“Die Weigerung, den Gewinn mit den produktiven Arbeitern zu teilen, bringt die Quellen eines grösseren Einkommens für die Industrie zum Austrocknen … Wenn die Arbeiter alles kaufen könnten, was sie brauchen und wünschen, könnte die Industrie mehr verdienen, Löhne und Dividenden würden steigen … Der individuelle Arbeitgeber unterliess es zu erkennen, dass die Löhne, die er seinen Arbeitnehmern bezahlt, einen Teil der Kaufkraft bilden, von dem sein Geschäft abhängt: solange nicht eine viel grössere Proportion des Wertes der Produktion den Arbeitern und Angestellten zufällt, wird es keinen Absatzmarkt für erhöhte Produktion geben”.

Da auch die belgischen Kapitalisten nicht klug genug sind, um dies einzusehen will ihnen der superkluge de Man durch seine “Planwirtschaft” gegen ihren Willen helfen.

Der wuntertätige de Man Plan soll die Grundlage für eine “geleitete” kapitalistische Planwirtschaft geben, in der es keine Krise gibt.

“Le Plan est … une tentative de sortir de la crise qui frappe toutes les classes”, wobei der Profit der Kapitalisten nicht vermindert werden soll. “Le Plan du Travail ne tend pas à une réduction du profit: il tend à une stabilisation du profit”, wie de Man vor den Kapitalisten erklärt hatte.”564

Die Kette schliesst sich. Wenn die Unterkonsumtion die “cause essentielle” der Krisen ist, so kann man sie beseitigen, indem man die Kapitalisten überzeugt, dass hohe Löhne in ihrem eigenen Interesse liegen. Lassen sie sich nicht überzeugen, so muss man die parlamentarische Majorität gewinnen, um die “planmässige Leitung” der Wirtschaft zu ermöglichen, die den Kapitalisten stabile Profite, den Arbeitern ein höheres Lohneinkommen sichert und die Krisen ausschaltet. Der Klassenkampf wird überflüssig, da die Interessen der Arbeiter und Kapitalisten in der de Man’schen Wunderwirtschaft zusammenfallen. “Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles”, wie der Philosoph Leibnitz sagte.565

Die Unterkonsumtionstheorie, logisch zu Ende gedacht, führt notwendigerweise zu der Theorie der Harmonie der Klassen, zur Theorie des ewigen Burgfriedens.

De Man enthüllt mich als Revisionist.

Mit skruppelloser Demagogie versucht de Man den belgischen Arbeitern vorzutäuschen, als ob ich, bezw. die Kommunisten, “Reformisten” wären, er aber, de Man, der, wie er selbst schreibt566 in jenen esten Nachkriegsjahren, als das Proletariat Europas im revolutionären Kampf um die Macht blutete, in Amerika einsam seine “équilibre spirituel nouveau” suchte, der wirkliche Revolutionär sei. – Ich sei ein Reformist sagt er, weil ich die für die Arbeiter entscheidende Frage aufwerfe, ob die Arbeiter der nationalisierten Industrien einer höheren Lohn erhalten werden, als bisher; weil ich die These vertrete, dass innerhalb einer kapitalistischen Wirtschaft – ob “gemischt” oder “ungemischt” ist gleichgültig – die Lage der Arbeiter nur (durch wirtschaftliche Kämpfe) auf Kosten des Profits der Kapitalisten verbessert werden kann.

564 Siehe: “Le Peuple” vom 29. III. 1934.565 Varga schrijft echter: ‘Tout et le mieux dans le meilleur de mondes possibles’. Deze zin is van Dr. Pangloss in Voltaires Candide. Dat werd in Le “Plan” trahi (blz. 19) evenwel qua taal gecorrigeerd. Pangloss, een volgeling van Leibnitz, was het orakel naar wie Candide met verbazing placht te luisteren. (nvdr)566 Vorwort zu seinem Buch: “Au delà du Marxisme”, S. 12. (nvdr)

Page 103: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Tatsächlich steht de Man auch in dieser Frage auf einer Linie mit den allerrechtesten reformistischen Gewerkschaftsbonzen. Wie diese leugnet er die Möglichkeit erfolgreicher Gewerkschaftskämpfe in der Krise. In seiner Broschüre über den Plan567 schreibt er:

“Dans un pays comme la Belgique, la classe ouvrière, dont la force est décimée par le chômage, est de plus en plus affaiblie dans sa lutte pour les reformes de répartition …Nous sommes de plus en plus faibles pour tailler des morceaux suffisants etc. .”.

Vandervelde, der Führer der P.O.B. und der II. Internationale, ist solidarisch mit de Man. Er schreibt (“Le Peuple” vom 24. VI. 1934):

“Dans un pays, comme la Belgique, la classe ouvrière, dont la force est décimée par le chômage, est de plus en plus affaiblie dans sa lutte pour des réformes de répartitions”.

Auch der “linke” Spaak568 steht in dieser Frage voll und ganz auf dem Standpunkt de Man’s. Auch er behauptet, dass die ökonomischen Kämpfe im Wesen nutzlos seien.569

“… il n’y a plus aucune amélioration sensible possible avant que l’on n’ait transformé la structure même du régime …”

Und da diese “Transformation” erst beginnen soll, wenn die Mehrheit für die friedliche Umwandlung gewonnen ist, was sicherlich Jahre erfordern würde, (wobei es selbstverständlich ist, dass sich das Monopolkapital niemals friedlich depossedieren lässt), so bedeutet dies, die belgischen Arbeiter unter der Verhüllung von revolutionären Phrasen auf viele Jahre von den ökonomischen Kämpfen, als ziellos abzuhalten.

Was besagen diese Sätze über die Schwäche der Arbeiter?

Sie sagen den Arbeitern: Lässt ab von euren Versuchen, durch Streikkämpfe eure Lage verbesseren zu wollen. Sie sind hoffnungslos. In der Krise, bei der grossen Arbeitslosigkeit können keine erfolgreichen Gewerkschaftskämpfe geführt werden.

Sie sagen den Kapitalisten: Setzt nur ruhig die Löhne weiter herab, verschlechtert die Arbeitsbedingungen; die Arbeiterschaft ist geschwächt, sie kann sich nicht verteidigen.

Eine solche Sprache zu führen, heisst den Kapitalisten zu helfen, den kämpfenden Arbeitern in den Rücken zu fallen.570

Niemals führen wir Kommunisten eine solche Sprache! Wir sagen den Arbeitern: Die Krise ist kein Hindernis erfolgreicher Gewerkschaftskämpfe! Organisiert die Arbeitslosen, damit sie nicht zu Streikbrechern werden! Mobilisiert die Arbeiter der für die Bourgeoisie wichtigsten Produktionszweige! Verwandelt die ökonomischen Streiks durch ihre Ausdehnung und ihre Zielsetzung in politische Kämpfe!

567 “Le Plan du Travail”, Labor, Paris, Brüssel, S. 9.568 Paul-Henri Spaak (1899-1972). (nvdr)569 “Action socialiste”, 22. IX. 1934.570 Die Berufung de Man’s, dass der grosse Textilstreik von den Gewerkschaften geführt und finanziert wurde, entkräftet diese Anklage nicht im geringsten: die Arbeiter wollten kämpfen. Sie hätten auch gekämpft, wenn die Gewerkschatsführer den Kampf nicht legalisiert hätten. In einer solchen Lage stellen sich die erfahrernen reformistischen Gewerkschaftsführer immer an die Spitze der Bewegung, um ihren Einfluss auf die Arbeiter nicht zu verlieren.

Page 104: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Wir Kommunisten sind für die Entfaltung ökonomischer Kämpfe, nicht nur um die Lage der Arbeiter im Kapitalismus zu verbesseren, oder einer weiteren Verschlechterung vorzubeugen, sondern auch deshalb, weil ökonomische Kämpfe den Ausgangspunkt für die Kämpfe um die Macht bilden.

Das Programm der Kommunistischen Internationale sagt hierüber: (S. 84)

“Die Tagesforderungen und Tageskämpfe der Arbeiterklasse zu vernachlässigen, ist ebenso unzulässig wie die Beschränkung der Partei auf diese allein. Aufgabe der Partei ist es, ausgehend von den Tagesnöten, die Arbeiterklasse in den revolutionären Kampf um die Macht zu führen”.

Wenn also de Man mich des Reformismus beschuldigt und sich auf Marx beruft, zum Beweis (Artikel vom 31. X.) “qu’il ne suffit pas de lutter pour de meilleurs salaires dans le cadre de l’économie capitaliste, mais qu’il faut conquérir le pouvoir politique pour transformer l’ordre social lui-même”, so treibt er nutzlose Demagogie. Denn welcher Arbeiter wird es de Man glauben, dass die Kommunisten auf die Eroberung der Macht, auf den Sturz der kapitalistischen Gesellschaftsordnung jemals verzichten würden?

Wie stellt aber de Man selbst die Frage?

Mag er auch die Notwendigkeit der Tageskämpfe nebenbei anerkennen, so begründet er die Notwendigkeit des “Planes” doch immer damit: es ist nicht der Mühe wert, sich mit Tageskämpfen abzugeben: helfen kann nur die Umwandlung der heutigen planlosen rein kapitalistischen Wirtschaft in eine “planmässige”, “gemischte” Wirtschaft.

Bei ihm sind die Tageskämpfe der Arbeiter und der Kampf um die Eroberung der “politischen Macht” absolut von einander getrennt. Der Tageskampf wird durch Streiks geführt: der “Kampf” um die Eroberung der politischen Macht durch Propaganda des Planes, durch Überzeugung der Mehrheit der stimmberechtigten Bevölkerung Belgiens: der Arbeiter, der Kleinbürger, der Kapitalisten “de bonne volonté”, dass die Verwirklichung des Planes im gemeinsamen Interesse sowohl der Ausbeuter als der Ausgebeuteten liege. Kurzum durch friedliche Gewinnung einer parlamentarischen Mehrheit!

Es ist klar, dass de Man entweder ein bewusster Betrüger, oder hoffnungslos dem “parlamentarischen Cretenismus” – wie Marx es sagt – verfallen ist. Wenn de Man, nachdem das monopolistische Kapital in Italien, Deutschland usw. mit Hilfe der Faschisten das Parlament beseitigt und seine blutige Diktatur aufgerichtet hat; nachdem die (ganz wie de Man auf den friedlichen, demokratischen Parlamentarismus schwörende italienische, deutsche, österreichische Sozialdemokratie von den Faschisten im Dienste des Monopolkapitals zerschmettert wurde) den belgischen Arbeitern vortäuscht, die Macht des Monopolkapitals könnte durch Gewinnung einer parlamentarischen Mehrheit friedlich gebrochen werden, so ist er entweder ein Betrüger oder ein parlamentarischer Cretin!

------------

Nebenbei: es ist nicht wahr, dass Kämpfe um die Verteilung des “vorhandenen Kuchens”, wie sich de Man ausudrücken pflegt, für die Arbeiter keine Bedeutung hätten. Wie wir schon in

Page 105: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

unserer Broschüre anführten, berechnete der katholische Professor Baudhuin, dass vor dem Kriege das Nationaleinkommen Belgiens sich wie folgt verteilte571:

Fortune acquise 27,0 %Commerçants et agriculteurs 39,5 %Salaires ouvriers 33,5 %

Es ist klar, dass gegenwärtig die Verteilung des Nationaleinkommens keineswegs günstiger für die Arbeiter ist, als in der Vorkriegszeit. Es ist daher die ökonomische Möglichkeit gegeben die Lage der Arbeiter auf Kosten der Kapitalisten wesentlich zu verbesseren. Gelänge es, die Verteilung des Nationaleinkommens bloss um 3 % zu Gunsten der Arbeiter, zu Lasten des Kapitals zu verschieben, so würde dies eine Erhöhung der Lohnsumme um 10 % bedeuten!

Für uns Kommunisten sind ökonomische Kämpfe nicht der Endzweck der Arbeiterbewegung. Unser Streben ist darauf gerichtet, die ökonomischen Kämpfe möglichst zu politischen Kämpfe, zu bewaffneten Kämpfen um die Macht zu steigern. Wenn aber de Man die Bedeutung der ökomischen Kämpfe bagatellisiert, wenn er die Sache so darstellt, als ob die ökomischen Kämpfe die Lage der belgischen Arbeiter überhaupt nicht besseren könnten, so steht er auf Seiten der Kapitalisten, die von jeher diesen Standpunkt vertreten! Wenn er den belgischen Arbeitern vorschlägt, politische “Kämpfe” getrennt von den ökonomischen Kämpfen, ohne Massenkampf, Demonstrationen, allgemeine politische Massenstreiks, Strassenkämpfe, bloss mit dem Stimmzettel zu führen, so bedeutet dies, sie wehrlos, nach dem Muster der deutschen Sozialdemokratischen Partei der faschistischen Diktatur des Monopolkapitals preiszugeben!

Dass es vollkommen unrichtig ist, wegen der Propaganda und Agitation für den “Wunderplan” die Tageskämpfe der Arbeiter zu vernachlässigen, erkennen die belgischen Arbeiter selbst. In der “Action socialiste” vom 20. Oktober 1934 lesen wir folgende richtigen Zeilen:

“… Nous répétons, qu’à côté du Plan il nous faut un autre plan cohésif de résistance ouvrière aux attaques quotidiennes contre les conditions d’existence des travailleurs”.

Indem die de Man, Spaak und Comp. die Bedeutung der Tageskämpfe bagatellisieren, schwächen sie den Widerstand des Proletariats gegen den Angriff des Kapitals.

De Mans Märchen vom “neuen Kuchen”.

Auf unsere an de Man gerichtete Frage, ob im Falle der Nationalisierung des Kohlenbergbaus – bei voller Entschädigung der Kapitalisten die Löhne der Bergarbeiter erhöht würden, ist de Man genötigt, mit Nein zu Antworten!572

“Si le Plan du Travail place dans le secteur nationalisé certaines branches de production plutôt que certaines autres, ce n’est donc pas pour faire monter les salaires de certaines catégories ouvrières privilégiées”.

571 Varga verschaft geen bronvermelding, maar ongetwijfeld maakte hij gebruik van Fernand Baudhuin, Le capital de la Belgique et le rendement de son industrie avant la guerre, Brussel: René Fonteyn, Éditeur, 1924, blz. 54-55. (nvdr)572 Artikel vom 24. X. 1934.

Page 106: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Dies folgt notwendigerweise aus der oben dargelegten Ansicht der de Man’s, dass ein Kampf für einen grösseren Anteil der Arbeiter am Nationaleinkommen auf Kosten der Bourgeoisie zwecklos sei. Nur wenn das zu verteilende Nationaleinkommen erhöht wird, können sowohl Arbeiter als Kapitalisten ein höheres Einkommen erhalten, ihre Lage verbesseren. In vulgärer Weise drückt dies de Man wie folgt aus:573

“Selon une image souvent employée depuis, le Plan signifie que, puisqu’il est vain de vouloir obtenir un morceau plus grand d’un gâteau qui devient de plus en plus petit, il faut faire un nouveau gâteau. C’est le seul moyen pour la classe ouvrière et pour tous ceux qui vivent de leur travail, de ne pas devoir continuer à se contenter de la portion congrue et constamment réduite par la crise”.

Also ein “neuer Kuchen” soll mit Hilfe des Planes gebacken werden. Dieser mystische neue Kuchen soll folgendes ermöglichen:

a) Die Profite der Kapitalisten sollen “stabilisiert” werden. Die Herren Bourgeois sollen durch den Plan um Gotteswillen keinen Verlust am Profit erleiden.

b) Die Löhne der Arbeiter sollen zwar nicht erhöht werden, aber die Lage der Arbeiter soll durch Erhöhung der “pouvoir d’achat” der Arbeiter im Wege der “résorption du chômage et l’élargissement du marché intérieur” gebessert werden. Im Plan du Travail wird sogar ziffermässig gesagt: “Une augmentation de la capacité de consommation sur le marché intérieur d’au moins 50 p. c. en trois ans et de 100 p. c. au tout de la cinquième année”.

Jeder Arbeiter muss dies so verstehen, darauf ist ja dieses Versprechen abgesehen, dass die Konsumtionsfähigkeit der Arbeiterschaft in drei Jahren um die Hälfte, in 5 Jahren auf das Doppelte steigen soll. Und dies ohne Erhöhung des Lohnes der einzelnen Arbeiter!

Wahrlich es ist ein wunderbarer “neuer Kuchen” den de Man mit Hilfe seines Zauberplanes zu schaffen verspricht, ein Kuchen, ebenso gross wie das ganze bisherige Nationaleinkommens Belgiens!

De Man benimmt sich wie ein schlechter Quacksalber! Mehr als ein Jahr sind seit der Veröffentlichung des Planes vergangen; unzählige Artikel wurden geschrieben, Reden gehalten, Kommissionen eingesetzt: aber bisher hat niemand eine konkrete ökonomische Analyse darüber gegeben, wie, auf welche Art und Weise diese Verdoppelung des Nationaleinkommens Belgiens vor sich gehen soll? Wir haben uns der Mühe unterzogen, alle Artikel de Mans im “Le Peuple” durchzulesen. Wir fanden “wissenschaftliche” Ausführungen über die Sinnesänderungen des Wortes “Corporatisme” im Verlaufe der letzten hundert Jahre; eine Frage, die die Arbeitslosen in Belgien sicherlich brennend interessiert! Aber keinerlei konkrete Angabe darüber, auf welche Art und Weise das Einkommen der Arbeiter in 5 Jahren verdoppelt werden soll. Wir lasen den Bericht über die Verhandlungen der “Internationalen Plan-Konferenz” in Pontigny: aber wir sind nicht klüger daraus geworden: Wir denken, auch die belgischen Arbeiter nicht. Man liest “wissenschaftliche” Allgemeinheiten, nichts Konkretes. Wir glauben dass die Kritik des “Libre Belge”574 (vom 21.IX.1934) über dieses wissenschaftliche Geschwätz sehr zutreffend ist:

573 Artikel vom 31. X. 1934.574 Dit moet La Libre Belgique zijn. (nvdr)

Page 107: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“C’est du charibia de savantasse – un langage qu’aiment à parler, d’ailleurs les planistes pour donner à leur pensée, quand elle est incertaine, brouillardeuse ou parfaitement banale, l’illusion qu’elle est tout simplement profonde”.

Die zweiundzwanzig Kommissionen, die den “konkreten” Plan ausarbeiten sollten, haben bisher nichts publiziert, obwohl de Man bereits im Sommer erklärt hatte:575

“Le Bureau d’Études Sociales a terminé ces jours-ci la rédaction de tous les projets qu’un gouvernement decidé à exécuter le Plan aurait à soumettre au Parlement”.

Das Geheimnis, wie die Verdoppelung des Einkommens der Arbeiter erfolgen soll, scheint de Man ebenso sorgfältig zu hüten, wie Hitler seinen Plan der Lösung der Krise verheimlicht hatte – damit ihm niemand die Lösung wegstiehlt …

Auf der “Internationalen Plankonferenz”576 erklärte de Man:

“Le plan belge est encore une volonté qui doit percer”.

Es ist eine schwere Geburt!

Da de Man sein Geheimnis nicht verraten will, müssen wir selbst versuchen, dem Wesen des “zweiten Kuchens” mit Hilfe des Marxismus ein wenig nachzuspüren.

Der “zweite Kuchen” bedeutet, dass unter Beibehaltung der kapitalistischen Produktionsweise das Privateigentum an Produktionsmitteln das Nationaleinkommen Belgiens verdoppelt werden soll: Oder was hiermit gleichbedeutend ist, die Produktion Belgiens soll verdoppelt werden; und diese verdoppelte Warenmasse soll auch Absatz finden!

Wir wollen uns nicht mit der technischen Seite der Frage beschäftigen: wir bestreiten nicht, dass eine Verdoppelung der industriellen Produktion in fünf Jahren – wenn alle Produktionsanlagen und alle Arbeitskräften so voll ausgenützt würden, wie dies in der Sowjetunion der Fall ist – möglich wäre.

Aber die “gemischte Planwirtschaft” de Mans bleibt eine kapitalistische Wirtschaft, unabhängig davon, ob der “nationalisierte” Teil grösser oder kleiner würde.577 Dies bedeutet, dass die Produktion nur erhöht werden kann, wenn die produzierten Waren mit einem entsprechenden Profit abgesetzt werden können. Ist dies nicht der Fall, so werden die einzelnen kapitalistischen Unternehmungen die Produktion nicht ausdehnen. Dies gilt sowohl für die Unternehmungen des privaten als des nationalierten Sektors, da sie nicht im Wege der Konfiskation des Vermögens der Bourgeoisie im Besitz des Staates gelangen, wie in der Sowjetunion, sondern durch Ankauf der Aktien auf kapitalistischer Basis daher ebensolche

575 “Le Peuple”, 18. VII. 1934.576 De Conferentie van Pontigny. (nvdr)577 De Man behauptet, ohne es zu beweisen, dass bei Durchführung des Planes nicht 10 % sondern 25-30 % der Arbeiter in den “nationalisierten” Betrieben arbeiten würden. Er beschuldigt mich statistischer Fälschungen. Die Hauptursache der abweichenden Berechnung liegt darin, dass de Man die Eisenbahner und andere Arbeiter und Angestellten des heutigen Staates in dem “nationalisierten” Sektor einrechnet, während ich die Zahl der Arbeiter berechnete, die in den im Sinne des Planes zu nationalisierenden Rohstoffindustrie arbeiten. Indessen: nachdem de Man erklärt, dass die Löhne der Arbeiter in der nationalisierten Industrie nicht erhöht werden sollen, verliert die Frage, welcher Teil der Arbeiter in ihnen arbeitet, jedes Interesse.

Page 108: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

kapitalistische Unternehmungen bilden, wie die Staatsbahnen. Sie können nur betrieben werden, wenn sie normalen Profit abwerfen.

Dies wird von de Man ausdrücklich anerkannt.578

“En Belgique, comme en Russie soviétique, l’État devenu propriétaire de charbonnages, devra veiller au réoutillage, aux réserves et aux amortissements. En outre, dans une économie mixte, comme celle qui est prévue par le Plan du Travail, il devra assurer le paiement de l’intérêt sur certains capitaux empruntés”.

De Man verschweigt, dass auch für die Dividenden der Aktien, die im Besitz der Kapitalisten verbleiben, gesorgt werden muss. Die Leitung der planmässigen Wirtschaft de Mans würde also bei ihrem Bestreben, “einen neuen Kuchen” zu backen, in jeder Beziehung vor demselben Problem stehen, wie die Regierung jedes anderen kapitalistischen Landes: wie kann profitabler Absatz für eine erhöhte Produktion gefunden werden? Denn nur in diesem Falle könnte die Arbeiter Arbeit finden und die Kaufkraft der Arbeiterschaft erhöht werden. Es ist dies ein Problem, das keine der kapitalistischen Regierungen lösen konnte!

Wie wir bereits betonten, schweigen sich de Man und seine “wissenschaftlichen” Mitarbeiter ebenso beharrlich darüber aus, auf welche Weise die Krise liquidiert, die Arbeitslosigkeit überwunden, die Kaufkraft der Arbeiterschaft verdoppelt werden soll, wie Hitler den Inhalt seines angeblichen Planes sorgfältig verschwiegen hatte.

Warum schweigt de Man?

Weil er weiss, dass er die Arbeiter nur solange mit seinem Plan täuschen kann, bis er nicht gezwungen wird, konkret zu sagen, auf welche Art und Weise die verheissene Liquidierung der Arbeitslosigkeit und die Verdoppelung der Kaufkraft der Arbeiter vor sich gehen soll! Denn jeder Versuch der Konkretisierung muss die vollständige Undurchführbarkeit dieser demagogischen Versprechungen enthüllen!

Das unter kapitalistischen Verhältnissen die Überwindung der Krise durch die künstliche Steigerung der Kaufkraft der Bevölkerung, und auf diesem Wege die Liquidierung der Arbeitslosigkeit unmöglich ist, zeigt am besten der Misserfolg der Roosevelt-Politik. In dem grössten und reichsten kapitalistischen Lande der Welt, wo 90 % der produzierten Waren auf dem inneren Markt Absatz finden, ist dieser Versuch misslungen. Wie sollte er gelingen in dem kleinen Belgien, das unter kapitalistischen Verhältnissen unvergleichlich stärker auf den Weltmarkt angewiesen ist?

Dabei hat Roosevelt zur Hebung der inneren Kaufkraft sogar Mittel und Wege angewandt, die de Man ablehnt. Roosevelt versuchte ebenso wie de Man von der Voraussetzung ausgehend, dass die Ursache der Krise die Unterkonsumtion sei, durch Einführung von Minimal-Löhnen und Erhöhung der Löhne die Kaufkraft des Proletariats zu heben, in der Hoffnung, dass der hierdurch hervorgerufene vermehrte Absatz an Konsumtionswaren der Ausgangspunkt eines allgemeinen Aufschwungs sein würde. Eine gewisse zeitweilige Erhöhung der Kaufkraft des amerikanischen Proletariats hat Roosevelt erzielt. De Man lehnt die Lohnerhöhung als Mittel der Erhöhung der Aufnahmsfähigkeit des inneren Marktes wie wir sahen, ab. Der “neue Kuchen” soll nicht mit Hilfe von Lohnerhöhungen gebacken werden!

578 Artikel im “Peuple” vom 24. Oktober.

Page 109: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Roosevelt versuchte, durch grosse öffentliche Arbeiten, zu denen das nötige Geld durch Anleihen beschafft wurde, die Arbeitslosigkeit zu mildern, die Kaufkraft des Proletariats zu erhöhen. Tatsächlich ist es gelungen, einigen Hunderttausend Arbeitern ein bezahlte Beschäftigung zu schaffen.

Will de Man diesen Weg einschlagen? Offenbar nicht! Auf der “Internationalen Plankonferenz” erklärte der Referent des belgischen Planes, ein Mitarbeiter de Mans, Buset579:

“Quant à la résorption du chômage, il faut la chercher moins dans un programme de travaux publics …”.580

Der “neue Kuchen” soll nicht durch öffentliche Arbeiten gebacken werden.

Roosevelt versuchte die Erhöhung der Produktion und des Absatzes auch von der anderen Seite in Gang zu bringen: indem er den Kapitalisten grosse billige Staatskredite zwecks Fabriksbauten, Maschinenanschaffnungen u. ä. anbot. Vielleicht will de Man mit Hilfe des “nationalisierten Kredits” diesen Weg einschlagen? Aber die amerikanischen Kapitalisten machten von den Krediten keinen Gebrauch, da sie keine Aussicht sehen, die Mehrproduktion an Waren absetzen zu können. Er ist immer wieder die leidige Absatzfrage, die diese so schönen Pläne durchkreuzt.

De Man wird uns antworten: Roosevelt hat nicht jene “Macht und Autorität”, jene “influence prépondérante”, die die belgischen staatlichen Organe der Planwirtschaft haben würden.581

Wir wollen daher die Frage an de Man stellen: Setzen wir voraus, er wäre persönlich der Diktator über alle planwirtschaftlichen Organe der künftigen “gemischten” Wirtschaft Belgiens, in der alle Unternehmungen des privaten Sektors (also der weitausgrössere Teil der Wirtschaft), wie bisher in freier Konkurrenz kapitalistische Wirtschaft betreiben, und deren Profit de Man zu stabilisieren versprochen hat:582 die “nationalisierten” Unternehmungen aber unter seiner “influence prépondérante” eine “planmässige” kapitalistische Wirtschaft treiben! Setzen wir voraus, er sei der Diktator über die nationalisierten Betriebe, dessen Macht nur durch einen kleinen Umstand beschränkt ist: durch die von ihm selbst anerkannten Notwendigkeit, einen Profit herauszuwirtschaften, der zur Verzinsung der Schulden und Bezahlung der Dividenden nach jenen Aktien der gemischten Betriebe, die im Privatbesitz der Kapitalisten verblieben, genügt.583

Wir fragen de Man: wie will er unter diesen von ihm selbst aufgestellten Bedingungen die Krise überwinden, die Arbeitslosigkeit liquidieren, die Kaufkraft der Bevölkerung in fünf Jahren verdoppeln?

579 Max Buset (1896-1959).580 “Le Peuple” im 19.IX.1934.581 De Man anerkennt richtig (“Le Peuple” vom 14. XI.) dass in Amerika, trotz des Ankaufs von Aktien der Banken „la direction générale du crédit reste aux mains des grandes banques privées”. Aber ist uns den Beweis dafür schuldig, dass es in Belgien anders sein würde.582 “Le Plan du Travail ne tend pas à une réduction du profit: il tend à une stabilisation du profit …”, erklärte bekanntlich de Man vor den Kapitalisten. (“Le Peuple” vom 29. III. 1934)583 Wir erinneren den Leser nochmals an die Rede de Mans vor den belgischen Gross-Kapitalisten, in der er – laut “Le Peuple” vom 29. III. – erklärte: “Il ne s’agit pas d’un transfer de la propriété: il s’agit avant tout d’un transfer d’autorité”.

Page 110: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Solange er sich von der konkreten, einfachen, für jeden Arbeiter verständlichen Beantwortung dieser Frage drückt, sind wir berechtigt seinen Plan für einen ebensolchen Schwindel zu halten wie den berühmten Plan Hitlers!

Solange er anstelle einer konkreten, einfachen, für jeden Arbeiter verständlichen Antwort, sinnlose, scheinbar “wissenschaftliche” Allgemeinheiten auftischt oder die Arbeiter mit Märchen über den “zweiten Kuchen” abspeist, muss jeder Arbeiter sein Treiben mit dem Verdacht betrachten, dass er ihnen ein Trugbild vergauckelt, um sie vom revolutionären Weg abzuhalten.

Die sozialistische Wirtschaft der Sowjetunion und die “gemischte” kapitalistische Wirtschaft de Mans.

Ich hatte in meiner Broschüre (S. 63) die Kongressrede de Mans nach dem Bericht des “Le Peuple” zitiert, nach der Quelle, aus der die belgischen Arbeitermassen die Rede kennen. De Man wirft mir “Fälschung” seiner Rede vor. Wenn jemand “gefälscht” hat, so war es nicht ich, sondern die Redaktion des Zentralorgans der P.O.B. De Man soll gefälligst mit ihr den Streit austragen, ob die Redaktion den Text falsch wiedergegeben oder de Man den Text für den “compte rendu” (den ich nicht kenne) nachträglich zurechtgestützt hat.

In seinem Artikel vom 7.XI. schreibt de Man nunmehr folgendes:

“Je disais au Congrès: “Peuvent-ils (les communistes) nous reprocher de proposer une économie mixte? Mais le principe même de l’économie mixte signifie qu’au point de vue de l’économie industrielle et bancaire tout au moins, nous nous proposons de commencer en Belgique par où l’on a fini en Russie”.

Il s’agissait donc tout simplement de déforcer l’objection communiste contre le principe d’une économie mixte, en faisant remarquer qu’elle subsiste en Russie, après l’échec d’une tentative de socialisation intégrale – ce qui est un fait indéniable.

Die behauptung de Man’s, dass “im Prinzip” in der Sowjetunion gegenwärtig dieselbe “gemischte” Wirtschaft besteht, die nach dem Plan in Belgien errichtet werden soll, ist absolut unrichtig und auf die Irreführung der Arbeiter berechnet!

Die “gemischte” Wirtschaft de Mans ist nur insoferne gemischt, als ein Teil der kapitalistischen Unternehmungen nicht als privatkapitalistische, sondern als staatskapitalistische Unternehmen betrieben werden.584 Aber kapitalistische Unternehmungen sind und bleiben sie alle! Die Produktionsmittel bilden weiter kapitalistisches Eigentum entweder unmittelbar und zu 100 % Privateigentum der einzelnen Kapitalisten, oder gemeinsames kapitalistisches Eigentum der einzelnen Kapitalisten und des kapitalistischen Staates (im “nationalisierten” Teil).

Die Arbeiter werden ausgebeutet und der von ihnen produzierten Mehrwert fällt nach wie vor der Bourgeoisie zu: in den privatkapitalistischen Unternehmungen unmittelbar, in den “nationaliserten” Betrieben, soweit die Aktien in privatem Besitz blieben, unmittelbar, soweit sie vom Staate zu vollem Kurse angekauft wurden, mittelbar.

584 Kapitalistische Unternehmungen des Staates gibt es in jedem Lande. Im faschistischem Deutschland z. B. sind die Eisenbahnen, die grössten Bankinstitute, ein Teil der Kohlengruben und Elektrizitätswerken usw. staatlich oder kommunal.

Page 111: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Die ganze Wirtschaft bleibt eine kapitalistische Wirtschaft in der die Produktion durch den Profit begrenzt wird, in der Waren nur produziert werden können, solange die mit Profit abgesetzt werden: also eine kapitalistische Wirtschaft mit periodischen Krisen, Massenarbeitslosigkeit, Not und Elend der Arbeiter und arbeitslosem Ausbeutereinkommen (zum Teil vom Staate garantiert) der Bourgeoisie. Eine Wirtschaft, die sich weder im “Prinzip” noch praktisch von der kapitalistischen Wirtschaft anderer Länder, wo es keinen “nationalisierten” Teil gibt, unterscheidet. Indem de Man behauptet, dass seine Planwirtschaft eine “gemischte” Wirtschaft in dem Sinne ist, dass ein Teil der Wirtschaft noch kapitalistisch, der andere Teil bereits “sozialistisch” ist,585 indem er behauptet

“qu’au point de vue de l’économie industrielle et bancaire tout au moins, nous nous proposons de commencer en Belgique par où l’on a fini en Russie”

betrügt er bewusst die Arbeiter.

Die Wirtschaft der Sowjetunion ist in allen Beziehungen prinzipiell von der gemischten Wirtschaft de Mans verschieden.

Es gibt in der Sowjetunion kein einziges kapitalistisches Unternehmen, weder ein privatkapitalistisches – im Plan de Man soll bekanntlich die ganze verarbeitende Industrie, also alle Maschinenfabriken, alle Textilfabriken, usw. privatkapitalistisch bleiben – noch ein staatskapitalistisches, da der Staat kein kapitalistischer, sondern ein socialistischer Staat ist, wo die Bourgeoisie, sowohl die städtische als die ländliche, als Klasse vernichtet und das Proletariat die herrschende Klasse ist.586

Die Arbeiter der Sowjetunion werden nicht ausgebeutet, es gibt keine Bourgeoisie, die durch Aneignung des von den Arbeitern produzierten Mehrwerts ein Arbeitloses Einkommen geniessen würde, wie es die gemischte Wirtschaft de Mans vorsieht. Der ganze von den Arbeitern produzierte Wert gehört der Arbeiterklasse. Kein Centime gehört davon irgendeinem bourgeoisen Ausbeuter.

Die Höhe der Produktion in der Sowjetunion wird ausschliesslich durch die Entwicklung der Produktivkräfte bestimmt. Es gibt kein Absatzproblem, da die Realisierung eines “Profits” nicht die Vorbedingung der Produktion ist, wie in der “gemischten” Wirtschaft de Mans und in jeder kapitalistischen Wirtschaft. Daher gibt es keine Überproduktionskrise587 und kann es auch prinzipiell keine geben. Je mehr produziert wird, desto mehr können die Arbeitenden konsumieren, desto mehr kann zur Hebung der Kultur verausgabt werden, desto mehr

585 Die These de Mans, dass staatskapitalistische Unternehmungen bereits ein Stück des Sozialismus bilden, ist nebenbei eine sehr alte reformistische Behauptung Bereits vor dem Kriege hatte der äusserts rechte Führer der österreichischen Sozialdemokratie, Renner, diese These in verschiedenen Schriften verfochten. De Man hat unter den Eindruck des Erfolges der Planwirtschaft in der Sowjetunion, nach dem Muster der bürgerlichen Planwirtschaftler in Amerika, die These Renners mit der Planwirtschaft verkoppelt!586 Wenn in der Sowjetunion von “Kapital” einer Fabrik gesprochen wird, bedeutet dies nur den in dieser Fabrik angelegten Teil des gesamten Staatsvermögens. 587 Die Statistik des Völkerbundes errechnet folgende Entwicklung der industriellen Produktion (das Quantum der industriellen Produktion im Jahre 1928 als 100 gesetzt):

192819291930193119321933Sowjetunion100125,9164,5203230,3251,2Belgien100101,189,882,869,971,7“Bulletin Mensuel de Statistique”, Genève 1934, Nr. 11, S. 489.

Die tatsächliche Erhöhung der industriellen Produktion der Sowjetunion ist noch grösser.

Page 112: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

arbeitssparende Maschinen eingeführt werden. Während in jeder kapitalistischen Wirtschaft die Einführung arbeitssparender Maschinen Arbeiter “freisetzt” und in der Nachkriegszeit, in der gegenwärtigen Periode der allgemeinen Krise des Kapitalismus zu einer immer grösser werdenden chronischer Massenarbeitslosigkeit führt, gibt es in der Sowjetunion keine Arbeitslosigkeit und kann es keine geben. Entwickelt sich mit Hilfe arbeitsparender Maschinen die Arbeitsleistung der Arbeiter, so wird entweder die Arbeitszeit verkürzt,588 oder der Arbeitslohn entsprechend erhöht. Der “Arbeitslohn” in der Sowjetunion ist daher ebenfalls kein Arbeitslohn im kapitalistischen Sinne: die Lohnhöhe wird nicht im Kampf zwischen Kapitalisten und Arbeiter entschieden, (es gibt keinen einzigen kapitalistischen Arbeitgeber in der Sowjetunion), sondern erhöht sich parallel der Erhöhung der Produktion.

Die Sowjetwirtschaft hat mit der “gemischten” Wirtschaft de Mans, die eine kapitalistische Wirtschaft ist, wo privatkapitalistische und staatskapitalistische Unternehmungen nebeneinander “gemischt” bestehen sollen, nicht das geringste gemein. Die Sowjetwirtschaft ist eine sozialistische Wirtschaft, innerhalb deren es keinerlei kapitalistische, Arbeiter ausbeutende, Unternehmungen gibt. Sie ist heute noch keine reine sozialistische Wirtschaft, da es Bauern gibt, die mit den eigenen Produktionsmitteln eine individuelle Wirtschaft betreiben; aber keine kapitalistische Wirtschaft, da sie keine Arbeiter ausbeuten. Sie ist heute noch keine vollendete sozialistische Wirtschaft, weil in den Kolchozen erst “Gruppeneigentum” und “Gruppeneinkommen” der Arbeitenden besteht: weil der Anteil jedes Arbeitenden nicht nach seinen Bedürfnissen, sondern nach seiner Arbeitsleistung abgestuft wird. Aber wenn die Sowjetwirtschaft noch keine reine, noch keine vollendete sozialistische Wirtschaft ist, so ist sie nichtsdestoweniger von der gemischten kapitalistischen Wirtschaft de Mans prinzipiell grundverschieden. Es ist kaum zu glauben, dass de Man, der vor dem Kriege immerhin ein Marxist war, diesen prinzipiellen Unterschied nicht begreifen würde. Wenn er trotzdem erklärt:

“nous nous proposons de commencer en Belgique par où l’on a finit en Russie”

so will er damit bewusst die belgischen Arbeiter irreführen.

De Man denunziert mich als Revolutionär

“Un défenseur communiste du réformisme” lautet der Titel des Artikels von de Man vom 31. Oktober. Er sucht darin und auch in weiteren Artikeln zu beweisen, dass ich bloss ein Revisionist sei, der nur die Tagesforderungen der Arbeiter vertrete, während er, de Man, der Mitarbeiter der Zeitschrift der Banque Nationale de Belgique ist, der Vorträge vor Grosskapitalisten hält, der mit allen Kapitalisten “de bonne volonté” kooperieren will, ein “Revolutionär” sei.

In seinem letzten Artikel: “Révolte destructive ou Révolution constructive?” ändert er seine ganze Argumentation. Er anerkennt unvermittelt ich sei kein Revisionist, sondern ein Mensch, der den Revisionisten spielt, um die Arbeiter zu revolutionären Kämpfen zu verführen. Er behauptet, wir Kommunisten wüssten selbst recht gut, dass Kämpfe um die Verbesserung der Lage der Arbeiter gegenwärtig aussichtslos seien. Die Entfaltung von Wirtschaftskämpfen, von deren Aussichtlosigkeit wir überzeugt sind, sei aber für uns Kommunisten bloss das Mittel, um eine “Revolte” der Massen hervorzurufen.

588 Die “normale” volle Arbeitszeit in der Sowjetunion ist 7 Stunden täglich, nach vier oder 5 Arbeitstagen folgt ein Ruhetag. Bergarbeiter unter Tage, Arbeiter in gesundheitsschädlichen Betrieben, Jugendliche arbeiten 6 Stunden täglich.

Page 113: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“Si Varga revendique ainsi l’impossible, n’est-ce pas malgré cette impossibilité, mais à cause d’elle … C’est parce qu’il compte sur l’impuissance de la lutte réformiste pour les salaires qu’il espère en voir sortir des explosions de colère et de désespoir analogues à celles qui ont porté le bolchevisme au pouvoir en Russie”.

Diese Behauptung ist ebenso unrichtig, wie die Anklage des Reformismus. Die mechanische Trennung, die de Man – und alle Reformisten – zwischen ökonomischen Kämpfen, die durch Streiks geführt werden, und “Kämpfen um die Macht”, die mit dem Stimmzettel geführt werden, vollziehen, macht ihnen – wie wir bereits ausführten – das Verständnis der Kampfesweise der Kommunisten unmöglich. Wir Kommunisten wissen, dass die Befreiung der Arbeiter vom Joch des Kapitalismus nur auf revolutionärem Wege geschehen kann. Wir wissen, dass der Kampf um den Sturz der Macht der Bourgeoisie nur in Verbindung mit grossen die ganze Arbeiterklasse eines Landes erfassenden wirtschaftlichen Kämpfen geführt werden kann. Aber es ist eine gemeine und dumme Verleumdung, als ob wir Kommunisten die Arbeiter dadurch revolutionieren wollten, dass wir sie in aussichtslose Wirtschaftskämpfe, d. h. in Niederlagen, hineinhetzen würden.

Gemeine und dumme Verleumdung!

Wir Kommunisten wollen das Vertrauen der ganzen Arbeiterklasse gewinnen, die Arbeiter dem Einfluss der mit der Bourgeoisie verwachsenen sozialdemokratischen Führer à la de Man, Anseele, Vandervelde entreissen, um sie zum Sturm gegen die bürgerliche Herrschaft führen zu können! Aber wenn wir die Arbeiter leichtfertig, oder gar mit Vorbedacht in Niederlagen bei ökonomischen Kämpfen führen würden, könnten wir niemals das Vertrauen der Arbeitermassen gewinnen. Die Arbeiter würden uns mit Recht sagen:

Ihr wollt unsere Führer im Kampfe zum Sturze der Bourgeoisie sein. Aber wie können wir auf eure Führerschaft in diesem entscheidenden Kampfe vertrauen, wenn ihr nicht einmal im Stande seid, gewöhnliche ökonomische Kämpfe erfolgreich zu führen.

Gerade wir Kommunisten, die das Vertrauen der ganzen Arbeiterklasse gewinnen wollen und gewissen werden, haben das höchste Interesse daran, dass die von uns propagierten Gewerkschaftskämpfe erfolgreich sein sollen. Aber wir sind der Überzeugung, dass Gewerkschaftskämpfe allein niemals zum Sturze der Herrschaft der Bourgeoisie führen können, ebenso wie, dass keinerlei “Angriff auf die Struktur des Kapitalismus selbst” im Wege der Eroberung der Mehrheit im Parlament durch friedliches zusammenwirken mit Kapitalisten “de bonne volonté” möglich ist: dass die Bourgeoisie nur im revolutionären bewaffneten Kampfe geschlagen werden kann!

Hier scheiden sich Revolution und Reformismus!

Was sagt de Man hierüber:

“La méthode que Varga oppose à celle du Plan est celle de la lutte à main armée. Comme si la Belgique se trouvait dans une situation comparable à celle de la Russie en 1917 … comme si un marxiste pouvait oublier que le problème des objectifs socialistes se pose autrement dans un petit pays hautement industriel et exportateur que dans un empire à population essentiellement agricole et qui constitue pratiquement une autarchie économique”.

Page 114: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Es ist dies die alte Leier, die die sozialdemokratischen Führer, die die proletarische Revolution fürchten und hassen, immer wiederholen: es gibt zwei mögliche Wege zum Sozialismus. Der Weg des bewaffneten Aufstandes und der friedliche parlamentarische Weg. Der bewaffnete Aufstand passte für Russland. Aber für die “hochindustriellen”, “demokratischen” westeuropäischen Länder sei nur der Weg der friedlichen “Révolution constructive” passend, niemals die “Révolte destructive”.

Dies ist eine entscheidende Schicksalsfrage des Proletariats der ganzen Welt. Wir bitten daher die belgischen sozialdemokratischen Arbeiter, mit vollem Ernste folgendes zu überlegen:

Beide Wege: sowohl der friedliche als der revolutionäre sind bereits in der Praxis ausprobiert. Der von de Man vorgeschlagene Weg der friedlichen “Révolution constructive” in Zusammenarbeit mit der Bourgeoisie wurde in verschiedenen Ländern von den sozialdemokratischen Führern versucht. In Deutschland waren die Sozialdemokraten in Preussen fast 14 Jahre ununterbrochen an der Regierung. Im Reich stellten sie 1918 den Reichspräsidenten, den Reichskanzler, die Mehrheit der Minister. Ähnlich in Österreich! Haben sie eine “Révolution constructive” durchgeführt? Nein, nicht im Geringsten! Im Gegenteil: sie haben, indem sie die Arbeiterklasse spalteten, indem sie es – ähnlich wie die P.O.B. – vorzogen, statt mit der Bourgeoisie zusammen gegen die Kommunisten zu kämpfen, dem Faschismus den Weg geebnet. Heute haben die deutschen und österreichischen Arbeiter – ja sogar ein Teil der früheren sozialdemokratischen Führer – erkannt, dass ihr Weg ein unrichtiger war. Die französischen, spanischen, deutschen, österreichischen sozialdemokratischen Arbeiter beschreiten immer entschiedener den Weg des gemeinsamen Kampfes mit den Kommunisten. Der Weg des friedlichen Zusammenwirkens mit der Bourgeoisie, der Teilnahme an bürgerlichen Regierungen, der sich in Deutschland und Österreich als unrichtig erwiesen hat, der zur Niederlage der Arbeiterklasse und zum Sieg des Faschismus geführt hat, warum soll er in Belgien zu einer “Révolution constructive” führen? Bloss weil de Man die Zusammenarbeit mit der Bourgeoisie mit seiner geheimnisvollen “Planwirtschaft” verziert? Das Geschrei über den “Angriff auf die Struktur des Kapitalismus selbst” dient ja bloss dazu, um das auf gesundem Klasseninstinkt beruhende Misstrauen der belgischen Arbeiter gegenüber der Cooperation mit den Kapitalisten “de bonne volonté” einzuschläfern.

Der revolutionäre Weg, der Weg des gewaltsamen Sturzes der Herrschaft der Bourgeoisie im bewaffneten Aufstand ist ebenfalls erprobt: er hat sich in der Sowjetunion als erfolgreich erwiesen. Es ist ein harter Weg, der schwere Opfer von den Arbeitern erfordert. Aber er is der einzige Weg, der zur Befreiung der Arbeiterklasse führt. Wir sind überzeugt, dass das belgische Proletariat, das schon soviele heroische Kämpfe geführt hat, wenn der historische Moment herangereift ist, von keinem Opfer zurückschrecken wird, um sich auf revolutionärem Wege zusammen mit den Kommunisten vom Joche des Kapitalismus endgültig zu befreien!

Vandervelde und de Man geben den Plan preis

Wir hatten in unserer Broschüre den Plan wie folgt charakterisiert: (S. 68)

“Il est une manoeuvre très habile destinée à faire patienter les ouvriers belges, à les détourner de la voie révolutionnaire, du front unique, de l’influence du communisme. Le Plan est, d’autre part, la plate-forme pour la formation d’un gouvernement de coalition du P.O.B. avec

Page 115: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

d’autres partis bourgeois, c’est un Plan pour la protection de la bourgeoisie. C’est une plate-forme électorale à deux faces pour les élections parlementaires qui approchent”.

Die Ereignesse des Jahres 1934 haben den Führern der P.O.B. ihr Manoever, mit revolutionären Phrasen von einem “Angriff auf die Struktur des Kapitalismus selbst” eine Politik der Cooperation mit der Bourgeoisie anzubahnen, ihren Wiedereintritt in eine bürgerliche Koalitionsregierung vorzubereiten, sehr erschwert. Unter dem Einfluss der österreichischen und spanischen Kämpfe, der Verwirklichung der Einheitsfront in Frankreich werden die belgischen Arbeiter immer misstrauischer gegen die Politik der Cooperation mit der Bourgeoisie, gegen die Politik des Kampfes zusammen mit der Bourgeoisie gegen ihre kommunistischen Arbeiter Klassengenossen. Die belgischen Arbeiter beginnen den Charakter des Planes immer klarer zu durchschauen und lassen sich immer weniger von der mit grossem Eifer betriebenen “Planreklame” betören.

Daher ist jetzt das Bestreben der Führer der P.O.B. darauf gerichtet, je rascher in die Regierung zu gelangen: mit dem Plan wenn möglich, ohne dem Plan wenn es sein muss. Den Arbeitern wird weiter der “Angriff auf die Struktur des Kapitalismus selbst” verkündet; der Bourgeoisie bietet man sich als “Ärzte des kranken Kapitalismus” immer entschiedener an. Auf der Schaubühne vor den Arbeitern spielt de Man weiter den “Revolutionnaire contructif”, er trompetet noch immer das Schlagwort: “Rien que le Plan, tout le Plan”. Hinter den Kulissen führt aber Huysmans die Politik der P.O.B. Nicht nur Piérard verhöhnte auf dem letzten Parteikongress offen den Beschluss des Dezember-Kongresses, dass die Annahme des Planes “chaque point, chaque virgule, chaque pause d’a” die Vorbedingung der Regierungsbeteiligung sei: auch de Man und Vandervelde legen diesem Beschluss immer “liberaler” aus, bieten der Bourgeoisie ihre Regierungsteilname immer dringlicher, zu immer billigeren Bedingungen an. Zum Beweis wollen wir folgendes anführen:

Im Sommer, zur Zeit der ersten Krise der Broqueville-Regierung stellte die P.O.B. die Forderung auf, mit der Regierungsbildung betraut zu werden. De Man erklärte (“Le Peuple” 18.VII) :

“Je suis convaincu que, dès à présent, il y a au Parlement comme dans le pays – une majorité pour le programme de redressement économique que dessine le Plan”.“Reste donc … la formation d’une majorité de partisans du Plan au sein du Parlement actuel, en vue d’un gouvernement composé d’adhérents des trois partis”.

Die belgische Grossbourgeoisie sah die Zeit für die Heranziehung der P.O.B. noch nicht für gekommen. De Man machte daher weitere Anbiederungsversuche. Er schreibt am 9.IX. im “Peuple” über die neuen Massnahmen der Broqueville-Regierung auf dem Gebiete des Kreditwesens:

“Reconnaissions donc, de prime abord, que les réformes du régime du crédit récemment promulguées demandent à être jugées comme un effort sérieux, réfléchi et cohérent pour résoudre un problème de salut commun, dépassant largement les contingences électorales ou parlementaires”.

Er sieht in diesen Gesetzen einen Sieg seines Planfeldzuges.

“Bref, sur la position même du problème à résoudre par le gouvernement, on donne satisfaction au mouvement d’opinion qui s’est cristallisé autour du Plan du Travail … Aussi

Page 116: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

faut-il donner raison à “l’Écho de la Bourse” quand, dans son numéro du 31 août dernier, il constate, non sans une pointe de mélancolie que “nous franchissons rapidement les étapes qui nous séparent de l’économie dirigée”.”

Natürlich muss de Man, der “Revolutionär”, die Massnahmen der Regierung auch kritisieren: aber eines muss jeden Arbeiter klar werden: die im Plan du Travail enthaltenen Massnahmen können keinesfalls einen “Angriff auf die Struktur des Kapitalismus selbst” darstellen, wenn die Broqueville-Regierung, eine Regierung des belgischen Monopolkapitals manche derselben (z. B. auch die “planmässige Leitung” der Kohlenwirtschaft) selbst durchführt!

Die Versuche der Annäherung gehen weiter: die vom Weihnachts Kongress gestellte Bedingung, nur auf Grundlage des Planes in eine Regierung einzutreten, wird immer weiter preisgegeben! Unmittelbar nach dem Oktober-Kongress schrieb Vandervelde, die Ministerkrise voraussehend, von der Möglichkeit eines Eintritts in eine Koalitionsregierung, nicht mehr strichte zur Verwirklichung des Planes, sondern viel weicher “sous le signe du Plan”.

Endlich in der Deklaration der Parteileitung (Le Peuple vom 15.XI.) zur Zeit der letzten Ministerkrise wird die Formel: “Rien que le Plan, tout le Plan” als Vorbedingung des Regierungseintritts ganz und gar fallen gelassen. Es heisst in dieser Erklärung, die von Vandervelde und de Man unterschrieben ist:

“Le P.O.B. est prêt à assumer la responsabilité du pouvoir avec l’appui de tous ceux qui veulent présenter au Parlement un Plan pour organiser systématiquement la lutte contre le chômage, la reprise des affaires, un État fort, qui serait libéré de la tutelle des banques”.

Wir sehen: es handelt sich nicht mehr um den Plan de Man, sondern um “einen Plan” überhaupt, dessen Inhalt

“lutte contre le chômage, la reprise des affaires, un État fort” in jedem bürgerlichen Regierungsprogramm aller Länder in den letzten 3-4 Jahren figuriert.

Die Begründung der Notwendigkeit des “starken Staates” (ein “starker Staat” ist die typische, niemals fehlende Forderung der Faschisten in allen Ländern) “que l’État puisse commander à la Haute Banque au lieu d’être commandé par elle” ist pure Demagogie, ähnlich wie die Losung der Faschisten: “Brechung der Zinsknechtschaft”. Solang in einem Lande der Kapitalismus besteht, kann keine Regierung die “Haute Banque” kommandieren589, unabhängig davon, ob Herr Gouverneur Francqui von der Société Générale sich herablässt, in eigener Person den Minister zu spielen, oder irgend einen anderen ernennen lässt. Innerhalb der bürgerlichen Regierung lässt sich die Macht der Haute Banque nicht brechen. Das weiss (sic) de Man und Vandervelde ebensogut wie wir!

Pure Demagogie ist die Berufung de Mans auf Lenin, der die Vereinigung aller Banken ebenfalls ohne Konfiskation gefordert hatte. Lenin hat derartige Einwände vorhergesehen und sie in derselben Broschüre beantwortet:

589 In einer Brüsseler Korrespondenz des “Le Temps” vom 19.XI. heisst es:“M. Francqui ... gouverneur de la Société Générale, dirige un établissement, qui contrôle plus de 60 % de l’industrie belge et 80 p. c. des affaires coloniales”.

Page 117: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

“Wenn dieses Unternehmen also ein Staatsmonopol geworden ist, lenkt der Staat (d. h. zunächst die bewaffnete Organisation der Bevölkerung, der Arbeiter und Bauern, unter Bedingung des revolutionären Demokratismus) das Unternehmen in wessen Interesse? -- Entweder im Interesse der Grundbesitzer und Kapitalisten, dann haben wir keinen revolutionär-demokratischen, sondern einem reaktionär-bürokratischen Staat, eine imperialistische Republik -- oder im Interesse der revolutionären Demokratie. Dann ist es ein Schritt zum Sozialismus”.

Es ist – wie wir in unserer Broschüre klar genug ausführten – der Charakter des Staates entscheidend. “Dieselbe” Massnahme, die in einem revolutionär-demokratischen Staate in der Staatsorganisation der bewaffneten Arbeiter und Bauern ein Schritt zum Sozialismus darstellt, dient in einem kapitalistischen Staate, wie es der “Planstaat” de Mans bleiben würde, der Stärkung der Herrschaft der Haute Banque.

Zusammenfassend: das grosse Manöver mit dem Plan ist misslungen. Die innere Krise der Partei besteht weiter. Die klassenbewusstesten sozialdemokratischen Arbeiter Belgiens durchschauen immer klarer die Demagogie de Mans. Das demagogische Spiel mit der “Révolution constructive”, mit dem Plan als Grundlage eines “Angriffs auf die Struktur des Kapitalismus selbst” geht zu Ende. Vandervelde und de Man geraten noch mehr unter das Kommando von Huysmans: das lautet: “Bedingungslose Cooperation mit der Bourgeoisie”. Wenn die sozialdemokratischen Arbeiter Belgiens nicht auf ihrer Hut sind, wird sie Vandervelde und de Man demselben Verhängnis entgegenführen, das die deutschen und österreichischen Arbeiter getroffen hat!

Schlussbemerkungen

Manche Leser werden vielleicht die persönlichen Momente in meiner Antwort vermissen. Indessen, in der Debatte zwischen mir und de Man handelt es sich bei Leibe nicht um das persönliche Querelle zweier Professoren, sondern um dem Zusammenstoss zweier Weltanschauungen, zweier Richtungen der Arbeiterbewegung: der marxistisch-revolutionären und der antimarxistisch-reformistischen. Es sind die belgischen Arbeiter, die von der Geschichte vor die entscheidende Frage gestellt sind: Cooperation mit der Bourgeoisie und Kampf gegen die Kommunisten unter der Führung der P.O.B.; ein Weg der in die Niederlage, zur Herrschaft des Faschismus führt: oder revolutionärer Kampf zum Sturze der Bourgeoisie unter Führung der K.P. Belgiens. Im Vergleich zu dieser Schicksalsfrage ist die Persönlichkeit de Mans eine ganz und gar nebensächliche Frage.

Nebenbei: das von mir gezeichnete politische Charakterbild de Mans wurde durch seine verschiedenartigen Ausflüchte nicht im mindesten geändert. Seine politische Entwicklungslinie ist und bleibt klar: Vor dem Kriege: “linker Marxist”, scharfer Kritiker der opportunistischen Politik der P.O.B. Während des Krieges: Vaterlandsverteidiger, Fliegeroffizier;Zur Zeit der proletarischen Revolution in Mitteleuropa: Deserteur, sucht in Amerika seine persöhnliche “équilibre spirituel nouveau”.

Als die revolutionären Kämpfe abgeflaut waren: Rückkehr nach Europa, Serienerzeuger von antimarxistischen Bücher und Broschüren, die in bürgerlichen Verlagen erscheinen.

Gegenwärtig: Erneuerer der reformistischen Ideologie durch Verhüllung und revolutionäre

Page 118: Een Verraden Plan van de Arbeid. Jenö Varga contra Hendrik de Man

Phrasen, wütender Bekämpfer des Kommunismus. Hauptideologie der planmässigen Cooperation mit der Bourgeoisie, mit den Kapitalisten “de bonne volonté”.

Die Ausflüchte de Mans ändern an diesem Bilde nicht das Geringste! Was bedeutet es, wenn de Man im Vorwort seines Buches: “Die sozialistische Idee” tatsächlich einmal schreibt, man möge ihn “einen besonders entschiedenen Marxisten nennen”, wenn das ganze grosse Buch eine einzige Bekämpfung des revolutionären Geistes des Marxismus bildet! Für die Bourgeoisie sind derartige “Marxisten” à la Sombart, Bernstein, de Man, die sich “Marxisten” nennend mit marxistisch klingenden Worten den revolutionären Inhalt des Marxismus aushöhlen, Verwirrung in die Köpfe der Arbeiter tragen, besonders nützlich.

Dass man die Bücher de Mans in Deutschland verbrannte? Die ungebildete faschistische Horde verbrantte wahllos Bücher, auf deren Titelblatt das Wort Sozialismus oder Marxismus zu finden war. Und verbrannte auch nicht wenig Bücher bürgerliche (jüdischer, pazifistischer) Schriftsteller!

Wahrlich es lohnt sich nicht auf dieses verlegene Gestammel de Mans im einzelnen einzugehen: an dem ganzen politischen Charakterbild de Mans ändern sie nicht das geringste.

Was die Angriffe de Mans auf meine Person anbelangt: ich bin auch kein geborener Kommunist. Ähnlich wie de Man war ich vor dem Kriege ein gewöhnlicher Kautskyaner. Aber während Krieg und Revolution de Man nach rechts ins Lager der Antimarxisten, zur Cooperierung mit der Bourgeoisie führte, nahm ich an führender Stelle aktiven Anteil an der proletarischen Revolution in Ungarn, fand im revolutionären Kampfe den Weg vom Kautskyanismus zum echten ….