Een overzicht van de Indische cartografie in 1898op vijf m · en er is veel aandacht voor de...

7
In 1889 beweert de auteur van het eerste uitvoerige handboek van de geografie van Nederlands Oost- Indië, getiteld Nederland tusschen de Tropen, in het voorbericht: 'Naar ik mij vlei, heb ik van al de belang- rijkste bijdragen tot de géographie onzer koloniën gebruik gemaakt.' Een gezonde dosis wantrouwen lijkt hier op zijn plaats, maar in dit geval kunnen we de auteur, name- lijk Roelof Schuiling, wel geloven. De naam Schuiling zou later, in de twintigste eeuw, een bijna legen- darisch begrip worden: 'Altmeis- ter', 'Maestro', 'Nestor der Neder- landsche Geografen' 1 of gewoon, wat minder hoogdravend, 'de stoe- re Drent'. In dit artikel zal worden aangetoond dat het genoemde ci- taat, met 'géographie' vervangen door 'kartographie', ook van toe- passing is op de in 1898 door Schuiling vervaardigde School- kaart van Insulinde. Deze groot for- maat wandkaart geeft in één oog- opslag een vrij compleet overzicht van de Indische cartografie vlak voor het einde van de 19de eeuw. Z o er al in de 19de eeuw een jan- saliegeest heeft rondgewaard in Nederlands Oost-Indië, dan toch zeker niet meer in de jaren '80 en '90 van die eeuw. Men hoeft daarvoor slechts te denken aan in die tijd spelende zaken als het einde van de onthoudings- politiek 2 en de nationalistische opleving, de aanleg van spoor- en tramwegen en de winning van steenkolen en petroleum, de militaire en geografische expedities en de tot de verbeelding sprekende ontdek- kingsreizen, de triangulatie van Sumatra en het planten der Nederlandse vlag op 141° oosterlengte. In 1898 viel het ech- ter niet mee om deze en anciere recente Lowie Brink Dr.ir. L.E.S. Brink is eigenaar van antiquariaat De Wereld aan de Wand, dat gespecialiseerd is in schoolwandkaarten. De Schoolkaart van Insulinde van R. Schuiling: Een overzicht van de Indische cartografie in 1898 op vijf m 2 1. Portret van R. Schuiling uit het gedenkboek bij zijn 70ste verjaardag. 5 ontwikkelingen ook in de kaarten van Nederlands Indië terug te vinden. De voorloper van de Atlas van Tropisch Nederland (1938), de bekende atlas van Stemfoort en Ten Siethoff (1883-1885), was sterk verouderd, terwijl de tweede druk pas in 1907 compleet verkrijgbaar was. Afgezien van Java waren van grote delen van de archipel nog geen topo- grafische kaarten beschikbaar. De zee- kaarten van het 'Hydrographisch Bu- reau' werden regelmatig bijgewerkt maar gaven toch vooral kustlijnen en zeediepten. Volks- en schoolatlassen van bijvoorbeeld Van Gelder, Havenga, Pijnappel, Versteeg en (P.H.) Witkamp waren doorgaans niet gedetailleerd en niet erg nauwkeurig. Onder de atlassen was in 1898 wellicht de vierde druk van de gedetailleerde atlas van Dornseiffen een goede keus, hoewel deze toch ook al weer vier jaar oud was. Zouden we geen verbrokkeling willen van het kaartbeeld in atlassen, en Nederlands Indië op een grote kaart afgebeeld wil- len zien, dan is het aanbod nog beperk- ter. 3 De tweede druk van de school- wandkaart van (P.R.) Bos, Rijkens en Van Gelder (1890) en de (wand)kaarten van Kan (1892) en (H.Ph.Th.) Witkamp (1893) ontberen alle drie de vele kleine en grote aanpassingen van het kaart- beeld die in de loop van de jaren '90 nodig bleken te zijn. De Schoolkaart van Insulinde van Schuiling kwam in 1898 eigenlijk als geroepen. In een re- censie van deze kaart was de schoolge- ograaf Niermeyer ook deze mening toe- gedaan: '[Er] bestonden thans alleen zeer verouderde wandkaarten. Zoo is deze kaart een ware uitkomst.''' Schuilingsche Arbeit De loopbaan van Schuiling (1854-1936; zie afbeelding 1) doet denken aan een Hollywood-filmscenario: een boeren- zoon uit het Drentse Annen werkte zich grotendeels door zelfstudie op tot leraar aan de Rijkskweekschool in Deventer en vervolgens tot een van de vormge- vers van de geografische wetenschap in Nederland. 5 Hij publiceerde een duize- lingwekkend aantal aardrijkskundige leerboeken, atlassen 6 , schoolplaten en wandkaarten bij vier uitgeverijen: Noordhoff, Thieme, Tijl en Ten Brink, alsof hij aan een of twee uitgevers niet genoeg had. Schuiling is vooral bekend geworden door als eerste het beginsel van de 'natuurlijke landschappen' toe te passen: 'De aard van den bodem moet grondslag en uitgangspunt zijn voor alle geographische beschouwingen.' 7 Dit be- ginsel heeft hij zeer consequent toege- past onder meer in Aardrijkskunde van Nederland (1884), in Nederland tus- schen de Tropen (1889) en op de gehele aarde in Beknopt leerboek der Aardrifks- CAERT-THRESOOR 13 25STE JAARGANG 2006 NR. 1

Transcript of Een overzicht van de Indische cartografie in 1898op vijf m · en er is veel aandacht voor de...

In 1889 beweert de auteur van het

eerste uitvoerige handboek van de

geografie van Nederlands Oost-

Indië, getiteld Nederland tusschen

de Tropen, in het voorbericht: 'Naar

ik mij vlei, heb ik van al de belang-

rijkste bijdragen tot de géographie

onzer koloniën gebruik gemaakt.'

Een gezonde dosis wantrouwen

lijkt hier op zijn plaats, maar in dit

geval kunnen we de auteur, name-

lijk Roelof Schuiling, wel geloven.

De naam Schuiling zou later, in de

twintigste eeuw, een bijna legen-

darisch begrip worden: 'Altmeis-

ter', 'Maestro', 'Nestor der Neder-

landsche Geografen'1 of gewoon,

wat minder hoogdravend, 'de stoe-

re Drent'. In dit artikel zal worden

aangetoond dat het genoemde ci-

taat, met 'géographie' vervangen

door 'kartographie', ook van toe-

passing is op de in 1898 door

Schuiling vervaardigde School-

kaart van Insulinde. Deze groot for-

maat wandkaart geeft in één oog-

opslag een vrij compleet overzicht

van de Indische cartografie vlak

voor het einde van de 19de eeuw.

Zo er al in de 19de eeuw een jan-saliegeest heeft rondgewaard inNederlands Oost-Indië, dan toch

zeker niet meer in de jaren '80 en '90van die eeuw. Men hoeft daarvoorslechts te denken aan in die tijd spelendezaken als het einde van de onthoudings-politiek2 en de nationalistische opleving,de aanleg van spoor- en tramwegen ende winning van steenkolen en petroleum,de militaire en geografische expedities ende tot de verbeelding sprekende ontdek-kingsreizen, de triangulatie vanSumatraen het planten der Nederlandse vlag op141° oosterlengte. In 1898 viel het ech-ter niet mee om deze en anciere recente

Lowie Brink

Dr.ir. L.E.S. Brink is

eigenaar van antiquariaat

De Wereld aan de Wand,

dat gespecialiseerd is in

schoolwandkaarten.

De Schoolkaart van Insulinde van R. Schuiling:

Een overzicht van

de Indische cartografie

in 1898 op vijf m 2

1. Portret van R. Schuiling uit het gedenkboek bij

zijn 70ste verjaardag.5

ontwikkelingen ook in de kaarten vanNederlands Indië terug te vinden. Devoorloper van de Atlas van Tropisch Nederland (1938), de bekende atlas vanStemfoort en Ten Siethoff (1883-1885),was sterk verouderd, terwijl de tweededruk pas in 1907compleet verkrijgbaarwas. Afgezien van Java waren van grotedelen van de archipel nog geen topo-grafische kaarten beschikbaar. De zee-kaarten van het'HydrographischBu-reau' werden regelmatig bijgewerktmaar gaven toch vooral kustlijnen enzeediepten. Volks- en schoolatlassenvan bijvoorbeeld Van Gelder, Havenga,Pijnappel, Versteeg en (P.H.) Witkampwaren doorgaans niet gedetailleerd enniet erg nauwkeurig. Onder de atlassenwas in 1898 wellicht de vierde druk vande gedetailleerde atlas van Dornseiffeneen goede keus, hoewel deze toch ookal weer vier jaar oud was. Zouden wegeen verbrokkeling willen van hetkaartbeeld in atlassen, en NederlandsIndië op een grote kaart afgebeeld wil-

len zien, dan is het aanbod nog beperk-ter.3 De tweede druk van de school-wandkaart van (P.R.) Bos, Rijkens enVan Gelder (1890)en de (wand)kaartenvan Kan(1892) en (H.Ph.Th.) Witkamp(1893) ontberen alle drie de vele kleineen grote aanpassingen van het kaart-beeld die in de loop van de jaren '90nodig bleken te zijn. De Schoolkaart van Insulinde van Schuiling kwam in1898 eigenlijk als geroepen. In een re-censie van deze kaart was de schoolge-ograaf Niermeyer ook deze mening toe-gedaan: '[Er] bestonden thans alleenzeer verouderde wandkaarten. Zoo isdeze kaart een ware uitkomst.'''

Schuilingsche Arbeit

De loopbaan van Schuiling (1854-1936;zie afbeelding1) doet denken aan eenHollywood-filmscenario: een boeren-zoon uit het Drentse Annen werkte zichgrotendeels door zelfstudie op tot leraaraan de Rijkskweekschool in Deventeren vervolgens tot een van de vormge-vers van de geografische wetenschap inNederland.5 Hij publiceerde een duize-lingwekkend aantal aardrijkskundigeleerboeken, atlassen6, schoolplaten enwandkaarten bij vier uitgeverijen:Noordhoff, Thieme, Tijl en Ten Brink,alsof hij aan een of twee uitgevers nietgenoeg had. Schuiling is vooral bekendgeworden door als eerste het beginselvan de 'natuurlijke landschappen' toe tepassen: 'De aard van den bodem moetgrondslag en uitgangspunt zijn voor allegeographische beschouwingen.'7 Dit be-ginsel heeft hij zeer consequent toege-past onder meer in Aardrijkskunde van Nederland (1884), in Nederland tus-schen de Tropen (1889) en op de geheleaarde in Beknopt leerboek der Aardrifks-

CAERT-THRESOOR 13 25STE JAARGANG 2006 NR. 1

«"" '-" f . U . W I . m j J 8 B

."- a"<_,.•

;••-,-^;-:v- ; ^ ^ _

2. Schoolkaart van Insulinde van R. Schuiling

uitgegeven door W.J. Thieme te Zutphen en

gedrukt door J.H. van de Weijer te Groningen

(1898, 199 x 247 cm, privé-collectie auteur).

kunde (1894). Staatkundige grenzenwerden daarbij ondergeschikt gemaaktaan de grenzen van de landschappen,en er is veel aandacht voor de geologie,ook die van de jongste tijdvakken. Zijnmethode vond veel weerklank in de ge-,ografische wereld van die tijd, 'wiewohles die nicht leichte Konkurrenz mit denBeekmanschen und Blinkschen Arbeitenauszuhalten hatte.'8 Ondanks Schuilingsfysisch-geografische oriëntering bleekhij op latere leeftijd toch ook open testaan voor de nieuwe denkbeelden vande economische geografie. Een strevennaar volledigheid is een ander kenmerkvan het werk van Schuiling. Beknoptereversies van genoemde leerboeken ble-ken dan ook nodig om gebruikers opscholen niet af te schrikken. De kroon

op zijn levenswerk Aardrijkskunde van Nederland kon echter ongestoord uit-groeien tot een geografische encyclope-die, kortweg Nederland getiteld (zesdedruk, 1934-1936), in twee delen met1900 pagina's, 400 figuren en maar liefst100 kaarten. Opmerkelijk is verder datSchuiling (net zoals de kamergeleerdenP.J. Veth en C.M. Kan) nooit in Neder-lands Indië is geweest, en toch, gezienzijn leerboeken, artikelen en kaarten opdit gebied, als een Indiëkenner be-schouwd kan worden. Originele ideeënover geografie en het onderwijs daarin,een streven naar volledigheid en veelkennis van Indië: de ingrediënten vooreen grootse wandkaart van NederlandsOost-Indië waren aanwezig.

De geheele eilandenwereld

De ideeën van de evolutionist Wallacezijn vooral door de vertaling door Vethvan The Malay Archipelago (1869) in

Nederland bekend geworden. Wallaceverdeelde de Indische archipel in eenAziatisch en een Australisch gedeeltevolgens een lijn door de straten van Ma-kasar en Lombok. In de jaren '80 werddeze 'grenslijn van Wallace' steeds meerin twijfel getrokken. Ook Schuiling inte-resseerde zich natuurlijk voor deze na-tuurlijke indeling, en schreef er in 1888een uitvoerig artikel over9, waarbij hijtwee nieuwe continentale grenslijnenvoorstelde (de '100 vadem'-dieptelijnenlangs de twee continenten) met daartus-sen een overgangsgebied. Een zienswij-ze die de tand des tijds beter heeftdoorstaan dan die van Wallace. Hetartikel is echter ook te zien als een ver-antwoording van de in zijn handboekNederland tusschen de Tropen(1889)gehanteerde indeling van de archipel invijf groepen: Aziatisch Insulinde, Cele-bes, Timor groep, Molukken en Austra-lisch Insulinde. Uit het artikel en hethandboek blijkt dat Schuiling Neder-lands Indië in eerste instantie beschouw-

25STE JAARGANG 2006 NR. 14 CAERT-THRESOOR

3. Stroomgebied van

de Mahakam; boven:

fragment van de

expeditiekaart van

A.W. Nieuwenhuis17,

onder: fragment van

de Schoolkaart van

Insulinde.

de als een onderdeel van een uitzonder-lijk uitgebreide eilandenbrug tussen tweecontinenten. Tien jaar voor de publicatiein 1898 zal een deel van het kaartont-werp van de 'Schoolkaart van Insulinde' dan ook al vastgestaan hebben voorSchuiling met als kaarttitel de van Multa-tuli afkomstige term 'Insulinde' (ofteweleilandenwereld), en niet de gebruikelij-ke, staatkundige term 'NederlandschOost-Indië'. Een afbeeldingsvlak dat deverbindingen met Azië en Australië dui-delijk naar voren brengt. En verder eengedetailleerde weergave van zeedieptenen vulkanische activiteit aangezienbeide een rol spelen bij de overgangvan het ene continent naar het andere.Het uiteindelijke resultaat is in afbeel-ding 2 weergegeven. De voor de detail-lering noodzakelijke schaal van1:2.700.000, het gekozen afbeeldings-vlak en de grote inzetten leverden eenuit twaalf bladen opgebouwde wand-kaart op van 2.0 m hoog en 2.5 mbreed, hetgeen deze kaart, in iedergeval wat betreft oppervlakte, tot eenvan de grootste, Nederlandse wandkaar-ten maakt. Vooral de drie verbindingenmet Azië (Nicobaren en Andamanen;Malakka; Filipijnen en Taiwan) komen

goed naar voren, en '[dat] was op eenewandkaart van Indië nog niet toegepast'.4

De drie grote inzetten {Sumatra,1:1.350.000;Java enMadoera, 1:900.000;De voornaamste Molukken en de Mina-hasa, 1:900.000)zijn natuurkundig inge-deeld, maar (ietwat onverwachts gezienSchuilings voorkeuren) de hoofdkaart isstaatkundig ingedeeld. Uit een korte toe-lichting van Schuiling in een fondscata-logus van Thieme (1901) blijkt dat hetstaatkundige overzicht bedoeld was omde kaart niet alleen voor middelbarescholen maar ook voor lagere scholeninteressant te maken. Het valt echter tebetwijfelen of veel lagere scholen het indie tijd aangedurfd hebben zo'n grote,gedetailleerde en relatief dure wand-kaart aan te schaffen.

Op zoek naar de bronnenvan Schuiling: een reisdoor Borneo en de Groote Oost

Een 'Opgave der Bronnen' in bovenge-noemde atlas van Dornseiffen is eengunstige uitzondering op de regel dat'in de kartografie, vroeger en nu, zeldenvoorgekomen [is] dat de bron genoemd

wordt'.10 Voor school(wand)kaartengeldt deze regel helaas ook vrijwel al-tijd, en zo ook voor de Schoolkaart van Insulinde. Om toch te kunnen achterha-len hoe Schuiling deze wandkaart heeftgecompileerd, en of 'al de belangrijkstebijdragen' zijn gebruikt, zit er niets an-ders op dan een groot aantal (schets)-kaarten die als bron kunnen hebben ge-diend te vergelijken met delen vanSchuilings kaart. Deze zoektocht naarde bronnen zal ons voeren over dezeeën naar Borneo, Celebes, de Moluk-ken en Nederlands Nieuw-Guinea. Dein 1898 beschikbare, topografische kaar-ten van Java, delen van Sumatra, Bang-ka, Blitoeng en delen van de KleineSoenda-eilanden (Bali, Lombok, Soem-ba) vormden voor deze gebieden uiter-aard de voor de hand liggende gege-vensbronnen. De spellingswijze van denamen in dit artikel is gelijk aan die opde Schoolkaart van Insulinde, dieSchuiling overgenomen heeft van de in1897 door een commissie van hetKNAG samengestelde Woordenlijst van eenige aardrijkskundige namen in Nederlandsch Oost-Indië.

De zeeën: 'nog altijd ontbreken velebelangrijke loodingen'

In het in 1898 nog jonge wetenschaps-gebied van de oceanografie vormden dezeeën van de Indische archipel, methun complexe afwisseling van ondieperandzeeën en diepe bekkens, een uitno-digend studie-object. Een vooraanstaandoceanograaf, O. Krümmel, publiceerdein 1882 al een dieptekaart van dit ge-bied11, en wat later werd het zeebo-demreliëf in kaart nr. 25 (1888) van dePhysikalischer Atlas van (Hermann)Berghaus weergegeven. Dat Schuilingdergelijke publicaties goed bijhieldblijkt alleen al uit het feit dat hij alseerste de van Krümmel afkomstige term'Austraalaziatische Middelzee' in Neder-land introduceerde. Bij het bovenge-noemde artikel over de grenslijn vanWallace (1888) voegde Schuiling een uitde kaarten van Krümmel en Berghaussamengestelde dieptekaart. VolgensBerghaus was deze echter niet 'samen-gesteld' maar 'einfach kopiert' uit zijnPhysikalischer Atlas.12 In feite is Schui-lings dieptekaart een knappe generalisa-tie van Berghaus' kaart, maar waar-schijnlijk heeft Schuiling zich dezekritiek toch aangetrokken. De voorstel-ling van de zeediepten op de School-

CAERT-THRESOOR 15 25STE JAARGANG 2006 NR. 1

4. West- en Midden-

Ceram; boven: fragment

van een kaart in 'Reisen

in den Molukken' van

K. Martin (1894), onder:

fragment van de

Schoolkaart van

Insulinde.

kaart van Insulinde is namelijk nietmeer gebaseerd op bestaande kaartenmaar geheel opnieuw getekend. Met be-hulp van drie tinten blauw en drie diep-telijnen zijn zes dieptezones aangegeven(zie afbeelding 4 onder; blijkbaar warenzes blauwtinten financieel niet haalbaar).Dieptecijfers staan niet vermeld, maartoch is na te gaan, dat de tot 1898 opkaarten en in tijdschriften gepubliceerde'loodingen'13 zorgvuldig zijn gebruiktvoor het construeren van de dieptezo-nes. De Nederlandse zeekaart Oost-Indi-sche Archipel (oost- en westblad, schaal1:3.000.000)uit 1897 geeft een grootaantal van deze peilingen, waarbij hetechter niet is aangedurfd om hieruitdieptelijnen af te leiden. Vooral diepzee-peilingen, vrijwel altijd van buitenlandsediepzee-expedities, waren er in 1898 nogveel te weinig, waardoor Schuiling nood-zakelijkerwijs flink wat fantasie gebruiktmoet hebben voor het tekenen van dedieptelijnen. Pas door de resultaten vande Siboga-expeditie (1899-1900) en deSnellius-expeditie (1929-1930) zoudenwerkelijk betrouwbare dieptekaarten mo-gelijk worden. Onder Lombok tekentSchuiling een klein gebiedje van meerdan 6000 m diep, wat echter maar opéén meting van 6205 m (kabelschip 'Re-corder', 1888) gebaseerd is. Deze diepte-zone kan desondanks beschouwd wor-

den als een Ja va-trog avant-la-lettre. Ookde betrouwbaarheid van de zeediepte-metingen liet te wensen over. Een in1885 door de Duitse bark 'Karl' gevon-den zeebank tussen Celebes en Boeroemet een diepte van slechts circa 100 m14

blijft nog jarenlang rondspoken op diver-se kaarten (de genoemde kaarten vanBerghaus en Schuiling uit 1888, Stieler'sHandatlas (1890), zeekaarten en zelfsnog op de overzichtskaart (1901) in detweede druk van de atlas van Stemfoorten Ten Siethoff). Rondspoken is hetgoede woord, aangezien tijdens de Sibo-ga-expeditie vastgesteld is dat de BandaZee op die plaats maar liefst circa5000 m diep is. De stoere Drent hadgeen Siboga-expeditie nodig om dezespookbank al in 1898 uit de Schoolkaart van Insulinde te verjagen.

Borneo: 'fantasiebergketenenen ronddoolende rivieren'

In tegenstelling tot de kartering van deZuider- en Oosterafdeling, was het inde kartering van de Westerafdeling vanBorneo aan het einde van de 19deeeuw wel gedaan met aan de fantasieontleende bergen en rivieren. 'Een dermeest spectaculaire verrichtingen uit degeschiedenis van de Topografische

Dienst (TD) van Nederlands-Indië'15, deop astronomische plaatsbepalingen ge-baseerde topografische opneming vande Westerafdeling (1886-1895), liet nietveel meer aan de verbeelding over. Degeoloog G.A.F. Molengraaff maaktedankbaar gebruik van deze opnemingdoor zijn verslag van een expeditie naarde Boven-Kapoeas (1893-1894) in hetvooraanstaandePetermanns Geographi-sche Mitteilungen te voorzien van eendoor de TD getekende 'Stromkarte vonWest Borneo'.16 Deze kaart heeft Schui-ling gebruikt voor de kustlijnen en ri-vieren in de Westerafdeling en in dezuidwesthoek van de Zuider- en Ooster-afdeling. De bergtekening heeft hij di-rect aan de bovengenoemde topografi-sche kaarten ontleend. Was de eerstelandkaartbron dus niet moeilijk te vin-den, de TD zal tijdens de rest van onzezoektocht in Borneo en in de GroteOost maar een bescheiden rol spelen.

Voor het stroomgebied van de Mahakammoest Schuiling gebruik maken van dekaart bij het verslag van een anderesuccesvolle expeditie dwars door Bor-neo (1896-1897) onder leiding van dearts-etnoloog A.W. Nieuwenhuis17 (zieafbeelding 3). Deze kaart week 'op ver-bluffende wijze af van alle bestaande'18,en gaf een sterke verbetering van hetkaartbeeld van Midden- en Oost-Bor-neo. Daarom mocht Schuiling van gelukspreken dat hij deze in januari 1898 inPetermanns Geographische Mitteilungen gepubliceerde kaart nog net kon opne-men in zijn Schoolkaart van Insulinde. Ook voor het gebied tussen West-Bor-neo en het Mahakam-stroomgebied le-verde dit Duitse tijdschrift de kaartbron:Der Südosten von Borneovan de mijnin-genieur G. Schneiders.19 Nederlandsezeekaarten van het 'Hydrographisch Bu-reau', in ieder geval Oostkust Borneo:Van Batoe Tinagat tot Tarakan (1892),heeft Schuiling voor de kustlijnen in hetnoordoosten gebruikt. Voor het EngelseNoord-Borneo is uitgegaan van een En-gelse kaart in het in 1890 uitgegevenHandbook of British North Borneo.20

Van deze kaart echter niet de grens tus-sen het Engelse en Nederlandse gebiedin het noordoosten, die, hoe kon hetook anders, veel te zuidelijk lag. Eentraktaat van 1892 legde die grens vastop 4° 10' N.B., en nam daarmee bij veelgoede vaderlanders een hoop zorgenweg.

25STE JAARGANG 2006 NR. 1 16 CAERT-THRESOOR

5. Noordkustvan Neder-

lands Nieuw-Guinea;

boven: fragment van een

kaart van F.S.A. de

Clercq37, onder: fragment

van de Schoolkaart van

Insulinde.

Celebes: 'het geheimzinnige waasdat groote deelen ervan nóg bedekt'

De 19de-eeuwse, gecompileerde zee-kaarten op de schaal1:1.000.000vanhet 'Hydrographisch Bureau' in Bataviawaren niet altijd betrouwbaar, maar des-ondanks een onontbeerlijke informatie-bron voor kaartenmakers. Dit gold ookvoor Schuiling, want alle kustlijnen vanCelebes op de Schoolkaart van Insulin-de zijn verkregen door een zorgvuldigegeneralisatie van deze zeekaarten (bij-voorbeeld Oostkust Celebes: Blad I,1893). Het invullen van het binnenlandwas echter minder eenvoudig, aange-zien er alleen bruikbare topografischekaarten beschikbaar waren van het zui-delijk gedeelte van de zuidarm (Kaart van Zuid-Celebes,1:200.000, 1886) envan het oostelijk gedeelte van de noor-darm (Kaart van de Minahassa door deoud-resident van Menado, Van Musschen-broek, 1:100.000, 1878). De kaart van VanMusschenbroek was ook al gebruiktvoor de atlas van Stemfoort en Ten Siet-hoff (1883-1885). De weergave van deMinahasa bij Schuiling (1:900.000) isdan ook vrijwel gelijk aan die in deatlas (1:800.000). Andere gelijkenissentussen schoolkaart en atlas zijn vrijwelniet aan te wijzen, hetgeen illustreerthoe sterk het kaartbeeld van Nederlands

Indië in de jaren '80 en '90 aan veran-dering onderhevig was. De ontdekkingvan en het onderzoek naar de talrijkemeren van Celebes zijn duidelijke voor-beelden daarvan. De Utrechtse geoloogA. Wichmann deed onderzoek naar hetontstaan van deze meren, en publiceer-de in 1893 een kaartDie Binnenseen von Celebes, waarvan onderdelen terugzijn te vinden in de Schoolkaart van In-sulinde (Tempe-meer en omgeving).21

Het Limbotoe-meer in de noordarm isontleend aan een kaart van de assistent-resident van Gorontalo G.W.W.C. baronvan Hoévell in het tijdschrift van hetKNAG.22 Het meeste opzien baardenechter de ontdekkingsreizen in 1893-1896 van de Zwitserse zoölogen P. en F.Sarasin (neven maar in de literatuur ookvaak broers genoemd). Of in de woor-den van Schuiling: 'door de Sarasinskreeg de kaart van Celebes een nieuwvoorkomen'.23 Een groot aantal meren(waaronder Poso en de nog geheel on-bekende Matanna en Towoeti) en rivie-ren heeft Schuiling overgenomen vande door de Sarasins in 1894-1896 gepu-bliceerde voorlopige kaartontwerpen.24

Ontdekkingsreizigers als de Sarasinshadden in Midden-Celebes echter ge-duchte concurrenten aan de zendeling-geografen Kruijt en Adriani. Kruijt wasin 1894 de Sarasins te snel af met de

publicatie van een kaart van het Poso-meer.25 Schuiling koos toch voor deSarasin-variant van dit meer, waarschijn-lijk omdat de Zwitserse kaart gebaseerdwas op astronomische plaatsbepalin-gen.26 Als een soort troostprijs voor deonverschrokken zendelingen heeft Schui-ling wel het kleine, door Adriani enKruijt in 1897 (her)ontdekte Lindoe-meerafgebeeld.27

De Molukken: 'het eiland moesttoch ook een zuidkust hebben'

Voor het selecteren van de door Schui-ling gebruikte kaartbronnen zoudenkaarten, waarin een groot aantal weerga-ven van een bepaald gebied met elkaarworden vergeleken, handig zijn geweest.Helaas is daar maar één voorbeeld vangevonden: Voorstelling van eenige ei-landen en groepen der Molukken (etc.) van de eerste hoogleraar in de geogra-fie C.M. Kan.28 De zeventien weergavenvan Boeroe, Kei-eilanden en Aroe-eilan-den in atlassen en kaarten (periode1872-1886) blijken niet alleen alle he-melsbreed van elkaar te verschillen,maar ook van de weergave van dezeeilanden op de Schoolkaart van Insu-linde. De kaartbronnen van Schuilingdateren dan ook doorgaans uit de peri-ode 1888-1898, hetgeen ook geldt voorde hierna volgende, voor de Molukkengebruikte bronnen. Tien jaar oud, maarin 1898 nog steeds de meest gedetailleer-de, was de Kaart van het Noorder Schiereiland van Halemahera van luite-nant en Halmaheira-kenner C.F.H. Cam-pen.29 Schuiling heeft zo veel detailsvan deze kaart overgenomen, dat duide-lijk zichtbaar is dat de minder gedetail-leerd weergegeven rest van Halmaheiravan een andere bron afkomstig is (zee-kaart Moluksche Archipel). In 1892 ver-scheen een andere gedetailleerde, doorSchuiling gebruikte kaart, ditmaal vaneen luitenant ter zee, H.O.W. Planten:Kei] of Ewaf Eilanden}® Deze veelge-prezen kaart was het resultaat van eenvan de weinige 19de-eeuwse expeditiesvan het KNAG die wel konden wordenuitgevoerd. De dertien kaarten van Boe-roe, Ceram en andere eilanden rond deBanda Zee in het standaardwerk De Sluik- en Kroesharige Rassen tusschen Selebes en Papua(1886) van de oud-re-sident van Timor en Ambon J.G.F. Rie-del zijn alle niet gebruikt. Dat Schuilingniet op de hoogte was van dit werk isniet goed voorstelbaar. Waarschijnlijker

CAERT-THRESOOR 17 25STE JAARGANG 2006 NR.

is het dat Schuiling het eens was met dekritiek van Kan op Riedels kaarten:geen schaalvermelding en 'dikwijls aanopgaven van inlanders ontleend'.31 Methet standaardwerk van de Leidse geo-loog K. Martin Reisen in den Molukken (eerste deel 1894) had Schuiling wel-licht meer affiniteit. De kustlijnen en ri-vieren van Boeroe en Ceram op deSchoolkaart van Insulinde zijn van eenkaart in dit boek afgeleid (zie afbeel-ding 4). Maar ook hier is weer sprakevan compilatie: de gebergtetekening vanCeram is overgenomen van twee grote,fraaie kaarten van de ook in de Moluk-ken actieve baron Van Hoëvell.32 Som-mige bergketens van de baron moestendaarbij wel iets verlegd worden om derivieren van Martin toch de weg naar dezee te kunnen laten vinden.

Nederlands Nieuw-Guinea:'zwijgende wapenborden houdendaar het Nederlandsche gezag hoog'

Het is niet moeilijk om in de 'Insulin-de'-kaart van de Beekman-SchuilingSchoolatlas van de Geheele Aarde dehand van de tweede auteur te zien. Inde achtste druk (1927) van deze atlasstaat in Nieuw-Guinea nog vermeld'Onbekend Binnenland'. Zeker in de19de eeuw was de kartering van Nieuw-Guinea beperkt tot het tekenen vankustlijnen, baaien en vanaf de zee zicht-bare, al of niet met sneeuw bedektebergtoppen. Niet verwonderlijk dan datde eerste, grote compilatiekaart vanNieuw-Guinea van het 'TopographischBureau' (schaal 1:2.000.000, 1897) gro-tendeels gebaseerd is op zeekaarten vanhet 'Hydrographisch Bureau' (voorna-melijk Noordkust Nieuw GuineaenZuid Westkust Nieuw Guinea).Schuilinghad eenvoudig deze compilatiekaartkunnen overnemen, maar de ernstigekritiek in de Indische Gids van 1890van de oud-resident van Ternate F.S.A.de Clercq33 op de uit 1889 daterendezeekaart Noordkust Nieuw Guineaheefthem wellicht doen besluiten zijn eigencompilatie te maken. De kaarten in destandaardwerken over Nieuw-Guineavan Robidé van der Aa (1879)34 enHaga (1884)35 waren voor Schuiling nietbruikbaar, want beide zijn gebaseerd opde verouderde in 1875-1876 opgenomenNieuw-Guinea-kaart van P. Swaan.36 DeClercq bleek echter niet alleen kritiek tekunnen leveren, maar publiceerde ookin 1893 de kaart West en Noordkust van

Nederlandsch Nieuw-Guinea?1 Dezevinden we grotendeels terug op deSchoolkaart van Insulinde (zie afbeel-ding 5). Ook hier kon Schuiling hetcompileren echter niet laten: de Maccluer-golf (nogal grof voorgesteld bij DeClercq), Japen en de Schouten-eilandenzijn toch weer van de bekritiseerde zee-kaart afkomstig. Op Nieuw-Guinea kwa-men zendelingen soms ook met verras-sende vondsten naar voren. Het enigedoor Schuiling getekende meer (Santani)is afkomstig van de zendeling G.L. Bink,die in 1893 een tocht naar de Hum-boldt-baai had gemaakt.38 De zuidwes-telijke kust was nog minder bekend dande overige kusten door de aanwezig-heid van de vele riffen en modderban-ken. Schuiling kon gebruik maken vande in 1895 verbeterde zeekaart van ditgebied. Aangezien Robidé van der Aareeds in 1879 het noordelijk van Kaapd'Urville gelegen Stephen-eiland als nietbestaand had verklaard, zullen we deaanwezigheid van dit eilandje (en alledieptezones eromheen) op de School-kaart van Insulinde maar als eenschoonheidspukkel beschouwen.39

Bevindingen eener zoektocht

In een uitgebreide en lovende recensievan de Schoolkaart van Insulinde doorNiermeyer4 komt de volgende, opval-lende uitspraak voor: Aan den vervaar-diger eener schoolkaart mag men echterniet den eisch stellen dat hij zal doenwat niemand voor hem gedaan heeft:een kritische compilatie van het kaart-materiaal leveren voor de nog niet to-pographisch opgenomen terreinen'. Inhet bovenstaande is echter geprobeerdom aan te tonen dat dit nu precies om-schrijft hoe Schuiling te werk is gegaanbij het samenstellen van de Schoolkaart van Insulinde. Zowel de kritische com-pilatie als de in de Schoolkaart van In-sulinde verwerkte, nieuwe geografischedenkbeelden van Schuiling geven aandat deze schoolkaart ook als een weten-schappelijke bijdrage kan worden ge-zien. Vooral in de 19de eeuw werdenwel vaker geografische zienswijzen uit-gedragen door de uitgave van aard-rijkskundige onderwijsmiddelen. Nietzo vreemd als men bedenkt dat in dietijd een groot deel van de geografiebe-oefenaren als (aardrijkskunde)leraarwerkzaam was (Beekman, Blink, (P.R.)Bos, Niermeyer, Schuiling).Maar er zijn nog meer redenen waarom

de Schoolkaart van Insulinde aandachtverdient. Voor het eerst werd bij hetontwerp van een wandkaart van de In-dische archipel de natuurlijke omgevingals uitgangspunt genomen. Dit komt totuiting in de zorgvuldige weergave vanbergketens (door schaduwering), dodeen werkende vulkanen, het zeebodem-relief, de hydrografie en de verbindin-gen met Azië en Australië. Vooral de ge-detailleerde weergave van de zeedieptenis een moedige poging om op grondvan schaarse gegevens toch inzicht tegeven in deze complexe eilandenbrugtussen twee continenten en twee ocea-nen. Op grond van het reliëf van landen zeebodem op deze kaart uit 1898kan men zich al enigszins voorstellen,dat enkele decennia later de theorie vande platentektoniek met succes op dit ge-bied zou worden toegepast.De Schoolkaart van Insulinde is Schui-lings eerste wandkaart en gaat ookvooraf aan de kaarten van Oost-Indiëvan zijn hand in de Beekman-Schuilingatlas.40 De als geograaf bekend staandeSchuiling toonde zich door deze kaartook als een vaardig kartograaf. De re-censies waren positief: 'een voortreffelijkbeeld van de orohydrographie'41, 'eenuitnemenden indruk'41, 'der Gesamt-Eindruck der Karte ist gut'42, 'het velenieuwe dat deze kaart geeft'.4 Het isdaarom opmerkelijk dat de Schoolkaart van Insulinde een tweede druk nietmeer heeft mogen beleven. De redenhiervan is waarschijnlijk de toenemendeconcurrentie op het gebied van school-kaarten die de uitgever van deze kaart,W.J. Thieme, ondervond van uitgeverijJ.B. Wolters. Zoals het succes van deBosatlas het einde inluidde van de min-stens zo fraaie Beekman-Schuilingatlas43, zo lieten de derde (1905) envierde (1913) druk van de Wandkaart van Nederlandsch Oost-Indië van devermaarde RR. Bos (e.a.) geen ruimtemeer over voor een nieuwe, kostbareuitgave van de Schoolkaart van Insulin-de.

Doordat de Schoolkaart van Insulinde een vrij compleet overzicht geeft van deIndische cartografie en uitgegeven is inhet jaar 1898, geeft deze kaart een sa-menvatting van wat er in de 19de eeuwop karteringsgebied bereikt is in Indië.De hierboven genoemde kaartbronnengeven een goede indruk van de grotegevarieerdheid van het gebruikte kaart-materiaal. Naast topografische en hydro-grafische kaarten speelt de particulierecartografie een belangrijke en, voor

25STE JAARGANG 2006 NR. 1 18

sommige eilanden, een overheersenderol: (schets)kaarten van expeditieleden,militairen, bestuursambtenaren, mijnin-genieurs, reizigers, zendelingen en mis-sionarissen, zoals die zeer verspreidverschenen als losse uitgaven of in di-verse boeken en tijdschriften. Afhanke-lijk van de beschikbaarheid van dezekaarten was de compilatiewijze voor elkeiland weer verschillend. De zoektochtnaar de bronnen van Schuiling maakteduidelijk dat Schuiling goed bekendmoet zijn geweest met de uitgebreideliteratuur over Indië, en dat hij voor deSchoolkaart van Insulinde inderdaad 'alde belangrijkste bijdragen' tot de carto-grafie van Insulinde gebruikt heeft. Deoproep van Kan in 188844 heeft 'destoere werker' blijkbaar goed in zijnoren geknoopt: 'De taak, de plicht, deontbrekende schakels in de keten tesmeden [is] aan ons, de Heerenvan In-sulinde.'

Dankwoord

Met dank aan drs. S. de Meer van hetMaritiem Museum Rotterdam voor hulpbij het zoeken naar de juiste zeekaarten.

Noten

T.A.G.: Tijdschrift van het (Koninklijk) Neder-

landsen Aardrijkskundig Genootschap (Tweede

serie); P.G.M.: Petermanns Geographische

Mitt(h)eilungen

1. Becht, H.E., Tachtig jaar. - In: Weekblad Gym-

nasiaal en Middelbaar Onderwijs 30 (1933-

1934), blz. 1151-1154.

2. Velde, P.G.E.I.J. van der, Van koloniale lobby

naar koloniale hobby. - In: K.N.A.G. Geogra-

fisch TijdschriftXXU (1988), blz. 211-221.

3. Zie de op blz. 154 door Timmerman genoemde

kaarten van de gehele archipel onder het

lemma Kaartbeschrijving in de eerste druk

van de 'Encyclopédie van Nederlandsch-

Indië (1897).

4. Niermeyer, J.F., Schoolkaart van Insulinde. -

In: T.A.G. XVI (1899), blz. 361-364.

5. Zie de eerste twee hoofdstukken in het ge-

denkboek ter gelegenheid van de 70e verjaar-

dag van R. Schuiling Geografische Bijzonder-

heden. - [Groningen, 1924].

6. Verwoerd, H.E., Schoolatlassen en aardrijks-

kundige leerboeken van Beekman en Schui-

ling. - [Uithoorn], 1979. - (Bibliografische bij-

dragen; nr. 10).

7. Schuiling, R., Oude meervlakten op Java. - In:

Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Vol-

kenkunde 13 (1898), blz. 233-252.

8. Kan, C.M., Litteraturbericht Nr. 918. - In:

P.G.M. 38 (1892).

9. Schuiling, R., De grenslijn van Wallace eene

continentale grens. - In: T.A.G. V (1888), deel

2, blz. 523-560.

10. Koeman, C, Oude wandkaarten. - In: Mede-

delingen van de Nederlandse Vereniging voor

Zeegeschiedenis3G (1978), blz. 5-10.

11. Krümmel, 0., Tiefenkarte. - In: Zeitschrift für

Wissenschaftliche Geographie III (1882), Tafel 1.

12. Berghaus, H., Litteraturbericht Nr. 861. - In:

P.G.M. 35(1889).

13. Zie bijvoorbeeld Supan, A.- In: P.G.M. 35

(1889), blz. 168-170, P.G.M. 38 (1892), blz. 31-37

en Kan, C.M. - In: T.A.G. XII (1895), blz. 363-394.

14. Niermeyer, J.F., Zeediepten in den Oost-Indi-

schen Archipel. - In: T.A.G. II! (1886), deel 1,

blz. 485-488.

15. Ormeling sr., F.J., J.J.K. Enthoven (1851-1925).

- In: Kartografisch TijdschriftYXU (1996) 2, blz.

7-14.

16. Molengraaff, G.A.F., Stromkarte von West

Borneo. - In: P.G.M. 41 (1895), Tafel 14.

17. Nieuwenhuis, A.W., Karte des Mahakam-Flus-

ses in Borneo. - In: P.G.M. 44 (1898), Tafel 2.

18. Niermeyer, J.F., De taak van het Aardrijkskun-

dig Genootschap in den Indischen Archipel. -

In: T.A.G. XVI (1899), blz. 342.

19. Schneiders, G., Der Südosten von Borneo. -

ln:PG./W.40(1894), Tafel 3.

20. De kaart zit verstopt in de band van het

Handbook of British North Borneo. - London,

1890.

21. Wichmann, A., Die Binnenseen von Celebes. -

In: P.G.M. 39 (1893), Tafel 16.

22. Hoëvell, G.W.W.C. baron van, Schetskaart der

distrikten rond de hoofdplaats Gorontalo. - In:

7TAG.VIII (1891), Kaart I.

23. Schuiling, R., Neerlands Koloniën. - Zutphen,

1907.- blz. 102.

24. Sarasin, P. en F. Sarasin, Vorläufiger Karten-

Entwurf etc. - In: Zeitschrift der Gesellschaft

für Erdkunde zu Berlin 29 (1894), Tafel 13,

idem 30 (1895), Tafel 15 en in: Verhandlungen

der Gesellschaft für Erdkunde zu Berlin 23

(1896), Tafel 3.

25. Kruijt, A.C., Naar het meer van Posso. - In:

Mededeelingen Nederlandsche Zendelingge-

nootschap XXXVIII (1894), blz. 1.

26. Hoekstra, J.F., Het Possomeer. - In: T.A.G. XIII

(1896), blz. 439-445.

27. Adriani, N. en A.C. Kruijt, Van Posso naar Pa-

rigi, Sigi en Lindoe. - In: Mededeelingen Ne-

derlandsche Zendelinggenootschap XLII

(1898), blz. 369.

28. Kan, C.M., Voorstelling van eenige eilanden

etc . - In : TAG. V (1888), Kaart V.

29. Campen, C.F.H., Kaart van het Noorder Schier-

eiland van Halemahera. - In: Bijdragen Ko-

ninklijk Instituut Taal-, Land- en Volkenkunde

van Nederlandsch-lndië Reeks 5, III (1888), bij

blz. 154.

30. Planten, H.O.W., Keij of Ewaf Eilanden. - In:

T.A.G. IX (1892), Kaart XVII.

31. Kan, C.M., De belangrijkste reizen der Neder-

landers etc. - In: T.A.G. VI (1889), deel 1, blz.

553.

32. Hoëvell, G.W.W.C. baron van, Schetskaart van

Seran. - In: T.A.G. XIII (1896), Kaart III.

33. Clercq, F.S.A. de, Kaart der Noordkust van

Nieuw-Guinea etc. - In: Indische GidsXW

(1890), blz. 1358-1364.

34. Robidé van der Aa, P.J.B.C, Reizen naar Ne-

derlandsch Nieuw-Guinea. - 's-Gravenhage,

1879.

35. Haga, A., Nederlandsch Nieuw-Guinea en de

Papoesche Eilanden. - Batavia, 1884.

36. Swaan, P, Nieuw-Guinea en aangrenzende

eilanden. - In: T.A.G. (Eerste Serie) III (1879),

Kaart X.

37. Clercq, F.S.A. de, West en Noordkust van Ne-

derlandsch Nieuw-Guinea. - In: T.A.G. X

(1893), Kaart V.

38. Tocht van den zendeling Bink naar de Hum-

boldts-baai. In: T.A.G. XI (1894), blz. 325.

39. Horst, D.W., Een nieuwe kaart. - In: T.A.G. XIX

(1902), blz. 412-414.

40. Koeman, C. en H.J.A. Homan, Atlantes Neer-

landici, Volume VI. - Alphen aan den Rijn,

1985.

41. Hoekstra, J.F., Schoolkaart van Insulinde. - In:

Museum 1 (1899), blz. 129-130.

42. Hk., Schoolkaart van Insulinde. - In: Geogra-

phischer Anzeiger \ (1900), blz. 68.

43. Ormeling sr., F.J., Honderd jaar Bosatlas. - In:

Kartografisch Tijdschrift III (1977) 4, blz. 22.

44. Kan, C.M., Bodemgesteldheid der eilanden en

diepte der zeeën van den Indischen archipel.

- In: T.A.G. \l (1888), deel 1, blz. 227.

Summary

R. Schuiling's Schoolkaart van Insulinde:

A survey of the cartography in the Dutch East

Indies in 1898 on five m 2 / Lowie Brink

In 1898 the already famous geographer

R. Schuiling published a large-sized school wall

map of the Malay Archipelago. In the design of

this map, as well as in his other work, the

importance of the natural environment was the

underlying principle, as shown by the careful

representation of oro-hydrography, sea depths,

volcanic activity and the transition between the

two continents. Furthermore, by compiling this

wall map from a large number of available

cartographic sources (official and private),

Schuiling presented a summary of 19th-century

cartographic achievements in the Dutch East

Indies.

CAERT-THRESOOR 19 25STE JAARGANG 2006 NR. 1