Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug …Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug...
Transcript of Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug …Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug...
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
1
[Onderzoeksrapport ]
Een onderzoek naar het gebruik van
Natuurbrug Zanderij Crailoo door verschillende dagvlindersoorten.
F. van Doormaal L. van Turnhout
Afbeelding 1 Oranje Luzernevlinder
Afbeelding 2 Icarusblauwtje
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
2
Onderzoeksrapport Een onderzoek naar het gebruik van natuurbrug “Crailoo”
door verschillende dagvlindersoorten.
In opdracht van stageaanbieder: Altera Wageningen, Edgar van der Grift
15 september 2009, Hilversum
Auteurs: Femke van Doormaal Linda van Turnhout
Afbeelding 1: Oranje Luzerne vlinder, © Femke van Doormaal, 2009 Afbeelding 2: Icarusblauwtje, ©Linda van Turnhout, 2009
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
3
Voorwoord
Het zou voor ons niet mogelijk zijn geweest om dit rapport te kunnen schrijven als wij naast onze werkzaamheden voor onze stage bij Alterra, zelf geen aanvullend onderzoek mochten uitvoeren. Daarvoor willen wij ten eerste Edgar van der Grift hartelijk danken voor deze gelegenheid. Evenzeer willen wij zijn collega’s, Jolanda Dirksen en Fabrice van Ottburg hartelijk danken voor al hun hulp. Naast de medewerkers van Alterra willen wij Pascal Huybers en alle vrijwilligers van vlinder- en libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek hartelijk danken voor alle informatie, data en hulp die zij ons aangereikt hebben. Zonder hen was het niet mogelijk geweest dit onderzoek te starten. Als laatste, het Gooisch Natuurreservaat voor de mogelijkheid voor het onderzoek en al de steun die zij ons gegeven hebben. Femke van Doormaal
Linda van Turnhout
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
4
Samenvatting Door de voortdurende bebouwing en de aanleg van spoor- en autowegen zijn natuurgebieden steeds vaker van elkaar gescheiden. Zo ook in het Gooi. Door vier barrières in de Zanderij Crailoo, namelijk de drukke provinciale Naarderweg, de spoorlijn Hilversum-Bussum, NS-bedrijventerrein en een sportpark, werd het voortbestaan van planten maar vooral dieren bedreigd. Dit is niet alleen in het Gooi maar overal in Nederland. Hiervoor zijn plannen opgezet om deze gebieden weer met elkaar te laten grenzen zoals het aanleggen van faunatunnel en natuurbruggen. In de kwestie van Crailoo is er in 2006 Natuurburg Zanderij Crailoo geopend. Dit is een 800 meter lange natuurbrug, die de heidevelden van het Gooi en de natuurgebieden van de Utrechtse Heuvelrug verbind, met de natuurgebieden van de Vechtstreek, de 's-Gravelandse buitenplaatsen en het Spanderswoud. Over het gebruik van deze natuurbrug is recentelijk door Van der Grift et al. 2009, van Alterra Wageningen een rapport over opgesteld. Hieruit blijkt dat de natuurbrug goed gebruikt wordt door verscheidende zoogdieren, reptielen en amfibiesoorten (zie Alterra rapport 1906, ISSN 1566 7197 “het gebruik Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier” van der Grift et al 2009). In dit onderzoek willen wij graag te weet komen of de Natuurbrug Zanderij Crailoo, ook waarde geeft aan andere soorten. Gedurende dit onderzoek is daarbij gekeken naar dagvlinders. Hierbij zullen de volgende onderzoeksvragen aanbod komen: 1. Welke dagvlindersoorten komen er in 2009 op de Natuurbrug Zanderij Crailoo voor?
2. Welke dagvlindersoorten komen er in 2009 in de omgeving voor?
3. In welke aantallen komen de dagvlinders op de Natuurbrug Zanderij Crailoo voor?
4. In welke aantallen komen de dagvlinders in de omgeving voor?
5. Wat zijn de verhoudingen tussen deze gebieden?
6. In welke maanden zijn de dagvlinders gezien in de onderzochte gebieden?
7. Wat is de verhouding tussen de secties op de Natuurbrug Zanderij Crailoo?
Op deze manier hopen wij een beeld te creëren over het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo
door dagvlinders. Maar ook over de algemene dagvlinder populatie in deze streek.
Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van lijntransecten. 300 meter lange lijntransecten lagen in
de gebieden: Bussumerheide, Spanderswoud, Zanderij Crailoo en Natuurbrug Zanderij Crailoo.
Tijdens het monitoren zijn vaste regels aangehouden die opgesteld zijn door het Landelijk
Vlindermeetnet. Op deze manier weten we dat er op dezelfde wijze en in dezelfde intensiteit geteld
is door het gehele jaar 2009.
Er zijn in totaal 2832 vlinders geteld in het gehele jaar 2009. Daarbij zijn 22 soorten gezien. Dit zijn de
soorten: Atalanta, Bontzandoogje, Boomblauwtje, Bruin Blauwtje, Bruin Zandoogje, Citroenvlinder,
Dagpauwoog, Distelvlinder, Eikenpage, Gehakkelde Aurelia, Groentje, Groot Dikkopje, Groot
Koolwitje, Heivlinder, Hooibeestje, Icarusblauwtje, Klein geaderd witje, Klein Koolwitje, Kleine Vos,
Kleine Vuurvlinder Oranje Luzerne vlinder en Zwartspriet Dikkopje.
22 soorten zijn gezien op de Natuurbrug Zanderij Crailoo, 22 op de Zanderij Crailoo en 16 soorten in
Bussumerheide. In het Spanderswoud zijn maar 3 soorten aangetroffen. Dit waren de Citroenvlinder,
Bontzandoogje en het Klein koolwitje. Bont zandoogje, Kleine vos, Heivlinder en Dagpauwoog zijn het
meest gezien op Natuurbrug Zanderij Crailoo. Het Bruinblauwtje, Bruin zandoogje, Gehakkelde
Aurelia, Groot dikkopje, Oranje Luzerne vlinder en zwartspriet dikkopje zijn het meest gezien in
Zanderij Crailoo. Bruin blauwtje, Groot dikkopje, Heivlinder, Icarusblauwtje, Oranje Luzerne vlinder
en Zwartsprietdikkopje zijn niet gezien in Bussumerheide. Het Groentje, Hooibeestje, Witjessoorten
en Distelvlinder zijn het meest gezien in Bussumerheide.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
5
Over het algemeen waren de dagvlinder in de maanden juni en juli het actiefste. Echter waren er nog
veel soorten te zien in september was duid op een goed vlinderjaar.
Uit deze resultaten is op te maken dat Natuurbrug Zanderij Crailoo goed bezet is door de dagvlinders
en breid zeker het natuurgebied uit voor vele dagvlindersoorten. Er zijn meer waarnemingen gedaan
op de Natuurbrug Zanderij Crailoo dan in haar omgeving wat betekent de Natuurbrug Zanderij
Crailoo vele soorten aantrekt uit de gehele omgeving aan beide kanten. De natuurbug vormt op deze
manier een habitatcorridor voor de dagvlinders. De dagvlinders verblijven echter voornamelijk op de
zijkanten van de Natuurbrug Zanderij Crailoo en dit vooral aan de westelijke zijde, de kant van de
Zanderij Crailoo. Op de ecoducten – boven het spoor, bedrijventerrein en provincialenweg- zijn de
het minste vlinders gezien.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
6
Inhoudsopgave
VOORWOORD .................................................................................................................................................. 3
1. INLEIDING ................................................................................................................................................ 7
2. GEBIEDSOMSCHRIJVING .......................................................................................................................... 9
2.1 NATUURBRUG ZANDERIJ CRAILOO .................................................................................................................... 9
2.1.1 Karakteristieken van Natuurbrug Zanderij Crailoo ............................................................................ 9
2.1.1 Natuurbrug Zanderij Crailoo als biotoop voor dagvlinders ................................................................. 9
2.2 BUSSUMMERHEIDE “AARDJESBERG” ............................................................................................................... 10
2.2.1 karakteristieke Bussummerheide .................................................................................................... 10
2.2.1 Bussummerheide als biotoop voor vlinders ..................................................................................... 10
2.3 ZANDERIJ CRAILOO ..................................................................................................................................... 11
2.3.1 karakteristieke Zanderij Crailoo ...................................................................................................... 11
2.3.2 Zanderij Crailoo als biotoop voor vlinders ....................................................................................... 11
2.4 SPANDERSWOUD ....................................................................................................................................... 12
2.4.1 Karakteristieken Spanderwoud ....................................................................................................... 12
2.4.2 Spanderswoud als biotoop voor dagvlinders ................................................................................... 12
3. MATERIAAL EN METHODE ..................................................................................................................... 13
3.1 ONDERZOEKSPOPULATIE .............................................................................................................................. 13
3.2 METHODE ................................................................................................................................................ 13
3.2.1 Lijntransecten ................................................................................................................................ 13
3.2.2 Monitoring..................................................................................................................................... 14
3.3 DATA ANALYSE.......................................................................................................................................... 15
3.3.1 Aantal dagvlinder soorten .............................................................................................................. 15
3.3.2 Aantal vlinders ............................................................................................................................... 15
3.3.3 Aantal vlinders op Natuurbrug Zanderij Crailoo per sectie ............................................................... 15
4. RESULTATEN .......................................................................................................................................... 16
4.1 WAARGENOMEN VLINDERSOORTEN ................................................................................................................ 16
4.2 WAARGENOMEN DAGVLINDERS PER MAAND ..................................................................................................... 17
4.3 DAGVLINDERS PER TRANSECT: NATUURBRUG ZANDERIJ CRAILOO, ZANDERIJ CRAILOO EN BUSSUMERHEIDE ...................... 18
4.4 TRANSECT SPANDERSWOUD ......................................................................................................................... 20
4.5 AANTAL VLINDERS OP NATUURBRUG ZANDERIJ CRAILOO PER SECTIE ....................................................................... 20
5. CONCLUSIE............................................................................................................................................. 21
5.1 DAGVLINDERSOORTEN OP NATUURBRUG ZANDERIJ CRAILOO EN HAAR OMGEVING ..................................................... 21
5.2 VLIEGTIJDEN VAN DE DAGVLINDERS ................................................................................................................ 21
5.3 DAGVLINDERSOORTEN PER SECTIE OP DE NATUURBRUG ZANDERIJ CRAILOO .............................................................. 22
5.4 SLOTCONCLUSIE......................................................................................................................................... 23
LITERATUURLIJST ........................................................................................................................................... 24
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Inle
idin
g
7
1. Inleiding
1.1 Achtergrond Door de voortdurende bebouwing en de aanleg van spoor- en autowegen zijn natuurgebieden steeds vaker van elkaar gescheiden. Zo ook in het Gooi. Door vier barrières in de Zanderij Crailoo, namelijk de drukke provinciale Naarderweg, de spoorlijn Hilversum-Bussum, NS-bedrijventerrein en een sportpark, werd het voortbestaan van planten maar vooral dieren bedreigd. (Gooisch natuurreservaat, 2009) Daarvoor is er drie jaar geleden besloten een natuurbrug aan te leggen. Natuurbrug Zanderij Crailoo vormt nu een verbinding met de heidevelden van het Gooi en de natuurgebieden van de Utrechtse Heuvelrug met de natuurgebieden van de Vechtstreek, de 's-Gravelandse buitenplaatsen en het Spanderswoud. Dit is de eerste connectie in het herstellen en samenbrengen van de geïsoleerd geraakte natuurgebieden. (Gooisch natuurreservaat, 2009) De resultaten over het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier is recentelijk gepubliceerd door Alterra Wageningen, E. van der Grift et al. 2009. Hieruit kwam al snel naar voren dat de Natuurbrug Zanderij Crailoo goed als passage gebruikt wordt door verschillende diersoorten. Alle in de omgeving voorkomende dieren zijn op Natuurbrug Zanderij Crailoo aangetroffen. Sommige soorten maken intensief gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo, denk hierbij aan de ree, konijnen, hazen en vossen. Maar ook zeldzamere soorten zijn aangetroffen op de Natuurbrug Zanderij Crailoo zoals als de boommarter, das, bunzing en levendbarende hagedis. De Natuurbrug Zanderij Crailoo is nog aan het ontwikkelen. Zo heeft zij verschillende biotopen, zoals
natte gebieden waar poelen zijn aangelegd, drogere gebieden met gras en heide en halfnatte
gebieden waar pitrus vegetaties te zien zijn. De natuurwaarde stijgt met de tijd en naast het gebruik
van zoogdieren en amfibieën willen wij graag weten wat de Natuurbrug Zanderij Crailoo nog meer
aan waarde heeft voor andere soorten. Daarvoor is er bij dit onderzoek gefocust op dagvlinders.
1.2 Het onderzoek
Dagvlinders komen op bepaalde landschappen voor. Er zijn randvoorwaarden dat een dagvlinder kan
overleven in een gebied. Als eerste, moet ieder stadia van de vlinder zich staande kunnen houden in
het gebied. Als tweede, moet het gebied de waardplant te hebben voor de desbetreffende
vlindersoort. Als laatste moet de vlinder zich goed kunnen oriënteren en overwinteren. Helaas
komen er steeds minder dagvlinders voor door de versnipperende gebieden. De mobiliteit van veel
vlinders (behalve trekvlinders) is gering, door barrières zoals wegen kunnen zij niet oversteken. Dit
houdt in dat kleine terreinen met hoge natuurwaarde niet herbevolkt kunnen worden als een soort
uitsterft (natuurlijk of door toeval). (Wijnhoff et al.2009)
Omdat de dagvlinder specifiek is aan haar biotoop, kan er veel afgeleid worden aan het gebied waar
dagvlinders voorkomen (Wijnhoff et al.2009), zo ook op de Natuurbrug Zanderij Crailoo. Tevens
willen wij weten wat Natuurbrug Zanderij Crailoo te bieden heeft aan verschillende vlindersoorten.
De volgende onderzoeksvragen worden er bij het onderzoek beantwoord:
1. Welke dagvlindersoorten komen er in 2009 op de Natuurbrug Zanderij Crailoo voor?
2. Welke dagvlindersoorten komen er in 2009 in de omgeving voor?
3. In welke aantallen komen de dagvlinders op de Natuurbrug Zanderij Crailoo voor?
4. In welke aantallen komen de dagvlinders in de omgeving voor?
5. Wat zijn de verhoudingen tussen deze gebieden?
6. In welke maanden zijn de dagvlinders gezien in de onderzochte gebieden?
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Inle
idin
g
8
7. Wat is de verhouding tussen de secties op de Natuurbrug Zanderij Crailoo?
1.3 Doel van het onderzoek
Het doel van deze studie is om een beeld te krijgen Natuurbrug Zanderij Crailoo kan fungeren als
habitatcorridor voor dagvlinders en welke dagvlinders hier hun geschikt habitat vinden. Daarbij
wordt er gekeken in welke verhouding de dagvlinders voorkomen in vergelijking met de omgeving.
Deze informatie dient als opzet voor mogelijke vervolgstudies naar het belang van natuurbruggen
zoals Natuurbrug Zanderij Crailoo, mede voor soorten als dagvlinders. Tevens geeft dit verslag en
inzicht in de dagvlinder populatie in het Gooisch Natuurreservaat rondom Crailoo van 2009.
1.4 Aanpak van het onderzoek
In 2009 is met behulp van vrijwilligers, Pascal Huybers van vlinder- en libellenwerkgroep Gooi en
door Femke van Doormaal en Linda van Turnhout veel monitoring plaatsgevonden naar dagvlinders
in de omgeving en op de Natuurbrug Zanderij Crailoo. De monitoring vond wekelijks plaats. Eind
2009 werden er meerdere malen per week gemonitoord.
1.5 Opzet verslag
In hoofdstuk twee zijn de landschappen in de omgeving en Natuurbrug Zanderij Crailoo kort
beschreven. Hierbij wordt onder andere beschreven welke vegetaties er aanwezig zijn en wat voor
waarde deze kunnen hebben voor dagvlinders. In hoofdstuk drie wordt de gebruikte methode
toegelicht. Het zal de monitoring op de Natuurbrug Zanderij Crailoo en in de omgeving volledig
beschrijven en als laatste beschrijven hoe de data verwerkt is. Hoofdstuk vier beschrijft de
bevindingen over het gebruik van de Natuurbrug Zanderij Crailoo van de dagvlinders. Hoofdstuk vijf
geeft een conclusie weer.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Geb
ied
som
sch
rijv
ing
9
2. Gebiedsomschrijving
In dit hoofdstuk zal beschreven worden welke biotopen aanwezig zijn in de vier onderzochte gebieden: Bussumerheide, Spanderswoud, Zanderij Crailoo en Natuurbrug Zanderij Crailoo, met betrekking tot dagvlinders. Tevens zal er in gegaan worden op de waardplanten van de dagvlinders en in welke omgeving deze te vinden zijn. Voor samenstelling van dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van Veldgids dagvlinders nr. 11 KNNV, Beheervisie en beheerplan Gooisch natuurreservaat 2009, Natuur van het Gooi W.J.J. Colaris 1998 en eigen veldwaarnemingen. 2.1 Natuurbrug Zanderij Crailoo
2.1.1 Karakteristieken van Natuurbrug Zanderij Crailoo
De Natuurbrug Zanderij Crailoo is in totaal 800 meter lang en
varieert in breedte van 50 tot 100 meter. De brug overbrugt een
provinciale weg, spoorlijnen en bedrijventerrein. Langs randen van
de brug zijn grondwallen aangelegd van circa 6 meter, dit dient
tegen geluid en licht hinder. Verder is de Natuurbrug Zanderij Crailoo
ingericht met waterpartijen, gras en bos. Er zijn zo verschillende
biotopen aangelegd. De Natuurbrug Zanderij Crailoo bestaat
centraal uit droog grasland, lage struweelvegetatie, heide met
plaatselijke brem. Daarbij zijn er lage zandheuvels tussendoor, die
voor microreliëf zorgen.
Aan de oostelijke- en westelijke toeloop zijn poelen aangelegd die
het gehele jaar waterhoudend zijn. Tevens is er een poel in het midden van de brug aangelegd die
niet het gehele jaar waterhoudend is. Tussen de poelen, aan de oost- en westkant van de Natuurbrug
Zanderij Crailoo, is een leemgreppel aangelegd. Zo zijn er vochtige tot natte biotopen gecreëerd. Hier
groeien vochtige ruigten als pitrus vegetaties. Aan de noordelijke kant van de brug is er bos
aangelegd en groeit nu veel struikgewas. Aan de kant van de recreatiepaden zijn bos en
struweelzonen in ontwikkeling. Als laatste zijn er boomstobben aangebracht over de gehele lengte
van de brug. Dit biedt schuilmogelijkheden voor kleine zoogdieren. (Van der Grift et al. 2009)
2.1.1 Natuurbrug Zanderij Crailoo als biotoop voor dagvlinders
Zoals vermeld, bestaat de Natuurbrug Zanderij Crailoo uit verschillende biotopen. Daarnaast is
Natuurbrug Zanderij Crailoo nog steeds, vol op in ontwikkeling. Door de veelzijdigheid van
Natuurbrug Zanderij Crailoo kunnen ook verschillende dagvlinders zich thuis voelen op de
natuurbrug. Of dit nu is om een mogelijkheid te vinden om te migreren naar andere gebieden of als
leefgebied. De noordelijke zijde zullen voor dagvlinders als Bontzandoogje en Dagpauwoog
aantrekkelijk zijn, dit is de overgang naar Bussumerheide. Het is een bosrand met waar soorten
groeien als brandnetel Urticaceae, die fungeert als waardplant voor de onder andere de
Dagpauwoog en Distelvlinder (Wijnhoff et al. 2009). Geleidelijk gaat deze over in heide. Centraal op
de brug is er veel drooggrasland met heide maar ook met veel mos als Haarmos Polytrichum
commune Hedw. en Pronkmos Isgeterygium elegan Ling. Graslanden en heide vegetaties zijn voor
vele soorten aantrekkelijk is als biotoop. Voorbeelden hiervan zijn het Heideblauwtje en de kleine
Vuurvlinder (Wijnhoff et al. 2009). Op de brug groeien er verscheidene vlinderbloemige als Klaver
Trifolium, Hazenpootje Trifolium arvense en Gaspeldoorn Ulex europaeus.
Afbeelding 3 Aanzicht boven op de Natuurbrug
Zanderij Crailoo, (©Linda van Turnhout, 2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Geb
ied
som
sch
rijv
ing
10
Vlinderbloemige zijn waardplanten voor vlinders als Icarusblauwtje, Heideblauwtje en Oranje
luzernevlinder (Wijnhoff et al. 2009). De overgang van de Natuurbrug Zanderij Crailoo naar Zanderij
Crailoo is erg begroeid aan de westelijke kant. Hier staan naast vlinderbloemige ook composieten als
Koninginnenkruid Eupatorium cannabinum en Jakob kruiskruid Senecio jacobaea. Deze dienen als
waardplant voor onder andere de Distelvlinder (Wijnhoff et al. 2009).
Verbindingswegen tussen verscheidene kerngebieden is voor dagvlinders belangrijk(Wijnhoff et al.
2009). De Natuurbrug Zanderij Crailoo verbindt de heidevelden van de Bussummer- en Westerheide
met het Spanderswoud en Zanderij Crailoo met de daarbij omliggende gebieden. Het zou mogelijk
kunnen zijn dat de Natuurbrug Zanderij Crailoo op deze manier ook als een verbindingsweg voor de
dagvlinders zijn.
2.2 Bussummerheide “Aardjesberg”
2.2.1 karakteristieke Bussummerheide
De Bussummerheide ligt aan de oostelijke kant van Natuurburg Zanderij Crailoo. Het gebied
kenmerkt zich door het veel en lang gebruik door de mens, dit laat zich zien door karrensporen,
grafheuvels, schapenkampjes (Gooisch natuurreservaat, 2009). Op verschillende plekken en aan de
randen van de Bussummerheide zijn verschillende bos plantages te vinden, die kunnen bestaan uit
Zomereik, Grove den, Ruwe berk, Lijsterbes, Amerikaanse vogelkers en Krentenboompje maar het
gebied bestaat voornamelijk uit droge heide (Ministerie van landbouw, natuur en
voedselkwaliteit,2009)
2.2.1 Bussummerheide als biotoop voor vlinders
Door verschillende vegetatietypes van de Bussummerheide: bos, grasvegetatie en heidevegetatie,
zijn vele dagvlinders op hun plaats. Groentje, Heideblauwtje, Kleine vuurvlinder en Heivlinder vliegen
over het algemeen boven de heidevelden, waarbij een duidelijke voorkeur gaat naar delen met hoge
structuurdiversiteit zoals randzones en bomen met jongen teugen aan de stam (Groentje), struwelen
(Heideblauwtje) en heide met enkele hoge bomen afgewisseld door stukken open zand
(Heivlinder)(Colaris, 1998). De Bussummerheide is voornamelijk begroeid met Boskronkel steeltje
Calluna campylopus. Andere begroeiing die er te vinden zijn Kraaiheide Empetrum nigrum, Dopheide
Calluna Ericaheide en Struikheide Calluna vulgaris. Deze heidevegetatie functioneren ook als
waardplant voor verschillende dagvlinders, zo zijn dopheide en struikheide de waardplant voor het
Heideblauwtje en Groentje (Ministerie van landbouw, natuur en
voedselkwaliteit, 2009).
In de Bussummerheide zijn ook verschillende grasvegetaties te vinden
zoals Bochtige smele Deschampsia flexuosa, Pijpestrootje Molinia
caerulea, Veenpluis Eriophorum angustifolium, Borstel gras (Nardus
stricta), kruipend struisgras (Agrostis canina) en Reukgras
(Anthoxanthum odoratum). Deze verschillende grasvegetaties zijn de
waardplanten van dagvlinders zoals het Hooibeestje en
Heivlinder(Wijnhoff et al. 2009). Bussummerheide heeft vrijwel geen
barrières waardoor vlinders een uitgestrekt leefgebied hebben.
Afbeelding 4 Een deel van het transect de
Aardjesberg, op de Bussumerheide. (© Linda van
Turnhout, 2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Geb
ied
som
sch
rijv
ing
11
2.3 Zanderij Crailoo
2.3.1 karakteristieke Zanderij Crailoo Zanderij Crailoo is twee kilometer lang en is te verdelen in drie evenwijdige stroken. Het oostelijke
gedeelte is sportpark Crailoo en bestaat voornamelijk uit sportvelden en een dierenasiel. In het
midden gelegen strook, tussen de Naarderweg en het spoorlijn, bevat bos en waterpartijtjes en
graslanden. Het westelijke gedeelte is een graslandgedeelte, het is een afwisselend gebied met
waterpartijen, voedselrijk tot schraal grasland vegetaties, oevers en eilanden. (Gooisch
Natuurreservaat, 2009) De natuurwaarde van Zanderij Crailoo is rijk aan Salland vegetaties, zowel
droge als vochtige. Bijzondere planten die zich goed gedijen in de Zanderij Crailoo zijn
Duizendguldenkruid Centaurium erythraea, Moeraswolfklauw Lycopodiella inudata en Rode
ogentroost Odontites vernus. Door de Natuurbrug Zanderij Crailoo, worden het oostelijke gedeelte
en westelijke gedeelte met elkaar verbonden. (Gooisch Natuurreservaat, 2009)
2.3.2 Zanderij Crailoo als biotoop voor vlinders Zanderij Crailoo bestaat zoals bovenstaand gemeld uit verscheidene biotopen. Hoofdzakelijk bestaat
het uit bosvegetaties, natte vegetaties en droge graslanden. Hierdoor zijn verschillende dagvlinders
op hun plaats in de zanderij. De drogegraslanden bestaan uit verscheiden grasvegetaties die
aantrekkelijk zijn voor dagvlinders als Bontzandoogje, Bruinzandoogje en het Hooibeestje.
Zanderij Crailoo is tevens erg begroeid. Dit is voornamelijk aan de oostelijke kant naar de overgang
naar de Natuurbrug Zanderij Crailoo. Hier groeien verscheidene composieten als koninginnenkruid
Eupatorium cannabinum. Ook, net als op de Natuurbrug Zanderij Crailoo, is Jakob kruiskruid Senecio
jacobaea in grootte getale aanwezig. Naast composieten groeien er ook vlinderbloemige als
Koningenkruid Eupatorium cannabinum, Verfbrem Genista tinctoria, Gaspeldoorn Ulex europaeu,
Voeder- en Vogelwikke Vicia spp. en Rolklaver Trilifolium spp. Zo groeien er vele waardplanten voor
vlinders als Icarusblauwtje. In grootte getale groeit er Distels onopordum, Teunisbloem Oenothera en
ooievaarsbek Geranium. Ooievaarsbek is waardplant voor het Bruinblauwtje. De bosstroken zijn
begroeid met Eik, Berk en veel bramenstruiken. Dagvlinders als Landkaartje zijn hier op hun plaats.
Voor de Eikenpage is de Eik een waardplant. De Zanderij Crailoo heeft veel begroeiingen dus ook veel
te bieden voor verscheidene dagvlinders. (Gooisch Natuurreservaat, 2009)
Afbeelding 5 Impressie westelijk deel van de Zanderij
Crailoo. (© Linda van Turnhout, 2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Geb
ied
som
sch
rijv
ing
12
2.4 Spanderswoud
2.4.1 Karakteristieken Spanderwoud
Het Spanderswoud is aan de westelijke kant gelegen van de Natuurbrug Zanderij Crailoo. Het
Spanderswoud diende voormalig als productiebos. Het beheer van de afgelopen jaren zorgt ervoor
dat het bos aan het omvormen is naar een natuurlijker, opener bos met heidevegetaties.
Het Spanderswoud bestaat nu uit oud en jong dennenbos, bos van lariks Lariks, douglasspar
Pseudotsuga menziesii, Amerikaanse eik Quercus rubra en fijnspar Picea abies, eikenspaartelgenbos,
oud beukenbos en beukenlanen. Tevens is er veel doodhout.
Door vroegere zandwinning zijn er verscheidene, kronkelende watersingels, ook zijn er sporadisch
heidegebieden en openplekken met heide-en grasvegetaties in het Spanderswoud. Op de overgang
naar de s’Gravenlandse buitenplaatsen bevinden zich weide en akkerlanden. (Gooisch,
Natuurreservaat, 2009)
2.4.2 Spanderswoud als biotoop voor dagvlinders
Het Spanderswoud is hoofdzakelijk een bosrijk gebied waar struikgewas aanwezig is. Het
Spanderswoud biedt overgangen tussen bos en gras- en akkerland. Zo geeft het Spanderswoud
biotopen als bosranden, ruigten, enkele open plekken en vele mogelijkheden voor beschutting in
bijvoorbeeld houtwallen. De Eikenpage, Gehakkelde Aurelia, Koevinkje en het Bont zandoogje zijn
voorbeelden van dagvlinders die dergelijke als biotoop gebruiken.( Wijnhof et al. 2009). Dagvlinders
die gebonden zijn aan specifieke landschappen als heidevelden of kruidenrijke graslanden zijn minder
op hun plaats in het Spanderswoud. Toch zijn er wel enkele open plekken met heide vegetaties, die
er door het huidige beheer en meer zullen gaan komen (Gooisch Natuurreservaat, 2009). Doordat
het Spanderswoud steeds meer opener aan het worden is, wordt het meer toegankelijker voor
migrerende vlinders door te fungeren als “stepping stone” (Wijnhof et al. 2009). Dit vooral voor
minder mobiele soorten die sterk beïnvloed worden door barrières als dichte bossen en wegen
(Wijnhof et al. 2009). De Bussummergrondweg blijft een grote barrière voor minder mobiele
dagvlinders. Dit is een provinciale weg die ligt tussen natuurbrug Crailoo en het Spanderswoud.
Afbeelding 6 Impressiefoto van het
Spanderswoud, (© Linda van Turnhout,2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Mat
eria
al e
n m
eth
od
e
13
3. Materiaal en methode In dit hoofdstuk zal er beschreven worden welke soort dagvlinders er betrokken zijn in het onderzoek.
De methode die gebruikt is voor het onderzoek, is de onderzoekmethode van de vlinderstichting. Door
het gebruik van dezelfde methode, kunnen gegevens vergeleken worden met voorgaande jaren. Tot
slot zal er beschreven worden hoe de data van het onderzoek is verwerkt.
3.1 Onderzoekspopulatie
In Nederland leven er 53 soorten dagvlinders en 2000 nachtvlinders. Voor dit onderzoek worden
alleen de dagvlinders geteld, dit omdat deze vlinders beter te determineren zijn dan de nacht actieve
vlinders.
Dagvlinders zijn te herkennen aan hun vleugels, die ze bij rust verticaal, boven hun lijf houden ( met
uitzondering de dikkopjes). Ook zijn ze herkenbaar aan hun voelsprieten, dagvlinders hebben
draadvormig sprieten met aan het einde en knopje. (Vlinderstichting, 2009)
Echter zullen niet alle soorten op alle plaatsten voorkomen. Sommige dagvlinders zijn trekvlinders en
komen overal voor, andere vlindersoorten zullen alleen in bepaalde landschappen te zien zijn, zij zijn
afhankelijk van de waardplanten die zij nodig hebben. Waardplanten dienen voor voedsel en
broedplaatsen, deze moeten dus aanwezig zijn in de biotoop van de dagvlinder. Ook hebben
dagvlinders een geschikte temperatuur en luchtvochtigheid nodig om te overleven. Dagvlinders zijn
koudbloedig en hebben warmte nodig om hun vliegspieren warm te houden en zo te kunnen vliegen.
Verder hebben dagvlinders een gevarieerde omgeving nodig, dit hebben zij nodig om zich te kunnen
oriënteren. (Wijnhof et al. 2009)
Alle dagvlinders die worden waargenomen door de observator zullen meegenomen worden tot de
onderzoekspopulatie.
3.2 Methode
3.2.1 Lijntransecten
Voor het vlinderonderzoek is
gebruik gemaakt van
lijntransecten. Daarnaast zijn de
richtlijnen van het “Landelijk
meetnet vlinders” gebruikt tijdens
alle monitoringen, zodat iedere
monitoring op dezelfde wijze
uitgevoerd werd. Een lijntransect
bestond uit een lengte van 900
meter. Ieder lijntransect werd verdeeld in drie secties, deze bestaan dus 300 meter per sectie
Er werden vier transecten gelopen in verschillende gebieden (afbeelding 8). Zo werd er een
lijntransect gelopen in de Bussummerheide, deze route lag gelegen bij de Aardjesberg van de
Bussummerheide, de lijntransect van Zanderij Crailoo werd gelopen aan de westelijke kant, deze
begon vanaf het vlonderpad tot aan het kantoor van het Gooisch natuurreservaat. Het transect van
Afbeelding 7: Sector indeling Natuurbrug Zanderij Crailoo (Gooisch natuurreservaat,2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Mat
eria
al e
n m
eth
od
e
14
Natuurbrug Zanderij Crailoo werd over de gehele lengte van de natuurbrug gelopen (zie afbeelding
7). Tot slot het transect van het Spanderswoud, deze route liep midden in het bos bij stuk heide en
grasland.
Afbeelding 8: Locaties lijntransecten: 1 Spanderswoud; 2 Natuurrug Zanderij Crailoo; 3 Aardjesberg( ©Google afbeelding
2010, digitalglobe aerodate international Geo Eye, Kaartgegevens 2010 ©Tele atlas)
3.2.2 Monitoring
Monitoring vond plaats van april 2009 tot en met september 2009. De vrijwilligers zijn 1 maal per
week gaan monitoren. De studenten zijn meerdere malen per week, in maanden augustus en
september, gaan monitoren. Echter, zijn alle transecten evenveel bezocht. Het Spanderswoud is
alleen door de studenten bezocht en daarom alleen in de maanden augustus en september, Dit
transect is daarom niet gelijk aan het aantal bezoeken als de andere transecten.
Alle dagvlindersoorten die werden waargenomen binnen de 2,5 meter, weerszijde, van de
observator en 5 meter boven de observator werden meegenomen in het onderzoek.
Voor het tellen van dagvlinders werden er een aantal voorwaarden gehanteerd, zo kon er alleen
geteld worden met mooi weer. Dit houdt in dat er geteld werd tussen 10:00 en 17:00 uur, zomertijd.
Bij temperaturen van 17 graden Celsius of meer. Bij kouder temperaturen werd de bewolking
meegnomen, er mocht niet meer dan 50 % bewolking aanwezig zijn. Ook werd er gekeken naar de
windkracht, zo werd er niet geteld bij een windkracht van meer dan 5 Beaufort en ook niet bij
neerslag (Van Swaay et al. 2005).
Tijdens het tellen werd er een rustige wandelpas aangehouden, waarbij gestopt mocht worden om
de waargenomen dagvlinders te noteren en te definiëren. De notatie gebeurde op een
observatieformulier, hierbij werd de soort vlinder opgeschreven in de desbetreffende sectie waar de
vlinder is gesignaleerd. Voor het definiëren van soorten vlinders werd er gebruik gemaakt van de
nieuwe veldgids dagvlinders van het KNNV, Wijnhof et al. 2009
Tijdens de observatie in augustus- september, is door weeromstandigheden vier keer niet geteld.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Mat
eria
al e
n m
eth
od
e
15
3.3 Data Analyse
3.3.1 Aantal dagvlinder soorten
Per gebied – Bussumerheide, Zanderij Crailoo en Natuurbrug Crailoo- zal per maand worden bepaald
hoeveel verschillende dagvlindersoorten er zijn waargenomen in 2009. Er wordt een vergelijking
gemaakt van alleen 2009 omdat er zo een zekerheid is, dat er het gehele jaar hetzelfde klimaat was
maar ook dat er op zelfde manier gemonitoord is. Dat wil zeggen, in de zelfde intensiteit en manier.
Als laatste, is er vanaf eindseptember een transect gestart in het Spanderswoud. Van dit transect zal
ook een overzicht gemaakt worden over welke soorten er gezien zijn in het Spanderswoud tijdens de
betreffende maanden.
3.3.2 Aantal vlinders
Om na te gaan of de dagvlinders aangetrokken voelen door de brug wordt er gekeken hoe het aantal
dagvlinders in de omgeving zich verhouden met het aantal dagvlinders op Natuurbrug Zanderij
Crailoo. Dit zal in percentages worden weergegeven. Het transect uit het Spanderwoud zal niet
worden meegenomen in deze analyse omdat de monitoringen pas gestart zijn in augustus. Zo zijn er
beperkte waarnemingen en kunnen geen conclusies uit genomen worden.
3.3.3 Aantal vlinders op Natuurbrug Zanderij Crailoo per sectie
Natuurbrug Zanderij Crailoo is geen uitgerekt natuurgebied. Het is een brug dat bestaat uit 2
ecoducten. Onder de Natuurbrug Zanderij Crailoo is een provinciale weg, spoor, bedrijventerrein en
een recreatieterrein. Daarvoor willen wij weten op welk deel van de brug de dagvlinders
voornamelijk aanwezig zijn, of op welk deel juist niet. Er zal vergeleken worden hoe dagvlinders
gebruik maken van de Natuurbrug Zanderij Crailoo. Dit zal gedaan worden met de informatie van
augustus en september 2009. De n Natuurbrug Zanderij Crailoo is tijdens de observatietijd in 3
secties verdeeld. Sectie 1: Westelijke kant, Sectie 2: ecoduct “spoor en bedrijventerrein” en ecoduct
“Naarderweg”en sectie 3 “recreatieterrein”. Hierin zal naar voren komen in welke sectie de
dagvlinders het meeste zijn waargenomen.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Res
ult
aten
16
4. Resultaten
Dit hoofdstuk zal de resultaten weergeven van de dagvlinders die in 2009 zijn waargenomen.
Allereerst wordt er weergegeven welke vlindersoorten er gezien zijn in 2009 en in welke aantallen.
Hierna zal een weergave gegeven worden over het aantal dagvlinders per transect. Tevens zal er voor
de Natuurbrug Zanderij Crailoo een vergelijking per sectie worden gemaakt.
4.1 Waargenomen vlindersoorten
In 2009 zijn er 22 vlindersoorten gezien in de omgeving en op Natuurbrug Crailoo:
Tabel 1: Totaal aantal waargenomen dagvlinders van 2009, in Bussummerheide, Spanderswoud, Zanderij Crailoo en
Natuurbrug Zanderij Crailoo
Vlindersoort Totaal aantal waargenomen
Atalanta 50
Bont Zandoogje 54
Boomblauwtje 13
Bruin Blauwtje 81
Bruin Zandoogje 717
Citroenvlinder 6
Dagpauwoog 34
Distelvlinder 413
Eikenpage 14
Gehakkelde Aurelia 8
Groentje 41
Groot Dikkopje 7
Groot Koolwitje 70
Heivlinder 22
Hooibeestje 139
Icarusblauwtje 495
Klein geaderd witje 152
Klein Koolwitje 306
Kleine Vos 53
Kleine Vuurvlinder 126
Oranje Luzernevlinder 6
Zwartsprietdikkopje 25
Totaal: 2832
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Res
ult
aten
17
4.2 Waargenomen dagvlinders per maand
Dagvlinders hebben bepaalde vliegtijden, afhankelijk per soort. Figuur 1 weergeeft de dagvlinders en
in welke periode zij gezien zijn in 2009. In april zijn, met totaal 41 waarnemingen, veruit de minste
waarnemingen gedaan. In juli met 929 waarnemingen de meeste.
In figuur 2 komt duidelijker naar voren wat de verdeling is aanwezigheid per maand is, onder alle
soorten. Duidelijk trends komen niet naar voren hoewel vrijwel alle dagvlinders tot laat in het jaar
nog zijn waargenomen. Er 9 soorten waargenomen in de maand april, het aantal in soorten neemt
toe tot de maand juli waarin 18 dagvlindersoorten zijn gezien( 12 dagvlindersoorten in de maand
mei, 15 soorten in de maand juni). In augustus is het aantal dagvlindersoorten gelijk met de maand
juli, namelijk 18 dagvlindersoorten. In september waar het vlinderseizoen tot zijn einde komt, is er
Figuur 1 Procentuele verdeling van het totaal aantal waargenomen individuen per dagvlindersoorten per maand.
Figuur 1: Aantal waargenomen dagvlinders - in Zanderij Crailoo, Bussumerheide en Natuurbrug Crailoo- per maand
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Res
ult
aten
18
namelijk weer een daling met 16 dagvlindersoorten.
Wat nog opvalt is, dat het Groot dikkopje alleen waargenomen in de maand juni en het Zwartspriet
dikkopje, alleen in de maand juli. Dit is een kleine periode waar deze vlindersoorten waargenomen
zijn. Echter hebben deze soorten ook een korte vliegtijd van 2 maanden. De Oranje Luzerne vlinder is
alleen in de maand september waargenomen. Dit zou een late generatie kunnen zijn van deze
trekvlinder.
Andere soorten komen gehele vlinderseizoen voor, deze soorten hebben verschillende overlappende
generaties waardoor het gehele vlinderseizoen deze soorten waargenomen kunnen worden.
Zo zijn de volgende soorten het gehele vlinderseizoen waargenomen: het Bont zandoogje, het Klein
geaderd witje, Klein koolwitje, Kleine vos en de Kleine vuurvlinder. Deze soorten hebben
verschillende overlappende generaties. Enkele soorten hebben een duidelijk piek liggen laat in het
jaar zoals de Atalanta, Bont zandoogje, Kleine vuurvlinder en Gehakkelde aurelia. Deze
vlindersoorten vliegen in verschillende generaties ,wat elkaar waarschijnlijk niet goed heeft overlapt.
4.3 Dagvlinders per transect: Natuurbrug Zanderij Crailoo, Zanderij Crailoo en Bussumerheide
Per transect is er bekeken welke dagvlindersoorten er zijn waargenomen op de verschillende
transecten. En een totaal aantal van de waargenomen dagvlinders.
Natuurbrug Zanderij Crailoo: 41% (N=1157)van alle waarnemingen vonden plaats op Natuurbrug
Zanderij Crailoo (figuur 3). Waarbij alle soorten die in de omgeving zijn gezien zijn ook op Natuurbrug
Zanderij Crailoo zijn waargenomen. Bont zandoogje, Kleine vos, Heivlinder en Dagpauwoog zijn het
meest gezien op Natuurbrug Zanderij Crailoo (figuur 4).
Zanderij Crailoo: 37% (N=1053)van alle waarnemingen vonden plaats op Zanderij Crailoo (figuur 3).
Er zijn 22 soorten gezien in de Zanderij Crailoo. Het Bruinblauwtje, Bruin zandoogje, Gehakkelde
Aurelia, Groot dikkopje, Oranje Luzerne vlinder en zwartspriet dikkopje zijn het meest gezien in
Zanderij Crailoo (figuur 4).
Bussumerheide “Aardjesberg”: Met 22% (N=621) vonden de minste waarnemingen in
Bussumerheide plaats (figuur 3). 16 soorten zijn waargenomen. Bruin blauwtje, Groot dikkopje,
Heivlinder, Icarusblauwtje, Oranje Luzerne vlinder en Zwartsprietdikkopje zijn niet gezien op transect
“Aardjesberg”. Het Groentje, Hooibeestje, Witjessoorten en Distelvlinder zijn het meest gezien in
Bussumerheide “Aardjesberg” (figuur 4).
Afbeelding 10 Distelvlinder op natuurbrug
Crailoo (©Linda van Turnhout, 2009)
Afbeelding 9 Kleine vuurvlinder (©Femke van
Doormaal, 2009)
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Res
ult
aten
19
Figuur 4: Procentuele verdeling van de dagvlindersoorten per transect met daarbij de aantallen die gezien zijn:
Natuurbrug Crailoo, Zanderij Crailoo en Bussumerheide "Aardjesberg"
Figuur 3: Cirkeldiagram met de verhoudingen van alle soorten dagvlinders in de drie onderzochte gebieden:
Natuurbrug Crailoo, Zanderij Crailoo en Bussumerheide "Aardjesberg"
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Res
ult
aten
20
4.4 Transect Spanderswoud
Het Spanderwoud is pas vanaf eind augustus meegenomen in de monitoring. De studenten wilden in
inzicht hebben op de vlinderpopulatie in het Spanderswoud. Dit is immers een dichtbebost gebied
echter zijn er vele graslanden gelegen rondom het Spanderswoud. Tevens is het Gooisch
Natuurreservaat het Spanderswoud aan het
omvormen naar een meer opener gebied. Dit zou
positief kunnen zijn voor de dagvlinders.
In augustus zijn op het transect van het
Spanderswoud geen dagvlinders waargenomen. In
september zijn er 3 soorten waargenomen. Waarbij
het Bont zandoogje het meest is waargenomen,
namelijk 9 keer. De Citroenvlinder en het Klein
koolwitje zijn allebei 1 keer waargenomen(Figuur 5.)
De waarnemingen in het Spanderswoud zijn zeer
beperkt. Echter zijn dit van een zeer kleine
tijdsperiode. Wellicht dat er meer vlinders te zien
zijn vroeger in het jaar.
4.5 Aantal vlinders op Natuurbrug Zanderij Crailoo per sectie
Voor deze analyse is alleen de data gebruikt die door de studenten is verkregen. De Natuurbrug
Zanderij Crailoo is hiervoor in drie secties verdeeld. Sectie 1: Westelijke kant, Sectie 2: ecoduct
“spoor en bedrijventerrein” en ecoduct “Provinciale weg Naarderweg”en sectie 3 “recreatieterrein”.
Hiervoor is bepaald op welke sectie de meeste waarnemingen plaats hebben gevonden.
In figuur 6 zijn de waargenomen dagvlinder weergegeven. Hierin komt naar voren dat in sectie 2 -de
twee ecoducten- het minste aantal dagvlindersoorten zijn waargenomen en tevens het minste aantal
dagvlinders (N=20). In sectie 1 – westelijke kant van Natuurbrug Zanderij Crailoo- zijn de meeste
verschillende dagvlindersoorten te waargenomen. Dit zijn 11 soorten. In sectie 1 en 3 zijn de
aantallen aan dagvlinders gelijk (n=32). Echter in sectie 3 9 verschillende soorten waargenomen.
Figuur 6 Aantal waargenomen dagvlindersoorten per sectie van transect Natuurbrug Crailoo
Figuur 5: aantal waargenomen dagvlindersoorten
op het transect van het Spanderwoud
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Co
ncl
usi
e
21
5. Conclusie
In dit hoofdstuk zal er een conclusie worden getrokken uit de gevonden bevinding van de resultaten.
Hierbij zullen de onderzoeksvragen beantwoord worden waarbij we ingaan om de voorkomende
vlindersoorten in de drie onderzochten gebieden, de aantallen dat de vlinders gezien zijn en hoe zij
zich verhouden over de gebieden en de vliegtijden van de vlinders. Als laatste zal de hoofdvraag
beantwoordt gaan worden, namelijk wat de brug nu betekend voor de dagvlinders.
5.1 Dagvlindersoorten op Natuurbrug Zanderij Crailoo en haar omgeving
Natuurbrug Zanderij Crailoo is goed bezet door de dagvlinders. Dit blijkt uit de resultaten. Alle
dagvlinders die gezien zijn in de omgeving, zijn ook op de Natuurbrug Zanderij Crailoo gezien. Dit zijn
22 soorten.
Daarnaast zijn de meeste bevindingen gedaan op de Natuurbrug Zanderij Crailoo, gevolgd door de
Zanderij Crailoo en als laatste de Aardjesberg op de Bussummerheide (Spanderswoud buiten
beschouwing gelaten).
De meeste dagvlinders die op de Natuurbrug Zanderij Crailoo zijn gezien zijn te relateren aan een
biotoop als graslanden en heide. Dit is dan ook goed te zien aan de brug omdat hiermee de
voornamelijk bedekking is. Het leefgebied van vele soorten wordt op deze manier door de
Natuurbrug Zanderij Crailoo goed uitgebreid.
Verschil in soorten tussen beide kanten van de brug, - Bussummerheide en Zanderij Crailoo- is 6
soorten. 22 soorten zijn gezien op de Zanderij Crailoo en 16 soorten op de Bussummerheide.
Het Bruin blauwtje, Bruin zandoogje, Gehakkelde aurelia, Groot dikkopje, Oranje Luzernevlinder en
Zwartspriet dikkopje zijn het meeste waargenomen in de Zanderij Crailoo. Dit was ook na
verwachting. Deze soorten hechten aan diverse grassoorten en vlinderbloemige die allen aanwezig
zijn op Zanderij Crailoo. Naast deze bloemenfamilie zijn ook andere soorten aanwezig die juist deze
vlinders aantrekt zoals Ooievaarsbek voor het Bruinblauwtje. Die dus in meeste getale in de zanderij
aanwezig is.
Op de heide zijn het Bruin blauwtje, Groot dikkopje, Heivlinder, Icarusblauwtje, Oranje Luzerne
vlinder en Zwartsprietdikkopje niet gezien op transect “Aardjesberg”. De Heivlinder hecht echter
waarden aan een biotoop, dat wel aanwezig is in Bussumerheide (droge heide met diverse
grassoorten als schapengras). Deze soorten waren wel verwacht op transect “Aardjesberg”. De
andere soorten hechten waarden aan voornamelijk graslanden dat op Bussumerheide minder
aanwezig is in vergelijking met de andere gebieden. Daarvoor waren deze soorten ook minder
verwacht op transect “Aardjesberg”. Soorten die in grootte getale gezien zijn op transect
“Aardjesberg” zijn het Groentje, Distelvlinder, Gehakkelde Aurelia, Klein geaderd witje en Klein
koolwitje.
5.2 Vliegtijden van de Dagvlinders
Van de Atalanta zijn circa 65% van de waarnemingen zijn in september gedaan. De vliegtijd van de
Atalanta begint al in april. Echter zijn er geen waarnemingen gedaan in april en mei. Het
Boomblauwtje is niet in grootte getale gezien, de meeste waarnemingen (40%)zijn in juli gedaan. Dat
er geen waarnemingen in mei zijn gedaan is niet ongewoon. Hier komt de tweede generatie pas op.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Co
ncl
usi
e
22
Dit zelfde geldt voor het Bruinblauwtje waar een daling in waarnemingen is in juni. Van het Bruin
blauwtje zijn in augustus de meeste waarnemingen gedaan (32%). Het Bruinzandoogje heeft een
vliegtijd dat begint in juni en eindigt eind augustus. Er is een piek in waarnemingen in juli. De piek in
juli is niet vreemd omdat dit een warme maand is. In zonnige dagen laat deze soort zich snel zien.
Ruim 60% van de waarnemingen waren in juli.
De Citroenvlinder is het meeste waargenomen (n=3; 45%) in juli, echter zijn dit zeer weinig
waarnemingen waar weinig een conclusie uit gemaakt kan worden. Van de Dagpauwoog is 70% van
de waarnemingen in juli gedaan. Echter zou de soort ook in maart tot eind mei gezien kunnen zijn.
Dit zouden dan vlinders zijn na de overwintering van vorig jaar. De Distelvlinder is in bijna alle
maanden veel gezien. Echter in april zijn er geen waarnemingen gedaan. Dit komt door de vliegtijd
van de Distelvlinder, die plaatsvindt van mei tot en met oktober. Wat dan wel opvalt, is dat de
distelvlinder ook nog in september is waargenomen.
De waarnemingen van de Eikenpage vonden voornamelijk in juli en augustus plaats. In april tot en
met mei en september tot en met oktober, is deze soort niet gezien. Dit komt overeen met haar
vliegtijd. Gehakkelde Aurelia is een algemene standvlinder die van maart tot en met oktober vliegt. Er
zijn maar weinig waarnemingen gedaan van deze soort in alle maanden. Van het Groentje zijn alleen
waarnemingen gedaan in mei (<95%) en 3 waarnemingen in april. Deze soort zou tot half juni gezien
kunnen zijn. Het Groot dikkopje is alleen in juni waargenomen echter zijn dit kleine aantallen.Wat
niet merkwaardig is omdat deze soort een korte vliegtijd heeft in 1 generatie. Het Groot koolwitje is
gezien van mei tot en met september. En is voornamelijk gezien in juni en juli. Dit komt overeen met
de vliegtijden van deze soort.
De Heivlinder is van juli tot en met september gezien. Een piek (45% van de waarnemingen) vond in
juli plaats. Ook dit komt overeen met de vliegtijd van deze soort. Het Hooibeestje is in eind juni/begin
juli in rupsstadia, voor de tweede generatie. Hierdoor is het Hooibeestje het meeste waargenomen in
augustus en september. Een daling in waarnemingen in voorgaande maanden, is dus niet vreemd.
Icarusblauwtje is over de maanden mei tot en met september gezien. Met de meeste waarnemingen
in juli (35%). Dit komt ook overeen met de algemene vliegtijd van deze soort. Het Klein geaderd witje
is in alle maanden gezien waar geen grote piek in één van de maanden te zien was. Kleine vos is meer
dan 50% van de waarnemingen in augustus gezien. In september zijn er ook nog veel waarnemingen
gedaan van deze soort (circa 20%). Van de Oranje Luzerne vlinder zijn er 6 waarnemingen gedaan.
Deze vonden alleen plaats in september. Dit zou dan de tweede generatie zijn, van deze trekvlinder.
Als laatste is het Zwartsprietkopje 25 maal gezien in juli. Dit komt overeen met de algemene vliegtijd.
Deze soort vliegt half juni tot en met begin augustus. De piek van de vliegtijd ligt in juli.
5.3 Dagvlindersoorten per sectie op de Natuurbrug Zanderij Crailoo
Er is een vergelijking gemaakt tussen de drie secties op Natuurbrug Zanderij Crailoo. Er zijn echter
maar kleine verschillen waargenomen.
In de eerste sectie, dat gelegen was aan de westelijke kant, zijn 32 waarnemingen gedaan. In deze
sectie zijn de meeste verschillende soorten waargenomen (11 soorten). Het is ook na verwachting
dat de dagvlinder, deze sectie het meest het meest aanstaat. Deze sectie is erg begroeid aan beide
kanten van de brug. Aan deze zijde zijn veel vlinderbloemige en composieten, wat waardplanten zijn
voor vele soorten. De overgang van Zanderij Crailoo en de graslanden voor het Spaanderwoud, liggen
direct gelegen aan de brug. Natuurbrug Crailoo is op deze manier, toegankelijk voor verscheidene
vlindersoorten. Sector 3, wat gelegen is aan de oostelijke zijde van de brug, had evenals sectie 1, 32
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Co
ncl
usi
e
23
waarnemingen.
In sector 3 waren er 9 soorten waargenomen, wat een zeer klein verschil is met sectie 1.
Er waren 8 soorten waargenomen in sectie 2 (N=22). Sector 2 heeft de minste begroeiing. Tevens
liggen veel verstoringen (spoor, bedrijventerrein en provincialeweg) om heen gelegen. Wat opvallens
is dat het boomblauwtje wel is waargenomen in sector 2, maar niet in de andere sectoren. Echter is
dit verschil berust op 1 waarneming.
Uit de huidige waarnemingen lijkt dat sector 2 te veel ruis veroorzaakt waardoor vlinders niet lang
verblijven op deze sector. Voor het effect van de geluidsoverlast van de omliggende gebieden zou
een langduriger onderzoek naar verricht moeten worden. Daaruit zouden meer resultaten naar
voren komen, over welke soorten het meest last hebben van ruis en welke soorten in mindere mate.
5.4 Slotconclusie
2009 was een goed vlinder jaar op en rondom de Natuurbrug Zanderij Crailoo. Er zijn vele soorten
gezien. Veel soorten vlogen langer dan hun algemene vliegtijd. Dit is te wijten dat september dit jaar
nog steeds erg hoge tempraturen en droge dagen aan hield.
De Natuurbrug Zanderij Crailoo is goed bezet door de dagvlinders en breid het natuurgebied uit voor
vele dagvlindersoorten. Er zijn meer waarnemingen gedaan op de Natuurbrug Zanderij Crailoo dan in
haar omgeving wat betekent de Natuurbrug Zanderij Crailoo vele soorten aantrekt uit de gehele
omgeving aan beide kanten. Er zijn vele verschillende habitatsoorten te vinden op Natuurbrug
Zanderij Crailoo, wat een belangrijke factor is voor het aantrekken van vlinders. Uit de huidige
resultaten is te zeggen dat Natuurbrug Zanderij Crailoo naast een faunapassage voor zoogdieren, ook
goed fungeert als habitatcorridor voor dagvlinders.
Een onderzoek naar het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo 15 september 2009
door verschillende dagvlindersoorten.
Co
ncl
usi
e
24
Literatuurlijst
- Colaris W.J.J., 1998, Natuur van het Gooi -Gooisch Natuurreservaat
Gooisch Natuurreservaat 2009, Ontwerp Beheervisie en beheerplan 2010-2019, Hilversum
Van der Grift E.A., F.G.W.A Ottbrug & J. Dirksen, 2009, Het gebruik van de Natuurbrug
Zanderij Crailoo door mens en dier, Alterra-rapport 1906, Alterra, Wageningen
Ministerie van landbouw, 2009, natuur en voedselkwaliteit, Aanwijzingsbesluit beschermd
natuurmonument Wester- en Bussummer Heide
Van Swaay, C.A.M. (2005) Handleiding Landelijk Meetnet Vlinders. Rapport VS2005.042, De
Vlinderstichting, Wageningen. 5e
sterk gewijzigde druk, december 2005
Wynhoff, I. , van Swaay, C.,2009, De nieuwe veldgids dagvlinders, KNNV, Zeist.
websites
www.vlinderstichting.nl, laatst bijgewerkt 4 november 2009