ecoTECplus - Vaillant...2015/07/10  · Voordeinstallateur Installatie enonderhoudshandleiding...

40
Voor de installateur Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus VHR NL Installatie- en onderhoudshandleiding Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Berghauser Str. 40 D-42859 Remscheid Telefon 021 91 180 Telefax 021 91 1828 10 [email protected] www.vaillant.de

Transcript of ecoTECplus - Vaillant...2015/07/10  · Voordeinstallateur Installatie enonderhoudshandleiding...

  • Voor de installateur

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    ecoTEC plusVHR

    NL

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    Uitgever/fabrikant

    Vaillant GmbHBerghauser Str. 40   D-42859 RemscheidTelefon 021 91 18‑0   Telefax 021 91 18‑28 [email protected]   www.vaillant.de

  • Inhoudsopgave

    2 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    Inhoudsopgave

    1 Veiligheid.............................................................. 3

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen.......................... 3

    1.2 Reglementair gebruik ............................................ 3

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies ............................ 3

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten, normen) ............ 5

    2 Aanwijzingen bij de documentatie..................... 6

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen.................................................................... 6

    2.2 Documenten bewaren ........................................... 6

    2.3 Geldigheid van de handleiding .............................. 6

    3 Productbeschrijving............................................ 6

    3.1 Functie-elementen................................................. 6

    3.2 Gegevens op het typeplaatje................................. 6

    3.3 Serienummer ......................................................... 6

    3.4 CE-markering......................................................... 6

    3.5 Gaskeurlabel.......................................................... 7

    4 Montage ................................................................ 7

    4.1 Product uitpakken.................................................. 7

    4.2 Leveringsomvang controleren ............................... 7

    4.3 Productafmetingen en aansluitmaten .................... 7

    4.4 Minimumafstanden en vrije montageruimtes......... 8

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten ................. 8

    4.6 Montagesjabloon gebruiken .................................. 8

    4.7 Product ophangen ................................................. 8

    4.8 Voormantel demonteren resp. monteren............... 9

    5 Installatie .............................................................. 9

    5.1 Open verdeler kiezen............................................. 9

    5.2 Gasinstallatie ....................................................... 10

    5.3 Hydraulische installatie ........................................ 11

    5.4 VLT/VGA monteren ............................................. 12

    5.5 Elektrische installatie ........................................... 13

    6 Ingebruikname ................................................... 15

    6.1 Functiemenu........................................................ 15

    6.2 Testprogramma's gebruiken ................................ 16

    6.3 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren ............................... 16

    6.4 Vuldruk aflezen.................................................... 17

    6.5 Te lage waterdruk vermijden ............................... 17

    6.6 CV-installatie vullen en ontluchten ...................... 18

    6.7 Sifonbeker vullen ................................................. 18

    6.8 Gasinstelling ........................................................ 18

    6.9 Functie en dichtheid controleren ......................... 20

    7 Aanpassing aan de CV-installatie .................... 20

    7.1 Diagnosecodes oproepen.................................... 20

    7.2 Installateurniveau (tweede diagnoseniveau)oproepen.............................................................. 21

    7.3 CV-deellast instellen............................................ 21

    7.4 Pompnalooptijd en pompmodus instellen............ 21

    7.5 Maximale aanvoertemperatuur instellen.............. 21

    7.6 Branderwachttijd instellen.................................... 21

    7.7 Onderhoudsinterval instellen ............................... 22

    7.8 Pompdiagram ...................................................... 22

    7.9 Product aanpassen aan groteverbrandingsgasafvoerlengtes ............................ 22

    7.10 Product aan gebruiker opleveren ........................ 22

    8 Inspectie en onderhoud .................................... 22

    8.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen in achtnemen.................................................................. 23

    8.2 Reserveonderdelen aankopen ............................ 23

    8.3 Compacte thermomodule demonteren ................ 23

    8.4 Warmtewisselaar reinigen ................................... 24

    8.5 Warmtewisselaar ontkalken................................. 24

    8.6 Brander controleren............................................. 24

    8.7 Condensaattraject reinigen.................................. 24

    8.8 Luchtafscheidingsysteem reinigen ...................... 25

    8.9 Compacte thermomodule inbouwen.................... 25

    8.10 Product leegmaken.............................................. 25

    8.11 Voordruk van het externe expansievatcontroleren........................................................... 26

    8.12 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten ............................................................... 26

    9 Verhelpen van storingen................................... 26

    9.1 Contact opnemen met servicepartner ................. 26

    9.2 Statuscodes oproepen......................................... 26

    9.3 Foutcodes aflezen ............................................... 26

    9.4 Foutgeheugen opvragen ..................................... 26

    9.5 Diagnose uitvoeren.............................................. 26

    9.6 Testprogramma's gebruiken ................................ 26

    9.7 Parameters naar fabrieksinstellingen resetten .... 26

    9.8 Reparatie voorbereiden ....................................... 26

    9.9 Defecte componenten vervangen........................ 27

    9.10 Reparatie afsluiten............................................... 27

    10 Product buiten bedrijf stellen........................... 27

    11 Recycling en afvoer........................................... 27

    12 Serviceteam........................................................ 27

    Bijlage................................................................................. 28

    A Diagnosecodes - overzicht ............................... 28

    B Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden– overzicht .......................................................... 30

    C Statuscodes - overzicht .................................... 31

    D Overzicht foutcodes .......................................... 32

    E Bedradingsschema............................................ 34

    F Technische gegevens ....................................... 35

    Trefwoordenlijst ................................................................ 37

  • Veiligheid 1

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 3

    1 Veiligheid

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen

    Classificatie van de waarschuwingen bijhandelingenDe waarschuwingen bij handelingen zijn alsvolgt door waarschuwingstekens en signaal-woorden aangaande de ernst van het potenti-ële gevaar ingedeeld:

    Waarschuwingstekens en signaalwoordenGevaar!Direct levensgevaar of gevaar voorernstig lichamelijk letsel

    Gevaar!Levensgevaar door een elektrischeschok

    Waarschuwing!Gevaar voor licht lichamelijk letsel

    Opgelet!Kans op materiële schade of milieu-schade

    1.2 Reglementair gebruik

    Er kan bij ondeskundig of oneigenlijk gebruikgevaar ontstaan voor lijf en leven van de ge-bruiker of derden resp. schade aan het pro-duct en andere voorwerpen.

    Het product is bedoeld als warmteopwekkervoor gesloten CV-installaties.

    De in de handleiding genoemde productenmogen alleen in combinatie met het in de ookvan toepassing zijnde documenten vermeldtoebehoren voor de VLT/VGA worden geïn-stalleerd en gebruikt.

    Uitzonderingen: bij installatietypes C63 enB23P volgt u de aanwijzingen uit de voorhan-den handleiding.

    Het reglementaire gebruik houdt in:

    – het naleven van de bijgevoegde gebruiks-,installatie- en onderhoudshandleidingenvan het product en van alle andere compo-nenten van de installatie

    – de installatie en montage conform de pro-duct- en systeemvergunning

    – het naleven van alle in de handleidingenvermelde inspectie- en onderhoudsvoor-waarden.

    Het reglementaire gebruik omvat bovendiende installatie conform de IP-klasse.

    Een ander gebruik dan het in deze handlei-ding beschreven gebruik of een gebruik datvan het hier beschreven gebruik afwijkt, geldtals niet reglementair. Als niet reglementairgebruik geldt ook ieder direct commercieel ofindustrieel gebruik.

    Attentie!

    Ieder misbruik is verboden.

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies

    1.3.1 Vereiste kwalificatie van hetpersoneel

    Ondeskundige werkzaamheden aan het pro-duct kunnen materiële schade aan de volle-dige installatie en als gevolg daarvan zelfslichamelijk letsel veroorzaken.

    ▶ Voer alleen werkzaamheden aan het pro-duct uit als u een geautoriseerde installa-teur bent.

    1.3.2 Gevaar door verkeerde bediening

    Door verkeerde bediening kunnen niet tevoorziene gevaarlijke situaties ontstaan.

    ▶ Neem deze handleiding volledig door.▶ Neem bij alle werkzaamheden aan het pro-

    duct de algemene veiligheidsvoorschriftenen de waarschuwingen in acht.

    ▶ Neem bij de omgang met het product allegeldende voorschriften in acht.

    1.3.3 Levensgevaar door lekkend gas

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Vermijd ruimtes met gaslucht.▶ Doe, indien mogelijk, deuren en ramen

    wijd open en zorg voor tocht.▶ Vermijd open vuur (bv. aansteker, lucifer).▶ Niet roken.▶ Bedien geen elektrische schakelaars, geen

    stekkers, geen deurbellen, geen telefoonsen andere communicatiesystemen in hetgebouw.

    ▶ Sluit de gasteller-afsluitkraan of de hoofd-kraan.

    ▶ Sluit, indien mogelijk, de gaskraan op hetproduct.

  • 1 Veiligheid

    4 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    ▶ Waarschuw de huisbewoners door te roe-pen of aan te kloppen.

    ▶ Verlaat onmiddellijk het gebouw en verhin-der het betreden door derden.

    ▶ Alarmeer politie en brandweer zodra ubuiten het gebouw bent.

    ▶ Neem contact op met de storingsdienstvan het energiebedrijf vanaf een telefoon-aansluiting buiten het gebouw.

    1.3.4 Levensgevaar door afgesloten ofondichte rookgastrajecten

    Door installatiefouten, beschadiging, mani-pulatie, niet toegestane opstellingsplaats ofdergelijke kan rookgas lekken en tot vergifti-gingen leiden.

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Doe alle toegankelijke deuren en ramenwijd open en zorg voor tocht.

    ▶ Schakel het product uit.▶ Controleer de rookgastrajecten in het pro-

    duct en de afvoerleidingen voor rookgas.

    1.3.5 Vergiftigings- enverbrandingsgevaar door lekkendehete verbrandingsgassen

    ▶ Gebruik het product alleen met vollediggemonteerde VLT/VGA.

    ▶ Gebruik het product – behalve kortstondigvoor testdoeleinden – alleen met gemon-teerde en gesloten voormantel.

    1.3.6 Levensgevaar door kastachtigemantels

    Een kastachtige mantel kan bij een van deomgevingslucht afhankelijk werkend producttot gevaarlijke situaties leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat het product voldoende vanverbrandingslucht voorzien wordt.

    1.3.7 Levensgevaar door explosieve enontvlambare stoffen

    ▶ Gebruik of bewaar geen explosieve of ont-vlambare stoffen (bijv. benzine, papier,verf, enz.) in de opstellingsruimte van hetproduct.

    1.3.8 Vergiftigingsgevaar dooronvoldoende toevoer vanverbrandingslucht

    Voorwaarden: Van omgevingslucht afhan-kelijke werking

    ▶ Zorg voor een permanent ongehinderdeen voldoende luchttoevoer naar de opstel-ruimte van het product volgens de ventila-tievereisten.

    1.3.9 Levensgevaar door ontbrekendeveiligheidsinrichtingen

    De in dit document opgenomen schema's ge-ven niet alle voor een deskundige installatievereiste veiligheidsinrichtingen weer.

    ▶ Installeer de nodige veiligheidsinrichtingenin de installatie.

    ▶ Neem de betreffende nationale en inter-nationale wetten, normen en richtlijnen inacht.

    1.3.10 Levensgevaar door een elektrischeschok

    Als u spanningsvoerende componenten aan-raakt, bestaat levensgevaar door elektrischeschok.

    Voor u aan het product werkt:

    ▶ Schakel het product spanningvrij dooralle stroomvoorzieningen uit te schake-len (elektrische scheidingsinrichting metminstens 3 mm contactopening, bijv. zeke-ring of vermogensveiligheidsschakelaar).

    ▶ Beveilig tegen herinschakelen.▶ Wacht minstens 3 min tot de condensato-

    ren ontladen zijn.▶ Controleer op spanningvrijheid.

    1.3.11 Verbrandingsgevaar door hetecomponenten

    ▶ Voer werkzaamheden aan deze onderde-len pas uit als deze zijn afgekoeld.

    1.3.12 Levensgevaar door lekkendeverbrandingsgassen

    Als u het product met lege condenswatersifongebruikt, kunnen verbrandingsgassen in dekamerlucht ontsnappen.

    ▶ Zorg ervoor dat de condenswatersifon voorhet gebruik van het product altijd gevuld is.

  • Veiligheid 1

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 5

    1.3.13 Gevaar door verbrandingen metheet drinkwater

    Aan de tappunten voor warm water bestaatbij warmwatertemperaturen van meer dan60°C gevaar voor verbranding. Kleine kinde-ren en oudere mensen lopen zelfs bij lageretemperaturen al risico's.

    ▶ Kies een gepaste gewenste temperatuur.

    1.3.14 Verwondingsgevaar bijhet transport door hoogproductgewicht

    ▶ Transporteer het product met minstenstwee personen.

    1.3.15 Kans op materiële schade doorongeschikt gereedschap

    ▶ Om schroefverbindingen vast te draaien ofte lossen, dient u geschikt gereedschap tegebruiken.

    1.3.16 Gevaar voor materiële schade doorvorst

    ▶ Installeer het product niet in ruimtes dieaan vorst blootstaan.

    1.3.17 Kans op corrosieschade doorongeschikte verbrandings- enkamerlucht

    Sprays, oplosmiddelen, chloorhoudende rei-nigingsmiddelen, verf, lijm, ammoniakverbin-dingen, stof e.d. kunnen tot corrosie aan hetproduct en in de VLT/VGA leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat de verbrandingsluchttoe-voer altijd vrij is van fluor, chloor, zwavel,stof enz.

    ▶ Zorg ervoor dat er op de opstellingsplaatsgeen chemische stoffen opgeslagen wor-den.

    ▶ Zorg ervoor dat de verbrandingslucht nietvia oude schoorstenen van oliegestookteketels toegevoerd wordt.

    ▶ Als u uw product in kapsalons, lakkerijenof schrijnwerkerijen of reinigingsbedrijvene.d. installeert, dan kiest u een afzonder-lijke opstellingsruimte waarin een verbran-dingsluchttoevoer technisch vrij van chemi-sche stoffen gegarandeerd is.

    1.3.18 Kans op materiële schade doorlekzoeksprays en -vloeistoffen

    Lekzoeksprays en -vloeistoffen verstoppende filter van de massastroomsensor aan deventuri en vernietigen hierdoor de massa-stroomsensor.

    ▶ Breng bij reparatiewerkzaamheden geenlekzoeksprays en -vloeistoffen op de af-dekkap aan de filter van de venturi aan.

    1.3.19 Kans op materiële schade aan degegolfde gasbuis

    De gegolfde gasbuis kan door belasting metgewicht beschadigd worden.

    ▶ Hang de compacte thermomodule, bijv.bij het onderhoud, niet aan de flexibelegegolfde gasbuis.

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten,normen)

    Voor het installeren dienen de volgende voor-schiften, normen en richtlijnen in acht geno-men te worden:

    – NEN 1078 Voorschriften voor aardgasin-stallaties;

    – GAVO 1987 (en aanvullingen);– NPR 3378. Toelichting bij NEN 1078;– NEN 2757. Toevoer van verbrandingslucht

    en afvoer van rook van verbrandingstoe-stellen;

    – NEN 2920. Eisen voor huishoudelijke gas-verbruikersinstallaties en vergelijkbare in-stallaties in midden- en kleinbedrijf doorhandel, horeca en nijverheid bedreven methandelsbutaan, handelspropaan en bu-taan/ propaan (B/P)-mengsels;

    – NEN 1010. Veiligheidsbepalingen voorlaagspanningsinstallaties;

    – NEN 3028. Veiligheidseisen voor centrale-verwarmingsinstallaties;

    – NEN 1006. Algemene voorschriften voordrinkwaterinstallaties;

    – De waterwerkbladen;– Het bouwbesluit;– Algemene bepalingen en plaatselijke ver-

    ordeningen.

  • 2 Aanwijzingen bij de documentatie

    6 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    2 Aanwijzingen bij de documentatie

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen

    ▶ Neem absoluut alle bedienings- en installatiehandleidin-gen die bij de componenten van de installatie wordenmeegeleverd in acht.

    2.2 Documenten bewaren

    ▶ Gelieve deze handleiding alsook alle aanvullend gel-dende documenten aan de gebruiker van de installatiete geven.

    2.3 Geldigheid van de handleiding

    Deze handleiding geldt uitsluitend voor:

    Productartikelnummer

    VHR NL 65/4 S A 0010017822

    3 Productbeschrijving

    3.1 Functie-elementen

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    10

    9

    814

    15

    11

    12

    13

    16

    18

    17

    1 Aansluiting voorVLT/VGA

    2 Integrale condensatie-warmtewisselaar

    3 Luchtaanzuigbuis

    4 Compacte thermomo-dule

    5 Ontstekingselektrode

    6 Waterdruksensor

    7 Pomp

    8 Vulaansluiting (ketelvul- en aftapkraan)

    9 Aansluiting voor expan-sievat

    10 Schakelkast

    11 Sifon

    12 Vul-/aftapkraan aanvoer

    13 Aansluiting voor veilig-heidsklep

    14 Gasblok

    15 Luchtafscheider

    16 Volumestroomsensor

    17 Snelontluchter

    18 Stromingsschakelaarmet stuurleidingen

    3.2 Gegevens op het typeplaatje

    Het typeplaatje is af fabriek aan de achterkant van het pro-duct aangebracht.

    Gegevens op hettypeplaatje

    Betekenis

    Serienummer voor de identificatie; 7e tot 16e cijfer =artikelnummer van het product

    VHR… Vaillant Gaswandketel voor CV

    ecoTEC plus Productbenaming

    2L, G25 - 25 mbar(2,5 kPa)

    Gasgroep van uit fabriek en gasaansluit-druk

    Cat. Toestelcategorie

    Type Gastoesteltype

    PMS Toegestane totale overdruk CV-bedrijf

    PMW Toegestane totale overdruk warmwater-bereiding

    Tmax. Max. aanvoertemperatuur

    ED 92/42 Actuele rendementsrichtlijn met 4* ver-vuld

    230 V 50 Hz Elektrische aansluiting

    W Max. elektrisch opgenomen vermogen

    IP Beschermingsklasse

    CV-bedrijf

    P Nominaal warmtevermogensbereik

    Q Warmtebelastingsbereik

    CE-markering → Hoofdst. "CE-markering"

    → Hoofdst. "Recycling en afvoer"

    Aanwijzing

    Overtuig u ervan dat het product met de gasgroepaan de opstellingsplaats overeenkomt.

    3.3 Serienummer

    Het serienummer vindt u op het typeplaatje.

    3.4 CE-markering

    Met de CE-markering wordt aangegeven dat de productenvolgens het typeplaatje voldoen aan de fundamentele vereis-ten van de geldende richtlijnen.

    De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant geraadpleegdworden.

  • Montage 4

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 7

    3.5 Gaskeurlabel

    De Gaskeurlabels geven aan dat het toestel voldoet aande kwaliteitscriteria gesteld door de Stichting Gaskeur DeVHR NL 65/4 S A-L ecoTEC plus draagt de volgende labels:

    – Gaskeur basis Gaskeur– HR 107– Gaskeur SV

    4 Montage

    4.1 Product uitpakken

    1. Haal het product uit de kartonverpakking.

    2. Verwijder de beschermfolie van alle delen van het pro-duct.

    4.2 Leveringsomvang controleren

    ▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid en be-schadigingen.

    4.2.1 Leveringsomvang

    Hoe-veel-heid

    Omschrijving

    1 Ophangbeugel

    1 Warmteopwekker

    1 Condensafvoerslang

    1 Veiligheidsventiel

    1 Klemkoppeling gas G 1

    1 Dichting

    1 Montageset sifonpatroon

    1 Zakje met documentatie

    1 Zakje met kleine delen

    4.3 Productafmetingen en aansluitmaten

    A

    Ø 80

    R 1172 172

    32

    224 224

    121

    140

    75

    211

    80

    06

    1

    94

    119

    Ø 25, R1

    G 1 1/2Rp 1 Rp 1

    G 1 1/2R 3/4

    480

    472

    6

    7 54

    3

    9

    11

    10

    8

    1

    2

  • 4 Montage

    8 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    1 Rookgasaansluiting⌀ 80/80 mm

    2 Ophangbeugel

    3 Gasleiding Ø 25 mm,gasaansluiting R1“

    4 Aansluiting expansievat

    5 CV-retouraansluiting

    6 CV-aanvoeraansluiting

    7 Aansluiting veiligheids-klep

    8 Aansluiting condensaf-voer

    9 Ledigingsopening aan-voer

    10 Aansluitoptie vulling(ketel vul- en aftap-kraan)

    11 Sifonpatroon

    De maat A vindt u terug in de bijgeleverde montagesjabloon.

    4.4 Minimumafstanden en vrijemontageruimtes

    AB

    A 500 mm B 400 mm

    ▶ Let bij het gebruik van het toebehoren op de minimumaf-standen/vrije montageruimtes.

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten

    Een afstand van het product tot componenten van brandbaarmateriaal is niet vereist omdat bij nominaal warmtevermogenvan het product geen hogere temperatuur optreedt dan demaximaal toegestane temperatuur van 85 °C.

    4.6 Montagesjabloon gebruiken

    1. Lijn de montagesjabloon op de montageplaats verticaaluit.

    2. Bevestig de sjabloon aan de muur.

    3. Markeer aan de muur alle voor de installatie benodigdeplaatsen.

    4. Neem de montagesjabloon van de muur.

    5. Boor alle benodigde gaten.

    6. Voer alle evt. vereiste doorbraken uit.

    4.7 Product ophangen

    1. Controleer of de muur voor het bedrijfsgewicht van hetproduct voldoende draagvermogen heeft.

    2. Controleer of het bijgeleverde bevestigingsmateriaalvoor de muur gebruikt mag worden.

    Voorwaarden: Draagvermogen van de wand is voldoende, bevestigings-

    materiaal is toegestaan voor de wand

    ▶ Hang het product op, zoals beschreven.

    Voorwaarden: Draagvermogen van de wand volstaat niet

    ▶ Zorg voor een ophanginrichting met voldoende draag-vermogen. Gebruik hiervoor bijv. een individuele staan-der of een muurbekleding.

    ▶ Als u geen ophanginrichting met voldoende draagvermo-gen kunt maken, hang het product dan niet op.

    Voorwaarden: Bevestigingsmateriaal is voor de muur niet toegestaan

    ▶ Hang, zoals beschreven het product met door de klantter beschikking gesteld, toegestaan bevestigingsmateri-aal op.

  • Installatie 5

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 9

    4.8 Voormantel demonteren resp. monteren

    4.8.1 Frontmantel demonteren

    1

    2

    1. Maak de schroef (1) los.

    2. Druk de beide borgklemmen (2) in zodat de frontmantelloskomt.

    3. Trek de frontmantel aan de onderste rand naar voren.

    4. Til de frontmantel naar boven uit de houder.

    4.8.2 Frontmantel monteren

    1. Plaats de frontmantel op de bovenste houders.

    2. Druk de frontmantel tegen het product, zodat beideborgklemmen (2) aan de frontmantel vastklikken.

    3. Bevestig de frontmantel door de schroef (1) vast tedraaien.

    5 Installatie

    Gevaar!Explosie- of verbrandingsgevaar doorondeskundige installatie!

    Spanningen in de aansluitingsleiding kunnentot ondichtheden leiden.

    ▶ Let erop dat de aansluitleidingen zondermechanische spanningen worden gemon-teerd.

    Opgelet!Beschadigingsgevaar door vervuilde lei-dingen!

    Vreemde voorwerpen, zoals lasresten, af-dichtingsresten of vuil in de waterleidingenkunnen schade aan het product veroorzaken.

    ▶ Spoel de CV-installatie voor de installatiegrondig uit.

    Pakkingen van rubberachtige materialen kunnen plastischvervormen, wat kan leiden tot drukverliezen. We adviserenhet gebruik van pakkingen van kartonachtig vezelmateriaal.

    U mag het product alleen in gebruik nemen, als tussenwarmteopwekkercircuit en CV-circuit resp. boilerlaad-circuit een voldoende gedimensioneerde open verdelergemonteerd werd.

    5.1 Open verdeler kiezen

    De open verdeler ontkoppelt de warmteopwekker van hetCV-systeem. De afhankelijkheid van de restopvoerhoogtevan de warmteopwekker is daarmee opgeheven. Via deopen verdeler in combinatie met de CV-pomp is een vol-doende hoge minimale hoeveelheid circulatiewater via dewarmteopwekker altijd aanwezig.

    Vermogen van het CV-sys-teem

    Spreiding van het CV-systeem

    10 K 15 K 20 K

    Afzonderlijk toestel WH 160 WH 95 WH 95

    Dubbele cascade WH 280 WH 160 WH 95

    Driedubbele cascade WH 280 WH 280 WH 160

    Vooral bij oude installaties adviseren wij om in de retour naarde open verdeler (niet naar het product) een CV-vuilfilter temonteren. Dit beschermt het product tegen verontreiniginguit de installatie. Let op voldoende dimensionering, om eensnelle verstopping en een aanvullend, hoog drukverlies tevoorkomen.

    Voor het gebruik van een verdeler heeft u qua elektriciteitgeen toebehoren nodig. Eenvoudige installaties kunt udirect in de schakelkast aansluiten, zie aansluitschema(→ Pagina 34).

    5.1.1 CV-circuitverbinding met open verdeler

    1

    2

    3

    4

    1 Product met internepomp

    2 Open verdeler

    3 Externe CV-pomp

    4 Verbruikers (bijv. CV-circuit)

    Het product kan een CV-circuit via de open verdeler directbedienen.

    ▶ Kies achter de open verdeler een bij de installatie pas-sende CV-pomp.

    ▶ Let bij installaties met meerdere circuits bovendien op deregelingstechnische toebehoren.

    De interne pomp is in de fabriek ingesteld.

  • 5 Installatie

    10 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    ▶ Sluit de externe CV-pomp op de grijze ProE-stekker X13aan.

    ▶ Zet het diagnosepunt d.26 op 2.

    5.1.2 Boilervoorrangschakeling via open verdeler

    1

    2

    3

    4

    1 Product met internepomp

    2 Open verdeler

    3 Externe boilerlaadpomp

    4 Verbruikers (bijv. boiler-laadcircuit)

    De elektronica van het product is zo ontworpen, dat u eenboilerlaadcircuit en een CV-circuit direct zonder toebehorenkunt aansluiten. Door de aansluiting van het boilerlaadcircuitachter de open verdeler kan een indivuele boilergrootte eneen boilerlaadpomp gekozen worden.

    ▶ Let erop, dat evt. zwaartekrachtremmen of mengcircuitsnodig zijn, om dwarsstromingen naar andere circuits ofhogetemperatuurinvloeden van het boilerlaadcircuit tevoorkomen.

    ▶ Sluit de boilerlaadpomp op de ProE-stekker X6 aan.Voor de ingebruikneming van de boilerlaadpomp is geeninstelling van een diagnosepunt nodig. De steekplaats opde printplaat is gereserveerd voor de boilerlaadpomp.

    5.1.3 Boilervoorrangschakeling en CV-circuit viaopen verdeler

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    1 Product met internepomp

    2 Open verdeler

    3 Externe CV-pomp

    4 Verbruikers (bijv. CV-circuit)

    5 Externe boilerlaadpomp

    6 Buffer

    De elektronica van het product is zo ontworpen, dat u eenstandaard systeem (1 CV-circuit en 1 boilerlaadcircuit) zon-der speciale toebehoren kunt aansluiten. Als meerdere cir-cuits nodig zijn, dan zijn speciale toebehoren resp. thermo-staat nodig. De restopvoerhoogte van het product t.o.v. ver-deler is voldoende. De aansluiting van het boilerlaadcircuitachter de open de verdeler kunt u individueel (boilergrootte,boilerlaadpompgrootte etc.) vormgeven.

    ▶ Let erop, dat evt. zwaartekrachtremmen of mengcircuitsnodig zijn, om dwarsstromingen naar andere circuits ofhogetemperatuurinvloeden van het boilerlaadcircuit tevoorkomen.

    Voor de ingebruikneming van de boilerlaadpomp is geeninstelling van een diagnosepunt nodig. De steekplaats opde printplaat is gereserveerd voor de boilerlaadpomp.

    De interne pomp is in de fabriek ingesteld.

    ▶ Sluit de boilerlaadpomp op de ProE-stekker X6 aan.▶ Sluit de externe CV-pomp op de grijze ProE-stekker X13

    aan.

    ▶ Zet het diagnosepunt d.26 op 2.

    5.2 Gasinstallatie

    5.2.1 Gasinstallatie uitvoeren

    Opgelet!Risico op materiële schade door gasdicht-heidscontrole!

    Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110 mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk van 11 kPa (110 mbar).

    ▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen, sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct geïnstalleerde gasafsluitkraan.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.

    Aanwijzing

    Verlaag na de gasmeter niet de gasleidingdimen-sionering. Behoud de dimensionering tot het pro-duct. Selecteer de correcte gaskraan. Bij gebruikvan een stromingsbeveiliging moet de volgendehogere leidingdoorsnede gekozen worden.

  • Installatie 5

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 11

    1

    ▶ Monteer de gasleiding volgens de erkende regels van detechniek spanningsvrij.

    ▶ Zorg ervoor, dat de aanwezige gasmeter geschikt is voorhet vereiste gasdebiet.

    ▶ Verwijder resten uit de gasleiding door de gasleidingvooraf uit te blazen.

    ▶ Schroef de gasleiding (1) gasdicht vast met de (voorge-ïnstalleerde) gaskraan. Gebruik daarvoor de bijgevoegdeklemkoppeling G 1.

    ▶ Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikneming.▶ Controleer de gasaansluiting op dichtheid.

    5.3 Hydraulische installatie

    Opgelet!Risico op materiële schade door corrosie!

    Niet diffusiedichte kunststof buizen in de CV-installatie veroorzaken lucht in het verwar-mingswater en corrosie in het warmtebroncir-cuit en het product.

    ▶ Voer bij het gebruik van niet diffusiedichtekunststof buizen in de CV-installatie eensysteemscheiding uit door een externewarmtewisselaar tussen product en CV-installatie in te bouwen.

    Opgelet!Risico op materiële schade door warmte-overdracht bij het solderen!

    Door warmteoverdracht bij het solderen kun-nen de pakkingen in de onderhoudskranenbeschadigd worden.

    ▶ Soldeer niet aan de aansluitstukken als deaansluitstukken aan de onderhoudskra-nen vastgeschroefd zijn.

    ▶ Als in de CV-installatie kunststof buizen worden gebruikt,moet u op de standplaats een geschikte maximaalther-mostaat op de CV-aanvoerleiding monteren. De maxi-maalthermostaat is nodig om bij storing de CV-installatiete beschermen tegen temperatuurgebonden beschadi-gingen.

    ▶ Installeer op de standplaats een expansievat in de CV-retourleiding zo dicht mogelijk bij het product.

    5.3.1 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten

    21

    1. Monteer vakkundig onderhoudskranen op de aanvoer-aansluiting (1) en op de retouraansluiting (2).

    2. Sluit de verwarmingsaansluitingen volgens de normenaan.

    5.3.2 Veiligheidsklep monteren

    1

    1. Monteer de bijgevoegde veiligheidsklep.

    2. Plaats de afvoerleiding voor de veiligheidsklep zo kortmogelijk en met verval.

    3. Laat de afvoerleiding zo eindigen, dat bij het lekken vanwater of damp geen personen verwond en geen kabelsen geen elektrische onderdelen beschadigd kunnenworden.

    4. Zorg ervoor dat het leidingeinde zichtbaar is.

    5.3.3 Condensafvoerleiding aansluiten

    Gevaar!Levensgevaar door lekken van rookgas-sen!

    De condensafvoerleiding van de sifon magniet dicht met een afvalwaterleiding verbon-den zijn, omdat anders de interne sifonbekerleeggezogen kan worden en er rookgas kanontsnappen.

    ▶ Verbind de condensafvoerleiding nietdicht met de afvalwaterleiding.

  • 5 Installatie

    12 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    1

    2

    Bij de verbranding ontstaat condens in het product. De con-densafvoerleiding (1) leidt het condens via een afvoertrech-ter (2) naar de afvalwateraansluiting.

    ▶ Monteer de bijgevoegde condensafvoerleiding (slang)(1).

    Aanwijzing

    Als de lengte van de bijgevoegde slang nietvoldoende is, gebruik dan alleen leidingenvan zuurbestendig materiaal (bijv. kunststof)voor de condensafvoerleiding en ook voor derioleringsleiding.

    ▶ Hang de condensafvoerleiding over de voorgeïnstal-leerde afvoertrechter (2).

    5.4 VLT/VGA monteren

    Gevaar!Mogelijk lichamelijk letsel en materiëleschade door niet-toegestane VLT-/VGA-systemen!

    Vaillant CV-toestellen zijn samen met de ori-ginele Vaillant VLT-/VGA-systemen systeem-gecertificeerd. Het gebruik van ander toe-behoren kan lichamelijk letsel en materiëleschade en functiestoringen veroorzaken. Bijinstallatietype B23P is ook toebehoren vanandere fabrikanten toegestaan (zie techni-sche gegevens in de bijlage).

    ▶ Gebruik enkel originele Vaillant VLT-/VGA-systemen.

    ▶ Als voor B23P toebehoren van anderefabrikanten zijn toegestaan, zorg er danvoor dat de verbrandingsgasbuisverbin-dingen correct gelegd, afgedicht en tegenwegglijden beveiligd zijn.

    Alle ecoTEC plus CV-toestellen zijn standaard uitgerust meteen VLT/VGA-aansluiting ⌀ 80/80 mm. Deze standaardaan-sluiting kan indien nodig door een VLT/VGA-aansluitingmet ⌀ 80/125 mm vervangen worden. De keuze van hetmeest geschikte systeem is afhankelijk van de specifieke in-bouwsituatie of toepassing. U kunt bijvoorbeeld de volgendeVLT/VGA-toebehoren met uw CV-ketel combineren:

    – Gescheiden VLT/VGA, kunststof, ⌀ 80/80 mm

    – Concentrische VLT/VGA, kunststof, ⌀ 80/125 mm

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

    Een overschrijding van de max. buislengtekan leiden tot onvoldoende afvoer van deverbrandingsgassen.

    ▶ Voor elke aanvullende 90°-bocht moet2,5 m afgetrokken worden van de max.buislengte. Voor elke aanvullende 45°-bocht moet 1 m afgetrokken worden vande max. buislengte.

    De maximale buislengte voor een gescheiden VLT/VGA be-draagt incl. twee 90°-bochten:

    – 10 m met 2 x 80 mm buizen– 33 m met 2 x 100 mm buizen

    De maximale buislengte voor een concentrische VLT/VGAbedraagt:

    – 18 m horizontaal incl. een 90°-bochtstuk– 21 m verticaal incl. dakdoorvoer

    Aanwijzing

    In het verbrandingsgasafvoersysteem moet eenmeetpunt aanwezig zijn

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

    Condens dat in de rookgasleiding blijft staan,kan de dichtingen beschadigen.

    ▶ Monteer de verbrandingsluchttoe-voer/verbrandingsgasafvoer met hellingt.o.v. het toestel.

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

    Bij gebruik van kunststof of RVS-verbran-dingsgasafvoer zorgt terugstromend conden-saat voor een onherstelbare beschadigingvan de aluminium verbrandingsgasaanslui-ting door corrosie.

    ▶ Bouw direct een condensvat in op de ver-brandingsgasaansluiting.

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

    Bij de installatie van kunststof-verbrandings-gasafvoersystemen volgens C6 kan doorhoge temperaturen de verbrandingsgasaf-voerleiding onherstelbaar beschadigd wor-den.

  • Installatie 5

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 13

    ▶ Installeer alleen kunststof-verbrandings-gasafvoersystemen volgens C6, die tenminste overeenkomen met de tempera-tuurklasse T120.

    5.4.1 Aanwijzingen bij de B23 installatie

    Een VGA volgens toesteltype B23 (van de omgevingsluchtafhankelijk gaswand-CV-ketels) vereist een zorgvuldigeplanning en omzetting. Neem bij de planning de technischegegevens van het product in acht en pas de erkende regelsvan de techniek toe.

    5.4.2 Aanwijzingen en informatie bij de B23Pinstallatie

    De VGA moet minstens aan de classificatie T 120 P1 W 1volgens EN 1443 voldoen. De maximale buislengte moet be-rekend worden uit het toegestane drukverschil in de techni-sche gegevens.

    De maximale buislengte (alleen rechte buis) komt overeenmet de maximaal toegestane verbrandingsgasbuislengtezonder bochten. Als bochten gebruikt worden, dan moet demaximale buislengte conform de dynamische stromings-eigenschappen van de bochtstukken verminderd worden.Bochtstukken mogen niet direct op elkaar volgen omdat hetdrukverlies op deze manier enorm verhoogd wordt.

    Vooral als de verbrandingsgasafvoerbuis in koude ruimtes ofbuiten het gebouw geïnstalleerd wordt, kan het vriespunt aanhet oppervlak van de binnenkant van de buis bereikt wor-den. Door aantoonbare dimensionering volgens EN 13384-1 bij een minimale belasting van de CV-ketel bij een verbran-dingsgastemperatuur van 40°C moet dit probleem vermedenworden. Het product mag niet op een cascade-verbrandings-gasafvoersysteem aangesloten worden dat door andere toe-stellen gebruikt wordt.

    ▶ Neem de geldende nationale en plaatselijke voorschriftenvoor VGA's in acht, vooral bij installaties in woonruimtes.Informeer de gebruiker over de juiste bediening van hetproduct.

    5.5 Elektrische installatie

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok bijondeskundige elektrische aansluiting!

    Een ondeskundige elektrische installatiekan het veilige gebruik van het product beïn-vloeden en tot lichamelijk letsel en materiëleschade leiden.

    ▶ Voer de elektrische installatie alleen uitals u een opgeleide installateur bent envoor dit werk gekwalificeerd bent.

    ▶ Houd u hierbij aan alle desbetreffendewetten, normen en richtlijnen.

    ▶ Aard het product.

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

    Het aanraken van spanningvoerende aan-sluitingen kan ernstig lichamelijk letsel ver-oorzaken. Ook bij uitgeschakelde hoofdscha-kelaar staat er nog stroom op de netaansluit-klemmen L en N:

    ▶ Schakel de stroomtoevoer uit.▶ Beveilig de stroomtoevoer tegen opnieuw

    inschakelen.

    5.5.1 Schakelkast openen resp. sluiten

    5.5.1.1 Schakelkast openen

    1. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 9)

    2

    1

    3

    2. Klap de schakelkast (3) naar voren.

    3. Los de clips (1) links en rechts uit de houders.

    4. Klap het deksel (2) omhoog.

    5.5.1.2 Schakelkast sluiten

    1. Sluit het deksel (2), door dit naar beneden op de scha-kelkast (3) te drukken.

    2. Let erop dat alle clips (1) hoorbaar in de houders vast-klikken.

    3. Klap de schakelkast naar boven.

    5.5.2 Netaansluiting tot stand brengen

    De nominale spanning van het net moet 230 V bedragen: bijnetspanningen boven 253 V en beneden 190 V zijn functie-belemmeringen mogelijk.

    Het toestel is uitgerust met een 1,0 m lange aansluitkabelmet stekker. De aansluitkabel is in de fabriek al volledig inhet toestel bedraad.

    Ga bij de aansluitbedrading als volgt te werk:

    ▶ Steek de stekker in een geschikt stopcontact.

  • 5 Installatie

    14 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    Het toestel is daarmee gereed voor gebruik op het elektrici-teitsnet aangesloten. De toegang tot de netaansluitstekkermoet altijd gegarandeerd zijn en mag niet afgedekt of ge-blokkeerd worden.

    5.5.3 Bedrading uitvoeren

    Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige installatie!

    Netspanning aan verkeerde stekkerklemmenvan het systeem ProE kan de elektronicavernietigen.

    ▶ Sluit aan de klemmen eBUS (+/−) geennetspanning aan.

    ▶ Klem de netaansluitkabel uitsluitend op dedaarvoor gemarkeerde klemmen aan!

    1. Breng de aansluitleidingen van de aan te sluiten com-ponenten door de kabeldoorvoer links aan de onderkantvan het product naar binnen.

    2. Gebruik de snoerontlastingen.

    3. Verkort de aansluitleidingen indien nodig.

    4. Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van eendraad te vermijden, ontmantelt u de buitenste omhullingvan flexibele leidingen slechts maximaal 30 mm.

    5. Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste dradentijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling nietbeschadigd wordt.

    6. Isoleer de binnenste draden slechts zodanig dat goede,stabiele verbindingen tot stand gebracht kunnen wor-den.

    7. Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dientu de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-hulzen te voorzien.

    8. Schroef de betreffende ProE-stekker aan de aansluitlei-ding.

    9. Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-kerklemmen van de ProE-stekker zitten. Corrigeer evt.

    10. Steek de ProE-stekker in de bijbehorende stekkerplaatsvan de printplaat.

    5.5.4 Thermostaat monteren

    ▶ Monteer indien nodig de thermostaat.

    5.5.5 Thermostaat aan de elektronica aansluiten

    1. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 14)2. Als u geen kamer-/klokthermostaat aansluit, overbrug

    dan de klemmen 3 en 4, indien geen brug aanwezig is.

    3. Als u een kamer-/klokthermostaat op de klemmen 3 en4 aansluit, verwijder de brug dan.

    4. Als u een weersafhankelijke thermostaat of kamerther-mostaat (continue regeling - aansluitklemmen 7, 8, 9)aansluit, laat dan de brug tussen klem 3 en 4 zitten.

    5. Als u een maximaalthermostaat (aanlegthermostaat)voor vloerverwarmingen aansluit, verwijder dan de brugaan de blauwe ProE-stekker (aanlegthermostaat) ensluit de maximaalthermostaat hier aan.

    6. Sluit de schakelkast. (→ Pagina 13)

    7. Om pompmodus 1 (verder lopende pomp) voor mul-ticircuitregelaar te bereiken, zet u d.18 pompmodus(→ Pagina 21) van 3 (intermitterende pomp) op 1.

    5.5.6 Verdelervoeler aansluiten

    1. Sluit de verdelervoeler op de randstekker X41 op klemRF of op de thermostaat aan. Neem daarbij de handlei-dingen van de thermostaat in acht.

    2. Steek de randstekker op de steekplaats X41 van deprintplaat.

    3. Activeer de verdelerfunctie op de thermostaat.

    5.5.7 Boilerlaadpomp aansluiten

    ▶ Sluit een externe, zelf te monteren boilerlaadpomp op deroze ProE-stekker X6 aan.

    5.5.8 Bijkomende componenten aansluiten

    Met behulp van het ingebouwde tijdrelais kunt u een bijko-mend component aansturen, met de multifunctionele moduletwee bijkomende componenten.

    U kunt de volgende componenten selecteren:

    1. Circulatiepomp

    2. Externe pomp

    3. Boilerlaadpomp

    4. Afzuigkap

    5. Externe magneetklep

    6. Externe storingsmelding

    7. Niet actief

    8. Afstandsbediening eBUS (niet actief)

    9. Legionellabeveiligingspomp (niet actief)

    10. niet actief.

    5.5.8.1 Hulprelais gebruiken

    1. Sluit een bijkomend component via de grijze stekker opde printplaat direct op het geïntegreerde hulprelais aan.

    2. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 14)3. Om het aangesloten component in gebruik te nemen,

    kiest u de component via d.26, zie Diagnosecodes op-roepen (→ Pagina 20).

    5.5.8.2 VR 40 (multifunctionele module 2 uit 7)gebruiken

    1. Monteer de componenten conform de desbetreffendehandleiding.

    2. Kies voor de aansturing van het relais 1 op de multi-functionele module D.27 (→ Pagina 20).

    3. Kies voor de aansturing van het relais 2 op de multi-functionele module D.28 (→ Pagina 20).

  • Ingebruikname 6

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 15

    5.5.9 Circulatiepomp volgens de behoefteaansturen

    Aanwijzing

    De elektronica van het product biedt de mogelijk-heid, om de circulatiepomp van een warmwater-boiler naar wens (zoals bij een traplichtautomaat)aan te sturen. De aansturing vindt plaats via eenzelf te monteren, externe toets, die op een wille-keurig punt in de woning, bijv. badkamer of keu-ken, geïnstalleerd kan zijn. Bij bediening van detoets wordt de circulatiepomp in bedrijf genomen.Na 5 minuten wordt de pomp weer uitgeschakeld.Er kunnen meerdere toetsen parallel geschakeldworden. Onafhankelijk van de externe aansturingvan de circulatiepomp is de functie "Aansturingdoor programmeerbaar tijdvenster" door een ther-mostaat verder mogelijk.

    Voorwaarden: Warmwaterboiler aangesloten

    ▶ Voer de bedrading uit. (→ Pagina 14)▶ Verbind de aansluitleiding van een externe toets met de

    klemmen 1 (0) en 6 (FB) van de randstekker X41, diebij de thermostaat zit.

    ▶ Steek de randstekker op de steekplaats X41 van deprintplaat.

    6 Ingebruikname

    6.1 Functiemenu

    ▶ Gebruik voor de ingebruikneming van het product hetfunctiemenu.

    Als u de hoofdschakelaar inschakelt of op de resettoetsdrukt, wordt op het display gevraagd, of het functiemenugestart moet worden.

    Als u het functiemenu start, kunt u actoren van het producttesten.

    Zelftests in hetfunctiemenu

    Betekenis

    Interne pomp contro-leren

    De interne pomp kan in- en uitgescha-keld worden.

    Interne voorrangom-schakelklep controle-ren

    De interne voorrangomschakelklep kanin verwarmings- of warmwaterpositiegezet worden.

    Ventilator controle-ren

    De ventilator kan in- en uitgeschakeldworden. Het maximale ventilatortoerentalwordt ingeschakeld.

    Laadpomp controle-ren

    De boilerlaadpomp kan in- en uitgescha-keld worden.

    Circulatiepomp con-troleren

    De circulatiepomp kan in- en uitgescha-keld worden.

    Externe pomp con-troleren

    De externe pomp kan in- en uitgescha-keld worden.

    Hydraulisch systeemontluchten

    Naar keuze kan het verwarmings- ofwarmwatercircuit ontlucht worden. Ge-durende 15 min worden dezelfde cyclidoorlopen als bij het testprogramma P.0.

    Zelftests in hetfunctiemenu

    Betekenis

    Brander testen Het product start, voert de noodzakelijkezelftest uit en gaat in minimale belasting.Op het display worden afwisselend sta-tus en temperatuur (naar keuze druk)weergegeven. Als een fout optreedt,wordt dit op het display weergegeven.

    Functiemenu afslui-ten

    Het functiemenu wordt verlaten.

    De actuele modus wordt op display in niet-gecodeerde tekstweergegeven. De testmodus wordt automatisch verlaten, als 15minuten lang geen toets wordt bediend.

    6.1.1 Zelftests uitvoeren in het functiemenu

    Functiemenu actief(-) Nee Ja (+)

    Interne pompcontrolereni = starten

    ▶ Start het functiemenu.▶ Selecteer een zelftest.

    Interne pompcontrolereni = starten

    Interne pomp uit(-) Uit Aan (+)

    ▶ Start de geselecteerde zelftest.

    Wasserpumpe ein(-) Aus Ein (+)

    Interne pomp Aan(-) Uit Aan (+)

    Interne pomp controlereni = starten

    ▶ Wijzig de status evt.

  • 6 Ingebruikname

    16 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    ◁ Op het display met gewone tekst wordt altijd de actu-ele status weergegeven.

    Functiemenu Beëindi = Beëind

    ▶ Start de volgende zelftest of scroll naar het punt "Functie-menu beëindigen" en beëindig het functiemenu.

    6.2 Testprogramma's gebruiken

    Door verschillende testprogramma's te activeren, kunt u spe-ciale functies aan het product activeren.

    Weer-gave

    Betekenis

    P. 0 Controleprogramma ontluchting:

    De interne pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.

    Het CV-circuit en het warmwatercircuit worden via desnelontluchter ontlucht (de kap van de snelontluchtermoet losgemaakt zijn).

    1 x : Start ontluchting CV-circuit (displayweer-gave: HP)

    2 x : Start ontluchting boilerlaadcircuit (display-weergave: SP)

    3 x : Ontluchtingsprogramma beëindigen

    Aanwijzing

    Ontluchtingsprogramma loopt per circuit 6,5 min. eneindigt daarna.

    P. 1 Testprogramma maximale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metmaximale warmtebelasting.

    P. 2 Controleprogramma minimale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metminimale warmtebelasting.

    P. 5 Testprogramma VTB (veiligheidstemperatuurbegren-zer):

    De brander wordt met maximaal vermogen in- en detemperatuurregeling wordt uitgeschakeld, zodat hetproduct door het ontwijken van een regeluitschake-ling tot het bereiken van de uitschakeltemperatuurvan de veiligheidstemperatuurbegrenzer van 97 °Cverwarmt.

    P. 6 Testprogramma DWK (driewegklep)-middenstand:(niet actief)

    U start de testprogramma's P.0 tot P.6, door:

    – de hoofdschakelaar in te schakelen en tegelijkertijdgedurende 5 seconden ingedrukt te houden of

    – en tegelijkertijd in te drukken, vervolgens los telaten en 5 seconden ingedrukt te houden

    Op het display verschijnt de weergave P. 0.

    ▶ Druk op , om een testprogrammanummer omhoog tegaan.

    ▶ Druk op , om het testprogramma te starten.▶ Druk tegelijkertijd op en , om de testprogramma's

    te beëindigen. De testprogramma's worden ook beëin-digd, als u 15 minuten lang geen toets bedient.

    6.3 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren

    Opgelet!Kans op materiële schade door minder-waardige verwarmingswater

    ▶ Zorg voor verwarmingswater van vol-doende kwaliteit.

    ▶ Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit vanhet verwarmingswater te controleren.

    Kwaliteit van het verwarmingswater controleren▶ Neem een beetje water uit het CV-circuit.▶ Controleer het uitzicht van het CV-water.▶ Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de

    installatie spuien.

    ▶ Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-oxide) voorhanden is.

    ▶ Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan enneem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-ming. Of bouw een magneetfilter in.

    ▶ Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij25 °C.

    ▶ Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-tie en conditioneert u het verwarmingswater.

    ▶ Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswaterkan dringen. (→ Pagina 20)

    Vul- en bijvulwater controleren▶ Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de

    installatie vult.

    Vul- en bijvulwater conditioneren▶ Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-

    water de geldende nationale voorschriften en technischeregels in acht.

    Voor zover nationale voorschriften en technische regelingengeen hogere eisen stellen, geldt het volgende:

    U moet het CV-water conditioneren,

    – als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens degebruiksduur van de installatie het drievoudige van hetnominale volume van de CV-installatie overschrijdt of

    – wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaardenniet worden aangehouden of

    – als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 ofboven 10,0 ligt.

  • Ingebruikname 6

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 17

    Totaalverwar-mings-vermo-gen

    Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)

    ≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW

    > 50 l/kW

    kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³

    < 50 < 16,8 < 3 11,2 2 0,11 0,02

    > 50 tot≤ 200

    11,2 2 8,4 1,5 0,11 0,02

    > 200 tot≤ 600

    8,4 1,5 0,11 0,02 0,11 0,02

    > 600 0,11 0,02 0,11 0,02 0,11 0,02

    1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.

    Opgelet!Risico voor materiële schade door toe-voeging van het verwarmingswater metongeschikte antivries- of corrosiewerendemiddelen!

    Antivries- en corrosiewerende middelen kun-nen veranderingen aan pakkingen, geluidenin de CV-functie en evt. verdere beschadigin-gen veroorzaken.

    ▶ Gebruik geen ongeschikte antivries- encorrosiewerende middelen.

    Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werdenmet onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamhedenvastgesteld.

    ▶ Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van defabrikant van het additief in acht.

    Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overigeCV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaardenwe geen aansprakelijkheid.

    Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-tend uitspoelen vereist)– Fernox F3– Sentinel X 300– Sentinel X 400

    Additieven die permanent in de installatie blijven– Fernox F1– Fernox F2– Sentinel X 100– Sentinel X 200

    Antivriesmiddelen die permanent in de installatieblijven– Fernox Antifreeze Alphi 11– Sentinel X 500

    ▶ Informeer de gebruiker over de nodige maatregelen als ubovengenoemde additieven hebt gebruikt.

    ▶ Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijzevoor de vorstbeveiliging.

    6.4 Vuldruk aflezen

    1 2

    Het product beschikt over een analoge manometer (1) eneen digitale drukindicatie.

    ▶ Om de digitale waarde van de vuldruk af te lezen, drukt uop (2).

    Als de verwarmingsinstallatie gevuld is, dan moet voor deperfecte werking de wijzer van de manometer bij een koudeCV-installatie in de bovenste helft van het grijze bereikstaan. Dit komt overeen met een vuldruk tussen 0,1 MPa en0,2 MPa (1,0 bar en 2,0 bar).

    Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereistzijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.

    6.5 Te lage waterdruk vermijden

    Om schade aan de CV-installatie door te geringe vuldrukte vermijden, is het product met een waterdruksensor uit-gerust. Het product signaleert bij het onderschrijden van0,06 MPa (0,6 bar) vuldruk het druktekort met een knippe-rende drukwaarde op het display. Als de vuldruk een waardevan 0,03 MPa (0,3 bar) onderschrijdt, dan schakelt het pro-duct uit. Het display geeft F.22 weer.

    ▶ Vul CV-water bij om het product opnieuw in gebruik tenemen.

    Het display geeft de drukwaarde knipperend weer tot eendruk van 0,11 MPa (1,1 bar) of hoger bereikt is.

    ▶ Als u vaak een drukverlies vaststelt, dan dient u de oor-zaak te zoeken en te verhelpen.

  • 6 Ingebruikname

    18 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    6.6 CV-installatie vullen en ontluchten

    1

    1. Spoel de CV-installatie grondig uit voor u deze vult.

    2. Draai de dop van de snelontluchter (1) met een tot tweedraaien los en laat deze geopend, omdat ook tijdenshet continubedrijf het product automatisch via de snel-ontluchter ontlucht wordt.

    3. Neem de aanwijzingen bij het onderwerp CV-watervoorbereiden (→ Pagina 16) in acht.

    4. Verbind vul- en aftapkraan van de CV-installatie vol-gens de normen met een CV-water-voorziening.

    5. Open de CV-wateraanvoer.

    6. Open alle thermostatische radiatorkranen.

    7. Controleer evt. of beide onderhoudskranen aan hetproduct geopend zijn.

    8. Open langzaam de vul- en aftapkraan zodat het waterin de CV-installatie stroomt.

    9. Ontlucht de laagst gelegen radiator tot het water aanhet ontluchtingsventiel er zonder bellen uitkomt.

    10. Ontlucht alle andere radiatoren tot het CV-systeemcompleet met water gevuld is.

    11. Sluit alle ontluchtingsventielen.

    12. Houd de stijgende vuldruk in de CV-installatie in hetoog.

    13. Vul water bij tot de vereiste vuldruk bereikt is.

    14. Sluit de vul- en aftapkraan en de CV-water-voorziening.

    15. Controleer alle aansluitingen en het volledige systeemop ondichtheden.

    16. Om de CV-installatie te ontluchten, kiest u het testpro-gramma P.0.

    ◁ Het product treedt niet in werking, de interne pomploopt intermitterend en ontlucht naar keuze het CV-circuit of het warmwatercircuit. Het display toont devuldruk van de CV-installatie.

    17. Om de ontluchtingsprocedure reglementair te kunnenuitvoeren, dient u erop te letten dat de vuldruk van deCV-installatie niet onder de minimale vuldruk daalt.

    – Minimumvuldruk van de CV-installatie: 0,08 MPa(0,80 bar)

    Aanwijzing

    Het testprogramma P.0 loopt per circuit6,5 minuten.

    Na het beëindigen van de vulprocedure moetde vuldruk van de CV-installatie minstens0,02 MPa (0,2 bar) boven de tegendruk vanhet expansievat (ADG) liggen (Pinstallatie ≥PADG + 0,02 MPa (0,2 bar)).

    18. Als zich na het beëindigen van het testprogramma P.0nog teveel lucht in de CV-installatie bevindt, start hettestprogramma dan opnieuw.

    19. Controleer alle aansluitingen op dichtheid.

    6.7 Sifonbeker vullen

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar door lekkende rook-gassen!

    Door een lege of niet voldoende gevulde si-fonbeker kunnen rookgassen in de ruimte-lucht ontsnappen.

    ▶ Vul voor de ingebruikname van het pro-duct de sifonbeker met water.

    1

    1. Monteer de sifonpatroon (1) conform de montagehand-leiding.

    2. Vul de condenswatersifon conform de beschrijving.

    6.8 Gasinstelling

    6.8.1 Instelling af fabriek controleren

    Opgelet!Functiestoringen of verkorting van delevensduur van het product door verkeerdingestelde gasgroep!

    Als de productuitvoering niet met de plaat-selijk voorhanden gasgroep overeenkomt,zullen er storingen optreden of u zult voor-tijdig componenten van het product moetenvervangen.

    ▶ Voor u het product in gebruik neemt, dientu de informatie over de gasgroep op hettypeplaatje met de gasgroep te vergelij-ken die op de opstellingsplaats te beschik-king staat.

    De verbranding van het product werd af fabriek gecontro-leerd en voor het gebruik met de gasgroep, die op het type-plaatje vastgelegd is, vooraf ingesteld. In sommige gebiedenkan een aanpassing ter plaatse nodig zijn.

  • Ingebruikname 6

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 19

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de plaatse-

    lijke gasgroep overeen

    ▶ Neem het product niet in gebruik.

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de plaat-

    selijke gasgroep

    ▶ Ga te werk zoals hierna beschreven.

    6.8.2 Gasdynamische druk controleren

    1. Sluit de gasafsluitkraan.

    1

    2

    2. Draai de met in gekenmerkte meetnippelschroef (1) ophet gasblok los.

    3. Sluit een digitale manometer of U-manometer (2) aan.

    4. Open de gasafsluitkraan.

    5. Neem het product met het testprogramma P.1 in ge-bruik.

    6. Meet de gasstroomdruk ten opzichte van de atmosfeer-druk.

    – Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aard-gas G25: 2,0 … 3,0 kPa (20,0 … 30,0 mbar)

    7. Stel het product buiten bedrijf.

    8. Sluit de gasafsluitkraan.

    9. Verwijder de manometer.

    10. Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.

    11. Open de gasafsluitkraan.

    12. Controleer de meetnippel op gasdichtheid.

    Voorwaarden: Gasstroomdruk niet in het toegestane bereik

    Opgelet!Kans op materiële schade en bedrijfssto-ringen door verkeerde gasstroomdruk!Als de gasstroomdruk buiten het toegestanebereik ligt, dan kan dit tot storingen in dewerking en tot schade aan het product lei-den.▶ Voer geen instellingen aan het product

    uit.▶ Neem het product niet in gebruik.

    ▶ Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gas-maatschappij op de hoogte.

    ▶ Sluit de gasafsluitkraan.

    6.8.3 CO₂-gehalte controleren en evt. instellen(instelling luchtgetal)

    1. Neem het product met het testprogramma P.1 in ge-bruik.

    2. Wacht minstens 5 minuten tot het product bedrijfstem-peratuur bereikt heeft.

    1

    2

    3

    4

    3. Meet het CO₂-gehalte aan de verbrandingsgasmeet-aansluiting (1).

    4. Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde inde tabel.

    Instelwaarden Een-heid

    AardgasG25

    CO₂ na 5 min gebruik met vollast metgesloten frontmantel

    Vol.–% 9,0 ± 1,0

    CO₂ na 5 min gebruik met vollast metafgenomen frontmantel

    Vol.–% 8,8 ± 1,0

    Ingesteld voor Wobbe-index W₀ kWh/m³ 11,5

    O₂ na 5 min gebruik met vollast metgesloten frontmantel

    Vol.–%4,58 ± 1,8

    Voorwaarden: Instelling van het CO₂-gehalte vereist

    ▶ Draai de schroef (2) uit en klap de luchtaanzuigbuis (3)90° naar voren. De luchtaanzuigbuis niet wegnemen!

    ▶ Stel het CO₂-gehalte (waarde met afgenomen frontman-tel) in door aan de schroef (4) te draaien.

    Aanwijzing

    Naar links draaien: hoger CO₂-gehalteNaar rechts draaien: geringer CO₂-gehalte

    ▶ Verstel slechts in stappen van 1/8 omwenteling en wachtna elke verstelling ca. 1 minuut tot de waarde gestabili-seerd is.

    ▶ Klap na het instellen de luchtaanzuigbuis weer omhoog.▶ Controleer nogmaals het CO₂-gehalte.▶ Herhaal het instellen indien nodig.▶ Druk op de toets . De vollastmodus wordt ook verla-

    ten, als 15 minuten lang geen toets wordt bediend.

    ▶ Bevestig de luchtaanzuigbuis weer met de schroef(2).▶ Als een instelling in het opgegeven instelbereik niet mo-

    gelijk is, dan mag u het product niet in gebruik nemen.

    ▶ Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.

  • 7 Aanpassing aan de CV-installatie

    20 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    ▶ Monteer de frontmantel. (→ Pagina 9)

    6.9 Functie en dichtheid controleren

    Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:

    ▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-systeem, de CV-installatie en de warmwaterleidingen oplekkages.

    ▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingenfoutloos geïnstalleerd zijn.

    ▶ Controleer de voormantel op correcte montage.

    6.9.1 CV-bedrijf controleren

    1. Controleer of er een warmtevraag is.

    2. Druk op , om de statusweergave te activeren.

    ◁ Als het product correct functioneert, dan verschijntop het display S.4.

    6.9.2 Warmwaterbereiding controleren

    Voorwaarden: Boiler aangesloten

    Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-

    gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën tevervullen.

    ▶ Zorg ervoor dat de boilerthermostaat warmte vraagt.1. Druk op , om de statusweergave te activeren.

    ◁ Als de boiler correct geladen wordt, verschijnt op hetdisplay S.24.

    2. Als u een thermostaat aangesloten hebt waarop u dewarmwatertemperatuur kunt instellen, dan zet u dewarmwatertemperatuur op de CV-ketel op de maximaalmogelijke temperatuur.

    Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³, CV-ketel met boiler

    – Watertemperatuur: ≤ 50 ℃3. Stel de gewenste temperatuur voor de aangesloten

    boiler aan de thermostaat in.

    ◁ De CV-ketel neemt de op de thermostaat ingesteldegewenste temperatuur over (automatische afstellingbij nieuwere thermostaten).

    7 Aanpassing aan de CV-installatie

    7.1 Diagnosecodes oproepen

    Met behulp van de parameters, die in het overzicht diagno-secodes als instelbaar gemarkeerd zijn, kunt u het productaan de CV-installatie en de wensen van de klant aanpassen.

    Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 28)

    +

    ▶ Druk tegelijkertijd op en onder het display.◁ Op het display verschijnt d. 0 (CV-deellast).

    ▶ Blader met of naar het gewenste diagnosenum-mer.

    ▶ Druk op .◁ Op het display verschijnt de bijbehorende diagnose-

    informatie.

    ▶ Indien nodig, wijzig de waarde met of (weergaveknippert).

  • Aanpassing aan de CV-installatie 7

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 21

    ▶ Sla de nieuw ingestelde waarde op door ca. 5 secon-den ingedrukt te houden tot de weergave niet meer knip-pert.

    +

    ▶ Beëindig de diagnosemodus, door tegelijkertijd op ente drukken of 4 minuten geen toets in te drukken.

    ◁ Op het display verschijnt de actuele CV-aanvoertem-peratuur.

    Aanwijzing

    Als u het installateurniveau (tweede diagno-seniveau) activeert, zijn alle diagnosepuntenzichtbaar en toegankelijk.

    7.2 Installateurniveau (tweede diagnoseniveau)oproepen

    ▶ Blader in het eerste diagnoseniveau naar d.97.▶ Wijzig de weergegeven waarde naar 17 (wachtwoord).▶ Sla de instelling op.

    7.3 CV-deellast instellen

    De CV-deellast van het product is af fabriek op 46 kW inge-steld. Onder het diagnosepunt d. 0 kunt u een waarde instel-len, die overeenkomt met het productvermogen in kW.

    7.4 Pompnalooptijd en pompmodus instellen

    Onder D.1 kunt u de pompnalooptijd instellen (fabrieksinstel-ling 5 min.).

    Onder d.18 kunt nu een ander naloopgedrag van de pompinstellen.

    Nalopend: Na beëindiging van de verwarmingsaanvraagloopt de pomp met de onder d. 1 ingestelde tijd na.

    Doorlopend: De pomp wordt ingeschakeld, als de draai-knop voor de instelling van de CV-aanvoertemperatuur nietin linksaanslag staat en de warmtevraag via een externethermostaat vrijgeschakeld is.

    Intermitterend: Deze pompmodus is zinvol, om bij zeer ge-ringe warmtevraag en grote temperatuursverschillen tussengewenste waarde boilerlading en gewenste waarde CV-func-

    tie de restwarmte naar een boilerlading af te voeren. Eenondervoorziening van de woonruimtes wordt daardoor voor-komen. Bij warmtevraag wordt de pomp na verstrijken vande nalooptijd elke 25 minuten gedurende 5 minuten inge-schakeld

    7.5 Maximale aanvoertemperatuur instellen

    Onder D.71 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voorhet CV-bedrijf instellen (fabrieksinstelling 75 °C).

    7.6 Branderwachttijd instellen

    Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-tronische herinschakelblokkering geactiveerd. U kunt debranderwachttijd aan de omstandigheden van de CV-in-stallatie aanpassen. De branderwachttijd is alleen voor deCV-functie actief. De warmwaterfunctie wordt tijdens een lo-pende branderwachttijd niet beïnvloed door de tijdsinstelling.Onder D.2 kunt u de maximale branderwachttijd instellen(fabrieksinstelling: 20 min.). De effectieve branderwachttij-den afhankelijk van de gewenste aanvoertemperatuur en demaximaal ingestelde branderwachttijd kunt u in de volgendetabel terugvinden:

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

    1 5 10 15 20 25 30

    30 2,0 4,0 8,5 12,5 16,5 20,5 25,0

    35 2,0 4,0 7,5 11,0 15,0 18,5 22,0

    40 2,0 3,5 6,5 10,0 13,0 16,5 19,5

    45 2,0 3,0 6,0 8,5 11,5 14,0 17,0

    50 2,0 3,0 5,0 7,5 9,5 12,0 14,0

    55 2,0 2,5 4,5 6,0 8,0 10,0 11,5

    60 2,0 2,0 3,5 5,0 6,0 7,5 9,0

    65 2,0 1,5 2,5 3,5 4,5 5,5 6,5

    70 2,0 1,5 2,0 2,5 2,5 3,0 3,5

    75 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

    35 40 45 50 55 60

    30 29,0 33,0 37,0 41,0 45,0 49,5

    35 25,5 29,5 33,0 36,5 40,5 44,0

    40 22,5 26,0 29,0 32,0 35,5 38,5

    45 19,5 22,5 25,0 27,5 30,5 33,0

    50 16,5 18,5 21,0 23,5 25,5 28,0

    55 13,5 15,0 17,0 19,0 20,5 22,5

    60 10,5 11,5 13,0 14,5 15,5 17,0

    65 7,0 8,0 9,0 10,0 11,0 11,5

    70 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5

    75 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

  • 8 Inspectie en onderhoud

    22 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    Aanwijzing

    De resterende branderwachttijd na een regel-uitschakeling tijdens het CV-bedrijf kunt u onderD.67 oproepen.

    7.7 Onderhoudsinterval instellen

    Als het onderhodusinterval ingesteld wordt, verschijnt na eeninstelbaar aantal branderbedrijfsuren de onderhoudsmel-ding SEr op het display. Het display van eBUS-thermostatentoont de informatie Onderhoud.

    ▶ Stel de bedrijfsuren tot aan het volgende onderhoud viaD.84 in. Richtwaarden vindt u in de volgende tabel.

    Warmte-vraag

    Aantalpersonen

    Aantal uren dat de brander in wer-king is geweest tot de volgendeinspectie/onderhoudsbeurt (afhan-kelijk van het installatietype)

    5,0 kW1 ‑ 2 1.050 h

    2 ‑ 3 1.150 h

    10,0 kW1 ‑ 2 1.500 h

    2 ‑ 3 1.600 h

    15,0 kW2 ‑ 3 1.800 h

    3 ‑ 4 1.900 h

    20,0 kW3 ‑ 4 2.600 h

    4 ‑ 5 2.700 h

    25,0 kW3 ‑ 4 2.800 h

    4 ‑ 6 2.900 h

    > 27,0 kW3 ‑ 4 3.000 h

    4 ‑ 6 3.000 h

    De opgegeven waarden komen overeen met een gemid-delde gebruikstijd van één jaar.

    Als u geen getalwaarde, maar het symbool "–" instelt, dan isde functie Onderhoudsindicatie niet actief.

    Aanwijzing

    Na het verstrijken van de ingestelde bedrijfsurenmoet u het onderhoudsinterval opnieuw instellen.

    7.8 Pompdiagram

    500250 750

    10001250

    15001750

    20002250

    25002750

    30003250

    350000

    100200300400500600

    800

    1000

    700

    900

    11001200

    B

    A

    53% 100%

    A Restopvoerhoogtepomp in hPa (mbar)

    B Installatievolumestroomin l / h

    Min. vortex en nominale volumestroom (ΔT 20 K) zijn gemar-keerd.

    7.9 Product aanpassen aan groteverbrandingsgasafvoerlengtes

    Bij verbrandingsgasafvoerlengtes langer dan 10 m kunt u hetventilatortoerental van het product verhogen.

    ▶ Verhoog de waarde onder d.51 met 20.◁ Het maximale toerental van de ventilator wordt met

    200 t/min verhoogd.

    7.10 Product aan gebruiker opleveren

    1. Plak na de installatie de bijgeleverde sticker 835593 inde taal van de gebruiker op de voorkant van het pro-duct.

    2. Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werkingvan de veiligheidsinrichtingen.

    3. Instrueer de gebruiker over de bediening van hetproduct. Beantwoord al zijn vragen. Wijs de gebruikervooral op de veiligheidsvoorschriften die hij in acht moetnemen.

    4. Informeer de gebruiker over de noodzaak om het pro-duct volgens de opgegeven intervallen te laten onder-houden.

    5. Overhandig de gebruiker alle handleidingen en product-papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.

    6. Instrueer de gebruiker over getroffen maatregelen voorde VLT/VGA en wijs hem erop dat hij aan de VLT/VGAniets mag veranderen.

    8 Inspectie en onderhoud

    ▶ Voer alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden in devolgorde uit zoals in tabel overzicht inspectie- en onder-houdswerkzaamheden.

  • Inspectie en onderhoud 8

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 23

    Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht(→ Pagina 30)

    FunctiemenuAls u het product inschakelt of op de resettoets drukt, wordtop het display gevraagd, of het functiemenu gestart moetworden. Als u het functiemenu start, kunt u actoren van hetproduct testen.

    8.1 Inspectie- en onderhoudsintervallen in achtnemen

    Deskundige, regelmatige inspecties en onderhoudsbeur-ten (1 × jaarlijks) alsook het exclusieve gebruik van originelereserveonderdelen zijn voor een storingvrij gebruik en eenlange levensduur van het product van doorslaggevend be-lang.

    We raden u aan om een inspectie- en onderhoudscontract afte sluiten.

    InspectieHet doel van de inspectie is een vergelijking van de werke-lijke toestand van het product met de gewenste toestand. Ditgebeurt door meten, testen en observeren.

    OnderhoudOnderhoud is nodig om eventuele afwijkingen tussen dewerkelijke toestand en de gewenste toestand te verhelpen.Dit gebeurt normaal gesproken door reinigen, instellen enevt. vervangen van afzonderlijke, aan slijtage onderhevigecomponenten (bijv. de branderflensafdichting (art.-nr.180904), van de branderisolatie op de branderflens (art.-nr.180913) en van de branderisolatie op de achterwand van dewarmtewisselaar (art.-nr. 0020093190)).

    8.2 Reserveonderdelen aankopen

    De originele componenten van het product zijn in het kadervan de conformiteitskeuring meegecertificeerd. Als u bij hetonderhoud of de reparatie geen meegecertificeerde origineleVaillant reserveonderdelen gebruikt, vervalt de conformiteitvan het product. Daarom adviseren we u dringend origineleVaillant reserveonderdelen te monteren. Informatie over debeschikbare originele Vaillant reserveonderdelen vindt u ophet aan de achterkant vermelde contactadres.

    ▶ Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend originele Vaillantreserveonderdelen.

    8.3 Compacte thermomodule demonteren

    Gevaar!Levensgevaar en kans op materiëleschade door hete rookgassen!

    Afdichting, branderisolatie en zelfborgendemoeren aan de branderflens mogen niet be-schadigd zijn. Anders kunnen hete rookgas-sen lekken en tot verwondingen en materiëleschade leiden.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderdeur de afdichting.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de zelfborgende moeren aande branderflens.

    ▶ Als de branderisolatie op de branderflensvan de warmtewisselaar tekenen van be-

    schadiging vertoont, vervang dan de bran-derisolatie.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de branderisolatie op deachterwand.

    Aanwijzing

    De bouwgroep compacte thermomodule bestaatuit vier hoofdcomponenten:

    – toerentalgeregelde ventilator,

    – gas-lucht regeling,

    – gastoevoer (mengbuis) voor voorgemengdebrander,

    – voorgemengde brander.

    1. Schakel het product met de hoofdschakelaar uit.

    2. Sluit de gasafsluitkraan.

    3. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 9)4. Klap de schakelkast naar voren.

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8910

    5. Draai de borgschroef (3) eruit.

    6. Klap de luchtaanzuigbuis (2) naar voren.

    7. Haal de luchtaanzuigbuis van de aanzuigaansluiting af.

    8. Trek de stekker van de ontstekingsleiding en de aardlei-ding van de ontstekingselektrode (5) af.

    9. Koppel de gasleiding (9) aan de onderkant van het gas-blok los.

    10. Trek de kabel (7) van de ventilatormotor, de pulsbreed-temodulatie-signaalkabel aan de onderkant van de ven-tilator (8) en de kabel naar het gasblok (10) los.

    11. Schroef de zes moeren (4) eraf.

    12. Trek de complete compacte thermomodule (6) van dewarmtewisselaar (1) af.

    13. Controleer de brander en de warmtewisselaar opschade en verontreinigingen.

  • 8 Inspectie en onderhoud

    24 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    14. Indien nodig, reinig of vervang dan de componentenvolgens de volgende paragrafen.

    15. Vervang de branderisolatie op de achterwand van dewarmtewisselaar.

    16. Controleer de branderisolatie op de branderflens. Als utekenen van schade vaststelt, vervang dan de brander-isolatie.

    8.4 Warmtewisselaar reinigen

    1. Bescherm de naar beneden geklapte schakelkast tegenspatwater.

    1

    2

    2. Reinig de verwarmingsspiralen (2) van de warmtewis-selaar (1) met azijn (max. 5% zuur).

    3. Spoel na een inwerkingstijd van 20 minuten het losge-komen vuil met een scherpe waterstraal af of gebruikeen kunststofborstel. Richt de waterstraal niet direct opde branderisolatie aan de achterkant van de warmte-wisselaar.

    ◁ Het water loopt uit de warmtewisselaar door de si-fonbeker weg.

    8.5 Warmtewisselaar ontkalken

    1. Maak het product leeg. (→ Pagina 25)2. Verwijder de snelontluchter van de luchtafscheider.

    3. Vul het kalkoplosmiddel (ET 990098) via de open aan-sluiting van de snelontluchter in het product.

    4. Vul het product met schoon water tot de nominale druk.

    5. Zet de pomp op "doorlopend".

    6. Verwarm het product met de schoorsteenvegertoets.

    7. Laat de ontkalker ca. 30 min. inwerken in het schoor-steenvegerbedrijf.

    8. Spoel het product daarna grondig uit met schoon water.

    9. Zet de pomp weer terug in de uitgangstoestand.

    10. Open de onderhoudskranen en vul de CV-installatieevt. bij.

    8.6 Brander controleren

    1

    2

    3

    1 2

    1. Controleer het oppervlak van de brander op beschadi-gingen. Als u schade vaststelt, vervang dan de brander.

    2. Vervang de silicone afdichting (1) en het silicaatsnoer(2).

    3. Controleer de branderisolatie (3) op de branderflens envervang de branderisolatie evt.

    8.7 Condensaattraject reinigen

    2

    1

    1. Neem de montagehandleiding van de sifonpatroon inacht.

    2. Demonteer de sifonpatroon onder het product.

    3. Trek de klem onder de warmtewisselaar eruit.

    4. Trek de aansluithoek eraf.

    5. Demonteer het condenswatersifon (2) en de ribbel-buis(1). Let daarbij op de positie van de verbindingslip-pen.

    6. Reinig het condenswatersifon, de ribbelbuis en de si-fonpatroon.

    7. Vul de sifonpatroon met water.

    8. Monteer de onderdelen met nieuwe afdichtingen en zesnieuwe, zelfborgende moeren.

  • Inspectie en onderhoud 8

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 25

    – Aanhaalmoment: 6 Nm

    8.8 Luchtafscheidingsysteem reinigen

    8.8.1 Filter in de luchtafscheider reinigen ofvervangen

    1

    2

    3

    1. Schroef het messingdeksel (1) van de stalen behuizing(3) eraf.

    2. Trek het filter (2) naar boven eruit.

    3. Reinig het filter met heet water of vervang het filter.

    4. Plaats het filter in de luchtafscheider.

    5. Schroef het messingdeksel vast.

    8.8.2 Luchtafscheider reinigen

    1

    4

    2

    3

    1. Schroef de moer (4) eraf.

    2. Schroef de wartelmoer (1) eraf.

    3. Demonteer de kabelboom.

    4. Schuif de behuizing (3) naar voren en trek de completeluchtafscheider naar voren eruit.

    5. Demonteer evt. de buis (2).

    6. Demonteer de filter.

    7. Reinig de luchtafscheider en het filter met heet water.

    8. Vervang alle O-ringen.

    9. Monteer de luchtafscheider weer.

    8.9 Compacte thermomodule inbouwen

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8910

    1. Steek de compacte thermomodule (6) op de warmte-wisselaar (1).

    2. Draai de zes moeren (4) inclusief houders voor deluchtaanzuigbuis kruiselings vast tot de branderflensgelijkmatig tegen de aanslagvlakken zit.

    3. Controleer of de blauwe afdichtingsring in de luchtaan-zuigbuis juist in de afdichtingszitting ligt.

    4. Plaats de luchtaanzuigbuis (2) op de aanzuigaanslui-ting, en draai de schroef (3) vast.

    5. Steek de ontstekingskabel en de aardleiding op de ont-stekingselektrode (5).

    6. Plaats de kabel (7) van de ventilatormotor, de puls-breedtemodulatie-signaalkabel aan de onderkant vande ventilator (8) en de kabel naar het gasblok (10).

    7. Sluit de gasleiding (9) met een nieuwe afdichting aan.Beveilig hierbij de gasbuis tegen het verdraaien.

    8. Open de gaskraan.

    9. Zorg ervoor dat er geen ondichtheden zijn.

    10. Controleer de gasdynamische druk. (→ Pagina 19)

    8.10 Product leegmaken

    1. Sluit de onderhoudskranen van het product.

    2. Open de aftapkleppen op de onderhoudskranen.

    3. Zorg ervoor dat de kap van de snelontluchter op deluchtafscheider geopend is, opdat het product vollediggeleegd wordt.

  • 9 Verhelpen van storingen

    26 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    8.11 Voordruk van het externe expansievatcontroleren

    1. Maak de CV-installatie drukloos.

    2. Meet de voordruk van het expansievat aan de klep vanhet vat.

    3. Vul het expansievat bij een voordruk van minder dan0,075 MPa (0,75 bar) overeenkomstig de statischehoogte van de CV-installatie bij met lucht.

    4. Als aan de klep van het expansievat water naar buitenkomt, dan moet u het expansievat vervangen.

    8.12 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten

    ▶ Controleer de gasdynamische druk. (→ Pagina 19)▶ Controleer het CO₂-gehalte en stel dit evt. in (luchtgetal-

    instelling). (→ Pagina 19)▶ Stel evt. het onderhoudsinterval (→ Pagina 22) opnieuw

    in.

    ▶ Controleer de productfunctie en de dichtheid, zie "Functieen dichtheid controleren" (→ Pagina 20).

    9 Verhelpen van storingen

    Een overzicht van de foutcodes vindt u in de bijlage.

    Overzicht foutcodes (→ Pagina 32)

    9.1 Contact opnemen met servicepartner

    Als u zich tot uw servicepartner wendt, dan deelt u indienmogelijk

    – de weergegeven foutcode (F.xx) mee,– de weergegeven status van het product (S.xx).

    9.2 Statuscodes oproepen

    Een overzicht van de statuscodes vindt u in de bijlage.

    Statuscodes - overzicht (→ Pagina 31)

    ▶ Om de weergave van de statuscodes op te roepen, drukop .

    ◁ Op het display verschijnt de statuscode, bijv. S. 4voor "Branderbedrijf CV“.

    ▶ Om de weergave van de statuscodes te beëindigen, drukop of bedien ca. vier minuten geen toets.

    ◁ Op het display verschijnt weer, afhankelijk van de in-stelling, de actuele aanvoertemperatuur of de actuelewaterdruk van de CV-installatie.

    9.3 Foutcodes aflezen

    Als er een fout in het product optreedt, dan geeft het displayeen foutcode F.xx weer.

    Foutcodes hebben prioriteit voor alle andere indicaties.

    Als er meerdere fouten tegelijk optreden, dan geeft hetdisplay de bijbehorende foutcodes afwisselend gedurendetelkens twee seconden weer.

    ▶ Verhelp de fout.▶ Om het product opnieuw in gebruik te nemen, drukt u op

    (→ bedieningshandleiding).▶ Als u de fout niet kunt verhelpen en de fout ook na meer-

    dere ontstoringspogingen weer optreedt, moet u contactopnemen met de servicedienst van de fabriek.

    9.4 Foutgeheugen opvragen

    Het product beschikt over een foutgeheugen. Daar kunt ude laatste tien opgetreden fouten in chronologische volgordeopvragen.

    ▶ Om de laatste 10 opgetreden fouten te laten weergeven,drukt u tegelijkertijd op en .

    Overzicht foutcodes (→ Pagina 32)▶ Blader met terug in het foutgeheugen.▶ Om de weergave van het foutgeheugen te beëindigen,

    moet op gedrukt worden of moet ca. vier minutengeen toets bediend worden.

    ◁ Op het display verschijnt weer, afhankelijk van de in-stelling, de actuele aanvoertemperatuur of de actuelewaterdruk van de CV-installatie.

    9.5 Diagnose uitvoeren

    ▶ M.b.v. de diagnosecodes (→ Pagina 20) kunt u bij destoringsdiagnose afzonderlijke parameters wijzigen ofverdere informatie laten weergeven.

    9.6 Testprogramma's gebruiken

    ▶ Voor het verhelpen van storingen kunt u ook de testpro-gramma's (→ Pagina 16) gebruiken.

    9.7 Parameters naar fabrieksinstellingenresetten

    ▶ Om alle parameters tegelijk naar de fabrieksinstellingenterug te zetten, zet u D.96 op 1.

    9.8 Reparatie voorbereiden

    1. Stel het product buiten bedrijf.

    2. Verbreek de verbinding van het product met het elektri-citeitsnet.

    3. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 9)4. Sluit de gasafsluitkraan.

    5. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoer en CV-retour.

    6. Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.

    7. Als u watervoerende componenten van het product wiltvervangen, dan dient u het product leeg te maken.

    8. Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-derdelen (bijv. de schakelkast) druppelt.

    9. Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.

  • Product buiten bedrijf stellen 10

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 27

    9.9 Defecte componenten vervangen

    9.9.1 Brander vervangen

    1. Demonteer de compacte thermomodule.

    1

    2. Demonteer de vier schroeven (1) op de brander.

    3. Haal de brander eraf.

    4. Monteer de nieuwe brander met een nieuwe afdichting.

    5. Zorg ervoor dat de uitsparingen in afdichting en branderboven het kijkglas van de branderflens liggen.

    6. Bouw de compacte thermomodule in.

    9.9.2 Printplaat en/of display vervangen

    Aanwijzing

    Als u slechts een component vervangt, dan wor-den ingestelde parameters automatisch overge-nomen. Het nieuwe component neemt bij het in-schakelen van het product de vooraf ingesteldeparameters over van het component dat niet isvervangen.

    1. Verbreek de verbinding van het product met het elektri-citeitsnet en beveilig het tegen het opnieuw inschake-len.

    Voorwaarden: Vervangen display of printplaat

    ▶ Vervang de printplaat of het display conform de bijgele-verde montage- en installatiehandleidingen.

    Voorwaarden: Tegelijk vervangen printplaat en display

    ▶ Vervang de printplaat en het display conform de bijgele-verde montage- en installatiehandleidingen.

    ◁ Als beide componenten tegelijkertijd worden vervan-gen, schakelt het product na inschakelen op storingen toont de foutmelding\ F.70.

    ▶ Voer in het tweede diagnoseniveau onder het diagnose-punt d.93 het nummer van het producttype in.

    ▶ Bevestig uw instelling.◁ De elektronica is nu ingesteld op het producttype

    en de parameters van alle diagnosecodes komenovereen met de fabrieksinstellingen.

    ▶ Voer de installatiespecifieke instellingen uit.

    9.10 Reparatie afsluiten

    ▶ Controleer de productfunctie en de dichtheid, zie "Functieen dichtheid controleren" (→ Pagina 20).

    10 Product buiten bedrijf stellen

    ▶ Schakel het product uit.▶ Verbreek de verbinding van het product met het elektrici-

    teitsnet.

    ▶ Sluit de gasafsluitkraan.▶ Maak het product leeg. (→ Pagina 25)

    11 Recycling en afvoer

    Verpakking afvoeren▶ Voer de verpakking reglementair af.▶ Neem alle relevante voorschriften in acht.

    12 Serviceteam

    Het Serviceteam dient ter ondersteuning van de installateuren is tijdens kantooruren te bereiken op nummer:

    Serviceteam: 020 565 94 40

  • Bijlage

    28 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020214493_00

    Bijlage

    A Diagnosecodes - overzicht

    Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

    Eigen in-stelling

    d. 0 CV-deellast, instelbare waarden inKW

    Instelbare CV-deellast ca. 70% vanhet max.vermogen

    d. 1 Nalooptijd interne CV-pomp 2 … 60 min 5 min

    d. 2 Max. branderwachttijd verwarming bij20 °C aanvoertemperatuur

    2 … 60 min 20 min

    d. 4 Meetwaarde van de boilertempera-tuur in °C

    Als een boiler met sensor aangesloten is niet verstel-baar

    d. 5 Gewenste aanvoertemperatuur (ofgewenste retourtemperatuur) in °C

    actuele gewenste waarde, max. de in d.71 ingesteldewaarde, begrensd door een eBUS-thermostaat, indienaangesloten

    niet verstel-baar

    d. 7 Gewenste boilertemperatuur (15 °C = vorstbescherming, 40 °C tot d.20 (max. 70 °C)) niet verstel-baar

    d. 8 Kamerthermostaat op klemmen 3-4 0 = kamerthermostaat geopend (geen warmtevraag)

    1 = kamerthermostaat gesloten (warmtevraag)

    niet verstel-baar

    d. 9 Gewenste aanvoertemperatuur in °Cvan de externe continuregelaar opklem 7-8-9/BUS

    Minimum uit externe BUS gewenste waarde engewenste waarde Kl.7

    niet verstel-baar

    d.10 Status interne CV-pomp 0 = uit

    1 = aan

    niet verstel-baar

    d.11 Status extra externe CV-pomp 0 = uit

    1-100 = aan

    niet verstel-baar

    d.12 Status boilerlaadpomp 0 = uit

    1-100 = aan

    niet verstel-baar

    d.13 Status circulatiepomp 0 = uit

    1-100 = aan

    niet verstel-baar

    d.14 Instelling voor toerentalgeregeldeinterne CV-pomp

    0 = auto

    1 = 53

    2 = 60

    3 = 70

    4 = 85

    5 = 100

    in %

    0

    d.15 Actueel toerental van de interne CV-pomp in %

    niet verstel-baar

    d.17 Regelingswijze 0 = aanvoerregeling

    1 = retourtemperatuurregeling

    0

    d.18 Pompmodus (naloop) 0 = nalopend

    1 = doorlopend

    2 = winter

    3 = intermitterend

    3

    d.20 Max. instelwaarde voor gewensteboilerwaarde

    Instelbereik: 40 - 70 °C 65 ℃

    d.22 externe boilerlading, klem C1-C2 1 = aan, 0 = uit

    d.23 Zomer-/winterstand (verwarmingaan/uit)

    0 = verwarming uit (zomerstand)

    1 = verwarming aan

    niet verstel-baar

    d.24 niet relevant niet relevant

    d.25 Warmwaterbereiding vrijgegevendoor eBus-thermostaat

    1 = ja, 0 = nee

    1. Bij de diagnosecodes 80 tot 83 worden 5-cijferige getallenwaarden opgeslagen. Bij het selecteren van bijv. d.80 worden alleende eerste beide cijfers van de getallenwaarde weergegeven (bijv. 10). Door op te drukken schakelt de weergave over naar delaatste drie cijfers (bijv. 947). Het aantal bedrijfsuren van de CV bedraagt in dit voorbeeld 10947 u. Door nog een keer op tedrukken schakelt de weergave terug naar het opgeroepen diagnosepunt.

  • Bijlage

    0020214493_00 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 29

    Code Parameter Waarden of verklaringenFabrieksin-stelling

    Eigen in-stelling

    d.26 Intern toebehorenrelais op X6 (rozestekker)

    1 = circulatiepomp

    2 = tweede