ecoTECclassic - Vaillant...Veiligheid1 0020209622_02ecoTECclassicInstallatie enonderhoudshandleiding...

44
Voor de installateur Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic VHR 18-24/5-3; 23-28/5-3; 28-34/5-3 NL Installatie- en onderhoudshandleiding Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Berghauser Str. 40 D-42859 Remscheid Tel. +49 21 91 180 Fax +49 21 91 1828 10 [email protected] www.vaillant.de

Transcript of ecoTECclassic - Vaillant...Veiligheid1 0020209622_02ecoTECclassicInstallatie enonderhoudshandleiding...

  • Voor de installateur

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    ecoTEC classicVHR 18-24/5-3; 23-28/5-3; 28-34/5-3

    NL

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    Uitgever/fabrikant

    Vaillant GmbHBerghauser Str. 40 D-42859 RemscheidTel. +49 21 91 18‑0 Fax +49 21 91 18‑28 [email protected] www.vaillant.de

  • Inhoudsopgave

    2 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    Inhoudsopgave

    1 Veiligheid.............................................................. 3

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen.......................... 3

    1.2 Reglementair gebruik ............................................ 3

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies ............................ 3

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten, normen) ............ 5

    2 Aanwijzingen bij de documentatie..................... 6

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen.................................................................... 6

    2.2 Documenten bewaren ........................................... 6

    2.3 Geldigheid van de handleiding .............................. 6

    3 Productbeschrijving............................................ 6

    3.1 Productopbouw...................................................... 6

    3.2 Gegevens op het typeplaatje................................. 6

    3.3 Serienummer ......................................................... 7

    3.4 CE-markering......................................................... 7

    3.5 Gaskeurlabel.......................................................... 7

    4 Montage ................................................................ 8

    4.1 Product uitpakken.................................................. 8

    4.2 Leveringsomvang controleren ............................... 8

    4.3 Afmetingen............................................................. 8

    4.4 Minimumafstanden ................................................ 9

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten ................. 9

    4.6 Montagesjabloon gebruiken .................................. 9

    4.7 Product ophangen ................................................. 9

    4.8 Frontmantel demonteren ....................................... 9

    4.9 Zijdeel demonteren.............................................. 10

    5 Installatie ............................................................ 10

    5.1 Installatievoorwaarden......................................... 10

    5.2 Gasaansluiting installeren ................................... 11

    5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren......... 11

    5.4 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten .................. 11

    5.5 Condensafvoerleiding aansluiten ........................ 12

    5.6 Afvoerbuis aan de veiligheidsklep monteren ....... 12

    5.7 Verbrandingsgasinstallatie .................................. 12

    5.8 Elektrische installatie ........................................... 15

    6 Bediening ........................................................... 17

    6.1 Bedieningsconcept .............................................. 17

    6.2 Overzicht installateurniveau ................................ 17

    6.3 Installateurniveau oproepen ................................ 18

    6.4 Live monitor (statuscodes) .................................. 18

    6.5 Warmwatertemperatuur instellen......................... 18

    7 Ingebruikname ................................................... 18

    7.1 Product in- en uitschakelen ................................. 18

    7.2 Controleprogramma's gebruiken ......................... 18

    7.3 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren ............................... 18

    7.4 Te lage waterdruk vermijden ............................... 19

    7.5 CV-installatie vullen ............................................. 19

    7.6 CV-installatie ontluchten...................................... 20

    7.7 Warmwatersysteem vullen en ontluchten............ 20

    7.8 Sifonbeker vullen ................................................. 20

    7.9 Gasinstelling ........................................................ 20

    7.10 Functie en dichtheid controleren ......................... 22

    8 Aanpassing aan de CV-installatie .................... 22

    8.1 Diagnosecodes oproepen.................................... 22

    8.2 Branderwachttijd .................................................. 22

    8.3 Onderhoudsinterval instellen ............................... 23

    8.4 Pompvermogen instellen ..................................... 23

    8.5 Overstroomklep instellen ..................................... 23

    8.6 Tapwaternaverwarming op zonne-energieinstellen................................................................ 24

    8.7 Product aan de gebruiker opleveren ................... 24

    9 Verhelpen van storingen................................... 24

    9.1 Servicemeldingen controleren ............................. 24

    9.2 Fouten verhelpen................................................. 24

    9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen .................... 24

    9.4 Parameters naar fabrieksinstellingen resetten .... 24

    9.5 Reparatie voorbereiden ....................................... 24

    9.6 Defecte componenten vervangen........................ 25

    9.7 Reparatie afsluiten............................................... 27

    10 Inspectie en onderhoud .................................... 27

    10.1 Compacte thermomodule demonteren ................ 27

    10.2 Warmtewisselaar reinigen ................................... 28

    10.3 Brander controleren............................................. 28

    10.4 Sifonbeker reinigen.............................................. 28

    10.5 Zeef in koudwateringang reinigen ....................... 28

    10.6 Compacte thermomodule inbouwen.................... 29

    10.7 Product leegmaken.............................................. 29

    10.8 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten ............................................................... 29

    11 Buitenbedrijfstelling.......................................... 29

    11.1 Product tijdelijk buiten bedrijf stellen ................... 29

    11.2 Product buiten bedrijf stellen ............................... 29

    12 Recycling en afvoer........................................... 29

    13 Serviceteam........................................................ 29

    Bijlage................................................................................. 30

    A Overzicht van de maximale buislengteinclusief dakdoorvoer en aantal bochtenvoor Vaillant concentrisch VLT/VGA-toebehoren 80/125 mm...................................... 30

    B Gaskeurlabel ...................................................... 30

    C Diagnosecodes - overzicht ............................... 30

    D Statuscodes - overzicht .................................... 33

    E Overzicht foutcodes .......................................... 35

    F Bedradingsschema's......................................... 37

    F.1 Aansluitschema product met geïntegreerdewarmwaterbereiding ............................................ 37

    G Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden– overzicht .......................................................... 38

    H Technische gegevens ....................................... 39

    Trefwoordenlijst ................................................................ 42

  • Veiligheid 1

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 3

    1 Veiligheid

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen

    Classificatie van de waarschuwingen bijhandelingenDe waarschuwingen bij handelingen zijn alsvolgt door waarschuwingstekens en signaal-woorden aangaande de ernst van het potenti-ële gevaar ingedeeld:

    Waarschuwingstekens en signaalwoordenGevaar!Direct levensgevaar of gevaar voorernstig lichamelijk letsel

    Gevaar!Levensgevaar door een elektrischeschok

    Waarschuwing!Gevaar voor licht lichamelijk letsel

    Opgelet!Kans op materiële schade of milieu-schade

    1.2 Reglementair gebruik

    Er kan bij ondeskundig of oneigenlijk gebruikgevaar ontstaan voor lijf en leven van de ge-bruiker of derden resp. schade aan het pro-duct en andere voorwerpen.

    Het product is als warmtebron voor geslotenCV-installaties en de warmwaterbereidingbestemd.

    De in de handleiding genoemde productenmogen alleen in combinatie met het in de ookvan toepassing zijnde documenten vermeldtoebehoren voor de VLT/VGA worden geïn-stalleerd en gebruikt.

    Uitzonderingen: bij installatietypes C63 enB23P volgt u de aanwijzingen uit de voorhan-den handleiding.

    Het reglementaire gebruik houdt in:

    – het naleven van de bijgevoegde gebruiks-,installatie- en onderhoudshandleidingenvan het product en van alle andere compo-nenten van de installatie

    – de installatie en montage conform de pro-duct- en systeemvergunning

    – het naleven van alle in de handleidingenvermelde inspectie- en onderhoudsvoor-waarden.

    Een ander gebruik dan het in deze handlei-ding beschreven gebruik of een gebruik datvan het hier beschreven gebruik afwijkt, geldtals niet reglementair. Als niet reglementairgebruik geldt ook ieder direct commercieel ofindustrieel gebruik.

    Attentie!

    Ieder misbruik is verboden.

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies

    1.3.1 Gevaar door ontoereikendekwalificatie

    Montage en demontage, installatie, ingebruik-neming, onderhoud, reparatie en buitenbe-drijfstelling mogen alleen worden uitgevoerddoor vaklieden die daar voldoende voor zijngekwalificeerd, de handleidingen van de pro-ducten in acht nemen, volgens de actuelestand van de techniek te werk gaan en zichaan alle betreffende richtlijnen, normen, wet-ten en overige voorschriften houden.

    1.3.2 Levensgevaar door lekkend gas

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Vermijd ruimtes met gaslucht.▶ Doe, indien mogelijk, deuren en ramen

    wijd open en zorg voor tocht.▶ Vermijd open vuur (bv. aansteker, lucifer).▶ Niet roken.▶ Bedien geen elektrische schakelaars, geen

    stekkers, geen deurbellen, geen telefoonsen andere communicatiesystemen in hetgebouw.

    ▶ Sluit de gasteller-afsluitkraan of de hoofd-kraan.

    ▶ Sluit, indien mogelijk, de gaskraan op hetproduct.

    ▶ Waarschuw de huisbewoners door te roe-pen of aan te kloppen.

    ▶ Verlaat onmiddellijk het gebouw en verhin-der het betreden door derden.

    ▶ Alarmeer politie en brandweer zodra ubuiten het gebouw bent.

    ▶ Neem contact op met de storingsdienstvan het energiebedrijf vanaf een telefoon-aansluiting buiten het gebouw.

  • 1 Veiligheid

    4 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    1.3.3 Levensgevaar door lekken bij deinstallatie onder de begane grond

    Vloeibaar gas verzamelt zich op de bodem.Als het product onder maaiveldhoogte geïn-stalleerd wordt, kunnen bij lekkages verza-melingen van vloeibaar gas ontstaan. In ditgeval bestaat explosiegevaar.

    ▶ Zorg ervoor dat vloeibaar gas in geen ge-val uit het product en de gasleiding kanontsnappen.

    1.3.4 Levensgevaar door afgesloten ofondichte rookgastrajecten

    Door installatiefouten, beschadiging, mani-pulatie, niet toegestane opstellingsplaats ofdergelijke kan rookgas lekken en tot vergifti-gingen leiden.

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Doe alle toegankelijke deuren en ramenwijd open en zorg voor tocht.

    ▶ Schakel het product uit.▶ Controleer de rookgastrajecten in het pro-

    duct en de afvoerleidingen voor rookgas.

    1.3.5 Vergiftigings- enverbrandingsgevaar door lekkendehete verbrandingsgassen

    ▶ Gebruik het product alleen met vollediggemonteerde VLT/VGA.

    ▶ Gebruik het product – behalve kortstondigvoor testdoeleinden – alleen met gemon-teerde en gesloten voormantel.

    1.3.6 Levensgevaar door explosieve enontvlambare stoffen

    ▶ Gebruik of bewaar geen explosieve of ont-vlambare stoffen (bijv. benzine, papier,verf, enz.) in de opstellingsruimte van hetproduct.

    1.3.7 Levensgevaar door kastachtigemantels

    Een kastachtige mantel kan bij een van deomgevingslucht afhankelijk werkend producttot gevaarlijke situaties leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat het product voldoende vanverbrandingslucht voorzien wordt.

    1.3.8 Vergiftigingsgevaar dooronvoldoende toevoer vanverbrandingslucht

    Voorwaarden: Van omgevingslucht afhan-kelijke werking

    ▶ Zorg voor een permanent ongehinderdeen voldoende luchttoevoer naar de opstel-ruimte van het product volgens de ventila-tievereisten.

    1.3.9 Levensgevaar door ontbrekendeveiligheidsinrichtingen

    De in dit document opgenomen schema's ge-ven niet alle voor een deskundige installatievereiste veiligheidsinrichtingen weer.

    ▶ Installeer de nodige veiligheidsinrichtingenin de installatie.

    ▶ Neem de betreffende nationale en inter-nationale wetten, normen en richtlijnen inacht.

    1.3.10 Levensgevaar door een elektrischeschok

    Als u spanningsvoerende componenten aan-raakt, bestaat levensgevaar door elektrischeschok.

    Voor u aan het product werkt:

    ▶ Schakel het product spanningvrij dooralle stroomvoorzieningen uit te schake-len (elektrische scheidingsinrichting metminstens 3 mm contactopening, bijv. zeke-ring of vermogensveiligheidsschakelaar).

    ▶ Beveilig tegen herinschakelen.▶ Wacht minstens 3 min tot de condensato-

    ren ontladen zijn.▶ Controleer op spanningvrijheid.

    1.3.11 Verbrandingsgevaar door hetecomponenten

    ▶ Voer werkzaamheden aan deze onderde-len pas uit als deze zijn afgekoeld.

    1.3.12 Levensgevaar door lekkendeverbrandingsgassen

    Als u het product met lege condenswatersifongebruikt, kunnen verbrandingsgassen in dekamerlucht ontsnappen.

    ▶ Zorg ervoor dat de condenswatersifon voorhet gebruik van het product altijd gevuld is.

  • Veiligheid 1

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 5

    1.3.13 Kans op materiële schade doorongeschikt gereedschap

    ▶ Om schroefverbindingen vast te draaien ofte lossen, dient u geschikt gereedschap tegebruiken.

    1.3.14 Gevaar voor materiële schade doorvorst

    ▶ Installeer het product niet in ruimtes dieaan vorst blootstaan.

    1.3.15 Kans op corrosieschade doorongeschikte verbrandings- enbinnenlucht

    Sprays, oplosmiddelen, chloorhoudende rei-nigingsmiddelen, verf, lijm, ammoniakverbin-dingen, stof e.d. kunnen tot corrosie aan hetproduct en in de VLT/VGA leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat de verbrandingsluchttoe-voer altijd vrij is van fluor, chloor, zwavel,stof enz.

    ▶ Zorg ervoor dat er op de opstellingsplaatsgeen chemische stoffen opgeslagen wor-den.

    ▶ Zorg ervoor, dat de verbrandingslucht nietvia schoorstenen aangevoerd wordt, dievroeger met oliegestookte CV-ketels ge-bruikt werden of met andere CV-toestellen,die een ophoping van roet en teer in deschoorsteen kunnen veroorzaken.

    ▶ Als u uw product in kapsalons, lakkerijenof schrijnwerkerijen of reinigingsbedrijvene.d. installeert, dan kiest u een afzonder-lijke opstellingsruimte waarin een verbran-dingsluchttoevoer technisch vrij van chemi-sche stoffen gegarandeerd is.

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten,normen)

    ▶ Neem de nationale voorschriften, normen,richtlijnen en wetten in acht.

  • 2 Aanwijzingen bij de documentatie

    6 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    2 Aanwijzingen bij de documentatie

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen

    ▶ Neem absoluut alle bedienings- en installatiehandleidin-gen die bij de componenten van de installatie wordenmeegeleverd in acht.

    2.2 Documenten bewaren

    ▶ Gelieve deze handleiding alsook alle aanvullend gel-dende documenten aan de gebruiker van de installatiete geven.

    2.3 Geldigheid van de handleiding

    Deze handleiding geldt uitsluitend voor:

    Productartikelnummer

    VHR NL 18-24/5-3 0010018501

    VHR NL 18-24/5-3 EXP 0010018502

    VHR NL 23-28/5-3 0010018503

    VHR NL 23-28/5-3 EXP 0010018505

    VHR NL 28-34/5-3 0010018504

    3 Productbeschrijving

    3.1 Productopbouw

    3.1.1 Functie-elementen product metwarmwaterbereiding

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    15

    16

    14

    4

    3

    1

    2

    17

    12

    13

    1 Gasblok

    2 Waterdruksensor

    3 Warmtewisselaar

    4 Aansluiting voorVLT/VGA

    5 Meetaansluiting ver-brandingsgas

    6 Luchtaanzuigbuis

    7 Compacte thermomo-dule

    8 Ontstekingselektrode

    9 Ventilator

    10 Snelontluchter

    11 Interne pomp

    12 Driewegklep

    13 Veiligheidsventiel

    14 Schakelkast

    15 Stromingssensor (warmwater)

    16 Overstroomklep

    17 Secundaire warmtewis-selaar

    3.2 Gegevens op het typeplaatje

    Het typeplaatje is af fabriek aan de achterkant van het pro-duct aangebracht.

    Gegevens op hettypeplaatje

    Betekenis

    → Hoofdst. "CE-markering"

    Handleiding lezen!

    VHR… Vaillant Gaswandketel voor verwarmingen warmwaterbereiding

  • Productbeschrijving 3

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 7

    Gegevens op hettypeplaatje

    Betekenis

    .../5-3 Vermogen condense-ren/productgeneratie-uitrusting

    ecoTEC classic Productbenaming

    2L, G25 - 25 mbar(2,5 kPa)

    Gasgroep van uit fabriek en gasaansluit-druk

    ww/jjjj Productiedatum: week/jaar

    Cat. Toegestane gascategorieën

    Type Toegestane gastoesteltypes

    PMS Toegestane totale overdruk CV-bedrijf

    PMW Toegestane totale overdruk warmwater-bereiding

    Tmax. Max. aanvoertemperatuur

    ED 92/42 Actuele rendementsrichtlijn met 4* ver-vuld

    V Hz Netspanning en netfrequentie

    W Max. elektrisch opgenomen vermogen

    IP Beschermingsklasse

    CV-bedrijf

    Warmwaterbereiding

    P Nominaal warmtevermogensbereik

    Q Warmtebelastingsbereik

    D Nominale aftaphoeveelheid warm water

    Deskundige afvoer van het product

    Barcode met serienummer,

    7e tot 16e cijfer = artikelnummer van hetproduct

    Aanwijzing

    Overtuig u ervan dat het product met de gasgroepaan de opstellingsplaats overeenkomt.

    3.3 Serienummer

    Het serienummer vindt u op een kunststof plaatje benedenop de voormantel alsmede op het typeplaatje.

    3.4 CE-markering

    Met de CE-markering wordt aangegeven dat de productenvolgens het typeplaatje voldoen aan de fundamentele vereis-ten van de geldende richtlijnen.

    De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant geraadpleegdworden.

    3.5 Gaskeurlabel

    Naverwarming Zonneboiler

    Schonere Verbranding

    Comfort Warm Water

    HR Verwarming

    NZSVCWHR

    5

    Gegevens over de in deze handleiding beschreven produc-ten vindt u in de tabellen.

    Gaskeurlabel (→ Pagina 30)

    Gaskeur basis geeft aan dat het product de minimumver-eisten van de stichting EPK (Energie Prestatie Keurmerk =energieprestatiekeurmerk) vervult.

    Gaskeur SV geeft aan dat de maximale vereisten m.b.t. totde uitstoot van schadelijke stoffen niet overschreden wor-den.

    Gaskeur NZ geeft aan dat het product als naverwarmer vaneen warmwaterbereider met zonne-energie geschikt is.

    Gaskeur CW Gebruiksklasse 3 geeft aan dat het product:

    – voor de voorziening van een keukenaftappunt met min-stens 6 l/min bij 60 °C geschikt is,

    – voor een douchefunctie van 6 l/min tot minstens 10 l/minbij 40 °C geschikt is,

    – voor het vullen van een klein bad met 100 l water meteen temperatuur van 40 °C binnen 12 minuten geschiktis,

    – niet voor het gelijktijdige gebruik van meerdere aftappun-ten geschikt is.

    Gaskeur CW Gebruiksklasse 4 geeft aan dat het product:

    – voor de voorziening van een keukenaftappunt met min-stens 7,5 l/min bij 60 °C geschikt is,

    – voor een douchefunctie van 6 l/min tot minstens 12,5l/min bij 40 °C geschikt is,

    – voor het vullen van een klein bad met 120 l water meteen temperatuur van 40 °C binnen 11 minuten geschiktis,

    – niet voor het gelijktijdige gebruik van meerdere aftappun-ten geschikt is.

    Gaskeur CW Gebruiksklasse 5 geeft aan dat het product:

    – voor de voorziening van een keukenaftappunt met min-stens 7,5 l/min bij 60 °C geschikt is,

    – voor een douchefunctie van 6 l/min tot minstens 12,5l/min bij 40 °C geschikt is,

    – voor het vullen van een klein bad met 150 l water meteen temperatuur van 40 °C binnen 10 minuten geschiktis,

    – niet voor het gelijktijdige gebruik van meerdere aftappun-ten geschikt is.

    Gaskeur CW Gebruiksklasse 6 geeft aan dat het product:

    – geschikt is voor een warmwaterdebiet van minstens 7,5l/min. met 60 °C,

    – geschikt is voor een warmwaterdebiet van minstens 7,5l/min. met 60 °C met een gelijktijdige douchefunctie van

  • 4 Montage

    8 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    minstens 3,6 l/min. tot hoogstens 7,5 l/min. met 60 °C(komt overeen met 6 tot 12,5 l/min. met 40 °C),

    – geschikt is voor het vullen van een bad met 150 liter wa-ter met gemiddeld 40 °C binnen 10 min. met een gelijktij-dig warmwaterdebiet van minstens 7,5 l/min. met 60 °C,

    – geschikt is voor het vullen van een bad met 200 liter wa-ter met gemiddeld 40 °C binnen 10 min. zonder het ge-lijktijdige gebruik van een andere functie.

    De maximale specifieke leidinglengte 10/12 mm is de maxi-male lengte die een warmwaterleiding met 10 mm binnen-doorsnede en 12 mm buitendoorsnede mag hebben om decriteria van het Gaskeur CW-keurzegel nog te vervullen. Omde CW-gebruiksklassen te bereiken, moet de warmwater-temperatuur op 60 °C ingesteld worden en moet de comfort-modus geactiveerd zijn.

    4 Montage

    4.1 Product uitpakken

    1. Haal het product uit de kartonverpakking.

    2. Verwijder de beschermfolie van alle delen van het pro-duct.

    4.2 Leveringsomvang controleren

    ▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid en be-schadigingen.

    4.2.1 Leveringsomvang

    Hoe-veel-heid

    Omschrijving

    1 Warmteopwekker

    1 Montageset met volgende inhoud:

    1 - Producthouder

    1 - Dubbele klemkoppeling gas, 15 mm

    2 - Aansluitstuk met klemkoppeling 22 mm (aansluitingCV-aanvoerleiding en -retourleiding)

    2 - Aansluitstuk met klemkoppeling 15 mm (aansluitingwarm en koud water)

    2 - Zakje met kleine delen

    1 Montagesjabloon

    1 Condensafvoerslang

    1 Zakje met documentatie

    4.3 Afmetingen

    720

    206

    24

    160

    125

    188

    100 100

    3535

    440

    70

    A

    180

    125

    80

    55 55

    220120

    1

    2

    4

    6

    8

    7

    3

    5

    53 6

    11 10

    2 4 12

    9*

    1 Producthouder

    2 CV-aanvoer(⌀ 22 × 1,5)

    3 Warmwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    4 Gasaansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    5 Koudwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    6 CV-retour (⌀ 22 × 1,5)

    7 Aansluiting afvoer-trechter/sifonbeker R1

    8 Aansluiting VLT/VGA

    9 Aansluiting verbran-dingslucht

    10 Aansluiting condensaf-voer ⌀ 19 mm

  • Montage 4

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 9

    11 Sifonbeker

    12 Aansluiting afvoerlei-ding verwarmingsveilig-heidsklep ⌀ 15 mm

    * De rookgasadapter kandesgewenst naar delinker of rechterzijdewijzend gemonteerdworden.

    De maat A vindt u terug in de bijgeleverde montagesjabloon.

    4.4 Minimumafstanden

    BA

    C C D

    Minimumafstand

    A 300 mm: VLT/VGA ⌀ 80/80 mm275 mm: VLT/VGA ⌀ 80/125 mm

    B 180 mm; optimaal ca. 250 mm

    C 5 mm; optimaal ca. 50 mm

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten

    Een afstand van het product tot componenten uit brandbareonderdelen is niet vereist.

    4.6 Montagesjabloon gebruiken

    ▶ Gebruik de montagesjabloon om de plaatsen vast te leg-gen waar u gaten moet boren en doorbraken moet ma-ken.

    4.7 Product ophangen

    1

    1. Controleer of de muur voor het bedrijfsgewicht van hetproduct voldoende draagvermogen heeft.

    2. Controleer of het bijgeleverde bevestigingsmateriaalvoor de muur gebruikt mag worden.

    Voorwaarden: Draagvermogen van de wand volstaat, Bevestigingsmateri-aal is voor de muur toegestaan

    ▶ Hang het product op, zoals beschreven.▶ Monteer de producthouder (1) aan de muur.▶ Hang het product van boven met de ophangbeugel op

    de producthouder.

    Voorwaarden: Bevestigingsmateriaal is voor de muur niet toegestaan

    ▶ Hang, zoals beschreven het product met door de klantter beschikking gesteld, toegestaan bevestigingsmateri-aal op.

    4.8 Frontmantel demonteren

    ▶ Demonteer de voormantel zoals weergegeven in de af-beelding.

  • 5 Installatie

    10 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    4.9 Zijdeel demonteren

    2x

    Opgelet!Risico op materiële schade door mechani-sche vervorming!

    Als u beide zijdelen demonteert, kan hetproduct mechanisch kromtrekken, wat totschade aan bijv. de leidingen kan leiden,waardoor lekken kunnen ontstaan.

    ▶ Demonteer altijd slechts één zijdeel, nooitbeide zijdelen tegelijk.

    ▶ Demonteer het zijdeel zoals weergegeven in de afbeel-ding.

    5 Installatie

    Gevaar!Verbrandingsgevaar en/of kans op materi-ële schade door ondeskundige installatieen daardoor lekkend water!

    Spanningen in de aansluitingsleidingen kun-nen tot ondichtheden leiden.

    ▶ Monteer de aansluitleidingen spannings-vrij.

    Opgelet!Risico op materiële schade door gasdicht-heidscontrole!

    Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110 mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk van 11 kPa (110 mbar).

    ▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen, sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct geïnstalleerde gasafsluitkraan.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.

    Opgelet!Risico op materiële schade door corrosie!

    Niet diffusiedichte kunststof buizen in de CV-installatie veroorzaken lucht in het verwar-mingswater en corrosie in het warmtebroncir-cuit en de warmteopwekker.

    ▶ Voer bij het gebruik van niet diffusiedichtekunststof buizen in de CV-installatie eensysteemscheiding uit door een externewarmtewisselaar tussen warmteopwekkeren CV-installatie in te bouwen.

    Opgelet!Kans op materiële schade door warmte-overdracht bij het solderen!

    ▶ Als de aansluitstukken aan de onder-houdskranen geschroefd zijn, soldeer danniet aan de aansluitstukken.

    5.1 Installatievoorwaarden

    5.1.1 Aanwijzingen voor het gebruik metvloeibaar gas

    Het product is in de leveringstoestand ingesteld voor hetgebruik met de gasgroep die op het typeplaatje vastgelegdis.

    Als u een product hebt dat is ingesteld voor het gebruik metaardgas, moet u het voor het gebruik met vloeibaar gas om-schakelen. Hiervoor hebt u een omschakelset nodig. Deomschakeling staat beschreven in de handleiding die bijge-voegd is bij de omschakelset.

    5.1.2 Ontluchting van de vloeibare gas-tank

    Bij slecht ontluchte vloeibare gas-tank kunnen er ontste-kingsproblemen ontstaan.

  • Installatie 5

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 11

    ▶ Voordat u het product installeert moet u er zeker van zijndat de vloeibare gas-tank goed ontlucht is.

    ▶ Neem indien nodig contact op met de vuller of de leve-rancier van het vloeibare gas.

    5.1.3 Correct soort vloeibaar gas gebruiken

    Een verkeerd soort vloeibaar gas kan storingsuitschakelin-gen van het product veroorzaken. In het product kunnen ont-stekings- en verbrandingsgeluiden ontstaan.

    ▶ Gebruik uitsluitend de gassen die vastgelegd zijn op hettypeplaatje.

    5.1.4 Nodige voorbereidende werkzaamheden

    1. Installeer een afsluitkraan in de gasleiding.

    2. Zorg ervoor, dat de aanwezige gasmeter geschikt isvoor het vereiste gasdebiet.

    3

    5

    1

    2

    4

    1 Vulaansluiting

    2 Sifon voor condensaf-voer

    3 Expansievat (aan deCV-retour)

    4 Inlaatcombinatie voorde koudwaterleiding

    5 Gasafsluitkraan

    3. Monteer in de productuitloop (aanvoer verwarming)een terugslagklep of stel het interne expansievat buitenbedrijf om een extra activering van de warmstartfunctiedoor terugstroming te verhinderen.

    4. Monteer een afvoertrechter met sifon voor de condens-afvoer en de afblaasbuis van de veiligheidsklep. Plaatsde afvoerleiding zo kort mogelijk en met verval van deafvoertrechter weg.

    5. Isoleer vrijliggende, aan omgevingsinvloeden blootge-stelde buizen ter bescherming tegen vorst met geschiktisolatiemateriaal.

    5.2 Gasaansluiting installeren

    1

    1. Monteer de gasleiding volgens de erkende regels vande techniek.

    2. Sluit het product volgens de erkende regels van detechniek aan de gasleiding aan. Gebruik hiervoor demeegeleverde dubbele klemkoppeling (1) alsook eengoedgekeurde gaskraan.

    3. Verwijder resten uit de gasleiding door de gasleidingvooraf uit te blazen.

    4. Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikname.

    5. Controleer de gasleiding op dichtheid.

    5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1

    ▶ Sluit de wateraansluitingen (1) volgens de normen aan.

    5.4 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten

    1

    ▶ Sluit de verwarmingsaansluitingen (1) volgens de normenaan.

  • 5 Installatie

    12 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    5.5 Condensafvoerleiding aansluiten

    Gevaar!Levensgevaar door lekken van verbran-dingsgassen!

    De condensafvoerleiding van de sifon magniet dicht met een afvalwaterleiding verbon-den zijn, omdat anders de interne sifonbekerleeggezogen kan worden en er verbrandings-gas kan ontsnappen.

    ▶ Verbind de condensafvoerleiding nietdicht met de afvalwaterleiding.

    min.180

    1

    2

    ▶ Gebruik alleen buizen van zuurbestendig materiaal (bijv.kunststof) voor de condensafvoerleiding.

    ▶ Laat onder de sifonbeker een montageruimte van min-stens 180 mm vrij.

    ▶ Hang de condensafvoerleiding (1) over de voorgeïnstal-leerde afvoertrechter (2).

    5.6 Afvoerbuis aan de veiligheidsklepmonteren

    1. Installeer de afvoerbuis voor de veiligheidsklep zodanigdat hij bij het afnemen en aanbrengen van het onderstesifondeel niet stoort.

    2. Monteer de afvoerbuis zoals weergegeven (niet inkor-ten!).

    3. Zorg ervoor dat het buiseinde zichtbaar is.

    4. Zorg ervoor dat bij het lekken van water of damp geenpersonen verwond en geen elektrische onderdelen be-schadigd kunnen worden.

    5.7 Verbrandingsgasinstallatie

    5.7.1 VLT/VGA monteren en aansluiten

    Standaard zijn alle producten uitgerust met een gescheidenVLT-/VGA-aansluiting ⌀ 80/80 mm uitgerust. Deze stan-daardaansluiting kan indien nodig door een concentrischeVLT/VGA-aansluiting met ⌀ 80/125 mm vervangen worden.De keuze van het meest geschikte systeem is afhankelijkvan de specifieke inbouwsituatie of toepassing.

    Concentrische VLT/VGA

    De volgende concentrische VLT/VGA's staan als toebehorenter beschikking en kunnen met het product gecombineerdworden:

    Art.-nr. Omschrijving

    303202 Verlengingsbuis 0,5 m concentrisch 80/125 mmPP

    303203 Verlengingsbuis 1,0 m concentrisch 80/125 mmPP

    303205 Verlengingsbuis 2,0 m concentrisch 80/125 mmPP

    303209 Horizontale wanddoorvoer concentrisch 80/125mm PP

    303210 90°-bocht concentrisch 80/125 mm PP

  • Installatie 5

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 13

    Art.-nr. Omschrijving

    303211 45°-bocht (twee stuks) concentrisch 80/125 mmPP

    303221 Verticale dakdoorvoer concentrisch 80/125 mmPP

    0020147469 VLT/VGA-aansluiting concentrisch 80/125 mm PP

    Overzicht van de maximale buislengte inclusief dakdoorvoeren aantal bochten voor Vaillant concentrisch VLT/VGA-toe-behoren 80/125 mm (→ Pagina 30)

    DrukverliezenMaximale lengte verbrandingsgas- en luchtbuis bij VHR NL18 - 24/5-3: telkens 35 m (buis + 2 bochten 90° + dakdoor-voer)

    Toebehoren Toevoer Afvoer

    Universele concentrische verticaledakdoorvoer 2 x 80 mm

    10 Pa

    Universele concentrische wand-/dak-doorvoer 2 x 80 mm

    7 Pa

    1 meter rechte buis 80 mm 0,7 Pa 0,8 Pa

    90°-bocht 80 mm 2,8 Pa 3,3 Pa

    45°-bocht 80 mm 0,8 Pa 1,0 Pa

    Maximale lengte verbrandingsgas- en luchtbuis bij VHR NL23-28/5-3: telkens 20 m (buis + 2 bochten 90° + dakdoor-voer)

    Toebehoren Toevoer Afvoer

    Universele concentrische verticaledakdoorvoer 2 x 80 mm

    18 Pa

    Universele concentrische wand-/dak-doorvoer 2 x 80 mm

    13 Pa

    1 meter rechte buis 80 mm 1,1 Pa 1,3 Pa

    90°-bocht 80 mm 4,5 Pa 5,4 Pa

    45°-bocht 80 mm 1,3 Pa 1,6 Pa

    Maximale lengte verbrandingsgas- en luchtbuis bij VHR NL28- 34/5-3: telkens 21,5 m (buis + 2 bochten 90° + dakdoor-voer)

    Toebehoren Toevoer Afvoer

    Universele concentrische verticaledakdoorvoer 2 x 80 mm

    32 Pa

    Universele concentrische wand-/dak-doorvoer 2 x 80 mm

    22 Pa

    1 meter rechte buis 80 mm 1,7 Pa 1,8 Pa

    90°-bocht 80 mm 6,4 Pa 7,5 Pa

    45°-bocht 80 mm 1,8 Pa 2,2 Pa

    Aansluiting van flexibele Panflex® 50 mm verbran-dingsgasbuizen van roestvrij staal▶ Bepaal aan de hand van de volgende twee tabellen het

    volledige drukverlies van het toe-/afvoersysteem.

    Aanwijzing

    Het gebruik van 50 mm verbrandingsgasbui-zen is alleen toegestaan als de luchtbuis eendiameter van 80 mm heeft.

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 18 - 24/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 0,7

    90°-bocht 80 mm 2,8

    45°-bocht 80 mm 0,8

    Afvoer 80 mm buis 0,8

    90°-bocht 80 mm 3,3

    45°-bocht 80 mm 1,0

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    12,5

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    9,5

    Som drukverlies

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    75

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 23 - 28/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 1,1

    90°-bocht 80 mm 4,5

    45°-bocht 80 mm 1,3

    Afvoer 80 mm buis 1,3

    90°-bocht 80 mm 5,4

    45°-bocht 80 mm 1,6

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    20

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    15

    Som drukverlies

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    85

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 28 - 34/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 1,7 1 1,7

    90°-bocht 80 mm 6,8 1 6,8

    45°-bocht 80 mm 1,9 0

    Afvoer 80 mm buis 1,9 2 3,8

    90°-bocht 80 mm 8,1 2 16,2

    45°-bocht 80 mm 2,5 0

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    30 1 30

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    22,6 3 67,8

    Som drukverlies 126,3

  • 5 Installatie

    14 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 28 - 34/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    Als het drukverlies in het toe-/afvoersysteem groter is dande beschikbare resttransporthoogte van de ventilator, dan iseen aanpassing van het maximale ventilatortoerental via hetdiagnosepunt D.051 nodig. Een verhoging met de waarde50 komt overeen met 50 bijkomende omwentelingen van deventilator per minuut en verhoogt de resttransportdruk zoalsin de beide volgende tabellen aangegeven.

    Aanwijzing

    De instelwaarde van D.051 af fabriek is afhanke-lijk van het product, d.w.z. dat er geen algemenefabrieksinstelling is.

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 18 - 24/5-3

    Wijziging van de waardevan D.051

    Verhoogt de resttransportdrukmet

    D.051 waarde + 50 14,0 Pa

    D.051 waarde + 100 28,0 Pa

    D.051 waarde + 150 42,0 Pa

    D.051 waarde + 200 56,0 Pa

    D.051 waarde + 250 70,0 Pa

    D.051 waarde + 300 84,0 Pa

    D.051 waarde + 350 98,0 Pa

    D.051 waarde + 400 112,0 Pa

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 23 - 28/5-3

    Wijziging van de waardevan D.051

    Verhoogt de resttransportdrukmet

    D.051 waarde + 50 15,5 Pa

    D.051 waarde + 100 31,0 Pa

    D.051 waarde + 150 46,5 Pa

    D.051 waarde + 200 62,0 Pa

    D.051 waarde + 250 77,5 Pa

    D.051 waarde + 300 93,0 Pa

    D.051 waarde + 350 108,5 Pa

    D.051 waarde + 400 124,0 Pa

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 28 - 34/5-3

    Wijziging van de waardevan D.051

    Verhoogt de resttransportdrukmet

    D.051 waarde + 50 18,0 Pa

    D.051 waarde + 100 37,0 Pa

    D.051 waarde + 150 55,0 Pa

    D.051 waarde + 200 74,0 Pa

    D.051 waarde + 250 92,0 Pa

    D.051 waarde + 300 110,0 Pa

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 28 - 34/5-3

    Wijziging van de waardevan D.051

    Verhoogt de resttransportdrukmet

    D.051 waarde + 350 129,0 Pa

    D.051 waarde + 400 147,0 Pa

    ▶ Verhoog het ventilatortoerental door het vergroten van dewaarde in D.051 tot de ventilatortransportdruk minstenszo groot is als het totale drukverlies van het toe-/afvoer-systeem.

    Aanwijzing

    De waarde van D.051 is ALTIJD negatief.D.w.z. dat als u deze waarde verhoogt, het ge-tal alsmaar kleiner wordt (zie volgende voor-beelden). De maximaal mogelijke waarde isbereikt als daar "0" staat.

    Aanwijzing

    Stel het toerental wegens de overbelastingniet hoger in dan maximaal nodig. Als het to-tale drukverlies groter is dan de maximaleresttransportdruk van de ventilator, dan ver-mindert de belasting, waardoor het productniet meer aan de criteria van het gaskeur CW-label voldoet.

    ▶ Noteer de wijziging van de transportdruk en de nieuw in-gestelde waarde van D.051 om de meegeleverde sticker.

    ▶ Kleef de sticker aan de achterkant van de elektronicaboxvan het product.

    Voorbeeld 1

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 23-28/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 1,1 1 1,1

    90°-bocht 80 mm 4,5 1 4,5

    45°-bocht 80 mm 1,3

    Afvoer 80 mm buis 1,3 2 2,6

    90°-bocht 80 mm 5,4 2 10,8

    45°-bocht 80 mm 1,6

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    20,0 1 20,0

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    15,0 3,0 45,0

    Som drukverlies 84

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    85

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    1

    Omdat het verschil in dit voorbeeld groter is dan nul, mag hetproduct zonder een verandering van de waarde van D.051gebruikt worden.

  • Installatie 5

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 15

    Voorbeeld 2

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 18-24/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 0,7 2 1,4

    90°-bocht 80 mm 2,8 1 2,8

    45°-bocht 80 mm 0,8

    Afvoer 80 mm buis 0,8 2 1,6

    90°-bocht 80 mm 3,3 2 6,6

    45°-bocht 80 mm 1,0

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    12,5 1 12,5

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    9,5 16 152

    Som drukverlies 176,9

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    75

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    -101,9

    Omdat het verschil in dit voorbeeld kleiner is dan nul, maghet product niet zonder een verandering van de waardevan D.051 gebruikt worden! De tabel → (bijkomend beschik-bare ventilatorresttransportdruk met toerentalaanpassing bijVHR NL 18 - 24/5-3) toont dat een verhoging van de waardevan D.051 met 250 een bijkomend beschikbare ventilator-resttransportdruk van slechts 70 Pa tot gevolg heeft, de ver-hoging van de waarde van D.051 met 300 echter een bijko-mend beschikbare ventilatorresttransportdruk van 84 Pa. Indit voorbeeld mag het product alleen gebruikt worden als dewaarde van D.051 met 300 verhoogd wordt.

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 18 - 24/5-3 (→ Pagina 14)

    Aanwijzing

    De waarde van D.051 is ALTIJD negatief. D.w.z.dat als daar voordien bijv. -450 stond, dan ver-hoogt de waarde in dit voorbeeld met 300 tot -150.

    Voorbeeld 3

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 23-28/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Toevoer 80 mm buis 1,1 1 1,1

    90°-bocht 80 mm 4,5 1 4,5

    45°-bocht 80 mm 1,3

    Afvoer 80 mm buis 1,3 2 2,6

    90°-bocht 80 mm 5,4 2 10,8

    45°-bocht 80 mm 1,6

    Adapter Pan-flex® 80 mmnaar 50 mm

    20,0 1 20,0

    FlexibelePanflex®-buis50 mm

    15,0 9,5 142,0

    Som drukverlies 181,5

    Drukverlies van de afzonderlijkeelementen in Pa per stuk resp. mlengte bij VHR NL 23-28/5-3

    Aan-tal/lengte

    Drukverliesin Pa

    Beschikbare transportdruk zonder toerentalaan-passing in Pa

    85

    Verschil (beschikbare transportdruk - som druk-verlies)

    -96,5

    Omdat het verschil in dit voorbeeld kleiner is dan nul, maghet product niet zonder een verandering van de waardevan D.051 gebruikt worden! De tabel → (bijkomend beschik-bare ventilatorresttransportdruk met toerentalaanpassing bijVHR NL 23 -28/5-3) toont dat een verhoging van de waardevan D.051 met 250 een bijkomend beschikbare ventilator-resttransportdruk van slechts 77,5 Pa tot gevolg heeft, deverhoging van de waarde van D.051 met 300 echter een bij-komend beschikbare ventilatorresttransportdruk van 93 Pa.In dit voorbeeld mag het product alleen gebruikt worden alsde waarde van D.051 met 300 verhoogd wordt.

    Bijkomend beschikbare ventilatorresttransportdruk met toe-rentalaanpassing bij VHR NL 23 - 28/5-3 (→ Pagina 14)

    Aanwijzing

    De waarde van D.051 is ALTIJD negatief. D.w.z.dat als daar voordien bijv. -450 stond, dan ver-hoogt de waarde in dit voorbeeld met 300 tot -150.

    5.8 Elektrische installatie

    De elektrische installatie mag alleen door een gekwalifi-ceerde elektromonteur worden uitgevoerd.

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

    Omdat aan de netaansluitklemmen L en Nook bij ingeschakelde aan-/uitknop perma-nent spanning voorhanden is:

    ▶ Schakel de stroomtoevoer uit.▶ Beveilig de stroomtoevoer tegen opnieuw

    inschakelen.

  • 5 Installatie

    16 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    5.8.1 Elektronicabox openen

    ▶ Open de elektronicabox zoals weergegeven in de afbeel-ding.

    5.8.2 Bedrading uitvoeren

    Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige installatie!

    Netspanning aan verkeerde klemmen enstekkerklemmen kan de elektronica kapotmaken.

    ▶ Sluit aan de klemmen eBUS (+/−) geennetspanning aan.

    ▶ Klem de netaansluitkabel uitsluitend op dedaarvoor gemarkeerde klemmen aan!

    1. Breng de aansluitleidingen van de aan te sluiten com-ponenten door de kabeldoorvoer links aan de onderkantvan het product naar binnen.

    2. Gebruik de snoerontlastingen.

    3. Verkort de aansluitleidingen indien nodig.

    30 mm max.

    4. Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van eendraad te vermijden, ontmantelt u de buitenste omhullingvan flexibele leidingen slechts maximaal 30 cm.

    5. Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste dradentijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling nietbeschadigd wordt.

    6. Isoleer de binnenste draden slechts zodanig dat goede,stabiele verbindingen tot stand gebracht kunnen wor-den.

    7. Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dientu de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-hulzen te voorzien.

    8. Schroef de betreffende stekker aan de aansluitleiding.

    9. Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-kerklemmen van de stekker zitten. Corrigeer evt.

    10. Steek de stekker in de bijbehorende stekkerplaats vande printplaat, zie aansluitschema in de bijlage.

    5.8.3 Stroomvoorziening tot stand brengen

    Opgelet!Risico op materiële schade door te hogeaansluitspanning!

    Bij netspanningen boven 253 V kunnen elek-tronische componenten vernietigd worden.

    ▶ Zorg ervoor dat de nominale spanning vanhet stroomnet 230 V bedraagt.

    1. Zorg ervoor dat de nominale spanning van het stroom-net 230 V bedraagt.

    2. Open de elektronicabox. (→ Pagina 16)3. Sluit het product via een vaste aansluiting en een schei-

    dingsinrichting met minstens 3 mm contactopening(bijv. zekeringen of vermogensschakelaar) aan.

    4. Plaats een genormeerde drieaderige netaansluitkabeldoor de kabeldoorvoer in het product.

    – Netaansluitkabel: flexibele kabel5. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 16)6. Schroef de meegeleverde stekker aan de netaansluitka-

    bel.

    7. Sluit de schakelkast.

    8. Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting altijdgegarandeerd is en niet afgedekt is.

    5.8.4 Product in een vochtige ruimte installeren

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

    Als u het product in ruimtes installeert waarinvocht optreedt, bijv. badkamer, neem dande nationale erkende regels van de tech-niek voor elektrische installatie in acht. Alsu de evt. af fabriek gemonteerde aansluitka-bel met aardcontactstekker gebruikt, dan iser gevaar voor een levensgevaarlijke elektri-sche schok.

    ▶ Gebruik bij de installatie in vochtige ruim-tes nooit de evt. af fabriek gemonteerdeaansluitkabel met aardcontactstekker.

    ▶ Sluit het product via een vaste aansluitingen een scheidingsinrichting met minstens3 mm contactopening (bijv. zekeringen ofvermogensschakelaar) aan.

    ▶ Gebruik voor de netaansluitleiding, diedoor de kabeldoorvoer in het product ge-leid wordt, een flexibele leiding.

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 16)2. Trek de stekker op de stekkerplaats van de printplaat

    voor de netaansluiting eruit (X1).

    3. Schroef de stekker van de evt. af fabriek gemonteerdenetaansluitkabel af.

  • Bediening 6

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 17

    4. Gebruik in de plaats van de evt. af fabriek gemon-teerde, een geschikte, genormeerde drie-aderigenetaansluitkabel.

    5. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 16)6. Sluit de schakelkast.

    5.8.5 Externe thermostaat aan openTHERM-module aansluiten

    1 2

    1. Verwijder de jumper aan de grijze ProE-stekker (1) vande openTHERM-module.

    2. Sluit de externe thermostaat aan de grijze ProE-stekkervan de openTHERM-module aan.

    3. Let op de poling van de aansluitingen.

    4. Gebruik de snoerontlastingen (2).

    5.8.6 Thermostaat aan de elektronica aansluiten

    1. Monteer indien nodig de thermostaat.

    2. Open de elektronicabox. (→ Pagina 16)3. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 16)4. Neem het aansluitschema in de bijlage in acht.

    Voorwaarden: Aansluiting van een weersafhankelijke thermostaat of ka-merthermostaat via eBUS

    ▶ Sluit de thermostaat op de eBUS-aansluiting aan.▶ Overbrug de aansluiting 24 V = RT (X100 of X106), als

    er geen brug aanwezig is.

    Voorwaarden: Aansluiting van een laagspanningsregelaar (24 V)

    ▶ Verwijder de brug en sluit de thermostaat op de aanslui-ting 24 V = RT" (X100 of X106) aan.

    ▶ Als de laagspanningsregelaar (24 V) de stroomvoor-ziening via de hoofdprintplaat van het CV-toestel moetontvangen, verwijder dan de verbinding tussen open-THERM-module en hoofdprintplaat X31, omdat andersniet de minimale stroomvoorziening bij de aansluiting 24V = RT gegarandeerd is.

    Voorwaarden: Aansluiting van een maximaalthermostaat voor een vloer-verwarming

    ▶ Verwijder de brug en sluit de maximaalthermostaat opde aansluiting Burner off aan.

    5. Sluit de schakelkast.

    6. Schakel voor multicircuitregelaar D.018 van Eco (inter-mitterende pomp) op Comfort (verder lopende pomp)om. (→ Pagina 22)

    5.8.7 Aanvullende componenten via VR 40(multifunctionele module 2 uit 7) aansluiten

    1. Monteer de componenten conform de desbetreffendehandleiding.

    Voorwaarden: Component aan relais 1 aangesloten

    ▶ Activeer D.027. (→ Pagina 22)

    Voorwaarden: Component aan relais 2 aangesloten

    ▶ Activeer D.028. (→ Pagina 22)

    5.8.8 Circulatiepomp volgens de behoefteaansturen

    1. Voer de bedrading uit.

    2. Verbind de aansluitleiding van de externe toets met deklemmen 1 (0) en 6 (FB) van de randstekker X41, diebij de thermostaat geleverd is.

    3. Steek de randstekker op de steekplaats X41 van deprintplaat.

    6 Bediening

    6.1 Bedieningsconcept

    Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmoge-lijkheden van het gebruikersniveau zijn eveneens in de ge-bruiksaanwijzing beschreven.

    Een overzicht van de aflees- en instelmogelijkheden van hetinstallateurniveau vindt u in de paragraaf Overzicht installa-teurniveau. (→ Pagina 17)

    6.2 Overzicht installateurniveau

    S.31

    Code

    D.---PF

    P.--D F

    --/--DP

  • 7 Ingebruikname

    18 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    6.3 Installateurniveau oproepen

    1. Roep het installateurniveau alleen op als u een erkendeinstallateur bent.

    2. Druk tegelijk op en ("i").

    ◁ Op het display verschijnt S.xx (actuele toestelsta-tus).

    3. Om naar het installateurniveau te gaan, drukt u op .

    ◁ Op het display verschijnt Code en --.

    4. Stel de waarde 17 (Code) in en bevestig met .

    5. Om bij de controleprogramma's (P), de foutcodes (F) enterug bij de diagnosecodes (D) te komen, drukt u op .

    6. Stel met of de gewenste waarde in en bevestigmet .

    7. Bevestig met ( ).

    8. Om een instelling af te breken of het installateurniveaute verlaten, drukt u op .

    6.4 Live monitor (statuscodes)

    +

    Statuscodes op het display informeren over de actuele be-drijfstoestand van het product.

    Statuscodes - overzicht (→ Pagina 33)

    6.5 Warmwatertemperatuur instellen

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³

    Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-

    gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën tevervullen.

    ▶ Stel de warmwatertemperatuur op max. 50 °C in.

    7 Ingebruikname

    7.1 Product in- en uitschakelen

    ▶ Druk op de aan-/uittoets van het product.

    ◁ Op het display verschijnt het startscherm.

    7.2 Controleprogramma's gebruiken

    Installateurniveau oproepen + 1x

    Weer-gave

    Betekenis

    P.00 Testprogramma ontluchting:

    De interne pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.

    Het CV-circuit en het warmwatercircuit worden via desnelontluchter ontlucht (de kap van de snelontluchtermoet losgemaakt zijn).

    1 x : start ontluchting CV-circuit

    2 x ( → ): start ontluchting warmwatercircuit3 x ( → ): nieuwe start ontluchting CV-circuit1 x (annuleren): ontluchtingsprogramma beëindi-gen

    Aanwijzing

    Ontluchtingsprogramma loopt per circuit 7,5 min. eneindigt daarna.

    CV-circuit ontluchten:

    Driewegklep in stand CV-bedrijf, aansturing vande interne pomp voor 9 cycli: 30 s aan, 20 s uit.Indicatie aktief verwarmings circuit.

    Warmwatercircuit ontluchten:

    Na het verstrijken van de hierboven genoemde cycliof na het nogmaals indrukken van de rechter keu-zetoets: driewegklep in de stand warm water, aan-sturing van de interne pomp zoals boven. Indicatieaktief warmwater circuit.

    P.01 Testprogramma maximale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metmaximale warmtebelasting.

    P.02 Testprogramma minimale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metminimale warmtebelasting.

    P.06 Testprogramma vulmodus:

    De driewegklep wordt in middelste stand gebracht.Brander en pomp worden uitgeschakeld (voor vullenen legen van het product).

    7.3 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren

    Opgelet!Kans op materiële schade door minder-waardige verwarmingswater

    ▶ Zorg voor verwarmingswater van vol-doende kwaliteit.

    ▶ Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit vanhet verwarmingswater te controleren.

    Kwaliteit van het cv-water controleren▶ Neem een beetje water uit het CV-circuit.▶ Controleer visueel het cv-water.▶ Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de

    installatie spuien.

    ▶ Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-oxide) voorhanden is.

    ▶ Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan enneem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-ming. Of monteer een magneetfilter.

    ▶ Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij25 °C.

  • Ingebruikname 7

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 19

    ▶ Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-tie en conditioneert u het verwarmingswater.

    ▶ Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswaterkan dringen. (→ Pagina 22)

    Vul- en bijvulwater controleren▶ Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de

    installatie vult.

    Vul- en bijvulwater conditioneren▶ Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-

    water de geldende nationale voorschriften en technischeregels in acht.

    Voor zover nationale voorschriften en technische regelingengeen hogere eisen stellen, geldt het volgende:

    U moet het CV-water conditioneren,

    – als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens degebruiksduur van de installatie het drievoudige van hetnominale volume van de CV-installatie overschrijdt of

    – wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaardenniet worden aangehouden of

    – als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 ofboven 10,0 ligt.

    Totaalverwar-mings-vermo-gen

    Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)

    ≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW

    > 50 l/kW

    kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³

    < 50 < 16,8 < 3 11,2 2 0,11 0,02

    > 50 tot≤ 200

    11,2 2 8,4 1,5 0,11 0,02

    > 200 tot≤ 600

    8,4 1,5 0,11 0,02 0,11 0,02

    > 600 0,11 0,02 0,11 0,02 0,11 0,02

    1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.

    Opgelet!Kans op materiële schade door verrij-king van het verwarmingswater met on-geschikte additieven!

    Ongeschikte additieven kunnen veranderin-gen aan componenten, geluiden in de CV-functie en evt. verdere gevolgschade veroor-zaken.

    ▶ Gebruik geen ongeschikte antivries- encorrosiewerende middelen, biociden enafdichtmiddelen.

    Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werdenmet onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamhedenvastgesteld.

    ▶ Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van defabrikant van het additief in acht.

    Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overigeCV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaardenwe geen aansprakelijkheid.

    Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-tend uitspoelen vereist)– Fernox F3– Sentinel X 300– Sentinel X 400

    Additieven die permanent in de installatie blijven– Fernox F1– Fernox F2– Sentinel X 100– Sentinel X 200

    Antivriesmiddelen die permanent in de installatieblijven– Fernox Antifreeze Alphi 11– Sentinel X 500

    ▶ Informeer de gebruiker over de nodige maatregelen als ubovengenoemde additieven heeft gebruikt.

    ▶ Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijzevoor de vorstbeveiliging.

    7.4 Te lage waterdruk vermijden

    Voor een perfecte werking van de CV-installatie moet dewijzer van de manometer bij een koude CV-installatie in debovenste helft van het grijze bereik of in het middelste be-reik van de balkindicatie op het display (door de gestippeldegrenswaarden gemarkeerd) staan. Dit komt overeen met eenvuldruk tussen 0,1 MPa en 0,2 MPa (1,0 bar en 2,0 bar).

    Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereistzijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.

    Het product signaleert bij het onderschrijden van 0,08 kPa(0,8 bar) vuldruk het druktekort met een knipperendedrukwaarde op het display. Als de vuldruk een waarde van0,05 MPa (0,5 bar) onderschrijdt, dan schakelt het productuit. Het display toont F.22.

    ▶ Vul CV-water bij om het product opnieuw in gebruik tenemen.

    Het display geeft de drukwaarde knipperend weer tot eendruk van 0,11 MPa (1,1 bar) of hoger bereikt is.

    7.5 CV-installatie vullen

    1

    1. Spoel de CV-installatie.

    2. Draai de dop van de snelontluchter (1) met een tot tweedraaien los en laat deze geopend, omdat ook tijdenshet continubedrijf het product automatisch via de snel-ontluchter ontlucht wordt.

    3. Kies het controleprogramma P.06.

  • 7 Ingebruikname

    20 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    ◁ De driewegklep beweegt zich in de middelste stand,de pompen lopen niet en het product treedt niet inwerking.

    4. Neem de aanwijzingen bij het onderwerp CV-watervoorbereiden in acht. (→ Pagina 18)

    5. Controleer alle aansluitingen en het volledige systeemop ondichtheden.

    6. Open alle thermostaatkranen van de CV-installatie.

    7. Controleer evt. of beide onderhoudskranen aan hetproduct geopend zijn.

    8. Draai de vulkraan aan de onderkant van het productlangzaam open, zodat het water in de CV-installatiestroomt.

    9. Ontlucht de laagst gelegen radiator tot het water aanhet ontluchtingsventiel er zonder bellen uitkomt.

    10. Ontlucht alle andere radiatoren tot het CV-systeemcompleet met water gevuld is.

    11. Sluit alle ontluchtingsventielen.

    12. Houd de stijgende vuldruk in de CV-installatie in hetoog.

    13. Vul water bij tot de vereiste vuldruk bereikt is.

    14. Sluit de vulkraan aan de onderkant van het product.

    7.6 CV-installatie ontluchten

    1. Kies het controleprogramma P.00.

    ◁ Het product treedt niet in werking, de interne pomploopt intermitterend en ontlucht naar keuze het CV-circuit of het warmwatercircuit.

    ◁ Het display toont de vuldruk van de CV-installatie.

    2. Controleer of de vuldruk van de CV-installatie niet on-der de min. vuldruk daalt.

    – ≥ 0,08 MPa (≥ 0,80 bar)

    ◁ Na het beëindigen van de vulprocedure moet devuldruk van de CV-installatie minstens 0,02 MPa(0,2 bar) boven de tegendruk van het expansievat(ADG) liggen (Pinstallatie ≥ PADG + 0,02 MPa (0,2 bar)).

    3. Als zich na het beëindigen van het controleprogrammaP.00 nog teveel lucht in de CV-installatie bevindt, starthet controleprogramma dan opnieuw.

    7.7 Warmwatersysteem vullen en ontluchten

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1. Open de koudwaterstopkraan aan het product.

    2. Vul het warmwatercircuit door alle warmwatertappuntente openen tot er water uit komt.

    7.8 Sifonbeker vullen

    1

    1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.

    2. Vul het onderste deel van de sifon tot 10 mm onder debovenkant met water.

    3. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.

    7.9 Gasinstelling

    7.9.1 Gasinstelling af fabriek controleren

    ▶ Voor u het product in gebruik neemt, dient u de informa-tie over de gasgroep op het typeplaatje met de gasgroepte vergelijken die op de opstellingsplaats te beschikkingstaat.

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de plaatselijkegasgroep overeen

    Voor de gasomstelling hebt u de Vaillant-ombouwkit nodig,die ook de nodige omstelhandleiding bevat.

    Als een gasomstelling naar vloeibaar gas uitgevoerd werd, isde kleinst mogelijke deellast hoger dan op het display aan-gegeven. De correcte waarden vindt u terug in de technischegegevens in de bijlage.

    ▶ Voer een gasomstelling aan het product uit, zoals in deomstelhandleiding beschreven.

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de plaat-selijke gasgroep

    ▶ Ga te werk zoals hierna beschreven.

    7.9.2 Gasstroomdruk controleren

    1. Sluit de gasafsluitkraan.

  • Ingebruikname 7

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 21

    1

    2

    2. Draai de meetnippelschroef (1) (onderste schroef) ophet gasblok met behulp van een schroevendraaier los.

    3. Sluit een manometer (2) aan de meetnippel (1) aan.

    4. Open de gasafsluitkraan.

    5. Neem het product met het controleprogramma P.01 ingebruik.

    6. Meet de gasstroomdruk ten opzichte van de atmosfeer-druk.

    – Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aardgasG25: 2,0 … 3,0 kPa (20,0 … 30,0 mbar)

    – Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met vloei-baar gas G31: 2,5 … 4,5 kPa (25,0 … 45,0 mbar)

    7. Stel het product buiten bedrijf.

    8. Sluit de gasafsluitkraan.

    9. Verwijder de manometer.

    10. Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.

    11. Open de gasafsluitkraan.

    12. Controleer de meetnippel op gasdichtheid.

    Voorwaarden: Gasstroomdruk niet in het toegestane bereik

    Opgelet!Kans op materiële schade en bedrijfssto-ringen door verkeerde gasaansluitdruk!Als de gasaansluitdruk buiten het toege-stane bereik ligt, dan kan dit tot storingenin de werking en tot schade aan het productleiden.▶ Voer geen instellingen aan het product

    uit.▶ Neem het product niet in gebruik.

    ▶ Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gas-maatschappij op de hoogte.

    ▶ Sluit de gasafsluitkraan.

    7.9.3 CO₂-gehalte controleren en evt. instellen(instelling luchtgetal)

    1. Neem het product met het controleprogramma P.01 ingebruik.

    2. Wacht minstens 5 minuten tot het product bedrijfstem-peratuur bereikt heeft.

    3. Meet het CO₂-gehalte aan de verbrandingsgasmeet-aansluiting .

    4. Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde inde tabel.

    Instelwaarden Een-heid

    AardgasG25

    PropaanG31

    CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metgesloten frontmantel

    Vol.–% 9,0 ± 1,0 10,4 ± 0,5

    CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metafgenomen front-mantel

    Vol.–% 8,8 ± 1,0 10,2 ± 0,5

    Ingesteld voorWobbe-index W₀ kWh/m³ 12,4 22,5

    O₂ na 5 min gebruikmet vollast metgesloten frontmantel

    Vol.–% 4,6 ± 1,8 5,1 ± 0,8

    Voorwaarden: Instelling van het CO₂-gehalte vereist

    2

    1

    ▶ Verwijder de gele sticker.▶ Trek de afdekkap (1) eraf.▶ Stel het CO₂-gehalte (waarde met afgenomen frontman-

    tel) in door aan de schroef (2) te draaien.

  • 8 Aanpassing aan de CV-installatie

    22 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    – Hoger CO₂-gehalte: naar links draaien– Lager CO₂-gehalte: naar rechts draaien

    ▶ Alleen voor aardgas: verstel slechts in kleine stappenvan 1/8 omwenteling en wacht na elke verstelling ca. 1minuut tot de waarde gestabiliseerd is.

    ▶ Alleen voor vloeibaar gas: verstel slechts in heel kleinestappen (ca. 1/16 omwenteling) en wacht na elke ver-stelling ca. 1 minuut tot de waarde gestabiliseerd is.

    ▶ Nadat u de instellingen uitgevoerd hebt, drukt u op( ).

    ▶ Als een instelling in het opgegeven instelbereik niet mo-gelijk is, dan mag u het product niet in gebruik nemen.

    ▶ Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.▶ Breng de afdekkap opnieuw aan.▶ Monteer de frontmantel.

    7.10 Functie en dichtheid controleren

    Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:

    ▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-systeem, de CV-installatie en de warmwaterleidingen oplekkages.

    ▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingenfoutloos geïnstalleerd zijn.

    ▶ Controleer de voormantel op correcte montage.

    7.10.1 CV-functie controleren

    1. Controleer of er een warmtevraag is.

    2. Roep de Live monitor op.

    ◁ Als het product correct functioneert, dan verschijntop het display S.04.

    7.10.2 Warmwaterbereiding controleren

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1. Draai een warmwaterkraan volledig open.

    2. Roep de Live monitor op.

    ◁ Als de warmwaterbereiding correct functioneert, danverschijnt op het display S.14.

    7.10.3 Boilerlading controleren

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding en gelaagdeboiler

    Aanwijzing

    De boilerlading is af fabriek uitgeschakeld enmoet bij de eerste inbedrijfstelling worden inge-schakeld.

    De boilerlading van de gelaagde boiler is alleen actief alsde comfortmodus ingeschakeld is. Als de comfortmodusgeactiveerd is, verschijnt het symbool "C" op het display(→ gebruiksaanwijzing).

    Bij een ingeschakelde boilerlading kunnen voor de warm-watertemperatuur de volgende temperaturen ingesteld wor-den (→ zie gebruiksaanwijzing):

    – minimale temperatuur 50 °Cmaximale temperatuur 65 °C

    Bij een uitgeschakelde boilerlading kunnen voor de warm-watertemperatuur volgende temperaturen ingesteld worden:

    – minimale temperatuur 35 °Cmaximale temperatuur 65 °C

    Bij uitgeschakelde boilerlading wordt de boiler niet op tem-peratuur gehouden. Als u water aftapt, wordt het productingeschakeld en werkt in dit geval alleen volgens het door-stroomprincipe.

    ▶ Het product is met een automatische legionellabescher-mingsfunctie uitgerust: als de temperatuur in de warmwa-terboiler onder 50 °C komt, wordt de boiler één keer per24 uur naar 70 °C verwarmd.

    ▶ Schakel in samenspraak met de gebruiker evt. de legio-nellabescherming via het diagnosepunt D.074 uit.

    Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 30)▶ Roep de Live monitor op.

    – Menu → Live monitor

    ◁ Als de warmwaterbereiding correct functioneert, danverschijnt op het display S.24.

    8 Aanpassing aan de CV-installatie

    8.1 Diagnosecodes oproepen

    Instelmogelijkheden zijn te vinden in de diagnosecodes inhet installateurniveau.

    Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 30)

    ▶ Roep het installateurniveau op. (→ Pagina 18)

    8.2 Branderwachttijd

    Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-tronische herinschakelblokkering geactiveerd. De brander-wachttijd is alleen voor CV-bedrijf actief. De warmwaterfunc-tie wordt tijdens een lopende branderwachttijd niet beïnvloeddoor de tijdsinstelling (fabrieksinstelling: 20 min).

    8.2.1 Branderwachttijd instellen

    1. Navigeer in het installateurniveau naar het diagnose-punt D.002 en bevestig met .

    2. Stel de branderwachttijd in en bevestig met .

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

    1 5 10 15 20 25 30

    30 2,0 4,0 8,5 12,5 16,5 20,5 25,0

    35 2,0 4,0 7,5 11,0 15,0 18,5 22,0

    40 2,0 3,5 6,5 10,0 13,0 16,5 19,5

    45 2,0 3,0 6,0 8,5 11,5 14,0 17,0

    50 2,0 3,0 5,0 7,5 9,5 12,0 14,0

    55 2,0 2,5 4,5 6,0 8,0 10,0 11,5

    60 2,0 2,0 3,5 5,0 6,0 7,5 9,0

    65 2,0 1,5 2,5 3,5 4,5 5,5 6,5

    70 2,0 1,5 2,0 2,5 2,5 3,0 3,5

    75 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

  • Aanpassing aan de CV-installatie 8

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 23

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd[min]

    35 40 45 50 55 60

    30 29,0 33,0 37,0 41,0 45,0 49,5

    35 25,5 29,5 33,0 36,5 40,5 44,0

    40 22,5 26,0 29,0 32,0 35,5 38,5

    45 19,5 22,5 25,0 27,5 30,5 33,0

    50 16,5 18,5 21,0 23,5 25,5 28,0

    55 13,5 15,0 17,0 19,0 20,5 22,5

    60 10,5 11,5 13,0 14,5 15,5 17,0

    65 7,0 8,0 9,0 10,0 11,0 11,5

    70 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5

    75 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

    8.2.2 Resterende branderwachttijd terugzetten

    ▶ Druk op .

    8.3 Onderhoudsinterval instellen

    1. Navigeer in het installateurniveau naar het diagnose-punt D.084 en bevestig met .

    2. Stel het onderhoudsinterval (bedrijfsuren) tot aan hetvolgende onderhoud in en bevestig met .

    Warmte-vraag

    Aantalpersonen

    Richtwaarden van de bran-derbedrijfsuren tot aan devolgende inspectie en hetvolgende onderhoud in eengemiddelde bedrijfstijd vaneen jaar (afhankelijk van hettype installatie)

    5,0 kW1 ‑ 2 1.050 h

    2 ‑ 3 1.150 h

    10,0 kW1 ‑ 2 1.500 h

    2 ‑ 3 1.600 h

    15,0 kW2 ‑ 3 1.800 h

    3 ‑ 4 1.900 h

    20,0 kW3 ‑ 4 2.600 h

    4 ‑ 5 2.700 h

    25,0 kW3 ‑ 4 2.800 h

    4 ‑ 6 2.900 h

    > 27,0 kW3 ‑ 4 3.000 h

    4 ‑ 6 3.000 h

    8.4 Pompvermogen instellen

    1. Navigeer in het installateurniveau naar het diagnose-punt D.014 en bevestig met .

    2. Zet het pompvermogen op de gewenste waarde.

    Voorwaarden: Open verdeler geïnstalleerd

    ▶ Schakel de toerentalregeling uit en stel het pompvermo-gen op een vaste waarde in.

    8.4.1 Restopvoerhoogte van de pomp

    8.4.1.1 Pompkarakteristiek VHR NL 18 - 24/5-3;VHR NL 23-28/5-3

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600

    Re

    sto

    pvo

    erh

    oo

    gte

    [h

    Pa]

    Debiet [l/h]

    18001400

    100% PWM85%70%60%53%

    8.4.1.2 Pompkarakteristiek VHR NL 28 - 34/5-3

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600

    Re

    sto

    pvo

    erh

    oo

    gte

    [h

    Pa]

    Debiet [l/h]

    18001400

    Minimum bij auto

    100% PWM85%70%60%53%

    8.5 Overstroomklep instellen

    Opgelet!Kans op materiële schade door verkeerdeinstelling van de hoogefficiënte pomp

    Als de druk aan het overstroomventiel ver-hoogd wordt (naar rechts draaien), dan kanhet bij een ingesteld pompvermogen van min-der dan 100% tot een foute werking komen.

    ▶ Stel in dit geval het pompvermogen viahet diagnosepunt D.014 op 5 = 100%.

    ▶ Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 9)

    1

    ▶ Regel de druk aan de instelschroef (1).

  • 9 Verhelpen van storingen

    24 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    Stand van deinstelschroef

    Drukin MPa(mbar)

    Opmerking/toepassing

    Rechtse aan-slag (helemaalnaar onderen ge-draaid)

    0,035(350)

    Als de radiatoren bij fa-brieksinstelling niet vol-doende warm worden. In ditgeval moet u de pomp opmax. stand zetten.

    Middelste stand(5 draaien naarlinks)

    0,025(250)

    Fabrieksinstelling

    Vanuit de middel-ste stand nog 5draaien naar links

    0,017(170)

    Als er geluiden aan radi-atoren of radiatorkranenoptreden

    ▶ Monteer de frontmantel.

    8.6 Tapwaternaverwarming op zonne-energieinstellen

    1. Navigeer in het installateurniveau naar het diagnose-punt D.058 en zet de waarde op 3.

    2. Zorg ervoor dat de temperatuur aan de koudwateraan-sluiting van het product niet meer dan 70 °C bedraagt.

    8.7 Product aan de gebruiker opleveren

    ▶ Plak na de installatie de meegeleverde sticker met hetverzoek de handleiding te lezen in de taal van de gebrui-ker op de voorkant van het product.

    ▶ Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking vande veiligheidsinrichtingen.

    ▶ Instrueer de gebruiker over de bediening van het product.▶ Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften

    die hij in acht moet nemen.

    ▶ Informeer de gebruiker over de noodzaak om het productvolgens de opgegeven intervallen te laten onderhouden.

    ▶ Overhandig de gebruiker alle handleidingen en product-papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.

    ▶ Instrueer de gebruiker over getroffen maatregelen voorde VLT/VGA en wijs hem erop dat hij aan de VLT/VGAniets mag veranderen.

    ▶ Wijs de gebruiker erop dat hij geen explosieve of lichtontvlambare stoffen (bijv. benzine, papier, verf) in de op-stellingsruimte van het product mag bewaren en gebrui-ken.

    9 Verhelpen van storingen

    9.1 Servicemeldingen controleren

    verschijnt bijv. als u een onderhoudsinterval ingesteldhebt en dit verstreken is of als er servicemelding is. Het pro-duct bevindt zich niet in de foutmodus.

    ▶ Roep de Live monitor op. (→ Pagina 18)

    Voorwaarden: S.46 wordt weergegeven

    Het product bevindt zich in de comfortveiligheidsmodus. Hetproduct loopt met beperkt comfort verder nadat het een sto-ring herkend heeft.

    ▶ Om vast te stellen of een component defect is, leest u hetfoutgeheugen uit. (→ Pagina 24)

    Aanwijzing

    Als er geen foutmelding voorhanden is, zalhet product na een bepaalde tijd automatischopnieuw naar het normale bedrijf wisselen.

    9.2 Fouten verhelpen

    ▶ Als er foutmeldingen (F.xx) optreden, verhelpt u de foutna controle van de tabel in de bijlage of m.b.v. de contro-leprogramma's. (→ Pagina 18)Overzicht foutcodes (→ Pagina 35)

    Als er meerdere fouten tegelijk optreden, dan geeft hetdisplay de bijbehorende foutmeldingen afwisselendgedurende telkens twee seconden weer.

    ▶ Druk op (max. 3 keer) om het product opnieuw ingebruik te nemen.

    ▶ Als u de fout niet kunt verhelpen en deze ook na reset-pogingen opnieuw optreedt, neem dan contact op met deklantenservice.

    9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen

    In het foutgeheugen zijn de 10 laatste foutmeldingen be-schikbaar.

    ▶ Roep het installateurniveau op. (→ Pagina 18)▶ Navigeer naar de foutcodes.

    ◁ Op het display wordt het aantal opgetreden fouten ende actueel opgeroepen fouten met foutnummer F.xxweergegeven.

    ▶ Druk op of om de verschillende foutmeldingen opte roepen.

    ▶ Navigeer in het installateurniveau naar het diagnosepuntD.094 om de volledige foutenlijst te wissen.

    ▶ Zet het diagnosepunt op de waarde 1 en bevestig met.

    9.4 Parameters naar fabrieksinstellingenresetten

    1. Navigeer in het installateurniveau naar het diagnose-punt D.096.

    2. Zet het diagnosepunt op de waarde 1 en bevestig met.

    9.5 Reparatie voorbereiden

    1. Stel het product buiten bedrijf.

    2. Verbreek de verbinding van het product met het elektri-citeitsnet.

    3. Demonteer de frontmantel. (→ Pagina 9)4. Sluit de gasafsluitkraan.

    5. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoer en CV-retour.

    6. Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.

    7. Als u watervoerende componenten van het product wiltvervangen, dan dient u het product leeg te maken.

    8. Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-derdelen (bijv. de schakelkast) druppelt.

    9. Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.

  • Verhelpen van storingen 9

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 25

    9.5.1 Reserveonderdelen aankopen

    De originele componenten van het product werden in het ka-der van de conformiteitskeuring meegecertificeerd. Als u bijhet onderhoud of de reparatie geen meegecertificeerde ori-ginele Vaillant reserveonderdelen gebruikt, vervalt de con-formiteit van het product. Daarom adviseren we u dringendoriginele Vaillant reserveonderdelen te monteren. Informa-tie over de beschikbare originele Vaillant reserveonderdelenvindt u op het aan de achterkant vermelde contactadres.

    ▶ Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend originele Vaillantreserveonderdelen.

    9.6 Defecte componenten vervangen

    9.6.1 Brander vervangen

    1. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 27)

    2

    1

    2. Maak de vier schroeven (1) aan de brander los.

    3. Haal de brander eraf.

    4. Monteer de nieuwe brander met een nieuwe afdichting(2).

    5. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 29)

    9.6.2 Ventilator of gasblok vervangen

    6

    7

    8

    3

    1

    4

    5

    2

    1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

    2. Trek de stekker van het gasblok (7).

    3. Trek de stekker van de ventilatormotor (6) door degrendelnok in te drukken.

    4. Schroef ofwel de wartelmoer (2) op het gasblok of dewartelmoer (8) tussen de gasbuizen eraf. Beveilig degasbuizen tegen verdraaien.

    5. Schroef drie schroeven (2) - (4) tussen mengbuis (1) enventilatorflens eruit.

    1

    2

    6. Haal de volledige eenheid ventilator/gasblok uit hetproduct.

    7. Als u het gasblok wilt vervangen, schroef dan, als degasbuis nog aan het gasblok bevestigd is, de wartel-moer (2) eraf.

    8. Draai de beide bevestigingsschroeven (1) aan het gas-blok eruit en haal de ventilator van het gasblok.

    9. Vervang de defecte ventilator of het defecte gasblok.

    10. Monteer het gasblok en de ventilator in dezelfde positiet.o.v. elkaar, zoals ze voordien in elkaar gezet waren.Gebruik nieuwe pakkingen.

    11. Schroef de ventilator aan het gasblok vast.

    12. Als u de gasbuis gedemonteerd had, schroef dan nu dewartelmoer van de gasbuis (2) eerst alleen los aan hetgasblok. Draai de wartelmoer pas na de inbouwwerk-zaamheden aan het gasblok vast.

  • 9 Verhelpen van storingen

    26 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    13. Bouw de volledige eenheid ventilator/gasblok in omge-keerde volgorde opnieuw in. Gebruik hierbij absoluuteen nieuwe afdichting (5).

    14. Neem de aanschroefvolgorde van de drie schroeventussen ventilator en mengbuis volgens de nummering(3) (2) en (4)in acht.

    15. Schroef de wartelmoer (2) aan het gasblok en de war-telmoer (8) tussen de gasbuizen vast. Beveilig hierbijde gasbuis tegen het verdraaien. Gebruik nieuwe pak-kingen.

    16. Voer na beëindiging van de werkzaamheden een dicht-heidscontrole (functiecontrole) uit. (→ Pagina 22)

    17. Als u een nieuw gasblok gemonteerd hebt, voer daneen gasinstelling uit. (→ Pagina 20)

    9.6.3 Warmtewisselaar vervangen

    1. Maak het product leeg. (→ Pagina 29)2. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 27)3. Trek de condensafvoerslang van de warmtewisselaar

    af.

    1

    2

    3

    4. Trek de klemmen (2) en (3) aan de aanvoeraansluitingen aan de retouraansluiting eraf.

    5. Maak de aanvoeraansluiting los.

    6. Maak de retouraansluiting los.

    7. Verwijder telkens twee schroeven (1) aan de beide hou-ders.

    1

    2

    8. Verwijder de onderste drie schroeven (2) aan het ach-terste deel van de houder.

    9. Zwenk de houder rond de bovenste schroef (1) opzij.

    10. Trek de warmtewisselaar naar onderen en naar rechtsen haal hem uit het product.

    11. Monteer de nieuwe warmtewisselaar in omgekeerdevolgorde.

    12. Vervang de pakkingen.

    Aanwijzing

    Om u te helpen bij het monteren kunt u wa-ter of in de handel verkrijgbare zeep gebrui-ken in de plaats van vetten.

    13. Steek de aanvoer- en retouraansluiting tot aan de aan-slag in de warmtewisselaar.

    14. Zorg voor correcte aanbrenging van de klemmen aanaanvoer- en retouraansluiting.

    15. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 29)

    16. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de CV-installatie. (→ Pagina 19)

    9.6.4 Printplaat of display vervangen

    Aanwijzing

    Als u slechts een component vervangt, dan neemthet nieuwe component bij het inschakelen van hetproduct de vooraf ingestelde parameters over vanhet component dat niet is vervangen.

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 16)2. Vervang de printplaat of het display conform de bijgele-

    verde montage- en installatiehandleidingen.

    3. Sluit de elektronicabox.

  • Inspectie en onderhoud 10

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 27

    9.6.5 Printplaat en display vervangen

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 16)2. Vervang de printplaat en het display conform de bijgele-

    verde montage- en installatiehandleidingen.

    3. Sluit de schakelkast.

    4. Druk op de aan-/uittoets van het product. (→ Pagina 18)

    ◁ U gaat automatisch naar de instelling van de toeste-lidentificatie D.093.

    5. Stel volgens de volgende tabel de juiste waarde voorhet betreffende producttype in en bevestig met .

    Nummer van het producttype

    VHR NL 18-24/5‑3 9

    VHR NL 18-24/5‑3 EXP 9

    VHR NL 23-28/5‑3 23

    VHR NL 23-28/5‑3 EXP 23

    VHR NL 28-34/5‑3 15

    ◁ De elektronica is nu ingesteld op het producttypeen de parameters van alle diagnosecodes komenovereen met de fabrieksinstellingen.

    6. Voer de installatiespecifieke instellingen uit.

    9.7 Reparatie afsluiten

    1. Breng de stroomvoorziening tot stand.

    2. Schakel het product opnieuw in als dat nog niet ge-beurd is. (→ Pagina 18)

    3. Monteer de frontmantel.

    4. Open alle onderhoudskranen en de gasafsluitkraan.

    5. Controleer functie en dichtheid. (→ Pagina 22)

    10 Inspectie en onderhoud

    ▶ Neem de minimale inspectie- en onderhoudsintervallen inacht. Afhankelijk van de resultaten van de inspectie kaneen vroeger onderhoud nodig zijn.

    Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht(→ Pagina 38)

    10.1 Compacte thermomodule demonteren

    Aanwijzing

    De bouwgroep compacte thermomodule bestaatuit vier hoofdcomponenten:

    – toerentalgeregelde ventilator,

    – gas/luchtmodule,

    – gastoevoer (mengbuis) met branderflens,

    – voormengbrander.

    Gevaar!Levensgevaar en kans op materiëleschade door hete verbrandingsgassen!

    Afdichting, isolatiemat en zelfborgende moe-ren aan de branderflens mogen niet bescha-digd zijn. Anders kunnen hete verbrandings-gassen lekken en tot verwondingen en mate-riële schade leiden.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderdeur de afdichting.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de zelfborgende moeren opde branderflens.

    ▶ Als de isolatiemat aan de branderflens ofaan de achterkant van de warmtewisse-laar tekenen van beschadiging vertoont,vervang dan de isolatiemat.

    1. Schakel het product met de aan-/uittoets uit.

    2. Sluit de gasafsluitkraan.

    3. Demonteer de frontmantel.

    4. Klap de schakelkast naar voren.

    1

    2

    3

    4

    5. Draai de klemschroef (2) eruit en haal de luchtaanzuig-buis (1) van de aanzuigaansluiting.

    6. Schroef ofwel de wartelmoer aan het gasblok (3) of dewartelmoer (4) tussen de gasbuizen af.

  • 10 Inspectie en onderhoud

    28 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC classic 0020209622_02

    1

    2

    3

    7

    5

    4

    6

    7. Trek de stekker van de ontstekingsleiding (5) en aar-dingsleiding (6) van de ontstekingselektrode.

    8. Trek de stekker (3) aan de ventilatormotor eraf.

    9. Trek de stekker (4) aan het gasblok eraf.

    10. Schroef de vier moeren (7) eraf.

    11. Trek de complete compacte thermomodule (2) van dewarmtewisselaar (1).

    12. Controleer de brander en de warmtewisselaar opschade en verontreinigingen.

    13. Indien nodig, reinig of vervang dan de componentenvolgens de volgende paragrafen.

    14. Bouw een nieuwe branderplaatpakking in.

    15. Controleer de isolatiemat aan de branderflens en aande achterwand van de warmtewisselaar. Als u tekenenvan schade vaststelt, vervang dan telkens de relevanteisolatiemat.

    10.2 Warmtewisselaar reinigen

    1. Bescherm de naar beneden geklapte schakelkast tegenspatwater.

    2

    3

    41

    2. Draai in geen geval de vier moeren los aan de borst-bouten (1) en draai ze in geen geval na.

    3. Reinig de verwarmingsspiraal (3) van de warmtewisse-laar (4) met water of indien nodig met azijn (tot max. 5%zuur). Laat de azijn 20 minuten lang op de warmtewis-selaar inwerken.

    4. Spoel het losgekomen vuil met een scherpe waterstraalaf of gebruik een kunststofborstel. Richt de waterstraalniet direct op de isolatiemat (2) aan de achterkant vande warmtewisselaar.

    ◁ Het water loopt uit de warmtewisselaar door de si-fonbeker weg.

    10.3 Brander controleren

    1

    23

    1. Controleer het oppervlak van de brander (1) op bescha-digingen. Als u schade vaststelt, vervang dan de bran-der.

    2. Bouw een branderflensafdichting (3) in.

    3. Controleer de isolatiemat (2) aan de branderflens. Als utekenen van schade vaststelt, vervang dan de isolatie-mat.

    10.4 Sifonbeker reinigen

    1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.

    2. Spoel het onderste deel van de sifon met water uit.

    3. Vul het onderste deel van de sifon tot ca. 10 mm onderde bovenkant met water.

    4. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.

    10.5 Zeef in koudwateringang reinigen

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    2

    1

    1. Sluit de koudwaterstopkraan.

    2. Maak het toestel aan warmwaterzijde leeg.

    3. Schroef de wartelmoer (2) en de contramoer (1) aan debehuizing van het product af.

  • Buitenbedrijfstelling 11

    0020209622_02 ecoTEC classic Installatie- en onderhoudshandleiding 29

    2 1

    4. Klap de schakelkast naar voren.

    5. Trek de klem (2) eruit.

    6. Haal de buis (1) uit het product.

    7. Spoel de zeef onder een waterstraal tegen de stro-mingsrichting uit.

    8. Als de zeef beschadigd is, of niet meer voldoende ge-reinigd kan worden, vervang de zeef dan.

    9. Plaats de buis er opnieuw in.

    10. Steek de klem er weer in.

    11. Gebruik altijd nieuwe afdichtingen en schroef de wartel-moeren en de contramoer opnieuw vast.

    12. Open de koudwaterstopkraan.

    10.6 Compacte thermomodule inbouwen

    1

    2

    3

    7

    5

    4

    6

    1. Steek de compacte thermomodule (2) op de warmte-wisselaar (1).

    2. Draai de vier nieuwe moeren (7) kruiselings vast tot debranderflens gelijkmatig tegen de aanslagvlakken zit.

    – Aanhaalmoment: 6 Nm3. Steek de stekkers (3) tot (6) er opnieuw op.

    4. Sluit de gasleiding met een nieuwe afdichting aan. Be-veilig hierbij de gasbuis tegen het verdraaien.

    5. Open de gasafsluitkraan.

    6. Zorg ervoor dat er geen ondichtheden zijn.

    7. Controleer of de afdichtingsring in de luchtaanzuigbuisgoed in de uitsparing zit.

    8. Steek de luchtaanzuigbuis opnieuw op de aanzuigaan-sluiting.

    9. Bevestig de luchtaanzuigbuis met de klemschroef.

    10. Controleer de gasstroomdruk.

    10.7 Product leegmaken

    1. Sluit de onderhoudskranen van het product.

    2. Start het controleprogramma P.06 (middelste standdriewegklep).

    3. Open de aftapventielen.

    4. Zorg ervoor dat de kap van de snelontluchter aan deinterne pomp geopend is opdat het product vollediggeleegd wordt.

    10.8 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten

    Nadat u alle onderhoudswerkzaamheden hebt afgesloten:

    ▶ Controleer de gasstroomdruk. (→ Pagina 20)▶ Controleer het CO₂-gehalte en stel het evt. in (luchtgetal-

    instelling). (→ Pagina 21)▶ Stel evt. het onderhoudsinterval opnieuw in.

    (→ Pagina 23)

    11 Buitenbedrijfstelling

    11.1 Product tijdelijk buiten bedrijf stellen

    ▶ Druk op de aan-/uittoets.

    ◁ Het display gaat uit.

    ▶ Sluit de gasafsluitkraan.▶ Sluit bij combiproducten en producten met aangesloten

    w