E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea...

304
L. Kalsbeek DE WIJSBEGEERTE DER WETSIDEE Proeve van een christelijke filosofie BUIJTEN & SCHIPPERHEIJN AMSTERDAM 1970

Transcript of E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea...

Page 1: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

L. Kalsbeek

DE WIJSBEGEERTE DER WETSIDEEProeve van een christelijke filosofie

BUIJTEN & SCHIPPERHEIJN AMSTERDAM 1970

Page 2: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

'Dooyeweerd is de meest oorspronkelijke wijsgeer,

die Nederland ooit heeft voortgebracht,

Spinoza zelfs niet uitgezonderd.'

(Langemeijer)

Aan mijn vrouwen aan mijn kinderen,

— ter overweging.

Page 3: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

INHOUD

Verantwoording 7

Mr. G. E. Langemeijer over Dooyeweerd ende Wijsbegeerte der Wetsidee 10

Prof. Dr. H. Dooyeweerds levensgang 14

§ 1. Inleiding 23

§ 2. De antithese 33

§ 3. Uit het hart zijn de uitgangen des levens 40

§ 4. Immanentie en transcendentie 45

§ 5. Archimedisch punt en Archè 49

§ 6. Grondmotieven van het westers denken 56

§ 7. Vanwaar de naam Wijsbegeerte der Wetsidee? 62

§ 8. De wet als wezensgrens tussen God en hetgeschapene 66

§ 9. Het zin-karakter der tijdelijke werkelijkheid 71

§ 10. De onherleidbaarheid der modale aspecten 80

§ 11. Soevereiniteit in eigen kring 88

§ 12. De volgorde der modale aspecten en hun zin-kernen 92

§ 13. De analogieën 101§ 14. Universaliteit in eigen kring, de -ismen 106

§ 15. Antinomieën en hun ontstaan 111

§ 16. De subject-objectrelatie 116

§ 17. Het ontsluitingsproces 124

§ 18. Het geloofsaspect in restrictieve en expansievefunctie 130

§ 19. De cultuurontsluiting onder leiding van hetgeloof 135

§ 20. Moeilijkheden rondom de antithese 141

Page 4: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

§ 21. Wat is de tijd? 149

§ 22. Het kennisprobleem 160

§ 23. De transcendentale apriori's der menselijkekennis 174

§ 24. De identiteitservaring 179

§ 25. De theorie der modale aspecten als basis voorhet onderzoek naar de individualiteitsstructu-ren 183

§ 26. Structuurtypen 189§ 27. Structuuranalyse van enige cultuurdingen.

Eerste kennismaking met het verschijnselenkapsis 192

§ 28. Structuren van de menselijke samenleving 198§ 29. De structuur van de gezinsgemeenschap 207

§ 30. De structuur van de huwelijksgemeenschap 213

§ 31. De structuur van het staatsverband 219

§ 32. Het probleem van de christelijke staat 228§ 33. De structuur van het tijdelijk kerkverband 236

§ 34. De structuurverscheidenheid van niet-institu-taire maatschappelijke verbanden 246

§ 35. De maatschapsverhoudingen en hun structuur 254

§ 36. Enkapsis en de relatie van geheel en delen 262

§ 37. Ordeningstypen van enkapsis 267

§ 38. Het enkaptisch structuurgeheel 274

§ 39. Grondlijnen voor een wijsgerige anthropologie 278

Lijst van werken waarnaar verwezen is 289

Register van personen 293

Register van zaken 295

Page 5: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Verantwoording

Dit boek werd geschreven met de bedoeling om van deWijsbegeerte der Wetsidee, het machtige stelsel dat de be-wondering afdwingt van ieder, die er mee kennis maakt,op verstaanbare wijze enig idee te geven aan hen, die welwijsgerige voelhorens bezitten, maar voor wie niet alleende grote werken van Prof. Dr. H. Dooyeweerd, de vadervan deze wijsbegeerte, maar ook de inleidingen van diensvolgelingen aanvankelijk te zwaar zijn.

Ieder, die bewust wil leven en bewust zijn weg zoekt indeze geestelijk verdeelde en geestelijk verwarde wereld,kan niet zonder enig wijsgerig inzicht.

Er wordt wel beweerd dat men wel zonder kan. Te-recht schreef Veenhof: `er zijn wetenschappelijke wer-kers, die met klem betogen van iedere philosophischesmet vrij te zijn. Los van elke philosophische constructiestellen zij hun onderzoek in en formuleren hun resultaten.Maar zulk beweren is alleen maar een blijk van een grooten gevaarlijk zelfbedrog! Ieder onderzoeker gaat van be-paalde vooroordelen, zekere grondovertuigingen uit en isinnerlijk gebonden aan allerlei opvattingen en inzichten.En naarmate hij zich deze binding minder bewust is, is hijer meer aan geketend en wordt er sterker door beheerst'(87, bl. 11; zie de literatuurlijst op de blz. 289/292).

Hierdoor bestaat steeds de mogelijkheid dat destudenten aan de universiteiten worden beïnvloed doorbeschouwingen, die zeker als strijdig met hun diepste ge-loofsovertuigingen zouden zijn afgewezen, indien zijenigszins hadden kunnen doorzien aan welke geestelijkewortels dergelijke beschouwingen zijn ontsproten en totwelke, voor hun geloofsleven des astreuze, konsekwentiesdeze kunnen leiden.

Wil men de diepste wortels van wijsbegeerte en weten-

Page 6: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

schap blootgelegd zien, dan kan men bij de Wijsbegeerteder Wetsidee terecht. Persoonlijk weet ik mij door deze

8 studie zeer verrijkt. Of ik mij nu tot de aanhangersreken?

Ook in dit boekje blijft het niet verborgen dat Prof.Dooyeweerd en zijn volgelingen een niet geheel homogeengezelschap vormen. Verschil van mening blijkt moge lijkte zijn. Hoe ver reikt deze tolerantie?

Met volle overtuiging kan ik instemmen met fun-damentele zienswijzen; bij andere, toch wel belangrijkeonderdelen. met name de kennisleer, blijf ik nog metvragen zitten. Laat ik mijzelf dus maar als een naastegeestverwant beschouwen.

Zoals bekend, is ook het werk van Prof. Dr. D. H. Th.Vollenhoven van grote betekenis geweest voor de Wijsbe-geerte der Wetsidee. Deze was echter meer de historicus,Prof. Dooyeweerd de systematicus. Daarom heb ik mij tothet werk van de laatste beperkt.

Bij gelegenheid van de 70-ste verjaardag van Prof.Dooyeweerd werd de betekenis van diens werk op duide-lijke wijze aangegeven in het dagblad `Trouw' van 6 ok-tober 1964 door Mr. G. E. Langemeijer, procureur-gene-raal bij de Hoge Raad, die als voorzitter van de Konink-lijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen be-schouwd kan worden als eerste vertegenwoordiger derwetenschap in Nederland en die als oud-hoogleraar in derechtsfilosofie tot oordelen bevoegd was. Het leek mijdaarom goed dit artikel in zijn geheel op te nemen. Wienog niet eerder met de Wijsbegeerte der Wetsidee heeftkennis gemaakt kan misschien het best pas na lezing vandit boekje van Mr. Langemeijers beschouwingen kennisnemen.

Page 7: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Moge deze studie, die niet meer kan bieden dan eenonvolkomen weergave van het werk van Prof. Dooye-weerd, de tot dusver niet ingewijde lezer er toe brengen 9zich rechtstreeks te gaan verdiepen in het denken vandeze wijsgeer.

L. Kalsbeek.

Katwijk a/d Rijn, Pinksteren 1970

Page 8: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Mr. G . E. Langemeijer over Dooyeweerd en de Wijsbe-

geerte der Wetsidee10

`Het kan vreemd schijnen dat aan een wijsgeer van zogeprononceerde godsdienstige en politieke richting alsDooyeweerd in een dagblad van diezelfde richting bij zijnzeventigste verjaardag hulde wordt gebracht door een ju-rist — docent voor rechtsfilosofie, maar zeker niet gerech-tigd zich in het algemeen "filosoof" te noemen — van ge-heel andere wereldbeschouwing en politieke oriëntatie.

Toch heeft het dankbaar aangenomen aanzoek daartoevan de redactie naar ik meen een goede zin. Dat Dooye-weerd, samen met Vollenhoven en met een aanzienlijkeschaar leerlingen, georganiseerd in de Vereniging voorCalvinistische Wijsbegeerte, een ongewone bloei van defilosofie in gereformeerde kring heeft wakker geroepen —daaraan behoeft nauwelijks nog eens te worden herin-nerd. Daarentegen is er alle aanleiding om bij een mijl-paal als de zeventigste geboortedag de vraag te stellen,wat deze wijsgeer, van wie men rustig kan zeggen dat hijde meest oorspronkelijke is, die Nederland ooit heeftvoortgebracht, Spinoza zelfs niet uitgezonderd, betekentvoor de Nederlandse wijsbegeerte van welke richting ook,ja, voor de wijsbegeerte zonder enige beperking vanlandaard.

Dat een jurist dit onderneemt mag meer bedenkingvinden, want al is Dooyeweerd zelf jurist, hoogleraar ineen juridische faculteit, voorzitter sinds lange jaren vande Vereniging voor Wijsbegeerte des Rechts en al ligt eenflink deel van zijn talrijke geschriften op juridisch enrechtsfilosofisch terrein, toch kan men, geloof ik, niettwijfelen, dat hij zijn roeping allereerst heeft gezien alsvernieuwing der wijsbegeerte in het algemeen. Intussen,het past niet deze regels te gebruiken voor mijmeringenover eigen competentie.

Page 9: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dooyeweerds belang voor de wijsbegeerte in hetalgemeen. Het heeft als vraag bij zijn zeventigste ver-jaardag in meer dan één opzicht iets vreemds. Voor- 11eerst, mag men verwachten dat de betekenis van eenwijsgerig stelsel van werkelijk belang zo ongeveervaststaat lang voordat de bouwer ervan de leeftijdder sterken heeft bereikt? Hier mag het antwoord zeker"neen" luiden. De NAAM van een wijsgeer kan reeds inzijn jonge of middelbare jaren bekend worden — en in datopzicht is Dooyeweerd zeker niet te kort gekomen — maardat minder dan enige decennia nodig zijn om de plaatsvan zijn denkwijze binnen het geheel, dat zij impliceert,met enige zuiverheid te bepalen, is uitzondering. Het zieter naar uit, dat wij ten aanzien van Dooyeweerd juist on-geveer aan deze fase toe zijn.

Een tweede tegenwerping tegen de gestelde vraag ver-dient meer aandacht: brengt niet de kerngedachte v anDooyeweerds wijsbegeerte: dat alle filosofie niet-theoreti-sche, religieuze vooronderstellingen heeft, die zij niet ont-beren kan, en faalt zodra zij "autonoom" wil zijn en duszich van die vooronderstelling niet bewust is — mee datzij eigenlijk geen werkelijk contact kan krijgen met alleandere filosofische stelsels, die immers 6f andere vooron-derstellingen huldigen dan die van het reformatorischChristendom 6f wel menen dat zij hun vooronderstel-lingen niet kunnen, niet mogen of niet behoeven te latengelden?

Dit nu — en het is naar ik ineen niet overbodig dat nogeens te zeggen — is van Dooyeweerds denkwijze bepaaldniet de consequentie. Voorzover een wijsbegeerte in plaatsvan die van Dooyeweerd andere vooronderstellingen be-wust tot haar uitgangspunt wenst te maken, zou het juistbij uitstek vruchtbaar zijn, indien zij met hem in een dis-cussie trad bij al die vele vraagstukken, waaraan Dooye-weerd heeft zoeken te demonstreren dat enerzijds een

Page 10: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

wijsbegeerte, die "autonoom" wil zijn onvermijdelijk totantinomieën moet komen en dat anderzijds zijn

vooron-derstellingen die antinomieën op een overtuigende wijzehelpt vermijden. Haar zou dan zijn opgegeven aan tetonen, dat ook zij, zij het vermoedelijk op andere wijze,dit laatste kan. En voor die beoefenaars der wijsbegeerte,a an wie het nu eenmaal niet gegeven is zich een boven-theoretisch uitgangspunt tot bewustzijn te brengen, voorwie met andere woorden wereld en bestaan als geheelraadselachtig blijven, zou de leer van Dooyeweerd dantoch minstens als een uitdaging moeten gelden om zichbewust te zijn van deze lacune in het eigen gedachten-bouwsel en van de voorwaardelijkheid, die zij moet bij-zetten aan datgene wat men meent dan nog wél te kun-nen betogen.

Ik ga verder. Men mag, ineen ik, zeggen, dat de theo-rieën van Dooyeweerd zich zelfs in meer dan gewonemate voor gedachtenwisseling met andersdenkendenlenen. Hierom namelijk, omdat hij zijn leer van de boven-theoretische vooronderstelling zeer ver — verder dan an-dere richtingen die op dit ene punt met hem verwant zijn— heeft doorgetrokken tot in de afzonderlijke weten-schappen. Het is vooral juist aan de problemen en apo-rieën, de " impasses", van deze laatste, dat hij zijn stel-ling heeft gedemonstreerd. Veel verheugend monogra-fisch werk, zo betreffende de rechtsbronnen, de juridischecausaliteitsleer, de souvereiniteit hebben wij hieraan tedanken.

Zo is het mijn overtuiging, dat aan de wijsbegeerte vanDooyeweerd nog een grote werking in de breedte en in dediepte te wachten staat. Zij zal daarbij zelf allicht niet on-veranderd blijven. Het zou zeker niet in de geest zijn vanDooyeweerd zoals ik hem ken dit te verwachten of tewensen. Wol ontbreekt het gevaar van een wat veel aande letter van zijn werk hangende school niet geheel — niet

Page 11: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

meer dan natuurlijk bij een zo oorspronkelijke en pakken-de filosofie enerzijds en bij anderzijds het feit, dat grotegetallen juristen door zijn school gaan, die zich niet 13allen tot zelfstandig filosoferen geroepen kunnen voelen.

Ik ben overtuigd, dat ook dit gevaar — als het er een is— zal worden overwonnen. Den jubilaris zij van ganserharte toegewenst, dat hij nog lang — en niet zonder actiefingrijpen — van een hem verheugende doorwerking vanzijn levenswerk moge getuige zijn.'

Page 12: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Prof. Dr. H. Dooyeweerds levensgang

Nog maar acht jaren waren er voorbijgegaan na deDoleantie, die kerkelijk Nederland in vlam had gezet,toen in Amsterdam, de stad waar de strijd openlijk wasontbrand, op 7 okt. 1894 aan een trouw volgeling en me-destrijder van Dr. A. Kuyper een zoon geboren werd:Herman Dooyeweerd.

Deze groeide op in een tijd toen in de Gereformeerdegezinnen een vaste en heilige overtuiging nog de rugge-graat vormde van menige huisvader. Het weekblad `DeHeraut', door Kuyper geredigeerd, voedde en sterkte dezegeest de jaren door en ook door vader Dooyeweerdwerden Kuypers artikelen in het gezin voorgelezen.

Uit heel zijn verdere leven blijkt dat de jonge Dooye-weerd de grote geestelijke schat, die hij van huis uit hadmeegekregen en, zoals dat gewoonlijk gaat, op gezag had

aangenomen, bij het volw assen worden, zij het niet kri-tiekloos, persoonlijk met volle overtuiging heeft aanvaarden verwerkt.

Na het doorlopen van het Geref. Gymnasium (laterDr. Woltjergymnasium) te Amsterdam werd hij in 1912ingeschreven als student aan de Vrije Universiteit.

Aanvankelijk sterk geboeid door romankunst en mu-ziek, moesten toch op den duur zijn wijsgerige aanleg enbelangstelling een uitweg zoeken.

Het proefschrift, waarop hij in 1917 onder Prof. Mr.D. P. D. Fabius promoveerde, handelde over `De Minis-terraad in het Nederlandsche Staatsrecht'. Dit werk isdoor verschillende geleerde schrijvers over het Nederland-se Staatsrecht zeer gewaardeerd.

Ambtelijke werkzaamheden, te Harlingen en Leidenbegonnen, voerden zijn weg in 1918 naar het Depar-tement van Arbeid onder Minister Aalberse.

Bij de verdere bestudering van de problemen, die hij bij

Page 13: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het schrijven van zijn proefschrift had ontmoet, gevoeldeDr. Dooyeweerd steeds meer de noodzakelijkheid van eeneigen wijsgerige stellingname.

Kuyper, Bavinck, Woltjer en Geesink hadden zich welintens met filosofische vragen bezig gehouden, maar toteen uitgebouwd christelijk stelsel was het niet gekomen.

Dr. Dooyeweerd heeft de rechtstreekse confrontatievan eigen ideeën met die van andersdenkenden steeds ge-zocht, ook wanneer hij tegen een zware stroom moest in-roeien. Zo beleed hij als jonge man van 27 jaar zijn diep-ste overtuigingen, die aan zedelijkheid en recht ten grond-slag liggen, op een vergadering van de Vereniging voorWijsbegeerte des Rechts in 1922 in Den Haag gehouden,in een tijd, toen het Neo-Kantianisme in Duitsland en inons land nog een mode-overtuiging was .

Hoewel zijn vroegere leermeesters van de V.U. zijn ver-dere ontwikkeling met belangstelling bleven volgen, w asDr. Dooyeweerd zowel in het kerkelijk als in het politiekeleven van de kring, waartoe hij behoorde, in die dagennog een betrekkelijk onbekende. Hierin zou weldra veran-dering komen.

Voor de Dr. Abraham Kuyperstichting, in deze tijd op-gericht met de bedoeling het werk in de Anti-Revolutio-naire Partij te stimuleren en met adviezen te begeleiden,werd een adjunct-directeur gezocht.

Colijn, die zelf voorlopig het directeurschap op zichhad genomen, en de heren Idenburg en Van Dijk (delaatste was toenmaals Minister van Oorlog) werdenattent gemaakt op de hoofdcommies aan het Depar-tement van Arbeid, Mr. Dooyeweerd. Dit leidde er toedat deze gevraagd werd of hij eventueel bereid zou zijn defunctie van adjunct-directeur van de Dr. A. Kuyperstich-ting te aanvaarden.

Uit het antwoord, dat minister Van Dijk ontving, kon

Page 14: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het de heren wel heel duidelijk zijn met wat voor per-soonlijkheid zij hadden kennis gemaakt.

16 Uit het uitvoerig schrijven (gedateerd 15 mei 1922),dat dit antwoord behelsde, blijkt dat Dr. Dooyeweerdtoen reeds een program ontworpen had aan welks uitvoe-ring hij zijn leven meende te moeten wijden.

Het ging er nu maar om of de werkzaamheden, die hetaanvaarden van de aangeboden functie van hem zoudenvereisen, zouden kunnen worden ingepast in dit program.Dr. Dooyeweerd meende van wel, indien het Kuyperhuisin de A.R. politiek op een bepaalde wijze ging functio-neren. In een bijgevoegde nota zette hij uiteen hoe, naarzijn mening, dit werk zou moeten worden opgezet. De be-ginregel van dit door hem voorgestelde werkprogram lietreeds zien hoe eigen idealen met het uitoefenen van defunctie van adjunct-directeur zouden kunnen worden ge-combineerd: `Het Kuyperhuis zal naar mijn vaste over-tuiging zijn taak eerst dan behoorlijk kunnen vervullenwanneer het adviezenbureau door systematische weten-schappelijke arbeid wordt gevoed' (70, bl. 49).

De door Dr. Dooyeweerd gelanceerde ideeën brachtende zekerheid dat men in hem de man gevonden had, diewerd gezocht. De benoeming volgde en werd aanvaard.

In de nu volgende jaren verschijnen Dr. Dooyeweerdsartikelen in het populair Anti-Revolutionair partijorgaan`Nederland en Oranje' en in het op diens initiatief opge-richt orgaan `Anti-Revolutionaire Staatkunde'.

Na het overlijden van Prof. Mr. Zevenbergen werd Dr.Dooyeweerd tot diens opvolger benoemd aan de V.U. omonderwijs te geven in de Rechtsfilosofie, Encyclopaedieder Rechtswetenschap en het Oud-Vaderlands Recht.

Hij aanvaardde dit ambt op 15 okt. 1926 met het uit-spreken van een rede over `De beteekenis der wetsideevoor Rechtswetenschap en Rechtsphilosophie'.

Page 15: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De studenten wees hij er op dat zij hun studie moestenzien in dit licht: `Tot u komt — vergeet dat nimmer — deeisch der wetenschap niet als een eisch der menschelijke 17cultuur, maar als een godde lijke eisch van Christus uwenKoning, die u het veld der wetenschap ter bearbeidingtoewees' (70, bl. 54) .

Zoals reeds werd opgemerkt heeft Prof. Dooyeweerdzijn woord niet slechts gericht tot eigen kring, maar ditook steeds daarbuiten laten klinken. Tegenover de laatstegroep betoogde hij heet woord en geschrift dat de meningals zou het Neo-Kantianisme het definitief eindresultaatzijn van het beschaafde denken, op een dogmatisch voor-oordeel berustte en binnen eigen kring waarschuwde hijernstig tegen het zoeken naar een synthese tussen de gang-bare wijsgerige opvattingen en een christelijke levens- enwereldbeschouwing.

Zelf wist hij zich gegrepen door de religieuze roepstemvan Kuyper, maar, `de religieuze greep die Kuyper opDooyeweerd had, mag nimmer verwisseld worden met detheologie van Kuyper', schrijft Puchinger (70, bl. 56).

Kuyper meende dat de theologie de basis voor heel dewetenschap zou kunnen vormen; voor Prof. Dooyeweerdis de theologie een wetenschap onder de andere weten-schappen en berust evenals deze op onderstellingen, dieaan het licht moeten worden gebracht.

Het zal Prof. Dooyeweerd steeds een grote vreugde zijngeweest op filosofisch terrein een medestander te hebbengehad in zijn zwager, Dr. D. H. Th. Vollenhoven, de te-gelijk met hem aan de V.U. benoemde hoogleraar in deWijsbegeerte.

Prof. Dooyeweerds filosofie is in de loop der jaren (deepisode tussen 1926 en 1935 was zeer belangrijk) gegroeiden gerijpt. In 1935 verschijnen dan de beide eerste delenvan het grote werk waarin de Wijsbegeerte der Wetsidee

Page 16: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

systematisch is uitgebouwd, en het jaar daarop het derdedeel.

18 Intussen had Prof. Dooyeweerd reeds een steeds verderom zich heengrijpende invloed gekregen bij de calvinisti-

sche jongeren. Met blijdschap kon hij zelf `een lente-ont-waken in het jong-gereformeerd leven' constateren.Hiernaast moet evenwel worden opgemerkt een zekerwantrouwen van de zijde van de Theologische Faculteitvan de V.U.; werden niet sommige, tot nog toe algemeenaanvaarde, waarheden aangetast? Ook bij de Curatorenvan deze universiteit en op de Generale Synode van deGereformeerde Kerken, in 1936 te Amsterdam gehouden,werden bezwaren tegen het werk van het tweemanschapDooyeweerd en Vollenhoven ingebracht.

De positieve waardering voor hun arbeid leidde tot op-richting van de Vereniging voor Calvinistische Wijsbe-geerte in 1936, die begon met de uitgave van het tijd-schrift Philosophia Reformata.

Sedert lang bestaande meningsverschillen binnen deGereformeerde Kerken op theologisch terrein hadden in-tussen zo'n omvang en scherpte aangenomen dat een uit-barsting schier onvermijdelijk werd.

Prof. Dr. K. Schilder, een man van buitengewoon gro-te gaven, vormde steeds meer het middelpunt van destrijd. Toen het in 1944 tot een schorsing van deze theo-loog dreigde te komen, richtten de hoogleraren

Dooye-weerd en Vollenhoven met nog anderen zich tot de Ge-nerale Synode dezer Kerken te Utrecht met het verzoekniet tot schorsing over te gaan. Een adhaesiebetuigingvan vele leden van de Vereniging voor CalvinistischeWijsbegeerte ondersteunde dit verzoek.

Nadat de schorsing toch was doorgezet tekenden beidehoogleraren bezwaar hiertegen aan, evenwel volgden zij

Page 17: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Prof. Schilder niet, toen deze zich met vele volgelingenaan het kerkverband onttrok, omdat de kwestie, waaroverde strijd liep, naar hun overtuiging geen fundamenteel 19karakter droeg.

Prof. Schilder en vele van diens leerlingen meendenhierin slechts een inkonsekwentie te kunnen zien en ver-lieten de Vereniging voor Calvinistische Wijsbegeerte.

De term `calvinistische wijsbegeerte', door Prof.Dooyeweerd aanvankelijk geheel aanvaard, bevredigthem tenslotte in het geheel niet meer en wordt daarnaprincipieel verworpen.

De overtuiging, dat de christelijke religie een beslissen-de betekenis heeft voor het denken en handelen van dedoor Gods Woord gegrepen mens op alle terreinen deslevens, is niet een specifiek calvinistische, maar een chris-telijke overtuiging, die van heler harte kan worden be-aamd door christ-gelovigen uit allerlei kerken.

Hoewel erkennende dat deze wijsbegeerte een vrucht isvan het calvinistisch reveil in Nederland, acht Prof.Dooyeweerd slechts de benaming `christelijke filosofie',zonder enige nadere kwalificatie, de juiste (19, bl. 524).In deze overtuiging is hij o.m. versterkt door de conclusiewaartoe Dr. Marlet S.J. is gekomen, als zou `die Philoso-phic der Gesetzesidee als christliche

Transcendentalphilo-sophie in ihren Grundzügen ganz in Übereinstimmungmit dem, was die "philosophia in Ecclesia recepta" vonAnfang an gemeint hat', zijn (59, bl. VI).

Om deze reden betreurt Prof. Dooyeweerd nu de naamvan de vereniging, die deze wijsbegeerte verder doordenkten uitdraagt.

Aan verschillende universiteiten en hogescholen in onsland zijn leerstoelen gevestigd, waar door leerlingen envolgelingen van Prof. Dooyeweerd de Wijsbegeerte derWetsidee wordt gedoceerd. De beperktheid van de mensechter, ook van de studerende mens, is er de oorzaak van,

Page 18: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dat hoogst belangrijke werken ongelezen blijven liggen.Die van Prof. Dooyeweerd ontkomen hieraan niet.

20 Nu is het een merkwaardig verschijnsel dat, geheel instrijd met verantwoord denken, men zich toch een al ofniet uitgesproken oordeel vormt over zaken, waarvan menniet goed op de hoogte is. Zo zijn velen, ook in reformato-rische kring. de gedachte toegedaan, dat het werk vanProf. Dooyeweerd al weer uit de tijd zou zijn. `Maar ikmeen', zo schrijft Prof. Dr. J. van der Hoeven, `dat dit"image" over het algemeen berust op een mengsel vanonkunde en gebrek aan bereidheid om zich in de reëleconceptie en haar consequente, innerlijke dynamiek wer-kelijk te ver ie pen. Dit laatste vereist inderdaad bijzonde-re inspanning en concentratie, en de tijd is daarvoor nietgunstig'. I

In dit verband kan verteld worden van Prof. Kohn-stamm, de veelzijdige geleerde, die op latere leeftijd hier-toe wél gelegenheid vond. Met het oog op een publicatieover de antithese in de politiek, waarvoor hij zelf het con-tra en Prof. Dooyeweerd het pro zou schrijven, logeerdeProf. Kohnstamm een week lang bij de laatste. In hun ge-sprekken kwam de Wijsbegeerte der Wetsidee herhaalde-lijk aan de orde. Prof. Kohnstamm is zich daarna intenshierin gaan verdiepen met het gevolg dat hij, zoals op bl.38/39 nader zal blijken, zich aan Prof. Dooyeweerds zijdeplaatste. Zijn plan om in de Ned. Hervormde kringenmeer belangstelling te gaan wekken voor de Wijsbegeerteder Wetsidee en te trachten de daar bestaande misver-standen uit de weg te ruimen, kon helaas door zijn plotse-linge dood niet worden uitgevoerd.

Intussen is de invloed van deze wijsbegeerte ook verbuiten onze grenzen met name in Zuid-Afrika en Noord-Amerika, merkbaar geworden. Zij telt haar aanhangers

1 ) `Prof. Dr. Herman Dooyeweerd 75 jaar'. (Nieuwe Leidse Cou-rant 4 okt. 1969).

Page 19: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

onder de leden van verschillende kerken; ook onderrooms-katholieke denkers vindt zij sympathie. Dit zegttoch wel iets ten gunste van de zo juist genoemde opvat- 21ting dat de grondslag, waarop de Wijsbegeerte der Wetsi-dee is gebouwd, een oecumenisch karakter bezit.

De grote betekenis van Prof. Dooyeweerds werk vondopenlijke erkenning door zijn benoeming in 1948 tot lidvan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Weten-schappen. Hoe groot zijn bekendheid ook in het buiten-land is geworden blijkt uit het feit, dat hij uitnodigingenontving tot het houden van voordrachten aan de universi-teiten van Aix en Provence, Marseille, Parijs, (Sorbon-ne), Leuven, Philadelphia, Mont real (Mac Gill Universi-ty), Toronto, Princeton, de Havard University te Bostonen voorts aan bijna alle universiteiten in Zuid-Afrika.

Een omgewerkte en uitgebreide editie van de Wijsbe-geerte der Wetsidee, die tussen 1953/'56 in het Engelsverscheen onder de titel `A new Critique of TheoreticalThought' en waarvan een herziene, tweede druk gaat ver-schijnen, doet deze invloed zeker toenemen. Dit blijkt ookwel uit het feit, dat van een voordracht, door Prof.Dooyeweerd in Montpellier gehouden, n.l. `La

Séculari-sation de la Science', tevens een Koreaanse vertaling isverschenen, en dat van de tweede druk van diens `In theTwilight of Western Thought', dat de in Ame rika ge-houden voordrachten bevat, zowel een Koreaanse als eenJapanse vertaling in bewerking is.

Puchinger merkt op dat van Prof. Dooyeweerds vlijm-scherpe betoogtrant een nodigende kracht uitgaat, — datin diens leven de scherpte der antithese en de band derchristelijke gemeenschap tot een zeldzame en bezielendesynthese zijn samengegroeid (70, bl. 69).

Zoals reeds in de verantwoording is vermeld werd Prof.

Page 20: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dooyeweerd aan het einde van zijn 70-ste levensjaaropenlijk hulde gebracht door de scherpzinnige jurist en

22 rechtsfilosoof Mr. G. E. Langemeijer in het artikel, dathiervoor werd afgedrukt.

Het jaar daarop nam Prof. Dooyeweerd afscheid vande V.U. als hoogleraar. Na zijn laatste college op 16 ok-tober 1965 werden hem door de rector magnificus de bij-dragen aangeboden van een dertigtal geleerden uitbinnen- en buitenland, bijeengebracht in de omvang rijkebundel 'Philosophy and Christianity'.

Beëindigen we dit korte overzicht van Prof. Dooye-weerds levensgang met de woorden waarmee Puchingerzijn uitvoerige beschrijving besloot: `In het leven vanDooyeweerd kreeg het Soli Deo Gloria een nieuwe gestal-te, die beantwoordt aan de Bijbelse Boodschap en de eisendie in de Twintigste Eeuw gesteld worden aan allen diewillen optreden binnen het kader der Christelijke weten-schap' (t.a.p., bl. 701.

Page 21: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

§ 1. Inleiding

Op de vraag: Wat is wijsbegeerte? geeft Popma, één 23van de vertegenwoordigers van de Wijsbegeerte der Wets-idee (voortaan aangeduid met W.d.W.), ten antwoord:'de structuur van het geschapene te onderscheiden en hetdaaraan onderworpene systematisch, d.i. in logische orde,te beschrijven' (68, bl. 94).

Wij zullen niet trachten deze uitspraak nu reeds geheeldoorzichtig te maken. Aan het eind van dit boek zal, wilde opzet geslaagd zijn, deze omschrijving van wat wijsbe-geerte bedrijven inhoudt successievelijk duidelijk ge-worden zijn.

Het geschapene en wat daaraan onderworpen is, dat isde gehele tijdelijke werkelijkheid. Over wat boven dezetijdelijkheid uitgaat kan niet worden gefilosofeerd. In § 8zal dit worden toegelicht. Maar binnen deze tijde lijkewerkelijkheid is er in beginsel niets te verheven en even-min iets te alledaags om voor wijsgerige bezinning in aan-merking te kunnen komen.

Wij realiseren ons dan allereerst dat we in het gewoneleven van alle dag te maken hebben met mensen en hunwerkzaamheden, met menselijke samenlevingsverhou-dingen als de staat en de maatschappij, de kerk, de vak-vereniging en vervolgens met allerlei gebeurtenissen. Totdeze tijdelijke werkelijkheid behoren ook de dieren en deplanten en voorts allerlei dingen, hetzij door de `natuur' ,hetzij door menselijke cultuurarbeid gevormd.

Met deze summiere opsomming zijn we al heel bewustbezig geweest allerlei in het oog springende onderschei-dingen in deze werkelijkheid niet te maken, maar te con-stateren. Dit lijkt een zeer voor de hand liggende

opmer-king,maardegeschiedenis der wijsbegeerte biedt velevoorbeelden van wijsgeren die, naar de visie der W.d.W.,hun — zij het soms geniaal — systeem aan de werkelijk-

Page 22: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

heid hebben opgedrongen. Hiervoor wil de W.d.W. zichhoeden en steeds nauwkeurig onderzoeken welke struc-

24 tuur de tijdelijke werkelijkheid zelf vertoont.

We beginnen dan ter inleiding een heel gewone gebeur-tenis, waarvan de kranten melding maken, nader te be-zien.

Het krantenbericht luidt als volgt:'Een pyromaan heeft twee boerderijen in vlammen

doen opgaan. Het vee in de stallen kon slechts gedeeltelijkwarden gered. Het blussingswerk werd bemoeilijkt door-dat de verafgelegen hofsteden niet op de waterleidingwaren aangesloten en vaarten en sloten met een dikke ijs-korst waren bedekt. De dakloze gezinnen zijn door hunburen liefderijk opgenomen. Verzekering dekt de schade'.

Deze gebeurtenis heeft verschillende kanten waarvansommige zich vanzelf aan ons opdringen, terwijl andereslechts bij nauwkeuriger ontleding expliciet aan de dagtreden.

Uit de verontwaardiging die zich van de toeschouwersmeester maakt, wanneer zij horen dat de brand metmoedwil is gesticht, blijkt wel, dat men niet lang behoeftte zoeken naar de morele zijde aan deze gebeurtenis. Ookde humanitaire naastenliefde van de buren getuigt hier-van.

Dat er tevens een juridische kant aan de zaak zit is ookzonder meer duidelijk: de daad van de brandstichter isvolgens onze wetgeving strafbaar. De brandverzekering enalles wat hiermee samenhangt behoren eveneens tot de ju-ridische zijde van de zaak.

We hebben tot nog toe gesproken van een bepaalde'kant', `zijde'. De W.d.W. gebruikt hiervoor de term 'as-pect' en hiervan zullen wij dan ook verder gebruikmaken.

Ondanks alle ellende is aan de vlammen, die hoog op-

Page 23: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

laaien tegen de donkere avondhemel, ongetwijfeld een es-thetisch aspect niet te ontzeggen. Ook is het hartver-warmend te zien hoe brandweerlieden en toegesnelde 25buren eendrachtig samenwerken bij de blussingspogingen,— een uitgesproken sociaal aspect.

Het kan niet worden ontkend dat, ondanks het feit datde verzekering de schade dekt, door het verlies van zoveelwaardevolle goederen er zeker ook een economisch aspectaan de affaire zit.

Het gaat bij deze brand over twee boerderijen, een ze-ker aantal gezinsleden en brandweerlieden. Straks wordendeomgekomen dieren geteld en de schade berekend. DeW.d.W. spreekt hier van het arithmetisch, het getalsas-pect.

Het ijs, dat de spuitgasten hindert bij hun werk, derookontwikkeling en het gesis van het water in devlammen wijzen op het fysisch aspect.

De wingerd, die tegen de schuur klimt en getypeerdwordt door de organische levensverschijnselen (het bio -

tisch aspect), blijkt tegen het vuur niet bestand. Hij on-dergaat de vuurdood echter zonder enige smart of emotie.

Dit in tegenstelling tot de van pijn en angst loeiendekoeien bij welke het sensitieve aspect sterk aan de dagtreedt.

Deze dieren hebben geen benul om de touwen, waar-mee zij zijn vastgebonden, los te maken, doordat hun hetanalytisch onderscheidingsvermogen ontbreekt. De boer,die tracht te redden wat er te redden is, en de brandweer-lieden kunnen hun werk slechts doen dank zij het bezitvan dit vermogen. Niet alleen hieruit blijkt dat deze ge-beurtenis een analytisch aspect heeft, maar ook daaruit,dat de situatie, waarin zij verkeren analyseerbaar is.

Wat is er in dit gebeuren ook veel op te merken dat eensymbolische betekenis heeft: niet alleen het spreken derbetrokken personen, — ook de gebaren van de brandweer-

Page 24: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

man op de ladder zijn hierdoor gekenmerkt. En zijn ookniet de afspraken met de brandassurantie op symbolische

26 wijze in de polis vastgelegd? Evenzo ondersteunt de bijde brand aanwezige journalist zijn geheugen door aante-keningen (en dat zijn toch symbolische tekens?) in zijnnotitieboekje. Deze symboliek is kenmerkend voor hetlinguistisch aspect (Lat., lingua = taal).

Wanneer we letten op het feit, dat de waterleiding hiernog ontbreekt. dat de spuitgasten het moeten doen meteen min of meer primitieve dorpsbrandspuit en dat deboerderijen duidelijk de bouwstijl van een bepaalde tijdvertonen, kan een historisch aspect niet onopgemerktblijven.

Is er ook niet een ruimtelijk aspect te ontdekken aan debrand?

Later zullen we zien dat Dooyeweerd deze aspecten, diehier tamelijk willekeurig dooreen werden opgemerkt, omredenen, die dan ook zullen worden genoemd, in een be-paalde volgorde heeft geplaatst. Het arithmetisch aspectopent dan de rij, die aan het andere einde begrensd wordtdoor 't geloofsaspect (ook pistisch aspect geheten; Gr.

pis-tis = geloof, vertrouwen). Is er dan ook een geloofsaspectaan deze gebeurtenis? Zeer zeker. Deze boeren, die zozwaar zijn getroffen, zijn kerkelijke mensen en hebbenjuist door hun landarbeid bijzonder nagedacht over watZondag 10 van de Heidelbergse Catechismus leert, n.l.dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en on-vruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en ziekte,rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij toeval, maarvan Gods vaderlijke hand ons toekomen.

Nu clan, — wie clan ook, hetzij christen, humanist,eventueel atheïst , bij welke vreselijke of feestelijke ge-beurtenis dan ook, — het bovenstaande belijdt of

harts-tochtelijk meent te moeten ontkennen, — wie enige zin inhet gebeuren meent te kunnen ontdekken of wie slechts

Page 25: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de zinloosheid hiervan meent te kunnen proeven, — alleswat hierover wordt betuigd of getuigd is een uiting vaneen bepaald geloof.

Misschien zal iemand door het gevoel worden bekropendat dit alles wat spitsvondig is. Laat ons evenwel eerstnader onderzoeken wat de W.d.W. met genoemde onder-scheidingen verder doet, alvorens nu reeds te gaan kriti-seren. Dan zal b lijken dat gefundeerde kritiek de W.d.W.steeds welkom is. Het is immers mogelijk dat er nog as-pecten aan de tijdelijke werkelijkheid zijn op te merken,die tot nog toe aan de aandacht zijn ontg lipt?

Wie weet, dat in de wijsbegeerte ruimte en tijd dikwijlsin één adem zijn genoemd, vraagt zich Imisschien af waar-om naast het ruimtelijk aspect ook niet een tijdsaspect isgeplaatst. Volgens Dooyeweerd evenwel is de tijd (zoalswij in § 21 zullen zien) beslist geen aspect naast de ande-re.

Wel is hij later zelf tot de overtuiging gekomen, dat ernog een kinematisch aspect, dat gekarakteriseerd wordtdoor de beweging, van het fysische moet worden onder-scheiden, waarmee het aantal van de reeds genoemde 14aspecten tot 15 klimt. Onder de aanhangers van deW.d.W. bestaat hierover echter geen eenstemmigheid,zoals ons in § 12 nader zal blijken.

Bestaat nu ook de mogelijkheid dat er een aspect min-der zou moeten worden onderscheiden? Zeer zeker, —maar dan zou moeten worden aangetoond dat één der ge-noemde aspecten in wezen gelijk is aan een ander, daardus slechts een variant van zou zijn en dus tot dat anderezou kunnen worden herleid. Buiten de kring vande W.d.W. wordt immers wel beweerd, dat bijv. het ge-loofsaspect tot het sensitieve (oude benaming: psychi-sche) zou kunnen worden teruggebracht.

Page 26: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De W.d.W. leert nu dat aan alles, wat in deze tijdelijkewerkelijkheid concreet aanwezig is of was, deze aspecten

28 kunnen worden opgemerkt. Illustreren we dit nog eensmet te letten op een plant, bijv. een tulp.

We noemen nu de aspecten in de volgorde waarin zedoor de W.d.W. zijn geplaatst.

Welnu, vertoont de tulp niet een arithmetisch aspect(een aantal bladeren aan stengel en bloem, een aantalmeeldraden , één stamper, één bol) en een ruimtelijk as-pect? Ook het kinematische (het bewegings-) aspect ont-breekt niet. Zijn bij voeding en ademhaling geen fysischen chemisch gekarakteriseerde of, om de terminologie vande W.d.W. te gebruiken, fysisch en chemisch gekwalifi-ceerde verschijnselen waar te nemen? Het fysisch aspectdus. Zijn de organische levensverschijnselen nietkenmerkend voor de tulp? Deze getuigen van het bioti-sche aspect. Is deze plant niet zichtbaar en tastbaar? Ditis slechts mogelijk doordat een sensitief aspect aanwezigis. Is zij niet analyseerbaar? Dit wijst op het logische ofanalytische aspect. Is zij niet gevormd uit de wilde tulpdoor een langdurig teeltproces? Het historische aspect. Iszij niet benoembaar? Het linguïstische aspect. Heeft detulp geen functie in de menselijke samenleving, waar zijpronkt in tuinen en parken? Het sociale aspect. Vooralvoor de kweker is het economische aspect van belang. Ditlaatste houdt wel nauw verband met het esthetische as-pect van de bloem. Hoe schoner kleuren en vormen, hoehoger waarde. De tulp heeft een eigenaar en alleen hijkan er vrij over beschikken, — het juridische aspect.

Op het eerste gezicht valt het morele aspect niet in hetoog. Wanneer we evenwel bedenken dat deze bloem metmin of racer zorg en liefde is opgekweekt, dan hebben wehet morele aspect reeds ontdekt.

Hoewel we heel goed weten dat deze prachtige tulpdoor veel menselijk ingrijpen zo is geworden, toch ziet

Page 27: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de zinloosheid hiervan meent te kunnen proeven, — alleswat hierover wordt betuigd of getuigd is een uiting vaneen bepaald geloof. 2 7

Misschien zal iemand door het gevoel worden bekropendat dit alles wat spitsvondig is. Laat ons evenwel eerstnader onderzoeken wat de W.d.W. met genoemde onder-scheidingen verder doet, alvorens nu reeds te gaan kriti-seren. Dan zal blijken dat gefundeerde kritiek de W.d.W.steeds welkom is. Het is immers mogelijk dat er nog as-pecten aan de tijdelijke werkelijkheid zijn op te merken,die tot nog toe aan de aandacht zijn ontglipt?

Wie weet, dat in de wijsbegeerte ruimte en tijd dikwijlsin één adem zijn genoemd, vraagt zich misschien af waar-om naast het ruimtelijk aspect ook niet een tijdsaspect isgeplaatst. Volgens Dooyeweerd evenwel is de tijd (zoalswij in § 21 zullen zien) beslist geen aspect naast de ande-re.

Wel is hij later zelf tot de overtuiging gekomen, dat ernog een kinematisch aspect, dat gekarakteriseerd wordtdoor de beweging, van het fysische moet worden onder-scheiden, waarmee het aantal van de reeds genoemde 14aspecten tot 15 klimt. Onder de aanhangers van deW.d.W. bestaat hierover echter geen eenstemmigheid,zoals ons in § 12 nader zal blijken.

Bestaat nu ook de mogelijkheid dat er een aspect min-der zou moeten worden onderscheiden? Zeer zeker, —maar dan zou moeten worden aangetoond dat één der ge-noemde aspecten in wezen gelijk is aan een ander, daardus slechts een variant van zou zijn en dus tot dat anderezou kunnen worden herleid. Buiten de kring vande W.d.W. wordt immers wel beweerd, dat bijv. het ge-loofsaspect tot het sensitieve (oude benaming: psychi-sche) zou kunnen warden teruggebracht.

Page 28: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De W.d.W. leert nu dat aan alles, wat in deze tijdelijkewerkelijkheid concreet aanwezig is of was, deze aspecten

28 kunnen worden opgemerkt. Illustreren we dit nog eensmet te letten op een plant, bijv. een tulp.

We noemen nu de aspecten in de volgorde waarin zedoor de W.d.W. zijn geplaatst.

Welnu, vertoont de tulp niet een arithmetisch aspect(een aantal bladeren aan stengel en bloem, een aantalmeeldraden, één stamper, één bol) en een ruimtelijk as-pect? Ook het kinematische (het bewegings-) aspect ont-breekt niet. Zijn bij voeding en ademhaling geen fysischen chemisch gekarakteriseerde of, om de terminologie vande W.d.W. te gebruiken, fysisch en chemisch gekwalifi-ceerde verschijnselen waar te nemen? Het fysisch aspectdus. Zijn de organische levensverschijnselen nietkenmerkend voor de tulp? Deze getuigen van het bioti-sche aspect. Is deze plant niet zichtbaar en tastbaar? Ditis slechts mogelijk doordat een sensitief aspect aanwezigis. Is zij niet analyseerbaar? Dit wijst op het logische ofanalytische aspect. Is zij niet gevormd uit de wilde tulpdoor een langdurig teeltproces? Het historische aspect. Iszij niet benoembaar? Het linguïstische aspect. Heeft detulp geen functie in de menselijke samenleving, waar zijpronkt in tuinen en parken? Het sociale aspect. Vooralvoor de kweker is het economische aspect van belang. Ditlaatste houdt wel nauw verband met het esthetische as-pect van de bloem. Hoe schoner kleuren en vormen, hoehoger waarde. De tulp heeft een eigenaar en alleen hijkan er vrij over beschikken, — het juridische aspect.

Op het eerste gezicht valt het morele aspect niet in hetoog. Wanneer we evenwel bedenken dat deze bloem metmin of meer zorg en liefde is opgekweekt, dan hebben wehet morele aspect reeds ontdekt.

Hoewel we heel goed weten dat deze prachtige tulpdoor veel menselijk ingrijpen zo is geworden, toch ziet

Page 29: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

menigeen achter dit alles het scheppingswerk van God.Ook wie hierover iets geheel anders beweren wilspreekt een geloofsovertuiging uit. Aan de plant 29ontbreekt dus ook het pistische aspect niet.

Intussen kunnen hier vragen rijzen. Kunnen deze as-pecten wel over één kam warden geschoren?

Dat een plant een biotisch aspect vertoont is duidelijk,zij leeft immers. Maar niemand zal beweren dat een plantliefheeft of gelooft. Men kan wel constateren dat zij voor-werp van liefde en geloof is. Hebben deze aspecten duseigenlijk niet meer te maken met de mens zelf, die welliefheeft en gelooft?

De W.d.W. leert (en dat zal menigeen op deze hoogtevan onze uiteenzetting wel wat vreemd in de orenklinken), dat de aspecten ook van een tulp en van watook, heel nauw samenhangen met de aspecten van demens zelf. M.a.w. dat de individualiteitsstructuur, ookvan een tulp, onmogelijk los en onafhankelijk kan bestaanvan deze structuur van de mens, dat deze structuren opelkaar betrokken zijn. Hoe zouden wij immers weethebben van de aspecten van deze structuren anders dandoor onze wijze van ervaren? Dooyeweerd spreekt danook van de aspecten der menselijke ervaring en deze laat-ste aspecten corresponderen met de eerstgenoemde.

Maar dit alles kan pas in § 16 expliciet aan de ordeworden gesteld. Daar zullen we dan ook zien dat genoem-de aspecten inderdaad niet over één kam kunnen wordengeschoren.

Bezien we nog een concrete menselijke handeling: hetlanceren van een bemande satelliet om de aarde.

De verschillende aspecten treden hier wel zeer duide lijkaan de dag. Geen wonder. Ze moesten bijna alle nadruk-kelijk in het oog worden gehouden om mislukking van het

Page 30: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

experiment te voorkomen. Hierdoor is het bijna niet no-dig dit nog toe te lichten.

30 1 Het arithmetisch aspect (wat is er gerekend!), 2 hetruimtelijke, 3 het kinematische, 4 het fysische, 5 het bio-tische aspect (wat zijn er niet een proeven genomen om tezien of ademhaling, bloedsomloop, enz. van de beman-ning normaal blijven functioneren), 6 het sensitieve as

-pect (hoe reageert de mens psychisch opgewichtloos-heid?) , 7 het analytische en 8 het historische aspect

(cultuurontwikkeling, stand der techniek), 9 het lingu-ïstische, 10 het sociale en 11 het economische aspectspringen zonder meer in het oog.

In de oorlogsjaren zag ik op betrekkelijk korteafstand in de duistere avond een V2 als een vuur-kolom het luchtruim in gaan. Een prachtig gezicht.Het lanceren van een satelliet moge misschien min-der schoonheid vertonen, maar wanneer het estheti-sche aspect (12) ontbrak, zouden we dit laatste oordeelzelfs niet kunnen uitspreken.

Hugo de Groot schreef : `Over de vrije zee', een juridi-sche kwestie. Hier gaat het over `het vrije luchtruim'. Opwelke hoogte begint deze vrijheid? — 13 Het juridische as-pect.

De vraag wordt terecht gesteld: Is het moreel te verant-woorden zulke enorme bedragen aan geld in deze proef-nemingen te steken, terwijl een groot deel der mensheidgebrek lijdt, ja, velen van honger sterven? 14 Het moreleaspect. Eindelijk kan gevraagd worden of al deze voorbe-reidingen tot het maken van planetaire reizen niet vanhybris getuigen. Deze vraag en elk antwoord, dat er opgegeven wordt brengt het geloofsaspect (15) aan hetlicht.

De gegeven voorbeelden mogen voldoende zijn om erde overtuiging van de W.d.W. mee te illustreren, dat al

Page 31: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het concrete in deze tijdelijke werkelijkheid deze aspectenvertoont.

Meermalen waarschuwt Dooyeweerd tegen de vereen- 31zelviging van individualiteitsstructuren met aspecten.Daarom werd bijv. hiervoor ook heel bewust niet gezegddat de fysisch-chemische verschijnselen in de tulp het fy-sische aspect zijn. Het zijn heel concrete verschijnselen,die dus alle aspecten vertonen. Alleen, het fysisch-chemi-sche aspect treedt hierbij zo op de voorgrond, dat wespraken van fysisch-chemisch gekwalificeerde verschijn-selen. Dit houde men steeds goed in het oog. Zo zijn danook de levensverschijnselen in de plant niet het biotischaspect, ze worden door dit aspect gekenmerkt.

Bij concrete dingen, gebeurtenissen, daden, processen,enz. gaat het steeds om een `wat', bij de aspecten gaat hetnooit om een `wat', maar steeds om een `hoe', om eenwijze van zijn, om een modus. Vandaar dat de aspectenook modale aspecten of modaliteiten worden genoemd.

Ten overvloede nog deze voorbeelden: Wat zie (er-vaar) ik daar? Een schilderstuk. Hoe vind (ervaar) ikdat? Als meer of minder mooi; (het esthetische aspectaan dit ding).

Wat gebeurt (ervaar ik) daar? Jongens sarren een oudvrouwtje. Hoe vind (ervaar) ik dat? Afkeurenswaardig(het morele aspect aan deze daad).

Ook de vóór-theoretische ervaring heeft er wel weetvan dat de zijnswijze (modus) van een steen, die door hetfysische aspect is gekwalificeerd, een andere is dan de mo-di van planten en dieren, die resp. door het biotische enhet sensitieve aspect worden gekwalificeerd.

Verder leert de W.d.W. dat voor elk der aspecteneigensoortige wetten, resp. normen, zijn gesteld. Die voorhet fysische zijn anders dan die voor het logische en dezeweer geheel anders dan die voor het morele. Zo'n kringvan modale wetten, die door een aspect wordt omsloten,

Page 32: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

wordt een wetskring genoemd. Door het misverstand, datdeze laatste benaming heeft doen ontstaan, gebruikt

3 2 Dooyeweerd deze nu liever niet meer.Met het onder de aandacht brengen van de modale as-

pecten zijn we dan al weer een stap verder gekomen bijhet onderzoek naar cie structuur van de tijdelijke werke-lijkheid.

De W.d.W. acht dat de bestudering van de structuurdezer aspecten met hun onderlinge innige

vervlochten-heid(demodale structuur)de grondslag moet biedenvoor een nadere studie van de structuren van concretedingen, gebeurtenissen. samenlevingsverhoudingen, enz.(de individualiteitsstructuren).

Is nu dit wijsgerig bezig zijn een neutrale aangelegen-heid, zodat ieder. die over voldoende intelligentie be-schikt, — ieder, die de werkelijkheid nauwkeurig genoegwaarneemt en zich daarbij voor denkfouten hoedt, — toteenzelfde resultaat zal komen?

Uit het voorgaande kan reeds afgeleid worden dat deW.d.W. deze vraag ontkennend zal moeten beant-woorden. Immers ook iedere wijsgerige bezigheid is ietsconcreets, dat in alle aspecten der tijdelijke werkelijkheidfungeert, dus ook in het geloofsaspect. En hiermee vervaltde mogelijkheid dat het wijsgerig denken neutraal zoukunnen zijn.

Het antwoord, dat Popma gaf op de vraag `wat is wijs-begeerte?' waarmee deze inleiding begon, is dan ook van-uit een bepaald geloof geformuleerd.

Deze kwestie is zo fundamenteel, dat ze helder in hetlicht moet worden gesteld alvorens we de verdere uiteen-zettingen van de W.d.W. over de structuur der tijdelijkewerkelijkheid gaan volgen.

Eigenlijk is dit niet juist uitgedrukt. Met een voorlopigeanalysering van het wijsgerig denken, dat toch ook tot

Page 33: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

deze werkelijkheid behoort, is men immers ook bezig metde structuur van een onderdeel van deze werkelijkheidaan het licht te brengen.

Beter gezegd dus: bij het systematisch beschrijven vande structuur der tijdelijke werkelijkheid wordt aan eenaanvankelijke analyse van het wijsgerig denken prioriteitverleend.

§ 2. De antithese

Antithesen (tegenstellingen) zijn er zonder enige moeitein ruime mate op te sommen: rijk en arm, blijdschap endroefheid, boven en beneden, wit en zwart, rust en bewe-ging.

Dit soort tegenstellingen draagt evenwel geen absoluutkarakter. De betrekkelijkheid blijkt wanneer we ons reali-seren, dat de `armen' onder ons toch altijd nog comforta-beler leven dan een `rijke' burchtheer uit de middel-eeuwen.

Blijdschap noch droefheid komen puur voor; het gaatsteeds om een mengeling van gevoelens, waarbij één vanbeide sterk kan overheersen.

Wat is boven, wat is beneden? Onze tegenvoeterswijzen in tegenovergestelde richting als wij, want deze be-grippen hebben betrekking op de aarde `onder' ons.

Wit en zwart? Er zijn allerlei gradaties van wit enzwart, elkander naderend tot grijs.

Ook de begrippen rust en beweging, die logisch onder-scheiden moeten warden, kunnen niet gescheiden voor-komen. Zij zijn van elkander afhankelijk. Immers, of ietsin beweging is kan slechts worden vastgesteld in betrek-king tot iets dat in rust verkeert. Ook hier draagt detegenstelling een betrekkelijk en geen absoluut karakter.

Dé antithese evenwel, waarover sinds de dagen van Dr.A. Kuyper zoveel te doen is geweest en die ook in deW.d.W. zo'n grote rol speelt, is van geheel andere aard.

Page 34: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het betreft hier de tegenstelling tussen de Geest Gods ende geest der duisternis. Deze a.ntithese is niet relatief en

34 niet te relativeren, de grondeloze kloof, die tussen beidegaapt, is niet te overbruggen, zij is absoluut. Hierover be-staat onder christenen geen verschil van mening.

Dit verschil ontstaat pas wanneer we nadenken over dekonsekwenties, die deze antithese met zich kanmeebrengen voor het léven van de christ-gelovigen. Dekonsekwenties, die Kuyper trok en de wijze waarop hijdeze meende te moeten toepassen voor het gehele levens-terrein, hebben veel verzet opgeroepen. En wanneer wel-menende christenen beweren dat zij de antithese ver-werpen, dan kan dit alleen betekenen, dat zij een bepaaldsoort `konsekwenties' verwerpen. Deze antithese is er, zon-der meer; over wat hieruit volgt voor het leven van eenchristen valt te praten.

Een illustratie van liet hier betoogde vormt het Herder-lijk Schrijven van de Generale Synode der Ned. Herv.Kerk over 'Christen-zijn in de Nederlandse samenleving'.In dit geschrift, dat zeker niet Kuyperiaans van inhoudis, integendeel, leren we niettemin: `Wij weten van destrijd tussen onze Heer en de machten der duisternis, dienog gaande is. Wij weten van de vaak verborgen, maarzeer werkelijke antithese, die nog ons hart en dit gehelebestaan beheerst' (10, bl. 36).

Welnu, deze zin had, zonder enige wijziging, kunnenstaan in één der geschriften van Dooyeweerd.

Het is ook vooral de gedachte, dat, tengevolge van dezeantithese een christelijk tegenover een niet-christelijkvolksdeel zou kunnen worden geplaatst, die fel is be-streden. Nu wordt ook deze gedachte door Dooyeweerdverworpen, zeer duidelijk en meer dan eens. Zo schreefhij na de tweede wereldoorlog o.m.: de antithese kanslechts waarachtig worden beleden in het besef van devolstrekte solidariteit van Christen en niet-Christen in de

Page 35: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zondeschuld der mensheid, die de aarde aan de rand derondergang heeft gevoerd.

Want de antithese gaat dwars door het christe lijk leven 35zelve heen. In het persoonlijk leven, in het christelijk ge-zinsleven, in de christelijke organisaties en staatkundigepartij-formaties en zelfs in de christelijke kerken, overalwaren naast verheugende verschijnselen van wezenlijk le-ven, evenzeer onrustbarende symptomen van afval, ofvan scheuring en verdeeldheid, openbaringen van hetwoelen van de geest der duisternis, die vooral hier in destuitendste vormen de strijd voerde tegen de geest vanChristus.

De antithese is dus geen scheidslijn, die een `christelijkvolksdeel' tegenover een anti-christelijk plaatst' (34, bl.3)

Werd, wat Dooyeweerd hier signaleert, ook niet open-baar in het leven van Simon Petrus, die Ch ristus beleeden loochende; door wiens mond kort na elkaar én deGeest Gods én de geest des satans spraken? (Matth.16 : 13/24).

Jacobus schrijft in zijn brief heel rea listisch over dezetweespalt in ons leven als hij van de tong zegt: `Zij is eenonberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn. Met haarloven wij de Heer en Vader en met haar vervloeken wijde mensen, die naar de gelijkenis Gods geschapen zijn:uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort'(Jac. 3 : 8/10).

Zowel deze constatering als zijn vermaan: `Dit moetmijn broeders, zo niet zijn', hebben ons nog veel te zeg-gen.

Waar deze dingen zo zijn en daardoor waarachtigechristenen, schijn-christenen, mensen, die geen christenenlijken maar het wel zijn, zowel in als buiten de kerkendoor elkander leven — waar zouden wij mensen, dan devrijmoedigheid vandaan halen op grond van de antithese

Page 36: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

een scheiding aan te brengen tussen christelijke en niet-christelijke personen? God alleen kent het hart.

36 Jezus vertelt i n één van zijn gelijkenissen van de groteantithese, die Hij zal stellen bij het eindoordeel. Na dezekrisis blijkt de scheidslijn heel anders te lopen dan dezedoor menselijke rechters getrokken zou zijn (Matth.25 : 31/46).

Zijn mensen in principe onbevoegd om te oordelenover iemands hart, zij moeten dikwijls wel iemandswoorden en daden beoordelen. Daaraan kan niemandontkomen. Wij leven in een gemeenschap, waarin steedsmoet worden gehandeld als uitvloeisel van beslissingen,waarover soms ernstig is gediscussieerd. Hierbij komentegenstellingen aan de dag en wij zijn genoodzaakt onshierover uit te spreken.

Ook hier geldt het dikwijls 'antithesen', die niet abso-luut, maar relatief zijn – in andere gevallen evenweltreedt dé antithese aan de dag. Openbaarde zich in hetdrijven van Hitler niet onmiskenbaar de geest der duister-nis? En wat te zeggen van de geest, die de Kruisvaardersdreef? In gemoede overtuigd Gods wil te doen, ver-moordden zij alle ,Joden op hun weg.

Vergeten wij intussen niet dat wij bezig zijn over wijs-begeerte na te denken.Ook het denken van de wijsgeer,van élke wijsgeer, wordt, naar de overtuiging van deW.d.W., gedreven vanuit de diepste roerselen van hethart. Van hieruit wordt het wijsgerig denken in een be-paalde richting gestuwd. Komt ook hier de antithese aande dag, zodat we zouden kunnen zeggen, dat de diepstedrijfveren (grondmotieven, Lat. movere = bewegen, aan-drijven) van het denken van bijv. Marx of Sartre (ooknaar hun eigen overtuiging) volstrekt antithetisch staantegenover radicaal christelijk denken?

Hier ligt één der grootste geschilpunten tussen de

Page 37: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

W.d.W. en haar bestrijders, waar de eerste een beslist `ja'laat horen, terwijl de laatsten dit niet kunnen toegeven.

Dr. Dippel heeft indertijd een fel en hartstochtelijk re- 37quisitoir gehouden over de W.d.W. en de wijze waarop indit stelsel de antithese wordt uitgewerkt. Wij geven hemzelf het woord.

`Het is een gesloten systeem. Het is een vesting, een ab-solute vesting in de tijd en in de cultuur. En bij de verde-diging kan men te allen tijde God gebruiken, want alleshierin is absoluut' (12, bl. 149).

`We zijn met dit denken wel ver, zeer ver van de kerk.We zijn buiten de kerk! Waar zijn we dan? De verdereontwikkeling van deze beschouwingen leert ons dit evengoed en snel als het uitgangspunt. We zijn doodeenvoudigin de sfeer der religie, het machteloos maar nimmer op-houdend mense lijk streven God te ontmoeten. gemeen-schap met God te hebben en God als partner te bemach-tigen tegenover de anderen!' (t.a.p. bl. 151) .

`Waar halen we de euvele moed vandaan om tedurven denken, dat als God Zijn Woord spreekt, Zichopenbaart, wij mensen als alle andere mensen, iets abso-luuts in onze handen en monden hebben, waarmee wij ge-bouwen en systemen kunnen optrekken. Hoe godslasterlijkis het te denken, dat wij uit de geweldige brokstukkenwaarheid, die Hij in Zijn geboden, beloften en werk hierin onze wereld neersmijt als onze genoegzame en voldoen-de en onze enige kans, met ons denkcement en onze con-structies een absolute muur om ons heen kunnen trekken,binnen welke wij bepalen, wat daar nu allemaal voor ab-solute antithetische consequenties uit volgen!' (t.a.p., bl.151).

`Het geheel kan ik niet anders zien dan als een verzoe-king, een stuk intellectueel overspel en een uitholling, be-ter nog een machtige bedekking en verberging van deoerchristelijke Boodschap der Kerk' (t.a.p., bl. 154).

Page 38: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Nu moge de lezer, aan het einde van dit boek ge-komen, zelf oordelen of hij de typering van de W.d.W.

38 door Dippel joist acht. Onze aandacht valt nu op iets an-ders.

De W.d.W. staat of valt met de overtuiging, dat de an-tithese zich ook in het wijsgerig denken in de loop dereeuwen hee ft geopenbaard, waardoor het noodzakelijk iste trachten een scheiding aan te brengen tussen christelij-ke en niet-christelijke grondmotieven, waardoor dit den-ken werd gedreven. De christen-wijsgeer heeft zich inzijn denken dan te hoeden voor één of andere synthesetussen deze volstrekt antithetisch tegenover elkaar staandegrondmotieven.

De W.d.W. is hierdoor, volgens Dippel, buiten de kerkterecht gekomen, -- tracht God als partner te bemach-tigen, — is godslasterlijk, — is intellectueel overspel, eenverberging van de oer-christelijke Boodschap der Kerk.

Mij dunkt, indien ergens, dan wordt hier de antithesedoor Dippel zelf scherp en fel `geconstateerd'. Tussen hetwijsgerig denken van Dooyeweerd en christelijk denkengaapt, naar zijn visie, een onoverbrugbare kloof. Hiermeeheeft Dippel zich ongemerkt en ongewild aan de zijdevan Dooyeweerd gesteld: de antithese is aanwijsbaar. DatDippel de antithese anders ziet lopen dan Dooyeweerd,brengt hierin principieel geen verandering. Een dergelijkekritiek weerspreekt zichzelf.

Als tegenhanger van het oordeel van Dippel over deW.d.W. en haar idee van de antithese noemen we nog datvan Kohnstamm.

Deze schrijft: 'Laat mij hier dan eerst beginnen metaan te geven. waarom ik van harte instem met de grond-gedachten van de Wijsbegeerte der Wetsidee, en van deuitwerking ervan veel heb geleerd, waarvoor ik zeerdankbaar ben' (50, hl. 97) .

Page 39: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Twee belangrijke punten van overeenkomst vindt hijdan tussen de W.d.W. en de bedoelingen van zijn eigenpersonalistische wijsbegeerte, ontwikkeld in `Het Waar- 39heidsprobleem' en `Persoonlijkheid in Wording'.

Daar is dan in de eerste plaats het inzicht, `dat weten-schappelijke opbouw in laatste instantie nooit kan be-rusten op oordelen van uitsluitend theoretisch karakter,maar steeds moet berusten op beslissingen, waarbij de ge-hele persoon van de denker is betrokken' (t.a.p., bl. 98).

Als tweede punt van overeenkomst noemt Kohnstamm`de openheid van Dooyeweerds werk ten opzichte van degegevens der "positieve" wetenschappen, waardoor hetgrote gevaar van elke dogmatische filosofie, de werkelijk-heid in het keurslijf van haar begrippen-apparaat tewillen snoeren, bij de wortel wordt afgesneden' (t.a.p.bl. 98/99).

Kohnstamm opperde wel bezwaren tegen onderdelen,waar hij correctie en aanvulling zou wensen, maar met dehoofdgedachten, ook met de wijze waarop Dooyeweerdde antithese ziet optreden bij de beoefening van wijsbe-geerte en wetenschap, gaat hij accoord. Tegen het trekkenvan konsekwenties hieruit ook buiten dit terrein bleef hijechter bezwaren koesteren (t.a.p. blz. 97, noot 4).

Het is het eerste punt, door Kohnstamm genoemd, n.l.dat de gehele persoon van de denker betrokken is bijdiens wetenschappelijke arbeid, dat rechtstreeks verbandhoudt met de antithese.

In de beide volgende paragrafen zal dit nader wordenuitgewerkt. t

1 ) Wie zich verder wil verdiepen in de kwestie van de religieuzeantithese zij verwezen naar de discussie hierover tussen Van Peur-Sen. die bezwaren heeft, en Dooyeweerd (64, bl. 168; 30, bl. 144/148; 65, bI. 198/200 en 71, bl. 77/101) .

Page 40: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

3. Uit het hart zijn de uitgangen des levens

Boven de ingangspoort der wijsbegeerte moet, naar eenopmerking van Dooyeweerd. de Delphische orakelspreuk`Gnoothi seauton" (ken u zelve) geschreven staan. In-tussen is zelfkennis een heel moeilijke zaak. Dit wordt onstreffend geïllustreerd door een voorbeeld dat Van Hoeselgeeft: iemand, die in een hypnotische slaap is gebracht,krijgt de opdracht om na. het ontwaken de ramen open tezetten. Korte tijd nadat hij weer bij zijn positieven is staatde man plotseling op en doet de ramen open. Wanneerhem nu wordt gevraagd: waarom doe je dat? — dan geefthij een heel plausibel antwoord, bijv.: het is hier zo be-nauwd (44, b1. 99/100).

Dat, wat de proefpersoon innerlijk dreef tot zijn daad,het motief, is hem onbewust gebleven.

Dat, waarmee hij zijn daad aannemelijk tracht temaken is slechts het argument.

Er is niet zoveel mensenkennis voor nodig om dit ver-schijnsel steeds weer op te merken. Men behoeft bijv.slechts deel te nemen aan een geldinzameling voor eenloffelijk doel om kennis te maken met een keur van ar-

gumenten, waarmee in vele gevallen van weigering heteigenlijk motief, de geldgierigheid, wordt gecamoufleerd.

Hoe geraffineerd wist een Demétrius, de zilversmid uitEfeze, zijn zakelijke motieven voor het publiek te ver-bergen achter godsdienstige argumenten (Handelingen19) . En ook heden zijn de argumenten wel eens van ede-ler gehalte dan de motieven.

Het is wel een zeldzaamheid als iemand, die dit bijzichzelf bespeurt, het nog openlijk erkent ook. In hetboekje met de sprekende titel 'Wat op de bodem der zielligt ...' zegt de schrijver. Dr. Wilhelm Stekel, in de voor-rede van de eerste druk, dat hij zijn eerder gepubliceerdeartikelen hier gebundeld opnieuw het licht doet zien.

Page 41: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Waarom? Hij wil zich niet beroepen op `een algemeenuitgedrukte wens', neen, — `ik heb een harde school vanoprechtheid doorlopen en zeg dus ronduit dat ik in de 41eerste plaats voldoe aan mijn ijdelheid' (85, bl. 5).

Bij allerlei discussies, waarbij vele argumenten tegen-over elkander worden gezet, is het van het grootste be-lang goed te onderscheiden tussen de diepere drijfveren,de motieven, die soms onbewust de discussie beheersen ende argumenten die over en weer worden `gehanteerd'.Dan kan het gebeuren, dat, wanneer iemand een ar-gument uit handen wordt geslagen, hij meteen zoekt naareen nieuw, want de drijvende kracht van zijn motieven ishierdoor niet verminderd.

Deze stand van zaken veroorzaakt dikwijls het soms vrijuitzichtloze karakter van kerkelijke, politieke en andereproblemen.

Zouden de motieven, bewust of onbewust, bij het be-drijven van wijsbegeerte buiten spel blijven? Door deW.d.W. wordt op deze vraag met een beslist `neen' geant-woord. Dooyeweerd wordt niet moede steeds weer tetrachten de laatste en diepste grondmotieven van de filo-soferende mens bloot te leggen. Alleen wanneer de diepsteroerselen van het hart over en weer blootgelegd worden,kan men tot een werkelijk wetenschappelijke uiteenzettingkomen over de grondverschillen tussen een christelijke eneen niet-christe lijke wijsbegeerte. Het gaat hier nu nietom edele of minder edele motieven, maar over motieven,die antithetisch tegenover elkaar staan.

De W.d.W. beweert nu van de humanistische filoso-fieën dat deze, die bij eerste kennismaking zo geweldig kri-tisch lijken, juist niet kritisch genoeg zijn, doordat zij huneigen grondmotieven niet of niet voldoende hebben opge-spoord. Zo schrijft Mekkes: `Het is de verhulling dergrondmotieven, niet hun inhoud, welke een christelijke

Page 42: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

wijsbegeerte haar humanistische gesprekspartners moetverwijten.' (60,. bl. 35) .

42 Humanistische wijsgeren zouden dit verwijt stellig alsbeslist onverdiend van de hand hebben gewezen. Zijwaren in gemoede overtuigd bij hun filosoferen allekaarten te hebben opengelegd, zonder dat voor henzelfof voor hun lezers iets verborgen bleef.

Zo schrijft Kant over de kritiek der zuivere rede: `De-ze arbeid is zwaar en eist van een vastbesloten lezer zichmeer en meer in een systeem in te denken, dat nog nietsals gegeven tot grondslag legt, behalve de rede zelf, en opdie manier, zonder op één of ander feit te steunen, dekennis uit haar oorspronkelijke kiemen probeert te ont-wikkelen' (16, bl. 721.

Welnu, blijft hier nog iets verborgen? Men zou zeggenvan niet. Immers, de rede ontdaan en gezuiverd van al-lerlei invloeden buiten haar, heeft aan zichzelf genoegom een wijsgerig systeem te ontwikkelen. Vervolgens kanmen van stap tot stap de ontwikkeling van dit systeemvolgen. Wat zou hier meer achter steken? Laat ons zien.

Elke wijsgeer, ook de Koningsberger denker, is eenmens van gelijke bewegingen als wij. Hij eet en drinkt enslaapt en strijkt met min of meer genoegen zijn salaris op.Hij is door opvoeding en lektuur en nog meer, geestelijkbeïnvloed.

Om bij Kant te blijven: opgegroeid in een christelijk,piëtistisch gezin, heeft hij later met deze overtuigingen ge-broken. Dat wil zeggen dat het bijwijlen in zijn hart zalhebben gestormd en dat existentiële beslissingen zijn ge-vallen, beslissingen dus, waarbij hij met heel zijn wezenwas betrokken. En heel deze ontwikkelingsgang en al dezebeslissingen hebben er toe geleid, dat hij tot de overtui-ging gekomen is, dat hij, op de wijze als boven uiteenge-zet, de pure, naakte rede tot grondslag en uitgangspuntvan zijn wijsgerige beschouwingen kon maken.

Page 43: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dat Kant dit zo stelde w as op zichzelf dus al geen neu-trale, zuiver rationele daad. Met al de vezelen van zijnbestaan was Kant bij deze daad betrokken.

Kant zelf zou, wellicht met een vriendelijke glimlach,deze opmerkingen als niet ter zake hebben afgewezen.Volgens hem moet de empirische psychische ikheid, zoalsdeze in het dagelijks leven reilt en zeilt met al haar bij-zonderheden en persoonlijke ervaringen streng wordenonderscheiden van de puur rationeel denkende ikheid, dievoor allen gelijk is. Deze laatste zou zich geheel ontdaanhebben van alle zwakheden des psychischen vleses.

Dooyeweerd merkt op (23, bl. 179) dat deze z.g. 'zui-vere rede' een theoretische abstractie en als zodanig eendenkproduct is. Een denkproduct van wie? Wel, van dieempirisch individuele ikheid, die we met de naam `Kant'aanduiden. En deze denkende ikheid, die evenmin puurpsychisch als puur rationeel is, vereenzelvigt zich op on-kritische wijze met haar denkproduct.

Bellaar-Spruyt zegt dan ook terecht dat de ziel vanKants wijsbegeerte de ziel van Kant zelf is (84, bl. 506)en hij merkt op dat Kant zijn wijsgerig onderzoek zeer ze-ker niet is begonnen zonder een bepaalde geloofsovertui-ging (bl. 512).

Wat hier van Kant is gezegd, geldt in principe van allewijsgeren. Op welke wijze zij ook hun stelsel bouwen enop welke grondslag zij dit bouwen, — wanneer zij metbouwen beginnen, heeft er zich in hun innerlijk reeds veelafgespeeld, dat hierop een beslissende invloed uitoefent.En welke filosoof ook gemeend moge hebben met eenschone lei te kunnen beginnen, het is vroom zelfbedrog.Uit het hart en niet uit het hoofd zijn de uitgangen deslevens. En dit hart blijft ook bij niet-christenen, naar hetwoord van Dooyeweerd, de onzichtbare speler op het in-strument van het wijsgerig denken.

Bij alle bezwaren, die Van Peursen (m.i. nog al eens ten

Page 44: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

onrechte) tegen de W.d.W. moge inbrengen, — in dit be-langrijk opzicht stemt hij er geheel snee in. Bij gelegen-

44 beid van Dooyeweerds afscheid van de V.U. in 1965schreef hij in het dagblad Trouw (14 okt. van dat jaar),dat de W.d.W. ontstaan is in een tijd toen men over hetalgemeen meende een onbevooroordeelde wijsbegeerte eneen neutrale wetenschap te kunnen beoefenen. Hierin isverandering gekomen. `Men kan zelfs zeggen', zo steltVan Peursen, 'dat de ontwikkeling der nieuwere wijsbe-geerte Dooyeweerd gelijk geeft'.

Om het fundamenteel belang van dit onderwerp ci-teren wij nog een ander, die niet tot de kring van

Dooye-weerd behoort, n.l. Louët Feisser. Deze zegt: `Wij menendat de Wijsbegeerte der Wetsidee door af te rekenen metde illusie van liet bestaan ener vooroordeelsvrije autonomewijsbegeerte van de Rede, welke haar eigen vooronder-stellingen niet doorziet , en nochtans ieder ander wijsgeriguitgangspunt als onwetenschappelijk désavoueert, eenzeer gewichtige bijdrage heeft geleverd tot de vernieu-wing van het wijsgerig inzicht, en ook tot de herontdek-king van de Philosophia Christiana, welke niet de aange-legenheid is van een stelletje confessioneel bevooroordeel-de Calvinisten of Rooms-Katholieken, maar voluit ge-rekend mag worden tot een intrinsieke mogelijkheid vande wetenschappelijke philosophic zelf' (58, bl. 231.

Realiseren we ons nog even goed waar we in de vorigeen ook in deze § mee bezig geweest zijn. Met een onder-zoek in te stellen naar de aard van het wijsgerig denken.Heel aanvankelijk nog wel, maar toch zijn zeer belangrij-ke elementen reeds aan de dag gekomen.

We hebben opgemerkt dat dit denken niet uit zichzelfeen bepaalde richting uitgaat, maar gedreven wordt doorgrondmotieven.

Ook dat, naar de overtuiging van de W.d.W., tussen

Page 45: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de diverse grondmotieven, die dit denken voortdrijven. deantithese aan de dag treedt.

In de volgende paragrafen vervolgen we dit onderzoek 45nog even om zodoende enig elementair inzicht te krij-gen in de stand van zaken, die bij de daaropvolgendeuiteenzettingen bewust in het oog moet worden gehouden.

§ 4. Immanentie en transcendentie

Menigeen wordt van de studie der wijsbegeerte terugge-houden bij het lezen van vreemde woorden, die de indrukkunnen geven dat het om zeer moeilijke dingen gaat, ter-wijl toch de zaken, die ze aanduiden, eenvoudig genoegzijn.

Zo betekent het Latijnse woord immaneo: ik blijf(ergens) binnen en transcendo: ik overschrijd (iets).

Waar blijf ik binnen en wat overschrijd ik? Wel, — eenzekere gestelde of geconstateerde grens.

Zo heeft Kant bijv. gesteld, dat wij alleen iets kunnenweten van en beweren over wat zich binnen ons bewust-zijn bevindt.

Men kan wel tegenwerpen: de tafel waaraan ik zit teschrijven is een voorwerp buiten mijn bewustzijn en daar-over kan ik toch van alles zeggen en weten? Maar Kantbetoogt dat de tafel, die ik buiten mij meen te zien, inwerkelijkheid een voorstelling is binnen mijn bewustzijn,dus bewustzijnsimmanent. Dat er buiten mijn bewustzijn,dus bewustzijnstranscendent iets zou zijn, dat met devoorstelling binnen mijn bewustzijn enige gelijkenis zouvertonen, is volgens Kant wel te beweren maar niet te be-wijzen.

In dit geval betekenen transcendentie en immanentiedus het al of niet overschrijden van de grenzen van hetbewustzijn.

Wanneer in de theologie wordt gesproken van de im-manentie en de transcendentie Gods wordt weer een an-

Page 46: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

der gebied bedoeld waarbinnen en waarbuiten God aan-wezig is. Het gebied n.l. van het geschapene.

Wanneer de W.d.W. een tegenstelling maakt tussen lietimmanentie- en het transcendentiestandpunt hij het filo-soferen, wordt hiermee het niet of wel overschrijden vanweer een andere grens bedoeld. De grens n.l. van het wijs-gerig denken.

Om dit te verduidelijken: een christen belijdt: ik geloofin God, de Vader, de Almachtige, Schepper van hemelen aarde.

Mag nu deze belijdenis van invloed zijn op zijn filoso-feren? Neen, zegt de immanentiefilosoof, zo worden reli-gie en wijsbegeerte dooreengehaspeld. Religieuze overtui-gingen liggen buiten het terrein van de wijsbegeerte,transcenderen de wijsgerige grenzen en hiervoor heeft dewijsgeer zich te hoeden. Deze moet binnen de grenzen vanhet wijsgerig denken, d.w.z. redelijk denken blijven. Opeen andere wijze te werk te gaan ware onwetenschappe-lijk.

Wij beseffen meteen dat we hier de konsekwentieshebben te trekken uit de conclusies waartoe we in de vori-ge § waren gekomen. De kwestie is dan ook van zo grootbelang dat we er nog wel even over mogen doordenken.De mogelijkheid van een christelijke filosofie in elke vormen opzet is hiervan afhankelijk. Wanneer de wijsbegeertezich van religieuze invloeden heeft te vrijwaren dan be-rust ook de W.d.W. van het begin tot het einde op eenvergissing.

Hiertegenover betoogt nu de W.d.W., zoals reeds is uit-eengezet, met klem, dat de wijsbegeerte als puur ratio-neel denken, onafhankelijk van iets anders, niet kan be-staan. Zij is niet zelfgenoegzaam. Integendeel, het wijsge-rig denken is van de religieuze beslissing afhankelijk.Onze 'ikheid', onze 'zelfheid', ons `hart' of hoe men het

Page 47: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

noemen wil, uit zich in handelen, spreken, denken,voelen, geloven, zonder daarmee samen te vallen. Het valtevenmin samen met, gaat niet op in wijsgerig denken, 47doch is de wortel waaruit dit denken opbloeit, gevoedwordt en richting ontvangt. Onze zelfheid transcendeertdit denken. De geestelijke gesteldheid van deze `zelfheid'van dit `hart', van waaruit de uitgangen des levens zijn,bepaalt principieel de aard van de wijsbegeerte Deze laat-ste is daarvan afhankelijk, dus onzelfgenoegzaam.

Uit de aard der zaak gaat onze zelfheid ons begrip teboven. Immers wij kunnen dit centrum van ons bestaannet ons denken niet omvatten, niet aftasten, juist doordathet dit denken transcendeert. Naar de W.d.W. is het,zoals later zal worden uiteengezet, religieus van aard.

Wanneer de immanentiefilosoof de zelfgenoegzaamheidvan het wijsgerig denken stelt, kan hij dit niet rationeelbewijzen. Immers, wanneer hij dit zou trachten te doen,gaat hij reeds van de zelfgenoegzaamheid van dit denkenuit. Waar hij niettemin van de waarheid van die zelfge-noegzaamheid overtuigd is, blijkt, dat we hier te doenhebben met een dogma. En liet stell en van en het ver-trouwen in een dogma is een geloofszaak. Hiermeetranscendeert de immanentiefilosoof zelf ongemerkt dedoor hem gestelde grenzen.

Zo rust dan elke wijsbegeerte op transcendente grondenen wanneer Dooyeweerd de namm immanentiefilosofie in-voert, dan bedoelt hij daarmee die filosofieën, die ménenbinnen de grenzen van het wijsgerig denken te kunnenblijven en daardoor religieuze invloeden menen te kunnenen te moeten afwijzen.

Zo is hier dan een onoverbrugbare tegenstelling, eenantithese, niet door mensen gesteld, maar geconstateerd,tussen twee opvattingen van wijsgerig denken, waartussengeen synthese mogelijk is.

Page 48: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

In het voorwoord van het eerste deel van zijn werk ver-telt Dooyeweerd welk een ommekeer de ontdekking van

48 deze antithese in zijn denken heeft veroorzaakt.`Aanvankelijk sterk onder de invloed van de Neo-Kan-

tiaanse wijsbegeerte, later van Husserls phaenomenolo-gie, betekende het grote keerpunt in mijn denken de ont-dekking van de religieuze wortel van het denken zelve,waardoor mij een nieuw licht opging over de doorlopendemislukking van alle, aanvankelijk ook door mijzelf on-dernomen, pogingen een innerlijke verbinding tot standte brengen tussen het Christelijk geloof en een wijsbegeer-te, die geworteld is in het geloof in de zelfgenoegzaam-heid der menselijke rede. Ik ging verstaan, welke centralebetekenis toekomt aan het `hart' dat door de HeiligeSchrift telkens weer als de religieuze wortel van heel hetmenselijk bestaan wordt in het licht gesteld' (16, bl.V/VI).

Dan beklemtoont Dooyeweerd nog eens sterk dat descherpe kritiek, die hij op de immanentiefilosofie uit-oefent, steeds binnen het zakelijk kader der beginselenblijft en dat hij niet bedoelt de dragers dezer beginselen tetreffen.

`Een oordelen over de persoonlijke religieuze toestandvan een tegenstander ware een menselijke hoogmoed, diezich tot Gods rechterstoel meent te kunnen verheffen'(t.a.p., bl. IX ) .

`Wie niet verstaat, dat de uitvoerige critiek op de hu-manistische immanentie-philosophie, ... in wezen alszelf-critiek is bedoeld, als een pleit, dat de Christen-denker met Lich zelve voert, heeft de intenties van de wijs-begeerte der wetsidee niet begrepen. Ik zou niet zo scherpover de immanentie-philosophie kunnen oordelen, warehet niet, dat ik zelf door haar ben heengegaan, haar pro-blematiek mede persoonlijk heb ervaren. En ik zou nietzulk een scherp oordeel over de pogingen tot synthese

Page 49: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tussen deze philosophie met de Christelijke geloofswaar-heden vellen, zo ik niet zelf de innerlijke spanning tussenbeide doorleefd en de synthese-pogingen persoonlijk door- 49worsteld had' (t.a.p., bl. X) .

Deze `onthullingen' zijn ook daarom zo belangrijk, om-dat zij ons een blik geven in de innerlijke ontwikkelings-gang van een wijsgeer, eer hij definitief de grondslagenvan zijn stelsel legde.

Zo is het bij iedere wijsgeer. Hier zijn beslissingen ge-vallen waarbij niet alleen de ratio haar werk verrichtte,maar waarbij de gehele persoonlijkheid op een existentiëlewijze was betrokken. Een transcendering van het rationeelwijsgerig denken tot en met. Terecht heeft dan ook Loengezegd: `Als christelijke philosophie onmogelijk is, dan isiedere philosophic onmoge lijk' (57, bl. 39) .

Ook hier is weer een stand van zaken aan het licht ge-bracht, een onderdeel van de structuur der tijdelijke wer-kelijkheid, dat geheel aan de menselijke willekeur is ont-trokken.

§ 5. Archimedisch punt en Arch?

Wanneer een boer zijn schouw door een sloot voort-boomt zet hij zich met zijn vaarstok af tegen de vaste wal.Wanneer hij, staande in zijn schouw, zou trachten vooruitte komen door zich met de stok op de bodem van zijnschuit af te zetten, zou niemand hem voor heel snuggeraanzien.Het gelukte Von Münchhausen wèl, zichzelf bij zijnpruik op te trekken, maar daar was het dan ook een ver-haaltje voor.

Archimedes (250 v. Chr.) vervaardigde reeds hef-bomen waarmee hij wonder wat kon uitrichten en hij hadzoveel vertrouwen in de enorme kracht van deze werk-tuigen dat hij, naar verteld wordt, zelfs durfde bewerende aarde uit haar voegen te kunnen lichten, mits men

Page 50: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

hem een vast steunpunt verschafte. En dit steunpunt zouzich vanzelfsprekend buiten de aarde moeten bevinden.

50 Ook het wijsgerig denken heeft zo'n vast, zo'n Archi-medisch punt nodig waarvan het kan uitgaan, waarin hetzijn laatste steunpunt vindt.

Bevindt dit steunpunt zich nu binnen het wijsgerigdenken (immanent) of daarbuiten (transcendent) ?

Met de experimenten van de boer, Von Münchhausenen Archimedes voor ogen lijkt dit een vraag waarovergeen verschil van mening mogelijk schijnt. Het Archime-disch pun t van de wijsbegeerte moet klaarblijkelijk buitendit terrein zelf worden gezocht en volgens de W.d.W. inde religie.

Het mag wat wonderlijk lijken, maar de immanentiefi-losofen geven dit nooit gewonnen. Zij willen, filosoferen-de, binnen de wijsgerige grenzen blijven en binnen dezegrenzen hun laatste steun, hun Archimedisch punt ont-dekken. Met bewonderenswaardige denkkracht expe-rimenteren zij met het huzarenstukje van VonMünchhausen.

Is er iets vasters, is er iets betrouwbaarders om van uitte gaan, ook bij het wijsgerig denken, dan wat God onsheeft geopenbaard?

Neen, dacht Descartes (Cartesius, 1596/1650), diegrond is niet stevig genoeg. Men kan in die openbaringgeloven, men kan er ook aan twijfelen, men kan zelfs aanGods bestaan twijfelen. Ook aan de juistheid van de me-ning der grote filosofen uit de oudheid, ons door de tradi-tie overgeleverd, kan men twijfelen. De vaste grond voorons waarheidzoekend denken moet echter onbetwijfelbaarzijn.

Daar flitst Descartes door het hoofd, dat hij aan hettwijfelen, aan het denken is en dat hij op generlei wijze eraan zou kunnen twijfelen dat hij aan het twijfelen, aan

Page 51: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het denken is en hij spreekt de beroemd gewordenwoorden uit: Cogito, ergo sum, — ik denk, dus ben ik.

Zie hier Descartes' Archimedisch punt, het onbetwijfel- 51baar en vaste uitgangspunt van zijn denken. En ditArchi-medisch punt is het feit van het denken zelf. Het wijsgerigdenken vindt de laatste grond in zichzelf, het Archime-disch punt is immanent.

Het rationele denken, startende vanuit ditArchime-disch punt, gaat nu alle voorstellingen en overtuigingen,

die het in het bewustzijn aantreft, aftasten en onder-zoeken of deze voor de rechterstoel van de ratio zullenkunnen staande blijven of vallen moeten. Zo gebeurt hetdan dat veel moet vallen.

In het bewustzijn bevindt zich ook een idee aangaandehet bestaan van God. Ook deze idee wordt door de ratioscherp op haar waarheidsgehalte beoordeeld. Het looptmet de Godsidee nog goed af. Deze kan de grote krisisdoorstaan. Latere wijsgeren hebben dit milde vonnis vande ratio herzien: de Godsidee moet worden losgelaten.

Wat Descartes bij het stellen van zijn cogito alsArchi-medisch punt is ontgaan is dit, dat zijn ikheid, zijn zelf-

heid, die het . ,ik denk" stelde, niet met dat denkensamenvalt, er niet in opgaat. Die mysterieuze zelfheidstaat transcendent `achter' dit denken en bestuurt het,zoals wij hiervoor reeds zagen.

Wat Descartes is ontgaan is dit, dat zijn ik, zijn zelf-heid, zijn `hart' aan deze methode van filosoferen on-voorwaardelijk vertrouwen, geloof heeft geschonken, —een religieuze daad dus.

Zijn Archimedisch punt is in laatster instantie niet ge-steld door het rationele denken puur, maar dit stellen isde religieuze daad van de, het denken transcenderende,zelfheid. Evenals in de beide vorige paragrafen blijkt ook

Page 52: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

hier weer welk een funeste invloed een gebrek aan warezelfkennis op het wijsgerig denken heeft.

52 Dit alles neemt echter niet weg, dat het de overtuigingvan Descartes en andere immanentiefilosofen was en is ,dat het Archimedisch punt zowel als het stellen van ditpunt een wijsgerig immanente aangelegenheid behoort tezijn.

Het tegenovergestelde nu wordt betoogd door degrondvester en aanhangers van de W.d.W. en zeker nietalleen door hen.

Ik denk aan Kohnstamm, die reeds in zijn jonge jarenhet plan opvatte een materialistische, atheïstische filosofiete gaan schrijven. Bij het lezen van de bijbel ontmoette hijJezus en deze ontmoeting bracht een radikale wending inzijn leven en denken.

`Ikzelf wist.' schrijft hij , `dat ik met meer recht danArchimedes mocht zeggen. dat ik het onwrikbaar punthad gevonden' (51, bl. 30).

Het geloof in God, die zich in Jezus Christus heeftgeopenbaard, deed ook Kohnstamm een nieuw licht op-gaan over 'Mens en wereld' (de titel van één van zijn la-tere werken). Het wijsgerig stelsel, dat hij begon tebouwen, typeerde hij met de naam `Schepper en Schep-ping'.

Bij deze christen-wijsgeer treedt duidelijk aan de dagdat het Archimedisch punt niet op rationele, maar opexistentiële wijze werd gevonden en dat deze stellingkeuzehet wijsgenig denken transcendeert.Wat wordt nu door de W.d.W. als Archimedisch punt

aangewezen.' Dooyeweerd zegt er van: `Het Archime-disch punt der wijsbegeerte is hier gekozen in de in Chris-tus herboren wortel van het mensengeslacht, waaraan wijdeel hebben in de religieuze, de tijd transcenderende,wortel onzer individuele persoonlijkheid, in onze herho-

Page 53: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ren zelfheid' (16, bl. 64). Deze omschrijving kan pas in§ 21 worden verklaard.

Popma schrijft: `Dit Archimedisch punt kan voor de 53Christen-denker geen ander zijn dan Jezus Christus, alsde Wortel der herstelde mensheid, in Wie wij door de we-dergeboorte des harten worden ingeplant. Hierbij valt dusalle nadruk op Jezus Christus als creatuurlijk centrumvan de herstelde kosmos, waaraan wij deel hebben in hetherboren centrum van ons individueel bestaan. HetArchi-medisch punt blijft dus scherp onderscheiden van de Ar-

chè' (67, bl. 26).Bij al deze omschrijvingen van het Archimedisch punt

treedt weer naar voren dat uit het wedergeboren hart deuitgangen ook van het christelijk wijsgerig denken zijn.

Hier is de plaats om even ruimte te geven aan een ta-melijk harde aanval van Haitjema op Dooyeweerds ideevan de antithese bij een bespreking van diens werk `Anew Critique of Theoretical Thought', deel I.

`Ik begrijp in waarheid niet, hoe mijn ambtgenoot bijzulk een onophoude lijk teruggrijpen op de "wortel derwedergeboorte" in Jezus Christus voor de fundering vaneen diep-wijsgerige wereld- en levensbeschouwing nogvolhouden kan, dat zijn antithese tussen twee vormen vanwereld- en levensbeschouwing (de christelijke en de hu-manistische, d.i. natuurmenselijke) geen scheidslijn trektvan "personal classification", doch veeleer een kloof ont-dekt tussen "fundamental principles in the world" (o.c.p. 524). Deze scheidslijn wordt wel zo nadrukkelijk ge-trokken over de mysterieuze bodem van de persoonlijkewedergeboorte van gevallen mensen, dat ik hier alleenmaar stamelen kan: slechts de Here kent degenen, die deZijnen zijn ...' (39, bl. 210).

Het wil mij voorkomen dat voor Dooyeweerd de anti-these inderdaad ook een scheidslijn is tussen de kinderen

Page 54: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Gods en de kinderen dezer wereld. Dat evenwel wij,mensen, deze scheidslijn niet kunnen trekken, omdat in-

54 derdaad slechts de Heer degenen kent, die de Zijnen zijn.Nu is het evenwel zo, dat een wedergeboren hart nog

geen garantie geeft dat iemand niet in gedachten of han-delen zou kunnen dwalen; event uin mag uit iemandsdwalen in denken en daden worden geconcludeerd tot eenonwedergeboren hart.

In één van de lezingen door Dooyeweerd in '57 in Pa-rijs gehouden zei hij: `De geest van de afval die de ver-schillende dialectische religieuze motieven heeft voortge-bracht is ons geenszins vreemd. Wij ondervinden de werk-zaamheid van deze geest in ons eigen hart en wij wetendat ons denken ook voortdurend is blootgesteld aan de in-vloed van afvallige motieven. Daarom kan een christelijkefilosofie slechts een feilbaar en gebrekkig menselijk werkzijn' (30, bl. 98).

In tegenstelling tot Haitjema lijkt het mij dus zeer welmogelijk om te trachten de antithese te ontdekken tussen'fundamental principles in the world' en zich tevens on-bevoegd te verklaren over iemands `hart' te oordelen.

In Popma's omschrijving van het Archimedisch puntwordt dit streng onderscheiden van de Archè. Dit lichtenwe nog toe.

Vanuit het door de W.d.W. aangewezen Archimedischpunt bezien wij, als het goed is, de kosmos met andereogen dan de humanist. Het is dan niet meer mogelijk dekosmos te zien als rustend in zichzelf, als zelfgenoegzaam.Het zijn van de kosmos is een afhankelijk, een creatuurlijkzijn. De kosmos wijst boven zichzelf uit naar de Archè

( Oorsprong ) , naar God, uit wie en door wie en tot wiealle dingen zijn.

Dit onzelfstandige, boven zichzelf uitwijzende karakter

Page 55: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van het creatuurlijk zijnde is door Dooyeweerd betiteldmet de naam `zin'.

Het steeds weer in het oog houden van het zinkarakter 5 5van de tijdelijke werkelijkheid is ook één van dehoofdkenmerken van de W.d.W. In § 9 gaan we hier noguitvoerig op in.

Van hoe grote betekenis de aard van het Archimedischpunt voor de wijsbegeerte is werd geïllustreerd met Des-cartes als voorbeeld.

We kiezen nu Kant om aan te tonen welk een onover-brugbare antithese er ook is tussen een christelijke en eenhumanistische wijsbegeerte waar het gaat over het aan-wijzen van de archè van de kosmos.

Naar Kants overtuiging bevinden zich buiten ons be-wustzijn de Dinge an sich', waarvan wij niets, letterlijkniets weten, hooguit slechts (en dat is toch eigenlijk strij-dig met dat `niets') dat zij de stof verschaffen waarvande menselijke geest de kosmos bouwt.

De denkvormen of kategorieën van de menselijke geest,tezamen met de vormen der aanschouwing constituerende gehele ons bekende wereld.

De kategorie der causaliteit legt de oorzakelijkheid inde kosmos, de kategorie der substantie heeft tot gevolg,dat wij de waarneembare dingen als dragers van ver-schillende eigenschappen waarnemen (vgl. bl. 181/182).

De vormen der aanschouwing doen ons dit alles zien inruimte en tijd. Zonder een menselijke geest zouden ergeen ruimte en tijd zijn, want degehele ons bekende kos-mos is fenomenaal van aard, bewustzijnsimmanent (uit-voerig verklaard in 47, § 36/§ 38).

Wat is bij deze beschouwingen dus de oorsprong, dear-chè van de kosmos? De denkende menselijke geest!

Wanneer we ons in herinnering brengen dat door Kantde rede als Archimedisch punt werd aangewezen, dan

Page 56: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

kunnen we nu opmerken dat Archè en Archimedischpunt, bij een christelijke filosofie streng onderscheiden, bij

56 Kant nagenoeg samenvallen.

6. Grondmotieven van het Westers denkenIn de Griekse oudheid is van schepping in bijbelse zin

nooit sprake geweest. Het gaat hier steeds om twéé oor-sprongsbeginselen, hoe deze dan ook worden gedacht. BijPlato vertoont `schepping van de zichtbare wereld ana-logic met menselijke cultuurarbeid. De mens begint metmateriaal, dat zonder zijn toedoen reeds bestond, te be-werken. Zo heeft ook de Demiurg, de goddelijke Rede, devormloze, chaotische materie nodig waaraan hij gestaltegeeft.

Dooyeweerd ziet als drijfkracht achter de Griekse filo-sofie in al haar schakeringen dit dualistisch vorm-materiemotief. Als oorsprong van dit motief wijst hij aan hetconflict tussen de oudere levensreligie, waarin de godheidnog vormloos als een altijd vloeiend levenscontinuum ofeen chaotische baaierd werd opgevat, en de nieuwere cul-tuurreligie van de Olympische goden, waarin de godheidboven de levensstroom en de chaos werd uitgeheven en alsonsterfelijk redelijk vormprincipe werd vereerd (uitvoerigbetoogd in 24).

Het vorm-materie motief is dualistisch, doordat er eentweespalt is tussen deze twee principes, die beide evenoorspronkelijk naast elkander staan. Zo heeft Aristotelesgeleerd dat de ons omringende anorganische en organi-sche natuur in wezen bestaat uit een versmelting van tweeoorspronkelijke principia, n.l. stof (hulè) en vorm (

mor-phè). Denken we hierbij vooral niet aan wat we in hetdagelijks leven hieronder verstaan.

Dat steen, goud, een boterbloem, een adelaar, eenmens, wezenlijk verschillend zijn vindt zijn oorzaak niet inde zuivere hulè (in de scholastiek typerend `materia pri-

Page 57: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ma' geheten). Deze is voor alle dingen ge lijk. Het is demorphè, de wezensvorm (scholastiek: `formasubstantia-lis'), die bij mineraal, plant, dier en mens wezenlijk ver- 57

schillend is (uitvoerig verklaard in 47, § 21) .Thomas van Aquino, niet beseffende dat het vorm-ma-

terie motief de rijpe vrucht w as van Grieks-heidense ge-loofsvoorstellingen, heeft gemeend deze gedachtenwereldte kunnen kerstenen. Uit deze synthese van aan Grieks-heidens en aan christelijk geloof ontsproten denken is ont-staan het scholastisch grondmotief met zijn beide polen`natuur' en `genade' dat eeuwenlang het wijsgerigdenken van het rooms-katholicisme heeft beheerst. Wijkomen hier in ander verband op terug in § 20.

Als derde grondmotief van het westers denken noemtDooyeweerd het humanistisch motief met zijn beide polen`natuur' en 'vrijheid'.

Dit grondmotief wordt gekenmerkt door de drift vande zich autonoom wanende, vrije mens om de (naar menonderstelde) geheel gedetermineerde gang van zaken inde natuur te leren doorzien en daardoor te kunnen be-heersen. Deze drift wordt door Dooyeweerd het beheer-singsmotief genoemd. Over de gevolgen hiervan en overde innerlijke tegenstrijdigheid tussen dit motief en hetvrijheidsmotief zullen we nog spreken in § 19.

Zo wordt elk wijsgerig denken bewust of onbewust ge-dreven door religieuze grondmotieven, die onverbrekelijksamenhangen met het Archimedisch punt van dit denken.

Het grondmotief dat, naar de W.d.W., een christelijkefilosofie behoort te beheersen wordt door Dooyeweerd ge-formuleerd als dat van schepping, zondeval en verlossingdoor Jezus Christus in de gemeenschap van de HeiligeGeest.

Page 58: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

We gaan nu zien wat dit inhoudt en beginnen met heteerste facet van dit grondmotief : de schepping.

58 Zoals we reeds opmerkten wist de Griekse oudheid vanscheppen in bijbelse zin niets af. Antithetisch nu tegen-over het heidens vorm-materie motief met zijn twee oor-sprongsbeginselen staat het christelijk scheppingsmotief.God had bij de schepping niets tegenover zich dat eeneigen oorspronkelijk bestaan had. God heeft zich alsSchepper geopenbaard als enige en absolute Oorsprong(Archè) aller dingen. God schiep de mens naar Zijnbeeld, dat is: niet als een iets, maar als een iemand en welals een iemand die, in niet van God afgevallen staat, inzijn diepste wezen, zijn `hart', de religieuze `wortel' of`centrum' van zijn bestaan of hoe men het noemen wil,innig met God en met zijn medemens verbonden is doorde band der liefdedienst. Dit openbaart zich in alle as-pecten van zijn levensuitingen.

Deze mens is geroepen de natuur te `onderwerpen',d.w.z. alle krachten en mogelijkheden, die er in de schep-ping liggen en op 'ontsluiting' wachten, door zijn cul-tuurarbeid tot ontplooiing en differentiëring te brengen,tot eer van God en tot heil van de naaste.

De zondeval. het tweede facet van het bovengenoemdgrondmotief, heeft in zijn gevolgen wijd om zich heen ge-grepen. We zullen later uiteenzetten, hoe de W.d.W. heelde tijdelijke werkelijkheid op de mens betrokken weet,vandaar de verstrekkende invloed der zonde.

Wat is het weren der zonde? Dit, — dat de mens zichongehoorzaam van God afwendt. Hij meent het zonderHem te kunnen stellen. Zijn `hart', dat op de eeuwigeGod was gericht, richt zich nu op iemand of iets in dezetijdelijke werkelijkheid, een afgod, die in allerlei antiekeen moderne vormen beslag op ons hart kan leggen (hier-van zullen later voorbeelden worden genoemd).

Page 59: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Hierdoor wordt niet slechts onze verhouding tot Godradikaal bedorven, de inter-menselijke verhoudingendelen in hetzelfde lot.

De zonde is dus niet de openbaring van een zelfstandigoorsprongsprincipe tegenover de Schepper, zodat hier ookvan dualisme zou kunnen worden gesproken. De zondebestaat in een valse relatie tot God en heeft derhalve geenzelfstandig bestaan, onafhankelijk van Hem. Was er geenGod, dan was er geen zonde.

De innige gemeenschap met God is voor de mens hètLeven, de verbreking daarvan is voor hem de dood, nietde biologische, maar de geestelijke dood.

Met de zondeval als historisch feit had ons voorgeslachtminder moeite dan wij, die begrepen hebben dat het bij-bels paradijsverhaal niet bedoelt een relaas van '

zintuig-lijk waarneembare' gebeurtenissen te geven.Dit neemt echter niet weg dat het feit van de zonde da-

gelijks een ontstellende werkelijkheid blijkt te zijn.De zonde heeft disharmonie gebracht in de ontplooiing

en differentiëring van de menselijke samenlevingsverhou-dingen. In de ontwikkeling van kunsten en weten-schappen werkt het verderf. En dat alles niet doordat destructuur van het geschapene door de zonde zou zijn ver-anderd. Dit wordt door Dooyeweerd steeds weer beklem-toond tegenover hen, die menen dat de scheppingsorde-ningen zelf door de zonde zouden zijn aangetast. `Nochde structuren van de onderscheiden aspecten der werke-lijkheid, noch de structuren, die de aard der concreteschepselen bepalen, nóch de Goddelijke beginselen alsrichtsnoer voor het menselijk handelen zijn door de zon-deval veranderd' (34, bl. 58) .

Dat wil dus zeggen dat een steen valt zoals hij viel voorer zonde in de schepping was en dat Gods liefdegebod on-veranderd is blijven gelden. Waar de zonde heerst is dat

Page 60: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

steeds door de mens, die alles wat God ten goede heeft ge-geven ten kwade gebruikt.

60 De zonde heeft de logische wetten voor het denken nietverstoord, maar de van God afgevallen mens gaat op ge-raffineerde wijze zijn denken misbruiken om zichzelf tebevoordelen ten koste van zijn naaste en het denken v ande wijsgeer wordt gedreven door afvallige grondmotieven.

Door de zonde heeft de mens zijn geloofsfunctie nietverloren, maar deze is nu niet meer gericht op de eeuwigeGod, doch op iets tijdelijks.

Het is niet door de zonde dat in het atoom onvoorstel-baar grote krachten sluimeren en het is niet door de zon-de dat de mens deze krachten ontketent, maar het is doorde zonde dat hij deze krachten verkeerd aanwendt, zozelfs. dat de satanische gevolgen hem uit de hand lopen.

De ouderen onder ons zijn opgegroeid met de gedachtedat er, voor de zonde haar invloed deed gelden in de we-reld, in het dierenrijk pais en vreê heerste. Deze gedachtemoet worden losgelaten. `De planten- en dierenwereldbestonden reeds lang voor de eerste mens op aarde ver-scheen en wij weten uit de fossiele vondsten dat zij vanmeetaf aan de dood in biologische zin onderworpenwaren' (30, bl. 115 ) .

De zondeval. die de geestelijke dood van de mens te-weegbracht, werkt nooit los van de mens in de tijdelijkewerkelijkheid door, doch uitsluitend als gevolg van de ra-dikaal verkeerde gesteldheid van diens `hart'.

Het tegenovergestelde vindt nu plaats door de verlos-sing door Jezus Christus in de gemeenschap van de Heili-ge Geest (het derde facet van het christelijk grondmo-tief). Aan deze verlossing krijgt de mens deel door weder-geboorte en bekering, waardoor de gemeenschap met Godwordt hersteld.

Nu volgt de dagelijkse strijd om alle levensuitingen

Page 61: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

weer te laten richten door de liefde tot God en de naaste.Een strijd onder vallen en opstaan, want eerst bij de vol-einding zal het worden: God alles en in allen.

Dan zal elke breuk zijn geheeld en alle disharmonie zijnverdwenen. Zover is het nu nog niet, de zonde blijft haargreep behouden ook op het wedergeboren hart, waardoorde mens slechts kan leven uit de vergeving der zonden.

Is het wonder dat het nieuwe leven van de tot God te-ruggebrachte mens lang niet die machtige posi tieve in-vloed uitoefent als de zonde dat in negatieve zin deed?

De zonde zou nog ernstiger gevolgen hebben gehad zoGod niet in Zijn algemene genade (conserverende gena-de), geworteld in Jezus Christus, dit proces had gestuit,door Zijn zon te doen opgaan over bozen en goeden enZijn gaven en talenten zowel aan gelovigen als aan onge-lovigen te schenken, "zodat nog overal lichtvonken vanGods ■macht, goedheid, waarheid, gerechtigheid enschoonheid kunnen schitteren ook in afgodisch gerichteculturen' (34, b1. 37).

Wat dit grondmotief van schepping, zondeval en ver-lossing in de W.d.W. heeft uitgewerkt zal verder ook uitheel het vervolg blijken. Eerst dienen wij nog wel meldingte maken van een tegenwerping tegen Dooyeweerds ge-dachtengang die, indien zij juist ware, dodelijk zou zijnvoor de W.d.W.

Is het n.l. niet zo, dat haar z.g. grondmotief met zijndrie facetten een resultaat is van theologisch onderzoek?

Wanneer dit werkelijk zo zou zijn, zou dit wijsgerigdenken rusten op de toch altijd weer aanvechtbare uit-komst van theologische bezinning.

Dooyeweerd bestrijdt deze opmerking evenwel metkracht. Gods Woord, dat spreekt van schepping, zondevalen verlossing door Jezus Christus, raakt het menselijk hartrechtstreeks zonder theologische bemiddeling (35, bl.134/135).

Page 62: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het grondmotief van de W.d.W. is dan ook niet de uit-komst van theologisch doordenken, maar een gegeren ook

62 hiervoor. Zonder enige theologische bezinning hieropzouden dan ook de drie facetten hiervan niet kunnen zijnbeschreven zoals dat hierboven werd gedaan.

7. Vanwaar de naam Wijsbegeerte der Wetsidee?Ook de mens, die geen wetenschap of wijsbegeerte

beoefent, neemt in de werkelijkheid een zekere regelma-tigheid, wetmatigheid, ordening waar.

De naïeve, vóór-theoretische ervaring leert hem dat deseizoenen komen en gaan in vaste volgorde en dat er in deverandering van de schijngestalten der maan een zekereregelmaat is te ontdekken.

Ook de vóór-theoretische ervaring leert hem dat iedermens na zijn geboorte, zo hij niet vroegtijdig sterft, eenkleuterleeftijd, een rijpingsproces, een bloeitijdperk en eenverval zal meemaken, dat eindigt met de dood.

Niet door wetenschappelijk onderzoek of opzettelijkewijsgerige bezinning heeft hij in het volle menselijk levenleren onderscheid maken tussen kerk en staat, tussen zijngezin, zijn vakbond en de schoolgemeenschap waaraan hijzijn kinderen heeft toevertrouwd. En hoewel hij deze ter-reinen onderscheidt, heeft hij er toch wel enig besef vandat ze op één of andere wijze toch ook weer samen-hangen.

Wat is nu bijv. één der verschillen tussen de naïeve(vóór-theoretische) ervaring en het wijsgerig bezig zijn?Het is dit, dat de wijsgeer de structuur, de samenhangvan de kosmos, waarvan de naïeve e rvaring reeds min ofmeer weet heeft. systematisch tracht uit te vorsen en tebeschrijven.

Hierbij mag nooit worden vergeten dat, hoever hij hetook in dit opzicht moge brengen, die naïeve ervaringnooit door hem mag worden genegeerd of verwaarloosd

Page 63: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

omdat deze tenslotte mede de grond is, die hem draagt.De vraag is intussen gewettigd in hoeverre deze

`naïeve' ervaring werkelijk nog geheel naïef is en in hoe- 63verre de verfijnde theoretische onderscheiding hierinreeds min of meer is doorgedrongen (hierop komen we in§ 22 terug).

Nu is het merkwaardig dat de ordening in deze werke-lijkheid, waarvan bijna toch ieder wel eens onder de in-druk kan komen, door vele vakgeleerden wordt betwijfeldof zelfs ontkend. Zo zei een biochemicus mij eens: 'Orde-ning is een kreet, waarmee wij in de wetenschap nietskunnen beginnen'.

Typerend is ook het onderwerp door de astronoomVan de Hulst in zijn inaugurele rede behandeld: `Ordeen wanorde in het heelal' (46). En bij Winkler lees ik debewering dat de z.g. orde in de natuur een metafysischeonderstelling en als zodanig niet te bewijzen is (90, bl. 1).

Nu is het even merkwaardig dat ieder stelsel van wijs-begeerte uitgaat van de zekerheid van een zekere wetsor-de, een wetsorde, die inderdaad niet kan worden bewezen,maar waarin wordt geloofd.

Zo geldt er een wetsorde voor het waarheidzoekenddenken. Ieder, die hiermee bezig is erkent, bewust of on-bewust, de gelding van deze ordening voor het denken.Bewijzen kan hij deze niet, want het `bewijs' gaat reedsvan deze gelding uit. Zo gaat ook iedere wijsgeer uit vaneen bepaalde idee omtrent de ordeningen, die de wetszij-de van de tijdelijke werkelijkheid vormen.

Daar is bijv. de Duitse wijsgeer Leibniz (1646/1716)met zijn idee van de harmonia praestabilita, de van tevoren vastgestelde harmonie. D.w.z. een harmonie tussende stoffelijke processen, die in ons lichaam en de psychi-sche processen, die in onze geest zouden bestaan. Tussendeze twee reeksen processen bestaat volgens Leibniz geen

Page 64: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

enkel verband. Het is dus niet zo, dat ik mijn kinderenomhels vanwege de vreugde in mijn ziel bij het weerzien

64 na een lange scheiding. Neen, de vreugde en de omhel-zing ontstaan wel gelijkertijd, maar geheel onafhankelijkvan elkaar. De laatste wordt niet door de eerste veroor-zaakt. Immers, de stoffelijke deeltjes waaruit mijn li-chaam bestaat, atomen of wat ook, zijn zo gerangschiktdat dit lichaam automatisch beweegt, geheel onbeïnvloeddoor de gevoelens of gedachten of wilsbesluiten van degeest. Deze processen in de geest verlopen ook volkomenwetmatig, gedetermineerd zelfs, als een reeks psychischeprocessen los va n en naast de ,materiële processen in mijnlichaam.

God heeft nu, volgens Leibniz, alles van te voren zogeordend dat mijn gezicht zich tot een lach plooit op het-zelfde moment dat, onafhankelijk hiervan, in mijn zieleen vrolijk ogenblik wordt geboren; dat de armen om-helzen terwijl , los hiervan, in mijn ziel de vreugde door-breekt.

Zo lopen de materiële en de psychische verschijnselenprachtig parallel in volkomen harmonie. Deze harmoniapraestabilita is de idee van de wet, van de ordening, diede wijsbegeerte van Leibniz beheerst.

Nu betoogt Dooyeweerd dat élk wijsgerig stelsel dooréén of ander type van wetsidee wordt gedragen, afgezienvan het feit of de wijsgeer zich hiervan heeft rekenschapgegeven. Hij tracht bij de wijsgeren, die hij bespreekt,deze wetsidee aan het licht te brengen en geeft zich uit-voerig rekenschap van de wetsidee van zijn eigen stelsel.Daarom heeft hij bedoeld zijn stelsel te typeren door denaam: wijsbegeerte der wetsidee.

Het spreekt vanzelf dat de wetsidee van een wijsbegeer-te, welke dan ook, bepaald wordt door het Archimedischpunt van waaruit het wijsgerig denken vertrekt en door

Page 65: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het grondmotief waardoor dit denken wordt voortge-dreven. Dit Archimedisch punt voor een christelijke wijs-begeerte is, hoe dan ook nader geformuleerd, het waar- 65achtig geloof in de openbaring Gods, waarvan JezusChristus het centrum is. Dit was dan ook het uitgangs-punt van Kohnstamms `Schepper en Schepping' en deeerste regels van Loens wijsgerig werk `De vaste grond',dat toch zo geheel anders uitviel dan de W.d.W. luiden:`God openbaart zich. Hij openbaart zich in zijn woord.Jezus Christus is het woord van God' (56, bl. 1).

Hoe heeft nu Dooyeweerd de wetsidee van zijn wijsbe-geerte, die door dit Archimedisch punt en het daaruitvolgende grondmotief wordt bepaald, nader geformu-leerd?

I. De kosmos, waarvan wij, mensen, een hoogtepuntvormen, heeft als Archè, als Oorsprong, de soevereine,heilige Schepperswil van God.

Deze kosmos is een samenhangend geheel vanindivi-dualiteitsstructuren, dat zijn de structuren van allerleidingen, planten, dieren, mensen, menselijke en dierlijkesamenlevingsverhoudingen, — verder meer complexestructuren als die van de aarde, zon, maan, sterren,sterrenstelsels, enz. enz.

Al deze structuren vertonen een aantal modale as-pecten (het getals- tot en met het geloofsaspect), die elkeen kring van eigensoortige wetten, resp. normen om-sluiten, de z.g. wetskring.

Hoewel fungerend in alle aspecten treedt in elke indivi-dualiteitsstructuur een bepaald aspect zo op de voor-grond, dat deze structuur door dat aspect wordt gety-peerd. Zo wordt de individualiteitsstructuur van een steengetypeerd door het fysische aspect, die van een boomdoor het biotische en die van een hond door het sensitieveaspect.

In iedere kring kunnen twee zijden worden onder-

Page 66: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

scheiden, enerzijds de wet, resp. de norm, die voor dezemodaliteit karakteristiek is en anderzijds datgene wat aan

66 deze wet (norm) onderworpen (subject) is. Daaromspreekt de W.d.W. van de wetszijde en de subjectszijdevan de aspecten. ( Het is dan deze wetszijde die, volgensde W.d.W., door de zonde niet is aangetast.)

Deze gehele tijdelijke wereldorde noemt Dooyeweerdde kosmische wetsorde.

II. Wat is nu het diepste wezen, de `zin' van dezewetten?

De eis van God aan al zijn schepselen om hem tedienen.

III. Wat is de 'zin' van het subject-zijn?De liefdedienst van God, waarin voor de mens het

Leven is.IV. Tenslotte: hoe is de onderlinge verhouding tussen

de onderscheiden modale aspecten?Hiertussen bestaat een alzijdige samenhang, terwijl

toch het ene aspect niet tot het andere herleidbaar is.

De uitwerking van deze wetsidee, die antithetisch staattegenover de wetsideeën der humanistische filosofieën,vormt een uitgebreide taak voor de W.d.W., die nog langniet volbracht is. In het nu verder volgende zal één en an-der aan de orde komen.

§ 8. De wet als wezensgrens tussen Goden het geschapene

Een jong Delfts student beweerde eens te kunnen aan-tonen dat God niet almachtig was. Hij begon met devraag te stellen of God een voorwerp kon maken, dat zozwaar was dat Hij het zelf niet zou kunnen optillen. Hier-mee meende hij zijn hoorders voor een onontwijkbaar di-lemma te hebben gesteld.

Immers, wanneer men antwoordt met neen, dan is God

Page 67: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

niet almachtig omdat Hij zo'n voorwerp niet maken kan,— en zegt men ja, dan wil dat zeggen dat God zo'n voor-werp wel kan maken, maar dan kan Hij het weer niet op- 67tillen. In beide gevallen ontbreekt Hem de almacht eneen derde mogelijkheid is klaarblijkelijk niet aanwezig.

Is hier werkelijk niets tegen in te brengen en moet mener dus maar met een verlegen glimlach het zwijgen toedoen? We zullen zien en nemen meteen nog meer precai-re vragen onder de loep.

Waarom is het nu eigenlijk goed zijn naaste lief tehebben en niet goed hem te haten? Waarom is nu eigen-lijk tweemaal twee gelijk vier? Wanneer in de algebra isaangetoond dat a gelijk is aan b, waarom is het dan perse uitgesloten dat a toch nog ongelijk zou kunnen zijn aanb?

Wat de beide laatste vragen betreft, daarop zal meerdan één wijsgeer antwoorden, Leibniz bijv., dat het klaaris als de dag dat we hier te doen hebben met eeuwigewaarheden, wetten van het getal en denkwetten, diesteeds hebben gegolden en steeds zullen blijven gelden.Aan deze wetten is zelfs de Godheid gebonden.

Volgens deze beschouwingen is de Schepper dus zelfaan deze wetten onderworpen, wat wel in volkomentegenstelling staat met wat de W.d.W. leert, n.l. dat Godde Oorsprong van de kosmische wetsorde is.

Leibniz denkt op genoemde lijn konsekwent verder.Wanneer hij zich gaat bezig houden met het vraagstukdat ons allen beroert: vanwaar de boosheid en het leed inde schepping? — dan daagt hij God voor de rechterstoelvan de rede om verantwoording af te leggen voor het feit,dat Hij de kosmos niet beter heeft geschapen.

Het blijkt dan dat deze God van Leibniz, evenmin alsde mens, ijzer met handen kan breken. Ratio, de rechter,beseft dan ook dat er feitelijkheden waren waaraan ookdeze Godheid niets veranderen kon en zo moest de Schep-

Page 68: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

per de keus doen uit een groot aantal voorhanden moge-lijkheden. Na rationeel onderzoek blijkt dan dat, onder

68 deze omstandigheden, de gedane keuze nog de beste is ge-weest. Dit is de korte inhoud van de theodicee, de Gods-rechtvaardiging. door Leibniz bedacht.

Bij al deze beschouwingen springt steeds weer in hetoog: God is aan de wetten gebonden, God staat onder dewet.

Lijnrecht hiertegenover staat de radikaal christelijkebeschouwing: het zijn niet de wetten ván de tijdelijkewerkelijkheid, die ook gelden vóór God, maar het zijn dewetten geur de tijdelijke werkelijkheid, die haar gegevenzijn dóór God. 'Deus legibus solutus est' (God is niet a ande wetten gebonden, Calvijn). Deze waarheid is doorDooveweerd aldus geformuleerd: de wet is dewezensgrens tussen God en het geschapene.

Wie deze waarheid miskent verwart zich in allerlei on-gerijmdheden_ zoals de Delftse student. De cardinale foutvan diens probleemstelling is het plaatsen van God onderde wet.

In verband met de ons geboden naastenliefde is devraag gesteld: is het goede goed omdat God het gebiedtof heeft God het goede geboden omdat het goed is?

Hugo Grotius bijv. heeft betoogd dat een handeling ze-delijk noodzakelijk of zedelijk ongeoorloofd is al naar ge-lang zij met onze redelijke natuur overeenstemt of niet.Dientengevolge is zo'n handeling ook noodzakelijk doorGod geboden of verboden.

Deze uitspraak van de juist oordelende rede is een na-tuurwet die eeuwig en onveranderlijk is; zelfs God kanhaar niet verande ren (77, bl. 115/116). Hiermee stelt ookGrotius God onder de wet: God ziet buiten zichzelf eengeldende norm en gebiedt de mens zich hieraan te

Page 69: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

houden. Daar deze gedachte is te verwerpen ste llen wedus: het goede is goed omdat God het gebiedt.

William van Occam (± 1300) evenwel stelt dan weer 69als mogelijkheid dat de absolute macht van God (potestasDei absoluta, onderscheiden van de potestas Dei ordina-ta), die hij isoleert van Gods Heilig Wezen, even goed eenegoïstische moraal zou kunnen hebben gewild, zodat dedecaloog een product van goddelijke willekeur zou zijn(19, bl. 187).

Occam heeft hier het menselijk machtsbegrip, dat opeen bepaald aspect van de tijdelijke ervaringswereld is be-trokken (§ 12) en slechts zin heeft binnen de gehele ordeen samenhang der modale aspecten, geïsoleerd en verab-soluteerd. Daardoor wordt Gods almacht losgemaakt vandiens Heilig Wezen en gedeformeerd tot tyrannieke wille-keur, een begrip dat ook alleen maar zin heeft onder dewet der door God gestelde orde. Slechts mensen kunnenwillekeurig handelen, n.l. wanneer zij zich niet houdenaan de voor dit handelen door God gestelde normen.

Ja, maar ... Natuurlijk kunnen we aan het vragenblijven, maar is dit zinvol? Toen aan Luther de vraagwerd gesteld wat God toch heeft gedaan voor Hij de we-reld schiep antwoordde hij: Roeden snijden voor de rugvan zotten die zulke vragen stellen.

Wij moeten het ons zo goed mogelijk bewust makenwat het wil zeggen, dat de wet de wezensgrens is tussenGod en het geschapene. Dat wil zeggen: de wet is niet dewezensgrens voor God ten opzichte van het geschapene,maar de wezensgrens voor het geschapene ten opzichtevan God.

Wij zelf met ons denken en de wetten, die voor datdenken gesteld zijn, bevinden ons aan deze zijde van diegrens en kunnen vanwege het diepste wezen, de `zin' vandit denken, die grens niet overschrijden. Wij kunnenslechts zinvol denken over wat aan deze zijde van die

Page 70: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

grens ligt. Wanneer wij met ons creatuurlijk denken, dataan de wet onderworpen is, uitspraken gaan doen of

70 vragen gaan stellen over wat aan gene zijde van die grensniet aan de wet is onderworpen, zijn wij bezig met zinlozespeculaties.

Hiertoe verviel bijv. ook Galilei toen hij meende tekunnen vertellen wat de overeenkomst en het verschil wastussen de goddelijke en de menselijke kennis van de wis-kunde. Deze kennis biedt volstrekte zekerheid. In dat op-zicht zou de goddelijke kennis de menselijke niet kunnenovertreffen. Het verschil zou zijn dat de mens deductiefkent, moeizaam, in de tijd; God daarentegen direct,intuïtief, naar het wezen (45, hl. 110).

Wij moeten ons houden aan wat God aangaande zich-zelf aan de mensen heeft geopenbaard en niet trachtendaar bovenuit te gaan. Ons past geen beoordeling vanGod, maar aanbidding. Ons denken en vragen komt hiertot rust.

Er zijn nog verschillende klippen waarop ons denken inverband met de plaats en de zin der wet kan stranden.

Daar is de gedachte, dat God de kosmos met haarwetten zo heeft geschapen dat Hij zichzelf bij de verderegang van zaken feitelijk overbodig heeft gemaakt; degrandioze automaat loopt nu vanzelf. Deze gedachte isbekend onder de naam deisme.

Hier heeft men er geen oog voor dat de kosmos uit endoor zichzelf niet kan blijven voortbestaan. Haar zijn isen blijft creatuurlijk, onzelfgenoegzaam zijn, `zin', in determinologie van de W.d.W., dus heenwijzend naar hetabsolute zijn van God. God houdt deze kosmos met haarwetten van ogenblik tot ogenblik in stand, anders ve rvieldeze tot het niets. En de wet is, om een beeld van VanRiessen te gebruiken, als een scepter in Gods hand, waar-mee Hij de wereld bestuurt (75, bl. 53) .

Page 71: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Weer geheel anders dan het deïsme is de opvattingwaartoe bijv. Spinoza is gekomen, nadat hij de grenstussen God en het geschapene geheel heeft uitgewist. Dekosmos of zoals Spinoza haar noemt, de natuur, heeft tothaar bestaan niets anders nodig, is dus zelfstandig, zelfge-noegzaam en eeuwig. En deze natuur is God. `Deus siveNatura', zegt Spinoza. God en de natuur zijn één en het-zelfde. Hier heeft de ontkenning van de grens geleid totpan theïsme.

§ 9. Het zinkarakter der tijdelijke werkelijkheid

`De aarde nu was woest en ledig.' Deze uitspraak uithet bijbels scheppingsverhaal wordt ook onderschrevendoor hen, die achter het ontstaan van de aarde niet descheppende daad Gods erkennen. In hun gedachtengangga ik nu verder denken.

Op deze aarde zijn planten, dieren en mensen ontstaan.Was dit puur toevallig of natuurnoodwendig? Dat is inde grond van de zaak precies hetzelfde. Wanneer ik metvakantie midden op de Veluwe een oude vriend ontmoetis dit het noodzakelijk gevolg van zijn en mijn reis- enwandelplannen in die week en op dat uur. Toch zeggenwe tegen elkaar: `Ook toevallig' — en dan bedoelen we erslechts mee dat deze ontmoeting niet was `gepland'.

Dus, natuurnoodzakelijk, d.w.z. als gevolg van de na-tuurwetten of (wat hetzelfde is) puur toevallig, d.w.z.niet gepland, zijn op deze aarde planten, dieren, mensenontstaan.

Waarom zijn deze natuurwetten zoals ze zijn, zo, dat denoodzakelijkheid of in het geval, dat toch niet alle gebeu-ren is gedetermineerd (denk aan de aard der atomaireprocessen) de mogelijkheid van de menswording in zat inde toestand waa rin die woeste en ledige aarde verkeerde?

Op zo'n vraag is in principe geen antwoord te geven endus is het zinloos haar te stellen.

Page 72: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

En daar leven we dan, hier en nu. We groeien op, vor-men een gezin en wie het getroffen heeft verheugt zichover de voorspoed. die het lot hem heeft toebedeeld. Eenander evenwel wordt geslagen door ditzelfde lot en ge-troffen door tegenslag, ziekte en dood.

Waarom deze kwalijke verdeling? Er is geen antwoorden er naar te vragen heeft geen zin. En mogelijk breektvroeg of laat een atoomoorlog uit, waardoor alle levenwordt geblust en wederom vervolgt dan de aarde haarbaan om de zon en met deze door het heelal, -- woest enledig.

Wat is de zin van dit alles? Wat is de zin van voor-spoed en rampspoed, van vreugde en smart? Wat is dezin van de wentelende zonnen? Wat is de zin van heel ditzijn?

Voor zover wij mensen dit kunnen beoordelen is erslechts één antwoord: het zijn is zinloos.

Welke bijbellezer denkt hier niet meteen aan de onver-gelijkelijk schone wijze waarop in lang vervlogen tijdende Prediker de vraag naar de zin van het zijn heeft ge-steld?

`Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen,waarmee hij zich aftobt onder de zon? Het ene geslachtgaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft al-toos staan. De zon komt op en de zon gaat onder enhijgend ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. De windgaat naar het Zuiden en draait naar het Noorden, aldoordraaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de windniet terug. Alle beken stromen naar de zee, nochtanswordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de bekenstromen, daarheen stromen zij altijd weer (Prediker1:3/4) .

Geen wonder dat de Prediker de opsomming van al ditzinloos gebeuren begint met de uitroep: `Ijdelheid derijdelheden! Alles is ijdelheid!'

Page 73: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Twee geschriften liggen hier voor mij, die zich bezighouden met de zin van het zijnde. Het eerste, getiteld:`De zin van ons leven', is van de hand van de vroeger zo 73bekende Prof. A. H. de Hartog en het andere, `Hetlevensraadsel', is geschreven door H. C. Cannegieter. Deeerste ziet zin in het zijn, de laatste niet. Vanwaar dit ver-schil?

Cannegieter houdt zich bij zijn beschouwingen aan de`proefondervindelijke werkelijkheid'. Hij ontkent niet dater buiten deze werkelijkheid nog iets anders zou zijn, in-tegendeel, hij meent dat wat buiten de grenzen van devoor ons kenbare wereld is, deze in betekenis en omvangin geweldige mate overtreft. Alleen, deze bovennatuurlij-ke wereld is voor ons onkenbaar (7, bl. 1) .

Zoals het niet mogelijk is een hond in te wijden in Sha-kespeare of Kant, zo is het niet mogelijk voor ons, on-danks de geraffineerdheid van onze kennis, wetenschap tehebben van het bovennatuurlijke. Ten overstaan van dezehogere orde is de mens op zijn beurt `hond' (t.a.p., bl. 5).

En wanneer dan Cannegieter deze `kenbare', 'proefon-dervindelijke werkelijkheid' gaat onderzoeken op haarzin, kan hij deze niet vinden. Ook het mensenleven heeftgeen zin. Al ons streven naar promotie, loonsverhoging,kinderzegen, onderscheiding of fortuin, — eindigt tenslotteonverbiddelijk in de grafkuil.

Maar, — vraagt de altruïst, is het dan niet zinvol zich tegeven aan de gemeenschap en licht en vreugde te brengenin het leven van anderen?

Het nuchtere antwoord is niet moeilijk te vinden: zijndie anderen dan niet onderweg naar het graf, heeft hunleven dan zin? De executie komt voor ieder, vroeg of laaten de vreugde is de vreugde van het galgemaal.

Ook het natuurgebeuren heeft geen zin. `Het rhythmeder getijden: lente, zomer, herfst en winter doet zich ineeuwigheid gelden, en aan deze cirkelgang een doel bui-

Page 74: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ten zichzelf toe te schrijven zonder het bovennatuurlijkeOnbekende te hulp te roepen, dunkt tij ondoenlijk,'

74 schrijft Cannegieter (t.a.p., bl. 28).Er is tegen deze redenering niets in te brengen. Of wij

de zin van dit zijn kunnen zien of er in kunnen gelovenstaat of valt inderdaad met onze `kennis' van `het hoven-

natuurlijkOnbekende'.

Nu mochten wij verwachten dat De Hartog in dit op-zicht klare wijn zou schenken en duidelijk uitspreken datde zin van het zijn, waarin hij gelooft, niet uit de waar-neembare werkelijkheid is af te leiden en evenmin ratio-neel is te construeren, maar dat deze zin haar Oorsprongvindt in God, de Schepper, en ons is onthuld door dienszelfopenbaring, waarvan Jezus Christus middel- en hoog-tepunt is.

De Hartog slaat evenwel andere wegen in. Zijn betoogis een mengeling geworden van humanistische en

christe-lijke filosofie. De Hartog stelt onder meer mogelijkhedendat het 'algebeuren' bijv. is `ontstaan uit de Goddelijkewil, die zich dan absoluut toeval lig verhief' (40, bl. 116).

In de vorige § hebben we gezien dat we over toevallig-heid slechts kunnen spreken bij een gebeuren dat onderde wet is gesteld en niet bij de Goddelijke wil, die nietaan de wet onderworpen is. Op deze wijze verliest DeHartog zich in zinloze speculaties.

Zo meent hij te doorzien `dat, als er eengrondstoffelij-ke wereld zijn moet. deze wereld de best denkbare zoude

zijn' (t.a.p., bl. 33).Zelf verwijst hij in dit verband naar Leibniz die, zoals

we hiervoor hebben gezien, in zijn beschouwingen Godstelde onder de wet.

En waarom komt deze wereld hem de best denkbarevoor? Hij meent: 'En zo is deze duistere, harde wereld-gang daar, opdat wij daardoor veroveren zouden levens-

Page 75: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

inhoud, diepte uit lijden, troost uit smart, verheffing uitondergang, bewuste, afgevochten geestesrijkdom uit hetworstelen der natuur.'

`Zander deze wereldnood kon de Eeuwige Zich niet al-dus vol en klaar openbaren. Want, een wereld waar demeeste mogelijkheden tot verwording in zijn, is tevens eenwereld waaruit de meeste mogelijkheden tot eerwinningstammen. En daarom: een kamp is het leven. Slechts deachterblijvers zien het topdoel van de wereldreis niet'(t.a.p., bl. 140).

Als christenen verwerpen wij de gedachte van de zin-loosheid van het zijn en daarmee de constructie van Can-negieter, — doch ook De Hartog heeft zeer beslist het ver-lossende woord in deze niet gesproken. Kan de W.d.W.hier licht ontsteken?

Van Riessen, één van de vertegenwoordigers van dezewijsbegeerte, schrijft dat wij in de filosofie geen antwoordmoeten zoeken op de vraag naar de zin van dit zijn, om-dat de filosofie deze vraag niet kan be antwoorden. De fi-losofie behoeft dit antwoord ook niet te zoeken, want lietis reeds bekend uit een andere bron, n.l. de openbaring(75, bl. 69).

Wat wij weten, door geloof, van de zin is dus niet hetresultaat van wijsgerige bezinning, maar een gegevenvoor de wijsbegeerte.

Het kan duidelijk zijn dat deze stelling voor iedere im-manentiefilosoof onaanvaardbaar is.

Wat is nu voor de W.d.W. de zin van het creatuurlijkzijn? Het antwoord lijkt wat wonderlijk: het creatuurlijkzijn héé f t geen zin, maar het is zin.

Klaarblijkelijk verstaat de W.d.W. onder `zin' toch nogiets anders dan wat wij er in het dagelijks leven mee be-doelen. Wanneer Cannegieter uiteenzet dat dit zijnde,voor zover hij zien kan, doelloos en zinloos is, heeft hij na-

Page 76: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tourlijk dit zijnde in zijn geheel op het oog. Dat dekos-mos er is en dat de mensheid op aarde bestaat zou zonder

76 zin en zonder doel zijn.In het dagelijks leven zien wij wel degelijk en Canne-

gieter met ons, de zinvolheid of zinloosheid van allerlei.Wanneer men honger heeft, heeft liet zin om brood teeten en is het zinloos om een lepel zand in de mond testeken. Wanneer men een horloge opent is het zeker nietzinloos te vragen naar de zin van de onophoudelijk heenen weer slingerende onrust.

Welke zin had het dat Jezus in de geschiedenis van deoverspelige vrouw met de vinger op de grond schrijft?Joh. 8) Misschien heeft Van Rhijn gelijk als hij meent

dat Jezus op deze wijze zijn tegenstanders gelegenheidgeeft zich ongemerkt terug te trekken (74, hl. 67/68); ofwil Jezus hen hiermee doen denken aan Jeremia 17:12/13?

Spreken wij ook niet over woorden die een diepe zinhebben? In het dagelijks leven zijn we dus gewoon vaniets te zeggen dat het zin hééft en nooit zeggen we dat ietszin is. Wanneer de W.d.W. nu juist met veel nadruk hetlaatste leert, begrijpen we dat het hier om veel meer danslechts een terminologisch verschil gaat. We gaan dit na-der bezien.

Van Riessen onderscheidt in het creatuurlijk zijn o.m.het ontstaan, het bestaan en de bestemming van het zijn(75, bl. 70). In dit verband wijst hij op Rom. 11 : 36.'Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle

din-gen.'In het dagelijks leven spreken wij van de zin van dit

zijn in de laatste betekenis wanneer wij er de bestemmingvan zien. Zo kan ook een eenvoudige Christ-gelovige zon-der wijsgerige studie weten dat zijn leven zin heeft en datde zin, de bestemming van zijn leven is: God lief te heb-

Page 77: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ben boven alles en de naaste als zichzelf. Deze zin is doorhem niet ontdekt, maar door God zelf onthuld. En dit isde zin niet slechts van het mensenleven, maar ook de zin 7 7van heel de kosmos: de dienst van God. Zo schrijft danVan Riessen: `De bestemming van de mens en demensheid is met al het geschapene ten diepste de dienstvan God in Zijn schepping. Deze relatie met God is nietanders dan de religieuze verbondenheid met de mens, enin overdrachtelijke zin van al het overige geschapene metGod. Het zinkarakter drukt hier dus uit, dat al het ge-schapene tot Gods eer bestaat' (t.a.p., bl. 72) .

Evenwel, de relatie van het zijn met God komt niet al-leen uit in de bestemming van het zijnde, maar ook in hetontstaan en in het bestaan. Het zijnde is niet van eeuwig-heid en bestaat niet uit en door zichzelf. Het is ontstaandoor een scheppingsdaad van de soevereine God en wordtdoor Hem van ogenblik tot ogenblik in stand gehouden.Het creatuurlijk zijn is door en door afhankelijk zijn.

Wanneer de W.d.W. nu spreekt van het zinkaraktervan de tijdelijke werkelijkheid bedoelt zij daarmee ook ditafhankelijk zijn van het creatuurlijk zijnde aan te duiden.En aangezien het geschapen zijn in alle drie genoemdeopzichten in zijn diepste wezen afh ankelijk zijn is, karak-teriseert de W.d.W. het creatuurlijk zijn met de uit-spraak: het zijn is zin.

Er is dan ook maar één zijn dat geen zinkarakter heeften dat is het absolute, zelfgenoegzame, eeuwige zijn vanGod.

Vraagt men wat voor bezwaar de W.d.W. heeft om tespreken van het creatuurlijk zijn dat zin hééft, dan stuitmen op de volgende achtergrond: in de wijsbegeerte issteeds sprake geweest van een substantie, een zelfstandig-heid. Neem dit letterlijk: een zelf-standig-heid is een zijn-de dat op zichzelf, onafhankelijk van iets of iemand an-

Page 78: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ders kan bestaan ( vgl. bl. 263) . En over dit zelfstandigzijnde kan men twisten of het al of niet zin hééft.

78 De gedachte aan zo'n substan tie is voor een christelijkewijsbegeerte echter onaanvaardbaar. Daarom schrijftVan Riessen: `De zin is niet als een doel, dat 't een of an-der heeft, want dan is iets dergelijks als een zijnsrest tochweer onttrokken aan het zinkarakter. Dan wordt deze resttoch weer tot een zelfstandigheid, iets wat in zichzelf kanbestaan' (t.a.p., h1. 70).

Het volgende kan dit wellicht i llustreren. Op een boe-renerf is op een hoge mast een wagenrad horizontaal op-gesteld. Hierop ligt, op eigenaardige wijze geordend, eenhoeveelheid takken. Wie geen vreemdeling in Holland isherkent dit meteen als een ooievaarsnest.

Het kan toch wel heel duidelijk zijn dat dit voorwerpgeen bestand heeft in zichzelf en uit zichzelf niet kan wor-den verklaard. Het zijn hiervan is zowel in zijn ontstaan,bestaan en bestemming door en door afhankelijk zijn; hetstaat immers geheel in relatie tot het leven van de ooie-vaar.

Mocht iemand opmerken: het is een stapel takken, diedoor de ooievaar als nest kan worden benut, dan gevoelenwe meteen dat hiermee aan het karakter van dit voor-werp geweld wordt aangedaan. Het wordt immers nietslechts als nest gebruikt, maar het is een nest. Als zodanigwerd het reeds door de vogels gebouwd (de afhankelijk-heid van het ontstaan).

Dit nest-zijn is niet een zin, die wij aan dit zijn 'hech-ten', neen, dit nest-zijn is de zin, de bestaanswijze van ditzijn. Dit zijn is zin tot in merg en been. Zin en zijn vallengeheel samen.

Ook wanneer in het vroege voorjaar dit ding nog leegen verlaten staat en zijn functie in het vogelleven niet ac-tueel aan de dag treedt, kunnen wij zijn bestaan toch nietanders karakteriseren dan als nest-zijn en wij gevoelen dat

Page 79: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de terugkeer van de ooievaars de actualisering van dezesluimerende bestemming met zich zal meebrengen.

Zoals nu het zijn van dit vogelnest in alle drie genoem- 79de opzichten onzelfgenoegzaam blijkt en buiten en bovenzichzelf uitwijst naar iets waarvan het afhankelijk is, zo ishet met alles wat tot deze tijdelijke werkelijkheid behoort.Zo is het met de individualiteitsstructuren, die elkanderonderstellen (hoe zouden we enig idee van de typischmannelijke structuur van een wezen kunnen hebben, zon-der dat er een vrouwelijk individu tegenover stond?), —zo is het met de structuren der modale aspecten, die, zoalswe nog zullen zien, zowel naar elkander vooruit-, als naarelkander terugwijzen. Zo is het met de structuur van hetgeschapene in zijn geheel, die boven zichzelf uitwijst naarGod, de Schepper.

En nog is hiermee de beschrijving van het zinkarakterder tijdelijke werkelijkheid niet uitgeput. De W.d.W. wijstnog op een zeer belangrijk element hierin, n.l. de zindyna-miek.

Wij mogen ons het afhankelijk bestaan, waarvan hier-boven sprake was, niet star en statisch voorstellen. Hetbestaan van het ooievaarsnest was duidelijk een bestemdbestaan, dat op actualisering wachtte.

Wanneer iemand in een la mijn bloemzaden, netjes ge-sorteerd in zakjes, ziet liggen dan beseft hij, misschienonuitgesproken en onbewust, dat in het zijn van dezezaden de bestemming ligt besloten om straks tot ontwik-keling te komen.

Zo speuren we overal in deze werkelijkheid, die sindsde schepping door een kosmisch wordingsproces gewor-den is tot wat zij nu is, de mogelijkheid en de roep totverdere ontdekking, ontplooiing, ontsluiting, actualise-ring, ook door menselijke cultuurarbeid. Helaas kan dezemenselijke arbeid door de zonde de schepping niet meertot haar werkelijke, volle bestemming brengen: het heil

Page 80: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van de naaste en de liefdedienst, de eer en de lof vanGod.

10. De onherleidbaarheid der modale aspecten

Na het voorgaande kan nu een bepaalde terminologiein de W.d.W. duidelijk zijn. Zo worden de modaliteiten,die bepaalde aspecten of kanten (zijden) van het crea-tuurlijk zinde zijn, ook aangeduid als zinzijden, dat wildus zeggen: zijden van het onzelfgenoegzame, afhankelij-ke, boven zichzelf uitwijzende, dynamische zijn. Degrenzen tussen de modale aspecten kunnen daaromzingrenzen worden genoemd.

Verder wordt er gesproken van zintotaliteit en zinver-scheidenheid en de structuur van dit creatuurlijk zijndeheet zinstructuur. Datgene waardoor een zinzijde wordtgekarakteriseerd, gekwalificeerd, is haar zinkern.

Over deze zinzijden nu leert de W.d.W., dat ze onder-ling onherleidbaar zijn. Onder deze voorwaarde natuur-lijk, dat ze werkelijk zuiver in de kosmische wetsorde zijnonderscheiden.

Het ruimtelijk aspect, hoe nauw ook verbonden methet arithmetische (het 'getallige') is daaruit niet te ver-staan, noch te verklaren.

Zo spoedig zou blijken, dat één der zinzijden wel toteen andere zou kunnen worden herleid, zou deze als va-riant van de ander moeten worden beschouwd en uit derij moeten verdwijnen.

Zo is de mening verkondigd, dat het geloofsaspect tothet sensitieve aspect zou zijn te herleiden. `Daarvan,'schrijft Dooyeweerd, `is wel het meest afschrikwekkendvoorbeeld de poging van S. Freud, om de door hem op detraditionele wijze met de `religie' vereenzelvigde geloofs-functie langs psychoanalytische weg te verklaren als dealgemeen menselijke dwangneurose, welke zou ontsprin-gen uit het infantiel `Ödipuscomplex', de `Vaterbezieh-

Page 81: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ung'. De primitieve mens zou n.l. aan de natuurkrach-ten `vader-karakter' toekennen en ze vergoddelijken, ge-lijk het kind zijn vader tot `God' verheft. De tegelijk ge- 81vreesde en bewonderde vader zou dan het oer-beeld zijnvan iedere godengestalte. `Vadercomplex' enerzijds, hul-peloosheid en behoefte aan bescherming anderzijds zou-den in de `oorsprong aller religie' ten nauwste verbondenzijn en alle geloofsleren dragen zo het karakter der 'illu-sie' in zich' (17, bl. 242) .

Dooyeweerd voegt hier aan toe: `Dat deze gehele`theorie' de onherleidbare transcendentale zin van het ge-loof reeds onderstelt, is blijkbaar tot de schrijver nietdoorgedrongen.'

Deze laatste uitspraak is op deze hoogte van onze uit-eenzettingen nog niet te begrijpen. We komen er in § 18op terug.

Oppervlakkig gezien schijnt de onherleidbaarheid vanhet organisch levensaspect in een kritiek stadium te zijngekomen. In de vaste overtuiging, dat levende organis-men langs fysisch-chemische weg uit levenloze materiezijn ontstaan en de levensverschijnselen dus tot fysisch-chemische processen zouden zijn te herleiden, wordt errusteloos door natuuronderzoekers gezocht naar de oplos-sing van het levensraadsel. Er worden hypothesen opge-steld om deze abiogenesis (de wording van organisch le-ven uit wat niet leeft) aannemelijk te maken. Er wordtgeëxperimenteerd met als uiteinde lijk doel langs fysisch-chemische weg een eenvoudig levend organisme samen testellen en het overgrote deel der natuuronderzoekers is demode-overtuiging toegedaan, dat dit, althans in principe,mogelijk is (48, § 22).

En wanneer de uitslag van dit onderzoek in de toe-komst positief zou uitvallen? Dooyeweerd geeft ten ant-woord: `Ik voor mij zou in dit geval zeggen: Wij hebben

Page 82: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

te capituleren voor de feiten, omdat onze wijsgerige theo-rieën daarmede niet in overeenstemming blijken te zijn'

8 2 (29, bl. 129).Intussen acht hij het in principe uitgesloten, dat ge-

noemd streven zou kunnen gelukken. Naar onze overtui-ging terecht. Het is immers opmerkelijk, dat bij de virus-sen de vraag wordt gesteld of deze leven of niet leven. Bijdeze vraagstelling gaat men er reeds bewust of onbewustvan uit, dat er een principieel onderscheid bestaat tussenhet levenloze en de levende organismen. Was er een gelei-delijke overgang, dan zou men zich tevreden kunnenstellen met de bewering: virussen leven een beetje.

Het is opvallend, wanneer men met wetenschappelijkeonderzoekers spreekt en van iets beweert, dat dit nooit zalkunnen gelukken of nooit te verklaren zal zijn, — menmeestentijds ten antwoord krijgt: het is nog niet gelukt,het is nog niet verklaard.

Hier staat het `nog niet' van de één tegenover het'nooit' van de ander. Beide antwoorden hebben soms hunrecht.

In 1908 besprak Le Roy reeds de vraag of het mogelijkis een voorwerp als een satelliet in een baan om de aardete brengen. Hij zette uiteen, dat het al of niet gelukkenenkel afhankelijk is van de snelheid, die men aan hetvoorwerp kan meedelen en berekende, dat de snelheid20-maal zo groot zou moeten zijn als het `moderne ge-schut' uit die dagen aan zijn projectielen kon geven (76,bl. 273/274).

In die tijd was er alle reden om te beweren: een satel-liet om de aarde brengen kunnen we `nog niet'. Immers,wie met grote kracht een steen wegslingert, is in principereeds op de goede weg. Schiet men een pijl van de boog,dan is men weer een stap verder en met het afvuren vanen kanon is zelfs een sprong vooruit gemaakt. Door nieu-

Page 83: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

we uitvindingen kunnen deze snelheden in de loop derjaren worden opgevoerd tot de vereiste snelheid is bereikt.Dit gebeurde dan ook in 1957, toen de eerste kunstmaan 83om de aarde cirkelde.

Zo kan men nu ook op de vraag, of het lukken kan eenmens levend op de maan te brengen, met goede grondantwoorden: `nog niet,' — want de moeilijkheden, die zichvoordoen, zijn ten dele reeds opgelost en de overige zijn,naar het zich laat aanzien, ook in principe oplosbaar.Men is op de goede weg en nadert steeds meer het doel. I

In deze gevallen kan men allen met het `nog niet'vrede hebben.

Nu een andere vraag: kan men met een thermometerde luchtdruk meten? Neen.

En in de toekomst? De thermometers zijn al zoveel ver-beterd na de uitvinding van de eerste. Wie weet tot welkeen geraffineerde verfijning men in de toekomst zal kun-nen komen.

Toch blijft het eenstemmig antwoord: het zal nooitkunnen. Luchtdruk is niet te herleiden tot temperatuur.

Na deze beide voorbeelden kan het duidelijk zijn watde bedoeling was van de vraag aan een hersenanatoom: ishet denken te verklaren uit de hersenwerking? Diens ant-woord luidde: nog niet, — terwijl de W.d.W. zal antwoor-den: nooit.

Het eerste antwoord zou meer aannemelijk klinken,wanneer men, door het moderne hersenonderzoek,klaarblijkelijk reeds een eind gevorderd w as met de ver-klaring van het verschijnsel `denken'.

Nu is het toch wel zeer merkwaardig, dat men, na al degrote vorderingen van het hersenonderzoek, nog geen

1 ) Intussen is het zover. In de vroege morgen van 21 juli 1969betraden de Amerikaanse astronauten Armstrong en Aldrin alseersten de maan.

Page 84: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

duimbreed gevorderd is op de weg naar de ontraadselingvan het mysterieuze verschijnsel van het menselijk

84 denken.Het staat vast., dat een normale hersenwerking een

noodzakelijke voorwaarde is voor het goed kunnen func-tioneren van het denken, maar dit logisch gekwalificeerdedenken is in principe niet tot de fysisch-chemisch gekwali-ficeerde processen in de hersenen te herleiden.

Evenmin is het sensitief gekwalificeerde verschijnsel`zien' tot zulke processen in oog, oogzenuw en hersenen teherleiden. Ook wanneer het zou gelukken (wat niet voorde hand ligt) de onvoorstelbaar ingewikkelde bouw vandeze organen geheel 'door' te krijgen, dan zou het won-derbaarlijke verschijnsel 'zien' nog even onbegrijpelijkblijven.

Wanneer iets uit niets anders bestaat dan uit bewegen-de stoffelijke deeltjes, atomen of wat ook, dan kan hieruitnooit iets anders voortkomen dan een andere groeperingvan diezelfde bewegende deeltjes. Maar nooit kan uit zo'ngroepering of beweging van stofdeeltjes iets ontstaan, datwe 'pijn' noemen of 'vreugde', `verdriet', `denken',`zien' of `horen'.

Deze bewustzijnsverschijnselen zijn in wezen noch be-weging, noch groepering van atomen, maar iets van prin-cipieel andere aard dan fysisch-chemisch gekwalificeerdeverschijnselen.

Van een dergelijke bewering staat een gelovig evolutio-nist pur sang wat vreemd te kijken. Immers, op de aarde,die, naar berekeningen van fysici, een ouderdom moethebben van 2 3 miljard jaar, w as aanvankelijk geen or-ganisch leven aanwezig. In en uit deze levenloze materiemoeten zo I à 2 miljard jaar geleden levende organismenzijn ontstaan en deze zijn door een langdurig proces vanevolutie geworden tot de huidige planten, dieren, mensen.

Page 85: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Naar de mening van deze evolutionist, die loochent,dat achter dit wordingsproces God, de Schepper, staat, is,wat hierboven werd gezegd, door de feitelijke gang der 8 5gebeurtenissen reeds weerlegd. Het organisch leven moetuit de levenloze materie voortgekomen en daaruit dusverklaarbaar zijn, zo ook het sensitieve uit de organischelevensverschijnselen en het geloof uit de sensitieve ver-schijnselen.

Dooyeweerd ontkent een ontwikkelingsgang niet. Ookhij spreekt van het grote kosmische wordingsproces ensluit het ontstaan van de mens hiervan niet uit. `Is ookde mens zelve niet na een langdurig ontwikkelingsprocesvan de aarde en van de planten- en dierenwereld op hetwereldtoneel verschenen? En is de moderne cultuurmensniet sterk verschillend van de uitgesto rven mensenrassen,waarvan men de fossiele resten heeft opgegraven? .. .Zijn er niet overgangsvormen tussen mens en dier, die hetwaarschijnlijk maken, dat de mens van dierlijke afstam-ming is?' (34, bl. 238) .

Intussen verheelt Dooyeweerd niet, dat hier toch welgrote moeilijkheden liggen voor de leer van de onderlingeonherleidbaarheid der modale aspecten. Het komt mijvoor, dat deze moeilijkheden hun oorsprong vinden in deleer van de W.d.W., dat `in den beginne' de kosmischetijd met alle werkelijkheidsaspecten door God is ge-schapen. De tijdelijke werkelijkheid van nu zou door eenalles omvattend wordingsproces in de tijd zijn voortgeko-men uit wat niet in de tijd is geschapen.

Al deze aspecten traden niet meteen aan de dag. Wijkunnen ons goed indenken dat deze werkelijkheid, voor erlevende organismen waren, reeds onderworpen was aande wetten voor het arithmetische, het ruimtelijke, het ki-nematische en het fysisch-chemische gesteld. Ook wel, datde zichtbaarheid en de analyseerbaarheid van het toen inde tijd bestaande wel aanwezig waren, maar bij de komst

Page 86: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van het dier. resp. van de mens p as aan de dag traden,zoals bijv. de juridische zinzijde van de individualiteits-

86 structuur van de maan pas onloochenbaar reëel zalblijken, wanneer er in de toekomst mogelijk gehandeld zalmoeten worden over de landingsrechten van verschillendevolken.

Te verstaan is nu de uitspraak van Dooyeweerd over`de zinvolle ontplooiing van onze wereld in het grote kos-mische wordingsproces, waarin de aspecten eerst succes-sief binnen steeds nieuwe individualiteitsstructuren totontsluiting komen in antwoord op het goddelijk schep-pingswoord, en waarin ook de centrale betrokkenheid dertijdelijke werkelijkheid op het mense lijk ik eerst bij deverschijning van de mens op aarde openbaar wordt' (30,hi. 138).

Nu komt echter de moei li jkheid wanneer we vragen:op welke wijze was het organisch levensaspect aanwezigin de tijd toen er nog geen organismen op aarde beston-den en op welke wijze zijn de eerste organismen, waarinhet levensaspect waarneembaar wordt, uit de reeds be-staande, levenloze materie `geworden'?

Een analoge moeilijkheid treedt ook op waar het gaatover de eventueel dierlijke afstamming van de mens.

Begrijpelijk dat Dooyeweerd streng onderscheid maakttussen het zonder meer ontstaan van het levende uit hetlevenloze, het ontstaan van de mens uit het dier en aan deandere zijde het openbaar worden van het levensaspectvia de levenloze materie en de wording van de mens viaeen dierlijke lijn.

Met deze belangrijke onderscheiding is evenwel ge-noemde moeilijkheid niet opgelost. Heeft misschien J. M.Spier in zijn kritiek op Lever het verlossende woord ge-sproken door het scheppen van God te onderscheiden inscheppend roepen. scheppend ordenen en scheppend

Page 87: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zorgen, — waarbij de beide laatstgenoemde plaatsvindenin de tijd? (82, bl. 45/46).

Het scheppend roepen (niet in de tijd) zou nog niet 87alle aspecten tot aanzijn hebben gebracht. De overige ver-schijnen pas door het scheppend zorgen.

Dooyeweerd moet deze voorste lling beslist verwerpen,omdat dit niet te rijmen valt met zijn leer van de kosmi-sche tijd (§ 21), die vanaf het begin reeds alle aspectenmoet hebben bezeten (29, bl. 117/118).

Ook de gedachten van Lever in diens werk `Creatie enEvolutie' (55) over het ontstaan van het eerste leven envan de eerste mensen op aarde acht hij niet aanvaard-baar. Tenslotte erkent Dooyeweerd tegenover deze 'op-lossingen' geen betere hypothese te kunnen stellen.

`Maar wanneer het zo zou zijn, dat wij hier voor degrenzen der menselijke ervaringskennis staan, die we al-leen langs de weg van oncontroleerbare en in de grondzin-loze speculaties kunnen overschrijden, dan zou ik wil-len volhouden dat het standpunt der docta ignorantia be-ter is dan elke speculatieve hypothese' (29, bl. 157) .

Intussen blijkt uit dit alles wel, dat Dooyeweerd, on-danks onopgeloste moeilijkheden, de leer van de onderlin-ge onherleidbaarheid der aspecten onverkort handhaaft,ook voor het levensaspect.

We zullen zien waarom deze onherleidbaarheid derwetskringen `soevereiniteit in eigen kring' wordt ge-noemd.

Page 88: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

11. Soevereiniteit in eigen kring

In het begin van 1816 werd door koning Willem I het'Algemeen Reglement voor het bestuur der HervormdeKerk' bij Koninklijk Besluit, ondanks vele protesten (38,bl. 104), aan deze kerk opgelegd, zonder dat deze vorst erenige notie van had dat hij met een derge lijke maatregelzijn bevoegdheid verre te buiten ging, — ook zonder enigvermoeden, dat dit reglement strijdig was met het wezender kerk en daardoor rampzalige gevolgen voor haarmoest meebrengen.

Kerkscheuringen en afscheidingen komen ons ook indeze tijd helaas niet vreemd voor, maar dat de Afge-scheidenen van 1834 van 's konings wege werden gestraftmet boeten, inkwartiering en gevangenschap, is voor onseen verbijste rende zaak geworden.

Toen in de jaren dertig onze regering de Nederlandsehuisvrouwen verbood met behulp van goedkope ingre-diënten zelf boter te bereiden, verzuchtte menige huis-moeder: Ben ik clan geen baas meer in mijn eigenkeuken?

Wij, die er van overtuigd zijn dat ouders het recht heb-ben hun kinderen op te voeden in eigen geest, huiverenvan de praktijken in de communistische landen, waar destaat aan de opgroeiende jeugd o.a. via de school haarwereldbeschouwing wil opdringen.

Met deze voorbeelden zijn we reeds een heel eind opweg om te begrijpen wat Dr. A. Kuyper bedoeld heeftmet zijn leer van de 'Soevereiniteit in eigen kring'. In1880 opende hij de Vrije Universiteit met een beroemdgeworden rede over dit onderwerp.

Hierboven werden samenlevingskringen als staat, kerk,

Page 89: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

school en gezin genoemd, die individualiteitsstructurenbezitten, welker aard pas later ter bespreking aan de ordekomt, maar die hier terloops reeds worden genoemd om 89duidelijk te maken wat Kuyper heeft bedoeld met de soe-vereiniteit in eigen kring.

God, de volstrekte Soeverein, heeft ook voor elke kringin de samenleving haar eigengeaarde levenswetten gege-ven waarnaar deze behoren te leven. Niet alleen de staat,maar ook de kerk, het gezin, de school, het bedrijf, dewetenschap, de kunst, enz. zijn soeverein op eigen gebied,in eigen kring. En deze soevereiniteit, dit gezag om teheersen op eigen terrein ontlenen de laatstgenoemde ter-reinen niet aan het staatsgezag, maar rechtstreeks aan hetgoddelijk gezag. Zij zijn dan ook niet aan de staat, maaraan God verantwoording schuldig voor de uitoefeningvan dit gezag, voorzover ze dit uitoefenen in overeenstem-ming met de innerlijke aard daarvan en zich binnen deinterne sfeer van hun gezagssfeer bewegen.`Zonder Souvereiniteit in eigen kring', zegt Kuyper inzijn genoemde rede, `is de Staatsmacht onbepaald ge-biedend; beschikkend over de personen, over hun leven,over hun rechten, over hun consciëntie, tot zelfs over hungeloof' (54, bl. 9/10).

Zo betoogde Kuyper, dat bij de uitoefening van zijnmacht de staat de grenzen van zijn bevoegdheid, hemdoor de Schepper gesteld, niet mag overschrijden. En ditgeldt niet alleen voor de staat. Ook andere kringenkunnen hun bevoegdheid te buiten gaan en trachten teheersen buiten hun gebied. Heeft niet de kerk soms haarmacht misbruikt ter overheersing van de staat? De beken-de bul `Unam Sanctam' van Paus Bonifatius VII (1302)leert onomwonden dat de wereldlijke autoriteit aan degeestelijkheid onderworpen is. Het wereldlijk zwaardwordt door koningen en krijgs lieden gehanteerd, `dochnaar de wil des priesters en zolang deze het duldt.'

Page 90: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De strijd tussen keizer en paus (Hendrik IV en Hilde-brand) was reeds eerder een gevolg geweest van de

90 machtsusurpatie van de kerk.Misschien komt bij iemand de gedachte op: ja, maar in

die middeleeuwen lagen immers allerlei verhoudingen an-ders dan nu.

Inderdaad. Daar waren bijv. de gilden, die als 'broe-derschappen' haar leden totalitair naar alle levensverhou-dingen omvatten, die soms zelfs over zelfstandige zwaard-macht beschikten en mede een oorspronkelijk overheids-gezag over hun onderhorigen uitoefenden.

We zullen later zien dat het hier volgens Dooyeweerdgaat over ongedifferentieerde gemeenschappen, waarinde soevereiniteit in eigen kring nog niet tot haar rechtkon komen (34, bl. 261) .

Hoe men ook over de soevereiniteit in eigen kring pasin de loop der jaren tot helderheid kon komen blijkt uithet feit, dat Groen van Prinsterer nog maar zeer ten delehiervoor oog heeft gehad en men aanvankelijk nog meen-de dat bijv. ook provincie en gemeente zich tegenover hetstaatsgeheel zouden kunnen beroepen op deze soevereini-teit in eigen k ri ng. Ook Kuyper noemt in zijn rede in ditverband de burgerlijke gemeente (bI. 29) en de 'polder-kringen' (hl. 15).

Dooyeweerd zet uiteen dat dit ten onrechte is. Watprovinciale, en gemeentebesturen in de loop der historieaan zelfstandigheid hebben behouden ten opzichte van delandsregering is een zekere mate van autonomie. Maardit is geheel iets anders dan soevereiniteit in eigen kring.

Provincie en gemeente zijn naar hun aard organischedelen van het staatsgeheel. Onder bepaalde omstandighe-den kan clan ook deze autonomie verder worden inge-perkt zonder dat de staat hiermee zijn bevoegdheid tebuiten gaat. Kerk. gezin, school, bedrijf, enz. zijn van

Page 91: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Gods wege toebedeeld met een principieel andere geaard-heid dan de staat en kunnen niet tot onderdelen van destaat worden herleid.

Dooyeweerd acht het dan ook noodzakelijk `het in descheppingsorde geworteld beginsel der souvereiniteit in ei-gen kring scherp te onderscheiden van het bloot staatkun-dig beginsel der autonomie' (34, bl. 254).

In de vorige § maakten we kennis met de eigengeaard-heid van de modaliteiten, die elk voor zich een eigenkring van specifieke wetten van de Schepper hebben ont-vangen, zodat het niet mogelijk is het ene modale aspecttot het andere te herleiden. Welnu, ook dit is in wezen desoevereiniteit in eigen (wets)kring.

Kuyper had zelf reeds een eerste schrede op deze weggezet, door naast de gebieden `des persoonlijken, des hui-selijken, des wetenschappelijken, des maatschappelijkenen des kerkelijken levens', waarvoor de soevereiniteit ineigen kring geldt, ook te noemen: `Een gebied desdenkens, waarop geen andere wet dan die der logica magheersen. Een gebied van de consciëntie, waarop niemandte gebieden heeft dan de Heilige zelf. Een gebied einde-lijk des geloofs, binnen welks omtrek alleen de persoonzelf Souverein is, die in het diepst zijns wezens door ditgeloof zich wijdt' (54, bl. 11/12).

Deze leer van de soevereiniteit in eigen kring, doorKuyper zo sterk naar voren gebracht, is door de W.d.W.overgenomen en uitgebouwd tot een leer van universelebetekenis, die we in het vervolg nog nader zullen lerenkennen.

Wel moet hierbij worden opgemerkt, dat Dooyeweerdhet tegenwoordig beter acht de Kuyperiaanse term 'soe-vereiniteit in eigen kring' uitsluitend te gebruiken waarhet de samenlevingsverhoudingen betreft. Ten aanzien

Page 92: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van de modale aspecten geeft hij de voorkeur aan dekenschetsing: 'onderlinge onherleidbaarheid'.

9 2§ 12. De volgorde der modale aspecten

en hun zinkennen

De aspecten, die aan al het concrete in de tijdelijkewerkelijkheid kunnen worden onderscheiden, komen nooitgescheiden voor, maar hangen onafscheidelijk en innigsamen. Ook het vóór-theoretisch denken heeft hier welweet van.

Wanneer we over deze modale aspecten iets naderswillen te weten komen, m.a.w. wanneer het

vóór-theore-tisch denken tot theoretisch denken wordt verdiept,stellen we ze uiteen (in gedachten) om hun eigen aard teonderzoeken en te ontdekken wat nu eigenlijk het wezen-lijke is van ieder aspect, waardoor dit van de andere moetworden onderscheiden en waardoor dit niet tot een anderherleidbaar is. Wij kunnen het ook zo zeggen: waardoorin elke modaliteit de soevereiniteit in eigen kring wordtgehandhaafd.

Dit uiteenstellen en bestuderen van de aspecten afzon-derlijk berust op een verregaande theoretische abstractie.

Als eerste vraag komt nu aan de orde: om welke redenzijn de modale aspecten in de volgorde geplaatst, die wehiervoor reeds meermalen hebben vermeld, van het

arith-metische tot en met het pistische?In § 10 is uiteengezet hoe het zien, dat sensitief en het

theoretisch denken, dat logisch gekwalificeerd is, niet her-leidbaar zijn tot de fysisch en biotisch gekwalificeerdeverschijnselen in de betreffende organen. Dit neemt even-wel niet weg dat zien, horen, denken, het normaal func-tioneren van deze fysisch en biotisch gekwalificeerde ver-schijnselen in bedoelde organen als basis, als fundamentniet kunnen ontberen. Worden deze verschijnselen in de

Page 93: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

oogzenuw gestoord, het zien is onmoge lijk, — beschadigde hersenen, het denken kan niet normaal functioneren.

Aan een steen kunnen we opmerken dat het fysische as- 93pect bestaanbaar is zonder het biotische, — het omgekeer-de is echter niet het geval. De fysisch-chemisch gekwalif i-ceerde processen, die een onmisbare rol spelen bijv. bij devoeding en ademhaling van een plant, vormen immerseen fundamentele levensvoorwaarde voor dit organisme.

Tevens merken we in het plantenleven op dat het bioti-sche aspect voor zijn bestaan het sensitieve niet nodigheeft en het leven van een dier getuigt er van dat hetsensitieve wel het biotische als grondslag behoeft.

Op grond hiervan heeft de W.d.W. de 15 modaliteitenniet in een wi llekeurige volgorde geplaatst, maar zo datde aspecten met de lagere nummers de fundering vormenvan die met de hogere nummers. De W.d.W. spreekt indit verband van vroegere en latere aspecten.

We komen hier in aanraking met wat de W.d.W.noemt: de kosmische tijd, waarover we nog wel meerzullen horen. In deze kosmische tijdsorde is het dus zo ge-steld dat de kosmisch vroegere aspecten alle kosmisch la-tere funderen. Deze volgorde is onomkeerbaar.

De funderende modale aspecten worden substraat-kringen genoemd en de gefundeerde aspecten zijn dan desuperstraatkringen ten opzichte van de funderende. Hethistorische aspect is dus superstraatkring t.o.v. de hemvoorafgaande aspecten, die zijn substraatkringen zijn.Bovendien is het ook een funderende, dus substraatkring,t.o.v. de op hem volgende aspecten.

Het is duidelijk dat het eerste aspect, het arithmetische,geen substraatkring en het laatste, het pistische, geensu-perstraatkring bezit. Deze beide worden grenskringen ge-noemd.

Bij ons wijsgerig bezig zijn, dat tot inhoud heeft de

Page 94: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

structuur van het geschapene te onderscheiden en hetdaaraan onderworpene systematisch te beschrijven, is al-lerlei van deze zinstructuur nu reeds aan het licht ge-komen, o.a. de onderscheiding en de volgorde der modali-teiten in de kosmische tijd. Thans is aan de orde een be-schrijving van de structuur van deze modale aspectenzelf.

Elk aspect heeft zijn eigen min of meer ingewikkeldestructuur maar toch valt er over deze verschillende struc-turen iets gemeenschappelijks te zeggen. Binnen elk aspectkan n.l. het wezenlijke worden aangewezen, dat voor dezemodaliteit karakteriserend is. De W.d.W. noemt dit dezinkern. Alles wat zich binnen een bepaald aspect af-speelt wordt door de zinkern van deze zinzijde gekwalifi-ceerd.

Voor we onze uiteenzettingen vervolgen zij er nogmaalsmet nadruk op gewezen dat dingen, planten, dieren, han-

delingen, gebeurtenissen, samenlevingsverhoudingen, enz.een concreet iets, een wat zijn, — de aspecten van deze em-pirische werkelijkheid en van de mense lijke ervaring hier-van daarentegen zijn een hoe, een wijze waarop, een mo-dus quo.

Wanneer in het voorjaar de bomen uitbotten ervarenwij dit als een natuurverschijnsel dat van principieel an-dere aard is dan de zware roestvorming op een oudijzeren hek. Dit hek is een aspect minder rijk dan debomen, het mist het biotische aspect.

Wat is nu de kern, de zinkern, die het wezenlijke vandit biotische aspect uitmaakt? Ook de vóór-wetenschappe-lijke ervaring heeft hier weet van, — men zegt immers: inde boom zit leven, in het hek niet.

Hiermee is wel de zinkern getroffen, maar dit substan-tief `leven' kan weer het misverstand doen ontstaan dathet een concreet iets betreft. Misschien ware het daarom

Page 95: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

beter te spreken van het vitale. Hier d reigt dan wellichtweer het gevaar dat men zou denken dat de W.d.W. par-tij gekozen zou hebben in de oude strijd tussen vitalisten 95en mechanisten (47, § 19/20), terwijl Dooyeweerd juisthun probleemstelling onjuist acht.

Het organisch leven is onherleidbaar, ondefinieerbaar,onwaarneembaar en derhalve voor wetenschappelijk on-derzoek ontoegankelijk.

Dit leven evenwel manifesteert zich in allerlei specifie-ke verschijnselen in plant en dier, die we daarom levens-verschijnselen noemen. Hierop heeft het natuurweten-schappelijk onderzoek wel vat.

Veel moeilijker is het de onherleidbare zinkern van dehistorische zinzijde op te sporen.

Het resultaat van Dooyeweerds uitvoerige beschou-wingen, die hij in de loop der jaren heeft verscherpt, is,dat hij als de zinkern, die het historisch aspect kwalifi-ceert, aanwijst: vormende macht. Trachten we dit toe telichten.

Het kan zeker niet de taak van de historicus zijn om al-les wat er al zo in het verleden is geschied uit te vorsen ente beschrijven. Mensen werkten, aten en legden zich teslapen, dieren werden geboren, trokken op roof uit enstierven, bomen werden ontworteld door de storm en on-weersbuien ontl astten zich. Het overgrote deel van dit al-les is echter voor de historicus volkomen irrelevant.

Alle concrete dingen en gebeurtenissen in de empirischewerkelijkheid, ook die uit het verleden, fungeren op éénof andere wijze in alle modale aspecten. De historicus nuis slechts geïnteresseerd in het historisch aspect. Een nieu-we beperking van zijn onderzoek is dat slechts die hande-lingen en gebeurtenissen zijn studie waard zijn, die doordit aspect worden gekwalificeerd.

In 1815 werd in een achterbuurt van één of andere

Page 96: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

grote stad een rel ontketend. De buurtbewoners raaktenslaags, er vloeide bloed, er vielen doden. In hetzelfde jaar

96 vond in verhevigde mate iets dergelijks plaats bij Water-loo.

Deze gebeurtenissen hebben veel overeenkomst, maarhet verschil is dat bij Waterloo geschiedenis werd `ge-maakt', zoals eon bekende uitdrukking luidt en de vecht-partij in die stad was historisch irrelev ant.

Geschiedenis `maken' in de zin van `scheppen' kanniemand, zegt Dooyeweerd en daarom spreekt hij vanhistorie vormen. Er is immers een zekere situatie vooraf-gegaan, die nu op een bepaalde wijze wordt gevormd ofontwikkeld. Persoonlijkheden als Caesar, Paulus, Galilei,Luther en Calvijn. Rembrandt, Napoleon en zovele an

-deren zijn historievormers geweest. Ook bij de uitvindingvan de boekdrukkunst treedt de historievormende beteke-nis en dus het historisch aspect van deze gebeurtenis sterkop de voorgrond.

Vormgeving treffen we ook wel aan in de dierenwe-reld: de vogel bouwt zijn nest, de spin weeft haar web.Evenwel, dit alles verloopt instinctief naar een vast pa-troon. Daardoor kan een dier nooit als historievormer op-treden.

In het plantenrijk zien we elk jaar weer hoe uit eenzaadje zich een bloeiende plant kan ontwikkelen. Ookdeze wijze van ontwikkeling, die gefundeerd is in

fysisch-chemisch gekwalificeerde processen en door biotische na-tuurwetten wordt beheerst, behoort niet tot het terreinvan onderzoek van de historicus.

Het historische aspect betreft de specifiek culturele wijzevan vormgeving, van ontwikkeling, door de mens. Dooye-weerd verstaat hieronder: een beheersende wijze van

vor-ming van een gegeven aanleg, structuur of toestandtotiets dat zich niet vanzelf ontwikkelt, maar veeleer als`Aufgabe', als taak is voorgesteld en in normatieve vrij-

Page 97: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

heid in het subjectieve proces der vormgeving verwerke-lijkt wordt. `En wanneer het eigenlijk historisch gezichts-punt van de wetenschappelijke geschiedschrijving dat der 97cultuur-ontwikkeling is, dan moet dus de vormendemacht van de mens ook het kernmoment van het histo-risch ervaringsaspect zijn, dat aan het op zich zelve veel-zinnig ontwikkelingsmoment zijn eigenlijk historische zingeeft' (28, bl. 67).

Deze vormende macht als zinkern van de historischezinzijde is geen neutrale aangelegenheid. `Alle macht,'zegt Dooyeweerd, `is in wezen roepingsmacht, die eentaak voor de machthebber insluit'. `Ook het ergste mis-bruik van macht in onze zondige wereld kan de machtzelve niet zondig maken' (t.a.p., bl. 71) .

Uit dit alles volgt dat wat feitelijk is geschied nooit totnorm mag worden verheven, zoals dat helaas, vooralvroeger, nog al eens is voorgekomen. Een argumentatieals: `God heeft onze vaderen naar Indië geleid en watGod hier heeft samengevoegd scheide de mens niet',klinkt ons nu wel wat wonderlijk in de oren.

Intussen zou het niet juist zijn bij de beheersende vor-ming uitsluitend te denken aan wat door sommige grotegeesten onder staats- en krijgslieden, onder mannen vanwetenschap, kunst en techniek, apostelen en profeten,godsdienststichters, enz. is tot stand gebracht. Ook alleheel gewone dagelijkse gebruiksvoorwerpen zijn door

be-wuste vormingsarbeid ontstaan en bezitten derhalve eenhistorische zinzijde.

Overzicht van de zinkernen

Hierboven zijn op slechts zeer summiere wijze enigezinkernen besproken. En toch zou het nog te ver voerendit op dezelfde manier te doen met de zinkernen van alleaspecten. Volledigheidshalve zullen we ze toch even op-sommen en daarna enige korte aantekeningen maken.

Page 98: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Aspecten: Zinkernen:

981. Het arithmetische aspect2. Het ruimtelijke aspect3. Het kinematische aspect4. Het fysische aspect

5. Het biotische aspect6. Het sensitieve aspect7. Het logische aspect

8. Het historische aspect9. Het linguistische aspect

10. Het sociale aspect11. Het economische aspect

12. Het esthetische aspect13. Het juridische aspect14. Het morele aspect

15. Het pistische aspect

discrete hoeveelheidcontinue uitgebreidheidbewegingde energetische wijze van wer-kingleven (het vitale)gevoelde analytische onderscheidings-wijzevormende machtsymbolische betekeningomgangspaarzame wijze van beheer(van schaarse goederen)harmonievergeldingliefde in tijdelijke levensver-houdingengeloof

Wij maken hierbij nog enige korte aantekeningen:Van niet één der aspecten duidt de zinkern een con-

creet iets aan, maar steeds een hoe. Zo mag bijv. bij 2, hetruimtelijke aspect, de continue uitgebreidheid nietwarden vereenzelvigd met de ruimte, die we om ons heenzien. Aan deze sensitief gekwalificeerde ruimte zijn alleaspecten eigen.

3/4. Zoals in § 1 reeds werd opgemerkt heeft Dooye-weerd gemeend een kinematisch aspect te moeten onder-scheiden van het fysische, waarvan hij oorspronkelijk debeweging als zinkern had aangewezen.

Deze nieuwe onderscheiding heeft geen algemene in-stemming bij zijn volgelingen gevonden. Popma erkent degedachtengang van Dooyeweerd in deze niet te kunnenbegrijpen (69, bl. 140) en Van Riessen acht deze beslistonjuist (75, bl. 82).

De kritiek van deze laatste is echter volgens Dooye-weerd niet vol te houden. Fysische beweging is volgenshem een analogie (waarover in de volgende §) van de

Page 99: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

beweging in oorspronkelijke (mathematische) zin, waarinde fysische energie of kracht nog geen rol speelt. Op dezezuivere beweging zou Galileï's definitie van de eenparige 99beweging en het traagheidsprincipe berusten.

6. In plaats van het psychische aspect, zoals het vroe-ger werd genoemd, spreekt Dooyeweerd nu liever van hetsensitieve aspect.

In de psychologie zijn de `Erlebnisse' wel onder-scheiden in drie hoofdklassen kennen, gevoelen en willen.

Dooyeweerd stemt in met psychologen, die het onjuistachten gevoelen te coördineren met de beide aktenkennen en willen. Deze laatste fungeren in alle aspecten(zie bl. 281 e.v.), maar gevoel is een kwaliteit die aan ie-dere " Erlebnis' eigen is.

Evenmin als van de andere zinkernen kan van gevoeleen definitie warden gegeven vanwege zijn onherleidbaar-heid. Bij een plant ontbreekt dit gevoel nog. Ook de prik-kelbaarheid van het Kruidje-roer-mij-niet (Mimosa

pudi-ca) mist het sensitieveaspect. Het slap vallen der bla-deren bij aanraking wordt veroorzaakt doordat cellen eengedeelte van hun vocht uitstoten, o.m. in omliggendeweefsels. Sensitief gekwalificeerde reacties zijn daaren-tegen reeds bij eencellige dieren, bijv. bij Stentor op temerken.

9. Wanneer op een bordje bij een bos lettertekens zijnaangebracht, be-te-ke-nen ze voor een analfabeet niets,maar die symbolen zeggen iemand die kan lezen, dat hijhet bos niet mag betreden. Wanneer zo iemand deze let-tersymbolen omzet in klanksymbolen be-te-ke-nen ze ookvoor een analfabeet dat hij niet verder mag.

Een witte vlag, een rode vlag, verkeersborden, sprekeneen duidelijke `taal' voor hen, die deze symbolen hebbenleren verstaan.

Dierengeluiden evenwel, zoals het geklok waarmee dekloek haar kuikens bij het voedsel roept of de alarmeren-

Page 100: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de schreeuw waarmee een vogel reageert op een naderen-de kat, zijn geen symbolen maar instinctieve signalen,

100 die dus door het sensitieve aspect zijn gekwalificeerd.13. Het woord vergelding heeft op het eerste gehoor

een wat onaangename klank ; ten onrechte. Het omvatveel meer dan alleen de strafvergelding.

Dooyeweerd zegt er van: `De vergeldingszin moet zich,zuiver modaal beschouwd, naar de wetszijde uitdrukkenin een evenwichtige harmonisering van een menigvuldig-heid van belangen onder afweer van iedere excessieve, deoverige rechtsbelangen schadende actualisering van eenbijzonder belang' (17, bl. 89) .

14. Hieronder vallen naastenliefde in humanitaire zin(niet in de centrale religieuze zin van liefde tot de naasteals beelddrager Gods), echtelijke liefde, ouder- en kinder-liefde, liefde tot het vaderland en de geboorteplaats, lief-de tot de natuur, liefde tot bepaalde voorwerpen, waar-heidsliefde, enz.

Ook haatgevoelens zijn slechts bestaanbaar door hetreëel bestaan van het morele aspect.

15. Ten overvloede zij er nog eens aan herinnerd datgeloof niet een specifieke eigenschap is van kerkelijkemensen, zodat er ook mensen zouden zijn bij wie de ge-loofsfunctie ontbreekt. Voor hen zou dan het laatste as-pect vervallen.

Geloof behoort zeer wezenlijk tot de structuur van hetmens-zijn. De inhoud en richting van het geloof zijn ech-ter onder de mensen verschillend. Het geloof kan gerichtzijn op God of op een afgod, in welke moderne vorm danook, en wat de inhoud betreft, de belijdenis: `Ik geloof inGod' — vindt haar antipode in de belijdenis: `Er is geenGod'.

`Met de Boud is het uit' is niet minder een geloofsbelij-denis dan: `Ik geloof de opstanding der doden'.

Wat moeten we nu onder geloof verstaan? De Zuid-

Page 101: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

afrikaanse hoogleraar Stoker omschrijft dit kortweg als`vastigheid van vertroue' (86, bl. 41) .

Dooyeweerd betoogt: `Er is geen wezenlijk geloof, hoe- 101ver het ook van de waarheid moge zijn afgevallen, datniet op ... een Godsopenbaring betrokken is' (34, bl. 89).Daarom zegt hij van het geloof : `Het is in de kern vanzijn zin: laatste zekerheid in de tijd omtrent de VasteGrond van uw leven, in gegrepenheid in het hart van uwbestaan door een openbaring van God als de oorsprongaller dingen' (t.a.p., bl. 88).

De vragen, die hier bij ons rijzen, kunnen pas laterworden beantwoord (§ 18) .

In de voorgaande paragrafen is de onherleidbaarheidder modale aspecten en hun eigen geaardheid zo sterk be-licht, dat hun innige onderlinge vervlochtenheid wat inde schaduw is gekomen. Aan dit laatste zal nu onze spe-ciale aandacht worden gewijd.

§ 13. De analogieën

Het gebeurde wel in onze schooljaren dat we na veelmoeite de oplossing van een meetkundig vraagstukvonden en dat toch de leraar er niet enthousiast over was.Onze oplossing was n.l. te ingewikkeld en door hettrekken van een hulplijn bleek deze zeer eenvoudig.

Waarom gaf ieder toe dat aan de laatste oplossing devoorkeur moest worden gegeven? Was het niet omdatdaarbij heel wat overtollige argumentatie bleef gespaard?Denk-economie zouden we het kunnen noemen. Ook inde natuurkunde wordt een theorie, die de verschijnselenop de eenvoudigste wijze verklaart, de meest geslaagdegenoemd.

Waarom hebben we meer bewondering voor iemand,die op een korte, heldere wijze weet te zeggen wat hij be-doelt, dan voor een ander, die hiervoor een omhaal van

Page 102: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

woorden nodig heeft? Is het niet vanwege de taal-econo-mie?

102 Hier blijken nu telkens twee modale aspecten met el-kaar verweven. In het eerste geval het logische aspect methet economische en in het tweede geval het linguïstischemet het economische.

Ook het oplossen van een meetkundig vraagstuk is eenbezigheid, die functioneert in alle aspecten, maar zijwordt door de logische modaliteit gekwalificeerd. In delogische modaliteit treffen we dus een zinmoment aan,n.l. de logische denkeconomie, dat veel overeenkomst(analogie) vertoont met de besparing, die de zinkern vanhet economische aspect. is. In het linguïstische aspect isevenzeer zo'n analogisch zinmoment te vinden.

De economische analogie, die als zinmoment in dezemodaliteiten voorkomt, is als het ware reeds een vooruit-grijpen (anticipatie) op de zinkern van het economischeaspect, dat ten opzichte van de beide andere een super-straatkring is. Naar origine hoort de besparing in dezelaatste modaliteit thuis, hierin is ze originair. In de ande-re aspecten kan ze wel als zinmoment worden aange-troffen, maar niet in haar oorspronkelijke zin. In de an-dere aspecten blijft de besparing gekarakteriseerd, gekwa-lificeerd, door de zinkernen van die aspecten zelf, diehierdoor de soevereiniteit in eigen kring handhaven.

Zo zijn er ook in de modale aspecten zinmomenten opte 'merken, die analogie vertonen met de zinkernen vanvoorafgaande aspecten.

Wat stuit ons zo tegen de borst in het wraaklied vanLamech: 'Ik sloeg een man dood om mijn wonde, eenknaap om mijn striem; want Kaïn wordt zevenvoudiggewroken, maar Lamech zeven en zeventig maal!' (Gen.4 : 23/24) ?

Is het niet vanwege de wanverhouding tussen de over-treding en de daarop gevolgde strafmaatregelen?

Page 103: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Lezen we nog eenmaal hoe Dooyeweerd schrijft, dat dezinkern van het juridische aspect, n.l. de vergelding, zichnaar de wetszijde uitdrukt als `een evenwichtige harmo- 103nisering van een menigvuldigheid van belangen'.

Hier vinden we in één adem in de juridische modaliteitdrie analogieën, die terugwijzen (retrociperen) naar voor-afgaande, funderende aspecten. Immers is het zinmoment`evenwichtige' een retrocipatie op de zinkern van de eco-nomische modaliteit (besparing) ; `harmonisering' is eenretrocipatie op de zinkern van het esthetische aspect(harmonie) en `menigvuldigheid' wijst terug naar de zin-kern van het getalsaspect. In zijn latere publicaties heeftDooyeweerd anticipaties en retrocipaties onder de naamanalogieën samengevat.

Stoker geeft in enkele volzinnen een hele reeks voor-beelden van analogieën: `Kunsbeweging, historiese bewe-ging, gemoedsbeweging, groeibeweging, ens. in die

estetie-se, historiese, psigiese en biotiese kringe, ens. is verskynselswat heenwys na, retrocipeer op die wetskring van bewe-ging'.

`Kunsgevoel, sedelike gevoel, logiese gevoel, regsgevoel,geloofsblydskap, ekonomiese gevoel, taalgevoel, ens. is al-mal verskynsels in die psigiese kring, wat die estetiese,etiese, logiese, juridiese, pistiese, ekonomiese en

linguistie-se kringe antisipeer' (86, bl. 58).

Ook wat de analogieën betreft vertonen de beidegrenskringen hun eigen aard. Het is immers duidelijk dataan het arithmetische aspect de retrocipaties ontbrekenen aan het pistische de anticipaties.

Ook is het zonder moeite in te zien dat van de 15 mo-daliteiten de eerste kan anticiperen op 14 aspecten, detweede op 13, de veertiende op 1. Met de retrocipaties ishet juist andersom.

Page 104: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dooyeweerd onderscheidt daarom zowel de anticipatiesals de retrocipaties in directe en indirecte, naargelang het

104 analogieën betreft met de zinkern van een al of niet directvoorafgaand of volgend aspect.

Logisch gevoel en rechtsgevoel zijn zinmomenten in hetsensitieve aspect. want ze zijn door de zinkern van dit as-pect gekwalificeerd. Het eerste is een directe, het laatsteeen indirecte anticipatie respectieve lijk op de zinkern vanhet logische en van het juridische aspect.

Zintuiglijk gevoel is een zinmoment in liet sensitieve as-pect, dat direct. -- geloofsleven is een moment in het pis-tisch aspect, dat indirect retrocipeert op de zinkern vanhet biotisch aspect.

Een gevolg hiervan is de meerdere of mindere ingewik-keldheid van de analogieën. Het is n.l. niet mogelijk datbijv. in het juridische aspect een anticipatie zou kunnenworden aangetroffen op de zinkern van de pistische mo-daliteit, die onafhankelijk zou zijn van het tussen hen inliggende morele aspect. Evenmin kan een zinmoment inhet biotische aspect rechtstreeks retrociperen op de zin-kern van het getalsaspect `met voorbijgang' van de drieer tussen liggende aspecten.

Hierdoor heeft Dooyeweerd een tweede onderscheidingopgemerkt, n.l. die tussen enkelvoudige en samengesteldeanalogieën.

De enige analogieën, die enkelvoudig zouden zijn,komen als retrocipaties voor in het ruimtelijk aspect. Hetzijn de zinmomenten van de dimensionaliteit en de groot-te, die rechtstreeks zijn gefundeerd in de zinkern van hetgetalsaspect en enkelvoudig blijven doordat deze zinkernzelf niet met retrociperende analogieën is verwikkeld.

Vanzelfsprekend komt de vraag op waaromDooye-weerd de anticipaties uit de morele modaliteit naar het

geloofsaspect niet enkelvoudig acht te zijn. Dit is een nog

Page 105: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

al wat ingewikkelde zaak, waarvan de behandeling degrenzen van deze inleiding zou overschrijden.

Voorbeeld van een nog niet al te zeer samengestelde 105analogie is de bewegingsruimte als zinmoment in het ki-nematisch aspect. Al is deze analogie direct gefundeerd inde zinkern van het ruimtelijk aspect, toch is zij niet enkel-voudig daar zij tevens retrocipeert op het aan deze zin-kern onlosmakelijk verbonden zinmoment van de dimen-sionaliteit, dat op zijn beurt een retrocipatie is op de zin-kern van het arithmetisch aspect.

Men kan dus niet anders verwachten dan dat de inge-wikkeldheid der analogieën toeneemt met het aantal as

-pecten, dat zich bevindt tussen een bepaalde analogie enhet aspect naar welks zinkern deze analogie anti- of retro-cipeert.

Lichten we dit nog toe aan de hand van een heel ge-woon gebeuren. Een landbouwer rijdt bij avond zonderlicht over zijn weiland en passeert zijn zoon, die voor hemrijdt, aan de rechterkant omdat hem dit beter uitkomt.

We letten nu slechts op het juridisch aspect hiervan. Isde boer strafbaar? Hoe ver reikt de geldigheid van dewettelijk voorgeschreven verkeersregels?

Met deze vraag hebben we in het juridisch aspect eenanalogisch zinmoment getroffen dat retrocipeert op dezinkern van het ruimtelijk aspect. En deze retrocipatiemoet wel bijzonder samengesteld zijn, daar de analogischezin door het intermediair van elk tussenliggend aspect (endat zijn er tien) wordt verrijkt.

Om zijn gedachten over de onderlinge verhouding ende oorsprong van de modale aspecten te verduidelijkengebruikt Dooyeweerd het beeld van een prisma, dat deeenheid van het zonlicht breekt in de door ons waarge-nomen zeven kleuren van het spectrum.

Zoals deze kleuren afhankelijk zijn van het ongebroken

Page 106: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

licht en niet één van deze onafhankelijk van de samen-hang met de andere kan bestaan, terwijl toch ook de ene

106 kleur niet tot de andere te herleiden is, zo zijn de as-pecten, zowel naar hun wetszijde als naar hun subjectszij-de, als zinverscheidenheid `breking en' van de ene onge-deelde zinvolheid.

Het prisma, waardoor deze zinvolheid tot zinver-scheidenheid wordt uiteengelegd, is dan de kosmischetijdsorde.

§ 14. Universaliteit in eigen kring, de -ismen

De W.d.W. leert dus: in iedere modaliteit merken wenaast de zinkern allerlei zinmomenten op, die overeen-komst vertonen met de zinkernen van de overige modaleaspecten. Deze anti- en retrocipaties hebben tot gevolgdat elk aspect als het ware alle andere weerspiegelt. DeW.d.W. noemt dit universaliteit in eigen kring.

`In eigen kring'. -- want in iedere modaliteit worden dezinmomenten op geheel eigen wijze gekwalificeerd doorhaar eigen zinkern, die op deze wijze de soevereiniteit ineigen kring, of liever: haar onherleidbaarheid, handhaaft.

Voor de ware aard van de universaliteit in eigen kringkan de immanentie-filosofie geen oog hebben, doordat zijgeen oog heeft voor de onderlinge onherleidbaarheid deraspecten. Dit kan 'verstrekkende gevolgen hebben.

Een onderzoeker kan n.l. onder de ban komen v an dewetmatigheden, die aan één of meer bepaalde zinzijdenvan de werkelijkheid zijn op te merken, bijv. die der fysi-sche modaliteit. Hij meent hier de sleutel te hebben ge-vonden voor de oplossing van ieder wereldraadsel enschijnbaar past deze sleutel op elk slot. Op deze wijze ont-staan de z.g. -ismen.

Zo schrijft Buchner in zijn bekende boekje `Kracht en

Page 107: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Stof': `Alles wat geschied is en geschieden zal, berust opeen natuurlijke oorzaak, d.i. heeft plaats onder de invloedder samenwerking van stoffen en daarin aanwezige 107krachten, welke van alle eeuwigheid af aanwezig warenen blijven zullen' (6, bl. 51) .

Alles zou dus verklaard kunnen worden door de leervan de enkel met meetkundig-mechanische eigenschappenuitgeruste en enkel volgens mechanische wetten op elkaarinwerkende atomen. Dit is dan de geloofsbelijdenis vandeze materialisten. De wetten aan de fysische modaliteitgesteld worden verabsoluteerd, tot eeuwige wetten van denatuur verklaard en deze wetten beheersen alle andere,niet in hun eigen aard erkende zinzijden.

Bij planten, dieren en mensen zou men te doen hebbenmet een wat meer ingewikkelde samenstelling van de ma-terie, maar ook hier zou het tenslotte om niets andersgaan dan om stoffelijke deeltjes, die zich volgens dezelfdenatuurwetten zouden gedragen. Voor een onherleidbaarbiotisch aspect zou geen plaats zijn, voor een onherleid-baar sensitief aspect evenmin.

Haeckel beweert n.l.: `Het bewustzijn is, evenals de ge-waarwording en de wil der hogere dieren, een werktuige-lijke arbeid van de zenuwcellen en als zodanig terug tevoeren tot scheikundige en natuurkundige processen inhet plasma van deze' (37, bI. 22) .

Natuurlijk is hier heel wat tegen in te brengen, maar inverband met het behandelde onderwerp stellen we slechtsde vraag: hoe komt het, dat het materialisme althans deillusie kan hebben alle verschijnselen te kunnen ontraad-selen? Deze illusie wordt mogelijk gemaakt door de anti-en retrocipaties in de fysische modaliteit, die als analogi-sche zinmomenten verwijzen naar de zinkernen der overi-ge aspecten. Het gaat hier dus om de universaliteit ineigen kring van het fysisch aspect. Door de analogieën indit aspect voor originair te houden ontstond de gedachte,

Page 108: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dat alle overige aspecten tot het fysische konden wordenherleid.

108Natuurlijk wreekt zich deze methode. Andere onder-

zoekers, in het bijzonder gegrepen door het aspect dat zijop hun studieterrein hebben leren kennen, hebben de nei-ging alle andere aspecten tot dit aspect te herleiden.

Daar was onze landgenoot Prof. G. Heymans, bekendpsycholoog en filosoof. Dat het sensitieve (psychische) as-pect zou kunnen worden herleid tot het fysische is voorhem een absurditeit. Hoe zou ooit een verschijnsel alsbijv. pijn kunnen worden herleid tot een beweging vanstoffelijke deeltjes?

Hij betoogt dan ook het tegenovergestelde. De psychi-sche modaliteit wordt door hem verabsoluteerd: het warewezen der dingen zou van psychische aard zijn. Warenvoor Büchner en Haeckel de hersenprocessen de reëlewerkelijkheid en de bewustzijnsverschijnselen slechts eenbijkomend gevolg hiervan, — bij Heymans is het juist an-dersom. De psychische processen zijn nu juist de reëleprocessen en deze `verschijnen' ons als materiële pro-cessen.

Wanneer het wondere beweeg van de hersenatomenslechts de verschijningswijze is van de psychische pro-cessen van het bewustzijn, waarom zal dan het beweegder sterren niet de openbaringswijze zijn van een wereld-bewustzijn? Zo komt Heymans tot de leer der albezield-heid, het psychisch monisme, het geloof, dat de tegenhan-ger vormt van het materie-monisme (uitvoerig verklaardin 47, § 44/45U

De `-ismen wijzen op een verabsolutering van wat be-trekkelijk is: materialisme, biologisme, psychologisme, lo-gicisme, historisme, enz. Als voorbeeld bespreken we nogkort dit laatste.

Page 109: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het historisme is een gevolg van de verabsolutering vanhet historisch aspect der werkelijkheid dat, zoals we reedszagen, als ervaringswijze scherp moet worden onder- 109scheiden van de geschiedenis als het concrete wat derfeiten en gebeurtenissen, die in beginsel in alle aspectenfungeren.

De christelijke kerk is in de loop der historie ontstaanen vertoont dan ook heel duidelijk een historisch aspect.Maar volgens de opvatting van het historisme is het ont-staan en de voortgang van deze kerk ook geheel uit deloop der historie te verklaren; het is niet meer dan eenhistorisch verschijnsel.

Zo hebben sommige onderzoekers gretig gebruik ge-maakt van de boekrollen, gevonden in de grotten vanQumran bij de Dode Zee, om met behulp van deze aan tetonen, dat het christelijk geloof niet berust op openbaring,maar op heel natuurlijke wijze kan worden verklaard uitde geloofsvoorstellingen van de gemeenschap, die bij deDode Zee heeft gewoond en een sektarische tak van hetJodendom vormde.

Volgens het historisme vertoont het historisch verloophet boeiend beeld van een onafgebroken wisseling en ver-andering: staten worden gegrondvest, ontplooien hunmacht en vinden hun einde; culturen worden geboren,bloeien en vergaan; godsdiensten worden gesticht, ver-breiden zich en sterven uit; zeden en gewoonten zijn aaneen voortdurende verandering onderhevig. In dit verbandkan de naam van Spengler worden genoemd.

Eenmaal betoogde Plato in zijn staatsleer over huwelijken opvoeding: `Het getal kinderen, die geboren zullenworden, wordt van staatswege bepaald, en ook de ouder-paren, die ze zullen voortbrengen, worden door de staataangewezen. De pasgeboren kinderen worden door destaat overgenomen, en ook de opvoeding is een staatsin-stelling; mismaakte en zwakke kinderen worden verwij-

Page 110: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

derd en eveneens alle onwettige kinderen d.w.z. a lle kin-deren, die niet op voorschrift van de staat verwekt zijn'

110 (84, bl. 199/200).Als kinderen van onze tijd hebben wij daarover zo onze

gedachten, maar vaste, onveranderlijke structuurprinci-pes voor gezin en staat zijn er volgens het historisme nieten blijvend geldende normen berusten op een illusie. Deschoot der historie baart steeds weer nieuwe gedachten opalle gebied en niets is hier blijvend. Panta rhei, alles vloeit,merkte in het oude Griekenland Heraclitus reeds op.

De waarheidsmomenten in deze historistische visie opde werkelijkheid liggen voor het grijpen, zegt

Dooye-weerd. `Alles, wat in de tijd ingaat, heeft inderdaad ookeen historisch aspect of aangezicht. Er is een historischeontwikkeling in de Goddelijke Woordopenbaring, even-goed als in de menselijke wetenschap, in de menselijkesamenleving, in de menselijke kunst en in de menselijke`idealen'.

Maar het historisch aspect blijft slechts één aspect dervolle werkelijkheid, gelijk deze ons in de tijd gegeven is.

Het is slechts één aspect onder vele andere, die niet tothet historische zijn te herleiden. En het reikt niet tot dewortel-eenheid en de absolute Oorsprong der werkelijk-heid. Bij de verabsolutering van dit historisch aspectworden juist de waarheidsmomenten in de historischedenk- en zienswijze tot de meest gevaarlijke wapenen vande leugengeest' (34, bl. 41) .

Het komt ons trouwens voor, dat de historistische visiezichzelf zou moeten opheffen, wanneer zij tot de ontdek-king kwam, zelf ook maar een doorgangsstadium in hetlouter historisch bepaalde denken te zijn.

De grondfout van al deze verabsoluteringen bestaatvolgens de W.d.W. in het niet kunnen erkennen van deonderlinge onherleidbaarheid van de fundamentele as-

Page 111: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

pecten der werkelijkheid. Het is alles het gevolg hiervan,dat de immanentiefilosoof zijn Archimedisch punt heeftgekozen ergens binnen het wijsgerig denken zelf en zo 111reeds begint met iets, dat onzelfgenoegzaam is, absoluutte stellen.

§ 15. Antinomieën en hun ontstaan

Voor we verder gaan stellen we ons nog eens heldervoor ogen dat, volgens de W.d.W., de door God ge-schapen wereldorde een rijke verscheidenheid omvat vanindividualiteitsstructuren van concrete dingen, gebeurte-nissen, samenlevingsverhoudingen, enz. die niet kunnenbestaan zonder de verscheidenheid van onlosmakelijk metelkander vervlochten modale aspecten.

De wijsbegeerte, die zich tot taak heeft gesteld de struc-tuur van deze kosmische wetsorde systematisch te onder-zoeken en te beschrijven, moet zich bewust blijven dat ookhet theoretisch wijsgerig denken zelf in deze wetsorde isingebed en niet moet trachten, gelijk Kant dit deed, ditdenken van deze wetsorde te emanciperen om het ver-volgens schijnbaar autonoom te doen optreden.

Het ligt voor de hand dat de W.d.W. poneert, dat hetondenkbaar is, dat de Schepper aan deze tijdelijke we-reldorde tegenstrijdige wetten zou hebben gegeven. Dekosmische wetsorde is niet een huis, dat tegen zichzelf ver-deeld is. De W.d.W. acht dus een antinomie (een tegen-strijdigheid van wetten) in de wetsorde zelf uitgesloten.

Dit beginsel wordt met een wetenschappelijke vaktermgenoemd: het principium exclusae antinomiae (het be-ginsel van de uitgesloten antinomie).

Wel kunnen antinomieën ontstaan in het theoretischdenken, dat is ontspoord, doordat het verzuimd heeft debetreffende modale aspecten te onderscheiden en het dewetten voor de ene kring als karakteristiek voor een ande-re heeft beschouwd.

Page 112: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Tal van antinomieën zijn in de geschiedenis der wijsbe-geerte aan de dag getreden. Tot de bekendste uit de oud-

1 12 beid behoren die van de Griekse wijsgeer Zeno (± 500voor Chr.).

Parmenides, geboortig uit Elea (aan de Italiaanse kust,ten zuiden van Napels gelegen), had geleerd dat hetwaarlijk zijnde eeuwig, ondeelbaar en onveranderlijk is.Alle ontstaan en vergaan, alle verandering en beweging,die wij om ons heen waarnemen, moet dus op zinsbegoo-cheling berusten.

Een beroemd denker uit deze eleatische school w asZeno, die, wat deze dingen betreft, wel niet veel nieuwsbeweerde, maar op originele wijze zijn tijdgenoten tracht-te duidelijk te maken dat de zo absurd lijkende eleati-sche leer logisch de enig houdbare moest zijn.

Bijv.: de zintuigen vertellen ons dat Achilles, de snel-voetige, zonder moeite een schildpad kan inhalen envoorbijsnellen. Het denken vertelt ons echter, dat dit on-mogelijk is. Immers, wanneer Achilles de plaats heeft be-reikt, waar de schildpad zich bevond toen de wedstrijdbegon, is de schildpad al weer verder en wanneer Achillesdit nieuwe punt bereikt is de schildpad intussen reeds aaneen volgend station aangeland enz. en van inhalen kannooit sprake zijn (84, bl. 156).

Hier schijnt dus een tegenstrijdigheid, een antinomie,tussen de waarneming en het denken te zijn geconsta-teerd.

Een tweede voorbeeld: een pijl, van de boog geschoten,zien we door de lucht vliegen. Ook dit blijkt volgens Zenoonmogelijk wanneer we bedenken, dat in het ondeelbaarogenblik van nu, de pijl zich op een bepaalde plaats be-vindt en dos op dit moment in rust verkeert. Daar de ge-hele tijd, die de pijl voor zijn beweging nodig heeft, uitzulke ondeelbare ogenblikken bestaat en de pijl in elk van

Page 113: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

die ogenblikken in rust verkeert, moet de pijl ook ge-durende die gehele tijd in rust verkeren.

Ook hier meent Zeno dus een antinomie te hebben 113vastgesteld tussen de waarneming, die ons in bewegendevoorwerpen wil doen geloven en het denken, dat zo'n be-weging voor onmogelijk houdt. Hier moet dus een keusworden gedaan tussen waarnemen en denken. Aan welkvan beide moet men zijn vertrouwen schenken? Naar deovertuiging der Eleaten wordt het ware zijn, het 'on',niet gevat door de waarneming, maar slechts door hettheoretisch denken. `Het is een absoluut één en ondeel-baar samenhangend geheel, het laat geen vloeiendeontplooiing in een veelheid van verschijningsvormen toe,gelijk de Milesiërs en Heracleitos hadden gemeend, maarhet is zonder beweging, onvergankelijk, zonder ontstaanen vergaan, zonder verleden en toekomst, alleen in het nualles in zich besluitend' (24, bl. 82, 83) .

De wereld evenwel, die de waarneming ons voortovert,heeft geen waarlijk zijn, maar is een `mè-on', een niet-zijn.

Gezien de verstrekkende conclusies tot welke deze enandere antinomieën leiden, past het ons niet er ons meteen grapje van af te maken, maar moeten we ons in ernstafvragen: waardoor zijn deze antinomieën in het theore-tisch denken ontstaan?

Begrijpelijk dat Kant zijn eigen specifieke beschouwin-gen heeft gewijd aan de antinomieën, beschouwingen,voortvloeiend uit zijn eigen gedachtensysteem.

De W.d.W. antwoordt op deze vraag: antinomieën ont-staan dan, wanneer verschillende modale aspecten wor-den dooreengehaald of tot elkaar herleid. Dooyeweerdnoemt dit `zinverschuiving'.

Welke modale aspecten trekken nu bij genoemde voor-beelden in het bijzonder de aandacht? Die van de bewe-

Page 114: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ging en die van de ruimte. Bovendien treedt de tijd, diezich volgens Dooyeweerd in iedere wetskring op weer een

114 andere wijze openbaart, hier op in het gevvaad van de be-wegingsduur.

Nu is de wezenlijke fout van Zeno deze, dat hij tot deonmogelijkheid van de beweging meent te kunnen beslui-ten, doordat hij niet beseft dat de negatie van het onher-leidbare aspect der beweging reeds van het begin af degang van zijn betoog bepaalt. Zo is bij het verhaal vanAchilles en de schildpad een beweging met eigen wettenvan het begin af uitgeschakeld. Dit aspect is herleid totdat der ruimte. Er is slechts nog sprake van steeds kleinerwordende afstanden. Dit is ook het geval bij de vliegendepijl, waar niet alleen de beweging, maar ook de bewe-gingsduur wordt opgelost in een oneindige reeks statische,in wezen ruimtelijk gevatte, moment-punten.

In 1748 verscheen te Leiden het beroemd gewordenboek van de Franse arts La Mettrie `L'homme machine'.Volgens dit bock zijn in het menselijk lichaam niet andersdan mechanische werkingen te constateren. La Mettrieleert dan ook, dat de mens een machine is van onvoorstel-baar fijne samenstelling.

Descartes en Malebranche hadden reeds betoogd, datdieren automa ten waren, wier handelingen mechanisch-mathematisch waren te verklaren. En wanneer dit nu ookbij de mens niet anders is, dan is het duidelijk, dat er nietéén mens overschiet, die nog toerekeningsvatbaar is. Vooreen machine gelden toch geen zedelijke normen?

En toch ontkwam geen mechanist er aan zijn `mede-automaat' verantwoordelijk voor diens daden te stellen.Ziehier weer een bekende antinomie, n.l. die tussen demechanische causaliteit in het menselijk handelen en denormatieve toerekening er van.

Nu heeft inderdaad de menselijke handeling een fysisch

Page 115: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

aspect, maar de antinomie ontstaat eerst, wanneer men,als de mechanisten, het menselijk gedrag afsluit in de fysi-sche wetskring en ook de normatieve zinmodaliteiten 115daartoe tracht te herleiden.

Bovendien moet er op worden gewezen dat de nog inde vorige eeuw in de natuurkunde gehuldigde mechanis-tische opvatting van de causale processen in onze eeuwprincipieel is verlaten.

Wanneer het wijsgerig denken op antinomieën stuit, isdit steeds een teken dat dit denken, gezien het principiumexclusae antinomiae, die zich op een dwaalspoor bevindt.Het kan derhalve heuristische waarde hebben opzettelijkantinomieën in het leven te roepen.

Deze methode der antinomie kan bijv. worden toege-past wanneer twijfel ontstaat of men van een bepaaldemodaliteit de zinkern wel juist heeft getroffen. We herin-neren ons, dat als de zinkern van het juridische aspect de`vergelding' werd aangewezen. Vergelding in de zin van`een evenwichtige harmonisering van een menigvuldig-heid van belangen onder afweer van iedere excessieve, deoverige rechtsbelangen schadende actualisering van eenbizonder belang.'

We hebben reeds gezien (bl. 103) dat in dit aspect ver-schillende retrocipaties naar voorafgaande modaliteitenzijn op te merken. Is het misschien mogelijk de vergel-dingszin tot één dezer aspecten terug te brengen?

Met de methode der antinomie is de proef op de som tenemen. `Voert deze poging, de vergeldingszin tot een an-dere zin-modaliteit te herleiden, in de antinomie, dan ishet negatief bewijs geleverd, dat de vergeldingszin inder-daad een onherleidbare zin-modaliteit is. Zo valt bijv. aante tonen dat de poging, de vergeldingszin op het psy-chisch (sensitieve, L.K.) rechtsgevoel, de economischeaequivalentie, de schone harmonie, of de morele naasten-

Page 116: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

liefde terug te voeren, zich in innerlijke antinomieën ver-wikkelt' (17, bl. 47) .

116 Het principium exclusae antinomiae doet als vanzelfdenken aan het principium contradictionis in de logica,dat inhoudt, dat twee stellingen altijd met elkaar in strijdzijn, wanneer de ene leidt tot de ontkenning van de bewe-ring, die uit de andere volgt.

Wat is het verband tussen beide principia? Zijn ze mis-schien identiek? Neen, immers, het eerste leert dat in dekosmische wetsorde zelf geen strijdige wetten voorkomen.Het is een kosmologisch principe, terwijl het principiumcontradictionis een beginsel voor het logisch denken is.Het principium exclusae antinomiae is dus universeel vanaard, het principium contradictionis geldt slechts binnenhet logisch denkaspect.

Het kan ook zo worden gezegd: de kosmische wetsordemet haar principium exclusae antinomiae omvat het lo-gisch denken met zijn principium contradictionis enmaakt daardoor dit laatste mogelijk.

16. De subject-objectrelatieVoortgaande met het onderzoek naar de structuur der

kosmische wetsorde komt de W.d.W. ook te staan voor detaak een beschrijving te geven van de relatie, die er indeze orde bestaat tussen subject en object.

De immanentiefilosoof, die probeert het wijsgerigdenken uit deze wetsorde uit te lichten en te verzelfstan-digen, verkeert doorlopend in het gevaar van eigen

ge-dachtenconstructies aan de werkelijkheid op te leggen.In § 3 is uiteengezet hoe Kant het Archimedisch punt

meende te kunnen vinden in het theoretisch denken zelf.De puur rationeel denkende ikheid is dan hettranscendentaal subject¹, dat uitgeheven is boven alle em-

1 ) Voor de betekenis van de wijsgerige term `transcendentaal' ziemen § 23.

Page 117: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

pirische individualiteit en daarom streng zou moetenworden onderscheiden van de z.g. empirische psychischesubjectiviteit. Deze laatste zou dan met de gehele overige 1 17empirische werkelijkheid aan het transcendentale subjecttegenovergesteld zijn als object. Dit object wordt dan ver-eenzelvigd met de `Gegenstand', waarover in § 22 zalworden gesproken.

Wanneer we ons nog eens indachtig maken, dat opdeze wijze bij Kant het kennis-theoretisch subject ge-worden is tot de wetgever der natuur, d an is het nietmoeilijk te zien, dat op het transcendentiestandpunt vande W.d.W. deze gehele gedachtenwereld moet worden af-gewezen. Hier treedt immers duidelijk aan de dag de an-tithese tussen het wetsbegrip, dat bij Kant een immanentefundering vindt in het autonome denken en het wetsbe-grip van de W.d.W., dat transcendent gefundeerd is in desoevereine schepperswil van God. In deze wijsbegeertewordt dan ook subject genomen in de letterlijke betekenisvan sujet = onderworpen. Onderworpen n.l. aan de doorGod gestelde wetten.

In elk modaal aspect worden dan ook onderscheiden dekringwetten en de kringverschijnselen, die aan dezewetten onderworpen zijn. Of, om het anders uit tedrukken: elk aspect heeft zijn wetszijde en zijn

subjectszij-de. De levensverschijnselen bijv. zijn subject aan dewetten voor het biotische aspect gesteld. In het analyti-sche aspect behoort bijv. het principium contradictionistot de wetszijde, het menselijk logisch denken tot de sub-jectszijde.

Als behorende tot de tijdelijke wetsorde is deze denkwetdus niet absoluut, noch eeuwig. Wanneer wij spreken overhet denken van God, moeten we ons wel bewust maken,dat dit denken niet aan de wet onderworpen, dus geencreatuurlijk denken is. De wet is immers de wezensgrenstussen God en het geschapene. Daarom heeft het geen zin

Page 118: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

over het denken van God te filosoferen, omdat onsdenken aan de kosmische wetsorde gebonden blijft en

118 slechts binnen deze wetsorde zinvol kan functioneren.

Wanneer wij nu de vraag onder ogen gaan zien, welkein de kosmische wetsorde, naar de W.d.'W., de relatie istussen subject en object, beginnen we met op te merken,welk een afgrond er ook gaapt tussen de beschouwingenvan Dooyeweerd over de individualiteitsstructuren en dievan Kant over het `Ding an sich'.

Het ding op zichzelf, zoals dit zou bestaan, los van demenselijke ervaring, kennen we niet en is in principeonkenbaar, volgens Kant. We zouden slechts zijn verschij-ning in het bewustzijn kennen.

In zijn hoekje `Wat is philosophic?' bespreekt De Sop-per de vraag of de dingen inderdaad wel los van de mensbestaan. Zouden wij misschien ook van de onderstellingmogen uitgaan dat het menselijk kenvermogen en zijn ob-ject op elkander zijn ingesteld? Hij meent van niet. `Elkeonderzoeker moet tot het uiterste proberen hoever hij kankomen zonder dat.'

Tenslotte kan dan blijken, dat er geen andere weg isdan de erkenning: `De Schepper van beide heeft hetkenvermogen en zijn object op elkaar ingesteld' (81, bl.219).

Wat nu bij De Sopper als toch altijd weer aanvecht-baar resultaat van zijn denken is tevoorschijn gekomen(en zou het eindresultaat van zijn beschouwingen nietreeds onbewust van liet begin af in zijn denken hebbenmeegespeeld?), is bij Dooyeweerd nu juist de vaste basisvoor het denken. In de door God geschapen wereldorde isalles met alles op zinvolle wijze samengeweven, ook hetmenselijk kenvermogen met liet overige van deze wetsor-de. De structuur der `dingen' (tussen aanhalingstekens,want er valt natuurlijk veel meer onder dan alleen maar

Page 119: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

voorwerpen), bestaat dus zeer beslist niet los van demenselijke ervaring, maar is op de mens ingesteld, is opde mens betrokken.

De al of niet zichtbaarheid der dingen, hun analyseer-baarheid, hun culturele bewerkbaarheid, hun schoonheidof lelijkheid, hun mogelijkheid om als juridisch en econo-misch object te fungeren, enz. behoren heel wezenlijk tothun individualiteitsstructuur en al deze aspecten zijn losvan de mens, die ziet, die analyseert, die bewerkt, diewaardeert, die vergeldt, — onbestaanbaar. Daarom is ookeen `Ding an sich' onbestaanbaar, want van een ding, datlos wordt gedacht van de menselijke ervaringshorizon metzijn verscheidenheid van aspecten, blijft niets over.

De vraag kan rijzen hoe dit alles dan was vóór de mensop aarde verscheen. Het antwoord is: de structuur dertoen bestaande dingen bezat reeds al deze aspecten, wasdus toen al ingesteld op de mens, die nog komen moest.Alleen, deze aspecten waren latent aanwezig en kondenbij de verschijning van de mens worden onthuld.

Intussen hebben we nu het punt bereikt, waar we onsnader rekenschap kunnen geven van een onderscheiding,die we reeds op bl. 29 hadden opgemerkt, toen we ter in-leiding trachtten duidelijk te maken hoe al het concretein deze tijdelijke werkelijkheid alle 15 modale aspectenvertoont, of, om het anders te zeggen, in al deze aspectenop één of andere wijze een functie heeft.

We zijn toen op de vraag gestuit of de modale aspectenwel over één kam kunnen worden geschoren. Een plantbezit immers wel een aantal bladeren, neemt ruimte in,beweegt en leeft, — maar ziet niet, analyseert niet, gelooftniet. We kunnen echter wel opmerken, dat een plantvoorwerp, object is van zien, analyseren, geloven. M.a.w.een plant treedt in de modale aspecten tot en met het bio-tische als subject op en in de daarop volgende als object.

Page 120: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

We kunnen het ook zo zeggen: een plant heeft in de eer-ste 5 modaliteiten een subjects- en in de overige een ob-

120 jectsfunctie.Een dier heeft een subjectsfunctie meer, n.l. de sensi-

tieve en daardoor een objectsfunctie minder. Alleen demens fungeert in al deze aspecten als subject.

Een bijl is subject aan de valwetten; een mens even-eens, maar zijn mens-zijn komt meer tot uitdrukking inzijn subject-zijn aan bijv. morele normen.

Ter rechtszitting ligt een bijl op tafel, waarmee iemandis neergeslagen. De delinquent heeft gezondigd o.m. tegenmorele en juridische normen, de bijl niet. Toch speelt ookdeze een rol in die aspecten, vandaar haar aanwezigheid.op de rechtszitting. Alleen, daar zij in de aspecten na hetfysische geen subjectsfunctie bezit, kan zij daarin slechtseen objectsfunctie hebben.

Zoals reeds opgemerkt, bestaat in elk aspect een onver-brekelijke correlatie van wets- en subjectszijde. Wemerken nu op dat in genoemde voorbeelden de onder-scheiding van subject en object een onderscheiding isbinnen de subjectszijde van het aspect. De subject-object-relatie, die er bestaat tussen mij en het gouden horlogevan mijn buurman is immers onderworpen aan de norm`gij zult niet stelen'. Hierdoor heeft het begrip subject eendubbele betekenis gekregen: een ruimere in. die zin, datalles wat in een aspect niet tot de wetszijde behoort sub-ject (sujet) is en de engere betekenis van subject tegeno-ver object.

Hoe ingewikkeld de subject-objectrelatie kan zijnblijkt te meer, wanneer we lezen, dat Dooyeweerd ookaan de wetszijde een bizondere relatie tussen subjectiviteiten objectiviteit opmerkt (20, bl. 366).

Bij de volgende voorbeelden treden nog enige bizonder-heden van de subject- objectrelatie aan de dag.

Twee kauwen gooien de schoorsteen van mijn huis vol

Page 121: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

met alles wat zij vinden: dorre takken, lege sigaretten-dozen en toffeepapiertjes, am er een nest van te bouwen.

De takken, eens gekwalificeerd door het levensaspect, 121hebben nu hun laatste subjectsfunctie in de fysische mo-daliteit. Zij vervullen nu de functie van object zowel inde biotische als in de sensitieve zinzijde. Biotische ob-jecten doordat het nest een functie vervult in het levender vogels, — sensitieve objecten, doordat de nestbouw in-stinctief plaats vindt en dus sensitief is gekwalificeerd.Ook de toffeepapiertjes en sigarettendozen, die slechtssubject zijn in de eerste 4 modele aspecten en als ge-bruiksvoorwerpen hun kwalificerende objectsfunctiehadden in de sociale modaliteit, hebben opeens een be-langrijke objectsfunctie gekregen in genoemde aspecten.

Uit de gegeven voorbeelden blijkt, dat objecten zelf ooksubjecten zijn in bepaalde aspecten, doch door anderesubjecten worden geobjectiveerd. Een object kan dusnooit object zijn op zichzelf, 'an sich', maar slechts in re-latie met één of ander subject. In deze relatie is het sub-ject actief, het object passief. De vogel ziet de tak en ge-bruikt deze voor nestbouw; de tak wordt gezien en ge-bruikt.

Bij het Heilig Avondmaal komen de objectsfuncties, diebrood en wijn hebben in het geloofsaspect, duidelijk naarvoren. De kerkgangers zijn subject in deze modaliteit.Ook de relatie tussen deze subjectieve gelovigen en de ob-jecten brood en wijn is onderworpen aan de norm, dieaan de pistische modaliteit is gegeven, n.l. de openbaring.Ook hier blijkt duidelijk, dat de subject-objectrelatie zichbevindt aan de subjectszijde van dit aspect.

Zo is het ook, wanneer de christen. God dankt voor hetdagelijks brood. In het geloofsleven van de humanistheeft dit brood eveneens een objectfunctie, daar hij zekermeent te weten het slechts te danken te hebben aan de

Page 122: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

vruchtbaarheid der aarde en de noeste vlijt van allerleimensen.

Er zijn nog enige bizonderheden over de objectsfunctiesop te merken hij het volgende: een vermogend vrijgezelheeft voor geldbelegging een waardevol schilderij ge-kocht en op de zolder geborgen. Voor hem weegt de ob-jectsfunctie die het schilderstuk in het economische aspectbezit, heel zwaar. Dit kunstwerk wordt evenwel niet doorhet economische aspect gekwalificeerd, maar door het es-thetische. Dit komt echter onder deze omstandighedenniet tot zijn recht..

Na de dood van de eigenaar wordt het stuk, evenalseen oude Friese staartklok, waarvan het uurwerk defectis, door de erfgenaam gevonden. Het schilderstuk wordtop een passende plaats in de huiskamer gehangen, waarhet door ieder bewonderd kan worden. Daardoor is zijnobjectsfunctie in de esthetische modaliteit weer aan dedag getreden.

Bezat het deze functie niet meer toen het op de zolderstond? Zeker wel, maar deze was slechts latent aanwezig.Door het ophangen op de juiste plaats werd deze objects-functie `ontsloten', in de zin van onthuld.

Ook de latente objectsfuncties van de Friese klokkunnen worden ontsloten. Door schoonmaak en reparatieworden zowel haar esthetische als haar sociale functiegeactualiseerd. Men zou kunnen zeggen dat de latenteob-jectsfuncties in deze gevallen `wachten' op hun ontslui-ting.

Dit was zeker niet het geval bij de sigarettendozen, diedoor de kauwen werden gebruikt voor de nestbouw. Hierwerden geen kwalificerende, hoewel nog sluimerendefuncties, door de handelwijze der vogels gewekt. De kwa-lificerende objectsfunctie van deze dozen, die voordien inhet sociale aspect werd geactualiseerd, was, nadat ze leeg

Page 123: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

waren, geïnactualiseerd. Door het gebruik, dat de vogelser van maken in hun leven, heeft een `verschuiving'plaats van de bestemmingsfunctie naar de biotische mo- 123daliteit. Deze verschuiving was echter zelfs niet latent,doch slechts potentieel aanwezig.

Bij de analysering van de subject-objectrelatie heeftDooyeweerd om te beginnen afgezien van de individuali-teitsstructuren (wat wij hierboven niet hebben gedaan omniet al te abstract te warden) en onderzocht hoe deze re-latie is binnen de modale aspecten, — de modale subject-objectrelatie dus.

Het gaat er dan om hoe bijv. hét fysische of hét bioti-sche kan worden geobjectiveerd door hét sensitieve.

Steeds blijkt dan dat een kosmisch eerdere modaliteit ineen kosmisch latere wordt geobjectiveerd. We herinnerenons hoe in kosmisch latere aspecten zinmomenten voor-komen, die analogieën zijn met zinkernen van funderendeaspecten. Geen wonder dat deze retrocipaties onverbreke-lijk samenhangen met de modale subject-objectrelatie.

Hieruit volgt, dat alleen binnen de arithmetische mo-daliteit, die geen retrocipaties heeft, geen object kanworden aangetroffen.

Als voorbeeld wordt gegeven de beweging van een af-geschoten kogel. Deze is subject aan de kinematischewetten. De baan, die de kogel beschrijft, moet beschouwdwarden als een objectivering van het ruimtelijke binnenhet kinematische.

Vervolgens: een meetkundige figuur als bijv. driehoekof bol, bezit een ruimtelijk aspect, is subject in het ruimte-lijke aspect. Het meetkundig punt evenwel, dat geen uit-gebreidheid heeft, kan in deze modaliteit geen subjectzijn. Het kan niet anders dan als een objectivering vanhet getal in het ruimtelijke worden beschouwd.

De onderscheiding van subjects- en objectsfuncties zal

Page 124: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

mede een belangrijke rol spelen, wanneer de analyse vande individualiteitsstructuren definitief aan de orde komt.

12417. Het ontsluitingsproces

Onder de eencellige organismen treft men ook deamoeben of slijmdiertjes aan. Die ene cel, waaruit hetdiertje bestaat, verenigt in zich allerlei functies als adem-haling, spijsvertering, voortplanting en voortbeweging. Dehogere dieren bezitten voor deze functies speciale organenals longen, maag en ingewanden, geslachtsorganen, poten.

Zo treffen we ook in de huidige samenleving specialeorganen aan als de staat, de kerk, de school, verenigingenen organen voor de kunst, de wetenschap, enz., die alleneen eigen functie vervullen en een eigen structuur be-zitten. Wat de W.d.W. over deze individualiteitsstruc-turen leert is nu nog niet aan de orde. Hier is het ons omeen ander verschijnsel begonnen.

De genoemde organen in de huidige samenleving zijner niet altijd en overal geweest. Ook op dit terrein warener wel eens 'eencelliger'. Denken we slechts aan een pa-triarchale gemeenschap als waar bijv. Abraham het hoofdvan was. Het was een ongedifferentieerd samenlevingsver-band, waarin Abraham het te zeggen had op alle terrein.Hij was niet alleen gezinshoofd, maar hij beschikte ookover de zwaardmacht en trok als een staatshoofd ten strij-de tegen koningen. Voor een eventuele offerande vanIzak behoefde hij geen mens te raadplegen, zelfs de eigenmoeder van de jongen niet. Ook bedisselde Abraham hethuwelijk van zijn zoon zonder hem er in te kennen. Hijwas profeet en priester en besneed als zodanig zijn onder-horigen. Hij was bedrijfsleider en econoom. Al deze func-ties waren verenigd in één persoon en daardoor droegzo'n gemeenschap een min of meer totalitair karakter.

Nog iets valt in het oog: al Abrahams grote beslissingen

Page 125: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

stonden onder leiding van diens geloof, hetzij onderleiding van zijn geloof in God, hetzij onder leiding vanzijn vertrouwen in eigen praktisch inzicht; denk aan zijn 1 2 5verbintenis met Hagar.

Het kan duidelijk zijn dat de menselijke samenleving inde grijze oudheid niet is gestart op het niveau waarop zezich nu bevindt. Zij moet een ongedifferentieerd en naaronze mode rne maatstaven primitief karakter hebben ge-dragen. Dooyeweerd vergelijkt zo'n samenleving met denog ongedifferentieerde kiemcel, waaruit zich een mens ofdier ontwikkelt. Bij de verdere ontplooiing gaan de ver-schillende organen voor de diverse verrichtingen zich dif-ferentiëren.

`Niet anders is het gesteld', zo schrijft hij, `in de ont-wikkelingsgang van de menselijke samenleving. Ook dezevangt aan met ongedifferentieerde vormen, om eerst naeen langdurig historisch ontwikkelingsproces tot de dif-ferentiatie van de onderscheiden samenlevingsstructurente komen. En deze differentië ring voltrekt zich naar haarhistorisch aspect door de "vertakking" der cultuur in deeigen geaarde machtssferen van wetenschap, kunst, staat,kerk, bedrijf, handel, school, vrij organisatiewezen, enz.enz.' (34, b1. 76/77).

Dit proces nu van de meer primitieve naar de meermoderne menselijke samenleving wordt door de W.d.W.het ontsluitingsproces der menselijke samenlevingsbetrek-kingen genoemd.

Niet echter alleen de menselijke samenleving maar heelde tijdelijke werkelijkheid, inbegrepen de anorganische enorganische natuur, bevindt zich in een ontsluitingsproces.Voor zover de mens hierop invloed heeft kan dit procesnooit tot afsluiting komen, omdat deze tot steeds verdereontsluiting van de natuur' geroepen is krachtens het hemgegeven cultuurgebod: Onderwerp de aarde en beheershaar.

Page 126: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het ontsluitingsproces heeft zich bij de vele volken envolksstammen, die de aarde bewoners, in zeer verschillen-

126 de tijden ingezet. En zo kan het gebeuren dat er nog totin de moderne tijd verschillende stammen waren blijvensteken in de geslotenheid van een ongedifferentieerde cul-tuur. Deze geslotenheid ging noodzakelijkerwijs gepaardmet een geïsoleerd bestaan t.o.v. het cultuurbevruchtendverkeer met hoger ontwikkelde volken.

Zo'n afgesloten primitieve samenleving lag gewoonlijkonder de ban van een heidens natuurgeloof, dat alle over-geleverde gebruiken handhaafde. Waar zo de traditie op-permachtig was, werd ieder begin van ontsluiting in dekiem gesmoord.

Deze toestand kon slechts worden doorbroken wanneerzo'n volk, bijv. door onderwerping aan een cultureel ho-ger ontwikkeld volk, door de komst van zendelingen ofdoor de vestiging van grote ondernemingen, in aanra-king kwam met hogere culturen en doordoor mede werdopgenomen in het grote proces der wereldhistorie.

We merken hier reeds op welk een grote rol een be-paald geloof speelt bij het gesloten blijven van een primi-tieve samenleving en zullen later zien hoe ook de wijzewaarop het ontsluitingsproces plaatsvindt, sterk afhanke-lijk is van het geloof onder welks leiding dit proces zichontwikkelt.

Het ontsluitingsproces in de menselijkesamenlevings-verhoudingen hangt onverbrekelijk samen met het ont-

sluitingsproces dat in de modale aspecten is op te merken.Door het naspeuren van dit proces in de modale structuurwordt onze kennis van deze structuur opnieuw verdiept.

Als voorbeeld kiezen wij het gevoelsleven bij mens endier. De koe en de koeherder op de alpenweide zijn mededoor het bezit van hun ogen gevoelig voor lichtindrukken.

Page 127: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Op het netvlies van dier en mens ontstaat hetzelfde beeldvan de majestueuze omgeving.

In het dierlijk sensitieve schept dit de mogelijkheid dat 127het beest zijn voedsel vindt en de afgronden weet te ver-mijden.

Hetzelfde beeld op het netvlies van het menselijk ooggeeft ook hem deze zelfde mogelijkheden. Ook hij kanvinden wat van zijn gading is. Ook hij kan zijn levenredden van een wisse dood in de afgrond. Hierbij blijfthet evenwel niet. Het menselijk `oog' ontwaart ook ietsvan de schoonheid van het landschap. Een dier en eenjong kind ondergaan deze schoonheidsontroering niet,doordat hun gevoelsleven hiervoor gesloten is. Het dierlijksensitieve is voor deze en andere hogere gevoelens defini-tief gesloten. Het blijft n.l. in al zijn uitingen vitaal ge-bonden en maakt de instandhouding v an het individu envan de soort mogelijk. Bij het kind echter is de mogelijk-heid van de ontsluiting latent aanwezig. Bij het opgroeienkan het ontsluitingsproces zich realiseren door middel vaneen differentiatie van het gevoel in logisch gevoel, taalge-voel, schoonheidsgevoel, rechtsgevoel, enz.

Hoe wordt nu in de W.d.W. dit ontsluitingsproces ver-staan? We hebben in § 13 gezien dat de samenhangtussen de modale aspecten onzer ervaringswereld zich inhun modale structuur zelf uitdrukt en wel in de analogi-sche zinmomenten dezer structuur. We hebben deze ana-logische structuurmomenten onderscheiden in retrocipa-ties, die de innerlijke samenhang van het modale aspectmet vroegere modaliteiten waarborgen en de anticipaties,die de band met de op hem volgende onderhouden.

In het gegeven voorbeeld hebben we allereerst te doenmet het sensitieve aspect, waarin zowel mens als dier fun-geren.

We kunnen nu opmerken dat het wezen van het ont-

Page 128: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

sluitingsproces hierin bestaat dat de nog latente zin-momenten in het sensitieve aspect, die anticiperen op de

128 zinkernen van de superstraatkringen, zich gaan openen.Zo ontstaan o.m. cultureel gevoel als een ontsloten antici-patie op de cultuur-historische modaliteit en religieus ge-voel als een ontsloten anticipatie op het pistisch aspect.

Het sensitieve aspect bevindt zich dus in het dieren-leven in gesloten toestand. Deze toestand wordt hierdoorgekenmerkt dat het aspect slechts retrooipaties op de haarvoorafgaande kringen, de substraatkringen, heeft. Bij eendier, dat zijn honger stilt, zijn dorst lest, zijn sexueledriften bevredigt, zijn in de sensitieve modaliteit geen an-ticipaties op de normatieve aspecten te vinden. Bij demens is dit wel het geval. Daardoor worden deze zelfdeverrichtingen in het mensenleven, als het goed is, doorontsluiting der anticipatiesferen van de gevoelszin op 'ho-ger' plan gebracht of met andere woorden: in betekenis`verdiept'.

Natuurlijk blijven bij de mens ook de retrooipaties naarhet biotisch aspect in stand, maar deze gehele samenhangvan de zinkern met de retrocipaties wordt door het ont-sluitingsproces verdiept. Deze regel geldt ook voor de an-dere aspecten.anticipatiesferen

Dooyeweerd heeft nu de volgende terminologie inge-voerd: wanneer de anticipatiesferen. van een modaliteitnog gesloten zijn, openbaart deze zich nog in starre, re-strictieve gestalte (in genoemd voorbeeld: het sensitieveaspect van het dierenleven) .

Door het ontsluitingsproces leren wij het aspect kennenin expansieve of verdiepte toestand.

Een steen, een plant en een dier zijn alle drie subjectaan de wetten der fysische modaliteit. Deze openbaartzich echter in de anorganische natuur slechts in starre, re-

Page 129: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

strictieve, — in het lichaam van plant, dier en mens even-wel in verrijkte, verdiepte, expansieve gestalte. Daardoorkomen in het organische bijv. chemische verbindingen tot 129stand, zoals we die in het anorganische niet kennen.

Het kan duidelijk zijn dat het fysische aspect uit zich-zelf niet tot deze ontsluiting kan komen. De levensfunctiemaakt deze eerst moge lijk. Daarom spreekt Dooyeweerdvan leidende en geleide functies. De levensfunctie is dande leidende en de anticipatie in het fysische aspect de ge-leide functie.

Onder leiding van de cultuur-historische functie die,zoals we zagen, gekenmerkt wordt door een beheersendevormgeving naar vrij ontwerp aan een gegeven aanleg,structuur of toestand, wordt de logische denkfunctie ont-sloten, verdiept, verfijnd tot bijv. het systematisch, metho-disch wetenschappelijk denken.

Zo ontsluit zich onder leiding van de logischedenkfunctie de sensitieve gevoelszin tot het verdiepte lo-gisch gevoel (de geleide functie).

Over de ontsluiting van het linguistische aspect schrijftVan Riessen: `De taal als gesloten functie blijft gebondenaan de zinnelijke aanschouwing. In primitieve culturen isde taal een loutere afbeelding van wat men vertellen wil.In deze zeer omslachtige taal vangt dan het proces vanontsluiting aan, als onder leiding van de economischewetskring voor de afbeelding een uniform teken werd in-gevoerd en het zgn. spijkerschrift ontstaat. De volgendestap naar een nog meer besparende opbouw van het taal-object was de invoering van een beperkte groep tekens(het alphabet), waarmee men door variatie en combina-tie alles wist uit te drukken. Dit ontsluitingsproces van detaal is een typisch cultuurproces, waarin de taal zich be-vrijdt van de zintuigelijke binding en onder leiding vanhogere wetskringen anticipaties — o.a. een economischeanalogie gaat vertonen (75, bl. 88) .

Page 130: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Wanneer nu elke modaliteit onder leiding van laterezinfuncties tot ontsluiting kan komen, rijst vanzelf de

130 vraag hoe dit dan gesteld is met het pistisch aspect. Hetgeloofsaspect heeft immers als laatste grenskring geen su-perstraatkringen? Is het dan wel mogelijk ook bij dit as-pect een ontsluitingsproces te constateren?

Daar het geloof een beslissende rol speelt in het ontslui-tingsproces van de normatieve modaliteiten is het wel vanbelang deze vraag speciaal onder ogen te zien.

§ 18. Het geloofsaspect in restrictieve en expansievefunctie

Meerdere malen waarschuwt Dooyeweerd tegen het ge-vaar van de geloofsfunctie te vereenzelvigen met de reli-gieuze geaardheid van het `hart', van waaruit de uit-gangen des levens zijn, ook die van het geloofsleven (17,bl. 227). De geloofsfunctie is aan de menselijke natuur in-geschapen en dus aan alle mensen eigen, evengoed als dedenkfunctie en de gevoelsfunctie.

Het `hart', waarover hiervoor reeds uitvoerig is ge-sproken, is niet één dezer functies, maar ligt als een een-heid `achter' deze functies en wordt dan ook door Dooye-weerd de religieuze worteleenheid van het menselijk be-staan genoemd.

Vanuit dit religieus centrum wordt het geloofsleven be-stuurd en gericht, hetzij op God of op een afgod, in welkprimitief of hoogst modern gewaad deze laatste dan ookkan zijn gehuld (zie ook bl. 157/158).

De gesteldheid van het hart is dan ook van beslissendeinvloed op het geloofsleven. Is het geopend voor de Goden Vader van onze Heer Jezus Christus, dan wordt degoddelijke Woord-openbaring, uitlopende op Christus Je-zus, het vleesgeworden Woord, van harte aangenomen alsnorm voor het geloofsleven.

In de pistische modaliteit behoort derhalve de ontslui-

Page 131: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ting van de geloofsfunctie tot de subjectszijde, de Godde-lijke openbaring tot de wetszijde van dit aspect.

God heeft zich evenwel niet alleen geopenbaard in zijnWoord, maar ook in de geschapen natuur, in alle as-pecten van de kosmische wetsorde.

'de hemelen vertellen Gods eeren het uitspansel verkondigt het werk zijner handen'

(Ps. 19 :2).

En één der gezangen luidt:`In gras en halm zien wij zijn wijsheid pralen.Gij hemel, zee, gij velden, bergen, dalen,gij ganse schepping, zijt zijn psalm!

Deze openbaring in de natuur kan echter slechts op dejuiste wijze worden verstaan bij het licht van de Woord-openbaring. Hoe zouden wij weten dat God, die zich inJezus Christus heeft geopenbaard, de Schepper is vanhemel en aarde, zo wij het niet in de bijbel hadden ge-lezen?

Wat gebeurt er nu, wanneer het hart van God is ver-vreemd en de gelovende mens als gevolg hiervan de din-gen tracht te verstaan buiten het licht van de Woord-openbaring om, dus bijv. onder de `Verlichting' van hetrationalisme of bij welk ander licht ook? Want ook hier-aan ontkomt geen mens, dat hij de dingen slechts ondereen bepaalde belichting aanschouwen kan. En welke be-lichting men de juiste acht is een geloofszaak.

Hier moet even worden herinnerd aan een uitspraakvan Dooyeweerd op bl. 81, waarop we nog zouden terug-komen. Deze uitspraak gold een bewering van Freud alszou de geloofsfunctie langs psych o-analytische weg te ver-klaren zijn en te herleiden tot het sensitieve aspect.

Voor Freud zien deze dingen er zo uit onder die be-paalde belichting, waarvan hij gelooft (zeker weet), dat

Page 132: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dit de enig juiste belichting is. Dat wil dus zeggen, dat,terwijl Freud dit neerschrijft, het geloofsaspect, zonder

132 dat hij zich dit bewust is, de leiding heeft in zijn denken.In § 12 is Dooyeweerds omschrijving van de zinkern

van het geloof reeds gegeven. Wij herhalen deze nog eensop de wijze waarop deze te vinden is in het tweede deelvan de Nederlandse editie van zijn werk. We lezen daar,dat de modale zinkern van het geloof theoretisch slechtste benaderen is als `transcendentale zekerheid in de tijd,in gegrepenheid in het hart onzer existentie door eenopenbaring van de Archè' (17, bl. 230).

Ook de van God afgevallen mens kent deze geloofsze-kerheid. Deze heeft dan echter geen verband meer met deWoord-openbaring, maar voornamelijk met de openba-ring in de natuur, die verkeerd wordt geïnterpreteerd.Eén of meer modale aspecten van de kosmos, die én tenopzichte van elkander én ten opzichte van de Archè eenafhankelijk karakter dragen (`zin' zijn), worden verzelf-standigd, verabsoluteerd, vergoddelijkt. M.a.w. het geloofis niet meer gericht op de Schepper, maar op iets uit hetgeschapene, waardoor het hart gegrepen is (17, bl.244/245).

In de vorige § werd reeds herinnerd aan het bestaanvan primitieve volken, wier gesloten, ongedifferentieerdecultuur ligt onder de ban van een heidens natuurgeloof.Dit geloof wordt gekenmerkt door een primitieve vergod-delijking van mysterieuze, niet allerlei fantasieën om-weven natuurkrachten. Deze natuurkrachten regelen degehele biotisch-zinnelijke grondslag van de geslotensamenleving, zoals dood en leven, vruchtbaarheid en on-vruchtbaarheid. Door cultische handelingen kunnen dezevergoddelijkte natuurkrachten gunstig worden gestemd ofafgeweerd.

`Ook hier.' zegt Dooyeweerd, `treft de Goddelijke

Page 133: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

openbaring in de "natuur der schepping" primair hethart van 's mensen existentie, dat, in zijn volstrekte ge-slotenheid voor de Woord-openbaring, de geloofsfunctie 133in haar restrictieve afval richt' (17, bl. 245) .

In dit stadium van het geloofsleven kan zelfs het per-soonlijkheidsbesef voor een deel verloren zijn gegaan.Voor ons, moderne westerlingen, is het uiterst moeilijkons in te leven in een dergelijke geestelijke toestand,waarin bij de mens het besef ontbreekt, dat hij als mensde dieren en de dingen te boven gaat. Dooyeweerd lichtdit toe met het volgende.

In 1891 verscheen het beroemd geworden boek van devolkenkundige Codrington over de Melanesiërs. In ditboek werd voor het eerst de aandacht gevestigd op hetverschijnsel van het zgn. manageloof.

Bij deze geloofsvoorstelling is er een vloeiende overgangtussen het `natuurlijke' en het `bovennatuurlijke', tussenhet `persoonlijke' en het `onpersoonlijke'.

Het 'mana', een mysterieuze levenskracht, kan zich ge-deeltelijk belichamen in de vorm van mensen, dieren,planten, geesten, een hele stam en zelfs in rotsen, stenen,enz., die door ongewone vorm of grootte de aandachttrekken. Deze warden dan voor een soort maskers van hetmana aangezien.

In het totemisme vereenzelvigen de clangenoten zichzelfs met de totem. Ze zin adelaars of kangoeroes of da-delpalmen of wat ook.

Op dit dieptepunt van geloofsafval van de Woord-openbaring bevindt zich nu, volgens Dooyeweerd, het ge-loof in een gesloten toestand. En dit heeft verstrekkendegevolgen. Immers, zolang een modaal aspect zich nog inrestrictieve functie bevindt, kan deze niet de leidendefunctie vervullen, die nodig is voor de ontsluiting der aanhaar voorafgaande aspecten. Vandaar, dat bij een volk,waarvan het geloof nog een gesloten structuur vertoont,

Page 134: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

iedere ontsluiting van het historisch cultuuraspect en vande overige normatieve aspecten der samenleving onmoge-

134 lijk is.

De ontsluiting van het pistisch aspect heeft op een ge-heel andere wijze plaats dan de ontsluiting der andere as-pecten. Kwam deze laatste tot stand onder leiding van defuncties der latere aspecten, hij die van het geloof, delaatste modaliteit. is dit niet mogelijk. Het geschiedt danook langs een andere weg. Of' beter: er zijn twee wegen.

De weg, waarlangs het geloof tot positieve ontsluitingkan komen, wordt door God zelf gebaand. Door de predi-king van het evangelie wil Hij de harten veranderen. Ditgeschiedt in de wedergeboorte uit de Heilige Geest envanuit deze omzetting van de religieuze wortel der mense-lijke existentie wordt de geloofsfunctie weer gericht opGod, die zich in zijn Woord heeft geopenbaard en ont-vangt het geloof zijn levende inhoud uit dit Woord.

De andere weg, die, in tegenstelling tot de eerste, niettot God terugvoert, is die van de zelfbewustwording vande mens in de vermeende autonomie van zijn rede. `Degeloofsfunctie komt in haar afvallige richting boven destarre geslotenheid v an het primitieve natuurgeloof uit,zodra de mens zich bewust wordt van de suprematie zij-ner "redelijke" functies boven de "redeloze" natuur-krachten' (34, bl. 100) .

Dit ontsluitingsproces, zegt Dooyeweerd, hangt onmid-dellijk samen met het uittreden dezer volken uit een minof meer primitieve cultuurtoestand. Dit is te constaterenin de godsdiensteen der heidense volken, die een leidendepositie in de wereldhistorie hebben ingenomen. `Zovinden wij in de Griekse geloofsvoorstellingen een duide-lijke overgang van de aanvankelijke primitieve natuur-godsdienst, waarin de onpersoonlijke en vorm-loze levens-stroom werd vereerd, naar de phase van een cultuur-reli-

Page 135: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

gie, waarin de goden geïdealiseerde menselijke cultuur-machten worden van persoonlijke boven-menselijke vormen gedaante' (t.a.p., b1. 99).

Deze weg van geloofsontsluiting voert van de vergod-delijking van onbegrepen natuurkrachten tot het gevenvan culturele vorm aan het afgodisch geloof. En tot welkraffinement deze ontsluiting van het geloofsaspect tenslot-te ook moge hebben geleid in kunst en wetenschap, inwijsgerig denken, — steeds blijft dit aspect ge richt op eenafgod, al wordt deze dan ook niet meer vereerd in eenpersoonlijke gedaante.

Zo kan men zijn laatste vertrouwen stellen op de rede,dus bijv. alle verwachting hebben van het verabsoluteer-de mathematische denken of geloven in de soevereiniteitvan de natuurwetenschappelijke methode.

Deze weg van geloofsontsluiting komt nooit uit bovende vergoddelijking van aspecten van het geschapene, zijleidt slechts van de verabsolutering der niet-normatieveaspecten tot de verzelfstandiging der normatieve.

§ 19. De cultuurontsluiting onder leidingvan het geloof

Van de wetten, die voor de verschillende modale as-pecten zijn gesteld, en die onderscheiden worden in nor-matieve en niet-normatieve, kunnen alleen de eerstge-noemde door de mens warden overtreden.

Wanneer iemand bij het afgaan van een trap een ogen-blik zou menen, dat hij zich aan de wetten van de zwaar-tekracht zou kunnen onttrekken, zou hij weldra op pijnlij-ke wijze ervaren, dat dit niet het geval is. De zedelijkeliefdenorm evenwel kan hij wél negeren; zijn gedrag kanmet haar in strijd zijn.

Daarom is ook nog nooit aan een bruidspaar gevraagdzich te onderwerpen aan arithmetische of fysische wetten,maar wel wordt de belofte gevergd, dat man en vrouw el-

Page 136: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

kaar zullen liefhebben. En dat gaat niet vanzelf. In hethuwelijksleven moet aan de norm der echtelijke liefde ge-

136 stalte worden gegeven, deze norm moet worden gepositi-veerd. En daar de zonde een heel reële, duistere factor isin het mensenleven, kan dit slechts geschieden ondervallen en opstaan.

In het gezinsleven neemt het economisch aspect even-eens een opvallende plaats in. Ook de norm voor deeconomische moda li teit kan, zij het niet zonder onaange-name gevolgen, worden overtreden. Al ontbreekt de theo-retische reflectie hierover, ook deze norm moet wordengepositiveerd zal van een harmonieus gezinsleven sprakekunnen zijn.

Zo moeten ook bij de cultuurontsluiting de normatievebeginselen, voor dit proces naar de innerlijke aard derverschillende culturele sferen gesteld, worden geconcreti-seerd en gepositiveerd. Door wie? Door hen, die in eenbepaalde tijd een positie bekleden, waardoor zij over dehiertoe benodigde macht beschikken.

Geleid door hun geloof (welke inhoud dit geloof ookmoge hebben en waarop dit geloof ook gericht moge zijn)trachten deze historievormers hun macht, die, zoals weeerder hebben opgemerkt, in wezen roepingsmacht is, aante wenden om het ontsluitingsproces in de door hen juistgeachte koers te doen verlopen.

Daarom zegt Dooyeweerd: `Want in laatste instantiewordt heel de richting welke het ontsluitingsproces dercultuur vertoont, in de tijd bepaald door het geloof derleidende cultuur-machten. Het religieuze grondmotief,dat heel de cultuurontwikkeling in een historisch tijdperkbeheerst, breekt zich in de tijd het eerst baan in het

ge-loofslevenvan hen, die tot historievorming geroepen zijn'(34, bl. 86) .

In § 17 is reeds opgemerkt dat, naar de W.d.W., het

Page 137: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ontsluitingsproces is gegrond in de schepping. Het is eenontplooiing in de tijd van datgene, wat met de scheppingreeds gegeven was .

In een wereld zonder zonde zou het differentiëringspro-ces zich volgens de wetten en nonnen van de kosmischewereldorde, die geen antinomieën kent, op een volkomenharmonieuze wijze hebben voltrokken. Hierbij speelt eenhistorische ontwikkelingsnorm een rol, door Dooyeweerdhet beginsel der cultuureconomie genoemd en die inhoudtdat niet de ene cultuurkring zich overdadig mag ontwik-kelen ten koste van een andere.

Deze ongestoorde ontplooiing zou hebben geleid tot eensamenleving, waarin tussen de verschillende organen, ookvolgens het beginsel van de soevereiniteit in eigen kring,een volkomen harmonieuze verhouding zou hebben be-staan.

Helaas, hiertoe is het niet gekomen. En nu moet deaandacht worden gevestigd op het tweede facet van hetgrondmotief van de W.d.W.: de openbaring van de zon-deval. De zonde heeft de kosmische wetsorde niet vernie-tigd. Ware dit het geval geweest, dan was de scheppingtot het niet teruggevallen. God heeft de wetsorde in standgehouden, maar door de zonde is veel harmonie veran-derd in disharmonie. Deze is ook opgetreden in het ont-sluitingsproces der cultuur. Op welke wijze geschiedt dit?

Het is immers de historievormer, wiens geloof, ge-dreven en gericht door zekere grondmotieven, de leidingheeft bij de cultuurontsluiting?

Wat gebeurt er nu wanneer het geloof van God is afge-keerd en gericht op één of meer verabsoluteerde aspectenvan het geschapene? Dooyeweerd betoogt: `Wanneerzulk een afvallig geloof zich de leidende Machtspositie bijde ontsluiting der cultuur verwerft, zal het onmiddellijkgevolg zijn, dat daarbij de vroeger onderzochte norm dercultuur-economie wordt geschonden, waardoor een scher-

Page 138: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

pe disharmonie in het cultuurleven optreedt' (34, bl.101).

Gewezen wordt dan op de invloed van het religieuzegrondmotief van het humanisme met zijn beide polen:natuur en vrijheid. Het humanistisch vrijheidsideaalhoudt in de volstrekte autonomie van de menselijke per-soonlijkheid. Deze zal vrij zijn van bovennatuurlijkemachten en van traditionele opvattingen.

De inhoud van dit humanistisch persoonlijkheidsideaalis dus: de autonome mens, die zich vrij weet van iedereautoriteit buiten zichzelf en die zijn lot in eigen hand zalnemen.

Zal dit mogelijk zijn met een natuur tegenover zich, diemet haar nog vele onbekende en onbeheerste krachtenhem onder vele omstandigheden nog steeds ernstig be-dreigt?

Ja, dit zal mogelijk zijn, althans in de toekomst, diemen optimistisch kan tegemoet zien. Is door de ontdek-king der natuurwetten, die de beweging beheersen, deloop der hemellichamen niet berekenbaar geworden? Hetis slechts een kwestie van tijd, zo geloofde men, danzouden ook de andere wetten, die het gebeuren in de na-tuur bepalen, zijn gevonden.

Dit is dan het humanistisch wetenschapsideaal in zijneerste, aan de door Galileï en Newton gegrondveste zoge-naamde klassieke natuurkunde georiënteerde, conceptie:het natuurgebeuren doorzichtig te maken en berekenbaardoor middel van de natuurwetenschappelijke methode,die ook voor de andere wetenschappen de enige werkwijzezal blijken te zijn, die tot exacte resultaten zal kunnenleiden. Het tijdperk der `Verlichting' breekt aan, die alleduisternissen zal verdrijven.

Dit alles was natuurlijk op geen enkele manier te be-wijzen en toch had men hierover volkomen zekerheid, ge-

Page 139: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

loofszekerheid. Dit geloof was niet gericht op de Schep-per, maar op de mathematische natuurwetenschap alsproduct van de autonome menselijke ratio.

Dit wetenschapsideaal rustte op de onderstelling, dat alhet gebeuren in het heelal gedetermineerd is, d.w.z. on-derworpen aan causale natuurwetten, die geen uitzonde-ring toelaten. Maar de vrije, autonome mens zal door zijnkennis deze wetten in zijn dienst stellen en zo het natuur-gebeuren gaan beheersen, zodat hij zelf niet meer eenprooi kan worden van een blind noodlot. Daarom zegtDooyeweerd dan ook dat het modern-humanistisch na-tuurmotief in zijn betrekking tot de natuurwetenschap inwezen een beheersingsmotief is.

Wanneer dit alles konsekwent wordt doorgedacht b lijktspoedig dat hier iets niet klopt. Immers, is alle gebeurenbinnen onze ervaringswereld natuurwetenschappelijk teverklaren, dan kan ook het menselijk denken, willen enhandelen pas begrijpelijk worden wanneer deze als cau-saal gedetermineerde natuurprocessen worden opgevat.Maar ... waar blijft dan de vrijheid?

Het persoonlijkheidsideaal heeft het wetenschapsideaalverwekt, maar dit keert zich nu tegen zijn maker endreigt hem te verslinden.

Er is klaarblijkelijk een antinomie in de wetsidee derhumanistische immanentie-filosofie, een antinomie tussenhet natuurmotief en het vrijheidsmotief. En deze antino-mie heeft tot gevolg, dat de ware structuur van de kosmi-sche wetsorde niet in het oog kan worden gevat.

In het eerste deel van zijn werk heeft Dooyeweerd deontwikkeling van deze grond-antinomie in het wijsgerigdenken en de geestesacrobatiek van grote wijsgeren omzowel het persoonlijkheids- als het wetenschapsideaal tekunnen veilig stellen, uitvoerig geschetst.

Intussen heeft het humanistisch geloof in de soevereini-

Page 140: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

teit van het natuurwetenschappelijk denken naast het Re-formatorisch christendom hier in het Westen een geweldi-

140 ge invloed gekregen op het ontsluitingsproces van de be-schaving, de economie, het rechtsleven, de moraal, enz.Waardoor wordt deze invloed nu gekenmerkt?

`Bezien wij dit gehele proces naar zijn historische basis,dan kunnen wij hier constateren een overwoekering vande vormingsmacht van de cultuurkring der moderne na-tuurwetenschap ten koste van de vormingsmacht der ove-rige cultuurkringen, in negatie van het vroeger geanaly-seerde historisch principe der beschavingseconomie' (17,bl. 296. Dooyeweerd spreekt nu liever van

cultuurecono-mie) . Hierdoor is op vele punten in de cultuurontsluitingeen giste disharmonie ontstaan.

De natuurwetenschappelijke methode van denken heeftop het eigen terrein van de natuurwetenschap grootsetriomfen geboekt, ook in de techniek, die daarop is ge-bouwd. Waar deze werd toegepast op het gebied der zgn.geesteswetenschappen, leidde zij echter op een verkeerdspoor. Een individualistische opvatting van de menselijkesamenleving was het gevolg. De eigen aard van staat,kerk, gezin, enz. werd uit het oog verloren. Een individua-listische moraal werd opgetrokken op het

nuttigheidsprin-cipe. De individualistische rationalisering en techniseringvan het economisch leven bracht duizenden arbeiders inarbeidsslavernij.

In ons land werd het Verlichtingsgeloof gepredikt doorhoogleraren als Scholten en Opzoomer, de eerste theo-loog, de laatste filosoof. Hoe zou in een natuur, waar allesplaats vindt volgens de ijzeren wet van oorzaak en gevolg,nog plaats zijn voor de wonderen van Jezus, voor diensopstanding en hemelvaart? Deze prediking ontnam eersthet evangelisch geloof aan de theologische studenten inde collegebanken, dan aan de gemeenten, die zij als predi-

Page 141: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

kant gingen dienen. Het oud-modernisme greep in dekerk verwoestend om zich heen.

Heeft het ontsluitingsproces onder leiding van het hu- 141manistisch Verlichtingsgeloof niets dan wrange vruchtenopgeleverd? En heeft het Reformatorisch geloof slechtsgoede vruchten voortgebracht? De beantwoording vandeze vraag stelt ons voor nieuwe problemen.

§ 20. Moeilijkheden rondom de antitheseDooyeweerd heeft op de beide vragen geen onduidelijk

antwoord gegeven. Hebben we boven opgesomd op welkebelangrijke punten de Verlichting de ontsluiting op eenverkeerde weg heeft gevoerd, op andere punten is zij inde juiste lijn der cultuurontsluiting gebleven.

`Zij heeft op economisch gebied de weg vrijgemaaktvoor een ontplooiing van de individuele ondernemings-geest, die ondanks zijn aanvankelijke individualistischeopenbaring, het bedrijfsleven tot sterke ontwikkelingbracht.

Zij heeft op het gebied van het rechtsleven onvermoeidhet pleit gevoerd voor de individuele mensenrechten, dieten grondslag liggen aan onze burgerlijke rechtsorde, envoor de liquidering van de ongedifferentieerde rechtsver-houdingen, waarbij delen van het overheidsgezag als "-zaak in de handel' werden beschouwd.

Zij heeft vele bouwstenen geleverd voor onze modernerechtsstaat. Zij heeft op het gebied van het strafrecht veelbijgedragen tot 't doen doordringen van humanere opvat-tingen, tot de afschaffing van pijnbank en heksenpro-cessen. Zij heeft rusteloos het pleit gevoerd voor de vrij-heid van publieke meningsuiting en de vrijheid van gods-dienst' (34, bl. 102/103).

Welke zegenrijke gevolgen het Calvinisme ook mogehebben gehad, Dooyeweerd aarzelt niet ook het zwakkepunt hiervan aan te wijzen en hiertegenover het humanis-

Page 142: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

me de eer te geven, die het toekomt: `Het heeft voor deerkenning van de publieke vrijheid der geestelijke overtui-

142 gingen. zuiver historisch beschouwd, veel meer baan-brekend gewerkt dan het 17e eeuwse Calvinisme ... Hethad in dit opzicht inderdaad een eigen culturele roepingte vervullen' ( t.a.p., bl. 80).

Doordat Dooyeweerd voor deze feiten de ogen niet ge-sloten heeft kan hij zeggen: `En zo kan deze Christelijkeontwikkelingsidee niet enghartig zijn. Bij hare hanteringkan iedere relatieve zin-ontplooiing der beschaving, ookal is zij door anti-Christe lijke machten gepositiveerd, alszodanig worden erkend; zij gaat uit van het inzicht, datiedere geestesstroming, welke de roepingsmacht tot

histo-rie-vorming bezit, haar eigen normatieve taak heeft tevolbrengen als instrument in God's hand' (17, bl. 299).

Wat tot hiertoe gezegd is geeft geen voedsel aan de ge-dachte, dat de disharmonie in de cultuurontsluiting totongeveer nihil zou kunnen worden teruggebracht, wan-neer de historievormers maar waarachtige christenenwaren. Deze gedachte wordt ook op duidelijke wijze doorDooyeweerd zelf weersproken: `Het ware een onschrif-tuurlijke illusie te menen, dat, zo maar steeds de vor-mings- en positiveringsarbeid bij de ontsluiting van de zinvan de wetszijde der wetskringen (modale aspecten, L.K.) in handen van Christenen ware, deze disharmoniezou kunnen worden opgeheven.

Want enerzijds blijft de Christen-mens een door endoor zondig creatuur, in zich zelve niets beter dan an-deren. En anderzijds blijft ook de Christelijke wetsvormerkrachtens de gehele structuur der goddelijke wereldordegebonden in de samenhang van tijdelijke verbanden dermenselijke samenleving, waarin hij rekening heeft tehouden met de macht der civitas terrana' (t.a.p., bl.267).

Page 143: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het komt mij voor dat aan de beide hier genoemdefactoren een derde, zeer belangrijke, kan warden toege-voegd: de christen kan even beperkt en kortzichtig zijn als 143de niet-christen. Dit kan tot gevolg hebben dat hij de an-tithese niet ziet of — indien hij hiermee wel rekening wilhouden — deze tegenstelling ziet waar deze toch niet be-staat, of geen antithese ziet, waar deze inderdaad is.

Toen in de 13e eeuw de werken van Aristoteles, via deArabische wereld weer in West-Europa bekend geworden,een machtige invloed begonnen te krijgen, heeft men deantithese niet onderkend, die er is tussen het christelijkscheppingsgeloof en de Aristotelische opvatting van denatuur. Deze zou gegrond zijn, zoals wij reeds in § 6 op-merkten, in een innige verbondenheid van 'hulè' en`morphè', van `staf' en `vorm'.

Wij merken nu nog op, dat Albertus Magnus en diensgrote leerling Thomas van Aquino getracht hebben eensynthese tot stand te brengen tussen deze heidense filoso-fie, die haar diepste wortels had in de Griekse geloofs-voorstellingen, en het christelijk geloof. Aristoteles werd`gedoopt'.

Het resultaat van deze synthese was de geboorte vanhet religieuze grondmotief van `natuur' en `genade'(`boven-natuur') .

Thomas ziet dan de werkelijkheid verdeeld in twee ver-diepingen. Het natuurl ijke leven vormt de onderbouw.Hier treffen we aan de staat, het gezin, de profane weten-schap, de techniek, de kunst, bedrijf en handel. Op ditterrein kan de rede, buiten de openbaring om, op de juis-te wijze functioneren.

De bovenbouw wordt gevormd door hetbovennatuur-lijkeleven der genade, die het natuurlijke leven niet ver-stoort, maar aanvult en overkoepelt. Hier vinden we dekerk met haar genademiddelen, die de leiding van heel

Page 144: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het culturele leven opeist, om zo het natuurlijk leven teverrijken en te voltooien.

144 Zo zien we dan de vormingsmacht in handen gekomenvan begaafde en welmenende christenen, in wier denkenevenwel een ernstige dwaling is ingeslopen, met als gevolgeen disharmonie in het culturele ontsluitingsproces, dooreen overwoekering van de kerkelijke machtssfeer over deandere cultuurkringen. 1

Het kost weinig moeite een verzameling te maken vanmin of meer ernstige dwalingen van vooraanstaandechristenen uit de nieuwere tijd, veroorzaakt door beperkt-heid of kortzichtigheid. Enkele voorbeelden slechts.

Toen in de vorige eeuw de afschaffing van de negersla-vernij aan de orde was, schreef Da Costa hierover: `Ikboude het daarvoor, dat de afschaffing van de slavernijder Negers alsmede behoort tot die hersenschimmigemenschelijke wijsheid, die de Almacht wil vooruitloopen,

i) Hierbij moet wel worden aangetekend dat het religieuzegrondmotief van `natuur' en `genade', zoals dit door Dooyeweerdaan Thomas van Aquino wordt toegeschreven, berust op eenexegese van de Aquifer, zoals die ook wel van r.k. zijde is

ge-geven,maardievolgensMichael Marletniet juist zou zijn. Dezer.k. geteerde is in zijn proefschrift over de W.d.W. tot de merk

-waardige conclusie gekomen, dat tussen de w=ijsgerige opzet vanDooyeweerd en die van Thomaseen nauwe verwantschap zoube-

staan, zo zelfs dat hij schrijft: `Die im Lichte der Offenbarungvon Schöpfung. Sündenfall and Erlösung in Christo, als

transzen-dentaleIdeeverstandene Seinsidee,reitder fur sie wesentlichenUnterscheidung zwischen Konstitution and Existenz: alsGesetzes-ideealso und ihr entsprechende Subjektsidee, ist bezeichnend fur

die gauze christliche 'Tradition der Philosophic, in der 'Thomasvon Aquin eine zentrale Stelle einnimmt, and in die sick diePhilosophic der Gesetzesidee (lurch eigene, bewuszt christlicheInitiative wie von selber einfügt' (59, bl. 129).1'V ij duidden hier reeds op op bl. 1.9. Uit het feit evenwel, datDooyeweerd nog in `in the Twilight of Western Thought' (2edruk 1968) de wijsbegeerte van Thomas van Aquino aanduidt alssynthese- filosofie (bl. 1 71 ), mogen we m.i. afleiden dat hij hetbetoog van Marlet niet overtuigend acht.

Page 145: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

en niets uit zal richten ten goede, maar veeleer eindeloosten kwade'.

En verder: `en stellen wy ons niet in de plaats van den 145Vader, die in de Hemelen is, als hadden wy zijne schep-selen liever dan Hy zelve. Neen! zoo op het nageslachtvan Cham nog de vloek rust van den gehoonden Aartsva-der, ook aan dien vloek heeft Gods oneindige barmhartig-heid een zegen ter verzachting gehecht; en de Neger, wiende door Hem bepaalde orde aan den naar lichaam en zielverre boven hem verheven blanke heeft dienstbaar ge-maakt, geniet daartegen eene veiligheid, een welvaart inzijnen staat, die een oneindig getal vrijën in den hunnenontbeert' (11, bl. 12/13).

Groen van Prinsterer, die als een leeuw gestreden heeftvoor zijn overtuigingen o.m. op onderwijsgebied, had veelminder aandacht voor de sociale kwestie. In 1874 wordthet wetsontwerp Van Houten, dat beperking van de kin-derarbeid op het oog heeft, door de Tweede Kamer aan-genomen.

Mr. Grashuis schrijft: `Ook hierover werd door Groenniet gehandeld, en de vrijheid van bedrijf was voor hemgeen zaak van onderzoek. Welk een mate van liefdevollebelangstelling voor `de kleine luyden' ook leefde in zijnhart, hij kende te weinig de nood en de ellende van dewerkman' (36, bl. 230) .

In zijn `Gezag en Vrijheid' (1874) geeft Jhr. Mr. A. F.de Savornin Lohman een beschrijving van de harde sla-vernij waaraan menige arbeider is onderworpen. `Zijnvrijheid is niet veel groter dan die van de Romeinse slaaf'.`Ja, zelfs zijn kinderen vermag hij niet op te voeden zoalshij wil, wanneer de fabrikant de arbeid juist van die kin-deren eist op straffe van wegzending uit zijn dienst'.

En nu komt het, waarom het ons begonnen is: `Indien

Page 146: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

het nu waar is dat in werkelijkheid de slavernij nog be-staat en niet afgeschaft kan worden, omdat zij een gevolg

146 is van toestanden waaraan zeer weinig te veranderen valt,dan kan de Staat de ene mens niet verbieden zich feitelijkaan een ander te onderwerpen; zulk een gebod zou nietkunnen worden gehandhaafd' (78, bl. 173/174, curs. vanmij).

In de tweede druk van dit werk (1921) merkt deschrijver op: `De boven omschreven sociale mistoe-standen zijn sinds 1875 grotendeels opgeruimd' (bl. 175).

Het komt mij voor dat deze visie, dat er weinig te ver-anderen is aan een schreiende toestand, neergeschrevendoor een hoogstaand en invloedrijk christen, een ver-lammende invloed moet hebben op hen, die geroepen zijnhet ontsluitingsproces in betere banen te leiden. Gelukkigkregen Kuyper en de ethische dominee Talma al spoedigeen open oog voor het nijpende sociale vraagstuk.

Dr. A. Kuyper heeft in `Ons Program', waarin hij dedoelstellingen van de A.R. partij uiteenzette, de stellingverdedigd, dat de koloniën aan het Rijk behoren, maar ergeen onderdeel van vormen. Het moederland had de taakvan een voogd, die zijn pupil tot zelfstandigheid brengt(53, bl. 320/321, 328).

Dr. Colijn is later ingegaan tegen de mening van hen,die beweerden, dat deze zelfstandigmaking van de pupiltevens inhield : loslating.

Indië los van Nederland? `Wij kunnen ons dit als his-torische mogelijkheid zeer goed indenken. Maar dit ge-beuren, als historisch feit mogelijk geacht, drukt niet onsverlangen, ons begeren uit. En kan dus evenmin het doelzijn, dat wij bij onze koloniale politick in het oog hebbente vatten' (8, bi. 541/542). Ook in een ander werk (9) ,waartegen de Leidse hoogleraar Prof. Dr. C. SnouckHurgronje in een brochure (80) verontwaardigd protest

Page 147: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

aantekende, heeft Colijn blijk gegeven, in deze detekenen der tijden niet te hebben verstaan, en hetopkomend nationalisme in Indië te hebben onder- 147schat.

Wat heeft ook de in deze verkeerd gerichte politiekvan een welmenend christen-staatsman wrange vruchtenopgeleverd!

We kunnen uit de gegeven voorbeelden leren hoe feil-baar ook het inzicht kan zijn van grote mannen, die weldegelijk weet hebben van de antithese en er ook meewillen rekenen.

In dit verband moet nog een kwestie genoemd worden,die ook het ontdekken van de antithese wel zeer bemoei-lijkt.

Het historisch proces is, naar de W.d.W., zoals reeds uit-eengezet, door God aan wezenlijke normen onderworpenen deze normen moeten worden gepositiveerd. Hoe zullenwe deze normen kennen? Dooyeweerd antwoordt: Dezenormen of waarderingsmaatstaven moeten uit de gehelesamenhang der Goddelijke wereldorde worden opge-spoord, d.i. uit het verband waarin het historisch cul-tuur-aspect met alle andere aspecten der tijdelijke werke-lijkheid is gevoegd' (34, bl. 101) .

Zou nu een christen bij de studie, die het opsporen vandeze normen vereist, op enigerlei wijze tegen dwalingenzijn gevrijwaard? Nemen we de economische wetenschap.

Mr. A. C. Verbeek, drs. in de economie, schreef n.a.v.een felle aanval, die was gedaan op Dr. Colijn, omdatdeze in de dertiger jaren niet drastisch had ingegrepen terbestrijding van de slechte economische toestand, welkeeen langdurige werkloosheid ten gevolge had: 'De klassie-ke economische theorie leerde, dat — bij niet-geslotengrenzen — in elk land de economie uit eigen innerlijkeaandrift voortdurend naar een evenwichtstoestand streeft.

Page 148: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Eén der componenten van deze evenwichtstoestand is - zowerd geleerd -geen werkloosheid, behalve enige niet te

148 vermijden seizoenwerkloosheid en zo nu en dan - als hetevenwicht verstoord was - wat voorbijgaandeconjunc-tuurwerkloosheid; het begrip structuur-werkloosheidspeelde nog geen rol. Maar - en daarop moet ik in ditverband de nadruk leggen - indien in een land de econo-mie door enigerlei oorzaak uit haar evenwicht was ge-raakt, dan diende de overheid zich vooral van ingrijpen teonthouden. Overheidsingrijpen - zo werd geleerd - konalleen maar vertragend werken op de terugkeer tot eenevenwichtstoestand uit eigen innerlijke aandrift als gevolgvan niet-belemmerde menselijke handelingen'.

Prof. H. Ridderbos, die over deze dingen schreef in hetGereformeerd Weekblad van 24 mei '63, merkte nog op:`Men kan het betreuren, dat het de Engelse econoomKeynes en niet de Nederlandse Calvinist Colijn was, diede doorbraak naar een nieuwe economische aera wist teforceren'.

Blijkt hieruit niet duidelijk, dat ook de christen bij hetopsporen der normen niet tegen dwaling is gevrijwaard -ja, dat het zelfs mogelijk is dat op een bepaald terrein eenbepaalde norm wordt ontdekt door een niet-christen?

Dooyeweerd heeft dit ook expliciet uitgesproken: 'Im-manence-philosophy can discover many states of affairswhich had up to now been neglected in a philosophy di-rected by an intrinsically Christian transcendentalground-Idea, and vice versa' (19, bl. 117).

De antithese is een zeer reële en ernstige werkelijkheid,maar met het trekken van konsekwenties hieruit voor hethandelen, ook in het staatkundig leven, moet wel de ui-terste behoedzaamheid worden betracht.

Wanneer christenen, terecht, zich aaneensluiten om bijhet licht van Gods Woord te zoeken naar de weg, die zij

Page 149: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

hebben te bewandelen, dan moeten zij dit wel doen metgrote bescheidenheid en ook luisterend naar anderen, diemisschien reeds hebben gezien waar hun eigen oog nog 149voor gesloten is.

De antithese tussen de civitas terrana en de civitas Deiwerkt door, dit is zeker, tot, als definitief gevolg van deverlossing door Jezus Christus, het Godsrijk zegeviert enGod zal zijn alles en in allen.

§ 21. Wat is de tijd?

Wijsgeren plegen menigmaal hun hoofd te breken overzaken waarmee de mens in het dagelijks leven in 't geheelgeen moeilijkheden heeft. Daar is het vraagstuk van detijd. Ieder praat over de tijd, ieder heeft weet van de tijd,ieder weet op 't juiste ogenblik een spreekwoord of gezeg-de over de tijd te debiteren. De tijd is zo'n bekend ietsvoor oud en jong, dat geen van hen ooit op de gedachtekomt of zich onder bepaalde omstandigheden gedrongenvoelt om zich nu eens in ernst af te vragen: maar wat isnu eigenlijk de tijd? Alleen wijsgeren stellen deze vraag.Ook vakgeleerden, die zich deze vraag stellen, zijn danzonder het soms zelf te beseffen volop filosofen.

Het grappige is dat we geen van allen, als we met ernsteen antwoord op deze vraag willen geven, dit antwoordzonder meer klaar hebben en dat over zo iets alledaags alsde tijd.

We behoeven ons daarvoor niet te generen. Niemandminder dan Augustinus schreef in zijn Belijdenissen:`Want wat is tijd? Wie zou dat gemakkelijk en in hetkort kunnen uitleggen? Wie zou dit, zelfs door nadenken,voldoende begrijpen om er zich in woorden over tekunnen uitlaten? En toch: waarvan maken wij in hetspreken melding, dat ons meer vertrouwd en bekend isdan de tijd? En zonder twijfel begrijpen wij het, wanneerwij daarover spreken en ook begrijpen wij het, wanneer

Page 150: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

wij een ander erover horen spreken. Wat is dan de tijd?Wanneer iemand het mij vraagt, weet ik het; wanneer ik

150 het iemand, op zijn vraag, zou willen uitleggen, weet ikhet niet ...' (79, l le boek, XIV).

Wijsgeren zijn het, die de vraag hebben gesteld en wijs-geren zijn het, die een antwoord hierop hebben gegeven.Wanneer we deze antwoorden vergelijken, schiet ons van-zelf de bewering van Ovink in de gedachten: `Over niets,letterlijk over niets, zijn de filosofen het onderling eens'(63, bl. 50). Wat het tijdsprobleem betreft is dit zeker hetgeval.

Natuurlijk is ook door de W.d.W. dit vraagstuk uitvoe-rig behandeld en Dooyeweerd is tot een heel oorspronke-lijke tijdsleer gekomen. Wel eigenaardig, -- maar het beginen het einde ook van diens wijsheid blijft, dat we nietkunnen definiëren wat dé tijd is , dé tijd laat zich niet ineen begrip vangen.

Toch hebben vele wijsgeren en vakgeleerden wél eenantwoord weten te geven. Dooyeweerd evenwel betoogt,dat dit slechts schijnbaar het geval is, dat n.l. steeds een-zelfde addertje onder het gr as schuilt en wel dit, dat zeniet dé tijd definiëren, maar een bepaald aspect aan détijd. Maar nu lopen we te snel vooruit.

Wanneer we nu gaan proberen de tijdsleer van deW.d.W. in hoofdlijnen uiteen te zetten, beginnen we mette herinneren aan de theorie der modale aspecten. Toenwe iets over deze leer vertelden is de tijd bijna niet tersprake gekomen. Er is toen reeds de aandacht op geves-tigd, dat we deze modaliteiten nergens afzonderlijk in dewerkelijkheid ontmoeten. Dat ze aspecten aan de werke-lijkheid zijn en dat we 't een en ander van die werkelijk-heid moeten aftrekken (abstraheren) om de aspecten inhun eigen aard scherp en expliciet in het oog te kunnenvatten. We hebhen toen ook de tijd grotendeels buiten be-

Page 151: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

schouwing gelaten. Niet geheel, want we spraken vanvroegere en latere aspecten, van anticiperen (vooruit-grijpen) en retrociperen (teruggrijpen). 1 51

De W.d.W. leert nu, dat de tijd met de schepping ge-geven is. Popma schrijft: `de tijd reikt zover de scheppingreikt, de tijd is een creatuurlijke ordening van Godswege;de schepping kan niet bestaan zonder de tijd en de tijdniet zonder de schepping. De tijd is zozeer een schepsel,dat we hem in heel de schepping, "overal", ontmoeten'(69, bl. 71).

Dat is om te beginnen een heel andere opvatting dandie van Kant bijv., volgens wie buiten de grenzen onzerzinnelijke waarneming noch tijd, noch ruimte bestaan. Dewerkelijkheid, die wij om ons heen menen te zien, bevindtzich in ons bewustzijn, is bewustzijnsimmanent. En tot hetontstaan van deze werkelijkheid in ons moge de 'buiten-wereld' (ons als `Ding an sich' overigens onbekend)hebben bijgedragen, de structurele bouw van het geheel isvan het menselijk kenvermogen zelf afkomstig. En hiertoebehoren zowel de tijd als de ruimte.

Op de bewering dat we overal in de schepping de tijd`present' vinden, zou Kant antwoorden: Geen wonder,want steeds wordt de tijd door ons zelf in die fenomenalewereld ingedragen.

We laten nu verder de opvatting van Kant voor wat zijis. Het was er ons slechts om begonnen even een contr as

-terende leer over de tijd tegenover die van Dooyeweerd testellen. Ook hierin ligt een tegenstelling, dat tijd en ruim-te door Kant en zijn volgelingen steeds in één ademworden genoemd. Dit is in de W.d.W. niet het geval. Tijden ruimte hebben volgens deze wijsbegeerte zo'n totaalverschillende functie, dat zelfs in de theorie der modaleaspecten, waarin ook het aspect van het ruimtelijke een

Page 152: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

plaats vindt, geen aspect van het temporele wordt aange-troffen.

152 Dé tijd omvat en doordringt de beide grondstructurenvan de schepping: de indieidualiteitsstructuur, waarin deconcrete dingen. gebeurtenissen, handelingen en

samenle-vingsvormen onderscheiden worden en demodale struc-tuur der aspecten, die in deze individualiteitsstructurenhun eigen-aardige rol vervullen.

Deze gehele werkelijkheid is immanent aan de tijd.Ook al het denken en doen van de mens is van tijdelijkeaard, maar niet, — en nu komt er een heel belangrijkpunt, — de religieuze wortel van zijn bestaan. Dezetranscendeert volgens Dooyeweerd de tijd. Maar daaroverstraks uitvoeriger.

We gaan nu trachten van deze ondefinieerbare, niet inbegrip te vatten tijd, door Dooyeweerd de kosmische tijdgenoemd, toch enig idee te krijgen.

We merken dan in de eerste plaats op dat aan de kos-mische tijd een wetszijde en een subjectszijde moetworden onderscheiden, die elkander over en weer onder-stellen. Naar zijn wetszijde is de kosmische tijd tijdsorde,— naar zijn subjectszijde tijdsduur.

Zo geldt bijv. in het aspect van het (organisch) levenbij de hoger ontwikkelde organismen de tijdsorde van ge-boorte, rijping, volwassenheid, veroudering en sterven.Deze orde is voor al zulke organismen gelijk, maar dehieraan onderworpen levensduur kan in hoge mate ver-schillen.

In de tweede plaats schenken we er aandacht aan datde wijze, waarop de tijd zich in de verschillende aspectenopenbaart, in iedere modaliteit door de eigen zinstructuurvan het aspect wordt gekwalificeerd; m.a.w. het tempore-le is gemodaliseerd. Mogen de volgende voorbeelden ditverduidelijken.

Page 153: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

1. Eens bracht ik een bezoek bij twee oude mannetjes,die in een klein huisje in een moderne winkelstraatwoonden. Het hele interieur van hun kamer herinnerde 153mij aan mijn kinderjaren: die flopperende gaslamp metgloeikousje, dat ouderwetse meubilair, die foto's van hetvoorgeslacht in antieke lijsten aan de wand, het tafelkleeden de vloerbedekking ... en je verzucht: hier heeft de tijdstilgestaan.

Welke tijd? De klokketijd? Wel neen, — de ouderwetsependule tikte rustig door en vertelde dat ik er precies eenuur was geweest. Het ging hier om de historische tijd. Inhet historisch aspect openbaart de tijd zich in de modalezin der cultuurontwikkeling, waardoor we historische pe-rioden kunnen onderscheiden. En deze ontwikkeling wasten dele langs dit huisje heengegaan.

Dezelfde ervaring deed ik op in Jordanië, waar ikBedoeïenen zag, die water uit een verre bron in leren zak-ken op hun ezels naar hun geitenharen tenten vervoerden.We reden er in glimmende auto's langs en hoewel dag,uur en datum voor hen en ons gelijk waren, leefden wij inverschillende historische tijden.

2. Was ik vanwege het boeiend verblijf bij de zo straksgenoemde twee broers, die zoveel uit de oude tijd wistente vertellen, nog enige uren blijven plakken, dan zou ditzeer incorrect zijn geweest. Vanwege het sociaal karakter,dat de tijd draagt in het aspect van de omgang, weet ookieder dat het onbeleefd is tegenover een gastvrouw om telaat aan tafel te komen.

3. Laatst wilde ik een zakenman een gulden betalen,die ik hem nog schuldig was. `Ja, dat komt nog wel,' zeideze. Hij stapte haastig in zijn auto en reed weg. Bij eenrustiger gelegenheid sprak ik hierover mijn verbazing uiten vroeg hem of hij zo ongevoelig was voor geld.

`Neen, juist niet,' was zijn antwoord, `maar in de tijd,

Page 154: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

die ik nodig had urn uw gulden aan te pakken kon eenrijksdaalder mijn neus voorbijgaan'.

154 De tijd van deze man was economisch gekwalificeerd.Zou men aan hem vragen: wat is tijd? — dan zou hij ant-woorden: tijd is geld.

4. Een juridisch aspect heeft de tijd bij de z.g. verja-ring, de meerder- of minderjarigheid.

5. Voor de chauffeur van een ziekenwagen, die zo snelmogelijk een zwaargewonde naar het ziekenhuis vervoert,draagt de tijd een moreel cachet. Hij weet dat hij zichzou bezondigen aan het gebod der zedelijke liefdenorm,indien hij onderweg op zijn gemak een kop koffie gingdrinken.

6. Wanneer Jezus spreekt over de laatste dingen enzijn volgelingen vermaant: 'Ziet toe, blijft waakzaam.Want gij weet niet, wanneer het de tijd is' (Marcus13 : 33), dan is deze tijd gekarakteriseerd door het geloofs-aspect.

Misschien zal iemand opmerken: dit is alles wel tevolgen, maar is er in de modaliteit van het ruimtelijkeook een spoor van de kosmische tijd te vinden? Het ruim-telijke aspect maakt de indruk van tijdloos te zijn.

7. Laat ons nu eerst maar eens bij het begin beginnen.In de eerste modaliteit, de arithmetische, ontmoeten wede getallenreeks. Is deze boventijdelijk? Het wordt welbeweerd dat het arithmetische het tijdelijke transcen-deert.

Dooyeweerd betoogt dat in de getallenreeks een onom-keerbare tijdsorde van vroeger en later bestaat. Wij kun-nen natuurlijk wel van 10 tot 1 tellen, maar dan beseffenwe toch goed, da t we terugtellen, dat in deze reeks 9 eer-de: komt dan 10, omdat 9 minder is dan 10.

8. Weer geheel anders openbaart de tijd zich in hetruimtelijke en wel als gelijktijdigheid der ruimtedelen.

Page 155: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Hier is zelfs sprake van absolute gelijktijdigheid. In hetfysische kan slechts van relatieve gelijktijdigheid wordengesproken.

9. In het kinematische aspect wordt de tijd gekwalifi-ceerd door de bewegingssuccessie. De uitvinding van hetuurwerk, waarmee we de tijd `meten', berust op deze be-wegingssuccessie en op de tijdsorde in de modale zin vanhet getal. Om `de' tijd te kunnen aflezen zijn uurwerkenimmers van op elkaar volgende nummers voorzien. Debeweging, naar welke de klok is ingericht, is die van deaardbol, welke in een etmaal om zijn as wemelt.

De tijdsduur, die op deze wijze kan worden gemeten,de klokketijd of fysische tijd, wordt ten onrechte nog dik-wijls voor de eigenlijke, voor dé tijd of, om met de W.d.W.te spreken, voor de kosmische tijd aangezien.

De opvatting, door de W.d.W. verdedigd, is dat de kos-mische tijd in geen enkel aspect geheel opgaat, maar allezinzijden der werkelijkheid gelijkelijk doortrekt. Hiermeewordt ook de mening van de Franse filosoof Bergson af-gewezen als zouden wij de ware tijd e rvaren als duur.

10. De gevoelsduur, die sensitief gekarakteriseerd is,wordt ons bijv. zeer bewust zowel bij het aanhoren vaneen saaie toespraak, waaraan geen eind schijnt te komen,als aan het eind van een gezellige avond. De tijd, die inhet eerste geval zo traag verloopt, vliegt om in het anderegeval. Toch had de rede, met klokketijd gemeten, slechtséén uur geduurd en het avondje (het verkleinwoord is ty-perend) drie uur.

11. Het valt ook niet moeilijk de eigengeaardheid vande tijd te ontdekken in het biotische aspect. Spreken weniet van de paartijd en de broedtijd in het vogellevenbijv.? Spreekt de boer niet van de oogsttijd en de hooi-tijd? De tijd wordt hier biotisch getypeerd door de orga-nische levensontwikkeling met haar biotische ontwikke-lingsfasen o.m. van geboorte, pubertijd, levens-`avond'.

Page 156: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

12. In het analytische aspect krijgen we te doen meteen tijdsorde die bestaat uit een logische ,gelijktijdigheid

156 en een logisch eerder (prius) en later (posterius).De beide praemissen: 1. de som van de hoeken van een

driehoek is 180° en 2. de gegeven figuur is een driehoek,— gaan vooraf aan de conclusie: de som van de hoekenvan deze figuur is dus 180°.

Wanneer men deze sluitrede uitspreekt of in eendenkakt, die dus logisch gekwalificeerd is, voltrekt, vereistdit tijdsduur, waarin de tweede praemisse wordt uitge-sproken na de eerste. In de logische tijdsorde evenwel zijnde beide praemissen (logisch) gelijktijdig gegeven. En zogaan ook de beide praemissen logisch aan de conclusievooraf.

In de tijdsorde zijn eerder en later hier logisch gekwali-ficeerd.

De gegeven voorbeelden hebben hopelijk begrijpe lijkgemaakt wat de W.d.W. meent met de uitspraak dat dealle modaliteiten omspannende kosmische tijd zich indeze aspecten modaliseert. Nu kan ook duidelijk zijn watDooyeweerd bedoelt als hij zegt dat `alle z.g.n. definitiesvan de tijd slechts definities van modale tijds-aspectenblijken, waarbij de tijd zelve steeds ondefinieerbaar voor-onderstelde is' (23, bl. 167).

Hierboven schreven we reeds dat de kosmische tijd nietslechts de modale structuur maar ook de

individualiteits-structuren der schepping omvat en doordringt. Dooye-weerd leert nu dat de tijd zich niet alleen in de modalestructuren modaliseert, maar zich ook in de individuali-teitsstructuren typiseert. Omdat we hier maar zeer sum-mier iets over de tijdsleer van de W.d.W. kunnen ver-tellen gaan we hier nu niet verder op in.

Wat meer aandacht willen we nog geven aan wat in

Page 157: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

§ 5 werd gezegd over het Archimedisch punt van deW.d.W. Wij hebben daar Dooyeweerd geciteerd, maarkonden op die hoogte van onze uiteenzettingen dit citaat 157nog niet verduidelijken. Dit ogenblik is nu aangebroken.

Zoals bekend leert Dooyeweerd dat de ikheid (de zelf-heid, het hart, de ziel) van de mens fungeert in alle as-pecten, bijv. denkt, gevoelt, gelooft, — maar in geen dezeraspecten geheel opgaat, zelfs met het geheel der modali-teiten niet samenvalt. Wij kunnen ons dit duidelijk makendoor te denken aan een plant waarvan de wortel onge-deeld is, maar die zich boven de grond vertakt (modali-teiten) .

De zelfheid nu is de ongedeelde wortel onzer individue-le persoonlijkheid. Wat is nu het diepste wezen hiervan enwaardoor wordt dit bepaald?

Het menselijk ik is gevoegd in een drietal relaties. Deeerste is reeds genoemd, n.l. de relatie van het ik tot demodale aspecten waarin het fungeert. De tweede relatie isdie tot het ik der medemensen.

Nu is het zo gesteld dat het diepste wezen van de zelf-heid zich openbaart in deze beide relaties, maar er nietdoor wordt bepaald. Dit geschiedt door de derde relatie,n.l. die tot God, de Oorsprong (Archè) of tot wat daar-voor wordt aangezien, een afgod, in welke antieke of mo-derne gestalte dan ook.

Deze band nu is religie. Religie `is religio, d.i. verbin-ding, relatie tussen de creatuurlijke zin en het Zijn derArchè' (16, bl. 69) .

De ikheid van ieder mens is daardoor religieus vanaard. De zelfheid wordt daarom genoemd : de religieuzewortel van ons bestaan.

Dooyeweerd maakt derhalve streng onderscheid tussenreligie en geloof. Het religieuze ik openbaart zich noodza-kelijk ook in het geloofsaspect. Ook dit geldt voor allemensen zonder onderscheid.

Page 158: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De verschillen treden eerst aan de dag waar men zichgelovend richt op God of, zij het soms onbewust, op een

1 58 afgod, — waar men norm en inhoud van het geloof heeftgevonden in de Woord-openbaring van God of deze el-ders meent te moeten zoeken.

Hier doet zich weer de antithese gelden, maar we ver-geten daarbij niet dat deze, zoals we reeds uitvoerighebben uiteengezet, vanwege zonde en dwaling dwarsdoor hart en leven van ieder christen loopt.

De kosmische tijd nu. die de modale aspecten omspanten doordringt. omvat niet de ikheid. De zelfheid immersfungeert wel in alle aspecten maar gaat er niet in op. Zijtranscendeert hierdoor de tijd. Is de zelfheid dan eeuwig?Neen, toch niet, want boventijdelijk is niet identiek meteeuwig.

Ook Popma ziet dit zo (69, bl. 248), maar komt m.i.hiermee, daar de ikheid toch ook tot het geschapene be-hoort, in strijd met zijn hierboven vermelde uitspraak datde tijd reikt zover de schepping reikt.

Vanwege de belangrijkheid van deze zaak citeer ik nogDooyeweerd: 'De `ziel' van 's mensen bestaan, die naar

het getuigenis der Schrift door de tijdelijke dood niet ge-troffen wordt, maar ook na de aflegging van het

li-chaam', d.i.van heel de tijdelijke,in individualiteits-structuur besloten bestaansvorm, blijft voortbestaan, is dereligieuze wortel der menselijke existentie , door de Schriftook wel de 'inwendige mens' of het `hart' van de mensgenoemd, `waaruit alle uitgangen des levens zijn' en`waarin de eeuwigheid gelegd is'.' (23, bl. 181) .

De religieuze wortel van het individuele menselijk be-staan is echter niet als een eilandje door een oceaan ge-scheiden van die der andere mensen. God heeft hen ge-schapen niet alleen in gemeenschap met Hem, maar ook

Page 159: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

met elkander. Dit wordt door Dooyeweerd de religieuzewortelgemeenschap van het menselijk geslacht genoemd.

Deze religieuze wortelgemeenschap is in Adam van 159God afgevallen, maar in Jezus Christus weer in zijn reli-gieuze gemeenschap met God hersteld.

Merkwaardig is, dat het tweede facet van het grond-motief van de W.d.W., de zondeval als historisch feit methaar gevolgen voor heel de kosmos, zoveel moeilijkhedenis gaan opleveren door het in breder kring bekend wordenvan sommige ontdekkingen van geologie en paleontologie(48, § 17, 18). Dit heeft tot gevolg gehad `dat wij nietzien, hoe hetgeen de wetenschappelijke anthropologicover de ouderdom, ontwikkelingsgang, hoedanigheid vande prehistorische mens leert én het beeld van Adam uitGen. 1-3 zich in één lijn laat brengen' (H. Ridderbos inhet Gereformeerd Weekblad van 18 febr. '66).

Dit neemt echter niet weg, dat het feitelijk bestaan vande zonde als afval van en ongehoorzaamheid aan Godmet al haar schrikwekkende gevolgen, niet aan twijfel on-derhevig is ook al zouden wij over haar eerste ontstaan inhet duister moeten blijven tasten.

Na de bovenstaande uiteenzettingen kan nu doorzichtigzijn wat we in § 5 van Dooyeweerd citeerden: `HetAr-chimedisch punt der wijsbegeerte is hier gekozen in de inChristus herboren wortel van het mensengeslacht, waar-aan wij deel hebben in de religieuze, de tijd transcen-derende, wortel onzer individuele persoonlijkheid, in onzeherboren zelfheid.'

Tenslotte moeten wij nog wel even aantekenen. dat on-der de aanhangers van de W.d.W. geen eenstemmigheidbestaat over de leer van Dooyeweerd, als zou het `hart'van de mens de kosmische tijd transcenderen. Sommigevan diens volgelingen menen dit te moeten ontkennen.Geen wonder dat onder hen over deze dingen nog al wat

Page 160: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

te doen is in het besef dat de vraag: wat is de mens? — onsstelt voor een diep mysterie en dat hierover slechts kan

160 worden gesproken in termen, die niet anders dan een tas-tend karakter kunnen dragen.

In deze lijn ligt m.i. ook de uitspraak van Dooyeweerd:`Maar de vraag wat de mens zelf is in de eenheid vanzijn ik-beid, kan ook door alle wetenschappen tezamenniet worden beantwoord' (33, hl. 36). Wij komen hieropin de laatste paragraaf weer terug.

22. Het kennisprobleem

Een heel gewone gebeurtenis: een oude dame in ge-sprek met een jonge mevrouw, die in het huis naast hethare is komen wonen. De kennismaking wordt van beidezijden zeer op prijs gesteld en het gesprek heeft aanvanke-lijk een vlot en plezierig verloop tot opeens de oude damedingen begint te beweren, die wat vreemd aandoen en alser nog meer opmerkingen komen, die kant noch walraken, begint het tot de ander door te dringen, dat deoude mevrouw niet geheel normaal meer is. Deze ontdek-king brengt in de verhouding tussen die beiden een groteverandering teweeg. De jongere ziet de oudere met enigeverwondering aan. De argeloosheid is verdwenen, er iseen probleemverhouding ontstaan.

Bij wie hierover doordenkt rijzen allerlei vragen op: isde oude dame vroeger wél normaal geweest? — naar welkkriterium moet neen iemands uitingen als wel of niet nor-maal beoordelen? — en zo deze dame in haar jongere ja-ren deze afwijkingen niet vertoonde, hoe is deze verande-ring dan te verklaren? — houdt deze misschien ook ver-band met een `verval' van de hersenwerking? — waarinbestaat dan zo'n 'verval'? — hoe moet men nu met derge-lijke patiënten omspringen? — is het percentage onder deouderen die ernstige geestelijke afwijkingen gaan ver-

Page 161: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tonen groot genoeg om speciale inrichtingen economischte kunnen verantwoorden?

Zo zouden we nog wel even door kunnen gaan met 161vragen te formuleren, die vanzelf op ons afkomen. Ookbij het verschijnsel van de demente bejaarden meldenzich alle aspecten der tijdelijke werkelijkheid implicietaan. Bij de genoemde vragen traden het duidelijkst aande dag het arithmetische, het biotische, het sensitieve, hetlogische en het sociale aspect. Zonder veel moeite zijn ookde andere aan te wijzen, bijv.: staat de Nederlandse wet-geving toe dat iemand, die ernstige geestelijke afwijkingenvertoont, tegen zijn wil in een inrichting wordt geplaatst?- het juridisch aspect.

Elk van deze modale aspecten nu vormt het terrein vanonderzoek voor een speciale wetenschap. Niet één onder-zoeker betrekt ooit de gehele tijdelijke werkelijkheid inzijn onderzoek. Steeds heeft hij het oog op één der as-pecten, waarop hij zijn sterk geconcentreerde belangstel-ling richt. Door toepassing van geëigende methodentracht hij kennis te vergaren van dit min of meer doorhem afgezonderde gebied.

Deze denkinstelling van de onderzoeker is die nu vandezelfde aard als die van een huismoeder, die haar etenkookt, - als die van de boer, die zijn land bewerkt of naarde markt gaat? Blijft de denkinstelling van de geleerdezoals deze functioneert in zijn laboratorium dezelfde wan-neer hij als huisvader met zijn kinderen stoeit of met zijnvrouw minnekoost?

Dooyeweerd is overtuigd tussen de niet-theoretische ende theoretische ervaring, tussen het niet-theoretisch enhet theoretisch denken een scherp onderscheid te kunnenconstateren en wel een verschil van geheel andere aarddan de immanentiefilosofieën menen te moeten aan-wijzen. Wanneer we dit enigszins trachten duidelijk temaken zal de verhouding van het analytische (logische)

Page 162: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

aspect tot de overige modaliteiten onze speciale aandachtvragen.

162Descartes heeft geleerd dat onze geestelijke substantie,

met als eigenschap het denken (cogitatio) en onzestoffe-lijke substantie, het lichaam, met als eigenschap de uitge-breidheid (extensio) onderling een zo goed als onafhan-kelijk bestaan leiden. Slechts via de pijnappelklier in dehersenen zou er enig contact bestaan.

Deze leer staat wel in scherp contrast tot die van deW.d.W., volgens welke de denkakt een innerlijk bezig zijnis, die in alle aspecten fungeert.

Deze denkakt wordt wel door het analytische aspect ge-kwalificeerd, maar is er niet identiek mee. Indien de fun-derende aspecten zouden ontbreken (denk bijv. aan hetfysisch-chemische en het biotische aspect van de hersen-processen) dan was het denken een onmogelijkheid.

Er is wel beweerd dat het denken Met onderworpenzou zijn aan morele normen (`gedachten zijn tolvrij')maar Jesaja (55 : 7) vermaant de ongerechtige man omzijn gedachten te verlaten (moreel aspect) en zich te be-keren tot de Heer (wat ook in het denken zijn uitdruk-king vindt: het geloofsaspect).

Het analytische aspect is derhalve een aspect van deconcrete denkakt, die met alle andere aspecten van dezeakt onlosmakelijk is vervlochten. Dit is het geval zowel bijhet wetenschappelijk als bij het vóór-wetenschappelijkdenken.

In de vóór-wetenschappelijke e rvaring wordt dit even-wel niet tot volle bewustheid gebracht. In de naïeveerva-ring vatten wij de empirische werkelijkheid in de typischetotaalstructuren van mensen, dieren, dingen, — vansamenlevingsverhoudingen als de staat, het gezin, de kerk,de vereniging, - van gebeurtenissen, enz.

De kosmische wetsorde en de modale aspecten hierin

Page 163: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

met hun wetszijden en subjectszijden zijn wel heel reëel,maar deze zijn zo geheel met elkaar vervlochten, dat zezich niet afzonderlijk aan de mens presenteren. De niet- 163theoretisch denkende mens ervaart de kosmische wetsordeniet uiteengedacht in modale aspecten (gearticuleerd, omde terminologie van Dooyeweerd te gebruiken), maar inhaar totale vervlochtenheid.

Deze kosmische samenhang van de modale aspectenwordt door Dooyeweerd zin-systase genoemd.

Onze logische denkfunctie is dus in de kosmische wets-orde ingebed en naar alle zijden hiermee verbonden. Zijkan nooit los hiervan functioneren en zij transcendeertdeze wetsorde niet. Iedere filosoof, die meent het logischeaspect van de denkakt te kunnen verzelfstandigen (hypos-taseren) tegenover de verdere werkelijkheid, begaat eenfundamentele kosmologische fout.

Een overeenkomst tussen het naïeve,vóór-wetenschap-pelijke denken en het theoretische, wetenschappelijkedenken is dus dat beide gefundeerd zijn in de kosmischewetsorde en gebonden blijven aan de mogelijkheden, diedeze wetsorde hun biedt. Waarin bestaat dan het ver-schil?

De naïeve ervaring draagt een volstrekt systatisch ka-rakter, zegt Dooyeweerd. Immers, de niet-theoretischdenkende mens, of hij nu lorrenboer of hoogleraar in defilosofie is doet er niet toe, ziet en hoort en lacht en praat,bemint en haat, constateert dat het voorjaar wordt enkoestert zich in de zon, maakt kennis met zijn nieuwe bu-ren en moppert als het eten aangebrand is. Dit alles isvoor hem heel gewoon en probleemloos, want men heeftimmers ogen om te zien, oren om te horen en hersenenom mee te denken?

Dat men op allerlei wijzen in het dagelijks leven kennisopdoet en vermeerdert is ook al geen wonderlijke zaak, —voor de naieve ervaring bestaat geen kennisprobleem. Bij

Page 164: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de niet-theoretisch denkende mens is de analytische func-tie en-statisch in de werkelijkheid ingesteld en daardoor

164 draagt zijn ervaring een systatisch karakter.

Wat verandert er nu in het denken van een vakgeleer-de wanneer hij zich op zijn studeerkamer of in zijn labo-ratorium zet tot het nader onderzoeken van het werkelijk-heidsaspect, dat hij zich tot studieterrein heeft uitge-kozen?

Het is ook voor de fysicus wel interessant te bedenkenhoe de instrumenten, waarmee hij werkt, door de culture-le wijze van vormgeving een historisch aspect vertonen enintuïtief gaat hij zuinig om met een zo kostbaar in-strumentarium (economisch aspect). Evenwel, als vakge-leerde laat hij zijn aandacht door dergelijke aspecten nietafleiden, maar concentreert deze uitsluitend op het fysischaspect van de verschijnselen, die hij bij zijn proefnemin-gen opzettelijk doet optreden. Door het afzien van (vak-term: epoch.°) de zinsamenhang met andere aspectentracht hij in zijn denken (in werkelijkheid kan het na-tuurlijk niet) het fysische aspect te isoleren en stelt dittegenover het logische aspect van zijn denkakt,

Wanneer het vóór-theoretisch denken wordt ontslotenen verdiept tot theoretisch denken brengt deze ontsluiting,volgens Dooyeweerd, noodzakelijk deze principiële veran-dering teweeg, die, kort samengevat, dus hierin bestaat,dat het enstatisch ingesteld zijn van de analytische functie

in de werkelijkheid plaats maakt voor een tegenoverge-steld zijn ran deze° functie aan het te bestuderenwerke-lijkheidsasp

Deze tegenoverstelling gaat noodzakelijk gepaard meteen theoretische uiteenstelling (dis-stase) van de kosmi-sche zin-systase.

Wat als product van de theoretische uiteenstelling enabstractie van de tijdelijke werkelijkheid overblijft en

Page 165: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

door het theoretisch logisch denken tegenover zich wordtgesteld, wordt door Dooyeweerd met een bekende wijsge-rige vakterm de `Gegenstand' genoemd. Het naïeve, 165niet-theoretische denken heeft derhalve geen `Gegen-stand'.

De naïeve ervaring heeft wel weet van de subject-ob-jectrelaties, al heeft zij deze relaties niet aan een theoreti-sche beschouwing onderworpen. Zij weet bijv. heel goed,dat een vogelnest zelf niet leeft, maar wel een belang rijkerol speelt in het leven van een vogel (wetenschappelijkuitgedrukt: niet als subject, maar wel als object in hetbiotische aspect fungeert).

De bloem, die ik van alle kanten bekijk, bezit geen sub-jectsfuncties in de sensitieve en de analytische modaliteit,maar is wel object van mijn sensitief gekwalificeerd zienen mijn analytisch gekwalificeerd denken. Hierbij blijftevenwel het systatisch karakter van de vóór-theoretischeervaring volledig intact. Het object van deze ervaringmag dus niet worden gelijkgesteld met de `Gegenstand'van de theoretische ervaring. Deze vereenzelviging heeft,naar Dooyeweerd betoogt, tot een ernstige ontsporing vanhet wijsgerig denken geleid.

Om niet steeds weer op Kant te wijzen, die wij in ditverband reeds op bl. 116 noemden, nemen we de beschou-wingen van Heymans als voorbeeld. De naïeve mens, zozet deze uiteen, meent de wereld te kunnen waa rnemenzoals deze op zichzelf Can sich') bestaat. Dit is echtervolgens Heymans een vergissing. Die ervaringen van dewereld buiten ons bewustzijn zijn ons slechts gegeven alservaringen binnen ons bewustzijn. Naar aanleiding vandeze bewustzijnsimmanente ervaringen besluiten we tothet bestaan van de dingen enz. buiten ons. "t Buitenbe-wuste is dus nooit direct gegeven, maar overal en steeds iser toe geconcludeerd' (41, bl. 44).

Na langdurig peinzen komt Heymans dan tot de con-

Page 166: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

clusie dat deze buitenwereld er inderdaad wel is, maarvan geheel andere aard moet zijn dan de naïef realistische

166 opvatting het zich voorstelt. De wereld buiten ons zoun.l., evenals ons bewustzijn zelf, geheel van psychischeaard zijn (47, § 44).

Dooyeweerd tekent tegen zulke beschouwingen ernstigprotest aan. Volgens hem wordt op deze manier de naïeveervaring volkomen misduid. De grondfout is, dat deze be-schouwd wordt als een kennistheorie en dus van theoreti-sche aard zou zijn. De naieve e rvaring is echter een directgegeven en heeft met theoretische overwegingen niets vandoen. Zij kan dus ook niet worden `weerlegd'.

Het is dus niet zo als wel eens wordt gesuggereerd alszou de naïef ervarende mens menen, dat zijn zintuigen inzijn bewustzijn een goed gelijkende afbeelding van dewerkelijkheid buiten hem zouden doen ontstaan (de z.g.`Abbildtheorie') . In de naïeve ervaring duiken al of nietjuist gestelde wijsgerige problemen in het geheel niet op.De chauffeur, die tegen een boom botst met zijn wagen,peinst niet over de vraag of deze al of niet buiten zijn be-wustzijn aanwezig is en zo ja, van welke aard deze magzijn.

Dit moge alles waar zijn, de vraag komt wel bij ons opof de onderstelling, dat de wereld, zoals wij die waar-nemen, buiten ons an sich' bestaat, niet onbewust en im-pliciet in de vóór-theoretische e rvaring aanwezig is.

Het is immers wel opmerkelijk dat, wanneer men meteen ontwikkeld, doch niet wijsgerig geschoold iemand,hierover spreekt, deze al heel gauw een min of meer pri-mitieve afbeeldingstheorie gaat verdedigen. Dit istrouwens ook in ernst gedaan door het Marxisme (En-gels, Lenin, 89, bl. 162/164).

Dit neemt echter niet weg, dat de startbaan van iederetheoretische, dus ook wijsgerige, bezinning is en blijft denaïeve ervaring en hoe hoge vlucht deze bezinning ook

Page 167: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

moge nemen, het theoretisch denken blijft op intensewijze met de `grond' verbonden en keert na volbrachtearbeid steeds weer op deze basis terug. Deze basis is het 167eerste en grote `gegeven'.

Neen, zegt Heymans, de `zuivere gegevens', die onsrechtstreeks ter beschikking staan, zijn de verschijnselenin ons bewustzijn. Van hieruit gaan we filosoferen (41, bl.44).

Naar de W.d.W. zijn deze `zuivere gegevens' van Hey-mans reeds het resultaat van een theoretische abstractie.Zo'n resultaat is nooit een primair gegeven. Wat werke-lijk zuiver gegeven is, is de naieve ervaring met haar vol-strekt enstatisch-systatisch karakter.

Het juiste inzicht in deze dingen is daarom van zogroot belang, omdat dit verstrekkende gevolgen heeftvoor de kennisleer. Het is als met een kruiswoordpuzzel.Wanneer men bij het begin fouten maakt werkt men zichhoe langer hoe vaster. Er ontstaan problemen, die nietzouden zijn opgedoken zo men goed ware begonnen. Dankomt men ook wel voor moeilijkheden te staan, maardeze vormen dan ook de echte problemen. Zo ziet danook Dooyeweerd meer dan eens immanentie-filosofen zichaftobben over schijnproblemen, terwijl de echte meerma-len niet gezien worden.

Wat is nu bijv. een van de echte problemen, die bij detheoretische kennisactiviteit aan de dag komen wanneerdeze wijsgerig wordt ontleed?

Let vooral op dit laatste. Een vakgeleerde kan n.l. eengroot deel van de dag deze theoretische denkhoudingaannemen zonder ooit (door gebrek aan filosofische voel-horens bijv.) op het bedoelde kennis-theoretische pro-bleem te zijn gestuit. In het andere geval kunnen de ogenopengaan voor een wonderlijke zaak.

Een fysicus bijv. heeft, theoretisch denkende, al of niet

Page 168: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

bewust, door analyse de werkelijkheid uiteengedacht enhet fysisch aspect hiervan als `Gegenstand' tegenover zijn

168 denken gesteld. Hij stelt nu een bepaald onderzoek in engaat als gevolg hie rvan over deze `Gegenstand' uitspra-ken doen, waardoor onze kennis wordt uitgebreid.

Maar hoe is dit mogelijk? Het fysisch aspect van de be-studeerde verschijnselen bezit zekere wetmatigheden. Delogische analyse verloopt volgens geheel anders geaardewetmatigheden (normen). Wat hebben deze met elkan-der uit te staan? Het is toch minstens wel zeer merkwaar-dig dat de wiskunde, die met behulp van de denkwettenontworpen is, toepasbaar blijkt in de natuurwetenschap, —ja, deze eerst als exacte wetenschap mogelijk maakt.

Kant heeft weer op zijn wijze dit probleem opgelost.De dingen 'an sich', d.i. zoals ze buiten ons bewustzijnzouden voorkomen, zijn voor ons onkenbaar. De (volgenshem) chaotische zinnelijke indrukken, die de mens vandeze wereld ontvangt, worden door diens kennisactiviteitgeordend tot de ons bekende fenomenale wereld, dieslechts bewustzijnsimmanent is.

De natuurwetten zouden dan ook niet in de dingen zelfliggen, maar voortkomen uit de ordeningswerkzaamheidvan het verstand. `Zo kan Kant zeggen dat het verstandaan de natuur de wetten voorschrijft' (66, bl. 157).

Geen wonder dat deze ons niet vreemd zijn, — het zijnde eigen kinderen van onze ken-activiteit.

In de W.d.W. vindt het feit dat deze wetten geen`vreemdelingen' voor het kenniswervend denken zijn z'nverklaring door de structuur van de kosmische wetsorde.Hierin is immers alles op de mens betrokken? `In devóór-logische, tot 'Gegenstand' van de theoretische ana-lyse geabstraheerde, wetskringen (modale aspecten L.K.)onthult zich het `aangelegd zijn' op de systematischetendenz van het theoretisch denken, het anticiperend be-roep op de logische systematiek' (17, bl. 406).

Page 169: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Maar hiermee zijn we er nog niet, er duikt nog eenprobleem op. Immers, volgens Dooyeweerd is tegenoverde logisch-analytische denkfunctie een niet-logisch aspectder werkelijkheid, in casu het fysische, gesteld en nu ont-staat door een verbinding, een synthese tussen deze beide,nieuwe kennis.

Naar de mening van Dooyeweerd is nu de grondvraagvan de kennistheorie deze: hoe is de theoretische, kennis-wervende intermodale verbinding (synthese) tussen de lo-gische en een aan deze tegenovergestelde niet-logischezin-functie mogelijk?

Wie bedenkt, dat zowel het vóór-theoretische als hettheoretische denken aan de kosmische wetsorde gebondenis en hierdoor mogelijk wordt gemaakt, zal beseffen datook dit vraagstuk voor de W.d.W. een kosmologischvraagstuk is, welks oplossing slechts kan worden gevondendoor een nadere bestudering van deze wetsorde.

Dooyeweerd verdedigt de mening dat geen van beidetermen van de antithetische denkrelatie, noch het logischedenkaspect, noch het niet-logische Gegenstands-aspect inzichzelve in staat is de brug tussen beide tot stand tebrengen. Er is nog iets anders nodig en als zodanig wordtaangewezen: de intuïtie.

Dooyeweerd ziet de intuïtie als een dieptelaag van deanalytische functie. Zij is er onlosmakelijk mee ver-bonden. Het is dus een misvatting te menen, dat er eenzuivere intuïtieve kennis zou bestaan, die buiten deanaly-tische functie om verkregen zou zijn. Evenmin is er eenkennisactiviteit mogelijk, waaraan de intuïtie geen deelzou hebben.

Onderscheiden wordt tussen de vóór-theoretischein-tuïtie waarvan ook het denken van wetenschappelijkemensen afhankelijk is zodra dit niet-theoretisch fungeerten de theoretische intuïtie.

`De bloot in de kosmische zin-systase rustende intuïtie

Page 170: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

is typerend voor de denkhouding der naïeve ervaring.'`In de rustende, vóór-theoretische intuïtie hebben we

170 een enstatisch wetend beleven of in-leven in de volle tij-delijke werkelijkheid, gelijk ze zich geeft in de individuali-teitsstructuur van dingen en hun betrekkingen' (17, bl.410).

Wanneer ik mij met een speld prik zeg ik niet: de speldis pijnlijk, — maar 'wanneer ik suiker proef zeg ik intuïtief:de suiker is zoet.

Het is door de intuïtie, dat ik de zoetheid als een eigen-schap van de suiker ervaar. Wijsgerig doorgedacht en uit-gedrukt: zoetheid behoort als sensitieve objectsfunctie totde volle werkelijkheid van de suiker.

In de theoretische denkhouding, die de werkelijkheiduiteenlegt, wordt deze vóór-theoretische intuïtie verdiepttot de theoretische intuïtie. Het is door middel van dezetheoretische intuïtie, dat het menselijk ik de verbindingtot stand brengt tussen de analytische functie en eenniet-analytische `Degenstand'.

Dooyeweerd schrijft: `In de intuïtie komen de doorhun modale zin van elkander afgegrensde analytische enniet-analytische functies in een actueel verband vansamenstemming' (t.a.p., bl. 409).

Het is niet mogelijk zich van de intuïtie een begrip tevormen, doordat zij zich niet uit de werkelijkheid laat ab-straheren ter nadere ontleding. Zelf vormt zij wel één dervoorwaarden, die het abstraherend denken mogelijkmaken.

Eén belangrijke zaak moet nog duidelijk in het oogwarden gevat. Is de kenactiviteit een onbevooroordeelde,neutrale aangelegenheid? Dat behoort zij volgens Kant tezijn en hij is overtuigd dat zijn kenniskritiek volkomen losvan iedere religieuze instelling en vrij van dergelijke voor-oordelen is opgezet.

Page 171: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

De W.d.W. leert hiertegenover dat in de gehele denk-en kenactiviteit steeds de volle actuele persoonlijkheidzich openbaart en deze is nooit neutraal. Het zijn niet één 171of meer zelfstandige, zelfgenoegzame functies die bij hetkenproces in werking treden. Het is de zelfheid, die in dekennisactiviteit werkzaam is en deze ikheid heeft steedseen band (religie) met de Archè, hetzij men God als Oor-sprong aller dingen heeft leren kennen of dat men de

Ar-chè in het tijdelijke zoekt. Deze religieuze geaardheid derzelfheid brengt een bepaalde denkinstelling met zich mee,die haar invloed uitoefent ook op de theoretischedenkhouding. Die denkinstelling gaat aan het theoretischdenken vooraf en is dus van boventheoretische aard.

Naar mijn mening moet hierbij wel worden opgemerkt,dat bij het natuurwetenschappelijk onderzoek zoveel vande volle werkelijkheid is afgetrokken en zoveel buiten be-schouwing wordt gelaten (als bijv. de op bl. 70 genoemdeuitspraak van Van Riessen, dat de wet als een scepter isin Gods hand), dat de diepgaande geestelijke verschillentussen de onderzoekers onderling geen invloed meer heb-ben op het resultaat van hun werk. Men gaat hier uit vanwat door ieder kan warden geverifiëerd, de `publieke er-varing', om met Dippel te spreken (13) . Zo spoedig menechter over de aard der natuurwetenschappen gaat filoso-feren treden de verschillen aan de dag. Soms evenwelschijnt, naar sommiger oordeel, deze grens niet scherp tetrekken.

Dit kan na al het voorgaande nu wel duidelijk zijn datvolgens Dooyeweerd het kennisprobleem slechts zuiverkan worden gesteld en besproken wanneer men inzichtheeft in de kosmische wetsorde en de transcendentie derreligieuze zelfheid van de kosmische tijd.

Nu is onder de volgelingen van Dooyeweerd de meningnaar voren gekomen dat op grond juist van dit inzicht in

Page 172: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de kosmische wetsorde, zoals de meester dit zelf heeft ge-geven, bedenkingen kunnen worden ingebracht tegen en-kele onderdelen van diens kennisleer, zoals deze hierbovenkort werd weergegeven.

In het voorgaande hebben we uiteengezet hoe Dooye-weerd de Gegenstandsrelatie (ook wel antithetische rela-tie genoemd) ziet ontstaan als gevolg van de ontsluitingvan de analytische functie waardoor het enstatisch inge-steld zijn van deze functie in de werkelijkheid, zou plaatsmaken voor een antithetisch tegenovergesteld zijn aan hette bestuderen werkelijkheidsaspect.

Brümmer, hoewel geen aanhanger van de W.d.W.,heeft, binnen het kader van deze wijsbegeerte blijvend,een opmerkelijke kritiek uitgeoefend, waarvan we hiereen gedeelte weergeven.

Wij herinneren ons dan eerst wat de W.d.W. leert overde universaliteit in eigen kring. In de structuur van elkmodaal aspect, in casu het analytische, drukt zich deband met alle andere modaliteiten uit in analogische zin-momenten. Deze analogische zinmomenten zijn evenwelniet gekwalificeerd door de modale zinkern van het as-pect waarop zij betrekking hebben, maar door die van hetanalytische aspect zelf (soevereiniteit in eigen kring).

Bij de ontsluiting van de analytische functie komen ookdeze anticiperende , naar de na-logische aspecten vooruit-wijzende zinmomenten tot ontplooiing. Zo treffen we bijv.in het analytische aspect een anticipatie op de economi-sche modaliteit als zinmoment aan. De ontsluiting van ditlogisch gekwalificeerd economisch zinmoment heeft totgevolg dat ik deze logisch gekwalificeerde economie toe-pas in mijn denken. Het houdt echter zeer beslist niet indat nu de logische functie is komen te staan tegenover heteconomische aspect, waarop deze anticipatie betrekkingheeft (4, bl. 152), schrijft Brümmer.

Brümmer ontkent niet, dat binnen de W.d.W. de ge-

Page 173: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dachte van een theoretische Gegenstandsrelatie niet zoukunnen worden gehandhaafd. Hij ontkent alleen dat dezerelatie zou kunnen ontstaan op de wijze waarop Dooye- 173weerd dit heeft uiteengezet (t.a.p., bl. 154).

Over deze kritiek van een buitenstaander wordt doorMekkes met waardering geschreven (61, bl. 160) .

Wanneer we dan nog melding maken van een uit-spraak van Van Riessen (die deze niet nader uitwerkt) :`Voorts menen velen ook, dat de z.g. `Gegenstandsrelatie'kenmerkend is voor de wetenschap, wat m.i. niet het ge-val is' (75, bl. 78), dan kan wel duidelijk zijn dat binnende W.d.W. nog al verschil van mening is ontstaan overhet kennisprobleem en het laatste woord hierover voorlo-pig nog niet is gesproken.

Ook over de z.g. naïeve ervaring is het een en ander tedoen. De vraag is gesteld: in hoeverre is deze nog geheelnaïef?

Wanneer een wetenschappelijk onderzoeker tot de din-gen van de dag overgaat valt dan het resultaat van zijnonderzoekingen zonder meer als iets uiterlijks van hem afof wordt zijn `naïeve' ervaring er blijvend door verrijkt,zodat bijv. een geoloog met vakantie de uitbarsting vaneen vulkaan geheel anders ervaart dan een primitief mensuit de binnenlanden van Afrika?

Hebben de resultaten der wetenschap geen blijvendeinvloed gekregen op de naïeve ervaring in een bepaaldecultuurkring, zodat bijv. een betrekkelijk onontwikkeldmens in de westerse wereld het ziek-zijn toch heel anderservaart dan een Papoea, die hier demonische machtenaan het werk weet?

Dit alles wordt evenwel ook door Dooyeweerd aller-minst ontkend, maar het doet volgens hem niets af vanhet principiële verschil tussen de vóór-theoretische en detheoretische denk- en ervaringshouding, n.l. dat wij in de

Page 174: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

eerste de werkelijkheid integraal vatten en in de tweedenaar geabstraheerde aspecten.

23. De transcendentale apriori'sder menselijke kennis

De W.d.W. wil zeer bewust en methodisch ook de laat-ste gronden va.n het wijsgerig denken blootleggen. Zij wei-gert de autonomie van dit denken, dat onafhankelijk zouzijn van religieuze vooronderstellingen, als een vanzelf-sprekendheid te aanvaarden en onderwerpt daarom dezedenkhouding aan een transcendentale kritiek. Daaronderverstaat Dooyeweerd: `een radicaal kritisch (geen enkeltheoretisch wijsgerig dogma of 'axioma' ontziend) onder-zoek naar de noodzakelijke voor-onderstellingen, die hetwijsgerig denken eerst mogelijk maken en die in de inner-lijke aard en structuur der wijsgerig-theoretischedenkhouding zelve gegrond zijn' (32, bl. 619).

Al datgene wat noodzakelijk is om ervaring en derhalvekennisverwerving mogelijk te maken wordt in de kennis-leer transcendentaal genoemd. Vandaar dat het kritischonderzoek hiernaar transcendentale kritiek kan wordengenoemd.

Het transcendentale omvat dus alles wat aan hetkennen ten grondslag ligt, wat vooraf (a priori) reeds ge-geven is.

Bij Kant zijn de denkvormen of kategorieën en deaan-schouwingsvormen zulke transcendentale apriori's.De indrukken, die wij passief ontvangen van dat wat

'buiten' ons bewustzijn is, zouden op zichzelf chaotischzijn. Dit 'Gewühl der Empfindungen' wordt dan volgensKant door onze denk- en aanschouwingsvormen geordendtot de ons bekende fenomenale wereld. Door de kategorieder causaliteit stond a priori reeds vast dat wij in dezewereld causale samenhangen zouden aantreffen en alsnoodzakelijk gevolg van de kategorie der subst antie

Page 175: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

merken we er allerlei voorwerpen in op. De beide apriori-sche vormen der aanschouwing doen ons de wereld 'omons heen' ervaren in ruimte en tijd.

Het is begrijpelijk dat Dooyeweerd met deze 'Coperni-caanse wending' van Kant, die hierin bestaat, dat hetdenken niet gedragen wordt door de geschapen wetsorde,maar omgekeerd deze wetsorde goeddeels voortgebrachten gedragen wordt door het denken, niet kan meegaan.In de W.d.W. is de tegenstelling tussen 'apriorisch' ener-zijds en `aposteriorisch' of `empirisch' anderzijds uit deimmanentiefilosofie niet bruikbaar.

Welke elementen in onze ervaring worden nu door deW.d.W. als transcendentale apriori's aangewezen?

Zowel de vóór-theoretische e rvaring als het theoreti-sche denken zijn onbestaanbaar zonder de kosmischewetsorde en zonder de zelfheid, die de modale zinver-scheidenheid in de tijd transcendeert. De zinsamenhangin de modale zinverscheidenheid vormt de transcendenta-le voorwaarde aller kennis. De zelfheid vormt als religieu-ze wortel van alle kennisactiviteit de transcendente voor-waarde van de kennisverwerving. Dit laatste heeft tot ge-volg dat alle menselijke e rvaring in de grond religieus isbepaald, hetzij in haar gerichtheid op God of in een af-vallige richting.

Wanneer Dooyeweerd dit nader uitwerkt spreekt hijover de horizon van de menselijke ervaring. Deze horizonis het transcendentale kader waarbinnen de menselijke er-varing alleen mogelijk is. Hij wordt gevormd door deapriorische zinstructuur van onze kosmos. In deze struc-tuur zijn echter meerdere horizonnen of dimensies opte merken, waarvan de één de ander omsluit.

We maken dan allereerst kennis met de individualiteits-structuren van mensen, dieren, planten, dingen, samenle-

Page 176: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

vingsverhoudingen, gebeurtenissen, enz. Deze komen inde volgende paragrafen aan de orde.

176 Deze individualiteitsstructuren vormen de 'dichtstbij-zijnde' dimensie. Deze structuren zijn echter onbestaan-baar zonder de structuren der modale aspecten. Hoe zouer een hond kunnen zijn wanneer bijv. het biotische of hetsensitieve aspect aan de werkelijkheid ontbrak?

Deze dimensie van de individualiteitsstructuren (zoalswe later zullen zien, de plastische dimensie geheten)wordt dus omsloten en bepaald door die van de modalestructuren der aspecten, die tezamen de modale dimensie

vormen.Zowel de plastische als de modale dimensie worden op

hun beurt gedragen en omvat door de kosmische tijdsho-risen.

Daar de religieuze zelfheid, volgens Dooyeweerd, dekosmische tijd met zijn verscheidenheid van modale as-pecten transcendeert, is zij niet door deze tijd omsloten.Integendeel, de religieuze horizon omsluit de kosmischetijdshorizon. Genoemde apriori's, die volgens de schep-pingsorde een samenhangend geheel vormen, liggen dusop verschillende niveaus. Dooyeweerd noemt deze `ge-laagdheid' in de apriorische structuur de perspectivische

structuur van de ervaringshorizon.

Het menselijk kennen is aan deze apriori's gebonden enkan er niets aan af- of toedoen. Ze vormen het constantstructureel apriorische, dat wetskarakter draagt. Constantmag in dit verband niet worden geïdentificeerd met star.We hebben immers vroeger reeds gezien dat de modalestructuren der aspecten anticiperende zinmomenten be-vatten die zich eerst successief in het tijdelijk wordings-proces ontsluiten en tot een verdieping van de zin der mo-dale aspecten voeren.

Wat de theoretische kennis betreft, ook deze rust op

Page 177: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

een structureel apriori. In de vorige § is uiteengezet hoevolgens Dooyeweerd de theoretische denk- en ervarings-houding is gekarakteriseerd door een antithetische relatie, 177waarin wij onze logische (analytisch onderscheidende)denkfunctie in gedachten stellen tegenover de niet-logi-sche aspecten van onze ervaringswereld. De theoretischebegripskennis van de niet-logische aspecten onzer erva-ringswereld eist een theoretische synthesis of verbindingvan onze logische denkfunctie met de haar tegenoverge-stelde niet-logische ervaringsfuncties door bemiddelingvan het theoretische intuïtieve inzicht in de modale aardvan deze laatste.

Welnu, deze structuur van de intermodale antithesis enzinsynthesis vormt het constante apriori van alle theoreti-sche kennis. Of de man van wetenschap het zich bewust isof niet, zijn theoretisch denken is aan deze structuur ge-bonden. Zelfs het theoretisch denken van een wijsgeer, diehet bestaan van deze structuur ontkent, blijft nochtans infeite op dit apriori rusten. Ook dit apriori bevindt zichaan de wetszijde van het kenproces. Iets anders is het dusof een wijsgeer een goed inzicht in deze dingen heeft. Hetinzicht in de wijze waarop de theoretische kennis totstand komt vormt een apriori voor iedere kennistheorie.Dit apriori bezit niet, zoals het structureel apriorische,wetskarakter, maar subjectskarakter. Het is feilbaar. Al-leen dit subjectief apriorische kan in een kennistheoreti-sche zin waar of onwaar zijn. Een kennistheorie kan al-leen juist geacht worden, wanneer o.m. een waar inzichtin het structureel apriorische van de theoretische kennisdaaraan ten grondslag ligt.

Zouden deze subjectieve inzichten van een christen-denker aan de feilbaarheid kunnen ontsnappen? Dooye-weerd beklemtoont meermalen het tegendeel, maar on-herroepelijk blijft zijn uitspraak : `De religieuze zin van

Page 178: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de geschapen kosmos bindt de waarachtige kennis van dekosmos aan de waarachtige zelfkennis en deze laatste aan

178 de waarachtige kennis omtrent God' (17, bl. 492) .We hebben vroeger reeds vermeld dat, volgens Dooye-

weerd, boven de ingangspoort der wijsbegeerte geschrevenmoet staan: `Ken U zelf'.

Hier bindt hij nu de echte zelfkennis aan de waarachti-ge kennis omtrent God en voor deze zelfkennis kan onsoog dus slechts geopend worden door het bijbels kerugma.

De bekende Duitse theoloog Rudolf Bultmann ontkentdit laatste en beweert `dass die Philosophic (gemeend isdie van Heidegger) von sich aus schon sieht, w as dasNeue Testament sagt' (88, bl. 85) .

De Vos, die Bultmann er van beschuldigt, dat hij hetkerugma geweld aandoet en op ongeoorloofde wijze redu-ceert, merkt op: `Waar het op aankomt, is de vraag, ofde mens van nature zichzelf verstaat, zoals de Bijbel datdoet. Men zou kunnen antwoorden, dat de ervaring dezebewering reeds weerlegt. Mensen verstaan zichzelf zeerverschillend en dikwijls geheel anders dan de Bijbel henverstaat. Dat is ook geen wonder, want de Bijbel verstaatde mens van God en Zijn openbaring uit. Dit geeft eengeheel ander verstaan, dan wanneer de mens uit zichzelfzich beschouwt' (t.a.p., bl. 85).

Deze uitspraak ligt in de lijn van de W.d.W. Dit in-zicht is belangrijk genoeg om er nog even bij stil te staan,omdat de religieuze zelfheid in het wijsgerig denken vandoorslaggevende betekenis is. 'Alle theoretische wegdrin-ging van de menselijke zelfheid uit deze centrale positie inde ervaring berust op gemis aan wijsgerige zelf-bezin-ning', zegt Dooyeweerd en dan herhaalt hij nog eens metklem: 'Tot waarachtige zelf-kennis kan echter de mensniet komen zonder waarachtige kennis van God, diebuiten de Goddelijke openbaring in Christus niet is teverwerven' (17, bl. 494) .

Page 179: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dooyeweerd voorziet de geërgerde opmerking van detegenstander 'of de kennistheorie dan in een Christelijkeprediking of in een dogmatische machtsspreuk moet ein- 179digen'.

Hij pareert deze vraag met de wedervraag of dan dedogmatische verklaring van de zelfgenoegzaamheid dermenselijke kennisfuncties op het gebied der theoretischekennis een méér vertrouwenwekkende machtsspreuk is.

Het zijn inderdaad beide geloofsuitspraken.

§ 24. De identiteitservaring

We hebben opgemerkt hoe in de W.d.W. een scherponderscheid wordt gemaakt tussen de theoretische en denaïeve of vóór-theoretische denk- en ervaringshouding. Denaïeve ervaring is een gegeven, dat door het theoretischdenken moet worden geïnterpreteerd en verdiept, maarniet mag worden weggeredeneerd. Dit komt ook duidelijkaan de dag uit wat hier volgt.

Ruim twintig jaar geleden stopte één van mijn kin-deren een kastanje in de grond en nu staat er een flinkeboom. Wij hadden daar nu kort geleden een gesprek overen de vraag werd gesteld: Is dat nu dezelfde boom, dieindertijd in miniatuur uit de kastanje kwam? Allen warenhet er zonder enige aarzeling over eens dat dit ongetwij-feld dezelfde boom was.

Op de vraag: Maar wat is dan het blijvende in dieboom, waardoor we hem de jaren door als dezelfdeblijven ervaren? — werden allen verlegen met het ant-woord.

Ging het alleen maar om de vraag waarom de boomdezelfde is als die van gisteren, dan zouden we allichtnog kunnen antwoorden: Hij heeft immers dezelfdestam, dezelfde takken, dezelfde bladeren.

Maar wat is er nog over van het prille begin, dat dun-ne stengeltje met de eerste blaadjes? De kastanje zelf is

Page 180: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

restloos verteerd, de eerste blaadjes zijn afgevallen. Decellen, waaruit het eerste worteltje en het miniatuur

180 stammetje bestonden, zijn reeds lang door andere ver-vangen. Het zou geen wonder zijn, wanneer onze ervaringniet verder strekte dan de jaarlijkse constatering: het isnog steeds een kastanjeboom, zie maar naar de bladeren.

Wat is het dan, dat de identiteit van de boom garan-deert, waardoor we met overtuiging zeggen: Het kleineboompje is gegroeid, heeft nieuwe takken gekregen,vormt jaarlijks bladeren, maar door alle veranderingenheen bleef het dezelfde boom?

Wie zich deze vraag stelt en in ernst een antwoordzoekt is reeds van de naïeve tot de theoretische denk- enervaringshouding overgegaan. Hij gaat voor de naïeve er-varing een verklaring zoeken, maar mocht het resultaatvan deze wijsgerige overpeinzingen zijn dat we zoudenzeggen: die identiteitservaring berustte slechts op schijn, —dan zijn we, naar de vaste overtuiging van de W.d.W.,met onze theoretische analyse op een verkeerde weg te-recht gekomen. Het is de taak van de wijsbegeerte o.m.om de naieve ervaring zo veel mogelijk transparant temaken en niet om deze af te breken. Dan zaagt zij de takdoor waarop zij is gezeten.

We willen het identiteitsprobleem met nog een andervoorbeeld toelichten, waaruit meteen blijken kan, dat aande identiteitservaring grenzen zijn gesteld.

Iemand emigreert naar Canada en geeft bij het af-scheid een gegoten koperen asbakje aan zijn vriend ca-deau. Na dertig jaar komt hij voor het eerst nog eensover, krijgt van zijn vriend een sigaar gepresenteerd endan zegt hij verbaasd: 'Hé, is dat nog hetzelfde asbakje,dat ik je indertijd gaf?'

Ja, dat was het ongetwijfeld. Wat garandeert dezeidentiteit? Het zou onnadenkend zijn te zeggen: de vorm

Page 181: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

en het materiaal. Immers, was het bakje verloren gegaan,dan had men het kunnen vervangen door een ander vande honderden exemplaren, die in de fabriek van hetzelfde 1$1materiaal in dezelfde vorm werden gegoten. Al w as hettweede bakje niet te onderscheiden van het eerste, het zouer toch niet identiek mee zijn geweest,

Men zou dan kunnen opmerken, dat het verschil zit inhet materiaal. Voor het laatste asbakje is immers een an-dere hoeveelheid koper gebruikt.

Maar wanneer nu het gekregen asbakje door een onge-luk zodanig w as verbogen, dat het na de bewerking meteen hamer weer bruikbaar werd, ondanks alle achterge-bleven sporen — was het dan nog hetzelfde voorwerp? Denaïeve ervaring zegt weer: ja, ondanks alle beschadi-gingen is het nog hetzelfde asbakje.

De eigenaar, die weet dat zijn vriend binnenkort op be-zoek zal komen, gaat met het geschonden souvenir naarde fabrikant. Deze laat het smelten en in dezelfde vormgieten. Het resultaat is: precies dezelfde hoeveelheid ko-per in precies dezelfde vorm. Maar, — is dit nu ook het as

-bakje, dat indertijd cadeau werd gedaan? Neen, — dit eer-ste verloor zijn identiteit in de smeltkroes en een anderkwam uit de vorm.

Alvorens uiteen te zetten hoe Dooyeweerd het identi-teitsprobleem aanpakt, geven we een voorbeeld van hoehet niet moet.

We bespraken de identiteit van die boom, van dat as-bakje. In de wereld om ons heen nemen we talloze vandie dingen waar. Maar wat is eigenlijk een ding? Hetvoorbeeld van Descartes is klassiek geworden: een stukjewas. Dit heeft verschillende eigenschappen: kleur, geur,smaak en hardheid. Let wel, deze was is niet kleur, is nietgeur, enz. — maar het hééft die eigenschappen. Achterdeze eigenschappen is de substantie `w as' verborgen. De

Page 182: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

eigenschappen kunnen we waarnemen, de substantie niet.Wanneer we nu, dit stukje was smelten, veranderen

182 kleur, geur, smaak en aggregatietoestand, -- maar hier-achter blijft onwaarneembaar diezelfde geheimzinnigesubstantie `was'.

Zo zou het dan zijn met ieder ding. Het ding zelfnemen we niet waar, wel zijn eigenschappen. Hoe komenwe er dan eigenlijk toe van een 'ding' te spreken? Onzeeigen geestelijke constructie dwingt ons daartoe, beweertKant. Die bepaalde denkvorm, de kategorie der substan-tie, doet ons van dingen spreken. En Ritter schrijft in zijn`Schets eener critische geschiedenis van het substantiebe-grip in de nieuwere wijsbegeerte': `De zintuiglijke in-drukken alzo zijn door ons ontvangen, maar het ding isdoor ons gemaakt. De eigenschappen zijn door ons er-varen, maar het ding wordt door ons aan de ervaring toe-gevoegd, aan die ervaring ondergeschoven: het ding iseen hypothese. Door haar trachten we het gegevene aante vullen en zo het begrijpelijk te maken' (geciteerd naar17, bl. 9/10).

Hier treffen we een typisch voorbeeld aan van een ver-theoretisering van de naïeve ding-ervaring en met dezevertheoretisering is meteen het probleem van de ding-identiteit van de baan. Het is weggeëxegetiseerd. We be-hoeven ons toch niet te vermoeien met na te denken overde identiteit van een 'ding', dat slechts in onze gedachtenbestaat ?

In de W.d.W. maken we ook in dit opzicht kennis meteen geheel andere gedachtenwereld. Ook de naïeve ding-ervaring moet worden doorlicht en verdiept zonder haarop te heffen.

Hier duikt opnieuw de vraag op, die wij aan het eindvan § 22 reeds even ter sprake brachten, in hoeverre n.l.onze ervaring nog werkelijk naïef is. Heeft de moderne

Page 183: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

mens, die naar de radio luistert en naar de televisie kijkt,die telefoneert en electrisch kookt, die naar andere we-relddelen vliegt en reisplannen naar de planeet Mars ont- 183werpt, nog wel een wezenlijk naïeve ervaring of zoudenwe deze niet liever zoeken bij de bewoners van een Afri-kaans oerwoud?

In verband met de ervaring van de ding-identiteit kanhet volgende worden geantwoord: de naïeve ervarings-houding van de moderne mens heeft wel een zekere vor-ming ondergaan, waardoor hij in de door allerlei uitvin-dingen en wetenschappelijke ontdekkingen ontsloten tijde-lijke werkelijkheid met deze dingen op de bedoelde wijzeweet om te gaan, in tegenstelling tot de doorsnee bewonervan het oerwoud, die er geen raad mee zou weten. Maarondanks die vorming blijft de identiteitservaring vanvóór-theoretische aard.

De predikant, misschien een geleerd en bekend theo-loog en zijn eenvoudigste catechisant maken op dezelfdewijze gebruik van de telefoon. Ook dit ding wordt systa-tisch ervaren en niet theoretisch-synthetisch. En vande diepere achtergrond v an de identiteitservaring, waar-door zij weten dat dit nog hetzelfde toestel is als voor-heen, geeft geen van beiden zich rekenschap, zolang zij inde vóór-theoretische ervaringshouding van het dagelijksleven blijven.

§ 25. De theorie der modale aspecten als basis voorhet onderzoek naar de individualiteitsstructuren

Gaan we op zoek naar het blijvende dat, bij alle wisse-lingen en veranderingen die we bij een ding kunnen op-merken, de identiteit van een ding waarborgt, dan zullenwe onze aandacht moeten gaan richten op de structuurhiervan.

Als basis voor het onderzoek naar de individualiteits-structuren wijst Dooyeweerd de theorie der modale as-

Page 184: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

pecten aan. Hij waarschuwt van te voren, dat we metdeze theorie alléén liet probleem van de individualiteits-

184 structuur niet zullen kunnen oplossen, maar dat wemoeten zien hoever we er mee kunnen komen om zo teontdekken waar en waardoor deze theorie ons ten slottein de steek laat.

Wanneer Dooyeweerd dan begint de structuur van eending te analyseren kiest hij als voorbeeld een boom. Wijdenken dus aan de kastanjeboom uit de vorige §.

Ongetwijfeld heeft deze boom subjectsfuncties in demodale aspecten van het arithmetische, het ruimtelijke,het kinematische en het fysische. Zolang wij slechts opdeze aspecten letten heeft het nog geen zin van 'boom' tespreken. Dit kunnen we pas met recht doen wanneer wezijn organische levensfunctie in het oog hebben gevat.Door deze functie is de boom dan ook gekarakteriseerd.De biotische zinfunctie is de kwalificerende functie. Dezekwalificerende functie is hier tevens de bestemmingsfunc-tie.

Hier moeten we ons hoeden voor het misverstand, datdeze benaming kan wekken. De hier bedoelde bestem-mingsfunctie is n.l. een factor in de innerlijke structuur enheeft niets van doen met de uiterlijke bestemming, die demens aan een ding geeft. Zo heeft een kweker rijen jongebomen op zijn kwekerij staan, die bestemd zijn voor deverkoop. Deze bestemming is een externe zaak, die nietsvertelt over de interne structuur van die bomen. De inter-ne bestemmingsfunctie is de biotische.

Het biotische aspect is tevens het laatste aspect waarinde boom als subject fungeert. Er is immers in de structuurvan de boom niets te bespeuren, dat grond zou geven aande onderstelling, dat hij een innerlijk gevoelsleven zouhebben en zinnelijk zou kunnen waarnemen. Daarvoorzou men de aanwezigheid van een zenuwstelsel in zijn or-

Page 185: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ganisme moeten kunnen aantonen, dat echter bij plant-aardige wezens ontbreekt. Heeft hij dan geen functies inde volgende aspecten en vindt de werkelijkheid van de 185boom haar afsluiting in de biotische modaliteit? Indiendit het geval was zou de boom een 'Ding an sich' zijn,dat voor ons kenbaar zou wezen. De zinnelijke waarneem-baarheid behoort immers ook wezenlijk tot de structuurvan de boom. Daardoor kan hij in het sensitieve aspectoptreden, evenwel niet als subject maar als object.

We herinneren ons, dat de subject-objectverhouding inde W.d.W. geheel anders wordt gezien dan in enige im-manentiefilosofie. Nu dan, de objectsfuncties, die deboom in de sensitieve en in de latere modale aspecten be-zit, door zijn 'betrokkenheid' op de mens, liggen veelal'gesloten' in de werkelijkheid. Zij kunnen ontslotenworden door de subjectsfuncties van de mens, waarop zijappelleren. Zo wordt de sensitieve objectsfunctie van deboom ontsloten, zodra deze door een mens of dier wordtwaargenomen.

Hoe zouden we bezig kunnen zijn met een analyse vanzijn individualiteitsstructuur indien de analyseerbaarheidgeen eigenschap van deze structuur was? De boom bezitdus een objectsfunctie in het logische aspect.

Is deze boom niet met zorgen omringd en opgekweektvanaf zijn `geboorte'? Bij het opgroeien werden de lageretakken steeds weggesnoeid en een jonge zijtak werd om-hooggebogen om de uitgewaaide top te vervangen. Aldeze mogelijkheden schuilden ook in de boom. Doormenselijk ingrijpen werden ze tot ontsluiting gebracht.Duidelijk blijkt hier de objectsfunctie van onze kastanje-boom in het cultuurhistorische aspect.

Hoe zouden we over de boom kunnen spreken en hemkunnen benoemen, wanneer deze niet een objectsfunctiebezat in het symbolische aspect van onze ervaringswe-reld? Want de naam, die hem in een bepaalde taal ge-

Page 186: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

geven wordt, is een symbolische aanduiding en de op dezesymbolische wijze betekende zaak is object, niet subject

1.86 der symbolische betekening.Op zonnige dagen lokt de boom ons tot conversatie in

zijn schaduw en de kleinkinderen spelen onder zijn kruin,— de sociale functie.

Ja, dat is wel aardig, denkt een fruitkweker, maar eenappelboom lever t méér op. Wat voor waarde heeft nuzo'n kastanjeboom? — het economisch aspect.

Dit voorjaar vooral vertoonde de boom met zijn frisse,jonge groen zijn volle schoonheid, — het esthetische as-pect.

Heeft deze boom ook een objectsfunctie in het juridi-sche aspect? Zeer zeker. Hij is immers object van eigen-domsrecht en daardoor kan de vraag worden gesteld ofdie boom van mij is (hij staat immers in mijn tuin) ofvan mijn dochter, die hem 'zaaide'.

Door zijn voorgeschiedenis heeft de boom wel eenapart plaatsje in het hart van mij en mijn kinderen, — zijnmorele objectsfunctie (liefde in tijdelijke betrekkingen).

Hoort tenslotte ook het schepsel-Gods-zijn niet tot hetwezen van de boom? Voor anderen evenwel vertoont hijslechts de kenmerken van een natuurlijk toevalsproduct.Beide uitspraken berusten op een geloofsbeslissing, derhal-ve heeft de boom voor allen een al of niet ontsloten ob-jectsfunctie in het pistische aspect.

Wanneer we dit alles overdenken springt dan weer nietduidelijk in het oog dat het zijn van deze boom geen zelf-genoegzaam zijn is? In de onderlinge betrokkenheid vanzijn functies, in zijn betrokkenheid op de mens en in zijngehele afhankelijkheid van de Schepper getuigt de struc-tuur van de boom van diens onzelfgenoegzaamheid, vandiens door en door 'zin'-zijn.

De boom fungeert dus in alle modale aspecten. In de

Page 187: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

eerste 5 modaliteiten heeft hij subjects- en in de 10 daar-op volgende objectsfuncties.

Wanneer we nu al deze modale functies in hun onder- 187linge vervlochtenheid tezamenvoegen, zijn we dan vol-doende geïnformeerd over de individualiteitsstructuurvan onze kastanjeboom, zodat de naïeve identiteitserva-ring nu wel opgehelderd is? Dit is duidelijk niet het ge-val. We hebben er nog geen idee van hoe dit alles tot eeninnerlijke structuureenheid is geworden. Het ding blijktmeer te zijn dan de som zijner modale functies.

Hier hebben we nu het punt bereikt waar de theorieder modale aspecten ons in de steek laat. Deze kan slechtsals springplank fungeren. Het is dus niet een loopplankwaarlangs we, onafgebroken voortgaande, ons doel be-reiken. We maken hier een sprong van de modale naar deindividualiteitsstructuur, die een bovenmodaal karakterheeft, maar intussen niet zonder de modaliteiten kan be-staan.

Dooyeweerd wijst nu op de centrale rol, die de kwalifi-cerende functie, de biotische dus, in het geheel speelt.Voedselopname, ademhaling, stofwisseling, groei, bloei envruchtvorming zijn voor een goed deel tot fysische en che-mische verschijnselen terug te voeren en toch langs dezeweg niet geheel te verklaren. Het is n.l. onder leiding vande biotische functie, dat de vóór-biotische aspecten, ook degetals- en ruimteverhoudingen, tot zulk een wonderlijksamenspel worden gebracht, dat de boom een volstrekt in-terne eenheid vertoont, die zich ook in de na-biotischeobjectsfuncties openbaart. De mogelijkheid hiertoe was inde voor-biotische aspecten wel aanwezig, maar uit zichzelfkonden ze hiertoe niet komen. Door de leidende biotischefunctie worden deze potenties ontsloten, geactualiseerd.

Bij dit alles gebeurt evenwel niets, dat tegen dezewetten, aan de geleide functies gesteld, zou ingaan. Desoevereiniteit in eigen kring blijft volledig gehandhaafd.

Page 188: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Hoe deze leidende werking mogelijk is blijft een ondoor-grondelijk mysterie.

188Ten onrechte zou men uit het voorgaande de indruk

kunnen krijgen dat, volgens Dooyeweerd, de leiding, dievan de biotische functie uitgaat, de grond zou zijn van deinterne structuureenheid. Juist het tegendeel wordt ge-leerd. De modale biotische functie is slechts de primus in-ter pares temidden van de andere modale functies, — po-pulair uitgedrukt : een zetbaas.

Het is het interne structuurprincipe van een ding, datde aard heeft van een structuurwet, die de modale func-ties van het ding zodanig groepeert, dat één daarvanbinnen de tijdelijke werkingssamenhang de leiding heeftin het ontsluitingsproces der kosmisch vroegere functies.Dat was dan in dit geval de biotische functie.

Het is de tijdelijke continuiteit van dezeindividuali-teitsstructuur van dc kastanjeboom die, bij alle verande-

ringen, de waarborg is van de naïeve identiteitservaring.Het was de continuïteit van de individualiteitsstructuur

van het koperen asbakje, die in de smeltkroes werd afge-broken, waardoor de identiteitservaring verloren ging.

Deze blijvende eenheid van een individueel ding is ech-ter niet tot 'Gegenstand' van het theoretisch denken temaken. We kunnen er ons dus geen begrip van vormen.We hebben er echter wel, zoals uit het voorgaande blijkt,enig idee van.

Ook hier weer blijkt de onzelfgenoegzaamheid van hettheoretisch denken. Dit denken blijft aangewezen op hetfeit, dat de continue eenheid van het ding achter de mo-dale verscheidenheid zich aan de naïeve e rvaring op-dringt.

De individuele eenheid is dus geen logische constructiea posteriori, maar was reeds a priori gegeven. In deze §is nu duidelijk aan de dag getreden wat in § 23 reeds

Page 189: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

werd gezegd, n.l. dat de individualiteitsstructuren eentranscendentale apriorische horizon van de menselijkekennis vormen en deze horizon is omsloten en bepaald 189niet alleen door de modale, maar ook door de kosmischetijdshorizon.

§ 26. Structuurtypen

De structuur, die de eenheid van een ding uitmaakt,heeft een wets- en een subjectszijde. In het voorgaandemerkten we reeds op dat de functies van een ding, ge-hoorzamend aan een structuurwet, door Dooyeweerd hetstructuurprincipe geheten, onder de leiding van de kwali-ficerende functie een wondere werkingssamenhang vor-men. Alles wat aan dit structuurprincipe onderworpen isvormt de subjectszijde van de individualiteitsstructuur.

De structuurprincipes zijn structuurtypen, die onder-ling slechts kunnen worden onderscheiden door te lettenop de wijze waarop zij de functies van het individuele ge-heel hebben gegroepeerd. Binnen de tijdelijke werkings-samenhang van dit geheel is immers één der functies alsbestemmingsfunctie gekwalificeerd, die de leiding geeftaan het interne ontsluitingsproces der kosmisch vroegerefuncties.

In de volgorde der aspecten treedt hierdoor evenwelgeen verandering in.

Wanneer nu deze leidende, kwalificerende functies totverschillende modale aspecten behoren blijkt hieruit, datwe met verschillende structuurtypen hebben te maken.Dooyeweerd heeft ze radicaaltypen genoemd.

Zo is het radicaaltype plant biotiseh, het radicaaltypedier sensitief gekwalificeerd.

In de volgende § zullen we zien dat ook de funderings-functies voor de bepaling van het structuurtype van grotebetekenis kunnen zijn.

Alle exemplaren, die door eenzelfde radicaaltype

Page 190: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

worden omvat, vormen tezamen een rijk. In de macrowe-reld zijn drie radicaaltypen op te merken van een vóór-lo-

190 gische kwalificatie. Zij begrenzen de volgende drie rijken:le dat van anorganische materie, dingen en processen; 2edat van planten en hun bio-milieu; 3e dat van dieren enhun milieu, hun vormsels en hun symbiotische verhou-dingen.

Het eerste rijk is gekwalificeerd door het fysische, hettweede door het biotisehe en het laatste door het sensitie-ve aspect.

Binnen het plantenrijk zowel als binnen het dieren rijktreffen we weer verschillende groepen aan waa rvan destructuurprincipes onderling niet herleidbare typen blij-ken te zijn. Het zijn de stamtypen.

Zo omvat het radicaaltype dier o.m. de stamtypenzoogdier, vogel, vis, insect. Binnen een bepaald stamtypeis verder nog een uitgebreide inter-typische differentië-ring aanwijsbaar als bijv. vlinders, kevers, tweevleuge-ligen, netvleugeligen, enz. onder de insecten.

Alle exemplaren, die door een zeker stamtype zijngekenmerkt, vormen het stamgebied van een rijk.

Het komt ook voor dat planten of dieren variaties gaanvertonen door de invloed van de bepaalde omgevingwaarin ze leven. Deze structuurvariaties worden dan nietdoor een intern structuurprincipe bepaald, maar door ui-terlijke factoren. Deze typen worden door Dooyeweerdvariabiliteitstypen genoemd.

Merken we nog op dat de radicaaltypen, die de stam-typen omvatten, niet zelf weer door een ruimer typeworden omvat. Zo bestaat er bijv. niet een type levendewezens', dat dan planten, dieren en mensen zou omvatten.

De radicaaltypen danken deze naam juist hieraan, datzij de grondleggende structuurprineipes zijn, die de stam-typen eerst mogelijk maken.

Vanzelfsprekend komt de vraag boven of er ook een ra-

Page 191: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dicaaltype is dat de mensheid in een 'mensenrijk' zou om-sluiten. Dooyeweerd beantwoordt deze vraag ontkennend.De mensheid is niet in een tijdelijk rijk van individuele 191wezens besloten. De aktstructuur van het menselijk li-chaam kan door niet één functie warden gekwalificeerd.De mens, naar Gods beeld geschapen, neemt een geheelenige plaats in in de werkelijkheid. In de laatste § zaldit nader worden uiteengezet.

De hier in het kort geschetste indeling in typen geldtniet alleen voor natuurdingen, planten en dieren, maarblijkt ook constateerbaar bij andere structuren, als dievan voortbrengselen der cultuur bijv. Zo worden ook destructuurprincipes van staatsverband, tijdelijk kerkver-band en gezinsverband als radicaaltypen kenbaar. Al dezeonderscheidingen behoren in de werkelijkheid te wordenopgemerkt, waarbij vergissingen nooit uitgesloten zijn.

We moeten nog wel even aantekenen dat de radicaal-typen en stamtypen, als behorende tot de kosmische wets-orde, onherleidbaar zijn. Daarom wijst Dooyeweerd zeerbeslist iedere evolutieleer af die meent dat de structuur-principes als resultaat van een wordingsproces zouden zijnontstaan.

Eenzelfde bezwaar brachten we reeds naar voren in §10 in verband met de onderlinge onherleidbaarheid dermodale aspecten.

De ontdekkingen van de paleontologie wijzen dan ookin een andere richting, n.l. naar een wording en evolutiebinnen het kader van de onherleidbare grondstructurenvan de individualiteit (21, bl. 95).

In het wordingsproces, dat na de schepping heeftplaatsgevonden, treden de typen achtereenvolgens aan dedag: na de anorganische wereld de pl anten, die in staatzijn hun voedsel rechtstreeks daaruit te betrekken; daarnakon pas het dierenrijk tot ontwikkeling komen.

Page 192: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Deze opvolging correspondeert met de volgorde dermodale aspecten: na het fysische aspect volgt het bioti-

192 sche, daarna het sensitieve (t.a.p., bl. 86/87).

Wanneer we denken aan de rijke verscheidenheid vanstructuurprincipes bij planten, dieren en natuurdingen enaan de nog te behandelen structuurwetten van allerleicultuurdingen en van samenlevingsvormen, gebeurte-nissen, enz. — clan is het begrijpelijk dat de horizon der

in-dividualiteitsstructuren in de W.d.W. ook de plastischehorizon wordt genoemd.

§ 27. Structuuranalyse van enige cultuurdingen.Eerste kennismaking met het verschijnsel enkapsis

In § 25 hebben we door ontleding enig idee van dein-dividualiteitsstructuur van het natuur-'ding' boom ge-

kregen. Wij zagen toen dat de leidende, kwalificerendefunctie van de structuur van de boom de biotische was.Deze functie was in dit geval de laatste subjectsfunctie.

Nu zijn er in de natuur ook dingen te vinden, waarvande bestemmingsfunctie een objectsfunctie is. Denken weslechts aan vogelnesten, spinnewebben, bijenraten, enz.

Deze dingen hebben slechts individuele subjectsfunctiesin de eerste 4 modale aspecten, maar worden door geenvan deze gekwalificeerd. Ze zijn gevormd door het dier-lijk instinct en hun innerlijke bestemming is gelegen inhet fungeren als object in het dierenleven. De kwalifi-cerende functie is hier dus duidelijk een objectsfunctie enwel van dierlijk-sensitieve individualiteit.

Het is hier de plaats om te wijzen op een merkwaardig-heid, die bij alle individualiteitsstructuren is op te merkenen die in de W.d.W. een belangrijke rol speelt. Het is hetverschijnsel van de enkapsis.

Page 193: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Daar zijn bijv. de heremietkreeften, die, ter bescher-ming van hun week achterlijf, een leeg slakkenhuis totwoning kiezen en zich hierin zo vast zetten, dat men ze er 193niet heelhuids uit kan trekken. Het slakkenhuis heeft eenobjectieve bestemmingsfunctie gekregen in het leven vande heremietkreeft. De structuur van dit kalken huis en dievan de kreeft zijn van geheel andere aard, maar intussenzijn deze structuren nu zeer nauw bij elkaar betrokken.Een dergelijke structuurvervlechting wordt door Dooye-weerd enkapsis genoemd. De term enkapsis is ontleendaan de Zwitserse bioloog Heidenhain. Zoals we laterzullen zien kan Dooyeweerd zich echter niet vinden in debeschouwingen van deze geleerde over dit verschijnsel.

Ook de kokerwormen (larven van de kokerjuffers), diein de sloot een kokertje om zich heen bouwen van stokjes,steentjes en schelpjes, — de spin en haar web, de vogel enzijn nest zijn voorbeelden van heel eenvoudige enkapti-sche structuurvervlechtingen. Wij zullen nog wel ingewik-kelder vormen ontmoeten.

Gaan we nu over tot de bespreking van de structuurvan enige cultuurdingen. Uit het overstelpend aantalkiezen we: een beeldhouwwerk, een gebruiksvoorwerp eneen boek.

Een beeldhouwwerk behoort tot het rijk van het radi-caaltype kunstwerk. Dit radicaaltype omsluit o.m. destamtypen toonkunst, dichtkunst, beeldende kunst, enz.Deze stamtypen zijn innerlijk weer zeer gedifferentieerd.Zo treffen we onder het stamtype beeldende kunst hetengere stamtype sculpturale beeldende kunst aan en bijdeze laatste zijn dan weer naar de aard van het gebruiktemateriaal diverse variabiliteitstypen op te merken alsmarmer- en koperplastiek.

Dooyeweerd geeft een zeer uitvoerige analyse van destructuur van één van de werken van de Griekse beeld-

Page 194: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

houwer Praxiteles (4e eeuw voor Chr.), n.l. de Hermesmet Dionysusknaap, uitgevoerd in marmer.

194 Allereerst dan, — op welke wijze is dit werk ontstaan?Wellicht heeft Praxiteles een levend model bij zijn werkgebruikt. Is zijn beeld nu zonder meer een copie van hetmenselijk lichaam? Neen, toch niet. De Hermesgestalte isimmers ongetwijfeld gekwalificeerd door de esthetischebestemmingsfunctie en dat is bij het menselijk liehaamniet het geval. Ook dit laatste heeft zeer zeker een esthe-tisch aspect, maar het wordt er niet door gekwalificeerd.

De esthetische fantasie van de beeldhouwer heeft n.a.v.het levend model zich een Hermesgestalte voor ogen ge-steld, waarvan de esthetische functie wél de leidendeplaats inneemt. En deze geïntendeerde Hermes is daarna,wellicht via een geboetseerd model, in het marmer uitge-beeld.

Het resultaat is dan dit marmerbeeld, dat, als allekunstwerken, door de esthetische objectsfunctie als leiden-de structuurfunctie is getypeerd.

Nu komen we bij het nader bepalen van het structuur-principe van dit kunstwerk in aanraking met een bizon-derheid, die we hiervoor nog niet hadden ontmoet. Hetblijkt n.l. dat hier de bestemmingsfunctie. evenals bij alledoor een normatieve objectsfunctie gekwalificeerdedingen, rust op een typische funderingsfunctie. En beidefuncties moeten in het oog worden gevat om een idee vanhet structuurprincipe te kunnen krijgen. Welke is dezefunderingsfunctie en door welk aspect is zij gekwalifi-ceerd?

Dooyeweerd betoogt uitvoerig dat we dezefunderings-functie niet moeten zoeken in de interneindividualiteits-structuur van het nog onbewerkte marmer, dat door de

typisch fysisch-chemische structuurfunctie als de leidendefunctie is gekwalificeerd.

Komen de subjectsfuncties van de marmeren Hermes

Page 195: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

niet in aanmerking als funderingsfunctie, dan moet éénder objectsfuncties als zodanig aan te wijzen zijn. Wan-neer dan gelet wordt op het feit, dat het kunstwerk is ant- 19 5staan als product van een beheersende vormingsarbeid, isde slotconclusie, dat de esthetisch gekwalificeerde indivi-dualiteit van het kunstwerk is gefundeerd in de objec-tief-historische structuurfunctie. Bij de uiteenzetting vande theorie der modale aspecten hebben we immers geziendat het cultuur-historisch aspect is gekwalificeerd door deculturele wijze van vormgeving, d.i. de beheersende vor-ming van een materiaal naar vrij ontwerp.

Letten we tenslotte nog op het feit dat de natuurlijkeindividualiteitsstructuur v an het marmer als anorganischestof niet wordt uitgeschakeld bij de vormgeving, dietot het kunstwerk leidt. Wel worden de mogelijkhedendie in deze structuur schuil gingen, ontsloten. De struc-tuur van het natuurding marmer krijgt bij haar inte-gratie in het kunstwerk deel aan de schoonheid hiervan.In de structuur van de Hermes is de structuur van hetmarmer enkaptisch gebonden. Wij komen hier in § 37nog op terug.

Natuurlijk had Praxiteles voor zijn werk ook ander ma-teriaal dan marmer kunnen gebruiken. Dan was een an-der variabiliteitstype van sculpturale kunst ontstaan. Inhet algemeen is het zo, dat een variabiliteitstype op eenenkaptische vervlechting van structuurprincipes wijst.

Dit wordt bevestigd wanneer we iets gaan opmerkenover de structuur van het stamtype stoel, dat met een lan-ge rij van andere stamtypen als tafel, lamp, schaar, lepel,vork, kleding, telefoon, fiets, enz. tot het radicaaltype vande gebruiksvoorwerpen behoort.

Het stamtype stoel is zelf ook weer tamelijkgedifferen-tieerd. We onderscheiden o.m. salon-fauteuil, rookstoel,bureaustoel, keukenstoel, tuinstoel, de scheerstoel bij de

Page 196: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

kapper en de stoel waarin de tandarts zijn patiënten be-handelt.

196 De verschillende soorten hout of metaal waarvan ditmeubel is gemaakt zijn slechts uitwendige structuureigen-aardigheden en veroorzaken de variabiliteitstypen.

Wanneer we nu eerst wat nader aandacht schenkenaan de gebruikte materialen, merken we op dat hout, leerof zeildoek. metalen veren, koperen tazen, enz. dingenzijn, die niet zo in de natuur worden aangetroffen. Deoorspronkelijke natuurproducten zijn door de mens be-werkt en verwerkt tot deze fabrikaten en halffabrikaten.Het hout bije., dat de meubelmaker in zijn werkplaatsheeft staan, is een variabiliteitstype van het radicaaltypehalffabrikaat, dat geen eigen stamtypen bezit.

De planken en balken zijn evenals andere halffabri-katen technische producten, die derhalve hun objectievefunderingsfunctie in het historische aspect hebben. Denatuurlijke individualiteitsstructuur van het hout is in destructuur van het halffabrikaat enkaptisch gebonden.

Halffabrikaten bezitten dus wel een duidelijk aanwijs-bare funderingsfunctie, maar van een actuele typische

be-stemmingsfunctie is niets te bespeuren.Deze halffabrikaten `wachten' op verdere verwerking

en zijn derhalve getypeerd door hunpotentieel-histo-risch-technischebestemmingsfunctie, die ontsloten wordt

wanneer door actualisering van deze verwerking de ge-bruiksvoorwerpen er uit ontstaan.

In de individualiteitsstructuur van bedoelde stoeltreffen we nu twee 'lagen' van enkapsis aan. Allereerstzijn de natuurlijke individualiteitsstructuren van hout,leer, staal en koper enkaptisch gebonden in de (half-) fa-brikaten: planken, stukken leer, veren en tazen en dannog daarboven de enkaptische binding van de structuurvan deze (half-)fabrikaten door de individualiteitsstruc-tuur van de stoel.

Page 197: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Dit meubel nu is de, door nadere verwerking van ge-noemde materialen, realisering van de gefantaseerde con-ceptie van de ontwerper. In de structuur van dit cultuur- 197ding kan dus weer de cultuur-historische functie als defunderingsfunctie worden aangewezen.

Vragen we ons af door welk aspect dit meubelstukwordt gekwalificeerd, dan kan deze geen andere zijn dandie der menselijke omgang. De leidende bestemmings-functie is de sociale.

In het kort nog iets over een ding, dat niet tot het rijkder gebruiksvoorwerpen behoort: een boek.

Vonden we bij de vorige voorbeelden beeldhouwwerken meubelstuk een afbeeldingsrelatie tussen het door defantasie geproduceerde geïntendeerde object en het gerea-liseerde object, — bij het boek is een andere relatie teontdekken. We hebben hier op het oog een boek, dat alslees- en studieboek is bedoeld.

De gedachten van de schrijver worden immers door delettertekens niet afgebeeld, maar betekend. De relatietussen de gedachten en de objectieve lettertekens draagteen symbolisch karakter. Het boek is dan ook evenals par-tituren, verkeersborden, vlaggen, enz. objectief-symbolischgekwalificeerd. De fundering is weer te zoeken in het his-torische aspect; immers het boek is vervaardigd naar eenontwerp, waarin de grootte, de papiersoort, de letter-vormen waren bepaald.

De gebruikte materialen, bijv. papier of perkament,leer of linnen,maken de variabiliteitstypen uit.

In de individualiteitsstructuur van het boek zijn ookweer de structuren van natuurproducten en (

half-)fabri-katen enkaptisch gebonden.De inhoud der boeken is nog al van verschillende aard.

We onderscheiden wetenschappelijke, belletristische en an-

Page 198: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dere werken. Hieruit blijkt de innerlijke differentiëringvan het stamtype boek.

198 Daar staan dan de boeken in de bibliotheken, op sym-bolische wijze bergend de wijsheid en wetenschap vanmannen, die dikwijls reeds jaren, ja, soms eeuwen geledengestorven zijn. Het zijn 'gesloten' boeken, totdat een on-derzoeker ze ter hand neemt en lezende en bladerende desymbolisch betekende gedachten van de schrijver weer totontsluiting brengt.

Wanneer we nu nog even terugdenken aanDooye-weerds structuuranalyse van de Hermes van Praxiteles,

rijst het vermoeden dat hier een kleinigheid aan haperde.Was de kwalificerende functie van het gebruikte stukmarmer wel de fysisch-chemische structuurfunctie? Ditzou zeker het geval zijn, indien het blok marmer, dat de'beeldhouwer in zijn werkplaats had liggen, zonder meerzo in de natuur was aangetroffen. Het is echter doorsteenhouwers in de marmergroeve uitgehakt uit de rots-wand, van scherpe kanten en uitsteeksels ontdaan endaarna vervoerd. Wat Praxiteles ter verdere bewerkingontving was dus een halffabrikaat, met een potentieel-his-torisch-technisehe bestemmingsfunctie.

Intussen was hier de verwerking van het natuurproducttot halffabrikaat lang zo ingrijpend niet als die van boom-stam tot hout. Hierdoor komt het ook dat de structuurvan de Hermes er niet ingewikkelder door is geworden.De potentiële bestemmingsfunctie van het halffabrikaat isgeheel in de structuur van het beeld opgelost. Er is im-mers niets aan deze structuur op te merken, dat nog aandit halffabrikaat herinnert.

§ 28. Structuren aan de menselijke samenleving

De menselijke samenleving vertoont niet de aanblikvan een chaos al kan het er hier en daar onder bepaalde

Page 199: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

omstandigheden soms wel wat op lijken, — integendeel, zijis gestructureerd. Wij kunnen immers in een gedifferen-tieerde maatschappij, zoals wij die nu kennen, verschillen- 199de vormen van samenleving onderscheiden als staten,kerken, gezinnen, verenigingen, handelsondernemingenenz.

Hierover bestaat geen verschil van mening. Op devraag evenwel hoe deze structuren zijn te verstaan werdenen worden nog zeer verschillende en tegenstrijdige ant-woorden gegeven.

Dat er structuurprincipes zouden zijn van normatieveaard, die niet onderworpen zouden zijn aan een histori-sche ontwikkeling, zoals de W.d.W. dat leert, is voor iede-re socioloog, die een historistische visie is toegedaan, eenonaanvaardbare gedachte.

Inzoverre de theoretische sociologie spreekt van destructuren der maatschappij bedoelt zij daarmee iets ge-heel anders. De samenleving zou zijn opgebouwd uit ver-schillende 'elementen'. Deze 'elementen' zouden in eenbepaalde tijd op een bepaalde manier samenhangen,maar in een andere tijd weer geheel anders, vandaar datde menselijke samenleving van nu aanmerkelijk verschiltvan die uit de vorige eeuw en deze geleek op haar beurtweinig meer op die uit de Middeleeuwen.

Wil men deze tijdelijke composities of constellaties v an'elementen' structuren noemen dan is daar natuurlijk geenbezwaar tegen mits men maar niet meent dat daar verderiets achter zou steken.

Overtuigd van het tegenovergestelde heeft Dooyeweerdeen onderzoek ingesteld naar de invariabele structuur-typen of typische structuurprincipes, die als normatievestructuurwetten aan de menselijke samenleving zijn ge-steld.

Wanneer dan de uiteenlopende samenlevingsverhou-

Page 200: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dingen worden bezien, is een duidelijk onderscheid op temerken tussen de sociale relaties, die de mensen min of

200 meer duurzaam als leden van eenzelfde sociaal geheelverenigen (denk bijv. aan de staat, de kerk, het gezin, devakvereniging), en de sociale relaties waarbij dit niet hetgeval is (bijv. de verhouding van staten, kerken, gezinnenen verenigingen onderling, -- de verhouding tussen dedokter en zijn patiënten, de winkelier en zijn klan ten, deverhouding van vrienden en kennissen onderling).

De eerste worden door Dooyeweerd gemeenschapsver-houdingen genoemd, de laatste waarin de mensen of degemeenschappen gecoördineerd, hetzij vriendschappelijknaast elkander of vijandig tegenover elkander (met allenuances daartussen), in samenwerking of naijver in desamenleving optreden, heten in de W.d.W.

maatschaps-verhoudingen.De onderscheiding tussen deze beide is de hoofdonder-

scheiding, die reeds in een primitieve, ongedifferentieerdesamenleving, waarin van staatsvormen, kerke lijke ge-meenschappen, verenigingsleven enz. nog geen sprake is,kan worden opgemerkt.

De gemeenschaps- en maatschapsbetrekkingen onder-stellen elkander, zij zijn correlaat. Een menselijke samen-leving zonder deze is niet mogelijk. Daarom rekentDooyeweerd hen tot de transcendentale kategorieën, dieten grondslag liggen aan de individualiteitsstructuren vande diverse sociale verhoudingen. Onder deze kategorieën(deze term niet te verstaan in de zin van Kant of van wel-ke andere wijsgeer ook) is deze correlatie zelfs de meestfundamentele.

Wanneer nu de verschillende gemeenschappen met el-kander worden vergeleken, blijkt dat tot een verdere

on-derverdeling kan worden overgegaan. We merkten n.l. opdat wij thans gemeenschappen kennen, die in een onge-differentieerde, primitieve samenleving niet bestonden.

Page 201: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

We noemden ze hierboven reeds: kerk, staat, verenigings-leven, bedrijven, enz. Het zijn georganiseerde gemeen-schappen, die derhalve een typisch historische fundering 201bezitten. Ze worden als verbanden aangeduid.

Huwelijk, gezin en cognatische familie 1- daarentegenzijn natuurlijke gemeenschappen, die typisch biotisch zijngefundeerd en daardoor in alle tijden, ook in ongedif-ferentieerde gemeenschappen warden aangetroffen, zij hetdat ze in zeer variabele vormen kunnen zijn verwerkelijkt.Dit laatste is trouwens ook met de verbanden het geval,wat natuurlijk heel wat anders is dan dat de structuur-principes zelf variabel zouden zijn.

Merken we nog op dat zowel in de structuur der na-tuurlijke gemeenschappen (behalve de cognatische fami-lie) als in die van de verbanden de gezags- en onderge-schiktheidsverhoudingen een onmisbaar element vormen.

Zo vertoont dan de menselijke samenleving een grotevariatie in de onderlinge verhoudingen, die zelfs tussendezelfde personen naar gelang der omstandigheden sterkwisselen kunnen.

Het huis van een politieman bijv. staat naast een pasto-rie. Wanneer de predikant in zijn functie als ambtsdragerbij de agent als gemeentelid op huisbezoek komt, dan zijnzij hier bijeen als lidmaten van eenzelfde kerk en er be-staat een zekere gezagsverhouding, onafhankelijk van hetfeit of deze al of niet gelukkig tot uitdrukking komt.

I) Onder cognatische familie in engere zin wordt verstaan degemeenschap van ouders en hun minderjarige kinderen, — hetgezin dus.We hebben hier uitsluitend de cognatische familie in ruimere zinop het oog als de band tussen ouders en volwassen kinderen (alof niet in het ouderlijk huis inwonend) met hun eventuele ge-zinnen.In nog ruimere zin kan men er ooms en tantes, neven en nichtenbij rekenen. Door allerlei omstandigheden kunnen deze onderlingebanden sterker of slapper van aard zijn.

Page 202: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Wanneer diezelfde dag de predikant in zijn auto eenkruispunt passeert, waar zijn buurman als verkeersagent

202 fungeert, ontmoeten ze elkaar als staatsburgers en zijn derollen geheel omgekeerd wat de gezagsverhouding betreft.

Dit wil intussen niet zeggen, dat de gezagsverhoudingin beide gevallen van dezelfde aard zou zijn.

Als echter deze beide mannen als goede buren beraad-slagen over het snoeien van de ligusterheg, die hun tuinenscheidt, bestaat er tussen hen een maatschapsverhoudingen de gezagsstructuur ontbreekt geheel. Het volgende illu-streert dit laatste nog sterker.

Ik heb heel lang geleden een oude heer gekend, dievroeger kapper was geweest en enige tijd koning WillemIII tot zijn cliëntèle mocht rekenen. Hoewel deze goedeman de gezagsdragers, ook die in de staat, zeer hoog acht-te, weigerde hij zeer beslist te komen, toen hij op een zon-dagmorgen naar het paleis werd ontboden. Hij maaktezich hierdoor niet aan een strafbaar feit schuldig, even-min als de vergramde vorst, die zich voortaan door eenander liet bedienen, want tussen een kapper en zijn cliënt,welke clan ook, bestaat geen gezags- en

ondergeschikt-heidsverhouding, ondanks het feit, dat menige zakenmandit op grappige wijze wil suggereren met de opmerkingdat élke klant koning is.

De gezagsstructuur ontbreekt dus steeds waar hetmaatschapsverhoudingen betreft. Dit verhindert evenwel

niet, dat bepaalde personen of groepen in het maatschap-pelijk verkeer een overwegende invloed kunnen uit-oefenen, doordat zij over bijzondere gaven of over kapi-taal beschikken. Ook het bekleden van een belangrijkefunctie kan een zeker overwicht geven. Het was daaromeen bewijs van een sterk karakter, dat de kapper zelfsvoor de koning geen uitzondering maakte waar zijn ge-weten sprak.

In een cognatische familie kan een wijs man, die men

Page 203: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

gaarne raadpleegt, een groot gezag uitoefenen, ondankshet ontbreken van een gezagsstructuur.

Tot nog toe zijn we er niet toe overgegaan om uiteen tezetten hoe Dooyeweerd een analyse geeft van de eigenlij-ke individualiteitsstructuren van kerk en staat, van huwe-lijk en gezin en van de verschillende maatschapsverhou-dingen. Dit wordt later behandeld.

In deze § komen nog slechts de hoofdonderscheidingenaan de orde, die een transcendentaal karakter dragen,doordat ze de noodzakelijke basis vormen van de zo juistgenoemde individualiteitsstructuren.

De onderscheiding tussen gemeenschaps- en maat-schapsstructuren en de correlatie tussen deze beide is demeest fundamentele transcendentale kategorie genoemd.Tot deze sociale kategorieën behoren ook de (typisch bio-tisch gefundeerde) natuurlijke en de (typisch historischgefundeerde) georganiseerde gemeenschappen (ver-banden) .

Nog een andere onderscheiding brengt enige socialeka-tegorieën aan het licht, n.l. die tussen gemeenschappendie een institutair en die een niet- institutair karakter ver-tonen. Wat is het kenmerkend verschil hiertussen?

Tot de laatste treedt de mens toe uit eigen vrije bewe-ging, evenzo kan hij deze, als het hem goeddunkt, weerverlaten. Het hangt van zijn eigen wil af of hij lid zalworden van een bepaalde vereniging, vakbond of politie-ke partij of er voor gaat bedanken. Door geboorte echterwordt hij Nederlands of Zwitsers staatsburger; door ge-boorte wordt hij lid van een gezin en een bepaalde fami-lie. Over de doop, waardoor hij in een kerkverband wordtopgenomen, is hij niet geraadpleegd. Van het huwelijkkan dit niet gezegd worden, maar toch wordt ook hier-door de menselijke existentie op zo'n intensieve wijze om-vat, dat hier van een instituut moet worden gesproken.

Page 204: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Bovendien zijn, naar christelijke overtuiging, man envrouw niet nicer vrij deze gemeenschap te verlaten.

204 Huwelijk, gezin en cognatische familie, die we als na-tuurlijke gemeenschappen hebben leren kennen, kunnenderhalve tot de instituten worden gerekend. Onder degeorganiseerde gemeenschappen behoren a lleen de staaten de kerk hiertoe. Alle overige zijn vrijwillige associaties,die in een moderne gedifferentieerde maatschappij in ve-lerlei soorten en vormen voorkomen.

Volledigheidshalve vermelden we nog even de katego-riale indeling in gedifferentieerde en ongedifferentieerdesociale verhoudingen.

Tenslotte moet nog de aandacht worden gevestigd opeen bijzonderheid, die reeds door de

voor-wetenschappelij-ke ervaring is opgemerkt, dat n.l. het individueel voortbe-staan van een staat of een kerk niet wordt aangetast dooreen voortdurende wisseling van personen door geboorteen sterven. Van een vereniging of winkelbedrijf, die (dat)een honderdjarig jubileum viert, leeft niet één der oor-spronkelijke leden of medewerkers meer, maar toch zijnhet dezelfde organisaties gebleven. Ook een gezin wordtals hetzelfde gezin ervaren wanneer het door geboortewordt uitgebreid of door huwelijk of overlijden van kin-deren weer kleiner wordt. We zullen later zien dat hierwel grenzen zijn.

Bij een huwelijk evenwel is alle wisseling uitgesloten.Het gaat steeds om de verbintenis van één bepaalde manen één bepaalde vrouw.

De eeuwen door is over de menselijke samenlevingsver-houdingen gefilosofeerd, maar het is op het immanentie-standpunt vanzelfsprekend niet mogelijk de reële onder-linge structuurverschillen, zo men ze al erkent, zo scherpin het oog te vatten als de W.d.W. dit doet.

Page 205: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

In de Griekse en Romeinse oudheid heerste veelal deovertuiging dat de staat alle andere gemeenschappen om-vat als organische bestanddelen. Aan soevereiniteit in 205eigen kring had toen nog niemand gedacht.

Het ontstaan van de christe lijke kerk moest tot con-flicten leiden met de absolutistische imperium-gedachtevan het Romeinse keizerrijk. De overtuiging, dat de ge-hoorzaamheid aan God bij een eventueel conflict voor-rang had tegenover die aan de autoriteit van de staat,bleek op de duur een niet te verteren brok voor de toengangbare overtuiging.

'Voor het eerst werden hier op principiële wijze com-petentiegrenzen erkend voor het overheidsgezag in destaat, grenzen zowel ten aanzien van het natuurlijk gezins-verband (de natuurlijke "gezinsgemeenschap", naar delatere terminologie, L.K.) als van het historisch gegrondtijdelijk kerkinstituut, grenzen bovenal tegenover de wor-tel van het persoonlijk menselijk leven, het hart, waaruitde uitgangen des levens zijn' (18, bl. 149) .

Dit betekent niet dat de staat en de binnen zijn grenzenaanwezige gemeenschappen los naast elkaar zouden staan,— integendeel ze zijn enkaptisch vervlochten. Tussen eenenkaptische relatie en een deel-geheelverhouding bestaatevenwel een principieel verschil, zoals wij in § 36 zullenzien.

Het uit het oog verliezen van dit verschil voert tot eenuniversalistische opvatting van de samenleving. 'Het so-ciologisch universalisme in al zijn schakeringen van meer-dere of mindere consequentie construeert steeds een tijde-lijk samenlevingsgeheel, waarvan alle overige samenle-vingskringen slechts organische delen zouden zijn' (33, bl.105).

Hiertegenover tracht de individualistische opvatting desamenleving te verklaren als een geheel dat ontstaan is uitde relaties tussen afzonderlijke individuen. Zo is, om een

Page 206: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

verklaring te geven voor de herkomst van het staatsver-band, de theorie van het maatschappelijk verdrag opge-

206 steld, een leer, die in verschillende nu ances in de loop derjaren veel verdedigers heeft gevonden. We noemen Rob-bes, John Locke en Rousseau. In ons land is het Benedic-tus de Spinoza geweest, die deze leer verdedigt in zijnGodgeleerd-Staatkundig Vertoog.

Als deze dan begint een onderzoek in te stellen naar degrondslagen van de staat, geeft hij eerst een beschrijvingvan het natuurlijk recht der mensen.

'Onder het recht en de wet der natuur', zo schrijft hij,'versta ik niets anders clan de regelen, die in de natuurvan ieder op zichzelf liggen, en volgens welke wij be-grijpen dat een ieder gedwongen is op een bepaalde wijzete zijn en zich te gedragen. B.v. de vissen zijn door de na-tuur bestemd om te zwemmen, en de grote vissen om dekleine te verslinden, derhalve houden zich de vissenkrachtens het recht der natuur in het water op, en eten degrote de kleine' (83, bl. 325/326).

Naar de hoogste natuurwet, zo zet Spinoza verder uit-een, zoekt ieder zijn eigen belang, zonder op dat van eenander te letten. Hierin is geen onderscheid tussen mens endier.

'Wat ieder dus in de natuurstaat voor zich nuttig acht,hetzij hem de rede of de aandrang der driften daarbijleidt, mag hij met het volste natuurlijk recht na-jagen en op welke wijze hij maar kan, door geweld oflist, door smeking of op elke andere wijze, die hem het ge-makkelijkst valt, zoeken te bemachtigen, en mitsdien ookeen ieder als zijn vijand te beschouwen, die hem verhin-dert zijn begeerte te vervullen' (bl. 327).

In deze natuurtoestand verkeerde ieder te midden vantweedracht, haat, toorn en list in stage angst. En daar demensen van nature veilig en zonder vrees willen leven enbovendien zonder wederkerige hulp van alle beschaving

Page 207: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

verstoken moeten blijven, was er maar één redmiddel:'Zij moesten het vaste besluit nemen en zich plechtig ver-binden, alles alleen in te richten naar het voorschrift der 207rede ... , voorts zijn lusten te bedwingen voor zover dieons willen verleiden een ander kwaad te doen; niemandte behandelen, zoals men zelf niet behandeld wenst tewarden; en eindelijk het recht van een ander als dat vanzichzelf te verdedigen' (bl. 329).

Uit dit maatschappelijk verdrag zou dan de staat ge-boren zijn.

Wel heel duidelijk blijkt, dat zowel door het sociaal indi-vidualisme als door het universalisme de

individuali-teitsstructuren der tijdelijke samenleving geheel uit hetoog verloren zijn.

Aan deze structuren gaan we nu alle aandachtschenken.

§ 29. De structuur van de gezinsgemeenschapIn een min of meer primitieve samenleving is de gezins-

gemeenschap moeilijk van de andere gemeenschappen teonderscheiden. Denken wij bijv. maar weer aan het pa-triarchaat, waarvan Abraham het hoofd was. De enkel-voudige structuur van de gezinsgemeenschap is langs deweg van een differentiëringsproces aan de dag getreden.Door dit proces kwamen evenwel de verschillende ge-meenschappen niet los naast elkaar te staan, — integen-deel, de onderlinge vervlechting (enkapsis) van de zichdifferentiërende gemeenschapsstructuren nam gelijkertijdtoe. Differentiërings- en integreringsproces gingen handin hand.

Deze gang van zaken is kennelijk typisch historisch ge-fundeerd en waar de structuurprincipes van de samenle-vingsverhoudingen van normatieve aard zijn en derhalvedoor menselijke vormgeving gepositiveerd behoren teworden, is er in de loop der tijden in de sociale vormen,

Page 208: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

die hiervan het gevolg waren, zoveel verandering op temerken, dat menigeen niet meer bij machte is bij al deze

208 wisseling nog constante structuurprincipes te ontdekkenen geneigd is met het historisme te zeggen: panfa rhei, —alles vloeit.

Hiertegenover leert de W.d.W., zoals we reeds op-merkten, dat bij alle veranderingen deze structuurprinci-pes zelf een niet-variabel karakter bezitten. We gaan onshierover nu nader bezinnen.

In onze vóór-theoretische e rvaring maken we een be-paald gezin niet los van de kerk, waa rvan de gezinsledenbelijdende lidmaten of doopleden zijn, — niet los van deschool, die door de kinderen wordt bezocht, — niet los vanhet boerenbedrijf, dat de vader uitoefent, — niet los vande Nederlandse of welke andere staat ook, waarvan deleden burgers zijn en binnen welks gebied zij hun woon-plaats hebben enz. Maar wij beseffen heel goed, dat deidentiteit van deze natuurlijke gemeenschap niet van ditalles afhankelijk is.

Wanneer wij evenwel gaan trachten ons theoretischrekenschap te geven van de structuur van het gezin danbeginnen wij met deze gemeenschap naar haar internesfeer te onderzoeken en voorlopig af te zien van de

enkap-tische vervlechtingen van het gezin met andere samenle-vingsverhoudingen.

In de eerste plaats komt Dooyeweerd dan tot de con-clusie dat de gezinsgemeenschap, hoewel fungerend inalle modale aspecten, wordt gekwalificeerd door de more-le functie. Het is immers de morele liefdesverhoudingtussen ouders en kinderen onderling, die het gehele ge-zinsleven behoort te beheersen.

Deze liefde als de constante leidende structuurfunctievan het gezin is tevens de bestemmingsfunctie daa rvan endan bedenken we nogmaals dat met bestemming hier niet

Page 209: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

wordt gemeend een uitwendig doel, dat een gezin zoukunnen nastreven, maar de typische interne bestemmingvan de gezinsgemeenschap: een individuele morele liefdes- 209gemeenschap te zijn.

De nadere bepaling van deze liefde als morele liefde isnoodzakelijk. Immers de min of meer vluchtige zinnelijkeaffectie tussen twee personen van verschillend geslachtwordt ook als liefde a angeduid. Deze affectie evenwel iseen emotionele aandrift en dus van sensitieve aard; terwijlde hier bedoelde liefde de zinkern is van het morele as-pect.

Evenmin mag de liefdeband in het gezin worden ver-eenzelvigd met de religieuze zinvolheid van liefde in hetcorpus Christi, hoewel zij daarop wel anticipeert.

Wanneer we nu bedenken dat ook de liefde, die eendierenvriend voelt voor zijn beesten en de liefde, waarmeeeen dame haar kamerplanten verzorgt, van morele aardzijn, dan begrijpen we dat er onder de morele relaties al-lerlei soorten zijn te onderscheiden.

Om het bijzondere karakter van de liefdeband tussenouders en kinderen onderling nader te kunnen bepalenmoet nu worden gelet op het modale aspect waarin de ge-zinsgemeenschap typisch is gefundeerd.

`De natuurlijke afstamming en bloedgemeenschap deruit de geslachtelijke verbinding van een ouderpaar voort-spruitende kinderen is het onafwijsbaar typisch struc-tuur-fundament, waarop zich het gezin opbouwt' (18, bl.210).

Het is deze nauwe bloedverwantschap, die aan de lief-de in het gezin haar nadere bepaling geeft. De typischbiotische fundering geeft bovendien aan de morele liefde-band een intensiteit, die niet gelijk is aan enige anderemorele relatie, behoudens die tussen man en vrouw in hethuwelijk.

Page 210: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Voor we beginnen in het kort een verdere beschrijving tegeven van de structuur van de gezinsgemeenschap door te

210 zien hoe deze, met de morele liefde als leidinggevendefunctie, in andere modale aspecten fungeert, realiserenwe ons, dat deze Ieidende functie van normatieve aard is.Wanneer we n.l. letten op de feitelijkheden in het dage-lijks leven, dan zien we de schrikbarende werking van deduistere macht der zonde, die het gezinsleven menigmaalontwricht tot een karikatuur van wat het behoorde tezijn.

Maar ook zulk een feitelijke ontwrichting laat zichslechts vaststellen onder aanlegging van de structurelenorm, die in de innerlijke aard van de gezinsbetrekkingenbesloten is. Want deze aard wordt niet door de feitelijkegedragingen bepaald.

Hoe intiem de morele liefdesverhoudingen in het gezinook mogen zijn, de gezags- en ondergeschiktheidsverhou-ding is en blijft essentiëel in deze gemeenschap. Wanneerouders afstand zouden doen van hun moreel gezag overhun onvolwassen kinderen en zich feitelijk zouden ge-dragen als hun oudere kameraden zou de gezinsstructuurernstig worden aangetast.

Vanzelfsprekend varieert de uitoefening van dit gezagnaar de leeftijd en de bijzondere aard der kinderen tottenslotte bij het volwassen worden van deze de ouderssteeds meer de beslissingen aan hen overlaten, terwijl zijzelf zich geleidelijk gaan beperken tot het geven van ad-viezen.

Ook de modaliteit van het recht individualiseert zich inde onderscheiden gemeenschaps- en maatschapsverhou-dingen op zeer verschillende wijze. Op heel eigen wijzevertoont zij zich ook in de gezinsgemeenschap. De gezags-structuur hiervan heeft immers ook een juridisch aspectvanwege het rechtmatig gezag, dat de ouders over hun

Page 211: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

kinderen bezitten. De bevoegdheid der ouders tot straffenis er een voorbeeld van. Dit strafrecht is evenwel van an-dere aard dan dat van de staat, doordat ook de uitoefe- 211ning van de ouderlijke tucht een exclusief pedagogischkarakter draagt en onder leiding van de morele ouderlijkeliefde behoort plaats te hebben.

Een kind heeft ongetwijfeld recht op het levensonder-houd, dat het van zijn ouders ontvangt. Een vader echter,die slechts uit koude plichtsbetrachting elk van de kin-deren zijn deel zou geven, zou de gezinsstructuur schaden,omdat ook het geven en ontvangen het stempel der liefdebehoren te dragen.

De gezinsleden hebben hun rechten en plichten vanGod ontvangen en deze danken ze niet aan de burgerlijkerechtsorde. Deze laatste kan ze wel erkennen en desnoodsdwingend optreden om de uiterlijke rechtsbetrekkingen,die door de enkaptische vervlechting van staats- en ge-zinsstructuur zijn ontstaan, te doen functioneren. De lief-devolle individualisering van de interne rechtsbetrek-kingen in het gezin kan slechts door de gezinsleden zelfworden bewerkstelligd.

Bij de leer der modale aspecten hebben we opgemerkt,dat zowel het juridische als het morele aspect de estheti-sche modaliteit, met de harmonie tot zinkern, als funde-ring hebben.

Ook in de individualiteitsstructuur van het gezin blijftdeze samenhang behouden. Daardoor is het dan ook geenwonder dat een gezin, waarin de verhoudingen, voor zo-ver dat onder zondige mensen mogelijk is, goed liggen,een harmonieus gezin wordt genoemd. En wanneer ditgeheel anders is en de harmonie is verbroken, fungeerttoch dat gezin in het esthetische aspect. Ware dit niet hetgeval, dan zou men niet eens van disharmonie kunnenspreken.

Page 212: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Wij moeten ons zeer beperken bij het uiteenzetten vande wijze waarop de gezinsgemeenschap ook in de overige

212 substraatkringen fungeert. Slechts aan de enige super-straatkring, die van het geloof, willen we nog enige aan-dacht schenken.

De gezinsgemeenschap vindt haar afsluiting niet in hetmorele aspect, zodat het geloofsaspect er aan zou ont-breken. Naar christelijke opvatting behoort immers de va-der in zijn gezin een priester te zijn, die zijn kinderenvoorhoudt en voorleeft hoe ook zij hier op aarde met Goden hun naaste behoren te leven, — die met en voor zijn ge-zin bidt.

Dit alles neemt echter niet weg, dat het gezin gekwali-ficeerd blijft als typische morele liefdesgemeenschap enniet als geloofsgemeenschap zoals de kerk. Het economi-sche aspect aan het gezinsleven maakt het niet tot be-drijfsverband, het juridische aspect niet tot staatsverbanden het geloofsaspect van het gezin maakt het niet totkerkverband. Ook de godsdienstige opvoeding in het ge-zin draagt, als het goed is, het stempel van de interne be-stemmingsfunctie van het gezin als morele liefdesgemeen-schap van ouders en hun onvolwassen kinderen.

Een niet-christelijk, bijv. een humanistisch gezin, ver-toont dit ook een geloofsaspect? Ongetwijfeld. Zoudenhier de ouders bij de opvoeding van hun kinderen tegeno-ver hen geen blijk geven, op welke manier dan ook, vanhun (misschien ten dele onbewust gebleven) geloofsvoor-stellingen? Ieder mens fungeert in alle modale aspecten,ook het geloofsaspect is ieder ingeschapen. Geen wonderdat ook bij alle menselijke samenlevingsverhoudingen ditgeloofsaspect noodzakelijk aan de dag treedt.

Wat is het nu, dat aan een gezin de voortdurende iden-titeit waarborgt? De vóór-theoretische ervaring twijfelt erniet aan, dat een bepaald gezin hetzelfde gezin blijft bij

Page 213: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

verhuizing, bij overgang naar een andere kerk, bij veran-dering van nationaliteit na emigratie, — zelfs niet wanneerer door geboorte of huwelijk van kinderen ingrijpende 213wijziging in de samenstelling van dit gezin plaats heeft.

Wat is het dan, dat bij al deze veranderingen constantblijft? Het is de inte rne structuur van deze gezinsgemeen-schap, zoals deze in het voorgaande gedeeltelijk is ge-schetst als een door haar structuurprincipe gereguleerdemorele liefdesgemeenschap.

Wanneer wordt nu deze continue identiteit van een ge-zin afgebroken? Wij hebben eerder reeds opgemerkt, dateen vereniging na een bestaan van honderd jaar, ondankseen volledige wisseling van leden, haar identiteit heeft be-houden. Ook een geslacht (denk bijv. aan bekende adellij-ke geslachten) blijft de eeuwen door hetzelfde geslacht,ondanks een voortdurende wisse ling van leden. Bij een ge-zin is deze wisseling echter aan grenzen gebonden.

Wanneer de beide ouders overlijden kan de familie-band tussen de overblijvende kinderen intact blijven, —maar, ook wanneer deze bij elk ander blijven wonen, is degezinsgemeenschap verbroken, leert Dooyeweerd.

Ook wanneer alle kinderen volwassen geworden zijn enal of niet de ouderlijke woning hebben verlaten, bestaater geen gezinsgemeenschap meer. De kinderen zijn zelf-standig geworden en de gezags- en ondergeschiktheidsver-houding is vervallen. De onderlinge verhoudingen zijndan geworden als die in de cognatische familie. Dan isnog over wat ook het begin is geweest: de huwelijksge-meenschap.

Tussen dit begin en het einde was de huwelijksgemeen-schap niet in de gezinsgemeenschap opgelost, maar warenbeide structuren enkaptisch met elkander vervlochten.

§ 30. De structuur van de huwelijksgemeenschap

Dooyeweerd omschrijft de huwelijksgemeenschap als

Page 214: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

'een morele liefdesgemeenschap voor de duur van hetleven tussen man en vrouw, op de grondslag van een rela-

214 tief duurzame organisch sexuele verbondenheid' (33, bl.123).

Het gaat hier dus om de verbintenis van één bepaaldeman met één bepaalde vrouw. Zoals we reeds zagen is hetverschil tussen gezins- en huwelijksgemeenschap dit, datde eerste een zekere wisseling van leden toelaat, die bij delaatste is uitgesloten. Een weduwnaar of weduwe, die her-trouwt, zet daarmee niet het eerste huwelijk voort, maarvormt een nieuwe huwelijksgemeenschap.

De tegenwerping, dat de zo juist geciteerde omschrij-ving van het huwelijk in het geval van polygamie niet zouopgaan, wijst Dooyeweerd van de hand. Het is niet zo,dat hier één man met meerdere vrouwen één huwelijksge-meenschap zou vormen, neen, deze man vormt met iederevrouw afzonderlijk een huwelijksgemeenschap. Hij heeftdus meerdere huwelijken gesloten.

Met Dooyeweerds omschrijving van het huwelijkworden nog andere opvattingen afgewezen.

Wat is de interne bestemmingsfunctie van het huwe-lijk? Bij de beantwoording van deze vraag moeten we met-een weer beginnen met af te zien van alle uiterlijke doel-einden waaraan een huwelijk kan worden dienstbaar ge-maakt. We denken bijv. aan menig vorstenhuwelijk uithet verleden, waarmee politieke doeleinden werden nage-streefd. En hoe dikwijls is een huwelijk niet gesloten omfinanciële redenen. Iemand kan ook bij het kiezen vaneen huwelijkspartner vergroting van promotiekansen ophet oog hebben.

Het is duidelijk, dat al deze uiter lijke bedoelingen onsniets kunnen leren omtrent het interne structuurprincipevan de huwelijksgemeenschap.

Een ernstiger poging hiertoe wordt gedaan wanneerwordt gesteld, dat de bestemmingsfunctie van het huwe-

Page 215: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

lijk zou zijn gelegen in het instandhouden van het men-sengeslacht.

Indien dit zo ware, zou een huwe lijk, gesloten op een 2 1 5leeftijd waarop gezinsvorming uitgesloten moet wardengeacht, geen bestemmingsfunctie kunnen hebben.

Normaliter hebben jonggehuwden de bedoeling een ge-zin te stichten, maar het huwelijk wordt hierdoor niet ge-kwalificeerd. De interne bestemming van het huwelijk,ook van het kinderloze, is: een typisch morele liefdesge-meenschap te zijn.

Met deze opvatting keert Dooyeweerd zich ook tegende mening als zou het huwelijk gekwalificeerd zijn alsrechtsinstituut. Vanzelfsprekend fungeert het huwelijkook in de juridische modaliteit. Hierbij moeten we welonderscheiden de interne rechtssfeer in het huwelijk en deexterne rechtsbetrekkingen tot de staat en de kerk waarinhet huwelijk een enkaptische functie heeft.

Het burgerlijk recht regelt de vereisten voor het aan-gaan van een huwelijk, de formaliteiten, die aan de hu-welijksvoltrekking voorafgaan en de wijze waarop het vol-trokken wordt.

Ook is het huwelijk enkaptisch vervlochten met anderesamenlevingsverhoudingen en deze externe vervlechtingenworden eveneens door het burgerlijk recht gereguleerd.Maar door dit alles wordt de huwelijksgemeenschap nietgekwalificeerd. Dit laatste wil natuurlijk niet zeggen, datin een geordende maatschappij de externe rechtsregelenvan minder belang zouden zijn. Integendeel, ter beteuge-ling van hen, die een trouwbelofte even gemakkelijkgeven als breken en door de vele enkaptische vervlech-tingen van de huwelijksgemeenschap met allerlei anderestructuren der menselijke samenleving zijn deze rechtsre-gelen van ingrijpende betekenis. Daardoor kan de huwe-lijkssluiting dan ook nooit een zaak zijn, die slechts manen vrouw aangaan in hun relaties tot elkander en tot

Page 216: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

God. Huwelijk en gezin behoren tot de pijlers waarop desamenleving rust en daardoor levert men zijn bijdrage tot

216 een ontwrichting hiervan wanneer door kortzichtigheidde rechtsregelen, die deze onderlinge verhoudingen be-treffen, niet voor geheel ernstig neemt. In deze externe,enkaptische vervlechtingen treedt inderdaad het huwelijkals rechtsinstituut op de voorgrond.

Hoe belangrijk dit alles ook moge zijn, de interne een-heid van een huwelijksgemeenschap kan door deze uiter-lijke rechtsorde niet worden gegarandeerd. Dit kan alleende innerlijke structuur van het huwelijk bewerkstelligen.En dan is het ook nog niet voldoende om hierbij slechtsde wetszijde van deze structuur in het oog te vatten, diestructuurnorm is. In het huwelijk moet ook volgens dezenorm worden geleefd, daar de innerlijke eenheid en iden-titeit van de huwelijksgemeenschap ook aan de individue-le subjectszijde moet worden bewaard.

Wij mogen er evenwel de ogen niet voor sluiten, datook in het beste huwelijk de structuurnorm slechts kanworden gerealiseerd onder vallen en opstaan. Wanneer inhet uiterste geval de echtgenoten in constante vervreem-ding, ja, in haat en nijd met elkander leven, dan is de in-terne huwelijksgemeenschap in feite niet aanwezig, alstaat hun verbintenis voor de burgerlijke rechtsorde nogals huwelijk te boek. En het is terecht, dat deze rechtsordedit uitwendig raam der gemeenschap als rechtsinstituut zolang mogelijk blijft handhaven terwille van de vele exter-ne vervlechtingen in het geheel der menselijke samenle-ving. Zijn de omstandigheden van die aard geworden, dateen echtscheiding niet meer te vermijden is, dan kan dezeconstatering en de formele ontbinding van het huwelijkniet aan de zondige willekeur van de echtgenoten wordenovergelaten, maar is het ook weer de rechtsorde, die re-gelend optreedt.

Page 217: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Tot nog toe hebben we alleen nog maar genoemd demorele liefde als de bestemmingsfunctie, die ook deleidende rol behoort te vervullen in de interne sfeer v an 217het huwelijk. Van het structuurprincipe van het huwelijk,dat dit zo heeft gereguleerd, kunnen we, zoals we reedsmeer hebben gezien, slechts enig idee krijgen wanneer wenaast de bestemmingsfunctie ook de funderingsfunctievan deze gemeenschap in het oog vatten.

Dooyeweerd noemt ze in zijn bovenvermelde omschrij-ving van de huwelijksgemeenschap dan ook in één adem.Hij spreekt immers van de morele liefdesgemeenschap'op de grondslag van een relatief duurzame organischsexuele verbondenheid'. Het laatste wijst op de typischbiotische fundering van het huwelijk.

Droeg in het gezinsleven de morele liefdeband het stem-pel van de nauwe bloedverwantsehap, — in het huwelijkontleent deze haar bijzonder karakter aan de sexuele rela-tie. Dooyeweerd verwerpt dan ook met kracht 'the tradi-tional Augustinian view of sexual pleasure as an effect oforiginal sin' (21, bl. 314) .

In verband hiermee herinnert hij aan een uitspraakvan de Engelse methodistische predikant Whitefield(1714/1770), die er zich op beroemde dat bij zijn huwe-lijksaanzoek zijnerzijds geen liefde had meegesproken:'God zij geloofd, wanneer ik mijn hart enigszins ken, zoben ik vrij van die dwaze hartstocht, welke de wereld lief-de noemt' (t.a.p., bl. 316). Hier ziet Dooyeweerd boven-dien de invloed van de Verlichting met haar rationalisti-sche opvatting van de echtelijke liefde als in wezen eenblinde hartstocht.

Is het sexuele leven als zodanig niet zondig, de zondeligt hier wel steeds voor de deur. We kunnen gerustzeggen dat de sexualiteit een belangrijke invalspoort voorde zonde is. Naar hun aard echter zijn sexuele gemeen-

Page 218: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

schap en echtelijke liefdesgemeenschap `relatief duur-zaam' in het huwelijk met elkander verbonden.

218Eén belangrijk element in de structuur van het

huwe-lijk moet nog kort worden besproken. De structuur vandeze gemeenschap wordt, evenals de structuren van deverbanden. gekenmerkt door een gezagsverhouding en weldoor het maritaal gezag, het gezag van de man over devrouw. Tegen alle moderne opvattingen in verdedigtDooyeweerd de mening, dat dit element in de huwelijks-structuur niet kan en niet mag worden geëlimineerd.

Deze gezagsstructuur dankt de huwelijksgemeenschapniet aan de burgerlijke rechtsorde. Onafhankelijk van hetfeit of deze structuur door die rechtsorde wordt erkend,dankt zij haar bestaan aan de door God geschapen kosmi-sche wetsorde. Dooyeweerd schrijft: 'Naar zijn innerlijkestructuur is het maritaal gezag slechts te verstaan uit dietypische liefdesgemeenschap tussen de echtgenoten, waar-in naar Goddelijke scheppingsordinantie de man het"hoofd der vrouw" is en haar in liefde te leiden, dochgeenszins te overheersen heeft, daar het vrouwelijk deelin de twee-eenheidsgemeenschap als volkomen gelijk-waardig aan het mannelijke ten volle tot zijn recht be-hoort te komen' (18, bl. 272) .

Deze gezagsverhouding drukt zich naar de mening vanDooyeweerd ook uit in het sensitieve aspect van deze ge-meenschapsstructuur. Het laat zich niet loochenen, zo be-toogt hij, 'dat, psychologisch beschouwd, het normalevrouwelijk gevoelsleven in een echtelijke liefdesbetrekkingbij de man steun en leiding zoekt en teleurstelling ervaart,wanneer het deze hij hem niet vindt'. 'Evenmin, dat inhet normale gevoelsleven van de man daaraan de aan-drift tot steun en leiding geven beantwoordt' (t.a.p. bl.272).

Daar ook het maritaal gezag het stempel behoort te

Page 219: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dragen van de bestemmingsfunctie van de huwelijksge-meenschap en onder de leiding van de echtelijke liefdebehoort te functioneren, vertoont het een ander karakter 219dan de gezagsverhoudingen in het staatsleven. Daarombehoren belangrijke beslissingen genomen te worden naernstig gemeenschappelijk overleg en de verantwoorde-lijkheid hiervoor behoort gemeenschappelijk te wordengedragen. Bij b lijvend meningsverschil komt evenwel hetlaatste woord toe aan de man als hoofd der gemeenschap.Hier treedt dan de intern juridische structuurzijde vanhet huwelijk aan de dag.

Waar op deze wijze het huwelijksleven functioneertopenbaart zieh de esthetische modaliteit. Deze huwelijks-harmonie wordt verstoord in gevallen waarin de man ofeen despoot of een pantoffelheld is. Ook in het laatste ge-val, wanneer een ferme vrouw de leiding, die de man nietgeven kan, in handen neemt, kan moeilijk van harmoni-euze verhoudingen worden gesproken.

Tenslotte zij nog het volgende opgemerkt: wanneer hethuwelijk leidt tot gezinsvorming heeft de ouderlijke liefdehaar terugslag op de echtelijke liefde, waardoor de huwe-lijksgemeenschap wordt verdiept en verrijkt.

Tussen beide enkaptische vervlochten structuren be-staat een onomkeerbare funderingsverhouding. De gezins-structuur is genetisch gefundeerd in die van het huwelijken niet omgekeerd.

§ 31. De structuur van het staatsverband

Waren gezins- en huwelijksgemeenschap gefundeerd inéén der natuurzijden van de werkelijkheid, te weten debiotische, bij de staat maken we kennis met een verband,dat, zoals alle georganiseerde gemeensehappen, in de his-torische modaliteit zijn typische fundering vindt en weldoor historische machtsvorming. Wanneer we dan nog

Page 220: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

meedelen dat volgens de W.d.W. de interne bestemmings-functie van de staat van juridische moda liteit is, dan

:.20 zouden we kunnen denken dat we met het opmerken vandeze beide radicaalfuncties reeds een heel eind op wegzijn met een idee te krijgen van het structuurprincipe vanhet staatsverband. Dit is echter niet het geval, aangeziener meer samenlevingsstructuren zijn, die door deze tweefuncties zijn getypeerd. Met het in het oog vatten van defunderende rol, die de historische machtsfunctie vervulten de leidende rol van de rechtsfunctie, zijn we pas hetradicaaltype op het spoor van onderscheiden verbanden,waartoe ook de staat behoort. Het staatsverband is slechtséén der stamtypen binnen genoemd radicaaltype, waartoebijv. ook de Verenigde Naties behoren.

Het eigen karakter van deze beide radicaalfuncties vandit stamtype zal nog nader moeten worden geanalyseerdwil men enig idee krijgen van het specifieke interne struc-tuurbeginsel van de staat.

De staatsleer is in een ernstige impasse geraakt, eo be-toogt Dooyeweerd uitvoerig in zijn werk: `De Crisis in deHumanistische Staatsleer in het licht eener Calvinistischekosmologie en kennistheorie'.

Oorzaak hiervan is volgens hem het niet juist onder-scheiden van de individualiteitsstructuur van de staat.Volgens de moderne historistische opvatting zou de staatzelfs geen invariabel structuurprincipe bezitten. Daardooris een chaotische meningsverscheidenheid ontstaan.

Waar zo de onderling niet gelijk te stellen individuali-teitsstructuren der menselijke samenlevingsverbanden nietworden erkend is het begrijpelijk, dat een Duits geleerde,Waldecker, de territoriale evangelische landskerken alsstaten kon kwalificeren. 'In dezelfde lijn lag de uitspraakvan Max Weber, dat de moderne staat sociologischslechts als een groot 'bedrijf' kan worden beschouwd en

Page 221: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dat er geen enkel wezensverschil bestaat tussen een priva-te economische onderneming, b.v. een grote fabriek, en detegenwoordige staat' (18, bl. 339) .

In de vorige eeuw was het opkomend socialisme inDuitsland een tijdlang in twee kampen verdeeld door eenverschil in staatsbeschouwing. De mening van Lassalle,die een positieve waardering voor de staat had, werd hef-tig bestreden door Karl Marx, die leerde dat de staat mètde kapitalistische fase zou ondergaan (72, bl. 473) .

Later richtte Friedrich Engels een felle aanval op dehiervan afwijkende mening van de geleerde Dühring(t.a.p. bl. 490). 'An die Stelle der Regierung über Per-sonen tritt die Verwaltung von Sachen und die Leitungvon Productionsprozessen. Der Staat wird nicht "abge-schaft", er stirbt ab', zo beweert hij (18, b1. 403) .

Nu is het opmerkelijk, dat ondanks alle verwarring opdit terrein de beide genoemde functies van het staatsver-band, sinds in het oude Griekenland de theoretische be-zinning over dit verband inzette, zich telkens weer bij deonderzoekers hebben gemanifesteerd.Zo nemen reeds in de ideaalstaat, zoals Plato zich dieheeft voorgesteld, de militaire wachterstand en de standder wijzen, die naar de idee der gerechtigheid het bestuurzouden moeten voeren, een voorname plaats in.

Nooit evenwel heeft de immanentiefilosofie de eigenaard van de historische machtsfunctie en de rechtsfunctievan het staatsverband op de juiste wijze ontleed of de in-nerlijke verhouding van deze twee op de juiste wijze ge-vat. Daardoor ontstond een fundamentele tegenstellingtussen de theorieën die de idee van de machtsstaat verde-digden, en die welke opkwamen voor de idee van derechtsstaat. En wanneer getracht werd macht en rechtbinnen eenzelfde theorie te verzoenen, dan openbaardezich steeds een dialectische spanning tussen beide. Voor

Page 222: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de W.d.W. een aanwijzing, dat hun beider aard in eenverkeerd licht is gesteld, gezien liet principium exclusae

22 2 antinomiae.Duidelijk treedt de antinomie ook naar voren in de be-

schouwingen van Emil Brunner over de staat in zijn werk`Das Gebot und die Ordnungen'. Zo bijv. de tegenstrij-digheid in de aard van de dwingende macht van de staat:Durch diesen Charakter tritt aber das staatliche

Han-deln in Widerspruch zum Gesetz der Liebe; dadurch wirder zum sittlichen Problem. Zwang, ist, an sich,

liebewi-drig, sündig' (5, bl. 431) .Dwang kan volgens hem slechts in overeenstemming

met de liefde plaats vinden 'dem Kind, dem Irren, demFieberkranken gegenüber' (bl. 439).

Moet de christen dan volgens Brunner niet alle staats-geweld afwijzen' Neen, toch niet. Om orde en rust tehandhaven, uit liefde dus, moet de staat geweld ge-bruiken en daarin ligt nu juist de paradox. 'Urn der Lie-be willen ist also die Gewaltmächtigkeit des Staates not-wendig, so sehr. an sich, die Gewaltanwendung der Liebeentgegengesetzt ist' (bl. 455).

Het is begrijpelijk, dat Dooyeweerd, die elke gedachteaan een antinomie in de kosmische wetsorde verwerpt,zich nog al eens scherp tegen Brunner afzet.

Het is de taak van een christelijke staatstheorie het in-terne structuurprincipe van de staat, zoals dit in de god-delijke wereldorde is gegrond, aan het licht te brengen.Hierbij moet voorlopig worden afgezien van de enkapti-sche vervlechtingen tussen de staatsstructuur en anderestructuren van de menselijke samenleving.

Het staatsverband vindt dus zijn fundering in historischgevormde macht. Dat. he t karakter van deze macht naderomschreven moet worden blijkt wel duidelijk, wanneer webedenken, dat de christelijke kerk feitelijk ook een histo-

Page 223: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

risch gevormde machtsfunctie bezit. En wanneer iemandhier een afwerend gebaar maakt, omdat hij meent datkerk en machtsvorming niet kunnen samengaan, geeft 223deze alleen blijk, dat hij ondoordacht deze macht op éénlijn stelt met staatsmacht.

Weer van geheel andere aard is de historische machtvan een modern grootbedrijf, van een wetenschappelijke'school' of van de pers.

Waardoor wordt nu de macht van de staat getypeerd?Onder meer hierdoor, dat desnoods gebruik wordt ge-maakt van de wapenen. Het zwaard is het symbool vande overheidsmacht. Zo schrijft Paulus in de Romeinen-brief (13 : 4) : 'Maar indien gij kwaad doet, wees dan be-vreesd; want zij (de overheid nl.) draagt het zwaard niettevergeefs'.

Paulus heeft het hier over de verhouding van de over-heid tot haar onderdanen. Het zwaard is hier dus sym-bool van de politiemacht. Deze zwaardmacht is het mo-nopolie van de overheid. Deze kan niet gedogen, dat an-dere gewapende organisaties van haar burgers zichzouden verzetten tegen de ambtelijke uitoefening vanhaar taak.

Zijn de macht van de kerk, van een modern grootbe-drijf, van een wetenschappelijke 'school' en van de persniet aan landsgrenzen gebonden, bij de zwaardmacht vande staat is dit wel het geval. Deze macht mag slechtsworden uitgeoefend binnen een zeker territorium.

Dooyeweerd vat dit alles als volgt samen: 'Hoe men nude zaak keert of wendt, deze funderingsfunctie van hetstamtype "staatsverband" is nergens anders te vindendan in de interne monopolistische organisatie van dezwaardmacht over een zeker territoriaal begrensd cul-tuurgebied (18, bl. 366).

Het structuurprincipe van het staatsverband heeft depositivering van deze machtsorganisatie als een taak aan

Page 224: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de overheid toegewezen. Deze opgave kan op beter ofslechter wijze worden volbracht.

Wanneer we hier aandachtig toezien, komt het onsvoor, dat tot nog toe slechts sprake is van de zwaard-macht, die de ov e rheid rechtens uitoefent over haar on-derdanen. Deze gedachte wordt versterkt door watDooyeweerd hieraan toevoegt: 'Er is geen staat bestaan-baar, die naar zijn interne structuur niet ter laatste in-stantie in de organisatie van een gewapende macht is ge-baseerd, welke althans de pretentie voert, iedere ge-wapende tegenstand van particuliere personen of organi-saties binnen zijn territorium te kunnen breken' (t.a.p. bl.366).

Nu staan we evenwel voor het feit, dat de staten onder-ling hun zwaardmacht ook wel tegen elkander keren. Deuitoefening van de zwaardmacht op deze wijze, al achtDooyeweerd die onder bepaalde omstandigheden ge-boden, ligt niet zonder meer in het verlengde van dezwaardmacht waarvan sprake is in het voorgaande. Ditbrengt mij op de gedachte, dat in het verre verschiet eenvolkerenorganisatie zou kunnen beschikken over een su-pernationale politiemacht, die de orde onder de statenonderling handhaafde, terwijl deze van de eigenrichtinghadden afstand gedaan.

Het komt mij voor, dat bij een dergelijke situatie aande structuur van het staatsverband, zoals deze volgensDooyeweerd moet worden gepositiveerd, op geen enkelewijze geweld wordt aangedaan.

Deze gedachten lijken mij in overeenstemming met watDooyeweerd verderop schrijft: 'De inner lijke levenswetvan de staat is geen natuurwet, doch draagt een norma-tief karakter en nimmer kan een staat een volstrektegoïstische internationale machtspolitiek rechtvaardigenmet een beroep op zijn levensbelangen. God heeft de

Page 225: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

staten niet zulk een structuur gegeven, dat zij met eensoort natuurnoodwendigheid tegenover elkander eenKaïnspolitiek zouden moeten voeren, om in stand te 2 2 5blijven. Men moet blind zijn om niet te zien, dat delevensbelangen der staten veelvuldig onder ling ver-vlochten zijn. Niet de structuur van het staatsleven, maarde zonde der volkeren heeft in het internationaal verkeerder staten het individualistisch machtsegoïsme ten troonverheven' (t.a.p. bl. 413).

Over de aard van de staatsmacht zijn we evenwel nogniet uitgedacht. Deze wordt nl. mede bepaald door haaronverbrekelijk verband met de bestemmingsfunctie vande staat. En al weer: deze bestemmingsfunctie, die met defunderingsfunctie tot de invariante innerlijke structuurvan de staat behoort, heeft niets van doen met de uiterlij-ke doeleinden waaraan de staatsmacht kan wordendienstbaar gemaakt. Deze doeleinden zijn de uitdrukkingvan een politiek streven en wisselen met deze in de loopder tijden. Zij kunnen de structuur van de staat niet kwa-lificeren. De interne bestemmingsfunctie van de staat, dieook de typische aard van de staatsmacht mede bepaalt, isde rechtsfunctie.

Zonder de onverbrekelijke band tussen deze beide func-ties zou Dooyeweerd het hierboven geciteerde niet hebbenkunnen schrijven.

Een brute machtsstaat, voor wie macht en recht samen-vallen, een staat dus zonder het recht als kwalificerendefunetie, zou een georganiseerde roversbende zijn.

Als vanzelf denken we hier aan de Italiaanse staatkun-dige Machiavelli uit Florence (1469/1527), voor wie ookmacht gelijk was aan recht. Hij leert dat de staten zijn alswolven, steeds klaar tot happen. 'In zulk een voortduren-de oorlogstoestand kan men zich niet houden aan een be-paalde moraal; de staatkunde kent geen scrupules. De be-

Page 226: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

reiking van haar doel is het enige criterium voor het al ofniet geoorloofd zijn van een daad. Wie slaagt heeft gelijk.

226 Het resultaat alleen geldt' (62, bl. 59).Het is in principe geen winst, wanneer een machts-

staatstheorie op minder afstotelijke wijze wordt voorge-dragen en zichzelf soms als een leer van de rechtsstaataandient. Wanneer tegen de staat geen recht kan gelden`dan is het staatsgezag zelve theoretisch buiten de zindes rechts gesteld en als een althans in principe on-begrensd machtswezen gevat' (18, bl. 398).

Hiertegenover staat de ware christelijke rechtsstaatsi-dee, die de in de goddelijke wereldorde gegronde com-petentiegrenzen van de staat in het oog vat. Dit laatste isimmers de bedoeling van de leer van de soevereiniteit ineigen kring, voor zover deze rust op de interne structuur-principes der menselijke samenleving.

Een verregaande overschrijding van decompeten-tiegrenzen van de staat ten opzichte van het gezin en hu-

welijk treffen wij bijv. aan in Plato's ideaalstaat, die, innaam van het `publiek belang', de kinderen aan de ou-ders onttrekt en de opvoeding aan de staat toewijst. Platowil voor de regenten en militairen als de twee hoogste be-roepsstanden zelfs het huwelijk afschaffen (vgl. bl. 109).

Wolff, de bekendste Duitse wijsgeer van de Verlichting,wil de kerkelijke belijdenis (althans voor de protestantsekerken) door de overheid laten vaststellen.

De grondfout van al deze gedachten is, dat de grenzentussen deze diverse individualiteitsstructuren worden uit-gewist en de niet-statelijke samenlevingsstructuren als on-zelfstandige onderdelen worden geacht van de staat, diehet geheel zou moeten omvatten en beheersen.

Naast de genoemde extreme voorbeelden herinnerenwe nog eens aan het 'Algemeen Reglement voor het be-stuur der Hervormde Kerk', dat bij Koninklijk Besluitdoor koning Willem I in 1816 aan de kerk werd opge-

Page 227: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

drongen (vgl. bl. 88) en voor deze kerk vele rampen,waaronder Afscheiding en Doleantie ten gevolge had.

Dit reglement w as opgesteld door de begaafde ambte- 2 2 7naar J. D. Janssen. Haitjema schrijft van hem: `VoorJanssen was de staat het totaalverband van de menselijkesamenleving, waarin alle andere verbanden ... als organi-sche bestanddelen gezien en geregeld kunnen worden. Na-tuurlijk kon daarbij geen plaats blijven voor een optredenvan een Kerk, die naar haar wezen sui generis is' (38, bl.95).

De interne rechtssferen, die bijv. worden aangetroffenin huwelijks- en gezinsgemeenschap en in het kerkver-band, zijn gekwalificeerd door een niet-juridische bestem-mingsfunctie. De beide eerste resp. door de morele echte-lijke liefde en de morele ouderliefde; de bestemmings-functie van de laatste is pistisch gekwalificeerd.

Bij het interne verbandsrecht van de staat, dat publiekrecht is, is dit niet het geval. De staat is gekarakteriseerdals een publiekrechtelijk georganiseerde gemeenschap vanoverheid en onderdanen.

Merkten we hierboven op dat het karakter van dezwaardmacht mede bepaald wordt door haar structureleband met de rechtsfunctie als bestemmingsfunctie, ookhet omgekeerde is het geval. Het eigen karakter van derechtsfunctie van de staat wordt mede bepaald door destructurele band met de haar funderende zwaardmacht.

De structuursamenhang van macht en recht in de staatresulteert begrijpelijk ook in de gezagsstructuur. Hetoverheidsgezag, naar zijn typische aard gefundeerd inde zwaardmacht, is daarom principeel onderscheidenvan de gezagstypen in gezin, school, kerk, vereniging ofbedrijf.

Hiermee zijn vele, zeer belangrijke dingen over de

Page 228: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

staatsstructuur nog niet aan de orde geweest. Slechts aanéén ervan zullen we nog enige aandacht schenken.

§ 32. Het probleem ran de christelijke staat

Het probleem van de christelijke staat en het vraagstukvan de verhouding van kerk en staat, dat hier nauw meesamenhangt, zijn zeker geen puur academische kwesties.De antwoorden, die men geeft, hebben een verstrekkendeinvloed op het politieke streven en de toepassing van deoplossingen, waarvan men heil verwacht, hebben menig-maal veel onheil gesticht.

In de vorige § herinnerden we aan het ingrijpen vankoning Willem I in het kerkelijk leven. Wij weten van debenarde situatie, waarin de kerk zich bevindt onder dedictatuur in verscheidene landen, — we lezen van dewrijvingen in Griekenland tussen kerk en staat over de be-noemingen van bisschoppen, — we horen hoe in Dene-marken een predikant bij ministerieel besluit gedwongenwordt een bepaald kind te dopen, wat deze zelf door zeke-re omstandigheden niet verantwoord achtte, – we herin-neren ons, hoe in ons eigen land in de vorige eeuw dezekwesties hun konsekwenties hadden voor het onderwijs enleidden tot het felle con fl ict tussen Groen van Prinstereren minister Van der Brugghen bij de indiening van deschoolwet van 1857.

'Ook ik hen overtuigd', zo sprak Van der Brugghen bijde verdediging van zijn wet, 'dat er een zaaier moet uit-gaan om het woord Gods te zaaien ..., maar het werkvan dat zaaien ..., behoort niet tot het gebied, tot de be-voegdheid van de Staat en daarom ook niet tot het ge-bied, tot de bevoegdheid van de Staatsschool' (73. N.278).

De konsekwentie van deze visie was de oprichting vanbijzondere scholen met de bijbel door de kerk of door ver-enigingen van christenouders.

Page 229: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Groen van Prinsterer had een geheel andere staatsopvat-ting en hij had Art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelij-denis, dat voor de staat met betrekking tot de prediking 229van het evangelie een zeer positieve taak ziet weggelegd,aan zijn zij.

Over dit artikel, waarin 66k van de staat wordt ver-wacht, dat deze alle afgoderij en valse godsdienst zalweren en uitroeien en het rijk van de anti-christ zal tegronde werpen, ontstond omtrent de eeuwwisseling eenscherpe controverse tussen Dr. Kuyper, die de zo juist ge-noemde zinsnede uit Art. 36 wilde schrappen en Dr. Hoe-demaker, die het artikel (maar dan anders geëxegetiseerddan door Kuyper) onverkort wilde handhaven.

Op de vraag of op staatskundig terrein slechts te reke-nen valt met de z.g. natuur lijke Godskennis of dat ook deoverheid, als Gods dienaresse, onderworpen is aan degeopenbaarde wil van God, gaven beiden hetzelfde ant-woord: deze laatste is richtsnoer ook voor het staatsleven.

Hoedemaker deed evenwel in zijn 'Artikel XXXVIonzer Nederduitsche Geloofsbelijdenis tegenover Dr. A.Kuyper gehandhaafd' een satirische aanval op Kuyper,nadat deze in een artikelenserie in de Heraut had uiteen-gezet, dat het de overheid door allerlei omstandighedenniet mogelijk is naar Gods geopenbaarde wil te handelenen daardoor slechts kan regeren bij het licht van de na-tuurlijke Godskennis.

'Door deze natuurlijke godskennis', zo had Kuyperreeds eerder in 'Ons Program' geschreven, 'weet de over-heid: 1. dat er een God is; 2. dat deze levende God hetlot van al het geschapene, dus ook van de Staat, regelt; 3.dat deze albesturende Voorzienigheid gerechtigheid wilen dies een wreker is van het onrecht; en 4. dat er ondermensen zonde werkt, waarvan alleen hoger tussenkomstkan verlossen' (53, bl. 74).

Hoedemaker betoogt daarentegen o.m. dat de overheid

Page 230: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

in haar doen en laten gebonden is aan de belijdenis dernationale kerk, - dat zij in voorkomende gevallen door

230 deze kerk moet worden voorgelicht; 'zo nochtans, dat zijgeheel vrij blijft in de toepassing van die beginselen op dewetgeving en 's lands bestuur te maken, opdat in deze zinKerk en Staat geheel gescheiden worden, d.i. ieder op hethem of haar aangewezen terrein blijve' (43, bl. 79), -- dathij liet lager onderwijs op de overheidsschool het christe-lijk element niet mag ontbreken en aan de kerkeraad dergemeente het toezicht hierop worde opgedragen, - datdeze dit bijbels onderricht eventueel aan de onderwijzerkan overlaten, - dat het de ouders vrijstaat hun kinderenal of niet aan dit onderwijs te laten deelnemen.

`Wil men de Kerk er buiten houden; maakt men haarlas van de Staat . ; slechts drieërlei is denkbaar: óf deStaat heeft een eigen godsdienst boven geloofsverdeeld-heid, Of hij wordt een état athée en verwijdert wat chris-telijk is uit alle openbare instellingen, òf hij laat de wetge-ving aan het toeval d.i. de tijdelijke meerderheid over'(t.a.p. bl. 165.

Dat de meerderheid van stemmen beslist zatHoedema-ker hoog. Voor hem gélden de meeste stemmen niet:'het

recht van God is ook het recht van de waarheid en NIEThet recht van de meerderheid (42, bl. 13).

Eén van de grote knelpunten tussen de beschouwingenvan Kuyper en die van Hoedemaker is ook de vraag of destaat de kerk als kérk kan kennen en erkennen, m.a.w. ofde kerk als zodanig van publieken rechte is.

Uit het voorafgaande blijkt reeds, dat Hoedemakerdeze vraag met een beslist 'ja.' beantwoordde. Als hij op-merkt, dat de staat drieërlei zedelijke lichamen kent, teweten: verenigingen, stichtingen en genootschappen, danvindt hij de kerk hier niet bij. En hij citeert met algeheleinstemming Kuyper, wanneer deze schrijft: 'DiezelfdeGod, die de Overheid instelde, en de Overheid als zijn

Page 231: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dienaresse met gezag bekleedde, diezelfde God heeftkrachtens zijn soevereine oppermacht ook de Kerk vanChristus in deze wereld ingebracht en haar uitgespreid 23 1over alle natiën en volken. Die Kerk is niet een produktvan menselijke wil, maar een schepping Gods. Het wordtdus niet aan de Overheid gevraagd of zij die Kerk wiltoelaten ... zij bestaat iure divino' (43, bl. 163).

'Uitnemend', zei Hoedemaker, "t kan niet beter ge-zegd.' Maar dan wilde hij, dat Kuyper nog één schredeverder zou gaan en zal zeggen, dat de staat ook moeterkennen, dat God die kerk heeft geformeerd.

Of de staat een christelijke staat is zou hieruit moetenblijken, dat de overheid en in de constitutionele staat ookde grondwet de kerk als openbaring van het lichaam vanChristus een publiekrechtelijk bestaan zal geven. De kerkstaatsrechtelijk te doen verdwijnen is een verloocheningvan Christus ten aanzien van de overheid, meende Hoe-demaker.

Tegen deze achtergrond nu trachten we een indruk tekrijgen van de gedachten van Dooyeweerd over de chris-telijke staat.

Misschien zou iemand naar aanleiding van Hoedema-kers ideeën kunnen opmerken: deze gedachten zijn tochin een geestelijk verdeeld land als het onze en bij een ker-kelijke versplintering, zoals wij die kennen, niet realiseer-baar?

Dooyeweerd antwoordt: deze laatste kwestie draagt eensecundair karakter. Primair gaat het er om of de staat eenstructuurprincipe bezit, waardoor het onder gunstige om-standigheden mogelijk is, dat deze zich als een christelijkestaat manifesteert. Zelfs zijn verhouding tot de kerk ispunt twee. Wanneer mocht blijken, dat een christelijkestaat niet mogelijk is, doordat dit door zijn structuurprin-cipe is uitgesloten, dan kan niet een bepaalde verhouding

Page 232: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tot de kerk hem van buiten af een christelijk karakter op-drukken.

232 Het probleem van de christelijke staat is derhalve pri-mair een structuurtheoretisch probleem, scherp te onder-scheiden van het vraagstuk omtrent de juiste verhoudingvan kerk en staat. Deze verhouding hangt af van beiderinnerlijke aard en is pas na een structuuranalyse te be-palen.

Allereerst dan de vraag: fungeert het staatsverband ookin de wetskring van het geloof?

We hebben reeds meermalen gezien, dat de werkelijk-heid van een ding of een samenlevingsverband niet op-houdt bij zijn bestemmingsfunctie. Niet één is er aan tewijzen, die niet op één of andere wijze een functie zouhebben in alle modale aspecten. Ook de staat kan hiera anniet ontkomen. "t Zij de staat in zijn publieke

verbands-uitingen een God boven zich en boven de gehele wereld-orde erkent, hetzij hij zich zelve of de menselijke rede ver-goddelijkt, hetzij hij zich openlijk als zelfgenoegzame'état athée' aankondigt, nimmer kan hij zich als tijdelijksamenlevingsverband ontworstelen aan de greep der

ge-loofssfeer, waarbinnen een hogere Wil dan de zijne ookhem een structurele functie heeft aangewezen' (18, bl.443).

Hiermee breekt Dooyeweerd radicaal met de idee vaneen neutrale staat en ontkent hij evenzeer de mogelijkheidvan een politische neutraliteit tegenover het geloofsleven.

De nu volgende vraag is deze: kan de staatsstructuureen politische verbandsfunctie hebben specifiek in hetchristelijk geloofsleven?

Ook deze vraag is primair structuurtheoretisch be-doeld. Dit wil dus zeggen dat, ook wanneer alle volwassenstaatsburgers, dus ook alle overheidspersonen belijdendelidmaten van één en hetzelfde kerkverband waren, hieruitnog niet zou volgen dat de gestelde vraag bevestigend zou

Page 233: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

moeten worden beantwoord. Het antwoord wordt beslistdoor het structuurprincipe, dat de innerlijke aard van destaat openbaart en mocht dit antwoord bevestigend 233luiden, dan pas heeft het zin te letten op de bijzondereomstandigheden, onder welke het functioneren van hetstaatsverband in het christelijk geloofsleven praktisch mo-gelijk is.

Ook onder de zo juist genoemde ideale omstandig-heden zouden we immers streng onderscheid moetenmaken tussen de geloofsband, die de mensen als leden vande kerk bindt en de politische geloofsband, die hen alsstaatsburgers met elkander en met de overheid verenigt.Kerk en staat kunnen nooit samenvallen. De kerk is, alsinstitutair verband, zo zullen we in de volgende § zien,gekwalificeerd als christelijke geloofsgemeenschap, maarde staat heeft naar zijn interne bestemmingsfunctie publie-ke rechtsgemeenschap te zijn.

Begrijpelijk, dat Dooyeweerd het door deze aard uitge-sloten acht, dat de staat zich aan een kerkelijke belijdeniszou mogen binden. Indien hij slechts bedoelde te zeggen,dat de staat geen kerkelijke geloofsbelijdenis kan formu-leren, zou Hoedemaker zeker reageren met: Al het volkzegge: 'Amen'. Immers ook hij beweerde: `Het is nodighet terrein van de Staat af te bakenen. Hij is niet bevoegdhet Woord in het openbaar uit te leggen d.i. hij heeftgeen belijdenis en geen catechismus te leveren ... maar',en hier gaan de wegen uiteen, 'hij mag en moet oordelen,welke belijdenis hij ten grondslag van de wetgeving en hetregeringsbeleid wil leggen' (43, bl. 164/165).

Zo doet immers ook menige vereniging, die evenminbevoegd is een geloofsbelijdenis te formuleren, maar in-tussen wel een kerkelijke belijdenis als basis van haar han-delen aanvaardt. Dit nu acht Dooyeweerd onjuist. HetWoord van God heeft wel zijn konsekwenties ook voorhet staatsleven, voor de politiek, de vakorganisaties, de

Page 234: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

school, de wetenschapsbeoefening. Allen, die op deze ter-reinen werken, hebben naar Gods wil te vragen voor hun

234 wijze van werken op deze gebieden. Het zoeken naarGods wil loopt hier echter niet via het kerkinstituut metzijn belijdenisgeschriften. Voor al deze samenlevingsver-banden moet de soevereiniteit in eigen kring tegenoverhet kerkinstituut worden erkend.

Kan nu de staat, naar dit inzicht, gezien zijn structuur-principe, zich als een christelijke staat openbaren?

Dooyeweerd stelt dan in verband hiermee de vraag ofde staat slechts kan leven hij het geloofslicht van de zgn.algemene openbaring van God in de 'natuur' der schep-ping, zoals Kuyper in `Ons Program' leerde, of dat dezezich ook heeft te onderwerpen aan Gods Woord-openba-ring in de H. Schrift.

Dooyeweerd betoogt dan, dat de Hei lige Schrift duide-lijk leert, dat Christus als Overste aller staatsoverhedenerkend moet worden. Dit koningschap van Christus be-hoort in het interne staatsleven zijn eigen typische uit-drukking te vinden. Hiermee is dan in wezen de mogelijk-heid en de eis van een christelijke staat gesteld.

Wat houdt nu die `eigen typische uitdrukking' vanChristus' koning schap in het staatsleven in?

Dooyeweerd gaat uit van de uit de Gereformeerdetheologie bekende onderscheiding tussen de algemene ende bijzondere genade (gratia generalis en gratia specialis).

Al is de mensheid van God afgevallen en vervreemd, defuneste uitwerking der zonde vindt haar grens in de struc-turen der kosmische wetsorde, die met de schepping ge-geven zijn, resp. ter beteugeling v an de zonde zijn gestelden door Gods genade in Christus ongerept bewaardblijven. Daardoor kan ook een niet-christelijk gezin destructuur van een gezin behouden, daardoor kan ook eenheidense staat als staat blijvers fungeren.

Omdat deze genade alle mensen ten goede komt is de

Page 235: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

naam 'algemene genade' of 'gemene gratie' ingevoerd.Dooyeweerd spreekt liever van 'conserverende genade',gezien haar bewarend karakter en het misverstand, dat de 2 3 5oude terminologie kan wekken.

Wij weten evenwel ook van de Goddelijke genade inChristus, die de harten der mensen wil veranderen. Dit isdan de 'Bijzondere genade' door Dooyeweerd 'ver-nieuwende' of 'wederbarende genade' genoemd.

Hij betoogt dat deze beide niet los naast elkaar elkeen eigen terrein omvatten, maar dat de conserverendegenade rust op de wederbarende, omdat God slechts inChristus Jezus de afgevallen mensheid in genade aanziet.Zo is dan ook Christus 'Koning der gemene gratie ' enals zodanig is hij Heerser over het staatsleven. Immers, zoleert Dooyeweerd, de staat is niet opgekomen uit de oor-spronkelijke scheppingsordening, hij is een instituut 'omder zonde wil' (wij vragen: heeft hier dan toch scheppingin de tijd plaats gehad?) .

De zwaardmacht in haar structurele samenhang met deleidende functie van het staatsverband is door God in detijdelijke wereldorde opgenomen ter beteugeling van dechaos, die door de zonde dreigde. Vindt de kerk haar oor-sprong in de wederbarende genade (de gratia specialis),de staat komt voort uit de gratia generalis. De staat isniet een instrument tot bekering van de harten dermensen tot God, hij heeft een algemeen soterische roepingom de tijdelijke menselijke samenleving te behouden.

In deze gedachtengang mag dan een staat, die op zijneigen terrein, in zijn verbandsfuncties onder vallen en op-staan vraagt naar de wil van de 'Koning der gemene gra-tie', een christelijke staat genoemd worden, omdat opdeze wijze het koningschap van Christus in het internestaatsleven zijn eigen typische uitdrukking vindt.

Merkwaardig dat Van der Brugghen, hoewel uitdruk-kingen als 'christelijke staat' en 'christelijke staatkunde'

Page 236: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

afwijzende en denkende langs andere wegen, — practisch

tot verwante resultaten komt: de christen-staatsman mag'36 voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods, voor de

zending enz. de staatsmacht, de staatsinvloed, noch destaatskas gebruiken. `Wan t hij is juist dàn eerst een ge-trouw dienstknecht van zijn Heer, op staatsgebied, wan-neer hij ook dáár ... denkt, spreekt, handelt zo als over-eenkomstig is niet de van zijn Heer alzo gewilde en ver-ordende aard van de sfeer waarin hij zich beweegt' (3, bl.106).

§ 33. De structuur aan het tijdelijk kerkverband

Bij de uiteenzetting van de leer der modale aspecten iser op gewezen, dat de pistische of geloofsmodaliteit éénder beide grensaspecten vormt van onze tijdelijke erva-ringswereld. Het eerste grensaspect, dat der numeriekehoeveelheid, heeft in zijn modale structuur geen

retroci-perende of terugwijzende zinmomenten, doordat er geenaspect aan voorafgaat. Het tweede grensaspect, dat vanhet, op goddelijke openbaring betrokken, geloof, heeft inzijn modale structuur geen an ticiperende zinmomenten,die vooruitwijzen naar nog andere aspecten der tijdelijkewerkelijkheid, die dan in de kosmische orde der modaleaspecten een latere plaats zouden moeten hebben.

In-tegendeel, het geloofsaspect wijst reeds in zijn modale zin-kern boven de kosmische tijd uit. Daardoor neemt het rijkvan die structuren der tijdelijke menselijke samenleving,die hun interne bestemmingsfunctie hebben in het geloofs-aspect, een geheel eigen plaats in temidden van de overi-ge samenlevingsstructuren. Al die andere structuren fun-geren ook wel in deze modaliteit, maar zijn door dezefunctie niet typisch gekwalificeerd.

De structuur van alle gedifferentieerde godsdienstigegemeenschappen wijst door deze kwalificerende grens-functie boven het tijdelijke uit naar het boventijdelijke.

Page 237: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Wanneer nu is opgemerkt dat al deze gemeenschappen,hetzij christelijke, joodse of mohammedaanse, behoren toteen rijk van structuren, dat radicaal gekwalificeerd is 237door de geloofsfunetie, dan wil dit niet zeggen, dat ze alleop één lijn zouden mogen worden gesteld en gesubsu-meerd onder een hoger genus, bijv. 'godsdienstige vereni-gingen'.

Naar christelijke belijdenis is immers Christus niet éénder vele wegen, die tot God zouden voeren, maar 'deweg, de waarheid en het leven' ( Joh. 14 : 6) . Binnen dereeds bij de schepping gegeven modale en radicaal-typi-sche structuur der tijdelijke werkelijkheid — zo leertDooyeweerd — is het kerkinstituut als zodanig door Chris-tus ingesteld (21, bl. 526).

Wanneer we nu de individualiteitsstructuur van hetkerkinstituut met zijn essentieel christelijk karakter watnader gaan bezien, treedt het grenskarakter van de kwali-ficerende pistische functie meteen aan het licht, doordateen wezenlijk kerkverband slechts is te verstaan als een tij-delijke, institutaire openbaring, hoe gebrekkig dan ook,van het boventijdelijk lichaam van Christus.

Dooyeweerd houdt zich, zij het zonder enthousiasme,aan de traditionele aanduiding van het trancendente cor-pus Christi als 'onzichtbare kerk' (ecclesia invisibilis) envan haar openbaring in de tijdelijke werkelijkheid als'zichtbare kerk' (ecclesia visibilis).

Het is slechts bij God, de enige kenner der harten,bekend wie als levende leden behoren tot de ecclesia

invi-sibilis, die alle waarachtige Christ-gelovigen omvat endoor de christenheid van alle tijden geloofd en beledenwordt als de Una Sancta.

De zichtbare kerk mag niet worden vereenzelvigd metwelke institutaire kerkformatie dan ook. Zij omvat veelmeer. De una sancta ecclesia wordt immers openbaaroveral waar vanuit het christelijk geloof wordt geleefd en

Page 238: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

gewerkt op de velerlei terreinen van staat en maatschap-pij, huwelijk en gezin, onderwijs, filantropie, zending en

238 evangelisatie, verenigingsleven, enz.De ecclesia visibilis omsluit dus het institutaire kerkver-

band met al deze andere openbaringen van de ecclesia in-visibilis. Dit neemt evenwel niet weg dat het kerkinstituutonder deze een uitzonder li jke positie inneemt als in-strumentaal instituut van Gods wederbarende genade enals 'de moeder van ons geloof in Christus Jezus'.

Wanneer in de twaalf artikelen des geloofs gesprokenwordt van een heilige, algemene, christelijke kerk, vormende beide laatste woorden feitelijk een pleonasme. Immers,niet alleen de Una Sancta, maar ook ieder institutair ver-band, dat de naam `kerk' verdient, heeft een essentieelchristelijk karakter.

De structuren van een staatsverband en van een gezinn-en huwelijksgemeenschap worden door Gods gemene gra-tie of conserverende genade in stand gehouden ook wan-neer deze van God zijn afgevallen. Daardoor zijn eenniet-christelijke staat, een niet-christelijk huwelijks- engezinsleven mogelijk. Een tijdelijk kerkverband evenwel,als instrument van de vernieuwende genade, verliest dezefunctie wanneer het geheel vervreemd is van God, zoalsHij zich in Christus heeft geopenbaard.

Maar wie zal dit beoordelen? Elk institutair kerkver-band wordt altijd weer bedreigd door het gevaar van eeninnerlijke deformatie in meer of mindere mate. Dit staatevenwel vast, dat een niet-christelijk kerkverband naarzijn wezen onbestaanbaar is, daar het christelijk karakterdoor zijn structuurprincipe wordt vereist.

Wij zouden geneigd kunnen zijn de verschillende struc-turen van de menselijke samenleving in een axiologischerangorde te plaatsen en dan aan het kerkinstituut hierin

Page 239: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de hoogste plaats aan te wijzen. Dooyeweerd acht dit on-juist.

Waar de Una Sancta zich als zichtbare kerk openbaart 239in de onderscheiden maatschaps- en gemeenschapsver-houdingen zijn deze alle gelijkwaardig. Zijn zeer bijzon-der karakter ten spijt kan het institutaire kerkverbandaxiologiseh niet hoger worden gewaardeerd dan de ove-rige samenlevingsverhoudingen.

Heel wat anders is het, wanneer moet worden gecon-stateerd, dat de institutionele gemeenschappen voor desamenleving van fundamenteler betekenis zijn dan devrije verenigingen.

Ook wanneer de samenlevingsstructuren subjectief inhun actueel bestaan geheel van de onzichtbare kerk zijnvervreemd, bestaat tussen hen en het kerkinstituut geenrangorde van lager en hoger, — de verhouding is anti-thetisch.

Wordt zo de neiging om het tijdelijk kerkinstituut teoverschatten ten opzichte van de overige openbaringenvan de ecclesia invisibilis als onjuist afgewezen — het ge-vaar van onderschatting dreigt ook steeds weer. Het ge-beurt daar, waar men de zonden en tekortkomingen vande ambtsdragers en gemeenteleden onder zo sterke belich-ting ziet, dat men in dit instituut niet meer een openba-ring, zelfs niet in gebrekkige vorm, van de Una Sanctakan zien. Men tracht dan de ware kinderen Gods, de we-dergeborenen, bijeen te zamelen; de secte is ontstaan.

Het tijdelijk kerkverband te bouwen op persoonlijkewedergeboorte is onmogelijk, omdat slechts God deharten kent. Het enige fundament, dat dit kerkverbandkan dragen, is Jezus Christus, En Christus bouwt zijn kerkdoor zijn Geest en Woord in de lijn v an het Verbond enniet uit bekeerde eenlingen.

Deze kerk dankt haar heiligheid niet aan de vroomheid

Page 240: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van haar leden, maar uitsluitend aan Christus. Zo zijnook het Woord en de sacramenten hei lig evenals de kerke-

240 lijke ambten, maar de ambtsdragers, die Woord en sa-cramenten bedienen, zijn zondige mensen, die slechts inChristus kunnen geheiligd zijn. Alleen zo is het begrijpe-lijk, dat Paulus de gemeente van Corinthe bestraft van-wege de ernstige zonden. die in haar midden worden ge-vonden, maar haar niettemin aanspreekt als gemeenteGods.

Aanvankelijk heeft zelfs Luther denkbeelden gekoes-terd, die neigden naar sectarisme en conventikelvorming,doordat hij meende, dat toch eigenlijk een kerk moestworden gevormd uit waarachtige Christ-gelovigen. Maarook toen hij deze gedachten had moeten loslaten kreeg hijnog geen juist inzicht in de wezenlijke structuur van hettijdelijk kerkverband. Zo zag hij de organisatie van hetkerkinstituut slechts als een uitwendige juridische orde-ning, die geen innerlijk verband had met het wezen derkerk. Luther kon dan ook rustig aan de keurvorst vanSaksen verzoeken een kerkelijke visitatie in te stellen. Ditleidde spoedig tot een landsheerlijke kerkregering, 'waar-bij het kerkrecht tot een onderdeel van het staatsrechtging worden en de kerkleiding werd uitgeoefend doorconsistorie (theologen -I- juristen, door de landsregeringbenoemd)' (2, bl. 232).

Dooyeweerd geeft aan Calvijn de eer de eerste te zijngeweest, die gezien heeft dat de gehele ordening van hetkerkinstituut onderworpen behoort te zijn aan diens in-nerlijk structuurprincipe.

Het juridisch, het economisch en welk ander aspectook aan dit tijdelijk samenlevingsverband mogen danook nooit als `slechts' uiterlijke zijden van dit verbandworden beschouwd.

Page 241: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Wij willen, om meer inzicht in dit structuurprincipe tekrijgen, wat nader de funderings- en bestemmingsfunctievan het tijdelijk kerkverband in ogenschouw nemen. Be-ginnen we met het eerste.

Wij merkten reeds op dat zowel de staat als het kerkin-stituut hun typische funderingsfunctie hebben in het cul-tuurhistorisch aspect. Op het eerste gezicht moge het ver-wondering wekken, wanneer Dooyeweerd dit nader om-schrijft als een fundering in een historische machtsorgani-satie. Wanneer we evenwel bedenken dat vormendemacht de modale zinkern van het cultuurhistorisch aspectis, dan begrijpen we dat macht als zodanig niet als ietszondigs mag worden gezien, ondanks het feit, dat er dik-wijls een zondig misbruik van wordt gemaakt.

Bovendien moeten we in het oog houden, dat de indivi-dualiteitstypen van de machtsorganisaties van staat enkerk radicaal verschillend zijn, doordat de structuurprin-cipes van deze verbanden radicaal verschillen.

Is de historische machtsorganisatie van de staat gety-peerd als zwaardmacht, die van de kerk behoort als ge-loofsmacht gekarakteriseerd te zijn. 'Behoort te zijn',want bij de organisatie van ccn kerkinstituut moet aan

het structuurprincipe, dat de aard van een structuurnormheeft, worden gehoorzaamd. En daar deze positiveringdoor zondige mensen geschiedt, dreigt steeds de mogelijk-heid, zoals dat in de loop der geschiedenis wel is gebleken,dat de historische machtsorganisatie van het kerkinstituutvan minder geestelijke aard is dan door deze norm vereistwordt. Deze geloofsmacht van het kerkinstituut is immersnaar zijn structuurprincipe de geloofsmacht van Christus'Woord en Geest.

Door haar feitelijk bestaan, dat in alle modale aspectenfungeert, bezit de kerk onder meer ook een zekere econo-mische, juridische en morele macht. Maar al deze

Page 242: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

machtsvormen behoren door de geloofsmacht te zijn ge-kwalificeerd.

242 Het tijdelijk kerkverband is dus, naar de W.d.W., ge-fundeerd in de historische macht van Christus als hetvleesgeworden Woord. `Aan deze historische macht',schrijft Dooyeweerd, 'heeft Christus zelve haar eerstevoorlopige organisatie gegeven in de bestelling van hetapostolisch ambt en de instel ling der sacramenten: Gaatdan henen, onderwijst alle volkeren, hen dopende in denaam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.Dan heeft Hij door Zijn Woord bij monde Zijner apos-telen de grondstructuur der institutaire kerkelijke organi-satie verordend' (18, bl . 482/483).

In zijn 'Verkenningen in de wijsbegeerte, de sociologieen de rechtsgeschiedenis' omschrijft Dooyeweerd de struc-tuur van het tijdelijk kerkverband aldus: 'De institutairekerk is naar baar intern structuurprincipe gekarakteri-seerd als christelijke confessionele geloofsgemeenschap opde grondslag van de geestelijke maeht van de georgani-seerde dienst des Woords en der sacramenten' (32, bl.129).

Van dit citaat vraagt thans nog het gedeelte, dat overde bestemmingsfunctie spreekt, onze aandacht.

Dat de institutaire kerk naar haar wezen een christelij-ke geloofsgemeenschap is, zagen we reeds. Wanneer dezegemeenschap uitspreekt wàt zij gelooft is een geloofsbelij-denis ontstaan. Dooyeweerd wijst op de centrale betekenisvan de belijdenis voor het tijdelijk kerkverband. Daaromwordt ook in het zo juist geciteerde de confessie door hemexpliciet vermeld. Hij betoogt n.l. dat de interne eenheidvan deze geloofsgemeenschap slechts mogelijk is in wezen-lijke gemeenschap van belijdenis. Volgens de eigen struc-tuur kan de institutaire kerk slechts belijdeniskerk zijn.Deze belijdenis is een verbandsbelijdenis, welker formule-

Page 243: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ring mensenwerk en derhalve feilbaar is. Zij kan niet staren statisch zijn, omdat het door verschillende oorzaken enomstandigheden mogelijk is dat een beter verstaan van de 243Heilige Schrift zich baan breekt.

Nu staan wij voor het feit, dat verschillende kerkencardinale verschillen in belijdenis vertonen. Wij mogen,volgens Dooyeweerd, deze schrijnende tegenstellingen niettrachten te verzachten door van de pluriformiteit derkerk te spreken. Deze pluriformiteit komt inderdaad vooren wordt veroorzaakt doordat verschil in nationaliteit, inplaatselijke zeden en gewoonten, in taal, in liturgie enz.variabiliteitstypen doet ontstaan. Deze uitwendige ver-schillen raken evenwel nooit de wezenlijke interne struc-tuur, betoogt Dooyeweerd (18, bl. 506. De vraag rijst hierwel of verschil in belijdenis de interne structuur van hetkerkverband, zoals die hierboven omsehreven werd, danwèl raakt).

De werkelijk diepgaande verschillen in be lijdenis, zogaat Dooyeweerd verder, hebben de betreurenswaardigeverscheurdheid van de institutaire ecclesia visibilis ten ge-volge.

Bij het oecumenisch streven mogen wezenlijke confes-sionele grondverschillen niet worden verdoezeld. Daaromwijst Dooyeweerd ook de volkskerkgedachte van de hand,d.w.z. de gedachte dat een geheel volk, boven alle verschilin belijdenis, in één kerkverband zou zijn te verenigen.Door het ontvangen van de kinderdoop en niet door hetbewust afleggen van een belijdenis wordt men lidmaatvan deze volkskerk.

Deze volkskerkgedachte, door Dooyeweerd afgewezen,is die van Emil Brunner. We merken hierbij op dat tenonzent door Kraemer onder volkskerk iets geheel anderswerd verstaan. In zijn 'De roeping der kerk ten aanzienvan de wereld en van het Nederlandse volk' (52) spreekthij van een Christus- belijdende volkskerk. Volkskerk te

Page 244: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zijn, zo leert hij, wil niet zeggen dat deze kerk pretendeertde enig ware kerk voor heel het volk te zijn, noch dat zij

244 het gehele volk in zich zou willen besluiten, noch ook eenheersende plaats in het volksleven zou willen innemen —maar wel. dat zij zich geroepen acht een dienende functiete vervullen. niet slechts voor een christelijk volksdeel,maar voor heel het volk. Deze kerk kan niet alleen haareigen leden. maar het gehele volk en de overheid tege-moet treden met het gezaghebbende, profetische woord:'Zo spreekt de Heer'.

Het is duidelijk dat de kritiek van Dooyeweerd nietzonder meer op deze volkskerkgedachte kan worden toe-gepast.

In voorgaande §§ is opgemerkt dat in de structuurvan sommige gemeenschappen de gezags- en

onderge-schiktheidsverhoudingen een belangrijk element vormen.We hebben deze tot nog toe aangetroffen in de gezinsge-meenschap en in het staats- en het tijdelijk kerkverband.De gezagsstructuur in elk dezer gemeenschappen vertoontechter een eigen typisch karakter.

Is het ouderlijk gezag gekwalificeerd door de moreleouderliefde en het overheidsgezag door zijn publiekrech-telijke functie, de gezagsstructuur in het institutaire kerk-verband is typisch pistisch gekwalificeerd. Daardoor ont-vangt deze structuur dat eigenaardig grenskarakter, datook het structuurprincipe van dit kerkverband eigen is. Inde kerk wordt immers beleden, dat alle gezag toekomtaan Christus, die de tijdelijke werkelijkheid transcendeert.Tevens wordt evenwel erkend dat Christus dit gezag uit-oefent door middel van de door hem verordende ambten.En zoals Christus, de Heer en de Meester, gekomen is omte dienen zo is ook het kerkelijk ambtsgezag gekwalifi-ceerd als dienst.

Doordat de staat 6ók een moreel en een geloofsaspect

Page 245: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

heeft, zit het element van dienst, naar christelijke opvat-ting, ook in het overheidsgezag, maar het heeft hier naarzijn innerlijke aard een publiekrechtelijke kwalificatie. 245

Uit de aard der zaak mogen wij niet anders verwachtendan dat het structuurprincipe van het tijdelijk kerkver-band zich ook op geheel eigen wijze uitdrukt in de diverseaspecten der tijdelijke werkelijkheid. Enige voorbeeldenmogen dit illustreren.

Vergelijken we de diakonale bijstand aan financieelhulpbehoevenden met die van overheidswege en met departiculiere weldadigheid, dan blijkt het diakonaat ge-kwalificeerd als christelijk geloofsinstituut, terwijl de bur-gerlijke bijstand een publiekrechtelijk karakter draagt; departiculiere instellingen van liefdadigheid evenwel zijngetypeerd door een morele bestemmingsfunctie.

Letten we tenslotte ook nog even op het juridisch as-pect van het kerkverband. Over het kerkrecht is sinds deReformatie veel te doen geweest. De vraag is n.l. gestelden ook wel ontkennend beantwoord of een intern kerk-recht wel verenigbaar is met het geestelijk karakter vande kerk als geloofsgemeenschap.

Het spreekt vanzelf dat de W.d.W. onmogelijk accoordkan gaan met een negatieve beantwoording van dezevraag. Zonder een interne rechtsorde kan immers geenkerkverband besta an .

Als oorzaak van de moeilijkheden, die men met derechtszijde van het kerkverband heeft, wijst Dooyeweerdhet niet onderscheiden v an de eigen individualiteitsstruc-tuur van het interne kerkrecht aan. Als geloofsinstrumentin dienst van de doorwerking van het gezag van JezusChristus heeft het een geheel ander karakter dan het sta-telijk recht met zijn dwangmiddelen. Wel kan er een in-nerlijke spanningsverhouding ontstaan, wanneer tengevol-ge van een deformatie van het kerkrecht daarin rechts-structuren binnendringen, die met het structuurprincipe

Page 246: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van het kerkverband onverenigbaar zijn. Als voorbeeldhiervan noemt Dooyeweerd het opleggen, zowel aan be-

246 lijdende lidmaten als aan doopleden, van kerkelijke belas-ting, waarvan de invorderinggeregeld is naar statelijkvoorbeeld. Want het opleggen van belasting behoort totde uitsluitende bevoegdheid van de overheid, die haarmet de dwangmiddelen van de staat kan invorderen.

34. De structuurverscheidenheid can niet-institutairemaatschappelijke verbranden

Het is duidelijk, dat de velerlei organisaties op allerleigebied, zoals wij die heden kennen, niet hebben kunnenontstaan in een primitieve, nog niet ontsloten samenle-ving. Immers is, onder deze omstandigheden, het tijdelij-ke bestaan van de individuele mens geabsorbeerd doorongedifferentieerde, institutaire gemeenschappen met huncollectieve patronen ira denken, willen en geloven. Slechtsde natuurlijke gemeenschappen en de relaties tussen degemeenschappen onderling, welke laatste maatschapsver-houdingen zijn. vallen hier buiten. De vreedzame maat-schapsverhoudingen tussen de enkelingen blijven in hetalgemeen beperkt tot de leden van dezelfde stam.

Verschillende oorzaken kunnen er toe leiden, dat dezeprimitieve maatschappij tot ontsluiting komt. Deze be-staat o.a. uit een differentiëringsproces, dat een doorbre-king van de ongedifferentieerde institutaire gemeen-schappen ten gevolge heeft. Deze differentiatie gaat ge-paard met een integratie, daar de nieuw ontstane samen-levingsverhoudingen op velerlei wijzen noodzakelijk gaansamenhangen.

Dit proces, dat tenslotte de in hoge mate ontslotenmaatschappij, zoals wij die hier kennen, ten gevolge heeftgehad — bracht ook de individuele mens een betrekkelij-ke autonomie in zijn maatschapsverhouding tot zijn me-demens.

Page 247: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Naast en vervlochten met het differentiërings- en inte-greringsproces heeft dus een individualiseringsprocesplaatsgevonden, waardoor de afzonderlijke mens zich uit 247de bijna afgehele omslotenheid door de primitieve samen-leving emancipeerde en tenslotte over zoveel persoonlijkehandelingsvrijheid beschikte, dat hij op eigen initiatiefkon komen tot het vormen van gedifferentieerde, niet-in-stitutaire maatschappelijke verbanden.

Deze maatschappelijke verbanden (dat zijn bijv. ver-enigingen, stichtingen, genootschappen) worden in hetleven geroepen ter bereiking van bepaalde doeleinden.Men kan vrijwillig tot deze gemeenschappen toetreden ofhen weer verlaten (afgezien van kwalijke omstandig-heden, waaronder deze vrijheid zeer in het gedrang kankomen). Daarom worden deze verbanden gewoonlijk ge-karakteriseerd als op vrijwillige toe- en uittreding geba-seerde doelorganisaties.

Dooyeweerd legt even de vinger bij deze omschrijving,omdat hier iets zeer wezenlijks uit het oog dreigt teworden verloren — de onderscheiding n.l. tussen de doel-stelling, die de oprichters van het verband op het ooghebben en de interne bestemmingsfunctie hiervan.

Zakenlieden vatten bijv. gezamenlijk het plan op han-delsartikelen en gros in te kopen om deze met winst endetail aan het publiek te verkopen. Ten einde dit doel tebereiken stichten zij een groot winkelbed rijf.

Wanneer wij nu eerst letten op de interne aard van ditmaatschappelijk verband, dan kunnen wij opmerken datdit rust op een machtsorganisatie van kapitaal en arbeids-kracht en derhalve typisch gefundeerd is in het historischaspect. De interne kwalificerende, tevens leidende, functieis de economische, die het bedrijf kenmerkt als een econo-mische arbeidsgemeenschap.

Heel iets anders dan de eigen innerlijke aard van deze

Page 248: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

gemeenschap is de doelstelling waarvoor de oprichters ditwerkverband als middel gebruiken, n.l. de verkoop aan

248 het publiek om winst te maken. Deze doelstelling is sub-jectief vastgesteld; de interne bestemmingsfunctie van hetmaatschappelijk verband is evenwel aan de willekeur deroprichters onttrokken. De aard van de bestemmingsfunc-tie wordt immers bepaald door het structuurprincipe vanhet verband, dat niet het resultaat van de oprichting is,maar als structuurwet de transcendentale voorwaarde, diede oprichting eerst mogelijk maakt.

Merken we nog op, dat het winkelbedrijf onbestaan-baar is zonder interne gezags- en ondergeschiktheidsver-houdingen. De externe. verhouding van het bedrijf ten op-zichte van het publiek, die deze gezagsverhouding geheelmist, is een maatschapsverhouding. Ook hier zien weweer dat gemeenschaps- en maatschapsverhoudingen el-kander onderstellen correlaat zijn.

Onder de vele soorten van niet-institutaire maatschap-pelijke verbanden noemt Dooyeweerd ook de vakorgani-satie, waarin de arbeiders in een bepaalde bedrijfstak zichhebben verenigd.

Ook deze organisatie is een gemeenschap met een typi-sche interne structuur, waarin cie onderlinge solidariteitder leden slechts kan worden gehandhaafd in gezags- enondergeschiktheidsverhoudingen.

De interne bestemmingsfunctie, die haar geheel binnende interne sfeer blijvende rol speelt, is van morele aard —n.l. die van een morele band van solidariteit tussen de ar-beiders te leggen en te onderhouden.

Door middel van de vakorganisaties kan men ver-schillende doeleinden nastreven, bijv. ook de bevorderingvan de verstandelijke en lichamelijke ontwikkeling derleden.

Het voornaamste doel van de organisatie, dat dan ook

Page 249: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

een typische relatie tot de interne leidende functie bezit, isechter deze: op voet van gelijkheid dus inmaatschapsver-houding, door onderhandeling met de werkgevers, zo 249gunstig mogelijke arbeidsvoorwaarden te bedingen teneinde de arbeiders een menswaardig bestaan te ver-zekeren.

De interne leidende functie, hoewel niet samenvallendemet deze doelstelling, wordt echter wel door deze laatstenader gevormd. Dooyeweerd omschrijft dan ook dezefunctie van de vakvereniging, in haar typische samen-hang met de funderingsfunctie als een `moral bond of so-lidarity between the labourers typically founded in theirorganized historical vocational power to elevate labour toan essential and equivalent partner in the process of pro-duction' (21, bl. 572).

Hoezeer de willekeurige vaststelling van het doel vaneen vrijwillige organisatie de aard van het bovenwillekeu-rige, interne structuurprincipe hiervan kan beïnvloeden,springt in het oog, wanneer wij de structuur van een cri-minele organisatie op dit punt nader beschouwen.

Het blijkt dan dat de interne verbandssfeer van zo'norganisatie, bijv. een roversbende, afgezien van haar mis-dadige doelstellingen, geen aanleiding geeft tot bijzonde-re verontrusting. Immers, deze organisatie is, evenals an-dere, door haar machtsorganisatie typisch gefundeerd inhet historisch aspect.

Het structuurprincipe heeft aan de economische func-tie de leidende rol toebedeeld.

Binnen dit verband worden onderling gemeenschaps-normen van sociale, economische, juridische en moreleaard, die ook in de 'normale' maatschappij wordenerkend, gehandhaafd.

Het leidende intellect van de bende verdeelt encoördineert de werkzaamheden. Voorts merken we ver-

Page 250: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

houdingen van gezag en ondergeschiktheid op. Op zichzelf is bij dit alles niets afkeurenswaardigs te bespeuren. Het zijn echter het vastgestelde misdadige doel en de , ter

bereiking daarvan, beraamde criminele middelen , die aandit alles een misdadig karakter hebben gegeven.

Ook hier springt wel heel duidelijk in het oog, dattussen de doelstellingen van een verband en de interneleidende functie hiervan streng onderscheid moet wordengemaakt.

De vrije maatschappelijke verbanden bezitten struc-turen van een zeer rijke verscheidenheid.

Er zijn er bij, die liet menselijk leven slechtsoppervlak-kig raken, zoals het besloten societeitsverband en die, wel-

ke een veel meer saambindende kracht uitoefenen enbovendien een veel belangrijker plaats innemen in hetmoderne maatschappelijke leven.

Als voorbeeld van het laatste geeft Dooyeweerd eenzeer uitvoerige analyse van het politieke partijverband,waarvan hier slechts heel in het kort iets kan wordenverteld.

Door haar primaire doel, het staatsbeleid tebeïnvloeden en de wijze waarop zij dit doel tracht te be-reiken, bijv. door in een parlementaire democratie deel tenemen aan de verkiezingen en hierna mede te onderhan-delen over de vorming van een kabinet, vertoont een poli-tieke partij een zeer nauwe enkaptische vervlechting metde staat.

En al weer: hoewel niet identiek met het interne struc-tuurprincipe van de partij, oefent de doelstelling hiervaninvloed uit op de positieve realisering van dit principe inde structuur van het partijverband.

Dooyeweerd geeft dan ook de volgende begripsom-schrijving van de politieke partij: `Naar haar internestructuurprincipe is de politieke partij gekarakteriseerd

Page 251: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

als een typische morele gemeenschap van een zich tegeno-ver andere politieke standpunten stellende overtuiging i.z.de beginselen en richtlijnen, die het staatkundig rege- 251ringsbeleid in een land behoren te beheersen, op de typi-sche cultuurhistorische grondslag van een organisatie vande vormende macht van deze overtuiging in de internegemeenschap der partij' (33, bl. 137, 138) .

Gaan we deze omschrijving wat nader bezien, danmerken we in de eerste plaats op, dat de politieke partijhier wordt gekwalificeerd als een morele gemeenschap.Op dit punt heeft het inzicht van Dooyeweerd zich aan-merkelijk gewijzigd. Hoewel hij in de oorspronkelijke Ne-derlandse editie van zijn werk reeds had opgemerkt datde kwalificerende functie van het politieke partijverbandniet zo duidelijk in het oog springt, had hij, op grond vande overweging dat het in deze partij om een gemeen-schappelijk geloofsinzicht in staatkundige beginselen gaat,de mening verdedigd, dat de politieke partij een staatkun-dige (dus niet-kerkelijke) geloofsgemeenschap zou zijn.

Dat Dooyeweerd van deze laatste gedachte terugge-komen is houdt zeer zeker niet in dat hij het verbandtussen geloofsovertuiging en politieke keuze nu van min-der betekenis zou achten. Integendeel, deze wordt doorhem heel scherp belicht. Hij betoogt dat de radicale anti-these tussen het bijbelse grondmotief en de afvallige reli-gieuze uitgangspunten van beslissende betekenis zijn voorde diepste verschillen in de politieke overtuigingen. Dezegrondmotieven bepalen tenslotte de totaalvisie op demenselijke samenleving en op de plaats van de staat hier-in.

Op het Europese vasteland zijn zowel de Franse revolu-tie als het Marxisme de aanleiding geweest tot een diepernadenken over de geestelijke achtergronden van de poli-tieke partijvorming. Het ontstaan van christelijke politie-ke partijen was hiervan het gevolg.

Page 252: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Zolang de christelijke grondslagen van de westersesamenleving niet ernstig bedreigd schenen te worden, zou

252 men wellicht kunnen vergeten, dat de diepste tegenstel-lingen tussen politieke overtuigingen worden bepaalddoor onoverbrugbare tegenstellingen tussen religieuzegrondmotieven.

Wanneer politieke partijen er zich van onthouden zichuit te spreken over de laatste en diepste vragen van poli-tick geloof. dragen zij bij tot de secularisatie van de poli-tieke overtuiging waarbij, in de huidige geestelijke crisisvan de westerse cultuur, de kans wordt vergroot dat anti-christelijke religieuze grondmotieven ongemerkt als eenzuurdesem doorwerken. Dit is de rechtvaardiging voorchristelijke partijvorming op een niet-kerkelijke basis.

Intussen beweert Dooyeweerd niet, dat dit onder alleomstandigheden mogelijk of wenselijk zou zijn en even-min dat zij, die voor het hier boven gezegde een open ooghebben, steeds een helder inzicht zouden hebben in dekonsekwenties hiervan voor het politieke streven. Hier zijnog eens herinnerd aan wat in § 20 is geschreven over demoeilijkheden rondom de antithese.

Keren we nu weer terug tot de vraag naar de aard vande interne leidende functie in het politieke partijverband.

Binnen eenzelfde politieke partij kan verschil van me-ning bestaan over vragen betreffende practische politieken allerlei andere belangrijke of minder belangrijke aan-gelegenheden; een meer conservatieve en een meer pro-gressieve richting kunnen tegenover elkaar staan. In aldeze gevallen kan men zoeken naar een compromis, zo-lang men zich één weet in de hierachter liggende gemeen-schappelijke beginselen.

in de eenheid nu van deze politieke overtuiging, die destabiliteit van iedere partij behoort te waarborgen, moetde leidende functie worden gezocht. Het gaat er dus om

Page 253: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

door welk van de modale aspecten deze eenheid isgekwa-lificeerd.

Na uitvoerige overwegingen (het zou te ver voeren 253deze weer te geven) heeft Dooyeweerd de gedachte los-gelaten, dat dit het geloofsaspect zou zijn en hij is tot deconclusie gekomen, dat de band van politieke overtuiging,die de leden van een partij samenbindt, van morele aardis.

De leidende functie, die dit partijverband karakteri-seert als een typische morele gemeenschap, hangt onlos-makelijk samen met de funderingsfunctie, die, zoals dezein de hierboven gegeven omschrijving van het politiekepartijverband is getekend, geen nadere verklaring be-hoeft. In deze begripsomschrijving blijkt ook duidelijkhoe deze beide functies elkander over en weer nader be-palen.

In overeenstemming met het interne structuurprincipekan een politieke partij niet gefundeerd zijn in dezwaardmacht. Wel kan zo'n partij als subjectief doel doormiddel van wapengeweld trachten het bestaande over-heidsgezag omver te werpen. Zij is dan een revolutionairepartij geworden, maar dit is een politieke pa rtij niet quainnerlijke aard.

Een partijverband, dat niet gebouwd is op de eenheidvan politieke overtuiging, maar bijv. op de macht van heteconomisch belang van bepaalde volksgroepen kan zich-zelf wel staatkundige partij noemen, maar is het in wezenniet.

Uit de aard der zaak zal iedere pa rtij trachten voorhaar grondbeginselen en haar politieke inzichten begrip tewekken bij andere volksgenoten en hen liefst tot deze zelf-de overtuigingen brengen. Hier treedt de maatschapsver-houding op de voorgrond. Ook de verhouding tot anderepartijen is van deze aard.

Page 254: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Enige korte opmerkingen mogen hier nog volgen.Een politieke partij is naar haar interne aard een vrij-

2 54 willige vereniging en mag dus niet als een deel van destaat worden beschouwd. Dit is zelfs niet het geval in mo-derne totalitaire staten, als Sowjet Rusland, waar de mo-nopolistische partij een extreem nauwe enkaptische ver-vlechting met de staat vertoont.

Een politieke partij kan evenmin een deel van de kerkzijn al kan ook de enkaptische binding aan een kerk zeernauw zijn, getuige de Katholieke Volkspartij in ons land,die als grondslag heeft aangenomen 'de beginselen vande natuurlijke zedewet en de Goddelijke Openbaring,waarbij zij de uitspraken van het Kerkelijk Leergezagaanvaardt.'

Als voorbeeld van een christelijke partij, die haar onaf-hankelijkheid van elk kerke lijk gezag heeft gehand-haafd, noemt Dooyeweerd de Anti-Revolutionaire Partij,die het staatsgezag in de consciëntie beide van overheiden onderdaan aan de ordinantiën Gods gebonden acht.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat Dooyeweerd bij de be-handeling van de niet-institutaire maatschappelijke ver-banden onderscheid maakt tussen hun ontstaansvormen(bij de oprichting) en hun bestaansvormen (na de

op-richting) . Wij hebben ons hier tot de laatste beperkt.

35. De maatschapsverhondingen en hun structuur

Daar ik: gemeenschaps- en de maatschapsverhoudingencorrelaat zijn, moesten bij de bespreking van de eerstge-noemde, de laatste ook telkens worden genoemd. Wegaan nu speciaal onze aandacht wijden aan deze maat-schapsverhoudingen. Herhalen we nog even wat

Dooye-weerd hieronder verstaat.Het zijn die verhoudingen, 'waarin de mensen, resp.

de gemeenschappen onderling, niet tot een geheel ver-bonden zijn, maar gecoördineerd naast of zelfs tegenover

Page 255: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

elkander in de samenleving optreden' (33, bl. 110).Deze verhoudingen bestaan bv. tussen 'n vervoersmaat-

schappij en het publiek en tussen de reizigers onderling. 2 5 5Dit wil evenwel niet zeggen, dat deze onafhankelijk vanelkander zouden kunnen bestaan. De afzonderlijke menswordt nooit autark. Integendeel, het ontsluitingsproces inde maatschappij heeft zijn onzelfgenoegzaamheid met detoeneming van zijn persoonlijke behoeften doen groeien.Zo vervult ook het moderne vervoerswezen in zijn leveneen onmisbare rol. Evenzeer heeft een vervoersmaat-schappij zich geheel in te stellen op de behoeften en ver-langens van het publiek om rendabel te kunnen zijn. Vooreen goed functioneren dezer maatschapsverhoudingenmoeten de wederzijdse belangen behoorlijk zijn ge-coördineerd.

Weer anders is de maatschapsverhouding tussen econo-mische ondernemingen, waarvan de ene de halffabrikatenvervaardigt, die door de andere verder worden verwerkt.Ze vullen elkander aan.

Vertonen bij deze voorbeelden demaatschapsverhou-dingen het beeld van een harmonieus samengaan, met ge-

ringe moeite bedenken we, dat dit ook geheel anders kanzijn. Scholen van eenzelfde type, in eenzelfde wijk ge-legen, kunnen, om elkander leerlingen af te vangen, doorhet toepassen van bepaalde trucjes suggereren zelf hetbeste onderwijs te geven. Zakenlieden kunnen in scherpeconcurrentie tegenover elkander staan, — staten zelfs inoorlogsverhouding.

Daar de gehele tijdelijke werkelijkheid zich openbaartin individualiteitsstructuren, waarin de modale structurenzijn inbegrepen, kan ook naar de structuur der ver-schillende maatschapverhoudingen een onderzoek wordeningesteld. Zij vertonen een grote variatie. In één volzinnoemt Dooyeweerd een hele rij van verschillendemaatschapsverhoudingen op: vrije marktverhoudingen,

Page 256: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

reklame, de verschillende gedifferentieerde soorten vanmode (in kleding, recreatie, conversatie, enz.), allerlei

256 soorten van sport en handel, de pers, publieke muziekuit-voeringen en toneelvoorstellingen, particuliere filantropie,diplomatie, internationale politieke betrekkingen, de ver-kiezingspropaganda van een politieke partij, zendingsacti-viteit, enz. (21, bl. 588, 589) .

Evenals alle individualiteitsstructuren van de gedif-ferentieerde gemeenschappen bezitten ook deze maat-schapsverhoudingen twee radicaalfuncties, n.l. een fun-derende functie en een leidende functie.

In zoverre stemmen deze structuren overeen, dat ze alleeen typisch historische fundering hebben. In de leidendefunctie, die tevens de kwalificerende is, vertonen ze even-wel een grote variatie. De vrije marktverhoudingen en dereklame zijn economisch gekwalificeerd, evenals de han-delsbetrekkingen. Een publieke toneelvoorstelling en eenmuziekuitvoering zijn esthetisch gekwalificeerd, mode ensport zijn gekwalificeerd door de sociale omgang, socialefilantropie door de morele functie, zendingsactiviteit doordie van het geloof.

Deze gestructureerdheid van de maatschappelijke ver-houdingen verbindt mensen evenwel niet tot een eenheid,zoals dit bij de verschillende structuren van gemeen-schapsverhoudingen het geval is. De gezags- en

onderge-schiktheidsverhoudingen ontbreken hier ook geheel.Dit neemt echter niet weg, zoals reeds op bl. 202 werd

opgemerkt, dat bepaalde groepen of personen een machti-ge invloed kunnen uitoefenen in het maatschappelijk ver-keer, ook zonder dat er van enige plicht tot gehoorzaam-heid sprake is. Een sprekend voorbeeld in de door het om-gangsaspect gekwalificeerde maatschapsverhoudingen isde mode in de kleding.

De sterk wisselende modenormen worden gevormddoor de leidende modehuizen in grote steden als Parijs,

Page 257: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Londen, Wenen, New York, enz. In de Westerse wereldwordt deze mode algemeen nagevolgd, terwijl toch nie-mand hiertoe verplicht is. 2 5 7

Een uiterst belangrijk verschijnsel kan hierbij nogworden opgemerkt.

In vroeger jaren was de mode een factor, die demensen in groepen verdeelde. Door hun kleding wisten dehogere standen zich te onderscheiden van de lagere enook de z.g. 'volksdracht' was van isolerende aard.

De moderne mode nu heeft deze afscheidingen door-broken en daardoor een verregaande integratie teweegge-bracht, die ook de landsgrenzen overschrijdt. De zo juistgenoemde, thans grotendeels weggevallen, isoleringen vanbepaalde groepen vallen in het niet bij wat in de nog nietontsloten samenleving van primitieve volksstammenwordt aangetroffen.

Zoals we reeds op bl. 246 hebben opgemerkt wordt hettijdelijk bestaan van de individuele mens onder deze om-standigheden in hoge mate omvat door ongedifferentieer-de gemeenschappen. Dit oefent een grote invloed uit opde maatschapsbetrekkingen tussen de individuele mensen,zodat deze in die relaties niet eenvoudig aanwezig zijn alsparticuliere personen, doch slechts als leden van institu-taire gemeenschappen, van verschillende stammen of vanonderscheiden families.

De inter-individuele sociale gewoonten en gebruikenverschillen bovendien van stam tot stam, zodat watbuiten de eigen beperkte gemeenschap wordt aange-troffen als iets vreemds, ja, als iets vijandigs wordt er-varen.

Dit alles brengt ook in de maatschapsbetrekkingenscheidingen teweeg, zo zelfs dat iedere stam zijn eigenverticaal geïndividualiseerde, geïsoleerde, miniatuur'maatschappij' bezit.

Page 258: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

In de Westerse, in hoge mate ontsloten maatschappijmerken we daarentegen in de maatschapsverhoudingen

258 een tendens op tot een horizontale integratie.In de door de sociale omgang gekarakteriseerde

maat-schapsverhoudingen is het bijv. de mode, die deze inte-gratie bewerkstelligt. Machtige factoren, die een sterke in-tegratie hebben teweeggebracht in de typisch economischgekwalificeerde maatschapsverhoudingen zijn o.m. hetbankwezen, de internationaal georganiseerde handels- enverkeersondernemingen en de geweldige ontwikkeling vande techniek, waarbij de wetenschap een grote rol heeft ge-speeld.

Vergeten we niet, dat deze integratie steeds hand inhand ging met differentiatie. Denken we slechts aan hetontstaan van verschillende takken van handel en industrieen bij de mode aan de differentiatie in de kleding als col-bertkostuum, avondkleding, werkpak, sport- en badkos-tuum, enz.

Als gevolg van en gelijke tred houdend met ditontslui-tingsproces is de mens steeds meer uitgetreden uit de tota-

le omslotenheid van de ongedifferentieerde institutairegemeenschappen waartoe hijbehoorde - het individuali-seringsproces - waardoor de individuele waarde van demens, onafhankelijk van de institutaire gemeenschaps-banden steeds meer aan de dag trad.

Functioneerden de maatschapsverhoudingen in primi-tieve samenlevingen in de eerste plaats tussen de ongedif-ferentieerde soei ale eenheden en in de tweede plaats p astussen de individuele leden daarvan, - in de ontslotenmaatschappij zijn de inter-individuele verhoudingentussen de afzonderlijke personen veel meer op de voor-grond getreden.

Naast deze drie: differentiatie, integratie en individua-lisering, moet nog een derde verschijnsel worden ge-

Page 259: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

noemd. Wetenschap en techniek waren niet slechts mach-tige factoren bij de integratie, — ze hebben ook een ratio-naliseringsproces in de hand gewerkt.

Dit laatste is als zodanig niet een symptoom van afvalof decadentie, leert Dooyeweerd (21, bl. 595) . Het geheleontsluitingsproces, zoals hiervoor beschreven, is veeleereen ontsluiting en realisering van mogelijkheden en ge-steldheden, die gelegen zijn in de sociale verhoudingen inovereenstemming met de goddelijke scheppingsorde.

Zal evenwel het ontsluitingsproces zich voltrekken ingoede harmonie tussen de zich differentiërende gemeen-schaps- en maatschapsverhoudingen, dan moet er zorgvoor worden gedragen dat niet de ene cultuurkring zichovermatig ontwikkelt ten nadele van de ander (het begin-sel der cultuureconomie) .

Nu is in § 19 reeds uiteengezet, dat het ontsluitings-proces plaatsgrijpt onder leiding v an het geloof derleidende cultuurmachten. Het religieuze grondmotiefstuwt en beheerst de cultuurontwikkeling. Hier nu doetzich de invloed der zonde gelden. Afvallige grondmo-tieven hebben deze ontwikkeling menigmaal in verkeerdebanen geleid. Ook christenen, die een meer of minder be-langrijke positie bekleedden in het maatschappelijk leven,hebben dit niet steeds onderkend of zich van deze in-vloeden kunnen vrijwaren.

Zo heeft in de eerste helft van de vorige eeuw het hu-manistisch wetenschapsideaal er toe geleid dat gerationa-liseerde en verabsoluteerde vrije maatschapsverhoudingende gehele industriële sector van de Westerse maatschappijoverheersten en er een extreem individualistische en on-barmhartige kapitalistische vorm aan hebben gegeven(21, bl. 595).

De tegengestelde belangen tussen kapitaal en arbeidleidden tot een feitelijke klassenstrijd, die door Karl

Page 260: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Marx in zijn verderfelijke leer tot onaantastbaar dogmawerd afgekondigd.

260 De disharmonie openbaarde zich evenzeer in de somsongebreidelde belangenstrijd tussen economische be-drijven.

Een christelijke maatschapsidee kan met dergelijke in-dividualistische ontwikkelingstendenzen (niet te ver-warren met individualiseringstendenzen) nooit vredehebben.

Nu zijn zich echter, ook uit minder edele motieven, im-mers uit zelfbehoud, tegentendenzen gaan ontwikkelenin de meest verschillende sectoren van het maatschap-pelijk leven, het meest indrukwekkend wel in de econo-misch gekwalificeerde maatschapsverhoudingen. Bij eendode lijke concurrentie is tenslotte niemand gebaat. Dezetegentendenzen ontmoeten wij bijv. bij het vormen vanmaatschappelijke verbanden als trusts, concerns, enz. Ookkartels moeten hier worden genoemd, hoewel deze geenverbandskarakter dragen. Zij houden, ook internationaal,een anders ongebreidelde concurrentie op hun gebiedbinnen de perken door onderlinge prijsafspraken, verde-ling van afzetgebieden, enz. Zo streeft men ook naar ver-zwakking, liefst verzoening van de belangentegenstellingtussen kapitaal en arbeid, waarbij ook de vakorganisatiesder arbeiders een grote rol spelen.

Bij dit alles heeft ook de moderne staat een taak ge-vonden om door middel van zijn wetgeving ordenend opte treden waar maatschapsverhoudingen al te scheef zijngegroeid of dreigen te groeien.

Tenslotte worden de staten zelf door de omstandig-heden steeds racer gedwongen hun ingeboren egoïsme watin te perken en onderling tot maatschappelijke samenwer-king te komen. De Volkenbond na de eerste en de Ver-enigde Naties na de tweede wereldoorlog zijn belangrijkepogingen in die richting. De UNO en haar onderafde-

Page 261: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

lingen hebben ook buiten de politieke sfeer een enormeactiviteit ontwikkeld om op a llerlei terrein tot internatio-nale samenwerking te komen.

Het gaat er steeds weer om tegenover de individualisti-sche tendenzen, waardoor in de maatschapsverhoudingeneen strijd van allen tegen allen zou kunnen ontstaan, eenzodanige integratie te bewerkstelligen dat tegenstrijdigebelangen worden verzwakt of opgeheven.

Het lijdt voor Dooyeweerd geen twijfel, dat het aan deconserverende genade van God is te danken dat in devrije maatschappij deze tegentendenzen tegen een gevaar-lijk individualisme ontstaan. Hierdoor wordt de goddelij-ke wereldorde ook gehandhaafd in de geïndividualiseerdemaatschapsbetrekkingen. Van een rechtstreekse invloedvan het christelijk geloof is hier nog geen sprake. Dit pro-ces voltrekt zich grotendeels onder leiding van een afgodi-sche geloofshouding. Er blijft dan ook steeds een spanningbestaan tussen een individuele ontplooiing, die altijd deneiging tot individualisme in zich heeft en organisatori-sche binding, die eveneens het gevaar van verabsolute-ring met zich brengt.

Zo wordt nu, na een periode van extreem individualis-me, de moderne maatschappij bedreigd door een eommu-nistiseh universalisme. De Westerse democratie trachtzich door militair geweld hiertegen te verdedigen. Demenselijke vrijheid evenwel is alleen hierdoor niet teredden, immers, — het communisme in zijn Marxistischeen Bolsjewistische vorm is in de eerste plaats een geestelij-ke macht. Het is uiteindelijk een vrucht, zo betoogtDooyeweerd (21, bl. 602), van het dialectisch proceswaarin het Westers denken onder aandrijving van het hu-manistisch grondmotief van natuur en vrijheid was ver-wikkeld. Dit ging gepaard met het eveneens dialectischproces in het christelijk denken als gevolg van het dualis-

Page 262: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tisch scholastisch grondmotief van natuur en genade.Op het immanentiestandpunt is er geen bevrijding te

262 vinden uit het voortdurend hinken op de twee gedachtenvan individualisme en universalisme.

Zodra maatschapsverhoudingen tussen enkelingen ofgemeenschappen worden beschouwd als verhoudingenbinnen een gemeenschap en de eigenlijke betekenis van desoevereiniteit in eigen kring niet meer wordt verstaan,heeft men geen fundamenteel verweer tegen totalitaire sy-stemen.

Een waarlijk christelijk denken, gedreven door het bij-bels grondmotief van schepping, zondeval en verlossingdoor Jezus Christus kan hier uitkomst bieden door tetrachten de structuren van de menselijke samenlevingbloot te leggen, de echte zin van het ontsluitingsproces teverstaan en de diepste gronden aan te geven van de steedsweer dreigende disharmonie in dit proces, die zich o.m.openbaart in individualisme en universalisme.

Slechts een christelijke visie op de menselijke samenle-ving kan een verzoening inhouden tussen individuele vrij-heid en organisatorische gebondenheid door afwijzing vanelke verabsolutering van welke structuren dan ook in dezesamenleving.

§ 36. Enkapsis en de relatie van geheel en delen

Bij de bespreking van de verschillende individualiteits-structuren is wel gebleken, dat deze niet los naast elkaarstaan, maar op meer of minder innige wijze met elkaarzijn vervlochten. Wel werd zoveel mogelijk van dezeenkaptische vervlechtingsvormen geabstraheerd, maaromdat het niet mogelijk zou zijn dit geheel vol te houden,is reeds in § 27 in het kort aangegeven wat in de W.d.W.onder het verschijnsel enkapsis wordt verstaan.

Dooyeweerd gaf een meer expliciete bespreking hiervanaan 't eind van het derde deel van de Nederlandse editie

Page 263: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

van de W.d.W., maar hij achtte de stof voor dit onder-werp zo uitgebreid, dat hij zijn uitvoerige beschouwingenhierover aanbood als nog slechts een inleiding tot de theo- 263rie der enkaptische structuurvervlechtingen. Verder ge-rijpte beschouwingen publiceerde hij in het tijdschriftPhilosophia Reformata 15e jg. en in het derde deel van`A new Critique of Theoretical Thought', maar hieroverin § 38.

De verschillende structuurtypen van dingen, planten,dieren en van samenlevingsverhoudingen, hoewel onder-ling onherleidbaar, kunnen niettegenstaande dat geenzelfgenoegzaam bestaan leiden.

Het ontstaan en bestaan van heel gewone keisteen vanbijv. kwarts, zandsteen of graniet is geheel afhankelijkvan de temperatuur der aardkorst en van allerlei natuur-wetten en geologische verschijnselen. En ook zonder ge-welddadig menselijk ingrijpen zal de kei ten langen lestedoor verwering zijn individualiteit en identiteit verliezen.

'Zelfstandigheid' ('substantie') zoals de Cartesiaansemetafysica die toedichtte aan een ding, dat zodanig be-staat, dat het, om te bestaan, geen ander ding nodigheeft' (14, bl. 34), bestaat niet, ook al maakt Descartesstreng onderscheid tussen het substantie-zijn van God endat der geschapen dingen.

Zo zouden ook de tijdelijke menselijke samenlevings-structuren onbestaanbaar zijn, indien de aarde niet voort-bracht 'gras, kruid en bomen', die mens en dier voeden.Deze planten zijn op hun beurt afhankelijk van zonlichten zonnewarmte en hangt de individualiteit der zon nietonlosmakelijk samen met het Melkwegstelsel en dit opzijn beurt met andere sterrenstelsels?

Inderdaad blijkt bij enig nadenken alles met allessamen te hangen in één of andere afhankelijkheidsver-houding. Deze afhankelijkheid is dikwijls niet een tot op

Page 264: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zekere hoogte externe aangelegenheid. Roept niet bijv. destructuur van de mens om voedsel, water en lucht? Roept

264 niet de structuur van de waarlijk existerende mens om degemeenschap met God en zijn naaste? Het zijn van het(de) één onderstelt en wijst heen naar het zijn van het(de) ander (Ander). Dit afhankelijke, heenwijzende zijnwordt, zoals we reeds eerder gezegd hebben, in de W.d. W .'zin' genoemd. Ook het geheel der tijdelijke werkelijkheiddraagt, evenals de individualiteitsstructuren afzonderlijk,dit zin-karakter, doordat het onzelfgenoegzaam zijn daar-van heenwijst naar de Oorsprong aller dingen, de Schep-per van hemel en aarde, wiens `zijn' ondoorgrondelijk is.

Daar de samenhang der verschillende individualiteits-structuren ook voor het oog van niet-christenwijsgerenniet verborgen kon blijven is zelfs bij sommigen van hende idee geboren, dat alle ons bekende structuren onder-delen zouden kunnen zijn van een alles omvattende, ge-weldige individua liteit, die we het universum of heelalzouden kunnen noemen.

Deze universalistische gedachte van een makrokosmoswordt niet alleen door Plato verdedigd, maar ook doorFechner en ten onzent door Heymans.

Fechner meent zelfs goede gronden te hebben voor demening, dat de aarde met al wat zij bevat een individueelbewustzijn bezit, de hemellichamen eveneens. Het univer-sum zou dan bezield zijn door de goddelijke geest, die aldeze 'sterregeesten• als een bewuste eenheid omvat. Opandere gronden komt ook Heymans tot de overtuigingvan een albezieldheid en het aannemen van een wereld-bewustzijn. Omdat aan dit wereldbewustzijn geen al-macht, noch alwetendheid, noch heiligheid mag wordentoegeschreven wil Heymans hieraan niet de Godsnaamverbinden (41, § 45) .

Hiertegenover heeft hetmathematisch-natuurweten-schappelijk denken zoveel van de volle tijdelijke werke-

Page 265: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

lijkheid afgetrokken, dat slechts een ontzield mechanismeschijnt over te blijven.

Vanzelfsprekend acht Dooyeweerd deze meningen, die 265metafysisch speculatieve opvattingen van de immanentie-filosofie zijn, voor een christelijke wijsbegeerte onaan-vaardbaar.

Inderdaad bezitten de aarde en de overige hemelli-chamen individualiteitsstructuren die fysisch-chemischzijn gekwalificeerd. Het is echter geheel onjuist te menendat deze structuren in dit modale aspect een einde zoudenvinden. Zij fungeren in alle zinzijden der tijde lijke werke-lijkheid, dus ook in de sensitieve. Daar zij niet zelf 'be-zield' zijn fungeren zij in dit aspect evenwel niet als sub-ject, maar als object.

Dooyeweerd verwerpt de gedachte dat de tijdelijke we-reldsamenhang een individualiteitsstructuur zou bezittenen betoogt, dat binnen deze samenhang de

individuali-teitsstructuur gebonden is aan de verscheidenheid.Al deze structuren, onderscheiden in types, hangen met

elkander samen en zo is de kosmos te beschouwen als eenuniversele vervlechtingssamenhang van alle tijdelijke in-dividualiteitsstructuren. En zulk een vervlechtingssamen-hang wordt in de W.d.W. enkapsis geheten.

Zoals reeds werd gemeld is de term enkapsis afkomstigvan de Zwitserse bioloog Heidenhain. Dooyeweerd heeftechter bezwaar tegen de inhoud, die deze geleerde aan ditbegrip gegeven heeft bij zijn beschouwingen over de eigen-aardige verhouding, die er bestaat tussen organen vaneen dierlijk, resp. menselijk lichaam als lever, longen, enz.en het totale organisme.

Volgens Dooyeweerd wreekt zich in deze beschou-wingen een onvoldoend inzicht in de individualiteitsstruc-turen, waardoor Heidenhain niet voldoende heeft opge-merkt het fundamentele verschil, dat er bestaat tussen de

Page 266: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

relatie van een geheel tot zijn delen en een enkaptischestructuurvervlech ting.

266 Het is duidelijk dat oren en tuit van een oosterse kruikdelen zijn van dit geheel; wortels, stam en takken zijndelen van een boom, zo ook de armen en benen van hetmenselijk lichaam. Deze delen vertonen ten opzichte vanhet geheel niet een eigen gekwalificeerde structuur, welkemet die van het geheel enkaptisch zou zijn vervlochten.

Iets minder duidelijk lijkt dit waar het inwendige or-ganen als lever, longen enz. betreft. Deze bezitten n.l. eenzekere mate van zelfstandigheid ten opzichte van het ge-hele lichaam. Dooyeweerd meent evenwel dat we onsdoor de relatieve autonomie dezer organen niet op eendwaalspoor moeten laten brengen. Zij bezitten immersniet een eigen natuur lijke bestemmingsfunctie los van hetgeheel. Integendeel, hun bestemmingsfunctie wordtslechts door het structuurprincipe van het totaalorganis-me bepaald.

Volgens Dooyeweerd komt de benaming enkapsisslechts toe aan de vervlechtingen, die er bestaan tussendingen, planten, dieren of samenlevingsstructuren, die eeneigen intern structuurprincipe bezitten en een zelfstandigeinterne bestemmingsfunctie.

De relaties tussen gezin en school, gezin en kerk, kerken staat hebben dus een enkaptisch karakter, evenals dietussen een modern kantoor en een schrijfmachine, een ga-rage en een auto, de K.L.M. en haar vliegtuigen. Nietechter die tussen een levend lichaam en zijn inwendige or-ganen. Ook al vertonen deze een zekere autonomie, zij be-zitten geen soevereiniteit in eigen kring, daar hun eenzelfstandige interne bestemmingsfunctie en een eigen in-tern structuurprincipe ontbreken. Zij zijn delen van hetgeheel.

Bij de structuuranalyse van de Hermes van Praxiteleswerd reeds opgemerkt dat in de structuur van de Hermes

Page 267: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

de structuur van het marmer enkaptisch gebonden is. Hetmarmer heeft immers een eigen structuurprincipe als na-tuurproduct en kan derhalve niet als een deel van dit 267beeldhouwwerk worden aangemerkt. Het heeft slechts eenenkaptische functie in dit laatste.

Het strenge onderscheid dat Dooyeweerd maakt tussende enkaptische structuurvervlechtingen enerzijds en de re-laties van het geheel tot zijn delen aan de andere zijde zalook in het vervolg voor de structuuranalyse van groot be-lang blijken te zijn.

§ 37. Ordeningstypen van enkapsis

Onder de enkaptische structuurvervlechtingen zijn ver-schillende ordeningstypen op te merken. Letten we, om tebeginnen, nog eens op de Hermes. We hebben hier temaken met twee radicaal verschillend gekwalificeerdestructuren, n.l. die van het marmer, — fysisch-chemisch endie van het kunstwerk, — esthetisch gekwalificeerd.

Nu is het zo, dat het marmer ook afgezien van dezeHermesgestalte in zijn eigen structuur kan fungeren; vandit beeldhouwwerk kan echter niet gezegd worden dat hetin eigen esthetisch gekwalificeerde structuur zou kunnenfungeren vrij van het marmer. Integendeel: we treffenhier een enkaptische ve rvlechting aan tussen tweeindivi-dualiteitsstructuren, waa rvan de laatste in de eerste is ge-fundeerd en niet omgekeerd.

Ditzelfde ordeningstype van een onomkeerbare enkap-tische f underingsverhouding treffen we ook aan in leven-de cellen. In deze cellen bevinden zich atomen en mole-kulen die fysisch-chemisch zijn gekwalificeerd, daar zijzelf niet leven. In afwijking van de heersende opvattingvan hen, die de idee der individualiteitsstructuur, zoalsdie in de W.d.W. wordt geleerd, niet kennen, spreektDooyeweerd de overtuiging uit, dat deze molekulen enatomen derhalve niet voor delen van de levende cel

Page 268: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

mogen worden aangezien. Hiervoor komen wel in aan-

merking de kern en het plasma met hun talrijke onder-268 delen, die, althans in het plantenrijk, biotisch zijn gekwa-

lificeerd.Deze niet- en wèl-levende mikrostructuren zijn enkap-

tisch met elkaar vervlochten en wel zo dat de fysisch-che-misch gekwalificeerde mikrostructuren de enkaptischevervlechting met de levende celdelen funderen. Ook dezeverhouding is onomkeerbaar daar de laatste niet zonderde eerste kunnen bestaan. Molekulen en atomen kunnenook buiten de binding door de levensfunctie hun bestaan,zij het op een andere wijze, voortzetten. Wij komen hierlater op terug.

Intussen mogen wij niet nalaten op te merken dat eronder de velerlei cellen diepgaande verschillen zijn op temerken. Zo moet de kiemcel, waaruit zich een plant kanontwikkelen, een individualiteitsstructuur hebben, die ra-dicaal-typisch verschilt van een kiemcel waaruit een dierkan voortkomen. De menselijke kiemcel bevat daaren-boven, zoals Dooyeweerd het uitdrukt, transcendente ge-heimenissen waarvan het theoretisch denken op generleiwijze begrip kan verkrijgen.

Een kiemcel ontleent haar bestemmingsfunctie aan hetvolwassen individu waaraan zij ontsproten is. Ditzelfdegeldt ook voor de somacellen (de cellen waaruit het li-chaam bestaat). De relatie van een levende cel tot eenmeercellig organisme waarvan zij een bestanddeel is kandus niet worden aangemerkt als een enkaptische struc-tuurvervlechting. Het betreft hier een deel-geheel-verhou-ding.

Hoe verschillend de levende cellen onderling ookmogen zijn, voor alle geldt de boven geconstateerde on-omkeerbare enkaptische funderingsverhouding tussen defysisch-chemisch gekwalificeerde mikrostructuren binnendeze cellen en hun biotisch gekwalificeerde onderdelen.

Page 269: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Het nu volgende voorbeeld leert ons een geheel anderordeningstype kennen. De hogere planten hebben voorhun groei o.m. stiktof nodig. Zij kunnen echter geen van 269allen de vrije stikstof uit de lucht rechtstreeks assimileren.Onder de bacteriën echter komen soorten voor die dit welkunnen.

De leden van de familie der vlinderbloemigen, als kla-versoorten en lupine herbergen in z.g. wortelknolletjesdergelijke bacteriën. Deze planten verlenen dus huisves-ting en de bacteriën verschaffen hun gastvrouwen stikstof.Deze enkaptische vervlechting, waarvan beide partijenvoordeel hebben, wordt, zoals bekend, symbiose geheten.

Bij dit type van symbiotische enkapsis zijn allerlei on-dertypen op te merken. Het kan immers gaan om eensymbiose tussen planten onderling, tussen dieren onder-ling of tussen dier en plant. Een mooi voorbeeld van hetlaatste geval is de Yucca-plant uit Centraal en Zuid-Amerika, die voor de bestuiving van haar bloem geheel opde Yucca-mot is aangewezen. Deze legt tevens haar eierentussen de eicellen van de plant, die tijdens hun ontwikke-ling door de mottenlarven voor de helft worden opge-geten.

Een enkaptische subject-objectrelatie treffen we aanbijv. tussen dieren en hun objectieve vormsels.

Bezien we een huisjesslak dan zouden we geneigdkunnen zijn het huis voor een deel van het geheel te be-schouwen. Bedenken we evenwel dat slak en huis ver-schillend gekwalificeerd zijn dan moeten we deze eersteindruk herzien. De slak immers is sensitief gekwalificeerd,terwijl het laatste modale aspeet waarin haar kalken huisals subject fungeert, het fysisch-chemische is. Door dit as-pect wordt het huis echter niet gekwalificeerd daar hetons niets zegt over de funetie van dit ding in het levenvan zijn bewoner. Het slakkenhuis is óók sensitief gekwali-

Page 270: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ficeerd, zonder evenwel zelf subjectief-sensitieve ver-schijnselen te vertonen. De kwalificerende functie van de

270 slak is van subjectief-sensitieve, die van haar huis vanob-jectief-sensitieve aard. Derhalve zijn hun structuurprinci-pes niet gelijk en komen we tot de conclusie, dat we hierniet te doen hebben met een deel-geheel-verhouding, maarmet een enkaptische subject-objectrelatie.

Met geringe moeite bedenken we dat deze zelfde relatiebestaat tussen vogels en hun nest, de bijen en hun raat,tussen bevers en hun bouwsels, de spin en haar web.

Genoemde enkaptische structuren van planten endieren zouden geen levensvatbaarheid hebben, wanneer zezich niet bevonden in een omgeving, die de voor diesoorten benodigde levensvoorwaarden bevatten als voed-sel, water, licht, een bepaalde temperatuur, een zekerelichtsterkte, enz. Kort gezegd: het leven van planten endieren is vervlochten met een zekere `Umwelt' of milieu.Dit maakt de boven besproken enkaptische verhoudingennog ingewikkelder.

Tot welk ordeningstype van enkapsis is nu deze ver-houding van dieren en planten tot hun `Umwelt' terug tebrengen?

Er is veel voor te zeggen van een funderingsverhoudingte spreken: planten en dieren zijn immers van deze 'Urn-welt' geheel afhankelijk? Daardoor waren tropischewouden ten dode opgeschreven in streken waar de tem-peratuur belangrijk en duurzaam daalde en zochten velediersoorten een goed heenkomen naar het zuiden.

Aan de andere zijde mogen we echter niet vergeten, datbijv. in een naaldbos, temperatuur en lichtsterkte mededoor het bos zelf worden bepaald en dus tot op zekerehoogte van het bos afhanke lijk zijn. Ueberhaupt wordteen bepaalde streek tot `Umwelt' gemaakt door de zichdaar bevindende flora en fauna. Een streek zonder enig

Page 271: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

plantaardig of dierlijk leven is geen 'Umwelt', maar eenwoestenij, die eerst tot 'Umwelt' wordt ontsloten, wan-neer flora en fauna deze streek in bezit nemen. De barre 271noordpoolgebieden zijn slechts 'Umwelt' bij de gratie vanijsbeer, poolvos, walrus, enz.

De bergen en vlakten op de maan zijn tot op hedengeen `Umwelt' en worden zelfs niet tot `Umwelt ontslo-ten, wanneer astronauten hier vertoeven. Deze hebbenimmers, om zich enige tijd op de maan te kunnen hand-haven, een zekere 'Umwelt' van de aarde meegenomen.

Tussen flora en fauna enerzijds en hun 'Umwelt' an-derzijds bestaat dus in verschillend opzicht een wederkeri-ge afhankelijkheidsverhouding. Dit is het ordeningstypeder correlatieve enkapsis.

We merken nog op, dat in deze vervlechting plantenen dieren resp. een subjectief-biotische ensubjectief-sensi-tieve kwalificerende functie hebben, — de 'Umwelt'daarentegen een objectief-biotische, resp. een objectief-sensitieve.

Al hebben we hier dus ook te doen met eensubject-ob-jectrelatie, toch is deze structuur niet onder te brengen bijhet zo juist besproken ordeningstype van de enkaptischesubject-objectrelatie, omdat de 'Umwelt' niet een totali-teit met een eigen individualiteitsstructuur is, maar ookzelf weer een vervlechtingssamenhang vanindividuali-teitsstructuren.

Hoe ingewikkeld dit alles is ontdekken we, wanneer webedenken, dat tot de `Umwelt' van de dieren ookplanten, resp. prooidieren behoren, die hun tot voedselstrekken. Al zijn deze laatste ook subjectief-biotisch, resp.subjectief sensitief gekwalificeerd, van de 'Umwelt' inhaar geheel als vervlechtingssamenhang kan dit nietworden gezegd.

Gaan we ten slotte nog zeer summier na welke orde-

Page 272: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ningstypen in de enkaptische vervlechtingen der menselij-ke samenlevingsstructuren zijn op te merken. Wij be-

272 perken ons geheel tot de ontsloten, gedifferentieerdestructuren. Het zal blijken, dat het hier voornamelijk omtwee typen gaat, n.l. om de onomkeerbare enkaptischefunderingsverhouding en het correlatieve type van enkap-sis.

Heel duidelijk komt de eerste aan de dag bij de ver-vlechtingssamenhang van huwelijks- en gezinsgemeen-schap. De laatste is eenzijdig gefundeerd in de eerste.

Deze onomkeerbare enkaptisehe funderingsverhoudingbestaat ook tussen een staat en een po litieke partij. Eenstaat kan wel bestaan zonder politieke partij, het omge-keerde is niet mogelijk.

Gemeenschaps- en maatschapsverhoudingen daaren-tegen vertonen het correlatieve type van enkapsis. Zijonderstellen elkander over en weer. Vandaar dat

ge-meenschaps- en maatschapsverhoudingen reeds in eenprimitieve, nog niet ontsloten samenleving voorkomen.

Ingewikkelder wordt het wanneer we bedenken, dateen vakorganisatie, een zangvereniging, een wetenschap-pelijk genootschap, pas konden worden gevormd waareen min of meer ontsloten maatschappij was ontstaan.Wat hun sociale ontstaansvormen betreft zijn ze dus een-zijdig enkaptisch gefundeerd in een reeds tot op zekerehoogte ontsloten maatschappij. Anderzijds is de mate vanontsluiting van de maatschappij toch ook weer afhanke-lijk van het bestaan van deze niet-institutaire

maatschap-pelijke verbanden. Naar hun socialebestaansvormenis erdus een correlatieve enkapsis tussen hen en de maatschap-pij.

Dooyeweerd plaatst `maatschappij' steeds tussen aan-halingstekens, zoals hij dat ook deed met 'Umwelt'. Hijdoet dit om aan te duiden, dat geen van beide een

een-heidvormende structuur bezit. Tot op zekere hcogte zijn

Page 273: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ze dan ook met elkander te vergelijken. Zoals de 'Um-welt' een vervlechtingssamenhang is, is de 'maatschappij'dat eveneens en wel een enkaptische vervlechtingssamen- 273hang van alle bijzondere maatschapsstrueturen.

Deze 'maatschappij' beïnvloedt de menselijke samenle-vingsgemeenschappen, zoals deze op hun beurt de 'maat-schappij' beïnvloeden. Welke grote veranderingen heefthet moderne vervoerswezen bijv. niet teweeggebracht inde maatschappelijke ontwikkelingen en welke eisen totsteeds voortgaande modernisering stellen deze ontwikke-lingen weer niet aan het vervoerswezen. Eveneens hettype dus van correlatieve enkapsis.

De W.d.W. heeft nog een bijzonder type van vervlech-ting ontdekt, dat van de tot dusver genoemde typen moetwarden onderscheiden, de z.g. territoriale enkapsis.

In het voorgaande hebben we ergens beweerd, dat allesmet alles samenhangt. Daarmee werd natuurlijk niet be-doeld, dat alles rechtstrééks met alles samenhangt. Recht-streeks heeft een huwelijksgemeenschap, waarvan de kin-deren volwassen zijn geworden, geen banden meer meteen schoolgemeenschap. Het heeft evenmin zulke bandenmet een kerk, waarvan de echtgenoten geen lidmaten zijn.Zonder het zich dikwijls bewust te zijn, helpt men echtervia belastingbetaling scholen onderhouden en kerkbouwsubsidiëren.

Een veel meer rechtstreekse vervlechting bestaat erevenwel tussen het staatsverband en de overige samenle-vingsstructuren, die zich binnen zijn grondgebied hebbenontwikkeld. Zo zelfs, dat in de staatsleer de illusie konontstaan, dat hier sprake was van de relatie van een ge-heel tot zijn delen.

Dat Dooyeweerd voor dit type van vervlechting denaam territoriale enkapsis heeft ingevoerd is begrijpelijk,wanneer we bedenken, dat dit vervlechtingsgeheel niet

Page 274: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

verder reikt dan de staatsgrenzen, m.a.w. aan een bepaaldterritcir is gebonden.

§ 38. Het enkaptisch structuurgeheel

In de voorlaatste § is opgemerkt, dat wat wij het uni-versum of de kosmos plegen te noemen, uit een enkapti-sche vervlechtingssamenhang van allerlei individualiteits-structuren bestaat zonder echter zelf een individualiteits-structuur te bezitten.

Intussen dringt zich bij het beschouwen van de werke-lijkheid het feit aan ons op, dat er wel degelijk enkapti-sche structuurgehelen bestaan, die door het bezit van eeneigen individualiteitsstructuur een hogere eenheidvormen. Denken we slechts aan een huisjesslak, een schild-pad, aan kalkkokerwormen, die veelvuldig voorkomen opoesterschelpen. Bij nader onderzoek blijkt dit het geval tezijn bij de lichamen van alle dieren en ook bij die vanplanten en mensen.

In een nieuwe theorie over het enkaptischstructuurge-heel(we doelden hier reeds op op bl. 263) heeftDooye-weerd zich hiervan rekenschap gegeven. Deze theorie isdaarom ook zo belangrijk, omdat zonder haar het voor deW.d.W. niet mogelijk zou zijn een anthropologie te ont-wikkelen.

In 'A new Critique of Theoretical Thought', waarinDooyeweerd deze theorie heeft opgenomen, geeft hij hier-van de volgende omschrijving: `Wij zullen spreken vaneen wezenlijk cnkaptisch structuurgeheel wanneer eenvervlechting tussen structuren van een verschillend

radi-caal- of stamtype is verwerkelijkt inéénen hetzelfde ty-pisch gekwalificeerde vormgeheel, dat al dedooreenge-weven structuren in een werkelijke enkaptische eenheidomvat zonder inbreuk te maken op hun soevereiniteit ineigen kring' (21. bl. 695).

Page 275: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Nemen we als voorbeeld de schildpad. Kennelijk omvatdit geheel minstens twee (het zijn er veel meer) enkap-tisch verweven structuren, waarvan de één (het schild) 275een sensitieve objectsfunctie als kwalificerende functie be-zit en de ander een sensitieve subjectsfunctie.

De laatste sub jectsfunctie van het schild is te zoeken inhet fysisch-chemische aspect. Het is duidelijk, dat hetenkaptisch structuurgeheel, de schildpad dus in haar tota-liteit, niet gekwalificeerd is door dit fysisch-chemische,maar door het sensitieve aspect. D.w.z. dat in hetstruc-tuurgeheel aan de hoogste der vervlochten structuren de

leidende en kwalificerende rol is toebedeeld.De vraag dringt zich op of de figuur van het enkap-

tisch structuurgeheel zich kan voordoen bij alle voor-komende ordeningstypen van enkapsis. In de zo juist ge-noemde gevallen van huisjesslak, schildpad, kokerworm,blijkt het type van de enkaptische subject-objectrelatiebedoelde structuurgehelen te kunnen opleveren. Het typevan de correlatieve enkapsis mist ze geheel. Daarentegenblijkt de onomkeerbare enkaptische funderingsverhoudingovervloedig op te merken waar het de structuurgehelenvan plantaardige, dierlijke en menselijke lichamen betreft.Ook de anorganische stoffen en dingen leveren voor-beelden.

Dooyeweerd toont dit laatste aan met een uitvoerige ana-lyse van de structuur van een watermolekuul. Hij komthierbij tot de conclusie, die aanvankelijk wel een beet-je wonderlijk lijkt, dat dit molekuul niet van a tot zalleen uit water bestaat, doch een enkaptisch structuur-geheel is van water en nog wat anders.

Ook hier werkt hij niet met speculaties maar baseerthij zijn beschouwingen op de resultaten van het moder-ne atoomonderzoek. Dit heeft aan het licht gebracht datbij een chemische verbinding alleen het electronenstelsel,

Page 276: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

dat zich rondom de atoomkern bevindt, rechtstreeksbe-trokken is; in sommige gevallen zelfs alleen de buitenste

276 electronenschil. In ieder geval blijft de kern, die het stam-type van het atoom bepaalt, er buiten.

Zoals bekend ontstaat water door een verbinding vantwee waterstofatomen met één zuurstofatoom. Dat wildus zeggen dat hier structuren van een verschillend stam-type, n.l. die van H- en 0- atomen door middel van hunelectronenschillen enkaptisch verbonden worden. Daar zij`in de kern' (letterlijk) principieel niet veranderenblijven zij in wezen als waterstofatomen en zuurstofatoomvoortbestaan. Men kan ze niet voor delen van het wateraanzien, want de kernen zijn niet tot water geworden.

Daar deze atomen ook onafhankelijk van water kunnenbestaan, maar water niet onafhankelijk van deze atomen,hebben we hier te maken met het type van de onomkeer-bare enkaptische funderingsverhouding.

Bij de enkaptische binding van genoemde atomen isdus niet alles restloos tot water geworden. Het enkapti-sche structuurgeheel nu van water en van wat niet totwater werd is het molekuul dat door de structuur van hetwater wordt gekwalificeerd als watermolekuul.Heel duidelijk treedt hier wel aan de dag, dat de wijsge-rige structuuranalyse hand in hand dient te gaan met hetvakwetenschappelijk onderzoek. De wijsgeer, die dit ver-waarloost, dreigt tot speculaties te vervallen.

Bij het enkaptisch structuurgeheel speelt de uiterlijkevorm van dit geheel een uitermate belangrijke rol. Wan-neer we niet met zulk een geheel te doen hebben, als bijv.bij een brok graniet of een stuk marmer het geval is, danis de vorm hiervan voor de innerlijke structuur geheel on-verschillig. Bij de anorganische kristallen hebben de ty-pisch symmetrische vormen zeer zeker met hun innerlijkestructuur te maken. Zo is het ook met de vorm van het

Page 277: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

molekuul, dat typisch fysisch is gekwalificeerd, doordatde ordening der atomen plaats vindt door electro-magne-tische krachten. Hierdoor is het watermolekuul als enkap- 277tisch vormgeheel niet slechts chemisch gekwalificeerdvanwege de chemische verbinding water, — maar fysisch-chemisch. Derhalve kunnen zowel de gebonden atomenals de nieuwe stof water als enkaptische delen van dit mo-lekuul worden aangemerkt.

In het algemeen kan worden gezegd dat een enkapti-sche totaliteitsstructuur als zodanig een typisch om-sluitend vormgeheel bezit, hoe dan ook gekwalificeerd.

Met deze uitspraak doelen we ook op die enkaptischestructuurgehelen, die we de lichamen noemen vanmensen, dieren en planten.

We hebben reeds besproken dat er binnen de levendecel een onomkeerbare enkaptische funderingsverhoudingbestaat tussen de niet-levende mikrostructuren vanatomen en molekulen en de levende delen der cel : kern enplasma. Op de cel zelf als enkaptisch structuurgeheel istoen nog niet de aandacht gevestigd.

De levende delen der cel worden door Dooyeweerd ge-vat onder de naam levend organisme'. De cel als geheelomvat ook de niet-levende stoffen als water, enzymen,enz. en is dus met dit levend organisme niet identiek. Ditgeldt ook voor de lichamen in hun totaliteit. Dooyeweerdmaakt dus onderscheid tussen een levend lichaam en eenlevend organisme, dat van het eerste een deelstructuur is.

We hebben nu drieërlei individualiteitsstructuren te on-derscheiden: le die van de fysisch-chemisch gekwalifi-ceerde stoffen in de cel, 2e die van het levend organismewaarin deze stoffen enkaptisch zijn gebonden en 3e dievan het cellichaam als (bij pl anten) biotisch gekwalifi-ceerd enkaptisch vormgeheel. Er is een zekere parallel opte merken met het molekulair vormgeheel.

Page 278: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Is nu de uiterlijke vorm van de cel te verklaren als eeneenvoudige samenvoeging van de verschillende struc-

278 turen, die zij omvat? Is de zichtbare gestalte van veelcelli-ge planten en dieren en van het menselijk lichaam een-voudig te verklaren als een optelsom van orgaanvormen,enz. of steekt hier meer achter? Dooyeweerd is overtuigdvan het laatste.

Zich grondend op de onderzoekingen van bekende bio-logen betoogt hij uitvoerig dat het structuurprincipe vanhet enkaptisch structuurgeheel van beslissende betekenis isvoor het ontstaan v an de typische vorm. Tot op zekerehoogte is dit te vergelijken met een bouwwerk waarvanhet architectonisch geheel niet te verklaren is uit de aarden de vorm der bouwmaterialen als stenen, planken,balken, enz. Alleen heeft hierbij niet een inwendig princi-pe de leiding gehad als bij een levend lichaam.

Doordat zo de vorm iets verraadt van de eigen aardkunnen planten en dieren meestentijds reeds door hun ui-terlijke verschijning in soorten worden onderscheiden.

§ 39. Grondlijnen hoor een wijsgerige anthropologic

Een tot in onderdelen uitgewerkte wijsgerigeanthropo-logieistot op heden door Dooyeweerd niet gepubliceerd.

In deze slotparagraaf kunnen dan ook slechts enige ge-zichtspunten worden genoemd van waaruit volgens deW.d.W. een christelijk-wijsgerige mensbeschouwing kanworden ontwikkeld.

Deze zaak is z6 belangrijk, dat Dooyeweerd zelfs deplaats van de mens in de kosmos het eigenlijk grondthemavan de W.d.W. noemt.

De vraag naar de structuur van de mens, in onlosma-kelijk verband met diens plaats in de kosmos en evenzeermet diens relatie tot zijn goddelijke Oorsprong, die hiertenslotte aan de orde van behandeling wordt gesteld,heeft echter reeds van het begin af meegespeeld. Denk

Page 279: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

slechts aan de uitspraak dat het 'ken u zelf' boven de in-gangspoort van de wijsbegeerte behoort te zijn geschrevenen aan de leer van de W.d.W., dat alles in de tijdelijke 279werkelijkheid op de mens is betrokken, waardoor ook dezonde via de mens haar invloed in deze werkelijkheiduitoefent.

Begrijpelijk, dat de analyse van de individualiteitsstruc-turen en hun onderlinge vervlechtingen moest voorafgaanaan een definitieve bespreking van de anthropologie. Detheorie van het enkaptisch structuurgeheel (het menselijklichaam is ook zo'n geheel) vormt de noodzakelijke ver-bindingsschakel tussen deze beide.

Uit het hier gezegde volgt reeds, dat het niet mogelijkis een christelijk-wijsgerige anthropologie te bouwen opaanschouwelijke en feitelijke gegevens, die door ieder nor-maal denkend en voldoend ontwikkeld mens zoudenkunnen warden vastgesteld.

Dit geldt niet alleen voor een christelijke, maar voorelke wijsgerige bezinning op de mens. 'The ultimate andcentral questions about human existence cannot be ans-wered by any philosophy in an autonomous way, sincethey are of a religious character' (21, bl. 782) .

Dooyeweerd heeft daarom van de existentiefilosofie,die een onmiddellijke benadering tot de meest innerlijkesfeer van de tijdelijke existentie van de mens, om de ik-heid te interpreteren, mogelijk acht, — generlei verwach-ting. Hij acht het dan ook een 'spectaculum miserabile'te zien hoe christen-theologen en -filosofen hier hun wijs-gerige uitrusting zoeken (t.a.p., bl. 783) .

Wat de bijbel ons zegt over God en over de mens is nietvan wijsgerige aard, maar is wel van intrinsieke waardevoor een christelijk-wijsgerige anthropologie.

Dooyeweerd omschrijft de taak van deze anthropologieals 'een door het centrale grondmotief der Woord -open-

Page 280: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

baring gerichte analyse van 's mensen lichamelijkeexistentie als enkaptisch structuurgeheel' (31, bl. 57) .

280 Wanneer we nu gaan trachten dezeuitspraak te ver-duidelijken, dan komen als vanzelf alle belangrijke vragenaan de orde, die bij deze wijze van benadering oprijzen.

Na wat in de vorige § is uiteengezet behoeft het geenbetoog meer, dat het menselijk lichaam wel in het bijzon-der een uitermate ingewikkeld systeem is van enkaptischestructuurvervlechtingen tussen een groot aantal indivi-dualiteitsstructu ren.

Dooyeweerd heeft deze samenhang kort beschreven inéén van zijn stellingen aangaande 'De leer van de mensin de W.d.W.', (27, bl. 12). Wij nemen deze stelling XIIIhier in haar geheel over.

'De eerste en laagste structuur is van typischphysisch-chemische qualificatie.Zij isals zodanignog geenlichaams-structuur, doch slechts in haarvormgebondenheidin de

hogere structuren. In het ontbindingsproces van het li-chaam komt zij echter in haar eigenwettelijkheid vrij.

De tweede structuur is van typisch-biotische, zgn. vege-tatieve qualificatie. Eerst binnen deze structuur treden delevende cellen en andere biotisch gequalificeerde verbin-dingen op. Zij beheerst in interne souvereiniteit in eigenkring de vegetatieve lichaamsprocessen, voor zover dezebuiten de typische leiding van de gevoelsfunctie en de la-tere functies vallen (zo het geheel zgn. autonome vegeta-tieve zenuwstelsel met de spierweefsels, beenweefsels enklieren, voor zover deze door dit autonome stelsel wordengeïnnerveerd).

Deze tweede structuur is op haar beurt enkaptisch ge-bonden in een derde structuur, die typisch psychisch(sensitief, L.K.) is gequalificeerd door de instinctieve

ge-voelsfunctie.Deze derde structuur beheerst in interne souvereiniteit

in eigen kring die functies van het sensibele, centripetale

Page 281: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zenuwstelsel (in 't bijzonder van de zintuigen, dehersenen, het ruggemerg en het klierenstelsel) en de daar-door geinnerveerde spierweefsels (de meeste dwarsge- 281streepte spieren), die in haar typische gerichtheid door dezinnelijke gevoelsfunctie, binnen zekere grenzen buitenbeheersing door de menselijke wil vallen.

Zij fungeert op haar beurt met de beide vroegereenkaptisch in een vierde structuur, de zgn. act-structuurvan het menselijk lichaam, d.i. de typische structuur dermenselijke "acten".' (27, bl. 12) .

Dit alles is tot een eenheid gebonden in een enkaptischstructuurgeheel.

Hier moeten we even onze uiteenzettingen onderbrekenom kort weer te geven wat de W.d.W. verstaat onder deaktstructuur van het menselijk lichaam.

Iemand kan lange tijd, misschien wel tot ergernis vanzijn huisgenoten, geheel dadenloos voor zieh uit zittenturen. Van Sokrates wordt verteld, dat hij, toen hij sol-daat was, urenlang, als in trance, in diepe gedachten ver-zonken was. Zo zagen zijn kameraden hem, nadat zij ont-waakt waren, nog op dezelfde plaats buiten de tent staan,waar hij de vorige avond stond toen zij waren ingeslapen(15, bl. 89) .

Intussen gaat er in deze mensen heel wat om. Er wordtintens gedacht, waarbij de verbeelding een grote rolspeelt. Dan valt er een wilsbesluit, waarop daden kunnenvolgen.

Deze structuur nu van dit inwendig bezig zijn, tot enmet het wilsbesluit, wordt de aktstructuur genoemd.

Van Descartes is bekend dat hij gewoon was 's morgenslang te blijven 'uitslapen' maar in deze dadenloze urenwerd in zijn intens werkend brein menige v ruchtbare ge-dachte geboren of tot verdere ontwikkeling gebracht. Ookwanneer men automatisch handelt, bijv. wandelt of fietst

Page 282: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

in een rustige omgeving, kan men, onafhankelijk hiervan,innerlijk druk bezig zijn. Dooyeweerd ging tijdens een

282 duinwandeling het licht op over de fundamentele beteke-nis der modale structuren (70, bl. 57) .

Deze akten zijn niet steeds op dezelfde wijze gekwalifi-ceerd. Wanneer ik besluit al of niet een gift voor een goeddoel te bestemmen is deze akt moreel, wanneer ik bid, pis-tisch gekwalificeerd. Bij de beeldhouwer en de bouwmees-ter, die zich een ontwerp voorstellen, is de akt esthetischen bij de scholier, die over de oplossing van een vraagstuk`peinst, is deze analytisch gekwalificeerd. Men kan ook ingedachten een gesprek voeren met een ander. Dan hebbenwe met een linguïstisch gekwalificeerde akt te doen.

In de anthropologie van Descartes zijn de akten (bijhem de 'denking' geheten) onstoffelijk van aard, het li-chaam (de `uitgebreidheid') daarentegen geheel stoffe-lijk. Het laatste is een automaat, die mechanisch werkt,onafhankelijk van de geest. En toch moet er op één of an-dere wijze een verband tussen beide zijn. Wanneer ik eenbeen breek merk ik niet alleen bij het lopen dat er iets ge-beurd is, maar ik voel het ook.Descartes denkt zich daneen kontakt tussen lichaam en geest in de pijnappelklierin de hersenen.

Leibniz heeft de algehele onafhankelijkheid van stoffe-lijke en geestelijke processen tegenover elkaar konsekwentvolgehouden en de volgens hem ogenschijnlijk innige ver-vlochtenheid van beide trachten te verklaren met zijntheorie van de harmonia praestabilita (vgl. bl. 63/64).

Al dergelijke, uit het immanentiestandpunt voort-komende, constructies als zou de mens uit twee delen: li-chaam en ziel ( dichotomie) of uit drie delen: lichaam,ziel en geest ( tichotomie) bestaan, worden door Dooye-weerd niet acceptabel geacht voor een

christelijk-wijsgeri-ge anthropologie. Hiermee zijn tevens alle moeilijkheden,

Page 283: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

waarmee deze opvattingen gepaard gaan, tot schijnpro-blemen verklaard.

Vatten wij nu de gedachtengang weer op, die wij hier-boven hebben onderbroken.

In tegenstelling tot genoemde opvattingen ziet Dooye-weerd dus het menselijk lichaam als een enkaptisch struc-tuurgeheel, bestaande uit een bijzonder ingewikkeld sy-steem van enkaptische structuurvervlechtingen.

Ook het lichaam van een dier of plant vonnt zo'n ge-heel, maar, al moge dit bij de mens een nog veel ingewik-kelder bouw vertonen, hier ligt toch niet het wezenlijk on-derscheid.

Planten en dieren zijn, evenals alle individualiteitsstruc-turen, die binnen de tijd besloten zijn, gekwalificeerd dooreen leidende, modale functie. Bij de plant was dit de bio-tische functie, bij het dier, dat de aktstructuur mist, desensitieve.

Is dit niet wat al te snel geponeerd dat bij het dier deaktstructuur niet aanwezig zou zijn? Wij denken hier aande bekende onderzoekingen, die Kohler heeft ingesteldmet zijn chimpansees.

Sultan, het meest intelligente proefdier, tracht vergeefsmet een bamboestok een banaan, die te ver buiten zijnkooi ligt, bij te halen. Nadat hij een vergeefse pogingheeft gedaan met twee zulke stokken, los achter elkaar,geeft hij het op.

Wanneer Sultan even later spelenderwijs ontdekt dathij de ene stok in het gat van de ander steken, springthij plotseling weer op de tralies af en haalt met de ver-lengde stok de banaan naar zich toe.

'Buitengewoon typisch is op het kiekje dit ogenblik ge-nomen; het toont met onmiskenbare kraeht een "met in-zicht in een zinvolle operatie verdiept wezen" ' (49, bl.241).

Page 284: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Zijn we nu niet gedwongen om op grond van dit expe-riment (bij een ander, waarbij van het inzicht niet veel

284 meer gevraagd werd, viel het resultaat weer erg tegen)aan te nemen dat bij deze chimpansee de aktstructuur, zijhet dan in nog zo eenvoudige vorm, aanwezig is?

Om het grote belang van deze kwestie vermeld ik hierweer volledig wat Dooyeweerd in één van zijn hierbovengenoemde stellingen (de XXIII-ste) hiervan zegt.

'Aan de hoger ontwikkelde dieren is een zinnelijke in-telligentie niet te ontzeggen. Vooral 'lees proeven metchimpansé's hebben onomstotelijk aangetoond, dat dezedieren in staat zijn een individuele oorzakelijke relatietussen zinnelijk waargenomen dingen (b.v. tussen een stcken een banaan) in dynamisch zinnelijke verbeelding vóórte voelen (praesentire) en zonder voorafgaande probeer-pogingen op een volkomen nieuwe situatie doelmatig tereageren.

Van een ken-, verbeeldings- en wils-act is hier echtergeen sprake, daar het dier geen geestelijk act-centrumheeft en geen subject is in de normatieve aspecten. Hetdierlijk "inzicht" blijft, evenals het "instinct", ook inzijn hoogste ontwikkeling star gebonden aan het onmid-dellijk levensmilieu en komt boven de zinnelijke gevoels-functie niet uit' (27, bI. 15) .

Zoals planten en dieren resp. door de biotische en desensitieve functie zijn gekwalificeerd, zo heeft men demens trachten te typeren door de analytische en de more-le functie als een redelijk-zedelijk wezen. Wanneer webedenken dat de aktstructuur in alle modaliteiten fungeerten derhalve behoudens een analytische en een morele ookeen linguïstische, esthetische of pistische kwalificatie k anaannemen, blijkt deze traditioneel-scholastische typeringvan de mens als redelijk-zedelijk wezen een willekeurige tezijn. Dit is ook het geval met de moderne historistische

Page 285: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

visie dat de mens zou zijn gekwalificeerd door zijn cultu-rele werkzaamheid, al wordt daarmee natuurlijk aller-minst ontkend, dat alleen de mens een subjectsfunctie 285in het cultuurhistorisch aspect heeft.

Wat is dan de mens? Verschillende wetenschappenhebben zich gezet tot de bestudering van de mens, d.w.z.dat elk van hen een bijzonder aspect van het mens-zijn alsstudieterrein heeft gekozen: het fysisch-chemisch, het bio-tisch, sensitief, historisch, sociologisch, juridisch, moreelaspect, enz. Voegt men de resultaten hiervan bijeen, heeftmen dan het antwoord gevonden op de vraag: Wat is demens zelf in de centrale eenheid van zijn bestaan, in zijnzelfheid? — Neen immers.

Het ik, dat hoort en ziet en denkt en gelooft is nog ietsanders dan, valt niet samen met, dit horen, zien, denkenen geloven. Op één of andere wijze ervaar ik de ver-schillende aspecten van mijn bestaan; mijn ego is hetcentrale betrekkingspunt hiervan, maar wordt door geendezer aspecten gekwalificeerd. De grote en ingewikkeldeverscheidenheid, die we in het menselijk lichaam waar-nemen, vindt haar diepste eenheid in de ikheid, die radi-cale worteleenheid, die zowel de modale als de individua-liteitsstructuren transcendeert. Van dit religieus geestelijkexistentiecentrum is het menselijk lichaam het vrije uit-drukkingsveld. Het ik en het lichaam horen zo nauwbijeen, het ik is zozeer het centrum van en de waarborgvoor de eenheid van dit structuurgeheel, dat we het alsons eigen lichaam ervaren.

Is dit lichaam, als enkaptisch structuurgeheel, juistdoor zijn samengesteldheid, voor ontleding vatbaar, — hetmenselijk ik is en blijft dáárdoor het grote raadsel vooreen wijsgerige anthropologie, doordat het door zijn enkel-voudige ( 'eenvoudige') geaardheid voor analyse niet vat-baar is. Daardoor is er ook geen begrip van te vormen.

Hoe is dan waarachtige zelfkennis mogelijk? Dat is al-

Page 286: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

leen mogelijk wanneer we niet trachten het ik op zichzelfte beschouwen, maar slechts als we het zien in zijn drie

2 86 centrale relaties, waarin het door de scheppingsorde is ge-steld.

Over de eerste relatie, n.l. die tot het eigen lichaam ende tijdelijke werkelijkheid om ons heen, is boven reeds ge-sproken. Deze relatie kan ons de bedoelde zelfkennis nietverschaffen, evenmin als de tweede relatie, die van ons iktot het ik van de medemens, — de ik-gij relatie. Het 'hart'van die medemens stelt ons immers voor hetzelfde raadselals ons eigen `hart'.

Slechts de derde relatie kan hier licht ontsteken, n.l. dereligieuze oorsprongsrelatie tot God, die de mens schiepnaar zijn beeld. Vanuit deze centrale relatie ontvangenook de beide andere zin en inhoud.

De woorden, eens door Calvijn neergeschreven in zijnInstitutie: 'De ware kennis omtrent onszelf is afhanke-lijk van de ware kennis omtrent God', vormen de sleuteltot beantwoording van de vraag: `Wat is de mens', —zegt Dooyeweerd (35, bl. 184) .

Geen wijsbegeerte, zelfs geen christelijke wijsbegeerte,ook geen theologie kan ons deze sleutel verschaffen. Ookdeze wetenschappen zijn geheel aangewezen op en afhan-kelijk van wat God omtrent zichzelf aan ons heeftgeopenbaard.

God nu heeft zich bekend gemaakt als de Schepper, alsde absolute Oorsprong van alles wat buiten Hem bestaat.Wanneer wij in ons hart hiervan geheel doordrongen zijnkunnen we ons niet langer inbeelden, dat er een neutraalterrein zou kunnen zijn, dat aan God onttrokken is.

In onverbrekelijk verband met zijn zelf-openbaring alsSchepper, heeft God de mens aan zichzelf geopenbaardals geschapen naar Gods beeld. Als centrale zetel van hetbeeld Gods was de menselijke zelfheid begiftigd met de

Page 287: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

religieuze drang zijn gehele tijdelijke leven en de geheletijdelijke wereld te concentreren op de liefdesdienst vanGod.

De zondeval is in wezen de valse illusie, die in's mensen hart ontstond, dat het menselijk ik een onafhan-kelijk bestaan zou kunnen hebben: 'gij zult als God zijn'.

Deze afval van de levende God sloot in zich de geeste-lijke dood van de mens, die in zichzelf immers niets is enslechts kan leven in liefde-gemeenschap met zijn Schep-per.

De zondeval heeft evenwel niet het religieuze centrumvan de mens vernietigd met zijn ingeboren drang om zijnabsolute Oorsprong te zoeken. Deze wordt nu evenwel ge-zocht waar deze niet te vinden is, n.l. in de tijdelijke we-reld met haar rijke verscheidenheid aan modale aspecten,die echter slechts een afhankelijk bestaan hebben.

Door God te zoeken in de tijdelijke wereld en een rela-tief en afhankelijk aspect te verheffen tot de rang van hetabsolute, is de mens tot afgoderij vervallen. Met de kennisvan God verloor hij de zelfkennis (35, bl. 190) .

Deze kan hij slechts terugontvangen wanneer hij zichgewonnen geeft aan Jezus Christus, het vleesgewordenWoord, de Verlosser, die ons innerlijk omzet, zodat ons'hart' weer gericht is op God.

Dit geschiedt niet op een individualistische wijze, zegtDooyeweerd, 'maar in de oecumenische gemeenschapvan de Heilige Geest, die alle leden van de ware Katho-lieke Kerk in haar geestelijke zin verenigt, ongeacht huntijdelijke kerkelijke onderscheidingen' (35, bl. 186). Ookongeacht ras of karakter. 'De overdrijving van racialeverschillen is slechts het gevolg van raciale ideologieën,die een wetenschappelijke fundering missen en in hun po-litieke toepassing anti-christelijk en inhumaan zijn' (21,bl. 89).

God lief te hebben met geheel het hart, met geheel de

Page 288: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

ziel, met het gehele verstand en de naaste als zichzelf, isde door God geopenbaarde 'zin' van het mens-zijn.

288De mens bezit dus niet, als al het overige in deze tijde-

lijke werkelijkheid, een tijdelijke kwalificerende functie.Hij is gekwalificeerd door zijn 'kingly position as the per-sonal religious creaturely centre of the whole earthly cos-mos' (21, bl. 783) .

De gehele tijdelijke werkelijkheid is dan ook door hemzowel in de afval als in de verlossing besloten.

De vraag: 'Wat is de mens?' is de centrale vraag, dievoor de Wijsbegeerte der Wetsidee zowel het begin als heteind van de wijsgerige reflectie is.

Page 289: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Lijst van geschriften waarnaar verwezen is.

1. C. P. Boodt: De reformatie van het Calvinistisch denken.'s-Gravenhage 1939.

2. A. J. Bronkhorst: Kerkrecht (Christe lijke Encyclopedie 4).Kampen 1961 2 .

3. J. J. L. van der Brugghen: Christendom en Staatkunde II.Nijmegen 1889.

4. V. Brümmer: Transcendental Criticism and Christian Philo-sophy. Franeker 1961.

5. E. Brunner: Das Gebot rind die Ordnungen. Tubingen 1933 2 .6. L. Büchner: Kracht en stof. A'dam 1894.7. H. C. Cannegieter: Het levensraadsel. Leiden z.j.8. H. Colijn: `Saevis tranquillus in undis'. A'dam 19402 .9. H. Colijn: Koloniale vraagstukken van heden en morgen.

A'dam 1928.10. Christen-zijn in de Nederlandse samenleving (Herderlijk

schrijven vanwege de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk).'s-Gravenhage z.j. ³

11. I. da Costa: Bezwaren tegen den Geest der eeuw. Leiden1923 2 .

12. C. J. Dippel: Kerk en Wereld in de crisis. 's-Gravenhage1947.

13. C. J. Dippel en J. M. de Jong: Geloof en Natuurweten-schap I. 's-Gravenhage 19662 .

14. René Descartes: Beginselen der Wijsbegeerte. Rotterdam1937.

15. Is. van Dijk: Socrates. Haarlem 1922.16. H. Dooyeweerd: De Wijsbegeerte der Wetsidee I. A'dam

1935.17. H. Dooyeweerd: De Wijsbegeerte der Wetsidee II. A'dam

1935.18. H. Dooyeweerd: De Wijsbegeerte der Wetsidee III. A'dam

1936.19. H. Dooyeweerd: A new Critique of Theoretical Thought I.

A'dam/Philadelphia 1953.20. H. Dooyeweerd: A new Critique of Theoretical Thought II.

A'dam/Philadelphia 1955.21. H. Dooyeweerd: A new Critique of Theoretical Thought III.

A'dam/Philadelphia 1957.22. H. Dooyeweerd: De Crisis in de Humanistische Staatsleer in

het licht eener Calvinistische kosmologie en kennistheorie.A'dam 1931.

23. H. Dooyeweerd: Het tijdsprobleem in de Wijsbegeerte derWetsidee. (Philosophia Reformata 5e jg). Kampen 1940.

24. H. Dooyeweerd: Reformatie en Scholastiek in de Wijsbe-geerte. Franeker 1949.

Page 290: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

25. H. Dooyeweerd: Het substantiebegrip in de moderne natuur-philosophic en de theorie van het enkaptisch structuurgeheel

29O (Phil. Ref. 15e jg). Kampen 1950.

26. H . Dooyeweerd: Ter nagedachtenis van mijn vriend Prof.Dr. Ph. Kohnstamm. (Mededelingen v/d Ver. v. CaIv. Wijs-begeerte. sept. 1952).

27. H. Dooyeweerd: De leer van de mens in de Wijsbegeerte derWetsidee. (Sofa fide VII1/2, 7e jg). A'dam 1954.

28. H. Dooyeweerd: Maatstaven ter onderkenning van progres-sieve en reactionaire biwegingen in de historische ontwikke-ling. (Verslag van de plechtige viering van het honderd-vijftigjarig bestaan der Koninklijke Nederlandse Akademievan Wetenschappen). A'dam 1958.

29. H. Dooyeweerd: Schepping err evolutie (Phil. Ref. 24e jg).Kampen 1959.

30. H. Dooyeweerd: Van Peursen's critische vragen bij 'A newCritique of Theoretical Thought' (Phil. Ref. 25e jg). Kam-pen 1.960.

31. H. Dooyeweerd: De taak ener wijsgerige anthropologic ende doodlopende wegen tot wijsgerige zelfkennis. (Phil. Ref.26c jg). Kampen 1961,

32. H. Dooyeweerd: De Wijsbegeerte der Wetsidee (Christel.Encyclop. 6). Kampen 1961.

33. H. Dooyeweerd: Verkenningen in de wijsbegeerte, de socio-logic en de rechtsgeschiedenis. A'dam 1962.

34. H. Dooyeweerd: Vernieuwing en Bezinning. Zutphen 1963 2 .35. H. Dooyeweerd: In the Twilight of Western Thought. Nut-

ley, New Jersey 1968 2 .36. G. J. Grashuis: De leer van Groen van Prinsterer. Baarn

1903.37. Ernst Naeikel: Het monisme. A'dam z.j.38. Th. L. Haitjema: De nieuwe geschiedenis van Neerlands

Kerk der Hervorming. 's-Gravenhage 1964.39. Th. L. Haitjema: Christelijke filosofie in de aanval. (Kerk

en Theologie jg. 1954). Wageningen.40. A. H. de Hartog: De zin van ons leven. A'dam 193 1 2 .41. G. Heymans: Inleiding in de Metaphysica. A'dam 1933.42. Ph. J. Hoedemaker: Heel de kerk en heel het volk. Sneek

1897.Ph. J. Hoodemaker: Artikel XXXVI onzer NederduitscheGeloofsbelijdenis tegenover Dr. A.Kuyper geha ndhaafd.A'dam 1201.

44. A. F. G. van Hoesel : Kijk op mensen. Bilthoven 19611.45. P. van dar Boeven: Galilei. Baarn 1966.43. H. C. van de Hulst: Orde en wanorde in het heelal. Leiden

1952.

Page 291: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

47. L. Kalsbeek: Geloof en Wetenschap, een inleiding in defilosofie. Baarn z.j. (1962).

48. L. Kalsbeek: Schepping en Wording. Baarn 1968.49. Ph. Kohnstamm: Het Waarheidsprobleem. Haarlem 1926.50. Ph. Kohnstamm: Paedagogiek, Personalisme en W.d.W.

(Feestbundel Dr. Jan Waterink) A'dam 1951.51. Ph. Kohnstamm: Hoe mijn `Bijbelsch Personalisme' ont-

stond. Haarlem 1934.52. H. Kraemer: De roeping der kerk ten aanzien van de

wereld en van het Nederlandsche volk. 's-Gravenhage 1945.53. A. Kuyper: `Ons Program'. A'dam 1880 2 .54. A. Kuyper: `Souvereiniteit in eigen kring'. A'dam 18802 .55. J. Lever: Creatie en Evolutie. Wageningen 1956.56. A. E. Loen: De vaste grond. A'dam 1946.57. J. J. Louët Feisser: De huidige verhouding tussen theologie

en wijsbegeerte. A'dam 1950.58. J. J. Louët Feisser: De bijdrage van de Wijsbegeerte der

Wetsidee tot de vernieuwing van het philosophisch inzicht(Perspectief). Kampen 1961.

59. Michael Fr. J. Marlet S.J.: Grundlinien der KalvinistischenPhilosophic der Gesetzesidee als christlicher Transcendental-philosophie. München 1954.

60. J. P. A. Mekkes: Scheppingsopenbaring en Wijsbegeerte.Kampen 1961.

61. J. P. A. Mekkes: Wet en subject in de Wijsbegeerte derWetsidee (Phil. Ref. 27e jg.). Kampen 1962.

62. J. F. Otten: Machiavelli sleutel van onzen tijd (met verta-ling van 11 Principe') . 's-Gravenhage 1940.

63. B. J. H. Ovink: De zekerheid der menschelijke kennis.Zut-phen 1928.

64. C. A. van Peursen: Enkele critische vragen in margine bij `Anew Critique of Theoretical Thought' (Phil. Ref. 24e jg.).Kampen 1959.

65. C. A. van Peursen: Antwoord aan Dooyeweerd (Phil. Ref.26e jg.). Kampen 1961.

66. C. A. van Peursen: Kant (Christelijke Encyclopedie 4).Kampen 19592 .

67. K. J. Popma: Het uitgangspunt van de wijsbegeerte der wets-idee van het Calvinisme (C. P. Boodt: De reformatie vanhet Calvinistisch denken). 's-Gravenhage 1939.

68. K. J. Popma: Inleiding in de Wijsbegeerte. Kampen 1956.69. K. J. Popma: Nadenken over dc tijd. A'dam 1965.70. G. Puchinger: Dr. Herman Dooyeweerd (Perspectief). Kam-

pen 1961.71. G. Puchinger: Is de Gereformeerde wereld veranderd? Delft

1966.

Page 292: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

72. H. P. G. Quack: De Socialisten V. A'dam 1922 2 .73. A. H. Raabe: Mr. J. J. L. van der Brugghen herdacht. Nij-

megen 1887.292 74. M. van Rhijn: Een blik in het onderwijs van Jezus. Gronin-

gen 1924.75. H. van Riessen: Op wijsgerige wegen. Wageningen z.j.76. j. J. le Roy: Van 'hales tot Newton. Zutphen z.j.77. Ferd. Sassen: Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland

tot het einde der negentiende eeuw. A'dam 1959.78. A. F. de Savornin Lohman: Gezag en Vrijheid. 's-Graven-

hage 1921 2 .79. A. Sizoo: Augustinus' Belijdenissen. Delft z.j.680. C. Snouck Hurgronje: Colijn over Indië. A'dam 1928.81. A. J. de Sopper: Wat is philosophic? Haarlem 1950.82. J. M. Spier: Over het creationisme van Dr. J. Lever (Be-

zinning 13e jg.). Kampen 1958.83. Benedictus de Spinoza: Godgeleerd-staatkundig vertoog.

A'dam z.j.84. C. Bellaar-Sprayt: Geschiedenis der wijsbegeerte. Haarlem

z.j.85. W. Stekel: Wat op den boden der ziel ligt... A'dam 19252 .86. H. G. Stoker: Die Calvinisme en die leer van die wetskringe

(C. P. Boodt: De reformatie van het Calvinistisch denken).'s-Gravenhage 1939.

87. C. Veenhof: In Kuyper's lijn. Goes z.j.88. H. de Vos: Nieuwe Testament en Mythe. Nijkerk 1953.89. H. A. Weersas: De philosophic van het Marsisme. Arnhem

1936.90. K. C. Winkler: Het ontstaan van het leven op aarde (Stu-

dium generale 1951/1955).

Nog enige belangrijke, niet in de tekst genoemde, werken overde W.d.W.

O.E.S.A.: Het natuurrecht volgens de Wijs -

tsidee. Nijmegen 1955.The Neo-Calvinistic Concept of Philosophy.

Tayler: The Christian Philosophy of Law,State. Nutley, Ncw Jersey 1966.

91. O. J. L. Albersbegeerte der We

92. A. L. Conradie:Natal 1960.

93. A. L. HebdenPolitics and the

Page 293: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

REGISTER VAN PERSONEN.

Aalberse P. J. M. 14Abraham 124, 207Achilles 112, 114Adam 159Albertus Magnus 143Aldrin 83Archimedes 49, 53Aristoteles 56, 143Armstrong 83Augustinus Aurelius 149

Bavinck H. 15Bergson H. 155Bonifatius VII 89Brugghen van der J. J. L. 228,

235Brümmer V. 172Brunner Emil 222, 243Büchner L. 106, 108Bultman R. 178

Caesar Julius 96Calvijn Joh. 68, 96, 240, 286Cannegieter H. C. 73/75Cham 145Codrington R. H. 133Colijn H. 15, 146/148Costa da Iz. 144

Demetrius 40Descartes René 50, 51, 55, 114,

162, 181, 263, 281, 282Dippel C. J. 37, 38, 171Dühring E. 221Dijk van J. J. C. 15

Engels Friedrich 166, 221

Fabius D. P. D. 14Fechner G. Th. 264Freud S. 80, 131, 132

Galilei Galileo 70, 96, 99, 138Geesink G. H. J. W. J. 15Grashuis G. J. 145

Groen van Prinsterer G. 90,145, 228, 229 293

Grotius Hugo 30, 68

Haeckel Ernst 107, 108Hagar 125Haitjema Th. L. 53, 54, 227Hartog de A. H. 73/75Heidegger M. 178Heidenhain M. 193, 265Hildebrand 90Hendrik IV 90Heraclitus 110, 113Heymans G. 108, 165, 167, 264Hobbes Th. 206Hoedemaker Ph. J. 229/231,

233Hoesel van A. F. G. 40Hoeven van der J. 20Houten van S. 145Hulst van de H. C. 63Husserl E. 48

Idenburg A. W. F. 15Izak 124

Jacobus 35Jansen J. D. 227Jeremia 76Jesaja 162

Kaïn 102Kant Immanuel 42, 43, 45, 55,

73, 111, 113, 116/118, 151,165, 168, 170, 174, 182, 200

Keynes J. M. 148Kohler W. 283, 284Kohnstamm Ph. 20, 38, 39, 52,

65Kraemer H. 243Kuyper A. 14, 15, 17, 33, 34,88, 89, 91, 146, 229/231, 234

Lamech 102Lamettrie de J. O. 114

Page 294: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

Langemeijer G. E. 8, 22Lassalle F. 221Leibniz G. W. 63. 64, 67, 74,

282Lenin 166Lever J. 86Locke John 206Loen A. E. 49, 65Lohman de Savornin A. 145Louët Feisser J. J. 44Luther Maarten 69, 96, 240

Machiavelli N. 225Malebranche N. 114Marlet M. Fr. J. 19, 144Marx Karl 36. 221, 260Mekkes J. P. A. 41, 173Münchhausen Von 49, 50

Napoleon 96Newton 1 138

Occam van William 69Opzoomer C. W. 140Ovink B. J. H. 150

Parmenides 112Paulus 96Petrus Simon 35Peursen van C. A. 39. 43Plato 56, 109, 221, 226, 264Popma. K. j. 23, 32. 53, 54,

98, 151, 158Praxiteles 194, 195, 198, 266Puchinger G. 17, 21, 22

Rembrandt 96Rhijn van NI. 76Ridderbos H. 148, 159

Riessen van H. 70, 76/78, 98,129, 171, 173

Ritter P. H. 182Rousseau J. J. 206Roy le J. J. 82Sartre J. P. 36Schilder K. 18, 19Scholten J. H. 140Shakespeare 73Snouck Hurgronje 146Socrates 187Sopper de A. J. 118Spengler Oswald 109Spier J. M. 86Spinoza de B. 10, 71, 206Spruyt C. Bellaar 43Stekel W. 40Stoker H. C. 101, 103

Talma A. S 146"thomas van Aquino 57, 143,

144

Veenhof C. 7Verbeek A. C. 147Vollenhoven D. H. Th. 8, 10,

17, 18Vos de H. 178

Waldecker L. 220Weber Max 220Willem I (koning) 88, 226,

228Willem III (koning) 202Winkler K. C. 63Whitefield William 217Wolff J. C. 226Woltjer R. H. 15

Zeno 112/114Zevenbergen W. 16

Page 295: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

REGISTER VAN ZAKEN.

Van zaken, die telkens weer ter sprake komen, worden over hetalgemeen slechts die pagina's aangeduid waarin de betekenis ervan wordt uiteengezet.

aanschouwingsvormen 55, 174,175

Abbildtheorie 166abiogenesis 81absoluut zijn 77, 132actualiseren 122afstamming van de mens 85,

86aktstructuur 281, 282albezieldheid 108, 264algemene (conserverende)

genade 61, 234, 235, 238algemene openbaring 234analogieën 101/105(directe en indirecte a,; 104enkelvoudige en samengestelde

a. 104)anticipaties 101/105antithese 33/39, 53, 54, 141/

149antithetische relatie (Gegen-standsrelatie) 169, 172, 173,

177apriorische zinstructuur v. d.

kosmos, waarin plastische-,modale-, tijds- en religieuzedimensie of horizon 175, 176

argumenten en motieven 40, 41aspecten (modale) 24/31,

92/101automaat 70, 114, 282„autonome" filosofie 11, 12,

44, 117, 279axiologische rangorde 238, 239

beeld Gods 58, 191, 286beginsel der cultuur-economie

137, 140, 259beheersingsmotief 57, 139bestemmingsfunctie 184, 192,

214, 215

bijzondere (vernieuwende)genade 234, 235

boven-theoretisch uitgangspunt(- vooronderstelde) 11, 12

Calvinisme 141, 142calvinistisch reveil 19calvinistische wijsbegeerte 19christelijk volksdeel 34, 35, 244christelijke filosofie 19, 41, 46,

49, 54/57, 65christelijke maatschapsidee 260christelijke organisaties 35christelijke partijvorming 251,

252christelijke wetenschap 22civitas Dei 149civitas terrana 142, 149cogitatio 162cogito, ergo sum 51cognatische familie 201, 213communistisch universalisme

261competentiegrenzen v. h. over-

heidsgezag 205, 226conventikelvorming 240Copernicaanse wending 175creatuurlijk (onzelfgenoeg-

zaam) zijn 54, 70, 75/80criminele organisatie 249cultische handelingen 132cultuurgebod 125cultuurontwikkeling 97, 129cultuurreligie 134

deïsme 70Delphische orakelspreuk 40Demiurg (goddelijke rede) 56denkinstelling 171Deus sive natura 71dichotomie 282

Page 296: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

:296differentiëringsproces

246,137,247,

207258

Ding an sich 55. 118,disstase 164doelorganisaties 247

119, 185

dogmatisch vooroordeel l7dogmatische filosofie 39dood (biologische en geeste-

lijke) 59, 60, 287dualisme 56, 59

ecclesia invisibilis 237/239ecclesia visibilis 237, 238, 243egoïstische moraal 69eleatische school 112. 113empirisch psychische en ratio-

neel denkende ikheid 43,116, 117

empirische werkelijkheid 73,95, 162

enkaptische structuurvervlech-tingen 192, 193, 265/267(onomkeerbare enk. funde-ringsverhouding 267, 268,272, 276symbiotische enkapsis 269enk. subject-objectrelatie269, 270, 275correlatieve enkapsis 271/273territoriale enkapsis 273,274)

enstatisch ingesteld zijn 164,167, 170, 172

epochè 164état Athée 230, 232evolutie (-leer, -proces) 84, 85,

87, 191existentiefilosofie 279existentiële beslissingen 39, 42,

49. 52expansieve functie 128/135extensio 162

fenomenale wereld 151, 163,174

funderingsfunctie 194. 217

gedetermineerdheid 139geest van de afval (duisternis)

34/36, 54Gegenstand 117, 165/170, 188Gegenstandsrelat ie (anti-

thetische relatie) 169, 172,173, 177

geleide functies 129geloofsbelijdenis 229, 242, 243geloofsmacht 241, 242geloofszekerheid 132, 138, 139gemeenschapsverhoudingen

(georganiseerde gemeen-schappen of verbanden ennatuurlijke gemeenschappen)

200, 201gemene gra tie, zie: algemene

genadeGewühl der Empfindungen 174gezags- en ondergeschiktheids-

verhoudingen 201, 202, 210,256

gezagsstructuur 202, 203, 210,227, 244

gratia generalis, zie: algemenegenade

gratia specialis, zie: bijzonderegenade

grenskringen 93, 103Griekse filosofie 56grondmotieven 41, 44

(Grieks vorm-materiemotief56, 58, 143scholastisch grondm. van'natuur' en 'genade' 57, 143,144, 262humanistisch grondm. van'natuur' en 'vrijheid' 57, 138,139, 261christelijk grondm. vanschepping, zondeval en ver-lossing 57/61, 262)

harmonia praestabilita 63, 64,282

historievormers (-ming) 96,136 , 137, 142

Page 297: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

historisme 108/110horizonnen (dimensies) v. d.

menselijke ervaring, zie:apriorische zinstructuur

horizontale integratie 258hulè (materia prima) 56, 143humanisme 141, 142humanistische filosofieën 41,

55, 66huwelijkssluiting 215hypostaseren 163

ideaalstaat (Plato) 221, 226identiteit 180/184, 208, 212,

213identiteitservaring 179/183,

188identiteitsprobleem 179/181immanentie (-filosofie,

-standpunt) 46/49inactualiseren 122, 123individualiseringsproces 247,

258individualistische ontwikke-

lingstendenzen 260/262individualistische opvatting van

de samenleving 140, 205, 207individualiteitsstructuur 32institutaire en niet-institutaire

gemeenschappen 203integreringsproces 207, 246,

247, 257, 258intermodale antithesis 169, 177intermodale synthesis 169, 177,

183intuïtie (theoretische envóór-theoretische i.) 169, 170, 177

kapitalisme 259kategorieën of denkvormen 55,

174, 182(kategorie der causaliteit,kategorie der substantie)

kennistheorie 177, 179kerkrecht 245

kosmisch wordingsproces 79,85, 86

kosmische tijd 152, 156kosmische tijdsorde 93, 106kosmische wetsorde 66, 234kosmologisch principe 116kosmos (een universele enkap-

tische structuurvervlechting)265

kringverschijnselen 117kringwetten 117kritiek der zuivere rede 42kwalificerende functies 184,

189

leidende functies 129, 187, 188levend lichaam 277levend organisme 277

„maatschappij" 272, 273maatschappelijk verdrag 206,

207maatschapsverhoudingen 200,

254, 255machtsstaat 221, 225mana (-geloof) 133maritaal gezag 218Marxisme 166, 251, 261materialisme 107mechanische wetten 107mechanisme 95, 114, 115methode der antinomie 115mè-on 113modale structuur 32modale subject-objectrelatie

123mode 256/258monisme (psychisch- en

materie-) 108morphè (forma substantialis)

56, 57, 143

naïeve (vóór-theoretische)ervaring of denken 62, 63,92, 94, 161/175, 179/183

natuurgodsdienst 134natuurlijk recht 206

297

Page 298: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

298natuurlijke gemeenschappen

201natuurlijke Godskennis 229natuurwetenschappelijke

methode (-denken) 135,138, 140. 264

Neo-Kantianisme 15. 17. 48neutrale staat 232neutrale wetenschap 44

objectsfuncties 120/124oecumenisch karakter van de

W. d. W. 21oecumenisch curven 243oecumenische gemeenschap

van de Heilige Geest 287onbevooroordeelde wijsbegeerte

44, 170onderlinge onherleidbaarheid

(soevereiniteit in eigen kring)88/92

ongedifferentieerde samen-leving 124

ontsluitingsproces 125/135onzichtbare kerk, zie :

ecclesia invisibilisoorsprongsbeginselen 56, 58ordening 63, 64overheidsgezag 205, 227

panta rhei 110, 208pantheïsme 71paradijsverhaal 59patriarchale gemeenschap

124, 207persoonlijkheidsideaal 138, 139perspectivische structuur 176phaenomenologie 48Philosophia Christiana 44pluriformiteit der kerk 243politieke partij 250/254polygamie 214prehistorische mens 159principium contradictionis 116principium exclusae anti-

nomiae 111, 222

prisma (als beeld gebruikt omde zin-'breking' te verduide-lijken) 105, 106

publieke ervaring 171

radicaalfuncties 220, 256radicaaltype 189, 190rationaliseringsproces 259rationalisme 131rechtsstaat 141, 221, 226relaties van het ik

(1 tot de tijdelijke werke-lijkheid, waaronder het eigenlichaam,2 de ik-gij-relatie tot demedemens,3 de relatie tot God) 157,285, 286

religie 80, 81, 157, 171religieuze beslissing 46religieuze vooronderstellingen

11, 170, 171, 174religieuze wortelgerneenschap

52, 159religieuze wortel van het

menselijk denken en bestaan48, 53, 58, 130, 134, 152

restrictieve functie 128/135retrocipaties 102/105revolutionaire partij 253roepingsmacht 97, 136, 142rijk (omsloten door eenzelfde

radicaaltype) 190, 237

scheppingsverhaal 71scheppingsordeningen 59, 91,

176, 259, 286scholastiek (scholastisch)

56, 284sociale kategorieën 203sociale vormen 207

(ontstaans- en bestaans-vormen) 254, 272

socialisme 221staatkundige partij 253staatsgezag 89

Page 299: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

staatsmacht 89staatsschool (overheidsschool)

228, 230stamgebied 190stamtype 190structuureenheid 188structuurprincipe 188/189, 199structuurtypen (radicaaltypen,

stamtypen, variabiliteits-typen) 189/192

structuurwet 188, 189, 192. 199subjectsfunctie 120/124subjectszijde van een aspect

66, 120, 121substraatkringen 93substantie (zelfstandigheid)

77, 181, 182, 263superstraatkringen 93synthesefilosofie 144systatisch ingesteld zijn 163/

167, 169, 183

theodicee (Godsrechtvaar-diging) 68

theoretisch (wetenschappelijk)denken 92, 111, 113, 161/163, 167/173, 180

totemisme 133traagheidsprincipe 99transcendentaal subject 116transcendentale kategorieën

174, 200, 203transcendentale kritiek 174transcendentale zekerheid 132transcendentie (-standpunt)

46/49trichotomie 282tijdsaspecten 152/156tijdsduur 152/156tijdsorde 152/156

'Umwelt' (milieu, omgeving)270, 271 , 273

Una Sancta 237/239Unam Sanctam 89universalistische opvatting van

de samenleving 205, 207,261, 262

universaliteit in eigen kring106

universum 264U.N.O. 260

vakorganisatie 248variabiliteitstypen 190, 193,

196, 243verbanden (maatschappelijke)

201,247Verenigde Naties 220, 260Vereniging voor Calvinistische

Wijsbegeerte 10, 18, 19Verlichting ( -sgeloof ) 131,

138/141, 217, 226verlossing door Jezus Christus

57, 60, 149vitalisme 95Volkenbond 260volkskerk (-gedachte) 243, 244vorm (uiterlijke) 276/278vormingsmacht 144vrijheidsideaal 138, 139vrijheid van godsdienst 141

watermolekuul 275, 276wedergeboorte 53, 54, 61,

134, 159wereldbewustzijn 108, 264wetenschapsideaal 138,

139, 259wetsidee 62/66wetskring 32, 65, 87wetszijde van een aspect

66, 120, 121wortel van het persoonlijk

leven, zie: religieuze wortel

zelfbewustwording 134zelfgenoegzaam zijn 71,

179, 186zelfgenoegzaamheid van de

rede 46, 48zelfkennis 40, 178, 279,

286, 287zichtbare kerk, zie:

ecclesia visibiliszindynamiek 79

Page 300: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

zingrenzen 80zinkern 80, 94/101zinmoment 102zinsamenhang 175zinstructuur 80zinsystase, zie: systatisch

ingesteld zijnzintotaliteit 80

zinverscheidenheid 80, 106,175

zinverschuiving 113zinvolheid 106zinzijde 80zonde(-val) 58/61, 79,

137, 159, 234, 279, 287zwaardmacht 223, 224, 227

Page 301: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.
Page 302: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

302

SERIE CHRISTELIJK PERSPECTIEF

1. Prof. Dr. H. Dooyeweerd ISBN 90 6064 501 4VERKENNINGEN IN DE WIJSBEGEERTE, DE SOCIOLOGIE

EN DE RECHTSGESCHIEDENISInhoud: Calvinistische wijsbegeerte. Grondproblemen der wijs-gerige sociologie. Individu, gemeenschap en eigendom.Tweede druk.215 pag. Geb. in geplast. integralband f 8,—Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 6,30

2. Prof. Dr. Ir. H. van Riessen ISBN 90 6064 502 2MENS EN WERK

Inhoud: Gereformeerde en geseculariseerde beginselen in dehuidige maatschappij. De christen en zijn werk. Respect voorde mens in de samenwerking. De vrijheid van het onderwijsin het technisch tijdperk. De christenacademicus en de weten-schap. Kracht en zwakheid van het Europese denken.158 pag. Geb. in geplast. integralband. Tweede druk f 6,80Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 5,30

3/4. Prof. Dr. K. J. Popma ISBN 90 6064 503 0WIJSBEGEERTE EN ANTHROPOLOGIE

Inhoud: Vroeg-antieke theologieën. De kennis omtrent de an-tieke cultuur. Hedendaagse wijsbegeerte. Bergson: Tijdsmystiek,Sartre: Vrijheidsfatalisme, Gehlen: Menszijn als lichamelijk-heid. Zonde en ziekte. Ouderdom en ouder worden. Het onaan-tastbare in ons.311 pag. Geb. in geplast. integralband f 11,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 8,50

5. Prof. Dr. S. U. ZuidemaKONFRONTATIE MET KARL BARTH Uitverkocht

6. Dr. J. H. Diemer ISBN 90 6064 504 9NATUUR EN WONDER

Inhoud: Natuur en wonder I. Natuur en wonder II. Ter nage-dachtenis van Harry Diemer. Dr. Johann Heinrich Diemer.Bibliografie Dr. J. H. Diemer.173 pag. Geb. in geplast. integralband f 6,80Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 5,30

7. ZICHT OP CALVIJN ISBN 90 6064 064 0 f 5,15Van deze titel is alleen de paperbackuitgave beschikbaar.

Page 303: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

8. Prof. Dr. K. J. Popma ISBN 90 6064 505 7NADENKEN OVER DE TIJD

Inhoud: Enige overwegingen inzake ons nadenken over detijd. Tijd en werkelijkheid. De mondiale tijds-structuren. Tijden eeuwigheid.286 pag. Geb. in geplast. integralband f 11,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 8,50

9. Dr. J. Stellingwerff ISBN 90 6064 506 5OORSPRONG EN TOEKOMST VAN DE CREATIEVE MENS

met houtsneden van Flip VanderburgtInhoud: De dialectische mens. De functionele mens. De open-baring aan de mens. De structuren van de mens. Oorsprong entoekomst. Ikarus' val.220 pag. Geb. in geplast. integralband. Tweede druk f 12,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 9,25

10. Prof. Dr. J. P. A. Mekkes ISBN 90 6064 507 3TEKEN EN MOTIEF DER CREATUUR

Inhoud: Inleiding. Situatie en problemen der „dialectiek". Deuiterste benadering van, en noodwendige uitdaging aan hetchristelijk denken in K. Jaspers' „Philosophische Glaube". DeOpenbaring en het menselijk antwoord in de tijd. De vraag dervrijheid tegenover de „oorsprongs"-dialectiek. Het grondmotiefder vrijheid.240 pag. Geb. in geplast. integralband f 11,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 8,50

11. Prof. Dr. H. van Riessen ISBN 90 6064 175 2MONDIGHEID EN DE MACHTEN

Deze herdruk is uitgevoerd als paperback.Inhoud: Probleem en werkwijze, Het nieuwe tijdperk, Vragenzonder antwoord, Het Woord vóór de vragen, Ontspoorde mon-digheid, De Christen in de wereld, Mondigheid.De omslagtekening is van Bert Koning.236 pag. Paperback f 9,50

12. Dr. J. v. d. Hoeven e.a. ISBN 90 6064 509 XMARXISME EN REVOLUTIE

Een bundel studies naar aanleiding van 50 jaar revolutionairbewind in Rusland (1917-1967).Revolutie en filosofie, Dr. J. van der Hoeven; Over de ideolo-gische oorsprongen van de Russische Revolutie, Drs. H. G. Leih;Rusland en West-Europa: een eigen weg voor Rusland?, Drs. S.van Popta; Totalitaire samenleving, R. Willems; Communis-

Page 304: E JBRT E TD - Reformational Publishing Project€¦ · ooyewee is e mees oosokeike wisgee, ie eea ooi ee oogeac, Sioa es ie uigeoe. (agemeie Aa mi ouw e aa mi kiee, — e oewegig.

tisch volkenrecht: van non-existent recht tot recht van coëxis-tentie, Dr. P. H. Kooymans; De Chinese Communistische Partijvan 1921-1949, Drs. J. D. Thijs; Bibliografische aanwijzingenvoor de studie van Karl Marx en het marxisme, Dr. J. Stelling-werff.312 pag. Geb. in geplast. integralband f 12,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 9,25

13. Prof. Dr. K. J. Popma ISBN 90 6064 510 3BESCHOUWINGEN OVER HET WERK VAN

LOUIS COUPERUSEen analyse van het werk van Louis Couperus volgens eenlevensbeschouwelijke methode. Met register.Uitgegeven met steun van de Nederlandse Organisatie voorzuiver-wetenschappelijk onderzoek Z.W.O. te 's-Gravenhage.270 pag. Geb. in geplast. integralband f 12,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 9,25

ISBN 90 6064 511 114. REFLEXIESInhoud: Onderwerp en gezegde, Drs. D. M. Bakker; Enkele op-merkingen over het Godsbegrip van Justinus Martyr, Drs. J.den Boeft; Heidegger, Descartes, Luther, Dr. J. v. d. Hoeven;„Geschichtlichkeit" bij C. F. von Weizsäcker, Drs. G. Horsman;Menselijke ontmaskering en Bijbels demasqué, Dr. A. Huson;Kleine geschiedenis van het begrip 'niets' in de antieke wijs-begeerte, Dr. P. A. Meijer; De structuur van opvoeden en op-voedkunde, Drs. J. W. Mojet; Individualiteit in de fysica, Dr.M. D. Stafleu.311 pag. Geb. in geplast. integralband f 12,50Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 9,25

15. Prof. Dr. S. U. Zuidema ISBN 90 6064 512 XDE REVOLUTIONAIRE MAATSCHAPPIJCRITIEK

VAN HERBERT MARCUSEEen fundamentele analyse van Marcuse's bekende boeken 'Erosand Civilisation' en One Dimensional Man', terwijl ook hetoverige we k van Marcuse erbij betrokken werd. Zuidema con-cludeert dat de keus gemaakt wordt vóór Orpheus en tégenJezus Christus, in een neo-religieus paganisme van depost-christelijke mens met een grote mond en een leeg hart.205 pag. Geb. in geplast. integralband f 16,—Voor abonnees op de serie Christelijk Perspectief f 12,—