Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

85
Naar een duurzaam coöperatief dividend voor Rabobank Hart van Brabant

description

 

Transcript of Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

Page 1: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

Naar een duurzaam coöperatief dividend voor Rabobank Hart van Brabant

Page 2: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport
Page 3: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

3

Voorwoord

Rabobank Hart van Brabant is een coöperatieve bank en draagt de samenleving een

warm hart toe. Een deel van de nettowinst stelt zij jaarlijks beschikbaar als Coöpera-

tief Dividend. Hiermee steunt de bank initiatieven die het maatschappelijke en socia-

le leven in de regio versterken. Maar hoe duurzaam zijn die bestedingen eigenlijk?

Binnen de bank ontstond de vraag in hoeverre de inzet van het Coöperatief Dividend

in lijn is met onze oorspronkelijke doelstelling en de duurzame regionale behoefte.

In de afgelopen jaren hebben we veel geld geïnvesteerd in met name maatschappe-

lijke projecten. Betrokken zijn in wat er in de gemeenschap leeft en daarmee de op-

gebouwde waardevolle relaties koesteren is van groot belang. Maar tegelijkertijd

willen we ook naar de toekomst kijken en meer ruimte bieden aan nieuwe initiatie-

ven.

Stap naar verduurzaming

Als je echt iets wilt betekenen voor de samenleving moet je nog een stap extra zet-

ten. Daarom willen we graag het Coöperatief Dividend verduurzamen. Investeren in

(bestaande) activiteiten die een effect hebben op de langere termijn en naast voor-

namelijk maatschappelijk, ook economisch of ruimtelijk van aard zijn.

In samenwerking met diverse vertegenwoordigers van regionale instanties, een aan-

tal specialisten van Rabobank Nederland en onze ledenraadsleden is in opdracht van

Rabobank Hart van Brabant een onderzoek uitgevoerd. In een kwantitatieve analyse,

de zogenaamde Triple P monitor, is de huidige duurzaamheid van de regio in kaart

gebracht. Een aantal workshops en rondetafelgesprekken hebben vervolgens gehol-

pen dit naar de praktijk te vertalen. Resultaat: een lijst met kansen en actiepunten

voor een duurzamer gebied.

In dit rapport presenteren we het resultaat van het onderzoek. De eerste stap in de

richting om keuzes te maken en gezamenlijk te gaan werken aan een sterkere om-

geving.

Martin Houben

directievoorzitter Rabobank Hart van Brabant

Page 4: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

4

Inhoudsopgave

VOORWOORD .................................................................................................................................... 3

STAP NAAR VERDUURZAMING ............................................................................................................ 3

SAMENVATTING EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES .................................................... 6

VRAAGSTELLING EN UITWERKING .................................................................................................. 6 DUURZAAMHEID VAN HART VAN BRABANT ................................................................................... 6 NAAR EEN DUURZAAM COÖPERATIEF DIVIDEND ......................................................................... 7

1 INLEIDING .......................................................................................................................... 11

1.1 EEN DUURZAAM COÖPERATIEF DIVIDEND ....................................................................... 11 1.2 CENTRALE VRAAG: OP WELKE WIJZE KAN HET COÖPERATIEF DIVIDEND BIJDRAGEN

AAN EEN DUURZAAM HART VAN BRABANT? ................................................................................ 12 1.3 DE TRIPLE P-MONITOR ...................................................................................................... 12 1.4 HET TEMPELMODEL .............................................................................................................. 14 1.5 LEESWIJZER .......................................................................................................................... 15

2 PEOPLE ................................................................................................................................. 17

2.1 INLEIDING............................................................................................................................. 17 2.2 SOCIALE DUURZAAMHEID IN HART VAN BRABANT ......................................................... 18 2.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................ 26

3 PLANET ................................................................................................................................. 27

3.1 INLEIDING............................................................................................................................. 27 3.2 ECOLOGISCHE DUURZAAMHEID IN HART VAN BRABANT ............................................... 27 3.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................ 36

4 PROFIT ................................................................................................................................. 37

4.1 INLEIDING............................................................................................................................. 37 4.2 ECONOMISCHE DUURZAAMHEID IN HART VAN BRABANT .............................................. 40 4.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................ 48

5 WAT DRAAGT BIJ AAN DUURZAAMHEID? ............................................................... 44

5.1 INLEIDING............................................................................................................................. 44 5.2 BIJDRAGE PER GEMEENTE ................................................................................................... 44 5.3 PRODUCTIE- OF CONSUMPTIEGEBIED – PEOPLE VS PROFIT ......................................... 46 5.4 DE DRUK OP DE LEEFOMGEVING – PEOPLE VS PLANET .................................................. 47 5.5 RUIMTE ALS DRAGER VAN DE ECONOMIE – PROFIT VS PLANET ................................... 48

6 DE BALANS OPGEMAAKT ............................................................................................... 50

6.1 HOGE ECOLOGISCHE KWALITEIT IN DE REGIO ................................................................. 50 6.2 KANSEN VOOR VERDUURZAMING ....................................................................................... 51 6.3 DE WORKSHOPS.................................................................................................................... 52 6.4 CLUSTERING VAN IDEEËN NAAR HET TEMPELMODEL ...................................................... 59

7 NAAR EEN DUURZAAM COÖPERATIEF DIVIDEND ............................................... 62

7.1 INLEIDING............................................................................................................................. 62 7.2 CONFRONTATIE TRIPLE-P SCORES EN COÖPERATIEF DIVIDEND ................................. 62 7.3 UITGANGSPUNTEN VOOR EEN DUURZAAM COÖPERATIEF DIVIDEND ........................... 65 7.4 RICHTEN VAN DE VOLGENS HET TEMPELMODEL GECLUSTERDE ACTIVITEITEN ........... 69

Page 5: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

5

7.5 TOETSINGSCRITERIA VOOR TOEKOMSTIGE AANVRAGEN ................................................ 72

BIJLAGE I: KENMERKEN EN BRONNEN TRIPLE P-MONITOR ................................................................. 74

BIJLAGE II: DEELNEMERS RONDETAFELGESPREKKEN EN WORKSHOPS ................................................ 76

COLOFON ......................................................................................................................................... 80

Page 6: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

6

Samenvatting en belangrijkste conclusies

Vraagstelling en uitwerking

Vanuit haar Coöperatieve grondslag stelt Rabobank Hart van Brabant jaarlijks een

aanzienlijk bedrag (Coöperatief Dividend) beschikbaar voor haar werkgebied. Het

streven is om deze gelden zodanig te richten, dat ze meer bijdragen aan een

duurzaam werkgebied.

Tegen die achtergrond is aan het directoraat Kennis van Economisch Onderzoek

van Rabobank Nederland (KEO) gevraagd om de duurzaamheid van het werkge-

bied in kaart te brengen, aan te geven op welke wijze het werkgebied verder ver-

duurzaamd kan worden en aansluitend te adviseren hoe het Coöperatief Dividend

(anders) gericht zou kunnen worden om dit te ondersteunen.

Bij de uitwerking zijn verschillende instrumenten en methoden gebruikt. De duur-

zaamheid van het gebied is in kaart gebracht met behulp van de Triple P monitor

van KEO, die langs objectieve en (landelijk) vergelijkbare indicatoren de actuele

duurzaamheid in kaart brengt. De basisgedachte van dit model is, dat een gebied

duurzaam is als het op de drie P’s (People, Planet, Profit) goed scoort en deze

waarden niet ten koste van elkaar gaan. Om inzicht te krijgen in verbeterrichtin-

gen is gebruik gemaakt van het Tempelmodel van Pontifax, dat gelijksoortige

duurzaamheidsdimensies kent (maatschappelijk/people, ruimtelijk/planet en eco-

nomisch/profit) en tevens twee soorten beleidsinstrumenten onderscheidt: gericht

op mensen – sociale instrumenten – en gericht op ‘stenen’ - fysieke instrumenten.

Voorts is dit onderzoek gebaseerd op een inventarisatie van het huidige Coöpera-

tief Dividend (2010), uitgebreide consultatierondes (workshops, rondetafelge-

sprekken) met de ledenraad van de bank en andere deskundigen en beschikbare

literatuur en databestanden.

Duurzaamheid van Hart van Brabant

Als we de totale score van Triple P berekenen (het gemiddelde van de drie dimen-

sies) voor Hart van Brabant als geheel, dan blijkt dat het gebied volgens de uit-

gangspunten van het model per saldo minder duurzaam is dan gemiddeld Neder-

land. Dit geldt ook voor alle drie gemeenten afzonderlijk, ook als zij tegen verge-

lijkbare gemeenten worden afgezet.

De sociale dimensie wordt beïnvloed door een ongunstige bevolkingssamenstelling

(enige krimp, vergijzing) en het beperkte aanbod van werk en voorzieningen. De

regio wordt weliswaar gekenmerkt door een hoge sociale cohesie, toch blijft dit

met het oog op de vergrijzing een aandachtspunt voor de toekomst.

De ecologische kwaliteit van Hart van Brabant laat een positief beeld zien. De

druk vanuit de bevolking en het bedrijfsleven op de ecologische kwaliteit van de

regio is gering. Dit wordt veroorzaakt door de lage bevolkings- en werkgelegen-

heidsdichtheid en de beperkte CO2-uitstoot van bedrijven. Er is weliswaar sprake

van een beperkte versnippering, maar toch staat de kwaliteit van het natuurlijke

gebied onder druk vanwege de lage biodiversiteit. Het platteland is van grote

maatschappelijke en economische waarde, voor het gebied zelf, maar ook voor de

omliggende grote steden.

Page 7: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

7

De economische kwaliteit in Hart van Brabant blijft achter bij het landelijk gemid-

delde en is een aandachtspunt voor een duurzame toekomst. Het gebied scoort

vooral lager bij welvaartscreatie en economische vernieuwing.

Naar een duurzaam Coöperatief Dividend De kern van de onderzoeksvraag is om aan te geven hoe het Coöperatief Dividend

kan bijdragen aan een duurzamer werkgebied. Daarvoor is als eerste de duur-

zaamheidsmeting gerelateerd aan een rubricering van het Coöperatief Dividend

(2010) langs de begrippen maatschappelijk/people, ruimtelijk/planet en econo-

misch/profit. We zien dan behoorlijke verschillen tussen enerzijds de duurzaam-

heidscores en anderzijds het bestedingspatroon van het Coöperatief Dividend.

Daarbij valt op dat ruim 80% van het maatschappelijk dividend naar maatschap-

pelijke projecten gaat, in combinatie met een iets achterblijvende waarde op

‘People’. Ook bij economisch/profit zien we verschillen. Het is moeilijk om daaraan

harde conclusies te verbinden, maar het geeft wel aan dat er enige onbalans is,

die mogelijk bij een andere inzet van het Coöperatief Dividend gecorrigeerd kan

worden. Op hoofdlijnen zou duurzaamheid van het gebied per saldo kunnen ver-

beteren als er meer economie/profit komt, maatschappelijk/people verder wordt

versterkt en beide bewegingen niet ten koste gaan of zelfs profiteren van ruimte-

lijk/planet.

Vanuit deze eerste bevindingen hebben intensieve consultatierondes plaatsgevon-

den in de vorm van workshops en rondetafelgesprekken. De workshops zijn daar-

bij vooral gericht geweest op het genereren van ideeën, de rondetafelgesprekken

waren meer kaderstellend, vooruitlopend op het uiteindelijk te formuleren aan-

passingsadvies.

Vergrijzing, ontgroening en aankomende bevolkingskrimp zijn belangrijke elemen-

ten geweest tijdens de workshop maatschappelijk/people. Deze ontwikkelingen

blijken een niet te keren trend te zijn, meebewegen/anticiperen is noodzakelijk.

Betrekken en ondersteunen (o.a. zelfredzaamheid) zijn sleutelwoorden. Het ver-

enigingsleven kan hieraan een belangrijk draagvlak leveren, mits de voorzienin-

gen goed gewaarborgd zijn en blijven. Daarnaast vormt ook het elkaar beter leren

kennen een onderdeel van het anticiperen, met maatschappelijke stages als goed

voorbeeld. Voor wat betreft zorg en samenleving, een terugkerend thema binnen

dit deelgebied, zou de lokale overheid een draaischijf kunnen zijn voor particuliere

initiatieven. Ook focus op huisvesting, met name aandacht voor starters- en le-

vensloopbestendige woningen, is een actueel punt van aandacht.

De Brabantse gemeenschapszin, een gezamenlijke aanpak en de bereidheid om

net even iets anders naar de materie te kijken, kunnen een goede basis vormen

om de uitdaging van vergrijzing, ontgroening en krimp het hoofd te bieden.

In de workshop ruimtelijk/planet is geconstateerd dat de agrarische sector bezig

is met een transitieslag, wat leidt tot een verschuiving naar meer duurzame vor-

men van productie en bedrijfsvoering. Het zoeken naar verbinding en betere

communicatie met andere gebruikers van het landelijke gebied is belangrijk. In-

tensieve, kwalitatieve activiteiten, zouden in het landelijke gebied moeten kunnen

blijven, op voorwaarde van een goede inpassing en acceptatie. Infrastructureel

Page 8: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

8

dient de toegevoegde waarde van de verbeterde N65 zich niet alleen op bereik-

baarheid, maar ook op gebiedsontwikkeling of sectorversterking te richten.

Planet heeft een duidelijke link naar de andere ‘P’s’, waaronder Profit. Onderne-

mingen zouden ruimte voor groei bij voorkeur binnen de bestaande contouren

moeten vinden (intensiveren en revitaliseren). Ook verbrede landbouw kan bi j-

drage aan een sterker landelijk gebied, denk aan leisure, zorg en het vermarkten

van streekproducten. Wat betreft Planet is de belangrijkste opgave voor de ker-

nen om hun aantrekkelijkheid (wonen, winkelen, werken) en toegankelijkheid

(bewegwijzering en parkeergelegenheid) te behouden en te vergroten.

Op mentaal gebied zal kennis van aanwezige kwaliteiten van het gebied en daar-

bij het uitdragen van trots de belevingsfactor zeker vergroten.

Het is voor voldoende economie/profit belangrijk om fysiek en beleidsmatig ruim-

te te blijven geven aan startende ondernemers. Er zou kunnen worden aangeslo-

ten op de aandacht elders in de regio (m.n. Eindhoven) voor innovatieve starters

en incubators. Steun voor starters zou tot uiting kunnen komen in het helpen vin-

den van customers, partners en het bieden van coaches en begeleiders (bijv. lo-

kale oud ondernemers), als ook het wegnemen van drempels en/of verlenen van

premies en kortingen. Overheidsbeleid zou in deze een verschuiving van handha-

ving naar stimulering moeten ondergaan. Betere afstemming en aansluiting kan

een goed werkende lokale arbeidsmarkt bevorderen. Op regionale schaal is aan-

sluiting op bestaande kennis- en werkgelegenheidsclusters in Tilburg, Eindhoven

en Den Bosch belangrijk. De Rabobank kan een bijdrage leveren aan het bij el-

kaar brengen van partijen en bij het benadrukken van gemeenschappelijke belan-

gen.

Veel aanbevelingen binnen Profit kunnen worden gegroepeerd onder de noemer

‘samenwerking’, waarbij oog gehouden moet worden voor de best passende ruim-

telijke schaal (vaak deels buiten werkgebied Rabobank Hart van Brabant). Een

sectoroverstijgende benadering kan leiden tot nieuwe bedrijfsconcepten en pro-

ductmarktcombinaties, gebaseerd op kwaliteiten van het gebied.

De belangrijkste uitkomsten van de workshops kunnen binnen de kaders van het

Tempelmodel als volgt worden samengevat.

Page 9: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

9

Sociaal

Ruimtelijk Economie Maatschappelijk

Bewustzijn, trots en promo-tie (landelijk) gebied

Relatie kernen en platteland

Promotie/voorlichting na-tuur

Milieugedrag

Human Talent Management

Arbeidsbemiddeling oude-ren

Arbeidsparticipatie

Bedrijfsoriëntatie

Contact- en participatiesti-mulering

Contactstimulering oude-ren/jongeren

Participatie jongeren

Buurtverenigingen

Ondernemerschap

Startende ondernemers / ZZP-ers

Stimuleren ondernemer-schap

Samenbrengen onderne-mers

MVO verenigingen en stich-tingen

Impuls verenigingsle-ven/vrijwilligers

Stimuleren MVO (MVV)

Waardecreatie: innovatie

productvernieuwing

Zorg

Diverse integratie-acties

Waardecreatie: Groene Ruimte

Verbrede landbouw

Relatie recreatiesector

Stimuleren (natuurlijke) streekproducten

Fysiek

Ruimtelijk Economie Maatschappelijk

Kernen: toegankelijkheid en aantrekkelijkheid

Uiterlijke aantrekkelijkheid kernen

Bewegwijzering en parkeer-gelegenheid

Inbreiding vs uitbreiding

Bedrijfshuisvesting

Bedrijfsverzamelgebouw (incubatie)

Parkmanagement / cityma-nagement

Inbreiding vs uitbreiding

Ouderen

ICT Domotica

Zorg

Openbaar vervoer

Buitengebied: transitie nieuwe functies

Plattelandsondernemingen (o.a. zorg)

Eigentijdse landschapsver-sterking

Huisvesting

Starterswoningen (zelf-bouw)

Levensloopbestendige wo-ningen

Collectief wonen

Digitale en fysieke infra-structuur

N65 en A58 (gebiedsont-wikkeling)

Stimuleren digitale infra-structuur

Ontmoetingsplaatsen + cultuur

Wijkcentra

Kleine podia

Het doorlopen proces en de voorgaande constateringen hebben geleid tot het on-

derstaande advies voor het (her)richten van het Coöperatief Dividend. In een ver-

volgtraject zal de bank, in samenspraak met haar ledenraden en themagroepen

Page 10: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

10

hieraan invulling moeten geven, in de vorm van het ontwikkelen van een werk-

programma voor bestaande en nieuwe initiatieven en het afronden van bestaande

projecten.

Sociaal

Ruimtelijk Economie Maatschappelijk

Consolideren

Bewustzijn, trots en promo-tie (landelijk) gebied

Intensiveren

Human Talent Management

Consolideren

Contact- en participatiesti-mulering

Ondernemerschap MVO verenigingen en stich-tingen

Waardecreatie: innovatie Zorg

Waardecreatie: Groene Ruimte

Fysiek

Ruimtelijk Economie Maatschappelijk

Afbouwen

Kernen: toegankelijkheid en aantrekkelijkheid

Beperken, consolideren

Bedrijfshuisvesting

Beperken, consolideren

Ouderen

Buitengebied: transitie nieuwe functies

Huisvesting

Digitale en fysieke infra-structuur

Ontmoetingsplaatsen + cultuur

Page 11: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

11

1 Inleiding

1.1 Een Duurzaam Coöperatief Dividend

Bijdragen aan een duurzaam werkgebied

In oktober 2010 kwam de nieuwe Rabobank Hart van Brabant tot stand door fusie van

de Rabobanken Hilvarenbeek-Oisterwijk en De Leystroom. Binnen de nieuwe bank is

een belangrijke rol voor de ledenraad weggelegd. Een van de doelstellingen waarvoor

de bank de ledenraad in wil zetten, is het verduurzamen van het coöperatief dividend.

Deze verduurzaming moet plaats vinden door middel van concrete projecten die aan-

sluiten bij de specifieke behoefte van zowel bevolking, bedrijfsleven en maatschappe-

lijke organisaties in de regio. Om inzicht te krijgen in deze behoefte heeft Rabobank

Hart van Brabant aan directoraat Kennis en Economisch Onderzoek (KEO) van Rabo-

bank Nederland gevraagd onderzoek te doen naar de duurzaamheid van het gebied

en concrete aanbevelingen te doen voor de wijze waarop de bank het coöperatief di-

vidend kan verduurzamen. Het werkgebied van Rabobank Hart van Brabant bestaat

uit de gemeenten Haaren, Hilvarenbeek en Oisterwijk en de kernen Berkel-Enschot en

Udenhout (gemeente Tilburg). In onderstaande figuur staat het werkgebied in kaart

weergegeven. In deze rapportage noemen we het onderzoeksgebied ‘Hart van Bra-

bant’. De kwantitatieve Triple P –analyse heeft betrekking op de drie gemeenten die

tot dit gebied behoren (Haaren, Hilvarenbeek en Oisterwijk), waar mogelijk (vanwege

beschikbaarheid van basismateriaal), aangevuld met enige informatie over Berkel-

Enschot en Udenhout (zie grijze tekstkaders).

Figuur 1.1 Werkgebied Rabobank Hart van Brabant

Duurzaamheid in drieën: Triple P

‘Duurzaamheid’ heeft gaandeweg een bredere strekking gekregen dan de oorspronke-

lijke, puur ecologische. Naast ‘goed rentmeesterschap’ over onze natuurlijke omge-

Page 12: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

12

ving behelst duurzaamheid dan ook het ‘behoud van welvaart’ en ‘sociale samenhang

en veiligheid’. De sociale, ecologische en economische dimensie worden in het Engels

doorgaans aangeduid als ‘Triple P’: ‘People, Planet, Profit’. Met deze drie dimensies

omvat het begrip ‘duurzaamheid’ de samenleving in de breedste zin.

1.2 Centrale vraag: Op welke wijze kan het Coöperatief Divi-dend bijdragen aan een duurzaam Hart van Brabant?

In dit rapport geven wij de kaders voor een werkprogramma dat Rabobank Hart

van Brabant kan gebruiken om haar coöperatieve dividend te verduurzamen, dat

wil zeggen, (meer) in te zetten ten behoeve van een duurzaam werkgebied. .

Langs de lijnen van de Triple P Monitor en het Tempelmodel (zie volgende para-

grafen) wordt de actuele duurzaamheid van het gebied in kaart gebracht en aan-

gegeven op welke wijze het werkgebied nog duurzamer kan worden en het coöpe-

ratief dividend van de bank daaraan kan bijdragen. Het werkprogramma vormt

het startpunt voor de ledenraad op basis waarvan zij concrete projecten in gang

kan gaan zetten. Het werkprogramma vormt hiermee de onderbouwing van de

toekomstige uitkering van het coöperatief dividend van de bank.

Bij de uitvoering van het onderzoek stonden de volgende vragen centraal:

1. Hoe duurzaam is de regio Hart van Brabant?

2. Welke maatschappelijke vraagstukken spelen er in de regio?

3. Hoe beoordelen betrokkenen (leden, klanten, medewerkers) deze vraagstuk-

ken en de mogelijke aanpak hiervan?

4. Hoe kan Rabobank Hart van Brabant richting geven aan de oplossing voor deze

vraagstukken door sturing met het coöperatief dividend?

1.3 De Triple P-Monitor Om de duurzaamheid van een regio te meten, heeft het regioteam van directoraat

Kennis en Economisch Onderzoek (KEO) van Rabobank Nederland de Triple P-

monitor ontwikkeld. Het instrument meet de kwaliteit van de leefomgeving in een

gebied op sociaal, ecologisch en een economisch terrein, oftewel People, Planet en

Profit. De duurzaamheid op deze drie dimensies wordt gemeten aan de hand van

twaalf eigenschappen die op hun beurt zijn gebaseerd op 46 kenmerken. Boven-

dien staan de drie dimensies niet los van elkaar maar oefenen ze invloed op el-

kaar uit. Zo is economische duurzaamheid afhankelijk van sociale eigenschappen

van een regio en vice versa. Denk daarbij aan het gebruik van arbeidskrachten

(People) door het bedrijfsleven (Profit) en het gebruik dat de bevolking (People)

maakt van voorzieningen zoals winkels (Profit). De aard en omvang van deze in-

vloed komen tot uiting in de zogenaamde connectoren. Figuur 1.2 geeft de di-

mensies en bijbehorende eigenschappen weer.

Page 13: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

13

Figuur 1.2 Triple P-Monitor (dimensies en eigenschappen)

Bron: Rabobank

In de Triple P-monitor krijgt een regio een score voor elk kenmerk. De score voor

een eigenschap is de gemiddelde score van alle kenmerken binnen die eigen-

schap. Vervolgens worden de scores van de eigenschappen gemiddeld om de sco-

re voor de betreffende dimensie te bepalen. De uiteindelijke score voor de Triple P

is het gemiddelde van de scores van de drie dimensies. Zo kun je in één oogop-

slag zien in welk opzicht de regio duurzamer of juist minder duurzaam is dan de

rest van Nederland.

Hoewel in de praktijk iedereen een regio op een eigen manier beleeft en waarde

toekent aan de eigenschappen van een regio, is in de Triple P-monitor een keuze

gemaakt voor kenmerken waaraan op basis van een ‘objectief' gemiddelde een

afweging kan worden gemaakt of ze positief dan wel negatief bijdragen aan de

betreffende dimensie van duurzaamheid. Om deze uitkomsten in regionaal per-

spectief te plaatsen, zijn interviews met betrokkenen uit de regio gehouden, heeft

er een workshop plaatsgevonden en zijn diverse beleidsstukken geanalyseerd.

Berekening Triple P scores

In de Triple P-monitor wordt duurzaamheid gemeten op basis van de scores van een regio op de

onderliggende kenmerken (zie bijlage I). Bij ieder kenmerk hebben we gekeken of de betreffende

score positief of negatief bijdraagt aan de betreffende dimensie van duurzaamheid. Het landelijk

gemiddelde is voor ieder kenmerk op 1 vastgesteld. Vervolgens kijken we in hoeverre het onder-

zoeksgebied boven of onder het landelijk gemiddelde scoort. Een score hoger dan 1 betekent dat

het gebied op het betreffende kenmerk beter scoort dan landelijk en dus sterker bijdraagt aan de

duurzaamheid van het gebied. Dit zijn de waardes die worden weergegeven in de grafieken. Een

score hoger dan 1 wordt in de grafiek weergegeven als “gunstig” en een score lager dan 1 als

“ongunstig”. De scores zeggen dus niets over de absolute uitkomst van het betreffende kenmerk

maar wel over de bijdrage van de uitkomst aan de duurzaamheid van het gebied.

Page 14: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

14

1.4 Het Tempelmodel In algemene zin is het tempelmodel is een praktisch instrument om een strategi-

sche discussie te structuren, die resulteert in een consistente visie: een samen-

hangend beeld van waar de organisatie/eenheid voor staat, wat men wil bereiken

en hoe dat georganiseerd kan worden. De tempel zorgt ervoor dat alle componen-

ten integraal in beeld komen en voorkomt dat men zoekt naar incidentele oplos-

singen voor deelproblemen.

Toepassing voor Hart van Brabant

Vanuit de basisgedachten van het Tempelmodel heeft Pontifax1 het concept ge-

concretiseerd naar een voor Hart van Brabant toepasbare vorm. Deze drie be-

leidsvelden die ook bij de Triple P worden genoemd (Ruimtelijk/Planet, Econo-

misch/Profit en Maatschappelijk/Sociaal) worden daarbij gecombineerd met twee

typen beleidsinstrumenten: gericht op mensen – sociale instrumenten en gericht

op stenen – fysieke instrumenten.

Figuur 1.3 Tempelmodel

Het Tempelmodel van Pontifax is ten eerste gebruikt om het Coöperatief Dividend

dat Rabobank Hart van Brabant (en haar voorgangers) in haar werkgebied heeft

geïnvesteerd, te rubriceren naar de drie pijlers en het onderscheid tussen ‘men-

________________________________

1 Zie www.pontifax.nl

Organiserend Vermogen

Mensen (Sociale instrumenten)

Stenen (Fysieke instrumenten)

MaatschappelijkRuimtelijk Economisch

Verduurzamings-financieringen© Pontifax

De metafoor van het Tempelmodel (zie ook figuur 1.3)

De tempel is een ruimte voor bezinning, bij voorkeur in afzondering. Die is noodzakelijk om

afstand te kunnen nemen van de waan van de dag en met een frisse blik te komen tot door-

dachte strategische keuzen en concepten.

Elk onderdeel van de tempel staat voor onderdelen van een organisatie en specifieke vragen:

• Het dak staat voor ambitie: wat wil de organisatie bereiken? Wat zijn de visie en ambitie,

uitgaande van de actuele omgevingsfactoren.

• De balk waarop het dak rust, staat voor de positionering die de organisatie kiest in zijn

omgeving. In welke omgeving wil men zich positioneren en de ambitie realiseren?

• De pijlers staan voor de organisatie van de organisatie. Wat is nodig op het gebied van

werkprocessen, mensen, sturing, kennis en middelen?

• Het fundament staat voor de cultuur, de waarden van de organisatie. Het fundament van

het vermogen om het verschil te maken.

Page 15: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

15

sen’ en ‘stenen’. Dit geeft de mogelijkheid om een relatie te leggen (zie later in

deze rapportage) tussen de uitkomsten van het Triple-P model en de verdeling

van het huidige Coöperatief Dividend, om van daaruit een toetsingskader op te

stellen dat kan leiden tot een vanuit duurzaamheidsoptiek duurzamere inzet van

het Coöperatief dividend.

1.5 Leeswijzer De volgende drie hoofdstukken (2 t/m 4) behandelen ieder één P en gaan dus in

op de sociale duurzaamheid (People), ecologische duurzaamheid (Planet) en eco-

nomische duurzaamheid (Profit) van Hilvarenbeek, Oisterwijk en Haaren. Ieder

hoofdstuk begint met een uitleg van de samenstelling van de betreffende duur-

zaamheidsdimensie. Iedere volgende paragraaf laat de scores van de regio zien

op de Triple P. Bovendien worden in deze paragrafen de resultaten van de aanvul-

lende analyses weergegeven. Alle drie de hoofdstukken sluiten af met een conclu-

sie voor wat betreft de duurzaamheid van het gebied op de desbetreffende di-

mensie.

Daar waar de bovengenoemde drie hoofdstukken (2 t/m 4) laten zien in hoeverre

de drie dimensies duurzaamheid ondervinden (passief), benadert hoofdstuk 5

duurzaamheid vanuit de andere kant. We laten daarbij zien in welke mate de drie

dimensies zelf ook bijdragen (actief) aan de duurzaamheid van het gebied en hoe

in Hart van Brabant de sociale, ecologische en economische dimensies zich tot el-

kaar verhouden (interactie). Daarmee wordt een eerste inzicht verkregen langs

welke lijnen de duurzaamheid het beste versterkt zou kunnen worden. Ten slotte

wordt in hoofdstuk 6 de balans opgemaakt waarbij we op overzichtelijke wijze la-

ten zien hoe het met de duurzaamheid van Hart van Brabant is gesteld en waar

de kansen liggen om deze in de toekomst te verbeteren. Om zo dicht mogelijk bij

de praktijk te komen, wordt hier ook de input vanuit de workshops gebruikt.

Aansluitend brengt hoofdstuk 7 de uitkomsten van de Triple P analyse en de hui-

dige (2010) verdeling van het Coöperatief Dividend volgens het Tempelmodel van

Pontifax bij elkaar. Als eerste wordt een confrontatie gemaakt tussen enerzijds de

Triple P score van het gebied en anderzijds de verdeling van het Coöperatief Divi-

dend (in het verleden) over de duurzaamheidsthema’s. Waarschijnlijk toont de

vergelijking enige scheefheid, waarbij een eerste indruk zou kunnen ontstaan van

onderwerpen waarop meer of minder geïnvesteerd zou kunnen worden.

Aangevuld met de resultaten van workshops en rondetafelgesprekken wordt aan-

sluitend advies gegeven hoe het toekomstige Coöperatief Dividend te richten, in

(kwalitatieve) termen van consolideren, intensiveren of afbouwen. Daarbij worden

ook enkele thema’s voorgesteld, die aansluiten op de themagroepen die de bank

in haar communicatie hanteert.

Tenslotte wordt een globaal toetsingskader getoond, dat gebruikt zou kunnen

worden om toekomstige aanvragen te toetsen.

Page 16: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

16

Schematisch kan de werkwijze als volgt worden weergegeven.

Figuur 1.4 Aanpak en uitvoering opdracht

Page 17: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

17

2 People

2.1 Inleiding Sociale duurzaamheid geeft aan in hoeverre een regio beschikt over de kenmer-

ken die nodig zijn om de samenleving in stand te houden. Het zijn in de eerste

plaats de samenstelling en de onderlinge verbondenheid van de bevolking die be-

palen in hoeverre onze samenleving in de huidige vorm kan blijven voortbestaan.

De sociale duurzaamheid van een regio is echter ook afhankelijk van wat de eco-

logische en economische dimensies aan de inwoners te bieden hebben.

Voor de eerste eigenschap –de bevolkingssamenstelling– kijken we naar een aan-

tal ‘harde’ kenmerken, namelijk het aantal bijstandsuitkeringen, het opleidingsn i-

veau, het aantal jongeren en de demografische dynamiek (bevolkingsgroei). Een

samenleving die zorgt voor een volgende generatie en investeert in opleiding is

immers duurzamer dan een samenleving die wordt gekenmerkt door sociale ach-

terstanden en vergrijzing.

De eigenschap sociale cohesie gaat in op de maatschappelijke samenhang in een

regio. Hierbij gaat het om de wat meer ‘zachte’ indicatoren die aangeven hoe de

mens in het leven staat. Sociale cohesie geeft de mate van binding tussen de in-

dividuen weer. Kenmerken van sociale cohesie, zoals het aandeel van de bevol-

king dat participeert in vrijwilligerswerk en de opkomst bij Tweede Kamerverkie-

zingen, geven inzicht in de mate waarin de inwoners betrokken zijn bij hun sa-

menleving. Daarnaast is de wijze waarop sociale interactie plaatsvindt van belang

voor de sociale cohesie. Interactie kan immers gericht zijn op samenwerking en

daarmee de samenleving versterken, maar ook op confrontatie en daarmee de sa-

menleving verzwakken. Daarom zijn ook het aandeel van protestpartijen in de verkie-

zingsuitslag en de criminaliteit belangrijke indicatoren voor de sociale cohesie in een

gebied.

Het bedrijfsleven vervult voor de inwoners van een gebied twee verschillende rol-

len. De economische dimensie heeft daardoor op twee manieren invloed op de so-

ciale duurzaamheid van een regio. In de eerste plaats voorzien bedrijven en in-

stellingen in de behoefte aan producten en diensten op allerlei gebied. In dit kader

is het aanbod van winkels en vrijetijdsvoorzieningen -waarvan de bevolking in de re-

gio gebruik kan maken- van belang. Daarnaast biedt het bedrijfsleven werkgelegen-

heid aan de beroepsbevolking. Daarvoor is gekeken naar de gemiddelde bedrijfsom-

vang en de bereikbaarheid van arbeidsplaatsen in de regio. Deze kenmerken zijn on-

dergebracht in het begrip ‘werk en voorzieningen’.

Voor de inwoners van een gebied is de ecologische dimensie vooral van belang als

woonomgeving. Zij gebruiken hun omgeving om te wonen en te recreëren. De be-

schikbaarheid van fysieke ruimte bepaalt de intensiteit van het ruimtegebruik (stede-

lijkheid) en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving. De WOZ-waarde geeft een

indicatie van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving. Dit vormt dan ook een indi-

cator voor de mate waarin de fysieke ruimte bijdraagt aan de sociale duurzaamheid

van een regio.

Page 18: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

18

2.2 Sociale duurzaamheid in Hart van Brabant2 Het Hart van Brabant heeft een benedengemiddelde sociale duurzaamheid. Welis-

waar is de verbondenheid van de bevolking gunstiger dan die van Nederland als

geheel, maar dit geldt niet voor de samenstelling van de bevolking in de regio.

Ook biedt de regio haar bevolking minder werk en voorzieningen dan gemiddeld.

Met uitzondering van Oisterwijk biedt de regio ook minder beschikbare oppervlak-

te om te wonen.

Figuur 2.1 Sociale duurzaamheid

Bron: Rabobank

Ongunstige bevolkingssamenstelling

De bevolkingssamenstelling in Hart van Brabant is minder duurzaam dan die in de

rest van Nederland. De regio heeft dit ongunstige beeld te danken aan een be-

perkt aantal jongeren tot 25 jaar, het lagere opleidingsniveau en de beperkte de-

mografische dynamiek. Dit komt omdat de bevolkingsomvang hier sinds 2000

minder sterk is gegroeid dan landelijk. In tekstvak 1 wordt verder ingegaan op de

bevolkingsontwikkeling in Hart van Brabant. Positief is dat er in de regio relatief

minder huishoudens afhankelijk zijn van bijstandsuitkeringen dan in gemiddeld

Nederland.

Nederland is weliswaar een klein land, maar laat forse regionale verschillen zien

in het tempo van de bevolkingsgroei. In de ene regio neemt het aantal inwoners

sterk toe (Randstad), in de andere veel minder of is er zelfs sprake van krimp

(Delfzijl en Zuid-Limburg). Deze variatie in demografische ontwikkeling is het ge-

volg van verschillen in de natuurlijke aanwas en het buitenlands migratiesaldo en

vooral van het binnenlands migratiepatroon. Van deze drie factoren is de binnen-

landse migratie het belangrijkste voor de demografische ontwikkeling in ons land.

De binnenlandse migratie kan worden beschouwd als uiting van de aantrekkings-

kracht die regio’s op elkaar uitoefenen. Regio’s met een vestigingsoverschot zijn –

________________________________

2 De Triple P Monitor doet uitspraken op gemeenteniveau, in dit geval de gemeenten Haaren, Hilvarenbeek en Oister-wijk. De kernen Berkel-Enschot en Udenhout behoren tot het werkgebied van de bank, maar zijn bestuurlijk onderdeel van de gemeente Tilburg. Vanwege de omvang en afwijkende problematiek van de gemeente Tilburg is besloten om deze buiten de analyse te houden. Waar mogelijk worden Berkel-Enschot en Udenhout echter wel in deze analyse meegenomen.

Page 19: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

19

blijkbaar – aantrekkelijker om in te wonen dan regio’s die een vertrekoverschot

vertonen. De omvang van de migratiestromen tussen regio’s wordt sterk bepaald

door de omvang en de onderlinge afstand van die regio’s. Een regio trekt sterker,

naarmate hij meer inwoners telt. Een regio trekt minder, naarmate hij verder weg

ligt. Echter, ook de mogelijkheden die een regio biedt om in het bestaan te voor-

zien en de kwaliteit van het woon- en leefklimaat zijn van invloed op de binnen-

landse migratie. Een groter aanbod van werkgelegenheid, voorzieningen zoals

(hoger) onderwijs en gezondheidszorg, en ook de bouw van woningen leidt ertoe

dat de instroom van inwoners uit andere regio’s groter is. Datzelfde geldt echter

ook voor een groter aanbod van ‘groen’ en ‘ruimte’. Omgekeerd trekken regio’s

met een lage(re) bevolkingsdichtheid en een sterke economische groei juist min-

der inwoners vanuit andere regio’s aan. De aantrekkelijkheid van regio’s heeft dus

twee gezichten. Enerzijds is een regio aantrekkelijk voor vestiging door een grote

bevolkingsomvang en een groot aanbod van banen en voorzieningen, anderzijds

juist door een geringe bevolkingsdichtheid, een beperkte economische dynamiek

en door de aanwezigheid van ‘rust en ruimte’. In het algemeen vertonen de Rand-

stad, het uiterste noorden en het (zuid-)oosten van ons land een vertrekoverschot

naar andere regio’s in ons land, terwijl de regio’s in de brede zone daartussen een

vestigingsoverschot laten zien.

Figuur 2.2 Bevolkingssamenstelling

Bron: Rabobank

Berkel-Enschot en Udenhout

Berkel-Enschot en Udenhout (beiden behorende tot de gemeente Tilburg, maar onderdeel van het

werkgebied van Rabobank Hart van Brabant) tellen 10.600, respectievelijk 8300 inwoners (2010),

14,4, respectievelijk 11,3% van het totale werkgebied. Vooral Berkel-Enschot is een relatief jeugdige

kern. De groene druk (percentage jonger dan 15 jaar ten opzichte van de middengroep 15-65 jaar)

ligt op 34,4%. De bevolkingsdynamiek ligt in beide kernen niet wezenlijk anders dan in het gehele

werkgebied. In de periode 2004 – 2010 kromp de bevolking in het hele werkgebied met 0,8%, in

Berkel-Enschot was dit 1,0%, in Udenhout 0,5%. Per 1000 inwoners tellen Berkel-Enschot en Uden-

hout 10, respectievelijk 11 bijstandsontvangers, iets onder het gemiddelde van 12 voor het gehele

werkgebied. Het aandeel WW-ers ligt in beide kernen met 15 per 1000 inwoners echter iets hoger

dan in het gehele werkgebied (13 per 1000 inwoners, cijfers 2009).

Page 20: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

20

Tekstvak 1 Bevolkingsontwikkeling in Hart van Brabant

Sinds 2000 is de omvang van de bevolking in Hart van Brabant gestegen. Alle gemeenten blij-

ven qua bevolkingsontwikkeling echter achter bij Nederland. De belangrijkste oorzaak is het

negatieve migratiesaldo van de regio. Dit betekent dat er meer mensen de regio verlaten dan

dat er zich vestigen. Het vertrek zien we vooral bij jongvolwassenen in de leeftijd van 15-24

jaar die verhuizen om elders te gaan studeren. Haaren is de enige gemeente die het afgelopen

decennium een krimp van haar bevolking heeft laten zien.

Bevolkingsontwikkeling Hart van Brabant 2000-2010

In het kader van de bevolkingsontwikkeling is de verhouding tussen de verschillende leeftijds-

groepen van belang voor het aanbod van voorzieningen, de woningbehoefte, woningtypen en

het aanbod op de arbeidsmarkt. Het aandeel ouderen in Hilvarenbeek, Oisterwijk en Haaren

ligt hoger dan in de provincie Noord-Brabant en Nederland. In 2010 bestaat in Oisterwijk circa

30% van de potentiële beroepsbevolking uit 65-plussers. De grijze druk in Hart van Brabant

zal in de toekomst sterk toenemen. Dat betekent dat het aandeel 65-plussers ten opzichte van

de potentiële beroepsbevolking nog meer zal groeien, wat negatieve gevolgen heeft voor de

lokale arbeidsmarkt. Het aandeel van het economisch actieve deel van de bevolking zal wat

kleiner zijn en daardoor zal ook het arbeidspotentieel voor het verlenen van zorg aan de ver-

grijzende bevolking relatief klein zijn. Landelijk zal in 2020 ongeveer 30% van de potentiële

beroepsbevolking uit 65-plussers bestaan.

Grijze druk: aandeel 65-plussers ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking

96

97

98

99

100

101

102

103

104

105

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Nederland

0

5

10

15

20

25

30

35

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Noord-Brabant Nederland

Page 21: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

21

Sociale cohesie: goede maatschappelijke participatie

De ‘sociale cohesie’ heeft betrekking op de intensiteit waarmee mensen met e l-

kaar omgaan en waarmee zij deelnemen aan het maatschappelijk proces. Deze in-

tensiteit verschilt sterk binnen Nederland. Stedelingen zijn over het algemeen

veel meer individualistisch in hun gedrag dan inwoners van landelijke gebieden,

die meer gericht zijn op contact binnen de kaders van sociale structuren. Stede-

lingen gaan meer naar het café, maar besteden minder tijd aan familie en vrien-

den, verenigingsleven en bezoek aan gebedshuizen, en komen minder opdagen bij

verkiezingen. In Hart van Brabant is de sociale cohesie bovengemiddeld. Het valt

op dat de bevolking relatief veel aan vrijwilligerswerk doet en hiermee dus meer

participeert in maatschappelijke activiteiten dan de gemiddelde Nederlander. Het

aantal misdrijven (criminaliteit) ligt in alle gemeenten lager dan het landelijk ge-

middelde. Ook de verkiezingsopkomst (betrokkenheid) en het aandeel stemmen

op protestpartijen (consensus) bij Tweede Kamerverkiezingen steken in de regio

iets gunstiger af bij het landelijk gemiddelde. Het aantal mensen dat stemt op

protestpartijen als de SP, PVV en de Partij voor de Dieren is lager dan in Neder-

land. In 2010 lag de opkomst van de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland

rond de 76%. In Hart van Brabant was de opkomst iets hoger, namelijk 77%.

Figuur 2.3 Sociale cohesie

Bron: Rabobank

Werk en voorzieningen: relatief ongunstige woon-werkregio

Hart van Brabant kent een relatief ongunstige woon-werkbalans. Er bevinden zich

weinig banen binnen een gebruikelijke afstand (<45 minuten enkele reistijd), met

uitzondering van Haaren. Ook de gemiddelde bedrijfsomvang (aantal banen per

bedrijf) blijft ver achter bij het landelijk gemiddelde.

Het aanbod van voorzieningen in het landelijke gebied blijft achter bij het aanbod

in de steden. Dat geldt vooral voor centrumvoorzieningen, die niet dagelijks nodig

zijn en die een groot draagvlak behoeven. Dit draagvlak staat bovendien door de

Page 22: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

22

schaalvergroting in de detailhandel, de cultuursector, de gezondheidszorg,

en de toenemende mobiliteit van de consument voortdurend onder druk. Dit pa-

troon zien we ook terug in Hart van Brabant. Vooral het winkelaanbod in Haaren

laat te wensen over. Het winkelaanbod in Oisterwijk ligt dicht tegen het landelijke

niveau.

Naast de voorzieningengraad van winkels is het voor de detailhandel van belang

om te weten wat haar verzorgingsgebied is, oftewel waar haar consumenten van-

daan komen. Dit hebben wij gemeten aan de hand van koopstromen, op basis van

pintransacties van consumenten. Hieruit blijkt dat de koopkrachtbinding3 (totaal,

d.w.z. dagelijkse en niet-dagelijkse goederen) in weinig stedelijke gemeenten cir-

ca 57% bedraagt. Hilvarenbeek wijkt hier niet veel van af (55%), terwijl Oister-

wijk met 47% een veel lagere koopkrachtbinding heeft, ondanks het behoorlijke

aanbod. Kennelijk ervaren inwoners van Oisterwijk sterk de grootstedelijke voor-

zieningen-aantrekkingskracht. Ook Haaren heeft een lagere koopkrachtbinding

dan vergelijkbare niet-stedelijke gemeenten (34% versus 57%). Meer dan de

helft van de uitgaven aan dagelijkse boodschappen besteden inwoners van Hart

van Brabant in de eigen gemeente. In Hilvarenbeek komt circa 75% van de con-

sumentenbestedingen voor dagelijkse boodschappen bij de eigen detailhandel te-

recht. Voor Haaren geldt dit voor 67% en in Oisterwijk blijft circa 52% van de da-

gelijkse consumenteneuro’s in de eigen gemeente. Daarnaast doet de inwoner uit

Oisterwijk een relatief groot deel (19%) van de dagelijkse bestedingen in Tilburg.

Tilburg is in ieder geval voor veel consumenten uit de regio een aantrekkelijke

winkelstad. Ruim een vijfde van de totale consumentenbestedingen in Hilvaren-

beek en Oisterwijk vloeit af naar Tilburg. Voor Haaren geldt dit voor 15%. Haar

inwoners doen tevens veelvuldig boodschappen in Oisterwijk, ‘s-Hertogenbosch en

Boxtel. Omgekeerd komt bijna 15% van de consumenteneuro’s in Hart van Bra-

bant uit Tilburg. Dit betekent dat ook kleinere kernen aantrekkelijk kunnen zijn

voor consumenten, mits ze voldoende kwaliteit en onderscheidend vermogen (bij-

voorbeeld bereikbaarheid, parkeren, dienstverlening) hebben.

Ook laat het aanbod van vrijetijdsvoorzieningen (horeca, sport, cultuur, recreatie)

in de regio te wensen over. Voor bioscopen, theaters, het voortgezet- en hoger

beroepsonderwijs is de regio aangewezen op Tilburg.

________________________________

3 Koopkrachtbinding: het deel van de totale bestedingen dat de consument in zijn woongemeente besteedt.

Page 23: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

23

Figuur 2.4 Werk en voorzieningen

Bron: Rabobank

Berkel-Enschot en Udenhout

Berkel-Enschot en Udenhout beschikken dankzij de nabijheid van Tilburg over relatief veel voorzie-

ningen. Het aantal ziekenhuizen binnen een straal van 30 kilometer bedraagt 5,2, respectievelijk 6

(werkgebied 2,9), en Berkel-Enschot biedt relatief veel scholen. De nabijheid van Tilburg heeft echter

een negatief effect op het aanbod van grote supermarkten. Binnen het werkgebied zijn er gemiddeld

5,3 binnen een straal van 5 kilometer, in Berkel-Enschot en Udenhout ligt dit getal op 3. In het gehe-

le werkgebied behoort 76,7% van de bevolking tot het werkende deel. Berkel-Enschot en Udenhout

wijken hier niet veel van af, met 77, respectievelijk 75%. Hilvarenbeek is in dit opzicht een echte

werkgemeente met 81%.

De vergrijzing en de daaropvolgende bevolkingskrimp zullen de afname van voor-

zieningen in het algemeen versterken. De daling van het voorzieningenaanbod als

gevolg van de veranderende bevolkingssamenstelling doet zich voor bij zowel

voorzieningen die door marktpartijen worden aangeboden, zoals winkels, als

voorzieningen waarin de overheid voorziet, zoals gezondheidszorg en onderwijs.

Bovendien kan als gevolg van de vergrijzing een sterke verandering optreden in

het consumptiepatroon in een regio. Ondernemers moeten niet alleen rekening

houden met een daling van het aantal consumenten, maar vooral ook met wijzi-

gingen in de vraag. Waar voorzieningen door institutionele partijen niet langer

kunnen worden aangeboden, zal de bevolking de toegang tot deze voorzieningen

zelf moeten organiseren. Burgerinitiatief is dan ook de enige mogelijkheid om de

leefbaarheid op peil te houden. Vanuit dit perspectief is een nog grotere maat-

schappelijke betrokkenheid en participatie van de bevolking in Hart van Brabant

van groot belang.

Gemengd beeld voor wat betreft de woonomgeving

Het aanbod van voldoende voorzieningen kan een gebied tot een prettige woon-

omgeving maken. Hierin verschillen ‘stad’ en ‘land’ aanzienlijk. Het aanbod van

voorzieningen in steden is veel groter dan in het landelijk gebied. Daar staat te-

genover dat dankzij de beschikbaarheid van ‘rust en ruimte’ de tevredenheid met

de woonomgeving in het landelijk gebied veel hoger is dan in de stad. Het Hart

van Brabant kenmerkt zich door een mooie groene woonomgeving. Hoewel in het

Page 24: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

24

gebied veel ruimte aanwezig is om te wonen en te recreëren, wordt hiervoor in

Haaren slechts een beperkte oppervlakte daadwerkelijk gebruikt. Maar ook in Hil-

varenbeek is er relatief weinig ruimte om te wonen. Van de totale woningvoorraad

(circa 50.000 woningen) bevindt 8,2% zich in Berkel-Enschot en 6,4% in Uden-

hout. De aantrekkelijkheid van een woonomgeving komt onder andere tot uiting

in de WOZ-waarde van een woning. De WOZ-waarde geeft een indicatie van de

fysieke kwaliteit van de woonomgeving. Aspecten als verloedering spelen hierin

ook een rol. Uit onderstaande figuur blijkt dat voor alle drie de gemeenten de

WOZ-waarde hoger ligt dan in gemiddeld Nederland. De gemiddelde WOZ-waarde

van woningen ligt in Berkel-Enschot op het gemiddelde van het werkgebied, in

Udenhout circa 3% lager.

Figuur 2.5 Woonomgeving

Bron: Rabobank

Wonen

Kenmerkend voor het woonklimaat in de gemeente Haaren is rust en ruimte. De

huizenprijzen in de gemeente zijn relatief hoog. Er zijn veel vrijstaande woningen

en weinig huurwoningen. Het woningbestand is in de huidige situatie niet even-

wichtig opgebouwd, waardoor jongeren, senioren en alleenstaanden moeilijk aan

passende woonruimte komen. Ook is de woningproductie nog altijd laag in relatie

tot de vraag en in vergelijking met de regio. De gemeente streeft ernaar om de

demografische scheefgroei middels woningbouw te doorbreken. Hierbij wordt

meer belang gehecht aan het bouwen van de juiste woningen dan aan het aantal

woningen. De doelgroepen voor deze huizen vormen de starters, jongeren, jonge

gezinnen en senioren. De toename van één- en tweepersoonshuishoudens in de

nabije toekomst krijgt hierbinnen extra aandacht. In overeenstemming met de

bestuursovereenkomst tussen de gemeente en de provincie Noord-Brabant wor-

den tot aan 2020 een aantal van ongeveer 900 woningen gebouwd.4

Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de beschikbare oppervlakte om te wonen het

kleinst is in Hilvarenbeek. Daarentegen zit er wel veel geld in de lokale woning-

________________________________

4 Gemeente Haaren (2011). Gemeente Haaren 2022: een levendige, groene en zelfbewuste gemeente.

Page 25: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

25

markt, het gemiddelde prijsniveau ligt hoog. De huidige prijzen van nieuwbouw-

woningen zijn aan de top; duurder is onverkoopbaar. Het woningaanbod heeft een

grote variëteit aan woningen, maar aan de onderkant ontbreken de rijtjeswonin-

gen. Met name op de sociale huurwoningenmarkt is de druk het grootst. Het aan-

tal ingeschrevenen is substantieel en er komen weinig huurwoningen vrij waar-

door de wachttijd lang is. Ook de markt voor koopwoningen loopt vanwege de

moeilijke economische tijd niet voorspoedig. Er is de afgelopen jaren gebouwd in

de appartementensfeer en er staat nog veel op stapel. Makelaars zien dat de ver-

kopen stagneren, niet alleen vanwege de laagconjunctuur van dit moment, maar

ook omdat de appartementenmarkt verzadigd lijkt. Het zijn met name dure ap-

partementen die moeilijk of niet te verkopen zijn. Voor ouderen geldt dat een lo-

catie in de nabijheid van het centrum populair is. Voor de dorpen bestaat een

sterke voorkeur voor grondgebonden woningen voor alle doelgroepen, niet voor

appartementen.

Recreëren

In 2011 was Midden-Brabant goed voor 510.000 binnenlandse vakanties, 24%

van alle binnenlandse vakanties en 2,1 miljoen overnachtingen. De regio trekt

veel gezinnen met kinderen, maar relatief weinig mensen in de leeftijd van 24 –

35 jaar. Opvallend veel mensen komen in Midden-Brabant op vakantie puur en al-

leen omdat zij een attractiepark willen bezoeken: 34%. Het merendeel (68%) van

de vakanties is kort (2-4 dagen).

In de Midden-Brabantse vrijetijdssector zijn 13.650 personen werkzaam (directe

werkgelegenheid), 19% van alle werkzame personen in de Brabantse vrijetijds-

sector. In de regio zijn veel meer dan gemiddeld in Brabant personen werkzaam

in de branche cultuur, recreatie en amusement. De vrijetijdseconomie in Midden-

Brabant is goed voor € 902 miljoen bestedingen, waarvan maar liefst 86% voor

dagrecreatie.5

De gemeente Hilvarenbeek kent een tweetal grootschalige toeristisch-recreatieve

voorzieningen: de combinatie Safaripark Beekse Bergen/Speelland Beekse Ber-

gen/Vakantiepark Beekse Bergen en de combinatie Landal Duc de Brabant (va-

kantiebungalows) en Kempenbos (chalets en stacaravans, waarvan een deel

wordt verhuurd), met een uitbreiding met hotelvoorzieningen.

Opvallend is dat er ondanks de bescheiden oppervlakte relatief veel grote attrac-

ties en natuurgebieden zich in de regio bevinden (Efteling, Beekse Bergen, Loonse

en Drunense Duinen en Oisterwijkse Vennen). Om meer invulling te geven aan

het toerisme- en recreatiebeleid, is er een bezoekerscentrum in Hilvarenbeek ge-

opend. Doel hiervan is om bezoekers te informeren over Hilvarenbeek, het Land

van de Hilver en De Kempen en de diverse mogelijkheden op het gebied van toe-

risme en recreatie in het gebied: agrotoerisme, kunst en cultuur, streekpro-

ducten, verblijfsmogelijkheden, evenementen, et cetera. 6

De gemeente Oisterwijk streeft ernaar om een gevarieerd aanbod van culturele

voorzieningen in stand te houden. Zij is echter van mening dat het draagvlak voor

________________________________

5 Bron: www.kennispleinvrijetijd.nl

6 Bron: Grontmij (2008). Toeristische Visie Hilvarenbeek. Bron: Grontmij (2010). Bezoekerscentrum Hilvaren-

beek. Haalbaarheidsstudie en businessplan.

Page 26: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

26

een voorziening meer dan voorheen moet blijken uit de bereidheid van de gebrui-

kers (bezoekers, leden, scholen) om hieraan financieel bij te dragen. Dat geldt

voor zowel de professionele instellingen als de verenigingen. De bezuinigingen

zijn van een zodanige omvang dat efficiëntiemaatregelen niet volstaan. Organisa-

ties ontkomen dus niet aan een fundamentele herbezinning op hun missie en doe-

len. Samenwerking en cultureel ondernemerschap zouden daarbij de leidende

principes moeten zijn en het creëren van sociale samenhang het belangrijkste

doel. Om dit proces te stimuleren wil de gemeente een cultuurfonds instellen.7

2.3 Conclusie Hart van Brabant heeft een benedengemiddelde sociale duurzaamheid. Dit komt

vooral door een ongunstige bevolkingssamenstelling en het beperkte aanbod van

werk en voorzieningen. Kansen liggen in het versterken van het aanbod van voor-

zieningen waardoor de inwoners hiervoor geen beroep hoeven te doen op de stad

Tilburg. Door zelf te zorgen voor een passend voorzieningenaanbod kan ook de

koopkracht meer aan de eigen regio worden gebonden. Bovendien kan dit bijdra-

gen aan een grotere lokale betrokkenheid van de eigen bevolking. De regio wordt

weliswaar gekenmerkt door een hoge sociale cohesie, toch blijft dit met het oog

op de vergrijzing een aandachtspunt voor de toekomst. Een deel van deze voor-

zieningen (zoals sport en cultuur) is vaak afhankelijk van de inzet van vrijwil-

ligers. Door de vergrijzing en de toekomstige bevolkingskrimp staat het voorzie-

ningenniveau onder druk. Bevolkingskrimp gaat over het algemeen samen met

een krimp van voorzieningen. Om het voorzieningenniveau en de leefbaarheid

enigszins op peil te houden, zal de toegang hiertoe door burgers zelf moeten wor-

den georganiseerd. Door de maatschappelijke betrokkenheid en participatie te

vergroten zal ook de haalbaarheid van dergelijke voorzieningen voor de komende

decennia worden vergroot.

Sterkten Zwakten

Sterke sociale cohesie.

Relatief weinig bijstandsuitkerin-

gen.

Hoge WOZ-waarde woningen.

Ongunstige bevolkingssamen-

stelling

Het aanbod van vrijetijdsvoor-

zieningen.

Het aanbod van winkelvoorzie-

ningen.

Gemiddelde bedrijfsomvang is

klein.

Weinig banen binnen goed be-

reikbare afstand (<45 minuten

enkele reisafstand).

________________________________

7 Bron: Gemeente Oisterwijk (2011). Perspectiefnota 2011.

Page 27: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

27

3 Planet

3.1 Inleiding Bij ecologische duurzaamheid gaat het erom in hoeverre een regio beschikt over

de kenmerken die nodig zijn om de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden.

Natuur en cultuurhistorie in een regio zijn de primaire dragers van de ecologische

duurzaamheid. Maar voor het voortbestaan van onze beschaving is het ook nood-

zakelijk dat de huidige generatie de aarde op zodanige wijze bewoont, dat dit niet

ten koste gaat van de leefbaarheid voor toekomstige generaties. Dit ‘goed rent-

meesterschap’ is afhankelijk van de aanwezigheid en het gedrag van zowel bevo l-

king (sociale dimensie) als bedrijfsleven (economische dimensie).

De eigenschap ‘natuur’ geeft de mate aan waarin in een gebied sprake is van

duurzaamheid qua natuur en landschap. Hiervoor kijken we in de eerste plaats

naar het grondgebruik waarbij de oppervlakte natuur en de ontwikkeling daarvan

relevant zijn. Daarnaast speelt kwaliteit van de natuurlijke omgeving een rol.

Hiervoor kijken we naar de flora in het gebied op basis van het aanwezige aantal

(bedreigde) plantensoorten.

Behalve de natuur dragen culturele elementen bij aan de ruimtelijke kwaliteit en

daarmee de ecologische duurzaamheid van een regio. Hiervoor brengen we het

aantal beschermde gezichten en de aanwezigheid van monumenten en cultuurhis-

torische elementen in kaart.

Daarnaast is de ecologische duurzaamheid afhankelijk van de druk die de bevol-

king en het bedrijfsleven uitoefenen op de natuurlijke omgeving. Enerzijds vormt

de mens alleen al door zijn aanwezigheid een belasting voor het milieu. Deze be-

lasting kan worden weergegeven door de bevolkingsdichtheid en het ruimtebeslag

dat gepaard gaat met de aanwezigheid van deze bevolking. Maar ook het mense-

lijk gedrag is van invloed op het milieu, bijvoorbeeld door autobezit en stroom-

verbruik. Dit meten we aan de hand van de CO2-uitstoot per inwoner.

Ten slotte wordt de ecologische duurzaamheid beïnvloed door de aanwezigheid en

het gedrag van het bedrijfsleven. Net als een individueel mens vormt een onder-

neming door haar aanwezigheid alleen al een belasting voor het milieu. Deze

belasting kan worden weergegeven door de werkgelegenheidsdichtheid en het

ruimtebeslag van bedrijven. Verder zijn bedrijven ook door hun gedrag van in-

vloed op de ecologische duurzaamheid,

bijvoorbeeld door het gebruik van machines en het transport van goederen.

Deze milieubelasting meten we aan de hand van de CO2-uitstoot per baan en per

kilometer weg.

3.2 Ecologische duurzaamheid in Hart van Brabant Van de drie P’s heeft ‘Planet’ de hoogste score in Hart van Brabant. De ecolo-

gische kwaliteit van deze regio blijft ruim voor op de rest van Nederland. Hart van

Brabant scoort op drie van de vier eigenschappen binnen deze dimensie boven het

landelijke gemiddelde. Deze positieve score wordt sterk bepaald door de geringe

intensiteit van het grondgebruik en het groene karakter van het landschap in de

streek. Dit is het gevolg van de ligging in Nationaal Landschap Het Groene Woud,

temidden van steden als Tilburg, ‘s-Hertogenbosch en Eindhoven. Het bestaat uit

Page 28: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

28

kleine akkers met verspreide boerderijen en gehuchten. De beken de Reusel, de

Beerze en de Dommel stromen door bos en heide, langs watermolens en landgoe-

deren. Het landschap is kleinschalig, bestaande uit bos, heide, zandverstuivingen,

graslanden en populierenbossen.8

Figuur 3.1 Ecologische duurzaamheid

Bron: Rabobank

Weinig cultuurhistorische elementen

In cultuurhistorisch opzicht heeft Hart van Brabant relatief weinig te bieden. Er

zijn minder monumenten, cultuurhistorische elementen en beschermde gezichten

(stedenschoon) dan gemiddeld in Nederland, ook in vergelijking met andere wei-

nig stedelijke gemeenten. In Hilvarenbeek en Haaren staan oude boerderijen op

de monumentenlijst. In Haaren is tevens Kasteel Nemerlaer een in het oog sprin-

gend bouwwerk en in Moergestel Kasteel Nieuwenhof. Daarnaast staan ook ver-

schillende kerken, woon- en winkelpanden op de rijksmonumentenlijst. In Berkel

is de St. Willibrorduskerk van belangrijke cultuurhistorische waarde, alsmede de

oude Toren van de Sint-Michielskerk in Enschot.

________________________________

8 Bron: http://www.nationalelandschappen.nl

Page 29: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

29

Figuur 3.2 Cultuurhistorie

Bron: Rabobank

De natuurlijke kwaliteit blijft voor op Nederland

De natuur in Hart van Brabant draagt bovengemiddeld bij aan de ecologische

kwaliteit van het gebied. De regio heeft een beperkte biodiversiteit (in de grafiek

aangeduid als reservaatfunctie), met uitzondering van Haaren. Dit betekent dat

zich nauwelijks bedreigde plantensoorten in het gebied bevinden. Wel is er veel

variëteit aan plantensoorten. In de regio heeft Haaren de grootste variatie. In

vergelijking met Nederland heeft Hart van Brabant een groot aandeel bos en na-

tuur. In Hilvarenbeek en Oisterwijk is dit zelfs meer dan een kwart van het

grondgebruik. Hierdoor is het landschap weinig versnipperd, in tegenstelling tot

veel andere gebieden in Nederland. Doordat het gebied weinig is versnipperd,

maakt het de uitwisseling van planten- en diersoorten mogelijk. De gemeente met

de laagste natuurlijke kwaliteit van de regio is Oisterwijk. Dit is vooral het gevolg

van een beperkte variëteit, een belangrijk onderdeel van de geïnventariseerde

kenmerken9.

Het Rijk heeft afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over de ontwikke-

ling van het platteland. De financiële ondersteuning daarvoor komt uit het Inves-

teringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Rijk en provincies hebben in september

2011 een onderhandelingsakkoord gesloten over decentralisatie van het natuur-

beleid. Onderdeel van dit akkoord is hoe het Investeringsbudget Landelijk Gebied

(ILG) wordt afgerond. Tot en met 2013 wordt het natuurbeheer van de Ecolo-

gische Hoofdstructuur (EHS) betaald uit het restant van het Investeringsbudget

Landelijk Gebied (ILG). Daarna worden de provincies financieel verantwoordelijk

voor de EHS. Vanaf 2014 krijgen de provincies daarvoor jaarlijks € 100 miljoen

extra in het Provinciefonds.10

________________________________

9 De beleving van de gemiddelde ‘natuurconsument’ zal mogelijk anders liggen, maar dat staat los van de geconsta-

teerde waarden.

10 Bron: www.rijksoverheid.nl

Page 30: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

30

Tekstvak 2 Ecologische Hoofdstructuur en biodiversiteit

Het Regeerakkoord 2010 geeft de provincie de hoofdrol als regisseur in het landelijke gebied.

Het beleid voor het landelijk gebied, waaronder natuur en landschap, valt nagenoeg geheel

onder verantwoordelijkheid van de provincies (financiën, sturing/regie, wetgeving) als gevolg

van de decentralisatie. De provincie stuurt op hoofdstructuren. Door de wet op de ruimtelijke

ordening hebben ook de gemeenten een grotere verantwoordelijkheid gekregen in het buiten-

gebied. De waterschappen staan van oudsher aan de lat voor de wateropgave. Meer dan in het

verleden zullen (agrarische) ondernemers en burgers verantwoordelijkheid krijgen

bij het vorm geven van natuur en landschap in Hart van Brabant. Dit is een versterkte

voortzetting van de lijn van particulier en agrarisch natuurbeheer, bestaande en nieuwe

landgoederen. De versterking zit ondermeer in het ontwikkelen en toepassen van nieuwe

verdienmodellen die kwaliteit van natuur, landschap en water genereren, combinaties zorg –

natuur, het meer betrekken van burgers bij inrichting en beheer van natuurgebieden of het

ontwikkelen van nieuwe natuurgerichte vormen van landbouw.

(Bron: Provincie Noord-Brabant 2011). De transitie van het Brabantse stad en land. Een nieu-

we koers).

Eén van de doelstellingen die de Provincie stelt is behoud en bescherming van de biodiversi-

teit. Behoud en versterking van de biodiversiteit krijgt vooral gestalte door realisatie van de

Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande na-

tuurgebieden, nieuw te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden (natuurgebieden met

behoud van hun agrarische functie), ecologische verbindingszones en robuuste ecologische

verbindingszones.

De Europese regels inzake biodiversiteit - Natura 2000 – (Kampina & Oisterwijkse Vennen is

een Natura 2000 gebied) en waterbeheer (Kaderrichtlijn Water) stellen behoorlijke eisen aan

de ecologische kwaliteit van de regio. Verbetering van de biodiversiteit is van belang omdat zij

een bufferende werking heeft op de water- en luchtkwaliteit en in die zin op onze gezondheid.

Maar zij heeft ook een economische waarde, want ook het producerende vermogen van de

landbouw en de veehouderij zijn afhankelijk van de kwaliteit van de biodiversiteit in een ge-

bied. De Loonse en Drunense Duinen met Helvoirtse Hei, Afwateringskanaal, Guldenberg en De

Brand (Hoornmanken Tiend) zijn belangrijke gebieden voor bosvogels, heidevogels, broedvo-

gels, dagvlinders en andere diersoorten als de Waterspitsmuis en de Boomkikker. Overigens

ontbreken veel vogelsoorten die in dit soort gebieden thuishoren, zoals de Nachtzwaluw en de

Raaf. Momenteel worden er verschillende projecten uitgevoerd, waarmee de biodiversiteit

wordt gestimuleerd. Vooral in het kader van de reconstructie “De Meierij” vinden er allerlei ac-

ties plaats. Er worden ecologische verbindingszones gerealiseerd langs verschillende waterlo-

pen in de gemeente Haaren, natuurgebieden ontsnipperd en natte verbindingen hersteld. Het

buitengebied van Hilvarenbeek bestaat uit een afwisseling van bos en heide, agrarisch gebied

en beekdalen. Beekdalen kennen vanwege de grote variëteit aan landschappen en biotopen

een hoge biodiversiteit. In de gemeente Hilvarenbeek worden de komende jaren maatregelen

genomen om met name de Reusel zo veel mogelijk in haar natuurlijke staat te herstellen.

Daarnaast streeft de gemeente ernaar om kleine landschapselementen, zoals zandwegen, te

herstellen om de verdwenen Geelgors en andere diersoorten weer een plek in het ecosysteem

te geven. De gemeente Oisterwijk heeft, in het kader van biodiversiteit, er in 2008 voor geko-

zen om een diersoort aan haar naam te koppelen en die het gezicht moet worden van de bio-

diversiteit in Oisterwijk. Het betreft de rode eekhoorn. Diverse projecten zijn gericht op be-

houd van deze populatie.

(Bron: Grontmij (2009). Actieplan Biodiversiteit Gemeente Haaren.

Bron: Grontmij (2009). Actieplan Biodiversiteit Gemeente Hilvarenbeek.

Bron: Grontmij (2009). Actieplan Biodiversiteit Gemeente Oisterwijk.)

Page 31: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

31

Figuur 3.3 Natuur

Bron: Rabobank

De landbouw is vanouds de belangrijkste economische drager van het landschap,

maar ook een belangrijke sector in de regionale economie (ook al neemt het be-

lang af). Inmiddels hebben de boeren zich ook ontwikkeld als de belangrijkste be-

heerders van het landschap. Voor behoud en versterking van het landschap is

duurzame ontwikkeling van landbouw dus evident voor de toekomst van de regio.

Om het voortbestaan van agrarische ondernemingen veilig te stellen, dient het in-

komen op peil te blijven. Europese regelgeving dwingt de boeren tot schaalver-

groting en verbreding van de bedrijfsvoering. Het huidige Gemeenschappelijk

Landbouwbeleid is in 2008 geëvalueerd. De belangrijkste punten zijn:

- meer marktwerking waardoor Europese agrarische ondernemers beter de

concurrentie op de wereldmarkt aan kunnen;

- verruimen van het melkquotum (maximaal toegestane melkproductie);

- meer aandacht voor het plattelandsbeleid;

- verduurzaming van de landbouwproductie.

Momenteel wordt door de Europese ministers van Landbouw druk onderhandeld

over de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie over het landbouwbeleid

van 2014 tot 2020. Nederland wil boeren belonen voor maatschappelijke presta-

ties die zij leveren. Dat kan bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer zijn of investe-

ringen in duurzame stallen. De Europese Commissie stelt voor om 30% van de

toekomstige betalingen aan boeren te koppelen aan eisen voor vergroening van

de productie. Staatssecretaris Bleker vindt dit positief, maar is het niet eens met

de concrete invulling die de Europese Commissie kiest. Zo levert een verplichte

wisseling van de teelt van gewassen op het land geen voordeel op voor de biodi-

versiteit, maar wel veel administratieve lasten. Dat geldt ook voor verbod om

grasland te vernieuwen. De voorstellen moeten in zijn ogen meer gericht worden

Page 32: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

32

op innovatie, ondernemerschap en vergroening. De onderhandelingen over de

Commissievoorstellen zullen naar verwachting tenminste tot 2013 duren.11

Tekstvak 3 Grondgebruik in Hart van Brabant

Lage milieudruk door wonen

De bevolking van Hart van Brabant legt een relatief lage druk op het milieu. Dit

wordt vooral veroorzaakt door de lage bevolkingsdichtheid. Stedelijke gebieden

kenmerken zich door intensief ruimtegebruik, waarbij functies als wonen, werken

en voorzieningen centraal staan, terwijl de suburbane gebieden vooral een woon-

functie kennen, waarbij er meer ruimte is voor groen en water. Ook is het ruimte-

beslag van wonen beperkt. Het bestaande bebouwde gebied wordt optimaal benut

waardoor wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee

________________________________

11 Bron: www.rijksoverheid.nl

Nederland is een van de dichtst bevolkte en sterkst verstedelijkte landen van Europa. Minder

dan 40% van de bevolking woont op het platteland. Toch beheren boeren en tuinders nog al-

tijd het merendeel van het landoppervlak. Circa 10% van de grond bestaat uit natuurgebie-

den. Ons land als geheel heeft dus nog een sterk ‘groen’ karakter, maar door het geringe reliëf

en door de sterke versnippering van het grondgebruik is toch sprake van een sterke (visuele)

‘verrommeling’. Het landschap in Hart van Brabant wordt vooral gevormd door de agrarische

functie. In vergelijking met Nederland is in de regio het grote aantal hectare grond dat is ge-

reserveerd voor landbouw opvallend. Daarnaast wordt de regio gekenmerkt door een groot

areaal bos en natuur.

Vooral Berkel-Enschot, maar ook Udenhout zijn qua bodemgebruik sterk stedelijke gebieden

met een aandeel stedelijk bodemgebuik van 30, respectievelijk 15% (werkgebied 7%). Deze

hoge score komt vooral op conto van het aandeel ‘ bebouwd’, hoewel in Berkel-Enschot het

aandeel voor verkeer met 8% ook hoog ligt. Het aandeel recreatie ligt in beide kernen rond

het gemiddelde.

2%

2%

2%

3%

4%

10%

6%

8%

4%

3%

1%

2%

61%

57%

72%

55%

28%

26%

16%

12%

2%

2%

1%

9% 10%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Hilvarenbeek

Oisterwijk

Haaren

Nederland

Opp verkeer Opp bebouwd Opp semi-bebouwd Opp recreatie

Opp landbouw Opp bos en natuur Opp binnenwater Opp buitenwater

Page 33: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

33

aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Wel blijkt dat de bevolking in Hart van

Brabant een iets hogere CO2-uitstoot per inwoner heeft.

Berkel-Enschot en Udenhout

Het gehele werkgebied heeft een bevolkingsdichtheid van 394 personen per km2. Het stedelijke ka-

rakter van Berkel-Enschot komt duidelijk naar voren in een zeer grote dichtheid van 850. Udenhout

ligt met 468 ook boven het gemiddelde.

Figuur 3.4 Milieudruk wonen

Bron: Rabobank

Weinig druk vanuit het bedrijfsleven op de ecologische kwaliteit

Het bedrijfsleven in Hart van Brabant stoot minder CO2 uit dan gemiddeld in Ne-

derland. Hiermee draagt het in positieve zin bij aan de ecologische kwaliteit van

het gebied. Ook het verkeer heeft een positieve invloed op het gebied als het gaat

om de CO2-uitstoot en daarmee de ecologische kwaliteit van de regio. Hetzelfde

geldt voor de werkgelegenheidsdichtheid: het aantal banen per hectare grond (to-

taal) ligt laag in Hart van Brabant. Ook zijn er gemiddeld veel bedrijven op een

hectare bedrijventerrein gevestigd waardoor de ruimte dus optimaal wordt benut.

Page 34: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

34

Figuur 3.5 Milieudruk economie

Bron: Rabobank

Page 35: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

35

Tekstvak 4 Financiering van het landschap

Het Rijk wil dat meer mensen en bedrijven zich actief inzetten voor het landschap. Naast be-

trokkenheid roept het Rijk burgers en bedrijven op om bij te dragen aan een duurzame finan-

ciering voor het landschap. Maar de belangstelling van burgers en bedrijven om financieel aan

natuur en landschap bij te dragen, is nog niet erg groot.

Bedrijven sponsoren vooral sport en cultuur. Het sponsoren van sport en cultuur levert hen

vaak naamsbekendheid op en biedt de mogelijkheid om samen met relaties een wedstrijd of

een voorstelling te bezoeken. De motivatie om landschap te sponsoren is voor bedrijven niet

vanzelfsprekend. Voor bedrijven geldt als belangrijke voorwaarde dat het om een erkend goed

doel moet gaan. Verder sponsoren bedrijven bij voorkeur doelen in hun gemeente of regio. Bij

het steunen van landschap gaat de meeste belangstelling van bedrijven uit naar zaken die al

bekend zijn, zoals het kopen van producten of diensten van boeren.

Op lokaal niveau is nog weinig ervaring opgedaan met de financiering voor landschap door

particulieren. Een landschaps- of een gebiedsfonds krijgt niet vanzelf geld van bewoners en

bedrijven. Om adequate financieringsinstrumenten te ontwikkelen heeft het ministerie van

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vier voorbeeldgebieden ‘Investeren in Landschap’ aan-

gewezen: het Groene Woud, Ooijpolder-Groesbeek, Amstelland en het Binnenveld. In het

Groene Woud wordt met een Streekrekening gewerkt, waarop particulieren een bedrag kunnen

storten. Vervolgens draagt de Rabobank geld af voor projecten in het gebied.

(Bron: LEI, Landbouw Economisch Bericht 2010)

Streekrekening Het Groene Woud

Overheden, bedrijven en streekorganisaties kunnen een Streekrekening openen bij een Rabo-

bank in het Groene Woud en hier hun spaartegoed op zetten. Deelnemers ontvangen over dit

tegoed een marktconforme rente en kunnen vrij beschikken over hun geld. De Rabobank keert

over alle rentevergoedingen 5 procent aan het Streekfonds uit. Daarnaast kunnen de reke-

ninghouders zelf aan het Streekfonds bijdragen door de rente (gedeeltelijk) te schenken of

een bedrag over te schrijven. Eind 2009 telde de Streekrekening 65 deelnemers. Van een

kwart is bekend dat zij ook een bedrag of de rente van hun inleg hebben geschonken aan het

Streekfonds. Het streefbedrag van 200.000 euro voor de streek is in de afgelopen jaren ruim

gehaald. De Rabobank is van plan om de Streekrekening samen met de Provinciale Land-

schappen landelijk uit te zetten. Uiteindelijk moet dit leiden tot veertig tot vijftig streekreke-

ningen, waarop niet alleen bedrijven maar ook bewoners geld kunnen storten op een spaarre-

kening voor een bijdrage aan duurzame projecten in hun regio.

(Bron: LEI, Landbouw Economisch Bericht 2010)

Na 2013…

De financiering van Nationale Landschappen is na 2013 (termijn van het Investeringsbudget

Landelijk Gebied - ILG) onzeker. Dit wordt door veel betrokkenen als een bedreiging gezien

voor het beleid en voor het draagvlak in de gebieden. In het bijzonder zijn er zorgen over het

duurzaam beheer van de nationale landschappen. Mogelijke oplossingen voor een duurzaam

financieel beheer liggen in het genereren van andere middelen. De hervorming van het Euro-

pees Gemeenschappelijk Landbouw Beleid biedt kansen om het beheer van het landschap sub-

sidiabel te maken vanuit beschikbare EU-gelden. De EU gaat het gemeenschappelijk land-

bouwbeleid wijzigen. Het kabinet vindt dat het nieuwe Europese beleid ervoor moet zorgen dat

de landbouwsector meer marktgericht wordt en minder afhankelijk van inkomenssteun. Bedrij-

ven moeten worden beloond voor duurzame, innovatieve en concurrerende landbouw. Boeren

krijgen dan een beloning voor prestaties op het gebied van natuur, milieu, dierenwelzijn of

landschapsbeheer. (Bron: Royal Haskoning (2010). Beleidsevaluatie Nationale Landschappen.

Het succes van de nationale landschappen: tussenstand ‘ja, mits’)

(Bron: www.rijksoverheid.nl)

Page 36: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

36

3.3 Conclusie De ecologische kwaliteit van Hart van Brabant laat een positief beeld zien. De

druk vanuit de bevolking en het bedrijfsleven op de ecologische kwaliteit van de

regio is gering. Dit wordt veroorzaakt door de lage bevolkings- en werkgelegen-

heidsdichtheid en de beperkte CO2-uitstoot van bedrijven. Er is weliswaar sprake

van een beperkte versnippering, maar toch staat de kwaliteit van het natuurlijke

gebied onder druk vanwege de lage biodiversiteit. Het platteland is van grote

maatschappelijke en economische betekenis. Voor natuur en landschap, de voed-

selproductie, de biodiversiteit, de recreatie, de volksgezondheid, de werkgelegen-

heid, maar ook voor het helpen oplossen van de klimaatproblematiek.

Het platteland en de stad zijn met elkaar verbonden en steeds meer mensen ver-

toeven op het platteland, wandelend of fietsend in hun eigen omgeving of als re-

creant elders in het landelijk gebied. Economische vitaliteit is een voorwaarde om

lokaal draagvlak voor het natuur- en landschapsbeleid te behouden. Het beleid

voor natuur en landschap kan dus alleen worden voortgezet als dat in evenwicht

gebeurt met de economische ontwikkeling van het platteland. Daarom is een ba-

lans nodig tussen de verschillende functies in het landelijk gebied: wonen, werken

en recreëren.

Sterkten Zwakten

Weinig versnippering.

Lage bevolkingsdichtheid.

Beperkte CO2-uitstoot bedrijven.

Lage werkgelegenheidsdichtheid.

Relatief klein ruimtebeslag be-

drijven.

Weinig cultuurhistorische ele-

menten, monumenten en be-

schermde (dorps-)gezichten.

Beperkte biodiversiteit en soor-

tenrijkdom.

Hogere CO2-belasting door in-

woners.

Page 37: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

37

4 Profit

4.1 Inleiding Bij de economische duurzaamheid van een gebied gaat het om de vraag of de re-

gio over die eigenschappen beschikt die ervoor zorgen dat de welvaart in stand

kan worden gehouden. Het bedrijfsleven in het gebied is de belangrijkste drager

van de economische duurzaamheid en draagt hieraan bij door welvaartscreatie en

economische vernieuwing. Maar economische duurzaamheid is ook afhankelijk van

de bevolking als afzet- en arbeidsmarkt (sociale dimensie) en de mogelijkheden

die de fysieke ruimte biedt voor het ontplooien van economische activiteiten (eco-

logische dimensie).

De eerste eigenschap –welvaartscreatie- bestaat uit een aantal bedrijfseconomi-

sche indicatoren. Een gezond bedrijfsleven is immers productief, zodat het welvaart

tot stand brengt en kan investeren in producten en activiteiten die in de toekomst tot

welvaart kunnen leiden. Ook moet het ‘vlees op de botten’ hebben voor mindere tij-

den. Daarom geven de arbeidsproductiviteit en de winstgevendheid een indruk van de

mate waarin het bedrijfsleven is voorbereid op de toekomst. Daarnaast duidt een

goede solvabiliteit erop dat een onderneming over een buffer beschikt waarmee

zij onverwachte tegenvallers kan opvangen. Voor het voortbestaan van de economie

in de toekomst speelt ten slotte de werkgelegenheidscreatie door ondernemingen

een rol. Daarom is ook het tempo van de werkgelegenheidsgroei van belang voor de

duurzaamheid van de economie.

De eigenschap ‘vernieuwing’ geeft de mate weer waarin het bedrijfsleven zich

aanpast aan de voortdurend veranderende omstandigheden. Dit ‘fit’ zijn van het

bedrijfsleven uit zich in het algemeen in investeringen. Investeren staat immers

gelijk aan het uitstellen van het uitkeren van bedrijfsopbrengsten ten behoeve

van toekomstige opbrengsten. In het bijzonder vinden investeringen plaats in ac-

tiviteiten die op speur- en ontwikkelingswerk zijn gericht. Daarnaast is ook de

creatie van een geheel nieuwe onderneming een vorm van vernieuwing. Indicato-

ren voor ‘vernieuwing’ zijn daarom het aandeel van speur- en ontwikkelingsactivi-

teiten in de werkgelegenheid, het aantal starters ten opzichte van de omvang van

de beroepsbevolking, de omvang van investeringen ten opzichte van de toege-

voegde waarde (investeringsratio) en het saldo van vestiging/oprichting en ver-

trek.

Economische duurzaamheid is ook afhankelijk van de bevolkingssamenstelling in

een regio (sociale dimensie). In de eerste plaats vormt de bevolking in een gebied

de afzetmarkt voor het regionale bedrijfsleven. Naarmate de koopkracht van de

inwoners groter is, speelt dat gebied een belangrijkere rol als afzetmarkt. Daar-

naast voorziet de bevolking in arbeidskrachten die voor economische activiteiten

noodzakelijk zijn. Voor de rol die een gebied speelt als arbeidsmarkt zijn de be-

reikbaarheid van de beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie in de regio be-

langrijke kenmerken.

Ten slotte is economische duurzaamheid afhankelijk van de mate waarin een regio

ruimte biedt voor economische activiteiten (ecologische dimensie). In dit verband

is de ruimte die het bedrijfsleven en de agrarische sector in beslag nemen rele-

vant. Daarnaast hebben bedrijven infrastructuur nodig voor transport en bereik-

baarheid voor werknemers, klanten en toeleveranciers. Hiervoor kijken we naar

Page 38: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

38

de oppervlakte spoor- en hoofdwegen. De beschikbaarheid van fysieke ruimte be-

paalt ook de waarde van het zakelijk onroerend goed in een regio.

Page 39: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

39

Tekstvak 5 Economische structuur Hart van Brabant

De huidige economische structuur bepaalt in hoeverre Hart van Brabant zich kan aanpassen

aan veranderende economische omstandigheden. Uit onderstaande figuur blijkt dat de land-

bouw, de bouw en de horeca sterk zijn vertegenwoordigd in de regio. In Oisterwijk is circa

27% van de werkgelegenheid in de handelssector te vinden. Daarnaast is de zorgsector in

Haaren verantwoordelijk voor ruim een vijfde van de banen in haar gemeente. In Haaren is

voornamelijk kleinschalige bedrijvigheid. De grotere werkgevers in de gemeente zijn Cello

(zorg), Prisma (zorg), BTL (boomteelt), ’t Heem (zorg), Matador B.V. (productie en handel),

Van Schijndel Transport (transport) en Van den Oever (boomteelt). (Bron: Gemeente Haaren

(2011). Gemeente Haaren 2022: een levendige, groene en zelfbewuste gemeente.)

Sectorstructuur (banen 2010)

Het aantal banen in de landbouw krimpt. Door schaalvergroting in deze sector is het aantal

landbouwbedrijven in de periode 2000-2010 flink afgenomen. Uit onderstaande figuur blijkt

dat de regio (met uitzondering van Oisterwijk) een kleinere afname van het aantal landbouw-

bedrijven kent dan gemiddeld Nederland. Anno 2010 telt Hilvarenbeek de meeste landbouw-

bedrijven (circa 267), gevolgd door Haaren (232) en Oisterwijk (circa 139). (Bron: CBS)

De agrarische sector wordt tegenwoordig gekenmerkt door grootschaligheid, specialisatie,

multifunctionele landbouw en bedrijfsbeëindiging. Andere functies dan de landbouw eisen op

het platteland steeds meer ruimte op: woningbouw, infrastructuur, zorg, industrie en recrea-

tie.

0% 5% 10% 15% 20% 25%

Landbouw

Industrie

Bouw

Vervoer & opslag

Groothandel

Detailhandel

Horeca

Informatie & communicatie

Financiële instellingen

Zakelijke diensten

Overheid

Zorg

Overige diensten

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Nederland

60

65

70

75

80

85

90

95

100

105

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Nederland

Page 40: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

40

4.2 Economische duurzaamheid in Hart van Brabant Hart van Brabant kenmerkt zich door een lage economische kwaliteit. De regio

heeft een gunstige afzet- en arbeidsmarkt, maar biedt weinig ruimte voor econo-

mische activiteiten (productiefactor), met uitzondering van Oisterwijk en het be-

drijfsleven zorgt voor weinig vernieuwing en welvaartscreatie.

Figuur 4.1 Economische duurzaamheid

Bron: Rabobank

Welvaartscreatie: gezond bedrijfsleven

De bijdrage van het bedrijfsleven in Hart van Brabant aan de economische duur-

zaamheid van het gebied is een aandachtspunt. De score op de bedrijfseconomi-

sche kenmerken zijn benedengemiddeld, met uitzondering van de solvabiliteit.

Ook blijft de welvaartscreatie in de regio achter bij vergelijkbare gemeenten in de

rest van Nederland. Het bedrijfsleven in de drie gemeenten realiseert een lager

rendement op vermogen dan gemiddeld; de solvabiliteit ligt daarentegen wel op

het landelijke niveau. De dynamiek in de regio, oftewel de werkgelegenheidsgroei

van de afgelopen tien jaar, is wel hoger geweest dan in Nederland (met uitzonde-

ring van Haaren). Bovendien liggen de winstmarges van het bedrijfsleven in de

regio op een laag niveau. In Oisterwijk is sprake van een relatief hoge omloop-

snelheid van het vermogen. Dit betekent dat het beschikbaar gestelde vermogen

aan het bedrijf efficiënt wordt ingezet.

Opvallend is dat de arbeidsproductiviteit in de regio achterblijft bij het gemiddelde

Nederlandse bedrijfsleven. De gemiddelde arbeidsproductiviteit in Nederland be-

droeg in 2010 € 89.000. De arbeidsproductiviteit is bij uitstek een variabele die

sterk verschilt per sector. Hoe hoger de kapitaalintensiteit (en dus hoe lager de

arbeidsintensiteit), hoe hoger de arbeidsproductiviteit. Zo kennen bijvoorbeeld de

industrie en de delfstoffenwinning de hoogste arbeidsproductiviteit van alle secto-

ren. De landbouw, de bouw en de horeca zijn goed vertegenwoordigd in Hart van

Brabant, maar realiseren in de regio een lagere arbeidsproductiviteit dan deze

sectoren landelijk opbrengen (met uitzondering van Oisterwijk die op het landelijk

niveau ligt). De arbeidsproductiviteit ligt in de handelssector van Oisterwijk wel

hoger dan in Nederland.

Page 41: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

41

Verhoging van de productiviteit is van belang, omdat de potentiële beroepsbevol-

king op termijn kleiner zal worden, wat in de komende decennia een rem op de

potentiële economische groei zal zetten. Doordat het arbeidsaanbod in de nabije

toekomst veel minder gemakkelijk uit te breiden zal zijn dan voorheen, neemt het

belang van productiviteitsgroei als bron van economische groei toe. Gegeven de

bestaande economische structuur zal een hogere arbeidsproductiviteit vooral ver-

kregen moeten worden door te investeren in producten met een hogere toege-

voegde waarde en efficiëntere productiemethoden. Innovatie is hiervoor een be-

langrijke sleutelwaarde en levert een belangrijke bijdrage aan de groei van de

productiviteit, maar ook aan het verduurzamen van de economische groei.

Figuur 4.2 Welvaartscreatie

Bron: Rabobank

Page 42: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

42

Tekstvak 6 Bruto toegevoegde waarde in Hart van Brabant

Weinig vernieuwing bij het regionale bedrijfsleven

Bedrijvigheid heeft ruimte nodig. De beschikbaarheid van bedrijfshuisvesting,

productie- en distributiehallen en kantoren, is dan ook een belangrijke vestigings-

factor voor ondernemingen en daardoor een belangrijke voorwaarde voor econo-

mische ontwikkeling. Daarbij speelt een belangrijke rol dat bedrijven vanwege de

herkomst van de (startende) ondernemer en van de werknemers doorgaans sterk

aan de regio van vestiging gebonden zijn. Daarom laat een tekort aan huisves-

tingsmogelijkheden in de ene regio zich nauwelijks salderen met vrije ruimte in

een andere regio. Voldoende mogelijkheden om in de huisvestingsbehoefte van

het eigen bedrijfsleven te voorzien zijn dus onontbeerlijk voor de economische

ontwikkeling van Hart van Brabant. Als het gaat om vernieuwing van en door het

bedrijfsleven zien we in de eerste plaats dat de regio tussen 1996 en 2009 een

ongunstig vestigingssaldo heeft laten zien. Dit betekent dat zich hier minder be-

drijven hebben gevestigd dan dat er vertrokken zijn. Ook worden er in Hart van

Brabant relatief weinig nieuwe bedrijven gestart, wat ongunstig is voor de verjon-

ging van het bedrijfsleven.

Verder valt op dat in alle drie de gemeenten sprake is van een hoge investerings-

ratio. De investeringsratio is het deel van de bruto toegevoegde waarde dat wordt

geïnvesteerd. Dit kengetal geeft een indruk van de mate waarin het bedrijfsleven

Uit onderstaande figuur blijkt dat de agrarische sector, de bouw en de horeca een hogere bru-

to toegevoegde waarde realiseren in Hart van Brabant dan in Nederland. De verschillen in sec-

toren tussen de gemeenten zijn echter groot. Zo draagt de handel in Oisterwijk circa 35% van

de totale bruto toegevoegde waarde in de gemeente, terwijl in Haaren de gezondheidszorg

bijna een kwart van de productie voor haar rekening neemt. Deze twee sectoren hebben een

groter belang in de bruto toegevoegde waarde in de regio dan landelijk het geval is. Dit is

verklaarbaar vanwege de sectorstructuur van de gemeenten (zie tekstvak 5). De handel en de

zorg hebben regionaal een groter belang in de werkgelegenheid dan in Nederland.

Binnen de regio zien we dat bijna 60% van de bruto toegevoegde waarde in Oisterwijk wordt

gerealiseerd. Hilvarenbeek en Haaren hebben ongeveer hetzelfde aandeel in de regionale pro-

ductie, namelijk ruim 20%.

Bruto toegevoegde waarde naar sector (2010)

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%

Landbouw

Industrie

Bouw

Handel en reparatie

Horeca

Vervoer, opslag en communicatie

Financiele instellingen

Zakelijke dienstverlening

Overheid en onderwijs

Gezondheidszorg

Overige dienstverlening

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Nederland

Page 43: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

43

bereid is om te investeren en (in sommige gevallen) vertrouwen heeft in de toe-

komst. Dit wijst erop dat bij de bedrijven in Hart van Brabant een relatief hoge

investeringsbereidheid is. Een ander belangrijk aspect van economische vernieu-

wing is het aantal banen dat gericht is op onderzoek en ontwikkeling. In de regio

zijn dergelijke banen ondervertegenwoordigd. In Hart van Brabant is de kennisin-

tensieve sector zoals de industrie ook niet sterk vertegenwoordigd. Evenmin als

de informatie- en communicatiesector. De regio is vooral sterk in de op handel

gerichte bedrijvigheid, zoals in de groothandel en de detailhandel en de agrari-

sche sector. Het aantal banen in onderzoek en ontwikkeling is in de regio vooral

ICT-gerelateerd. Per saldo wordt Hart van Brabant gekenmerkt door een bene-

dengemiddeld ‘fit’ bedrijfsleven.

Figuur 4.3 Vernieuwing

Bron: Rabobank

Gunstige afzet- en arbeidsmarkt

Het Hart van Brabant heeft een ongunstige arbeidsmarkt. In onderstaande figuur

zien we dat de regio deze negatieve score vooral te wijten is aan de beperkte na-

bijheid van een grote beroepsbevolking (binnen 45 minuten reistijd). De niet cen-

trale ligging binnen Nederland zorgt ervoor dat het bedrijfsleven in Hart van Bra-

bant geen beroep kan doen op een groot achterland met potentiële werknemers.

De drie gemeenten van Hart van Brabant telden op 1 januari 2010 circa 54.430

inwoners, inclusief Berkel-Enschot en Udenhout bedraagt het aantal inwoners ca.

75.000. Wanneer we het woon-werkverkeer (oftewel pendelrelaties) analyseren

dan zien we dat in de regio ruim een derde van de werkende bevolking in de ei-

gen gemeente arbeid verricht. Voor Hilvarenbeek en Oisterwijk geldt dat ook circa

een derde van de pendelaars in Tilburg werkt. Circa 15% van de werkenden uit

Haaren, verricht arbeid in ‘s-Hertogenbosch.

Omvang en opleidingsniveau van de beroepsbevolking, oftewel ‘kwantiteit en

kwaliteit’, zijn van grote invloed op de welvaart in een gebied. Daarnaast vormt

het aanbod van arbeidskrachten een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven.

Page 44: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

44

In de afgelopen decennia is zowel de arbeidsparticipatie als het gemiddelde oplei-

dingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking sterk toegenomen. In Hart van

Brabant zien we dat de arbeidsparticipatie iets lager is dan in Nederland. Binnen

de regio zien we dat vooral de mannen een hogere participatiegraad hebben dan

de gemiddelde Nederlandse man. De vrouwen daarentegen blijven achter bij het

landelijk gemiddelde.

Ondanks de beperkte nabijheid van een grote beroepsbevolking, kan de regio wel

profiteren van een bovengemiddelde afzetmarkt. Koopkrachtige consumenten ma-

ken het gebied voor het bedrijfsleven tot een interessante afzetmarkt. De bevol-

king van Hart van Brabant heeft een koopkracht die ruim boven het landelijk ge-

middelde ligt.

Figuur 4.4 Afzet- en arbeidsmarkt

Bron: Rabobank

Page 45: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

45

Tekstvak 7 Niet-werkende werkzoekenden in Hart van Brabant

Productiefactor: weinig fysieke ruimte voor economische activiteiten

Op de eigenschap ‘productiefactor’ laat Hart van Brabant geen gunstige score zien

(met uitzondering van Oisterwijk). Deze score weerspiegelt de hoeveelheid ruimte

die in gebruik is voor economische activiteiten. De grote oppervlakte landbouw-

grond als productiefactor is echter niet verassend (zie tekstvak 3). De gemeenten

zijn sterk gericht op agrarische economische activiteiten en dat is kenmerkend

voor het gebied.

Hart van Brabant kenmerkt zich door weinig infrastructuur (oppervlakte hoofdweg

en spoor) en weinig oppervlakte bedrijventerrein. Dit maakt de regio een minder

interessante vestigingsplaats voor bedrijven (zie figuur 4.5), wat negatief bij-

draagt aan de economische kwaliteit van het gebied.

De beschikbaarheid van fysieke ruimte bepaalt ook de waarde van het onroerend

goed in een regio. Het bedrijfsleven bezit panden die lager dan gemiddeld worden

gewaardeerd (met uitzondering van Haaren), wat tot uiting komt in de lage WOZ-

waarde die in de gemeenten gelden voor het vastgoed. Oorzaken van een lage

Om een indruk te krijgen van de stand van zaken op de regionale arbeidsmarkt is in onder-

staande figuur het aandeel niet-werkende werkzoekenden (NWW) in vergelijking met de pro-

vincie Noord-Brabant en Nederland weergegeven. Het aantal NWW-ers ligt in Hart van Brabant

onder het provinciale en landelijk gemiddelde. De arbeidsmarkt in de regio Midden-Brabant

wordt in september 2011 als zeer ruim gekarakteriseerd, wat betekent dat er veel kortdurend

niet-werkende werkzoekenden zijn ten opzichte van de openstaande vacatures. Voor de onder

andere de beroepen agrarische arbeiders, productieplanners en boekhouders en secretaresses

is er een overschot aan kortdurend niet-werkende werkzoekenden in zowel de regio als in de

rest van Nederland. Voor metaalarbeiders, mechanisch operators, bankwerkers en lassers is

de arbeidsmarkt juist krap in de regio Midden-Brabant zodat er op dit moment voor werkzoe-

kenden met dit beroep veel kansen zijn op de arbeidsmarkt. Zowel in de arbeidsmarktregio

Midden-Brabant als in Nederland is het merendeel van de werkzoekenden 45 jaar of ouder.

Stand september 2011

Bron: UWV (2011). Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie.

0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

4,0%

5,0%

6,0%

7,0%

Hilvarenbeek Oisterwijk Haaren Noord-Brabant Nederland

Page 46: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

46

WOZ-waarde voor het vastgoed kunnen worden gezocht in de directe ruimtelijke

omgeving. Onder meer slecht onderhoud aan panden, bestemmingsplanwijzigin-

gen en weinig voorzieningen in de buurt zijn van invloed op de WOZ-waarde.

Figuur 4.5 Productiefactor

Bron: Rabobank

Page 47: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

47

Tekstvak 8 Ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Hart van Brabant

Boomteelt

In Midden-Brabant zijn naar schatting 200 boomkwekerijen actief die een productiewaarde

realiseren van € 70 miljoen en aan ruim 1.700 mensen werkgelegenheid bieden. De landbouw

blijft de belangrijkste economische drager in het buitengebied. Voor de gemeente Haaren geldt

dat specifiek de boomteeltsector van belang is. De boomteelt is één van de belangrijke eco-

nomische dragers van de gemeente Haaren. Daarnaast is duidelijk geworden dat ook nationaal

gezien Haaren als boomteeltgemeente een factor van betekenis is. Als kleinere onder de gro-

ten onderscheidt Haaren, als centrum voor de boomkwekerij in Midden-Brabant, zich door een

assortiment van stek tot volwaardige boom te kunnen aanbieden. (Bron: Radboud Vorage

(2010). Agenda voor de boomkwekerijsector in Nederland. Bron: www.haaren.nl)

In 2010 werd de vereniging Greenport Midden-Brabant opgericht; een samenwerkingsverband

van en voor boomkwekers en toeleveranciers. Greenport Midden-Brabant richt zich op het sti-

muleren van bedrijfseconomische ontwikkeling van de boomkwekerijsector om daarmee de po-

sitie van individuele boomkwekers te versterken. Daarbij gaat het om initiëren van samenwer-

kingsprojecten en andere partners daarbij te betrekken. De Brabantse boomkwekerij heeft een

strategische visie ontwikkeld voor de periode 2010-2020. De visie is samengesteld door ZLTO,

Greenport Midden-Brabant en Treeport Zundert in opdracht van de Stuurgroep Brabantse

Boomkwekerij. In de strategische visie wordt de provincie Noord-Brabant gevraagd om samen

met de sector en andere partners zodanig beleid te maken dat de sector de concurrentie aan

kan met andere Europese producenten. Er zijn 5 speerpunten benoemd en geprioriteerd:

Ruimtelijke Ordening & Water, Logistiek & Vervoer, Kennis & Innovatie, Markt & Keten en Pu-

blic Relations & Imago. De sector vraagt ontwikkelingsmogelijkheden om de concurrentie aan

te kunnen en ziet graag oplossingen voor belangrijke knelpunten zoals bouwblokgrootte, teel-

tondersteunende voorzieningen, beschikbare teeltgronden en water. Duurzame oplossingen

vragen vaak flexibiliteit in de (toepassing van) wet- en regelgeving. Voor een optimaal- en

duurzaam vervoer van producten is een goed en toegankelijk netwerk van wegen nodig in het

buitengebied en de aansluitende provinciale wegen en rijkswegen. Om de hoeveelheid ver-

keersbewegingen terug te brengen wil de sector een logistieke structuur ontwikkelen met

steunpunten in de regio waar kleine leveringen middels een coördinatiepunt bijeen worden ge-

bracht om zo volle vrachten te realiseren. Hiermee worden transportkilometers bespaard en

wordt de CO2-uitstoot sterk teruggebracht. (Bron: Stuurgroep Brabantse Boomkwekerij

(2010). Strategische visie boomteelt Noord-Brabant 2010-2020. Bron: www.haaren.nl)

De voorlopige cijfers van het CBS laten zien dat het areaal boomkwekerij in 2010 is afgeno-

men met 1.0%. Ook het aantal boomkwekerijbedrijven is in 2010 iets afgenomen. De schaal-

vergroting gaat ook niet aan deze sector voorbij. Binnen de boomkwekerij neemt de speciali-

satie tussen vollegrond en/of containerteelt verder toe. Daarbij neemt het areaal onder glas

toe. Door schaalvergroting en mechanisering/automatisering wordt getracht de kostprijs te

verlagen. Met name op de containerteeltbedrijven zien we snelle ontwikkelingen ten aanzien

van kostprijsverlaging. Er is een tendens naar grotere, gespecialiseerde bedrijven. Schaalver-

groting heeft niet alleen kostprijsverlaging als doel. Steeds belangrijker wordt het verkrijgen

van voldoende kritische massa, voorwaarde om een interessante ketenpartner te zijn. Behalve

door schaalvergroting, kan kritische massa ook door samenwerking tussen producenten wor-

den gerealiseerd. De sector kenmerkt zich nog steeds door een relatieve geslotenheid. In bij-

voorbeeld de glastuinbouw worden (bedrijfs)gegevens gemakkelijker uitgewisseld. Meer hor i-

zontale en verticale samenwerking is daarom gewenst. De overheids- en consumentmarkt met

de bouwmarkten laten een groeiende vraag zien. Tuincentra en bouwmarkten vragen steeds

meer grotere uniforme partijen. De partij welke uniforme partijen van verschillende kwekers

kan leveren heeft de voorkeur.

Page 48: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

48

4.3 Conclusie De economische kwaliteit in Hart van Brabant blijft achter bij het landelijk gemid-

delde en is een aandachtspunt voor een duurzame toekomst. Het gebied loopt

achter voor wat betreft de welvaartscreatie en economische vernieuwing. De uit-

daging ligt in het creëren van een zodanig gunstig vestigingsklimaat dat het ook

voor nieuwe ondernemers interessant wordt om zich in dit gebied te vestigen.

Startende ondernemingen vormen doorgaans een essentieel onderdeel van de re-

gionale economie. Nieuwe bedrijven zorgen voor verjonging en vernieuwing van

de economische structuur. Bovendien zijn starters doorgaans een drijvende kracht

achter het innovatieve vermogen van de economie en een belangrijke bron van

werkgelegenheid. Daarnaast zal het bestaande bedrijfsleven –om ook in de toe-

komst gezond te blijven– moeten blijven vernieuwen door te investeren.

Onder invloed van een aantal mondiale, Europese, landelijke en regionale trends

en ontwikkelingen is de agrarische sector constant in beweging. Zo neemt de in-

ternationale concurrentie toe, worden milieuregels aangescherpt en verandert de

consumentenmarkt. Voor agrarische bedrijven is het noodzakelijk dat zij constant

alert zijn op dergelijke ontwikkelingen en daarop inspelen om de concurrentie-

strijd niet te verliezen. Het aandeel van de landbouw in de regionale economie

(productie, werkgelegenheid) neemt steeds verder af. De diensteneconomie is ook

in plattelandsgebieden al lang een feit.

Sterkten Zwakten

Hoge investeringsratio.

Koopkrachtige consumenten.

Groot oppervlakte voor agrarisch

grondgebruik.

Lage werkloosheid.

Lagere winstmarge en rende-

ment op totale vermogen dan

het gemiddelde bedrijfsleven.

Lage arbeidsproductiviteit.

Negatief vestigingssaldo.

Relatief weinig startende onder-

nemers per lid van de potentiële

beroepsbevolking.

Weinig banen op het gebied van

onderzoek en ontwikkeling.

Gemiddeld lagere WOZ-waarde

commercieel vastgoed.

Beperkte oppervlakte infrastruc-

tuur.

Beperkte oppervlakte bedrijven-

terrein.

Onvoldoende bereikbaarheid be-

roepsbevolking.

Page 49: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

44

5 Wat draagt bij aan duurzaamheid?

5.1 Inleiding In de Triple P-monitor kijken we in welke mate de drie dimensies bijdragen aan

de duurzaamheid van het gebied. Hierbij gaat het om de vraag of de omstandig-

heden zodanig zijn dat bevolking, natuur en bedrijfsleven ook in de toekomst een

kwalitatief goede (leef)omgeving ervaren. De mate waarin de verschillende di-

mensies duurzaam zijn, is deels afhankelijk van de invloed van de andere dimen-

sies. Met andere woorden: iedere dimensie ontvangt invloeden van de andere

twee dimensies. Dit komt tot uitdrukking in de zogenaamde ‘connectoren’ (de pi j-

len in figuur 5.1). Bijvoorbeeld: de arbeids- en afzetmarkt is een eigenschap van

‘People’. Maar zij draagt tevens bij aan ‘Profit’ doordat zij arbeidskrachten en

klanten levert aan het bedrijfsleven.

Schematisch ziet de Triple P inclusief de connectoren er als volgt uit.

Figuur 5.1 Triple P Monitor: bijdrage van eigenschappen aan

duurzaamheid (dimensies)

Bron: Rabobank

Dit hoofdstuk gaat in op de vraag in welke mate de P’s elkaar beïnvloeden. Als dat

inzicht bestaat, is het mogelijk om een eerste indicatie te geven langs welke li j-

nen aan een duurzamer werkgebied gewerkt zou kunnen worden.

5.2 Bijdrage per gemeente In deze paragraaf laten we als eerste zien welke bijdrage de verschillende dimen-

sies leveren aan de duurzaamheid van Hart van Brabant (figuur 5.2). Het blijkt

dat de sociale dimensie de grootste bijdrage levert aan de duurzaamheid van het

gehele gebied. Dit geldt vooral voor Hilvarenbeek en Haaren, in mindere mate

voor Oisterwijk. Ook de economische dimensie levert een bovengemiddelde bij-

drage, met name dankzij Oisterwijk. In beide gevallen heeft dat vooral te maken

met de beperkte milieudruk van de bevolking en het bedrijfsleven. De ecologische

dimensie draagt juist weinig bij aan de duurzaamheid. De bijdrage is relatief hoog

als het gaat om natuur en ruimte om te wonen, maar juist erg laag wat betreft

cultuur en de ruimte voor ondernemen.

People - samenleving

Profit - bedrijfsleven Planet - natuur & landschap

Milieudruk bevolking

Sociale cohesie

Arbeids- en afzetmarkt

Samenstellingbevolking

Milieudruk economie

Vernieuwing

Werk en voorzieningen

Welvaarts-creatie

Productie-factor

Woon-omgeving

Cultuur

Natuur

Page 50: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

45

Figuur 5.2: Bijdrage dimensies aan duurzaamheid

Bron: Rabobank

Welke dimensies aan elkaars duurzaamheid bijdragen, is te zien in onderstaande

grafiek. Hier spreken we dus over de onderlinge beïnvloeding. De paarse balk laat

zien hoe duurzaam de dimensie is, zoals dat aan de orde is gekomen in de hoofd-

stukken 2 tot en met 4. De oranje, blauwe en lichtblauwe balken laten vervolgens

zien aan welke dimensie zij hun duurzaamheid te danken hebben. Deze analyse is

gemaakt voor het gebied in totaliteit.

Figuur 5.3: Ondervonden duurzaamheid per dimensie naar bijdrage per dimensie

Bron: Rabobank

De zwakkere score op Profit blijkt vooral aan Profit zelf (het presteren van het

bedrijfsleven) te wijten te zijn en slechts in geringe mate aan Planet (in dit ver-

band m.n. ruimte voor bedrijvigheid en bereikbaarheid). Voorts blijkt dat Profit

ook de grootste bijdrage levert (in dit geval positief) aan de ecologische duur-

zaamheid (Planet), getuige de zeer gunstige score, gevolgd door People. Dit heeft

Page 51: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

46

te maken met de als eerder genoemde lage milieudruk van de bevolking en het

bedrijfsleven. Al eerder hebben we gezien dat de score op People het dichtst bij

de landelijke benchmark ligt. Deze analyse laat zien, dat dat gedeeltelijk aan Pla-

net te danken is, maar ook hier Profit een negatieve bijdrage levert.

Deze analyse geeft een eerste indicatie ‘aan welke knoppen gedraaid zou kunnen

worden’ om tot een duurzamer werkgebied te komen. Profit lijkt de grootste in-

vloed te hebben, zowel in positieve als in negatieve zin. Als het lukt om deze fac-

tor te versterken, waarbij dit niet ten koste zou moeten gaan van Planet, wordt

de duurzaamheid van het gebied in zijn geheel versterkt.

5.3 Productie- of consumptiegebied – People vs Profit De voorgaande globale aanbevelingen zijn gebaseerd op de concrete duurzaam-

heidsscores van het gebied, maar gaan in dit stadium nog voorbij aan de functies

van het gebied, intern en in relatie tot de omliggende gemeenten. Deze functie

blijkt bijvoorbeeld uit de verhouding tussen de werkgelegenheid en de omvang

van de werkzame beroepsbevolking, het voorzieningenaanbod en de verhouding

tussen inkomende en uitgaande koopstromen. Als deze verhoudingen een waarde

opleveren die groter is dan 1, dan heeft een gebied vooral een productiefunctie.

De economische functie overtreft dan de sociale. Bij een waarde kleiner dan 1

vervult een gebied vooral een rol als woonplaats. De sociale functie prevaleert

dan boven de economische.

Werkgelegenheid en voorzieningen zijn in het algemeen veel sterker geconcen-

treerd dan de bevolking. Daardoor vervullen maar weinig gemeenten (en dan

vooral de grotere) primair een functie als werkplaats of voorzieningencentrum.

Deze verschillen worden vooral beleidsmatig bepaald. Omwille van concentratie

en schaalvoordelen is het ruimtelijk-economisch beleid op grotere (groei)kernen

gericht en zijn uitbreidingsmogelijkheden in kleinere kernen doorgaans beperkt.

Veruit de meeste gemeenten in ons land hebben vooral een rol als woonplaats.

Anders gezegd: de meeste gemeenten hebben een lage werkgelegenheidsfunctie

en een beperkt aanbod van voorzieningen. De meeste gemeenten zien per saldo

dan ook koopkracht naar elders afvloeien.

Hart van Brabant vormt op deze regel geen uitzondering. De gemeenten hebben

alle drie een lage werkgelegenheidsfunctie, maar wel voldoende aanbod van voor-

zieningen (met uitzondering van Haaren). De regio ziet per saldo echter koop-

kracht afvloeien. Vooral Tilburg is een belangrijke bestemmingsgemeente van de

lokale consumenteneuro.

Gegeven de beleidsmatige (ruimte) en economische (schaalgrootte) onderliggers

is het lastig om hierin verbetering te brengen. Versterking van de werk- en win-

kelfunctie van Hart van Brabant lijkt onder dergelijke omstandigheden vooral af-

hankelijk van kwalitatieve factoren, zoals een aantrekkelijk en onderscheidend

voorzieningen(winkel)aanbod en stimulering van ondernemerschap, inclusief in-

novatie en waardecreatie, gebaseerd op de natuurlijke kwaliteiten en karakter van

het gebied.

Page 52: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

47

Figuur 5.4 Interactie bevolking-economie

Bron: Rabobank

5.4 De druk op de leefomgeving – People vs Planet Vrijwel al het menselijk handelen heeft gevolgen voor de leefomgeving. Anders

dan tot enkele decennia geleden het geval was, zijn we ons tegenwoordig bewust

van de gevolgen van onze manier van leven voor natuur en milieu. Steeds meer

personen en ondernemingen proberen om de negatieve gevolgen van hun hande-

len voor onze natuurlijke omgeving te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

De beeldvorming en kennis van de kwaliteit van natuur en milieu komen naar vo-

ren in de wijze waarop men de omgeving waardeert, in algemene zin en in Hart

van Brabant. Onze welvarende samenleving kan het zich veroorloven om natuur

en landschap een hoge prioriteit te geven en te werken aan oplossingen waarbij

welvaart en (economische) activiteiten niet ten koste gaan van natuurlijke kwali-

teiten. Milieubewust gedrag blijkt (binnen de kaders van deze Triple P analyse) uit

het gebruik van groene stroom, donaties aan natuur- en milieudoelen en de mate

waarin bedrijven de bodem vervuilen. Steeds meer Nederlanders, personen en

bedrijven, hebben er geld voor over om de aantasting van de natuur en het milieu

door hun handelen te verkleinen of te compenseren.

In Hart van Brabant lijkt de sociale dimensie ten opzichte van Planet aan het

kortste eind te trekken, hoewel de verschillen niet groot zijn. Tegelijkertijd zien

we verschillen binnen de regio. Zo doneren de inwoners van Hilvarenbeek meer

aan natuur en milieu dan in de rest van de regio. De waardering van het land-

schap ligt echter alleen in Haaren hoger dan gemiddeld in ons land. Daarnaast

nemen de inwoners van Hart van Brabant gemiddeld meer groene stroom af. Te-

gen deze achtergrond (en binnen de kaders van het analysemodel) zou een bete-

re balans bereikt kunnen worden door te investeren in bewustzijn van en trots op

de ruimtelijke kwaliteiten, zowel voor wat betreft natuur als de onderscheidende

kenmerken van het landelijke gebied, inclusief de agrarische functies.

Page 53: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

48

Figuur 5.5 Interactie bevolking-ecologie

Bron: Rabobank

.

5.5 Ruimte als drager van de economie – Profit vs Planet

Economie (Profit) en natuur (Planet) lijken vaak lastig met elkaar in evenwicht te

brengen. De basisgedachte daarbij is, dat economie vaak ten koste gaat van de

ruimtelijke kwaliteiten van een gebied en er langs die li jn ook een (negatieve)

oorzaak-gevolg relatie zichtbaar is.

In geval van Hart van Brabant zien we ook enige onbalans, die bij nader inzien

vooral op het conto van Haaren is te schrijven. Oisterwijk (en in iets mindere ma-

te Hilvarenbeek) scoren rond het landelijke gemiddelde. Simpel gezegd ‘wint’

vooral in Haaren Planet van Profit. Op het niveau van de individuele gemeenten

leidt dit tot de gedachte, dat versterking van de lokale economie van Haaren, ge-

bruik makend (en zeker niet ten koste gaand) van de ruimtelijke kwaliteiten tot

een per saldo betere balans zou kunnen leiden. Het sterke sierteeltcluster (bo-

menteelt) zou hierin een rol kunnen spelen. Schakelen we een niveau hoger (Hart

van Brabant), dan is de stelling verdedigbaar dat accentverleggingen vanuit deze

optiek minder noodzakelijk zijn.

Figuur 5.6 Interactie economie-ecologie

Page 54: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

49

Bron: Rabobank

Page 55: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

50

6 De balans opgemaakt

6.1 Hoge ecologische kwaliteit in de regio Als we de totale score van Triple P berekenen (het gemiddelde van de drie dimen-

sies) voor Hart van Brabant, dan blijkt dat het gebied volgens de uitgangspunten

van het model per saldo minder duurzaam is dan gemiddeld Nederland. Dit geldt

ook voor alle drie gemeenten afzonderlijk, ook als zij tegen vergelijkbare gemeen-

ten worden afgezet. Oorzaak hiervan is met name de ondergemiddelde score op

People en Profit voor Hart van Brabant. Wel wordt de regio gekenmerkt door een

hoge ecologische kwaliteit. Deze is zelfs hoger dan in vergelijkbare gebieden in

Nederland.

Figuur 6.1 Triple P balans

Bron: Rabobank

De hoge ecologische kwaliteit van Hart van Brabant heeft de regio te danken aan

haar ligging en de natuurlijke waarden. Het is een open gebied met een lage be-

volkingsdichtheid, relatief weinig economische activiteit en dus weinig bebouwing

ten opzichte van de oppervlakte. Om Hart van Brabant klaar te maken voor een

duurzame toekomst is het zaak om niet alleen de focus op de ecologische dimen-

sie te leggen (behouden), maar zeker ook de sociale en economische dimensie

niet uit het oog te verliezen (versterken). De drie dimensies zijn immers onlos-

makelijk met elkaar verbonden. De kernvraag zou ook anders kunnen worden ge-

steld: op welke wijze kan uit de ecologische kwaliteiten meer kracht worden ont-

leend ten faveure van de andere kwaliteiten, zonder dat dit ten koste gaat van de

ecologische kwaliteiten zelf?

Binnen Hart van Brabant heeft Haaren al te maken met demografische krimp. De

overige gemeenten nog niet, maar ze worden wel geconfronteerd met een snel

vergrijzende bevolking, met voelbare sociaal-economische gevolgen, bijvoorbeeld

op het vlak van dynamiek, draagvlak (onder voorzieningen) en zorgvraag. De

vraag hoe de sociale en economische kwaliteit van de regio kan worden versterkt,

zal voor een groot deel daarmee te maken hebben. Vaak zien we dat gemeenten

binnen een (Rabobank werk-)gebied complementair aan elkaar zijn. Goede sa-

Page 56: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

51

menwerking en onderlinge afstemming kunnen helpen om de sterkste verschillen

weg te nemen. In het geval van Hart van Brabant zijn de grootste verschillen ech-

ter extern zichtbaar (dat wil zeggen de gemeenten gezamenlijk ten opzichte van

de omliggende grotere kernen) en niet zozeer tussen de drie gemeenten. Dat be-

tekent dat afstemming en samenwerking (en per saldo een betere duurzaam-

heidsbalans) ook met de omliggende regio (en dan met name de gemeenten Til-

burg, ’s-Hertogenbosch en Eindhoven) zouden moeten plaatsvinden, op de the-

ma’s voorzieningen, arbeidsmarkt, woningmarkt en ruimte (in letterlijke en fi-

guurlijke zin) die aan het bedrijfsleven wordt geboden. En hoewel het de vraag-

stelling van deze opdracht overstijgt, zou de redenering ook andersom kunnen

worden opgebouwd. Dus niet de alleen de vraag of de Brabantse stedendriehoek

kan bijdragen aan een economisch sterker Hart van Brabant, maar ook de vraag

in hoeverre Hart van Brabant kan bijdragen aan een ecologisch sterkere steden-

driehoek.

6.2 Kansen voor verduurzaming In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien welke dimensies negatief bi j-

dragen aan de duurzaamheid van Hart van Brabant en welke kwaliteiten daarvan

de gevolgen ondervinden. Waar het uiteindelijk om gaat, is het verbeteren van de

duurzaamheid van Hart van Brabant. In deze paragraaf laten we zien welke ei-

genschappen van het gebied kunnen worden verbeterd zodat de duurzaamheid

van de regio toeneemt.

Figuur 6.2 geeft aan welke bijdragen de drie dimensies en onderliggende eigen-

schappen leveren aan de duurzaamheid van de regio. Een negatieve bijdrage be-

vindt zich links van de middenas, een positieve rechts. Links van de middenas be-

vinden zich hiermee de schakels voor verbetering, rechts voor behoud en verster-

king.

Figuur 6.2 Bijdrage aan duurzaamheid per eigenschap: schakels

voor behoud of verbetering

Bron: Rabobank

Page 57: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

52

In de vorige paragraaf zagen we dat de ecologische dimensie het meest duur-

zaamheid is. Dit leunt echter in beperkte mate op kenmerken van Planet zelf (cul-

tuurhistorie en natuur). De voornaamste reden van de hoge Planet-score is de la-

ge druk die de bevolking en het bedrijfsleven uitoefenen op de omgeving, simpel

gezegd door de lage dichtheid van de bevolking en economische activiteiten. Bij

de versterking van de sociale en economische kwaliteit is de kans groot dat hun

positieve bijdrage aan Planet afneemt. Het is daarom van belang om aandacht te

blijven schenken aan de natuurlijke omgeving, aangezien dat het visitekaartje en

kernkwaliteit van de regio is. Verdichten is daarbij te verkiezen boven uitbreiden,

evenals ‘meer doen met minder’, onder meer te realiseren met innovatie en

waardecreatie. Een pleidooi voor meer natuur (in absolute zin) is tegen deze ach-

tergrond niet gemakkelijk verdedigbaar. Bovendien scoort het gebied vooral on-

dergemiddeld op cultuurhistorie, een factor die nauwelijks op de korte termijn be-

invloedbaar is. Wel zou gewerkt kunnen worden aan sterkere beleving van de cul-

tuurhistorie (in termen van kennis en trots), waarmee wordt bijgedragen aan een

sterkere sociale dimensie.

6.3 De workshops Op basis van de belangrijkste constateringen in de Triple P-monitor hebben in oktober

2011 drie workshops plaatsgevonden, waarbij met de ledenraad, externe relaties,

medewerkers en anderszins betrokkenen van gedachten is gewisseld over de uitkom-

sten en de mogelijkheden om tot een nog duurzamer werkgebied te komen.12

De bedoeling van deze inventarisatie is om gevarieerd en diepgaand inzicht te krijgen

in mogelijke projecten, die de duurzaamheid van Hart van Brabant ten goede kunnen

komen. Daarbij moet worden aangetekend, dat er al veel lopende projecten zijn,

waarvan ook toekomstige ondersteuning gerechtvaardigd lijkt. Daarnaast zal een be-

sluit om een project al dan niet op te starten (en aansluitend mogelijk in aanmerking

te laten komen voor ondersteuning vanuit het Coöperatief Dividend) meer onderbou-

wing en argumentatie van diverse partijen vragen. De ervaring leert immers dat de

beste ideeën ‘van onderaf komen’ en het is niet primair aan de leiding van de bank

om een actieve rol te spelen bij het genereren van ideeën en het ontwikkelen van een

plan van aanpak. De uitgebreide inventarisatie geeft de mogelijkheid om bepaalde ro-

de draden in de suggesties te ontdekken en niet in de laatste plaats geven ze een

goed inzicht in de betrokkenheid en actiebereidheid van de aanwezigen, die inzetbaar

is bij een eventueel vervolg.

In deze paragraaf geven we een geclusterd overzicht van de aanbevelingen en gesug-

gereerde actiepunten. In hoofdstuk 7 vertalen we dit naar een advies en noemen we

toetsingscriteria die tot keuzes kunnen leiden, gesteund door randvoorwaarden die in

rondetafelgesprekken met experts op de verschillende thema’s zijn genoemd.

People, sociaal

Vergrijzing, ontgroening en aankomende bevolkingskrimp zijn belangrijke elemen-

ten geweest in de workshops. Daarbij kunnen twee richtingen worden onderschei-

den.

1. Is het mogelijk of wenselijk om de (verwachte) ontwikkeling bij te stellen of te

keren?

________________________________

12 Zie bijlage II voor een overzicht van de deelnemers.

Page 58: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

53

2. Op welke wijze zou de regio op de ontwikkelingen kunnen anticiperen, of sterker

nog: daarvan kunnen profiteren?

Bij de eerste vraag is het algemeen gedragen beeld dat de genoemde ontwikke-

lingen een niet te keren trend zijn. Dat geldt voor de demografische trends, maar

ook voor de daarmee samenhangende ruimtelijke ontwikkelingen, zeker op het

niveau van Hart van Brabant. Hooguit zijn maatregelen denkbaar die het proces

enigszins kunnen stroomlijnen of afzwakken, zoals goed openbaar vervoer, vol-

doende betaalbare woonruimte, het evt. splitsen van grote wooneenheden, bou-

wen van levensloopbestendige woningen etc., maar meebewegen/anticiperen lijkt

zinvoller dan verzetten. De concentratie van onderwijsinstellingen in de grote ste-

den en de sterke aantrekkingskracht die grote steden op jongeren hebben, zullen

onverminderd van kracht blijven. Ook de opschaling en ruimtelijke concentratie

van voorzieningen voor ouderen (mede omwille van betaalbaarheid, kwaliteit en

efficiënte personeelsinzet) zijn min of meer autonome trends.

Anticiperen (de tweede optie) biedt waarschijnlijk meer soelaas. Leren van erva-

ringen en best practices die in andere, vooroplopende gebieden spelen, kan daar-

van een onderdeel zijn. Betrekken en ondersteunen van de doelgroep (ook bij

zelfredzaamheid) zijn daarbij sleutelwoorden. Dat geldt voor het verenigingsle-

ven, dat afhankelijk is van betrokken bewoners en steeds op zoek is naar verjon-

ging (leden en bestuurlijk). Het verenigingsleven levert belangrijke

(deel)oplossingen voor sociaal-economische vraagstukken. Een omslag van indivi-

duele naar collectieve ondersteuning en initiatieven van niet traditioneel op de

doelgroep gerichte ondernemingen of instellingen (verbreding en verbinding met

andere sectoren en functies) verruimt ook de perspectieven. Maatschappelijke or-

ganisaties zullen ouderen moeten opzoeken, met elkaar in contact brengen en

drempels zo laag mogelijk maken. Omdat ouderen vaak minder mobiel zijn, zijn

goede en goed bereikbare voorzieningen in de (dorps)kernen van grote betekenis.

Denk daarbij ook aan eetgelegenheden, zorgverleners, maar ook aan technische

zaken, zoals goede en veilige bereikbaarheid. Bepaalde vormen van thuiszorg en

domotica stellen ouderen in de gelegenheid om langer in de eigen omgeving te

blijven wonen en minder afhankelijk te zijn van (gecentraliseerde) voorzieningen.

Een onderdeel van anticiperen is ook elkaar beter leren kennen. Het organiseren

van maatschappelijke stages zal zeker bijdragen aan vergroting van wederzijdse

kennis en begrip, en vormt daarmee een stukje van de oplossing.

Voor zowel jongeren als ouderen is aansluiting op de arbeidsmarkt belangrijk.

Voor jongeren kunnen (meer) stagemogelijkheden soelaas bieden. Daarmee in-

vesteren ondernemers in toekomstig arbeidspotentieel, maar het biedt jongeren

ook inzicht in interessante lokale/regionale werkgelegenheid en (voor jongeren

die moeilijk aansluiting kunnen vinden op de arbeidsmarkt) gewenning aan een

arbeidsleven: Profit steunt People. Maatschappelijk, maar ook sociaal en econo-

misch is het van belang de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Deze

trend is landelijk zichtbaar, en zeker in deze regio relevant en noodzakelijk. Zij

(ouderen) zijn dan minder afhankelijk van steun en kunnen mogelijk zelfs een

bijdrage leveren aan de maatschappij en economie.

Page 59: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

54

Deze ontwikkelingen sluiten aan op de omslag naar meer eigen verantwoordelijk-

heid en het stimuleren van zelfredzaamheidsinitiatieven, de doe-democratie. Aan

overheidszijde is er strengere controle op misbruik van sociale voorzieningen, met

als risico dat meer mensen tussen de wal en het schip dreigen te vallen als het al-

leen bij die controle blijft. Onder deze omstandigheden zou de lokale overheid de

draaischijf kunnen zijn voor particuliere initiatieven op het vlak van zorg en sa-

menleving (verbinden). Dit zou verbreed kunnen worden naar wederkerigheid:

mensen die zorg/steun ontvangen kunnen deze wellicht ook – op enig moment –

teruggeven. ‘Jong’ en ‘oud’ (en de groepen daar tussenin) worden vaak als aparte

groepen gezien. Als strikt wordt gekeken naar hun wensen, behoeften en motie-

ven is dat op een aantal punten juist. Aan de andere kant zijn er soms ook com-

binatiemogelijkheden. Bijvoorbeeld waar het gaat om de ‘stenenkant’ (voorzienin-

gen) en in het licht van bundeling van activiteiten.

Ontgroening, vergrijzing en (aankomende) krimp zijn vraagstukken die in het ge-

hele land spelen, maar in kleinere kernen in het landelijke gebied zijn ze zicht- en

voelbaarder dan in stedelijke gebieden. Daarmee is het vraagstuk in het werkge-

bied iets prominenter dan bijvoorbeeld in de omliggende grotere Brabantse ste-

den. Aan de andere kant zijn de ontwikkelingen nog niet zo scherp als in meer pe-

rifeer gelegen regio’s van ons land. Dat geeft de mogelijk om te leren van ontwik-

kelingen elders. Daarnaast bestond bij de deelnemers in de workshops te stellige

overtuiging dat de Brabantse gemeenschapszin, een gezamenlijke aanpak en de

bereidheid om soms net even anders naar de materie te kijken (met als resultaat

soms niet conventionele oplossingen) een goede basis vormen om de uitdagingen

het hoofd te bieden.

Planet, ruimtelijk

Uit de kwantitatieve analyse is gebleken dat het gebied relatief hoog scoort op

Planet, de natuurlijke en ruimtelijke waarden. Dit wil echter niet zeggen dat er

geen aandachtspunten zijn of op onderdelen oplossingen gewenst zijn.

De agrarische sector bepaalt in belangrijke mate de kwaliteiten, het aanzien en de

toekomst van ‘Planet’ in het werkgebied. De sector is bezig met een transitieslag

die gevolgen zal hebben voor de natuurlijke en ruimtelijke kwaliteiten van het ge-

bied. De rode draad daarin wordt gevormd door een verschuiving naar meer

duurzame vormen van productie en bedrijfsvoering en een andere relatie met de

fysieke omgeving, een proces dat vordert maar tegelijkertijd nog steeds onder-

steuning verdient. Door deze verschuiving hebben agrarische ondernemers steeds

meer ‘Planet’ in hun bedrijfsvoering zitten (groene weilanden, natuurlijke inpas-

sing van stallen, inzet van technische voorzieningen zoals luchtwassers), zoeken

ze verbinding en betere communicatie met andere gebruikers van het landelijke

gebied en andere stakeholders, waardoor ze van opponent (c.q. gebruiker van het

gebied) steeds meer medestander (vormgever en onderhouder) worden.

Intensieve activiteiten, maar meer gericht op kwaliteit dan op bulk, zouden in het

landelijke gebied moeten kunnen blijven, op voorwaarde van een goede inpassing

(fysiek) en acceptatie (emotie). De achterliggende gedachte daarbij is, dat als de

sector in de knel zou komen, dat uiteindelijk gevolgen zal hebben voor de waarde

en aantrekkelijkheid van het buitengebied. Als de grondgebonden landbouw het

moeilijk heeft, heeft de natuur het ook moeilijk.

Page 60: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

55

Afronding en onderhoud van de ecologische hoofdstructuur raakt de agrarische

sector maar ook anderen. Agrarische ondernemers kunnen een rol nemen bij wa-

terbeheersing en randenbeheer. Ook particuliere initiatieven kunnen daaraan bij-

dragen, bijvoorbeeld door bermbeheer onder te brengen bij aanwonenden. Er zijn

al verschillende particuliere initiatieven in deze richting, zoals de Vrienden van de

Voorste Stroom. Zichtbaarheid, betrokkenheid en een gezamenlijke verantwoor-

delijkheid zijn hierbij sleutelwoorden.

Infrastructureel kent het gebied een redelijke bereidbaarheid, hoewel verbetering

van de A58 en met name de N65 noodzakelijk is. Het streven is om de toege-

voegde waarde van de verbeterde N65 niet alleen uit ‘asfalt’ (infrastructuur, ver-

beterde bereikbaarheid) te laten bestaan, maar ook een ontwikkelingsstimulans

(‘motor’) laten zijn voor gebiedsontwikkeling of sectorversterking. Zo zou de voor

de regio belangrijke sierteeltsector (boomteelt) de nieuwe N65 kunnen gebruiken

als showcase en verbindende factor, naast de klassieke infrastructuurfunctie.

Daarnaast zou de weg kunnen helpen om de diverse vrijetijdsvoorzieningen (ook

letterlijk) beter aan elkaar te verbinden: het rijgen van de verschillende parels tot

een mooi collier.

Betere bereikbaarheid leidt ook in dit gebied tot een beter woon-, werk-, vesti-

gings-, sociaal en ondernemingsklimaat. Digitale bereikbaarheid behoort ook

daartoe. Voorts is het van belang om voldoende ruimte te houden voor economi-

sche activiteiten. Het provinciale beleid is gericht op clustering op relatief groot-

schalige bedrijvenlocaties, buiten (maar nabij) het werkgebied. Bedrijven die ‘uit

hun jasje groeien’ zouden naar deze locaties kunnen worden begeleid (anders dan

verjaagd), bedrijven die niet (ruimtevragend) groeien, zouden op hun bestaande

locatie gehuisvest moeten kunnen blijven.

Zowel voor agrarische als niet-agrarische ondernemingen zou ruimte voor groei

bij voorkeur binnen de bestaande contouren moeten worden gevonden. Dit wijst

op intensiveren (verdichten) en revitaliseren (vernieuwen) van bedrijvenlokaties,

wat vaak een iets duurdere optie is dan het ontwikkelen van nieuw bedrijventer-

rein. Voor weinig ruimte vragende ondernemingen (bijvoorbeeld in de zakelijke

dienstverlening) of starters zou een bedrijfsverzamelgebouw een optie kunnen

zijn. Een dergelijke locatie zou ook de gelegenheid bieden om enkele (ook niet d i-

rect economische) voorzieningen te bundelen, zoals kinderopvang.

‘Planet’ heeft een duidelijke link met de andere ‘P’s’, waaronder die van ‘Profit’.

Een bredere invulling van het buitengebied is een belangrijk thema, ook in deze

regio. Door het landelijk gebied niet meer vanuit de beperkingen (regelgeving),

maar mogelijkheden te bekijken, ontstaan nieuwe perspectieven die zowel ruimte-

lijk als economisch vruchten kunnen afwerpen. In het vernieuwde ruimtelijke be-

leid van de Provincie13 worden daarvoor mogelijkheden gegeven.

Het landelijk gebied zou in principe (ook ruimtelijk) kunnen worden versterkt door

met behoud en versterking van de kwaliteiten de mogelijkheden om te wonen

verder te vergroten. Ondanks de (tijdelijke) dip op de woningmarkt, heeft het ge-

bied (intrinsiek en qua ligging) op dit punt veel mogelijkheden. Een dergelijke

ontwikkeling zou ook de leefbaarheid kunnen bevorderen (link naar People). Een

duidelijke keerzijde van (meer) wonen in het buitengebied zal echter zijn, dat het

________________________________

13 Provincie Noord-Brabant: De Transitie van het Brabantse Stadteland

Page 61: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

56

draagvlak onder het wonen in de kernen aantast. Gegeven de demografische ont-

wikkelingen14 zal per saldo substantiële uitbreiding van de woningvoorraad on-

waarschijnlijk zijn.

Ook verbrede landbouw zal via de economische band kunnen bijdrage aan een

sterker landelijk gebied. Dat kan tot uiting komen door combinaties te maken met

leisure, zorg en het verder ontwikkelen en (vooral) vermarkten van herkenbare

en hoogwaardige streekproducten. Om dit laatste een stevige economische drager

onder het landelijke gebied te kunnen laten zijn, zou vooral gericht moeten wor-

den op substantiële en efficiënte handelsketens die de producten voor een goede

prijs naar de consument (zowel privaat als institutioneel, denk bijvoorbeeld aan

zorginstellingen) brengen. De klant zal verleid moeten worden om het onder-

scheidende product tegen een acceptabele meerprijs te kopen, wetende dat con-

sumenten en zakelijke inkopers scherp op prijs letten.

‘Planet’ zal vooral worden geassocieerd met het buitengebied. Dat wil echter niet

zeggen dat het aan de kernen voorbij gaat. De belangrijkste opgave voor de ker-

nen is om hun aantrekkelijkheid (wonen, winkelen werken) en toegankelijkheid

(bewegwijzering en parkeergelegenheid) te behouden en bij voorkeur te vergro-

ten. Voor de grotere kernen zal dit een gemakkelijker opgave zijn dan voor de

kleine. De laatste groep zal door het bundelen van voorzieningen moeten trachten

om een noodzakelijk basisniveau te behouden, maar het is de vraag of dat voor

de allerkleinste een haalbare optie is en blijft. Voor de grotere kernen is ook be-

houd van voorzieningen aan de orde, daarnaast gaat het om concurrentiekracht

en onderscheidend vermogen (kwaliteit assortiment, klantgerichtheid, bereik-

baarheid). Voor de grotere kernen zijn de uitgangspunten goed, maar hun positie

is zeker niet onbedreigd, omdat de urbanisatietrend (trek naar de grote steden)

zal aanhouden.

Aan ‘Planet’ en vooral het groene buitengebied zit ook een belangrijk mentaal as-

pect. De beeldvorming is soms enigszins vertekend, geromantiseerd of juist gepo-

lariseerd. De belangrijkste functie van het gebied (voorzien in gezonde voeding en

kwaliteit van leven) dreigt daarmee naar de achtergrond te verdwijnen. Een com-

plicatie daarbij is, dat beleving van duurzaamheid en leefbaarheid sterk persoons-

gebonden en subjectief zijn. De een leidt het af aan fysieke factoren (voorzienin-

gen), de ander aan meer subjectieve (gevoel van sociale samenhang, veiligheid of

hang naar het verleden).

Kennis van aanwezige kwaliteiten en als afgeleide daarvan trots dragen niet direct

bij aan de werkelijke ‘Planet’, maar zal de belevingsfactor zeker vergroten. Erf-

goed is een van de kwaliteiten van het gebied en het ontsluiten van erfgoed,

waaronder leegstaande kloosters, ten behoeve van leisure, zorg, wonen of cultu-

rele bestemmingen kan leiden tot versterking van het landelijke gebied in directe

zin, èn tot toenemende kennis en trots van het eigen gebied bij de eigen bevol-

king en lokale spelers.

Traditioneel wordt het landelijk gebied sterk vanuit sectoren en bestaande verdelingen

en verantwoordelijkheden benaderd. Beleidsmatig (ruimtelijke ordening, economie) is

de sectorinsteek lange tijd ook leidend geweest. Denken in sectoren of bedrijfsko-

________________________________

14 Door huishoudverdunning hoeft krimp van de bevolking niet automatisch te leiden tot een even grote daling van de

vraag naar wooneenheden. Wel zullen de woningen in het algemeen kleiner zijn.

Page 62: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

57

lommen (zie de agrarische keten) belemmert bij het maken van nieuwe functies. De

uitdaging zit juist in het leggen van verbindingen tussen voorheen gescheiden activi-

teiten, zodat nieuwe combinaties en functies en zicht op onorthodoxe oplossingen

ontstaan.

Profit

Profit/economie is een belangrijk element van duurzaamheid. Niet alleen in direc-

te zin, maar het versterkt bij een goede inzet ook de andere duurzaamheidsas-

pecten. Per saldo scoort het gebied wat zwakker op Profit dan de landelijke

benchmark. In de workshops is gediscussieerd over de opties en acties om de lo-

kale economie te versterken.

Het is belangrijk om fysiek en beleidsmatig en mentaal ruimte te blijven geven

aan starters. Incubators zouden gekoesterd moeten worden, zonder ze dood te

knuffelen. Dergelijk beleid strookt met de uitgangspunten voor een vitaal platte-

land dat op zoek is naar nieuwe economische dragers. Met dit beleid zou aange-

sloten kunnen worden op de aandacht die elders binnen de regio (met name in en

rond Eindhoven) voor starters en incubators bestaat, of best practices worden

overgenomen. Het is daarbij de vraag of kopiëren van het Eindhovense ‘techmo-

del’ het beste resultaat geeft. De indruk bestaat, dat beta’s graag in Brainport zit-

ten, in een meer stedelijke omgeving in de nabijheid van gelijkgestemden. Het

meer landelijke gebied zou geschikt kunnen zijn voor alfa ’s en de meer mensge-

richten.

Steun voor starters zou ook tot uiting kunnen komen in het helpen vinden van

(launching) customers, partners en het bieden van coaches en begeleiders. Actie-

ve ondernemers of oud-ondernemers met veel ervaring die bij het gebied betrok-

ken zijn of er wonen, zouden als coach of begeleider kunnen optreden: onderne-

mers voor ondernemers. Voor startende ondernemers zou dat een onderdeel kun-

nen zijn van een introductieprogramma, waarbij ze ook elkaar leren kennen en

netwerken kunnen opbouwen. Maar het is ook inzetbaar voor ondernemers met

groeiambities en –potentieel.

Naast ‘offensieve’ startersondersteuning is het ook belangrijk om bestaande kne l-

punten zoveel mogelijk weg te nemen. Het verlagen van financieringsdrempels,

verlenen van aanmoedigingspremies en starterskortingen en wijzen op subsidie-

mogelijkheden zijn daarbij genoemde opties. Banken, de lokale overheid en diver-

se publieke en private intermediairs zouden de dynamiek en het ondernemer-

schap kunnen ondersteunen door kansrijke ontwikkelingen te faciliteren en te on-

dersteunen, met financieringsmogelijkheden, adviezen, trainingen, ontmoetings-

mogelijkheden en het stimuleren tot het maken van nieuwe product-

marktcombinaties, op bekende terreinen, of juist als cross-over. Waarschijnlijk

kan worden volstaan met een betere inzet en communicatie van het bestaande in-

strumentarium en is het niet nodig om nieuwe zaken te ontwikkelen.

Mentaal de ruimte geven aan ondernemerschap kan zich ook vertalen in een evo-

lutie van het overheidsbeleid van handhaving naar stimulering. Het beleid zou

daarmee meer explorerend (onderzoeken van nieuwe mogelijkheden en oprekken

van beleidsgrenzen) moeten zijn, in plaats van toetsend (voldoen aan bestaande

regelgeving). Dit sluit aan op een bestaande maatschappelijke en (deels) bestuur-

lijke trend, waarbij meer ruimte wordt gegeven aan de eigen verantwoordelijk-

Page 63: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

58

heid. Durf te experimenteren, maak daar evt. speciale (ruimtelijke) zones voor.

Randvoorwaarden en grenzen zijn belangrijk voor iedereen, maar laat onderne-

mers daarbinnen zoveel mogelijk vrij. Er zijn helaas altijd kwaadwillenden die

over de grenzen gaan, maar laat de goeden daar niet onder leiden. Probeer ook

ruimtelijke procedures zo veel mogelijk te verkorten en te vereenvoudigen, van

belang voor belangrijke speerpunten zoals het agrarische en toeris-

tisch/recreatieve bedrijfsleven.

Voor de economie is een goed werkende arbeidsmarkt belangrijk, evenals overi-

gens voor ‘People’. Samenwerking (ondernemers onderling, maar ook met instan-

ties en onderwijsinstellingen) en betere (kwantitatieve en kwalitatieve) afstem-

ming/aansluiting bevorderen een goed werkende lokale arbeidsmarkt. Op de regi-

onale schaal is aansluiting op de bestaande kennis- en werkgelegenheidsclusters

in Tilburg, Eindhoven en ’s-Hertogenbosch belangrijk.

Ondernemers, overheid en kennisinstellingen (en hun organisaties) hebben direct

belang bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Banken behoren tot de groep

‘ondernemers’, en zouden gezien hun positie ook een bijdrage kunnen leveren aan

het bij elkaar brengen van partijen en bij het benadrukken van de gemeenschap-

pelijke belangen. Het is onder de huidige economische omstandigheden verleide-

lijk om niet in de arbeidsmarkt en inzet van medewerkers te investeren, maar dat

zou getuigen van een korte termijn visie, ook in het licht van de demografische

ontwikkelingen. Faciliteer in dat verband stages en biedt waar mogelijk baanga-

ranties voor jongeren die willen investeren in hun kennisniveau en inzetbaarheid.

Investeren in productvernieuwing, innovatie en arbeidsproductiviteit, vooral in ar-

beidsintensieve sectoren heeft duidelijke links naar de arbeidsmarkt. Het is een

duurzaamheidsimpuls als ‘meer met minder kan worden gedaan’ op voorwaarde

dat de arbeidsfactor hierbij kan meegroeien qua kennis en vaardigheden. Investe-

ren en innoveren vraagt niet alleen financieel draagvlak, maar bovenal een duide-

lijke en offensieve ondernemingsstrategie voor de lange termijn en de wil om te

verbeteren, ten gunste van alle factoren, feitelijk alle drie de P’S.

Veel aanbevelingen en ideeën van ‘Profit’ kunnen worden gegroepeerd onder de

noemer ‘samenwerking’. De ondernemerscafés in Hilvarenbeek zijn daarvan een

goed voorbeeld.

Hou bij samenwerking oog voor de best passende ruimtelijke schaal. Soms ligt de

effectiviteit lokaal, soms (boven)regionaal, met name voor meer op de industrie

gerichte bedrijvigheid in Eindhoven, Helmond en Tilburg. Samenwerking begint

vaak met het met elkaar in contact brengen van mensen. Ondernemers weten

vaak niet wat de buurman doet. Je kunt veel meer lokaal doen als je elkaar goed

kent. Dat kan op een eenvoudige, laagdrempelige manier georganiseerd worden

met bedrijfsbezoeken, studiereisjes, presentaties of netwerkborrels. Dat kan op

grote schaal, maar nog liever ook lokaal, op het niveau van het MKB. Het kan ge-

richt zijn op verbetering van het lokale product of juist de vermarkting daarvan.

Het voordeel daarvan is dat het direct raakt aan eigen belangen en het resultaat –

als het goed is – direct zichtbaar is.

Het ligt misschien voor de hand om die samenwerking sectoraal te organiseren.

Daar liggen immers de meest voor de hand liggende belangen. Een andere, waar-

schijnlijk betere, gedachte is om het juist niet sectoraal te doen. Men beschouwt

elkaar dan wellicht eerder als partners dan als concurrenten, in het sectorover-

Page 64: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

59

stijgende (cross-overs) zit vaak juist de extra toegevoegde waarde en het zou

kunnen leiden tot nieuwe bedrijfsconcepten en productmarktcombinaties die ge-

baseerd zijn op de kwaliteiten die dit gebied bezit. De reeds bestaande initiatie-

ven op het raakvlak van onder agrarisch, leisure en zorg zouden als vertrekpunt

kunnen dienen als opmaat naar een verdere professionalisering en versterking

van de economie van het gebied.

6.4 Clustering van ideeën naar het Tempelmodel De workshops hebben een rijke oogst aan suggesties en ideeën opgeleverd. Soms

concreet en direct uitvoerbaar – of in een aantal gevallen al onderdeel van pro-

jecten -, soms nog meer in een conceptuele sfeer en de moeite van nadere on-

derbouwing waard. In het volgende hoofdstuk wordt advies gegeven hoe het Co-

operatief Dividend (anders) te richten en worden criteria genoemd, die gebruikt

kunnen worden om (toekomstige) aanvragen uit het coöperatiefonds te toetsen

aan hun bijdrage aan de duurzaamheid van het gebied.

Daaraan voorafgaand sluit dit hoofdstuk af met een clustering van de ideeën en

suggesties naar de uitgangspunten van het Tempelmodel.15

Organiserend vermogen

Keuzes gemeenten rondom wonen, werk, uitvoering regelgeving, doe-democratie (on-dernemerschap), tegengaan verkokering, gebruik en relatie kennisinfrastructuur

Bewaak de grotere scope, het werkgebied als onderdeel van een groter geheel; pas op voor navelstaren

Verbind, maak draaischijven, publiek en privaat

Maak partners van tegenstanders, werk aan acceptatie, wees je bewust van eenzijdige beelden en emoties, bijv. t.a.v. de agrarische sector

Maak regelgeving ondersteunend i.p.v. beperkend

Algemene vraag-, c.q. knelpunten

Waardecreatie buitengebied

Natuurbeheer

Algemene transitie land-bouw/selectief ruimte ge-ven aan groeibehoefte

Identiteit gebied

Zacht tussen de harde techniek (E'hoven) en ma-ken (Tb), Thema-keuze

Wie/wat willen we zijn, m.n. in een groter regionaal geheel?

Bank-gebiedsoverschrijdende samenwerking, begrenzin-gen

Demografische ontwikkeling

Vergrijzing/trek jongeren; het is 5 voor 12, nu antici-peren is straks profiteren

________________________________

15 Bron: Pontifax / Rabobank

Page 65: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

60

Sociaal-Ruimtelijk Sociaal-Economie Sociaal-Maatsch.

Bewustzijn en trots

Relatie stad(kern) en plat-teland vraagt goede af-stemming en communicatie

Stimuleer relatie onderne-ming met natuur

Human Talent Management

Arbeidsbemiddeling oude-ren; in beeld brengen en volgen van risicogroepen

Arbeidsparticipatie, m.n. vrouwen en ouderen

Bedrijfsoriëntatie

Contact- en participatiesti-mulering

Contactstimulering oude-ren/jongeren (eenzaam-heid)

Participatie jongeren

Impuls verenigingsleven, ook/m.n. vanwege bredere werking verenigingsleven

Impuls vrijwilligerswerk, maatschappelijke stage

Buurtverenigingen en buurtactiviteiten

Promotie

Promotie/voorlichting na-tuur en (agrarische) bedrij-vigheid

Relatie stad(kern) en plat-teland

Ondernemerschap

Stimuleren ondernemer-schap (advies/training, coa-ching door oud-ondernemers/bestuurders)

Startende ondernemers / zzp'ers / launching custo-mers

Samenbrengen onderne-mers; ondernemerscafé's, bedrijfsrondleidingen

Ketens organiseren, ook / bij voorkeur sectorover-schrijdend

MVO verenigingen en stich-tingen

MVO verenigingen

MVO en sociaal-maatschappelijke betrok-kenheid is hip!

Gedragsverandering

Milieugedrag, voorlichting, communicatie, best practi-ces

Waardecreatie algemeen

Productvernieu-wing/arbeidsproductiviteit; ook/m.n. in arbeidsinten-sieve sectoren

Onderlinge onbekendheid ondernemers (breed qua sectoren)

Citymarketing

Zorg

Diverse integratie acties (jeugd-ouderenzorg e.d.)

Waardecreatie Groene Ruimte

Verbrede landbouw stimule-ren

Relatie recreatiesector met kwaliteiten natuur en erf-goed; keten van functies i.p.v. sectoren.

Exploitatie landgoederen

Stimuleren streekproducten (niet alleen voedsel)

Stimuleren natuurlijk boe-ren, herken/zichtbare ke-tens, lokale productie

Transitieslag L&Tbouw af-ronden; wie dreigen tussen wal en schip te vallen, con-

Stimuleren burgerparticipa-tie en leefbaarheid

Openbaar vervoer, aantrek-kelijkheid dorpskernen

Wijkcentra-mfa's, overige fysieke voorzieningen

Wederkerigheid in ontvan-gen/geven zorg en steun

Page 66: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

61

tinuïteit?

Clustering bedrijfsvoorzie-ningen (decentraal park- en citymanagement)

Fysiek-Ruimtelijk Fysiek-Economie Fysiek-Maatsch.

Kernen: toegankelijkheid en aantrekkelijkheid

Bewegwijzering voorzienin-gen binnen dorpskernen

Parkeerplaatsen

Uiterlijke aantrekkelijkheid kernen

Inbreiding vs. uitbreiding

Bedrijfshuisvesting

Bedrijfsverzamelgebouw (incubatie)

Clustering bedrijfsvoorzie-ningen (parkmanagement; citymanagement)

Fysieke huiskamer onder-nemers (zie ook ontmoeten, verbinden, informeren)

Inbreiding vs. uitbreiding

Versterken (win-kel)voorzieningen, samen-hang, onderscheidend ver-mogen

Ouderen

ICT domotica, zorg, open-baar vervoer

Zorgboerderijen, uitbouw, professionalisering, support vanuit beleid

Buitengebied: transitie nieuwe functies (w.o. bele-ving)

Plattelandsondernemingen (bijv. zorg)

Plattelandswoningen (of ouderen juist van landelijk gebied naar kernen?)

Eigentijdse landschapsver-sterking, (private) gebrui-kers betrekken

Ecologische hoofdstructuur afmaken

Huisvesting

Starterswoningen (zelf-bouw)

Levensloopbestendige, aan-pasbare/flexibele woningen

Collectief wonen, splitsen van grote woningen

Maatschappelijke aantrek-kelijkheid dorpskernen

Voldoende variatie in wo-ningaanbod, bovengemeen-telijke afstemming

Digitale en fysieke infra-structuur

N65 en A58, ook vanwege T&R potentieel

Digitaal infrastructuur (bui-tengebied)

Digitale ontsluiting kwalitei-ten, apps

Ontmoetingsplaatsen kleine kernen, Cultuur/erfgoed

Wijkcentra, mfa's

Kleine podia

Financiering

Streekfonds, -rekening, -alternatieve financieringen, -koppeling subsidies-particuliere fondsen, Brussel etc.

Zelfredzaamheidsinitiatieven, coöperaties

Woningfinanciering weer in beweging brengen (levensloop, splitsing, ouderen, over-waarde, drempels voor starters)

Startende ondernemers over hun financieringsdrempels helpen, launching customers

Particulier sponsorschap, evt. in natura; Vrienden van …

Rendement van maatschappelijke / MVO investeringen zichtbaar maken en communice-ren

Page 67: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

62

7 Naar een duurzaam Coöperatief Dividend

7.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is langs de lijnen van het Triple P model de actue-

le duurzaamheid van het werkgebied van Rabobank Hart van Brabant in kaart ge-

bracht. Aansluitend is met behulp van het Tempelmodel van Pontifax (met als be-

langrijk kenmerk het onderscheid tussen ‘mensen’ en ‘stenen’ waar het gaat om

oplossingsrichtingen en organiserend vermogen) en met als input drukbezochte

en zeer geanimeerde workshops een groslijst gemaakt van plannen en maatrege-

len die de duurzaamheid van het gebied ten goede kunnen komen. Zoals blijkt uit

de zeer vele ideeën en suggesties en de vele al bestaande plannen, is het niet zo-

zeer de opgave om nog meer ideeën te ontwikkelen, maar om criteria te ontwik-

kelen die Rabobank Hart van Brabant kan toepassen om haar Coöperatief Divi-

dend zodanig te richten en stroomlijnen, dat de fondsen zo effectief mogelijk een

duurzaam werkgebied ondersteunen.

Dit hoofdstuk brengt deze aspecten bij elkaar en eindigt met het voorstel voor

een zo concreet mogelijke themalijst.

Als eerste wordt de belangrijkste uitkomsten van de Triple-P analyse nog even

gerecapituleerd. Aansluitend wordt de verdeling van het huidige Coöperatief Divi-

dend daarnaast gezet. Uit deze vergelijking resulteert een scheefheid tussen

enerzijds de geconstateerde duurzaamheid – en in het verlengde daarvan opties

om de duurzaamheid te verbeteren (ook vanuit de workshops) - en anderzijds de

verdeling van het huidige Coöperatief Dividend. Van daaruit en gebruik makend

van de resultaten van de rondetafelgesprekken worden uiteindelijk adviezen ge-

geven hoe het Coöperatief Dividend (beter) te richten, waarbij wordt aangehaakt

op de themagroepen die de bank georganiseerd heeft.

7.2 Confrontatie Triple-P scores en Coöperatief dividend Uit de voorgaande analyse blijkt dat het gebied volgens de uitgangspunten van

het Triple P model per saldo minder duurzaam is dan gemiddeld Nederland. Oor-

zaak hiervan is met name de benedengemiddelde score op People en Profit voor

Hart van Brabant. Wel wordt de regio gekenmerkt door een hoge ecologische

kwaliteit. Deze is zelfs hoger dan in vergelijkbare gebieden in Nederland.

Page 68: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

63

Figuur 7.1 Triple P balans

Pontifax heeft in opdracht van en samen met Rabobank Hart van Brabant het Co-

operatief Dividend van de bank over 2010 geïnventariseerd. In totaal bedroeg de

uitkering € 311.000. De verdeling staat in figuur 7.2.

Figuur 7.2 Coöperatief Dividend Rabobank Hart van Brabant volgens indeling Tempel-model

(2010)

Bron: Pontifax, bewerking Rabobank

De grafiek toont een opvallend scheve verdeling met een sterke nadruk op maat-

schappelijke projecten (€ 251.000, 81% van totaal), op grote afstand gevolgd

door economische projecten (€ 48.000, 15%). Ook als we onderscheid maken

tussen sociaal vs fysiek, resulteert een scheve verdeling, met € 242.000 (78%)

sociaal en € 69.000 (22%) fysiek.

In figuur 7.3 zijn de uitkomsten van de Triple-P en bestedingenanalyse in één fi-

guur visueel weergegeven.

Page 69: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

64

Figuur 7.3 Confrontatie Triple-P model en bestedingenanalyse

Bij de figuur horen enkele kanttekeningen.

Beide uitkomsten zijn in cijfers uitdrukbare waarden, maar geven verschil-

lende grootheden weer: de geobjectiveerde Triple-P scores (gestandaardi-

seerde waarden als afwijking van het landelijke gemiddelde) en de werke-

lijke uitkeringen van het Coöperatief Dividend van de bank in 2010 (euro).

Er kan geen eenduidige oorzaak-gevolg relatie worden gelegd. Het is denk-

baar dat het aanzienlijke aandeel van het Coöperatief Dividend dat volgens

de analyse naar ‘Maatschappelijk’ is gegaan, de score op People van de

Triple-P ten goede zal zijn gekomen, maar dat kan niet aan de feiten wor-

den gestaafd.

We zien desondanks dat de relatief zeer omvangrijke ondersteuning van

‘Maatschappelijk’ volgens de bestedingenanalyse samengaat met een wat

achterblijvende score op ‘People’, maar ook dan is het moeilijk om harde

conclusies te trekken. De verschillen zijn echter wel zodanig, dan een zeke-

re disbalans zou kunnen worden verondersteld.

Een tegengesteld beeld zien we bij ‘Ruimtelijk’, c.q. ‘Planet’. Hoge Triple-P

scores gaan hier samen met lage uitgaven. Gezien de aard van de kwaliteit

(vooral fysiek en ruimtelijk bepaald) en de geringe beïnvloedbaarheid met

geld en in de tijd, lijkt een dergelijk groot verschil verklaarbaar.

Voor wat betreft Economie/Profit zijn de verschillen minder pregnant, maar

wel gelijkgericht. Een wat lagere Triple-P score gaat samen met een min-

der groot aandeel economische ondersteuning vanuit het Coöperatief Divi-

dend.

Overigens moeten we ons bij deze eerste aanwijzingen bewust zijn van de

factor tijd. Weliswaar hebben de meeste onderzochte grootheden 2010 als

basisjaar, maar het resultaat van de bestedingenanalyse is een exacte

jaaropname, terwijl de Triple-P scores in de loop van de tijd zijn opge-

bouwd (People, Profit) of zelfs een in de tijd weinig veranderende histori-

sche basis hebben (Planet).

Op hoofdlijnen leidt dit beeld tot de voorlopige conclusie, dat de duurzaamheid

van het gebied per saldo zou kunnen verbeteren als er meer ‘Profit/Economie’

Page 70: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

65

komt, ‘People/Maatschappelijk’ verder wordt versterkt wordt en beide bewegingen

niet ten koste gaan of zelfs profiteren van de ‘Planet/Ruimtelijk’.

In werkelijkheid is echter sprake van interactie tussen de drie dimensies. Ze staan

niet los van elkaar, maar er is sprake van wederzijdse beïnvloeding. Hoofdstuk 5

heeft de omvang en de richting van de interactie in beeld gebracht. Als we de uit-

komsten hiervan combineren met de eerder geconstateerde onevenwichtige duur-

zaamheidsmeting, dan kunnen we enkele ‘hoofdknoppen’ benoemen waaraan ‘ge-

draaid’ zou kunnen worden om uiteindelijk een duurzamer werkgebied te krijgen.

Deze zijn:

Planet meer laten bijdragen aan Profit, bijvoorbeeld door meer economi-

sche spin-off en transitie naar nieuwe functies van het buitengebied en na-

tuur, functieverbreding (zorg, energie, verbrede landbouw, bepaalde vor-

men van passende bedrijvigheid, bijvoorbeeld vanuit de dienstensector) en

kapitalisatie van het landelijke gebied, kwaliteits- en toegevoegde waarde

impulsen voor leisure, verbinding van de boomteeltsector met andere kwa-

liteiten en economische functies, intensiever gebruik van bedrijfslocaties en

het stimuleren van onderscheidende, bij het karakter van het gebied pas-

sende en kwalitatief hoogwaardige op de consument gerichte dienstverle-

ning in retail, horeca, leisure, kunst en cultuur, sport en zorg.

Profit meer laten bijdragen aan Profit zelf, bijvoorbeeld door waar no-

dig/noodzakelijk aan te sluiten op bovenregionale bedrijvenclusters (drie-

hoek Tilburg, Eindhoven, ’s-Hertogenbosch), verbeteringen bij bestaande

bedrijven (rendement, investeringen, arbeidsproductiviteit, waardecreatie),

betere onderlinge samenwerking en afstemming, ondernemers voor onder-

nemers, een selectief wervingsbeleid voor nieuwe bedrijvigheid en meer in

algemene zin een zo gunstig mogelijk vestigingsklimaat (overheid, regel-

geving, intermediairs en financiers) wat ook ten goede zou moeten komen

aan starters en (nieuw) ondernemerschap.

Profit meer laten bijdragen aan People, bijvoorbeeld door betere aanslui-

ting via de arbeidsmarkt (jongeren, ouderen, kansarmen), samenwerking

tussen bedrijven en onderwijsinstellingen (stages, leerplekken), flexibele

werkvormen en arbeidscontracten, waardoor de participatie van bepaalde

groepen (bijvoorbeeld herintredende vrouwen) omhoog zou kunnen en

meer betrokkenheid van het bedrijfsleven bij voorzieningen en het vereni-

gingsleven omwille van leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de kernen.

7.3 Uitgangspunten voor een duurzaam Coöperatief Divi-

dend Het slot van het voorgaande hoofdstuk (6) heeft een uitgebreide opsomming ge-

geven van de vele suggesties en verbetervoorstellen die vanuit de workshops zijn

gedaan om tot een duurzamer werkgebied te komen. De beschrijving, maar nog

meer de constructieve sfeer en de betrokkenheid bij de workshops zelf, geven aan

dat bij de ledenraden en anderen veel praktische ideeën bestaan om tot een

duurzamer werkgebied te komen. De diversiteit en gevarieerdheid van ideeën en

suggesties maakt het wel nodig tot een clustering te komen. Deze clustering is

gemaakt aan het slot van hoofdstuk 6, waarbij het concept van het Tempelmodel

(in het bijzonder de zes werkvlakken) als uitgangspunt heeft gediend.

Page 71: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

66

De primaire insteek van dit onderzoek is dan ook niet om een zo lang mogelijk

lijst met verbeteringssuggesties op te leveren. Sterker nog: de beste ideeën ko-

men van onderaf en de versnipperdheid van het huidige Coöperatief Dividend en

de vele suggesties dwingen om een aantal criteria te benoemen die het mogelijk

maken om bestaande en nieuwe voorstellen op hun duurzaamheidseffecten te

toetsen.

Om daaraan richting te geven, zijn er zeven rondetafelgesprekken geweest met

sleutelpersonen op het vlak van bestuur en ondernemen, het werkgebied en rele-

vante thematiek. Daarin zijn de onderstaande randvoorwaarden genoemd. Waar

de ideeën en suggesties van hoofdstuk 6 vaak zeer concreet zijn, is de insteek

van de rondetafelgesprekken meer kaderstellend geweest en zijn de uitkomsten

daarvan abstracter van aard. Daarmee vormen ze de opmaat naar een shortlist

van thema’s en een set beoordelingscriteria voor (huidige en toekomstige) aan-

vragen uit het Coöperatief Dividend.

Profit

Hou oog voor en evenwicht in de juiste schaal; soms lokaal, soms boven-

regionaal; zowel ondernemend als bestuurlijk.

Kies voor een beperkt aantal speerpunten; werk bestaande ideeën uit, lie-

ver dan geheel nieuwe ideeën; aanhaken op bestaande projecten betekent

vaak ook aanhaken op beschikbare fondsen.

Maak onderscheid tussen de korte en lange termijn; beiden zijn belangrijk,

maar hebben wel een verschillende doelstelling.

Creëer waarde door initiatieven aan elkaar te verbinden, ook of juist over

bestaande grenzen heen; zoek nieuwe product-markt combinaties binnen

bestaande speerpunten; het werkgebied kan functioneren als kraamkamer

voor nieuwe sociaal-economische initiatieven.

Opereer dicht tegen het bedrijfsleven (MKB, agrarisch) aan; laat onderne-

mers met groeiambitie en –potentieel een voorbeeldfunctie zijn en anderen

inspireren; begeleid ze in hun groeitraject.

Sluit aan op de Brabantse kernwaarden: zorg voor elkaar en collectiviteit.

Laat het traagste schip niet de snelheid van het konvooi bepalen.

Haal schotten en grenzen weg (ook mentaal) door contacten te leggen.

Organiseer en professionaliseer ketenactiviteiten zoals leisure, met als doel

productontwikkeling, een kwaliteitsimpuls, jaarrond-exploitatie, verhoging

van het bestedingsniveau en rendement.

Beschouw, ook economisch gezien, stad en platteland niet als tegenpolen;

kies bij voorkeur versterking voor beiden.

Investeer samen met partners (overheid, onderwijs, bedrijfsleven) in de

arbeidsmarkt als basis voor een sterke economie. Een duurzame samenle-

ving kan het zich niet permitteren om minder kansrijken op de arbeids-

markt (vanwege een beperking, onvoldoende scholing of ervaring) buiten

te sluiten. Ontzorg het bedrijfsleven v.w.b. arbeidsmarktvraagstukken.

De economische speerpunten in het gebied (leisure, zorg) zijn relatief ar-

beidsintensief en vragen dus veel arbeid. Op de korte termijn is dit reden

om alles uit de arbeidsmarkt te halen. Op de lange termijn dwingt het om

te werken aan een hogere arbeidsproductiviteit, door te investeren in inno-

vatie en nieuwe bedrijfsconcepten.

Page 72: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

67

Om de groeiende groep ouderen zo lang mogelijk bij het arbeidsproces te

betrekken, is een koerswijziging nodig bij ondernemers, kennisinstellingen

en uiteraard de groep zelf. Misverstanden over productiviteit, ziekte, moti-

vatie moeten zoveel mogelijk worden weggenomen.

Planet

Maak koppelingen tussen bedrijfsleven (economie) en natuur; zet de intrin-

sieke waarden van het gebied in voor de speerpunten leisure, zorg (care,

cure) en sierteelt. Op die manier ondersteunen de (economische) speer-

punten ook de natuur.

Anticipeer actief, positief en waar mogelijk met privaat initiatief op de om-

slag in het ruimtelijk beleid, waarin rood (bebouwd gebied), groen (lande-

lijk gebied) en blauw (water) elkaar aanvullen in plaats van beconcurreren.

Spreek bestuurders er op aan als in de toepassing van de regelgeving toch

meer op de beperkingen dan de mogelijkheden wordt gestuurd.

Positioneer en versterk dit gebied ook ruimtelijk als de groene hart-

longfunctie van Brabant. Dat geeft profiel, versterkt de natuurlijke waarden

en positioneert het gebied als kwaliteitspartner (leven, gezondheid, ont-

spanning, voeding) en proeftuin (letterlijk en figuurlijk) voor de omliggen-

de grote steden.

Ontsluit en borg publieke financieringsbronnen voor de gebiedsontwikkeling

door coalitievorming. Bouw bestaande private financieringsbronnen (bijv.

streekrekening) verder uit.

(Kwantitatieve) groei is op een aantal markten (demografie, woningmarkt)

niet langer vanzelfsprekend. Concentratie is onder dergelijke omstandighe-

den vaak beter dan versnippering, maar impliceert soms wel beleidsombui-

gingen en moeilijke keuzes. Kwaliteit wordt steeds belangrijker dan kwanti-

teit.

Voorzieningen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van de kleine kernen.

Door functies te bundelen, kunnen deze zo lang mogelijk in stand worden

gehouden, maar het is denkbaar dat dit op enig moment voor de kleinste

kernen niet meer mogelijk is.

Neem een voorbeeld aan succesvolle gebiedsontwikkelingsmodellen, zoals

het Groene Woud en kopieer de succesfactoren: een offensieve lijn met

duidelijke keuzes en de uitdaging aan actoren (ondernemers, bestuurders,

burgers) om mee te bewegen.

‘Stenen’ zijn niet leidend, maar het sluitstuk van mensen, initiatieven en

plannen. Het gaat niet om het gebouw, maar om de inhoud, functie. We

zien dat bij vastgoed en bedrijfshuisvesting, op de woningmarkt en bij

voorzieningen en zorg. Infrastructuur is uiteraard belangrijk voor bereik-

baarheid, maar kan ook voor gebiedsontwikkeling worden ingezet, zie de

beoogde N65-invulling als showcase voor de sierteeltsector.

Blijf de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied benadrukken, buiten en bin-

nen het gebied (trots, ambassadeurs). Onbekend maakt onbemind, bekend

inspireert en motiveert.

Breng de (menselijke) functies van het gebied weer bij elkaar. Benadruk de

menselijke maat (in extremo als tegenhanger van de globalisering). Leg,

toon en benadruk relaties en verbind natuur met leven en gezondheid. Or-

ganiseer mensen rond het thema natuur en geef ze een eigen rol en ver-

antwoordelijkheid.

Page 73: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

68

Verbind (in navolging van het ruimtelijk – stenen – beleid) stad en platte-

land ook via mensen – emotioneel – aan elkaar. Verbeter wederzijdse ken-

nis, neem misverstanden en vooroordelen weg.

Bestrijd (mentale, functionele, beleidsmatige) verkokering op ruimtelijk

gebied (tegenstelling stad en platteland), het zet je bij het zoeken van op-

lossingen op slot.

Combineer verschillende functies onder de gezamenlijke noemer ‘Planet’.

Versterk nieuwe duurzame functies zoals water- en energievoorziening.

Experimenteer met gesloten kringlopen en een circulaire economie.

Benoem raakpunten en grootste gemene delers. Elkaar ondersteunen in

plaats van voor de voeten lopen.

Soms helpt het om met een blanco agenda te beginnen zonder bestaande

argumenten en posities als uitgangspunt te nemen. Topdown werkt vaak

niet omdat de top is vastgeroest. Bottom-up is vaak lastig omdat het be-

gint met los zand.

Sociaal

Door maatschappelijke trends (individualisering) en drastische bezuinigin-

gen staan sociale waarden onder druk. Ondanks een sterk sociaal profiel is

dit gebied geen eiland en zal zij op ontwikkelingen moeten anticiperen.

Anderzijds biedt het wel de gelegenheid om gezamenlijk aan nieuwe uitda-

gingen te werken, zoals mensen vanuit een uitkering (werkloosheid, ar-

beidsongeschiktheid) activeren, ondersteuning van jongeren met een lage

startkwalificatie (leerplekken) of het vitaal houden van oudere werkne-

mers.

Samenwerking tussen overheid, instanties en bedrijfsleven is daarbij es-

sentieel, maar ook erkenning dat niet iedereen een ‘kenniswerker’ kan zijn

en deze groep ook in dit gebied uitstekend een bijdrage aan economie en

samenleving kan leveren.

Op diverse sociale domeinen zien we een beleidsomslag van generiek aan-

bieden naar waar nodig ondersteunen van eigen initiatief. Voorbeelden be-

staan in de zorg – hulp van familie en buren, terugkeer van de wijkver-

pleegster - en op de arbeidsmarkt. Mensen zoeken (noodgedwongen)

steeds meer hun eigen oplossing, gesteund door nieuwe bedrijfsconcepten,

ICT, hulp op afstand etc.

Het dorp van nu is niet meer het dorp van vroeger en zal dat ook nooit

meer worden. Het is zaak om tijdig de koers te verleggen en beelden en

verwachtingen bij te stellen. ‘Behouden’ is voor de kleinste eenheden niet

altijd een duurzame strategie. Laat oude rekensommen (bevolking, wonin-

gen, voorzieningen) geen dogma’s worden. Leefbaarheid heeft veel meer

dan alleen mathematische facetten, het gaat vooral om menselijke relaties.

Demografisch worden we geconfronteerd met onomkeerbare trends, zoals

ontgroening, vergrijzing en de blijvende trek van jongeren naar de grote

steden. Anticiperen is daarbij de enige optie, proberen om de trend om te

buigen is verspilde moeite.

Er zijn perifere regio’s waar deze ontwikkelingen al scherper zichtbaar zijn

en waarvan mogelijk geleerd kan worden.

Een offensievere strategie is om de oplossingen die hier gevonden zouden

kunnen worden (met als ingrediënten de aanwezigheid van toonaangeven-

de bedrijven – zorgverzekeraars - en (zorg)instellingen, een sterke sociale

Page 74: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

69

infrastructuur en bestaande initiatieven, in een kwalitatief groen tussenge-

bied temidden van grote steden en een koopkrachtige vraag) in te zetten

als nieuwe economische drager en mogelijk zelf potentieel ‘exportproduct’.

Het verenigingsleven (in de volle breedte, inclusief sport) draagt in belang-

rijke mate de sociale kwaliteiten van het gebied. Haar positie wordt kwets-

baarder, door het wegvallen van ouderen waarop verenigingen vaak draai-

en en de eerder genoemde individualisering.

Gepaste ondersteuning van verenigingen is dan ook belang. Daarbij kan

overwogen worden om meer zakelijke en minder vrijblijvende vormen van

vereniging, zoals de coöperatie, op meer plekken aan te bieden.

In termen van ‘stenen’ is bundeling van voorzieningen en functies voor

kleine kernen de enige optie om deze te behouden, in combinatie met ei-

gen inbreng van de direct betrokkenen. Soms is het daarbij onvermijdbaar

om bestaande voorzieningen op te geven. In de zorg zien we steeds meer

allianties van zorgverleners, combinaties van wonen en zorg en de inscha-

keling van mantelzorgers.

Veel koopkrachtige ouderen zullen bereid zijn om hun huidige (grote) wo-

ning met overwaarde te verruilen voor een woonlocatie en –voorzieningen

waar ze met passende zorg nog lang zelfstandig kunnen blijven wonen. De

moeilijke omstandigheden op de woningmarkt verhinderen dat nu helaas.

7.4 Richten van de volgens het Tempelmodel geclusterde activiteiten

In paragraaf 6.4 zijn de in de workshops genoemde ideeën en suggesties geclus-

terd volgens het Tempelmodel. In paragraaf 7.2 is een confrontatie gemaakt tus-

sen enerzijds de duurzaamheidscores van het gebied en anderzijds de verdeling

van het Coöperatief Dividend, met als raakvlak de uitgangspunten van het Triple

P, respectievelijk het Tempelmodel. In paragraaf 7.3 zijn meer algemene rand-

voorwaarden genoemd die zouden kunnen leiden tot een duurzamer werkgebied.

Op grond van deze bevindingen geeft deze paragraaf (nieuwe) richting aan de

volgens het Tempelmodel geclusterde activiteiten. Omwille van overleg en ver-

volgacties in de themagroepen van Rabobank Hart van Brabant (met inbreng van

o.a. ledenraadsleden, medewerkers en externe stakeholders) benoemen we in dit

onderdeel ook enkele thema’s die in een vervolgstap verder uitgewerkt en gecon-

cretiseerd kunnen worden.

Ruimtelijk sociaal

Kernbegrippen/thema’s Bewustzijn en trots, promotie, gedragsverandering

Aandeel coöperatief dividend: € 5.000, 1,6%

Dit cluster kan worden gezien als een basisvoorwaarde om duurzaamheid van het

gebied blijvend te versterken, het te onderscheiden van omliggende regio’s en

gebruik te maken van de lokale kracht (inwoners, ondernemers, bestuurders) ter

versterking van het geheel. Met relatief geringe inspanningen kan een forse mul-

tiplier worden verkregen, gebruik makend van de reeds aanwezige kwaliteiten en

initiatieven. Intensivering ligt voor de hand en kan samengaan met een verster-

king van de positionering van de lokale bank. Met het Coöperatief Dividend zou

primair ondersteuning kunnen worden gegeven aan initiatieven van derden.

Page 75: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

70

Advies: Consolideren, gericht uitbouwen op bewustzijn en

trots.

Ruimtelijk fysiek

Kernbegrippen/thema’s Kernen: toegankelijkheid en aantrekkelijkheid; Bui-

tengebied: transitie nieuwe functies (w.o. bele-

ving), waardecreatie en innovatie, digitale en fysie-

ke infrastructuur; huisvesting voor kwetsbare doel-

groepen (starters en senioren);

Aandeel coöperatief dividend: € 7.000, 2,9%

Activiteiten in dit cluster zijn primair de verantwoordelijkheid van de publieke en

private sector. Veel zaken worden beleidsmatig bepaald en vanuit private fond-

sen, c.q. algemene middelen gefinancierd. Budgettaire problemen (overheid, be-

drijfsleven) zouden tot een toenemend beroep op het Coöperatief Dividend kun-

nen leiden, maar het is de vraag of dat in relatie staat tot de vaak omvangrijke

investeringen en of het Coöperatief Dividend gericht zou moeten zijn op het com-

penseren van tekorten elders. Voor zover gelden beschikbaar worden gesteld,

zouden deze vooral gericht moeten zijn op voorlichting en beïnvloeding, en niet

op de investeringen zelf.

Advies: Afbouwen v.w.b. directe inbreng, uitbouwen van

initiërende en verbindende rol.

Economisch sociaal

Kernbegrippen/thema’s Human talent management, starters en ondernemer-

schap, waardecreatie algemeen, waardecreatie groe-

ne ruimte, clustering bedrijfsvoorzieningen (decen-

traal park- en citymanagement),

Aandeel coöperatief dividend: € 48.000, 15,4%

Economie is een van de thema’s die extra aandacht verdient. De sociale aspecten

van economie, zoals in de clustering omschreven, leggen een belangrijke basis

onder de huidige en toekomstige economische kracht van het gebied. Inspannin-

gen in dit cluster hebben in de breedte een positief effect op de duurzaamheid

van het werkgebied en raken aan de corebusiness van de bank. De arbeidsmarkt-

aspecten (ontgroening, vergrijzing, moeilijk bemiddelbaren) vragen een lange-

termijn en maatschappelijk gedragen visie die de bank vanuit haar brede maat-

schappelijke positie en stabiliteit en continuïteit kan leveren. Er zijn binnen dit

cluster zeer veel praktische aanknopingspunten voor het Coöperatief Dividend die

het noodzakelijk maken om te focussen. Daarbij zou vooral gericht moeten wor-

den op vernieuwende activiteiten en concepten, die ook op de lange termijn toe-

gevoegde waarde leveren (verleggen van de scoop, buiten bestaande kaders den-

ken, (mentale) schotten wegnemen, voorbeelden van elders laten zien) en op ac-

tiviteiten (bestaand, anderen als primaire initiatiefnemer) die snel resultaat kun-

nen opleveren (‘laaghangend fruit').

Advies: Intensiveren, richten op vernieuwing

Page 76: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

71

Economisch fysiek

Kernbegrippen/thema’s Bedrijfshuisvesting

Aandeel coöperatief dividend: € nihil, 0,0%

De puur fysieke kant (van de economie van het werkgebied) is niet de verant-

woordelijkheid van de bank. Verondersteld mag worden dat de markt reageert op

de wensen van het bedrijfsleven, of het bedrijfsleven zelf initiatieven neemt. Bo-

vendien is het overheidsbeleid in sterke mate bepalend. Fysieke voorzieningen

zouden wel kunnen bijdragen aan het creëren van ontmoetingsruimte/-momenten

voor (startende, ervaren) ondernemers, maar er zijn voldoende andere locaties of

gelegenheden om daarin te investeren.

Advies: Beperken cf. huidige lijn; signaleren van knelpun-

ten, partijen met elkaar in contact brengen

Maatschappelijk sociaal

Kernbegrippen/thema’s Contact- en participatiestimulering, creëren van ont-

moetingsplaatsen, MVO door verenigingen en stich-

tingen, zorg en ouderen, stimuleren burgerparticipatie

leefbaarheid

Aandeel coöperatief dividend: € 189.000, 60,8%

Dit cluster ontvangt het leeuwendeel van het Coöperatief Dividend en bevat enke-

le speerpunten, die zowel maatschappelijk als economisch voor het gebied van

grote betekenis zijn, bijvoorbeeld in en rond zorg. Hier liggen kansen die tegen de

achtergrond van de ligging en kwaliteiten van het gebied, maar ook de positie van

de bank, met ondersteuning van het maatschappelijk dividend verder kunnen

worden uitgebouwd. De inspanningen zouden dan vooral gericht kunnen zijn op

inspireren en het ondersteunen van verbindende en vernieuwende (non)profit ini-

tiatieven. Door participatie en vrijwilligerswerk te stimuleren wordt de basis onder

de gemeenschap (en in het verlengde daarvan de economie) versterkt en wordt

een antwoord gevonden op de noodgedwongen terugtrekkende beweging van

overheid en instellingen en daarmee samenhangende sociaal-maatschappelijke

verschraling. Ondersteuning van het verenigingsleven is belangrijk, vanwege haar

bijdrage aan de sociale cohesie in het gebied. Dit criterium zou kunnen worden

gebruikt om meer focus (rode draad) aan te brengen en versnippering (iedere

vereniging in iedere kern een beperkt bedrag) te voorkomen.

Advies: Consolideren, concentreren, scherper stellen van

randvoorden en bepalen van verbindende thema’s,

en rode draden voor de lange termijn.

Maatschappelijk fysiek

Kernbegrippen/thema’s Ouderen/jongeren/risicogroepen, huisvesting, ont-

moetingsplaatsen kleine kernen, cultuur/erfgoed

Aandeel coöperatief dividend: € 62.000, 19,9%

Page 77: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

72

Evenals bij andere clusters waarin het element ‘fysiek’ zit, kan worden gesteld dat

hier niet de primaire verantwoordelijkheid van de lokale Rabobank ligt, omdat de

markt, c.q. (publieke, private) organisaties er hun kernverantwoordelijkheid heb-

ben. Wel zou ondersteuning vanuit het Coöperatief Dividend kunnen helpen bij

het benoemen, tonen en eventueel ontwikkelingen van oplossingen door voor-

beelden van elders te laten zien en verbindingen te leggen (innovatieve ideeën,

partijen die dezelfde problematiek ervaren of juist elkaar oplossingen kunnen bie-

den).

Advies: Afbouwen, consolideren en richten op concepten

i.p.v. directe investeringen; stimuleren van eigen

initiatieven.

7.5 Toetsingscriteria voor toekomstige aanvragen Op grond van de analyses, workshops en gesprekken is onderstaande indicatieve

criteriatabel opgesteld, die behulpzaam kan zijn voor de beoordeling van (toe-

komstige) initiatieven en aanvragen en de verdeling van het Coöperatief Dividend.

De tabel kan dienen als eerste grove zeef bij de beoordeling, maar geeft uiteraard

geen sluitend antwoord op het beoordelings- en verdelingsvraagstuk voor toe-

komstige aanvragen. Daarbij hoort de volgende toelichting.

De tabel is opgebouwd op tegenstellingen, waarbij iedere keer de opgave is

om daartussen te kiezen. Daarmee zijn het gedwongen keuzes, die helpen

om prioritering en focus te krijgen in de vele keuzemogelijkheden.

Hoewel de tabel het resultaat is van de in het kader van de opdracht uitge-

voerde werkzaamheden, is de weergave rekbaar en afhankelijk van per-

soonlijke opvattingen, waar het raakt aan de (gewenste) kwaliteiten van

het werkgebied en de positie en doelstellingen van de Rabobank en het

Coöperatief Dividend. Het is heel goed mogelijk dat criteria (door anderen,

onder andere omstandigheden) anders beoordeeld worden.

Vanwege bovengenoemde punten is de tabel door de onderzoekers niet in-

gevuld. Overwogen zou kunnen worden om diverse betrokkenen, c.q. ver-

antwoordelijken binnen de bank (bestuur, ledenraad) de waardering te la-

ten invullen, om op die wijze gemeenschappelijke en verschillende stand-

punten te belichten.

In de tabel wordt ‘gedwongen’ een keuze te maken op een vijfpuntsschaal,

wetende dat hiermee nuancering verloren gaat. Waarschijnlijk bestaat de

neiging om bij veel criteria in het midden te gaan zitten, maar dit zou waar

enigszins mogelijk voorkomen moeten worden.

De neiging zou kunnen zijn om de tabel (en verkregen uitkomsten als een

concreet project volgens de tabel wordt getoetst) te kwantificeren. Het is

echter de vraag of dat geen schijnzekerheid geeft. Om goed te kunnen

kwantificeren zou een (discutabele en niet eenduidige) weging tussen de

verschillende criteria moeten worden aangebracht en niet alle criteria zul-

len voor alle initiatieven relevant zijn.

Page 78: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

73

Tabel 7.1 Indicatieve toetsingstabel met beoordelingscriteria aanvragen Coöperatief Divi-

dend

People Planet

People Profit

Planet Profit

Stenen Mensen

Korte termijn Lange termijn

Tempo Draagvlak

Commercieel Coöperatief

Gemeenten/kernen Werkgebied

Werkgebied Regio

Kernen Landelijk gebied

Euro's Uren

Veel kleine Enkele grote

Publiek Privaat

Bestaand project Nieuw project

Traditioneel Innovatief

Sectoraal Functioneel

Behouden Ontwikkelen

Richting geven Volgen

Individueel Collectief

Jeugd Ouderen

Concentratie Spreiding

Bedrijfsleven Verenigingen

Zittende bedrijven Starters

Verbinden Polariseren

Intensiveren Extensiveren

Verdichten Uitbreiden

Page 79: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

74

Bijlage I: Kenmerken en bronnen Triple P-Monitor

Kenmerk Bron

PEOPLE

samenstelling bevolking afhankelijkheid (% niet-bijstandsgerechtigden) ABF opleidingsniveau (% hoogopgeleiden) ABF jeugdigheid (% 25-) ABF bevolkingsdynamiek (groei%) ABF sociale cohesie betrokkenheid (opkomst% verkiezingen) ABF consensus (% niet-protestpartijen) ABF maatschappelijke participatie (% vrijwilligers) CBS criminaliteit (misdrijven / inwoner) ABF werk en voorzieningen bereikbare arbeidsplaatsen ABF gemiddelde bedrijfsomvang (banen / bedrijf) ABF voorzieningengraad detailhandel (vkp / bedrijf) ABF voorzieningengraad vrije tijd (hor sp recr / bedrijf) ABF woonomgeving aandeel woonoppervlakte (opp wonen etc / totaal) ABF aandeel recreatieruimte (opp recreatie / totaal) ABF gemiddelde WOZ-waarde woning ABF stedelijkheid (adressendichtheid) CBS

PROFIT

welvaartscreatie arbeidsproductiviteit (BTW / arbeidsvolume) BER RTV (winst tov vermogen) BER solvabiliteit (eigen vermogen / balanstotaal) BER economische dynamiek (groei% wgl) ABF Vernieuwing R&D (banen ICT, R&D / totale werkgelegenheid) ABF verjonging (startende ondern / potentiële bb) KvK investeringsratio (investeringen / BTW) BER vestigingssaldo (oprichtingen, vestiging, vertrek) KvK bevolking als arbeids- en afzetmarkt bereikbare (beroeps)bevolking ABF koopkracht (inkomen / hh) ABF arbeidsparticipatie (werkzame bb / bevolking) ABF activiteit (indeling totale bevolking mbt participatie) ABF productiefactor gebruiksruimte werken (opp bedrijven etc / totaal) ABF agrarische ruimte ABF ruimte grondstoffenwinning ABF gemiddelde WOZ-waarde commercieel vastgoed ABF

Page 80: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

75

PLANET

Natuur versnippering landschap (opp natuur en ggb agrarisch / totaal) ABF groei areaal natuur (%) ABF variatie flora (hogere planten / ha) Floron reservaatfunctie flora (bedreigde planten / ha) Floron cultuurhistorie stedenschoon (beschermde gezichten / ha) OCW monumentdichtheid (monumenten / ha bebouwd) OCW cultuurhistorische kenmerkendheid (culthist elementen / ha) PBL milieudruk economie werkgelegenheidsdichtheid (banen / ha) ABF ruimtebeslag bedrijven (opp terrein / bedrijven) ABF CO2-uitstoot bedrijfsleven (CO2-uitstoot / banen) SentNovem CO2-uitstoot verkeer (CO2-uitstoot / weglengte) SentNovem milieudruk bevolking bevolkingsdichtheid (bevolking / ha) ABF ruimtebeslag wonen (woningen / woonoppervlak) ABF CO2-uitstoot bevolking (CO2-uitstoot / bevolking) SentNovem

Toelichting bronnen

ABF: ABF Research.

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek.

BER: Bedrijfseconomische cijfers gebaseerd op de balans en verlies- en

winstrekening van bedrijven die in de boeken staan bij Rabobank.

KVK: Kamer van Koophandel.

Floron: Stichting Floron, coördineert het floristisch onderzoek in Nederland.

OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

PBL: Planbureau voor de Leefomgeving.

SentNovem: SenterNovem, is nu onderdeel van Agentschap NL.

Page 81: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

76

Bijlage II: Deelnemers Rondetafelgesprekken en Workshops

Rondetafelgesprekken

Cluster Organisatie Contactpersoon

Ruimtelijk-Sociaal Provinciale Staten Johan Martens

Van Helvoirt Groep BV Bert van Helvoirt

IVN Oisterwijk Frans Tolboom

Rabobank Hart van Brabant Arie Koolen

Ruimtelijk - Fysiek Regionaal Ruimtelijk Overleg Joris van den Bergh

Kempenland Joep van de Ven

Groene Woud Willy Thijssen

Brabants Landschap Jan Baan

Economie - Sociaal (HRM) UWV Jan Peter Rit

SER Brabant Leo Dubbeldam

FNV Mevr. Ruur Spijkerman

Economie - Sociaal (Onder-

nemerschap)

Agro en Co Jac Warmerdam (directeur)

Kempengoed Mattieu de Sevaux

Midpoint Brabant Dhr. Van Kleef

Kamer van Koophandel Gijs Bosch

Economie - Fysiek Midpoint Brabant Jan Bikker

Gemeente Oisterwijk Joost Wagenmakers

BOM bedrijventerreinen Serge Hoppenbrouwers

Maatschappelijk - Sociaal Amarant Ivo Vugs

Provincie - kleine kernen Berna Kousemaker

Jeugdzorg Noord Brabant Kees Swaanen

Gemeente Haaren Johan van den Brand

Maatschappelijk - Fysiek Gemeente Hilvarenbeek Dhr. P. Hesselmans

Amarant Twan de Kort

Workshops

Bedrijf, organisatie Voornaam Achternaam

Maatschappelijk

Ledenraadslid Peter Aa, van der

Ledenraadslid Rinus Boer, den

Teun Boon, de

Ledenraadslid Martien Bos, van den

Rabobank Hart van Brabant Niels Boudeling

Gemeente Haaren Johan Brand, van den

Rabobank Hart van Brabant Francien Brekelmans

Belangen Orgaan Diessen Pum Donders

Cardan Joost Eijckens

Dorpsraad Berkel Enschot Johan Elshof

Ledenraadslid Marjo Gils, van

Ledenraadslid Cees Graaf, de

Ledenraadslid Piet Hair, de

Ledenraadslid Jacques Hest, van

Gemeente Oisterwijk Joop Hezik, van

Rabobank Hart van Brabant Martin Houben

Ledenraadslid Gerti Lensvelt-Mulders

Page 82: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

77

Rabobank Hart van Brabant Jan Loo, van de

Pontifax Wiet Meel, van

Culturele Agenda Udenhout Pieter Michielsen

Woningbouwvereniging Heem

en Leijstromen

Cees Oprins

Ledenraadslid Hans Poppel, van

Udenhout Centraal Leo Prins

Ledenraadslid Antoon Sande, van der

Streekhuis Kempenland Paul Schellenkens

Ledenraadslid Elly Snels

Dorpsraad Helvoirt Dhr. Tuyl, van

KEO Willem Velden, van der

Rabobank Hart van Brabant Wendy Vorstenbosch

Rabobank Hart van Brabant Joris Wagenmakers

Economie

Ledenraadslid Paul Beijer, de

HOC Hilvarenbeek Jozef Bijsterveld, van

Kamer van Koophandel Gijs Bosch

Gemeente Tilburg Karin Croes

Land van de Hilver Marcel Dijk, van

SER Brabant Leo Dubbeldam

Rabobank Hart van Brabant Remco Gils, van

Land van de Hilver Ruud Groenendijk

Rabobank Hart van Brabant Paul Heugten, van

ZLTO Louis Hooghiemstra

Rabobank Hart van Brabant Bouwien Janssen

Ledenraadslid Lian Kanters

Smartgroup Roger Lenssen

Pontifax Wiet Meel, van

Ledenraadslid Jan Merode, van

Rabobank Hart van Brabant Maurice Peeters

Ledenraadslid Cristel Rijnen

Rabobank Hart van Brabant Geert Rooij, de

Rabobank Hart van Brabant Wilfred Smit

Centrummanagement Ois-

terwijk

Jan Spijkers

KEO Willem Velden, van der

Ledenraadslid Mylene Ven, van de - Jansen

Ledenraadslid Tim Verheggen

Rabobank Hart van Brabant Wendy Vorstenbosch

Rabobank Hart van Brabant Joris Wagenmakers

Ruimtelijk

Gemeente Haaren Johan Brand, van den

Landgoed De Utrecht Harry Breviers

Natuurambassadeur regio

Hilvarenbeek

Jan Broek, van den

Gemeente Hilvarenbeek Dhr Dirckx

Ledenraadslid John Doormaal, van

Brabants Landschap Ernst Jan Haaften, van

Gemeente Oisterwijk Joop Hezik, van

Rabobank Hart van Brabant Martin Houben

Rabobank Hart van Brabant Arie Jan Jong, de

Page 83: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

78

Rabobank Hart van Brabant Arie Koolen

Ledenraadslid Johan Martens

Pontifax Wiet Meel, van

Ledenraadslid Arjan Nuland, van

Gemeente Hilvarenbeek Ryan Palmen

ZLTO Kees Puijenbroek, van

Ledenraadslid Rob Remmers

Gemeente Oisterwijk Cees Rijnen

Gemeente Haaren Frans Ronnes

Ledenraadslid Peter Rooij, de

Land van de Hilver Jac Roozen

Rabobank Hart van Brabant Wilfred Smit

Ledenraadslid Jos van den Hurk

KEO Willem Velden, van der

Brabantse Milieufederatie Nol Verdaasdonk

Greenport Brabant Aad Vermeer

Rabobank Hart van Brabant Wendy Vorstenbosch

Ledenraadslid Arend Vugts

Rabobank Hart van Brabant Joris Wagenmakers

Gemeente Haaren Johan Brand, van den

Page 84: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

79

Bijlage III: Informatiebronnen

- Agro & Co (2011). Kansen voor de agrosector in de bio-economie

- Brabants Bureau voor Toerisme (2007). Economische betekenis toerisme & vrije tijd van de 5 Bra-

bantse regio’sBrabants Bureau voor Toerisme. Toerisme en vrijetijdsbesteding leveren geld en banen

op!

- Gemeente Haaren (2008). Biodiversiteit actieplan

- Gemeente Haaren (2009). Visie op Recreatie en Toerisme

- Gemeente Haaren (2010). Samenwerken voor 4 dorpen

- Gemeente Haaren (2011) Toekomstvisie 2022

- Gemeente Hilvarenbeek (2009). Woonvisie

- Gemeente Hilvarenbeek (2010). Structuurvisie Hilvarenbeek

- Gemeente Oisterwijk (2008). Beleidsregels woningbouw binnen strakke contouren 2008

- Gemeente Oisterwijk (2009). Actieplan Eekhoorn

- Gemeente Oisterwijk (2009). Duurzaamheidbalans Oisterwijk 2009

- Gemeente Oisterwijk (2010). Coalitieaccoord 2010 – 2014

- Gemeente Oisterwijk (2011). Perspectiefnota 2011

- Gemeente Oisterwijk (2011). Visie op Oisterwijk in 2030.

- Gemeente Tilburg (2010). Coalitieakkoord Tilburg 2010-2014

- Kempenagenda. Actieprogramma voor de Kempen

- Leader Kempenland. Samen investeren in een leefbaar platteland

- LTO Nederland (2011). Melkveehouderij: Midden in de maatschappij

- Pontifax (2011). Inventarisatie Coöperatief Dividend Rabobank

- Primos prognose 2011.

- Provincie Noord-Brabant (2005). Reconstructie- en gebiedsplannen

- Provincie Noord-Brabant (2008). De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant

- Provincie Noord-Brabant (2011). De transitie van het Brabantse stadteland

- Provincie Noord-Brabant (2011). De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers

- Provincie Noord-Brabant (2011). Economie Monitor Brabant

- Provincie Noord-Brabant (2011). Economie, Innovatie en Internationalisering; Economische agenda

Brabant 2020

- Provincie Noord-Brabant (2011). Rapportage analyse ruimtebehoefte aan werklocaties Regio Hart van

Brabant

- Provincie Noord-Brabant (2011). Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

- Rabobank (2010). Demografisch krimp: de nieuwe realiteit in perspectief.

- Rabobank (2011). Ken uw arbeidsmarkt.

- Rabobank Nederland (2011). Branchebeschrijving Boomteelt

- REAP Midden-Brabant (2009). Subsidiegids Milieu, Toerisme en Recreatie

- Samenwerkende Kempengemeenten (2012). Agenda van de Kempen 2012-2015

- Streekraad Het Groene Woud en De Meierij. GebiedsMeerJarenProgramma (GMJP) Het Groene Woud

en De Meierij 2009 – 2013

- UWV (2011). Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie

- Waterschap De Dommel (2010). Waterbeheerplan 2010-2015

Page 85: Duurzaamheid in Hart van Brabant, volledig rapport

80

Colofon

Titel: Naar een duurzaam coöperatief dividend voor

Rabobank Hart van Brabant

Auteurs: Regionaal-Economisch Onderzoek

Rabobank Nederland

Willem van der Velden

Cynthia Briesen

Afsluitdatum: 12 juni 2012

In opdracht van: Rabobank Hart van Brabant

Contactgegevens: Rabobank Hart van Brabant

Afdeling Coöperatie, Marketing & Communicatie

www.rabobank.nl/hartvanbrabant

[email protected]

(013) 508 81 12

Rabobank Nederland

Kennis en Economisch Onderzoek

www.rabobank.com/economie

© Rabobank Nederland, 2012

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-

kopie of op welke andere wijze dan daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van

het werk, zonder voorafgaande toestemming van Rabobank Nederland.

No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other

means without written permission by Rabobank Nederland.