DUURZAAM ONTWERP IN DE...

48
DUURZAAM ONTWERP IN DE KUNSTSTOFKETEN ‘Collective Responsibility’ – Stephen Mynhardt – Winner of the waste.smART competition

Transcript of DUURZAAM ONTWERP IN DE...

DUURZAAM ONTWERP IN DE KUNSTSTOFKETEN

‘Collective Responsibility’ – Stephen Mynhardt – Winner of the waste.smART competition

2

3

Inhoudsopgave

Kwestie en vraagstelling ...........................................................................................................................................5

Methode .......................................................................................................................................................5

Beperkingen van het onderzoek ...................................................................................................................6

Stakeholders in de kunststofketen ...............................................................................................................7

Inzamelaars en recyclers ..............................................................................................................................8

Kennisinstellingen en consultants ................................................................................................................8

Ontwerpers ...................................................................................................................................................8

Kunststofverwerkende industrie ..................................................................................................................9

Duurzaam ontwerp ................................................................................................................................................ 11

Duurzaam ontwerp en de kunststofkringloop - waar staan we? .............................................................. 11

3D-printing ................................................................................................................................................. 15

Duurzaam ontwerpen op systeemniveau ................................................................................................. 15

Anders organiseren ................................................................................................................................... 17

Tools .......................................................................................................................................................... 18

Design for Recycling: Kansen en belemmeringen ................................................................................................. 20

Het materiaal: prijs, kwaliteit, volume .......................................................................................................... 20

Materiaaleigenschappen ........................................................................................................................... 21

Technische eigenschappen ........................................................................................................................ 21

Esthetische eigenschappen ........................................................................................................................ 22

Hygiënische en veiligheidseigenschappen ................................................................................................. 22

Additieven, vervuiling ................................................................................................................................ 22

Mogelijke oplossingen op het gebied van materiaal ................................................................................. 24

Kennis ............................................................................................................................................................ 27

Waar is de kennis te verkrijgen? ............................................................................................................... 27

Positie, rol van de ontwerper ........................................................................................................................ 32

De rol van de consument ............................................................................................................................... 35

Rol overheid ........................................................................................................................................................... 37

Gescheiden inzameling .............................................................................................................................. 37

Standaardisering ........................................................................................................................................ 37

Quotum voor recycled content ................................................................................................................. 37

Onderzoek en onderwijs ............................................................................................................................ 38

Regelgeving aanpassen .............................................................................................................................. 39

4

Duurzaam inkopen .................................................................................................................................... 39

Fiscale instrumenten ................................................................................................................................. 39

Conclusies en aanbevelingen ................................................................................................................................ 40

Duurzaam ontwerpen: een nieuwe rol en positie van de ontwerper ....................................................... 40

Materiaal: inzameling, recycling, toepassing ............................................................................................ 40

Kennis en innovatie ................................................................................................................................... 41

Topsectorenbeleid ..................................................................................................................................... 42

Anders organiseren, samenwerking, nieuwe businessmodellen .............................................................. 42

Regelgeving, level playing-field ................................................................................................................. 43

Consumenten ............................................................................................................................................ 44

Concrete vervolgstappen in het Ketenakkoord ......................................................................................... 44

Bijlage 1 Leden van de Werkgroep Recycling en productontwerp (werkgroep 4 van het Ketenakkoord) ........... 45

Bijlage 2 Lijst van geïnterviewde organisaties, bedrijven en personen ................................................................ 46

5

Kwestie en vraagstelling

Op 12 november 2013 sloten 55 partijen uit de kunststofkringloop een Ketenakkoord.

Het doel van het Ketenakkoord is:

“Binnen twee jaar beslissende stappen te zetten gericht op het creëren van een duurzame markt van zowel de integrale productieketen van grondstoffen naar kunststofproducten, het gebruik van deze producten door bedrijven en consumenten, alsook het hergebruik van mate-rialen en producten na afdanking. Deze kunststofkringloop wordt vormgegeven door zoveel mogelijk verduurzaming in de productieprocessen, door engineering en design van producten gericht op breed hergebruik en door kunststofafvalstromen op een milieuverantwoorde wijze in te zamelen, te sorteren, en zo hoogwaardig mogelijk fysisch of chemisch te verwerken tot nieuwe grondstoffen en producten en waarbij ‘lekkages’ uit het systeem van de kringloop zo-veel mogelijk worden voorkomen.”1

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de partners in het Ketenakkoord Kunststofkringloop willen graag weten hoe ervoor kan worden gezorgd dat er meer kunststof in de kringloop blijft. In de kringloop fungeren vele actoren, van inzameling en recycling via productontwerp tot maakindustrie, detailhandel en consument.

Specifiek wordt in dit onderzoek de rol van de ontwerper belicht. Daarbij is antwoord gezocht op de volgende vragen:

Wat weten ontwerpers van duurzaam ontwerp? Hoe passen ze het toe? Hoe werken ze samen in de keten?

Welke belemmeringen ondervinden zij – en andere ketenactoren - bij het duurzaam ontwerpen, en meer specifiek bij het ontwerpen voor een gesloten kunststofkringloop?

Hoe kan gestimuleerd worden dat duurzaam ontwerp in de kunststofketen een grotere plaats in gaat nemen? Welke rol kan de overheid daarbij hebben?

En tot slot: welke partijen zijn geïnteresseerd en in de juiste positie om concrete vervolgstappen te ne-men met het oog op de verwezenlijking van de doelen van het Ketenakkoord.

Methode De stakeholdersanalyse is uitgevoerd via interviews in de periode april-mei 2014. Een flink aantal interviews heb ik in vivo gedaan, enkele aanvullende via de telefoon. Daarnaast heb ik gesproken met enkele leden van werkgroep 4 van het ketenakkoord2, en tot slot heb ik informatie ingewonnen en een aantal ideeën getoetst bij

1 http://kunststofkringloop.nl/wp-content/uploads/2014/05/Ketenakkoord-kunststof-kringloop-definitief-2.pdf

2 Zie de samenstelling van de werkgroep in bijlage 1

6

deelnemers aan de IOP-IPCR-bijeenkomst van Rijksdienst Ondernemend Nederland op 20 mei 2014, waar een zestal projecten op het gebied van duurzaam ontwerpen werden gepresenteerd.3

Ook de ketenpartners met wie de ontwerpers veel samenwerken zijn bevraagd (recyclers en producenten). Daarnaast is gesproken met kennisinstellingen die onderzoek doen en onderwijs geven op het gebied van duur-zaam ontwerp en/of recycling.

De selectie van respondenten is in eerste instantie op basis van mijn eigen netwerk in de creatieve industrie tot stand gekomen. De opdrachtgever heeft mij bij aanvang van het onderzoek verzocht om ook met de branche-organisaties te spreken. Doordat zij het gehele veld dat zij vertegenwoordigen overzien, kunnen zij toegang ge-ven tot kennis (data, onderzoek) en gesprekspartners.

Daarnaast is ingezoomd op een aantal actoren uit de keten. Over het algemeen zijn dit koplopers op het gebied van ontwerpen en produceren in de kunststofketen. De selectie van deze actoren en de organisaties en bedrij-ven die zij vertegenwoordigen beoogt niet representatief te zijn. Verschillende gesprekspartners verwezen door naar andere partijen (bedrijven, onderzoekers) waarmee zij samenwerken, en zo kon het beeld nog wat meer worden ingekleurd.

Beperkingen van het onderzoek In dit onderzoek gaat het om de ervaringen en visie van een beperkt aantal bedrijven en individuen. Hieruit kunnen, gezien de beperkte omvang van het onderzoek, geen afgewogen oplossingen worden gedestilleerd. De conclusies en aanbevelingen die volgen, moeten dan ook in dat licht worden gezien.

3 Zie de lijst van geïnterviewden in bijlage 2

7

Stakeholders in de kunststofketen

Grondstof

inkoop

productie

Product-

ontwikkeling

inzameling

Verkoop

assemblage

afval

consumptie

Shredder/Wa

ssen/compou

nding

compounding

ontwerp

Bovenstaande is een gesimplificeerd plaatje van de kunststofproductieketen. Het rechter deel van de keten is voor deze analyse voornamelijk van belang. De rode pijlen geven aan waar de ontwerper een rol speelt. Dat is niet alleen bij het ontwerp van het product. Door zijn kennis van recyclingtechnieken en gerecyclede materia-len kan de ontwerper ook een rol spelen bij het verbinden van producent en toeleverancier. En door zijn begrip van de vraag en zijn vaardigheid in het vraaggestuurd ontwerpen kan de ontwerper ook een rol spelen bij het op de juiste manier vermarkten van (duurzame) producten.

virginvi

8

Inzamelaars en recyclers Wanneer er geen virgin materiaal wordt gebruikt, maar gerecycled kunststof, dan komen de inzamelaars en recyclers als extra stap in de keten tevoorschijn. Zij verschaffen het materiaal. Kunststof uit huishoudelijk afval wordt ingezameld via de ‘Plastic Heroes’-structuur of via nascheiding uit het huishoudelijk afval gehaald. Ook wordt gescheiden ingezameld kunststof uit o.a. Duitsland verkregen. Kunststof uit bedrijfsafval wordt beperkt ingezameld. Een nieuwe stroom is afval van schepen. Voorheen werd dit verbrand, maar er is een beweging op gang naar scheiding en recycling.4 Industrieel procesafval (spuitafval, mislukte producten) wordt veelal dicht bij de bron ingezameld en opnieuw ingezet.

Eenmaal gescheiden wordt het kunststofafval gesorteerd, geshredderd, omgesmolten en tot korrels of garen gemaakt. Een stap die vervolgens nog nodig is voordat het materiaal weer in het proces kan worden ingezet, is compounding. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij AKG. AKG koopt geshredderd kunststofafval in en maakt er korrels van. Vervolgens worden deze op de gewenste specificatie gebracht (bepaalde smelteigenschappen, een be-paalde kleur, e.d.) en geleverd aan producenten.

Kennisinstellingen en consultants We hebben te maken met (technische) universiteiten, academies en hogescholen.

Aan de (technische) universiteiten zijn onderzoeksgroepen en worden tevens de (industrieel) ontwerpers, werktuigbouwkundigen e.d. opgeleid. TU Delft, TU Eindhoven, Universiteit Twente in Nederland, en vergelijk-bare opleidingen in de rest van de wereld.

Aan de hogescholen opereren lectoraten en worden onder andere productontwerpers, verpakkingstechnolo-gen en ingenieurs opgeleid. Voorbeelden: HAS (Den Bosch), Saxion (Enschede), Stenden (Emmen), Windesheim (Zwolle), Hogeschool van Amsterdam.

De academies leiden ontwerpers op, die soms in het autonoom ontwerp terecht komen, maar soms ook in de industrie: Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Design Academy Eindhoven, Rietveldacademie (Amsterdam).

Tot slot zijn er consultants. Zij zijn vaak als ontwerper opgeleid, maar zijn vervolgens hun collega’s gaan advise-ren op het gebied van duurzaam ontwerp: Except, Partners for Innovation, Material Sense; of als innovatie-ad-viseur of – coach (binnen een bedrijf of binnen de brancheorganisatie).

Ontwerpers De ontwerper is in de eerste plaats actief bij productontwerp. Door zijn kennis van materialen kan de ontwer-per ook al bij de inkoop van het materiaal een rol spelen. Hierop komen we verderop nog uitgebreid terug. Ontwerpers zijn ook steeds meer actief bij het ontwerpen van verpakkingen en bij het vermarkten van pro-ducten. In sommige gevallen denken zij ook mee met de ontwikkeling van businessmodellen5.

4 Informatie van Maurits Prinssen, Rotterdams Havenbedrijf.

5 Een mooi voorbeeld van een ontwerper die het hele proces in eigen hand heeft, van materiaalselectie, productontwerp,

recycling tot businessmodel, is Rien Otto van Dutch aWEARness. Aangezien het hier de textiel en niet de kunststofverwerkende industrie betreft, is hij hier verder buiten beschouwing gelaten. http://dutchawearness.com/

9

De ontwerpers ontwerpen vaak in opdracht van een partij uit de maakindustrie of voedsel/drankindustrie. Voorbeelden: Flex/The Innovation Lab (Delft), npk design (Leiden), Design for Good (Amsterdam). Deze ontwer-pers zijn veelal aangesloten bij de brancheorganisatie BNO.

Industrieel ontwerpers hebben kennis van zowel de ingangsmaterialen als de productietechnieken en ontwer-pen op basis van producteisen en -specificaties vanuit de opdrachtgever. Een ontwerper/productontwikkelaar is goed in staat te werken met een eis van een bepaald percentage gerecycled kunststof. Een dergelijke eis kan opgenomen zijn in een breder pakket van eisen waaraan het te ontwikkelen product moet voldoen. Veelal gaat het tegenwoordig om herontwerp, waarbij een gezamenlijk innovatieproces op gang komt en ontwerper en opdrachtgever samen alle aspecten bekijken van het proces van grondstofwinning tot en met afvalfase. In som-mige gevallen kan de ontwerper dankzij zijn kennis van materialen de opdrachtgever overtuigen om een duur-zame(re) keuze te maken.

Van circulaire in plaats van lineaire productketens is op zeer kleine schaal hier en daar al wel sprake (bijvoor-beeld PET-recycling). Veelal wordt echter het oude uitgangspunt van ‘take-make-use-waste’ gehanteerd. Daar-bij wordt vaak een LCA gehanteerd om de milieubelasting van de grondstof, het transport, het productiepro-ces, de consumptie en de afvalfase in beeld te brengen. De prijs van primaire grondstoffen is een stimulans om het afval terug te voeren in de keten. Bij metalen, papier en glas was dat al langer het geval, bij kunststoffen begint dat recenter ook te werken.

De ontwerpers met wie is gesproken zijn al bezig met duurzaam ontwerpen, en zoeken ook opdrachtgevers die interesse hebben in het optimaliseren van een (her)ontwerp in duurzamere zin. Dit geldt evenzeer voor Flex en npk design als voor Jop Timmers, een van de eerste Cradle-to-cradle-gecertificeerde ontwerpers in Nederland.

Naast zelfstandige ontwerpers en ontwerpbureaus onderscheiden we ook ontwerpers die werkzaam zijn bin-nen de maakindustrie (bijvoorbeeld Brabantia, Philips Consumer Lifestyle). In deze innoverende bedrijven is een innovatieteam aan het werk, waarbij ontwerpers, engineers en marketing samen aan het werk gaan om nieuwe producten te bedenken. Zij geven aan dat in bedrijven waar niet zo wordt gewerkt, innoverende ont-werpen (ook gericht op circulaire economie) vaak doodlopen zodra ze bij de volgende stap in het ontwikkelpro-ces komen.

Ontwerpers lijken makkelijk te wisselen tussen de verschillende ketenpartijen. Zo trof ik industrieel ontwerpers aan die een zelfstandige praktijk hadden gehad en vervolgens onderzoeker waren geworden of adviseur, ont-werpers die zowel zelfstandig werkten als binnen een bedrijf, en ontwerpers die deskundige op het gebied van duurzaamheid waren geworden binnen hun bedrijf of organisatie.

Kunststofverwerkende industrie De kunststofverwerkende industrie omvat industriële producenten in de hele keten van kunststofproductie, onder andere shredderbedrijven, korrelproducenten, compounders, vezelproducenten, producenten van ma-terialen in de bouw, spuitgieterijen, verpakkingsproducenten. De brancheorganisatie is de NRK. Echter, er zijn ook producenten voor wie de FME de koepel is; dit zijn bedrijven die toenemend kunststof gebruiken in pro-ducten die voorheen vooral van metaal werden gemaakt, zoals huishoudelijke artikelen en auto’s. Deze bedrij-ven zijn aangesloten bij de FME. Er is steeds meer samenwerking tussen de beide koepels voor voorlichting aan de leden.

Grofweg vallen de producten uit de kunststofverwerkende industrie uiteen in drie groepen waarvoor verschil-lende afwegingen gelden (deze sluiten elkaar niet uit):

10

- B2C: consumentenproducten (buggies, tapijt, artikelen voor in de keuken, badkamer en toilet). Hierbij speelt de afweging van de consument een belangrijke rol; de consument is echter een wispelturige en onvoorspelbare actor.

- B2B: onderdelen voor andere industrieën (automotive, bouw); hierbij gaat het om specialistische onderdelen voor bepaalde eindproducten, waarbij wordt gewerkt met veelal grote bedrijven waarmee producent en ont-werper een langdurigere relatie hebben.

- verpakkingen: hier is een wisselwerking tussen het product dat wordt verpakt en de verpakking; ‘het is goed mogelijk een (duurzaam) product zo te ontwerpen dat het geen verpakking nodig heeft. Het gaat om de zorg-vuldige afweging wat beter is, een verpakking toevoegen die gemaakt is uit materialen die relatief goedkoop zijn en normaliter het milieu relatief minder belasten of het product zelf minder kwetsbaar maken.’6

6 Oratie Roland ten Klooster, Universiteit Twente, 2007; vindbaar op: http://www.papierenkarton.nl/uploads/Verpakking%20buitenstebinnen.pdf

11

Duurzaam ontwerp

Duurzaam ontwerp en de kunststofkringloop - waar staan we? Duurzaam ontwerpen is al langer bekend bij een deel van de ontwerpers. Al in de jaren ‘90 werd er milieuvrien-delijk ontworpen. Enkele van deze voorlopers komen ook in dit onderzoek aan het woord: Conny Bakker (TU Delft), Simone de Waart (Material Sense, Eindhoven), Ingeborg Gort-Duurkoop (Partners for Innovation, Am-sterdam), Wolfram Peters (npk design, Leiden), Jeroen Verbrugge (Flex/The Innovation Lab, Delft).

De aandacht voor duurzamer produceren heeft zich in het afgelopen decennium vooral gericht op CO2–beper-king en energie-efficiency. Dit is ook in de wereld van het industrieel ontwerp een belangrijk aandachtspunt geweest en lijkt dat voorlopig wel te blijven, ook omdat hier duidelijke kostenbesparingen zijn te behalen.

Sinds enkele jaren is daarnaast het concept circulaire economie in opkomst. Dit leidt niet alleen tot expliciete aandacht voor de betekenis van ontwerp in de waardeketen, maar tevens komt materiaal centraler te staan. En ‘materiaal is veel interessanter voor de ontwerper’ (Conny Bakker).

Er zijn verschillende recente trends in het gebruik van kunststoffen:

Materiaalinnovatie (veelal ingegeven door het streven naar energiebesparing), d.w.z.

o vervanging van andere materialen door kunststof (bv glazen potten en flessen door PET; metalen on-derdelen van auto’s door glasfiberversterkt kunststof);

o ontwikkeling van gespecialiseerde verpakkingen (composieten) voornamelijk in de food sector;

o kleiner en lichter maken van plastic producten;

o zoeken naar minder belastende materialen, bijvoorbeeld materialen zonder SVHC-additieven en

biobased materialen.

Technologische innovatie, bijv.

o 3D-printen.

Circular economy, Resource efficiency

o verlagen van de omloopsnelheid van materialen;

o verhogen van producthergebruik;

o verhogen van de inzet van grondstoffen uit recycling;

o daaraan gepaard: nieuwe businessmodellen.

Bij al deze trends heeft de ontwerper een rol.

Nederland is in het buitenland al bekend als een land dat duurzaam ontwerp hoog in het vaandel heeft, dat zou kunnen worden uitgebouwd en versterkt. De opvattingen over wat onder duurzaam ontwerp moet worden

12

verstaan lopen echter sterk uiteen. Duurzaam ontwerp gaat volgens de brancheorganisatie van ontwerpers, BNO, om een manier van denken. ‘Bij het ontwerpproces stel je hele basale vragen: wat heeft dat voor gevol-gen? En het idee is dat je het niet te ingewikkeld maakt, maar het gewoon gaat doen, erover praat.’

Hoe kijken de verschillende geïnterviewden aan tegen duurzaam ontwerpen?

Bij de TU Delft hebben Conny Bakker en Marcel den Hollander een vrij specifieke opvatting: ‘duurzaam ont-werp betekent er aan werken dat het product zo lang mogelijk in leven wordt gehouden - mits ook de milieu-impact niet hoger wordt. Daarbij is voornamelijk het energiegebruik van belang. Door de langdurige gerichtheid op energie-efficiëntie is daar nu overal aandacht voor. Repolymeriseren kost energie. Daarom is recycling ei-genlijk de laatste stap. Eerst moet je alle andere stappen nemen.

Er zijn echter voorbeelden waar remanufacturing erg lastig is om te doen, bv bij tv-schermen, daarbij wordt zo snel geïnnoveerd en is de omloopsnelheid zo hoog dat het niet loont om onderdelen te vervangen. Als het gaat om producten met een langere levensduur dan kun je modulair werken, de snelst omlopende onderdelen ver-vangbaar maken. Ook kun je nadenken over levensduurverlenging in emotionele zin, bewerken dat mensen zich gaan hechten aan het product.’

In hun onderzoeksproject ‘Products that last’ hebben Marcel en Conny een typologie van businessmodellen ontwikkeld en onderzocht in de praktijk: ‘welke product-dienst-combinaties (PSS) kun je gebruiken om pro-ducten een langere levensduur te geven (bv leasen)? De bedrijven die op vrijwillige basis zijn gaan deelnemen, weten dat je geen ‘business as usual’ meer kunt doen om toekomstbestendig te zijn. Ze staan open om mee te denken over circulair/duurzaam ontwerpen. Bedrijven zien bovendien dat bij remanufacturing de marge per eenheid product hoger ligt.’

Ontwerper Jeroen Verbrugge vindt dat ‘je als ontwerper altijd bezig moet zijn met duurzaam ontwerp. Duur-zaamheidsaspecten zijn net zo belangrijk als vormgeving, prijs en gebruiksgemak. Je moet het aspect duur-zaamheid/milieu niet geïsoleerd benaderen, het is altijd een integraal onderdeel.’ Hij merkt op dat het in Ne-derland in 80-90% van het industrieel productontwerp gaat om herontwerp; daarbij kun je dus kijken hoe je ook in duurzaamheidsopzicht een product steeds verder kunt verbeteren.

Een groot deel van de respondenten (zowel ontwerpers, recyclers, producenten als kennisinstellingen) is van mening dat uit LCA’s blijkt dat recycling vanuit milieuoverwegingen niet altijd de beste resultaten geeft. Soms kun je het milieu beter ontlasten door het gebruiken van virgin materiaal, omdat dat een langere levensduur heeft. Het is dus steeds een afweging. 7

Daarnaast is er bijvoorbeeld de aanpak van Cradle-to-cradle (C2C). Sven Smeets van Brabantia: ‘Dit is op een beperkt aantal milieu-impacts gericht. Bij C2C scoort bioplastic heel goed, vanwege CO2, maar in een LCA waar-bij je ook naar bijvoorbeeld watergebruik en fosfaatgebruik kijkt scoort het slecht. Dat zijn de knelpunten waar bijvoorbeeld Coca Cola met de ‘plant bottle’ tegenaan liep’.

Er zijn veel dilemma's in het maken van duurzame keuzes en daarom is het voor een ontwerper lastig om hier-over te adviseren. Jeroen Verbrugge: ’Met gewichtsreductie zit je altijd goed, en met het besparen van ruimte

7 NKR Recycling merkt in een schriftelijke reactie op dat er één conclusie uit nagenoeg alle onderzoeken te halen is en dat is dat mechanische recycling van kunststoffen de allermeeste milieuwinst oplevert (voor meer info: DPI VC).

13

en materiaal bij de logistiek ook. Een mooi voorbeeld is het logistiek systeem dat wij hebben ontwikkeld voor Coca Cola. Hierbij werd veel materiaal bespaard en veel transportbeweging en in- en uitpakken bespaard.’ 8

Femke Glas van BNO vertelt: ‘Sommige ontwerpers zien duurzaam ontwerp als iets om zich mee te profileren, het geeft een sexy, eigentijds imago. Veelal gaat het dan niet verder dan een marketingconcept en niet om echte duurzame productinnovatie. Andere bureaus gaan heel ver in duurzaam ontwerpen, maar dragen dat nauwelijks uit.’

Voor Philips Consumer Lifestyle is duurzaam ontwerp gelijk aan duurzame productontwikkeling. De hoofddoel-stelling is geformuleerd als 'green product sales’. 50% van de omzet moet komen uit groene producten. De cri-teria waaraan voldaan moet worden zijn:

1) eisen aan energieverbruik on/off/standby

2) eisen aan verpakkingen.

a) bepaalde recycled content van karton, plastics (m.n. betreft het PET voor blisters). Dit is een actieve markt.

b) uitfaseren van EPS (piepschuim) en PVC-blisters. Voor EPS is dit nog niet helemaal mogelijk voor zeer zware producten.

3) Chemicals. Philips Consumer Lifestyle streeft naar uitfasering die boven de eisen van RoHS en REACH uit gaat. Belangrijke stromen: broomhoudende brandvertragers, PVC (kabels).

4) Recycled content van producten: waar mogelijk.

Eelco Smit: ‘Design telt zeker mee als bepalende factor in het gebruik van recyclaat. Recyclaat gedraagt zich anders in de matrijs. rPP vloeit iets minder. Om spanningen te voorkomen moeten de afrondingen groter zijn. Er moet dus vanaf het begin van het proces van productontwikkeling worden uitgegaan van recyclaat als in-gangsmateriaal, niet in de loop van het proces. Bij Philips Consumer Lifestyle is dit via de strategie 'Green pro-duct sales' goed geborgd. Engineers moeten bepaalde onderdelen vanaf het begin ontwerpen voor recycled content.’

De visie van brancheorganisatie FME op duurzaam ontwerp is dat ‘het milieueffect een van de afwegingen vormt bij productontwikkeling, naast kwaliteit, energie-efficiency, gebruiksgemak. Er moet altijd een optimale mix worden gevonden. Er is altijd een afweging. Zo kan een lichter product minder milieubelastend zijn wat betreft de hoeveelheid toegepast materiaal, maar niet repareerbaar zijn. Als de consument het apparaat toch niet laat repareren omdat het arbeidsloon te hoog is, heeft een lichter apparaat de voorkeur.’

Material Sense heeft veel gepionierd op het gebied van duurzaamheid in ontwerp. ‘Verduurzaming kan op al-lerlei manieren. Ontwerpers zijn vaak overdonderd door de omvang van het vraagstuk. Het gaat om bewust-wording van de rol van de ontwerper.

Veel goede initiatieven kunnen het niet redden door te kleine afzet. Je moet de kleine dingen doen die in je macht liggen, maar een idealistische insteek behouden. Consumenten kunnen invloed hebben als ze zich ver-enigen. Je ziet dat nu met textiel/mode. Mede door de crisis is er veel aandacht voor recycling bij retail en con-sument. Het is wel complex, met name ook de labelling. Veelal wordt deze gebruikt als een marketinginstru-ment. In deze wirwar zou de overheid wel iets kunnen doen.’

8 Overigens geldt ‘lichter is beter’ niet per se voor verpakkingen. Minder materiaalgebruik kan betekenen dat de

verpakking scheurt en zijn functie niet meer kan vervullen. De auteur dankt de onderzoekers van het project ‘Packaging chains in lasting balance’ van de Universiteit Twente voor deze informatie.

14

NRK denkt dat ‘de grote slag in innovatie is te maken bij duurzaam ontwerp, omdat daarbij ook ketenvoordelen te behalen zijn. Kunststof geeft lichtere producten, minder slijtage en komt gunstiger uit een LCA dan bijvoor-beeld metalen.’ Martin van Dord noemt verschillende voorbeelden van vervanging van metaal door kunststof:

in auto’s en vliegtuigen worden niet dragende delen toenemend vervaardigd van kunststof (glasvezelversterkt);

de kabels van hijswerktuigen kun je maken van aramide in plaat van staal;

katrollen van kunststof geven minder slijtage aan de kabels;

folie rondom de komkommer geeft minder voedselverspilling.

Hij wijst erop dat er LCA-methodieken zijn van verschillende reikwijdte en diepgang. NRK heeft samen met FME een methodiek ontworpen om het voor ontwerpers eenvoudiger te maken om mechanische werktuigen te ont-werpen. Dit is de Praktijkrichtlijn Ecodesign, een rekenmethodologie waarmee je bij productontwerp en - ont-wikkeling de milieudruk van mechanische producten kunt beperken.9 Er komt binnenkort een reeks cursussen voor FME-bedrijven om hiermee te leren werken. De methodologie is van toepassing voor stoelen, machines, huishoudelijke apparaten, etc. Zij geeft antwoord op het hoe, zegt niets over het ambitieniveau. Dat is aan de politiek en de consument. Van hieruit zou ook een vergroting van de belangstelling bij machinebouwers voor duurzaamheidsaspecten op gang kunnen komen.

Martin van Dord: ‘Vanuit werktuigbouwkunde, elektrotechniek, scheikunde komen mensen in de industrie te-recht. Ook zij moeten de LCA kennen. Over het algemeen kun je kosten besparen als je milieudruk in de levens-cyclus meeneemt, met name door lichtere materialen te gebruiken. In de industrie begint ook door te dringen dat een duurzaam ontwerp niet per se een duurder ontwerp is.

Bij de industrie is er zeker geen sprake van onwil, maar het heeft niet altijd prioriteit. Soms zit de LCA stan-daard in de ontwikkelroutine. Dat zijn de grotere mkb-bedrijven. Maar met tien werknemers heb je een kan-toormedewerker die alles moet doen, die heeft daar dan geen tijd voor.’ Om hier op in te springen gaan FME en NRK trainingen geven in ecodesign.

Voorbeelden van projecten op het gebied van duurzaamheid:

Flexa verfemmer (Akzo). Een geïntegreerde meng/uitrolbak in de deksel, ontworpen door Flex/The Inno-vation Lab. Dit leidt in Nederland jaarlijks tot de volgende besparingen: 150.000 kg aan plastic bakjes en 8 miljoen liter water. Daarnaast wordt voorkomen dat 170.000 kg verf in het riool terecht komt. Flexa heeft hier bovendien een groter marktaandeel mee verworven.10

Material Sense vertelt dat er enkele jaren geleden een prijsvraag was om een duurzame trekkershut te ontwerpen. Bij het winnende ontwerp heeft Material Sense de materialisatie gedaan. De hut bestaat uit hergebruikte materialen en moest binnen een bepaald budget zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn.11

3D-printing 3D-printing is sterk in opkomst. Rob van Beek van FME: ‘De ontwikkeling wordt gedreven door concurrentie en door prijs. De technologie creëert ook een nieuwe markt, zowel aan de consumentenkant als in het toeleveren

9 NPR-CEN/TS16524; september 2013. Zie www.dutchecodesign.nl.

10 www.flex.nl/nl/case/akzonobel-12paint/

11 http://www.trekkershutten.nl/trek-in/ Deze hutten zijn inmiddels op enkele natuurcampings in gebruik, onder in Friesland bij It Dreamlan in Kollumerpomp: http://www.itdreamlan.nl/

15

aan andere industrieën. Een voorbeeld is kromme koelkanalen. Je kunt niet krom boren, maar wel krom prin-ten.’

Door BNO wordt Perpetual plastics genoemd, een project aan de TU Delft met een 3D-printer. Zij zijn in ge-sprek met een retailbedrijf om hun producten aan de man te brengen.

Rapid prototyping (3D-printing) wordt door Jeroen Verbrugge genoemd als een goed voorbeeld van verduurza-ming: ‘producten kunnen worden afgestemd op de wensen van de consument. UPS ontwikkelt printshops om zware onderdelen lokaal te printen, dat scheelt transport en dus milieudruk. En ook additional manufacturing is in opkomst. Dit houdt in dat onderdelen kunnen worden vervangen via 3D-printing. Je krijgt hiermee weer nieuwe ontwerpvraagstukken, omdat je de assemblage in handen legt van de consument.’

Bart Ahsmann van TU Delft plaats kanttekeningen bij de positieve milieu-impact van 3D-printing: ‘je moet goed kijken naar schaaleffecten. 3D-printen in plaats van conventionele technologie levert minder snijafval op. An-derzijds wordt de winst die wordt geboekt doordat er geen procesafval optreedt, misschien teniet gedaan door het feit dat hiervoor meer energie nodig is. Als je een LCA maakt zou spuitgieten daar wel eens gunstiger uit kunnen komen dan 3D-printen, vooral als het om grootschalige productie gaat. Als de serie groot genoeg is en lang genoeg in productie, gaat het procesafval vanzelf terug het proces in. En wat betreft 3D-printen door con-sumenten lijkt het nu vooral tot meer overbodige en laagwaardige producten te leiden, omdat iedereen graag zelf iets wil printen.’

Door Jeroen Verbrugge wordt als aparte richting in het ontwerp nog augmented reality genoemd, waarbij apps worden ontwikkeld die een beleving bieden. Hiervoor is dus minder materiaal nodig en daardoor zou dit in po-tentie duurzamer kunnen zijn.

Duurzaam ontwerpen op systeemniveau Bij duurzaam ontwerpen op systeemniveau denken de meeste geïnterviewden aan product-dienst-combina-ties. Bekende voorbeelden zijn het turntoo-concept van Thomas Rau12 en de verkoop van licht door Philips Con-sumer Lifestyle13. Eelco Smit van Philips: ‘meestal gaat het om B2B, dat is makkelijker dan B2C’.

Terwijl Philips op de terreinen 'Lighting' en 'Healthcare' volgens hem een game changer genoemd mag wor-den14, is dat voor producten met gerecyclede content nog niet het geval. ‘In het geval van licht koop je dan een dienst, verlichting, in plaats van een product (lamp), en in het geval van medische zorg wordt een aantal scans afgenomen in plaats van een scanapparaat. De logistiek kan dan ook beter en goedkoper worden geregeld’.

Eelco vertelt hoe Philips Consumer Lifestyle wel bezig is met ontwerpen van nieuwe producten die dezelfde functie op een andere manier vervullen. ‘De innovatieafdeling is continu bezig met op een andere manier ver-vullen van de wensen van de klant. Bijvoorbeeld de functie 'schone vloer'. Er wordt gewerkt aan een apparaat dat dweilt en stofzuigt tegelijkertijd. Dit werkt nu alleen nog op harde vloeren, heeft de helft van het water en de helft van de energie nodig van conventionele stofzuigers/dweilapparaten. Het apparaat ziet er anders uit maar de eisen aan de behuizing blijven hetzelfde. Een ander voorbeeld is de airfryer. Deze frituurt met hete lucht, dat is gezonder en verbruikt minder energie.

12 http://turntoo.com/

13 http://www.lighting.philips.nl/application_areas/

14 d.w.z. succesvolle product-dienst-combinaties op de markt zet waarmee een functie op een nieuwe manier wordt vervuld.

16

De afdeling consumer lifestyle denkt ook na over systeeminnovatie, bijvoorbeeld hoe ga je om met eigenaar-schap en betaling. Hier worden ook externe partijen (consultants) bij betrokken. Aangezien het hier voorname-lijk gaat om B2C-producten is dat lastig. In het algemeen geldt dat dit beter werkt in B2B-ketens, omdat het dan gaat om dure producten, grote investeringen, en 1-op-1-relaties met klanten. Dan weet je als producent beter wat de klant wil, en is er ook meer continuïteit.’

Uit de tweede hand kan een voorbeeld worden genoemd van een producent van kinderwagens in het hogere marktsegment (zowel prijs als kwaliteit zijn hoger dan van andere producenten). Het blijkt dat deze producten zo lang mee gaan dat er een tweedehandsmarkt voor is, dat wil zeggen dat eerstehands moeilijker verkoopt. Om niet aan zijn eigen succes ten onder te gaan is de producent nu een ander businessmodel aan het uitprobe-ren. Dit omvat het herontwerpen van de belangrijkste onderdelen die mensen toch liever nieuw willen hebben. Deze worden dan vervangen in het herbruikbare ‘chassis’.

Voorbeelden van interessante ontwikkelingen in duurzaam ontwerp

- ruimtelijk ontwerp, waarbij ontwerpers meewerken aan de herbestemming en herinrichting van gebouwen. Daarbij gaat het dan bijvoorbeeld om sociale doelstellingen, zoals de relatie van het gebouw en zijn gebruikers met de buurt, of om milieudoelstellingen, zoals het gebruik van duurzame energie. Hierbij wordt niet alleen een kortetermijnvraagstuk aangepakt of een probleem opgelost maar ook naar de toekomst gekeken: blijft het op langere termijn goed werken15.

- persuasief ontwerp voor gezond en duurzaam gedrag. Een specifiek project is Touchpoints aan de Hogeschool Utrecht. Hierin werken twee disciplines samen: media/journalistiek en producttechnologie. Doel is een hulp-middel (fysiek en digitaal) te ontwikkelen dat ontwerpers kan helpen om te ontwerpen voor gedragsverande-ring.16

.- Urban Revolution: gericht op het ontwikkelen van een ander businessmodel voor straatmeubilair, voetbal-kooien en speeltoestellen, waarbij de gemeente een gebruiksvergoeding betaalt. Er is een materiaalpool. Zo kan er ook voeling worden gehouden met de behoeften van de buurt. Urban Revolution vormt een overkoepe-lend initiatief boven de producerende bedrijven. Tot nu toe werkten die met een catalogus, waaruit gemeen-ten konden bestellen. Urban Revolution wil de gemeenten werk uit handen nemen en een partner zijn in de relatie tussen fabrikant en eindgebruiker.17

- Biomimicry, waarbij wordt ontworpen op basis van de principes uit de natuur.18

Anders organiseren Alle respondenten geven aan dat het voor het succesvol hanteren van duurzaam ontwerp onontbeerlijk is om innovatie en productontwikkeling anders te organiseren.

Ontwerper Jop Timmers hanteert het cradle-to-cradle-principe en begint in een ontwerpproces met een op-drachtgever altijd met een einddoel voor een duurzaam product. Vaak is dat niet meteen haalbaar; je werkt

15 Genoemd door Femke Glas, BNO

16 idem

17 http://urban-revolution.nl/ genoemd door Jop Timmers

18 http://biomimicry.net/about/biomimicry/biomimicry-designlens/lifes-principles/, genoemd door Geanne van Arkel

17

dan stapsgewijs naar een verbetering. Na het vaststellen van het einddoel (bijvoorbeeld een vrijwel gesloten materiaalkringloop) helpt hij het bedrijf om inzicht krijgen in wat het nu gebruikt. Ook de toeleveranciers wor-den bewust gemaakt, het gaat om het leren kennen van de ketens: wat is het voor materiaal, waar komt het vandaan? Stap 3 is dan het stellen van doelen voor de korte termijn - bijvoorbeeld het toepassen van een be-paald percentage recyclaat in producten. Dat kun je daarna stapsgewijs verhogen; en je kunt de gevaarlijke stoffen eruit halen en schonere energie gebruiken. Vervolgens worden er dan testen gedaan met hogere per-centages. Het gaat in het cradle-to-cradle-systeem steeds om haalbare realistische stappen. Het gevaar van teveel in één stap willen is dat het mislukt en het proces vervolgens doodslaat ('het kan toch niet'). In de vol-gende stappen voert het bedrijf dan de eerste verbetering door, analyseert wat de verbetering opbrengt, kop-pelt terug en gaat dan door het volgende verbeterpunt. Sommige trajecten kunnen uiteraard synchroon lopen. Successen vieren is heel belangrijk, zodat de mensen in het bedrijf enthousiast worden: laten zien dat het geld bespaart en minder afval oplevert.

Bij Philips Consumer Lifestyle is duurzaamheid onderdeel geworden van de normale innovatie-roadmap. Voor Philips Consumer Lifestyle werkt het goed dat er ‘green product requirements’ zijn (op productniveau) en een doelstelling voor een gewichtsaandeel gerecycled materiaal (op het niveau van de productcategorie). De afde-ling innovatie is betrokken bij het realiseren hiervan en moet met ideeën komen. Elk kwartaal wordt opgeno-men hoe het staat met het bereiken van de duurzaamheidsdoelen (sustainability review). De innovation leader en de business leader (productcategorie) praten allemaal mee. Dit is de grootste slag die in de laatste paar jaar bij Philips Consumer Lifestyle is gemaakt.

Bij Brabantia wordt er sinds de komst van de nieuwe CEO gewerkt met een 'fuzzy front'. Hier worden de trends gevolgd, hoe de markt zich ontwikkelt, hoe de consument zich gedraagt, wat er wordt uitgewisseld op webfora, en ook wordt nagegaan welke regelgeving wordt ontwikkeld. Vervolgens worden er ideeën gegenereerd waar-mee op de trends bij consumenten kan worden ingespeeld. De productontwerpers en de engineers werken hierin samen, maken de ideeën concreet, lichten ze grondig door. Pas daarna volgt de productontwikkeling: twee maal per jaar worden er voorstellen bij de directie neergelegd voor nieuwe projecten. De directie (be-staand uit CEO, productiedirecteur en marketingdirecteur) stelt dan de prioriteiten. Zij is ook nauw betrokken bij de uitwerking, komt wekelijks op de werkvloer om eventuele beslissingen te nemen als de ontwikkelteams daarom vragen. Duurzaamheidsaspecten zitten daar altijd in. Als het milieu onvoldoende wordt meegenomen (recycleerbaarheid, CO2, water, lucht), dan wordt het niet ontwikkeld.

Wat technisch mogelijk is op het gebied van duurzamer produceren wordt gedaan. In de ‘fuzzy front’ is men op de hoogte van nieuwe productietechnieken. Voordat een investering wordt gedaan wordt getoetst op product-kwaliteit, prijs, functionaliteit, duurzaamheid. Hierop moet het product goed scoren. Daarna wordt een besluit genomen om te investeren en het product te ontwikkelen. Daarna wordt zelden meer omgeschakeld.

Flex/The Innovation Lab gebruikt een spel, Green Map, dat bij Flex is ontwikkeld door een student. Flex ge-bruikt dit spel om met de opdrachtgever een waardeanalyse te doen. (‘waardeanalyse’ is een term uit de engi-neering; er wordt geanalyseerd op welke punten het ontwerp geoptimaliseerd kan worden.) 19

19 zie ook master thesis TU Delft: http://repository.tudelft.nl/view/ir/uuid:5ecabf69-1915-4eb3-b787-7628da3792f3/.

18

Hiermee kun je een analyse maken van duurzaamheidsvraagstukken in het ontwerpproces en die vraagstukken adresseren. Je loopt een keuzemenu door. Je blijft vragen stellen om het probleem te ontleden op alle aspec-ten van de keten. Grondstoffen, productie, procesafvalreductie, transport, gebruiksfase (consument), afvalfase. Het belang van ontwerp komt in alle fasen van de keten aan bod, in het productieproces, bij dematerialisatie, disassembly/reuse, afvalfase.

Ook BNO ziet dat een slimme organisatiestructuur essentieel is voor duurzaam ontwerpen. netwerken opbou-wen voor samenwerking. Vooral zzp-ers opereren in samenwerkingsverbanden. In de Groene Offerte is een community opgebouwd, de GO is een centrale plek waar initiatieven worden gebundeld en je zicht kunt krijgen op wie er bezig is met duurzaam ontwerpen.

Tools In steeds meer CAD-programma’s waarmee wordt ontworpen zit standaard een LCA. Bij een willekeurig voor-beeld dat Brabantia laat zien van een kunststofproduct voor de huishouding wordt dan zichtbaar dat het groot-ste deel van de CO2-emissie die aan het product kan worden toegerekend, afkomstig is van de productie van het ingangsmateriaal, de rest komt van het produceren van het product en van het transport. Bij gerecycled materiaal scoor je waarschijnlijk beter, maar er zijn geen hulpmiddelen om cijfers voor de recyclefase te krij-gen.

19

Brabantia hanteert sinds kort een rekenmethode, een sustainability scan voor nieuwe producten. Deze geeft inzicht in alle stappen vanaf ingekocht materiaal, via productie, transport tot en met gebruik en recycling. As-pecten die worden meegewogen zijn de standaard-LCA-aspecten: CO2, energie, lucht (verzuring), watervervui-ling, en daarnaast de mate van recyclebaarheid en de EPEA-criteria van mate van detoxificatie (de ABCX-schaal).

Aan de TU Delft (Sustainable Design-groep van Conny Bakker) wordt een laagdrempelig ICT-hulpmiddel ontwik-keld om te bepalen hoe je een product met zo laag mogelijke milieudruk kunt ontwerpen.20 Daarnaast is er een uitgebreide eco-efficiency tool, ‘The Model of the Eco-costs / Value Ratio’ (EVR). Deze omvat een reeks data om de milieu-impact van een ontwerp na te gaan, geeft een LCA-score en deelt deze vervolgens door de kost-prijs. Daarmee wordt het dus mogelijk om de meeste milieuwaarde voor een euro te krijgen.21

Conclusies:

Er is geen eensluidende opvatting onder de geïnterviewden over wat duurzaam ontwerp is. Daarmee is het ook lastig om conclusies te trekken en aanbevelingen te doen over wat gedaan moet worden om duurzaam ont-werpen te bevorderen. Er zijn verschillende LCA-gebaseerde methoden om ontwerpen door te rekenen en daarmee wordt veel gewerkt.

Duurzaam ontwerp kan zich richten op materiaalkeuze, op levensduur of op een product binnen een systeem of een businessmodel. Afwegingen over de meest duurzame optie zijn complex en leiden niet altijd tot meer recycling. Voor een transitie naar een meer circulaire economie en meer duurzaam produceren en consumeren zijn nieuwe businessmodellen onontbeerlijk.

Een van de routes voor duurzaam ontwerp die gekozen kan worden is recycling. Daarop wordt in het volgende hoofdstuk ingezoomd.

20 http://www.lca2go.eu/

21 http://www.ecocostsvalue.com/

20

Design for Recycling: Kansen en belemmeringen

Het materiaal: prijs, kwaliteit, volume De markt voor kunststof is in beweging. Volgens een van de geïnterviewden ‘hebben kunststofproducenten al door dat er over 10 jaar minder (betaalbare) fossiele olie beschikbaar zal zijn om kunststof mee te maken’ 22. Zowel recycling als het produceren van biobased alternatieven is daarom op gang gekomen.23

Regranulaat is een mondiale markt. Producenten kopen in bij toeleveranciers en hebben dus weinig greep op de prijs. Toeleveranciers zijn een belangrijke schakel om aan betrouwbaar recyclaat van een goede kwaliteit te komen. Grotere producenten hebben daar makkelijker toegang toe omdat zij grotere volumes kunnen afne-men. Zij kunnen ook makkelijker eisen op het gebied van mvo (sociaal en ecologisch) aan de toeleveranciers stellen. Om te innoveren in de markt voor producten die gerecycled plastic bevatten is een zeker volume nodig. Afzonderlijke marktpartijen kunnen dat vaak niet op de markt brengen. Om een groter volume te creëren en meer kracht te ontwikkelen als vrager van gerecyclede kunststof, kunnen producenten op nationaal, regionaal of Europees niveau toewerken naar een vorm van samenwerking. Voor kleinere producenten blijft toch gelden dat het bij gerecycled materiaal dat je inkoopt moeilijk of onmogelijk is de samenstelling te beoordelen, tenzij je dure en tijdrovende tests doet.

Het lijkt erop dat kleinere spelers minder toegang hebben tot de meest innovatieve materialen. Zo vertelt een zelfstandig ontwerper in Amsterdam, die voor een kleine producent werkt, dat het onmogelijk was om een bio-based fles te laten maken. De ontwikkeling daarvan wordt gedaan in opdracht van een grote multinationale frisdrankfabrikant, en deze is nog niet beschikbaar voor andere afnemers. Zijn tweede keus is daarom gezui-verd PET met 50% recycled content. Grotere spelers halen al veel hogere percentages rPET.

Voor de verdere verwerking is continue verkrijgbaarheid van consistente samenstelling belangrijk. Dit is als een belangrijk knelpunt naar voren gebracht door verschillende geïnterviewden. Een grondstof met bijvoorbeeld 75% recycled content is niet altijd op voorraad. Met het oog op een meer continue beschikbaarheid kiezen sommige ontwerpers voor hun klant daarom liever voor 50% recycled content. Dat is van belang voor het inre-gelen van de matrijzen en machines, en ook beter uit te leggen aan de consument, je moet niet steeds het eti-ket aanpassen etc.

Bedrijven die recycling en productie hebben geïntegreerd slagen erin om een consistente stroom te verkrijgen en afzet van producten van gerecycled materiaal te maken. Bijvoorbeeld Cumapol: overwegend wordt met PET gewerkt, het ingangsmateriaal bestaat uit PET-flesjes. Behalve verpakkingen (‘flexible’ en ‘rigid’) maakt Cu-mapol tegenwoordig ook draadjes (voor tapijt) en technische onderdelen voor de machinebouw, Cv-ketels, auto’s. Het uitgangspunt van Cumapol is de vraag waar je gerecycled materiaal kunt inzetten. Soms is een deel nieuw materiaal nodig, dan is er 80-90% recycled content. Voor voedsel is 100% rPET mogelijk. Cumapol produ-ceert dit, met goedkeuring van de EFSA. Cumapol kan aan de gestelde voorwaarden voldoen. Ook slaagt het bedrijf er in een significant deel van het aanbod aan ingezameld PET uit Nederland en Duitsland in handen te krijgen. Er is veelal sprake van een gesloten stroom via de frisdrankfabrikanten, die via statiegeld de flessen weer terugkrijgen. Afzet van (producten uit) gerecycled materiaal is voor Cumapol geen probleem, omdat eerst

22 Echter, het overgrote deel van fossiele koolwaterstoffen wordt als brandstof gebruikt, dus de marktdruk is nog niet hoog. Vergelijk: in 2010 werd in de VS 2,7 % van de oliegebaseerde gassen (LPG) gebruikt om kunststof mee te maken.

http://www.eia.gov/tools/faqs/faq.cfm?id=34&t=6. De auteur bedankt Jop Timmers voor deze informatie.

23 Biobased materialen blijven buiten dit onderzoek, aangezien het hier om heel andere afwegingen en kennis gaat dan bij fossiel-gebaseerde kunststoffen, en omdat de materiaalontwikkeling nog veel meer aan het begin staat.

21

wordt gezocht naar de afzetmogelijkheden en pas wordt het product ontwikkeld. De meeste producten en acti-viteiten zijn klantspecifiek. Vergelijkbare ervaringen zijn er bij Schoeller Allibert (PP, PE voor verpakkingen) en AKG (PP voor tuinbouw, automotive, weg- en waterbouw).

Daar tegenover staan de bedrijven, zoals spuitgietbedrijven, die weinig of geen invloed hebben op de inkoop-markt voor recyclaat en zijn voorwaarden (prijs, kwaliteit, continu aanbod), en bovendien afhankelijk zijn van opdrachtgevers. Hier kan men niet zelf de afweging maken voor een duurzamer product, maar produceert het product zoals de klant het wil. Gerecyclede kunststof (hoofdzakelijk PP en ABS) rendeert en het spuitgietbedrijf DPI24 zet circa 4-5% in. Het moet uit traceerbare bron komen. DPI richt zich sterk op producten met een veilig-heidsaspect (bijvoorbeeld een kinderstoeltje van Dorel voor in de auto, beter bekend onder de handelsnaam Maxi Cosi) en de opdrachtgevers zijn erg voorzichtig vanwege de onbekendheid van de veiligheidseigenschap-pen van gerecycled materiaal. rPP en rABS hebben de naam fragieler te zijn door de kortere polymeerketen. Omdat DPI niet 100% zeker kan zijn van de eigenschappen van recyclaat is het beperkt inzetbaar en omdat het bedrijf veel moeite zou moeten doen om de herkomst en eigenschappen van in te kopen recyclaat te traceren en te testen, gebeurt dat vrijwel niet. Sjef Peeters: ‘Voor een paar procent minder gaan we ons het gedoe niet op de hals halen, immers een klein voordeel weegt niet op tegen het nadeel van meer spreiding en dus afkeur van producten.’

Voor npk design zijn HDPE, ABS, PP, ABS/PC-blends gangbare materialen. Er is een hoge motivatie van de op-drachtgever/producent om procesafval te herverwerken, bijvoorbeeld spuitafval. Bijmengen kan zonder pro-blemen. Dit gebeurt ook bij verschillende door het bureau ontworpen producten. Maar er is weinig motivatie om 100% gerecycled ingangsmateriaal te gebruiken.

Materiaaleigenschappen Behalve de hogere of fluctuerende prijs en de fluctuerende verkrijgbaarheid hebben gerecyclede kunststoffen ook specifieke materiaaleigenschappen. Dat zijn de eigenschappen die bepalen of een materiaal geschikt is om te gebruiken voor het maken van bepaalde producten. Zoals NRK zegt: ‘De bottleneck zit vooral aan de inkoop-kant, niet aan de designkant’. De gewenste eigenschappen bepalen welk materiaal wordt gekozen. Een berm-paal stelt niet zulke hoge eisen aan het materiaal en kan daarom gemakkelijk van laagwaardig (gemengd) gere-cycled kunststof worden gemaakt. Dat is ook goedkoper dan virgin. Het uiterlijk maakt ook niet uit.

Technische eigenschappen Bij het ontwikkelen van het materiaal moet je verder ook allerlei tests doen om te zien of het materiaal ge-schikt is voor gebruik in producten. Valproeven, elasticiteitstests, impact-resistentie-tests.

Bij de keuze voor een materiaal bij productontwerp is er altijd een balans tussen duurzaamheid en productei-sen. Bijvoorbeeld mechanische eigenschappen, voedselcontact. Omdat de kwaliteit van recyclaten meer fluctu-eert dan van virgin materiaal, moet er bij spuitgietmachines meer worden ‘bijgestuurd’, dat wil zeggen er moet vaker een gekwalificeerde medewerker aan de knoppen staan om te zorgen voor de juiste snelheid en tem-peratuur etc. Dat lijkt mee te bepalen waarom sommige verwerkers liever geen 100% recyclaat gebruiken.

Omdat gerecycled kunststof minder goed tegen een zware belasting kan, is het volgens Brabantia niet mogelijk om de binnenemmers van grote pedaalemmers van gerecycled kunststof te maken, dan valt er snel een gat in als je er iets zwaars in laat vallen. Voor kleine emmers kan het wel en gebeurt het dus ook.

24 DPI BV in Geldrop, http://www.dpi.eu/. Niet te verwarren met het Dutch Polymer Institute dat eveneens met de afkorting DPI wordt aangeduid.

22

Aan de hogescholen Saxion en Windesheim is onderzoek gedaan, met praktijkproeven, naar de mechanische eigenschappen en de MFI (melt flow index) van gerecyclede materialen. De algemene conclusie hieruit is dat het recyclaat beter is dan de verwachting en voor meer toepassingen kan worden gebruikt dan veelal wordt aangenomen.25

Esthetische eigenschappen Eelco Smit van Philips Consumer Lifestyle vertelt dat ‘de kleur van recyclaat specifiek is(grijs/zwart en soms spikkelig); dit maakt het daardoor niet voor elk product geschikt. Door een textuur in het materiaal aan te brengen vallen de spikkels weg. Voor sommige producten, bijvoorbeeld een koffiezetapparaat, wil de consu-ment high-gloss (zwart of een kleur), dat is niet haalbaar, tenzij virgin materiaal wordt bijgemengd (dus onder 85% recycled content). De prijs wordt dan ook hoger. Voor andere consumentenproducten is recyclaat echter weer wel geschikt (bijvoorbeeld de onderkant van stofzuigerbehuizingen).’

Material sense in Eindhoven kiest een andere benadering waarbij vanuit het materiaal wordt gedacht, in plaats van vanuit het product. Dit kan ook met secundaire granulaten die spikkeltjes geven. Imago is een belangrijk issue dat je op deze manier echter een draai kunt geven.

Brabantia, dat waarde hecht aan een degelijk imago, wil niet kiezen voor producten waaraan duidelijk is te zien dat het om gerecycled materiaal gaat. Hierbij spelen esthetische waarden, maar vooral het imago van gerecy-cled kunststof een rol.

Hygiënische en veiligheidseigenschappen EU-wet- en regelgeving (voornamelijk op het gebied van voedselhygiëne en veiligheid) stelt specifieke eisen aan kunststof. Recyclaat is vaak te moeilijk om toe te passen, gezien deze eisen. Generiek gesteld staan de doelstellingen van het milieubeleid en die van de voedselhygiëne (vaak neergelegd in beperkende eisen) haaks op elkaar.

Het gebruik van rPET, rPP en rPE is mogelijk voor bepaalde verpakkingen die met voedsel/drank in contact ko-men - Morssinkhof, Cumapol, Schoeller Allibert hebben een kostbaar en omvangrijk certificeringstraject door-lopen van de Europese voedsel- en warenautoriteit (EFSA) om dit te kunnen gebruiken. Bij Schoeller Allibert is recycling van PE/PP-kratten en -palletfractie door EFSA goedgekeurd voor de locaties Hardenberg, Monheim (Duitsland) en Lorqui (Spanje).26

Additieven, vervuiling In kunststoffen zitten behalve de bekende koolstofketens ook additieven die zorgen voor bepaalde eigenschap-pen. In het verleden zijn hier stoffen voor gebruikt die inmiddels als toxisch voor mens en milieu gelden (bij-voorbeeld antimoon, lood, cadmium, broomhoudende stoffen). Maar ook de minder of ongevaarlijke stoffen die in ingezamelde kunststoffen zitten zijn niet altijd bekend, en kunnen een volgende gebruiksstap lastig ma-ken. Het is dus zaak te weten welke stoffen in welke concentratie in de ingezamelde plastics aanwezig zijn.

25 Recycling in ontwerp, oktober 2013, Saxion, Enschede. Te downloaden op http://saxion.nl/rio

26 Roland ten Klooster van de Universiteit Twente stuurde mij uitvoerige kritische punten bij de recycling van PET voor

gebruik in materiaal dat in contact komt met voedsel. Zijns inziens kan onvoldoende worden geborgd dat er geen verpakkingen van huishoudelijke chemicaliën in de recycling terecht komen, of additieven zoals anti-block en anti-statica,

en bisphenolA gebruikt in inkt.

Hij merkt op dat vanuit PET relatief weinig migreert, maar dat het bij vloeistoffen (frisdranken) kritischer ligt dan bij groente en fruit omdat het contactoppervlak bij vloeistoffen veel groter is.

23

De huidige stoffenregelgeving (REACH) wordt door de brancheorganisaties als een belemmering voor recycling aangewezen, omdat deze de recycler verantwoordelijk maakt voor het aanmelden van de samenstelling van de stoffen die op de markt worden gebracht. Het gaat nu vooral om PVC, omdat dit in groot volume wordt ge-bruikt en dus als een van de eerste gerecyclede materialen aan de beurt is. Andere materialen zullen later met zelfde problemen te maken kunnen krijgen. Schoeller Allibert geeft toe dat REACH belemmerend kan werken (voor de inzet van rPP en rPE) maar als de bron van het gerecyclede materiaal bekend is, is dat geen probleem. Schoeller Allibert heeft hier zelf geen moeite mee.

Het gaat bij REACH vooral om de informatieverplichting (art. 33) over de aanwezigheid van SVHC's in materiaal, en de autorisatie van stoffen door recyclers. Het eerste aspect lijkt intussen aardig onder controle, het tweede is nog een flink probleem. De problematiek speelt onder andere bij de automobielindustrie, bij elektronica (tv’s) en bij Pvc-buizen.27

Tot slot wordt in enkele gevallen het feit dat een secundaire grondstof als afval geldt, als een belemmering ge-noemd. Hier gaat het erom dat het inkopen van een apart ingezamelde stroom om deze in te zetten in een pro-ductieproces in sommige gevallen wordt belemmerd doordat de producent geen afvalverwerker is. Het verwer-ven van een vergunning voor afvalverwerking is tijdrovend en duur, en contraproductief indien hiermee de re-cycling wordt gehinderd zonder dat daar milieuhygiënische gronden voor zijn. Intussen zijn er zogenaamde ‘end-of-waste’-criteria vastgesteld om te bepalen wanneer afvalstoffen hun afvalkarakter verliezen, deze zijn neergelegd in artikel 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Voor bepaalde metalen en glas zijn deze reeds uitge-werkt, voor granulaten nog niet. Dat lijkt wel de bedoeling. Voorlopig geldt dus dat de nationale implementatie van geval tot geval eigen afwegingen gemaakt mogen worden.28

How far does REACH reach?

De aanwezigheid van broomhoudende brandvertragers (POP-BDE) in gerecycled kunststof is recent onder-zocht door IVM en IVAM. Kunststoffen die POP-BDE bevatten komen uit de automotive (ELV) en de wit- en bruingoed (WEEE) sector. De onderzoekers constateren dat 22% van het POP-BDE in wit- en bruingoed naar verwachting in gerecycled kunststof zal terechtkomen. Voor de automotive sector is dat 14%, terwijl 19% zal worden hergebruikt als onderdelen.

Lage concentraties POP-BDE werden gedetecteerd in een steekproef van consumentenproducten zoals speelgoed. Het ging hierbij om in het buitenland geproduceerde producten. Het lijkt er dus op dat POP-BDE in plastic afval terugkeert in de vorm van producten. De concentraties zijn overigens niet meer zo hoog als in de jaren ‘90.29

27 Ook noemden enkele gesprekspartners als belemmering voor recycling dat Nederland striktere criteria zou hanteren voor de groene lijst van de EVOA (vrij verhandelbare afvalstoffen) dan ons omringende landen. Gerecycled plastic zou maar 1-2% vervuiling mogen bevatten om op de groene lijst te kunnen staan.

28 http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/afval/wet-milieubeheer/kaderrichtlijn/

Bij de uitvoering van deze regelgeving wordt specifiek per geval getoetst of er sprake is van een afvalstof, en kan besloten worden dat dat niet het geval is.http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/afval/afval/toetsing-afval/;

http://www.lap2.nl/sn_documents/downloads/99%20LAP-archief/09%20LAP2_Achtergronden/Achtergronddocument%20afval%20of%20geen%20afval.pdf

Met dank aan Julia Nussholz die mij hierop attendeerde.

29 H.A. Leslie, P.E.G. Leonards, S.H. Brandsma, N. Jonkers, POP-BDE waste streams in the Netherlands: analysis and inventory. Joint IVM-IVAM Report R13-16, 17 december 2013

24

Dit lijkt er dus op te wijzen dat ondanks de bepalingen van REACH waarin eisen worden gesteld aan het op de markt brengen van aantoonbaar SVHC-vrij recyclaat, er toch producten van recyclaat op de markt ko-men die niet aan deze eisen voldoen. Deze worden dus vermoedelijk geïmporteerd, en buiten de reik-wijdte van REACH geproduceerd.

Daarnaast roert de studie de effecten van de RoHS-richtlijn aan. Deze laat een bepaalde hoeveelheid POP-BDE in wit- en bruingoed toe. Of dit de recycling bevordert of juist belemmert is een kwestie van perspec-tief en marktpositie. Als er een scherpe normering is, gaat veel meer afgedankt kunststof naar de verbran-ding. Anderzijds: als er meer additieven worden toegestaan, komt er meer recyclaat van slechtere kwali-teit op de markt dat niet per se geschikt is om toegepast te worden in nieuwe producten.

Mogelijke oplossingen op het gebied van materiaal

Transparante informatie

Diverse respondenten noemen als een belangrijk aspect de beschikbaarheid van informatie over samenstelling van het materiaal. Er zou zicht moeten komen op de herkomst van het regranulaat. Als je regionaal of nationaal de kringloop kunt sluiten is dat in ieder geval al makkelijker. Als de producent weet uit welke bron een materi-aal (welk afval uit welke productstroom) afkomstig is, is het veel makkelijker om het opnieuw te gebruiken.

Een voorbeeld is de auto-industrie, waar via de opgezette systemen voor autorecycling ook kunststoffen zoals PPE terugkomen naar de fabrieken. Deze zijn vaak gelabeld, de verschillende Europese automerken gebruiken hetzelfde materiaal, dus voor dit materiaal is een Europese kringloop vrij eenvoudig sluitend te maken.

Een ander voorbeeld is de kringloop van PET-flessen. Ook deze is eenvoudig sluitend te maken doordat de her-komst en daarmee de eigenschappen van het materiaal bekend zijn, vertrouwd kunnen worden en dus ook weer gerecycled en afgezet kunnen worden.

Waar recycling en productie zijn geïntegreerd lukt het ook om de kwaliteit te garanderen (Schoeller Allibert, AKG, Cumapol, Morssinkhof).

Een belangrijk issue is de openbare beschikbaarheid van informatie over gerecyclede materialen. Kleinere ont-werpbureaus lopen ertegen aan dat de informatie blijft hangen bij individuele bedrijven of samenwerkingsver-banden tussen producent en recycler. Hier spelen duidelijk belangentegenstellingen. Degenen die hebben geïn-vesteerd in innovatie willen de concurrentievoordelen behouden die daaraan verbonden zijn en zullen de infor-matie dus niet delen.30

Ontwerpers vinden het wenselijk dat er een lijst van gerecyclede materialen en hun eigenschappen beschik-baar komt om uit te kunnen kiezen. De meeste ontwerpers willen een goede keuze maken, maar hebben geen instrumenten om zelf de kwaliteit van de grondstof in te schatten. Jop Timmers: ‘Een lijst van gecertificeerde materialen zou duurzaam ontwerpen kunnen stimuleren. Certificeren van materialen kan op allerlei niveaus. EPEA-certificering (C2C) is misschien wel de strengste en kijkt zeer compleet naar het materiaal of product,

30 Non-disclosure agreements werden bijvoorbeeld genoemd door Schoeller Allibert.

25

maar deze is vrij kostbaar en gebeurt nog te weinig. Je kunt hierin alleen investeren als een flinke afzet gega-randeerd is. Het mooie van C2C-certificatie is dat er ook doelstellingen voor de toekomst worden neergelegd, zodat men met enige begeleiding een routeplanning kan maken voor verdere innovatie.’31

Een ander voorbeeld is de toelating van EFSA voor rPET, rPP en rPE voor toepassingen met voedselcontact.32

Producenten die het recyclen in eigen hand hebben of zaken doen met een bepaalde partner hebben er ver-moedelijk geen belang bij om mee te werken aan een standaardiseringssysteem, omdat zij het materiaal dat zij nodig hebben, goed zelf kunnen verkrijgen. Vooral kleinere ontwerpers zijn hier dus op achterstand.

Eigenaar blijven van het materiaal

Eigenaar blijven van het materiaal kan voor de producent verschillende voordelen hebben: bekendheid met de eigenschappen, maar ook kostenvoordeel - je hoeft het materiaal niet twee keer in te kopen. Businessmodellen waarbij gebruik in plaats van eigendom centraal staat komen in zwang (bijvoorbeeld leaseconstructies). Ook andere partijen zijn nu zover dat ze producten zodanig ontwerpen dat ze makkelijk uit elkaar te halen zijn en opnieuw te gebruiken door een versleten component of onderdeel te vervangen. Eelco Smit van Philips Consu-mer Lifestyle: ‘B2B is het meest kansrijk omdat je als fabrikant meer greep hebt op de keten, de herkomst is bekend, met een bedrijf kun je afspraken maken, die kun je opvoeden. Consumentenproducten en hun kring-loop zijn veel heterogener en complexer.’

Conclusies:

Er is in technisch opzicht steeds hoogwaardiger recycling mogelijk. Ook economisch gezien wordt gerecycled materiaal steeds beter inzetbaar.

Het gaat nu om het om het opschalen van de markt voor gerecycled materiaal. In voldoende grote en homo-gene volumes kan het gerecycled materiaal steeds beter met virgin materiaal concurreren.

Samenwerking tussen verschillende marktpartijen (afnemers) kan zorgen voor een groter volume. Daarmee wordt dan ook de prijs en de beschikbaarheid van materiaal van voldoende kwaliteit beïnvloed. Transparantere informatie over secundaire materialen kan ook helpen om het gebruik van gerecycled materiaal te vergroten; beschikbare informatie kan breder worden gedeeld.

31 Certificeren, standaardiseren of labellen zijn verschillende manieren om transparante informatie over materialen te

geven, van verschillende zwaarte.

32 Een recyclingbedrijf kan een aanvraag doen om een testmethode te laten goedkeuren door EFSA, waarmee aangetoond kan worden dat het recyclingproces veilig is. Matthijs Veerman van Morssinkhof zond mij het volgende toe: ‘Scientific Opinion on the safety evaluation of the process “MOPET ®” used to recycle post-consumer PET into food contact

materials’, EFSA Panel on Food Contact Materials, Enzymes, Flavourings and Processing Aids (CEF), European Food Safety Authority (EFSA), Parma, Italy. Gepubliceerd in EFSA Journal 2013;11(2):3094

Roland ten Klooster van de Universiteit Twente wijst erop dat het bedrijf nochtans verantwoordelijk blijft voor alles wat er

in het materiaal zit en zou kunnen migreren naar het voedingsmiddel: ‘Als er om wat voor reden dan ook een chemische stof in een partij terecht is gekomen maar niet is geconstateerd en er dus ook niet wordt uitgehaald in de recycling, dan is

het bedrijf dat een voedingsmiddel verpakt in dit materiaal op de markt zet in overtreding en de gevolgen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen.’

26

Wat betreft de afzet van het materiaal in de vorm van producten lijkt het nu vooral een vraag te worden van esthetica en van gewenning bij de consument.

Voor sommige toepassingen zijn alleen de technische eigenschappen van belang. Daarop is dan ook al op grote schaal sprake van toepassing van gerecycled kunststof. Dat zijn de toepassingen in de tuinbouw, weg- en wa-terbouw, pallets, etc.

Ook in de B2B-productie kunnen ketens relatief makkelijk worden gesloten. Er kunnen afspraken worden ge-maakt tussen de toeleverende producenten van onderdelen en de bedrijven waar wordt geassembleerd, zodat aan het eind van de levensduur van bepaalde onderdelen deze makkelijk kunnen worden vervangen en gerecy-cled omdat bekend is om welke materialen het gaat (bijvoorbeeld in de automotive en vergelijkbare sectoren waar onderdelen worden aangeleverd en geassembleerd).

Dit is lastiger bij B2C-productie. Het terugbrengen in de keten lukt alleen bij verpakkingen, en bij wit- en bruin-goed en auto’ s, omdat daar producentenverantwoordelijkheid bestaat. 33

Vooral bij verpakkingen, maar ook bij huishoudelijke artikelen en speelgoed, spelen additieven een belangrijke rol. Er moet een balans worden gevonden tussen een hoog aandeel recycling enerzijds en het terugdringen van gevaarlijke stoffen anderzijds. Welke mate van risico acceptabel is voor welke soorten producten is een belang-rijk discussiepunt. De huidige stoffenregelgeving is volgens verschillende geïnterviewden uit de kunststofbran-che niet adequaat voor de circulaire economie.

33 Naar de mening van de recyclingsector gaat producentenverantwoordelijkheid nog niet ver genoeg. Om belemmeringen voor de circulaire economie weg te nemen, wordt in Europees verband gewerkt wordt aan een uitgebreide

productenverantwoordelijkheid (EPR) en aanzienlijke verhoging van de recyclingdoelstellingen. Schriftelijke informatie van NKR Recycling.

27

Kennis

Hierboven werd al gewezen op het gebrek aan informatie over de samenstelling van gerecycled materiaal. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kennis die ontwerper en producent hebben van materiaaleigenschappen en bijbehorend productieproces. Dit is een cruciaal aspect om te komen tot duurzamer ontwerpen en produce-ren. Zoals Martin van Dord van de NRK het uitdrukt: ‘Het materiaal moet passen bij de propositie die je wilt doen, dus het geheel van de functie, uitstraling, kwaliteit en prijs van een product.’

De onbekendheid van producenten met het verschil tussen gerecycled en virgin materiaal wordt door ontwer-pers genoemd als belemmering voor het gebruik van recycled materiaal in producten. Omdat veel producenten geen risico willen lopen nemen ze het zekere voor het onzekere en kiezen voor virgin.

Vooral daar waar een duidelijk aantoonbaar kostenvoordeel met behoud van kwaliteit is, lijkt er beweging te komen in de markt.

Waar is de kennis te verkrijgen?

Belangrijke instellingen voor kennis over kunststoffen en de recycling daarvan:

Brancheorganisatie NRK

Dutch Polymer Institute (DPI, niet te verwarren met het gelijknamige spuitgietbedrijf in Geldrop), een samenwerkingsverband voor onderzoek, waarin de grote industriële spelers samenwerken: Shell, Sabic, BASF, DSM, Akzo. Zij participeren ook financieel, daarmee worden PhD-studenten aangesteld. Ook maakt men gebruik van EU-fondsen. Bij het DPI is het value centre opgezet. Ontwerpers en chemici werken daarin samen aan valorisatie en innovatie-coaching vanuit verschillende invalshoeken. Tijdens de Dutch Design Week in 2008 is een workshop gegeven.

Flanders Plastics, Mikrocentrum, Lüdenscheid.34

Opleidingen

Aan diverse ontwerpopleidingen wordt inmiddels vrij veel gedaan aan de ontwikkeling en overdracht van ont-werpkennis specifiek op het gebied van duurzaamheid en/of recycling. De volgende opleidingen zijn vooral noemenswaardig:

Industrieel productontwerp aan de hogescholen in Overijssel van Windesheim, Saxion, Stenden waar kennis over kunststof en recycling wordt ontwikkeld binnen diverse lectoraten in samenwerking met bedrijven. Door studenten intensief bij het onderzoek te betrekken leren zij in de praktijk al doende welke mogelijkheden er zijn, en zijn vervolgens ook interessant als werknemer voor de bedrijven als ze zijn afgestudeerd. De kennis die in de lectoraten wordt ontwikkeld, wordt bovendien doorgegeven door de docenten in de opleidingen.

34 Flanders Plastics is een Vlaams kennis- en innovatiecentrum, www.plasticvision.be. Mikrocentrum is een Nederlands instituut dat opleidingen en evenementen organiseert voor de toeleveranciers in de hitech, www.mikrocentrum.nl.

Lüdenscheid is een Duits innovatie-instituut voor de kunststof: www.kunststoff-institut-luedenscheid.de. Alledrie genoemd door Sjef Peeters van DPI BV

28

Industrieel ontwerp in Delft, waar duurzaamheid een belangrijk aspect is.35 Conny Bakker leidt hier een onder-zoeks- en onderwijsgroep. Ze geeft een halfjaar lang een minor sustainable design. Dit is 1/6 van de studielast voor een BSc., ook voor studenten lucht- en ruimtevaart, civiele techniek, moleculaire biologie, werktuigbouw-kunde, zeer internationaal gezelschap. Aansluitend kun je een keuzevak volgen: circular product design. Dit is een pilot, maar het gaat een verplicht vak worden. Daarvoor is een afweging nodig ten opzichte van andere vakken. Er is ruimte gecreëerd voor duurzaamheid in de opleiding, de volgende stap is het integreren in de ont-werpende vakken. Het is belangrijk dat de docenten weten dat het bij duurzaamheid niet gaat om ‘leuke din-gen doen met afval’. Er is nog onvoldoende aandacht voor kwaliteit en mogelijkheden van gerecycled materi-aal.

Aan de HAS hogeschool in Den Bosch bestaat sinds enkele jaren de opleiding Food Packaging Design. Het is een vierjarige HBO-opleiding, binnen de studierichting Food design and innovation. De uitgangspunten voor de op-leiding Food Packaging Design zijn, ten eerste, dat je duurzaamheid over de hele keten moet bekijken, bijvoor-beeld ook de rol van verpakkingen bij het tegengaan van voedselverspilling; en ten tweede, dat er niet bij voor-baat een keuze voor of tegen plastics mogelijk is - plastic kan een goed of juist een slecht alternatief zijn. Het is een brede opleiding die grafisch en 3D-ontwerpen omvat en onderwerpen als houdbaarheid, conserveren. De hele kringloop inclusief het afvalstadium wordt belicht. Er wordt altijd in projecten gewerkt met bedrijven, zo-dat in de praktijk iets kan worden ontwikkeld en uitgeprobeerd. Duurzaamheid is altijd een onderdeel. Er wordt gewerkt met echte case studies die door het bedrijfsleven worden aangedragen. De opleiding is drie jaar gele-den van start gegaan met 9 studenten. Het komend jaar zijn dat er al 40. De instroom moet niet onstuimig groeien om de kwaliteit te kunnen borgen. De deskundigheid van de docenten moet bevorderd worden en niet overvraagd. Er is wel een vraag in de arbeidsmarkt naar deze studenten, en de studenten zijn zelf ook tevre-den.

De regio Eindhoven, met de Design Academy Eindhoven en de TU/e, lijkt voor duurzaam ontwerp minder be-langrijk. Simone de Waart heeft drie jaar lang duurzaamheid gedoceerd aan de DAE. Ook over kunststoffen, al is dat een lastig materiaal voor de academie, in verband met de technische kennis die nodig is van mallen, spuitgieten, toxiciteit. Van 2003 - 2007 was er een lectoraat op het gebied van duurzaamheid, de continuïteit van deze kennis is echter niet geborgd, het hangt aan personen en verdwijnt als die weg gaan. In die tijd do-ceerde Simone zelf het vak 'conscious design'. Het ging om bewustwording over duurzaamheid. Daarbij droeg ze voorbeelden aan en leerde een methodiek aan. Zo heeft ze een keer iedereen zijn afval van thuis mee laten brengen en aan de hand daarvan hebben de studenten consumentengedrag bestudeerd.

Aan de TU/e coacht Simone nu studenten IO. Ze geeft materialenvakken. Een handjevol studenten vindt duur-zaamheid interessant. De TU/e profileert zich meer op interactief ontwerpen, ‘wearable technology’ is een voorbeeld.

Simone merkt op dat ze als docent hard moest vechten voor de kennis van duurzaamheid binnen de opleiding. Haar ervaring is dat men het niet belangrijk vindt, maar zich verplicht voelt 'er wel iets aan te doen'. Vanuit haar optiek zou het een essentieel onderdeel van de opleiding tot ontwerper moeten zijn. Een belemmering bij de continuïteit van het onderwijs is dat het erg afhankelijk is van personen, het vernieuwt zich elke paar jaar, en is ook erg afhankelijk van sturing door de overheid, bijvoorbeeld middels lectoraten.

35 Centres of Expertise: Tech for Future en Polymeric Materials

http://topsectoren.nl/nieuws/chemie/provincie-investeert-in-chemie-zuidoost-drenthe/2014-04-25

Aan de Fontys in Eindhoven is een CoE hitech materials. Hier is niet verder naar gekeken vanwege de breedte van de benadering, d.w.z. hitechmaterialen. Kunststoffen zijn daar slechts een onderdeel van.

29

Ontwerpers

Ontwerpers zijn zelf ook een belangrijke bron van kennis. Ontwerpers kunnen materialenproducenten en - le-veranciers helpen, door als schakel in de keten naar de opdrachtgevers/maakindustrie op te treden. Jeroen Verbrugge: ‘In het algemeen geldt dat opdrachtgevers (d.w.z. maakindustrie, voedingsindustrie) meer het be-lang moeten gaan inzien van duurzaam ontwerp. Duurzaamheid moet zijn geitenwollensokkenimago kwijtra-ken. Er is ook economische opportuniteit, de consument wil het en er is geld mee te verdienen.’

In het kader van deze analyse is gesproken met verschillende ontwerpers die heel goed op de hoogte zijn van de kwaliteiten en mogelijkheden van gerecycled materiaal. Martin van Dord van NRK verwacht dat de LCA, een van de basisinstrumenten om duurzaam te kunnen ontwerpen, nu wel overal bekend is bij ontwerpers. Hij wijst er op dat er LCA-modules zitten in CAD-programma’s, als voorbeeld noemt hij Solid Works.

Kunststofproducent Schoeller Allibert heeft geen moeite met het binnenhalen van voldoende gekwalificeerde mensen. Patrick Breukers: ‘Duurzaam en prijsbewust ontwerpen gaan hand in hand. Met dunnere wanden en snellere cycli heb je al snel een betere concurrentiepositie in dit segment. Bij de opleidingen industrieel pro-ductontwerp (IPO, aan de hogescholen) en industrieel ontwerp (IO, aan de TU’s) wordt het met de paplepel ingegoten, men is bekend met LCA, carbon footprint, C2C.’

Het is goed mogelijk dat er ook nog ontwerpers rondlopen met vooroordelen over het produceren met gerecy-cled plastic: zij denken dat het uiterlijk tegenvalt en dat het materiaal te duur is. Eelco Smit van Philips Consu-mer Lifestyle: ‘Ook bij product engineers is de kennis van en interesse voor duurzaam ontwerpen (ecodesign) vaak beperkt. Het is veelal nog een keuzevak op universiteiten en hogescholen, dus de betreffende kennis zit niet standaard in de basisopleiding van (industrieel) ontwerpers. Een minimumeis duurzaamheidskennis en -begrip aan de TU’s en hogescholen zou een belangrijke stimulans kunnen vormen. Ook zou basiskennis van wetgeving op het gebied van milieu en productveiligheid in de opleidingen moeten worden opgenomen. Veel ontwerpers weten hier vrijwel niets vanaf, terwijl het toch erg belangrijk is bij het formuleren van de eisen voor het te ontwikkelen product.’

Jeroen Verbrugge noemt nog als specifiek onderwerp waar in de opleidingen aandacht voor zou moeten ko-men ‘additional manufacturing’. Dit is een techniek in opkomst, waarmee onderdelen kunnen worden vervan-gen via 3D-printing. Je krijgt hiermee weer nieuwe ontwerpvraagstukken, omdat je de assemblage in handen legt van de consument. Bij een deel van de ontwerpers is er al wel het bewustzijn aanwezig dat deze ontwikke-lingen in aantocht zijn. Hogescholen en universiteiten moeten de kennis hierover gaan aanbieden in de oplei-dingen. Ook de professionals moeten zich hierop voorbereiden.

R&D, onderzoek, innovatie

Er gebeurt al veel op het gebied van investeringen in kennis over nieuwe materialen: ontwikkelen, experimen-teren en testen ervan. Publiek en privaat wordt geïnvesteerd (universiteiten, hogescholen, diverse regelingen van de rijksoverheid, bedrijven in hun eigen ontwikkelafdelingen, in-kind en in cash). Door de laagconjunctuur is het de laatste jaren lastig geweest, ondanks flinke inspanningen van veel partijen.

Dezelfde hogescholen en universiteiten die ook voor de opleiding van ontwerpers (en engineers) van belang zijn, staan ook centraal in de kennisontwikkeling. Conny Bakker (TU Delft) leidt het project ‘Products that last’ (looptijd 2010-2014; deelnemende bedrijven: Océ, Philips, Auping, Interface, Ahrend, Vodafone, Bugaboo, Lely). Dit project is gericht op het zolang mogelijk behouden van ‘product integrity’. Het uitgangspunt is dat je duurzamer kunt produceren als je materiaalstroom vertraagt en de levensduur verlengt. Remanufacturing is

30

dan een schakel in de keten die aan belang wint. Belangrijk is om voor het ontwerpproces kennis op te bou-wen. Het lineaire denken, take-make-use-waste, is nog steeds dominant. In het lineaire model verkoop je een product, de laagste prijs telt. Ga je meer circulair denken, dan kun je een hogere prijs rekenen als het product langer mee gaat, leaseconstructies gaan hanteren, enz. Dit alles leidt tot een andere benadering van het ont-werpproces.36

Material Sense is een netwerkorganisatie in Eindhoven die industrie, onderzoek en ontwerpers bij elkaar brengt. Zij richt zich op materiaalinnovatie en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen daarbij. Per project wordt een team opgericht uit het netwerk: producerende bedrijven, mensen met materiaalkennis, ontwerpers, onderzoekers. Materialen worden al zo vroeg mogelijk in het ontwerpproces betrokken. Ook alternatieven, zo-als gerecyclede materialen, kun je dan al meenemen.

Soms denkt MS mee met bedrijven over nieuwe toepassingen van materialen die op de plank liggen, en zoekt samen met de opdrachtgever naar nieuwe producten en markten. Dat komt steeds meer voor. Ook duurzame materialen zijn in ontwikkeling, en daar komen steeds meer vragen voor.

Material Sense ontwikkelde een methodiek om materialen ook op belevingswaarde te selecteren. In de praktijk blijkt dat een gerecycled materiaal vaak lelijk wordt gevonden, maar dan moet je het anders inzetten zodat de kwaliteit meer naar voren komt. De betekenis, ervaring met de zintuigen en de performance van een materiaal moeten in balans zijn.

Op het gebied van kunststofontwerp, -recycling en polymeertechnologie loopt de regio Emmen-Zwolle-En-schede voorop. Hier zijn diverse instituten en bedrijven samenwerkingsverbanden aangegaan. Hier wordt prak-tisch onderzoek gedaan en deze kennis komt ook in de opleidingen terecht. De hogescholen Saxion (Enschede) en Windesheim (Zwolle) werken samen met bedrijven (Philips, DSM) in het Centre of Expertise TechforFuture. Hogescholen Stenden (Emmen) en Windesheim werken samen met bedrijven AKG Cumapol in het Centre of Expertise Smart Polymeric Materials. Ook is er samenwerking met het Polymer Science Park in Zwolle.

Er zijn projecten waarin duurzaam ontwerp wordt uitgetest in de bruggenbouw, waarin gerecyclede materialen worden getest, etc.37

Overige

EPEA, het instituut achter Cradle-to-Cradle wordt door verschillende partijen genoemd als kennisbron.

Conclusies:

Aan een aantal instituten wordt kennis ontwikkeld over design voor recycling - deze heeft nog niet altijd zijn weg heeft gevonden naar de markt. Een kleine voorhoede van producenten experimenteert samen met kennis-instellingen op het gebied van recyclingtechnieken, ontwerp voor recycling, en nieuwe businessmodellen. Dit kan nog versterkt worden. De kennis kan ook beter en breder worden verspreid in het veld en de resultaten

36 http://productsthatlast.nl/site/app/index.html#/home

Een interview met Conny Bakker:

http://www.theguardian.com/sustainable-business/six-design-strategies-longer-lasting-products

37 http://www.techforfuture.nl/ , http://www.greenpac.eu/nl/

31

van experimenten meer beschikbaar worden gemaakt. Bij het verspreiden van kennis over innovatieve tech-nieken speelt dat in de eerste periode de partijen die daarin hebben geïnvesteerd eraan willen verdienen. Dat is logisch. Na deze periode (2 jaar?) is de voorsprong echter waarschijnlijk te gelde gemaakt en kan de kennis breder worden verspreid.

Het meer mainstreamen van kennis over recycling en duurzaam ontwerpen in de technische opleidingen vraagt nog aandacht. In het hoger onderwijs worden bij enkele instituten de verschillende aspecten van duurzaam ontwerpen behandeld. Dergelijke kennis is echter veelal nog in keuzevakken of minors ondergebracht. Aan de hogescholen in Overijssel en Den Bosch en de TU in Delft zijn modules ontwikkeld en wordt in nauwe samen-werking met het bedrijfsleven de kennis praktijkgericht in projectvorm ontwikkeld, waarbij studenten worden betrokken. Daarmee komt deze kennis dan nog niet in de basisopleiding voor elke ontwerper of engineer, zoals wenselijk zou zijn.

De SIA-Raakprojecten zijn een mooi voorbeeld van een vorm van kennisontwikkeling die vervolgens terugvloeit de opleidingen in. De hogescholen wezen echter op de zware eisen die bij dit soort projecten aan cofinancie-ring worden gesteld. Deze zijn voor het innovatieve mkb moeilijk te vervullen, aangezien de bedragen die be-nodigd zijn aan het begin van een traject door mkb-bedrijven niet op te brengen zijn. Dit is zowel door de indu-striële als de kennispartners van de SIA-RAAK-projecten aan de hogescholen opgebracht.

Ook is als aandachtspunt genoemd het belang van het borgen van de continuïteit van de kennis die in lectora-ten wordt opgebouwd.

Tot slot moeten professionals wellicht een inhaalslag maken, zeker als het om nieuwe technieken gaat als het 3D-printen, niet alleen ten behoeve van gadgets voor de consumentenmarkt, maar ook voor het maken van onderdelen voor remanufacturing.

32

Positie, rol van de ontwerper

De ontwerpers die voor dit onderzoek werden geïnterviewd, gaven aan dat de ontwerper bij uitstek geschikt is om aan consumenten en producenten te laten zien dat het werken met gerecycled materiaal mogelijk is, dat het niet te duur is en er goed uitziet. Jop Timmers: ‘Ontwerpers kunnen marketeers, directeuren van productie-bedrijven en andere partijen verderop in de keten helpen met kennis van materialen.’ Daarnaast hebben ont-werpers als verbinders tussen producent en consument, tussen techniek en gebruiker, de capaciteit om (duur-zame) innovatie te bevorderen.

In de vorige paragraaf werd al duidelijk dat het wat duurzaamheidskennis van de ontwerpers betreft over het algemeen ook niet slecht is gesteld.

In de perceptie van Jeroen Verbrugge, creatief directeur van Flex/The Innovation Lab, is de creatieve industrie meer betrokken en een sterkere drijvende kracht bij recycling dan de kunststofindustrie. Een voorbeeld: een frisdrankproducent benaderde Flex voor een herontwerp van fles en etiket, omdat de producent de notie 'sparkling' beter in beeld wilde brengen. Andere overwegingen die de opdrachtgever belangrijk vond (en vindt), zijn duurzaam omgaan met waterbronnen en respect voor de natuur. De opdrachtgever dacht aan een super-transparante fles en (dus) virgin PET. Flex heeft ze echter gewezen op de nieuwste ontwikkelingen in gerecy-cled PET (het is tegenwoordig veel helderder), en de materiaalbeleving bij consumenten getest. Daarmee kon Flex de producent/opdrachtgever overtuigen om met dit rPET in zee te gaan. Het is intussen op de markt.

Ook binnen een producerend/kunststofverwerkend bedrijf is de positie en rol van de ontwerper belangrijk als het gaat om draagvlak en betrokkenheid bij innovatie en duurzamere productie: het is essentieel dat er binnen een bedrijf ten minste één persoon te vinden is die interesse in en kennis van recycling heeft en die bereid is in stappen duurzamer te gaan werken. Daarbij is het belangrijk steeds de tussentijdse successen te vieren en ver-volgens weer een stap te maken.

Verschillende geïnterviewden merkten op dat teamaanpak nodig is om in een bedrijf tot goed ecodesign te ko-men. In het team is bijvoorbeeld materiaalkunde (o.a. kennis van spuitgieten) nodig. Ook inkoop, productie en marketing moeten meedenken en meewerken.

Bij Philips Consumer Lifestyle en bij Brabantia is duurzaam produceren een belangrijk onderdeel van de be-drijfsstrategie. Dat wil zeggen dat er commitment van de verschillende managementlagen is voor het delen van kennis binnen het hele bedrijf en voor het zoeken en betrekken van nieuwe marktpartijen.

Daarbij geeft Philips Consumer Lifestyle aan dat het van groot belang is om contact te houden met de product-ontwikkelaars binnen het bedrijf, en de aandacht van het middle management te verkrijgen en behouden. Daarbij telt het kostenvoordeel mee. ‘Een paar % kostenbesparing kan al een driver zijn om het middle ma-nagement mee te krijgen. Ontwerpers en ontwikkelaars willen altijd wel meewerken, want het is spannend en nieuw en uitdagend.’

Brabantia is een familiebedrijf met een lange traditie van ethische en milieubewuste productie, dat hoogwaar-dige producten voor in de huishouding maakt die lang mee gaan; het geeft daarop 10 jaar garantie. Sven Smeets: ‘Er is een gecultiveerde beeldvorming van soliditeit, vertrouwdheid, die heeft recent een nieuwe draai gekregen: 'designed for living'. Dit is de taak van de ontwerpers bij Brabantia Branding. Er wordt bewust geke-ken welke kunststoffen gebruikt kunnen worden, daarbij spelen kwaliteit en degelijkheid een belangrijke rol. Er moet wel een balans zijn tussen prijs en kwaliteit.’

33

Een deel van de producten is EPEA (C2C-)gecertificeerd, bijvoorbeeld een van de pedaalemmers. ‘Er is bewust een mooi en duurzaam product in de markt gezet. Ook zijn er twin bins, waarin twee fracties kunnen worden gescheiden.’

Er opereert een innovatieteam dat een structureel andere aanpak volgt. Met verschillende disciplines wordt gewerkt aan nieuwe productontwerpen. Daarbij kijkt de ontwerper naar de consument, de functie, de beleving en de vormgeving, en kijkt de engineer naar de uitontwikkeling.

In het werken voor opdrachtgevers volgt npk design zijn eigen principes. Wolfram Peters, een van de oprichters van het inmiddels 36 jaar oude bureau: ‘Duurzaam is gekoppeld aan kwaliteit en zit in ons DNA. npk design maakt producten die functioneel en esthetisch goed zijn, daardoor is het fijn om ze lang te hebben. npk design is kritisch als het om verpakkingen gaat, heeft moeite met het wegwerpkarakter ervan. Als npk design verpak-kingen ontwerpt, dan moeten ze er goed uitzien en zo licht mogelijk zijn, zo weinig mogelijk materiaal en mak-kelijk te scheiden of apart in te zamelen zoals karton of glas.’

Wolfram Peters merkt op dat er ‘een verschuiving plaatsvindt van bezit naar gebruik. Het is een snelle transitie die plaatsvindt op tal van terreinen: vervoer, warmte, licht. Kunststof gaat hierin mee. De pay-back periode voor led-verlichting is een van de drivers voor het uitbesteden van de verlichting door gemeenten. Ontwerpers hebben hier een rol bij. Er zijn andere denkpatronen nodig en er spelen andere ontwerpproblemen bij langduri-ger gebruik. Bijvoorbeeld de armaturen, lak, bedrading etc. moeten allemaal 20 jaar mee gaan. Dit stelt ook eisen aan het businessmodel, daar moet je ook denken aan de dienst eromheen, de controle, reparatie en ver-vanging.’

Jop Timmers werkt als gecertificeerd C2C-ontwerper graag met de methodiek die hij bij EPEA heeft geleerd. ‘Als uitgangspunt staat de vraag waar opdrachtgever en ontwerper uiteindelijk naar toe willen. Van daar ga je terugrekenen. Wat kan er nu al, wat volgend jaar, et cetera? Het einddoel is misschien 100% C2C, 100% bioba-sed, 100% hernieuwbare energie, 100% sociaal. Daar werk je dan stapsgewijs naartoe. Bij stap 1 stel je het einddoel vast. Stap 2 is dan het verkrijgen van inzicht in wat het bedrijf nu gebruikt. Ook ga je de toeleveran-ciers bewust maken, ketens leren kennen, wat is het voor materiaal, waar komt het vandaan? Bij Stap 3 stel je samen doelen voor de korte termijn; bijvoorbeeld %-recyclaat stapsgewijs verhogen; gevaarlijke stoffen eruit, schonere energie gebruiken; testjes doen met hogere percentages. Het C2C-principe is dat je steeds met haal-bare realistische stappen verder gaat. Het gevaar van teveel in één stap willen is dat het mislukt en het proces vervolgens doodslaat. Vervolgens ga je dan verder met verbeteringen doorvoeren, analyseren wat de verbete-ring opbrengt, terugkoppelen en door voor het volgende verbeterpunt. Sommige trajecten kunnen uiteraard synchroon lopen.

Successen vieren is heel belangrijk, zodat de mensen in het bedrijf enthousiast worden. Daarmee kun je laten zien dat C2C geld bespaart en minder afval oplevert.’

Conclusies:

Designers kunnen een belangrijke rol spelen in vrijwel alle fasen van de productie- en consumptieketen, dus niet alleen in de fase van het productontwerp. Toenemend krijgen of nemen zij een rol bij het verbinden van verschillende partijen in de keten, zij nemen het voortouw bij het bevorderen van het gebruik van nieuwe ma-terialen en technieken, bij het ontginnen van nieuwe consumentenmarkten, en bij het ontwerpen van nieuwe businessmodellen. Niet in alle gevallen hebben zij echter de macht om zo ver te gaan als ze zouden willen. De verkrijgbaarheid van goed gerecycled materiaal in voldoende consistente kwaliteit en continue aanvoer, en de bereidheid van de producent om mee te gaan in de innovatieve concepten, vormen beperkingen. De rol van de marketingafdelingen, die verwachtingen hebben over de mate waarin consumenten bereid zijn gerecyclede

34

materialen te accepteren, is cruciaal. Aan het eind van de keten staat de wispelturige en veeleisende consu-ment. Daarover hieronder meer.

35

De rol van de consument

Er is niet met (vertegenwoordigers van) consumenten gesproken voor deze analyse. De consument is echter wel vaak genoemd als aanjagende of belemmerende factor. Daarom wordt hier toch op de consument inge-gaan.

De consument staat aan het eind van vrijwel alle onderdelen van de keten. Hij is de eindafnemer voor wie het aanbod wordt geproduceerd. Tegelijk is hij de grote onbekende en zeer onvoorspelbaar.

De actor in de keten die direct voor de consument zit is de detailhandel. In de voedselwaardeketen lijkt deze op dit moment de macht in handen te hebben, en daarmee ook een deel van de kunststofketen: de verpakking. Voedselveiligheid is een nadere zorg van de consument en de twee eisen: ecologische duurzaamheid enerzijds en voedselveiligheid anderzijds, lijken elkaar te bijten.

De producent kent de consument niet, en kan lastig inschatten wat die wil en verwacht. Uit voorzichtigheid wordt daarom alleen gerecyclede kunststof ingezet zonder dat de consument het merkt. Omdat het lastig is om een langdurige relatie met de consument op te bouwen is het moeilijker om producten of onderdelen aan het eind van hun levensduur terug te nemen, te repareren of op te knappen met nieuwe onderdelen. Hier komt echter verandering in, zij het langzaam. Dat is nu al te zien bij bijvoorbeeld duurdere kinderwagens.

De verschillende geïnterviewden gaven ook hun kijk op de betekenis die de wensen van de consument hebben voor duurzaam ontwerp in de kunststofketen. Door de verschillende markten waarbinnen men opereert en de verschillende posities die men inneemt, is hier geen eensluidend verhaal uit te destilleren.

Philips Consumer Lifestyle: ‘Voor de consument zijn functionaliteit en prijs de belangrijkste criteria. Kan het voor dezelfde prijs ook energiezuinig en met gerecyclede materialen, dan is dat mooi meegenomen.’

Brabantia: ‘De consument verwacht vaak wel - impliciet of onbewust - duurzame producten.’

NRK: ‘Het is in een beperkt aantal gevallen mogelijk en wenselijk om te vermarkten dat een product van recy-claat is gemaakt. Bijvoorbeeld een robot die met een extrusiekop gecombineerd bepaalde producten creëert die als designobjecten kunnen worden verkocht. Hier kun je het verhaal vertellen. Maar bij tuinstoelen wil maar een klein groepje er meer voor betalen.’

Jeroen Verbrugge: ‘ Zorgvuldige, eerlijke en duidelijke informatie kan helpen om de consument duurzamer te laten kiezen. Je moet de consument niet bedotten. Bijvoorbeeld rond de “Grüne Punkt' is niet altijd zorgvuldig gecommuniceerd. Als iets niet van gerecycled materiaal is moet je dat ook eerlijk zeggen en uitleggen waarom.’

Wanneer materialen eenmaal zijn ingezet in producten kan met een Milieuproductverklaring (EPD) getoond worden wat de milieu-impact ervan is. EPD is een Europees format dat wordt geverifieerd door een afhanke-lijke derde multistakeholderpartij. Dit systeem is inmiddels bijvoorbeeld in de tapijtindustrie al vrij gebruike-lijk.38

Aan de hogeschool Saxion is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van doelgroepgericht ontwerpen. Daar-bij is geprobeerd om inzicht te krijgen in enerzijds de factoren die bij verschillende doelgroepen de acceptatie van producten bepalen, en anderzijds de wijze waarop ontwerpers deze inzichten kunnen toepassen bij het ontwerpen van producten uit gerecyclede materialen. Daarbij is uitgegaan van de menstypen van het BSR-mo-del van Smart Agent Company:

38 http://www.interfaceflor.nl/web/nl/duurzaamheid/epd. Informatie van Geanne van Arkel, Interface

36

Onderzocht is hoe de verschillende menstypen denken over recycling en hoe ze tegenover gerecyclede pro-ducten staan. Dit onderzoek leverde onverwachte resultaten op. Mensen die zich willen onderscheiden en mensen die de wereld netjes achter willen laten zijn geïnteresseerd in recycling. Dit leidt tot aanbevelingen voor ontwerpers.39

Conclusies

Achter de producent gaat nog een hele wereld schuil. Hier gaat het uiteraard om de afzet van producten, met een bepaalde prijs en kwaliteit. De gepercipieerde of reële verwachtingen van de consument zijn een niet te onderschatten factor. ‘De consument verwacht een duurzaam product’, ‘de consument wil geen recycled kunststof’, ‘de consument wil goedkoop’, ‘de consument wil kwaliteit’, de consument wil best meewerken aan gescheiden inzameling’, ‘de consument wil niet bedot worden’, ‘het is te ingewikkeld voor de consument’, ‘de consument snapt het best’. Allemaal uitspraken uit de interviews die elkaar in ieder geval ogenschijnlijk veelal tegenspreken. Wat er vooral uit blijkt is dat ‘de consument’ niet bestaat, en dat er net als bij producenten kop-lopers, middenmoters en achterblijvers zijn, of verschillende soorten consumenten zoals in het marketingmo-del waarmee Saxion heeft geëxperimenteerd. Wanneer ontwerpers en producenten zich met bepaalde pro-ducten preciezer richten op bepaalde groepen consumenten, zal dit mogelijk een duidelijker omlijnde markt creëren voor duurzamer geproduceerde producten.

39 Een vervolgonderzoek ‘ Recycling of polymer materials’ (in het CoE Techforfuture) loopt tot september 2015. Betrokken

bedrijven zijn Maan, AKG, d’ Andrea&Evers, Ten Cate, Philips, Industrial design centre. Onder andere wordt daarbij gekeken hoe je de uitstraling van hergebruikte materialen kunt verbeteren, verbergen, of de meerwaarde ervan laten

zien, afhankelijk van het type mens waarvoor je ontwerpt. www.techforfuture.nl/57-Recycling_of_Polymer_Materials.html

37

Rol overheid

Nu we de perspectieven van de verschillende stakeholders hebben gezien, is de vraag vervolgens wat de over-heid kan doen om de belemmeringen voor recycling weg te nemen, en duurzaam ontwerp en in het bijzonder design for recycling, te versterken. Er zijn verschillende opvattingen geuit over de rol die de overheid nu heeft in de kunststofketen en bij recycling in het bijzonder. Ook zijn verschillende ideeën genoemd voor het bevorde-ren van duurzaam ontwerp en recycling. De genoemde punten zijn hieronder benoemd en door de onderzoe-ker van commentaar voorzien.

Gescheiden inzameling Diverse respondenten waren kritisch over de inzamelmethoden die de gemeenten hanteren voor (huishoude-lijk) kunststofafval. Hierachter gaat een zorg schuil over de soms (geringe) hoogwaardigheid van recyclaat uit post-consumer-waste. Wanneer een goede inzameling en scheiding alle kunststofstromen plaatszou vinden, komt dit duurzaam /circulair ontwerp in de kunststofketen ten goede.

Standaardisering De meningen verschillen of je dit als overheidssyteem moet opzetten:

Een vrijwillige minimumstandaard voor gerecycled materiaal voor injection/spuitgiet-toepassing zou handig zijn. Zelfregulering is juist in deze keten heel lastig, omdat het om veel kleine partijen gaat. De overheid zou hierbij een rol kunnen spelen, en partijen kunnen samenbrengen en verbinden. Daarmee zou een stap voor-waarts gezet kunnen worden. Want nu is iedereen zich aan het focussen op zijn uniciteit. Bundeling kan leiden tot groei voor de hele recyclingsector.

Commentaar: in het kader van het Ketenakkoord zou dit kunnen worden opgepakt.

Een standaard zou bij voorkeur op EU-niveau, gekoppeld aan de groene lijst van de EVOA, moeten worden vormgegeven.

Commentaar: de groene lijst van de EVOA lijkt thans onvoldoende houvast te bieden. Hiervoor zou nader onderzoek nodig zijn, ook in samenhang met een evaluatie van de overige knelpunten die de EVOA moge-lijk opwerpt voor recycling.

Tevens worden productstandaarden genoemd. Flex: ‘Goede producenten van bijvoorbeeld boormachines in Europa worden voorbijgestreefd door Chinese aanbieders van 'rommel' die weliswaar goedkoper is, maar ook een kortere levensduur heeft. Daarbij zou standaardisering van producten helpen.’

Commentaar: vooralsnog lijkt dit te complex en niet realistisch. De NEN-norm die door NRK en FME is ont-wikkeld voor het duurzaam ontwerpen van machines kan wel een aanzet vormen. Het hanteren daarvan is echter vrijwillig. Wellicht is het ook mogelijk dat inkopers deze norm opnemen in hun criteria voor beoor-deling bij aanbesteding.

Quotum voor recycled content Een verplicht te behalen minimumpercentage gerecycled materiaal in producten is een mogelijk instrument, dat onder andere door de Europese Commissie wordt overwogen. Verschillende geïnterviewden waarschuwen voor de complexiteit hiervan, omdat er zoveel verschillende polymeren en markten zijn. Dit onderwerp kwam in het gesprek met de hogeschool Windesheim het uitvoerigst aan de orde. Lector Margie Topp is van mening dat een overheidsdoelstelling van 25% biobased kunststof of recycled content niet zomaar gesteld kan worden:

38

‘daar moet een grondige berekening aan ten grondslag liggen en dat moet per materiaal bekeken worden. Re-cycling is goed, maar je kunt het beter stapsgewijs stimuleren en aanmoedigen, omdat de ene kunststof de an-dere nou een keer niet is. Wat betreft de mechanische eigenschappen van gerecyclede materialen geldt dat die per product anders zijn. PET-flesjes en Pvc-buizen kunnen professioneel worden ingezameld, het zijn duidelijk herkenbare producten, mooie gescheiden stromen als ingangsmateriaal voor recycling zijn dus mogelijk. Maar voor veel andere materialen is het niet zo simpel, zeker niet voor consumentenafval. Hier wil je op lange ter-mijn gedrag veranderen.’

Commentaar: het voordeel van een quotum zou kunnen zijn dat je innovatie aanjaagt, omdat er technolo-gie moet worden ontwikkeld om in het quotum te passen. Anderzijds moet je oppassen voor averechtse consequenties en het remmen van de innovatie, omdat op die terreinen waar het al lukt het quotum te bereiken, men misschien geneigd zal zijn geen verdere innovatiestap meer te zetten. Het stellen van een quotum zal ook de markt beïnvloeden en de prijs van gerecyclede kunststof omhoog jagen. Een gericht onderzoek naar de mogelijke consequenties voor verschillende polymeren en verschillende toepassingen is nodig voordat tot een dergelijke maatregel kan worden besloten.

Onderzoek en onderwijs Door een groot deel van de geïnterviewden is genoemd dat de overheid meer zou moeten investeren in R&D over hoogwaardige recycling, gerecyclede materialen en de toepassing ervan in producten. Omdat bedrijven als gevolg van de depressie over het algemeen op dit moment liever risico’ s mijden, zijn ze minder geneigd om uit te vinden hoe duurzamer materiaal werkt en dus zien ze er van af.

Conny Bakker: ‘ De overheid zou meer moeten investeren in innovatie- en onderzoekskracht; daarmee wordt een deel van het risico naar het publieke domein verplaatst en kan dan wat makkelijker gedragen worden.’

Ook in het hoger beroepsonderwijs speelt dit probleem. Voor het mkb hebben de huidige stimuleringspro-gramma’s vaak te zware eisen wat betreft cofinanciering.

Vanuit de TU Delft kwam ook nog een specifieke kritiek op het functioneren van het topsectorenbeleid voor de creatieve industrie (waartoe de IO-opleiding behoort). Conny Bakker: ‘Het topsectorenbeleid werkt niet goed. De creatieve industrie is erg versnipperd, daardoor wordt het geld ook versnipperd over veel disciplines, het is lastig om met één mond te spreken en door de versnippering van onderzoeksgeld kun je eigenlijk niet echt ie-mand aanstellen, daarvoor zijn de bedragen dan te klein. Ook is er geen sturing om de keten te sluiten.’

Commentaar: Deze kritiekpunten zijn in de eerste plaats gericht aan de Ministeries van OCW en EZ, en hebben betrekkingen op de invulling van de Rijksbegroting voor onderzoek en innovatie. Het Ministerie van IenM zou deze punten kunnen inbrengen bij de volgende onderhandelingen.

In het hoofdstuk over kennis werden verschillende aanbevelingen gedaan. Voorzover de overheid daarbij een rol zou kunnen hebben, worden deze hier herhaald. Het betreft het borgen van de continuïteit van de in lecto-raten opgebouwde kennis, en de opbouw van curricula met basiskennis op het gebied van duurzaam ontwerp en recycling.

Commentaar: dit zijn zaken die op het terrein van het Ministerie van OCW liggen en door het Ministerie van IenM doorgegeven zouden kunnen worden aan de directie Hoger Onderwijs aldaar.

Regelgeving aanpassen In zijn algemeenheid wordt ervoor gepleit om een dialoog over de eventuele obstakels van regelgeving op gang te brengen. De terreinen die voornamelijk worden genoemd zijn afvalregelgeving (WEEE, RoHS, ELV, EVOA) en

39

stoffenregelgeving (REACH). Er worden vanuit de brancheorganisaties FME en NRK diverse suggesties gedaan voor aanpassingen: de overheid zou een heldere visie kunnen formuleren op additieven, zou ecodesign moeten versterken en uitbreiden, en de tegengestelde eisen (milieu- versus voedselhygiëne) moeten aanpakken.

Commentaar: een met casuïstiek onderbouwde analyse van de exacte knelpunten is nodig voordat zin-volle voorstellen voor aanpassing kunnen worden ontwikkeld. Eventuele voorstellen voor aanpassingen van Europese regelgeving hebben meer kans wanneer zij in samenwerking met andere lidstaten worden ontwikkeld.

In sommige gevallen gaat het om verschillen in implementatie, niet in de regelgeving zelf. Deze kunnen in de bestaande netwerken van uitvoerders en handhavers (IMPEL, EVOA-correspondenten) worden inge-bracht.

Duurzaam inkopen Rob van Beek: ‘De overheid kan haar rol bij duurzaam inkopen, als launching customer, oppakken om recycling te bevorderen. Daarbij zou zij in het pakket van eisen voor de Economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) ook recycled content moeten meenemen en de total cost of ownership (TCO) moeten laten meewegen. Duur-zaam inkopen is nog onvoldoende de standaardmethode, men koopt in op laagste prijs. Zelfs bedrijven die om hun vooruitstrevendheid bekend staan, kopen op laagste prijs is. Veel gemeenten zijn op de korte termijn ge-richt en indirecte kosten vallen dan buiten de afweging. Ze kopen dan bijvoorbeeld een goedkope gemeente-reinigingsauto in die qua brandstof, onderhoud en ziekteverzuim van het personeel uiteindelijk duurder uit-pakt.’

Jeroen Verbrugge: ‘Door de economische malaise is er weinig ruimte om grote plannen uit te voeren. Daardoor zie je vooral domme initiatieven, lage kosten, weinig duurzaam. De overheid zou hier bewuster op kunnen stu-ren, en ook beter kunnen controleren wat er precies wordt aangeboden. Is het bedrijf zo duurzaam als het be-weert?’

Commentaar: deze punten zouden kunnen worden ingebracht bij de voor duurzaam/circulair inkopen ver-antwoordelijke beleidsmakers en uitvoerende instanties. In november 2013 is een Green Deal Circulair Inkopen gesloten. Deze is gericht op het bevorderen van circulair inkopen.

Fiscale instrumenten De overheid kan ook stimuleren via instrumenten als de WBSO (een vorm van loonsubsidie, een positieve prik-kel om te investeren in research & development), fiscale aftrek voor ecodesign en voor testen van kunststof-fen.

Commentaar: dit punt zou kunnen worden ingebracht bij het Ministerie voor Economische Zaken dat voor de invulling van de WBSO verantwoordelijk is.

40

Conclusies en aanbevelingen

Duurzaam ontwerpen: een nieuwe rol en positie van de ontwerper Er is geen eensluidende opvatting onder de geïnterviewden over wat duurzaam ontwerp is. Er zijn verschil-lende LCA-gebaseerde methoden om ontwerpen door te rekenen en daarmee wordt veel gewerkt. Duurzaam ontwerp kan zich richten op materiaalkeuze, op levensduur of op een product binnen een systeem of een busi-nessmodel. Een van de routes die gekozen kan worden is recycling. De ontwerpers met wie is gesproken, be-schikken allemaal over voldoende kennis over duurzaamheidsaspecten om deze in hun ontwerpen mee te ne-men. Dat duurzaam ontwerp niet altijd voldoende kan worden toegepast heeft niet in de eerste plaats met een gebrek aan kennis of interesse van de ontwerper te maken, is mijn indruk. Zijn positie, binnen een bedrijf, of in de relatie met de opdrachtgever (producent), bepaalt voor een groot deel zijn speelruimte.

Designers kunnen een belangrijke rol spelen in vrijwel alle fasen van de productie- en consumptieketen, dus niet alleen in de fase van het productontwerp. Toenemend krijgen of nemen zij een rol bij het verbinden van verschillende partijen in de keten, bij het bevorderen van het gebruik van nieuwe materialen en technieken, bij het ontginnen van nieuwe consumentenmarkten en bij het ontwerpen van nieuwe businessmodellen. Niet in alle gevallen hebben zij echter de macht om zo ver te gaan als ze zouden willen, omdat zij afhankelijk zijn van de verkrijgbaarheid van goed gerecycled materiaal in voldoende consistente kwaliteit en continue aanvoer en van de bereidheid van de producent om mee te gaan in de innovatieve concepten. De rol van de marketingaf-delingen, die verwachtingen hebben over de mate waarin consumenten bereid zijn gerecyclede materialen te accepteren, is cruciaal. Aan het eind van de keten staat de wispelturige en veeleisende consument.

Sommige ontwerpbureaus specialiseren zich toenemend in ‘branding’. Dat wil zeggen het positioneren van een merk, door middel van vormgeving, uitstraling, ‘look&feel’. Het verdient aanbeveling ontwerpers meer in te zetten voor het vermarkten van producten uit gerecyclede materialen om zo de reële of gepercipieerde drem-pel van het slechte imago van dergelijke producten te overkomen. Daarbij moet uiteraard gewaakt worden voor greenwash-marketing die de consument op een dwaalspoor brengt. Wellicht kan samenwerking met con-sumenten- en milieuorganisaties hierbij een hulpmiddel zijn.

Ook op andere manieren kunnen ontwerpers de circulaire economie en de markt voor duurzame producten aanjagen. Zij kunnen vanuit de vrager meedenken met de vormgeving van de openbare ruimte of van de ‘user interface’ tussen techniek en gebruiker. Zij kunnen als bemiddelaar tussen verschillende maatschappelijke groepen fungeren en de producent en de consument van diens product of dienst met elkaar in verbinding brengen. Deze rollen van de ontwerper als verbinder en bemiddelaar wordt nog niet vaak gezien, maar is van belang bij het omvormen van oude naar nieuwe maatschappelijke modellen, businessmodellen en nieuwe vor-men van consumptie.

Materiaal: inzameling, recycling, toepassing Veel van de geïnterviewden vinden dat de huidige inzamelsystemen voor (met name post-consumer-) kunst-stofafval onvoldoende scheiding ten behoeve van hoogwaardige recycling mogelijk maken. De systemen in on-der andere Duitsland, België en Zwitserland worden genoemd als geschikter dan het Nederlandse om hoog-waardige stromen te bereiken. Binnen de branche wordt aangegeven dat retoursystemen ook voor bepaalde producten (geen verpakkingen) zeker geschikt zouden kunnen zijn om upcycling, remanufacturing en herge-bruik te bevorderen. De industrie kan zelf het voortouw nemen en gezamenlijk tot afspraken komen hiervoor.

41

Er is in technisch opzicht steeds hoogwaardiger recycling mogelijk. Ook economisch gezien wordt gerecycled materiaal steeds beter inzetbaar. Het gaat nu om het opschalen van de markt voor gerecycled materiaal. In vol-doende grote en homogene volumes kan het gerecycled materiaal steeds beter met virgin materiaal concurre-ren. Samenwerking tussen verschillende marktpartijen (afnemers) kan zorgen voor een groter volume. Trans-parantere informatie over secundaire materialen kan ook helpen om het gebruik van gerecycled materiaal te vergroten; beschikbare informatie kan breder worden gedeeld.

Wat betreft de afzet van het materiaal in de vorm van producten lijkt het nu vooral een vraag te worden van esthetica en van gewenning bij de consument. Voor sommige toepassingen zijn alleen de technische eigen-schappen van belang. Daarop is dan ook al op grote schaal sprake van toepassing van gerecycled kunststof. Dat zijn de toepassingen in de tuinbouw, weg- en waterbouw, pallets, etc.

Ook in de B2B-productie kunnen ketens relatief makkelijk worden gesloten. Er kunnen afspraken worden ge-maakt tussen de toeleverende producenten van onderdelen en de bedrijven waar wordt geassembleerd, zodat aan het eind van de levensduur van bepaalde onderdelen deze makkelijk kunnen worden vervangen en gerecy-cled omdat bekend is om welke materialen het gaat (bijvoorbeeld in de automotive en vergelijkbare sectoren waar onderdelen worden aangeleverd en geassembleerd). Dit is lastiger bij B2C-productie. Het terugbrengen in de keten lukt alleen bij verpakkingen, en bij wit- en bruingoed en auto’ s, omdat daar producentenverantwoor-delijkheid bestaat.

Voornamelijk bij verpakkingen, maar ook bij huishoudelijke artikelen en speelgoed, spelen additieven een be-langrijke rol. Er moet een balans worden gevonden tussen een hoog aandeel recycling enerzijds en het terug-dringen van gevaarlijke stoffen anderzijds. Welke mate van risico acceptabel is voor welke soorten producten is een belangrijk discussiepunt.

Kennis en innovatie Dat kennis – over materialen, technieken, toepassingen, afzetmarkten en nieuwe businessmodellen – van be-lang is voor (duurzame) innovatie, is evident. Deze wordt nu ontwikkeld door een beperkt aantal kennisinstel-lingen en producenten. Een aandachtspunt is de verspreiding en het beschikbaar maken ervan, met inachtne-ming van de terugverdientijd van investeringen.

Het meer mainstreamen van kennis over recycling en duurzaam ontwerpen in de technische opleidingen vraagt nog aandacht. In het hoger onderwijs worden bij enkele instituten de verschillende aspecten van duurzaam ontwerpen behandeld in praktijkgerichte vorm, samen met bedrijven. Vaak gaat het echter om keuzevakken en komt deze kennis (nog) niet in de basisopleiding voor elke ontwerper of engineer terecht, zoals wenselijk zou zijn.

Daarnaast is het van belang dat de continuïteit van de in lectoraten opgebouwde kennis wordt geborgd, en deze niet verdwijnt met het vertrek van de betreffende lector.

Hogescholen en universiteiten zouden onderling meer de samenwerking kunnen opzoeken, in projecten voor onderwijs en onderzoek.

Professionals die al geruime tijd werkzaam zijn, zouden een inhaalslag in kennis moeten maken, zeker als het om nieuwe technieken gaat als het 3D-printen.

Een verdeling van risico’s tussen publiek en privaat domein is een aandachtspunt. Is er voldoende publiek geld beschikbaar voor investering in innovaties ten behoeve van een duurzame(re), groene, circulaire economie? Zijn de eisen (die m.n. NWO stelt) aan het mkb om te participeren in publiek-private R&D-programma’s niet te zwaar? Of is het zo dat producenten en investeerders die vertrouwen op hun eigen unieke en sterke concept

42

eerder stappen durven te nemen, en het tonen van de successen anderen kan stimuleren om ook een stap te zetten?

Topsectorenbeleid In het geval van de kunststofketen hebben we te maken met verschillende topsectoren: voornamelijk Chemie, High-tech Systemen en Materialen (HTSM) en Creatieve Industrie. Er is sprake van enige samenwerking tussen deze verschillende sectoren, maar die kan worden versterkt.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zou meer kunnen sturen op het sluiten van de keten in de verschil-lende sectoren en een rol kunnen nemen om de circulaire economie in samenwerking met de genoemde top-sectoren vorm te geven. Het programma Van Afvalstof naar Grondstof (VANG) zou zichtbaarder kunnen zijn als aanjager, deelnemer en belanghebbende bij samenwerkingsprojecten tussen de genoemde topsectoren en zou duurzaamheid een grotere plaats kunnen krijgen in de programma’s van NWO. Samenwerking in de ‘Gouden driehoek’ is succesvol, maar het betrekken van het mkb is lastig. In de topsector Creatieve industrie (waartoe ook Industrieel ontwerpen behoort) wordt de effectiviteit van subsidies bovendien bemoeilijkt door het feit dat deze erg versnipperd is. Ook het onderzoeksgeld is daardoor versnipperd.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zou zich ervoor kunnen inzetten dat de WBSO en andere vormen van fiscale aftrek voor ecodesign en voor testen van kunststoffen zou duurzaam ontwerpen in de kunststofke-ten worden beschikbaar gesteld en ingezet. Ook dit kan het beste via het Topsectorenbeleid worden ingesto-ken.

Anders organiseren, samenwerking, nieuwe businessmodellen Alle respondenten geven aan dat het voor het succesvol hanteren van duurzaam ontwerp onontbeerlijk is om innovatie en productontwikkeling anders te organiseren, namelijk meer in teamverband. Dat kan binnen een bedrijf door innovatieteams met verschillende disciplines samen te stellen. Daarbij is van belang dat de top duurzaamheid niet alleen onderschrijft, maar ook in de strategie van het bedrijf opneemt en concrete doelen stelt; vervolgens is het aan het middenmanagement om te sturen op het behalen van deze doelen. Van belang zijn ook innovatieteams en modellen zoals Brabantia hanteert met een ‘fuzzy front’.

Ook tussen bedrijven in de keten is samenwerking essentieel. Ontwerpers, grondstofleveranciers, producenten hebben allemaal een stukje van de puzzel: kennis, macht en invloed om de keten te veranderen in duurzame richting. Het gaat dan om durf, risico nemen, kansen zien. De overheid kan hierbij faciliteren. Namelijk: kennis bevorderen, uitwisseling bevorderen, bij duurzaam inkopen deze koplopers een streepje voor geven. Multidis-ciplinaire samenwerking leidt bovendien tot kruisbestuiving, tot nieuwe perspectieven en het verkennen van nieuwe opties buiten de gebaande paden. Innovatie met het oog op duurzaamheid heeft echter een extra zetje nodig. Innovatie is namelijk niet per se duurzaam (al is door de focus op klimaatverandering en energie-effici-ency en duurzame energie de laatste jaren wel veel besparing in deze hoek opgestreden). Sturing op duur-zaamheid is dus wel nodig.

Nieuwe businessmodellen zijn volop in ontwikkeling. Daarbij zijn allerlei vormen genoemd: product-dienst-combinaties, leasingsystemen waarbij de producent eigenaar blijft van het product en het eventueel onder-houdt, repareert en opknapt, enzovoort. Vooruitlopend op resultaten van het onderzoek dat loopt aan de TU Delft kan alvast worden aanbevolen dat de overheid bij het faciliteren van businessmodellen een rol zou kun-nen hebben, bijvoorbeeld in het verlengen van verplichte garantietermijnen, het bieden van experimenteer-ruimte, in het verlagen van btw voor reparatie, en in het onderzoeken van de belemmeringen in de huidige

43

economische, sociale en milieuregelgeving. Ook heeft de overheid een taak bij de bescherming van de consu-ment, de volksgezondheid, en de sociaal-economisch zwakkeren (bijvoorbeeld tegen prijsopdrijving).

Regelgeving, level playing-field In diverse interviews is ervoor gepleit een dialoog over de eventuele obstakels van regelgeving op gang te bren-gen. De terreinen die met name worden genoemd zijn afvalregelgeving (WEEE, RoHS, ELV, EVOA) en stoffenre-gelgeving (REACH). Daarbij gaat het om de drempels en controle van aanwezige additieven/SVHC’s, verster-king/uitbreiding van ecodesign-regelgeving (ook voor materialen) en de tegengestelde eisen voor milieu- ver-sus voedselhygiëne. Een met casuïstiek onderbouwde analyse van de exacte knelpunten is nodig voordat zin-volle voorstellen voor aanpassing kunnen worden ontwikkeld. Eventuele voorstellen voor aanpassingen van Europese regelgeving hebben meer kans wanneer zij in samenwerking met andere lidstaten worden ontwik-keld.

In sommige gevallen gaat het om verschillen in implementatie, niet in de regelgeving zelf. Deze kunnen in de bestaande netwerken van uitvoerders en handhavers (IMPEL, EVOA-correspondenten) worden ingebracht.

Wat betreft de herziening van regelgeving zijn signalen opgevangen dat de normen van WEEE/RoHS niet altijd in de goede richting werken. Ook vanuit REACH en de afvalregelgeving zouden er belemmeringen zijn. Bij het verzachten van stoffenregimes met het oog op bevordering van recycling zal altijd het voorzorgsbeginsel in het oog moeten houden. Grondige monitoring van SVHC’s in producten, zoals uitgevoerd door IVM en IVAM, kan daarbij helpen.

Op basis van de input van de respondenten kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat een kwantitatieve doelstelling (percentage) voor materiaalproductiviteit/recycled content een geschikt instrument kan zijn voor het bevorderen van recycling. Verwacht wordt dat in het Beleidspakket circulaire economie van de EC een aan-beveling in deze richting zal komen. Om deze om te zetten in werkbaar en uitvoerbaar beleid zullen ambtena-ren met bedrijven en onderzoekers om de tafel moeten gaan zitten om te kijken wat mogelijk is per polymeer en per toepassing. Bewustwording bij producenten van de verantwoordelijkheid die zij hebben voor hun pro-duct in de hele keten tot en met de post-consumerfase is een eerste stap.

Voor het bevorderen van recycling in de EU als geheel (van belang omdat veelal een Europese markt voor kunststofproducten bestaat en ook inzameling en recycling over de grenzen heen plaatsvinden) moet rekening worden gehouden met serieuze achterstanden in het opzetten van een goede eindverwerkingsstructuur in een groot deel van de lidstaten in het oosten en zuiden van de EU. Een versterking van de implementatie en hand-having van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en de Richtlijn Storten zal eerst moeten gebeuren om het afval uit het illegale circuit te krijgen en vervolgens te zorgen voor voldoende verbrandingscapaciteit. Pas daarna heeft het bevorderen van EU—brede recyclingdoelen via verplichte maatregelen zin. Mogelijk geldt dat ook voor Euro-pese minimumstandaarden voor recycling en voor end-of-waste criteria voor ingezameld kunststof.

Een vrijwillige minimumstandaard voor gerecycled materiaal voor injection/spuitgiet-toepassing zou handig zijn. Wellicht is enige facilitering en stimulering door de overheid van zelfregulering handig. Dit zou in het kader van het Ketenakkoord kunnen worden opgepakt.

Consumenten De gepercipieerde of reële verwachtingen van wat de consument wil, verwacht of bereid is te doen vormen een niet te onderschatten factor. Bij nadere beschouwing blijkt ‘de consument’ niet te bestaan. Er zijn individu-

44

alisten, gemeenschapsgezinden, trendsetters, en mensen die liever bij het vertrouwde blijven. Wanneer ont-werpers en producenten zich met bepaalde producten preciezer richten op bepaalde groepen consumenten, zal dit mogelijk een duidelijker omlijnde markt creëren voor duurzamer geproduceerde producten.

Concrete vervolgstappen in het Ketenakkoord Vrijwel alle geïnterviewden hadden interesse om duurzaam ontwerp, ontwerp voor recycling, circular design verder te brengen en daarbij een rol te spelen. Het rapport bevat voorbeelden van geslaagde duurzame pro-ductontwerpen en innovatieve bedrijven, succesvolle samenwerkingsverbanden en deskundige netwerken en organisaties. Via dit onderzoek zijn meer spelers zichtbaar geworden en nieuwe kansen gesignaleerd voor con-crete vervolgstappen. Daarbij kan aan de volgende acties worden gedacht:

- samenwerking zoeken met brand owners en de detailhandel om aansprekende, ‘circulair ontworpen’ producten voor een breder publiek op de markt te brengen;

- prijsvragen en design challenges organiseren voor dergelijke producten;

- opstellen van richtlijnen voor duurzaam ontwerp.

- ontmoetingen tussen ontwerpers en producenten organiseren, waarmee nieuwe ontwikkelingen te-weeg kunnen worden gebracht. Voorbeelden waar dit gebeurt en ook wordt gefaciliteerd door de (re-gionale) overheid zijn te vinden in Gelderland en Noord-Brabant, waar ontwerpers en de maakindustrie met elkaar in contact komen en elkaar inspireren.

Het is nu aan de spelers in het veld om nog meer de samenwerking te zoeken en daarmee het Ketenakkoord Kunststofkringloop tot een succes te maken!

45

Bijlage 1 Leden van de Werkgroep Recycling en productontwerp (werkgroep 4 van het Ketenakkoord)

Marco Brons Cumapol

Matthijs Veerman Morssinkhof

Eelco Smit Phillips

Caroli Buitenhuis Green Serendipity

Maurits Prinssen Port of Rotterdam

Wilma Dierkes Universiteit Twente

Fabienne Goosens Attero

Florens Slob Van Gansewinkel

Mathijs Koper Platform Our Oceans Challenge

Siem Haffmans Partners for Innovation

Ingeborg Gort-Duurkoop Partners for Innovation

Joost Kok RVO

Julia Nussholz Min. IenM

Michiel ten Bok Curtec

Albert van Oyen Carat

Geanne van Arkel Interface; voorzitter

Klaas van der Sterren RWS/Leefomgeving; secretaris

46

47

Bijlage 2 Lijst van geïnterviewde organisaties, bedrijven en personen

Flex/The Innovation Lab, Delft Jeroen Verbrugge Directeur

Design for Good, Amsterdam Jop Timmers Ontwerper

Philips Consumer Lifestyle, Amster-dam

Eelco Smit Manager duurzaamheid

FME, Zoetermeer Rob van Beek Beleidsadviseur arbo en milieu

NRK, Leidschendam Martin van Dord Branche-coördinator en innovatie-coach

BNO, Amsterdam Femke Glas Projectleider De Groene Offerte

TU Delft Industrieel Ontwerp Conny Bakker /Marcel den Hollan-der

Assistent professor /Onderzoeker

TU Delft Kennisplatform Duurzaam Grondstoffenbeheer

Jan-Henk Welink Secretaris

TU Delft Industrieel Ontwerp Bart Ahsmann Valorisatiemanager, (tevens CLICKNL/Design)

Material Sense, Eindhoven Simone de Waart Directeur

Brabantia, Valkenswaard Richard Beumer /Sven Smeets Product designer /Quality manager

npk design, Leiden Wolfram Peters Partner, designer

HAS Hogeschool, Den Bosch Stefan Hermsen Opleidingscoördinator Food Packaging Design

DPI bv, Geldrop Sjef Peeters Adjunct-directeur

AKG polymers, Vroomshoop Jur Zandbergen Directeur

Hogeschool Saxion, Enschede Karin van Beurden /Erik Goselink Lector product design/ Onderzoe-ker

Hogeschool Windesheim Zwolle Margie Topp /Geert Heideman Lector Kunststoftechnologie/ Asso-ciate lector

Schoeller Allibert Zwolle Patrick Breukers Global innovations director

Tevens kreeg ik specifieke informatie van Roland ten Klooster, Universiteit Twente, Bram v.d. Grinten, TU Delft, Kasper Jansen, TU Delft en Heather Leslie, VU-IVM.

Julia Nussholz, studente Universiteit Utrecht en stagiaire bij het Ministerie van IenM, sprak met mij over haar onderzoek over samenwerkingsstrategieën van ketenpartners. Ook las zij mijn eindrapport en gaf mij tips over onderzoeksmethodologie en organisatie van het materiaal.

48

1 JULI 2014

IN OPDRACHT VAN HET MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

ILIA NEUDECKER, FOXGLOVES ADVIES, LEIDEN

www.foxgloves.eu