#dutchgrammar-2 lesson 17

adjectives

het bijvoeglijk naamwoord

#dutchgrammar-1

9+10

no extra [e] ?

#dutchgrammar-2 lesson 17

Dat is geen klein bedrijf. Ik wil warm water. Het bijvoeglijk naamwoord.

#dutchgrammar-2 lesson 17

Dat is geen klein bedrijf. Ik wil warm water. Het bijvoeglijk naamwoord.

#dutchgrammar-2 lesson 17

Dat is geen klein bedrijf. Ik wil warm water. Het bijvoeglijk naamwoord.

review adjective rules

#dutchgrammar-2 lesson 17

- in front of a noun

Extra [e] to adjective?

Het huis is duur. De man is groot. Een bal is rond.

=> het dure huis => de grote man => een ronde bal

#dutchgrammar-2 lesson 17

- in front of a noun - exception: het-word after een

Extra [e] to adjective?

een klein huis een duur bootje een groot feest

het huis het bootje het feest

no [e]

#dutchgrammar-2 lesson 17

- in front of a noun - exception: het-word after een

Extra [e] to adjective?

een klein huis een duur bootje een groot feest

het kleine huis het dure bootje het grote feest

no [e] [e]

spelling

#dutchgrammar-2 lesson 17

short vowel [a] [o] [i] [e] [u]

+ 1 consonant + extra syllable=> double consonant

dik => dikkedun => dunnedom => domme

#dutchgrammar-2 lesson 17

long double vowel [aa] [oo] [ee] [uu]

+ 1 consonant + extra syllable=> 1 vowel (open syllable)

groot => gro-teraar => ra-reduur => du-re

#dutchgrammar-2 lesson 17

+ last letter [f] or [s] + extra syllable=> [v] or [z]

lief => lieveboos => boze

long vowel diphthong

#dutchgrammar-2 lesson 17

materials

een gouden ring een papieren bootje een stenen huis

#dutchgrammar-1

39

no extra [e] - 1

#dutchgrammar-2 lesson 17

geen groot huis welk groot huis? elk groot huis ieder groot huis

other indefinite words

het huis

#dutchgrammar-2 lesson 17

other indefinite words

geen groot huis welk groot huis? elk groot huis ieder groot huis

geen dikke man welke dikke man elke dikke man iedere dikke man

het huis de man

#dutchgrammar-2 lesson 17

other indefinite words

Dat is geen klein bedrijf. Welk succesvol product verkopen zij? Zij lossen elk moeilijk probleem op. Ieder groot gezin is klant bij hen.

het bedrijf het product het probleem het gezin

no [e]

no extra [e] - 2

#dutchgrammar-2 lesson 17

het huis

plural = extra [e]

- de huizen

huizen

grote huizen

#dutchgrammar-2 lesson 17

- no plural form - no article ‘een’

uncountable nouns

#dutchgrammar-1

21

example: water

#dutchgrammar-2 lesson 17

het water het bier het geld het hout

Ik wil warm water. Peter wil koud bier. Hij heeft zwart geld. In de schuur heb ik droog hout.

no extra [e]

adjective + indefinite uncountable noun (het)

#dutchgrammar-2 lesson 17

adjective + indefinite uncountable noun (het)

veel meer weinig minder

In Friesland ligt veel dik ijs. Hij verliest meer rood bloed. De artiest krijgt weinig luid applaus. In Amsterdam is minder groot gevaar.

no extra [e]

no extra [e] - 3

#dutchgrammar-2 lesson 17

het bijvoeglijk naamwoord

#dutchgrammar-2 lesson 17

no extra [e]

het centraal station het dagelijks onderhoud het Nederlands elftal het grafisch ontwerp het Koninklijk huis het economisch beleid het katholiek geloof

#dutchgrammar-2 lesson 17

my recommendation:

no need to learn! het centraal station het dagelijks onderhoud het Nederlands elftal het grafisch ontwerp het Koninklijk huis het economisch beleid het katholiek geloof

- adjectives get an extra [e] in front of a noun - except het-words that are indefinite

- not necessarily only with ‘een’: - het-words with geen, welk, elk, ieder - uncountable het-words without article - uncountable het-words with indefinite words like: veel, meer,

weinig, minder - some combinations of adjectives+het-nouns (=idiomatic)

#dutchgrammar-2 lesson 17 let’s review!