Docentenhandleiding - Amsterdam Museum · Doordat het Burgerweeshuis op een verbeeldende en speelse...

14
- 1 - Docentenhandleiding

Transcript of Docentenhandleiding - Amsterdam Museum · Doordat het Burgerweeshuis op een verbeeldende en speelse...

  • - 1 -

    Docentenhandleiding

  • KORTE INFORMATIE:Onderwerp: Leven in een weeshuisDoelgroep: Groep 3-4Vakgebieden: Oriëntatie op jezelf en de wereld TaalOmvang: Les in de klas - ca. 45 min Bezoek Amsterdam Museum - ca. 1 uur

    Samenstelling: Team publiek & educatie, Amsterdam Museum, november 2014

  • Inhoudsopgave

    1 INLEIDING 4

    2 ALGEMENE INFORMATIE 5

    3 PROGRAMMA IN HET AMSTERDAM MUSEUM 6

    4 LESSEN IN DE KLAS 8

    5 KERNDOELEN 11

    Bijlage 1 Werkwijze & woordenlijst 12 Bijlage 2 Kleurplaten 13-14

  • - 4 -

    1. InleidingIn het gebouwencomplex van het Amsterdam Museum was vier eeuwen lang het Burgerweeshuis gevestigd. Om deze geschiedenis inzichtelijk te maken voor kinderen is er een speciale kindertentoonstelling gemaakt: Het Kleine Weeshuis. Aansluitend hierbij is dit onderwijsprogramma ontwikkeld, speciaal voor leerlingen van groep 3 en 4 van het primair onderwijs. In Het Kleine Weeshuis ontdekken leerlingen op een spannende manier de geschiedenis van het leven in het Amsterdamse Burgerweeshuis in de zeventiende eeuw.

    In het Amsterdam Museum nemen de museumdocenten de leerlingen mee door Het Kleine Weeshuis, waar Muus de Muis hen leert over de andere dieren in het weeshuis. Doordat het Burgerweeshuis op een verbeeldende en speelse wijze is nagebouwd, komen de verhalen als het ware voor hun ogen tot leven. Wat aten en dronken de kinderen in het weeshuis? Hoe was het om te koken voor 900 kinderen? Wat is een pechvogel? Deze en andere vragen worden beantwoord tijdens de tocht door Het Kleine Weeshuis.

    Het bezoek aan het museum staat op zichzelf, maar kan worden uitgebreid met een les die zowel voorbereidend als afsluitend in te zetten is.

    Wij wensen jullie veel plezier met de uitvoering van dit programma!

    Team publiek & educatieAmsterdam Museum

  • - 5 -

    2. Algemene InformatieTARIEF EN RESERVERENHet actuele onderwijstarief vind je op www.amsterdammuseum.nl. Het onderwijstarief is per 15 leerlingen en inclusief de begeleiding van een museumdocent en de entree van het museum. Het museumbezoek duurt 1 uur.

    Reserveren graag minimaal twee weken van te voren via het reserveringsformulier op www.amsterdammuseum.nl of per email: [email protected]. Telefonisch is boekingen bereikbaar op 020-5231730 van ma t/m vrij tussen 13.00-17.00 uur.

    NB Annulering van een gereserveerd bezoek kan tot uiterlijk één week voor de afgesproken datum, tegen betaling van € 11,50 administratiekosten. Bij latere afzegging wordt het hele bedrag in rekening gebracht.

    ADRESSchoolgroepen melden zich vóór hun bezoek bij de centrale kassa. Deze is te bereiken via Kalverstraat 92 en Sint Luciënsteeg 27.

    OPENINGSTIJDENDagelijks 10.00-17.00 uur.

    BEREIKBAARHEIDVanaf station Amsterdam CS: 12 minuten lopen via Damrak, Dam en Kalverstraat.Tram 1, 2, 4, 5, 9, 16, 24 en 25: halte Spui. Eigen bussen kunnen stoppen op de Nieuwezijds Voorburgwal (geen parkeerplaats).

    HUISREGELS MUSEUMBEZOEKWij verwachten een actieve houding van de leerkracht(en) en de begeleiders om het bezoek prettig te laten verlopen. Wil je daarom van tevoren de leerlingen én de begeleiders op de hoogte stellen van onze huisregels?

    1. Je blijft als leerkracht verantwoordelijk voor het gedrag van de leerlingen.2. De objecten in het museum mogen niet worden aangeraakt. Vertel de leerlingen ook waarom dit niet mag. In Het Kleine Weeshuis mogen de objecten wel aangeraakt worden. 3. Er mag niet worden geschreeuwd of gerend.4. Op de zalen mag niet worden gegeten, gedronken of gerookt. Ook kauwgom is niet toegestaan.5. Op de zalen moeten mobiele telefoons op stil gezet worden.

  • - 6 -

    3. Programma in het Amsterdam Museum (Tijdsduur: ca. 1 uur)

    VOORBEREIDING LEERKRACHT • Geef elke leerling een naamsticker. • Verdeel de klas in twee groepen. • Zorg voor minimaal 2 begeleiders (ouders en/of collega’s) per 15 leerlingen. • Breng leerlingen en begeleiders op de hoogte van het bezoek en vertel ze de huisregels. • Boek de cultuurbus (voor scholen in Amsterdam) of zorg voor een goede reisplanning. We verwachten dat de groep op het afgesproken tijdstip aanwezig is in het museum.

    HET MUSEUMBEZOEKIn het museum worden de leerlingen in de centrale hal ontvangen door twee museumdocenten. Hier worden de jassen en tassen opgehangen. De museumdocenten vertellen wat ze gaan doen het komende uur en leggen de huisregels uit. Indien de rekening niet per factuur wordt voldaan betaalt de leerkracht bij de kassa.

    De groep gaat uiteen in twee kleinere groepen, elk met een eigen museumdocent. Beide groepen doen hetzelfde programma maar in een andere volgorde.Tijdens de museumles maken leerlingen spelenderwijs kennis met de geschiedenis en het begrip ‘weeshuis’. Er wordt ontdekt, gespeeld en gepraat. De museumdocenten geven hierbij het kader (introductie en afsluiting) en begeleiden op zaal. De leerlingen krijgen allemaal een armbandje om, waarmee in de tentoonstelling informatie kan worden verkregen. Muus de Muis en andere voorwerpen in Het Kleine Weeshuis vertellen hen over vroeger. De leerlingen krijgen van de museumdocenten een kijkkaart mee. Aan de hand van deze kijkkaart gaan zij op zoek naar voorwerpen en details in de tentoonstelling. Door deze kijkkaart is dit programma zeer geschikt voor leerlingen die wat minder schrijfvaardig zijn.

    Het Kleine Weeshuis heeft een beneden- en bovenverdieping, waarover de twee groepen worden verdeeld. Halverwege het bezoek klingelt de ouderwetse handbel, dan is het tijd om te wisselen. De museumdocenten zorgen ervoor dat de leerlingen zoveel mogelijk verspreid over de verdiepingen rondlopen, zodat de leerlingen zelf op ontdekkingstocht gaan. De museumdocenten begeleiden de leerlingen in hun zoekproces en vertellen ze aanvullende informatie.

  • - 7 -

    Afsluitend bespreken zij het antwoordenvel en vertellen over het weeshuis en hoe dit een klein wereldje op zichzelf was. De museumdocenten koppelen de mogelijke nieuwe woorden aan een beeld of activiteit, waardoor de woordenschat wordt uitgebreid.

    DOELSTELLINGEN: • De leerlingen begrijpen wat ‘een weeshuis’ is; • De leerlingen leren zich voor te stellen hoe het was om in een weeshuis te wonen; • De leerlingen leren nieuwe woorden; • De leerlingen begrijpen alles wat de museumdocent vertelt; • De leerlingen gebruiken verschillende zintuigen. • Maar bovenal vinden we het museumbezoek geslaagd wanneer leerlingen een leuke tijd hebben in het museum.

  • - 8 -

    4. Lessen in de klasHet bezoek aan Het Kleine Weeshuis kan uitgebreid worden met lessen in de klas. De bijgeleverde digibordles kan zowel ter voorbereiding als ter afsluiting worden ingezet. Ter voorbereiding dient deze les om voorkennis te activeren en om onderzoeksvragen op te roepen. Ter afsluiting kan de les gebruikt worden om na te lopen wat de leerlingen allemaal hebben geleerd.

    Wanneer je ervoor kiest om de les als afsluiting aan te bieden, is alsnog een korte voorbereiding nodig. Geef je groep de inleiding (zie punt 1 hieronder). Inventariseer of er onderzoeksvragen zijn. Wat zouden de leerlingen te weten willen komen in het weeshuis? Vertel hen daarna de huisregels.

    DIGIBORDLES:Voorbereiding: • Digibordles bekijken en de bijbehorende informatiekaart goed bestuderen. Er zijn zeven afbeeldingen met bijbehorende informatie. • Digibordles klaarzetten. 1. INLEIDINGBegin met een korte introductie. Indien je deze les als voorbereiding geeft, introduceer je de begrippen weeshuis en weeskinderen. Vertel de leerlingen dat zij binnenkort naar een museum gaan, waarin een weeshuis is nagemaakt. Er wonen nu dus geen weeskinderen meer, maar het lijkt net alsof. Lang geleden was er in dit museum wel een echt weeshuis, waar heel veel weeskinderen hebben gewoond. Wanneer de les na het bezoek wordt gegeven kun je ter introductie herhalen wat de leerlingen nog weten.

    2. KRINGGESPREK AAN DE HAND VAN HET DIGIBORDLaat vervolgens de afbeeldingen op het digibord zien en laat de kinderen benoemen wat zij zien. Bespreek de informatie bij de afbeeldingen en sla een brug naar de belevingswereld van de leerlingen. Bespreek ook de woorden die voor de leerlingen nieuw of lastig zijn (bijlage 1). Als de les als afsluiting wordt ingezet, koppel de afbeeldingen dan met Het Kleine Weeshuis. Lijkt het op iets uit het museum? Hieronder staan per afbeelding suggesties en voorbeeldvragen voor een kringgesprek. Informatie over de afbeelding vind je op de informatiekaart. • Afbeelding 1 Is in onze woonplaats ook alles in de buurt? Is er een bakker of een groenteman? Of gaan we naar de supermarkt, waar alles bij elkaar is? Wat is personeel? • Afbeelding 2 Wat is een deftige dame? Wanneer ben je deftig? Wat is een bestuurder? Waarmee schrijven de vrouwen op het schilderij? Schrijf jij wel eens met inkt? Laat leerlingen ook eens deftig spelen om te zorgen dat iedereen het snapt.

  • - 9 -

    • Afbeelding 3 Er is een duidelijk verschil te zien tussen de arme en rijke kinderen op dit schilderij. Schat zelf in of jouw groep hierover kan praten of niet. • Afbeelding 4 Dit verhaal kan heftig worden ervaren, omdat een kind fysiek wordt gestraft. Pas het eventueel aan naar een milde versie: laat het tikken op de hand geven weg en vertel alleen dat hij wordt gestraft. Of vergelijk het met de huidige situatie en constateer dat dit nu niet meer gedaan wordt. Kregen de weeskinderen dezelfde lessen op school als wij? Wat leren wij nog meer wat hier niet bij staat? • Afbeelding 5 Deel jij thuis ook je bord met vier mensen? Was je thuis wel eens af? Kook je wel eens? Zou je ook voor zoveel mensen willen koken of afwassen? Mag jij thuis praten tijdens het eten? Bij een afsluitende les kun je refereren aan de grote pan met pap in de keuken van het weeshuis. Heb je daarin geroerd? Was het erg zwaar? • Afbeelding 6 De uniformen van de weeskinderen kunnen vergeleken worden

    met scholen in bijvoorbeeld Engeland, waar kinderen nog steeds een uniform dragen. Schat in of je groep kan praten over het gemak van een uniform. Dankzij een uniform kun je niet meer zien wie arm of rijk is, iedereen is gelijk. Ook kan deze afbeelding gekoppeld worden aan afbeelding 3. Weet je wat een uniform is? Heb je wel eens een uniform gezien? Kun je een beroep bedenken waar mensen allemaal hetzelfde aanhebben? Zou jij een keer een uniform aan willen hebben? Zou jij in een uniform naar school willen? Hoe zou dit uniform eruit moeten zien?Ter voorbereiding kun je de leerlingen erop wijzen dat er uniformen in Het Kleine Weeshuis liggen die de leerlingen aan kunnen doen. Ter afsluiting kun je nog naar de ervaring van de leerlingen vragen. Hoe vond je het om zo’n uniform aan te hebben?

    • Afbeelding 7 Wie weet wat een chirurgijn is? Wat zie je op de afbeelding? Wat hebben ze in hun handen? Wist je dat een hart er zo uitzag? Hoe dacht jij dat een hart eruit zou zien? (Laat een kind dit op het bord tekenen of laat iemand het in de lucht voordoen.)

    3. ONDERZOEKSVRAGEN OPSTELLEN OF BEANTWOORDENWanneer deze les ter voorbereiding wordt gegeven, kunnen de leerlingen na het zien van de afbeeldingen onderzoeksvragen opstellen. Wat zouden zij nog willen weten over het leven in een weeshuis? Geef de kinderen mee dat zij in Het Kleine Weeshuis goed kunnen opletten of zij het antwoord kunnen vinden, of dat zij het aan de museumdocent kunnen vragen. Natuurlijk kan het voorkomen dat de vragen niet beantwoord worden tijdens het bezoek. Dit kan dan achteraf gebeuren door een klein onderzoek of in een kringgesprek.

  • - 10 -

    Als afsluiting kun je met de leerlingen hun onderzoeksvragen nalopen. Zijn alle vragen beantwoord? En wat waren de antwoorden? Zijn er verder nog dingen waar je benieuwd naar bent?

    4. SUGGESTIES • Gebruik de woordenlijst (bijlage 1) ter voorbereiding van het bezoek en verwerk deze bijvoorbeeld in een woordspin. Nieuwe woorden komen op deze manier zowel in de klas als in het museum aan bod. De volgende suggesties kunnen het best ter afsluiting worden aangeboden. De leerlingen herkennen Het Kleine Weeshuis en kunnen er zo op een speelse wijze nogmaals mee bezig zijn. • Verzamel stevige veren waarmee de kinderen met echte inkt kunnen schrijven. De veren kun je zelf verzamelen, maar hier kan natuurlijk ook een activiteit van gemaakt worden: samen veren zoeken in de natuur. Laat de leerlingen bijvoorbeeld hun eigen naam schrijven, of een mooie tekening maken. • Laat de leerlingen de kleurplaat van Muus de Muis of Het Kleine Weeshuis inkleuren (bijlage 2). Muus kan ingekleurd worden in de kleuren van het Burgerweeshuis uniform, maar de leerlingen kunnen ook een eigen uniform voor hem ontwerpen. • Voor groep 4 en hoger is een game over Het Kleine Weeshuis ontwikkeld. Deze is te vinden op http://hetkleineweeshuis.amsterdammuseum.nl/

    NB. De game is ook bestemd voor individuele bezoekers. In Het Kleine Weeshuis kunnen bezoekers een codeslot ontvangen voor de Geheime Kamer in de game, waarmee zij een foto uit de slaapzaal ontvangen. Voor onderwijsgroepen is deze optie helaas niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor de pannenkoekenvoucher. Maar neem vooral je fototoestel mee om je leerlingen vast te leggen!

  • - 11 -

    4. KerndoelenDit onderwijsprogramma is afgestemd op de herziene kerndoelen voor het basisonderwijs (2004). In het programma kunnen de school en het museum samen bijdragen aan de volgende kerndoelen:

    NEDERLANDS 1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

    ORIËNTATIE OP JEZELF EN DE WERELD 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

    KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

  • - 12 -

    BIJLAGE 1 Werkwijze & Woordenlijst

    In dit overzicht: * Wat gebeurt er per onderdeel en wat is de kern; * Welke mondelin-ge taalvaardigheden worden per onderdeel gestimuleerd; * Welke woorden worden per onderdeel gebruikt.

    Op School - Eigen docent In het Museum - Museumdocent

    Terugkerendeonderdelen

    • Wat is een weeshuis?• Wat gebeurde er

    in een weeshuis?• Het weeshuis was net een

    klein dorp.• Het Amsterdam Museum

    was vroeger een weeshuis.• Welke regels zijn er

    in een museum?

    • Wat is een weeshuis?• Wat gebeurde er in

    een weeshuis?• Welke kamers heeft

    dit weeshuis?• Wat zie je in het weeshuis? • Herkennen en aanwijzen

    van objecten.• Dit museum was vroeger

    een weeshuis. • Welke regels zijn er in

    een museum?

    Mondelingetaalvaardigheden

    • Luisteren • Beschrijven• Vergelijken• Vertellen• Redeneren

    • Luisteren• Beschrijven• Vergelijken• Vertellen • Projecteren

    Te gebruiken woorden

    • Weeshuis• Weeskinderen• Portier• Bestuurder• Regenten• Regentessen• Deftig• Keurig• Inktstel• Griffel• Hoornboekje• Administratie• Uniform• Chirurgijn• Geprepareerd

    • Weeshuis• Weeskinderen• Portier• Bestuurder• Regenten• Regentessen• Deftig• Keurig• Inktstel• Griffel• Hoornboekje• Administratie• Uniform• Chirurgijn• Geprepareerd

    Cursief = differentiatie voor groep 4 en voor de meer taalvaardige leerlingen van groep 3.

  • BIJ

    LAG

    E 2

    hetkl

    einew

    eeshu

    is.ams

    terda

    mmuse

    um.nl

    in he

    t Ams

    terda

    m M

    useum

  • hetkleineweeshuis.amsterdammuseum.nl

    in het Amsterdam Museum

    BIJLAGE 2