Derrida Dejong

12
Derrida, fenomenologie? Ja in de zin van Heidegger. Veel denkbewegingen ontleend aan Heidegger. Een diagnose van iets wat in de gehele traditie niet gezegd kon worden. Onderdrukt stelselmatig. Emanciatoire !loso!e. "echt doen aan wat door seci!eke manier van denken eigen is wat door die manier van denken niet naar boven heeft willen komen. Dat onderdrukte. #at is dan het robleem met die traditie. Derrida noemt in navolging van Heidegger de westerse !loso!sche traditie een metaf$sik de la rescance. %egenstantlichkeit &i'n alti'd al gedacht was vanuit aanwezigheid. Volgens derrida is recance he startunt van alle anal$sis en dat is kenneli'k een beerkt gezichtsunt. (ogo staat centraal. Di)erance. *an geen stem kri'gen in metaf$siek de la resence. Omweg. #at betekend het standunt van derrida. + tradidies. enomenologie. En structuralisme. Derrida wordt vaak oststructuralist genoemd. -nvloed van structuralisme wordt nog wel s overschat. Daar literatuur/ is die achtergrond revalenter dan in !loso!e. Via die twee tradities langzaam naar derrida toe raten. 0elangri'k dat als derrida oststructuralist is dan is ie ook ostfenomenoloog. #ordt niet iets beaalds mee bedoelt, structuralisme. -n 'ar zestig van rankri'k was het de grote tegenhanger van de fenomenologie. 1tructuralistische anal$ses over ovatting van betekenis. Over Husserl , was de notie van betekenis heel centraal werd in de !loso!e. %a niet over de betekenis van een uitsraak logische betekenis/ maar genomen voor zover het als iets verschi'nt voor me. semiologie is tekentheorie. 1tructuralisme is een beaalde benadering van tekens$stemen. 1aussure. 2eken is twee noodzakeli'ke asecten betekende en het betekenaar. 1tructuralistische anal$se doet, het voordeel van de methode, is dat er mee tekens kunnen worden beschouwt niet zozeer als een middel waarmee een betekenis wordt uitgedrukt, maar andersom. -n laats van een middels een teken uitgedrukte betekenis, een betekenis die er dus eerst al moet zi'n. %edachte 34 middels teken oschri've 2eken maakt iets duideli'k over d mogeli'kheden en structuur van een tekens$steem als zodanig. "elatie tussen tekens binnen een s$steem. 5eer uitwendige manier van ki'ken. %een communicatie middel. enomenologie focust 'uist niet o materialiteit of uiterli'kheid van het teken Doet niets af aan betekenis. Voor structuralist. 6onstitutie van betekenis han niet samen voor de zin die iets heeft voor een bewustzi'n, ofwel de identiteit een teken, maar veeleer met de di)erentie van de verschillende tekens binnen een beaald s$steem. identiteit7di)erentie robleem/ het teken wordt niet

description

derrida

Transcript of Derrida Dejong

Derrida, fenomenologie? Ja in de zin van Heidegger. Veel denkbewegingen ontleend aan Heidegger. Een diagnose van iets wat in de gehele traditie niet gezegd kon worden. Onderdrukt stelselmatig. Emancipatoire filosofie. Recht doen aan wat door specifieke manier van denken eigen is wat door die manier van denken niet naar boven heeft willen komen. Dat onderdrukte. Wat is dan het probleem met die traditie. Derrida noemt in navolging van Heidegger de westerse filosofische traditie een metafysik de la prescance. Gegenstantlichkeit. Zijn altijd al gedacht was vanuit aanwezigheid. Volgens derrida is precance het startpunt van alle analysis en dat is kennelijk een beperkt gezichtspunt. Logos staat centraal. Differance. Kan geen stem krijgen in metafysiek de la presence. Omweg. Wat betekend het standpunt van derrida. 2 tradidies. Fenomenologie. En structuralisme. Derrida wordt vaak poststructuralist genoemd. Invloed van structuralisme wordt nog wel s overschat. Daar (literatuur) is die achtergrond prevalenter dan in filosofie. Via die twee tradities langzaam naar derrida toe praten. Belangrijk dat als derrida poststructuralist is dan is ie ook postfenomenoloog. Wordt niet iets bepaalds mee bedoelt, structuralisme. In jaren zestig van Frankrijk was het de grote tegenhanger van de fenomenologie. Structuralistische analyses over opvatting van betekenis.

Over Husserl , was de notie van betekenis heel centraal werd in de filosofie. Gaat niet over de betekenis van een uitspraak (logische betekenis) maar genomen voor zover het als iets verschijnt voor me. semiologie is tekentheorie. Structuralisme is een bepaalde benadering van tekensystemen. Saussure. Teken is twee noodzakelijke aspecten betekende en het betekenaar. Structuralistische analyse doet, het voordeel van de methode, is dat er mee tekens kunnen worden beschouwt niet zozeer als een middel waarmee een betekenis wordt uitgedrukt, maar andersom. In plaats van een middels een teken uitgedrukte betekenis, een betekenis die er dus eerst al moet zijn. (Gedachte -> middels teken opschrijven) Teken maakt iets duidelijk over d mogelijkheden en structuur van een tekensysteem als zodanig. Relatie tussen tekens binnen een systeem. Meer uitwendige manier van kijken. Geen communicatie middel. Fenomenologie focust juist niet op materialiteit of uiterlijkheid van het teken. Doet niets af aan betekenis. Voor structuralist. Constitutie van betekenis hangt niet samen voor de zin die iets heeft voor een bewustzijn, ofwel de identiteit van een teken, maar veeleer met de differentie van de verschillende tekens binnen een bepaald systeem. (identiteit/differentie probleem) het teken wordt niet opgevat als een drager van een betekenis. Maar de betekenis wordt opgevat vanuit zn relatie tot andere tekens. Of de veruitwendiging in een teken of de materialiteit van een teken essentieel is of niet voor de betekenis van een teken. In de gehele traditie het veruitwendiging van een teken altijd als niet essentieel is afgedaan.

Fenomenologie. Husserl was samen met Heiddegger derridas invloed. Het gaat om de manier waarop derrida dat thema behandelt. Startpunt kiest is typisch. In het begrip van wording liggen twee elementen besloten. Iets als transcendente/creatie/oorspronkelijkheid/alteriteit, maar ook iets gelijk blijven/identiteit. Ons begrip van een bepaald fenomeen impliceert twee aspecten die eigenlijk moeilijk met elkaar te verzoenen is, maar in het begrip ervan besloten liggen. Hegeliaans. Wetmatigheid in zijn werk. Twee contradictoire elementen in het begrip van wording. It is always a question a originary complication of the original. 1e originele en 2e differentie. Geen probleem die secundair is , maar die van meet af aan een rol spelt. In iedere problematiek aanwijzen dat er van meet af aan een complicatie meespeelt die niet weg te denken is.Richten op die aspecten die zich niet laten funderen, verhelderen of funderen. The impossibility of al determination of a real beginning. Onmogelijk een daadwerkelijk begin te bepalen in de filosofie. Maar ook geen fundament. Rede of absolute subjectiviteit. Bewustzijnszin bij Husserl. Zuiver negative these. Alles is inherent gecompliceerd. Conclusie is niet; betekenis bestaat niet. Of alles is alleen maar fout. Geen relativist. Remain faithfull to husserl. Onmogleijkheid van any real beginning. Maar wel trouw zijn aan Husserl in zijn verwijzing naar originary absolute. Verwijzing naar begin is wel degelijk noodzakelijk.

Noodzakelijk te wijzen naar metafysische oorsprong. Maar enige bepaling daarvan is door en door problematisch. Nu is derridas taak om die dialectiek, de noodzaak van een begin enerzijds, en tegelijkertijd de onmogelijkheid ervan, om die dialectiek naar voren te brengen. Aporische situatie. Hoe wij een bepaald fenomeen begrijpen, is het noodzakelijk dat wij het zo begrijpen, en dat we het tegelijkertijd dat daar een wezenlijke onmogelijkheid inzit. Die kan de fenomenologie niet beschrijven. Verder dan fenomenologie. Postfenomenologie. Go being the interpretation of fenomenologie.

Vorm van de tegenstelling. Is inherent in bepaald fenomeen. Hoe wij over vergeving denken. In hoe wij daar over denken. Ik heb geen methode. Vanuit ons begrip te werken, niet te construeren. Begrip zit tegenstelling. Deconstructie is tonen van de noodzaak om het zo te begrijpen, en een even sterke noodzaak om het zo niet te kunnen begrijpen. Differance. Dubbele beweging. Zoeken naar fundamenten, en tegelijkertijd stuiten we op grenzen van binnen uit. Hij wil de taal of het denken van binnenuit op zijn eigen grenzen laten stuiten.

Initiele problemen. Vanaf begin. Niet lalalala -> probleem. Eigen methode is ook niet ongecompliceerd. Fenomenologie is eenheidsdenken, alles is gefundeerd in de positieve zin die betekenis heeft voor het bewustzijn. Het bewustzijn in zelf intentioneel. Correlatieanalyse. Principe van alle principes. Dus alles heeft zijn zin en betekenis voor me.

Een iets heeft dan een positieve zin voor het bewustzijn. Het bewustzijn is zijn gerichtheid. Zelf afwezigheid heeft de positieve zin van afwezigheid voor het bewustzijn. Bv het nu. Dat is het nut van de fenomenologische analyse. Het nu is geflankeerd door protentie en retentie. Historie en verwachtingspatroon. Dynamiek van beleving van nu, geen metafysich probleem maar fenomenologische descriptie. Identiteit van het moment of van het nu. In de discussie stond de structuralistische positie van; een teken heeft niet vanuit zichzelf een positieve een betekenis, maar alleen in relatie tot andere tekens binnen een systeem. Betekenis is niet een fenomeen dat je vanuit zijn positieve identiteit voor een bewustzijn moet benaderen. De taal van dit en dat. Betekenis systemen. Discours.

Derrida: beide noodzakelijk en toch onverzoenbaar. En het doordenken van die oppositie is het niveau waarop derrida zich wil bewegen. Het onderscheid of het verschil tussen identiteit en differentie zelf is een noodzakelijk verschil en dat is nou net het verschil dat niet te funderen valt of filosofisch te verklaren. Hegel: identiteit van identiteit en niet identiteit. Van iedere expliciete tegenstelling is het bewustzijn de impliciete eenheid. En het bewustzijn is het vermogen zich als tegenstelling te stellen. Ik ben bron van tegenstelling. Derrida probeert een andere analyse uit te voeren. In ieder positief begrip dat wij hebben aan te wijzen wat de tegenstelling is en zo door te voeren dat je op een verschil komt dat niet meer te verzoenen is. Een absolute discrepantie. Het verschil tussen identiteit en differentie is niet begrijpelijk.

Vreemd verschil. Het verschil tussen identiteit en verschil. Precies dat verschil waar het denken tegen zijn eigen grenzen aan loopt. Een naam geven is de identiteit van de zaak. De naamgeving. Neologismen.

Relatie met heidegger. De belangrijkste thematiek van derrida. Deconstructie deze dubbele beweging is een benadering van de traditie, metafysiek de la presance. Die diagnose neemt ie over van heiddegger. Bepaald zijnsverstaan. Gegenstantlichkeit. Door te dringen tot wat fenomenologisch gesproken het meest oorspronkelijk is. Onderdeel daarvan, was om stap voor stap en terugwerkend een destruction der geschichte der ontologie te ondernemen. In fenomenoloigsche zin moest het zijnsverstaan waar mee we opgescheept zitten stap voor stap fenomenologisch gereconstrueerd worden om welke wijze dat specifieke zijnsverstaan de onze is geworden en in welke zin dat een beperkt zijnsverstaan is geweest. Deconstructie komt van destruction. Geen vernietiging, maar een destructurering. Zijn wordt altijd op een bepaalde manier bedacht. We hebben vanzelfsprekend gevonden. Maar het is juist om het te denken. Oorspronkelijk zijn. contact maken met oorsprong. Contact maken met een mogelijkheid te denken die steeds onderdrukt blijft omdat we in de traditie zitten. Terug naar een bepaalde oorsprong. Oorspronkelijk denken. De filosofiesche traditie heeft een specifiek zijnsverstaan gehad, gegenstantlichkeit. In de traditie heerst een zijnsverstaan. Zijn als gegenstantlichtkeit, presance en heidegger heeft het ook wel over het waarheidsbegrip. Voorbeeld: husserl: voor me is. Dat wat is is altijd gedacht vanuit iets dergelijks. De betekenis is uiteindelijk gefundeerd in de wijze waarop iets is. altijd zo gedacht, hypokeimenon. Dat wat is, krijgt betekenis dat wat tegenwoordig is. er zijn betekent tegenwoordig zijn. of tastbaar zijn. object voor me. bij die filosofen zie je dat iedere uitleg van zijn gestoeld is op tegenwoordigheid. Heidegger zegt in tegenwoordigheid of in anwesenheit klinkt precies tegenwoordigheid door, oftewel nu. Dat is eigenlijk een tijdsbepaling. Wat niet naar voren wil komen is dat de bepaling van zijn van dat wat voor me aanwezig is altijd ee prioriteit heeft gegeven aan het nu, dat wat tegenwoordig is, ten opzichte van verleden en toekomst. Dat is een insteek geweest.Als tijd nu de horizon is voor ieder mogelijk zijnsverstaan. Dan moet het zijnsbegrip dus eigenlijk vanuit de tijd begrepen worden. Maar kijk ik naar de filosofische traditie, dan zie ik dat het tijdsbegrip in termen van zijn is begrepen. En dus is het zaak een nieuw tijdsbegrip te ontwikkelen. Extatische openheid. En vervolgens op basis van dat tijdsbegrip kan uiteindelijk de zijnsvraag aan de orde komen.

Herinterpretatie van allerlei klassieke termen. Wesen is niet dat wat er echt is, maar als werkwoord, als gebeuren. Ook waarheid is een gebeuren. Nieuwe ontologie. Diagnose van heidegger over de metafysica van de tegenwoordigheid, en de privalisering van een bepaalde dimensie. En onderprivalisering van tijdelijke dimensies van zijn.Derrida neemt dit voor een heeeel groot deel over. Aanwezigheid voor me is de hoeksteen geweest van de uitleg. Hegel en Husserl. Hoe speelt nu die presance nu een rol in het werk van derrida.De vroege derrida verbindt dat aan spreken en schrijven. Het schrijven heeft het moeten afleggen tegen de privalisering van het spreken. Die zegt dat betekenis er is, dat je die kan uitspreken, dat daarmee niets verloren gaat, dat het de meest onmiddelijkste manier is om betekenis over te gedragen en dat opschrijven een afgeleide is. er is niet waardoor niets verloren zal gaan. Betekenis is meteen gecompliceerd. Essentieel risico van verlies. Zelfs bij de innerlijke dialoog.

Tweede is dat schrijven er toe zal dienen die norm van de zuiverheid van het spreken moet compenseren. De structuur van differentie is niet alleen voor het schrift, maar die structuur gaat overal voor op. Iedere vorm van deconstructie is een norm van zuiverheid gepresenteerd. Spreken (norm) schrijven (afwijking) man (norm) vrouw (afwijking) nu verleden, aanwezigheid afwezigheid. Overal waar een norm is en een geweldadige onderdrukking van de afwijking is deconstructie aan het werk. Husserl -> datgene wat er niet is. een zekere emancipatoire dimensie. Wat als afwijking wordt gepresenteerd, zal in deconstructie van worden getoond, nooit zomaar secundair kan worden gezien ten opzichte van een norm die onproblematisch zou zijn. problematische geldt ook voor de normDus de metafysische traditie bestaat uit tegenstellingen. Tegenstelling is eigenlijk nooit symmetrisch er is altijd een privilege voor de een boven de andere. De jonge Derrida lokaliseert spanningen in fenomenologie. Midden: hoogtijddagen 67-73.

laatste stuk over hierarchytekstualiteit, polysemie en verschil met disseminatie. Risico in communicatie, maar niet dat woorden toch verschillende betekenissen kunne hebben. Het is ook een tekst, dus de tekst zelf staat ook op het spel. Maar ook binnen traditie. Conclusies of het resultaat kan niet zelf een methode zijn die zelf niet problematisch zou zijn. De gedachte dat je in de filosofie neutraal zou kunnen verhouden tegenover een probleem. Deze tekst is door en door reflexief. En die is strikt heideggeriaans. Twee punten waar je op moet letten. Complicatie die aan het licht moet komen die vanaf meet af aan meespeelt. Niet dit dat dit en dan een probleem. Overeenkomst met heidegger. 2. Vanwege initiele complicatie zit je met een beginprobleem in de filosofie. Hoe gaat de filosofie dan van start? Heideggers oplossing was bij de facticiteit beginnen. Deze twee elementen vind je ook bij derrida.

Die initele complicatie bij heidegger is de paradox die vervat is in de zijnsvraag. In het stellen van de zijns vraag. Hebben we een probleem om het woordje is te gebruiken? Nee. Maar weten we wat het betekend? Nee. Vanzelfsprekendheid van zijn dat zich niet expliciet laat maken. Die situatie uit zich in de zijnsvraag. Wat is zijn. we moeten al een voorverstaan hebben van dat gene wat expliciet nog niet begrepen is. je moet het al begrepen hebben voor dat je het kan begrijpen, die paradox, die initiele complicatie. Die maakt dat het onderzoek een specifiek karakter krijgt bij heidegger. Maakt ook dat de functie die het heeft, is om je juist te focussen op de complicatie. Een complicatie die niet de vorm heeft van een cirkelredenering. Maar juist iets essentieel uitdrukt. Een dergelijke circulariteit, de hermeneutische circulariteit wil je juist bij je hebben als fenomenoloog. Tonen als essentieel.Dus, zegt heidegger, beginnen we bij dat alledaags implicite zijnsverstaan. Als factum. Dat is het uitgangspunt, wat zit daar in. maar we compliceren niets. Descriptief. Onze tekst zien we een paradoxale formuleren van hetzelfde soort in zin n. De paradoxale formulering is analoog aan de zijnsquestie van heiddegger. Twee vormen. Is it certain that there corresponds to the word communication, a unique univocal concept, a concept that can be grasped, communicated. Daarvoor moeten we al het woord communicatie vooronderstellen als drager van betekenis. Analoog aan cirkulariteit van wat is de zin van zijn.

Dan zegt ie: we hebben toch geen probleem met woord communicatie (zijn) relatieve specificiteit. Jullie kijken me niet verbaasd aan. We bedoelen er iets mee. Maar communicatie drukt iets uit wat breder is dan transprot van betekenis. Vervolgens derrida meerdere dingen. Polysemie. Wat voor de hand ligt is om te zeggen. Communicatie berhaupt dat betekend iets als transport en daar binnen lingustische communicatie. Hij noemt dat een metafoor. More metaforica. Maar dat zeggen we niet. Want taal is niet afgeleide van algemeen begrip van communicatie.

Want (1) the value of literal or proper meaning appears more problematic than ever. (2) paradox) because the value of displacement of transport is constitutive of the very concept of metaphor by means of which one allegedly understands the semantic displacement which is operated from communication as a non-semiolinguistic fenomenon to communication as a semiolinguistic fenomenon. Letterlijke betekenis is problematisch. Het kan niet zo zijn dat het noodzakelijk is om betekenis als transport, communicatie als transport, in termen van transport te verklaring.Dit is een spel. Wat is hier nou mee gezegd. Deze hele dynamiek. Communicatie in brede zin en afleiding daarvan, vormen van communicatie. Een Norm (dit betekent het) en afleiding (dit betekent het om dat dit op een bepaalde manier aan gerelateerd is) wil ie gaan problematisering. Dus betekenis in de vorm van een letterlijke betekenis. We weten toch wat we bedoelen! Dat wordt geproblematiseerd, een de afleiding wordt geproblematiseerd.

Het stellen van de vraag op deze manier, zoals de zijnsvraag, verplicht tot reflexief denken. Het maakt dat de eigen methode niet meer zuiver kan zijn. We moeten iets met dit probleem op een niet naeve manier ten opzichte van onze eigen methode. Filosofen kunnen zomaar te werk gaan, maar de aard is dat de activiteit van de filosoof gebruikt maakt van wat er op het spel staat (tekst, betekenis enz) die wil ie onderzoeken. Dus geen neutraliteit. Wat heiddegger zag. We kunnen niet op vanzelfsprekendheden terug vallen. Maar je stapt er middenin.

Hoe zou je betekenisvol kunnen schrijven over betekenis. Hoe zou je over communicatie kunnen communiceren. Over het schrift communiseren. Dus op het moment dat D zijn pen op het papier zet speelt de problematiek al.

Thema van de tekst. Differance. I note here between parentheses that in this communication the issue will be, already is the problem of polysemia and communication. Of dissemination which I will oppose to polysemia and communication. In a moment a certain moment a certain concept of writing is bound to intervene, in order to transform itself and perhabs transform the problematic.

Het probleem is het probleem van polysemie en communicatie. een teken kan meerdere betekenissen hebben, en toch is er iets als communicatie. of is er wel iets als communicatie? uiteindelijk conclusie communicatie bestaat niet, is geen zinvolle bepaling.

Nog 1 stap. Het lijkt erop alsof de meerduidigheid van begrippen. Voor zover het problemen geeft. Dat je dat enorm kan ondervangen door te verwijzen naar context. Je zegt dan, een woord kan verschillende dingen betekenen in een bepaalde situatie. Dit woord betekend daar dit en daar dit. So what! Altijd in context en betekenis is te verklaren door te verwijzen naar context waarin het woord wordt gebruikt. De context verklaard uitputtend de betekenis van een woord.

Derrida: de context kan niet uitputtend de betekenis van een woord bepalen. Is dus niet de oplossing. Dat verklaren is het doel.

1e zin van de hoofdstuk. If one take the notion of writing in its usually accepted sense, (not natural sense) one must see it as a means of communication. D lijkt op 2 manier op heiddeger. 1. initile complicatie. 2e alledaagsheid. We hebben al blijkbaar een antwoord op de (zijnsvraag) de vraag wat communicatie is. Gaat om ons gewone begrip van. Dit is gewoon kijken, wat bedoelen we dan? Uitgangspunt in het midden (ons gewonde begrip) Het normaalgesproken geaccepeerde sense, is niet innocent primitive or natural.

Speech-writing is niet symmetrich is een hierarchy, een order of subordination. Hoewel we een gewone betekenis hebben wat schrijven betekend. Is het niet onschuldig. Laten zien hoe onze common sense onderscheidingen op dit punt, in feite hierarcische onderscheidinge zijn die gemaakt zijn. een paalde macht is in het spel. De ene interpretatie wordt verkozen boven het andere.

Initiele complicatie en dus een methodisch probleem. Verzameling onderwerpen. Aanvatten bij het gewone begrip om mee aan de slag te gaan. Nu overzicht wat derrida doet.

Writing and telecommunication. Gempliceerd is in het klassieke concept van schrift is dat de conditie van de mogelijkheid daarvan gelegen is afwezigheid. Het schrift en de afwezigheidsstructuur kan daarmee niet begrepen worden als zomaar communicatie middel. Communicatie verondersteld dan iets naderbij brengen, presance, praten, en schrift is dan hetzelfde maar dan op afstand. Schrift is niet presance, maar afwezigheid. En dan staat op het spel schrift als middel van communicatie.Omdat austin een taalopvatting lijkt te hebben die lijkt aan te slutien bij derrida. Potentiele medestander. Maar austin uiteindelijk niet goed. Wat op het spel staat is verschil tussen polysemie en disseminatie. De polysemie betekend de toevallige meerduidigheid van woorden ten opzichte van een normaal gebruik ervan dat zelf onproblematisch is. woorden hebben grosso modo een normale betekenis. In afgeleide setting misschien andere betekenis, maar dat is afgeleid. Wijkt af.

De structurele disseminatie is niet toevallige polysemie. Maar daarbij wordt duidelijk dat het probleem van die meerduidigheid niet op een toevallige manier gebeurt ten opzichte van een norm die zelf onproblematisch zou zijn. SD maakt duidelijk dat het hele probleem juist schuilt in het gestelt zijn van een norm en het vaststellen van betekenis aan de hand van een norm en een afwijking daarvan. Normaal- abnormaal Serieus grapjes. Dat onderscheid kan niet rigoreus gemaakt worden. Daarmee dient het niet ter verklaring van betekenis en het functioneren van taal, geen voldoende verklaring.Juist als het onderscheid wordt gemaakt tussen normaal abnormaal, hier is austin precies schuldig aan zon impositie van een hiearchische structuur. Norm stellen (hele West Metaf) alsof ie uit de lucht valt maar is die in feite gesteld. Austin whoe pretends to describe the facts and the events of ordinary language makes us accept as ordinary a teleological and ethical determination. Doelgerichteid ipv feit. Samenvatting van de tekst. Conclusie door D: hij wil breder begrip van schrift en schrijven . niet als slechts middel van communicatie, maar juist als structuur. Een differentile structuur aanwezigheid afwezigheid die constitutief is voor , waar wij normaal gesproken zeggen waar betekenis om draait. The whole system of speech consciousness, meaning truht. Daar gaat betekenis en communicatie over volgens traditie. Maar dit is een effect van een in feite constitutieve differentile structuur, geen fundament, maar van een niet reduceerbare complicatie, constitutieve complicatie.

The semantic horizon which habitually governs the notion of communication, is exceeded or punctured by the intervention of writing (in brede zin) universele structuur. That is of a dissemintation that kan not be reduced to polysemie, (meerduidigheid die niet gereduceerd kan worden tot toevallig afwijking van normal begripsgebruik). Writing is in the last analysis does not give rise to a hermeneutic deciphering, to the decoding of a meaning or truth. Orientatie op waarheid: wat is de eigenlijke betekenis. Niks aan of aan tekst dwingt deze beperking af.Het klassieke begrip; ik kan spreken met iemand. Een gedachte van mij is zonder rest vertegenwoordigd in mijn uitspraak. Dat representeerd mijn gedachte. Die is daar en die kan gehoord worden en die kan overgedracht worden, transport. Communicatie hangt op tegenwoordigheid. Presance. Schrijven is een middel, communicatiemiddel, hulpmiddel, om tele-communicatie te kunnen bewerkstelligen. Vertraagde tegenwoordigheid. We maken alsnog tegenworodig, middels een kaartje. Structureel verandert er niks, van presance of dan pas, het is vertraagde aanwezigheid. Schrift is middel van tegenwoordigmaken, representatie. It extends oral communication by representation, same field to a greater range, whitin a homogenuous element across which the unity and integrity is not affected in a essential way. (als het niet over komt is het toevallig)

Als we dan het als middel van communicatie opvatten, wat verschilt het dan van spreken. Het kenmerk van schrijven in het normale begrip is afwezigheid. Het vermogen van tekens om nog te kunnen functioneren als ik er zelf niet meer ben. Die afwezigheid van allerlei omstandigheden zijn essentieel voor het schrift. Twee aspecten tegenover elkaar uitspelen. Context afhankelijkheid en contextonafhankelijkheid. Maar context en schrijven? Het schrift moet precies kunnen functioneren in iedere context. 1 afwezigheid van geadresseerde: een boodschap moet leesbaar zijn los van een specifieke gedetermineerde ontvanger. Gecodeerd. No code is structurally secret. Het moet kunnen functioneren als betekenisvol. Kan niet van te voren in besloten liggen voor wie het is. 2 aan de andere kant moet het kunnen functioneren voorbij de dood van de auteur. Schrijven is voor een deel een machine die je aanzet en dan zelstandig leven gaat leiden. Je gaat speuren naar de intentie, maar is dat verloren? Lezen is het traceren van de oorspronkelijke intentie? Nee, nee, er is niets aan het tekstbegrip dat maakt dat dat de enige intentie moet zijn, niets dat maakt dat dat de manier is waarop je met tekst zou moeten omgaan.

Afwezigheid van de verstuurder is Essential drifting. Writing orphan. Opschrijven, cut off van mijn intentie die ik er mee had. Nu zien we iets. wat dan. Wat constitutief is voor ons begrip van schrijven is dat het MOET kunnen breken met een gedetermineerde context. Het hoofdkenmerk is niet tegenwoordig maken van intentie, maar kunnen breken met welke context dan ook. In elke context moet het kunnen functioneren. Dat is de conclusie. Die constitutive rol van het kunnen breken met, force of rupture is due the spacing that contstitute it (the text) Er is geen betekenisvol teken dat uit een context gehaald worden en niet in een nieuwe context kan functioneren.

Lostaan van een gespecificeerde context. But also from all the forms of a present referend in the past or to come , in the modified form. Subjective or objective. Constitutief voor tekens als betekenisvol moet niet afhankelijk zijn van intentie of gedetermineerde context.This spacing is not the simple negativity of a lack. But the emergence of the mark. Steeds iets anders kunnen beteken, steeds in een andere context kunnen worden opgenomen. Dus niet: een risico van fout gaan. (normaal gaat het goed, maar soms een lack) nee dat kenmerk is juist constitutief. Is niet simple negativity of a lack. It is not the work of the negative in the service of meaning, dus ten opzichte van een bepaalde norm van geslaagde communicatie. Wat ziet hij dan al seen teken. Het maakt tegenwoordig een bepaalde positieve betekenis, intentie. D noemt het een grapheen (kleinste betekenisvolle unit) non present remaining of a differential mark cut off from its alleged production or origin. Wat maakt een teken tot een teken? Niet dankzij de intentie, maar juist zijn afgensneden zijn van oorsprong, de mogelijkheid te breken met context.

Iterabiliteit. Dit vermogen om te kunnen functioneren in verschillende contexten is iterabiliteit. Iter komt van other alteriteit. Repetition to alterity. Herhaalbaarheid en anders zijn. Het moet herhaald kunnen worden, maar zodanig dat het ook steeds anders kan zijn, kan worden. Een teken is iterabel dat er een contadrictoire eis is in ons begrip ervan. Iterabiliteit.

Austin gebruikt juist het begrip context om te verklaren dat er een normaal taalgebruik is en dat er iets onder normale omstandigheden een bepaalde betekenis heeft, en als iemand niet serieus is betekend het iets anders. Ik beloof het je. Austin: natuurlijk , taalhandelingen kunnen niet slagen, maar in normale omstandigheden zal het lukken. Dus niet in toneelstuk.

Austins analyse gaat ervanuit dat je zinvol taalhandelingen kunt analyseren door te verwijzen naar een normaal gebruik een een afwijzing van die norm. Falicities, context, randverschijnselen die maken dat een taalhandeling slaagt. Maar het kan ook dat het niet lukt, acteur.