Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het...

15
IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingen Vraag 1 Een reservoir bevat x liter water. Men verbruikt 60 % van dat water waarna men 120 liter water toevoegt aan het reservoir. Het reservoir bevat nu 10 % meer water dan oorspronkelijk. Uit welke van de volgende vergelijkingen kan men x berekenen? (A) 0, 6x + 120 = 1, 1x (B) 0, 4x + 120 = 0, 9x (C) 0, 4x + 120 = 1, 1x (D) 0, 6(x + 120) = 0, 9x Oplossing: C Vraag 2 Waaraan is R( 2x 2 - 1 ) (x + 3) dx gelijk? (A) x 4 2 +2x 3 - x 2 2 - 3x + C (B) 2x 4 +6x 3 - x 2 - 3x + C (C) x 5 3 +2x 4 - x 3 2 - 3x 2 + C (D) 6x 2 + 12x - 1+ C Oplossing: A Vraag 3 De uitdrukking 3 2 3 2 - 1 2 9 0 3 1 3 2 1 2 3 -1 is gelijk aan (A) 81 2 (B) 1 (C) 0 (D) 9 2 Oplossing: D 1

Transcript of Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het...

Page 1: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingen

Vraag 1

Een reservoir bevat x liter water. Men verbruikt 60 % van dat water waarna men 120 liter water toevoegtaan het reservoir. Het reservoir bevat nu 10 % meer water dan oorspronkelijk. Uit welke van de volgendevergelijkingen kan men x berekenen?

(A) 0, 6x+ 120 = 1, 1x

(B) 0, 4x+ 120 = 0, 9x

(C) 0, 4x+ 120 = 1, 1x

(D) 0, 6(x+ 120) = 0, 9x

Oplossing: C

Vraag 2

Waaraan is∫ (

2x2 − 1)

(x+ 3) dx gelijk?

(A) x4

2 + 2x3 − x2

2 − 3x+ C

(B) 2x4 + 6x3 − x2 − 3x+ C

(C) x5

3 + 2x4 − x3

2 − 3x2 + C

(D) 6x2 + 12x− 1 + C

Oplossing: A

Vraag 3

De uitdrukking 323 2− 1

2 90 313

212 3−1

is gelijk aan

(A) 812

(B) 1

(C) 0

(D) 92

Oplossing: D

1

Page 2: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 4

Als1

15+

1

a=

1

ben b = −0, 5 , dan is a gelijk aan

(A) −312

(B) −1531

(C) −3017

(D) 1529

Oplossing: B

Vraag 5

A en B zijn constanten verschillend van 0. Voor alle x verschillend van −1 en verschillend van 1 isA

4(x+1) −B

4(x−1) + 12(x−1)2 gelijk aan

(A) A(x−1)2−B(x+1)(x−1)+2(x+1)4(x+1)(x−1)2

(B) A(x−1)2−B(x+1)(x−1)+2(x+1)4(x+1)(x−1)3

(C) A(x−1)2−B(x+1)(x−1)2+2(x+1)(x−1)4(x+1)(x−1)3

(D) A(x−1)3−B(x+1)(x−1)2+2(x+1)(x−1)4(x+1)(x−1)2

Oplossing: A

Vraag 6

De uitdrukking |3− 2x| < 1 is gelijkwaardig met

(A) x < 1

(B) x > 1

(C) 1 < x < 2

(D) 2 < x < 1

Oplossing: C

2

Page 3: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 7

Welke van onderstaande vergelijkingen is de vergelijking van de cirkel met straal√

2 en middelpuntM(−2, 7)?

(A) x2 + 4x+ y2 − 14y + 51 = 0

(B) x2 − 4x+ y2 + 14y + 51 = 0

(C) x2 + 2x+ y2 − 7y + 51 = 0

(D) x2 − 4x+ y2 − 14y + 51 = 0

Oplossing: A

Vraag 8

Volgens positieve x-zin noemen we “naar rechts” en volgens positieve y-zin noemen we “naar boven”.

1

1

0 x

y

Jan vertrekt op een punt A en gaat 4 meter naar rechts. Vervolgens gaat Jan 6 meter naar boven. Tenslotte gaat Jan onder een hoek van 45 graden met de x-as links naar beneden over een afstand van 2 meter.Hoe ver bevindt Jan zich op het einde van het vertrekpunt A?

(A)√

48 meter

(B)√

20 meter

(C) 12 meter

(D)√

56− 20√

2 meter

Oplossing: D

3

Page 4: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 9

Onderstaande tekening is de grafiek van een functie f .

1

1

0 x

y

Welke van de volgende resultaten kan als enige juist zijn?

(A)∫ 1−1 f(x)dx = 4

(B)∫ 30 f(x)dx = −1, 5

(C)∫ 51 f(x)dx = 1

(D)∫ 42 f(x)dx = 2

Oplossing: B

4

Page 5: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 10

Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45◦/sec rond het punt S opde x-as. De beweging wordt op de tekening aangegeven met pijltjes.

A

B

S

2l

lx

y

De tekening komt overeen met de stand op tijdstip t = 0. Na t sec is y(t) de y-coordinaat van het hoogstepunt van de staaf. Welke figuur is de grafiek van y als functie van de tijd t in seconden?

1

l

2l

(A)

t (s)

y

1

l

2l

(B)

t (s)

y

1

l

2l

(C)

t (s)

y

1

l

2l

(D)

t (s)

y

Oplossing: A

5

Page 6: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 11

Waaraan is log5

(25

5√125

)gelijk?

(A) 75

(B) −1

(C) 13

(D) 0

Oplossing: A

Vraag 12

Gegeven is de functie met voorschrift f(x) = 5 sin(x5 − 2

)+ 3. Welke van de volgende uitspraken is juist?

(A) −2 ≤ f(x) ≤ 8 voor alle x ∈ R

(B) 2 ≤ f(x) ≤ 4 voor alle x ∈ R

(C) −4 ≤ f(x) ≤ 6 voor alle x ∈ R

(D) −8 ≤ f(x) ≤ 2 voor alle x ∈ R

Oplossing: A

Vraag 13

Als f(x) = 3√x+√x, dan is f ′(1) =

(A) 13 2−2/3

(B) 2−5/3

(C) 13 2−5/3

(D) 2−2/3

Oplossing: B

Vraag 14

Gegeven zijn de punten P (2, 1) en Q(5, 0). Welk punt R ligt op de rechte PQ?

(A) R(800,−260)

(B) R(299,−98)

(C) R(1004,−335)

(D) R(−12535, 4280)

Oplossing: B

6

Page 7: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 15

Beschouw de veelterm p(x) = (x2 + 3x+ 2)(x− 3). Welke van onderstaande uitspraken is geldig?

(A) De veelterm p(x) heeft geen negatieve reele nulpunten.

(B) De veelterm p(x) heeft juist 1 negatief reeel nulpunt.

(C) De veelterm p(x) heeft juist 2 negatieve reele nulpunten.

(D) De veelterm p(x) heeft juist 3 negatieve reele nulpunten.

Oplossing: C

Vraag 16

Als een warm voorwerp in een koudere omgeving geplaatst wordt, dan koelt het af volgens de koelwet vanNewton. Voor een kopje koffie dat bij aanvang 80◦C is en in een omgeving van 20◦C geplaatst wordt, zegtde wet T (t) = 20 + 60 e−k t, waarbij T de temperatuur is in functie van de tijd t (in minuten) en k eenpositieve constante. Na 10 minuten is de koffie nog 60◦C warm. Hoe warm is hij nog na 20 minuten?

(A) 36, 7◦C

(B) 41, 7◦C

(C) 46, 7◦C

(D) 51, 7◦C

Oplossing: C

Vraag 17

De lengte h van de hoogtelijn in de volgende willekeurige driehoek is

h

d

α β

(A)d

cotanα− cotanβ

(B)d

cotanα+ cotanβ

(C)d

tanα− tanβ

(D)d

tanα+ tanβ

Oplossing: B

7

Page 8: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 18

Als je een voorwerp met massa m vanop grote hoogte laat vallen bereikt het na enige tijd zijn limietsnelheid,i.e. de maximale valsnelheid, v. De limietsnelheid voldoet aan volgende vergelijking:

mg = λv2 .

Hierin is g de valversnelling (g = 9, 81 m/s2) en λ een evenredigheidsconstante die afhankelijk is van de vormvan het voorwerp.Beschouw een bolvormige afgesloten capsule met massa M met daarin plaats voor een persoon. Een persoonmet massa m1 neemt plaats in de capsule, waarop de capsule door een helikopter naar 5000 m hoogte wordtgebracht en wordt losgelaten. Na enige tijd bereikt de capsule de limietsnelheid v1. Nadien neemt eentweede persoon met onbekende massa m2 plaats in de capsule, waarna die (na op dezelfde hoogte te zijnlosgelaten) limietsnelheid v2 bereikt.Waaraan is m2 gelijk?

(A) m2 = v2v1m1

(B) m2 = v1v2m1

(C) m2 = (M +m1)v21v22−M

(D) m2 = (M +m1)v22v21−M

Oplossing: D

Vraag 19

Onderstaande figuur geeft de grafiek van de functie f : R→ R weer met een volle lijn en de grafiek van defunctie g : R→ R met een streepjeslijn. Welk van onderstaande uitspraken is geldig?

0 x

a

2a

3a

f(x)

g(x)

(A) f(x) = g(x+ 2a)

(B) f(x) = g(x) + 2a

(C) f(x) = 2g(x+ a)

(D) f(x) = 2g(x) + a

Oplossing: D

8

Page 9: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016

Vraag 20

Gegeven is de functie f : R→ R : x 7→ f(x) =√x2 + 5− x.

Welke van volgende uitspraken is geldig?

(A) De functie f is overal stijgend.

(B) De functie f is overal dalend.

(C) De functie f heeft een maximum.

(D) De functie f heeft een minimum.

Oplossing: B

9

Page 10: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

Deel 2. Basiskennis chemie

Achteraan dit deel vind je een periodiek systeem van de elementen. Gebruik dit waar nodig.

Vraag 22

Welk zout ontstaat er bij de oxidatie van koper (Cu) door salpeterzuur (HNO3)?

Cu + 4 HNO3 ? + 2 NO2 + 2 H2O

(A) Cu(NO3)2

(B) Cu(NO2)3

(C) CuNO6

(D) CuN2O3

Oplossing: A

Vraag 23

In de citroenzuurcyclus is een van de stappen de omzetting van citraat in cis-aconitaat. Welk type reactieis dit?

COO−

CH2

C OHCOO−

C HH

COO−

citraat

CCOO− CH2

COO−

CHCOO−

cis-aconitaat

+ H2O

(A) additie

(B) eliminatie

(C) substitutie

(D) polymeervorming

Oplossing: B

Vraag 24

Coca-cola is erg zuur (pH ≈ 2,5) door de aanwezigheid van fosforzuur (H3PO4). Fosforzuur kan menproduceren door fosforpentoxide (P2O5) te laten reageren met water:

P2O5 + 3 H2O 2 H3PO4

Stel dat we 14,2 g P2O5 laten reageren met voldoende water, hoeveel gram fosforzuur zullen we dan vormen?

(A) 9,8 g

10

Page 11: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

(B) 19,6 g

(C) 28,4 g

(D) 196 g

Oplossing: B

Vraag 25

De volgende energiediagrammen horen bij vier verschillende reacties. In welke reactie komt de meeste energievrij?

0

20

40

60

80

100

reagentia

producten

(A)

ener

gie

reactieverloop

0

20

40

60

80

100

reagentia

producten

(B)

ener

gie

reactieverloop

0

20

40

60

80

100

reagentia

producten

(C)

ener

gie

reactieverloop

0

20

40

60

80

100

reagentia

producten

(D)

ener

gie

reactieverloop

Oplossing: B

11

Page 12: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

Vraag 26

Je wil een experiment uitvoeren waarvoor je natriumhydroxide (NaOH) nodig hebt. Je weegt 40 g NaOHaf, doet dit in een erlenmeyer en je voegt water toe tot het 0,50 L merkteken. Vervolgens schud je met deerlenmeyer tot al het NaOH is opgelost. 100 mL van deze oplossing verdun je tot 0,80 L. Wat is de molaireconcentratie van deze finale oplossing?

(A) 0,125 mol/L

(B) 0,250 mol/L

(C) 0,500 mol/L

(D) 1,60 mol/L

Oplossing: B

Vraag 27

Onderstaande tabel geeft een overzicht van een aantal halfreacties met hun standaard redoxpotentialen.

elektrode halfreactie E0 (V)

O2(g) + 2 H+(aq) + 2 e– H2O2(aq) +0,68

O2(g) + 4 H+(aq) + 2 e– 2 H2O(l) +1,23

Cl2(aq) + 2 e– 2 Cl– (aq) +1,36

2 HOCl(aq) + 2 H+(aq) + 2 e– Cl2(aq) + 2 H2O(l) +1,64

H2O2(aq) + 2 H+(aq) + 2 e– 2 H2O(l) +1,77

Welke stof in de tabel is de sterkste reductor?

(A) H2O2

(B) H2O

(C) H2O2 + 2 H+

(D) O2 + 2 H+

Oplossing: A

12

Page 13: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

Vraag 28

Bij hoge temperatuur en in aanwezigheid van een katalysator zal zwaveltrioxide ontleden volgens onder-staande endotherme reactie:

2 SO3(g) 2 SO2(g) + O2(g) ∆H◦ = +196 kJ/mol

Hoe kan de ontbinding van het zwaveltrioxide bevorderd worden?

(A) Door de temperatuur te verlagen, omdat het evenwicht verschuift naar de kant van de producten.

(B) Door de temperatuur te verlagen, omdat het evenwicht verschuift naar de kant van de reagentia.

(C) Door de temperatuur te verhogen, omdat het evenwicht verschuift naar de kant van de producten.

(D) Door de temperatuur te verhogen, omdat het evenwicht verschuift naar de kant van de reagentia.

Oplossing: C

Vraag 29

In het labo worden 5 kleine tubes gevonden met een specifieke hoeveelheid stof in gram uitgedrukt. Welketube bevat de meeste atomen?

(A) De tube met 1 g Cu

(B) De tube met 1 g 14C

(C) De tube met 10 g U

(D) De tube met 1 g C

Oplossing: D

Vraag 30

Welke van onderstaande organische moleculen kan cis-trans-isomerie vertonen?

(A) H3C C C CH3

(B) H2C CH2

(C) H3C CH CH CH3

(D)H2C CH2

CH2CH2

Oplossing: C

13

Page 14: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

Vraag 31

Dit zijn de titratiecurven van vier verschillende titraties. Welke curve stelt de titratie van 25 cm3 NaOHmet HCl voor? Beide oplossingen hebben een concentratie van 0,1 mol/L.

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(A)

Volume toegevoegde HCl (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(B)

Volume toegevoegde HCl (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(C)

Volume toegevoegde HCl (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(D)

Volume toegevoegde HCl (cm3)

pH

Oplossing: A

14

Page 15: Deel 1. Basiskennis wiskunde met oplossingenIJkingstoets Basiskennis wiskunde juni 2016 Vraag 10 Het lijnstuk [AB] draait (in het xy-vlak) met een constante hoeksnelheid van 45 /sec

IJkingstoets Basiskennis chemie juni 2016

Fr

Ra

Ac

Rf

Db

Sg

Bh

Hs

Mt

Ds

Rg

Cn

Nh

Fl

Mc

Lv

Ts

Og

Cs

Ba

La

Hf

Ta

WR

eO

sIr

Pt

Au

Hg

Tl

Pb

Bi

Po

At

Rn

Rb

Sr

YZ

rN

bM

oT

cR

uR

hP

dA

gC

dIn

Sn

Sb

Te

IX

e

KC

aS

cT

iV

Cr

Mn

Fe

Co

Ni

Cu

Zn

Ga

Ge

As

Se

Br

Kr

Na

Mg

Al

Si

PS

Cl

Ar

Li

Be

BC

NO

FN

e

HH

e

(223)

(226)

(227)

(267)

(268)

(269)

(270)

(269)

(278)

(281)

(282)

(285)

(286)

(289)

(289)

(293)

(294)

(294)

132,9

137,3

138,9

178,5

180,9

183,9

186,2

190,2

192,2

195,1

197,0

200,6

204,4

207,2

209,0

(209)

(210)

(222)

85,5

87,6

88,9

91,2

92,9

95,9

(98)

101,1

102,9

106,4

107,9

112,4

114,8

118,7

121,8

127,6

126,9

131,3

39,1

40,1

45,00

47,9

50,9

51,1

54,9

55,9

58,9

58,7

63,6

65,4

69,7

72,6

74,9

79,0

79,9

83,8

23,0

24,3

27,0

28,1

31,0

32,1

35,5

40,00

6,9

9,0

10,8

12,0

14,0

16,0

19,0

20,2

1,0

4,0

87

88

89

104

105

106

107

108

109

110

111

112

113

114

115

116

117

118

55

56

57

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81

82

83

84

85

86

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

11

12

13

14

15

16

17

18

34

56

78

910

12

0,9

1,2

1,5

1,8

2,1

2,5

3,0

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

2,1

2,8

2,5

Ce

Pr

Nd

Pm

Sm

Eu

Gd

Tb

Dy

Ho

Er

Tm

Yb

Lu

Th

Pa

UN

pP

uA

mC

mB

kC

fE

sF

mM

dN

oL

r

140,1

140,9

144,2

(145)

150,4

152,0

157,3

158,9

162,5

164,9

167,3

168,9

173,0

175,0

232,0

231,0

238,0

(237)

(244)

(243)

(247)

(247)

(251)

(252)

(257)

(258)

(259)

(266)

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

90

91

92

93

94

95

96

97

98

99

100

101

102

103

PeriodiekSysteem

vandeElementen

lanthaniden actiniden

1 2 3 4 5 6 7

12

34

56

78

910

1112

1314

15

16

17

18

IA

IIA

III

BIV

BV

BV

IB

VII

BV

III

BI

BII

BII

IA

IVA

VA

VI

AV

IIA

0

X Ar

ZEN

symbool

relatiev

eatoommassa

atoomnummer

elek

troneg

ativiteit

15