De Zuiderzee Amsterdam - Schoolondersteuningsprofiel PO · 2018-05-29 · Naam directeur Rienkje...
Transcript of De Zuiderzee Amsterdam - Schoolondersteuningsprofiel PO · 2018-05-29 · Naam directeur Rienkje...
Schoolondersteuningsprofiel PO
ABBS de Zuiderzee
Datum oorspronkelijke versie: april 2013
Datum herziene versie: mei 2015
Herziene versie door: Henny Deen – kwaliteitsadviseur ABSA
Rienkje van der Eijnden – directeur ABBS de Zuiderzee
2
Inhoudsopgave ABBS de Zuiderzee ................................................................................................................................... 1
1. Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2. Gegevens over de school en de leerling- en ouderpopulatie.......................................................... 5
2.1. Contactgegevens ..................................................................................................................... 5
2.2. Beknopte beschrijving van de school ...................................................................................... 5
2.3. Waar de school voor staat – onze missie ................................................................................ 6
2.4. Waar de school voor gaat – onze visie .................................................................................... 6
2.5. De doelen die wij willen bereiken ........................................................................................... 6
2.6. Visie op leerlingenzorg ............................................................................................................ 7
2.6.1. Visie op verschillen tussen kinderen ............................................................................... 7
2.6.2. Visie op ondersteuning .................................................................................................... 7
2.7. Kenmerken leerling- en ouderpopulatie ................................................................................. 8
2.7.1. Herkomst ......................................................................................................................... 8
2.7.2. Opleidingsniveau, culturele achtergrond en taalvaardigheid ......................................... 8
2.7.3. Verwachtingen en ondersteuning van ouders ................................................................ 8
2.7.4. Uitstroom ........................................................................................................................ 9
2.8. Het onderwijsconcept – ontwikkelingsgericht onderwijs ....................................................... 9
2.8.1. Over ontwikkelingsgericht onderwijs .............................................................................. 9
2.8.2. Kenmerken van het OGO op de Zuiderzee .................................................................... 10
2.8.3. Kwaliteit volgens de Onderwijsinspectie ....................................................................... 10
3. Passend onderwijs op dit moment ................................................................................................ 11
3.1. Onderwijsaanbod – de basis is goed onderwijs voor alle kinderen ...................................... 11
3.1.1. Een veilige omgeving en een goed pedagogisch klimaat .............................................. 11
3.1.2. Ontwikkelingsgerichte aanpak – thematisch werken ................................................... 11
3.1.3. Methodisch onderwijsaanbod d.m.v. een handelings- en opbrengstgerichte aanpak . 12
3.2. Het volgen van de ontwikkeling van onze leerlingen ............................................................ 12
3.2.1. Zicht houden op de ontwikkeling op schoolniveau ....................................................... 12
3.2.2. Zicht houden op de ontwikkeling van kinderen op groepsniveau ................................ 12
3.3. Zorg over de ontwikkeling ..................................................................................................... 13
3.3.1. Zorg over de leerontwikkeling ........................................................................................... 13
3.3.2. Zorg over de sociale en emotionele ontwikkeling............................................................. 14
3.3.3. Zorg over de thuissituatie .................................................................................................. 14
3.3.4. Medische zorg ............................................................................................................... 14
3
3.4. Wat we doen bij zorg over de ontwikkeling .......................................................................... 15
3.4.1. Leerlingbespreking ........................................................................................................ 15
3.4.2. Kortdurend begeleidingsplan ........................................................................................ 15
3.4.3. Inbreng in intern overleg ............................................................................................... 15
3.4.4. Bespreking in het ZBO (zorgbreedte overleg) ............................................................... 15
3.4.5. Onderzoek door derden ................................................................................................ 15
3.5. Interventies op schoolniveau ................................................................................................ 16
3.6. Interventies basisondersteuning ........................................................................................... 16
3.7. Extra ondersteuning voor specifieke onderwijsbehoeften ................................................... 18
3.7.1. Aanvraag bij het loket van het SWV .............................................................................. 18
3.7.2. Inzet van projectmiddelen van de gemeente Amsterdam ............................................ 18
3.7.3. Inzet van middelen leerlinggebonden financiering (LGF) ............................................. 18
3.8. Match onderwijsbehoeften en aanbod ................................................................................. 19
4. Passend onderwijs straks .............................................................................................................. 20
4.1. Ambities en ontwikkelpunten korte termijn ......................................................................... 20
4.2. Ambities en ontwikkelpunten langere termijn ..................................................................... 20
4.3. Professionalisering ................................................................................................................ 21
4.4. Overige randvoorwaarden .................................................................................................... 21
4.5. Grenzen mogelijkheden voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften. ........... 21
4
1. Inleiding
In het kader van de Wet op het passend onderwijs wordt van iedere school verwacht dat zij een
schoolondersteuningsprofiel opstelt. Daarin omschrijft de school welke basisondersteuning zij biedt
aan de leerlingen en welke mogelijkheden er zijn om leerlingen te ondersteunen die extra
onderwijsbehoeften hebben.
Iedere leerling heeft bepaalde onderwijsbehoeften, verschillen zijn er altijd en voor een groot deel
inpasbaar in het onderwijs. Sommige leerlingen hebben onderwijsbehoeften waar een bepaalde
(reguliere) school niet aan kan voldoen. Bijvoorbeeld omdat zij de juiste expertise niet in huis heeft,
omdat het gebouw niet geschikt is of omdat gezien de beschikbare formatie in een specifiek geval te
weinig individuele aandacht, begeleiding of fysieke verzorging kan worden geboden.
In dit profiel geven wij aan in hoeverre onze school op dit moment al passend onderwijs biedt, d.w.z.
rekening houdt met (verschillen in) onderwijsbehoeften, en waar wij momenteel handelingsverlegen
zijn in het realiseren van een passend aanbod. We geven aan wat onze visie en ambities aangaande
passend onderwijs zijn en wat wij nodig hebben om dit te realiseren.
De oorspronkelijke versie van dit document is opgesteld in april 2013. De school bevond zich toen in
een overgangsfase. Het toenmalige document is opgesteld door de interim directeur die op dat
moment aan de school verbonden was.
In de afgelopen twee jaar heeft de school een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Hieruit is de
noodzaak ontstaan om het ondersteuningsprofiel te herzien, zodat dit weer recht doet aan de
situatie op dit moment.
5
2. Gegevens over de school en de leerling- en ouderpopulatie
In dit hoofdstuk presenteren we kort de school, de populatie en de belangrijkste onderwijsbehoefte
van de leerlingen.
2.1. Contactgegevens Naam school ABBS de Zuiderzee
Adres school Brigantijnkade 51, 1086 VB Amsterdam
Naam directeur Rienkje van der Eijnden
Naam ib’er (s) Maartje Neefjes, Ine Timmermans
Naam bestuur ABSA scholengroep
Naam contactpersoon Rienkje van der Eijnden
Email contactpersoon [email protected]
Tel. contactpersoon 020 – 4165862
Website www.abbsdezuiderzee.nl
2.2. Beknopte beschrijving van de school De Zuiderzee is een algemeen bijzondere basisschool op IJburg. De school staat voor kwalitatief goed
en betekenisvol onderwijs, dat wordt vormgegeven vanuit de principes van ontwikkelingsgericht
onderwijs (OGO). Binnen het OGO staan samenwerkend, spelend en onderzoekend leren centraal.
Het onderwijs draagt bij aan de brede ontwikkeling van kinderen.
De Zuiderzee is in de afgelopen jaren gegroeid van een kleine, startende school naar een stabiele
school met ongeveer 370 leerlingen. De school is gehuisvest in een prettig en licht schoolgebouw –
met inpandige gymzaal – op Steigereiland-Noord.
De Zuiderzee is een algemeen bijzondere school op IJburg. De school is opgericht door het bestuur
van ABBS Het Gein en is in januari 2003 gestart onder de naam ABBS IJburg. Inmiddels valt de school
samen met vijf andere scholen onder de ABSA scholengroep. De school is in de eerste jaren van zijn
bestaan veelvuldig verhuisd. Dit heeft veel gevraagd van het toenmalige team. In juni 2010 is de
school in het huidige gebouw aan de Brigantijnkade gekomen en is er een nieuwe naam gekozen: De
Zuiderzee. De school deelt het gebouw met Partou (BSO en VVE voorschool).
Vanaf 2010 is het leerlingaantal sterk gegroeid. Op dit moment heeft de school zo’n 370 leerlingen in
16 groepen. Momenteel heeft de school – net als de andere scholen op IJburg – te maken met krimp
van het aantal leerlingen. De prognoses van de gemeente geven aan dat deze krimp zich de komende
jaren zal voortzetten. Inmiddels wordt er weer gebouwd op diverse locaties op IJburg en op het
Zeeburgereiland. Dit heeft waarschijnlijk effect op het aantal kinderen en daarmee op het
leerlingaantal.
Vanaf de oprichting van de school is er voor gekozen om het onderwijs vorm te geven volgens de
principes van Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO). Vanwege de instroom van veel nieuwe
leerkrachten die nog niet volledig vertrouwd zijn met dit concept, is er in 2013 voor gekozen om op
een aantal gebieden te kiezen voor een ‘traditionele’ methode. In de afgelopen twee jaar is er hard
gewerkt aan de ontwikkeling van de school. Inmiddels is de basiskwaliteit van de school weer prima
in orde en wordt er gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het OGO concept.
6
2.3. Waar de school voor staat – onze missie ABBS De Zuiderzee is een basisschool op IJburg waar alle* kinderen uit de buurt welkom zijn.
De Zuiderzee biedt kwalitatief goed en betekenisvol onderwijs en draagt bij aan de brede
ontwikkeling van ieder kind.
De Zuiderzee is een plezierige plek waar we met en van elkaar leren en waar je mag zijn wie je bent.
* Ieder kind is welkom, mits er plaats is en de school voldoende ondersteuning kan bieden.
2.4. Waar de school voor gaat – onze visie Wij streven ernaar dat kinderen betrokken zijn bij hun eigen leerproces en dat zij ervaren dat leren
voor hen zinvol en nuttig is. Door samen te werken binnen betekenisvolle activiteiten leren kinderen
met en van elkaar. Ze ontdekken samen met anderen de wereld om hen heen en de rol die ze in de
maatschappij kunnen vervullen. De leerkracht doet voor en doet mee en biedt zo ieder kind de
mogelijkheid een stap verder te komen.
Wij willen dat kinderen actieve, betrokken en kritische burgers zijn en worden en dat zij hun eigen
kwaliteiten en talenten kennen en ontwikkelen.
Met ons onderwijs willen we een zo optimaal mogelijke bijdrage leveren aan de kennis en
vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Daarbij dragen we bij aan een brede ontwikkeling: een goede
basis in taal en rekenen, kennis van de wereld, sociale competenties, persoonsvorming en
burgerschapsvorming en vaardigheden als samenwerken, problemen oplossen, communiceren,
creativiteit, leren leren, mediawijsheid en ict-vaardigheid.
Later denken kinderen met plezier terug aan hun basisschooltijd en hebben zij veel goede
herinneringen aan de Zuiderzee.
2.5. De doelen die wij willen bereiken Het team van de Zuiderzee stelt zich het volgende ten doel:
Kinderen zijn of worden goede lezers.
Kinderen zijn of worden sterke rekenaars.
Kinderen zijn of worden sterk in taal.
Kinderen zijn actieve, betrokken en kritische burgers.
Kinderen kennen hun eigen kwaliteiten en talenten.
Kinderen zijn sociaal vaardig en kunnen samenwerken met anderen.
Kinderen zijn nieuwsgierig naar de wereld om zich heen. Zij zijn vaardig in het ontdekken en
onderzoeken van de wereld en participeren erin. Zij kunnen zelf of met hulp van anderen
problemen oplossen die ze daarbij tegenkomen.
Kinderen zijn ICT vaardig en media’wijs’.
Kinderen beschikken over vaardigheden die nodig zijn om nieuwe dingen te leren, zowel op
school als daarbuiten.
7
Deze doelen zijn bewust breed geformuleerd. Binnen de school zijn en worden deze doelen nader
uitgewerkt tot leerlijnen en doelen op groeps- en kindniveau. De doelen sluiten aan bij de
kerndoelen die door de overheid zijn vastgesteld voor het basisonderwijs.
2.6. Visie op leerlingenzorg
2.6.1. Visie op verschillen tussen kinderen
Uitgangspunt binnen Ontwikkelingsgericht onderwijs is dat elk kind zich kan ontwikkelen en kan
leren. Daarbij verschillen kinderen van elkaar in aanleg en interesse en die verschillen mogen er zijn.
Ons ontwikkelingsgerichte onderwijs sluit aan bij de zone van de naaste ontwikkeling van kinderen
en brengt ieder kind een stap verder in zijn ontwikkeling. Daarbij is het streven dat elk kind mee kan
doen aan de activiteiten binnen de groep. Op die wijze realiseren wij onderwijs dat past.
2.6.2. Visie op ondersteuning
Op ABBS de Zuiderzee zorgen we dat ieder kind zich kan ontwikkelen en tot leren komt. We
hanteren daarbij de cirkels van basisontwikkeling. Hierin is af te lezen dat de voorwaarden om tot
leren te komen zijn dat een kind emotioneel vrij en nieuwsgierig kan zijn en dat het voldoende
zelfvertrouwen ontwikkelt. De cirkels laten ook zien dat wij niet alleen inzetten op specifieke kennis
en vaardigheden (de kerndoelen), maar ook op brede ontwikkelingsdoelen.
We laten kinderen zien wat ze kunnen en waar ze in uitblinken en helpen hen om een volgende stap
te zetten. We willen dat kinderen zich ontwikkelen tot zelfstandige mensen, dat zij nieuwsgierig zijn
en zelfvertrouwen hebben en dat zij zich ook na hun tijd op de Zuiderzee blijven ontwikkelen. Wij
hebben hoge verwachtingen van elk kind en proberen altijd zoveel mogelijk uit het kind te halen.
We willen zorgen voor eigenaarschap en betrokkenheid bij kinderen en leerkrachten waarbij oog is
voor wat het kind kan en de kwaliteiten van het kind. We richten ons op de ouder als partner.
Alle kinderen hebben onze zorg en aandacht nodig. Elk kind heeft eigen mogelijkheden en
ontwikkelbehoeften. Wij denken dat het voor alle kinderen gaat om goed, ontwikkelingsgericht
onderwijs. We spreken van goed onderwijs en het omgaan met verschillen tussen kinderen.
Uiteraard kan er soms wel ‘zorg’ ontstaan over (de ontwikkeling van) een leerling. Ook zijn er
leerlingen die voor kortere of langere tijd behoefte hebben aan specifieke ondersteuning,
aanpassing van het aanbod en/of gebruik van hulpmiddelen. Hoe we daarmee omgaan staat in ons
schoolspecifieke ondersteuningsplan ‘Omgaan met verschillen op de Zuiderzee’.
8
2.7. Kenmerken leerling- en ouderpopulatie
2.7.1. Herkomst
In de loop der jaren is de school op verschillende plekken op IJburg gehuisvest geweest. Hierdoor
wonen de huidige leerlingen verspreid over heel IJburg. In de onder- en middenbouw is te zien dat
de meeste leerlingen afkomstig zijn van de Steigereilanden. Bij de nieuwe aanmeldingen lijkt ook het
Zeeburgereiland voedingsgebied te gaan worden.
2.7.2. Opleidingsniveau, culturele achtergrond en taalvaardigheid
Als we kijken naar de culturele diversiteit in de wijk (Steigereilanden, IJburg) dan is ca. 55% van de
bevolking van oorsprong autochtoon, ca. 12% Surinaams, 10% ‘westers’, 8% Marokkaans en 15%
‘overig niet-westers’. De leerling populatie van de Zuiderzee is hier een afspiegeling van. Er is een
grote verscheidenheid in opleidingsniveau en culturele achtergrond van de ouders. De meeste
leerlingen (95%) hebben de Nederlandse nationaliteit. De meeste ouders spreken Nederlands en
hebben een schoolopleiding afgerond. Het opleidingsniveau van de ouders is gevarieerd. Naar
schatting heeft zo’n 40% van de ouders een HBO of WO opleiding. 8% van de leerlingen valt onder de
gewichtenregeling. Dit percentage neemt af (was eerder 10%) en is het hoogst in de huidige groepen
acht.
Bij instroom in groep 1 spreekt ca. 3-5 % van de kinderen niet of nauwelijks Nederlands. Deze
kinderen stromen vrijwel altijd in via de voorschool. De andere kinderen zijn bij instroom gemiddeld
taalvaardig. Een enkeling stroomt in met een hoge taalvaardigheid. Ongeveer 15 % van de kinderen
op de Zuiderzee wordt tweetalig opgevoed.
2.7.3. Verwachtingen en ondersteuning van ouders
Ouders van leerlingen op de Zuiderzee hebben hoge verwachtingen en een grote betrokkenheid ten
aanzien van de resultaten en het uitstroomniveau van hun kind. Een overgrote meerderheid van de
ouders verwacht dat hun kind bovengemiddeld kan presteren en dat het door zal stromen op Havo
of VWO niveau. Een groot deel van de ouders – zo’n 90% - toont de betrokkenheid bij de
ontwikkeling van het eigen kind door aanwezig te zijn tijdens de 10 minuten gesprekken.
Een deel van de ouders (naar schatting 10-15%) bezoekt informatieve bijeenkomsten van de school
waarin informatie gegeven wordt over hoe het onderwijs is vormgegeven en hoe ouders hun kind
kunnen ondersteunen bij het leerproces. Deze ouders geven aan dat zij regelmatig voorlezen of
samen lezen met hun kind.
Alle ouders ontvangen de nieuwsbrief en er wordt regelmatig gereageerd op de inhoud. Onbekend is
hoeveel ouders de nieuwsbrief daadwerkelijk lezen. Bij (thema)presentaties door de kinderen zelf is
een ruime meerderheid van de ouders aanwezig.
Een meerderheid van de ouders werkt. Veel kinderen bezoeken na schooltijd de naschoolse opvang.
Een substantieel deel van de kinderen (ca. 40%?) in de bovenbouw gaat tenminste één keer per week
naar bijles. Hier wordt veelal geoefend op de Cito vraagstelling voor taal of rekenen.
9
2.7.4. Uitstroom
De uitstroomgegevens van de afgelopen drie jaar laten het volgende beeld zien:
o Ca. 10% van de leerlingen stroomt uit naar VMBO-B of Pro.
o Ca. 10% van de leerlingen stroomt uit naar VMBO-K.
o Ca. 15% van de leerlingen stroomt uit naar VMBO-T.
o Ca. 35% van de leerlingen stroomt uit naar Havo.
o Ca. 30% van de leerlingen stroomt uit naar VWO.
Dit betekent dat de verdeling van de niveaus anders ligt dan landelijk en dat dit ook consequenties
heeft of zou moeten hebben voor het aanbod. De groep kinderen die zeer goede en
bovengemiddelde resultaten moet kunnen halen is 65% (landelijk 40%). De ‘middengroep’ is
daardoor relatief klein, terwijl een substantieel deel van de leerlingen om extra ondersteuning of
zelfs een eigen leerweg vraagt.
Dit betekent dat er in het aanbod zowel aandacht moet zijn voor differentiatie ‘aan de bovenkant’ als
‘aan de onderkant’, zonder daarbij de middengroep te vergeten.
2.8. Het onderwijsconcept – ontwikkelingsgericht onderwijs
2.8.1. Over ontwikkelingsgericht onderwijs
Onze missie en visie passen bij het werken vanuit het concept van Ontwikkelingsgericht Onderwijs
(OGO).
Ontwikkelingsgericht onderwijs is een vernieuwende visie op leren en onderwijzen. Kinderen leren
veel als zij gemotiveerd en betrokken zijn en als zij zelf het nut zien van wat zij leren. Er wordt
daarom gewerkt vanuit interessante thema’s en activiteiten, die de natuurlijke nieuwsgierigheid van
kinderen prikkelen. Kinderen kunnen actief bezig zijn en het leren van en met elkaar neemt een
belangrijke plek in. Spel en onderzoek staan centraal, net als de brede ontwikkeling.
In vergelijking met andere onderwijsvernieuwingen als Montessori en Jenaplan is het OGO nog een
jong concept dat ontstaan is in de jaren ’90 en nog steeds volop in ontwikkeling is. Het OGO concept
is gebaseerd op de pedagogiek van Vygotski en wordt gevoed vanuit wetenschappelijk onderzoek.
Het OGO concept kent een aantal belangrijke uitgangspunten:
Ontwikkeling als een cultureel proces:
Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun omgeving. In het contact met volwassenen en andere kinderen worden leer- en ontwikkelingsprocessen in gang gezet.
Eerst deelnemen:
Kinderen leren en ontwikkelen zich door deel te nemen aan activiteiten die ze tegenkomen in hun sociaal culturele werkelijkheid, zoals boodschappen doen, koken, verkopen, een film maken, een presentatie verzorgen, een rondleiding geven in een museum etc. Leren en ontwikkelen binnen een zone van naaste ontwikkeling:
Kinderen ontwikkelen zich binnen ‘de zone van de naaste ontwikkeling’. Deze ontstaat als een kind graag wil deelnemen aan een activiteit, maar nog niet alle elementen zelfstandig uit kan voeren. Door samen met een volwassene of een andere meer wetende partner iets te doen wat je nog niet zelfstandig kunt, kom je verder.
10
Zingeving en verantwoordelijk zijn voor het eigen ontwikkelingsproces:
Een leerling neemt de verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling als hij persoonlijk betrokken is, zelf initiatieven neemt en betekenis geeft aan de activiteit. ln samenhang:
Ontwikkeling voltrekt zich in samenhang. Emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling, het ontwikkelen van vaardigheden en het opdoen van specifieke kennis zijn niet los van elkaar te zien. Verschillen in ontwikkeling:
Kinderen verschillen in aanleg, ervaring, opgedane kennis en culturele achtergrond. Deze verschillen zijn er en mogen er zijn. Het werken met rijke en interessante thema’s zorgt ervoor dat deze verschillen benut kunnen worden en dat elk kind ontwikkelingskansen krijgt en met en van anderen kan leren.
2.8.2. Kenmerken van het OGO op de Zuiderzee
Werken volgens het OGO concept vraagt een hoge mate van vakmanschap van de leerkracht.
Leerkrachten op de Zuiderzee zijn bevoegd en bekwaam en vormen een lerend team dat zich samen
verder bekwaamt in het concept. Kenmerken van het OGO op de Zuiderzee:
In alle groepen wordt thematisch gewerkt. De thema’s duren 6-8 weken. De verschillende
vakgebieden komen in samenhang aan de orde binnen het thema.
We halen de ‘echte’ wereld de school binnen.
Spel- en/of onderzoeksactiviteiten binnen een betekenisvolle sociaal-culturele context (de
‘echte’ wereld) staan centraal. De andere kernactiviteiten (gespreksactiviteiten, lees- en
schrijfactiviteiten, reken-wiskunde activiteiten, constructieve activiteiten) zijn daarmee
verbonden.
Kinderen zijn actief en betrokken bezig en leren van en met elkaar.
De leerkracht doet mee en helpt zo ieder kind een stap verder te komen (zone van naaste
ontwikkeling creëren).
Door samen te reflecteren komen kinderen een stap verder en worden zij eigenaar van hun eigen
ontwikkelingsproces.
De leerkracht werkt planmatig, handelingsgericht en doelgericht.
De brede ontwikkeling, taalontwikkeling, de zaakvakken en creatieve vakken hebben een plek in het
thematische onderwijs. Daarnaast gebruiken we ook methodes.
2.8.3. Kwaliteit volgens de Onderwijsinspectie
Op scholen die een basisarrangement hebben toegewezen gekregen van de onderwijsinspectie is de
basiskwaliteit van het onderwijs in orde. Dit is op onze school het geval. Het laatste inspectiebezoek
vond plaats in september 2014. Het rapport is terug te lezen op de website van de inspectie.
11
3. Passend onderwijs op dit moment In dit hoofdstuk beschrijven we in het kort hoe onze basisondersteuning eruit ziet voor alle leerlingen
en welke ondersteuning we kunnen bieden aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Wij
doen dit in het kort. Voor een uitgebreidere beschrijving verwijzen we graag naar andere, al
aanwezige documenten en informatiebronnen:
Schoolplan 2014-2018
Ondersteuningsplan ‘Omgaan met verschillen op de Zuiderzee’
Schoolgids
Website
Nieuwsbrief
Alle genoemde documenten zijn te vinden op onze website.
3.1. Onderwijsaanbod – de basis is goed onderwijs voor alle kinderen
3.1.1. Een veilige omgeving en een goed pedagogisch klimaat
Voor een optimale ontwikkeling is het nodig dat kinderen zich welkom, veilig en uitgedaagd voelen.
Heldere afspraken en regels over gewenst gedrag in de school en in de groep dragen hieraan bij, net
als de vorming van een positieve groep.
In de school gelden school -en klassen regels.
Het klassenmanagement van de leerkracht draagt bij aan een goed en veilig leerklimaat en aan
zelfstandigheid, initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel van kinderen. In schooljaar 2014-2015
zullen verdere afspraken gemaakt worden over de lijn binnen de school op dit gebied.
De eerste zes weken van het schooljaar wordt gewerkt aan een veilige groep m.b.v. ‘Grip op de
groep’. In de rest van het schooljaar wordt dit onderhouden met een wekelijkse activiteit.
Het team is geschoold in deze aanpak. De vorming van een veilige, positieve groep en het
aanleren van positieve normen en gedragsregels werkt preventief ten aanzien van
gedragsproblemen en pesten.
Wanneer pesten toch voorkomt, werken wij met een pestprotocol dat in verbinding staat met
onze methodieken voor goed gedrag. Het pestprotocol is te vinden op de ABSA website.
3.1.2. Ontwikkelingsgerichte aanpak – thematisch werken
De Zuiderzee werken we vanuit een ontwikkelingsgerichte didactiek. Deze staat beschreven in
boeken als ‘Thema’s en taal’ (bovenbouw) en ‘Spel en Ontwikkeling’ (onderbouw)
We werken met thema’s die 6-8 weken duren. Per jaar worden 5-6 thema’s aangeboden, waarbij
er spreiding is over verschillende onderwerpen. Er is sprake van een doelgericht en planmatig
aanbod.
Binnen het thema wordt er gewerkt vanuit spel en onderzoek. De realistische sociaal-culturele
praktijken worden zichtbaar binnen de setting (de werkelijkheid in de groep halen). In de
onderbouw zal deze setting (bijv. spel hoek) het hele thema in gebruik zijn, in de bovenbouw
wordt naar de setting (bijv. tentoonstelling) toegewerkt.
Binnen het spelend en onderzoekend werken zet de leerkracht differentiatiemogelijkheden in
zoals:
12
o extra ondersteuning (scaffolding) en instructie
o variatie in opdrachten en verwerkingswijzen
o samenwerkend leren binnen homogene en heterogene tweetallen en groepjes
o werken met grote en kleine kringen
o reflectiegesprekken
Het thema wordt gepland met behulp van thema-ontwerpformulieren. Deze zijn digitaal (Horeb).
Het plannen gebeurt vóór de start van het thema en kan worden bijgesteld gedurende het
thema. Aan het eind van het thema wordt vastgelegd wat is aangeboden.
Thematische activiteiten worden dagelijks gepland in het logboek volgens het Horeb model .
Doelen voor taal en voor wereldoriëntatie (bovenbouw) waaraan gewerkt is, worden
bijgehouden op de taaldoelenlijst en de W.O. lijst. Hiervoor heeft elke groep een map.
3.1.3. Methodisch onderwijsaanbod d.m.v. een handelings- en opbrengstgerichte
aanpak
Naast het thematische onderwijs wordt op sommige vakgebieden (waaronder rekenen en spelling)
een methode gebruikt. Hierbij wordt gewerkt volgens de HGW systematiek. Ook hier is sprake van
een doelgericht en planmatig aanbod. De leerkracht geeft doelgerichte en effectieve instructie en er
wordt gewerkt met een gecompact en verrijkt aanbod voor de sterke leerlingen en pre-teaching of
verlengde instructie voor de kinderen die dat nodig hebben.
3.2. Het volgen van de ontwikkeling van onze leerlingen Voor het volgen van de ontwikkeling van onze leerlingen maken wij gebruik van een landelijk
genormeerd leerlingvolgsysteem (Cito-LVS) en van het bij OGO passende HOREB.
3.2.1. Zicht houden op de ontwikkeling op schoolniveau
Op schoolniveau wordt gekeken naar de ontwikkeling van kinderen. Daarbij wordt in eerste instantie
gekeken naar de ontwikkeling van de groep als geheel. Hierbij zijn de tussenopbrengsten van het Cito
LVS leidend.
Tweejaarlijks wordt gesproken over de opbrengsten op groepsniveau en op schoolniveau.
Knelpunten en successen kunnen leiden tot aanpassen groepsplan, beleid en meer.
3.2.2. Zicht houden op de ontwikkeling van kinderen op groepsniveau
De leerkracht houdt op verschillende manieren zicht op de ontwikkeling van de kinderen in haar/zijn
groep en stemt het onderwijsaanbod daarop af. Dit doen we op de volgende manieren:
Handelingsgericht observeren
De leerkracht plant activiteiten waarin zij zelf ook een rol heeft. Door actief mee te doen in de
activiteit creëert zij een zone van naaste ontwikkeling. ZNAO (Zone van de naaste ontwikkeling) dat
wat een kind samen met anderen kan en wil kunnen . De leerkracht observeert terwijl zij zelf ook
meedoet en krijgt zo zicht op wat kinderen al zelfstandig kunnen en waar ontwikkelingskansen
liggen. Dit wordt genoteerd in het logboek en het kinderdagboek.
13
Horeb is opgebouwd rond de vijf kernactiviteiten van Basisontwikkeling; spelactiviteiten,
constructieve en beeldende activiteiten, gespreksactiviteiten, lees- schrijfactiviteiten en reken-
wiskunde activiteiten.
Kijken naar werk van kinderen
Door gericht te kijken naar werk van kinderen ziet de leerkracht wat kinderen al kunnen en krijgt zo
aanknopingspunten voor het vervolgaanbod en voor handelingsgericht werken.
Methodegebonden toetsen
De leerkracht maakt gebruik van toetsen uit de reken-, schrijf- en spellingsmethode. Op basis van
deze toetsen krijgt de leerkracht zicht op het actuele ontwikkelingsniveau van de kinderen . Deze
toets is uitgangspunt voor het vervolgaanbod en geeft informatie over waar herhaling remediëring
of verdieping van de stof nodig is.
Volgen van de ontwikkeling d.m.v. de afname Citotoetsen op M en E niveau.
In de onderbouw worden de leerlingen per schooljaar 2014 1x per jaar getoetst middels de
Citotoetsen. Uitval leerlingen ( D en E worden in juni nogmaals getoetst).
In de groepen 3 t/m 8 wordt er 2 x per jaar getoetst . In de toets kalender wordt de toetscyclus
vermeld. De volgende toetsen worden afgenomen:
Drie Minuten Toets lezen (vanaf midden groep 3)
Begrijpend lezen (vanaf midden groep 4)
Rekenen en Wiskunde (vanaf midden groep 3)
Spelling (vanaf midden groep 3)
Studievaardigheden (groep 7)
Cito-eindtoets (groep 8)
3.3. Zorg over de ontwikkeling Kinderen ontwikkelen zich op eigen wijze en sprongsgewijs. Verschillen en variatie in scores en
vaadigheidsgroei hoeven daarom niet direct als zorgelijk te worden gezien. Onderstaande zien wij als
signalen van zorg:
3.3.1. Zorg over de leerontwikkeling
Signalen van zorg omtrent de leerontwikkeling kunnen zijn:
Gebrek aan welbevinden bij het kind.
Gebrek aan betrokkenheid van het kind bij werk dat gemaakt wordt.
Het kind klaagt over te moeilijk/te gemakkelijk/saai etc.
Het kind krijgt het werk niet af, maakt veel fouten, slordig, etc.
Het kind scoort onder de 80% norm op dictees, methodetoetsen en zelfgemaakte toetsen.
Het kind scoort op de Cito-toetsen bij de laagste 10% (E), zonder dat daarvoor een duidelijke
oorzaak is.
Het kind scoort op de Cito-toetsen ruim onder het gemiddelde (D, lage C) terwijl dit niet
‘passend’ lijkt te zijn.
Er is in werk of toetsen geen ontwikkeling te zien met een eerder meetmoment.
14
Ouders hebben zorg.
3.3.2. Zorg over de sociale en emotionele ontwikkeling
Signalen van zorg omtrent de sociale en/of emotionele ontwikkeling (gedrag) kunnen zijn:
Het kind geeft aan zich niet prettig te voelen.
Het kind klaagt over pesten door anderen.
Andere kinderen klagen over pesten door het kind.
Het kind vertoont ontoelaatbaar gedrag (zie protocol ontoelaatbaar gedrag).
Het kind is stil en teruggetrokken.
Het kind maakt geen of weinig contact met anderen of maakt op een bijzondere manier contact.
Een plotselinge gedragsverandering.
Het kind is vaak boos of verdrietig.
Het kind klaagt vaak over buikpijn of hoofdpijn of gaat vaak naar de w.c.
Het kind verzuimt veel, of komt veel te laat. (procedure (on-)geoorloofd verzuim en te laat
komen)
Ouders hebben zorg over hun kind (boos zijn, bedplassen, buikpijn, hoofdpijn)
Uitingen of opvallende zaken over de thuissituatie.
3.3.3. Zorg over de thuissituatie
Er kan ook zorg zijn over een kind, waarbij de zorg samenhangt met thuissituatie:
Scheiding van ouders
Ziekte van één van de ouders
Onrustige en/of weinig gestructureerde thuissituatie
De dood van een ouder of ander voor het kind belangrijke persoon
Verslavingsproblemen
Criminaliteit
Signalen van huiselijk geweld, verwaarlozing of mishandeling (zie het protocol
kindermishandeling )
[Ook deze zorg wordt eerst besproken met ouders. Als daar reden toe is, kan de IB-er of directie hierbij ondersteunen. Bij
signalen van huiselijk geweld, verwaarlozing of mishandeling wordt gehandeld volgens het protocol kindermishandeling. ]
3.3.4. Medische zorg
Zorg op medisch gebied ligt buiten de deskundigheid van de school. Het zullen dus meestal de ouders
of medische professionals zijn die deze zorg verlenen. Als de leerkracht signalen ziet die op een
behoefte aan medische zorg wijzen (slecht zien, slecht horen, veelvuldig toiletbezoek, ziek zijn)
schakelt de leerkracht de ouders in. Eventueel kan de leerkracht een oproep door de schoolarts
organiseren.
Als een leerkracht zoals beschreven, vragen of zorgen heeft over de ontwikkeling van een kind, kan
de leerkracht een afspraak maken met de IB-er voor een leerlingbespreking. Als het kind nog niet
bekend is bij de IB-er of als de vorige bespreking lang geleden is, vult de leerkracht voorafgaande aan
het gesprek een leerling- bespreekformulier in.
15
3.4. Wat we doen bij zorg over de ontwikkeling Als er zorg is om (de ontwikkeling van) een kind, bespreekt de leerkracht dit altijd met ouders.
Hiervan wordt verslag gedaan in Parnassys (oudergesprek). Als de zorg groot is, of aanhoudt schakelt
de leerkracht de IB-er in en wordt het kind besproken in een leerlingbespreking met collega’s en/of
de intern begeleider.
3.4.1. Leerlingbespreking
Een leerlingbespreking kan leiden tot een individueel begeleidingsplan of de formulering van een
specifieke aanpak in het groepsplan. In de leerlingbespreking staat de begeleidingsvraag van de
leerkracht centraal. Bij de bespreking zijn in elk geval aanwezig de leerkracht en de intern begeleider.
De leerkracht formuleert van te voren het doel van de bespreking (wat wil hij of zij bereiken met dit
gesprek) en zijn begeleidingsvraag. De intern begeleider leidt het gesprek en vat samen. Aan het eind
van het gesprek heeft de leerkracht genoeg input om een specifieke aanpak in het groepsplan te
formuleren of een individueel begeleidingsplan op te stellen.
3.4.2. Kortdurend begeleidingsplan
Indien een leerling onvoldoende tot leren komt in de klas, kan worden besloten een kortdurend
begeleidingsplan voor deze leerling op te stellen.
3.4.3. Inbreng in intern overleg
Als de zorg aanhoudt en de ondersteuning volgens bovenstaand plan onvoldoende oplevert kan de
leerling ingebracht worden in het interne overleg tussen directie, intern begeleider (IB) en eventueel
de OKA (ouder-kindadviseur) of een deskundige vanuit het samenwerkingsverband. Over het
algemeen gaat het om leerlingen die al eerder zijn besproken in een leerlingbespreking en waar
zowel leerkracht als IB twijfelen over de juiste aanpak of juiste onderwijsplek. IBers brengen een
casus in voor mogelijk advies; observatie of onderzoek en verder traject vast te stellen.
3.4.4. Bespreking in het ZBO (zorgbreedte overleg)
Indien nodig kan een kind ook worden ingebracht in het ZBO. Dit is een stedelijke voorziening
waarbij een brede geleding van betrokkenen bij het kind overlegt over een kind. Het ZBO komt
minimaal 4 x per jaar bij elkaar staat scholen bij in hun vragen over complexe problemen bij
kinderen.
3.4.5. Onderzoek door derden
Houdt de zorg aan en is het onduidelijk wat hiervoor de oorzaak is, dan kan een onderzoek door
deskundigen van buiten de school nuttig en nodig zijn. Onderzoek door derden kan worden gedaan
op initiatief en kosten van de ouders of – in overleg met en na toestemming van ouders – op initiatief
en kosten van school. Voor dit laatste heeft de school slechts een beperkt budget. De school heeft
daarom criteria opgesteld wanneer zij dit budget inzet.
16
3.5. Interventies op schoolniveau De leerkracht maakt een groepsplan en beschrijft hierin het plan van aanpak gericht op de
onderwijsbehoeften van de groep leerlingen;
Op het moment dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft om de doelen te behalen, geeft de
leerkracht dit aan in het groepsplan. De aanpak van de leerling wordt afgestemd op de behoeften en
mogelijkheden van het kind, de leerkracht en de groep.
Bij een individueel gerichte aanpak op gedrag en/of werkhouding schrijft de leerkracht een
individueel handelingsplan. Dit wordt besproken met de IB en inhoudelijk afgestemd en geëvalueerd
met ouders.
Wanneer vanuit onderzoek blijkt dat een kind baat heeft bij een individuele leerroute en bijgestelde
doelen wordt hiervoor een ontwikkelperspectief opgesteld (OPP). Bij dit OPP komt een plan van
aanpak dat tenminste twee keer per jaar met ouders wordt besproken en geëvalueerd.
3.6. Interventies basisondersteuning
In het Ondersteuningsplan 2014-2016 van het SWV Passend Onderwijs Amsterdam- Diemen is
vastgelegd aan welke criteria de basisondersteuning moet voldoen en welke interventies als
minimaal binnen de basisondersteuning worden gezien. Deze interventies leiden er toe dat er we op
een aantal gebieden een extra aanbod realiseren.
De school bekostigt dit extra aanbod met de middelen, waarover de school beschikt voor de
basisondersteuning (een bedrag per leerling).
In onderstaande tabel geven we aan in hoeverre de interventies en/of een extra
ondersteuningsaanbod op onze school aanwezig zijn.
Op onze school is het volgende aanwezig: Ja i.o. Nee
1. Tijdige signalering van problemen x
2. Aanbod voor lln. met dyslexie x
3. Aanbod voor lln. met dyscalculie x x
4. Aanbod voor lln. meer dan gemiddelde intelligentie x x
5. Aanbod voor lln. minder dan gemiddelde intelligentie x x
6. Fysieke toegankelijkheid (rolstoeltoegankelijk) x
7. Programma voor sociale veiligheid/voorkomen gedragsproblemen x
8. Protocol voor medische handelingen x
9. Curatieve zorg samen met ketenpartners x
17
Toelichting op bovenstaande tabel:
Algemeen
Alle interventies die vallen onder basisondersteuning bieden wij aan volgens de uitgangspunten van
Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO).
Tijdige signalering van problemen
Omdat de ondersteuningsstructuur op school steeds beter gaat functioneren, kunnen we leerlingen
beter tijdig signaleren. De interventies voeren we steeds sneller uit.
Dyslexie
De Zuiderzee geeft veel aandacht aan de leesontwikkeling van kinderen. We voeren het
dyslexieprotocol uit en ondernemen actie. Kinderen met een vermoeden van dyslexie worden tijdig
doorverwezen naar een externe hulpverlener. De school zorgt daarbij voor een compleet dossier. In
de groep worden leerlingen met (een vermoeden van) dyslexie extra ondersteund. De school
beschikt over een leerkracht, die geschoold is als leesspecialist en specifieke deskundigheid heeft op
het gebied van dyslexie. Ook beide intern begeleiders zijn deskundig op dit gebied.
Dyscalculie
Op dit moment zijn er geen kinderen op school met een diagnose dyscalculie. Kinderen met
rekenproblemen krijgen extra ondersteuning van de eigen leerkracht en/of van de RT-er. In het
nieuwe schooljaar zal één van de intern begeleiders een cursus ER&D (Ernstige rekenproblemen en
dyscalculie) gaan volgen, zodat de kennis daarover op school aanwezig is.
Meer dan gemiddelde intelligentie
Het thematisch werken binnen ons OGO onderwijs, biedt mogelijkheden om leerlingen met een
meer dan gemiddelde intelligentie voldoende uitdaging te bieden. Vooral op het gebied van taal,
wereldoriëntatie en de brede ontwikkeling.
Daarnaast kunnen leerlingen uit de groepen 5/6 en 7/8 aangemeld worden voor de verrijkingsgroep.
Zij krijgen een aanbod van twee dagdelen per week. Dit is schooloverstijgend georganiseerd met
andere ABSA-scholen. Er zijn duidelijke criteria opgesteld voor wanneer een kind in aanmerking
komt voor deze plusklas. Komend schooljaar zullen alle leerkrachten een basiscursus meer- en
hoogbegaafdheid volgen, waarmee de schoolbrede kennis zal toenemen. Eén van de leerkrachten
gaat zich ook in de diepte specialiseren in dit onderwerp.
Voor rekenen bieden we leerlingen met een meer dan gemiddelde intelligentie vormen van
compacten en verrijking aan.
Minder dan gemiddelde intelligentie
We constateren dat in onze groepen 5 t/m 7 opvallend veel (meer dan 10) leerlingen zitten die op
een Intelligentietest scoren onder een IQ van 80. Enkele daarvan scoren zelfs onder de 70. Voor deze
kinderen is een ontwikkelperspectief (OPP) opgesteld en zij krijgen extra ondersteuning zowel in als
buiten de groep.
Voor de ondersteuning buiten de groep, hebben we een RT-leerkracht ingezet voor drie dagen per
week. Hoewel de inzet aan RT uren groot is, is deze eigenlijk nog onvoldoende om geheel tegemoet
te komen aan de behoefte van deze kinderen. (Deze zorg valt onder de basisondersteuning – er zijn
hiervoor geen extra financiële middelen). Met hulp van een externe deskundige wordt de kennis van
eigen leerlijnen van leerkrachten en intern begeleiders verder uitgebreid.
18
Fysieke toegankelijkheid
De school is goed toegankelijk voor leerlingen en personeel met een fysieke beperking. Er is een lift,
er zijn geen drempels, de gangen zijn breed en de school is toegankelijk voor rolstoelgebruikers.
Sociale veiligheid/ voorkomen van gedragsproblemen
De school werkt met de methode “Grip op de groep”. Deze methode is door de hele school
ingevoerd. Het schoolbestuur heeft een pestprotocol dat door de school wordt gehanteerd in
voorkomende gevallen.
Medische handelingen
We maken gebruik van een protocol medisch handelen.
Curatieve zorg met ketenpartners
We werken o.a. samen met het OKA (Ouder Kind Adviescentrum). Aan de school is een eigen OKA
(ouder-kindadviseur) verbonden.
Als ontwikkelingsgerichte school zijn wij voortdurend bezig met de verdere ontwikkeling van onze
onderwijskwaliteit. Dit geldt uiteraard ook voor alle bovenstaande items.
3.7. Extra ondersteuning voor specifieke onderwijsbehoeften Voor het aanbieden van een extra aanbod voor leerlingen, met specifieke onderwijsbehoeften,
maken we gebruiken van de volgende mogelijkheden:
Aanvraag via het loket van het SWV;
Inzet van projectmiddelen van de gemeente Amsterdam;
Inzet van middelen leerlinggebonden financiering (LGF).
3.7.1. Aanvraag bij het loket van het SWV
De school kan voor extra ondersteuning een aanvraag indienen bij loket “Lokaal PO”. Hiervoor stellen
we een groeidocument op. Op onze school hebben wij in het schooljaar 2014-2015 twee aanvragen
ingediend, waarbij ook een aanvraag loopt t.a.v. van een groep leerlingen met excessief gedrag.
3.7.2. Inzet van projectmiddelen van de gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam stelt middelen beschikbaar, die we kunnen inzetten voor een extra
ondersteuningsaanbod voor bepaalde groepen leerlingen. Daar waar deze mogelijkheid voor onze
school bestaat, maken wij daar gebruik van.
3.7.3. Inzet van middelen leerlinggebonden financiering (LGF)
Binnen het SWV Passend Onderwijs Amsterdam-Diemen is als overgangsregeling afgesproken om de
middelen van LGF van leerlingen, die hiervan voor 1-8-02014 gebruik maakten, te continueren tot 1-
8-2016. Op onze school gaat het om 6 leerlingen, die ambulante begeleiding ontvangen vanuit het
REC (REC 2/3 en REC 4). Voor deze leerlingen is een handelingsplan opgesteld.
Alle extra middelen die we ontvangen, zetten we gericht in voor extra ondersteuning van de
betreffende leerling(en).
19
3.8. Match onderwijsbehoeften en aanbod
Met het huidige aanbod aan basisondersteuning en extra ondersteuning voldoet onze school
grotendeels aan de onderwijsbehoeften van de huidige leerlingenpopulatie.
Het is onze intentie om de komende jaren de kwaliteit van de basisondersteuning en de extra
ondersteuning kwalitatief te verbeteren.
20
4. Passend onderwijs straks
Op basis van onze visie en de ontwikkelpunten beschrijven we in dit deel onze ambities voor de korte
en langere termijn, benoemen onze professionaliseringswensen en geven we aan onder welke
randvoorwaarden we onze ambities kunnen realiseren.
We eindigen dit hoofdstuk door te formuleren welke grenzen er zijn voor onze school ten aanzien
van extra ondersteuningsvragen van leerlingen.
4.1. Ambities en ontwikkelpunten korte termijn Binnen het ontwikkelingsgerichte onderwijs (OGO) is het uitgangspunt dat kinderen van elkaar
verschillen en dat deze verschillen er mogen zijn. Kinderen leren van en met elkaar binnen de groep
als ‘community of learners’. Goed onderwijs vanuit deze OGO visie, is daarmee ook passend. Daar
waar het kan vindt ondersteuning plaats binnen en in verbinding met de eigen groep.
Gedurende de periode 2015-2016 wil de school de kwaliteit van de basisondersteuning verder
ontwikkelen, waarbij de OGO uitgangspunten duidelijk naar voren komen:
Verdere implementatie en borging (en waar nodig bijstelling) van de in 2014 ingevoerde
zorgstructuur.
Verdere ontwikkeling en implementatie van het werken op OGO wijze. Het accent ligt daarbij
op de korte termijn op de verdere ontwikkeling van het OGO leesonderwijs.
Verdere borging van ‘Grip op de groep’ en de afspraken op het gebied van pedagogisch
klimaat en klassenmanagement.
Vergroten van de kennis en ervaring van het team op het gebied van planmatig en
doelgericht ontwikkelingsgericht werken / goed leesonderwijs / (het voorkomen van)
leesproblemen en dyslexie / (het voorkomen van) rekenproblemen en dyscalculie / verdere
invoer van het HOREB (leerlingvolgsysteem) / passend onderwijs voor moeilijk lerende
kinderen / passend onderwijs voor begaafde leerlingen / analyseren van leeropbrengsten /
omgaan met moeilijk gedrag.
Een pilot met de invoer van een leerlingportfolio.
Versterking van de doorgaande lijn binnen de VVE.
Verdere aandacht voor het informeren en betrekken van ouders in het kader van educatief
partnerschap.
4.2. Ambities en ontwikkelpunten langere termijn Voorop staat ook op de lange termijn de verdere ontwikkeling en implementatie van het werken op
OGO wijze. Hoe beter de leerkracht in staat is om vanuit deze visie en werkwijze te werken, hoe
beter tegemoet gekomen kan worden aan de verschillen tussen de kinderen. Op de langere termijn is
met name het onderzoeksmatig werken in de bovenbouw en de verdere invoer van HOREB en
portfolio hierin een speerpunt.
21
Daarnaast staat het verder ontwikkelen van kennis en ervaring van specifieke onderwijsbehoeften.
Naast kennis in de breedte bij het hele team zou het wenselijk zijn als leerkrachten zich gaan
specialiseren en specifieke deskundigheid ontwikkelen, zodat zij collega’s kunnen ondersteunen op
een specifiek gebied. Gezien de populatie denken we aan leerkrachten met de volgende
specialisaties:
Tweede taalverwerving;
Moeilijk lerende leerlingen;
Dyscalculie;
Begaafd- en hoogbegaafdheid;
Gedrag.
OGO
4.3. Professionalisering Elke leerkracht werkt voortdurend aan zijn eigen verdere professionalisering verbonden aan de
schoolontwikkeling. Vanuit 4.1 en 4.2 is duidelijk in welke richting deze verdere professionalisering
gaat.
4.4. Overige randvoorwaarden Er is samenwerking met instanties nodig en korte lijnen in het netwerk om de school heen. Voor het
bieden van passend onderwijs is het nodig dat we weten bij wie we kunnen aankloppen met welke
vragen en dat er korte lijnen zijn om (extra) ondersteuning te verkrijgen indien nodig.
De OKA speelt hierin een centrale rol. Onze eerste ervaringen zijn positief. De overgang naar de
nieuwe structuren geeft hier en daar ook onduidelijkheid.
Een andere randvoorwaarden zijn de financiële middelen. Hierbij gaat het zowel om de middelen die
de overheid beschikbaar stelt in het algemeen, als voor de middelen die nodig zijn voor het bieden
van basisondersteuning en extra ondersteuning. Op dit moment ervaren wij daarin knelpunten. Wij
constateren o.a. dat er voor leerlingen met een langdurige ondersteuningsbehoefte (zoals bij het
hebben van Down syndroom) nu geen extra middelen beschikbaar zijn. Om deze leerlingen als school
voldoende te kunnen ondersteunen is dit wel nodig.
4.5. Grenzen mogelijkheden voor leerlingen met specifieke
ondersteuningsbehoeften. We constateren op onze school dat we steeds meer mogelijkheden hebben om leerlingen binnen de
school op te vangen door te zorgen voor goed onderwijs, een kwalitatief goede basisondersteuning
en extra ondersteuning binnen onze school.
Vanuit onze visie is in principe ieder kind welkom op ABBS de Zuiderzee. Grenzen liggen daar waar
wij onvoldoende kennis of middelen hebben om de voor het kind benodigde aanpassingen te doen of
22
om de ondersteuning te bieden waaraan een kind behoefte heeft. Op dit moment ervaren wij
grenzen bij leerlingen:
waarbij medisch handelen noodzakelijk is, waarvoor een BIG-registratie nodig is;
met extreem gedrag, waardoor de leerkracht geen les meer kan geven en de leerling zelf
en/of andere leerlingen niet meer veilig zijn. De leerling is door niemand meer te sturen. We
gebruiken hiervoor een protocol gedrag;
die nog niet zindelijk zijn en waarvoor de leerkracht handelingen moet verrichten;
die cognitieve problemen hebben, waarvoor binnen de groep onvoldoende ondersteuning
geboden kan worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aantal leerlingen wat hanteerbaar is
bij het uitvoeren van OPP’s in relatie tot het aantal (vastgestelde) leerlingen per groep;
Als wij een kind onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden kunnen bieden, ook niet met hulp van
externe professionals, kan het nodig zijn een andere onderwijsplek voor het kind te vinden. Dit is ook
het geval als het gedrag van een kind de ontwikkelingsmogelijkheden en/of de veiligheid van zichzelf
of andere kinderen of van de leerkracht in gevaar brengt.
Tenslotte is de samenwerking tussen ouders, kind en school van essentieel belang. We zien de ouder
als partner in de driehoek ouder, kind, leerkracht waarbinnen de ontwikkeling van het kind centraal
staat. Als ouders geen vertrouwen hebben in de school en dit vertrouwen niet herwonnen kan
worden, kan het voor het kind beter zijn om op zoek te gaan naar een andere lesplek.