de woonkamer de badkamerimifondamental.be/wp-content/uploads/2020/05/Fiches-de-vocabulair… ·...
16
de keuken de tuin de slaapkamer de trap het bad het bed het raam de oven de kleerkast de bank / de sofa de deur de televisie Het huis La maison de woonkamer de badkamer de stoel de douche de koelkast de tafel
Transcript of de woonkamer de badkamerimifondamental.be/wp-content/uploads/2020/05/Fiches-de-vocabulair… ·...
de keuken
de tuin
de slaapkamer
de trap
het bad
het bed
het raam
de oven
de kleerkast
de bank / de sofa
de deur
de televisie
Het huis
La maison
de woonkamer
de badkamer
de stoel
de douche
de koelkast
de tafel
1) Colorie de la même couleur le début d’un mot avec la bonne fin de ce mot puis change de couleur et recommence. Attention, il y a des intrus !
v
7
aard
appel
telev
isie
bloe
mkool
schil
dpad
scho
enen
aar
dbei
badk
amer
koel
kast
frie
ten
lee
uw
gra
nen
slij
per
vo
gel
keu
ken
po
tlood
sch
aap
slaa
pkamer
ha
ar
ta
art
ko
nijn
lood
peer
is
fant
apel ffe
kaast
2) Replace les mots ci-dessous aux bons endroits dans les phrases.
De …………………………………………………………………. is oranje.
Samy neemt een douche in de ……………………………………………………………….
Ik wandel met mijn ……………………………………………………… in het park.
Ik draag een rode …………………………………………………… met blauwe sandalen.
Er is een ……………………………………………… in mijn slaapkamer.
Ik eet graag …………………………………………………. met ketchup.
Ik heb een nieuwe ………………………………………………………… voor school.
Een …………………………………………………. kan vliegen.
Ik heb een gebroken ……………………………………………………...
Ik kook ……………………………………………… in de keuken.
De ………………………………………………. is gevaarlijk.
Er zijn ……………………………………………………… in de zoo.
Ik kijk naar ………………………………………………………...
7
1
1 sinaasappel
badkamer hond
jurk
bed boekentas
been
wafels
olifanten frietjes
vogel televisie haai
wandel = promène
draag = porte
er is = il y a
eet = mange
kan = peut
vliegen = voler
gebroken = cassé
kook = cuisine (verbe)
gevaarlijk = dangereux
kijken naar = regarder
3) Complète le mot croisé avec les mots suivants à traduire en néerlandais.
7
1) Chèvre
2) Salle de bain
3) Chaise
4) Salon
5) Frigo
6) Radis
7) Cuisine
8) Escalier
9) Pêche
10) Gants
11) Pull
12) Cahier
13) Chambre
14) Bonnet
de zonnebril
de parasol
de emmer
de strandstoel
de bal
de handdoek
de bikini
de zwembroek
de slippers
de boei
de schep
de duikmaster
De vakantie
Les vacances
de zon
de zee
de krab
de schelp (en)
de zeester
de zonnebrandolie
1) Retrouve dans la grille ci-dessous tous les mots de vocabulaire de cette fiche 8. Mais il en manque deux, lesquels ?
2) Complète les mots en néerlandais.
8
……………………………………………………………… ………………………………………………………………
3) Relie les mots aux thèmes qui correspondent.
4) Réponds aux questions suivantes en néerlandais.
8o de broek
o de lips
o de rijst
o de meloen
o de tuin
o de slang
o de stiften
o de laarzen
o de zee
o de trap
o de kool
o de muis
o de strandstoel
o de hoed
o de keuken
o de knie
o de oorbellen
o de emmer
de schoolmateriaal
de dieren
de kleren
de fruit en groenten
het lichaam
de voeding
het huis
de vakantie
Ecris trois choses que tu emportes avec toi à la plage
Ecris trois mots commençant par un « z »
Ecris trois mots qui contiennent le son « oe »
Ecris trois animaux de la ferme
Ecris trois mots de différents thèmes commençant par un « p »
Ecris trois objets que tu as dans ta maison
5) Complète le mot croisé en néerlandais en t’aidant des définitions données.
8
de brandweer
de politieagent
de kok
de dierenarts
de slager
de advocaat
de boer
de apotheker
de mecanicien
De beroepen
Les metiers
de bakker
de dokter
de leraar / de lerares
de postbode
1) En fonction des images données, écris en néerlandais le nom du métier qui utilise cet objet.
2) Entoure de la même couleur l’image qui va avec le mot. Attention aux intrus !
9
de brandweer
de dierenarts
de riem
de koelkast
de postbode de trap
de strandstoel
de wortel de oorbellen
de bakker de stoel
de schildpad
3) Ecris pour chaque lettre un mot en néerlandais commençant par cette lettre. Tu ne peux pas écrire deux fois le même mot mais tu ne dois utiliser que les mots vus de la fiche 1 à 9.
4) Retrouve dans la grille ci-dessous des mots vus dans la fiche 8 et 9.
F T B O E I H B A K K E R N X
C
D V E E Z B R E M A K N O O W
U
I K M A S T E R V C D O K T E
R
E C N O Z A K J R E G A L S Y
S
T R A N D S T O E L W M A P O
T
F R A A R E L U I G R E K E H
Z
E E S T E R F A D V O C A A T
9
P M T A O V K W
R P B T M A S K
G
H S B D L P F
5) Complète le mot croisé suivant.
9
de kangoeroe
de krokodil
de neushoorn
de eekhoorn
de eend
de duif
het nijlpaard
de hert
de beer
de mier
de bij
de mug
de papegaai
de kikker
de kameel
de vos
de wolf
de zeehond
Andere dieren
D’autres animaux
1) Lis la petite histoire d’Emma ci-dessous en néerlandais puis entoure les images dont elle aura parlé dans son récit. Attention, toutes les images ne doivent pas être entourées !
2)
10
Hallo ! Ik ben Emma.
Vandaag ga ik naar de zoo met mijn familie. Het is een mooie dag, de zon schijnt. Mijn opa
draagt een pet en mijn oma draagt een lange rok. Ik heb mijn zonnebril mee en mijn hoed.
Eerst heb ik grote olifanten gezien, ze zijn fantastish ! Daarna heb ik waterdieren gezien
zoals zeehonden, vissen, schildpaden … Om twaalf uur heb ik een sandwich met ham, boter
en mayonnaise gegeten. Mijn vader eet pasta en mijn moeder eet gewoon frietjes. Mijn
lievelingsdieren zijn de papegaaien, ze hebben zo veel kleuren !
Aan de andere kant van de zoo heb ik gevaarlijke dieren gezien zoals tijgers, leeuwen, beren
… Het was zeer interessant !
2) Classe les animaux ci-dessous en fonction des catégories données. Ecris ensuite au bic vert d’autres animaux pour compléter ces colonnes.
10
In de boerderij In de oceaan
In de savanne In de lucht
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
……………………………………………………
de vis
de schildpad
de haai
de zeehond
de walvis
de koe
het varken
de eend
de geit
de leeuw
de neushoorn
het nijlpaard
de aap
de papegaai
de vogel
de duif
3) Suis les consignes données et retrouve tous les mots. Réécris-les ensuite en-dessous.
10
Vier blauwe woorden uit « de kleren » (fiche drie)
Vier groene woorden uit « fruit en groenten » (fiche vier)
Vier gele woorden uit « de voeding » (fiche zes)
Vier oranje woorden uit « de vakantie » (fiche acht)
Vier paarse woorden uit « de beroepen » (fiche negen)
Vier rode woorden uit « andere dieren » (fiche tien)
Z S Q A R H A N D S C H O E N E N N B P O K L I
I T G H F V E R J K U I O L M A S D U I F B P B
P E R Z I K H F R T E O L I W U I B C X B L K L
K L U T D Y F G B A L U B E A R O
R F D C K A Q S F U I P L O E E U B A V F L E
L R A E I B N T M L E B N U T I Y R K R E C M
C I B N K I Y R T D R E K A L K O L N K
N E V B K L U A I R E R E D S Q O
Q T S A E A M N O L N B R L I U O
U E V T R H G D E S A R S K I L L
L N H G A F E S I L R O L B N U E T R S
S E Z A R Q X T N U T I K P E K J O P A R A S O L I N E U M
L A A R Z E N O M A S V B I K U G H F O K I T R E M X E I V
V F E R A Z Y E U J I L K O O N G B R A N D W E E R H K X S
Z A S D E T R L S P I N A Z I E M L N V Y I H U J K G H D L
D T U K O P L I D E S C V U O J O Y T B S D N N O S I
P O L I T I E A G E N T V C A K R O K O D I L I O A P
A R T P L I K H V X E J U R K J R E P
E D F E S T Y H U K N P O L M S N M E
G U R E K U R N V D F E R A T A I L J L O R
O T Y R H P A N N E N K O E K E T H E B V S
Fiche drie
Fiche vier
Fiche zes
Fiche acht
Fiche negen
Fiche tien
