Goddelijke orde Romaans in de elfde en twaalfde eeuw. H.2 Bespiegeling vwo.
De toeschouwer als twaalfde man
Click here to load reader
-
Upload
steve-oosterkamp -
Category
Sports
-
view
68 -
download
1
description
Transcript of De toeschouwer als twaalfde man
De toeschouwer als twaalfde man
By Steve Oosterkamp © 22-08-2013
De toeschouwer als twaalfde man
Zondag 18 augustus, 15.50 uur. Aanvoerder Alexis Gregoire neemt zijn ploeg mee naar binnen, de
warming-up zit erop. In de kleedkamer volgen de laatste oppeppende woorden: “Kom op mannen!
Laat wat zien aan onze fans!” Vijf minuten later betreden de formaties van Käerjeng 97 en
Grevenmacher de grasmat. Langs de lijn klappen de 180 toeschouwers in hun handen, het duel in de
Luxemburgse Eredivisie kan beginnen.
Zondag 18 augustus, 16.50 uur. John Terry roept zijn ploeg bijeen. De ervaren rot centraal achterin
draagt uiteraard ook dit keer de aanvoerdersband. In de kleedkamer nog even de laatste woordjes:
“Doe het voor onze supporters!” Even later staan Chelsea en Hull City klaar voor de aftrap. Op de
tribunes ruim 40.000 laaiend enthousiaste fans, het duel in de Engelse Premier League kan van start.
Centre Sportif Käerjenger Dribbel / Foto: www.soccerway.com
Twee totaal verschillende wedstrijden, twee totaal verschillende competities en twee totaal
verschillende entourages. Toch was er afgelopen zondagmiddag een overeenkomst tussen Käerjeng
97 en Chelsea: beide ploegen keken vol vertrouwen uit naar hun naderende thuiswedstrijd. En
terecht, want in de voetballerij (en vele andere sporten) is er nu eenmaal sprake van thuisvoordeel.
Gemiddeld wordt in het Europese profvoetbal zo’n 45% van de wedstrijden gewonnen door het
thuisspelende team, 25% eindigt gelijk en ongeveer 30% van de duels wordt gewonnen door de
bezoekers.
Wanneer een leek op voetbalgebied aan een ‘voetbalkenner’ vraagt hoe het kan dat de thuisploeg
het over het algemeen zoveel beter doet dan de uitploeg, dan zal de ‘kenner’ meestal twee of drie
redenen noemen. De termen ‘vertrouwde omgeving’ en ‘eigen publiek’ liggen voor de hand en
tegenwoordig is er ook nog zoiets als kunstgras. Dat de invloed van kunstgras zeer minimaal is, blijkt
uit het onderzoek van vorige week. Wellicht zit het hem dus in het spelen op vertrouwde bodem en
de steun van het eigen publiek. Helaas is in de invloed van het spelen op vertrouwde bodem niet te
meten, clubs spelen immers al hun thuiswedstrijden in hetzelfde stadion. De invloed van het publiek
is wel te meten en dat heb ik dan ook gedaan.
Camp Nou biedt plaats aan maar liefst 98.772 toeschouwers. / Foto: www.campnou.nl
“Kom aanstaande zondag allemaal naar het stadion en schreeuw je ploeg naar de overwinning!” Het
is een veelgehoorde / veelgelezen zin in de aanloop naar een thuiswedstrijd van een willekeurige
ploeg. De massale steun van toeschouwers kan voor de spelers op het veld blijkbaar voelen als een
extra steun in de rug. Sommige ploegen spreken zelfs over een ‘twaalfde man’ en bewaren
shirtnummer twaalf voor het ‘legioen.’ Blijkbaar vinden clubs het dus ook belangrijk, dat er zoveel
mogelijk publiek naar de thuiswedstrijden komt. Uiteraard wordt hierbij ook vanuit het financiële
oogpunt gedacht, maar de algemene gedachte is wel: hoe meer publiek, hoe meer steun. Klopt dit?
Maakt het voor de uitslag verschil of er 300 of 3000 toeschouwers achter hun ploeg staan? En is er
nog verschil tussen 20.000 toeschouwers of 50.000 toeschouwers? Waar ligt de grens waarop het
niet meer uitmaakt of er nog meer mensen bijkomen?
Voor dit onderzoek heb ik de uitslagen uit tien verschillende Europese competities, gedurende de
afgelopen tien seizoenen, met elkaar vergeleken. Op basis van de gemiddelde
toeschouwersaantallen, heb ik de onderzochte competities onderverdeeld in vier categorieën:
In de laatste kolom het gemiddelde aantal toeschouwers per wedstrijd.
Ik heb per categorie gekeken hoeveel procent van de wedstrijden werd gewonnen door de
thuisspelende ploeg, hoeveel wedstrijden in een gelijkspel eindigden en hoeveel wedstrijden
gewonnen werden door de bezoekende ploeg.
Uiteraard is het zo dat er veel factoren invloed hebben op de uitslag. Het ene publiek is heel trouw
en moedigt zijn ploeg 90 minuten lang aan, terwijl het andere publiek het een stuk rustiger aan doet.
Een legioen van 20.000 toeschouwers kan fanatieker zijn dan een stadion dat gevuld is met 50.000
man. Daarnaast speelt de sterkte van de ploeg een rol, evenals de vorm, de tegenstander, de
beslissingen van de scheidsrechter, enzovoort. Ten slotte speelt de factor geluk regelmatig een rol.
Echter, al deze factoren spelen in elke competitie, op elk niveau, mee. Over de 26.092 door mij
onderzochte wedstrijden, zijn deze factoren per competitie tegen elkaar weg te strepen, waardoor er
naar mijn mening een reëel beeld uit mijn onderzoek rolt.
Categorie 4
In categorie 4 heb ik de nationale competities van Luxemburg, de Färöer Eilanden en Estland onder
de loep genomen. Met respectievelijk gemiddeld 391, 512 en 176 toeschouwers langs de kant,
kunnen we spreken van matig bezochte competities. Wat we zien is dat er, ondanks de zeer lage
toeschouwersaantallen, ook in deze competities sprake is van thuisvoordeel. Het aantal
thuisoverwinningen ligt overal hoger dan het aantal uitzeges:
Qua thuisoverwinningen zitten de drie landen vrij dicht bij elkaar. Wat wel gelijk opvalt is het verschil
in aantal uitoverwinningen. Op de Färöer Eilanden, met gemiddeld 512 toeschouwers, wordt er nog
slechts 33,1% van de wedstrijden gewonnen door de bezoekers. In Luxemburg ligt het
toeschouwersaantal iets lager en wint in 36,3% van de wedstrijden de uitspelende ploeg. Ten slotte
staan er in Estland gemiddeld slechts 176 mensen langs de kant en pakt de uitploeg in maarliefst
40,6% van de wedstrijden de volle buit.
Totaal categorie 4 (± 500 toeschouwers):
Wanneer we de drie competities uit deze categorie bij elkaar optellen, blijkt dat de thuisploeg in
43,3% van de gevallen wint, 19,7% van de wedstrijden gelijk eindigt en 37,0% van de wedstrijden
gewonnen wordt door de bezoekers. Gemiddeld levert een thuiswedstrijd in deze landen 1,50 punt
op en een uitwedstrijd 1,31 punt.
Categorie 3
Dan eens kijken naar competities die al iets meer bekijks trekken. In categorie 3 heb ik gekeken naar
wedstrijden uit de Deense competitie (gemiddeld 7.446 toeschouwers), de Tsjechische competitie
(4.723) en de Nederlandse Jupiler League (3.300). Meer toeschouwers, dus meer steun, dus meer
thuisvoordeel?
Wat we zien is dat de thuisploeg in deze competities inderdaad al vaker aan het langste eind trekt. Bij
elkaar opgeteld wint de thuisploeg in 46,1% van de gevallen, dat is al 2,8%-punt meer dan in de
competities uit categorie 4.
Totaal categorie 3 (± 5.000 toeschouwers):
Een thuiswedstrijd levert gemiddeld 1,64 punt op, oftewel 0,14 punt meer dan de competities uit
categorie 4. Uitspelende ploegen moeten het doen met gemiddeld 1,10 punt, tegenover 1,31 punt in
de zwakst bezochte competities.
Categorie 2:
Verder met competities uit categorie 2. Hierin heb ik de Nederlandse (18.336) en de Franse (20.537)
competitie bestudeerd. Zou er in deze competities sprake zijn van nog meer thuisvoordeel dan in de
competities die onder categorie 3 vallen?
Ja, er is inderdaad sprake van nog iets meer thuisvoordeel, maar het verschil is klein. In Nederland
wordt maar liefst 48,5% van de wedstrijden gewonnen door de thuisploeg, tegenover 22,3% gelijke
spelen en 29,2% uitoverwinningen. In Frankrijk liggen de verhoudingen iets anders, maar ook daar
levert een thuisoverwinning gemiddeld ongeveer even veel punten op. Bij elkaar opgeteld zien we de
volgende eindbalans voor competities uit categorie 2:
Totaal categorie 2 (± 20.000 toeschouwers):
Categorie 1:
Dan naar categorie 1, de absolute topcompetities van Europa. Met gemiddelde
toeschouwersaantallen van respectievelijk 41.080 en 34.875 zijn de Duitse Bundesliga en de Engelse
Premier League de twee bestbezochte competities ter wereld. Hebben die vele toeschouwers nog
extra invloed op het resultaat en is hier nog meer sprake van thuisvoordeel?
Nee, dat is niet het geval. De cijfers in deze topcompetities liggen zelfs nog dichter bij categorie 3,
dan bij categorie 2. Opgeteld wordt er in categorie 1 ‘slechts’ 46,2% van de wedstrijden gewonnen
door de thuisspelende ploeg en 28,0% door de bezoekers:
Totaal categorie 1 (± 35.000 toeschouwers):
Ook de 1,64 punten die de thuisploeg gemiddeld pakt, tegenover de 1,10 van de bezoekers, komt
overeen met competities uit categorie 3.
Eindbalans:
Gesorteerd op gemiddeld behaalde punten thuisploeg per wedstrijd.
De kleine competities steken er duidelijk onderuit. Met slechts een handjevol aanwezige
toeschouwers, zien bezoekende ploegen hun kans schoon om er met de volle buit vandoor te gaan.
In competities met een paar duizend toeschouwers is het ‘thuisvoordeelgehalte’ groter, maar daarna
is er geen duidelijke stijging meer te zien. De Engelse en de Duitse competities scoren bijvoorbeeld
lager dan de Tsjechische en de Nederlandse competities.
Conclusie
Al met al kunnen we concluderen dat het aantal toeschouwers zeker van invloed is op het resultaat
van de wedstrijd, maar tot op zekere hoogte. Vanaf het moment dat er een paar duizend
toeschouwers in het stadion zitten, kan er gesproken worden van een volwaardige ‘twaalfde man.’
Alles wat er daarna nog bij komt, heeft geen invloed meer op het thuisvoordeel.
Clubs die dit onderzoek lezen, zouden er dus voor kunnen kiezen om de capaciteit van hun stadion
terug te brengen naar 4.723 plaatsen, maar laten we hopen dat dat niet gebeurt. Want wat is er nou
mooier dan een volgepakt San Siro of een uitverkocht Anfield Road?
Foto: www.sporist.com
Gedetailleerde info per seizoen is op te vragen via: [email protected]
Bron uitslagen: www.weltfussbal.de
Bron toeschouwersaantallen: www.european-football-statistics.co.uk