De terugslag na het schot (HUMO)

6

Click here to load reader

Transcript of De terugslag na het schot (HUMO)

Page 1: De terugslag na het schot (HUMO)

36 – HUMO Nr 3683 | 14

28 april 2009. Inspecteur Davy Missiaen en zijn collega Kenny zitten te eten op het politiekan-toor van de zone Het Houtsche. Het Houtsche is een uitgestrekte politiezone ten oosten van Brugge, met landelijke gemeenten als Beer-nem, Oostkamp en Zedelgem: niet meteen broeihaarden van crimina-liteit. Politiepersoneel moet hier vooral bestand zijn tegen huiselij-ke twisten. ‘Urenlange gesprekken waar je kop van pijn doet maar die niets oplossen,’ zoals Davy ze om-schrijft. Inbrekers arresteren vindt hij niet erg, maar die rúzies. Hij heeft al vijftien jaar dienst: dat zijn ettelijke avonden dat je ’s avonds thuiskomt en dat je kop pijn doet. Hij begint zich stilaan af te vragen of hij niet moet uitkijken naar een andere functie. Net voor acht uur ’s avonds roept de plicht. Een oproep van Ciwes, de dispatching: aan de Kerkstraat 18 (*) in Oedelem, een deelgemeente van Beernem, moet ‘een agressief en bedronken persoon’ worden op-gehaald. De Kerkstraat is op am-per honderd meter van Missiaens eigen woning. Een dronken man die stennis maakt tegen ambulan-ciers: Davy heeft zo’n vermoeden

dat het weer gezellig gaat worden vanavond. Bij zo’n oproep verwacht je cha-os zodra je aankomt, maar aan de Kerkstraat 18 – een lage, vrijstaan-de bungalow met grote ramen voor-aan – is alles rustig. Davy grijpt naar zijn radio. Heeft de dispat-ching zich vergist?

28.04.2009 20:05:23. Houtsche 211 aan Ciwes: kunt u nog eens het huisnummer herhalen Kerkstraat te Beernem. Kerkstraat áchttien, kraakt de ra-dio terug. Net op dat moment komt de ambulance ter plaatse: het adres klopt dus. ‘Annuleer het bericht,’ laat Davy de dispatching weten. De vrouw des huizes schiet in-middels de voordeur uit. De ‘agres-sieve en bedronken persoon’ is haar vriend, Dominik S. Hij heeft een drankprobleem, legt ze uit. Die middag is de huisarts nog langsge-komen, en die heeft hem met aan-drang geadviseerd om zich te laten opnemen voor behandeling. Daar had hij geen zin in, maar de vrouw vindt dat het genoeg geweest is: ze wil hem tegen zijn zin laten col-loqueren. Terwijl Dominik S. in de woonkamer zijn roes lag uit te sla-

pen, had ze de ambulance gebeld. Davy ziet de man van op straat in de zetel liggen. Dit is geen zaak voor de politie, besluit hij vrijwel onmiddellijk. Hij twijfelt trouwens of de ambulan-ciers de man wel zullen meene-men. ‘Je kan iemand niet zomaar colloqueren, hè. Dat kan alleen in overleg met een arts en het parket.’ Davy wil nog één ding weten van de dispatching.

28.04.2009 20:09:54. Houtsche 211 aan Ciwes: is die Dominik S. ge-kend in het ANG, over? Ciwes aan Houtsche 211: affirma-tief, verschillende gevallen van op-zettelijke slagen en verwondingen (*) Davy stuurt de ambu-lanciers naar binnen om met Dominik S. te pra-ten. Zelf blijft hij met zijn collega Kenny in de gang staan – vijf-tien jaar ervaring leert hem dat hij, als politieman, beter uit het blikveld van de man blijft. ‘Het leek me het beste om eventjes af te wachten hoe de boel evolueerde.’ Verrassing: Dominik S. is niet blij als een ambulancier hem uit zijn roes schudt. En dat is hij ze-ker niet als agent Kenny zijn neus om de hoek van de deur steekt. Hij komt moeizaam overeind en wag-gelt naar de agenten toe. Davy: ‘Ik zag dat het een grote vent was, maar hij leek me suf. Hij was niet agressief, eerder robot-achtig. Hij zei: ‘Maak dat je mijn huis uit bent.’ Ik: ‘Kom, praat eens met die mensen van de 100.’ En ik gaf hem een hand – om zijn ver-trouwen te winnen. Kenny en ik zijn dan half over de drempel gaan staan, nét niet buiten – ik wilde

niet dat hij de deur voor onze neus kon dichtsmakken, met die ambu-lanciers binnen. Daar leek hij zich in te schikken.’ Nog geen minuut later komen de ambulanciers de gang in: de man is verdwenen. Naar achteren. Davy vindt dat niet noodzakelijk slecht nieuws – hij had toch al weinig zin in een eindeloze discussie met een dronkenlap. Of er gevaar is dat de man zichzelf iets aandoet, infor-meert hij bij de vrouw des huizes. ‘Ah, hij heeft wel twee geweren in huis.’ Davy schrikt: ‘Ah JA??’ Op dat moment is hij de man al dertig se-conden uit het oog verloren. Hij stuurt de ambulanciers weg en trekt zijn wapen. Hij sluipt om het huis

naar achteren toe, zijn collega gaat langs de andere kant.

Het is redelijk goed weer, en de ramen staan open. Als hij halverwege de zijge-vel is, hoort hij: KLAK! KLAK!

Hij roept naar de andere kant van het huis: ‘Kenny! Hola! Klopt

niet! Ik hoor entwat raars!’ Op dat moment ziet hij de man in zijn woonkamer staan. In zijn handen houdt hij een dubbelloops jachtgeweer. ‘Een láng geweer,’ be-nadrukt Davy, en hij houdt zijn ar-men uit elkaar: ‘Zó’n kadaf.’ De twee agenten spurten terug naar de oprit en zoeken dekking achter de combi – die staat zo’n vijfentwintig meter van de voordeur. Vanuit die relatief veilige positie zien ze hoe de man in de deuropening gaat staan, het wa-pen in de aanslag. Davy wil hun ko-gelvrije vesten nog uit de koffer van de combi halen, maar dat lukt niet: om aan de vesten te raken, moet hij té ver uit zijn dekking komen. Dan drukt hij de alarmknop op zijn boor-dradio in: dat mag alleen bij acuut levensgevaar.

p litiemannen die hun wapen gebruikten

De terugslag na het schot

Op 12 februari schoot een politieagente in Hoboken een zigeuner dood tijdens een interventie: volgens de woordvoerder van het parket had de man de agente bedreigd met een mes. In oktober vorig jaar kreeg de 19-jarige Raphaël V. in zijn ouderlijk huis een politiekogel in het hoofd; hij overleed ter plaatse. Zijn ouders beweerden dat de jongen al op de grond lag toen de schoten ge-lost werden, het parket ontkende dat later. Ook Raphaël zou de politiemensen hebben aangevallen, met een machete dit keer. Elke politieman en -vrouw, zo’n veertigduizend in totaal, krijgt tijdens zijn of haar opleiding een wapen overhandigd. De meeste halen het hooguit een paar keer per jaar uit de holster, en ope-nen tijdens hun hele carrière nooit het vuur op een verdachte. Wie dat wel al deed, kan getuigen over de niet geringe emoti-onele terugslag na het schot.

Source: Humo Publication date: 5-4-2011

Page 2: De terugslag na het schot (HUMO)

5 april 2011 HUMO – 37

28.04.2009 20:18:49 NOODOP-ROEP Houtsche 211 aan Ciwes: Flash! Flash! Betrokkene staat in zijn woning met een vuurwapen ge-richt naar ons. Op dat moment, zegt Davy, was het voor hem duidelijk: ‘Het gaat hier showtime zijn.’ Vraag hem niet hoe hij dat wist, hij was nooit eer-der in een schietpartij betrokken geweest. Gewoon: ‘Nooit iemand zo ostentatief met een geweer in zijn huis zien staan.’

WaarschuWings-schot agent Luk (*) heeft in zijn carrière al twee keer een schot gelost. De eerste keer was aan het begin van zijn carrière, toen hij was opgeroe-pen bij een nachtelijke inbraak. De inbreker ging op de loop, luk schoot in de lucht. ‘Er zijn dan twee moge-lijkheden,’ legt hij uit: ‘Ofwel gaan ze nog harder lopen, ofwel blokkeren ze.’ De inbreker in kwestie was van het blokkerende type: na het waar-schuwingsschot bleef hij staan, en kon hij gearresteerd worden. later is er over dat schot heel wat gediscussieerd. Sommige collega’s vonden dat luk zichzelf en ande-ren onnodig in gevaar had gebracht door ’s nachts op straat te schieten. En achteraf gezien zou hij dat in zo’n situatie niet meer doen, zegt hij zelf. Maar: ‘ik zat met getrokken wapen achter die man aan. Hij was hele-maal in het donker gekleed. ik wist niet of hij gewapend was. Toen hij opeens stopte en zich omdraaide, heb ik in de lucht geschoten. Om de situatie te bevriezen. achteraf bleek dat hij ongewapend was, maar dat wist ik toen niet.’ Het incident is administratief afgehandeld, probleemloos al bij

‘Oké, hij schOOt eerst. Maar dOOr Mijn kOgel is hij wél vOOr het leven verMinkt’

Inspecteur Davy Missiaen

Source: Humo Publication date: 5-4-2011

Page 3: De terugslag na het schot (HUMO)

38 – HUMO Nr 3683 | 14

al. Het waren andere tijden. Begin jaren negentig kon je je eens een waarschuwingsschot permitteren zonder dat daar al te moeilijk over werd gedaan. Het tweede schietincident da-teert van zo’n jaar geleden. Plaats van de handeling: een groot plein met een speeltuin, in een middel-grote Vlaamse stad. Het is goed weer, kinderen spelen op de speel-tuigen. Overal rond het plein staan kleine woningen – zo klein dat mensen bij de eerste lentezon hun voordeur openzetten en op straat gaan zitten. Op een bankje in de zon zit een man. Met in zijn broeks-riem: een pistool van het type GP, het oude dienstwapen van de vroe-gere rijkswacht. De man is in het zwart gekleed, heeft dunnend haar in een paarden-staart, een lange ringbaard en een onverzorgd snorretje – ‘als een ma-gere Hell’s Angel’, zegt Luk. Hij is ‘onnatuurlijk bleek’, vindt Luk ook. Het is moeilijk om niet aan Hans Van Themsche te denken, de ra-cistische killer die een jaar of twee eerder op zijn dodelijke tocht door Antwerpen was getrokken. Op nog geen drie meter van de man, vlak in zijn schootsveld, speelt een kind. Popquiz, hotshot: wat doe je als politieman in deze situatie? Het plein ontruimen is uitgesloten, want dat zou de man meteen mer-ken. Zo riskeer je een gijzelingssi-tuatie uit te lokken – of erger, be-

staat het gevaar dat de man als een dolle schutter om zich heen begint te schieten. Luk beslist om, samen met zijn collega’s, de man langs achteren te benaderen. Ook niet ideaal: het is zelden een goed idee om een ge-wapende man aan het schrikken te brengen. Bovendien zit hij met zijn rug tegen een tamelijk hoog hek. ‘We konden hem niet vastgrijpen of hem een tik op zijn hoofd geven – het was echt een worstcasescenario.’ Luk en zijn collega’s naderen tot op een meter of twee van de man. Pas als ze naar hem roepen dat hij zijn wapen neer moet leggen, draait hij zich om. ‘Hij schrok, natuurlijk: opeens stonden er twee politiemensen met een wapen voor zijn neus, en ach-ter ons stond nog een derde. Maar hij leek niet echt te reageren. Inte-gendeel, hij legde zijn vinger op de trekker. Het was alsof hij in hogere sferen verkeerde. En wij maar roe-pen: ‘Politie! Doe niet dom, leg dat wapen weg of we schieten!’’ De grootmoeder van het spelen-de kind heeft inmiddels door dat er een probleem is – drie politie-mensen met getrokken wapens, dan ga je iets vermoeden. Ook de bewoners van het plein hebben de beroering opgemerkt. Overal rond het plein zoeken mensen dekking achter wagens. Alleen de gewapen-de man zelf lijkt niet helemaal bij de les te zijn. Luk: ‘Hij spande de

haan op – dat ging toch al naar schieten toe. En toen draaide hij zich volledig om en vuurde hij op mij, uit zittende positie.’ Voor Luk is het op dat moment honderd procent duidelijk dat er iets scheelde met de man. Hij was apathisch – er was geen spoor van emotie op zijn gezicht te lezen, ‘als-of hij een masker droeg’. ‘Ik voelde toen al: dit komt niet goed.’ Luk had in de loop der jaren wel-eens bedacht wat hij zou doen als iemand een wapen op hem zou richten – risico’s van het vak, niet-waar. Tegen collega’s die ernaar vroegen, had hij altijd volgehou-den: ‘Als ik ooit schiet, is het om te doden.’ Bij schietoefeningen voor politiepersoneel is het ook de be-doeling om doelwitten te raken in de ‘rode’, dodelijke zone. Maar nu, in het echt, kan Luk er zich niet toe brengen. Hij springt achteruit en vuurt naar beneden, in de grond vóór de man. ‘Een soort waarschu-wingsschot, denk ik. Ik dacht: ik hoop dat het nu gedaan is. En de hele tijd was ik naar zijn wapen aan het kijken: is dat nu écht of is dat nep? En als het een nepwapen is, en hij vuurt op ons: wat dan?’

‘Oh, fuck!’ In Beernem hurkt Davy achter de wielen van zijn combi. Hij denkt, nee, hoopt: misschien staat Domi-nik S. gewoon wat show te verko-pen in zijn deuropening. ‘Ik dacht:

hij zal wat de onnozelaar uithangen met zijn jachtgeweer en dan terug naar binnen gaan. Op het moment dat hij daar stond te dreigen, had-den we puur technisch al op hem moeten vuren. Maar dat doe je na-tuurlijk niet.’ Davy en Kenny roepen naar Do-minik S. dat hij zijn wapen moet neerleggen (‘Geen suggéstie, hè, het was een bevel’). Na de vier-de aanmaning vuurt Dominik S. op de combi. De knal is oorver-dovend. Davy’s oren beginnen te tuiten, overal rond hem regent het glas. Hij ziet zijn collega Kenny op de grond vallen. Is hij gewond? Hij weet het niet.

28.04.2009 20:19:22. ‘Hallo…Hal-lo – godverdomme zeg’. Radiobe-richt Kerkstraat 18 Beernem, vuur-wapengebruik. ‘Kom naar buiten zonder wapen!’ ‘Leg je wapen op de grond!’ Onmiddellijk gevolgd door vermoedelijk de stem van de tweede inspecteur, die met lui-de stem roept: ‘Op de grond!’ Na de laatste sommatie (samen vier) volgt onmiddellijk het geluid van een schot, waarbij vermoedelijk de inspecteur die de bevelen som-meerde ‘oh fuck’ zegt. Na een drie-tal seconden volgt het geluid van vier schoten die elkaar onmiddel-lijk opvolgen.’ Zo staat het beschreven in het pv dat achteraf over het incident is op-gesteld. Uit het verslag van de wa-

De terugslag na het schot

De combi van Davy Missiaen en zijn collega, het geweer waarmee Dominik S. hen bedreigde en de bungalow waar de feiten zich afspeelden. Uit het rapport van de wapenexpert: ‘De beginenergie van de hagellading ligt ver boven de mortaliteitsdrempel.’

Source: Humo Publication date: 5-4-2011

Page 4: De terugslag na het schot (HUMO)

5 april 2011 HUMO – 39

pendeskundige van het parket blijkt dat Dominik S. geschoten heeft met een dubbelloops jachtwapen van het merk Sabatti, met de lopen bo-ven elkaar gemonteerd (‘superpo-sé’). Het afgevuurde patroon be-staat uit 270 loden hagelkorrels van zo’n 2,45 mm diameter. Nogmaals de wapenexpert: ‘De beginenergie van deze hagellading bedraagt 1093 joule, wat ver boven de mor-taliteitsdrempel ligt.’ Hij bedoelt: zo’n lading hagel overleef je niet. Na het schot van Dominik S. vuurt Davy vier keer terug – zo snel na elkaar dat op de radio-op-name geen pauze te horen is tus-sen de schoten. Dominik S. staat op vijfentwintig meter van hem en Kenny vandaan, zowat de maximale afstand die politiepersoneel oefent op de schietstand. Davy heeft geen idee of hij de man wel zal raken: ‘ik kon hem duidelijk zien staan, maar 25 meter is gewoon vér.’ Wat hij voelde, was vooral boos-heid, zegt hij. ‘Godverdomme, weet je wel? Omdat hij naar ons gescho-ten had. En het is erop of eronder. Om op hem te schieten, moest ik mezelf blootgeven. ik mocht niet missen. Maar je vuurt eigenlijk niet met de bedoeling om hem te raken. Je vuurt in zijn richting, en je hoopt dat hij zich zal terugtrekken. ik wil-de hem terug zijn huis in krijgen.’ Dat lukt: na vier schoten laat de man zijn wapen zakken en gaat hij terug de woning in. Dankzij bewo-

ners in de straat, die van op hun eerste verdieping kunnen binnen-kijken in de woonkamer van de man, kunnen Davy en Kenny zijn bewegingen gedurende het volgen-de halfuur volgen. Hij loopt rond in zijn living. En wat later: hij is op de zetel gaan liggen. Een halfuur later – er is inmid-dels versterking aangerukt – komt Dominik S. opnieuw in de deurope-ning staan. Hij houdt de armen in de lucht; één arm hangt lager dan de andere. Davy: ‘ik stond ver van hem af. ik dacht: heeft hij nog een pistool in de hand? Gaat hij zich in zijn voortuin van kant maken?’ Uiteindelijk blijkt hij zo ernstig verwond aan de pols dat hij zijn arm gewoon niet hoog in de lucht kán houden. Eén van Davy’s vier kogels moet raak getroffen hebben.

‘Wat doe je nu!’Het schot dat luk heeft afgevuurd in de grond voor de man op de bank maakt bitter weinig indruk. De ‘ma-gere Hell’s angel’ springt recht, richt zijn wapen op luk en vuurt. luk heeft geen keuze: hij begint nu ook op de man te schieten. Zijn collega naast hem doet hetzelfde. ‘Je kán niet anders. We stonden op een meter of drie van elkaar, het gebeurt allemaal in een frac-tie van een seconde: het is schieten of neergeschoten worden. in princi-pe heb je hem dan altijd mee, maar we hebben bewust

laag geschoten, om geen omstan-ders te raken. Na het eerste salvo dacht ik dat ik hem volkomen ge-mist had. ik dacht: shit, ik schiet te laag! ik schiet náást zijn been!’ De man draait zich om en be-gint nu op luks collega te vuren. luk blijft schieten, tot de man door zijn benen zakt. ‘ik dacht dat ik hem toen pas voor het eerst geraakt had. achteraf bleek dat ik meer-dere keren raak had getroffen.’ luk heeft in totaal meer dan tien kogels afgevuurd, maar de man heeft geluk. Normaal gebruikt de politie dumdumkogels: die spatten open bij de inslag. Ze zijn ontwor-pen om een verdachte tot elke prijs te stoppen, ongeacht diens staat van razernij of schuimbekkend-heid. De verwondingen zijn nave-nant, maar voor eventuele omstan-ders is het veiliger: dumdumkogels ketsen niet af. alleen heeft luk net zijn nieuwe dienstwapen gekre-gen, en de bijgeleverde munitie is nog van het gewone type. De ko-gels zijn los door de man heen ge-gaan, maar als bij wonder hebben ze geen vitale organen geraakt. luk: ‘Die eerste momenten dat hij op de grond lag, gierde de adrena-line door mijn lijf. ik heb zijn wapen weggeschopt en gekeken. ik dacht: oef, ’t is dan toch een echt wapen. We sloegen hem in de boeien en ik begon op hem te roepen: ‘Fuck,

fuck, fuck! Klootzak! Stomme-rik, waarom dóé je dat nu?’

Een uur of twee later krijgt het interventieteam slecht nieuws: het wapen was een replica. Géén ‘speel-goedwapen’, zoals de volgende dag in de krant stond, benadrukt luk. ‘Een replica is een exacte kopie, ge-maakt van exact hetzelfde materi-aal. ’t is niet dat er zo’n geel stopje op de loop zit, hè. Een replica ziet er volkomen hetzelfde uit als een echt wapen. Hij had ook een lader, met een bolletjespatroon. Mensen zeggen: dat kan geen kwaad, maar als je zo’n bolletje door je oog of je slaap krijgt, ben je ook dood, hoor.’ Of je dat niet hoort, dat dat geen echt wapen is? luk schudt meewa-rig het hoofd: ‘als het stil is, mis-schien, maar toen ik hem de trek-ker zag overhalen, ben ik meteen zélf beginnen te schieten. En mijn collega naast mij ook. Weet je hoe-veel lawaai dat maakt?’ Net als Davy was luk vooral kwáád, zegt hij. ‘ik denk dat hij zelfmoord wilde plegen door zich te laten neerschieten door een politieman, zoals Van Themsche geprobeerd heeft. Death by cop. Wie gaat er nu een vuurgevecht aan met drie politiemannen met een bolletjespistool? ik voelde mij gebruikt. ik dacht: ‘Klootzak! Je brengt ons in gevaar, je brengt kinderen in gevaar!’’ Waarom heeft luk, toen het erop aankwam, níét geschoten om te do-den? Hij weet het niet. ‘ik had hem in zijn hoofd kunnen schieten, maar

Source: Humo Publication date: 5-4-2011

Page 5: De terugslag na het schot (HUMO)

40 – HUMO Nr 3683 | 14

je doet dat niet. Misschien omdat ik bang was dat ik hem zou missen. Ik wilde gewoon dat hij zou ophou-den met schieten: stop, stop, stop! En misschien zat ik ook nog altijd met die minieme twijfel: is het nu een echt wapen of niet? Mijn ver-stand zei dat ik hoger moest schie-ten, maar mijn lichaam wilde pre-cies niet mee.’

Job kwiJtLuk heeft geschoten op een man met een namaakpistool, maar heeft het incident al bij al goed verteerd – mede dankzij zijn gezonde dosis woede, die het verwerkingsproces bespoedigt, en een goede begelei-ding binnen zijn departement. ‘In het begin was ik heel erg onder de indruk, maar nu heb ik het achter me gelaten. Ik ben vooral blij dat ik hem niet heb moeten doodschie-ten, want daar had ik moeilijk mee kunnen leven. Ik ben alleen bang dat hij zich nu onsterfelijk gaat wa-nen: vijf kogels in zijn lijf, en het toch overleefd.’ Davy is beschoten door een man met een fors uitgevallen jachtge-weer die zijn combi aan gruzele-menten heeft geknald. En toch is het Davy en niet Luk die nu, bijna twee jaar na de feiten, nog altijd zorgelijk fronst als hij terugblikt

op zijn shoot-out. Het begon al de avond zelf, toen de straat hermetisch werd afgesloten en een hele

stoet mensen op de plek des onheils aankwam: collega’s, su-

perieuren, een wetsdokter, een wa-pendeskundige, mensen van het parket, een satellietwagen van vtm, en in de late uren nog een on-derzoeksrechter ook. Vrijwel met-een voelde hij zich onbehaaglijk bij dat hele circus, zegt Davy. ‘Ik dacht direct: dat gaat hier gelijk niet goed komen. Ik zag het aan de verwon-dingen aan zijn pols: we hebben zijn handboeien moeten uitdoen, omdat hij te ernstig gewond was. En die wapendeskundige kwam naar mij en zei: ‘Je collega heeft ook geschoten.’ Ik dacht: hoe kan hij dat nu zeggen? Mijn collega hád helemaal niet geschoten! Ik dacht: als ze zo gaan beginnen, zal het wel om zeep zijn.’ Dat slechte voorgevoel verbetert niet wanneer de wetsdokter hem later die avond laat weten dat Do-

minik S. wellicht invalide zal blij-ven. Davy’s dumdumkogel heeft in de pols van de man pezen en ze-nuwbanen doorgesneden en een bot verbrijzeld. Als Davy een paar dagen later door het parket officieel in staat van verdenking wordt gesteld we-gens ‘poging tot doodslag’, is het hek helemaal van de dam. Het par-ket verzekert hem dat het een puur procedurele maatregel is: ze willen zeker geen schijn van partijdigheid wekken. Maar daar heeft hij weinig boodschap aan. ‘Toen ik dat hoor-de, vlak voor ik verhoord zou wor-den door de onderzoeksrechter in Brugge, zakte de vloer onder mij weg.’ Wanneer de onderzoeksrech-ter vraagt hoe het met hem gaat, antwoordt Davy dus naar waarheid: ‘Slécht.’ Hij heeft achteraf opgezocht wat dat strafrechtelijk zoal inhoudt, ‘po-ging tot doodslag’. ‘Dat betekent dat ik tijdens het vuren echt wil-de dat die man zou sterven door mijn kogels. Terwijl ik alleen maar mijn eigen leven heb beschermd, en dat van mijn collega. Ik kon daar niet bij, dat ik opeens een verdach-te was. Gewoon omdat ik mijn job gedaan had!’ Hij kijkt nog steeds gepijnigd als hij het vertelt. ‘Het bleef maar malen: ik heb iemand beschoten. Iedereen kon wel zeg-gen dat alles perfect was verlopen en dat het wel goed zou komen, de burgemeester, de collega’s, maar wat als het niet goed komt? Dan is het: assisen. Job kwijt.’

Goeien en slechtenOnzekerheid is een vaak voorko-mend bijverschijnsel van schietin-cidenten, zegt Sara Belmans, psy-chologe bij het Stressteam van de Federale Politie. Na zo’n incident worden politiemensen verhoord, in de regel door politiepersoneel van een andere zone, en dat gebeurt zeer officieel. ‘De ondervragende collega’s stellen zich zeer afstan-delijk op. Het is een echt verhoor, met de politieman in de rol van de dader. Dat is heel confronterend voor politiemensen: zij zijn het ge-wend om zichzelf als ‘de goeie’ te zien. Die omkering van de rollen – en dan nog omdat ze hun werk hebben gedaan – wekt heel veel frustratie op.’ De nasleep van een schietinci-dent is sowieso een emotionele aangelegenheid. Bij de vaste symp-tomen noemt Belmans onder meer hyperactivatie: niet kunnen slapen, omdat het lijf tjokvol adrenaline zit en de verdedigingsmechanismen niet wil uitschakelen. Opvliegend-heid is ook een bekend symptoom: in de dagen na het incident krijgen bezorgde echtgenotes of goedme-nende collega’s nog weleens een snauw wanneer ze informeren hoe het er nu mee gaat. Het acute gevaar leidt er ook toe dat politiemensen een soort tun-nelvisie krijgen, legt Belmans uit, waardoor ze achteraf de gebeurte-nissen moeilijk kunnen reconstru-eren. Die gaten in hun geheugen zorgen ervoor dat ze extra bezorgd

zijn wanneer ze achteraf verhoord worden. Stond ik wel echt op de plaats waar ik gezégd heb dat ik stond? Heb ik alles wel volgens het boekje gedaan? Davy wéét dat hij en zijn colle-ga vier keer geroepen hebben naar Dominik S. En toch bleef hij ach-teraf aan Kenny vragen: ‘Wij heb-ben toch geroepen?’ – ‘Maar ja, vier kéér!’ Het was de angst: ze gaan van mij toch geen zondebok ma-ken? Ze gaan mij toch niet kunnen pákken? Die nacht is hij thuisgekomen rond half twee. Slapen was uitge-sloten. ‘Ik was op. Ik zat in mijn bed en ik dacht: wat heb ik gedáán? Ik voelde mij ergens… schuldig. Oké, die man heeft op ons geschoten, maar het is wel mijn kogel die hem voor het leven verminkt heeft.’

wapenwedloopAls kinderen polies en dief spelen, doen ze dat met een duim en een wijsvinger. Vroeger zag de politie er geen graten in om dat op rekru-teringsaffiches uit te spelen: zet er een holster met een pistool op, dan begrijpt iedereen voor welke job we mensen zoeken. Toen Luk voor het eerst een vuur-wapen kreeg, lang geleden tijdens zijn opleiding, oefende dat een ze-kere fascinatie op hem uit, geeft hij toe. ‘Als gast van twintig is het een raar gevoel om iets in je han-den te krijgen waarmee je iemand kan beschieten, kan doden zelfs. Ik was onder de indruk, ja.’ Hij is

De terugslag na het schot

Source: Humo Publication date: 5-4-2011

Page 6: De terugslag na het schot (HUMO)

5 april 2011 HUMO – 41

toen weleens met zijn revolver voor de spiegel gaan staan, al haast hij zich om te zeggen dat zijn wapen later ‘niet meer dan een werktuig is geworden’. Maar het zou een misvatting zijn om te denken dat de meeste poli-tiekogels worden afgevuurd door jonge, trigger happy agenten. Er bestaan geen solide cijfers over de leeftijd van politiemensen die ver-dachten verwonden, maar zowel Sara Belmans als een ex-lid van het Comité p heeft het aanvoelen dat het vooral gaat om dertigers, meestal mannen met een flink aan-tal kilometers op de teller. politie-mensen als Davy en luk, dus. Mis-schien omdat oudere flikken het voortouw nemen bij gevaarlijke in-terventies. Wat ook opvalt: op het moment dat er een schot valt, is er vaak ook al versterking aanwezig. Het komt zelden voor dat een politie-man in z’n eentje een verdachte achterna zit in een steeg en op-eens in de loop van een pistool kijkt. politiemensen vuren het vaakst binnen in huis – bij fami-lieruzies die uit de hand lopen, vaak omdat iemand dronken is, of psychotisch. Het zijn situaties die in een paar ogenblikken kun-nen ontsporen, waarin er gevaar is voor het politiepersoneel, en waaruit het moeilijk ontsnappen is. Er vallen ook geregeld schoten wanneer auto’s inrijden op weg-blokkades. En de top drie wordt vervolledigd door gangsters die

op weg zijn van of naar een klus, geconfronteerd worden met politie en naar de zware wapens grijpen. ‘Dat is misschien de situatie waar politiemensen nog het meest van wakker liggen,’ zegt Belmans. ‘Zul-ke gangsters kunnen overal opdui-ken, waardoor politiemensen wei-nig of geen controle hebben over de situatie – zie ook de zaak-Kitty Van Nieuwenhuysen.’ Jean-Marie Van Branteghem, directeur-generaal van de alge-mene Directie van de Ondersteu-ning en het Beheer van de federale politie, denkt na over de vraag of er de laatste jaren een politieman is veroordeeld voor een zogenaamde ‘bad shooting’, een schietincident waarbij de politieman niet had mó-gen vuren. Nee, zegt hij ten slotte. Dat zou hem ook ten zeerste ver-bazen, want de regels voor vuur-wapengebruik worden erin gedrild. Dat moet ook, met veertigduizend politiewapens in omloop. Je zal Van Branteghem ook nooit horen zeggen dat de politie zwaar-der bewapend moet worden om de wapenwedloop tegen de gangsters te winnen. ‘Een kalasjnikov, zoals sommige gangsters gebruiken, is een oorlogswapen. Wij willen zulke wapens per definitie niet in ons ar-senaal. Onze filosofie is om de situ-atie te beheersen. Er bestaan ko-gels die desnoods door staal gaan, maar die hoeven we niet. Dan is het einde zoek. Dan loop je gevaar dat je burgers verwondt die honder-den meters verder lopen. Neenee,

ik heb er geen probleem mee dat wij outgunned zijn. Wij zijn beter getraind: daarmee kan je veel com-penseren.’ Het ex-lid van het Comité p wil niet gezegd hebben dat er bij de politie cowboys rondlopen, maar is toch iets genuanceerder dan Van Branteghem. Elk jaar zijn er offi-cieel zo’n honderdvijftig gevallen waarbij politiemensen hun wapen afvuren. Zowat vijftien van die ge-vallen eindigen met gewonden of doden, en volgens het voormalige Comité p-lid is dat niet altijd om-dat de tegenpartij gewapend is. ‘De factor angst speelt een grote rol bij politiemensen: de wetenschap dat er de laatste jaren heel wat colle-ga’s zijn beschoten of gewond ge-raakt. Wat ook speelt, is dat ze vaak te weinig informatie hebben. Ze horen op de radio signalen: ‘overval, eventueel gewapenden’. De adrenaline stijgt, ze rijden er met een hoop naartoe, en dan komt die tunnelvisie in het spel. Die po-litiemensen willen hun taak doen, en zij zien hun taak als: die mens stoppen, en hem overleveren aan het gerecht.’ Het overhaaste karak-ter van dergelijke klopjachten, het gebrek aan leiding en communica-tie met de dispatching in het heetst van de actie, het gebrek aan infor-matie ook, dat alles leidt er soms toe dat er geschoten wordt wan-neer dat eigenlijk niet nodig is. Bovendien leert de politie niet genoeg uit schietincidenten, vindt het voormalige Comité p-lid. Elk schietincident moet in principe ge-meld worden, maar in de praktijk gebeurt dat niet altijd – zelfs niet als er gewonden zijn. ‘Er is een aan-zienlijk dark number. Soms moes-ten wij in de krant lezen dat er een gewonde is gevallen: daaruit kon-den we dan afleiden dat de politie geschoten had.’ En als er al gerapporteerd wordt, is de informatie vaak te summier om bruikbaar te zijn. ‘Er worden een aantal gegevens ingevuld: naam, voornaam, datum. Maar de situatie wordt niet beschreven. Tac-tisch kan je daar niks uit leren.’ op de kermis Het strafproces tegen Dominik S. is in december 2010 afgehandeld. al maanden daarvoor, in maart 2010, had het parket de aanklachten te-

gen agent Davy Missiaen wegens poging tot doodslag laten vallen. Toch was het proces nog een lastige hobbel, zegt Davy. ‘Je weet nooit: zou die dader met wraakge-voelens zitten? Maar hij heeft me tijdens het proces geen blik waar-dig gegund. Hij heeft ook geen spijt betoond, of zich verontschuldigd. De rechter achtte het bewezen dat Dominik S. had geschoten met de bedoeling om ons te doden: poging tot doodslag dus. Hij heeft drie jaar met uitstel gekregen, op voorwaar-de dat hij zich laat behandelen voor zijn alcoholprobleem.’ Het huis aan de Kerkstraat 18 is inmiddels gesloopt en vervan-gen door nieuwbouw. Dominik S. is verhuisd, ver weg. Stilaan kan Davy weer voorbij de plek des on-heils rijden, en hij hoeft ook niet meer bezorgd te zijn dat Dominik S. op een dag aan zijn voordeur zal staan. Omfloerst geeft Davy aan dat hij héél diep heeft gezeten. ‘ik ben op het randje van depressief ge-weest. iemand die minder weer-baar is… daarmee had het wel de-gelijk slecht kunnen aflopen. Want het raakt je toch heel persoonlijk. ik heb geen tijd gekregen om een slachtoffer te zijn. ik werd onmid-dellijk in de rol van dader geduwd, terwijl ik dat niet wás.’ Hij is nooit bij de politie gegaan om cowboy-en-indiaantje te spelen, zegt hij: ‘Geweld is met moeite vijf procent van het werk.’ En sinds het schietincident is hij zich nog meer bewust van wat een kogel aan-richt op menselijk weefsel. ‘Die dumdumkogels: als die hun doel raken, spatten die uiteen. Daarom ook dat die mens zijn arm naar de kloten is. Dat zijn dingen die je niet beseft op de schietstand. Daar is het: vijf kogels in de roos! Net als op de kermis.’ ‘als ik nu ga schieten, zie ik dat sommige collega’s er een zaak van maken om ‘goed’ te schieten, om zo precies mogelijk te mikken. Dan denk ik: jongen, als het eenmaal zo-ver is, piep je heel anders. als je in een schietincident betrokken raakt, zeg je achteraf niet: ik heb hem in de borst geraakt, twintig punten.’

Raf WeverberghFoto’s Thomas Legrève

Namen en plaatsen met een (*) zijn om privacyredenen gewijzigd.

Op 28 april 2009 werden inspecteur Davy Missiaen en zijn collega beschoten bij een interven-tie. Missiaen schoot vier keer terug: ‘Ik voelde vooral boosheid. Godverdomme, weet je wel? Omdat hij naar ons geschoten had.’

Source: Humo Publication date: 5-4-2011