DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter...

95
HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985 HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985 5 DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE POEDERLEE, LILLE, GIERLE EN WECHELDERZANDE IN DE ZEVENTIENDE EEUW Paul A. Janssens, Dr. med. Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen Dat de pest voor onze voorouders een plaag is geweest met een schier onoverzichtelijke lijdensweg, kunnen wij ons best voorstellen. De schrik en het afgrijzen ervoor is van geslacht tot geslacht blijven overgaan en zo zekere uitdrukkingen zoals 'blijf zeven stappen van mijn lijf', een der vele ordonnanties uitgevaardigd door het toenmalig bestuur van de stad of de gemeente, stilaan meer en meer uit 's mensensmond verdwijnt, spreken wij toch nog van 'hij heeft er der pest aan' en 'het stinkt als de pest'. De schrik voor deze verschrikkelijke ziekte was zo groot dat zelfs de naam ervan niet werd uitgesproken. Men noemde ze 'de haestighe sieckte', de ziekte met de snelle dodelijke afloop. En zegt de bekende Franse dichter de la Fontaine niet in zijn gedicht 'les animaux malades de la peste', 'la peste, puisqu'il faut l'appeler par son nom'... en zoals vele tijdgenoten beschreef hij ze als een straf van God. De pest is - naast oorlog, hongersnood en de dood - een der ruiters van de Apokalyps. Men had er zeker nog een vijfde kunnen aan toe- voegen: de aardbeving. In deze studie zullen wij blijven bij ons gebied. Lille met de deel- gemeenten Gierle, Poederlee en Wechelderzande en dan nog in de ze- ventiende eeuw (1600-1700). Hiervoor zijn er verschillende redenen. Vooreerst is het de eeuw van de laatste grote epidemiën in onze streken,

Transcript of DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter...

Page 1: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

5

DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE POEDERLEE, LILLE, GIERLE EN WECHELDERZANDE

IN DE ZEVENTIENDE EEUW

Paul A. Janssens, Dr. med. Walter Van den Branden, lic. hist.

1. De pest door de eeuwen heen

Dat de pest voor onze voorouders een plaag is geweest met een schier onoverzichtelijke lijdensweg, kunnen wij ons best voorstellen. De schrik en het afgrijzen ervoor is van geslacht tot geslacht blijven overgaan en zo zekere uitdrukkingen zoals 'blijf zeven stappen van mijn lijf', een der vele ordonnanties uitgevaardigd door het toenmalig bestuur van de stad of de gemeente, stilaan meer en meer uit 's mensensmond verdwijnt, spreken wij toch nog van 'hij heeft er der pest aan' en 'het stinkt als de pest'.

De schrik voor deze verschrikkelijke ziekte was zo groot dat zelfs de naam ervan niet werd uitgesproken. Men noemde ze 'de haestighe sieckte', de ziekte met de snelle dodelijke afloop. En zegt de bekende Franse dichter de la Fontaine niet in zijn gedicht 'les animaux malades de la peste', 'la peste, puisqu'il faut l'appeler par son nom'... en zoals vele tijdgenoten beschreef hij ze als een straf van God.

De pest is - naast oorlog, hongersnood en de dood - een der ruiters van de Apokalyps. Men had er zeker nog een vijfde kunnen aan toe-voegen: de aardbeving.

In deze studie zullen wij blijven bij ons gebied. Lille met de deel- gemeenten Gierle, Poederlee en Wechelderzande en dan nog in de ze-ventiende eeuw (1600-1700). Hiervoor zijn er verschillende redenen. Vooreerst is het de eeuw van de laatste grote epidemiën in onze streken,

Page 2: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

terwijl de ziekte nog sterk zal woekeren te Marseille (1721), Messina in Sicilië (1743), Moskou (1771), Hong-Kong (1894) en Dakar in Afrika (1944), waar ze gelukkig vlug kon uitgeschakeld worden door het toen-tertijd pas ingevoerde produkt D.D.T., gebruikt tegen menselijke para-sieten zoals vlooien en luizen.

Ten tweede zijn we voor deze periode zeker dat het hier ging om echte pest. Men is er immers niet altijd zeker van geweest of iedere epidemie wel als pestepidemie mocht afgedaan worden. Daarom sprak men dan ook van 'pestilentiële ziekten' en hoe verder men in de oudheid terug-gaat, des te moeilijker wordt het de werkelijke oorzaak te achterhalen, vooral als de geschiedschrijvers slechts spreken van 'grote sterfte'. Voor onze gemeenten is met zekerheid de pest gekend in de veertiende eeuw (15). Dat we iedere vermelding van pest moeten beschouwen als een bewijs van een epidemie is zeker een foute opvatting: de pest leefde met de zwarte rat bij de mens en de besmetting in één enkele woning kwam regelmatig voor zonder daarom door een epidemie gevolgd te worden.

R.A.A.-G.A. Gierle nr. 573: dingboek 1522 sqq., f°13v.: 11 maart 1530. Negen jaren geleden (dus in 1521) toen 'Jannen van Opstalle sijn sone metter peste bevanghen sijnde...'.

H. DE KOK, Lille in een notedop, in J. AERTS en J. WILLEMS, Lille het Croatendorp, Lille, 1981, blz. 27: In 1573-74 woedde de 'quade siecte of peste' meer dan negen maanden te Lille en Vlimmeren. ... In 1576-78 woedde de pest twee jaar onophoudelijk te Lille.

Bovendien gaan de oudste parochieregisters - zonder twijfel in dit verband de belangrijkste studiebron - terug tot ten vroegste 1594 (Gierle).

De eerste maal dat er een enorme epidemie in de geschiedenis be- schreven werd, betrof het Athene in 430 vóór Christus (25) (26) (29). De grote Griekse staatsman Pericles zou er het slachtoffer van worden. Alhoewel steeds als pest beschreven, zijn de meeste medische geschied-schrijvers het er over eens dat het hier geen pest gold: volgens de auteur Rath (43) waren het pokken, volgens Eby en Evjen (22) malleus of snot, een ziekte die vooral de paarden teistert en die op het einde van de Eerste Wereldoorlog nog een ravage hield onder deze dieren in Rusland. Deze pestilentiële ziekte staat bekend als 'de pest van Thukydides'.

Vervolgens spreekt men van de pest te Rome in de tweede eeuw. De geneesheer waarvan de werken de geneeskundige kennis zouden uit-maken tot in de zestiende en zelfs zeventiende eeuw, Galenos, sloeg ervoor op de vlucht. Ook deze epidemie was geen pest, maar waar-

6

Page 3: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

schijnlijk vlektyphus ofwel pokken: ze wordt 'de pest van Antoninus' genoemd (43).

In de zesde eeuw zal de bisschop van Tours, Gregorius, een soort dagboek samenstellen. Wij schrijven het jaar 543 (28) (3). Gregorius, dank zij wie wij heel wat weten over de Merovingers - Clovis, zijn voor-vaderen en zijn nazaten - spreekt over 'Lues inguinaria', dus builenpest. Veel vertelt hij er niet over en de ziekte zal zich niet ver uitspreiden doordat ze snel door de dood gevolgd wordt, met kronkelende etter-wonden in oksel en lies. In 588 vermeldt hij dat de pest te Marseille uit-gebroken is na de aankomst van een schip uit Spanje en dat in zich de 'fomes' of tonder droeg. Deze bisschop heeft dus een reeds goede kijk op de zaak: het is een besmetting. Volgen wij nu de verspreiding, dan zien we dat de ziekte vooral langs de Rhône reisde en eventueel langs de Loire (6). In 590 heerste ze te Rome en zal er de paus Pelagius doden: diens opvolger zal in de geschiedenis bekend blijven als Gregorius de Grote.

Met zekerheid weten wij dat er nog andere besmettingen zijn geweest. Gregorius van Tours heeft een epidemie gekend die 'morbus desentericus' genoemd werd en die een van pns meent buiktyphus te zijn (32). Ook was er het 'Engels Zweet' of 'Sudor Anglicus' waaraan de Antwerpse kunstschilder Quinten Metsijs zou overlijden. De ziekteverwekker ervan kennen wij echter niet. Zo werden ook de pokken en dysenterie - ook melisoen geheten - onder deze pestilentiële ziekten gerekend. Verder waren er 'lethargies', angina's - waarschijnlijk difteritis of kroep - en vooral griep (35). De zogenaamde 'Spaanse griep' na de Eerste Wereldoorlog heeft in feite een vreselijke slachting gehouden onder de wereldbevolking en eiste meer slachtoffers dan de oorlog zelf.

Een andere reden om ons te beperken tot de zeventiende eeuw is het feit dat de mens, zelfs al was zijn geneeskundige kennis in die tijd waar-deloos, het toch heeft aangekund dat deze pestepidemieën voor onze streken de laatste zouden worden: alleen al de voorbehoedende ordon-nanties van de gemeentebesturen, zoals de afzondering van de zieken, het vermijden van contact met de besmetting en vooral de hygiëne van de woonplaats, waren hieromtrent doorslaggevend. Daar wij de pest niet mogen aanzien als af en toe optredend, zich ontwikkelend tot een epi-demie of zelfs een pandemie, waarbij ganse steden en landen getroffen werden, maar eerder als een chronisch heersende toestand met af en toe een opstoot, moeten wij er rekening mee houden dat de gemeentelijke besturen op de nodige tijdstippen zekere ordonnanties of voorschriften uitvaardigden en het ook nodig achtten ze af en toe te herhalen in één grote, waaraan volgens de noodwendigheden nog bijkomende bepalin-gen konden toegevoegd worden. Te Antwerpen werden deze ordonnanties wel opgesteld door het stads

7

Page 4: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

bestuur maar voorzeker in overleg met de geneesheren. Kreeg Lazarus Marcquis, geneesheer van de familie Rubens, geen opdracht van dit bestuur een 'Kort Advys' te schrijven? Zeker is ook dat de ene stad de uitgevaardigde teksten van andere gemeenten of steden overnam. Maar de toestanden in een rijke stad lagen anders dan in een arme Kempische gemeente: verschillen drongen zich wel op. Voor Antwerpen, in de tijd tussen 1500 en 1680, tijdstip van het verdwijnen van de pest, geeft Dr. Tricot-Royer (49) driehonderddertig ordonnanties; Van Schevensteen (61) zal ze vijfmaal vermelden als ze door de magistraat samenvattend herhaald zijn geworden.

Nochtans leren deze ordonnanties ons niets over de medische kennis van die tijd. Van gevestigde medische ideeën kon moeilijk afstand gedaan worden. De werken van de reeds genoemde Galenos golden tot die tijd als de enige medische waarheid en hielden dus reeds een kleine vijftien eeuwen stand. Andere denkbeelden naar voor brengen werd aangezien als ketterij: Michel Servet, ontdekker van de kleine bloedsomloop, zou zijn theorieën op de protestantse brandstapel met zijn leven bekopen na ontsnapt te zijn aan de rooms-katholieke (39).

In die tijd met trage communicatiemiddelen duurde het ook zeer lang vooraleer nieuwe ontdekkingen ingang vonden. Reeds in 1534 had onze grote Vesalius de anatomie of mensontleedkunde van Galenos vervangen door de zijne, gebaseerd op eigen preciese observaties. De eerste Antwerpse geneesheer die deze theorieën zou durven onderwijzen aan de school voor chirurgie en er zelfs verbeteringen aan zou brengen was Dr. David van Mauden in 1583. In de zeventiende eeuw zijn er voor de geneeskunde drie grote ontdekkingen gebeurd: de uitvinding van de microscoop, de ontdekking van de bloedsomloop en de uitvinding van de verlostang. Dat deze laatste volledig buiten ons bestek valt, is wel-verstaanbaar. Het was omstreeks 1609 dat een zekere Zacharias Jansen uit Middelburg een eerste microscoop in elkaar stak. Antoon van Leeuwenhoek zal ook trachten de vergroting zodanig op te drijven door het slijpen van de enkele lens terwijl de eerstgenoemde met een dubbel lenzensysteem werkte. Maar de bekomen vergrotingen voldeden niet om kleinere wezens zoals microben te ontdekken, al zag men nu al wel de cellen. En als William Harvey in Engeland dank zij de toelating van koning Karel I om herten uit de koninklijke bossen te ontleden, wel de bloedsomloop kan uitleggen, dan zal men toch nog moeten wachten tot in 1661 Malpighi in Italië de haarvaten zag doorheen de microscoop en aldus de brug vond tussen de slagaders en de aders. Nu was de cirkel rond want de geschriften van Harvey aannemen was nu ook precies niets dat van een leien dakje zou lopen: als men heel zijn leven ervan overtuigd geweest is dat de aders de voedende elementen aanbrengen, dan laat men dat zich ook niet zo licht uit het hoofd praten.

8

Page 5: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Hoe stelde de mens zich de oorzaak van de ziekte in het algemeen en

van de pest in het bijzonder voor tijdens en na de renaissance? Gedurende eeuwen berustte de geneeskunde op de leer volgens Hippo-

crates der humores of lichaamsvochten, vier in getal: het bloed, de slijm, de gele en de zwarte gal. De verschillen in de hoeveelheden van deze vochten veroorzaakten ziekte. Galenos zal hier nog vier primaire eigenschappen aan toevoegen: koude, warmte, droogte en vochtigheid (23). Er zijn dus vier kwantitatieve en vier kwalitatieve eigenschappen die met elkaar in evenwicht moeten zijn. Dat evenwicht kan echter door factoren zoals leeftijd, geslacht en klimaat wel veranderen zonder daar-om het individu ziek te maken. Overheersing van zo'n factor schept een type dat weliswaar gezond is, maar met een zeker 'temperament': een flegmatisch of koud of ongevoelig, een sanguinisch of vurig, een chole-risch of driftig en een melancholisch of zwaarmoedig. Het verloop van de ziekte verklaarde Galenos logischer dan Hippocrates: er is een begin, een toename, een hoogtepunt en een afname van de ziekte. Maar dan laat hij weer een steek vallen als hij de kritische dagen van de ziekte afhankelijk wil maken van de stand van de zon en de maan. De drie organen die de voornaamste plaats in het leven innemen, zijn: de lever, dienstig voor de voeding, groei en voortplanting; het hart, voor de lichaamswarmte, verdeling van het bloed en de hartstochten (hoe kan het ook anders) en tenslotte de hersenen, zetel van het verstand, het gevoel en de beweging.

Over de gegevens betreffende de pest in die periode en vooral in de zeventiende eeuw zijn we beter ingelicht. Van Lennep (57) onderscheidt in de toenmalige medische literatuur twee soorten: deze geschreven door en voor de geschoolde medici en dan ook meestal in het latijn; een tweede, in het Nederlands, richtte zich vooral tot de gewone burger: het zijn de zogenaamde pestboekjes. Deze laatsten worden voornamelijk door Van Schevensteen (60) beschreven en omvatten zesentwintig exemplaren. Bertrand (5) vernoemt echter als laatst verschenen pest-boekje dit van de Brusselse heelmeester Overdatz. Het is gans door-trokken met de ideeën van de gekende alchemist Paracelsus. Al deze geschriften werpen een zeker licht op de medische kennis van de zeven-tiende eeuw: oorzaken en behandeling van de pest zijn afhankelijk van het medisch denken, eigen aan die tijd. Van Lennep meende dat de pest-boekjes waardeloos waren op medisch gebied en slechts een folkloris-tisch belang hadden. Ons inziens is dit onjuist: ze geven ons eerder meer klare uitleg over het medisch denken en we menen dat het pestboekje van Frater van der Linden (56), uitgegeven te Antwerpen in 1634, in zijn soort het meest bruikbare is. De oude pestboekjes zijn in feite werkjes waarvan de ene auteur dit van een voorganger afschreef met bijvoeging van enkele persoonlijke meningen. Aan deze laatste bewe-

9

Page 6: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

ringen werd meestal door het stadsbestuur het nodige gevolg gegeven onder de vorm van een ordonnantie. Deze verordeningen worden in zeven categorieën ondergebracht. Een ervan betreft de 'zweetziekte' (sudor Anglicus) en 'de vliegende ziekte' (griep?) (61, blz. IX). Viermaal zal men in deze zeventiende eeuw de volledige lijst van voorzorgen herhalen: op 6 augustus 1603, 1 juli 1624, 13 maart 1655 en 31 juli 1668 met aanvullingen op 14 november 1668. Deze data zijn hoogtepunten: zij vallen samen met warme periodes van het jaar: 13 maart 1665 kan misschien nog erbij gerekend worden.

In 1620 wordt de strijd tegen de pest door het Antwerpse stadsbestuur op een ernstige wijze ingezet. Op dat ogenblik heeft men - eindelijk - het 'Collegium Medicum Antverpiense' gesticht (4) (19) (40). Deze stichting heeft een lange aanloop gehad. Reeds op 6 december 1610 werden de eerste voorstellen gedaan en wij zien onder de vijf ondertekenaars, buiten een niet leesbare handtekening, deze van professor Nonnius, de dokters Godfried Vereyeken, Lazarus Marcquis en Guilielmus Verwilt junior. Laten wij even de historische documenten inzien. De woning van Rubens kan aangezien worden als een soort 'salon' waar over kunst en wetenschap gepraat wordt. Dit laatste omvat alles wat in feite niet metafysisch is: wetenschap, wiskunde en geneeskunde. En Rubens is gehuwd met Isabella, dochter van Jan Brant, stadssecretaris, en Clara de Moy. Maar Rubens is ook de goede vriend van de Antwerpse burge- meester Niclaes Rockox. Zeven jaar gaan voorbij: in 1617 wordt met meer ernst gepraat over dit 'Collegium Medicum'. En dan komt 1621: Bertrand (5) zegt dat Antwerpen door omliggende steden en dorpen waar de pest heerst, bedreigd wordt. Nochtans zien we in de archieven geen enkele maatregel tegen de pest in 1620. Toch wordt op dat ogenblik het 'Collegium' gesticht. Toeval? Invloed van Rubens? Misschien. Maar ook voor dit 'Collegium' gold het gezegde 'voor wat, hoort wat' en in hetzelfde jaar van zijn stichting vroeg het stadsbestuur een soort symposium over de pest te houden. Lazarus Marcquis werd ervoor als voorzitter gekozen. Hieruit werd de studie geboren: 'Kort Advys van de Ordinaris Doctoren in de Medicijnen', advies dat echter eerst in 1624 zou gedrukt worden: er was immers geen reden tot haast. Maar dan kwam de pest in Antwerpen goed opzetten.

In 1625 trekt Rubens met zijn familie naar Laken wegens een pest-opstoot. Maar hij keert ervan terug 'omdat de pest van dag tot dag verminderde' (2) (3) (30). Toch sterft plots zijn vrouw. Geen aderlatingen, waarbij men na een kleine insnijding van een ader in de elleboogsplooi een zekere hoeveelheid bloed liet weglopen, komen erbij te pas: Dr. Vereycken had zich hiertegen in een studie verzet en ook de reeds vermelde Frater Jan van der Linden zou dit standpunt bijtreden. En hiermede heeft de aderlating haar eerste slag gekregen: de infectie

10

Page 7: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

treedt op de voorgrond en het bloed dat sterkte geeft, mag niet meer verloren gaan. Bloed aflaten doet nog slechts een klein gedeelte van de infectie verdwijnen. Aan het ziekbed van Isabella Brant staan de dokters Nonnius, Lazarus Marcquis, Vereycken en Verwilt, een oude afgewezen minnaar van de tante van de zieke die gehuwd was geweest met de broeder van Rubens, Filips. Zij zijn niet alleen de beste artsen maar ook de vrienden waarvoor Rubens voorzeker zijn invloed aangewend had bij zijn schoonvader, de stadssecretaris, en zijn vriend-burgemeester Rockox om het reeds zo lang beloofde 'Collegium' op te richten. In 1634 zal het 'Volcomen Tractaet vande peste' verschijnen. Lazarus Marcquis heeft zijn studie afgerond met enkele bijkomende gegevens. Op dat ogenblik is het het neusje van de zalm en het meest up to date: Vander Linden zal er dankbaar gebruik van maken, alsook van het reeds in 1627 verschenen boek van de zoon van Lazarus, Guillelmus, de 'Decas Pestifuga', waarin men de kennis van de vader voelt die de weg effent voor de zoon.

Van der Linden (Afbeelding 1) had misschien nooit zijn pestboekje geschreven moest hij niet het mikpunt geweest zijn van achterklap tijdens zijn reis naar het Heiland Land (56). Hij zou geweest zijn 'licht

Afbeelding 1: Jan van der Linden, Cellebroeder. (Gravure 17de eeuw naar P.P.Rubens).

11

Page 8: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

veerdig in cureren en voornamelijk in het gebruik van corrosiven'. Eigenaardig is wel dat hij de woorden van A. Paré, de Franse Hugenoot, vermeldt 'dat diegene die strijdt tegen de experiencie en is niet waard enige sciencie'.

Het werk van Lazarus Marequis is nog doordrongen van zijn tijds- geest: het is nog volkomen Galenisch van opvatting, dit is dat ieder symptoon een uitdrukking is van een verschillend gif; de ziekte is een straf van God, vloeiend uit zijn woede over de menselijke zonde; de verspreiding door de Joden en de kwade bedoelingen van begrafenis-ondernemers en van tovenaars (5). Zo zal te Deurne in 1661 nog geschreven worden: ,...aengesien dat het Godt almachtich gelieft heeft (!) d’ingesetenen van het dorp van Doorne te besoecken met de contagieuse sieckte...' (64). Frater van der Linden, als niet te betwijfelen katholiek, neemt tegenover deze gedachtengang - God die belust is op wraak - volkomen afstand. God kan in zijn grootheid en goedheid de mens helpen maar zal de afvallige niet straffen in een echte genocide of volkerenmoord waarbij zelfs de geestelijken in hun kloosters niet gespaard blijven. God kan alleen het onheil afwenden. De 'contagie' of de besmettingen door de pest die in haar uiterlijk een reëel, substantiëel 'iets' is, dient ook met aardse middelen bestreden. Dat hij niet weet wat immuniteit of onvatbaarheid voor de besmetting is en hij al zesendertig jaar lang pestlijders bijstond, legt hij uit doordat hij een eerste antistoffenreserve moet aangelegd hebben wanneer hij als zuigeling, door de onvoldoende zorg van de 'schrobster', het zog nog uit de borst van zijn reeds aan de pest gestorven moeder zoog. Later kreeg hij weliswaar nogmaals deze ziekte, maar in mindere mate. Lichte pestgevallen moeten er wel geweest zijn door besmetting met verzwakte kiemen: nochtans scheerden de pestmeesters en pestdokters geen hoge toppen in hun ambtstermijn en gevallen van meer dan twee jaar zijn eerder uitzonderlijk, zoals wij in de lijsten ervan kunnen vaststellen (8) (61).

Wat voor ziekte is de pest hoe ontstaat ze en wat zijn er de verschijn-selen van? Het is tijdens de epidemie van 1894 dat Dr. Kitasato en ook Alexander Yersin te Hong Kong voor het eerst de pestbacil, Pasteurella pestis, door het microscopisch onderzoek konden waarnemen (70). In 1897 zal Paul Louis Simond de rat als verspreider aanduiden. Alhoewel veroorzaakt door eenzelfde microbe, heeft men toch vastgesteld dat de pestepidemieën een eigen karakter hebben. De laatstgenoemde Aziati-sche epidemie wordt als het 'orientalis-type' beschreven: deze vorm komt voor in het Oosten, Amerika en Afrika en niet in het Westen: zo hebben de Portugese en Spaanse schepen nooit de pest in onze streken gebracht, alhoewel wij er rekening moeten mee houden dat door de lange duur van de reis zowel de ratten als hun vlooien gestorven waren en met hen de pestbacillen (45). Vervolgens is er een 'medievalis-type' 12

Page 9: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

dat stamt uit Centraal Azië en dat verantwoordelijk was voor de grote Zwarte Dood in 1348 en de latere eeuwen. Een 'antiqua-type' moet van de omgeving van de grote Afrikaanse meren gekomen zijn en de epidemieën in de oudheid en vooral in de vroege middeleeuwen veroorzaakt hebben (6).

Eens buiten het lichaam verdwijnt de bacil snel en in lijken blijft ze slechts enkele dagen levend, in bevroren toestand kan de overleving jaren duren: dit is ook het geval in het micro (warm)-klimaat van knaagdiernesten. Ze heeft een hoge temperatuur nodig (25 graden Celcius) en een zekere vochtigheid. Zo is fruit in de zomer een uitge-lezen bewaringsbodem (10).

In feite is de pest een ziekte van zekere knaagdieren en in de eerste plaats van de zwarte rat. Pestepidemieën worden meestal voorafgegaan door een grote sterfte onder deze knaagdieren (20). De bekende Arabi-sche geneesheer Avicenna (980-1037) had dit reeds vastgesteld, maar de geneeskundige wereld van zijn tijd of in de latere periode schonk geen aandacht aan zijn zo belangrijke vaststelling.

De rattenvlo (Xenopsylla Cheopis) zal, beladen met pestbacillen in het maag-darmkanaal, de gestorven rat verlaten en een nieuwe gastheer opzoeken. Is deze 'voorraad' uitgeput, dan zal de vlo een andere soort gastheer zoeken en wel de mens, waarmee de rat als het ware in symbiose leefde in de veelal houten huizen met hun voorraadkamer: beiden hadden er voordeel bij want de rat ruimde grotendeels afval van de mensen op. Andere vlooien zoals, deze van de hond en kat zijn echter meer aan hun specifieke gastheer gebonden.

Heeft de vlo bij de stervende rat bloed gezogen, dan vormt zich in een uitstulping van haar slokdarm, de voormaag of proventriculum, een bloedprop welke beladen is met pestbacillen (27). Gaat nu deze vlo de mens bezoeken, dan zal het opgezogen bloed klotsen op het – mi-croscopisch - klontertje in de voormaag en de nodige bacillen in de steekwonde van de mensenhuid doen belanden. En dit is het begin. De grote weerstand van de vlo aan de droogte en dergelijke is de oorzaak dat de bacillen gedurende één jaar virulent of besmettelijk kunnen blijven. Jorge (36) heeft nog een 'selvatische vorm', wat wil zeggen 'eigen aan het bos', bij wilde knaagdieren beschreven. Deze zijn te vinden in Astrakan (Sovjetunie) en de Verenigde Staten.

We kunnen dus zeggen dat voor de introductie van de pest twee fak-toren onontbeerlijk zijn, namelijk de rat en de vlo en dat de pest bij de mens in feite een bijkomende vorm (epidemie) is van dierlijke oorsprong (epizoötie). Tussen beiden moet er een zekere harmonie bestaan, vooral afhankelijk van klimatologische factoren.

Wat de rat (Mus rattus) betreft, zien wij vooral dat de zwarte rat (Rattus rattus) in onze streken haar intrede deed in de twaalfde eeuw (6). Wij stellen ons dus de vraag hoe die pest van de zesde eeuw in de stre

13

Page 10: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

ken van de Rhône-vallei kon woekeren, tenzij door overdracht van de mensenvlo. De bruine rat (Mus norvegicus of decumanus) heeft slechts haar intrede in West-Europa gedaan NA de grote pestepidemieën van de zeventiende eeuw: in 1726 komt ze aan in Astrakan aan de boorden van de Kaspische Zee; twee jaar later is ze te Hannover in Duitsland en krijgt er zelfs de titel van Hannoverianus; in 1730 is ze in Engeland; in 1764 in Schotland; in 1753 te Parijs en in 1809 eerst in Zwitserland. In tegenstelling met de zwarte vorm leeft de bruine - of grijze - rat niet in de onmiddellijke nabijheid van de mens. Ze zou zelfs tamelijk immuum zijn tegenover de pestbacil, een faktor te meer voor het uitbreidingsgevaar (21).

Over de vlo gaven we reeds enkele eigenschappen: ze leeft liefst tussen 15 en 20 graden Celsius met een vochtigheidsgraad van 90 tot 95 procent. Koude vermindert haar activiteit zodanig dat de ergste vormen van epidemie in de zomer of de herfst voorkomen. In de winter of op lengtegraden waarvan de temperatuur ongunstig is voor de Xenopsylla cheopis of rattenvlo, wordt haar rol overgenomen door andere Xenopsylia- soorten en de Ceratophyllus fasciatus die aan de basis zou liggen van de pesthaarden in Glasgow en Suffolk in Groot-Brittannië. De vlo van de muis, de Leptopsylla musculi, waarvan de gastheer wel gevoelig is aan de pest, bezoekt echter nooit de mens.

Is nu de pestbacil door de rattenvlo in een kamer gebracht, dan zal haar rol verder gezet worden door de mensenvlo, de Pulex irritans. We moeten echter met zekere voorwaarden rekening houden: is de vlo reeds besmet dan zet haar beet de besmetting verder; een niet besmette vlo op een pestlijder zal slechts gevaarlijk worden wanneer de zieke zich in het stadium van de septikemie, dit is als de microben zich in de bloeds-omloop uitgezaaid hebben, bevindt.

Als uitzonderlijke besmettingsbronnen kunnen nog vermeld worden: uitwerpselen van besmette vlooien die met kleine verwondingen in aanraking komen; binnendringen van de pestbacil doorheen de slijm-vliezen door eten van besmet voedsel of door het behandelen van besmet wild. Laten wij er aan toevoegen dat vlooien aangetrokken worden door de witte kleur, bijvoorbeeld lakens, maar afgestoten worden door zekere dierlijke reuken: paard, rund, schaap, kameel en bok.

Bij aanpassingswerken in de kerk van Sint-Andries te Antwerpen werd aan de rechterzijde een groot ossuarium of stapelplaats voor beenderen bloot gelegd na het openbreken van de vloer. Tussen de beenderen lagen schedels van bokken. Wouter van de Perre (1574-1652), chirurg, had in zijn 'Pestboeck...' uitgegeven te Antwerpen in 1633 reeds vermeld dat de Franse dokter Ambroise Paré had aangeraden een bok te houden in een der kamers van de woning (52).

14

Page 11: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Ook reuk van olie (olijven, noten en arachide) schijnt hen niet te

bevallen. Zo bleek dat in de landen waar olijfolie verbouwd werd de dragers ervan gespaard bleven van de pest.

In geval van longpest zal de besmetting overgaan door het inademen van speekseldruppeltjes van de zieke of bij het hoesten. Koude en voch-tigheid spelen hierbij een belangrijke rol want in kleine speekseldruppel-tjes blijven de bacillen dan langer leven.

De pestverwekker heeft op de mens een zeer toxische of giftige werking: er is een necrose of afsterving van de weefsels, veralgemeende vasodilatatie of uit-zetting van de bloedvaten en, wat nog erger is, de phagocytaire werking waarbij de witte bloedlichaampjes de microben als het ware verslinden, heeft geen vat op de bacillen die zich blijven vermenigvuldigen in de polynucleairen of veel-kernige witte bloedcellen. Hierdoor ontstaat een verspreiding doorheen gans het lichaam. In de gedilateerde of uitgezette haarvaten ontstaan microëmbolen, verstoppingen door kleine bloedklontertjes, met vorming van hemorrhagische vlekken door bloeduitstorting die als een bloederig oedeem of weefselzwelling in het zenuwnet van de uitgezette lymfeknopen (die wij ten onrechte 'klieren' noemen) dringen waardoor een onnoemelijke pijn ontstaat in deze zogenoemde BUBONEN. Door bijkomende infekties vormen zich abcessen of etterbuilen.

Deze bubonenpest, ontstaan langs de huid, bezit een broedtijd van één tot zes dagen. Dan komt meestal de ziekte tot uiting met een koorts van 39 tot 40 graden Celsius. Op het steekwondje van de vlo in de huid vormt zich een blaar die vlug zal necroseren of afsterven en een zwarte vlek van afgestorven huid zal achterlaten, genoemd PESTCARBONKEL. De tweede of derde dag verschijnt een vergrote klier, hard en zeer pijnlijk en met de neiging tot verettering. Men zal ze meestal aantreffen in de lies, het oksel of de hals. Dit is de PESTBUIL of BUBO.

Tijdens deze dagen zijn de algemene verschijnselen verschillend: hoofdpijn en benevelde geest. Deze toestand zal, in geval van genezing, acht tot tien dagen duren. In het gewoonlijk slechtste geval zal een veralgemeende septikemie op-optreden waarbij de koorts kan oplopen tot 42 graden Celsius en hart, longen en nieren verwikkelingen zullen vertonen en waardoor de dood dan plots intreedt. Houdt de doodstrijd aan, dan zullen nieuwe carbonkels of puisten ontstaan alsook onderhuidse bloedingen en de zieke zal ofwel draainissen en hallucinaties of delirium vertonen, ofwel integendeel slaperigheid waarop coma en dood zullen volgen.

Het is door de verwikkelingen in de longen dat er zich ontstekings-haarden vormen. Deze vorm is longpest en zal zich dus zonder tussen-komst van de vlo overzetten. Wordt iemand hierdoor besmet dan duurt de incubatie of broedtijd slechts een tot drie dagen. De zieke voelt pijn achter het borstbeen, de hoest treedt op, verergert met opgeven van bloederige fluimen, geeft een verstikkingsgevoel met nerveuze verwikke

15

Page 12: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

lingen zoals in de bubonenpest en waarbij de bewegingen niet meer goed gecoördineerd zijn en de spraak lallend wordt. Na twee tot drie dagen treedt de dood in (10).

Nu is de moderne geneeskunde gewapend tegen de ziekte: waren de genezingen vroeger slechts 20 procent - en soms zelfs 10 procent - voor de bubonenpest, dan is die nu 90 tot 95 procent. Sulfamiden zijn actief voor beide vormen. Voor de bubonenpest komen vooral strepto- en tetracyclines, alsook chloramphenicol in aanmerking (70). Na genezing blijft er een zekere immuniteit bestaan.

Er bestaat een bacil die zodanig verwant is met de pest dat men denkt dat die ontstaan is uit een mutatie of plotse erfelijke verandering, van de pestbacil maar die zelf ook tot pestbacil zou kunnen muteren. Het gaat hier om de 'Pasteurella pseudotuberculosa rodentium', die weinig pathogeen of ziekteverwekkend is voor de mens en vooral bij kinderen koorts, diarrhee en klierontsteking in het buikvlies veroorzaakt met de daaraan verbonden buikpijn (cave appendicitis!). Genezing volgt na enkele dagen. De bacillen bevinden zich in de ontlasting en de infektie gebeurt langs de mond. Nu is het zo dat personen die deze infektie doormaakten, immuum zijn voor de pest ('cross-immunity'). Reeds in 1893 te Parijs bij een proefdier (steense rat) gevonden door Malassez en Vignal, is deze bacil slechts ernstig bestudeerd in 1954. Zij kan niet in aanmerking genomen worden voor het stoppen van de pestepidemieën vermits de ziekte slechts de laatste decennia een uitbreiding kent (21) (45).

Wat is de mening over het ontstaan van de pest volgens Frater Jan van der Linden? (56).

De pest kan men verwachten wanneer het weder in de zomer regen-achtig, donker en winderig is of onweerachtig zonder regen, of met wind uit het zuiden die onzuiver is en de lucht bezoedelt, met veel vliegen, vallende sterren en kometen, die ongeluksboden zijn voor oorlogen, vernietiging van steden, dood van vorsten, stormen met vergaan van schepen. Alleen nog door de tussenkomst van God kan nog de 'grote pest' vermeden worden. Oorlogen, hongersnood en natuurrampen zoals aardbevingen zijn de voorlopers van de pest (34): inderdaad, de ratten moeten hierdoor hun nesten verlaten.

De pest ontstaat door materiële en immateriële of geestelijke oorzaken die hij respektievelijk de 'onderste' en de 'bovenste wortel' noemt. Deze laatste zijn de krachten van de hemellichamen die - reeds door Avicenna - de levende en de verstandige geest bedierven. De 'onderste wortel' omvat het bederf of de 'corromptie' van de lucht, zowel in samenstelling als in 'kwaliteit' door dakgoten, riolen, putten, rottende krengen en lijken, alsook poelen waarin kemp of vlas geroot werd: hierdoor ontstaat een gifstof. Dit proces kan algemeen of lokaal zijn en

16

Page 13: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

de beide 'wortels' kunnen synergisch (samenwerkend) zijn doordat de 'hemelse invloed' de werking van de bedorven lucht zal activeren en een verzwering of 'apostumatie' zal doen ontstaan ofwel koorts. De ingeademde lucht zal hierbij het hart kwetsen.

Uit het voorgaande blijkt dat de notie van de pest als een besmetting een vaststaand feit is. Waarom worden dan alle mensen niet aangetast? Door voorbeschiktheid, zegt de Frater; zijn zeer vatbaar: de lichamen die heet zijn en met warme complexen en die grote poriën ('zweetgaten') bezitten met bedorven lichaamsvochten en verstopt door vele van die vochten. Er is ook neiging tot de ziekte bij onkuise mensen, arbeiders die verhit zijn door zwaar werk en opvliegende personen.

De besmetting zal zich uitbreiden langs de lucht (n.v.d.r.: dit is echter slechts het geval bij longpest, niet bij bubonenpest!).

Hieruit volgt de voornaamste voorbehoedende maatregel: men ver-mijde plaatsen met veel volk en zeker aangetaste zieken. We stellen dus vast dat ook het begrip 'kiemdrager' reeds gekend is. In overeenstem-ming met de ongezonde invloed van de zuiderwind zal men van kamers gebruik maken die uitgeven op het noorden. Men blijve binnen - zeker bij zonneschijn - want de poriën worden dan opengezet. De pest is vooral een zomerziekte omdat, onder andere door de warmte de lucht 'fijner' of 'subtieler' gemaakt wordt waardoor ze gemakkelijker de reuken en stanken kan ontvangen. De winden rukken deze uit hun oor-spronkelijke plaats en vervuilen het lichaam. Het eten van vruchten doet het lichaam neigen tot bederf en ontbinding.

Voorbehoedend tegen de pest is zich eerst in orde stellen door de biecht en de verzoening met God. Vervolgens de zieke stad ontvluchten. Is dit niet mogelijk dan 'ontsmetten' met welriekende stoffen, onder andere wierook, kaneel; besprenkelingen van het huis met een samenstelling op basis van wijnazijn, ongebluste kalk, aluin en salpeter in geval van onreinheid. Men mijde soep, ongekookte melk en vruchten, voornamelijk appelen, peren, kersen en malse pruimen. Beste spijzen zijn gekookte met 'verjuys' (of omphacium: het sap van groene en onrijpe druiven), wijnazijn, sap van 'lemoenen' (limoenen: variëteit van de citroen), oranjeappelen of wijn van granaatappels' om de ontbinding (lees: bederf) ervan te beletten'. 's Avonds droge en gebraden spijzen. Als vlees dit van de hamel, kippen, kapoenen en patrijzen. Minder begoeden eten best een weinig spek, verse pensen, beuling, oude vis, look, ajuin, haring en garnaal. Vers en warm brood is niet gezond. Op-passen met alcohol: wijn en oud bier zijn goed, jong bier echter niet. Na het avondmaal niet onmiddellijk te bed gaan maar best nog eerst wat gaan wandelen.

De beschrijving door van der Linden is goed getypeerd. Bubonen- of builenpest achtte hij niet zo besmettelijk als meestal gedacht werd.

17

Page 14: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

De behandeling dient volgens de Frater zo snel mogelijk aangepakt.

De aderlating is niet aangewezen want de hoeveelheid 'venijn' die hier-door het bloed verlaat, weegt niet op tegen dit van het verlies der tegen-giften ('antidoten'). Dikwijls is het eerst nodig een braakmiddel toe te dienen, daarna een zweetmiddel. Een van die zweetmiddelen is het 'gulden ei' dat reeds bijna een eeuw oud was en een uitvinding van Gheeraert Van Ryck, die arts zou geweest zijn van Keizer Karel V (5). (Afbeelding 2)

Het 'gulden ei' werd als volgt door van der Linden bereid: van een vers ei werd het wit langs twee gaatjes verwijderd. Het werd terug aangevuld met saffraan en de gaatjes gesloten met zuurdeeg. Daarna werd dit ei in hete as gelegd tot de schaal bruin was geworden. De inhoud werd in een mortier ge-stampt met eenzelfde gewicht aan 'Venetiaanse triakel'.

Venetiaanse triakel was een basisprodukt voor de meer gekende theriak dat tientallen bestanddelen bevatte en als universeel geneesmiddel tot laat in de achttiende eeuw gebruikt werd, ook tegen de pest. Nu zegt men ervan dat het een geneesmiddel was dat zoveel bevatte en zo weinig genas. Het hoofd-bestanddeel van de theriak was addervlees en ruwe opium, alsook ongeveer zestig andere bestanddelen.

Ook het purgeren is niet aangewezen omdat het de werking van de zweetdrank zou opheffen. Dat men de zieke niet mocht laten drinken is een fabel, want de Frater geeft er een ingewikkelde formule voor op. Hoofdpijn wordt bestreden met een op de rug opengesneden duif op dit lichaamsdeel te leggen. De duif op de voetzolen leggen is ook een goede manier.

18

Afbeelding2 Tinnen pestlepel voortoediening van 'wondere medicijnen' .Foto: YDG. (Uit 'Leefgewoonten van de Antwerpse Poorters in de 16de eeuw', Tentoonstelling in de St.-Augustinuskerk te Antwerpen, 1985).

Page 15: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Begint zich de pestbuil te vormen, dan zal het rijpingsproces te lang

duren met de dood van de patiënt tot gevolg na tien tot twaalf dagen. Men 'doodt' de pestbuil door te morrificeren met corosief, er gebeurt dus een soort gangreenvorming of afsterving op de korte tijd van één uur en deze dient dan ingesneden, diep tot op het gezonde weefsel. Hierop past men een ‘rotzalf’ toe die bestaat uit het sap van rode kool en varkenslies: ze doet de escharre of het afgestorven gedeelte lossen van het gezonde weefsel. Rijpe pestbuilen werden natuurlijk ingesneden (zie afbeelding 3). Hierna dient dan een herstel beoogd door wieken in de geopende bubo aan te brengen. Deze zijn doordrenkt met 'wiecksalve'. Ze bestond uit 4 ons Venetiaans terpentijn, twee eierdooiers en een half dragma verpulverd saffraan. Daarover kwam dan nog een plaaster van basiticum gedurende vijf tot zes dagen tot de bodem van de verzwering mooi rood werd met bottend weefsel. Dan werd goudzalf (unguentum aureum) toegepast en als het bottend weefsel te veel uitgroeide, werd het in toom gehouden met gebrande aluin. De bubonen of builen in de hals mogen niet zo drastisch aangepakt worden, want hier ligt het gevaar voor een doorboring van de grote bloedvaten.

De vele formules - één is niet voldoende - moesten voorzeker zijn grote kennis staven. Voor dezelfde ziekte vermeldt Frater van der Linden regelmatig 'een ander', dit is een andere geneeskrachtige bereiding tegen dezelfde ziekte, juist zoals Galenos het uitdrukte onder het woord 'aliud’. De soms voorzichtige behandeling voor kinderen en oudere mensen waarvoor bijzondere geneesmiddelen dienen aangewend te worden, geven blijk van zijn grote ondervinding op het gebied van pest-verzorging. Weliswaar wordt hem verweten de pestbuil niet te kunnen onderscheiden van de 'koude klieren', het koud abces van de tuberculose of tumeur blanche. Alsjeblieft, nieuwschrijvers of beginnelingen in het vak, wat gaat gij iemand leren die op zesendertig jaar ervaring bogen kan? Het dragen van een voorbehoedsmiddel aan de hals van zakjes die arsenicum, mercurium (kwik), sublimaat (kwikchloride), auripigment (zwavelarseen) en dergelijke bevatten noemt hij terecht bedrog en hier gaat hij regelrecht in tegen de grote man van de pestverzorging, Lazarus Marcquis, in diens 'Volckomen Tractaet...'.

Ook over de boosaardige invloed van de godheid geen woord, alhoewel dezelfde Marcquis er nog wel een zeker geloof moet aan gehecht hebben en zeker nog Wouter van de Perre, stadschirurgijn te Antwerpen die in zijn 'Pestboeck', uitgegeven in 1633 nog schreef:

'De generate ofte principale oorsake van den pestilentiale sieckte is: eene punitie (straf) roede ofte plage van Godt almachtich, op der aerde ghesonden om der sonden will, ende daer mede de menschen vermaenende, tot afstand van die sonden, van de welcke die noch ghesont ende wel te passe zijn, op datse haer liede tot Godt almachtich van haer souden bekeeren.' (9).

19

Page 16: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Afbeelding 3: Het snijden van een pestbuil. Houtsnede druk van 1482. München, Bayerische Staatsbibliotheek.

20

Page 17: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Reeds in de veertiende eeuw deed paus Clemens VI de jodenvervol-

ging ophouden; anderzijds heeft hij de activiteiten van de zogenaamde 'flagellanten' of geselbroeders afgekeurd, waarschijnlijk omdat hun machtspositie te aanzienlijk werd. De flagellanten geselden zichzelf in het openbaar als boetedoening omdat zij geloofden dat de pest een straf van God was. Nochtans hebben zij veel kennis over de voorkoming van de ziekte verspreid, maar misschien nog meer - en onbewust - de kiem van de ziekte zelf. Zij hebben tevens de bevolking een zeker vertrouwen gegeven: angst voor de pest stond bekend als een ernstige voorbe-schiktheid. Dat de reden van de jodenvervolging zou liggen in de betere voorkoming van de ziekte in hun ghetto's door hun strenge godsdienstige voorschriften, schijnt op fantasie te berusten. Wickersheimer heeft deze feiten grondig bestudeerd en kwam tot de conclusie dat EERST de jodenvervolging bestond en daarna pas de pest haar intrede deed. Zo komen een tweehonderdtal flagellanten op 8 juli 1349 te Straatsburg aan. Dan breekt de ziekte uit die eerst bij hun vertrek in oktober zal eindigen (66). Maar aldaar was de jodenvervolging al op 14 februari 1348 begonnen 'omdat zij de putten vergiftigden'. Deze vervolging zou samengaan met die van de lepralijders die door hun ziekte 'melancholisch, stout, bedrieglijk en vals' zouden zijn. De koning van Grenada in het huidige Spanje zou aan de joden gevraagd hebben de christenen te vernietigen. Die konden daar wel iets voor voelen wanneer we de verplichte bekeringen tot het Christendom van deze Maranen (bekeerde joden) kennen. De joden op hun beurt zouden de leprozen ge-vraagd hebben, mits betaling en om zich te wreken op een maatschappij die hen uitgestoten had, de drinkwaterputten te vergiftigen. Dus de joden werden medeplichtig zoals Wickerheimn afleidt uit het werk van R. Höniger (65).

Nochtans dient men rekening te houden met de onderbroken duur in de pestepidemieën. Zo zal de Zwarte Dood in Brabant uitbreken in 1348. In een oude kroniek lezen wij: 'Anno Domini 1349 sloeg men de joden dood' (5).

Tenslotte dient er wel aangestipt te worden dat van der Linden ook aan het materieel voordeel van zijn klooster heeft gewerkt. Want hij zal wel beschrijven hoe de zweetdrank gemaakt wordt, maar niet het basis-bestanddeel, het 'antidoot' waarvan de bereiding niet alleen moeilijk maar ook kostelijk was! Men kon het dus best in zijn klooster afhalen: 1,5 dragma voor mannen, 1 dragma voor vrouwen en voor de kinderen volgens schatting. Deze hoeveelheid moest men mengen met Cardo Benedictuswater (gezegende distelwater), 3 of 4 ons, eventueel ver-mengd met ongeveer 1 ons limoensiroop en zes tot acht druppels olie van solfer (zwavel). Dit diende men tweemaal daags warm in te geven.

De Frater was niet de enige die zo handelde. Emmanuel Gommez

21

Page 18: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

(Gommesius), stadsdokter vanaf 1611 tot 1657, mede-ondertekenaar bij de oprichting van het 'Collegium Medicum' en auteur van een der merkwaardigste pestboekjes, 'Tractaet vande peste' (1657), waarin hij ook aanraadt een zakje op de borst te dragen, had een laxerend bier samengesteld dat de genezing van de pest in de hand werkte. Maar de formule van het bier loste hij niet en het kon verkregen worden bij de Gasthuiszusters en bij de broeders Alexianen. Wel kregen de mannen drie pinten gratis, de vrouwen twee en de kinderen een. Het komt als het ware overeen met het huidig systeem van het uitreiken van genees-kundige stalen!

Wat was de mortaliteit (omvang van sterfte) van de pest? De longpest was niet alleen een zeer acute ziekte maar ook steeds

dodelijk. Zegde de middeleeuwse dichter Boccacio er niet van dat de besmette persoon ontbeet met zijn eigen huisgenoten maar avondmaalde met zijn voorvaderen?

De cijfers voor de builenpest zijn iets beter, maar een sterfte van de helft van de aangetasten lijkt ons een minimum terwijl deze van 80 pro-cent ons meer met de werkelijkheid overeenkomt. Dit cijfer is ook in overeenstemming met dat van de pestepidemie te Londen in 1665, waarvan wij toch meer correcte gegevens bezitten en die er op wijzen dat vier zieken op vijf het leven lieten. Deze hoge mortaliteit uit zich in het feit dat in tijden van epidemie de biechtvaders (pestprochianen') een geldig testament konden opmaken. Zelfs een mondelinge verklaring kon dit zijn (18). Treffend zijn de talrijke testamenten die te Lille tijdens het pestjaar 1578 zijn opgenomen in de schepenregisters. Heel wat testamenten van pestlijders werden 'inder noot vande peste' opgenomen door Anna, 'de scrobesse', en Magriet Dierckx en daarna door pastoor heer Aerdt Scats genoteerd in zijn 'manualboeck'. De klerk van de sche-penbank kopieerde tenslotte de testamenten in het schepenregister, ter, waardoor ze dan pas als wettig beschouwd werden. (R.A.A.-G.A. Lille, R.I nr. 4) (44).

Van belang is de besmettelijkheid van de ziekte. Deze die rechtstreeks overdraagbaar is zoals de longpest zal een groter aantal slachtoffers maken dan een die een tussengastheer vereist de vlo. De eerste zal echter gemakkelijker in te tomen zijn door voorbehoedende maatregelen zoals afzondering, terwijl de vlo zich lange tijd zal kunnen schuilhouden. Zo zou de ziekte zelfs in het door Lazarus Marequis geprezen Schotland toch binnen gedrongen zijn door aangevoerde kledingstoffen.

Het is met de pest van Londen in 1665 - tijdens een zeer hete zomer -dat wij ons een idee kunnen geven over die sterfte: hier bestonden immers 'the Bills of Mortality', een registratievorm van overlijdens. Van een bevolking van 500.000 inwoners zouden er 100.000 gestorven zijn,

22

Page 19: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

zijnde 20 procent. Nu moeten wij met verschillende factoren rekening houden. Eerst en vooral is de pest de ziekte van de arme bevolking, bevorderd door de woonst in houten krotten waar de rat vrije loop heeft. Het is een feit dat onder de lieden van de betere klasse minder slachtoffers vielen. Dit was niet het gevolg van een betere hygiëne, maar wel doordat zij in stenen huizen woonden (1) (67). Zo zien we dat de echtgenote van Rubens als enig lid van de familie zou overleden zijn aan de pest. Het feit dat deze familie eventueel een grotere hygiëne had en in een stenen huis woonde, is hiervoor misschien de uitleg. Isabella Brant zou de besmetting dan buitenshuis gehaald hebben. Een andere factor is de al of niet eerlijkheid van de old women, de oude vrouwen die de vaststelling van de doodsoorzaak gingen doen en zich graag lieten omkopen. In andere gevallen worden de sterftecijfers sterk overdreven. Zo zouden er tijdens de pest te Turnhout in 1521 tien tot twaalfduizend doden gevallen zijn terwijl de bevolking in werkelijkheid slechts zes tot zevenduizend inwoners telde.

Bekijken wij even de mortaliteit van de pest op andere plaatsen. In zijn studie over de pest te Brussel van 1667 tot 1669 telt Charlier (13) in zesentwintig maanden, van oktober 1667 tot november 1669, 4.066 doden waarvan 2.686 volwassenen en 1380 kinderen, zijnde 51,4 procent of 34,0 procent van het totaal aantal gestorvenen. Aan de hand van de telling van 1686 met haar 12.500 huizen en ongeveer 80.000 inwoners komt de auteur aan een sterfte van 5 procent van de bevolking.

Geldof (24) telde te Brugge in tien maanden, van november 1665 tot januari 1667, 1.357 doden waaronder 655 kinderen of 48,3 procent van het totaal aantal overledenen, maar hij geeft geen schatting op van het aantal inwoners.

Zo vermeldt Drijbooms (20) tussen 29 maart en 20 oktober 1671 vijfentwintig doden te Bouwel zonder de totaalstand van de bevolking op te geven.

Biraben (6) neemt aan dat de pest van Constantinopel, het huidige Istanboel, in de periode 542-544 ongeveer 300.000 slachtoffers maakte of ongeveer een derde tot de helft van de bevolking.

De pestepidemie van in het midden van de veertiende eeuw moet longpest geweest zijn. Over deze epidemie bezitten wij geen bronnen van eigen bodem. De wereldmortaliteit - van Europa, want Amerika was nog niet ontdekt - zou een derde bedragen hebben en anderen menen zelfs de helft. Rath (43) is wat optimistischer en meent een vierde. In 1489 zouden er in twee jaar 33.000 doden vallen en zeker zoveel in 1571. Maar longpest zonder eerst builenpest is onmogelijk. Zitten we hier dus met een griepepidemie zoals Jorge (36) die plaatst in 1580 en die voor onze streken eventueel samenviel met een epidemie die wèl pest was? Zo zien wij vanaf 1578 het - normale - aantal pestdokters in

23

Page 20: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Antwerpen van één naar drie stijgen (van 1579 tot in 1581) om in 1582 en 1583 even te verminderen tot twee maar het volgend jaar te stijgen tot vijf?

De pest van de veertiende eeuw, meer bepaald die van omstreeks 1348 en die de Zwarte Dood werd genoemd, wordt ook deze van Florence geheten. In Venetië bleven van de vierentwintig artsen er slechts vier over (43). Daarna zou eerst de bubonenpest in de zeventiende eeuw gekomen zijn, althans volgens Dukes (21). Maar dit komt niet met de feiten overeen.

Te Avignon waar de bekende geneesheer Guy de Chauliac zijn prak-tijk had, vielen van eind januari tot april 1348 reeds 62.000 slachtoffers die men in de Rhône moest werpen, rivier die door paus Clemens VI tot begraafplaats gewijd werd. In Engeland met zijn toendertijd vier miljoen inwoners verloren er twee en half miljoen het leven (43). Tijdens de laatste pest(?) opstoten te Antwerpen zullen 1200 gezinnen getroffen worden en het dodental zou tot vijf à zesduizend opgelopen zijn. Aan de hand van de cijfers van de bevolking, opgegeven door Van Roey (59) zou de sterfte op 10 procent kunnen geraamd worden. In 1615 heerste de pest te Mons (Bergen). In vier jaar tijd stierven er tienduizend mensen (42).

Tot hier enkele cijfers.

Wie zorgde voor de pestlijders? Het is geweten dat voor de geneeskundige zorgen in het algemeen twee soorten vakmensen in aanmerking kwamen. Vooreerst de universitair gevormde geneesheren. Vervolgens en in de tweede plaats de chirurgijns die dikwijls ook het beroep van barbier uitoefenden.

De eersten waren de theoretici in het vak die de diagnose stelden en de behandeling voorschreven. De tweede categorie bestond uit mensen die voor de uitvoering ervan zorgden waarbij het instrument diende gebruikt te worden. Veruit de voornaamste handeling was de aderlating voor de meer inwendig gerichte ziekten. Breuk- en steensnijden, alsook de traumatische gevallen zoals beenderbreuken en ontwrichtingen, behoorden tot hun activiteiten. Reeds vroeg, in het midden van de vijf-tiende eeuw, hebben zij zich verenigd in corporaties (beroepsvereni-gingen) onder de hoede van de heiligen Cosmas en Damiaan. Deze corporaties hadden vooral als doel zich te verdedigen tegen vreemde kwakzalvers en ook om hun beroep de nodige standing te geven die hen zou onderscheiden van de gewone baardscheerder-barbier (7) (17) (52).

De dokter in de medicijnen was de man van de grote stad. Zijn studies moest hij ver van huis verrichten, vóór de stichting van de katholieke universiteit te Leuven in 1425, onder andere te Parijs, Padua en Mont

24

Page 21: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

pellier. Zijn honorarium was dan ook niet aan de goedkope kant. Te Antwerpen had men daarvoor een oplossing gevonden door de instelling van een groep van zes stadsdokters, alsook een groep van hetzelfde aantal chirurgijns. Buiten zekere officiële taken stonden zij ook ter beschikking van de burgers: de armen gratis, de rijken voor een redelijk honorarium.

F. Baudouin (2) verwondert er zich over dat bij het overlijden van Rubens het gezamelijk honorarium voor de dokter L. Marcquis en Spinoza slechts zes guldens bedroeg, terwijl dit van de barbiers, Mr. Hendrik (Meurs?) en Hans Daepe respektievelijk zestig en veertig guldens was. Misschien is dit omdat de geneesheren tot de stadsdoktoren behoorden terwijl de barbiers zich uit de hun officiële taak gewerkt hadden en dus een bijzonder groot honorarium konden vragen. Waarschijnlijk is het ook een honorarium dat liep over langere tijd, terwijl dit zeker niet het geval was voor de dokters. Misschien is de 'visitatie' alleen de vaststelling van de dood van Rubens geweest.

Het is te begrijpen dat de medische activiteiten in een grootstad grondig verschilden van die op het platteland, waar de meestal armere landbouwbevolking zich diende tevreden te stellen met de diensten van een chirurgijn-barbier. Dit uit zich treffend in het reeds gemeld pest-boekje van de Antwerpse stadschirurgijn Wouter van de Perre dat hij met 'Een Cleyn Tractaetken voor den buyten man' aanvulde (8). Het is ook zo dat de chirurgijns van de stad lessen in hun vak lieten geven door bekende artsen.

Het schilderij van H. Sporckmans, gehangen in het gebouw van de Konink-lijke Geneeskundige Kring van Antwerpen is hiervan een treffend voorbeeld. Spijtig genoeg kennen wij alleen de professor ('projector') Jan-Baptist van Buyten en de assistant aan zijn linkerzijde, Michiel Boudewijns. Al de namen van de chirurgijns zijn ons bekend (62), alleen kunnen wij ze niet identificeren op dit schilderij dat omstreeks 1660 geschilderd werd en niet zonder kwaliteiten is (51).

Dit wel degelijk onderricht kwan zeker niet in aanmerking voor de beurs van een buitenjongen, alhoewel L. Marequis wel eens het stads-bestuur maande voor de betaling van zijn lessen aan enkele niet-Ant-werpenaars waaronder een 'Kempische boer'. Wel kennen wij een aantal voorbeelden waarbij de leerling-chirurgijn mits betaling bij een chirurg

25

Page 22: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

in de leer ging. In 1659 zal in twee jaar Jan Vervrangen, chirurgijn te Condé, toen nog Henegouwen, het beroep aanleren aan zijn halfbroer Herman Struyven de Jonghe van Heist-op-den-Berg (58). Een ander geval is dat van Nicolaes Wagemans van Lille, de zoon van Adriaen en Joanna van den Ghoore. Nicolaes Wagemans werd op 8 maart 1628 geboren en ging in 1641 op dertienjarige leeftijd te Meerhout bij Geel wonen 'omme te leeren het ampt der chirurgie'. Meerhout bezat indertijd een zeer hoog aangeschreven gasthuis met daaraan verbonden licen-tiaten in de medicijnen en was een gekend opleidingscentrum voor chirurgijns in de Kempen. Nicolaes Wagemans overleed echter vóór 1650 - hoogst waarschijnlijk in 1647 - en werd te Meerhout begraven. (R.A.A.-G.A. Lille, R.I. nr. 70: Momberrekening kinderen Adriaen Wagemans en Joanna vanden Ghoore 1641-1650).

Tijdens een pestopstoot rezen er vele moeilijkheden. Was immers de vlucht - ook voor het medisch personeel - niet een eerste voorbehoeds-middel tegen de kwaal? Michiel Boudewijns, stadschirurgijn, stelde zich zelfs de vraag of voor de pestlijder geneeskundige zorgen niet overbodig waren omdat de ziekte zoveel geneesheren en priesters nutteloos, ver-mits de zieken toch stierven, naar het graf sleepte. Dit zien we tijdens de pest te Londen in 1665 (21). Het is daarom dat de autoriteiten een pest-dokter en een pestmeester aanstelden tijdens deze epidemische opstoten, soms zelfs meer dan een, hetzij gekozen tussen de stadsdokters en- heelmeesters zelf.

Maar niet iedereen wenste met deze ziekte in aanraking te komen en het was dank zij het hoge loon dat sommigen toch hun leven in de weegschaal legden. Als niet geneeskundige is ons de reeds vermelde cellebroeder Jan Van der Linden bekend. Een andere cellebroeder van Lier zal in Heist-op-den-Berg in 1632 als pestmeester fungeren (58). Dat zelfs een pestmeester angst kon krijgen, menen wij te vermoeden aan de hand van de rekwestboeken van Antwerpen, meer bepaald die van 1580 folio 89, waarin in 1580 meester Hans van Cottem (of Goethem) zich wegens 'verhuizing' het stadsbestuur verzoekt om zich te laten vervangen door meester Hans Michielssens (61). We wezen reeds op hun soms snelle dood en de lange activiteit van drieënveertig jaar van Dr. P. Swinnen kan niet anders uitgelegd worden dan door zijn ver-kregen immuniteit (8).

Dat de pest voor sommigen veel opbracht ligt voor de hand. 'Schrob-bers' of 'schrobsters' ('scrobesse(n)') gingen huizen reinigen en lijken wassen; anderen gingen boodschappen doen voor inwoners van be- smette huizen. Een idee geeft ons het begraven: te Heist-op-den-Berg kostte een begrafenis drie guldens vijf stuivers in 1612, in 1615 liep dit bedrag reeds op tot vijf guldens (58). Andere voorbeelden vinden wij te

26

Page 23: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Lille: In 1627 betaalde men zeven guldens 'over terijgen van(den) schrobber omme Adriaen Nouts te begraven', toendertijd gestorven aan de pest. (R.A.A.-G.A. Lille R.I nr. 70). In 1637 betaalden de nabestaan-den veertig guldens aan Wilboort van Triere voor het 'dienen' van Peeter Aerts, gestorven van de pest, gedurende twintig dagen tijdens diens ziekte. Vermelden wij hier nog dat het gemiddeld dagloon van een bekwaam loonarbeider omstreeks deze periode schommelde rond de tien stuivers, dan mogen wij toch stellen dat deze schrobbers of andere ‘vrijwilligers’ zich vierdubbel lieten betalen! (R.A.A.-G.A. Lille, R.I nr. 89).

Het is ook in die tijd dat het bouwen van pesthuizen is begonnen: gewone houten barakken in de stad, hutten of tenten op het platteland. Zo zal de pestmeester te Sint-Niklaas een dergelijke 'tente' buiten de stad op 27 augustus 1666 laten oprichten (67). De pastoor van Poederlee heeft er 'in tentorio' waarschijnlijk zijn besmetting opgedaan die hem in 1669 het leven kostte (zie blz. 37). Te Lille werden speciale hutten gebouwd, zoals uit vele rekeningen zal blijken (zie. blz. 87).

Maar de mens van die tijd, ondanks zijn opzien naar al de geleerdheid van geneesheren en de kunde van de chirurgijnen, zocht nog altijd zijn toevlucht in de godsdienst. Getuige hiervan waren de vele bedevaarten en processies, ook als dank bij het einde van een pestopstoot. In de middeleeuwen zijn de heiligen de directe bewakers van de genezing of beschermers tegen de pest. Het zijn Onze-Lieve-Vrouw, Sint-Nicarius, Sint-Johannes, Sint-Sebastiaan, Sint-Rochus, Sint-Blasius en Sinte Catharina. Meer bepaald te Lille en te Zalfen, gehucht van Oostmalle, maar eertijds parochiaal onder Wechelderzande, werd Sint-Antonius tegen de pest aangeroepen, terwijl te Sint-Job-in-'t-Goor een drukke begankenis plaats vond tegen de pest naar Sint-Job. In de nieuwe leer van de Kerk kunnen zij niet rechtstreeks de kwaal genezen of doen op-houden. In 1487 worden voor het eerst briefjes met de Heilige Naam van Jezus vóór elk huis gehangen en de toenmalige pest hield op. Zo ontstonden de 'santjesbeeldekens' of briefjes (14). Te Brussel was het aanbrengen ervan op besmette huizen verplicht (13).

Vele orden hebben zich ingelaten met de verzorging van de zieken. In 1424 leverden de Predikheren een heldhaftige strijd. Van de karme-

lieten kennen wij de heilige Avertanus die buiten de stadspoorten zou gestorven zijn ... aan kanker. Deze heldhaftige mannen - en soms nonnen - werden daarom niet steeds overladen met dank: gezonde burgers bezagen ze - terecht - als 'kiemdragers'. In het begin van de zestiende eeuw kennen wij de heilige Fredegondus. Onder de minder-broeders is Dirk Coelde van Munster beroemd.

Van de jezuïeten bezweken vierentwintig paters omstreeks 1620 en in 1657 moesten zij samen met de cellebroeders de strijd tegen de gevrees

27

Page 24: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

de ziekte aanbinden. Op 9 februari 1661 zal Sint-Franciscus Xaverius de patroonheilige zijn. In 1665 worden de augustijnen ingeschakeld en in de laatste grote epidemie van 1668 zullen twaalf jezuïeten in het professiehuis bezwijken, drieëntwintig predikheren in het klooster, een groot aantal minderbroeders en ook de bisschop Aubertus vanden Eede. En dat was alleen nog maar te Antwerpen! (14) (50).

Eveneens te Antwerpen, in 1625, zal de jezuiët Guilielmus de Pretere een pestboekje uitgeven: 'Remedien teghen de Haestighe Sieckte' en er de 'Maerschalcken van de Pest’ in orde van belangrijkheid opsommen: na de heilige Maagd,' Coninghinne der Maerschalcken', Sint-Sebastiaan, Sint-Adriaan, Sint-Christoffel, Sint-Antonius, Sint-Rochus en Sint- Benno. Anderzijds leefde in de tiende eeuw Sint-Macarius die te Jeru- zalem werd gemarteld. Hierna vertrok hij naar het westen en vestigde zich in Sint-Bavo te Gent, waar hij, besmet door de pest, op 10 april 1012 zijn leven ruilde om de pestepidemie te doen ophouden (42). Te Antwerpen golden nog speciaal ook Sint-Jozef in de kapel der falco-nieten en Sint-Carolus Borromeus als beschermers tegen de pest.

Het ontbreken van ieder actief geneesmiddel maakte de geneesheer onmachtig en in één enkel geval van genezing was dit succes een gevolg van de eigen afweer van het lichaam. Het is immers nog geen halve eeuw geleden dat zelfs een longontsteking meestal dodelijk afliep! Het zoveel gebruikte geneesmiddel 'theriak' deed het nog altijd alhoewel het geen enkele geneeskrachtige waarde bezat. Pas in 1935 ontdekte Dr. Domagk de sulfamiden.

En toch is de pest verdwenen in een tijd dat de wonderbare middelen die we sulfamiden en antibiotica noemen, nog niet uitgevonden waren. Het was vooral het voorbehoeden dat telde: de rattenvlo niet de kans geven de mens te besmetten, de mensenvlo niet de kans te geven de ziekte te verspreiden. Vooral voor de eerste mogelijkheid heeft het in-stellen van de 'quarentaine' haar dienst gedaan: geen verdachte personen mochten aan land komen uit een verdacht schip of dienden afgezonderd te worden in een apart staand gebouw. Voor de tweede soort werden maatregelen getroffen die vooral het rechtstreeks contact met iedereen en alles die de smetstof konden bevatten, zouden beletten. Zo werden zelfs op 7 augustus 1657 twee Antwerpenaars, die zich toch naar het besmette Ekeren begaven, bedreigd met zweepslagen en brandmerk zo zij zonder toelating naar de stad zouden terugkeren.

Uitgaande van de geneeskundige kennis van die tijd werden heel wat soorten vruchten als ongezond verklaard zodat het niet onwaarschijnlijk zou klinken dat het samengaan van pest en rode loop of 'melisoen', dat als dysenterie beschreven wordt, er wel eens zou kunnen op wijzen dat in sommige gevallen deze darmsymptonen eerder aan scheurbeuk of scor

28

Page 25: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

but op basis van vitamine C-tekort zouden kunnen toegeschreven worden (12): nog in 1754 zouden hieraan meer mensen bezweken zijn dan in de strijd tussen de Spanjaarden en de Fransen. Een dergelijk samengaan vinden we te Heist-op-den-Berg in 1669 (58) en in Lille in 1635.

Een ander aspect is de stank,, wat niet te verwonderen is voor een grootstad als Antwerpen. Het bloed van het dagelijks slachten van drie-honderd runderen, driehonderd schapen, duizend varkens, een leger van hazen, konijnen, reeën, everzwijnen en zelfs beren, vloeide er in de straten en kwam er tot ontbinding tussen de hopen vuil en andere afval. In de hete zomers kwam daarbij de stank van ruien en vlieten, de ondiepe begraving in de kerken en tenslotte deze van de vele brouwerijen. Alle mogelijkheden werden onder de loep genomen door het stadsbestuur insamenwerking met de stadsdokters en zo komt het dat er tussen 1500 en 1680 driehonderddertig ordonnanties uitgegeven werden: het kon niet anders dan dat de lijken het meest gevreesd werden, maar ook de schrobbers die er zelfs van beschuldigd werden de besmetting moedwillig te onderhouden door de deurknoppen in te wrijven 'met allerlei vuiligheid'. Dat deze ordonnanties regelmatig opnieuw moesten geproclameerd worden, is verstaanbaar. In Gierle zal dit in 1668 gebeuren, waaraan op iets latere datum nog enkele verordeningen zouden toegevoegd worden. Soortgelijke pestordonnantie werd ook te Tielen nog bewaard (37). Wat de pestordonnantie van Gierle betreft, deze zullen we op een volgende bladzijde in ogenschouw nemen.

Tot zover een algemeen overzicht van de pest. Wij vonden deze lange inleiding nodig wegens de talrijke misopvattingen die er over de pest bestonden en nog bestaan.

Volgende vragen stellen zich nu: hoe en wanneer heeft de pest zich in onze vier deelgemeenten gemanifesteerd en in hoeverre komt dit overeen met het algemeen beeld dat wij ons nu over de pest hebben gevormd?

2. De pest te Poederlee, Lille, Gierle en Wechelderzande in de zeven-tiende eeuw

Na deze beschouwende gegevens over de pest in het algemeen zullen wij de deelgemeenten van Lille afzonderlijk bestuderen.

Een moeilijkheid maken de soms onvolledige inlichtingen van de parochiale overlijdensregisters - in dit verband toch de belangrijkste bron - uit: de moedige, overwerkte dorpspastoors vulden soms de doods-oorzaak - de pest - niet in, vergaten ze er bij te schrijven of hadden zo

29

Page 26: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

veel werk dat ze de namen van de kleine kinderen niet vermelden en dan alleen het woord ‘proles’ (telg) of ‘puer’ (knaap, kind) gebruiken Slechts van oudere kinderen vinden wij leeftijden van acht jaar en ouder terug, op enkele uitzonderingen na. Ook de meisjesnaam van de echtgenote werd dikwijls weggelaten.

Wat de laatste pestepidemie te Poederlee betreft, menen wij hiervan de meest nauwkeurige gegevens te vinden. Het is daarbij de enige pest-epidemie van deze gemeente die wij konden bestuderen om reden dat de vroegste aantekeningen in de 'Poejelse' parochieregisters pas dateren van 1648. (Afbeelding 4).

Wanneer mogen wij van pest spreken? In de eerste plaats wanneer deze doodsoorzaak uitdrukkelijk vermeld wordt door de pastoor. Hier en daar staat geen vermelding: dit is normaal omdat buiten de pest, ook mensen een natuurlijke of zelfs gewelddadige dood stierven. Zo zal iemand gedood worden (occisus, interfectus) en een paar anderen zullen verdrinken (submersus); vrouwen sterven in het kraambed (puerperium). Voorzeker heeft de enorme sterfte de pastoors gedwongen op bepaalde tijden de overlijdens- of begrafenisregisters bij te werken en het altijd gelijke geschrift doet ons denken dat de priester afzonderlijke nota's bezat die hij daarna netjes in zijn register overschreef. In andere gevallen volgt een vroegere datum op een latere, wat er op wijst dat er iemand vergeten was. Soms werd er gewoon een schatting gemaakt (circa, circiter). Misschien gebeurde het zelfs dat de pastoor op zeker ogenblik de vermelding '(ex) peste' (aan of door de pest) gewoon wegliet en wij er dus naar moeten raden wie het laatste slachtoffer was. Maar in die tijd was er nooit een laatste slachtoffer: deze vreselijke ziekte dwaalde steeds rond tussen de mensen.

Verder is er niet alleen een ongelijkheid tussen zekere epidemieën, zoals deze van Lille die eerst in 1669 zal beginnen tegenover 1668 in Poederlee, maar ook in de hevigheid volgens het geslacht en het jaar-getijde. Wij komen hier later op terug.

2.1. De laatste pestepidemie te Poederlee (1668-1669).

Dank zij de parochieregisters (41) zijn wij bijzonder goed ingelicht over de vernietigende activiteit op het grondgebied van dit dorp. Hierin echter zijn niet begrepen de inwoners van het gehucht Heerle, dat kerke-lijk afhing van Lichtaart. Wij hebben getracht ook cijfers of gegevens betreffende Heerle te verzamelen, maar de parochieregisters van die periode van Lichtaart schijnen niet meer te bestaan.

30

Page 27: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Afb. 4. Fragment van het overlijdensregister van Poerderlee (1668). De constante herhaling van het woord ‘peste’ achter elke overleden persoon illustreert op meest treffende wijze de omvang van de pestepidemie.

31

Page 28: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Even een bedenking betreffende een persoon, die - zoals blijkt uit de

verschillende bronnen - op meer dan bewonderenswaardige wijze zijn mededorpelingen heeft bijgestaan in de moeilijke tijd van de pestepi-demie. In 1665 was de toenmalige pastoor Jan Vranx gestorven en werd opgevolgd door Cornelius Verscheuren. Deze zal reeds in 1669 aan de pest overlijden en niettegenstaande hij in zijn testament vraagt begraven te worden in zijn parochiekerk (zie blz. ) onder een 'behoorlijke grafsteen', zal deze laatste wens hem niet toegestaan worden. Was hij na vier jaar priesterschap die eer nog niet waardig bevonden of was het omdat hij pestlijder was? Toch zien we dat in 1625 Jan Aertssen, de pastoor van Wechelderzande, zeer waarschijnlijk aan dezelfde ziekte gestorven, toch deze eer zal genieten.

Wel moeten wij er rekening mee houden dat - uitgenomen in 1666 - de kinderen onder de twaalf jaar mogelijk niet opgenomen werden in het overlijdensregister.

Zo de meeste sterfgevallen plaats vinden in de koude maanden, voor-namelijk januari en februari, dan zien we dat er een aanloop bestond vanaf 23 oktober 1665 voor vijf van de acht overledenen waarvan het aantal nog zou vergroten met twee doden in februari 1666. En het laatste ervan is een kind, Catharina van der Veken.

Datzelfde jaar nu zullen - buiten een doodgeboren kind dat nog ge-doopt werd in de schoot van Barbara Soentiens, echtgenote van Guiliel-mus van Mol - nog een kleiner tweejarig kind, Johannes Peeters Lam-berssone, een tienjarig meisje, Catharina Verhult Jansdochter, een meisje van één jaar, Anna Lijsen Jorisdochter (§ 15 april 1666); en een ander jong kind van Joris Lijsen († 30 oktober 1666), mogelijk het tweelings

Tot voor deze pestepidemie bleek Poederlee een 'gezonde' gemeente, waar af en toe iemand stierf. Zo zijn de laatste tien jaar vóór het uitbreken van de pest begraven: 1659: 3 personen (1 man - 2 vrouwen) 1660: 2 personen (1 man - 1 vrouw) 1661: 2 personen(1 man - 1 vrouw) 1662: 3 personen (2 mannen - 1 vrouw) 1663: 6 personen (3 mannen - 3 vrouwen) 1664: 2 personen (2 vrouwen) 1665: 8 personen (2 mannen - 6 vrouwen) 1666: 12 personen (2 mannen - 3 vrouwen - 3 zuigelingen - 2 jongere

kinderen - 1 jonger meisje - 1 ouder meisje) 1667: 6 personen (1 man - 5 vrouwen) 1668 (van 1 februari tot 12 juli): 4 personen (1 man - 1 vrouw - 1 groter

meisje - 1 jongen).

32

Page 29: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

broertje van bovengenoemde Anna Lijsen, Petrus, of haar vierjarig broertje Adriaen, overlijden. Tenslotte sterft er nog een zuigeling die pas gedoopt was geworden en waarvan de naam zelfs niet vermeld werd ('quidam puer recens baptisatus'). De levensomstandigheden hebben dus een aantal kinderen naar het graf gesleept: in het geheel iets meer dan de helft van de overleden personen. Hiervan ligt het aantal volwassen personen niet hoger dan andere jaren. We moeten dus denken aan een ernstige kinderziekte, een chronische of slepende ziekte en eventueel ondervoeding door een slechte oogst.

De tamelijk exacte leeftijd zal slechts af en toe in de nu volgende pestperiode vermeld worden alsook de burgerlijke stand van de overleden volwassenen. Als leeftijdsgroepen hebben wij de volgende voorgesteld: als zuigelingen in de eerste plaats de borelingen ('in utero baptisatur, in partu'); 'parvulus', het zeer kleine kind zoals dit van Joannes Hollander († 19 augustus 1669); alsook het 'infans', omdat dit van Catharina vanden Plassche door de vroedvrouw zal gedoopt worden ('ab obstetrica'). In de nu volgende pestperiode zal voor de vrouwen af en toe de burgerlijke stand ingevuld worden: als echtgenote ('uxor') of als weduwe ('vidua').Van jongere personen en kinderen wordt soms de leeftijd opgetekend. Deze laatsten worden meestal 'puer' genoemd en kunnen zowel jongens als meisjes zijn en uit de geboorteregisters is hun exacte leeftijd dikwijls moeilijk te achterhalen omdat hun voornaam meestal niet vermeld wordt en wij dus niet zeker weten om welk kind het gaat in deze meestal kroostrijke gezinnen. Eén enkele maal wordt het woord 'infans' gebruikt voor één der kinderen van Jacobus Sneyers die twee zoontjes had, Petrus en Leonard, respectievelijk zes maanden en twee jaar oud. 'Puer' is een algemene benaming voor het kind zoals we konden uitmaken uit de doopakten: de leeftijd gaat van enkele weken (Franciscus Jacobs, zoon van Gerard, geboren 2 oktober 1668 en overleden op 26 oktober 1668) tot twaalf jaar (Guilielmus vande Plas, geboren op 27 januari 1656 en gestorven op 22 oktober 1668). Voor de woorden 'filius' (zoon) en 'filia' (dochter) enerzijds en hun verklein- woorden 'filiolus' (zoontje) en 'filiola' (dochtertje) anderzijds bestaat geen duidelijke grens. Het is mogelijk dat we onder het gebruik van de verkleinwoorden moeten verstaan dat het ging om de jongere dochter of zoon wanneer er twee in de familie voorkwamen. Voor de oudere jongens wordt nochtans de naam ‘adolescens’ (jongeling) in vele gevallen gebezigd, zelfs al vanaf het elfde jaar. Zo zal Peeter Rossau, zoon van Adam, als adolescens zestien jaar worden (en niet vijftien zoals de pastoor verkeerdelijk vermeldt): geboren op 8 februari 1653 zal hij op 4 juni 1669 overlijden.

Van de 'huwbare dochters' (‘filia nubilis') vonden wij geen enkele geboortedatum terug. Waarschijnlijk zijn zij geboren vóór het aanleggen

33

Page 30: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

van de doopregisters in 1648. Ze zijn dus ouder dan twintig jaar en misschien gebruikte de pastoor ook deze benaming voor de 'oud jonge dochters'... Waarschijnlijk mogen we onder deze reeks ook de meiden ('ancilla') onderbrengen. Ze werden ook tot de familie gerekend. Zo Elisabeth Wilms (†21 oktober 1668) die bij Willem Vanden Plassche diende en Margaretha Van Dale (†30 September 1668) die Peeter vande Vloet tot meester had en die waarschijnlijk haar meesteres, Anna Wils besmet had, vermits deze laatste overleed op 7 oktober 1668. Tenslotte zijn er nog de onwettige zonen ('spurius) waarvan er minstens één van de twee vermeld wordt als Joannes, een jongeling van vijftien jaar (†25 mei 1669) en die in de familie van zijn vader, Petrus Bellens, verbleef.

Het rampjaar van de laatste pestepidemie begint te Poederlee met het overlijden aan deze ziekte op 2 September 1668 van de ongehuwde Dymphna van Vlieteghem of van Vlitingen, ongeveer tweeënzeventig jaar oud. Zij liet aan de kerk en de kapel van de Hegge bij testament wel een 'grote weldaad' ('multum beneficium') onder de vorm van een erfenis na, maar ook haar vreselijke ziekte die dood en verdriet zou zaaien in de gemeente (55). De pest zal slechts verdwijnen op 18 September 1669 met de dood van Jozina Benniers, meid en nicht van de pastoor. De epidemie duurde dus één jaar en achttien dagen, de ziekteduur van het eerste slachtoffer niet meegeteld. En de pastoor, Cornelis Verschueren, zal niet nalaten aan te stippen dat de pest in Poederlee wel degelijk van deze weldoenster uitging en dit zonder onderbreking. Wat hij op dat ogenblik niet kon weten is de tragische omstandigheid dat hij het einde van de epidemie niet zou meemaken, omdat hij als voorlaatste slachtoffer op de voorlaatste dag, 17 September 1669, het tijdelijke met het eeuwige zou verwisselen.

De figuur van pastoor Verschueren leren we eerst goed kennen naar-mate de ziekte haar verloop kent: het is een nauwgezet man die niet alleen stipt alle overlijdens opschrijft maar er steeds de doodsoorzaak aan toevoegt. Hij is zeer ontwikkeld want zijn kennis van het Latijn staat op een zeer hoog niveau. Maar ook en vooral is hij een diep meevoelend mens. Op 3 oktober 1668 overlijdt Joannes Wuyts, een arme, oude man die toendertijd hulp bood aan andere pestlijders. Zelf door de ziekte aangetast, 'verging hij als een worm', verstoken van elke hulp in een hut op het domein van de heer van Leefdael te Poederlee. En vermanend schrijft de pastoor er bij: 'Tibi derelictus est pauper, Ps(a)l(men) 9,1(4)': Op U verlaat zich de arme. Hoe groot de miserie in zijn parochie ook is, dan vindt hij toch dat er nog een graad van ernst in de beproeving bestaat. Zo verliest Geraert Jacobs op 3 oktober 1668 zijn echtgenote, Maria Van der Veken, die in het kraambed door de pest getroffen werd. Op 12 oktober sterven twee van zijn kinderen, een derde op 17 oktober, een

34

Page 31: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

vierde op 22 oktober en het allerkleinste op 26 oktober: het kind dat op dat ogenblik slechts een viertal weken oud kan geworden zijn en dat de naam kreeg van zijn broertje Frans dat op 14 december 1657 geboren werd en waarschijnlijk in 1665 overleed. En aldus is hij, Geraert Jacobs, in zijn huisgezin beroofd geworden van al zijn telgen, merkt de pastoor medelijdend op: 'atque ita hic in sua famila o(mn)ibus prolibus orbatus est'. Maar hij voegt er vermanend aan toe dat dit laatste kind, Frans, kiemdrager van de pest was, hetgeen zijn ouders verzwegen hadden. Op deze wijze werd het doopsel een gevaar door het bijeenbrengen van de gasten en de plechtigheden in aanwezigheid van de (zieke) moeder, die de volgende dag aan de pest overleed ('Hic puer fuit pestiferatus quod parentes celabant et sic baptisondo fuit periculum Sicuti conferendo matri laboranti viaticor(um) et solemnium que postadie peste interijt').

Maar ook in andere families speelden zich dergelijke tragedies af. Zo deze van Frans Jacobs en Elisabeth Wijnants. De pest roeit bijna gans de familie uit: een eerste kind op 19 September 1668, vier dagen later de vader († 23 September 1668), de volgende dag de moeder en dan zullen de waarschijnlijk vier resterende kinderen gevolgd zijn: op 30 September 1668 nog een jong kind, op 3 oktober de veertienjarige dochter Maria, op 7 oktober de achttienjarige jongeling Jan en tenslotte de driejarige Anna op 10 oktober. Binnen de drie weken stierf een gans gezin uit!

Vijf kinderen met hun ouders, Willibrord Wilborts en Joanna vande Vloet zullen allemaal wegvallen: eerst de dochter Helena op 25 sep-tember 1668, gevolgd door haar broer op 27 September, dan een jong jongere broer op 3 oktober en een nog jong kind op 6 oktober 1668. Dan volgen de vader op 9 oktober 1668 en moeder op 12 oktober en vijf dagen later zal het laatste kind de geest geven op 17 oktober 1668. Ook hier stierf een gezin van zeven binnen de drie weken uit!

Met meer spreiding sterft het waarschijnlijk nog jonge gezin van Cornelis Rossau en Maria vande Plasche op twee kinderen na volledig uit: een jong kind op 20 September 1668, de vader op 5 januari 1669, een tweede jonger kind op 17 januari 1669, de moeder op 24 februari en het dochtertje Maria nog op 30 mei 1669. Mogelijk was dit laatste kind opgenomen in de familie van Adam Rossau, waarvan een dochter stierfop 13 oktober 1668 en de vijftienjarige zoon Peeter op 4 juni 1669, dus vijf dagen na Maria.

Cornelis Geerts was gehuwd met Catharina Van den Plassche. Ze hadden zes kinderen en de echtgenote was terug zwanger. Op 3 oktober 1668 overleed het oudste meisje Maria, elf jaar; op 9 oktober de moeder waarvan het (onvoldragen?) kind in de moederschoot gedoopt werd door de vroedvrouw. Uit de latijnse tekst kunnen wij opmaken 'dat het kind

35

Page 32: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

toch sterven moest' en dat de vroedvrouw zelf 'ziek en bevend van de koorts' was. Op 21 oktober 1668 zouden de vader met nog drie kinderen overlijden. De eerwaarde heer pastoor zal in het overlijdensregister de uitdrukking gebruiken zoals bij de arme Jan Wuyts, dat 'zij van alle hulp verstoken, als wormen gestorven zijn'. Hij denkt hier aan de woorden van Christus aan het kruis wanneer deze bad: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten' en verder 'maar ik ben een worm: een smaad van mensen en veracht door het volk (psalm 22,2 en 22,7).

In hetzelfde geval zou ook Jan Wagemans kunnen geweest zijn maar zijn echtgenote, Helwigis Beecx, en één dochter bleven gespaard. Op 19 oktober 1668 overleed een dochter en op 31 oktober de vader, samen met een tweede dochter. De vorige dag was de enige en elfjarige zoon Cornelis overleden.

Het jaar 1669 zou vooral in de aangetrouwde families de Peuter en van Gansen erg huishouden. Jacob de Peuter zou op dezelfde dag sterven als een van zijn kleine kinderen (28 april 1669) terwijl er een ander slechts twee dagen tevoren overleden was en een groter meisje reeds als slacht-offer viel op 17 maart 1669 (van dit meisje vonden wij geen doopakte terug).

Zo verloor Adriaen van Gansen zijn vrouw Margaretha de Peuter en een klein kind op 17 april 1669 en een tweede kindje een week later op 24 april 1669.

In de familie van Frans Lijsen zou de vader met zijn drie kinderen wegvallen: de eerstgenoemde op 12 oktober 1668, een huwbare dochter de volgende dag en dan nog twee kleine kinderen respectievelijk op 18 oktober en op 19 oktober 1668. Laatstvermelde kind zou tevens ook het laatste kind van deze familie zijn ('ultimus').

Peeter Laureys zou drie kinderen verliezen: een jongen van negen op 15 oktober 1668, een zeer jong kind op 23 oktober en een tweejarig kind op 25 oktober 1668.

Hendrick Peeters zou op 23 april 1669 aan de pest sterven en vijf kinderen zouden hem in het graf volgen: op 6 mei 1669 de dochter Anna van ongeveer achttien jaar, de dag daarop de elfjarige Catharina, dan volgde op 11 juni 1669 de zevenjarige Jacob (hier staat wel niet expleciet vermeld dat Hendrick de vader was), daarna een meisje ('puer') Helena op 14 juni en tenslotte op 28 april 1669 de kleine Jan.

Over de familie van Peeter Bellens en diens echtgenote Maria Rijckoms spraken wij reeds eerder: hun op een na volledige kroost van drie jonge kinderen, want de kleinste ('minimum') was er ook bij, stierf op 15 mei 1669; de moeder begaf drie dagen later en zo bleef vader alleen over met zijn bastaardzoon, de zestienjarige Jan, die reeds een week later zou bezwijken, op 25 mei 1669.

36

Page 33: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Jan (de) Hollander zou op 29 juli 1669 zijn negenjarige dochter Anna

verliezen, op 9 augustus zijn zestienjarige zoon Cornelis en op 19 augus-tus 1669 nog een klein zoontje.

Ook de meiden vielen als slachtoffer van deze afgrijselijke ziekte. Zo overleed op 30 September 1668 Margaretha van Dale en zeven dagen later haar meesteres Anna Wils, echtgenote van Peeter vanden Plasche. Dat de ziekte van de meid op de vrouw des huizes overging, ligt voor de hand.

Zo had waarschijnlijk baas Willem vanden Plasche, overleden op 7 oktober 1668 niet alleen zijn jonge zoon Guillelmus († 22 oktober 1668) besmet maar ook zijn meid, Elisabeth Wilms die stierf op 21 oktober 1668. Een van beiden zorgde dat de ziekte overging op een van de andere kleine kinderen dat op 29 oktober 1668 overleed. Eerst op 22 augustus 1669 zal het achtjarig dochtertje Catharina de geest geven. Wel zijn er nog twee andere mannen van die naam bekend: Hendrick, overleden op 28 april 1669 en Adriaen vanden Plas waarvan de naam niet op identieke wijze door eenzelfde pastoor geschreven werd. Laatstgenoemde overleed op 4 augustus 1669 en was rentmeester ('villicus').

Antonius Heylen zal op 1 april 1669 een klein meisje verliezen en drie dagen later nog een klein kind op 4 april.

In Poederlee is het leed zeker enorm geweest en het is zonder twijfel alleen gelenigd geworden door de onverwoestbare trouw aan het geloof dat bergen verzet. Want buiten de opgesomde familie was er ook een massa enkelingen die aan de ziekte stierf, meest in een kleinere familie-kring.

Wel werden er hutten ('tugurium') gebouwd waarin de gezonde in-woners vluchtten maar er toch zouden sterven omdat ze reeds in het incubatiestadium of broeitijd bevonden. Zo het kleine meisje van Adriaen de Peuter die zelf daarin twee dagen later zou overlijden op 4 September 1669. Voor de zieken werden eerder tenten ('tentorium') gezet die als lazaret of ('pesthuis') dienden en waarin onder andere Jan Gillis op 6 September 1669 gestorven is.

Dit overlijden is ook de laatste aantekening door de hand van pastoor Verscheuren, die waarschijnlijk in deze tent de besmetting opliep die hem - zoals reeds gezegd - als voorlaatste slachtoffer op 17 September 1669- elf dagen later, naar het graf zou voeren. Inderdaad dicteerde de pastoor op 15 September 1669, twee dagen vóór zijn dood, zijn testament aan de notaris van Lille, Michiel van Eynde, in het bijzijn van de pest-meester en chirurgijn van Lille, Franchoys de Haen en van ene Frans Goris, 'sieck inde lichaeam ende liggende te bedde, nochtans sijn memoire ende vijff sinnen over al wel machtich sijnde ende gebruye

37

Page 34: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

kende'. Eens te meer zien we de priester als een intellectueel en tevens musicus: hij schenkt aan zijn broer Adriaen, kloosterling te Corsendonk, al zijn 'boecken rakende de studie' en daarbij dertig guldens; zijn muziek-instrumenten, waaronder een viool, gaan naar de heer Adriaen van Alphen, geestelijke. Aan Jan Vermetten die hem zeer trouw diende tijdens zijn ziekte schenkt hij vijftig guldens; aan zijn meid en nicht Jozina Benniers zijn bed, zijn lijnwaad en de woning. De moeder van de priester leeft ook nog en zij verwerft vooral onroerende goederen te Turnhout. Het is zijn vurigste wens dat 'sijne doode lichaeme den gewijde aerden kiesende sijne sepulture voor(den) Coirbanck onder de croon in (de) kerkeke van Poederlee voors(chreven) met een(en) behoirlijcken zercksteen'. Deze wens zou echter niet vervuld worden. Zoals de paus nu, is de pastoor een vurige bewonderaar van Onze-Lieve-Vrouw: er dienen een aantal bedevaarten gedaan te worden en buiten een naar Bolsbeke bij Sint-Lievens-Houtem, vier andere naar Onze-Lieve-Vrouw van Lede in Aalst, Scherpenheuvel, Duffel en Wijnegem. Aan deze laatste kapel schenkt hij bovendien nog twintig guldens. (R.A.A.-K.A. Poederlee nr. 34).

De meid, Jozina Benniers, zou niet van haar erfdeel genieten, want zij stierf, als laatste pestslachtoffer te Poederlee, een dag na haar meester.

Er blijven ons nog een paar vragen na dit overzicht. Hoeveel mensen bezweken aan deze angstaanjagende ziekte te Poederlee? Op welk ogenblik van het jaar woedde de ziekte het hevigst? Op welke leeftijd en van welk geslacht vielen de meeste slachtoffers?

Volgens het register van overlijdens van Poederlee (41) kwamen tijdens de laatste pestepidemie van 1668-1669 honderddertig mensen om, waaronder enkele die in feite niet tot de ingezetenen behoorden: de oude, arme Jan Wuyts die eenzaam stierf in zijn hut op het domein van de heer van Leefdael; een vrouw uit Lille en een jongeman uit Lommel.

Onrechtstreekse slachtoffers waren de nog niet geboren kinderen van de door de pest aangetaste kraamvrouwen. Zo Maria vander Veken, echtgenote van Geraert Jacobs: over het kind weten wij dat het vier weken later stierf. Dit sluit een placentaire infectie (een overgaan van de microben van de moeder op het ongeboren kind langs de nageboorte om) uit. We weten niet wat er gebeurde met dit van Maria Mes (Mees?), maar bij Catharina vanden Plassche kon het nog gedoopt worden.

Zoals Gregorius van Tours het reeds in de zesde eeuw voor de pest van Marseille in 588 beschreef, zal de verspreiding op dezelfde wijze te Poederlee verlopen. Eerst de ziekte in één huis dan een korte tijd zonder nieuwe gevallen, om dan in volle geweld los te barsten. Na twee maanden luwt de ziekte maar flakkert dan verschillende malen op (28).

38

Page 35: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Op een cumulatieve curve (afbeelding 5) zien wij te Poederlee, na het

eerste geval op 2 September 1668 slechts het volgende met een verschil van twee weken. Maar ook dan gaat de ziekte brutaal vooruit met praktisch dagelijks een of meerdere sterfgevallen. Vanaf begin november 1668 komen er bijna geen nieuwe gevallen bij zodat op 8 februari 1669 er nog slechts negen dodelijke gevallen zijn geweest vanaf 6 november. En pastoor Verschueren telt zijn doden: vijfenzeventig, zegt hij, waarvan er enkele zeer kleintjes ‘parvuli’niet opgetekend werden. Vermits wijzelf er op dat ogenblik tweeënzeventig slachtoffers tellen, moeten wij hier alvast de kinderen van de kraamvrouwen bijtellen en dan stemmen de cijfers reeds zeer goed overeen. Daarna zullen er geen meer vergeten worden inde volgende periode want als de pest dan eindelijk definitief voorbij is, lezen wij dat er ongeveer ('circiter') honderdvierentwintig slachtoffers geweest zijn, terwijl wij er honderddertig konden identificeren.

Maar op 21 februari stierf er weer een parochiaan, Jan de Peuter, al schrijft de heer pastoor dat de aflijvige 'echter nadien door de pest verrast was geworden', dit is na wat het einde van de epidemie geacht werd. De dag daarop overleed er nog een vrouw in het kraambed (Maria Mes) en twee dagen later, op 24 februari, Maria vanden Plas, de weduwe van Cornelis Rossau, die deze wereld reeds verlaten had op 5 januari 1669. Nu is de pastoor helemaal verbaasd want, schrijft hij, 'haar woning was tot in de zesde week zonder zieken gebleven' ('cuius domus ad 6am septimanam extitit sine (a)egrotis'). Inderdaad op 17 januari 1669 was er een tweede klein kind gestorven - het eerste reeds op 20 September 1668 - en op 30 mei 1669 zou nog haar dochtertje Maria overlijden. De gevaarlijke tijd van zes weken voor een besmette woning was reeds een tiental dagen verstreken, maar de pastoor had te vroeg victorie geroepen. Vanaf 15 maart 1669 begonnen er zich terug vele nieuwe gevallen van pest voor te doen: de toestand werd terug epidemisch van karakter maar niet zo ernstig meer als bij de eerste aanval. Hierbij stierven van 16 september 1668 tot 1 november 1668 tweeënzestig personen; van 15 februari 1669 tot 15 juni 1669 'slechts' tweeëndertig. Dan kwam er nog een kleine opflakkering van 19 juli 1669 tot 6 September 1669 met nog tien slachtoffers.

Wanneer de rentmeester ('villicus') Adriaen vanden Plas op 4 augustus 1669, als de pestepidemie aan het luwen was, ziek werd, werd er de pestmeester van Lille bijgroepen (‘facts visita(ti)o(n)e’) die toch de gevreesde kwaal vaststelde.

Een ander speciaal geval was dat van Jan Jacobs die stierf op 3 april 1559 en in het overlijdensregister werd ingeschreven. De naam werd echter doorgehaald want, zo schrijft de pastoor er bij, deze man kwam de volgende dag terug tot leven ('hic posters die resurrexit'). Het ging dus

39

Page 36: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

40

Page 37: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

om een geval van schijndood. Veel baat heeft de sukkelaar er niet bij gevonden want hij overleed toch op 7 april 1669.

Een ander geval is dit van een vrouw uit Lille die te Poederlee kwam 'schrobben' (purgando'). Ze liep er de besmetting op en, door de magistraat van Lille miskend en dus van alle hulp verstoken omdat zij te Poederlee verbleef, ging zij terug naar haar dorp. De ongelukkige vrouw bezweek echter onderweg en zij werd diezelfde dag op 24 november 1668 te Poederlee begraven.

De pastoor vond het als eerste plicht de sterfdag van zijn parochianen te noteren. Daarna werd de zielemis bij de naam geschreven wanneer ze niet samen met de begrafenis plaatsvond. Dit kan men merken aan het verschil in geschrift want de ganzeveer schreef niet altijd even dik door het snijden ervan. De uitvaartmis werd in de meeste gevallen uitgesteld omdat de leden van een besmette familie geen contact met anderen mochten hebben. Wij zien zelfs dat in zekere gevallen deze mis in een andere gemeente opgedragen werd zoals bijvoorbeeld te Herentals.

Waarom is er een tweede opstoot gekomen en wat was de oorzaak dat deze niet zo hevig was? Wij zijn de mening toegedaan dat de ‘stille periode’ van 2 november 1668 tot 14 februari 1669, die overeenkomt met de koudste periode van het jaar, het gevolg kan zijn van een geringere activiteit van de vlo. Het kleinere aantal zieken van de tweede periode, die slechts de helft haalt over een dubbel zo lange periode (de eerste periode tweeënzestig op anderhalve maand; de tweede aanval tweeëndertig op drie maanden), willen wij uitleggen door enerzijds de vermindering van de reeds gestorven ratten (ook deze stierven aan de pest) en anderzijds door het uitdunnen van de bevolking. De vermin-dering van het aantal ratten kan ook toegeschreven worden aan de betere hygiënische toestanden, verkregen door de verschillende ordonnanties van de gemeentebesturen (zie blz. 64).

Tijdens deze pestepidemie te Poederlee vielen vele slachtoffers onder de kinderen. Zo wij de grens willen trekken tussen communicanten en kleinere kinderen, hoeven wij dit te doen tussen de groepen 'filiolus / filiola' en 'filius / filia', zelfs al stemt dit niet volledig rekenkundig met de werkelijkheid overeen.

Persoonlijk konden wij in de vijftiger jaren, wanneer de Spaanse noorderkust een ware vlooienplaag kende, vaststellen dat kinderen veel meer sporen van beten vertoonden dan volwassenen. Of de uitleg hiervoor ligt in een dunnere huid van de kinderen, durven wij niet voorstellen.

Het aantal personen dat in deze pestepidemie bezweek, bedroeg honderddertig: vijfenvijftig kinderen en vijfenzeventig volwassenen.

41

Page 38: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Wij houden ons aan dit getal dat wij door telling in de parochieregisters konden vastleggen. F. Wouters (68) vermeldt er honderdzesendertig of nog geen 5 procent meer, en voor ons even aanvaardbaar cijfer. Volgens deze auteur bedroeg het aantal inwoners zowat vierhonderd personen. We kunnen dan ook zeggen dat de sterfte ongeveer 33 procent was of éénpersoon op drie. Zoals reeds hoger besproken valt dit getal veel hoger uit dan in de steden: het nauwere contact met de zwarte rat in de hoevewoningen is hier voorzeker niet vreemd aan.

In cijfers uitgedrukt, maakt de kindersterfte 73,3 procent uit der vol-wassen of 42,3 procent van het totaal aantal slachtoffers. Te Gierle zullen deze cijfers respectievelijk zijn: in 1625: 54,0 procent en 35,0 procent; in 1635: 63,0 procent en 38,6 procent. Wij zullen hier verder op terugkomen.

Een andere vaststelling is dat er een fikse stijging is vanaf de 'filiolus'-en ‘filius’-periode naar deze van de 'adolescens' om het maximum te bereiken bij de volwassen mannen en vrouwen. Dit verklaren wij dat reeds vanaf het twaalfde jaar de jongens met de zware veldarbeid belastwerden, waardoor het zweetproces de vlo meer aantrok. De relatieve rust in de winter, wanneer de vlo minder actief is, kan hiervan een gevolg zijn (45).

2.2. De pest in de zeventiende eeuw te Lille

Over de pest in de deelgemeente Lille tijdens de zeventiende eeuw kwamen een groot aantal documenten tot ons zodat wij ons zowel objectief als subjectief een tamelijk goed beeld kunnen vormen, zij het niet zo volledig als te Poederlee.

Viermaal zien wij in die eeuw een opflakkering van die kwaal. Vier-maal zal ze een ander karakter vertonen: in 1607, in 1625-1626, in 1635-1637 en in 1669-1670. Wij moeten er ons rekening van geven dat een opflakkering niet noodzakelijkerwijze tot een epidemie of een pandemie moest leiden. Pestgevallen kwamen regelmatig voor onder endemische vorm: beperkt tot één huisgezin ofwel als één enkel geval. De strikte maatregelen betreffende afzondering zullen hier zeker dikwijls de kwaal voor uitzaaiing halt toegeroepen hebben. Als andere factor moet ook de virulentie (ziekmakende kracht) van de bacil in aanmerking gekomen zijn. Er bestaat immers een onmiskenbaar chronologisch verband waartegen zelfs de pestordonnanties geen verhaal hadden.

Voor Lille zeker leveren de toenmalige parochieregisters van over-lijden de moeilijkheid op dat in de meeste gevallen de doodsoorzaak niet

42

Page 39: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

vermeld is. Alleen een plotse toename van het aantal sterfgevallen, waarbij dan nog op dezelfde dag twee leden van éénzelfde familie overlijden, zoals de echtgenoten, de vader of de moeder met een zoon of een dochter, kan een belangrijke aanduiding zijn. Dit zien wij in het begin van de eeuw te Lille.

In 1605 en in 1606 werd voor elk jaar slechts één overlijden gemeld en dit steeds in januari. Vanaf 7 januari 1607 zullen er diezelfde maand tien personen overlijden, waaronder een echtpaar en twee vaders met ieder een dochter. Na 16 September 1607 zullen er nog slechts drie sterf-gevallen vermeld worden, in 1608 vier en in 1609 nog één.

In het geheel zijn er tussen 7 januari 1607 en 16 September 1607 de namen van tweeëndertig personen opgetekend. Hieronder vinden we zeventien mannen, twaalf vrouwen, één zoon (‘filius') en twee dochters (‘filia'). Deze twee laatste groepen moeten als oudere kinderen (adolescenten) beschouwd worden, want we zien geen vermelding van kleinere kinderen, een gewoonte die slechts later zou ingevoerd worden. Er zijn dus zeker meer slachtoffers geweest en, aan de percentages kinderen tot ongeveer tien jaar, zouden we nog mogen hiervan drieëntwintig bijvoegen, dit aan de hand van de cijfers, gevonden te Poederlee.

Een totaal van vijfenvijftig slachtoffers is een nog eerder laag getal voor een endemie-epidemie of een geregeld voorkomen in een bepaalde streekepidemie die toch een goede negen maanden duurde: de curve (afbeelding 6) geeft dan ook een iets afwijkend beeld van dit van een echte epidemie, alhoewel we toch een 'stille' fase kunnen vaststellen tussen 15 februari en 20 mei 1607.

De aard van de ziekte uit zich eventueel in een borgemeesterrekening van dat jaar: de borgemeester (beheerder van de financiën van de ge-meente) begaf zich naar Den Haag om vermindering te bekomen in de contributies of lastbeden die aldaar de afgescheurde Verenigde Provin-ciën op onze streken geheven werd op dreiging van plundering. De borgemeester deed dit 'ter oirsaecken dat onsse dorp soe seer was vuyt-gestorven Vanden contsieuse zieckte der peste'. (R.A.A.-G.A. Lille, R.I nr. 100: B.R. 1608). Of dit verzoek wel strookte met de werkelijke toe-stand in het dorp is een andere zaak. Heeft onze katholieke magistraat zich niet trachten te ontdoen van de belastingen, geheven door een Protestants noordelijk bestuur op basis van een niet te controleren maar toch aanvaardbare reden?

Charlier (13) vermeldt deze feiten ook voor Valenciennes waar naast de pest nog oorlog heerste en de stadsbestuur zich bevond 'dans l’inpuissance de foumir aux charges communes'.

43

Page 40: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Een andere aanduiding voor de ernst van de ziekte is wel dat door de

Lilse magistraat een pestmeester werd aangeworven: deze verbleef in het huis van Josijn Hoeffs, die hiervoor zes guldens ontving (R.A.A.- G.A. Lille, R.I nr. 72: B.R. 1607-1608) en Cornelis Wuyts ontving vijftien stuivers om 'dat hij den pestm(eeste)r van weghen de gemeynden zijn slapelatken (slaaplaken) geleent hadde'. (R.A.A.-G.A. Lille, R.I nr. 90: B.R. 24/06-25/12/1608). Ook vaardigde de magistraat een pest-ordonnantie uit die vooral door de toenmalige pastoor van Lille, Peeter Verlynden, werd opgesteld en waarvoor hij van schout en schepenen van Lille tien guldens kreeg uitbetaald (R.A.A.-G.A.L., R.I nr. 72: B.R. 1607-1608). Deze geestelijke bleek wel enige kennis van de chirurgie op-gedaan te hebben, want tijdens de pestepidemie werd hem door de zelfde magistraat opdracht gegeven 'om eenen siecken ofte gebreckelijcken schamelen mensche te snijden', maar aan de priester betaalde men slechts tien stuivers! (G.A.L., R.I nr. 72: B.R. 1607-1608).

Na deze jaren kende Lille een betrekkelijke rust. In 1624 noteren wij acht sterfgevallen: twee ervan, Maria en Cornelia van Eeckhoven, over-lijden respectievelijk op 28 en 30 april, zodat een of andere besmettelijke ziekte - zelfs pest - niet uitgesloten is.

Op 1 december 1624 trad een nieuwe priester in functie, Joannes van den Heuvel, en die stelt een kleine vernieuwing in voor de overlijdens-registers: de data vóór de namen van de overledenen zijn deze èn van de uitvaartmis èn van de begrafenis. Deze maatregel speelt niet zozeer in onze kaart omdat we dan geen verschil zien in de tijd van overlijden en de latere uitvaartmis wegens de pestilentiële aard van de ziekte.

Te Lille vinden we echter ook nog een andere belangrijke en bruikbare bron, namelijk de momber- of voogdijrekeningen. Zo daarin de ziekte vermeld wordt of betalingen aan schrobbers voorkomen, dan lijdt de diagnose geen twijfel. Zo vinden wij in enkele momberrekening namen van overleden personen die in de parochiale overlijdensregisters niet als pestlijders opgeschreven staan, bijvoorbeeld Geeraert Denijs (†29 november 1625), Peeter Verheyden (†27 november 1625) en Catharina Molenberchs (27 juni 1625). Dat als 'contagieuse sieckte' wel degelijk pest wordt bedoeld, bewijst de momberrekening van Jan Oskens (G.A.L., R.I nr. 57: M.R. 1627). Wel dient er op gewezen te worden dat deze rekeningen eerst enkele jaren later opgesteld werden zoals in het pas aangehaalde geval.

Laten wij nu even het overlijdensregister onder de loep nemen. In 1625 zouden de eerste sterfgevallen slechts optreden vanaf 14 april en dan zitten we plots, zonder overgang, in een periode van overdadige sterfte. De versgebakken pastoor hield zich strikt aan zijn pas ingestelde vernieuwing en eerst bij het vierenvijftigste geval begon hij enkele bijzonderheden op te tekenen: een dode uit Poederlee, een uit Vlimmeren

44

Page 41: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

en een zielemis te Herentals enkele tijd na de begrafenis. Dan komen er aantekeningen over de gezinstoestand: 'echtgenote van' ('uxor'), met echter alleen de voornaam van de vrouw. Verder spreekt hij soms van 'filius', 'filia', 'iunior' (de jongere) en ‘famulus' en 'famula', respectievelijk 'hoeveknecht' en 'werkster' (in tegenstelling met 'ancilla' of dienstbode). Nooit is er een melding van kleine kinderen en wij vragen ons af of die wel opgetekend zijn. Slechts in dertig gevallen wordt er ‘ex peste’ vermeld, maar dit wil niet beduiden dat de overige gevallen er geen waren. Zien wij niet dat binnen elf dagen vader, moeder en zoon Spapen overleden? Dat tussen 17 november en 17 december 1625 vijf leden van de familie Peeters verdwenen en waarvan bij slechts drie van hen de doodsoorzaak opgetekend werd? Dat op 26 februari 1626 Maria Peters -en hier had de pastoor de gewoonte aangenomen ook de meisjesnaam te vermelden - overleed als echtgenote van Frans Spapen 'Op de Beeck' die op 18 februari 1626 het leven liet door de pest, doodsoorzaak die niet aangeduid werd voor de vrouw? Hier gold het zeker pest, want in de hoger vermelde momberrekening over Jan Oskens spreekt men van 'contagieuse sieckte'.

Volgens onze telling in het overlijdensregister stierven er honderd-drieëntwintig mensen tussen 18 april 1625 en 14 maart 1626.

Op 3 juni 1626 zal er zich nog één geval voordoen, maar dit is een in-woner van Vlimmeren. Deze kon mogelijk zijn ziekte opgelopen hebben te Vlimmeren of te Wechelderzande, waar op dat ogenblik nog enkele pestgevallen voorkwamen in de familie van Jan van Trier, die met drie van zijn kinderen te Wechelderzande stierf aan de pest. Onder de slacht-offers telden wij tweeënzestig mannen, vierenvijftig vrouwen, vier zonen, één 'iunior' en twee dochters. Aan de hand van de ons bekende cijfers, en op voorwaarde dat de overleden kleine kinderen niet opgetekend werden, zouden wij er ongeveer negentig moeten bijtellen, wat een totaal van tweehonderddertien slachtoffers zou betekenen.

We kunnen moeilijk een ernstige diagnose stellen betreffende de ziekteoorzaak van de jaren 1625-1626. Van de honderddrieëntwintig overledenen zijn er amper tweeëndertig als pestlijders beschreven. En toch zijn er meer geweest zoals we reeds beklemtoonden. Maar er liep zeker een infectieuze ziekte tussen die we niet kunnen achterhalen. Misschien waren het pokken: aan deze zeer besmettelijke ziekte was immers op 21 april 1625 Elisabeth Peeters overleden. De mortaliteit ervan bedraagt wel 30 procent en dit cijfer wordt nog hoger bij de hemorrhagische vorm van pokken: de zogenaamde 'zwarte pokken'.

Volgens Schove (46) die zoveel mogelijk gegevens over de weersom-standigheden in de loop der eeuwen verzamelde en aldus een invloed ervan op het bevorderen van epidemische ziekten kon vaststellen, weten wij dat 1625 een zeer nat jaar was. Een dergelijk klimaat is bevorderlijk

45

Page 42: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

voor het ontstaan van de tyfus en, in de winter, van ergotisme of Sint- Antoniusvuur dat gepaard ging met het afsterven van de ledematen.

De oorzaak van het ergotisme ligt in het zich ontwikkelen van paarse, grote korrels in de aren van de rogge, veroorzaakt door een schimmelsoort, Claviceps purpurea. Deze produceert een stof, het ergotamine, dat ook 'moederkoren' wordt genoemd omdat het in de verloskunde gebruikt wordt om bloedingen te stelpen bij kraamvrouwen.

Te Lille en te Zalfen, gehucht onder Malle, werd ook Sint-Antonius Abt aangebeden tegen de pest. Had dit iets te maken met het samengaan van die beide ziekten?

Als pestlijders tijdens de epidemie werden er dertig gevallen genoteerd: vijftien mannen, twaalf vrouwen, twee zonen en een dochter. Deze geringe hoeveelheid geeft een curve die deze van de totale sterfte slechts op een geringe wijze drukt (afbeelding 7). Wijzen wij er echter op dat hierbij ongeveer tweeëntwintig kinderen zouden bij geteld moeten worden.

In 1626 zouden na de epidemie nog zeven personen overlijden: drie mannen en drie vrouwen; in 1627 ook zeven (twee mannen en vijf vrouwen); in 1628 vier (twee mannen en twee vrouwen); in 1629 zes en in 1630 zeven: of een gemiddelde van zes per jaar en dit over vier jaar gespreid.

Ook in het begin van de dertiger jaren bleef het kalm te Lille:

Aantal overlijdens mannen vrouwen 1631 1 / 1 1632 5 2 3 1633 9 5 4 1634 6 2 4

In 1635 moeten wij wachten tot 8 mei voor een eerste overlijden, op 11 September volgt het tweede en meteen heeft de dysenterie of 'rode loop' haar intrede gedaan (afbeelding 8). Volgens de reeds genoemde auteur Schove (46) is dit jaar een zeer droog jaar geweest, geschikt voor die ziekte. En die wordt inderdaad in de overlijdensregisters vermeld. Er zullen nog eenentwintig slachtoffers volgen tot het einde van het jaar maar ... hiertussen bevinden zich drie pestgevallen en wel op 22 oktober,

46

Page 43: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

47

Page 44: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

19 en 27 december. Deze twee laatsten zijn Hendrick Smans en zijn echtgenote Catharina: de 'haestighe sieckte' suddert voort...

In 1636 zal de pest op 16 april eerst een voorbode zenden. Op 9 mei zal de eerste van de reeks opgetekend worden, samen met een kraamvrouw, en twee dagen later volgt een niet-pestilentiëel overlijden. Als laatste datum zullen wij 15 mei 1637 noteren. Tussen deze twee laatste data zouden er honderdzesenveertig doden vallen, waarvan er slechts elf niet als pestlijders opgetekend zijn. De resterende honderdvijfendertig omvatten vierenvijftig mannen, achtenvijftig vrouwen, tien meisjes en dertien jongens waaronder twee als 'iunior en twee als 'puer' betiteld werden.

Wederom stellen wij vast dat wij geen of praktisch geen, gegevens over de burgerlijke stand te weten komen: zo weten wij alleen dat de vrouw van Petrus Nelen, Maria Olieslagers was, omdat zij op dezelfde dag, 10 September 1636, overleden waren ('obierunt ... uxor eus' (sic). Een andere maal werd een vrouw als echtgenote van een bepaalde man genoemd, een enkele maal moeder (‘mater’)en een man soms broer ('frater'). Zo er meerdere doden op dezelfde dag vielen, dan werd de doodsoorzaak 'ex peste' slechts eenmaal vermeld.

Wat de leeftijd betreft, is het al niet beter gesteld: alleen de naam van de elf dochters en de veertien zonen, waaronder de twee 'iuniores'. Hier-tussen bevinden zich zeker geen kleine kinderen, zoniet zou het percen-tage van de jeugd veel hoger gelegen zijn, zoals te Poederlee. Dat er ook enkele natuurlijke kinderen bij waren, menen wij te mogen afleiden wanneer voor het kind de naam van de moeder opgeschreven werd zoals 'Maria Paeshuys, dochter van Beth Driessen'.

Naast de heer kapelaan en schoolmeester Willem Hexkens, overleden op 5 September 1636, zal pastoor van den Heuvel ook zijn meid Barbara (†28 november 1636) moeten missen: haar achternaam kent hij zelfs niet of is hij vergeten.

In hoog aanzien moet zeker de molenaar Johannes Antonii (†2 oktober 1636) gestaan hebben die reeds op 18 juni 1636 een zoon verloren had.

Weer worden de meiden vermeld. Buiten deze van de pastoor worden er nog vier andere vernoemd, waarbij deze van Peeter van Hal, de zuster van diens vrouw, op dezelfde dag haar schoonbroer in het graf zou volgen op 15 mei 1637 ('Petrus van Hal cum ancilla que erat soror uxoris sue'). Over het verschil tussen 'famula' en 'ancilla' hebben we reeds eerder gesproken.

In Lille stierf af en toe al eens een 'vreemdeling' zoals op 29 november 1636 Egidius Diels van Poederlee dat toendertijd ook al Poyel werd genoemd! Vermelden wij tenslotte nog de dood van Hendrick Smans van Lille te Westerlo, ten gevolge van een verwonding, door hemzelf veroor

48

Page 45: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

49

Page 46: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

zaakt te Turnhout: 'obijt in Westerlo ex vulnere ipse inflicto Thuernoutî (sic).

Het hoogtepunt van de ziekte dient gesitueerd te worden omstreeks het midden van September 1636. Het is echter eigenaardig dat de vrouwen een hoge tol betaalden aan doden in mei, juni, juli en augustus, terwijl dit voor de mannen nu September, oktober en november was:

aantal aantal aantal aantal mannen vrouwen mannen vrouwen

mei 1936 3 7 december 1 4 juni 3 7 januari 1 3 juli 3 6 februari (wel 1 augustus 7 10 maart 1 1 dochter) september 14 8 april oktober 10 5 mei 1637 2 2 november 9 7

Eindigen wij met het drama van het echtpaar De Houwer dat gestorven is aan de pest in het gasthuis te Turnhout nadat zij hier ziek waren ge-worden en met reisgeld, hun verstrekt door de Tafel van de Heilige Geest, vertrokken zijn, bediend van alle sacramenten.

Na een lange tijd van rust nemen wij de draad weer op in 1668, een jaar waarin Lille twintig van zijn inwoners verloor: twaalf mannen en acht vrouwen.

Pastoor Jan van den Heuvel stierf op 26 augustus 1669 en zijn op-volger, Robert van Rijswijck, was hem opgevolgd en zou zijn functie tweeëndertig jaar uitoefenen. Hij zou nog minder gegevens noteren in de parochieregisters dan zijn voorganger.

Terwijl de pest woedde te Gierle en te Poederlee, vinden wij geen spoor van die ziekte terug in het Krawatendorp. Tot en met 22 maart 1669 stierven er amper vijf mensen. En dan gebeurde er iets eigenaardigs: de volgende dode zou eerst op 5 november 1669 genoteerd worden en dan volgen de overlijdens dicht na elkaar op: vijftien in iets minder dan twee maanden. Toch weten wij uit de pestordonnantie van Gierle (zie blz. 64) dat de magistraat aldaar op 22 april 1669 haar inwoners verbood zich naar Lille te begeven omdat daar, evenals te Poederlee, de pest woedde!

We mogen dus aannemen dat op 5 november 1669 de pest al maanden toesloeg te Lille. Of waren er enkele afzonderlijke of endemische geval 50

Page 47: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

len van de pest gevonden in de eerste drie maanden van dat jaar? Maar wat er juist gebeurd was om de namen van de eventuele doden niet op te tekenen, is ons niet bekend, zelfs al is er ook een groot tijdsverschil tussen de eerste twee genoteerde overlijdens, dat van 5 november en dat van 25 der zelfde maand. Zitten wij hier in een periode van 'stilte' zonder een enkel sterfgeval? Dergelijke periodes, weliswaar kleinere tijdsspannen, kwamen ook voor in de epidemieën te Poederlee en te Gierle.

Tenslotte kunnen wij zeggen dat het een epidemie van korte duur zou geworden zijn, namelijk van 5 november 1669 en waarschijnlijk tot en met 26 juni 1670, dus nog geen volle acht maanden (afbeelding 9).

Voor deze epidemie kunnen wij ons vooral houden aan de zich snel opeenvolgende en meerdere overlijdens op één dag om een idee van het aantal slachtoffers te bekomen.

Dat het wel degelijk om pest ging, bewijzen ons de talrijke borge-meesterrekeningen in het gemeentearchief van Lille, die melding maken van het aanstellen van meester Franchoys de Haen als pestmeester. De momberrekeningen in verband met het bouwen van 'pesthutten' en het begraven van overleden pestlijders noemen ook sommige namen van deze slachtoffers: zo Peeter Peutincx en Catharina Van Eynde, beiden overleden op 18 januari 1670; Lenaert Schellens en Margaretha Aerts, beiden gestorven op 16 april 1670 en Peeter Verhaert, gestorven op 17 januari 1670. Toevallig allemaal overleden na 5 november 1669, zodat wij ook nu nog geen bewijs hebben van een echte pestepidemie vóór deze datum.

Geen aanduidingen bezitten wij wat betreft de leeftijd, de burgerlijke stand, noch de datum van de uitvaartmis. Alleen het geslacht kunnen wij afleiden uit de voornaam en aan de familienaam zien wij een recht-streekse of onrechtstreekse verwantschap.

Zijn in deze lijst de zuigelingen en de kinderen vermeld zoals de vol-wassenen?

We kunnen dus slechts zeggen dat er pestgevallen voorkwamen in de grote sterfte vanaf 5 november 1669 en dat deze slechts geluwd was op 21 juni 1670. Of de periode van grotere sterfte in 1668 ook aan de pest dient toegeschreven, hebben wij niet kunnen uitmaken. De cumulatieve curve van deze epidemie (afbeelding 9) vertoont ook twee opstoten met een 'stille' periode van half februari tot half maart.

Wij telden honderdzeventien slachtoffers van de pest: tweeënvijftig mannen en vijfenzestig vrouwen. Alhoewel in grote trekken gelijklopend, overtrof het aantal mannen de vrouwen slechts in de maand november en tekende de meerderheid van de vrouwen zich het best af in de maanden maart, april en mei, dus zoals over het algemeen, in het voorjaar. Voor de zomer van 1669 zijn ons natuurlijk geen cijfers bekend.

51

Page 48: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

52

Page 49: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

2.3. De pest in de zeventiende eeuw te Gierle

Zo er een duidelijke pestopflakkering was te Lille in het jaar 1607, dan stellen wij vast dat dit niet het geval geweest is te Gierle. Dat jaar overleden er vier mensen: twee mannen en evenveel vrouwen. Maar in 1606 tellen wij er elf: vijf mannen, vijf vrouwen en een meisje. Hiervan vermeldde de priester vier pestgevallen. Drie ervan stierven op 21 juli 1606, waarschijnlijk in eenzelfde familie: de meid van Abraham Vloers, daarbij Margaretha Vloers (misschien zijn zuster) en de echtgenote van Jan Vloers, Maria en waarschijnlijk schoonzuster van Abraham Vloers. Jan Vloers zelf zou overlijden op 27 September 1606 maar zonder ver-melding dat het om pest zou gaan. Op 10 november stierf de dochter van Peter Melis wel aan de pest en diezelfde dag ook Augustinus Luys-terborghs, maar van deze laatste werd de doodsoorzaak niet vermeld.

We kunnen deze gevallen moeilijk als een echte pestepidemie aanzien, maar wel eerder als een toevallige pestopflakkering zonder zware gevolgen voor de dorpsbewoners van Gierle.

Einde 1616-begin 1617 vreesden schout en schepenen van Gierle een nieuwe pestepidemie, zoals blijkt uit de pestordonnantie, opgesteld op 17 januari 1617. Mogelijk waren er te Gierle enkele pestgevallen, maar hiervan vinden wij geen spoor in het overlijdensregister van die tijd. We durven veronderstellen dat er in sommige plaatsen van de Kempen toen wel een pestepidemie woedde, zoals C. Bruneel schreef (I 1), maar men te Gierle enkel voorzorgen nam (zie pestordonnantie blz. 64).

Er gebeurden volgens het overlijdensregister van Gierle geen bij-zondere dingen tot in de maand januari van 1625 die wel een zware tol eiste aan doden: twee vrouwen en vier mannen waaronder een der schepenen. In februari 1625 trad de nieuwe pastoor in functie: Jan van Tongerloo, die juist geteld veertig jaren te Gierle zou blijven en twee pestepidemieën zou moeten meemaken. Zijn graf vinden wij nog terug in de kerk die hij zo lang en trouw diende. Hij stierf inderdaad te Gierle op 18 juni 1665.

Al na enkele maanden na zijn aanstelling sloeg de pest voor de eerste maal toe: op 3 augustus 1625 stierf een vrouw aan deze ziekte. Vanaf deze dag tot het einde van het jaar telden wij eenenzestig sterfgevallen, waarvan bij tweeëndertig de diagnose pest aangegeven wordt; in 1626 stierven er vijftig mensen waarvan er ook tweeëndertig als pestgevallen bestempeld worden. We komen dus op een totaal van vierenzestig pest-gevallen in de jaren 1625-1626. De verdeling over die jaren is als volgt:

53

Page 50: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

1625 1626 Algemeen totaal 74 50 Aantal mannen 26 21 Vrouwen 44 21 ‘proles’ 3 5 ‘filiae’ 1 3 hiervan waren met vermelding ‘peste’: totaal 32 32 aantal mannen 11 13 vrouwen 19 11 ‘proles’ 2 5 ‘filiae’ / 3 het aantal zoder der vermelding ‘peste’: totaal 41 18 aantal mannen 9° 18 8 1°° vrouwen 4° 21 10 5°° ‘proles’ 1 ‘filiae’ 1

(de cijfers met ° zijn het aantal sterfgevallen vóór het begin van de pestepidemie (3 augustus 1625): deze met °° die van na de epidemie (7 oktober 1626)).

Wat ons opvalt is dat, indien wij een cumulatieve curve opstellen vanaf het begin van de pest tot het einde van 1626, wij vaststellen dat er na een brutaal begin in feite een tamelijk regelmatige en relatief geringe aangroei van de overlijdens te bespeuren valt en dat in een tamelijk grote periode van zeventien maanden vierenzestig pestgevallen worden gesig-naleerd, wat dus eigenlijk geen grote epidemie kan genoemd worden. Daarnaast vinden wij een totaal van zesenveertig niet pestilentiële overlijdens: een getal dat in jaren zonder pest onvoorstelbaar hoog zou liggen voor Gierle. Gaat het hier om een nonchalance van een priester die, zoals ook zijn collega te Lille, meer bekommerd zou geweest zijn om het zieleheil van zijn parochianen, dan om de nutteloos geworden wereldlijke bijzonderheden? Zo het gebruik van de pestvermelding als doodsoorzaak toch zou toegepast geweest zijn, moeten wij hierin dan een verband zien met de geldigheid van testamenten die tijdens een pestepidemie ook door andere personen dan notarissen, schepenen en pastoors mochten opgetekend worden en zelfs mondeling werden door

54

Page 51: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

gegeven en dat dus alzo het overlijdensregister van de priester als bewijs van de ziekte van de overledene gold? Het zijn inderdaad vragen, waarop wij heden nog geen afdoend antwoord weten.

Weliswaar herkennen wij zekere familiebanden tussen pestlijders en andere zieken en van pestlijders onderling, maar bij deze laatsten liggen dan de data van overlijden zeer dicht bij elkaar.

Spijtig genoeg werd de burgerlijke stand slechts eenmaal aangegeven: 'Catharina, uxor (echtgenote van) Hieronimi Diels'.

Ook over de zeer jonge kinderen werden geen gegevens verstrekt, behalve op het einde van 1626. Naast twee overleden parochianen die nabij de watermolen van Tielen woonden, maakte de pastoor melding van vierendertig en zelfs van veertig kinderen die hun communie nog niet gedaan hadden en die stierven aan de pest of een andere ziekte: ‘eodem anno obierunt peste et aliis morbis pueri nonde communicantes circa triginta quattuor aut quin quadragenta'.

De ‘filiae’ zijn werkende grotere meisjes; de vier 'proles' werden bij de vier werkende grotere jongens geteld, alhoewel er geen enkel bewijs is dat het niet om kleinere kinderen zou kunnen gaan.

Wanneer wij nu zien dat de pastoor de doodsoorzaak (‘peste’) altijd direct na de naam van de overledene schreef, gevolgd door de religieuze aanduidingen ('exequie facte sunt') dat de uitvaartmis opgedragen werd, dan is het verwonderlijk dat hij zoveel gevallen van pest over het hoofd zou hebben gezien. Daarom tekenden wij een curve van de pestgevallen alleen (afbeelding 10) en wij zagen de bijna klassieke dubbele opflakkering in de epidemie goed tot uiting komen: een eerste en ernstige periode van 3 augustus tot 4 oktober 1625, gevolgd door een lange periode van kalmte tot 27 juni 1626 waarin amper acht pestgevallen gesignaleerd werden op bijna negen maanden tijd. Dan volgde een tweede, minder hevige opstoot van 27 juli 1626 tot 7 oktober 1627.

Al deze feiten, de zesenveertig niet-pestilentiële gevallen en het sterftecijfer van de kleine kinderen doen ons vermoeden dat er naast de pest nog een andere ziekte toesloeg. Dit was zeker geen dysenterie, die zoals de pest, zou vermeld geweest zijn in het overlijdensregister.

Tekenen wij nu de curve van deze gevallen onder deze van de pest (afbeelding 8), dan stellen wij vast dat het zeker om een epidemische ziekte ging die weliswaar niet zo brutaal van aard was als de pest, maar toch bijna even ernstig. Zo zien wij dat op I januari 1626, wanneer deze onbekende epidemie eindigde, ze slechts vijf slachtoffers minder gemaakt had dan de pest, zo wij redelijkerwijze haar begin mogen plaatsen op 24 augustus 1625. In 1626 kunnen er misschien nog ongeveer negen gevallen, of enkele minder, geweest zijn tot op 18 juni van dat jaar. Het is een aandoening met zeven gevallen op eind augustus-begin

55

Page 52: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

56

Page 53: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

September om, na een periode van rust, vooral in de maanden oktober en november zeer actief geweest te zijn, dus in de koudere maanden. We stellen ook vast dat op dat ogenblik de pest tijdelijk tot stilstand kwam: een gekend verschijnsel.

Zonder meer een diagnose stellen is erg speculatief en in feite niet meer te achterhalen. Wij zien hier in feite dezelfde geschiedenis als te Lille in 1625-1626: twee ziekten met epidemisch karakter die samengaan. Voor Lille hadden wij wel enkele aanduidingen. Zo spreekt men te Lille in de talrijke bronnen van de 'Croatensieckte', een ziekte door de Croatische huurlingenbenden in het land gebracht, echter zonder de ziekte te beschrijven. We hebben te Lille ook een mogelijke aanduiding voor tyfus of ergotisme (Sint-Antoniusvuur), die hier ook geldt voor Gierle. In dit geval zou Lille deze epidemische (of andere infectieuze ziekte) aan Gierle overgemaakt hebben, maar van deze gemeente de pest geërfd hebben.

De verdeling van de pestgevallen te Gierle over de maanden augustus 1625 tot oktober 1626 maakt ons niet veel wijzer, integendeel. Zo zien we dat, tegen de gewoonte in, in augustus 1625 de vrouwen meer aan-getast werden dan de mannen (dertien vrouwen, vijf mannen). In September is het andersom (drie vrouwen, zeven mannen) en in de maan-en april, mei, en juni 1626 zullen negen mannen overlijden en geen enkele vrouw, tegenover zeven vrouwen en twee mannen in juli 1626. Hetgeen ons wel opvalt is dat van november 1625 tot en met mei 1626 er amper zes pestgevallen waren, namelijk vier mannen en twee vrouwen. Dit is een zodanig gering aantal dat we eerder zouden mogen spreken van twee afzonderlijke kleine epidemies: een in 1625 en een in 1626, die met elkaar verbonden waren door zeldzame, enkelvoudige gevallen.

Dit blijkt duidelijk uit volgende tabel van de mannen en vrouwen die volgens het overlijdensregister aan de pest overleden zijn:

mannen vrouwen mannen vrouwen

augustus 1625 5 13 april 2 / september 3 3 mei 1 / oktober 1 3 juni 6 / november / 1 juli 2 7 december / / augustus 3 3 januari 1626 1 1 september / 3 februari / / oktober 3 / maart / /

In 1627 vinden wij acht overlijdens terug: vier mannen, drie vrouwen en een kleiner kind. Hieronder bevond zich de zoon van Nicolaus Proost die aan de pest stierf.

57

Page 54: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

In 1628 waren er zes doden: een man, twee vrouwen, een klein kind en

twee grotere kinderen. Nu is de pest volledig verdwenen. Onder de doodsoorzaken vinden wij een moord en tussen de overledenen ook een kraamvrouw ('nasquitans' (sic)).

Voor de volgende jaren vinden wij wat betreft de overlijdens te Gierle:

Totaal mannen vrouwen

1630 1 1 / 1631 3 2 1 1632 3 / 3 1633 9 5 4 1634 8 1 6

Dat de kinderen in die tijd in de warme julimaand ook graag gingen zwemmen, bewijst de tragische verdrinking van Corneel Wils Janssone, negen of tien jaar oud, op 2 juli 1634.

Voor 1635 stellen wij een niet gewone activiteit vast in de parochiale overlijdensregisters. Doorlopend aan de normale lijst zien wij hoe als eerste dorpeling te Gierle een jongen van acht jaar, Cornelis Diercx, eerst op 30 oktober het leven zal laten: we lezen dit op folio (blad) 124 recto. Maar schijn bedriegt: de pastoor had voor 1635 een blad, folio 129 verso, speciaal voorbehouden voor de pestgevallen. De aanhef van dit blad luidt: 'Ionnes Van Tongerlo pastor in Ghierle. Hi obierunt peste anno 1635 (Johannes Van Tongerlo, pastoor te Gierle. Deze die gestorven zijn aan de pest in het jaar 1635:)', en dan volgen vijfentwintig namen waarvan de laatste vijf geen overlijdensdatum vermelden. De eerste eenenwintig namen zijn in zeer mooi handschrift opgetekend: het betreft negen mannen, elf vrouwen, drie zonen en twee dochters. Wederom stellen wij ons de vraag over het mogelijk verband tussen deze feiten en de testamenten van de pestdoden (afbeelding 11).

Op welke datum juist de vijf volgende pestgevallen vielen, is ons onbekend. In elk geval vinden we eerst op 30 oktober 1635 het reeds vermelde jongetje van acht jaar terug en de volgende dag zullen Maria Verhult en haar jong kindje overlijden aan 'dysenteria'.

Vermits deze studie alleen over de pest wil handelen, zullen wij kort zijn: in Gierle zullen ten andere slechts vijf mensen aan dysenterie sterven tussen 31 oktober 1635 en 10 december 1635. Dat het echter een gevreesde ziekte was, bewijst het aanstellen van een vrouw die deze zaken kon aanpakken en zich en haar familie hiervoor rijkelijk deed betalen (zie blz. 82). De gevallen van Gierle kwamen op hetzelfde ogen-blik voor als te Lille (einde oktober).

58

Page 55: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

59

Page 56: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Het is op 11 februari 1636 dat de pest opnieuw zou verschijnen te

Gierle, weliswaar met mondjesmaat tot 1 mei (afbeelding 12). Gedurende een maand zullen er, bij de veertien in de over meer dan over twee en half verlopen maanden, achttien gevallen bijkomen, waaronder acht kinderen. Vijf van deze kinderen waren deze van Jan Cortians, die in deze periode ook zijn vrouw zou verliezen (het is mogelijk dat het hier evenwel zijn zuster betreft).

Vanaf 18 juli werd de toestand zeer ernstig met bijna dagelijkse sterf-gevallen en vanaf 22 augustus werkelijk onoverzichtelijk met zomaar even vijftig doden in elf dagen! Dit aantal zou iets verminderen tot er op 9 September zelfs gedurende twee weken geen doden meer vielen. Maar dan ging de slachting voort om bijna plots te eindigen op 7 december 1636 en uit te lopen met enkele gevallen tot waarschijnlijk 28 februari 1637. Deze laatste datum kunnen wij best aanvaarden vermits hier voor de laatste keer een klein kind samen met zijn moeder stierf, want reeds vanaf 19 november 1636 had de pastoor opgegeven de pest als doods-oorzaak te vermelden, dus op een ogenblik dat de meeste doden vielen (19 november, twee; 22 november, acht; 25 november, twee). Vanaf 16 September 1636 was echter de pastoor reeds begonnen de pestgevallen aan te duiden met een 'p'.

Het totaal aantal sterfgevallen vanaf 11 februari 1636 tot en met 28 februari 1637 bedraagt tweehonderd en tien, waarvan er tot en met 17 november 1636 slechts drie als niet-pestlijders zijn aangeduid, zodat wij in het totaal minstens tweehonderd en zeven pestgevallen mogen aanvaarden.

In leeftijdsgroepen mogen wij veronderstellen: tweeënzestig mannen, achtenvijftig vrouwen, negenenvijftig kleine kinderen, eenentwintig grotere kinderen en zes jongens en 1 meisje boven de twaalf jaar. De grootste sterfte onder de mannen lag in de maanden juli en augustus; die van de vrouwen in het voorjaar tot het einde van mei, alhoewel er ook velen stierven in augustus. Wat dit laatste betreft, ligt infectie voor de mannen voor de hand, alhoewel ook de vrouwen wel deelnamen aan de zware veldarbeid. Ook onder de kleine kinderen (proles) vallen veel slachtoffers in augustus, maar hun aantal stijgt relatief het meest in de koudere maanden vanaf de tweede helft van november tot het einde van het jaar.

Onder de overledenen vinden wij de kapelaan Laurentius Helsen. Verder drie meiden waarvan een afkomstig van Tielen, een vrouw en twee kleinere kinderen van Lille en tenslotte een bedelaar en een bede-lares.

In 1638 zouden er veertien overlijdens genoteerd worden: zes mannen en acht vrouwen.

60

Page 57: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

61

Page 58: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Tot 1665 heeft Gierle zijn wonden gelikt van de vorige, massale pest-

epidemie. Op 18 juni van dat jaar, omstreeks het middaguur, gaf de oude pastoor van Tongerlo de geest. Twee pestepidemieën, moeten voor deze man geen lachertje geweest zijn, in het bijzonder in de zopas beschreven jaren, en de dankbare bevolking gaf haar goede herder een waardige plaats in de kerk die hij zo trouw diende.

In 1666 tellen wij twaalf overlijdens: zeven mannen, vier vrouwen en een groot meisje.

In 1667 hetzelfde aantal: zeven mannen, drie vrouwen, een groot meisje en een grote jongen. Tussen deze laatste reeks mannen is er een die zich als honderdjarige liet doorgaan maar zijn medeburgers ver-dachten hem ervan een drietal jaartjes bij zijn toch hoge leeftijd gevoegd te hebben. Verder werd er een Isaac Janssen uit Turnhout begraven, door zijn familie aan zijn lot overgelaten.

1668 werd voor Gierle een zwaar jaar wat betreft de overlijdens ge-durende het voorjaar: veertien tot en met 11 april. Dan moeten wij wachten tot 5 augustus wanneer Hendrick Van Ouwenhuyse overleed en de uitvaartmis plaatsvond. Maar vijf dagen later overleed ook zijn echtgenote, Maria Stappaerts en hier wordt met de uitvaartmis gewacht tot 9 januari 1669. Op 19 augustus stierf nog Helwidis Van Meurs en dan op 22 September overleed weer een lid van de familie Stappaerts, Frans, en diens dood werd aangeduid met 'peste'. Ook diens uitvaartmis zou eerst op 8 februari 1669 plaatsvinden. Deze lange duur voor de uit-vaartmis na het overlijden is een belangrijke aanduiding dat het om een pestgeval ging: de quarantaine of verplichte afzondering van de huis-genoten liet immers deze plechtigheid niet toe. Was Frans Stappaerts wel het eerste geval geweest? Was het niet Hendrick, bij wie de ziekte niet herkend werd maar wel bij zijn echtgenote Maria? Had de priester in dit enkel geval de vermelding van de doodsoorzaak al dan niet bij vergetelheid niet vermeld?

Zo er tussen 28 februari 1668 en 28 februari 1669 - dus jaar op jaar, want dan is de epidemie voorbij - drieënvijftig mensen overlijden, dan dienen wij van dit getal drie personen af te trekken: twee vrouwen en een jongen (afbeelding 13).

Over de leeftijdsgroepen kunnen we weinig of niets terugvinden. De aanduidingen 'proles' (telg), 'puer' (kind of knaap) en 'infans' (kind) komen niet meer voor. Alleen ‘filius’ (zoon) en 'filia' (dochter) nog wel. 'Adolescens' wordt terug ‘juvenis’ (jongeman) of ze worden aange-sproken met vaders voornaam, gevolgd door 'zoon'. Eenmaal is er een 'puelia' (klein meisje). Ook over de burgerlijke stand zijn in de overlijdensregisters geen gegevens meer voorhanden en slechts een tweetal malen wordt samen over echtgenoot en echtgenote ('coniuges') gesproken.

62

Page 59: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

63

Page 60: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Een oudere jongen en een meisje zijn geen inwoners van Gierle en een

inwoner van Lichtaart en een vrouw van Kasterlee ronden deze enkele buitenbeentjes af. Ook de schout van Gierle en lakenhandelaar, Nicolaes Pauli, bevond zich onder de vijftig slachtoffers. Van deze vijftig waren er vijftien mannen, twaalf vrouwen, twaalf jongens, tien meisjes en twee jongelingen.

Deze epidemie begon slechts twaalf dagen vóór die van Poederlee. Haar verloop was echter niet zo brutaal en kende ook een 'stille' fase, die wel wat later begon, maar niet meer opnieuw zou opflakkeren zoals te Poederlee. Liggen de strenge ordonnanties, uitgevaardigd door schout en schepenen te Gierle op 9 december 1668 hier van aan de basis? De opflakkering te Poederlee van april en de late epidemie te Lille vindt men opvallend terug in de bijvoegingen van 22 april 1669, samen met andere besmette dorpen en steden. Het betreft volgende ordonnantie: (Afbeelding 7).

ORDONNANTIE EN(DE) REGHLEMENT ghemaekt op de Conta-gieuse oft pestilentiaele sieckte alhyer binnen Gierle. (R.A.A.-G.A.G. nr 45c).

1 'INDEN IERSTEN SOO IS BY SCHOUTETH EN(DE) Schepenen alhyer binnen Gierle Collegialyck vergaedert zijnde geresolveert ende geordonneert dat hen nyemant van wat qualiteyt oft conditie hy zy hen en sal vervoorderen te verkeeren oft frequenteren op eenighe geinfecteerde Steden/ Dorpen oft Vlecken/ op pene van te (ver)beuren by den Contraventeur van(de) som(m)e van ----- VI gul(den) Te bekeeren en(de) te (ver)dylenl als oock in allen de naervolgen(de) posten in dryen/ d’een derdendeel (daer)aff aen (de) huysarmen/ het 2e aen(den) Officier/ en(de) het 3d aen(den) aenbrengher/.

2 Item oft eenighen innegheseten alhyer eenich quaet ver=moeden hadde dat synen hyse geinfecteert waere vande (voor)s(chreven) Contagieuse oft pestilentiaele sieckte (daer ons Godt voor behoede) sal hetselve terstonts adverteren aen(den) Officier alhyer om (daer)inne terstonts te doen (voor)sien op pene van ----- VI gul(den)

3 Otem oft men alsdan bevonde hetselve huys geinfecteert te zyn/ soo sullen allen d’inhabitanten int selve/ oft de ghene aldaer bevonden wordden naerde infectie/ op hennen grondt moeten blyven den tydt van drye weecken op poene van ----- X gul(den)

4 Item dat hen niemand comen(de) vuyt de (voor)s(chreven) gein-fecteerde huysen oft hutten/ en sal begheven int gesiechte van iemant om de goede Lieden (daer) van nyet te doen (ver)schricken/ ende ingevalle het doenel(yk) is achter vuyt moeten gaen/ gaen(de) tzy om haer mescht te maecken oft anderssints/ ende tselve gedaen zyn(de) terstonts stoppen op pene van -- III gul(den)

64

Page 61: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Afbeelding 14: Eerste blad van de geschreven Gielse ordonnantie 'ghemaekt op de contagieuse oft pestilentiaele sieckte' 1668 (G.A.G. nr 45c).

65

Page 62: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

5 Item datmen inde geinfecteerde buysen oft stallinghen geen mesch en

sal hebben te roeren oft (ver)voeren/ oft and(er) vuylich=heyt/ voordat deselve geverght en wordden/ naer voor=gaende kerckgeboth/ en(de) twee daeghen voorde volle en(de) nieuwe maene/ en(de) oock twee daeghen (daer)naer/ en(de) dat nochtans naer het expireren van drye weecken al=waer nyemant gestorven en is/ en(de) alwaer iemant ghe=storven is van ses weecken oft 42 daegen exclus op (etc.?) ---XII gul(den)

6 Item dat oock nyemant hen en sal vervoorderen eenich mescht te ver-voeren voor oft naer der sonnen op- oft onderganck op pene van te verbeuren --- VI gul(den)

7 Item datmen het mescht comen(de) vuyt geinfecteerde huysen/ stallinghen (etc.?) sal hebben te voeren ende telaeten ter naester Plaets-schen alwaer de Liedens erffve hebben omme te comen telaeten/ en(de) tselve ten selven daeghe ond(er) te ploeghen/ en(de) t'ghene comen(de) vuyt geene geinfecteerde huysen ten langhsten tsanderdaechs naer de vuytvoeringhe op pene van ----- XII guld(en)

8 Item wordt verboden aen alle ende iegelycke herbergiers/ Taveniers/ karren ende waegenliedens van geene persoonen/ comende vuyt gein-fecteerde plaets=schen/ deselve te logeren/ herberghen oft op henne wae=ghens oft karren te aenveerden/ en(de) alhyer te brenghen/ de-welcke van geen attestatie ofte gesontbriefken en sullen weten voorsien/ op pene van te verbeuren byde selve herbergiers/ Taverniers en(de) voerliedens voore ieder persoon dye zy ter contraerien deser alhyer sullen hebben gebrocht oft gelogeert van ----VI gul(den)

9 Item dat alle persoonen nyet geinfecteert zynde hen sullen wachten van te gaen oft verkeeren in gein=fecteerde oft besmette huysen oft hutten/ tenwaere de Schrobbers omme de siecken aen te draeghen hennen nootdrueft oppene van te (ver)beuren byden contraven=teur van de somme van --- IX gul(den)

10 Item wanneer eenighe gravinghe geschiedt van affgestorven per-soonen vande peste hetwel(yke) sal moeten gescieden smiddaechs tusschen tweelff ende eene ure/ ten waere om merckelycke reden(en/l soo sullen dye vanden huysgesinne vande selffve affgestorven p(er)soonen waerschouwinghe doen/ oft doen doen/ met voor-sendinghe van iemant om(m)e de goede Lieden te waerschouwen dat zij hen souden retireren oft vertrecken vander straeten/ om hen alsoo nyet te vervaeren op pene van ..... VI gul(den)

11 Item oftmen alsdan bevonde eenighe persoonen dye hen nyet en wilden retireren sullen ver=beuren ten behoeve als voor gelycke som(m)e van ----- VI gul(den)

66

Page 63: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

12 Item soo sal het huysghesinne van(de) voorschreven affgestorven per-

soonen oock moeten waerschouwin(ghe) doen aenden Coster alhyer dat hy de graeven maec=ke/ ende cleppe tussehen tweelff ende een ure smiddaechs/ tot waerschouwinghe van(de) gemeynte omme hen alsdan te retireren binnens huys op pene van ----- III gul(den)

13 Item oftmen alsdan naer het ierste geclep tot het derde ofte leste geclep/ oft voorden een ure eenighe p(er)soonen buytens huys bevonde sullen verbeuren ghelycke pene van ----- III gul(den)

14 Item soo sullen allen de persoonen alhyer aen het Kerckhoff woonen- (de)/ allen deuren gesloten houden/ op(de) selve graevinghe van smiddaechs van(de) tweelff uren totten een ure op pene van ----- III gul(den)

15 Item dat nyemant vande Innegesetenen hen en sal vervoorderen opde straeten te comen oft gaen tsaevonts naer den klockstach van seven uren/ noch oock smorghens voorden zesse uren/ ende oock de deuren soo langhe te houden gesloten op pene van ---- III gul(den)

16 Item dat oock nyemant en sal vermoghen te haelen/ houden oft aen- veerden eenighen huysraet/ tzy meubelen oft verckens vuyt eenighe gein=fecteerde huysen voor het expireren vanden tydt vande infectie/ sonder consent vanden Officier op pene van ----- VIgul(den)

17 Item dat de Schrobbers/ noch ook andere gedif=fameerde persoonen hen by nachte oock nyet en sullen begheven ofte comen ontrent de goede Lieden huysinghen/ omme van hen geene quaede pre=sumptie ofte suspicie te hebben/ van dat zy henne huysinghen souden bederven/ infecteren oft eenich quaet daer aen bedrijffven/ in dyen gevalle soo soude ieder innegheseten deserve daer over mogen castyden/ oft calengieren/ ende deselve Schrobbers oft andere persoonen daer naer aenden Officier over gheven omme deselve daer over ghestraft te worden naer merite van saecke/.

18 Item dat deselve Schrobbers/ noch andere p(er)soon(en) comende vuyt vuyle geinfecteerde huysen ofte hutten/ naer de veiginghe/ hen nyet en sullen ver=voorderen soo ter herberghen te gaen/ noch in andere goede Lieden huysinghen/ noch onder de Lieden te comen/ noch oock ter kercke dan naer het expireren van drye daeghen naer deselve veiginghe om(m)e de goede Lieden nyet te doen verschricken ofte vervaeren op pene van ---- VI gul(den)

19 Item dat de Schrobbers oft andere de Liechamen vande geinfecteerde sullen begraeven ten tyde voors(chreven) soo haest het hen mogelyck is naer dat deselve verscheyden ofte gestorven zijn en(de) de kisten gemaeckt zijn op pene van ----- VI gul(den)

67

Page 64: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

20 Item datmen voortaen geene vergaedringhe en sal hebben te houden

tzy in herberghen oft andere plaetsschen/ op pene van te verbeuren/ soo byde herbergiers/ als andere persoonen aldaer bevonden wordden(de)/ ieder vande somme van ---- XII gul(den)

21 Item dat de herbergiers nyemant en sullen vermoghen te Logeren oft tappen voor oft naer der sonne op oft onderganck op pene van -----VI gul(den)

22 Item allen Catten ende honden te houden gebonden oft by een ieder deselve te moghen dootslaen oft schieten/ om te verhoeden het aenbrenghen van eenighe quaede siecklen/ ende daer en boven op de (cer)beurte van de somme van ----- III g(u)l(den)

23 Item dat hen nyemant en sal vervoorderen eenighe Brandewynen te stoocken geduerende deze contagieuse sieckte op pene van te ver-beuren byden contraventeur van ----- XII g(u)l(den)

24 Item dat de Brouwers oft eenighe andere persoonen hen nyet en sullen vervoorderen te Brouwen ontrent eenighe geinfecteerde huysen oft hutten/ dan met consent vande Heeren Pastoor/ Officier ofte den Magistraet alhyer op pene van ---- XII g(u)l(den)

Reserverende de voors(chreven) Wethouderen het (ver)anderen/ min-deren oft (ver)meerderen deser Ordonnantie ofte Re=glement tot diensticheyt oirboir/ ende voordeel deser Gemeyntte omme goede polecye te houden tot extinctie endepreserveringhe derselver Gemeyntte van de voors(chreven) Contagieuse sieckte der Pesten alsnu alhyer grasserende/ (daer)van ons den Almoghenden gelieve te gespaeren ende be=waeren/ ende omme deselve byden Hove t'allen tyden te moghen doen ende laeten decreteren/ Al=dus gedaen/ geordonneert en(de) geresolveert in Collegio Dominorun in Gierle/ den 5en December XVI achtensestich. Gepubliceert den 9en (Decem)b(er) 1668

Item dat nyemant hen en sal (ver)voorderen te backen ontrent eenige geinfecteerde huysen als de dystantie van 1 boogscheuten weechs van(den) selve geinfecteerde huysen staen(de) boven windt op pene van ---- VI g(u)l(den) Item dat nyemant en sal (yer)moghen eenighe duyven te houden in desen Dorpe gedueren(de) dese contagieuse sieckle op pene van ----- VI gul(den)

Item datmen de hoenderen van(de) geinfecteerde huysen ter=stonts naer de infectie sal hebben weg te doen oftby faute van dyen dese by de ingesetenen te moghen dootschieten oft dootslaen/ en(de) (daer)en- boven (daer)voorte betaelen de amende van ---- III g(u)l(den)

68

Page 65: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Gepubliceert 22en april 1669/

Item at hem niemandt en sal (ver)voorderen te gaen oft (ver)keeren soo naer De Dorpen van Lille/ Poederlee/ oost en(de) West=malle/ De Stadt Breda oft andere gei(n)fecteerde plaetsen sonder consent vanden Heren Pastoor oft Offecier athier op pene van ----- 12 g(u)l(den) ende (Daer)enboven geboden woorden dry weecken te blijven op henne erven

Item soo en sal niemant (ver)mogen te ontfangen ofte inne te nemen eenighe (per)sooenen comen(de) van(de) (ver)s(chreven) oft geinfec-teerde plaetsen niet by hun hebben eenen gesontbrieff tsij vanden Heeren Pastoor/ Schouteth oft S(ecreta)ris des selver plaetschen mede oock bijde winckeliers en(de) Taverniers op pene van --- 6 g(u)l(den)

Item soo en sal hem niemant (ver)voorderen inne te nemen ofte Logeren bij nachte eenighe bedelaers vagebonden Lantloopers oft diergel(yck) quaet gespuijs omme te (ver)hoeden alle quaede inconvenienten tsij infecteringe oft andersints op pene van ----- 6 g(u)l(den)

Ordonnantie gemaeckt ende gestatueert bij mijne Heere den Schouteth der Vrijheyt ende Lande van Turnhout ende de Schepen(en) van Ghierle.

Alsoo tot diversche reijsen by procla=matie vanden Vorstere van tsheeren weghen is geordonneert en(de) verbooden dat hen niemandt van(de) innegestenen van Ghierle en soude vervoorderen te gaene in ennighe plaetsen geinfecteert synde vande haestighe sieckte (diemen noempt peste)/ om te scrobben ofte ennighe geinfecteerde huijsen te bewaren ofte schoon te maecken sonder expres consent van(de) voirs-(chreven) heere Schouteth ende Schepen(en) van Ghierle/ Ende ge-merckt ennighe vande innegesetenen hun hebben vervoordert boven het voirs(chreven) verboth en(de) proclamatie teghen om te scrobben in aldusdanighe plaetsen sonder consent als voor/ Soo wordt alsulcken persoonen geordonneert en(de) scherpelycken verbooden te comen tsij by daghe ofte by nachte inden voirs(chreven) Dorpe hy en sy ierst vierthein daghen schoon geweest/ het=welcke by Certificatie sal moeten blycken vande Weth aldair/Ende (daer)enboven noch moeten blijffven Xiiii daghen op hunne erffve sonder onder de gemeynte ofte strate te comen/ Ende soo wie te contrarien sal bevonden worden gedaen te hebben sal vervallen inde pene van vijffentwintich Carl(len) gul(den) eens (+)/ alsoo dickmael als alsulcken persoone ofte persoonen gecalengiert worden (X) Actum in Collegio van Schepen(en) van Ghierle desen XVII Ianuary XVI en(de) seventhiene Ende tot confirmatie deselffs byden voirs(chreven) heere Schouteth der Vryheyt ende Lande van Turnhout onderteeckent 69

Page 66: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

(X) Is Insgel(ijcx) scherpelycken op de pene als voor (ver)booden dat

niemandt en sal ieman(t) in syne huijsen ontfanghen ofte inne-neemen comen(de) van ennighe der voirs(chreven) geinfecteerde plaetsen ten sy hy hebbe ierst consent van(den) Officier en(de) heeren Schepen(en) alhier.

M De Mol Schouteth des Lants van Turnhout

(+) en(de) daerenboven noch te weeten staen ter correctie van(de) Schouteth en(de) Schepen(en) naer qualiteyt van(de) saecken.

Volgende verordeningen werden door de magistraat van Gierle uitgevaardigd:

1 Niemand mag zich naar plaatsen begeven, waar een pestepidemie heerst op boete van zes guldens.

2. Meldingsplicht van pestgevallen op boete van zes guldens. 3. Niemand mag gedurende drie weken een besmet huis verlaten op boete van

tien guldens. 4. Diegene die besmet zijn, mogen geen contact zoeken met gezonde lieden.

Moeten zij toch het besmet huis verlaten 'tzy om haer mescht te maecken', moet aanstonds daarna terug binnen gaan op straf van drie guldens.

5. In de geïnfecteerde huizen en stallingen mag geen aal of mest aangeraakt of vervoerd worden, tenzij drie weken na de laatste volle of nieuwe maan mits openbare bekendmaking en toestemming, maar wanneer er een sterfgeval in huis is geweest, moet men zes weken wachten op boete van twaalf guldens. Dit geldt ook voor huisafval.

6. Voor of na zonsopgang mag er geen mest, aal of afval vervoerd worden op boete van zes guldens.

7. Het 'mescht' dat uit geïnfecteerde huizen komt moet in de onmiddellijke nabijheid van het geïnfecteerde huis diezelfde dag nog ondergeploegd worden. Het 'mescht' uit niet-geïnfecteerde huizen moet ten laatste de volgende dag ondergeploegd worden. Inbreuk hierop wordt bestraft met een boete van twaalf guldens.

8. Het is verboden aan alle herbergiers, taverniers (uitbaters van drankgelegen-heden) en voerlieden om personen uit besmette plaatsen te herbergen of te vervoeren, tenzij deze een attest van gezondheid bij zich hebben, uitgereikt door de magistraat van hun gemeente. Zoniet, per persoon een boete van zes guldens.

9. Gezonde mensen mogen zich niet in geïnfecteerde huizen of plaatsen be-geven, uitgenomen de schrobbers om levensmiddelen aan te dragen, op boete van negen guldens.

10. Pestslachtoffers moeten tussen twaalf en één uur op de middag begraven worden. Bij de uitvaart moet iemand voorop lopen om de mensen te waar-schuwen van de straat te blijven. Op boete van drie guldens.

11. Personen die dan toch de straat niet verlaten riskeren een boete van zes guldens.

12. Het huisgezin van een gestorven pestslachtoffer moet de koster laten waar-schuwen om bet graf te maken en bij de begrafenis de klok te laten luiden

70

Page 67: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

om de mensen te waarschuwen binnenshuis te blijven. Op boete van drie guldens.

13. De personen die tijdens het kleppen of vóór één uur nog op straat aange-troffen worden krijgen een boete van drie guldens

14. De mensen die aan het kerkhof wonen moeten bij een begrafenis tussen twaalf en één uur alle deuren gesloten houden op boete van drie guldens.

15. Tussen zeven uur 's avonds en zes uur 's morgens mag niemand op straat komen en de deur openen op boete van drie guldens (instelling van de avond-klok)

16. Niemand mag huisraad of huisdieren uit een besmet huis in zijn eigen woning halen, tenzij na de drie of zes weken en met medeweten van de schout. Boete: zes guldens.

17. De schrobbers of andere eerloze (diffameren = lasteren, eerroven) (!) per-sonen mogen tijdens de avondklokuren niet bij of omtrent gezonde mensen hun huizen komen, om verdachtmakingen te vermijden, waarbij men hen zou betichten van hun huizen met voorbedachte rade te besmetten. Indien er toch gezonde mensen zijn die de schrobbers daarvan verdenken of daar op betrappen, dan mogen zij deze schrobber 'castijden' en aangeven aan de schout die deze dan naar de ernst van de zaak zal straffen.

18. De schrobbers mogen na het vegen en ontsmetten van een geïnfecteerde huis drie dagen niet in een herberg, huis, de kerk of bij gezonde lieden komen op boete van zes guldens.

19. De schrobbers moeten de pestslachtoffers dadelijk begraven na deze in de kist gelegd, op boete van zes guldens.

20. Verbod van samenkomsten en vergaderingen op boete van twaalf guldens (samenscholingsverbod).

21. De herbergiers mogen niemand logeren of niets meer tappen tijdens de avondklok, op boete van zes guldens.

22. Alle katten en honden moeten gebonden blijven. Anders moeten ze gedood worden op boete van drie guldens. (Afbeelding 15)

23. Tijdens de pestepidemie mag niemand brandewijn stoken op boete van twaalf guldens.

24. De brouwers mogen in de buurt van besmette huizen of hutten geen bier brouwen tenzij met toestemming van de pastoor, schout of schepenen op boete van twaalf guldens. Opgemaakt door schout en schepenen op 5 december 1668 en bekend gemaakt op 9 december 1668.

Hierop volgen dan enkele aanvullingen: Niemand mag binnen één boogscheut van een geïnfecteerd huis brood bakken op boete van zes guldens. Tijdens de pestepidemie mogen geen duiven gehouden worden op boete van zes guldens. De hoenderen van geïnfecteerde huizen moeten terstond verwijderd worden, zoniet mogen zij doodgeslagen worden en moeten de eigenaars een boete van drie guldens betalen.

Op 22 april 1669 werd volgende bijkomende ordonnantie bekend gemaakt: Niemand mag zich naar de volgende besmette plaatsen begeven tenzij met medeweten van de pastoor en de schout: Lille, Poederlee, Oost- en West-malle en de stad Breda en andere besmette plaatsen. Na terugkeer te Gierle

71

Page 68: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Afbeelding 15: Het doden van huisdieren naar aanleiding van een pestilentiële ziekte. (Gravure 17de eeuw).

moet deze persoon drie weken op zijn erf blijven op boete van twaalf guldens. Niemand mag personen uit bovengenoemde plaatsen ontvangen tenzij die een attestatie van gezondheid kunnen tonen, hun uitgereikt door hun pastoor, schout of secretaris. Dit gebod geldt ook voor taverniers en winkeliers. Boete zes guldens. Niemand mag 's nachts bedelaars, vagebonden en landlopers of dergelijk 'kwaad gespuis' herbergen op boete van zes guldens.

Reeds in 1617 had de magistraat van Gierle een 'pestordonnantie' uitgevaardigd, maar deze was niet zo gedetailleerd als die van 1668-1669. We vatten deze in het kort samen:

Niemand mag zich in besmette plaatsen begeven, hetzij om te schrobben, hetzij om de mensen bij te staan, tenzij met toestemming van schout en schepenen van Gierle. Aangezien er toch enige personen geweest zijn die dit verbod overtreden hebben, dienen de overtreders eerst veertien dagen in afzondering te leven alvorens terug in het dorp te komen op boete van vijfentwintig guldens. Beslist door de schepenen van Gierle en door de schout van het Land van Turnhout, toen ook schout van Gierle, ondertekend op 17 januari 1617.

Ook hier krijgen wij een paar bijvoegingen: Niemand mag personen ontvangen en logeren die uit de besmette plaatsen komen zonder toestemming van de schout en schepenen van Gierle. - Diegenen die inbreuk plegen op deze ordonnantie zullen terecht staan voor schout en schepenen van Gierle en dit naar gelang de aard van de inbreuk.

72

Page 69: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Beide ordonnanties, die van 1668-1669 en die van 1617, tonen inderdaad aan

dat afzondering ('quarantaine') het enige middel was om de pestepidemie in te dijken.

Opmerkelijk is het 'aanzien' van de schrobber. Ondanks zij broodnodig waren, en in de plattelandsdorpen de enige personen waren die hulp konden bieden aan de besmette dorpelingen, werden zij aangezien als 'gediffameerde persoonen': personen zonder eer en letterlijk gemeden als de pest. Ook hier blijkt duidelijk deverdachtmaking dat zij de gezonde lieden moedwillig wilden besmetten omwille van het hoge loon dat zij vroegen en ontvingen.

Soortgelijke ordonnanties vinden we terug in vele gemeenten en werden meestal al gepubliceerd, zo bijvoorbeeld te Antwerpen (49), Tielen (37) en Hulst (47).

2.4. De pest in de zeventiende eeuw te Wechelderzande

In feite zouden wij voor Wechelderzande geparafraseerd kunnen zeggen 'dat een dorp zonder geschiedenis een gelukkig dorp is', toch zeker in de zeventiende eeuw.

Een groot deel van zijn geschiedenis van de zeventiende eeuw schreef de pastoor in zijn overlijdensregister: een schenking voor de verbouwing van de pastorij, een stichting van een jaarlijkse mis, de brand van het kasteel, enkele ongelukken of fataal aflopende vechtpartijen met Croaten of Hollanders, een moord op een Waal en het sneuvelen van een soldaat in krijgsdienst, een inbraak in de pastorij, en dergelijke.

Het register van overlijdens vangt aan met het jaar 1616, een ver-nieuwing van de priester Jan Aertssen die de op 4 december 1615 over-leden pastoor Ariaen (sic) Goormans opgevolgd had. De overlijdens waren gering: van dat jaar tot en met 1624, hoogstens vijf doden per jaar. Maar toch zien we dat op 12 februari 1617, 21 maart 1618, 19 april 1619 en 11 november 1621 telkens iemand overleed waarvan de uitvaartmis verscheidene weken of zelfs meer dan een maand later zou plaats vinden. En op 28 februari 1622 en 6 maart 1622 stierven opeenvolgend twee vrouwen waarvan de missen slechts op 18 en 19 april 1622 zouden gecelebreerd worden.

1625 begint met de doodslag van een jongeman op 1 maart door Croa-tische huurlingen, gevolgd door de verdrinking van de echtgenote, twee zoontjes en de koetsier van Herman Schophoven (20 april). Deze was een lid uit het gevolg van de graaf van Anhalt die met zijn leger, vooral bestaande uit Croatische huurlingen, te Rijkevorsel gelegerd was. Dan volgt nog een tweede slachtoffer van het soldateske op 22 april. De pastoor schreef de uitvaartmis en datum nu niet meer in, behalve nog van een der twee vrouwen die in juni zouden overlijden.

73

Page 70: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Was de vrouw gehuwd, dan volstond het hem alleen de voornaam te vermelden, samen met de volledige naam van de echtgenoot.

Vanaf 12 augustus 1625 zien wij plots de sterfgevallen elkaar snel opvolgen. Het handschrift van de priester wordt slordiger en getuigt van innerlijke onrust. Reeds na 24 juni 1625 schreef hij als eerstvolgend overlijden dit van Simon van Opstal in, schrapte dit door, liet er een ander volgen op 12, 15, en 24 augustus en schreef dan op 26 augustus de genoemde van Opstal wederom in. Op 19 September voegde hij er iemand bij die reeds op,13 September overleden was. De lijst loopt voort tot 3 oktober, dag waarop nog drie slachtoffers vielen. Onder deze laatste vermelding werd een lijn getrokken. Er volgen dan in een ander hand-schrift de naam van de reeds overleden Simon van Opstal, van Elisabeth Geentkens en van de beide dochters van Jenneken (Johanna) met daar-onder de vermelding 'obierunt ante meun adventure': 'zij zijn gestorven vóór mijn aankomst'. Er is nog meer: wederom werd er een lijn getrokken en op het overblijvend stukje van het blad werden de namen opgeschreven van zes parochianen, overleden in 'Salphen', het gehucht op het grondgebied van Oostmalle, maar tot het einde van de achttiende eeuw parochiaal behorend bij Wechelderzande. Onder deze personen bevindt zich de 'naarstige meid van mijn voorganger'. Waarschijnlijk is dit door een tijdelijk plaatsvervanger geschreven, want de volgende bladzijde is terug in het handschrift van vóór die zes parochianen uit Zalfen. De eerste naam is deze van 'D(ominus) Jan pastoir', de heer Jan pastoor, Jan Aertssen, overleden op 12 oktober 1625. Zijn opvolger, pastoor Matthias Wemmers, alias de Mairacker, zou achtendertig jaar te Wechelderzande zijn functie bekleden.

Deze zou in de eerste plaats trachten het overlijdensregister aan te vullen want vele namen werden gewoonweg niet opgetekend en de priester moet dit door navraag gedaan hebben. Maar ja, de meeste data waren niet meer gekend door de familieleden. Het was immers al zo lang geleden want de pastoor was maar omstreeks 1627-1628 te Wechelderzande komen wonen. Zo tekende hij een aantal namen op van personen die overleden waren omstreeks (‘circa’) 20 oktober 1625; een tweede groep omstreeks 17 november 1625 vermits die met een sterfgeval afgesloten wordt en een derde van zeventien overledenen die in de maand oktober zouden gestorven zijn, gevolgd door een overlijden op 13 juni 1626. Een cumulatieve curve aan de hand van deze benaderende gegevens heeft geen zin.

Men voelt aan dat heel de zaak boven het hoofd van de priester ge-groeid is: hij schrijft namen op die al vermeld zijn, schrapt die dan weer en zal zelfs niet bemerken dat hij na 3 juni en 14 September 1627 nog enkele namen zal noteren van in 1625 en 1626 overleden personen die hij nog te weten was gekomen, maar die hij reeds vermeld had als afkomstig

74

Page 71: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

van Zalfen. Op zeker ogenblik neemt hij zich zelfs de moeite niet meer om zijn gegevens in het latijn te verwerken!

In geen enkel geval wordt de pest vermeld, maar vanaf 12 augustus 1625 tot en met 30 november 1626 - waarschijnlijk het einde van de epidemie - overleden er tweeëntachtig inwoners: zesendertig mannen, tweeëndertig vrouwen, acht zonen, vijf dochters en één zuigeling; een ietwat apart verschijnsel dat we hier buiten beschouwing zullen laten. Onder de overledenen treffen we, buiten de reeds vermelde pastoor nog een inwoner van Vorselaar en een van Zoersel, drie meiden en een knecht (’servitor’) aan.

In de volgende jaren werd het terug kalmer en zelfs zeer kalm wat de overlijdens betreft:

Jaar totaal mannen vrouwen zonen dochters kinderen

1626 14 5 2 2 / 4 1627 2 2 / / / / 1628 2 / 1 / 1 / 1629 6 2 3 / / 1 1630 1 / 1 / / / 1631 2 1 / 1 / / 1632 6 1 5 / / / 1633 / / / / / / 1634 1 1 / / / /

In 1629 stierven een vrouw en een moeder met haar kind respectieve-lijk op 6,7 en 9 mei. Pest?.

In 1635 stijgt het overlijdensaantal in het overlijdensregister tot twaalf, waarvan negen in de maand oktober: de pest die zo lelijk huishield in Lille en Gierle moet ook in Wechelderzande zich hebben doen gelden. Eigenaardig genoeg zijn het bijna allemaal - zeven - mannen. Daarnaast nog een zoon, een vrouw. Vóór die fatale oktobermaand stierven ook nog drie mannen.

Na dat jaar zullen er nog wel slachtoffers van de pest gevallen zijn te Wechelderzande. Zo sterven in 1636 tussen 13 juli en 2 augustus Peter Arts, zijn zoon Jan, zijn dochter Lynthken (Helena) en nog een familielid Dingen (Dymphna) Arts. Verder op 30 juli stierven Paulus van Mol en diens meid en tenslotte tot 5 September nog acht personen, waaronder moeder Van Ouwenhuysen met zoon en dochter.

75

Page 72: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

In 1635 en 1636 overleden:

Jaar totaal mannen vrouwen zonen dochters

1635 12 10 1 1 / 1636 20 12 5 2 1

Als vermoedelijke pestgevallen noteren wij:

Jaar totaal mannen vrouwen zonen dochters

1635 9(?) 7(?) 1(?) 1(?) / 1636 9(?) 6(?) 1(?) 1(?) 1(?)

Een zelfde verschijnsel treffen wij ook aan in 1665: twee overlijdens, namelijk een op 30 mei en een op 24 September.

Hieronder werd een lijn getrokken en volgen de namen van dertien inwoners samen, zonder scheiding, als een geheel geschreven: tien in de maand oktober, twee in november en een in december.

We zien een nauw familiaal verband alhoewel we de burgerlijke stand niet direct kunnen volgen. Wij zien daartussen inderdaad twee personen met de naam Geentkens, drie met die van Verhaert en nog eens drie met die van Van Echelpoel. Wij zijn van mening dat een endemische pest-besmetting vóór de hand ligt.

Op 3 januari 1666 overleed pastoor Matthias Wemmers, alias de Mairacker, en dat jaar zouden hem nog drie parochianen in het graf volgen.

In 1667 stierven drie mannen en drie vrouwen.

Zoals we nu weten, teisterde in 1668 de pest verschillende dorpen zoals Poederlee en Gierle en in 1669-1670 Lille. Tot een epidemie is het niet gekomen te Wechelderzande: er stierven slechts elf inwoners: vier mannen en zeven vrouwen.

In 1669 steeg dit getal tot 28 zielen: veertien mannen en veertien vrouwen. Echte concentraties vinden wij niet alhoewel de meest gevulde maand november was met zeven doden. Een infectie is er zeker geweest en de gegevens van het overlijdensregister kloppen niet steeds met het grafinschrift. Zo zouden Elisabeth Diels en Peeter Paeshuys respectie-tievelijk op 19 en 27 november gestorven zijn, terwijl hun grafzerk ver-meldt: 'Hier leet begraven den eersamen Peeter Pashuys (sic) sterf den 1e November 1669 ende de eerbare Elisabet Diels syne huysvrouwe sterf den 9 November 16.7 ende syn samen in houlyck geweest 52 jaren en 2 daghen. Bidt voor de sielen.' (69). Het jaartal van de echtgenote was onleesbaar geworden, maar het gaat wel degelijk om het jaar 1669 en 76

Page 73: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

niet 1667. Alhoewel beide echtelieden een gedaagde ouderdom bezaten, bestaat de mogelijkheid dat zij aan de pest overleden zijn. Nochtans werden zij toch in de kerk begraven.

Moeten wij, gezien de spreiding van de gevallen, niet eerder aan een andere infectieziekte denken want, al werd pastoor Jan Aertssen in 1625 als pestlijder wel in de kerk begraven, dan werd dit voorrecht waar-schijnlijk toch niet toegestaan aan leken.

In die tijd van het vierde kwartaal van de zeventiende eeuw is de pest in onze streken voorgoed verdwenen.

2.5. De pest te Zalfen en Bruul

De pest sloeg ook hard toe te Zalfen, gehucht te Oostmalle, maar kerkelijk behorende onder de parochie Wechelderzande.

Een van de eerste pestslachtoffers in 1625 was ene Willem Mattheus-sen. De familie voerde het stoffelijk overschot naar Wechelderzande, maar de pastoor en de magistraat weigerden het te Wechelderzande te laten begraven uit vrees voor besmetting van het ganse dorp. Adriaen Mattheussen, de vader van het ongelukkige slachtoffer, verkreeg van het bisschoppelijk hof op 30 juli 1625 de toelating om zijn zoon te begraven te Zalfen.

Om diens nagedachtenis te eren, besloot Adriaen Mattheussen tot heropbouw van een kapel, toegewijd aan de heiligen Adrianus en Antonius. Een vroegere kapel - weliswaar kleiner in omvang - stond eerder een honderdtal meters ten westen van de nieuwe kapel en ten zuiden van de weg naar Zoersel. De fundamenten ervan waren ten tijde van de bouw van de nieuwe kapel nog zichtbaar. (B.A.A.-bundel 'We-chelderzande' nr. 20: dekenale visitatie 29/10/1644 en nr. 23).

Toen Adriaen Mattheussen met de heropbouw van de kapel begon, was het wel zijn bedoeling de kapel tot de parochie Wechelderzande te laten behoren. Bovengenoemde weg was inderdaad de scheiding tussen de parochies van Wechelderzande en Oostmalle. Werkelijk, zo getuigde Peeter Mattheussen, zoon van de stichter-bouwer, was zijn vader bezig '...graevende eenen put aende noortsijde vanden vaertwech...', toen '...den selven sijnen vader hem bepeysende heeft hooren seggen: mijne meyninghe is de capelle te doen bouwen onder de parochie van Wecheldersant, ende naerdien den noortsijde van dien vaerwech wort gehouden onder de parochie van Oistmal, heeft opgehouden voorder te graven ten voors(chreven) plaetsen ende is daer naer gegaen aende suytsijde vanden selven wech op dat de capelle onder Wecheldersande soude staen gelijck sijn intentie altijd is geweest.' (B.A.A.-'Wechelderzande' nr. 20: processtuk 29/l/1639).

77

Page 74: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

In genoemd processtuk getuigden de meeste bewoners van Zalfen en

Bruul dat ze bij de parochie Wechelderzande wilden blijven behoren, maar enkelen gaven ook de voorkeur aan Oostmalle.

De kapel kwam klaar in 1627 (B.A.A.-'Wechelderzande' nr. 20: processtuk 12/10/1641) en op 17 maart 1643 besliste de bisschoppelijke overheid: 'Insgelijcx sullen beyde d’innegesetenen van(den) voors(chre- ven) prochie van Oostmalle ende Wechelsande in tijde van contagieuse sieckte mogen begraeven henne dooden opt kerckhoff daer toe gewijdt ofte te wijden vande selve capelle...' (B.A.A.-'Wechelderzande' nr. 13). (Afbeelding 16.

Of er daadwerkelijk buiten Willem Mattheussen ook andere Zalfense of Bruulse pestslachtoffers te Zalfen begraven werden, blijft een open vraag. We wijzen er wel op dat in 1625 zes pestslachtoffers, vermeld als inwoners van Zalfen, begraven werden te Wechelderzande (zie blz. 74).

Afbeelding 16. De kapel van Zalphen, eertijds horende onder de parochie Wechelderzande. De kapel werd gebouwd ter nagedachtenis van een pest-slachtoffer, aldaar begraven.

Foto: J. Aerts

78

Page 75: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

3. De verzorging van de pestlijders in de vier dorpen in de zeventiende eeuw

Het is te verstaan dat er een grondig verschil bestond ter voorkoming en genezing van de ziekte naargelang de pest heerste in een stad of in een dorp (26).

De beste remedie was de vlucht en zo zien wij te Londen op 21 juni 1666 een ware uittocht plaatsgrijpen (21). Ook Rubens en zijn familie trokken naar Laken. Maar waarheen kan de boer met zijn vee heen? Hij kon toch de voornaamste levensbron, zijn vee en zijn land en oogst, toch niet achterlaten? We mogen het dodencijfer in de plattelandsdorpen dan verhoudingsgewijs ook veel hoger voorstellen.

Nochtans trachtten de plattelandsbewoners zich eveneens te wapenen tegen de 'contagieuse sieckte der peste'.

Als eerste linie-verzorgers citeren wij de 'chirurgijns'. Geneesheren (afgestudeerd aan de universiteit) waren stadsmensen en hun honoraria waren onbetaalbaar voor de gewone dorpeling. Bij een pestepidemie werden meermaals door de dorpsmagistraat speciale pestmeesters aan-gesteld. Gewoonlijk waren dit chirurgijns die zich gespecialiseerd hadden in het behandelen van pestgevallen.

Zo kennen wij wel enkele chirurgijns die hier bedrijvig waren. Wij vermeldden reeds voor Lille in 1607 de pestmeester die hier aangesteld werd en de medische kennis van pastoor Peeter Verlynden. In 1636 zou ene meester Christiaen Bosche de echtgenote van Jan Diercx vruchteloos verzorgen.

In 1644 betaalde men een zekere Nicolaes Verhoffstadt 'over het meesteren ofte cureren van Jan Bellens Corneliss(on)e'. (G.A.L., R.I nr. 79: M.R.). De vermelde chirurgijns waren zeer waarschijnlijk niet woonachtig te Lille, terwijl Peeter Verlynden op de pastorij te Poederlee woonde, maar te Lille nog een boerderij bezat.

In Gierle kennen wij meester Jan Verbraken omstreeks 1647 (33) en omstreeks 1657 meester Jan Colsaert, beiden wel woonachtig te Gierle.

Vele zieken te Lille deden een beroep op meester Jacob Steenberghen, die zijn naam verfranste tot Jacques Steenberghue, van Tielen. Dat was in de jaren zestig van de zeventiende eeuw (G.A.L., R.I nr. 57, 1663) en dat de chirurgijn niet van de goedkoopste soort was, bewijst wel zijn honorarium 'over het cureren van sekere accidente' ten bedrage van vierenzestig guldens!

Toch gebeurde het dat men een beroep deed op een 'doctoor', een geneesheer uit Turnhout, en we zien inderdaad dat deze de zieke onder-zoekt, maar het 'vuile' werk overlaat aan de chirurgijn. In 1665 betaalden de voogden van Maeyken Jacobs van Lille 'aenden doctoor comende van Turnhout omme maeyken te visiteren in haeren sieckte 3 guldens 3 stuy

79

Page 76: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

vers'. Het was echter 'meester Jacques, chirurgijn van Thilen die de voors(chreven) Maeyken Jacobs in hare sieckte cureerde...' (G.A.L., R.I nr. 48).

In 1656 werd wegens een endemisch pestgeval te Lille beroep gedaan op meester Laureys Janssens, chirurgijn van Herentals (G.A.L., R.I nr. 68) en dit door de magistraat van Lille.

In 1668 vestigde zich voor het eerst een chirurgijn te Lille. Meester Franchoys de Haen werd toen door de Lilse magistraat aangesteld als pestmeester en zou te Lille het ambt van chirurgijn blijven uitoefenen tot aan zijn dood in 1707 of 1708.

Franchoys de Haen vestigde zich in de nog bestaande stenen woning op de hoek van de huidige Boskapelstraat en Kerkstraat, thans bewoond door de echtelieden Van Looy-Copmans, waar hij tevens een winkel in allerhande waren en geneesmiddelen uitbaatte. (Afbeelding 17) Reeds vanaf 1690 zetelde hij constant als schepen in de schepenbank van Lille tot in 1705. De meester was tweemaal gehuwd geweest, een laatste maal met ene Catharina Stalpaerts. Naast zijn woning in het dorp bezat hij nog een huis met erf, schuur en bijhorende gronden in het gehucht Beek. Hij had één zoon die kort voor hem of kort na hem stierf. Inderdaad overleed op 23/5/1707 en op 2/2/1708 telkens te Lille een Franchoys de Haen (54).

Afbeelding 17: De woning van K. Van Looy-Copmans in de Boskapelstraat te Lille, waar op het eind van de 17de eeuw pestmeester Franchoys de Haen woonde. Foto J. Aerts.

80

Page 77: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Chirurgijn Franchoys de Haen trad eveneens op als pestmeester te

Poederlee, waar hij ook pastoor Cornelius Verschueren verzorgde. In 1668 verpleegde gedurende veertien dagen een pestmeester uit

Hogemierde (Nederland), meester Jan van Mol, de pestlijders (G.A.G., nr. 234: B.R. 1667-1668).

Speciale aandacht verdient de familie Loomans te Lille die tijdens de vier pestepidemieën te Lille in de zeventiende eeuw zich verdienstelijk maakte door het verzorgen van de pestlijders, mits fikse betaling na-tuurlijk. Inderdaad was er naast de echte chirurgijn nog een andere vorm van hulp aan de pestlijders: de pesttoezichter die wel geen chirurgijn was, maar de zieken met raad en daad bijstond en zelfs zekere karweien opknapte zoals het zorgen voor de kinderen en het delven van de graven. Adriaen Loomans zou zich reeds in de twintiger jaren als pesttoezichter inzetten en ontving in 1629 vier guldens 'voor cortesie ten eynde hij goed opsichte soude hebben in tijde van de contagieuse sieckte' (G.A,.L., R.I nr. 109: B.R. 1629). Adriaen Loomans en zijn moeder, de weduwe Jan Loomans, woonden reeds in 1622 aan de Houtzijde. (G.A.L., R.I nr. 109, B.R. 1629).

In 1636, als de derde epidemie te Lille woedde, deed de Lilse ma-gistraat wederom beroep op Adriaen Loomans en de schout en schepen beloofden hem als bijkomende beloning dat jaar vrijstelling van de dertig contributiebeden van dat jaar, wat na omrekening overeenkwam met een personenbelasting van 45 guldens (G.A.L., R.I nr. 52: B.R. 1636).

Maar de pesttoezichter kloeg al vlug dat zijn inkomsten te laag werden door de grote sterfte in het dorp en dat hij betaald werd in pattacons, een rekenmunt van mindere waarde. Daarom vroeg hij een bijkomende vergoeding van zeven guldens die hem ook zou toegestaan worden (G.A.L., R.I nr. 52: B.R. 1636). Daarna zou hij nog eens zes guldens ontvangen (G.A.L., R.I nr. 59: B.R. 1636).

Maar er was niet alleen pest. Ook andere ziekten worden vernoemd. 1625 en 1626 is de periode dat huursoldaten uit Croatië (deel van het huidige Joegoslavië) hier gelogeerd waren en soldaten brengen ziekten met zich mee. Buiten pest denken wij aan pokken en syfilis, ziekte die zich in de zestiende eeuw, na het beleg van Napels door de terugkerende huursoldaten over gans Europa verspreidde en een werkelijk epidemisch karakter kreeg.

Zo lag Peeter Wagemans met de 'crawatensieckte' in 1625 (G.A.L., R.I nr. 79, M.R.). Hier staat een belangrijke vermelding bij: 'voor vuytgheve tghene Peeter Wagemans tsijnen huyse heeft verteert over thien ende een halff maenden montcosten ten tijde als wanneer hij sieck lach vande Crawatensieckte'. Zeker is dit geen tijdspanne van een pestilentiële ziekte

81

Page 78: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Het is een chronische aandoening die tenslotte op de dood eindigde. Indien het pokken betrof, dan moeten wij denken aan verwikkelingen en in geval van syfilis kon de ziekte op twee jaar, duur van het verblijf van de Croaten, niet dodelijk verlopen.

Elisabeth Peeters zou op 21 april 1625 overlijden 'inden Crawatentijt vande pocxkens' (G.A.L., R.I nr. 90: B.R. 1624).

Anderzijds zal de magistraat Jannen Verhult van Lille betalen 'over het laden van eene siecken soldaet hebbende eene besmettelijcke sieckte' (G.A.L., R.I nr. 90: B.R. 1624).

Na de pestepidemie van 1625-1626 zou het gemeentebestuur van Lille Adriaen Loomans in dienst houden als toezichter om er op te waken dat er geen geval van pest of van andere besmettelijke ziekte over het hoofd zou gezien worden en hiervoor kreeg hij een vergoeding onderandere in 1629 en 1630 (G.A.L., R.I nr. 109: B.R. 1629 en G.A.L., R.I nr. 67: Specificaties van devoiren 1613-1713).

In 1636 stelden schout en schepenen een speciale pestmeester aan, namelijke ene Adriaen Soeten. Lang is hij vermoedelijk niet te Lille gebleven want hij ontving een vergoeding van 'slechts' tien guldens. De man was afkomstig uit Limburg, Gelinden ('Gelyndel'), waar de secretaris van Lille, Michiel Loycx, hem ging afhalen: de secretaris had toen vijf guldens twee stuivers voorgeschoten 'tot Herentals int coopen vande versche substantsien als wanneer hij den selve (de pestmeester) heeft wezen halen tot Gelynder (G.A.L., R.I nr. 52: B.R. 1636).

Alhoewel de pest zelf slechts drie slachtoffers maakte in 1635, was dit toch het jaar van een besmettelijke ziekte, namelijk de dysenterie of 'rode loop'. Het eerste geval deed zich voor op 11 September 1635, gevolgd door drie gevallen op 17 oktober en een geval op 18 oktober 1635. Voor de schout en schepen was de maat vol wanneer op 20 oktober nog eens vier mensen overleden. Zij gaven aan Nicolaes van Eynde opdracht een vrouw te gaan halen te 'Westeren'- waarschijnlijk Westrem, een dorpje ten zuiden van Wetteren - die bekend stond voor haar kennis om de 'rode loop' te genezen. De voerman had daar moeten overnachten en had dan de vrouw in kwestie met haar echtgenoot, kind en meid naar Lille gevoerd waar zij allen acht dagen verbleven in vol pension in de herberg van Hendrick Lysen en dan naar hun woonplaats teruggevoerd werden. En inderdaad stierven er nog slechts 9 personen aan de 'rode loop'. (G.A.L., R.I nr. 59: B.R. 1636). Evenals pest was ook de rode loop endemisch en zo zien wij wederom een geval opduiken op 22 december 1635, een ander in 1653 ('Baeten Symons in sijne sieckte vanden rooden loop' (G.A.L., R.I nr. 50) en nog een familiale besmetting, vermeld in 1655, waaraan Jannen Loomans Comelissone met zijn echtgenote, Lysbeth Bruls, gestorven waren 'van de sieckte diemen noempt den buyckloope'.

82

Page 79: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Ook hun kinderen werden ziek, maar genazen. Hun huis werd reeds op 7 december 1652 verhuurd aan Jan Loomans, zoon van bovengenoemde Adriaen, en was gelegen aan de 'Voordt'. Zoals men kan vaststellen, moet deze besmettelijke darmziekte, evenals 'rode loop', niet absoluut dysenterie zijn, een ziekte die zelden een dodelijk verloop kent. Dat de pest ook sporadisch optrad, wordt aangetoond door de betaling aan Adriaen Loomans in 1642 voor diensten, bewezen aan 'Peeter van Eynde wijlen, ghedaen in sijnen sieckbedde vande peste' (G.A.L.- R.I nr. 88, M.R. 1642).

De schrik voor uitbreiding van deze ziekte was zo groot dat de ma-gistraat van Lille niet terugdeinsde voor steekpenningen: zij betaalden zelfs eenentwintig guldens - een zeer hoog bedrag - aan 'veltwevel' (sergeant of kwartiermeester) Brion van het garnizoen te Herentals om gedurende tien dagen dat hij een kar van de gemeente gebruik maakte, geen pestzieke soldaten te vervoeren (G.A.L., R.I nr. 60, B.R. 1638).

Pestverzorging was een lucratief of winstgevend beroep voor de familie Loomans en in 1627 was eveneens een Lyntien Loomans al tewerk gesteld in een sterfhuis om het te 'suyveren' (G.A.L., R.I nr. 57, M.R. 1627). De zoon van Adriaen Loomans, Jan, zou zijn vader in diens bezigheden opvolgen. Want de pest had in 1656 erg toegeslagen in één familie, die van Mattheus Neecx, waar vader en een dochter overledenaan de pest. Jan Loomans Adriaenssone ontving vierentwintig guldens als beloning van de schout en schepenen omdat hij 'goede gesicht soude dragen inden geinfecteerden sterfhuyse wijlen Merten Neecx int bewaren vande siecken ende opdat het vier (= de pest) nyet en soude worden ver-breydt ghelijck hij dat getrouwelijck heeft ghedaen.' (G.A.L., R.I nr. 60: B.R. 1656).

Op 17 december 1669 vonden schout en schepen het tijd om met de pestmeester, Franchoys de Haen, te gaan praten. Dat gebeurde met de nodige rondjes op kosten van de goegemeente (vijftien stuivers) en wanneer dat opnieuw gebeurde op nieuwjaarsavond bij de heer pastoor, dan kostte dat natuurlijk een bom geld meer (een gulden vier stuivers) (G.A.L., R.I nr. 61: B.R. 1669). Als ze elkaar nog eens troffen om over de afrekening van het chirurgijnshonorarium te spreken, zal dat nog steviger begoten worden: twee guldens achttien stuivers. (G.A.L., R.I nr. 61: B.R. 1670). Het stijgend aantal pestgevallen in 1669 zette de vroede vaderen ertoe aan de pestmeester op 10 September en op 11 oktober 'een halff tonne goet bier' te betalen. Volgens de pestmeester was 'goed' bier een uitstekend versterkingsmiddel voor de verzwakte pestlijders (G.A.L., R.I nr. 61: B.R. 1669).

Er moet in dat jaar al wel wat geroerd hebben, want er zijn helpers ge-weest 'ten teyde vande contagieuse sieckte': Henderick Aelen, Hendrick Wouters, Jeroom Lievens, Andries Verwilt hadden al een bedrag ontvan

83

Page 80: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

gen voor het bijstaan van de zieken en ook meester de Haen had al een -relatief gering - voorschot op zijn honorarium ontvangen (G.A.L., R.I. nr. 60: B.R. 1669). Was er dus al pest geweest of wel een andere, niet-pestilentiële ziekte zoals griep?

Reeds op 22 december 1668 werd voor deze 'contagieuse sieckte' beroep gedaan op 'nonnekens van Hasselt'. Voor hun zorgen kregen deze honderdzestig guldens (G.A.L., R.I nr. 109: B.R. 1668) en logeerden zij bij Peeter Sas de Oude, een persoon die te Lille nog altijd bekend is daar hij met een bende Lillenaren de inwoners van hun dorp de bijnaam 'Krawaten' bezorgde. (G.A.L., R.I nr. 60: B.R. 1669). Vóór hun verblijf te Lille hadden deze 'nonnekens' al in Gierle de pestlijders verzorgd. Reeds op 12 januari 1668 ontvingen zij aldaar hun beloning van schout en schepenen die van deze gelegenheid ook dankbaar gebruik maakten om de klassieke pint te drinken (G.A.G. nr. 235: B.R. 1668- 1669).

Op 10 juli 1668 had het bestuur van de stad Brussel eveneens beroep gedaan op de zusters van Hasselt van het klooster der Cellieten, zo vermeldt Charlier (13), maar de auteur kon niet achterhalen of deze nonnen ooit te Brussel toe-kwamen en er werkten.

Te Gierle hadden zij bij de weduwe van Corneel Kiebooms, Cathelijn Stappaerts, gelogeerd en ze werden per kar in en buiten het dorp naar de zieken gevoerd. (G.A.G., 236: B.R. 1669-1670 en G.A.G. nr. 234: B.R. 1667-1668).

Waarschijnlijk zijn ze nadien naar Lille gekomen. Op dat ogenblik was er immers nog maar één pestlijder gestorven in een tijdspanne van twaalf dagen. Het was een van die kalme periodes tijdens dewelke iedereen dacht dat de pest voorbij was: er zouden zich echter nog drie opstootjes voordoen.

Gierle deed dan beroep op twee pestmeesters na 19 oktober 1668, sterfdag van schout Pickles Paul, want zij zouden beiden gedurende een zestal weken hun intrek nemen bij de weduwe van de schout. Zij ontvingen zes servetten en vier handdoeken, waar van iedere soort een verdwenen was na hun vertrek... (G.A.G. nr. 235, f° 4). De beide pestmeesters deden hun ziekenbezoek te paard en ontvingen daarvoor haver en 12 pond vlees en 6 pond boter voor hun voeding, wat zeker niet te veel is. Onthouden we echter dat het dagelijks gebruik van vlees heden nog niet zo lang een gewoonte is. (G.A.G. nr. 234 en 236: B.R. 1667-1668 en B.R. 1669-1670).

Op 2 augustus werd dan de pestordonnantie geschreven voor twee guldens en acht stuivers en bezorgde men een kopij aan de schout

(G.A.G. nr. 234, B.R. 1667-1668, f° 44).

84

Page 81: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Te Lille zou chirurgijn Franchoys de Haen zich een stevige reputatie

opbouwen, eerst bij de waarschijnlijke griepepidemie en vervolgens bij de pest, want hij genas sommige van zijn patiënten, bijvoorbeeld de drie kinderen van het gezin Peeter Peutincx - Van Eynde (G.A.L., R.I nr. 88, M.R. 1670). Uit dit document blijkt duidelijk dat Franchoys de Haen zich pestmeester noemde. Hij zou na de pestepidemie een vooraanstaande rol spelen in het openbaar leven te Lille, zoals reeds eerder vermeld.

In 1681 is hij wel op zijn hoede geweest voor een nieuwe pestaanval en maakte hij zijn pestkostuum klaar, waarvoor hij had 'vuyt gegeven aen kleren, socken, gaeren ende knoppen' dertien en een halve stuivers (G.A.L., R.I nr. 67: B.R. 1681). In 1678 woedde immers een epidemische ziekte, de 'Antwerpse ziekte' genoemd, die 1200 gezinnen teisterde en ervan vijf tot zesduizend doden eiste. Waarschijnlijk was het geen pest, ook geen 'sudor Anglicus' (Engels zweet) zoals Torfs meende, maar eerder een kwaadaardige griep. Misschien is het voor deze kwaal dat Franchoys de Haen zijn voorzorgen nam (63).

De pestmeesters in die tijd droegen een speciale kleding met masker en bril, waarbij aromatische stoffen in het gedeelte voor de neus werden aangebracht, om zich alzo te beschermen tegen de 'contagie' en de af-grijselijke stank van de pestlijders (Afbeelding 18).

Zoals in de meeste gevallen van ziekte nam de voeding de eerste plaats in bij de behandeling van pest: wit brood, boter, koek, melk, suiker en room ('saene'). Als medicijn werd vooral bier en natuurlijk ook triakel, een zeer duur geneesmiddel, voorgeschreven. Ook theriak, 'cruynoten' (muskaatnoot) en buskruit waren veel voorkomende geneesmiddelen. Buskruit werd voorgeschreven om de hevige dorst waarmee pest gepaard ging tegen te gaan: '...buspoeder omme eenen drank in hare sieckte te maken'.

Zeep werd voorgeschreven als ontsmettingsmiddel bij het openen van de pestbuilen. (G.A.L., R.I nrs. 50; 57; 68; 70; 79 en 84).

In een geval van pokken lezen wij dat door 'Gheeraert Cnaeps gehaelt (werd) voor Lisken sieck liggende met de pocxkens voor suyker, candije ende safferaen.' Deze saffraan heeft waarschijnlijk gediend voor het maken van het 'gulden ei', een geneesmiddel dat vooral in het begin van een ziekte werd toegediend zoals Frater van der Linden het in zijn pest-boekje heeft beschreven (zie blz. 18). (G.A.L., R.I. nr. 57: M.R. 1663).

Een tweede linie helpers waren zij die toezicht hielden op de zieken en hen voedsel en geneesmiddelen aanbrachten, de 'pesthutten' bouwden en de graven dolven. Zij deden zelfs het boerderijwerk en in sommige gevallen deinsden deze helpers er niet voor terug om alleenstaande pest

85

Page 82: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Afbeelding 8. Kledij van de artsen die patiënten met pest bezoeken. Koper- gravure, circa 1720.

lijders in hun woning op te nemen! (G.A.L., R.I nr. 87: Staat en inventaris sterfhuis Peeter Verhaert 1671).

Verscheidene families hebben van dienstverlening een goed betaald beroep gemaakt in de eerste plaats de families Van den Eynde en Spapen die door huwelijk met elkaar verbonden waren (Cathlijn Spapen en Goyvaert Vanden Eynde). Vervolgens vermelden wij Cornelius en Peeter Wuyts, de echtgenoten Laureys-Aerts, de echtgenote van Peeter Aerts,

86

Page 83: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Bernaert Lathouwere en Jannen Lathouwere en Cathlijn van Olmen, welke laatste er zelfs niet voor terugschrok de pestlijders te begraven!

Deze dienstverleners bouwden ook de pesthutten. Deze hutten dienden niet om er de zieken in onder te brengen vermits het huis toch al besmet was, maar wel om de gezonden of beter - nog niet ziek geworden familieleden - een tijdelijke verblijfplaats te verschaffen. Deze familieleden mochten immers ook niet meer voor een bepaalde tijd onder de mensen komen en anderzijds werden zij ook in de 'pesthutten' ondergebracht om de verschrikkingen van de pestlijder niet te moeten meemaken. Deze laatsten werden ook in tenten verzorgd (tentorium). Dit wil niet zeggen dat zij niet ziek werden en toch niet stierven, zoals we kunnen lezen over de familie van Jan Oskens, waar beide echtgenoten overleden, samen met hun zoon Peeter en waarvan 'drie kynderen inden hutte gevlucht sittende' (G.A.L., R.I nr. 57: M.R. 1627). Ook Maeyken van Eeckhoven en Lijn Kerstens, waarvan alle kinderen stierven, vlucht-ten in een pesthut (G.A.L. R.I nr. 57).

Voor de zoon van Hendrik Smans werd ook een pesthut gebouwd waarin de jongen drie weken zou verblijven (G.A.L., R.I nr. 70, M.R. 1638). Kleine kinderen die niet alleen konden gelaten worden, werden overgebracht naar het gasthuis van Turnhout of naar dat van Herentals.

Na de ziekte diende de woning ontsmet te worden. Hoe dit te werk ging wordt beschreven in een rekening betreffende de ontsmetting van het huis van het overleden echtpaar Hendrick Smans en Cathelijn Stevens. (G.A.L., R.I nr. 70. M.R. 1638). Eerst diende het huis 'verlucht' te worden: hiervoor werd het ganse strodak verwijderd. Daarna werd het huis grondig geveegd, waarvoor de schrobbers tien borstels aankochten. Het vee ('de beesten') werd gedurende drie dagen naar een andere stal overgebracht en ook de stallen werden uiterst grondig verschoond. De meubelen werden naar buiten gedragen om er alle ziektekiemen van te verwijderen. Dit 'verweren' nam acht dagen in beslag en dan werd het huis met brem afgerookt. Aan wierook werd ontsmettende kracht toege-schreven. Zo werd voor de woning van Jan Diercx 'een halff pont wirock' aangekocht, wat de nabestaanden zes tot acht guldens kostte. Charlier (13) vermeldt ook jeneverbessen en zwavel, alsook het witkalken van de muren als ontsmettingsmiddelen. De schrobbers waren echte paria's, mensen die gemeden werden, maar die veel geld verdienden. Zij zorgden voor de begraving van de overleden pestlijders en vroegen veel geld om boodschappen te doen. Het waren de schrobbers die zich bezighielden met het ontsmetten van de besmette huizen. Ook de mensen zelf werden ontsmet. Zo vernamen wij dat een kind uit een besmet huis naar het gasthuis van Herentals werd gebracht 'omme hem te sulveren ende te

87

Page 84: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

suyveren'. Een ontsmetting met sulphur, zwavel lijkt ons duidelijk. Dit produkt werd nog voor hetzelfde doel- einde gebruikt in de negentiende eeuw bij de ontsmetting van de woning en de inboedel in Limburg, ten tijde van een difteritisepidemie (48).

Vegers en schrobbers dienden gevoed en wat verwend te worden. Zo werd hen 'een vierendeel toeback', een ton bier, vlees, boter, zout en smout bezorgd en natuurlijk hele hoeveelheden zeep. (G.A.L., R.I nr. 57: M.R. 1627 en 1636.

Meestal gebeurde de begrafenis in stilte volgens de gemeentelijke ordonnanties. Contact met de inwonenden van de aflijvige was immers ten strengste verboden.

De pest was voor de mensen een niet te betalen ziekte: chirurgijn, dienstverleners, medicijnen, begrafenis, vegers, schrobbers en het doden-maal voor de gilde brachten vele families tot de bedelstaf. De pest is zo wat de eerste sociale ziekte geweest waarvoor de tussenkomst van de gemeentelijke overheid nodig was. Voor de lepra lag dat anders: wel-stellende lieden konden zich op eigen kosten een kamer in een gasthuis veroorloven terwijl voor armere lepralijders wel voor een afgezonderde woonplaats gezorgd werd en waar zij met vrouw, man of kinderen konden verblijven, terwijl zij met bedelen in hun levensonderhoud konden voorzien. Bij pest was echter elk contact met gezonde mensen verboden!

Dat de pest naast veel menselijk leed ook financiële problemen bezorgde lezen wij in een rekwest van de weduwe van Mattheus Neecx, welke laatste met zijn dochter aan de pest was overleden, gericht aan schout en schepen van Lille. Zij klaagt 'dat ter wijlen haer Godt almach-tich beeft gevisiteert met de contagieuse sieckte dat zy menichfuldighe costen heeft gedaen ende veele gedispendeert (uitgegeven)'. Het begon met het offeren van een kaars, dan gaat het stilaan voort langs de kapelaan voor de rechten van het berechten en de uitvaart, het honorarium van de chirurgijn, de boter die vrij duur was (vijf guldens!) maar toch diende aangehaald te worden, daarna de onontbeerlijke schrobbers en tenslotte het dodenmaal voor de gilde met vlees van twee guldens en vijf pond boter. Het beproefde mensje had de 'extraordinarisse' (buitengewone) kosten allemaal niet kunnen onthouden en ze zou het dan houden bij schattingen. (G.A.L., R.I nr. 68: sterfhuisrekening).

De pest en de oorlog hadden nog iets anders gemeen dan de dood: de woeker. Inderdaad stellen wij hoge prijzen vast die de mensen in af-zondering moesten betalen voor hun onontbeerlijke waren, terwijl eenzelfde artikel door anderen veel goedkoper werden aangekocht.

88

Page 85: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

De grote sterfte bracht ook een aanzienlijke daling mee in de gemeen-

telijke ontvangsten, wat een verhoging van de belastingen betekende. Nog in 1686 zou dit te Gierle gevoeld worden, zodat de gemeente een extra belasting van achtduizend guldens moest heffen om aan de Franse kroon de 'contributie' (oorlogsschatting) te betalen die nooit bijeen gebracht kon worden door de pestepidemie van 1668-1669 (G.A.G. nr. 345). Voor Lille hadden we het er reeds over (zie blz. 43). Maar wanneer aldaar gesproken wordt over driehonderd sterfgevallen door de pest, dan is dit een sterk overdreven aantal voor deze laatste epidemie: in het dorp waren in 1673 over de zevenhonderd communicanten (personen boven de twaalf jaar) en eventueel daaruit kunnen wij berekenen hoeveel inwoners deze gemeente moet geteld hebben (G.A.L., R.I. nr. 46: proces tegen enkele gegoeden 1673).

Voor het berekenen van het bevolkingsaantal gingen verschillende auteurs van een zeker bekend gegeven uit: De Kok (14) gaat uit voor het jaar 1374 van de belasting voor de betaling van het losgeld van hertog Wenceslas en zijn ridders, waarbij hij echter met niet betalende armen en een te schatten aantal kinderen moet rekening houden: deze laatsten schat hij op 50% van de volwassenen; vervolgens gebruikt hij de methode van het aantal bewoonde huizen of haarden met 4 of 5 personen per haard (Charlier (13) neemt voor Brussel 6.4 personen of ongeveer 80.000 inwoners voor 12.500 huizen); ook hier werd een onderscheid tussen 'arm' en 'rijk' gemaakt. Tenslotte baseert De Kok zich voor de telling van 1693, op de hoeveelheid graan die elk dorp voor zichzelf diende te behouden, overeenkomstig de bevolking. Zo vindt deze auteur voor Poederlee 395 inwoners, voor Gierle 445, voor Wechelderzande 323 en voor Lille 538.

Goyarts (26) nu meent dat 'alleen (de z.g. praktiserende katholieken) werden R.K. begraven, benevens de kinderen uit deze gezinnen die nog niet tot de H. Communie waren toegelaten, dus vermoedelijk de kinderen beneden 12 jaar. Deze leeftijdsgroep beslaat in 1869 ongeveer 27% van de Nederlandse bevolking, dus moeten we in de zeventiende eeuw ook het aantal paschanten (zij, die hun paasplicht vervullen) met minstens dit percentage vermeerderen om het totaal aantal personen te vinden dat R.K. begraven kon worden bij overlijden'. Wij kunnen ons dus eerst baseren op het aantal 'communicanten' of paschanten dat volgens deze gegevens 73% van de bevolking uitmaakte. Zoals we zagen is dit voor De Kok 50% en voor Jan Broeckhoven (53), 60%. Een aantal communicanten van Lille en van Gierle tijdens de pestjaren werden genoteerd door Bruneel (11).

Vervolgens kunnen wij ook uitgaan van het aantal geboren kinderen in een tijdspanne van 12 jaren, dus tot en met het jaar dat het kind 11 jaar zal worden. Maar in die tijd is de kindersterfte zeer groot vooral door ver

89

Page 86: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

keerde of onvoldoende voeding en verwikkelingen bij kinderziekten. We berekenden uit de cijfers van Van Broeckhoven tussen 1673 en 1682, 38.8%. Na aftrek van dit sterftecijfer weten wij dat wij 27%. der inwoners voor dat jaar berekend hebben.

Nemen wij de bevolking van Poederlee in 1668: vanaf 1657 werden er 187 kinderen geboren. Hiervan zullen er ongeveer 73 sterven zodat de overblijvende 114 in dat jaar 27% van de inwoners zullen uitmaken of 422 in het totaal. Dit stemt goed overeen met het getal dat De Kok voor 1693 aangeeft: 395. Het verschil van 27 personen of 6.8% valt zeker nog binnen de toelaatbare grenzen.

Voor Gierle kunnen wij het getal der inwoners in 1625, berekend aan de hand van de geboortes tussen 1614 en 1625 toetsen aan dat, bekomen door de berekening uitgaande van het aantal communicanten. Volgens de geboortes (in het totaal 238) komen wij tot een bevolking van 541 inwoners (wij willen hier ons medelid de heer Karel Neefs bedanken voor zijn mondelinge mededeling betreffende het aantal borelingen). Bruneel nu, geeft ongeveer 500 communicanten op, cijfer dat weinig aanvaardbaar is omdat het reeds hoger ligt dan het aantal inwoners (445), berekend door De Kok die nochtans het dichts ons cijfer benadert. Immers volgens de berekening van 500 communicanten zou de bevolking 685 bedragen hebben en, zo wij de 60% van Van Broeckhoven zouden aanvaarden, 833!

Voor Lille klopt het getal van Bruneel met 600 communicanten hele-maal niet met de 538 Lillenaren volgens de berekening van De Kok. Vergelijken wij de twee technieken. Zoals hoger gemeld waren er zeker 700 communicanten te Lille in 1673, een cijfer dat wel het juiste moet geweest zijn omdat het 'officieel' in dat jaar opgetekend werd. Volgens de berekening dat deze leeftijdsgroep 73% van de bevolking uitmaakt - wij gebruiken de cijfers van Goyaerts - bekomen wij 959 inwoners. Nu zijn er te Lille van 1662 tot 1673, 450 kinderen geboren. Hun reëel aantal in 1673 wordt echter 275 door de kindersterfte. Zij maken 27%,, van de bevolking uit die hierdoor op ongeveer 1018 personen kan geschat worden. Het verschil tussen deze beide getallen maakt ook het aan-neembare cijfer van 6%. uit.

De cijfers van de pestslachtoffers helpen ons helemaal niet verder. Ten overstaan van de volwassenen bedraagt de kindersterfte:

Brugge 93.3% Poederlee 73.3% Gierle 63.3% Brussel 51.4% Gierle 1625 54.0%

We zien dus dat de virulentie of de kracht van de besmettingsfactor ook een voorname rol zal spelen in de kindersterfte aan pest: 73.3% te Poederlee in 1668, 54.0%. te Gierle in 1625.

90

Page 87: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

C. Bruneel (11) geeft in zijn werk 'La mortalité dans les campagnes...'

volgende totaalsterftecijfers, berekend aan de hand van de parochie-registers. Het betreft hier wel enkel de 'volwassenen' of commu- nicanten, dus personen boven de twaalf jaar. Wat onze deelgemeenten betreft, publiceerde hij enkele cijfers: epidemie 1625-1626

aantal overleden vol-wassenen gedurende de waarschijnlijke tijd-spanne van de epidemie

aantal communicanten (inwoners)

aantal per duizend overledenen

Gierle 72 500 144 Lille 108 450 240 Tielen 78 419 186 (ter vergelijking)

Voor deze periode werden 25 dorpen in het hertogdom Brabant on-derzocht. Volgens deze cijfers zou Lille na Sint-Job-in ‘t-Goor pro-mille het zwaarst getroffen werd door de pest (Sint-Job-in ‘t-Goor: 319 promille).

epidemie 1635-1636

Gierle 181 450 402 Lille geen cijfers Pulderbos 28 199 140 Vosselaar 10 195 51

Op de 37 onderzochte plaatsen haalde Gierle een trieste derde plaats in het promille aantal sterfgevallen tijdens de pest.

epidemie 1668-1669 (sic)

Gierle 110 600 183 Gierle geen cijfers Pulderbos 25 271 91 Westmalle 34 500 68

Op de 38 onderzochte dorpen stond Lille als vierde zwaarst getrof-fen dorp geboekt.

In steden liggen de zaken anders: daar is de pest steeds op grotere schaal aanwezig zodat de epidemie als het ware een chronisch karakter krijgt en dus jaren lang kan duren (63).

91

Page 88: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Over de testamenten zullen wij niet ver uitwijden. Reeds in de vorige,

zestiende, eeuw kwam als eerste wens te voorschijn: het begraven worden in gewijde aarde, het kerkhof rond de kerk en niet in de soms aangelegde massagraven, ook al waren die gewijd. Wij stipten reeds aan dat tijdens de pest te Avignon in de veertiende eeuw de lijken in de Rhônerivier werden geworpen. De rivier was door paus Clemens VI daartoe speciaal gewijd geworden.

Dat de pestlijders in onze dorpen buiten het kerkhof begraven werden, durven wij ten sterkste betwijfelen. We vinden daarvan inderdaad geen aanwijzingen, wel van het tegenstelde. Ook de opvatting dat de plaats-naam, thans ook straatnaam, Peerdskerkhof, zou afgeleid geweest zijn van 'pestkerkhof, houdt geen steek. Wij vinden de naam reeds terug in documenten die dateren van vóór de grote pestepidemieën en in dezelfde vorm geschreven. Wel was deze 'hof' of landbouwwinning eigendom van de kerk, zodat we daarin wellicht de verklaring van deze plaatsnaam vinden.

Opvallend in de testamenten van pestlijders zijn de vele bedevaarten die dienen gedaan te worden tot lafenis van de ziel van de overledene. Wij citeerden reeds het testament van pastoor Cornelius Verschueren te Poederlee: ook hier werden een aantal uit te voeren bedevaarten opgesomd (zie blz. 38). Zo is ook de laatste wil van Lenaert Schellens Adriaenssone en zijn vrouw Margriet Aerts, overleden met twee van hun kinderen, dat er twee bedevaarten naar Wijnegem zouden plaats vinden, verder nog een naar Hoogstraten en een naar Scherpenheuvel. Het offergeld werd hierbij niet vergeten (G.A. L., R.I nr. 80: M. R. 1672). Ook andere offeranden werden beloofd: zo offeren vrouw en kinderen van Hendrick Smans van Lille in 1636 drie pond boter en voor een stuiver eieren. (G.A.L., R.I nr. 70: M.R. 1638).

Verder geven de testamenten ons geen bijzonderheden over ons onder-werp.

Wij willen besluiten met enkele bedenkingen over de pestilentiële opstoten in de zeventiende eeuw. Wij hebben de indruk dat bij het vinden van enkele pestgevallen in de archiefstukken, al te vlug het woord 'pestepidemie' valt.

We dienen voor ogen te houden dat pest in feite een epizoötie of ziekte onder de dieren - in het bijzonder bij ratten - is. Daarbij komt dat zonder de vlo er geen besmetting mogelijk is, uitgezonderd bij de pulmonaire vorm of longpest.

De ziekte heeft regelmatig slachtoffers gemaakt onder de bevolking: deze beperkte zich dikwijis tot één persoon of één huisgezin.

Ernstige epidemieën waren uitzonderlijk zoals deze van 1636-1637 te

92

Page 89: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

Gierle, 1636-1637 te Lille, 1668 te Poederlee en 1669 te Lille. Voor We-chelderzande kennen wij slechts één epidemie, die naam waardig: deze van 1625 met haar eenentachtig slachtoffers en dan moeten wij er nog rekening mee houden of al deze doden wel aan de pest stierven en niet aan een andere of bijkomende infectieziekte.

De andere opstootjes in die gemeente kan men slechts als endemische gevallen beschouwen.

Dit zouden wij ook al kunnen beweren van de epidemie te Lille in 1607 met amper tweeëndertig doden. Deze gemeente had in 1625 ‘slechts’ dertig doden, Gierle vierenzestig en dus beiden minder dan het veel dunner bevolkte Wechelerzande. Ook de epidemie van 1668-1669 te Gierle en van 1669 te Wechelerzande steken schril af tegenover deze te Poederlee en te Lille in deze periode (1668-1670). (Zie tabel 1).

Uit deze gegevens blijkt dat de pestbacil op zekere ogenblikken meer virulent was dan op andere. We zien immers al de grote epidemieën om-streeks dezelfde tijd plaatsvinden: 1636-1637 en 1668-1669-1670. Al-hoewel er op dat ogenblik ook wel pest zal geweest zijn te Wechelder-zande (achtentwintig doden) en zeker te Vorselaar (ongeveer vijfendertig gevallen in 1669 met veertien mogelijke gevallen in april 1670), groeit de infectie niet uit boven een endemie. Dit geldt ook voor de jaren 1606 te Gierle en 1607 te Lille. Langs de andere kant is er in 1625 een niet zo aanzienlijke epidemie te Lille en Gierle, terwijl er tweeëntachtig slacht-offers vielen te Wechelderzande, al is dit ook onder voorbehoud zoals wij reeds schreven.

Te Beerse ook woedde de pest tussen 12 juli 1625 en .11 juni 1626, terwijl die gemeente evenals Vorselaar respectievelijk in 1668-1670 en 1668 geen duidelijke aanwijzingen leveren voor mogelijke pestgevallen. Vorselaar zou in 1669 wel ongeveer vijfendertig pestslachtoffers kennen en misschien veertien in april 1670. Buiten deze data zijn er ook ernstige endemische opstoten geweest zoals te Gierle in 1635 (vijfentwintig gevallen) en te Vorselaar in 1666 (ongeveer vijfentwintig gevallen).

Een andere vraag is de speciale vorm van de cumulatieve curve in de meeste, duidelijke pestepidemies. Na een stormachtig begin kan de opstoot plots stilvallen zodat deze 'stilte' door de bevolking soms aan-genomen werd als het einde van de epidemie. Ook Charlier (13) stelde dit vast te Brussel: 'En avril aucun malade emmené. Est-ce à dire que la peste a reculé pour mieux santer?'. Het is wel geen echt volledige onderbreking want de continuiteit wordt door enkele zeldzame gevallen behouden. Als typische voorbeelden kunnen wij nemen Poederlee 1668, Gierle 1668-1669, Lille 1669-1670 en Lille 1607.

Wij kunnen ons ook afvragen of het hier in sommige gevallen geen

93

Page 90: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

LILLE 1607 1625-26 1636-37 1669-70

(7.1-16.9) (6.10-14.3) (9.5-15.5) (5.11-19.6)

Z 1 3.3% 2 6.7% 13 9.6% - - % D 2 6.2 1 3.3 10 7.4 - - M 17 53.1 15 50.0 54 40.0 52 44.4 V 12 37.5 12 40.0 58 43.0 65 55.6 - - - - 32 30 135 117

In de parochieregisters genoteerde sterfgevallen tijdens de onderscheiden pestperiodes (17de eeuw) aantal en percentage.

GIERLE 1606 1625-26 1636-37 1668-69

(3.8-7.10) (11.2-28.2) (5.11-19.6)

K - - % - - % 80 38.6% - - % Z - - 7 10.9 6 2.9 11 22.0 D - - 3 4.7 1 0.5 10 20.0 M - - 24 37.5 62 30.0 17 34.0 V 4 100 30 46.9 58 28.0 12 24.0 - - - - - 4 64 207 50 1635 Z 3 12.0% D 2 8.0 M 9 36.0 V 11 44.0 - 25

94

Page 91: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

POEDERLEE

1668-69

(2.9-18.9)

K 62 47.7% Z 11 8.5 D 7 5.4 M 25 19.2 V 25 19.2 - 130

WECHELDERZANDE 1625 1635 1669

(12.8-13.11) (7.10-5.9) 1635 1636

Z 8 9.9% - 1 ? Geen D 5 6.1 1 ? 2 ? aanduidingen M 36 44.5 7 ? 6 ? van pest V 32 39.5 1 ? 2 ? - - - 82 9 ? 11 ?

BEERSE 1625-26 1635-36 1668-70

(12.7-11.6)

Pest Geen Geen aanduidingen aanduidingen van pest van pest

K = Kleine kinderen; Z = zonen; D = Dochters; M = Mannen; V = Vrouwen

95

Page 92: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

VORSELAAR

1666 1668 1669 1670

(19.9-dec.) (maart-sept.) (in april) ±25 ±20 ±35 14 ?

scheiding betekent tussen twee kleinere, tamelijk kort of zelfs zeer kort, op elkaar volgende epidemieën met daartussen enkele losse of endemi-sche gevallen. Dit zien wij immers te Vorselaar waar er een duidelijke en volledige scheiding is tussen de infectie van 1669 met ongeveer vijfendertig slachtoffers en de veertien mogelijke pestgevallen met dodelijke afloop in april 1670. Hetzelfde zouden wij kunnen zeggen van Poederlee, waar de pastoor zelf verbaasd is over de tweede aanval (zie blz. 39). En zeker deze te Gierle in 1625 waar er slechts acht pestgevallen tussen het einde van de eerste besmetting en het begin van de tweede, van 9 oktober 1625 tot 26 juni 1626. Misschien mogen wij hierbij ook de opstoot van Lille in 1607 plaatsen waar slechts drie gevallen voorkwamen tussen 15 februari en 20 mei 1607.

Ziehier enkele vragen die eventueel kunnen gezien worden in verband met de gebeurtenissen in functie van zowel de uitsterving door de pest als de aangroei of het herstel van het rattenbestand.

Zijn de parochieregisters, voornaamste bron in ons onderzoek, be-trouwbaar? Het is geen onvergeeflijke fout dat een priester de pest als doodsoorzaak meer dan eens zou hebben vergeten te noteren. Soms vinden wij de namen van de overleden pestlijders niet terug in het register en tenslotte komen de gegevens betreffende de datum van het overlijden of de uitvaartmis niet overeen met de tekst op de grafzerken (zie blz. 76).

Wat er ook van is, de pastoors van de zeventiende eeuw hebben het niet gemakkelijk gehad: niet alleen wat betreft het gevaar voor hun leven bij het geestelijk bijstaan van hun parochianen, maar ook met de geloofscrisis die zeker bij sommigen ontstaan moet zijn: waarom die slachting onder een godsdienstijverige bevolking die aanvoelde dat hen geen schuld trof waarvoor de Heer hen moest straffen en die in al Zijn liefde hen zo zwaar beproefde, terwijl zij bij Hem troost en hoop moest zoeken. Het was zelfs onbegrijpelijk hoe zulke rechtschapen, nooit ver-zakende priesters, niet gespaard bleven.

Zullen wij in ons atoomtijdperk ons ooit dezelfde vragen terug moeten stellen ?

96

Page 93: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

BIBLIOGRAFIE

1. Baruch, J.Z. Een Pestepidemie in de zeventiende eeuw naar de beschrijving door tijdgenoten (Bijdr. Gesch. Geneesk., 1964, 44, 28-31).

2. Baudouin, F. Geneesheren in Rubens' Omgeving. (Liber Memoralis, 350j. Collegium Medicum Antverpiense, Antwerpen, 1970, 55-75).

3. Baudouin, F. Rubens. en zijn Eeuw. Antwerpen, 1972, 179-192. 4. Bertrand, L. Histoire du Cercle Médical d'Anvers. (1er Congres de l’histoire de l’art

de Guérir, Anvers, 1920, 35-49). 5. Bertrand, L. Contribution à l’étude de la peste dans les Flandres du XIVE au XVIIe

siécle. (2ième Congr. Int. Hist. Med., Paris, 1921, 42-53). 6. Biraben, J. & Le Goff, J. La peste au haut moyen-Age. (Annales, Economies,

Sociétés, Civilisations, 24, 6, 1969, 1484-1510). 7. Boeynaems, P. De Geneeskunde te Antwerpen in de 17e eeuw. (Liber Memorialis,

350 jaar Collegium Medicum Antverpiense, Antwerpen, 1970, 89-102). 8. Braeken, L. De Dekenij Herentals (1603-1669). Leuven, 1982, 252 pp. 9. Brocckx, C. Galérie médicale aniversoise. Antwerpen, 1866, 109 pp. 10. Brugsch, Th. Lehrbuch der inneren Medizin. Berlin, 1942, 1534 pp. 11. Bruneel, C. La Mortalité dans les campagnes: le duché de Brabant au XVIIe et

XVIIIe siècles. Université de Louvain, recueil de Travaux d'Histoire et de Philologie, 6e série, fac. 10, Leuven, 1977.

12. Buer, M.C. (miss). The Decrease of Epidemic Disease in England 1750-1830. (Proc. 3th. Intern. Congress Hist. Medicine, London, 1922, 73-75).

13. Charlier, J. La peste à Bruxelles de 1667 à 1669 et ses conséquences démographiques. Bruxelles, Pro Civitate, Collection Histoire, série in-8°, n° 20, 1969, 200 pp. 14. de Beer, J. De Heilige Maarschalken en Noodhelpers der Pest. Antwerpen, 1934,

3de Tentoonstelling Sanctjeskring, 36 pp. Impr. Zoutleeuw. 15. De Kok, H. Lille in een Notedop: in Aerts, J. & Willems, J. Lille, het Croatendorp.

Lille, 1981, 525 pp. p. 9-24. 16. De Laet, A. De Pest te Turnhout. (Taxandria, Turnhout, 3, 1906, 211-237). 17. de Mets, A. La Corporation des Chirurgiens-barbiers d'Anvers et l'Enseignement de

la Chirugie à Anvers, depuis la fin du Moyen-Age jusqu'à la revolution française. (1er Congrès de I'Histoire de l’art de Guérir, Anvers, 1920, 211-230).

18. de Mets, A. Les testaments de pestiférés. (4th. Int. Congr. Hist. Med., London, 1927, 68-73).

19. de Mets, A. Iconographie Medicale Anversoise. Antwerpen, 1929, 22 pp. 20. Drijbooms, F. 'De pest of de Zwarte Dood' in onze streken tijdens de 17de eeuw.

(Avena-berichten, 3, 12, 1983, 8-9; 3, 13, 1983, 9-10 en 4, 14, 1984, 10-11). 21. Dukes, M.N.G. De grote pestilentie in Londen (1665-1666). (Organorama, 3, 2,

jaartal niet vermeld, 23-27). 22. Eby, C.H. & Evjen, H.D. The Plague at Athens: a New Oar in Muddied Waters.

(Journ. Hist. Medicine and Allied Sciences, 1962, 17, 2, 258-263). 23. Elaut, L. Het Medisch Denken. Antwerpen, 1952, 310 pp. 24. Geldhof, J. De pestepidemie te Brugge. (Biekorf, 1974, 75, 305-328). 25. Goodall, E.W. A short History of the Epidemic Infectious diseases. London, 1934,

113 pp. 26. Gordon, B., L. Medieval and Renaissance Medicine. New York, 1959, 843 pp.

97

Page 94: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

27. Goyaerts, C.B. De pest te Roosendaal. (Jaarboek Oudh. Kring 'De Gulden Roos'

(Roosendaal), 18, 1958, 29-36). 28. Grégoire de Tours. Histoire des Francs. Paris, 1963, traduction Robert Latouche,

Tome I (Livres I-V, 325 pp. et Tome II (Livres VI-X, 481 pp. 29. Guthrie, D. A History of Medicine. London, 1960, 463 pp. 30. Janssens, P.A. De Patiënt Rubens. (Geneeskunde rond Rubens, Tentoonstelling

Kon. Geneesk. Kring Antwerpen, 1977, 47-59). 31. Janssens, P.A. Medico-historische gegevens uit de Historia Francorum van

Gregorius van Tours. (Hades, 16, 30, 1977, 1-53). 32. Janssens, P.A. The Morbus Desentericus in the Historia Francorum of Gregory of

Tours (Sixth Century). in: Disease in Ancient Man, 1979, Toronto (Canada, 1983, 263-266).

33. Janssens, P.A. Een zware vechtpartij te Lille in 1647: zorgen en verklaring van de Geneesheer van Gierle. (Driemaandelijks Kontaktblad van de Heemkundige Kring'Norbert De Vijter', 3, 11, 1985, Heemkundige Bijdrage nr 16, 2 pp.

34. Jeanselme, E. Inondations, famines et tremblements de terre sont les avant-coureurs de la Peste. (3e Congr. Int. Hist. Mééd., London, 1922, 37-41).

35. Jorge, R. La grippe, le typhus et l'encéphalite dans les épidémies historiques du XVIe siècle. (Comptes rendus 2ième Congr. Int. Hist. Méd., Paris, 1921, 337-340).

36. Jorge, R. Les anciennes épidémies de peste en Europe, comparées aux epidémies modernes. Lisboa (Portugal), Institute Central de Higiene, 1932, 24 pp.

37. Koyen, A. Tielen, Mijn Vriend. Kasterlee, 1980, 563 pp. 38. Lemery, N. Woordenboek of Algemeene Verhandeling der enkele Droogeryen. ('en

in 't Nederduitsch gebragt door C.V. Putten en Isaäc De Witt'). Rotterdam, 1743, 772 pp. 39. Lindenboom, G.A. Geschiedenis der Geneeskunde. Haarlem, 1961, 342 pp. 40. Neetens, A. Kritische historiek van de Koninklijke Geneeskundige Kring van

Antwerpen. (Liber Memorialis, K.G.K.A., 1970, 21-53).è 41. Parochieregisters: parochieregisters van Gierle (P.R.G.); Parochieregisters van Lille

(P.R.L.); parochieregisters van Poederlee (P.R.P.); parochieregisters van Wechelderzande (P.R.W.).

42. Petit, K. Saint Macaire et la Peste Mons en 1615. Gembloux, 1946, 57 pp. 43. Rath, G. De Zwarte Dood. (Ciba Symposium, 3, 6, 1956, 195-198). 44. Rijksarchief te Antwerpen (R.A.A.).

Gemeentearchief van Gierle (G.A.G.): Borgemeesterrekeningen (B.R.). Gemeentearchief van Lille (G.A.L.), Reeks 1, 1-109: Schepenregisters (Sch. R.); Borge-meesterrekeningen (B.R.); Momberrekeningen (M.R.); Heilige-Geesttafel-rekeningen (H.G.R.); Sterfhuisrekeningen (S.H.R.); Specificatie van devoiren (S.dev.); Procesbundel (P.B.).

45. Roberts, R.S. The question of the history of plague (23rd Int. Congr. Hist. of Med., London, 1972, 1291-1294).

46. Schove, D.J. Chronology and historical geography of famine, plague and other pandemics. (23rd Int. Congr. Hist. of Med., London, 1972, 1265-72).

47. Staderman, G. De zwarte dood in Huist in 1625 en 1634. (Jaarboek 'De Vier Am-bachten', Hulst, 1958-59, 14-28).

48. Stevens, L. De kroep of keelziekte te Hamont (1884-1888). ('De Vroeger Joâren', 10, 1985, 8-14).

49. Tricot-Royer, J.J. Les ordonnances du Magistrat d'Anvers contre les maladies dites pestilentielles. (3ième Congr. Int. dhist. Méd., Londres, 1922, 11-20).

50. Tricot-Royer, J.J. Les Capucins et la peste en Belgique. (Etudes Fransciscanes, 47, 270 71, 1935, 616-635) = (9th Int. Congr. Hist. Med., Bucharest, 1932, 495-511).

98

Page 95: DE PEST IN HET ALGEMEEN EN IN HET BIJZONDER TE … › downloads › JB1985B.DePest.pdf · Walter Van den Branden, lic. hist. 1. De pest door de eeuwen heen ... diens opvolger zal

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

HEEMKUNDIGE KRING - NORBERT DE VRIJTER - LILLE - JAARBOEK 1985

51. Tricot, J.-P. De les in de ontleedkunde van Antwerpen (1660); Hubertus Sporck-mans (1619-1690). Geneeskunde rond Rubens, K.G.K.A., 1977, 71-75.

52. Van Andel, M.A. Chirurgijns, vrije meesters, beunhazen en kwakzalvers. Amster-dam, 1943, 194 pp.

53. Van Broeckhoven, P. Een demografische studie van Gierle (Kempen), 1594-1700. Gent, 1972-73.

54. Van den Branden, W. Het bestuur van een plattelandsgemeente in het land van Turnhout in de achttiende eeuw; Lille 1700-1795. Onuitgegeven licenciaatsthesis R.U.G., 1982, 196 pp.

55. Van den Branden, W. Dymphna Van Vlieteghem; legende en werkelijkheid. (Jaarboek Heemkundige Kring 'Norbert De Vrijter', Lille, 1983, 73-82).

56. van der Linden, Jan. Cort verhael oft tractaet van de contagieuse ziecte der peste, beschreven door broeder Jan Van der Linden, pater der cellebroeders binnen de stadt van Antwerpen,..., Antwerpen, Godgaf Verhulst, 1634, in-8°, 62 pp. - Ibid. by Guillam Verdussen, 1634, in-8°, 69 pp.

57. van Lennep, R. A propos de la 'Peste' en Belgique au 16e et 17e siècles. 1e Congr. De l’Histoire de l'Art de Guérir, 1920, Antwerpen, 231-238).

58. Van Oorle, G. Medicalia uit het Land van Heyst. Heist-op-den-Berg, 1979,175 pp. 59. Van Roey, J. Antwerpen in de XVIIe eeuw. (Liber Memorialis, K.G.K.A., 1970,13-20).

60. Van Schevensteen, A. Les Traités de Pestilence, publiés à Anvers. (De Gulden Passer, Nieuwe reeks, 3-4, 1931, Antwerpen, 102 pp.).

61. Van Schevensteen, A. Documents pour servir à 1’étude des maladies pestilentieil-les dans le Marquisat d’Anvers jusqu’à la chute de l’ancien Régime. Bruxelles, 1931, Tome 1, 435 pp.; Tome 2, 492 pp.

62. Van Schevensteen, A. Naamlijsten van Antwerpse Geneesheren, Chirurgijns, enz. (Antwerpsch Archievenblad, 2, 1932, 1-39).

63. Van Schevensteen, A. Over pestepidemieën te Antwerpen in vroeger tijden. (Ver- slagen en Mededelingen Kon. Vlaamse Academie voor Taal en Letteren, 1932, 1055-1092).

64. Versebroeven, 0. Toen de pest heerste te Deurne en Borgerhout in de jaren 1657- 1661. (Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Randgemeenten, 5, 1958, 4, 10-14).

65. Wickersheimer, E. Les Accusations d'Empoisonnement portées pendant la pre-mière moitié du XIVe siècle contre les Lépreux et les Juifs; leurs relations avec les Epi-démies de peste. (Comptes-rendus du 4ième Congr. Int. d’Hist. Méd., 1927, 76-83).

66. Wickersheimer, E. La Peste noire à Strasbourg et le 'Régime' des 5 médecins strasbourgeois (3e Congr. Int. Hist. Méd., 1922, London, 54-60).

67. Willemsen, G. De pest te St. Nicolaas in 1666. (Overdruk zonder verdere vermel-ding, wsl. de 'Annales van den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas', Varia, 7 pp.).

68. Wouters, F. Poederlee vroeger en nu. 1972, 150 pp. 69. X. Verzameling van Graf- en Gedenkschriften in de provincie Antwerpen, Kanton

Herentals. Antwerpen, Buchman, zonder datum noch naam van de auteur. 70. X. De Zwarte Dood. (Spectrum, 5, 4, 1960, 49-5 1).

99