DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede...

138
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013 – 2014 DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK Masterproef van de opleiding 'Master in de rechten' Ingediend door Evelien De Winne Studentennr. 00900861 Promotor: Prof. Dr. Jan Bael Commissaris: Dhr. Daan De Witte

Transcript of DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede...

Page 1: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2013 – 2014

DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK

Masterproef van de opleiding

'Master in de rechten'

Ingediend door

Evelien De Winne

Studentennr. 00900861

Promotor: Prof. Dr. Jan Bael

Commissaris: Dhr. Daan De Witte

Page 2: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

DANKWOORD

De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning

die ik ontving uit mijn omgeving.

Mijn bijzondere dank gaat uit naar prof. Jan Bael, mijn promotor, en dhr. Daan De Witte, mijn

commissaris, voor het aanreiken van het onderwerp, de nuttige feedback en de suggesties voor

de opbouw van dit werk. Hun uitstekende begeleiding en inzicht waren een grote meerwaarde.

Een aantal mensen verdienen een eervolle vermelding. Ten eerste wil ik mr. Dirk De

Meulemeester bedanken voor de tijd die hij vrijmaakte om met mij te brainstormen over dit

onderwerp. Ten tweede wil ik dhr. Bjorn De Vriese, hoofdgriffier van het vredegerecht (2e

kanton) te Gent en dhr. Wim Orbie, hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper

bedanken voor de mogelijkheid die zij mij gaven om in ongepubliceerde rechtspraak te

grasduinen. Ten derde wens ik mr. Ann Maelfait te bedanken voor haar boeiende uiteenzetting

en voor de terbeschikkingstelling van haar documentatie over dit onderwerp.

Tot slot wens ik ook mijn familie en vrienden te bedanken voor alle steun die zij mij gaven. Daarbij

richt ik mij speciaal tot mijn ouders, die mij steeds aangemoedigd hebben en vele uren

gespendeerd hebben aan het nalezen van dit werk.

Page 3: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

1

INHOUDSTAFEL

Inleiding ............................................................................................................................................................ 6

Hoofdstuk 1: Het ontstaan en de ratio van de omzetting van het vruchtgebruik ................... 9

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................... 9

Afdeling 2: Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot ........................................................................ 9

Afdeling 3: Nadelen aan de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom ....................................... 10

Afdeling 4: Nood aan een oplossing ................................................................................................................. 11

Afdeling 5: De wet van 14 mei 1981: een mijlpaal ..................................................................................... 12

Afdeling 6: De langstlevende wettelijk samenwonende .......................................................................... 13

§ 1. Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende .................................................. 13

§ 2. Het omzettingsrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende ................................. 16

Hoofdstuk 2: De juridische kwalificatie en de kenmerken van het omzettingsrecht ......... 17

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 17

Afdeling 2: Omzetting van het vruchtgebruik sensu lato ......................................................................... 17

§ 1. Omzetting van het vruchtgebruik sensu stricto .............................................................................. 17

§ 2. Inkoop van de blote eigendom van de preferentiële goederen ............................................... 18

Afdeling 3: Juridische kwalificatie van de omzetting ................................................................................ 18

§ 1. Afzonderlijk vermogensbestanddeel? ................................................................................................ 18

§ 2. Verdeling krachtens artikel 815 BW? ................................................................................................. 19

Afdeling 4: Kenmerken van de omzetting ...................................................................................................... 21

§ 1. Persoonlijk karakter .................................................................................................................................. 21

§ 2. Geen openbare orde-karakter ............................................................................................................... 23

§ 3. Translatief karakter ................................................................................................................................... 24

§ 4. Deelbaar recht .............................................................................................................................................. 24

A. Ten aanzien van de goederen van de nalatenschap .................................................................... 24

B. Ten aanzien van de erfgenamen .......................................................................................................... 25

§ 5. Geen terugwerkende kracht ................................................................................................................... 25

Hoofdstuk 3: De rechthebbenden van het omzettingsrecht en de termijn waarbinnen zij

hun recht kunnen uitoefenen .................................................................................................................. 27

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 27

Afdeling 2: Samenloop van de langstlevende echtgenoot met afstammelingen van de erflater,

zijn geadopteerde kinderen of de afstammelingen daarvan .................................................................. 27

Afdeling 3: Samenloop van de langstlevende echtgenoot met andere erfgerechtigden ............. 30

§ 1. Omzettingsrecht van de langstlevende echtgenoot ...................................................................... 30

A. Omzetting sensu stricto ........................................................................................................................... 30

B. Inkoop van de blote eigendom ............................................................................................................. 30

§ 2. Omzettingsrecht van de blote eigenaars ........................................................................................... 32

Afdeling 4: Uitzonderingen op het initiatiefrecht ....................................................................................... 32

Page 4: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

2

§ 1. De omzetting van het vruchtgebruik op de preferentiële goederen ...................................... 32

§ 2. De omzetting van het vruchtgebruik op de goederen die aan het recht van wettelijke

terugkeer onderworpen zijn ........................................................................................................................... 36

Afdeling 5: Verzaking aan het omzettingsrecht ........................................................................................... 37

Hoofdstuk 4: Het voorwerp van het omzettingsrecht .................................................................... 38

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 38

Afdeling 2: Het vruchtgebruik dat krachtens de wet verkregen werd ............................................... 38

Afdeling 3: Het vruchtgebruik dat ingevolge testament verkregen werd ......................................... 39

Afdeling 4: Het vruchtgebruik dat ingevolge huwelijkscontract verkregen werd ........................ 39

Afdeling 5: Het vruchtgebruik dat ingevolge contractuele erfstelling verkregen werd.............. 41

Afdeling 6: Het vruchtgebruik van een tegenwoordig goed dat bij schenking verkregen werd

.......................................................................................................................................................................................... 42

Afdeling 7: Het vruchtgebruik dat ten bezwarende titel bekomen werd .......................................... 44

Afdeling 8: Het vruchtgebruik dat bekomen werd als accessorium van een overeenkomst met

derden ........................................................................................................................................................................... 44

Afdeling 9: Het vruchtgebruik op een goed dat slechts gedeeltelijk tot de nalatenschap

behoort .......................................................................................................................................................................... 46

Afdeling 10: Het vruchtgebruik dat voor 6 juni 1981 ontstaan is ........................................................ 47

Afdeling 11: Besluit .................................................................................................................................................. 48

Hoofdstuk 5: De modaliteiten van de omzetting.............................................................................. 50

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 50

Afdeling 2: Omzetting van het vruchtgebruik sensu stricto .................................................................... 51

§ 1. Omzetting in volle eigendom .................................................................................................................. 51

A. Begrip .............................................................................................................................................................. 51

B. Verdeling? ..................................................................................................................................................... 51

C. Moeilijkheden in de praktijk .................................................................................................................. 52

D. Voorwerp van de ruil ............................................................................................................................... 53

E. Gevolgen ......................................................................................................................................................... 53

§ 2. Omzetting in een geldsom ........................................................................................................................ 54

A. Begrip .............................................................................................................................................................. 54

B. De afkoopsom .............................................................................................................................................. 55

§ 3. Omzetting in een rente .............................................................................................................................. 56

A. Begrip .............................................................................................................................................................. 56

B. Rente ............................................................................................................................................................... 57

C. Indexatie ........................................................................................................................................................ 57

D. Waarborg ...................................................................................................................................................... 58

Afdeling 3: Inkoop van de blote eigendom van de preferentiële erfgoederen ................................ 59

Afdeling 4: Besluit .................................................................................................................................................... 59

Hoofdstuk 6: De conventionele wijziging van het recht van omzetting .................................. 61

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 61

Afdeling 2: Conventionele beperking van het omzettingsrecht ............................................................ 62

Page 5: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

3

§ 1. Principe ........................................................................................................................................................... 62

§ 2. De wettelijke uitzonderingen ................................................................................................................. 62

A. Ten voordele van de langstlevende echtgenoot ........................................................................... 63

1. Omzettingsrecht betreffende de preferentiële goederen ..................................................... 63

2. Verschil met de langstlevende wettelijk samenwonende .................................................... 64

B. Ten voordele van de afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverleden

echtgenoot ......................................................................................................................................................... 64

C. Verhouding tussen het vetorecht van de langstlevende echtgenoot en de bescherming

voor de afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater ................................................... 65

D. Besluit ............................................................................................................................................................ 65

§ 3. De door de rechtsleer gecreëerde uitzonderingen ....................................................................... 66

Afdeling 3: Conventionele uitbreiding van het omzettingsrecht ......................................................... 69

Afdeling 4: Wijzigingsmogelijkheid naargelang de oorsprong van het vruchtgebruik ............... 69

§ 1. Het omzettingsrecht van de langstlevende echtgenoot .............................................................. 69

A. Contractueel toegekend vruchtgebruik ........................................................................................... 69

B. Testamentair en intestaat vruchtgebruik........................................................................................ 70

C. Bij huwelijksvoordeel toegekend vruchtgebruik ......................................................................... 70

D. Bij contractuele erfstelling toegekend vruchtgebruik ............................................................... 71

E. Vruchtgebruik toegekend bij schenking buiten huwelijkscontract of wijzigingsakte van

het huwelijksvermogensstelsel ................................................................................................................ 71

§ 2. Het omzettingsrecht van de afstammelingen van de erflater ................................................... 73

A. Bij testament toegekend vruchtgebruik .......................................................................................... 73

B. Bij huwelijksvoordeel toegekend vruchtgebruik ......................................................................... 73

C. Bij contractuele erfstelling toegekend vruchtgebruik ................................................................ 73

Afdeling 5: Besluit .................................................................................................................................................... 74

Hoofdstuk 7: De waardering van het om te zetten vruchtgebruik ............................................. 75

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 75

Afdeling 2: Punt van discussie ............................................................................................................................ 75

Afdeling 3: De gevolgen van de finaliteit van de omzetting op de waardering .............................. 76

§ 1. Het standpunt van de minderheidsstrekking .................................................................................. 76

§ 2. Het standpunt van de meerderheidsstrekking ............................................................................... 77

§ 3. Besluit .............................................................................................................................................................. 78

Afdeling 4: Wettelijke waarderingscriteria ................................................................................................... 79

§ 1. Algemeen ........................................................................................................................................................ 79

§ 2. De waarde van de goederen ................................................................................................................... 80

§ 3. De opbrengst van de goederen .............................................................................................................. 80

§ 4. De schulden en de lasten aan de goederen verbonden ............................................................... 82

§ 5. De vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker ............................................................... 83

Afdeling 5: Waarderingsmethodes ................................................................................................................... 84

§ 1. Algemeen ........................................................................................................................................................ 84

§ 2. Methode van het Wetboek Successierechten en van het Wetboek Registratierechten . 85

Page 6: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

4

§ 3. Methode LEDOUX ........................................................................................................................................... 85

§ 3. Methode SCHRYVERS ..................................................................................................................................... 87

§ 4. Methode LEVIE, LEVIE, LEVIE ...................................................................................................................... 88

§ 5. Methode TAYMANS en GRÉGOIRE .............................................................................................................. 88

§ 6. Methode JAUMAIN .......................................................................................................................................... 89

§ 7. Methode DE WULF, BAEL en DE VOS........................................................................................................ 90

§ 8. Methode CLAEYS ............................................................................................................................................ 90

§ 9. Wetsontwerp houdende wijziging van de regelgeving omtrent de waardering van het

vruchtgebruik bij omzetting ............................................................................................................................ 91

§ 10. Besluit ............................................................................................................................................................ 92

Afdeling 6: Bijzondere bescherming voor de kinderen uit een vorige relatie van de

vooroverleden echtgenoot .................................................................................................................................... 93

Afdeling 7: Het uitgesteld of eventueel vruchtgebruik ............................................................................. 97

Hoofdstuk 8: De procedure tot omzetting van het vruchtgebruik ............................................ 99

Afdeling 1: Inleiding ................................................................................................................................................ 99

Afdeling 2: Minnelijke omzetting van het vruchtgebruik ........................................................................ 99

§ 1. Algemeen ........................................................................................................................................................ 99

§ 2. Bekwaamheid ............................................................................................................................................. 100

§ 3. Vormvereisten ........................................................................................................................................... 100

Afdeling 3: Gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik ................................................................ 101

§ 1. Algemeen ..................................................................................................................................................... 101

§ 2. Inleiding van de procedure .................................................................................................................. 101

§ 3. Tussenkomst van een deskundige of notaris ................................................................................ 102

§ 4. Bevoegdheid van de rechter ................................................................................................................ 102

1. Geen beoordelingsbevoegdheid ........................................................................................................ 103

2. Discretionaire appreciatiebevoegdheid ......................................................................................... 103

A. Algemeen ............................................................................................................................................... 103

B. Beknopte rechtspraakanalyse ...................................................................................................... 104

C. Schriftelijke parlementaire vraag aan de minister van Justitie ....................................... 111

D. Besluit ..................................................................................................................................................... 111

§ 5. Afwikkeling van de omzetting ............................................................................................................. 112

A. Door de rechtbank .................................................................................................................................. 112

B. Taak van de notaris ................................................................................................................................ 114

Hoofdstuk 9: De fiscale aspecten van de omzetting van het vruchtgebruik ........................ 116

Afdeling 1: Inleiding ............................................................................................................................................. 116

Afdeling 2: Behandeling in het registratierecht ........................................................................................ 116

§ 1. Principe ......................................................................................................................................................... 116

§ 2. Toepassingsvoorwaarden ..................................................................................................................... 117

§ 3. Heffingsregels ............................................................................................................................................ 118

§ 4. Verplichting tot registratie ................................................................................................................... 118

Afdeling 3: Besluit ................................................................................................................................................. 118

Page 7: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

5

Hoofdstuk 10: De gevolgen van de omzetting van het vruchtgebruik ................................... 120

Afdeling 1: Inleiding .............................................................................................................................................. 120

Afdeling 2: Hereniging van de volle eigendom .......................................................................................... 120

Afdeling 3: Herverdeling actief en passief van de nalatenschap ........................................................ 120

Afdeling 4: Geen beschermingsmaatregelen krachtens art. 745ter BW meer vereist .............. 121

Afdeling 5: Definitief verworven erfgoederen ........................................................................................... 121

Afdeling 6: Invloed van de omzetting op inkorting of inbreng ........................................................... 122

Hoofdstuk 11: Besluit .............................................................................................................................. 123

Bibliografie .................................................................................................................................................. 127

Page 8: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

6

INLEIDING

1. Een overlijden in de familie zorgt niet alleen voor veel verdriet, maar ook voor onzeker-

heid over wat er zal gebeuren met het vermogen van de overledene. Wanneer de overledene geen

andere erfgenamen nalaat dan zijn echtgenoot, erft deze de volle eigendom van de nalatenschap

en is er geen probleem. Wanneer de langstlevende echtgenoot1 echter met de kinderen of met

andere erfgenamen van de eerststervende overblijft, erft de langstlevende echtgenoot ab

intestato minstens het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap van de overledene, de andere

erfgenamen erven de blote eigendom. De nalatenschap wordt dus opgesplitst in vruchtgebruik

en blote eigendom. Deze opsplitsing kan in sommige situaties zeer nadelige gevolgen hebben

voor de vruchtgebruiker, voor de blote eigenaars en zelfs voor het algemeen belang2. Dit heeft de

wetgever ertoe gebracht te voorzien in de figuur van de omzetting van het vruchtgebruik. Vrucht-

gebruik dat wordt omgezet, wordt vervangen door een ander recht of een ander goed van

dezelfde waarde3. De wetgever heeft daarnaast ook voorzien in een speciale regeling die het voor

de langstlevende echtgenoot mogelijk maakt om niet meer afhankelijk te moeten zijn van de blote

eigenaars voor wat betreft de gezinswoning en het huisraad dat zich in de gezinswoning bevindt.

Dit is de regeling van de inkoop van de blote eigendom, dewelke de langstlevende toelaat de blote

eigendom af te kopen van de blote eigenaars. Op deze twee manieren kan er aldus een einde

gemaakt worden aan de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom tussen de langstlevende

echtgenoot en de erfgenamen waarmee hij in samenloop tot de nalatenschap komt.

De mogelijkheid tot omzetting bestaat in principe voor ieder vruchtgebruik. Als zowel de vrucht-

gebruiker als de blote eigenaars meerderjarig en bekwaam zijn, kan de omzetting verwezenlijkt

worden in onderling akkoord. Hier hoeft geen rekening gehouden te worden met de wettelijke

beperkingen en er kunnen ook andere dan de wettelijk vastgelegde criteria in acht genomen

worden. Wanneer er tussen de partijen echter geschillen rijzen omtrent de mogelijkheid of de

modaliteiten van de omzetting, zal een gerechtelijke procedure gestart moeten worden. De

wettelijke regeling van de omzetting betreft enkel het vruchtgebruik dat de langstlevende

echtgenoot uitoefent op de goederen van de overleden echtgenoot.

2. Wat voorligt is een analyse van de regeling van de omzetting van het vruchtgebruik in

ruime zin. Het opzet van deze masterproef bestaat er in de knelpunten van de omzettingsregeling

bloot te leggen, nieuwe inzichten te bieden en te analyseren hoe de rechtspraak uitwerking

gegeven heeft aan de wettelijke omzettingsregeling.

1 In dit werk wordt in het belang van de leesbaarheid telkens de term “langstlevende echtgenoot” gebruikt. Het spreekt voor zich dat wat voor de langstlevende echtgenoot geldt, ook geldt voor de langstlevende echtgenote. 2 J. VERSTRAETE, “Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen.”, T.Not. 2010, 376. 3 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 804; A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamen-gestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE; A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 328.

Page 9: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

7

3. In het eerste hoofdstuk van dit werk wordt de voorgeschiedenis van de omzettings-

regeling geschetst. Er wordt toegelicht aan welke problemen de omzettingsregeling het hoofd

tracht te bieden en wat de ratio van de regeling is. Er wordt ook besproken of op de langstlevende

wettelijk samenwonende dezelfde regeling van toepassing is en wat de verschillen zijn tussen

zijn situatie en die van de langstlevende echtgenoot.

In het tweede hoofdstuk wordt de aard van de omzettingsregeling onderzocht. Daarbij wordt

eerst ingegaan op de term “omzetting sensu lato”, die zowel de regeling van de omzetting sensu

stricto als de regeling van inkoop van de blote eigendom omvat. Daarna wordt ingegaan op

verschillende discussies omtrent de kwalificatie van het omzettingsrecht. Nadien volgt de

bespreking van de andere karakterkenmerken van de omzettingsregeling en hun gevolgen.

In het derde hoofdstuk wordt geschetst wie het recht bezit om de omzetting van het vrucht-

gebruik te vorderen en binnen welke termijn dat dient te gebeuren. Er wordt een onderscheid

gemaakt tussen de situatie waarin de langstlevende in samenloop komt met afstammelingen van

de erflater en de situatie waarin de langstlevende in samenloop komt andere erfgenamen. Er

wordt ook ingegaan op de uitzonderingen op het recht om de omzetting te vorderen en op de

mogelijkheid om er aan te verzaken.

In het vierde hoofdstuk wordt geanalyseerd welk vruchtgebruik het voorwerp kan zijn van de

omzettingsregeling. Zoals gezegd kan elk vruchtgebruik het voorwerp zijn van de minnelijke

omzetting. Bij de gerechtelijke procedure worden er echter strenge eisen gesteld, zowel door de

wet als door de rechtsleer. Ook de discussies die ter zake gerezen zijn, worden behandeld.

In het vijfde hoofdstuk wordt toegelicht welke omzettingsmodaliteiten de wetgever voorzien

heeft en hoe deze door de praktijk worden ingevuld. Ook de inkoop van de blote eigendom wordt

in dit hoofdstuk besproken.

In het zesde hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag of de erflater het omzettings-

recht kan beperken, uitsluiten of uitbreiden. De vraag rijst of de erflater er voor zijn dood al voor

kan zorgen dat de verhouding tussen de blote eigenaars en de vruchtgebruiker onaantastbaar zal

zijn, zodat de langstlevende niet zal moeten vrezen voor een vordering tot omzetting en

waardoor tevens verhinderd wordt dat de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen tegen

de wil van de blote eigenaars in vervreemd kunnen worden op verzoek van de vruchtgebruiker.

In het zevende hoofdstuk wordt onderzocht hoe het vruchtgebruik bij de omzetting gewaardeerd

dient te worden. Eerst zal ingegaan worden op de punten van discussie die ter zake bestaan.

Daarna wordt ingegaan op de finaliteit van de omzettingsregeling en het belang daarvan voor de

waardering van het vruchtgebruik. Nadien worden de wettelijke waarderingscriteria en enkele

door de praktijk ontwikkelde waarderingsmethodes besproken. Uiteindelijk volgen twee

bijzonderheden: de bescherming voor de stiefkinderen en het uitgesteld vruchtgebruik.

Page 10: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

8

In het achtste hoofdstuk worden de procedurele aspecten van de omzetting van het vrucht-

gebruik behandeld. Eerst komt de minnelijke omzetting aan bod, nadien de gerechtelijke

procedure. Bij de gerechtelijke omzetting wordt geanalyseerd hoe de rechter zijn appreciatie-

bevoegdheid in de praktijk uitoefent. Ook wordt de taak van de notaris toegelicht.

In het negende hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de fiscale aspecten van de omzettings-

regeling. Door toepassing van het evenredig verdelingsrecht op de omzetting heeft de wetgever

erkend dat de opsplitsing van het eigendomsrecht in blote eigendom en vruchtgebruik niet altijd

wenselijk is. Het principe, de toepassingsvoorwaarden en de heffingsregels van deze verdelings-

taks worden in dit hoofdstuk toegelicht. Er wordt ook kort ingegaan op de registratieplicht

betreffende de omzettingsakte.

In het tiende hoofdstuk worden de belangrijkste gevolgen van de omzetting toegelicht. Het

eigendomsrecht zal niet meer opgesplitst, maar terug volledig in handen van één partij zijn. Het

actief en het passief van de nalatenschap van de erflater worden herverdeeld. De beschermings-

maatregelen voor de blote eigenaars zullen niet meer nodig zijn. De ingevolge omzetting

toebedeelde erfgoederen zullen definitief verworven zijn. Tot slot wordt toegelicht dat er geen

beïnvloeding is van hetgeen ingebracht of ingekort is.

In het laatste hoofdstuk van deze uiteenzetting wordt bij wijze van besluit een evaluatie gemaakt

van de inmiddels dertig jaar bestaande omzettingsregeling, alsook nagegaan waar er nood is aan

nieuw wetgevend optreden.

Page 11: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

9

HOOFDSTUK 1: HET ONTSTAAN EN DE RATIO VAN DE OMZETTING

VAN HET VRUCHTGEBRUIK

Afdeling 1: Inleiding

4. Om te begrijpen waarom de wetgever de omzettingsregeling in het leven geroepen heeft,

moet men eerst de positie van de langstlevende echtgenoot in het erfrecht kennen. Daarom wordt

dit eerst kort toegelicht. Daarna wordt uiteengezet welke nadelen de opsplitsing van het

eigendomsrecht in vruchtgebruik en blote eigendom kan veroorzaken voor de partijen, alsook de

oplossing die de wetgever hiervoor ontwikkeld heeft. Daarna wordt de vergelijking gemaakt met

omzettingsregeling voor wettelijk samenwonenden.

Afdeling 2: Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot

5. Het erfrechtelijk aandeel dat aan de langstlevende echtgenoot toekomt, verschilt naar-

gelang de erfgenamen waarmee hij in samenloop komt4. Wanneer de langstlevende echtgenoot

als enige erfgerechtigde tot de nalatenschap komt, erft hij, ingevolge de wettelijke devolutie, de

volle eigendom van de gehele nalatenschap (art. 745bis § 1, lid 3 BW). Wanneer de langstlevende

echtgenoot samen met afstammelingen van de overledene tot de nalatenschap komt, verkrijgt de

langstlevende het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap (art. 745bis § 1, lid 1 BW). De nalaten-

schap omvat daarbij niet alleen de eigen goederen van de erflater, maar ook zijn aandeel in het

gemeenschappelijk vermogen, de ingekorte goederen en in beginsel ook de goederen die als

voorschot op erfdeel geschonken werden. Wanneer de langstlevende echtgenoot samen met

andere erfgerechtigden dan afstammelingen van de erflater tot de nalatenschap komt, erft hij het

vruchtgebruik op de eigen goederen van de erflater en de volle eigendom van het deel van de

erflater in het gemeenschappelijk vermogen (art. 745bis § 1, lid 2 BW). 5

6. Door toekenning van vruchtgebruik aan de langstlevende echtgenoot en blote eigendom

aan de andere erfgenamen, heeft de wetgever getracht twee moeilijk verenigbaar lijkende

belangen met elkaar te verzoenen. Enerzijds wil men de langstlevende echtgenoot zo lang

mogelijk garantie bieden op de levensstandaard die hij voor het overlijden van zijn echtgenoot

had. Anderzijds wil men vermijden dat de eigendomsrechten op de nalatenschapsgoederen voor

de eigen familie verloren gaan. 6

4 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 268. 5 J. VERSTRAETE, “Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen.”, T.Not. 2010, 375. 6 J. VERSTRAETE, “Omzetting vruchtgebruik/Doel van de omzettingsregel” in A-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 73.

Page 12: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

10

Afdeling 3: Nadelen aan de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom

7. De opsplitsing van het eigendomsrecht in vruchtgebruik en blote eigendom wordt

algemeen beschouwd als een correcte optie die vergroeid is met onze volksaard. Toch heeft deze

opsplitsing vele nadelen, zowel op juridisch, praktisch als economisch vlak7, en dit zowel voor de

partijen als voor het algemeen belang8. De gedwongen verhouding die ontstaat tussen de vrucht-

gebruiker en de blote eigenaars heeft een systematische opsplitsing van vele eigendommen tot

gevolg9. Behoudens overeenkomst tussen vruchtgebruiker en blote eigenaars, kan het goed niet

verkocht worden in volle eigendom waardoor het goed vaak uit de handel is10. Bovendien kan

het vermogensbeheer dat de vruchtgebruiker of de blote eigenaars voor ogen hebben in vele

gevallen niet verwezenlijkt worden als gevolg van de opsplitsing van het eigendomsrecht11.

8. De vruchtgebruiker, die vooral geïnteresseerd is in de inkomsten die het goed hem

opleveren, zal wellicht ook niet steeds (tijdig) zorgen voor de behoorlijke instandhouding en het

onderhoud van het goed waarvan hij het vruchtgebruik geniet12. Doordat het blote eigendoms-

recht vaak verspreid wordt over meerdere personen, zal ook vanuit die hoek geen krachtdadig

optreden verwacht moeten worden. Vele blote eigenaars zullen immers naar de andere blote

eigenaars kijken zonder zelf initiatief te nemen. Bovendien zullen vele blote eigenaars proberen

de kosten te ontvluchten die zich aan hen opdringen, te meer omdat ze nog niet kunnen

beschikken over inkomsten uit de goederen. 13

9. Een ander nadeel van de opsplitsing van het eigendomsrecht is het geblokkeerd geraken

van de kapitalen bij grote vermogens ten nadele van de actieve generatie14. De kinderen hebben

enkel de blote eigendom van de kapitalen die hen nagelaten zijn door hun eerststervende ouder,

waardoor zij er geen investeringen mee kunnen doen. Bij het latere overlijden van de langst-

levende echtgenoot zijn de kinderen soms een aantal decennia ouder en niet meer of minder

geneigd om te investeren of het kapitaal te gebruiken. Ook kredietverlening wordt geblokkeerd

7 Ontwerp van wet tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, verslag namens de commissie voor de justitie uitgebracht door de heer COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 18 (hierna verkort Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2); M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 8 J. VERSTRAETE, “Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen.”, T.Not. 2010, 376. 9 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 10 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 44; A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 40. 11 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 18; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 774. 12 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45. 13 J. VERSTRAETE, “Omzetting vruchtgebruik/Doel van de omzettingsregel” in A-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 73. 14 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 55.

Page 13: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

11

door de eigendomsopsplitsing: het is vrijwel uitgesloten dat een hypotheek verleend zal worden

op een onverdeeld part in de blote eigendom15.

10. De onderlinge spanningen als gevolg van een niet optimale verstandhouding tussen de

vruchtgebruiker en de blote eigenaars mogen niet onderschat worden16. De gedwongen relatie

tussen de langstlevende echtgenoot en de andere erfgenamen kan tot veel frustraties aanleiding

geven. Beiden partijen zitten gevangen in een positie waarin ze afhankelijk zijn van elkaar. De

langstlevende echtgenoot wil zo weinig mogelijk inmenging en bemoeienissen van de andere

erfgenamen. De andere erfgenamen willen daarentegen zo veel mogelijk inspraak hebben over

het goed waarvan zij voorlopig enkel de blote eigendom hebben. Dat ze zullen moeten wachten

tot de langstlevende echtgenoot overleden is om de erfenis in volle eigendom in handen te

krijgen, is vaak een harde noot17. Het spreekt voor zich dat de situatie in wedersamengestelde

gezinnen in veel gevallen nog delicater is18.

Afdeling 4: Nood aan een oplossing

11. Wanneer het vruchtgebruik niet snel lijkt te zullen eindigen, de leeftijd en de

gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker in aanmerking genomen, kan dit beide partijen

ertoe brengen opties te onderzoeken om uit hun gedwongen verhouding te stappen. De langst-

levende echtgenoot zou kunnen proberen zijn vruchtgebruik te verkopen, maar hij zal slechts op

weinig interesse kunnen rekenen voor deze speculatieve aankoop. Bovendien kunnen de blote

eigenaars zich verzetten tegen deze verkoop. Ook de blote eigenaars zullen weinig succes kennen

wanneer zij hun blote eigendom wensen te verkopen als het vruchtgebruik in handen is van een

jonge, gezonde vruchtgebruiker. Dit blijkt overigens voor de blote eigenaars zelf ook niet ideaal,

want zij laten op die manier de erfgoederen uit de familie verdwijnen. Wellicht is dit het laatste

dat zij wensen. Er is duidelijk nood aan een andere oplossing. 19

12. Een vordering tot uitonverdeeldheidtreding krachtens artikel 815 BW zal ook geen einde

kunnen stellen aan de gedwongen verhouding tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaars.

De vruchtgebruiker en de blote eigenaars hebben immers geen gelijke zakelijke rechten op het

goed. Er kan daardoor tussen hen van een onverdeeldheid of een mede-eigendom geen sprake

15 J. VERSTRAETE, “Omzetting vruchtgebruik/Doel van de omzettingsregel” in A-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 73. 16 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 774. 17 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 273. 18 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 40. 19 J. VERSTRAETE, “Omzetting vruchtgebruik/Doel van de omzettingsregel” in A-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 73.

Page 14: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

12

zijn20. Noch door de vruchtgebruiker, noch door de blote eigenaars kan een vordering tot

uitonverdeeldheidtreding ingesteld worden21.

Afdeling 5: De wet van 14 mei 1981: een mijlpaal

13. De wetgever zag zelf in dat er dringend nood was aan een oplossing voor de vele nadelige

gevolgen van de opsplitsing van het eigendomsrecht van de nalatenschapsgoederen22. In 189623

werd, geïnspireerd door het algemeen belang24, voorzien in de mogelijkheid om het vrucht-

gebruik om te zetten25, waardoor vruchtgebruik en blote eigendom onder bepaalde voorwaarden

opnieuw herenigd kunnen worden (art. 745quater § 1 BW).

14. In de wet van 14 mei 198126 werd de mogelijkheid tot omzetting van het vruchtgebruik

uitgebreid op verschillende vlakken, met name voor wat betreft de omzettingsmodaliteiten, het

initiatiefrecht, de termijn waarbinnen de vordering tot omzetting ingesteld kan worden en de

oorsprong van het vruchtgebruik. De wet van 14 mei 1981 heeft ook de positie van de

langstlevende echtgenoot sterk verbeterd waardoor deze zelfs gezien kan worden als grootste

rechthebbende van het leerstuk van de omzetting van het vruchtgebruik. De langstlevende

echtgenoot treedt sinds de wet van 14 mei 1981 immers op als volwaardige en regelmatige

erfgenaam die beschikt over ab intestato en reservataire erfrechten in de nalatenschap van de

echtgenoot. 27

De omzetting van het vruchtgebruik kan in onderlinge overeenstemming tussen de vrucht-

gebruiker en de blote eigenaars te allen tijde worden doorgevoerd, en aldus een einde stellen aan

het vruchtgebruik, op de wijze die zij bepalen28. In bepaalde gevallen kan de omzetting op

verzoek van de blote eigenaars of van de vruchtgebruiker tegen de wil van de wederpartij door

de rechter worden opgelegd29. In de meeste gevallen echter komen de vruchtgebruiker en de

20 A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE; A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 329; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 159; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 210; A. Verbeke, “Creatief met vruchtgebruik”, T.Not. 1999, 536. 21 In Frankrijk zijn de regels betreffende overeenkomsten inzake mede-eigendom wel van toepassing op de situatie tussen vruchtgebruikers en blote eigenaars (art. 815-18 CC: "Les dispositions des articles 815 à 815-17 sont applicables aux indivisions en usufruit en tant qu'elles sont compatibles avec les règles de l'usufruit"). 22 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 18. 23 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 210. 24 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 25 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 55. 26 Wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, BS 27 mei 1981 (in werking getreden op 6 juni 1981). 27 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 28 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 55. 29 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 302.

Page 15: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

13

blote eigenaars tot een minnelijk akkoord. Slechts een minderheid van de omzettingsgeschillen

moet door de rechter beslecht worden30.

15. De wetgever heeft naast de figuur van de omzetting ook voorzien in een aantal

beschermingsmaatregelen voor de blote eigenaar. Deze zijn in het leven geroepen om wanbeheer

of kwade trouw van de vruchtgebruiker tegen te gaan. De blote eigenaars kunnen eisen dat er

een boedelbeschrijving van de roerende goederen wordt opgemaakt, dat er een staat van de

onroerende goederen wordt opgemaakt, dat de geldsommen worden belegd en dat de effecten

aan toonder ofwel in inschrijvingen op naam worden omgezet ofwel op een gemeenschappelijke

bankrekening worden gedeponeerd, naar keuze van de langstlevende echtgenoot (art. 745ter

BW). Op deze beschermingsmaatregelen wordt in deze uiteenzetting niet verder ingegaan.

Afdeling 6: De langstlevende wettelijk samenwonende

§ 1. Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende

16. Pas in 2007 werd ook een intestaat erfrecht ten voordele van de langstlevende wettelijk

samenwonende ingevoerd (wet van 28 maart 200731). Dit erfrecht verschilt evenwel danig van

het erfrecht van de langstlevende echtgenoot. Het is immers beperkt tot het vruchtgebruik van

het onroerend goed dat het gezin tijdens het samenwonen tot gemeenschappelijke verblijfplaats

diende en van het daarin aanwezige huisraad, of, wanneer de woning werd gehuurd, tot het recht

op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de

vooroverleden wettelijke samenwonende het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende

en het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad (art. 745octies § 1, lid 1 en 2 BW). Boven-

dien is het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende niet reservatair en zijn zijn

erfaanspraken steeds dezelfde, ongeacht de hoedanigheid van de erfgenamen met wie hij tot de

nalatenschap komt32.

17. De wetgever is helaas zeer onnauwkeurig geweest bij de omschrijving van het voorwerp

van de erfaanspraken van de langstlevende wettelijk samenwonende, hetgeen voor de nodige

discussies zorgt.

Een eerste inconsistentie is te vinden in de vergelijking van het erfrecht van de langstlevende

echtgenoot en het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende. De langstlevende

30 E. ADRIAENS, “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 235. 31 Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007. 32 R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, 443; W. PINTENS, C. DECLERCK

en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 282.

Page 16: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

14

wettelijk samenwonende krijgt het vruchtgebruik van “het onroerend goed dat tijdens het samen-

wonen tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende” (art. 745octies § 1, lid 1 BW). De langst-

levende echtgenoot krijgt daarentegen het vruchtgebruik van “het onroerend goed dat bij het

openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende” (art. 745quater § 4 BW).

Het spreekt voor zich dat dit verschil in bewoording een voedingsbodem voor discussies is.

Volgens sommigen kan de langstlevende wettelijk samenwonende kiezen op welk onroerend

goed hij zijn recht van vruchtgebruik toepassing zal laten vinden33. Anderen zijn van mening dat

de wetgever hier bedoeld heeft dat de langstlevende wettelijk samenwonende het vruchtgebruik

op alle gemeenschappelijke verblijfplaatsen krijgt34. Een derde strekking neemt aan dat art.

745octies § 1, lid 1 BW doelt op exact dezelfde goederen als de preferentiële goederen van art.

745quater § 4 BW en art. 915bis § 2 BW35. Deze laatste strekking draagt ook mijn voorkeur weg.

Een tweede inconsistentie is te vinden binnen het erfrecht van de langstlevende wettelijk samen-

wonende. In art. 745octies § 1, lid 1 BW spreekt de wetgever over het vruchtgebruik van “het

onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats

diende”. Deze bewoording impliceert dat de langstlevende wettelijk samenwonende zijn erf-

rechtelijke aanspraken op het vruchtgebruik op de preferentiële goederen niet verliest wanneer

de wettelijk samenwonenden op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap feitelijk

gescheiden leefden36. Art. 745octies § 1, lid 2 BW betreft het recht op huur en heeft het over “het

onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk

samenwonende het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende”. Wanneer de wettelijk

samenwonenden feitelijk gescheiden leefden op het ogenblik van het overlijden van de eerst-

stervende, zal de langstlevende wettelijk samenwonende het recht op huur niet kunnen

verkrijgen. Er lijkt geen objectieve verantwoording voor dit verschil voorhanden. In het geval

waarin de samenwonenden niet gescheiden leefden op het ogenblik van het overlijden van de

eerststervende, kan men zich de vraag stellen of de langstlevende lid 1 en lid 2 kan combineren

en aldus kan genieten van zowel het vruchtgebruik van een onroerend goed als het recht op huur

van een ander onroerend goed. Ook al is dit theoretisch mogelijk, toch kan men twijfelen aan het

antwoord, daar de cumulatie van beide erfaanspraken volgens de parlementaire voorbereiding

niet de bedoeling van de wetgever was37.

33 H. CASMAN, “Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende – een eerste commentaar”, Not.Fisc.M. 2007, 129; C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 61. 34 A. MAYEUR, “Droits successoraux du cohabitant légal survivant”, Droits de succession 2007, afl. 8, 2. 35 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 80; M. PUELINCKX-COENE, “Bedenkingen bij de integratie van het bescheiden erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende in het bestaande erfrecht”, TPR 2007, 1905; C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 22. 36 H. CASMAN, “Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende – een eerste commentaar”, Not.Fisc.M. 2007, 128; R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, 448. 37 Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 11-12; R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, 448; C. CASTELEIN, Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 63.

Page 17: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

15

Page 18: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

16

§ 2. Het omzettingsrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende

18. Bij de wet van 28 maart 200738 werden de regelen inzake de omzetting van het vrucht-

gebruik van de langstlevende echtgenoot van overeenkomstige toepassing verklaard op het

erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende (art. 745octies § 3

BW). Doordat het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende echter beperkter is dan

dat van de langstlevende echtgenoot, heeft zijn omzettingsrecht een beperkter toepassings-

gebied.

19. In voorliggend werk mag men er van uit gaan dat wat geldt voor de langstlevende

echtgenoot eveneens geldt voor de langstlevende wettelijk samenwonende, tenzij uitdrukkelijk

anders aangegeven.

38 Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007.

Page 19: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

17

HOOFDSTUK 2: DE JURIDISCHE KWALIFICATIE EN DE KENMERKEN

VAN HET OMZETTINGSRECHT

Afdeling 1: Inleiding

20. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit drie componenten. Eerst wordt kort het mechanisme van

de omzettingsregeling toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de juridische kwalificatie van het

omzettingsrecht, hetgeen een heikel punt blijkt. Door sommigen wordt aangenomen dat het een

afzonderlijk vermogensbestanddeel is, dat de langstlevende echtgenoot uit de nalatenschap put.

Anderen argumenteren dat het omzettingsrecht nog niet aanwezig was in het vermogen van de

erflater. Ook over de kwalificatie van de omzetting als verdeling of een met de verdeling gelijk-

gestelde rechtsfiguur bestaat geen eensgezindheid. Nadien worden de belangrijkste kenmerken

van het omzettingsrecht besproken: het persoonlijk karakter, geen openbare orde-karakter, het

translatief karakter, de deelbaarheid en de non-retroactiviteit.

Afdeling 2: Omzetting van het vruchtgebruik sensu lato

21. De omzetting van het vruchtgebruik sensu lato is een specifieke wijze van beëindiging van

het vruchtgebruik waarbij het vruchtgebruik vervangen wordt door een ander recht of een ander

goed van dezelfde waarde39. Het omzettingsrecht sensu lato bevat twee componenten: het

omzettingsrecht sensu stricto enerzijds en het recht om de inkoop van de blote eigendom van de

preferentiële goederen te eisen anderzijds.

§ 1. Omzetting van het vruchtgebruik sensu stricto

22. Het omzettingsrecht sensu stricto is krachtens art. 745quater § 1 BW het recht van de

langstlevende echtgenoot of de blote eigenaars om te vorderen dat het vruchtgebruik geheel of

gedeeltelijk wordt omgezet in volle eigendom, in een geldsom of in een gewaarborgde en

geïndexeerde rente40. Het resultaat van de omzetting is dat de blote eigenaars de goederen in

volle eigendom in hun vermogen krijgen, terwijl de langstlevende een geldsom of rente in de

plaats krijgt. Enkel bij omzetting in volle eigendom krijgen zowel de langstlevende echtgenoot als

de blote eigenaars goederen in volle eigendom in hun vermogen.

39 A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 328; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 804. 40 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160.

Page 20: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

18

§ 2. Inkoop van de blote eigendom van de preferentiële goederen

23. Het inkooprecht van de langstlevende echtgenoot is het recht van de langstlevende om

de blote eigendom van de preferentiële goederen die deel uitmaken van de nalatenschap41 af te

kopen van de blote eigenaars wanneer zij geen afstammelingen van de erflater zijn (art.

745quater § 2, lid 2 BW). Dit recht heeft dus een beperkter toepassingsveld dan het

omzettingsrecht sensu stricto: het komt enkel toe aan de langstlevende echtgenoot, het betreft

uitsluitend de preferentiële goederen en het kan slechts toegepast worden wanneer de blote

eigenaars geen afstammelingen van de erflater zijn. Het resultaat van de inkoop is dat de

langstlevende volle eigenaar wordt van de gezinswoning en het huisraad, terwijl de blote

eigenaars gelden in de plaats krijgen.

Afdeling 3: Juridische kwalificatie van de omzetting

§ 1. Afzonderlijk vermogensbestanddeel?

24. Door sommigen42 wordt het omzettingsrecht gekwalificeerd als een afzonderlijk

vermogensbestanddeel dat de langstlevende echtgenoot terugvindt in de nalatenschap en aldus

verkrijgt ingevolge erfopvolging.

25. Tegenstanders43 van voorgaande stelling argumenteren dat het omzettingsrecht nog niet

aanwezig is in het vermogen van de erflater waardoor het ook niet door erfopvolging kan over-

gaan. In deze opvatting is het omzettingsrecht een bijkomend recht dat verbonden is aan de

hoedanigheid van het vruchtgebruik dat op de vruchtgebruiker en/of de blote eigenaars overgaat

ingevolge het overlijden van de erflater. Deze redenering leidt ertoe dat de kinderen van een

erfgenaam met omzettingsrecht dit omzettingsrecht niet zullen erven als die erfgenaam zelf nog

geen omzetting vroeg44.

26. Mijns inziens zal het omzettingsrecht pas ontstaan na het openvallen van de

nalatenschap. Het kan aldus geen afzonderlijk bestanddeel zijn dat uit de nalatenschap van de

erflater geput wordt, waardoor de eerste stelling verworpen wordt. Ook bij de tweede stelling

kan men zich vragen stellen. Want volgens deze redenering zullen de kleinkinderen van de

erflater die bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen wel over een omzettingsrecht

beschikken, terwijl de kleinkinderen die de blote eigendom erven door overdracht ten algemene

titel bij overlijden van hun ouder (na het overlijden van de erflater) niet over een omzettingsrecht

41 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 218. 42 M. PUELINCKX-COENE, “De grote promotie van de langstlevende echtgenote. Beschouwingen bij de integratie van de wet van 14 mei 1981 in het bestaande recht”, TPR 1981, 643. 43 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160. 44 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 809.

Page 21: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

19

zullen beschikken. Dit leidt wellicht tot ongewenste gevolgen en doet vraagtekens ontstaan over

de objectieve verantwoording van de ongelijke positie tussen deze kleinkinderen.

§ 2. Verdeling krachtens artikel 815 BW?

27. Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen moet, zoals hierboven reeds

kort werd aangehaald, onderscheiden worden van het recht om een uitonverdeeldheidtreding of

verdeling te kunnen vorderen45. Artikel 815 BW geeft aan onverdeelde mede-eigenaars te allen

tijde het recht om de uitonverdeeldheidtreding te vorderen. Een uitonverdeeldheidtreding is

logischerwijs slechts mogelijk als er een onverdeeldheid bestaat tussen de partijen. Van een

onverdeeldheid kan pas sprake zijn als verschillende partijen dezelfde zakelijke rechten op een

bepaald goed hebben, hetgeen niet het geval is bij de vruchtgebruiker en de blote eigenaar46. Het

is voor hen onmogelijk om artikel 815 BW in te roepen met het oog op het beëindigen van de

verhouding vruchtgebruik – blote eigendom47.

28. Ondanks het feit dat er niet aan de vereisten voldaan is om artikel 815 BW te kunnen

inroepen, bestaat er onenigheid over de vraag of de omzetting van het vruchtgebruik als een

verdeling gekwalificeerd kan worden. Het positief beantwoorden van deze vraag heeft

belangrijke gevolgen. Ten eerste zal de omzetting van het vruchtgebruik dan krachtens art. 887

BW aanvechtbaar zijn voor benadeling voor meer dan een vierde48. Ten tweede is het voorrecht

verbonden aan de vordering tot betaling van een opleg dan ook toepasselijk op de geldsom die

de blote eigenaars aan de langstlevende echtgenoot verschuldigd zijn bij de omzetting in een som

geld49. Ten derde is er in dat geval ook een vrijwaringsverplichting50.

29. Pro de kwalificatie van de omzetting van het vruchtgebruik als verdeling of als een met

de verdeling gelijkgestelde rechtshandeling kan geargumenteerd worden dat de omzetting,

ondanks het niet bestaan van een onverdeeldheid tussen de vruchtgebruiker en de blote

eigenaars, hoe dan ook een einde maakt aan het samen gerechtigd zijn op hetzelfde goed51.

45 Voor de wet van 14 mei 1981 werd het beperkt omzettingsrecht als een verdeling beschouwd. De omzetting moest gevraagd worden binnen een tijdspanne van 1 jaar na het openvallen van de nalatenschap. De omzetting kon enkel gebeuren in een geïndexeerde rente en moest het gehele vruchtgebruik tot voorwerp hebben. Deze omzetting had een retroactief karakter en werkte terug tot het overlijden van de erflater (oud art. 767, II, § 7 BW). A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vrucht-gebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 159. 46 Gent 3 april 2003, NJW 2003, afl. 53, 1374; Antwerpen 25 mei 1998, T.Not. 1999, 67. 47 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 48 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 213. 49 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 807; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 248. 50 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160. 51 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 189; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER

MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 273.

Page 22: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

20

Bovendien resulteert de omzetting van het vruchtgebruik in het toekennen van rechten aan de

vruchtgebruiker en de blote eigenaars die gelijkwaardig zijn aan hetgeen ze voorheen bezaten52,

geheel in overeenstemming met het doel van de verdeling. Heel wat regelen met betrekking tot

de verdeling zijn ook van toepassing op de omzetting53. In beide procedures moeten alle

medegerechtigden betrokken worden. De vordering tot omzetting kan net zoals bij de verdeling

tot gevolg hebben dat de in het geding zijnde goederen openbaar verkocht worden. De notaris

kan bij de omzetting ook tussenkomen, net als bij de verdeling (art. 1206, 1207 en 1225 BW). De

omzetting en de verdeling kunnen het voorwerp van een minnelijke overeenkomst zijn. Bij zowel

de verdeling als de omzetting speelt het principe van de gelijkheid een belangrijke rol waardoor

een partij niet meer kan ontvangen dan hetgeen waartoe zij gerechtigd is. Voor wat betreft de

terugwerkende kracht, hetgeen een kenmerk van de verdeling maar niet van de omzetting is, kan

als volgt geredeneerd worden: enerzijds was het niet nodig om uitdrukkelijk te bepalen dat de

omzetting een niet-retroactief karakter heeft daar de wetgever er geen verdeling in zag, ander-

zijds behoort het retroactief karakter van de verdeling niet tot de essentie van deze rechtsfiguur.

Het verschil tussen de verdeling en de omzetting op vlak van retroactiviteit wordt daarom door

sommigen verwaarloosd54. Een laatste en niet onbelangrijk argument voor de kwalificatie van de

omzetting als verdeling is dat de twee figuren op bepaalde vlakken werkelijk door elkaar

gevlochten worden. Zo kan men bij de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik beroep

doen op de procedure van de gerechtelijke verdeling55. Bovendien onderwerpt art. 109, 3° W.Reg

de omzetting aan het voordelig tarief van het verdelingsrecht, op voorwaarde dat aan bepaalde

vereisten voldaan is.

30. Ondanks het feit dat er vele regelen met betrekking tot de verdeling mede van toepassing

zijn op de omzetting, moeten de twee rechtsfiguren goed uit elkaar gehouden worden56. Dat blijkt

uit de mogelijkheid om de omzetting of de inkoop te vorderen zonder te moeten overgaan tot

vereffening en verdeling van de nalatenschap57. Bovendien is de uitonverdeeldheidtreding een

recht, zoals blijkt uit de bewoordingen van art. 815 BW: “Niemand kan worden genoodzaakt in

onverdeeldheid te blijven; en de verdeling kan te allen tijde worden gevorderd, niettegenstaande

enige hiermee strijdige verbodsbepaling of overeenkomst.” De rechter heeft ter zake geen

beoordelingsbevoegdheid, hetgeen betekent dat hij zich enkel dient uit te spreken over de

52 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 189. 53 Zie uitgebreider: A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 806. 54 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 273. 55 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 189. 56 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 302; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 159; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 214. 57 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2.

Page 23: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

21

ontvankelijkheid en niet over de gegrondheid van de vordering58. De omzetting van het vrucht-

gebruik daarentegen kan niet beschouwd worden als een recht, dan wel slechts in beperkte mate.

Zo zal bijvoorbeeld het vruchtgebruik met betrekking tot de preferentiële goederen slechts

kunnen worden omgezet met instemming van de langstlevende echtgenoot. Ook is een verdeling

deelbaar, terwijl de omzetting dat niet is ten aanzien van de goederen. Bovendien werkt een

uitonverdeeldheidtreding declaratief en retroactief, terwijl de omzetting van het vruchtgebruik

translatief en niet-retroactief is. 59

31. Het komt mij voor dat de wetgever van 1981 de omzetting duidelijk niet wenste te

kwalificeren als verdeling of een daarmee gelijkgestelde rechtshandeling, hoewel de omzetting

vóór 1981 wel als een wijze van verdeling beschouwd werd60. Men mag zich niet laten misleiden

door de overeenkomstige toepassing van vele regelen betreffende de verdeling op de omzetting

van het vruchtgebruik.

Afdeling 4: Kenmerken van de omzetting

§ 1. Persoonlijk karakter

32. De wetgever heeft het omzettingsrecht gekwalificeerd als een persoonlijk recht, hoewel

het in wezen een zuiver patrimoniaal recht is (art. 745quinquies § 1, lid 2 BW)61. Ook het recht

van vruchtgebruik is een patrimoniaal zakelijk recht dat wordt gerealiseerd door een daad van

beschikking62. In de praktijk uit het persoonlijk karakter van het omzettingsrecht zich op twee

vlakken. Ten eerste bepaalt het wie gerechtigd is om de omzetting te vorderen. Ten tweede

bepaalt het in welke mate het omzettingsrecht overgedragen kan worden. Hieronder worden

deze twee elementen verder toegelicht.

33. Het persoonlijk karakter van het omzettingsrecht leidt er toe dat de omzetting enkel door

de wettelijke titularissen63 gevorderd kan worden. De schuldeisers van de rechthebbenden

worden op die manier uitgesloten64, hoewel zij in principe op basis van art. 1166 BW via een

zijdelingse vordering alle rechten met een patrimoniaal karakter van hun debiteur kunnen

58 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 214. 59 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 60 M. PUELINCKX-COENE, “De grote promotie van de langstlevende echtgenote. Beschouwingen bij de integratie van de wet van 14 mei 1981 in het bestaande recht”, TPR 1981, 650. 61 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 247. 62 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 302. 63 Zijnde de langstlevende echtgenoot, de langstlevende wettelijk samenwonende, de blote eigenaars/ afstammelingen en soms ook andere erfgerechtigde bloedverwanten/blote eigenaars. 64 A. VERBEKE, Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 33; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS

en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 247; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU

MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 777.

Page 24: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

22

uitoefenen65. Algemeen wordt aangenomen dat de uitsluiting van de schuldeisers niet alleen

betrekking heeft op de vraag tot omzetting van het vruchtgebruik op preferentiële goederen,

maar geldt ten aanzien van elke vraag tot omzetting van vruchtgebruik66.

De ratio van deze bepaling is de bezorgdheid van de wetgever dat de langstlevende echtgenoot

zijn vruchtgebruik indirect zou kunnen verliezen door handelingen van zijn schuldeisers of van

schuldeisers van de blote eigenaars of van degenen die door erfuitkoop erfrechten onder de

levenden verkregen hebben67.

De schuldeisers van de blote eigenaars hebben uiteraard wel steeds de mogelijkheid om de

verdeling of de verkoop van de blote eigendom (al dan niet van de preferentiële goederen) te

vorderen (art. 1561 Ger. W.), daar dit geen invloed heeft op het omzettingsrecht en het vrucht-

gebruik van de langstlevende echtgenoot68. In de verdeling van de blote eigendom kunnen de

schuldeisers tussenkomen om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun

rechten zou geschieden (art. 882 BW)69.

34. Als gevolg van het persoonlijk karakter van het omzettingsrecht is het niet vatbaar voor

overdracht, zoals door de wetgever expliciet bepaald werd in art. 745quinquies § 1, lid 2 BW.

Onder het begrip “overdracht” dient zowel de kosteloze overdracht als de overdracht ten

bezwarende titel begrepen te worden.

Er bestaat discussie over de overdracht ingevolge overlijden. Volgens sommigen sluit het

persoonlijk karakter van het omzettingsrecht niet uit dat de erfgenamen en de rechtsopvolgers

te algemene titel van de blote eigenaars het omzettingsrecht kunnen uitoefenen70. Anderen

beweren echter dat ook elke overdracht bij overlijden uitgesloten is71. De aanhangers van deze

laatste stelling baseren zich op drie elementen: ten eerste op de ruime bewoordingen van art.

65 Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 247. 66 Het feit dat in art. 745quinquies § 1, lid 1 BW verwezen wordt naar de preferentiële goederen (door verwijzing naar art. 745quater § 4 BW), heeft enkel betrekking op de toewijzing in volle eigendom. W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 777; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS

en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 247. 67 Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogens-recht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 777; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 248. 68 Vred. Roeselare 9 januari 2007, T.Not. 2007, afl. 10, 550; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 777; M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8. 69 Cass. 3 december 1999, R.Cass. 2000, 153; Rb. Luik 29 november 1993, RTDF 1995, 323; J. VERSTRAETE, “Kenmerken van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 106. 70 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 777. 71 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 807; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 248; C. DE WULF, "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 105.

Page 25: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

23

745quinquies § 1, lid 2 BW, ten tweede op het feit dat het omzettingsrecht geen afzonderlijk

vermogensbestanddeel is72 en ten derde op het feit dat het leeftijdsverschil tussen de langst-

levende echtgenoot en de blote eigenaars na overdracht bij overlijden wellicht veel groter zal

zijn, waardoor zij in mindere mate nood hebben aan een omzettingsrecht73.

Doordat het omzettingsrecht niet voor overdracht vatbaar is, zal de langstlevende echtgenoot

nog steeds de omzetting van zijn vruchtgebruik kunnen vorderen wanneer de blote eigendom

door de blote eigenaars overgedragen werd. De blote eigenaars zullen hun omzettingsrecht

eveneens nog kunnen uitoefenen wanneer de langstlevende echtgenoot zijn vruchtgebruik over-

gedragen heeft74.

Wanneer blote eigenaars besluiten over te gaan tot verdeling van de blote eigendom op grond

van art. 815 BW, heeft dat tot gevolg dat een deel van de blote eigenaars hun gerechtigheden aan

de andere blote eigenaars overdragen. Omwille van de retroactieve werking van de verdeling

komt dat niet neer op afstand van blote eigendom, waardoor het omzettingsrecht dan ook niet

verloren gaat75.

§ 2. Geen openbare orde-karakter

35. Het omzettingsrecht is niet van openbare orde. Dit betekent dat het kan gemodaliseerd

worden, zowel qua omvang als qua modaliteiten76, hetgeen in de praktijk vaak wenselijk blijkt.

Het omzettingsrecht kan ook het voorwerp van een overeenkomst tussen de erfgenamen zijn, op

voorwaarde dat die overeenkomst na het openvallen van de nalatenschap gesloten wordt77.

36. De erflater kan de bedoeling hebben om via uitbreiding, inperking of ontneming van het

omzettingsrecht aan een omzettingsgerechtigde de positie van de langstlevende echtgenoot te

versterken, dan wel een hogere bescherming aan zijn kinderen te waarborgen. Door bijvoorbeeld

het omzettingsrecht te beperken in de mate dat enkel een omzetting in een lijfrente mogelijk is,

kan de erflater de langstlevende echtgenoot een blijvend inkomen bezorgen. Aan de langst-

levende echtgenoot kan door de erflater ook een rustig genot van het vruchtgebruik verschaft

worden door te bepalen dat het vruchtgebruik niet voor omzetting vatbaar is. Anderzijds kan de

72 Zie ook randnummer 24 e.v.; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 160. 73 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8. 74 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8. 75 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 807; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 248. 76 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 162; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 77 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 162.

Page 26: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

24

erflater vermijden dat familiegoederen definitief voor de familie verloren gaan door te bepalen

dat het vruchtgebruik niet voor omzetting vatbaar is. De mate waarin het omzettingsrecht

gemodaliseerd en wegbedongen kan worden, wordt verderop in dit werk besproken. Er zal

blijken dat er bijzonder veel mogelijkheden zijn die desgewenst en binnen de perken zelfs met

elkaar gecombineerd kunnen worden78.

37. Het recht van inkoop van de blote eigendom van de preferentiële goederen van de

langstlevende echtgenoot kan niet gemodaliseerd worden79. Het is een dwingend recht dat de

wetgever aan de langstlevende echtgenoot toekent ter zijner bescherming.

§ 3. Translatief karakter

38. De omzetting heeft geen aanwijzend, maar een overdragend karakter. Dit houdt in dat

aan de algemeen geldende verplichtingen voor overdragende akten zal moeten voldaan worden.

Bij omzetting van vruchtgebruik op onroerende goederen zal men aldus een aantal fiscale

notificaties moeten doen, alsook bepaalde administratieve verplichtingen volbrengen, zoals daar

zijn: de elektriciteitskeuring, het EPC-attest, het bodemattest, enz. 80

§ 4. Deelbaar recht

A. Ten aanzien van de goederen van de nalatenschap

39. Krachtens artikel 745quater § 1 BW kan gevorderd worden dat het vruchtgebruik geheel

of ten dele wordt omgezet. Dit betekent dat de omzetting van het vruchtgebruik gevraagd kan

worden ten aanzien van de gehele nalatenschap, voor een deel ervan of slechts voor bepaalde

goederen81. Men zou bijvoorbeeld een vordering tot omzetting kunnen instellen voor het vrucht-

gebruik op de niet-renderende eigendommen waaraan veel lasten verbonden zijn, terwijl de

langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik behoudt op de gezinswoning en het daarin

aanwezige huisraad82.

78 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 162; A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 42. 79 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 249. 80 J. VERSTRAETE, “Kenmerken van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 104. 81 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 218. 82 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 85.

Page 27: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

25

B. Ten aanzien van de erfgenamen

40. Over de deelbaarheid van het omzettingsrecht voor wat betreft de gerechtigden, is er

discussie. Volgens sommigen geldt de omzetting altijd ten aanzien van alle gerechtigden, ook al

werd ze slechts door één gerechtigde partij gevorderd83. Dit impliceert uiteraard dat alle

gerechtigden in het geding betrokken moeten worden84. Ook al staat het niet zo te lezen in de

wettekst van artikel 745quater BW, toch wordt aangenomen dat dit overeenstemt met de

bedoeling van de wetgever: het is duidelijk dat de wetgever met de figuur van de omzetting van

het vruchtgebruik beoogde een einde te maken aan de -soms zeer oncomfortabele- situatie

waarin het vruchtgebruik berust bij de langstlevende echtgenoot en de blote eigendom bij andere

erfgenamen. Een partiële omzetting zou bijgevolg alleen nog maar meer problemen creëren in

die zin dat dan een bijkomende onverdeeldheid van de volle eigendom ontstaat naast het over-

blijvende vruchtgebruik en de overblijvende blote eigendom85.

Andere auteurs zijn het hier niet mee eens en oordelen dat het omzettingsrecht ten aanzien van

de erfgenamen enkel ondeelbaar is als de omzetting als autonome vordering ingesteld werd, los

van enige verdeling. Als dat het geval is, moeten alle rechtverkrijgenden betrokken worden bij de

procedure van omzetting. Wanneer de blote eigendom echter al verdeeld is, zijn er geen redenen

om zich er tegen te verzetten dat één erfgenaam de omzetting van het vruchtgebruik vordert met

betrekking tot de hem toebedeelde goederen terwijl de rechter akte neemt van een status quo

ten aanzien van de overige erfgenamen86.

§ 5. Geen terugwerkende kracht

41. De omzetting van het vruchtgebruik heeft geen terugwerkende kracht, zoals uitdrukkelijk

bepaald in art. 745sexies BW87. Dit heeft een aantal belangrijke gevolgen. Ten eerste zullen de

vruchten die de langstlevende echtgenoot genoot voor de omzetting, definitief door hem

verworven zijn88. Ten tweede kan de langstlevende echtgenoot geen vordering instellen tot

terugbetaling van de intresten die hij voor de erfschulden betaalde. Ten derde zullen de daden

van beheer en de daden van beschikking die de vruchtgebruiker en de blote eigenaars gesteld

hebben voor de omzetting van het vruchtgebruik en binnen de perken van hun bevoegdheid, niet

83 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 779; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikels-gewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 84 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 85 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 219; M. COENE; A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 86 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 86. 87 Luik 22 oktober 1998, Rec.gén.enr.not. 2000, 189; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 798; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 271. 88 J. VERSTRAETE, “Kenmerken van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 103.

Page 28: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

26

in het gedrang komen door de omzetting89. Het is daardoor bijvoorbeeld mogelijk voor de

vruchtgebruiker om een huurovereenkomst te sluiten met betrekking tot het goed waarvan hij

het vruchtgebruik heeft. Ook na de omzetting zal die huurovereenkomst haar volle uitwerking

blijven hebben90. Een vierde gevolg van de niet-retroactiviteit van de omzetting is dat het

vruchtgebruik gewaardeerd moet worden op het ogenblik van de omzetting en niet op het

ogenblik van het instellen van de vordering tot omzetting of op het ogenblik van het openvallen

van de nalatenschap (art. 745sexies §3 BW). Dit betekent dat de waardeschommelingen op de

met vruchtgebruik belaste erfgoederen in de berekening opgenomen worden tot op het ogenblik

van de omzetting van het vruchtgebruik.

89 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 838; C. DE WULF, "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 104; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 272. 90 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 211.

Page 29: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

27

HOOFDSTUK 3: DE RECHTHEBBENDEN VAN HET OMZETTINGSRECHT

EN DE TERMIJN WAARBINNEN ZIJ HUN RECHT KUNNEN UITOEFENEN

Afdeling 1: Inleiding

42. Bij het toekennen van het omzettingsrecht, heeft de wetgever een onderscheid gemaakt

naargelang de erfgenamen waarmee de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap van de

erflater komt91. Er moeten twee situaties onderscheiden worden: ten eerste de situatie waarin

de langstlevende echtgenoot in samenloop komt met de afstammelingen van de erflater, zijn

geadopteerde kinderen of de afstammelingen daarvan, en ten tweede de situatie waarin de

langstlevende echtgenoot in samenloop komt met andere erfgerechtigden. Als de langstlevende

echtgenoot de enige erfgenaam is, erft hij de volle eigendom van de hele nalatenschap, waardoor

de figuur van de omzetting van het vruchtgebruik uiteraard geen toepassing kan vinden92.

Afdeling 2: Samenloop van de langstlevende echtgenoot met

afstammelingen van de erflater, zijn geadopteerde kinderen of de

afstammelingen daarvan

43. Wanneer de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt met de afstammelingen

van de erflater, zijn geadopteerde kinderen of de afstammelingen daarvan, of met legatarissen

van de erflater wanneer zij behoren tot een van de vorige categorieën93, kunnen zowel de langst-

levende echtgenoot als één of alle blote eigenaars te allen tijde de gehele of gedeeltelijke

omzetting van het vruchtgebruik vragen (art. 745quater § 1 en art. 745octies § 3 BW)94.

44. Aan het begrip afstammelingen moet de meest ruime betekenis gegeven worden. De wijze

van vaststelling van de afstammingsband speelt geen enkele rol95. Ook de in overspel door de

91 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 58. 92 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32. 93 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 58. 94 A. VERBEKE, Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 33; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 34; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 47. 95 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 222.

Page 30: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

28

erflater verwekte kinderen96, zijn geadopteerde kinderen en hun afstammelingen97 en de

afstammelingen die geen ab intestato erfgenaam zijn, maar een schenking of een legaat in blote

eigendom gekregen hebben van de erflater98 worden geacht begrepen te zijn in het begrip

afstammelingen, zoals blijkt uit de bewoordingen van artikel 745quater § 1 BW: "Wanneer de

blote eigendom behoort aan de afstammelingen (…)". Andere begiftigde blote eigenaars

beschikken niet over een omzettingsrecht.

45. Wanneer een vordering tot omzetting ingesteld wordt, is de rechter niet verplicht deze

toe te staan. Bij zijn beslissing over de gegrondheid van de vordering zal de rechter rekening

houden met de belangen van alle partijen en deze belangen in de mate van het mogelijke afwegen

aan objectieve maatstaven en aan de billijkheid99.

46. De uitoefening van het omzettingsrecht is aan geen termijn gebonden en kan gebeuren

zolang het vruchtgebruik bestaat100. De dertigjarige verjaring speelt hier niet. Als gevolg daarvan

leven de partijen tot het einde van het vruchtgebruik in onzekerheid over de ontwikkeling van

hun rechten101.

47. In twee gevallen echter eindigt het omzettingsrecht door toedoen van de langstlevende

echtgenoot. In de eerste plaats zal het omzettingsrecht vervallen wanneer de langstlevende echt-

genoot ingestemd heeft met een vereffening-verdeling waarbij het vruchtgebruik ophoudt102. In

de tweede plaats zal het omzettingsrecht teniet gaan wanneer de langstlevende echtgenoot

toestemt in de verkoop van de volle eigendom ten aanzien van de met vruchtgebruik bezwaarde

erfgoederen zonder zich daarbij rechten voor te behouden. Ook in dat geval houdt het vrucht-

gebruik op. Hij zal slechts vruchtgebruik op de verkoopprijs kunnen uitoefenen indien dit

overeengekomen werd. 103

96 Art. 745quater § 1, lid 2 BW verbood de in overspel verwekte kinderen de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot te vorderen. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel stelde bij vonnis van 4 mei 2006 aan het Arbitragehof een prejudiciële vraag over het al dan niet discriminerende karakter van deze wetsbepaling, aangezien andere afstammelingen en zelfs geadopteerde kinderen van de overledene wel reeds de mogelijkheid hadden om de omzetting van het vruchtgebruik te vorderen. Nog voor het Arbitragehof een antwoord op deze prejudiciële vraag kon geven, had de wetgever dit euvel reeds verholpen: art. 745quater § 1, lid 2 BW werd opgeheven door de wet van 1 juli 2006, met verwijzing naar het discriminatoire karakter van deze regeling. Het Arbitragehof heeft nadien beslist dat art. 745quater § 1, tweede lid BW effectief een schending van het gelijkheidsbeginsel inhield (Arbitragehof 28 maart 2007, nr. 52/2007, BS 29 mei 2007, 28.491; NJW 2008, afl. 176, 119, noot G. VERSCHELDEN); G. VERSCHELDEN, Nieuwe afstammingswetgeving, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 51; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 780. 97 Met uitzondering van de afstammelingen van de gewoon geadopteerde kinderen. 98 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 816; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 47. 99 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808; A. WYLLEMAN, “Aandachtspunten bij planning in hersamengestelde gezinnen” in X, Familiale vermogensplanning (2003-2004), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2004, 716. 100 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 305. 101 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 58. 102 Hieruit mogen geen verkeerde conclusies getrokken worden: het omzettingsrecht staat los van de vereffening-verdeling; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 305. 103 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 781.

Page 31: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

29

Page 32: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

30

Afdeling 3: Samenloop van de langstlevende echtgenoot met andere

erfgerechtigden

§ 1. Omzettingsrecht van de langstlevende echtgenoot

A. Omzetting sensu stricto

48. In de hypothese waarin de langstlevende echtgenoot met andere erfgenamen dan de

afstammelingen van de erflater, zijn geadopteerde kinderen of de afstammelingen daarvan tot de

nalatenschap komt, kan hij binnen de vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap de

omzetting van het vruchtgebruik eisen. De rechtbank is verplicht deze eis in te willigen, tenzij

hierdoor ernstige schade toegebracht wordt aan de belangen van een onderneming of van een

beroepsarbeid (art. 745quater § 2, lid 3 BW)104.

49. De termijn van vijf jaar is een vervaltermijn die niet vatbaar is voor opschorting of

stuiting105. Als de langstlevende echtgenoot de termijn van vijf jaar overschrijdt, zal zijn

omzettingsvordering in beginsel geweigerd worden, tenzij hij kan bewijzen dat er doorslag-

gevende, billijke motieven zijn om de omzetting alsnog toe te kennen106. In de voorbereidende

werken van de wet van 14 mei 1981 wordt een exemplarische opsomming gegeven van

elementen die ertoe kunnen leiden dat een te laat ingestelde omzettingsvordering toch

toegestaan wordt: een verkrot pand dat geen inkomsten oplevert, een goed dat aan een termijn-

gebonden verkavelingsvergunning onderworpen is en dat door verloop van deze termijn aan

waarde zal verliezen107. De voorbereidende werken maken duidelijk dat de wetgever deze

uitzondering slechts zelden toepassing wilde zien vinden108.

B. Inkoop van de blote eigendom

50. Het is voor de langstlevende echtgenoot ook mogelijk om de blote eigendom van de

preferentiële goederen die deel uitmaken van de nalatenschap af te kopen als de blote eigenaars

geen afstammelingen van de erflater zijn109. Het inkooprecht geeft de langstlevende het recht om

te allen tijde te eisen dat hem de blote eigendom van de gezinswoning en het huisraad tegen

104 Rb. Aarlen 2 juni 2006, RTDF 2007, afl. 4, 1144; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 105 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 306; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 222. 106 Rb. Brussel 12 september 1994, RW 1994-95, 827; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 222. 107 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 18; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 309. 108 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 48. 109 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 218.

Page 33: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

31

betaling afgestaan wordt (art. 745quater § 2 in fine BW)110. Door de inkoop wordt de langst-

levende echtgenoot volle eigenaar van deze erfgoederen.

51. De vordering tot inkoop van de blote eigendom kan ingesteld worden zolang het vrucht-

gebruik duurt. De rechter kan deze eis niet weigeren, tenzij de belangen van een onderneming of

een beroepsarbeid er ernstig door geschaad zouden worden (art. 745quater § 2, lid 3 BW)111. De

uitoefening van het inkooprecht vereist niet dat het vruchtgebruik op de andere erfgoederen

omgezet wordt, zoals blijkt uit de voorbereidende werken van de wet van 14 mei 1981112. De

inkoop kan wel samen met de gehele of gedeeltelijke omzetting van het vruchtgebruik op de

andere erfgoederen gevorderd worden113.

52. De langstlevende echtgenoot is niet verplicht om zich zowel de volle eigendom van de

gezinswoning als de volle eigendom van het huisraad te laten toewijzen. Het is mogelijk om de

inkoop van de blote eigendom te beperken tot ofwel de gezinswoning ofwel het huisraad. De ratio

van deze bepaling is te vinden in het feit dat de gezinswoning en het huisraad niet alleen een

waarde hebben in functie van een geheel, al dan niet vanuit economisch oogpunt bekeken, maar

ook losstaand van elkaar114.

53. Men kan zich vragen stellen bij de omvang van de bescherming die aan de langstlevende

echtgenoot geboden wordt middels zijn recht van inkoop van de blote eigendom van de

preferentiële goederen. Het rechtstreeks gevolg van de inkoop is dat de betreffende erfgoederen

definitief uit het familiepatrimonium verdwijnen. Hier stelt de wetgever de belangen van de

langstlevende echtgenoot duidelijk boven de belangen van de andere erfgenamen. Sommige

auteurs vinden dit voordeel voor de langstlevende echtgenoot te verregaand115, vooral wanneer

de langstlevende echtgenoot na het overlijden van de erflater hertrouwd is. De preferentiële

goederen die behoorden tot het eigen vermogen van de erflater zijn vaak familiegoederen die nu

ook door de echtgenoot in het tweede huwelijk van de langstlevende echtgenoot verkregen

kunnen worden116.

110 Algemeen wordt aangenomen dat het inkooprecht conventioneel kan worden uitgebreid ten aanzien van de personen en de goederen. J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 34. 111 J. VERSTRAETE, “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 87. 112 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 20. 113 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 47. 114 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 776; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 220. 115 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 216; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 220. 116 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 220.

Page 34: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

32

§ 2. Omzettingsrecht van de blote eigenaars

54. De blote eigenaars kunnen in deze hypothese in beginsel geen omzetting verkrijgen.

Nochtans kunnen ze wel een omzettingsvordering instellen die door de rechtbank uitzonderlijk

toegestaan kan worden als hun vraag tot omzetting billijk is117. Bij het beoordelen van de

vordering, houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden eigen aan de zaak (art.

745quater § 2, lid 4 BW)118. Voorbeelden van omstandigheden die kunnen leiden tot toekenning

van de vordering tot omzetting zijn: het verkrotten van het pand, het nakende verval van de

verkavelingsvergunning waardoor de verkoopwaarde ineen zakt of waardoor de hoedanigheid

van bouwgrond verloren gaat, het gebrek aan onderhoud dat het pand niet meer bewoonbaar

maakt, de slechte staat van het goed als gevolg van brand, overstroming of storm119.

55. De blote eigenaars kunnen evenwel op geen enkele manier de omzetting van het vrucht-

gebruik op de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad verkrijgen als de langstlevende

echtgenoot daar niet mee instemt (art. 745quater § 4 BW)120.

Afdeling 4: Uitzonderingen op het initiatiefrecht

56. Op het initiatiefrecht, zoals in de twee bovenstaande afdelingen uiteengezet, bestaan

twee uitzonderingen. De eerste uitzondering beschermt de langstlevende echtgenoot door hem

een vetorecht te geven voor de omzetting op de preferentiële goederen. De tweede uitzondering

bestaat in het voordeel van de anomale erfgenamen.

§ 1. De omzetting van het vruchtgebruik op de preferentiële goederen

57. De langstlevende echtgenoot moet er zich van bewust zijn dat hij op elk ogenblik

geconfronteerd kan worden met een omzettingsvordering vanwege de blote eigenaars. Immers,

wanneer de blote eigenaars afstammelingen van de erflater zijn, is hun omzettingsvordering aan

geen tijdslimiet gebonden121. Wanneer de blote eigenaars andere erfgenamen zijn, hebben ze in

beginsel geen omzettingsrecht, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden, en ook dan zijn ze niet

door een tijdslimiet gebonden. De wetgever zag in dat dit voor de langstlevende echtgenoot een

117 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 20; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 223; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 34. 118 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 175; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 119 J. VERSTRAETE, “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 89. 120 Infra randnummer 57 e.v. 121 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 47.

Page 35: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

33

grote onzekerheid creëert. Om te vermijden dat de langstlevende de dreiging van een omzettings-

vordering tot het einde van zijn vruchtgebruik moet vrezen, werd voorzien in een fundamentele

bescherming van zijn vruchtgebruik op de preferentiële goederen. De blote eigenaars kunnen op

geen enkele manier de omzetting van het vruchtgebruik op de gezinswoning en het daarin

aanwezige huisraad verkrijgen als de langstlevende echtgenoot daar niet mee instemt (art.

745quater § 4 BW).

58. De wetgever plaatst hier het individueel belang van de langstlevende echtgenoot boven

het algemeen belang122. Het doel van deze regel is het waarborgen van het vertrouwde leefmilieu

van de langstlevende echtgenoot zodat hem door de blote eigenaars niet opgedrongen kan

worden de gezinswoning te verlaten tegen zijn wil. Het is duidelijk dat dit een bijzonder

belangrijk beschermingselement uit de wet van 14 mei 1981 is.

59. De concrete omvang van de bescherming ingevolge art. 745quater § 4 BW blijkt niet uit

de wet en is reeds veelvuldig aan bod gekomen in de rechtspraak. Zo werd onder meer bepaald

dat het vetorecht van de langstlevende echtgenoot een absoluut recht is123, waardoor het niet

door de rechter afgewezen kan worden. Omdat dit vetorecht een attribuut van de erfaanspraak

van de langstlevende echtgenoot is, kan de langstlevende er ook een beroep op doen als hij de

dood van de erflater veroorzaakt heeft zonder daarvoor erfrechtelijk onwaardig verklaard te

zijn124. Ook de stiefouder kan er een beroep op doen met betrekking tot de gezinswoning die een

familiegoed van de erflater is125.

60. Er is discussie over het vetorecht van de langstlevende echtgenoot in het geval waarin de

gezinswoning niet voor het geheel deel uitmaakt van de nalatenschap. De langstlevende is in dat

geval slechts vruchtgebruiker van een deel van de woning. Volgens sommigen kan de langst-

levende echtgenoot zich in ieder geval verzetten tegen de omzetting van zijn vruchtgebruik op

de gezinswoning. Daar de wetgever de langstlevende echtgenoot expliciet bescherming van het

vruchtgebruik op de gezinswoning geboden heeft, maar daarbij niet gespecifieerd heeft dat die

bescherming de gehele gezinswoning tot voorwerp heeft, kan aangenomen worden dat deze

voorwaarde dan ook niet toegevoegd hoeft te worden aan de wet126. Door anderen wordt

geargumenteerd dat het vetorecht van de langstlevende vervalt als het onroerend goed niet voor

het geheel deel uitmaakt van de nalatenschap127. De rechter kan dan discretionair beslissen over

122 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 224. 123 Antwerpen 25 mei 1998, T.Not. 1999, 67; Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279. 124 Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279. 125 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 224. 126 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 58; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 12. 127 Rb. Brugge 17 januari 1992, T.Not. 1992, 275; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 617; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 12.

Page 36: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

34

het verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik, zonder rekening te moeten houden met een

verzetsrecht van de langstlevende echtgenoot128. Het verschil in behandeling van enerzijds de

langstlevende echtgenoot die het vruchtgebruik op het geheel van de gezinswoning bezit en

anderzijds de langstlevende echtgenoot die slechts vruchtgebruik op een deel van de gezins-

woning bezit, leidt niet tot een schending van de artikelen 10 en 11 van de grondwet omdat het

verschil in behandeling tussen de twee categorieën verantwoord wordt door een verschillende

oorsprong en door duidelijk onderscheiden betrokken belangen, aldus het hof van beroep te

Brussel129. Bovendien heeft de langstlevende toch geen echte woongarantie als gevolg van zijn

partieel vruchtgebruik130.

Vroeger waren hieromtrent niet veel problemen te bespeuren. Tegenwoordig zijn er echter

steeds meer wedersamengestelde gezinnen met als gevolg dat de gezinswoning regelmatig niet

meer volledig tot de nalatenschap van de erflater zal behoren. Door de langstlevende echtgenoot

hier zijn vetorecht te ontnemen, wordt hem eveneens een sterke onderhandelingspositie

ontnomen, hetgeen wellicht niet de bedoeling van de wetgever was.

Wanneer de langstlevende echtgenoot slechts het vruchtgebruik op een gedeelte van de gezins-

woning geërfd heeft en de gezinswoning wenst te blijven betrekken na het overlijden van de

eerststervende echtgenoot, is het billijk dat hij een woonstvergoeding betaalt, te berekenen

volgens de huurwaarde van de woning en van het vruchtgebruik waarover hij niet beschikte131.

61. Art. 745quater § 4 BW betreft zowel het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste

woning diende bij het openvallen van de nalatenschap, als het daarin aanwezige huisraad en alle

toebehoren die een geheel vormen met de gezinswoning, waaronder de tuin en een achter-

liggende grond132. Om te bepalen welke goederen een geheel vormen met de gezinswoning, moet

steeds gekeken worden naar de functie die de goederen vervulden op het moment van het open-

vallen van de nalatenschap133.

62. Als de langstlevende echtgenoot de gezinswoning reeds vrijwillig verlaten had voor het

openvallen van de nalatenschap, kan hij geen aanspraak meer maken op een recht krachtens art.

745quater § 4 BW, ook al had de erflater het vruchtgebruik op de preferentiële goederen niet

ontnomen aan de langstlevende echtgenoot134. Wanneer de langstlevende echtgenoot de gezins-

woning voor het openvallen van de nalatenschap op niet-vrijwillige basis verlaten had, bijvoor-

beeld om naar een rusthuis te gaan, moet de bescherming voor de langstlevende echtgenoot op

128 Brussel 8 januari 2001, RW 2001-02, 314; Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 617. 129 Brussel 8 januari 2001, RW 2001-02, 314. 130 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 12. 131 Brussel 8 januari 2001, RW 2001-02, 314. 132 Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279. 133 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427. 134 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 37; Rb. Brussel 20 maart 1987, T.Not.1989, 366.

Page 37: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

35

basis van art. 745quater § 4 BW uiteraard blijven bestaan. De partijen kunnen de effectieve

bewoning van de gezinswoning bewijzen met alle middelen van recht, waaronder ook

getuigen135.

63. Wanneer de langstlevende echtgenoot pas na het openvallen van de nalatenschap de

gezinswoning vrijwillig verlaat en deze verhuurt aan een derde, vervalt zijn vetorecht niet136. Op

deze brede interpretatie van art. 745quater § 4 BW kan kritiek geleverd worden137: als de langst-

levende echtgenoot zich verzet tegen de omzetting wanneer hij de gezinswoning zelf niet (meer)

bewoont, kan dit verzet wellicht geïnterpreteerd worden als rechtsmisbruik. Het verzet tegen de

omzetting van het vruchtgebruik kan dan immers niet meer gekaderd worden binnen de ratio

van deze rechtsregel, namelijk de garantie voor de langstlevende echtgenoot dat hij niet uit zijn

vertrouwde omgeving weggedreven kan worden, aangezien de langstlevende zelf weggetrokken

is uit de gezinswoning.

Wanneer de langstlevende echtgenoot echter op niet-vrijwillige basis de gezinswoning moet

verlaten na het openvallen van de nalatenschap, bijvoorbeeld om naar een rusthuis te gaan, lijkt

de bescherming die de wetgever hem wil bieden wel terecht138.

64. De langstlevende echtgenoot kan zijn vetorecht niet meer uitoefenen als de gezinswoning

in een vennootschap ingebracht werd. De rechter zal in dat geval naar billijkheid oordelen over

het verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik139.

65. De langstlevende echtgenoot die de gezinswoning niet onderhoudt zoals het een normaal

vruchtgebruiker betaamt, kan vervallen verklaard worden van zijn recht op vruchtgebruik op

grond van art. 618 BW140. De langstlevende echtgenoot zal, dit gegeven indachtig, best enige

waakzaamheid aan de dag leggen.

66. Daar het recht van de langstlevende echtgenoot krachtens art. 745quater § 4 BW van

dwingend recht is, kan de erflater het aan de langstlevende echtgenoot niet ontnemen. De

langstlevende echtgenoot kan wel zelf over dit recht beschikken en er desgevallend aan verzaken

na het overlijden van de erflater. Het recht beschermt immers enkel de privébelangen van de

langstlevende echtgenoot en is dus niet van openbare orde141.

135 A. VASTERSAVENDTS, “Art. 745quater B.W.” in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, losbl., 27. 136 Gent 26 september 1997, T.Not. 1999, 151. 137 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 224. 138 Eveneens die mening toegedaan is H. CASMAN: H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 822. 139 M. PUELINCKX-COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND, I. VERHAERT en R. BARBAIX, “Overzicht van rechtspraak: erfenissen (1996-2004)”, TPR 2005, 489. 140 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 822; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 224. 141 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 225.

Page 38: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

36

67. Het vetorecht van de langstlevende echtgenoot waarborgt enkel dat het vruchtgebruik

van de gezinswoning en van het daarin aanwezige huisraad niet zonder toestemming van de

langstlevende echtgenoot omgezet kan worden. De blote eigenaars kunnen uiteraard wel steeds

beschikken over de blote eigendom van deze preferentiële goederen, daar dit geen aantasting

van het vruchtgebruik van de langstlevende impliceert. De blote eigendom van de preferentiële

goederen is aldus ook vatbaar voor beslag door de schuldeisers van de blote eigenaars. 142

68. De bescherming waarover de langstlevende echtgenoot beschikt krachtens art.

745quater § 4 BW, geldt evenzeer voor de langstlevende wettelijk samenwonende (art. 745octies

BW). Hier moet nogmaals gewezen worden op de jammerlijke gevolgen van de inconsistentie van

art. 745octies BW en art. 745quater BW: het onroerend goed waarop het vruchtgebruik

uitgeoefend wordt, is niet noodzakelijk het onroerend goed dat het gezin bij het overlijden van

de eerststervende tot voornaamste gezinswoning diende. 143

§ 2. De omzetting van het vruchtgebruik op de goederen die aan het recht van

wettelijke terugkeer onderworpen zijn

69. De langstlevende echtgenoot kan zijn intestaat vruchtgebruik ook uitoefenen op de

goederen die aan het recht van wettelijke terugkeer onderworpen zijn, tenzij anders bepaald in

de akte van schenking of in het testament (art. 745bis § 2 BW). De omzetting van het vrucht-

gebruik op deze goederen kan in beginsel alleen gevorderd worden door degene die dat recht

bezit (art. 745quater § 3 BW)144. Het kan dus in principe niet door de langstlevende echtgenoot

gevorderd worden, maar enkel door anomale erfopvolgers. De anomale erfgenaam hoeft hierbij

geen termijn in acht te nemen145. Met deze rechtsregel heeft de wetgever ervoor willen zorgen

dat de aan het recht van wettelijke terugkeer onderworpen goederen uiteindelijk naar de familie

zullen terugkeren146.

70. Ook wanneer de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer

preferentiële goederen zijn, geldt dat in beginsel enkel de anomale erfgenaam de omzetting van

het vruchtgebruik kan vorderen. De langstlevende echtgenoot kan zich hier echter, krachtens art.

745quater § 4 BW en zoals eerder besproken, tegen verzetten147.

142 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 227. 143 Supra randnummer 17; R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, afl. 5, 456. 144 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 48; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 227. 145 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 784; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 820; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 233. 146 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 16. 147 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 783.

Page 39: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

37

71. Op het principe van art. 745quater § 3 BW bestaat een uitzondering. De erflater kan het

omzettingsrecht op de anomale nalatenschap testamentair toekennen aan de langstlevende

echtgenoot, aangezien hij de wettelijke terugkeer volledig kan uitschakelen door vervreemding

van de goederen die aan de wettelijke terugkeer onderworpen zijn148.

Afdeling 5: Verzaking aan het omzettingsrecht

72. Algemeen wordt aanvaard dat er aan het omzettingsrecht verzaakt kan worden, doch

slechts na het ontstaan ervan149. Toekomstige erfgenamen kunnen aldus niet verzaken aan hun

recht om de omzetting te vorderen of aan een attribuut van dit recht zolang de nalatenschap van

de eerststervende echtgenoot niet opengevallen is, aangezien het omzettingsrecht pas ontstaat

bij het overlijden van de erflater. Indien de erfgenamen toch aan hun omzettingsrecht zouden

verzaken voor het openvallen van de nalatenschap, zal dit gekwalificeerd moeten worden als een

afstand van een toekomstig erfrecht, die nietig is op grond van art. 791 en 1130 BW150. Hierop

wordt een uitzondering gemaakt: het is niet verboden om voor het openvallen van de

nalatenschap reeds te verzaken aan het recht van omzetting van het vruchtgebruik op gemeen-

schappelijke goederen dat bij huwelijkscontract tussen echtgenoten toegekend werd151.

73. De verzaking aan het omzettingsrecht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. De stil-

zwijgende verzaking zal echter niet altijd gemakkelijk aanvaard worden. Wanneer de blote

eigenaars onderling tot verdeling overgaan en daarbij het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot op de gehele nalatenschap ongemoeid laten, zien de meeste auteurs dit niet als

stilzwijgende afstand van het omzettingsrecht door de blote eigenaars152. Sommige auteurs

achten dit moment wel geschikt voor de blote eigenaars om ter zake standpunt in te nemen153.

148 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 175; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 784. 149 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 234; J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 111. 150 J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 111; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 779. 151 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 779. 152 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 177; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 781; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 234. 153 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 234.

Page 40: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

38

HOOFDSTUK 4: HET VOORWERP VAN HET OMZETTINGSRECHT

Afdeling 1: Inleiding

74. In gemeenschappelijk overleg kan elk vruchtgebruik omgezet worden. Welk vrucht-

gebruik voor gerechtelijke omzetting in aanmerking komt, is bepaald in art. 745quinquies § 1, lid

1 BW: “Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de

goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4, te vorderen, geldt voor elk vruchtgebruik van de

langstlevende echtgenoot, onverschillig of het verkregen is krachtens de wet of bij testament, dan

wel ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling”. Uit deze bepaling blijkt duidelijk dat

het omzettingsrecht een attribuut is van meer dan alleen het versterferfrecht154.

75. In dit hoofdstuk wordt vruchtgebruik opgesplitst in verschillende categorieën naargelang

de oorsprong ervan. Per categorie zal toelichting gegeven worden bij de omzetbaarheid en de

eventuele discussies die ter zake bestaan.

Afdeling 2: Het vruchtgebruik dat krachtens de wet verkregen werd

76. Met "vruchtgebruik dat verkregen werd krachtens de wet" doelt de wetgever op het

erfrechtelijk vruchtgebruik dat op grond van de wettelijke devolutie aan een erfgenaam

toekomt155.

77. Dit vruchtgebruik heeft betrekking op de bestaande goederen van de nalatenschap van

de vooroverleden echtgenoot en op de goederen die via inbreng of inkorting naar de

nalatenschap moeten terugkeren. De langstlevende echtgenoot oefent ook vruchtgebruik uit op

de goederen die onderworpen zijn aan het recht van wettelijke terugkeer, tenzij anders bedongen

in de akte van schenking of in het testament (art. 745bis § 2 BW). Het vruchtgebruik dat aan de

langstlevende echtgenoot werd geschonken, is in beginsel een voorschot op erfenis en derhalve

omzetbaar. 156

Bij wettelijk samenwonenden kan, gezien hun beperkter erfrecht, enkel een schenking van

vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad een in te brengen schenking zijn157.

154 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 235; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 155 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 235. 156 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 157 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 80.

Page 41: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

39

Afdeling 3: Het vruchtgebruik dat ingevolge testament verkregen werd

78. Het feit dat de wetgever in art. 745quinquies § 1 BW ook spreekt van vruchtgebruik dat

bij testament verkregen werd, is vreemd. Anno 1981 had dit namelijk weinig betekenis. Ingevolge

de wettelijke devolutie erft de langstlevende echtgenoot minstens het vruchtgebruik op de ganse

nalatenschap, waardoor het moeilijk is om in een uitbreiding te voorzien bij testament. Een

inperking van het vruchtgebruik van de langstlevende is wel mogelijk, maar slechts in één geval:

wanneer de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt samen met andere erf-

gerechtigden dan de afstammelingen van de erflater. De langstlevende erft dan ab intestato het

vruchtgebruik op de eigen goederen van de erflater en de volle eigendom van het deel van de

erflater in het gemeenschappelijk vermogen (art. 745bis § 1, lid 2 BW). Het is mogelijk om hem

bij testament de blote eigendom te ontnemen van het gedeelte van het gemeenschappelijk

vermogen dat in de nalatenschap van de erflater viel, waardoor de langstlevende er enkel het

vruchtgebruik van krijgt. Dat vruchtgebruik blijft dan wel omzetbaar, maar het kan in geen geval

gekwalificeerd worden als vruchtgebruik dat verkregen werd bij testament, het blijft vrucht-

gebruik dat aan de langstlevende echtgenoot toekomt op grond van de wettelijke devolutie. 158

79. Vermits de omzettingsregelen van overeenkomstige toepassing verklaard werden op het

vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende, zoals eerder vermeld, is ook het

vruchtgebruik dat testamentair verleend werd aan de langstlevende wettelijk samenwonende

voor omzetting vatbaar159. Het beperkt ab intestato vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk

samenwonende kan –anders dan bij de langstlevende echtgenoot– wel nog uitgebreid worden bij

testament160.

Afdeling 4: Het vruchtgebruik dat ingevolge huwelijkscontract verkregen

werd

80. De wetgever heeft in art. 745quinquies § 1 BW uitdrukkelijk bepaald dat het vrucht-

gebruik dat verkregen werd ingevolge huwelijkscontract ook omgezet kan worden. Over de

interpretatie van deze regel bestaat evenwel geen eensgezindheid. Er kunnen ter zake drie

stellingen onderscheiden worden161.

81. Volgens de eerste stelling doelde de wetgever met de verwijzing naar “huwelijkscontract”

enkel op het vruchtgebruik dat verkregen werd ingevolge een contractuele erfstelling die bij

158 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 235. 159 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 80. 160 Feitelijk samenwonenden kunnen elkaar ook rechten in vruchtgebruik bij testament toekennen. Op dat vruchtgebruik zal de wettelijke omzettingsregeling echter in geen geval van toepassing zijn. 161 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 236.

Page 42: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

40

huwelijkscontract bedongen is162. Met andere woorden: volgens deze stelling is enkel het vrucht-

gebruik met erfrechtelijk karakter vatbaar voor omzetting. Het vruchtgebruik dat aan de

langstlevende echtgenoot toekomt ingevolge een beding van (ongelijke) verdeling van het

gemeenschappelijk vermogen, werd bekomen krachtens het huwelijksvermogensrecht en zal

daarom volgens deze stelling niet omgezet kunnen worden. Deze redenering is gebaseerd op het

feit dat de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel en de vereffening-verdeling

van de nalatenschap onafhankelijk van elkaar en zelfs op een ander tijdstip kunnen gebeuren.

Een ander argument dat deze redenering staaft, is het feit dat vruchtgebruik dat verkregen werd

op basis van het huwelijksvermogensrecht in wezen onder bezwarende titel toegekend werd, in

zoverre het plafond van de verkrijging als huwelijksvoordeel niet overschreden wordt163.

Deze stelling werd aanvaard in een arrest van het hof van beroep te Gent164 dat oordeelde dat het

vruchtgebruik dat bij huwelijkscontract op de gemeenschappelijke goederen toegekend wordt

aan de langstlevende echtgenoot een huwelijksvoordeel is, dat geen erfrechtelijk karakter heeft

en daarom niet beheerst wordt door de wet van 14 mei 1981.

Deze eerste interpretatie wordt fel bekritiseerd omdat ze ingaat tegen wat uitdrukkelijk in de

wet geschreven staat en omdat ze een achterpoortje creëert dat toelaat te ontsnappen aan de

omzettingsregeling door middel van het huwelijksvermogensrecht. Bovendien spreken de voor-

bereidende werken deze stelling tegen165 aangezien daarin geen onderscheid wordt gemaakt

tussen vruchtgebruik met erfrechtelijk karakter en vruchtgebruik zonder erfrechtelijk karakter.

Als het vruchtgebruik bij huwelijksvoordeel toegekend is, is het omzetbaar.

82. De tweede stelling interpreteert art. 745quinquies § 1 BW iets ruimer dan de eerste: het

vruchtgebruik dat in gevolge huwelijkscontract verkregen werd, kan omgezet worden als het niet

onder bezwarende titel verkregen werd166. Het verschil met de eerste strekking wordt hier

duidelijk. Men maakt geen onderscheid meer naargelang het vruchtgebruik een erfrechtelijk

karakter heeft of niet. Wanneer de wettelijke grenzen voor de verkrijging als huwelijksvoordeel

overschreden worden (art. 1458, 1464 en 1465 BW), moet men het surplus als een schenking

beschouwen. Als dit surplus vruchtgebruik bevat, zal dat vruchtgebruik vatbaar zijn voor

omzetting167.

162 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 158; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 811; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 784. 163 Art. 1458, 1464 en 1465 BW, zie M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 236. 164 Gent 30 april 1992, T.Not. 1992, 482, noot M. PUELINCKX-COENE. 165 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 22. 166 Hetgeen slechts uitzonderlijk het geval zal zijn, zo stelt M. PUELINCKX-COENE in M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 237. 167 Niet iedereen is het eens met deze stelling: A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 167; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 237.

Page 43: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

41

Deze tweede interpretatie voegt alweer een extra voorwaarde in die de wetgever niet stelt. Noch

in de wet, noch in de voorbereidende werken staat te lezen dat het vruchtgebruik om niet

verkregen moet zijn om omzetbaar te zijn.

83. Een derde stelling gaat uit van een zeer strikte en letterlijke wetsinterpretatie en vat daar

art. 745quinquies § 1 BW ruimer mee op dan de eerste en de tweede stelling168. De voorwaarde

van de verkrijging om niet speelt hier niet. De wetgever stelt namelijk geen enkele voorwaarde

voor de omzetbaarheid van het vruchtgebruik dat verkregen werd ingevolge huwelijkscontract.

Ook het vruchtgebruik dat verkregen werd ingevolge huwelijksvoordeel is volgens deze

redenering dus omzetbaar. De aanhangers van deze stelling staven hun redenering door erop te

wijzen dat de wetgever de woorden “ingevolge huwelijkscontract” pas ingevoegd heeft tijdens de

tweede lezing in de Senaatscommissie voor de Justitie, ook al werd er in de eerdere ontwerptekst

reeds uitdrukkelijk gewag gemaakt van de omzetbaarheid van vruchtgebruik dat verkregen werd

ingevolge een contractuele erfstelling169. Terzelfdertijd werd de wettekst ook gewijzigd naar

“elk” vruchtgebruik, terwijl er voorheen alleen sprake was van “erfrechtelijk vruchtgebruik”.

Hieruit blijkt duidelijk dat de wetgever de bedoeling had om ook vruchtgebruik zonder louter

erfrechtelijk karakter voor omzetting vatbaar te maken170.

Mijn voorkeur gaat uitdrukkelijk uit naar deze zienswijze. De kritiek op de eerste en de tweede

stelling kan hier niet van toepassing zijn: er worden geen extra voorwaarden voor omzetbaarheid

gecreëerd en het is onmogelijk om via het huwelijksvermogensrecht te ontsnappen aan de

omzettingsregeling.

Afdeling 5: Het vruchtgebruik dat ingevolge contractuele erfstelling

verkregen werd

84. Uit een letterlijke interpretatie van art. 745quinquies § 1 BW volgt dat het vruchtgebruik

dat verkregen werd ingevolge een contractuele erfstelling vatbaar is voor omzetting. Het maakt

daarbij geen verschil of de contractuele erfstelling bij huwelijkscontract bedongen werd, dan wel

het voorwerp uitmaakt van een gift tussen echtgenoten gedaan tijdens het huwelijk171. Het zal,

zoals eerder uiteengezet172, moeilijk zijn om de erfaanspraken van de langstlevende nog te

vergroten door toekenning van vruchtgebruik. Als men toch vruchtgebruik toekent aan de

168 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 116; J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE

(eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 80; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS; W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 237. 169 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 74; M. PUELINCKX-COENE, "De omzetbaarheid van vruchtgebruik dat bij huwelijksvoordeel werd toegekend", T.Not. 1992, 275-293. 170 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 237. 171 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 168. 172 Supra randnummer 78.

Page 44: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

42

langstlevende echtgenoot via een contractuele erfstelling bij huwelijkscontract (of bij wijzigings-

akte daarvan) bedongen, biedt hem dat een belangrijke zekerheid, daar er door de andere

echtgenoot niet eenzijdig op teruggekomen kan worden (art. 1096 BW) 173.

Afdeling 6: Het vruchtgebruik van een tegenwoordig goed dat bij schenking

verkregen werd

85. Er bestaat geen eensgezindheid over de omzetbaarheid van geschonken vruchtgebruik

op tegenwoordige goederen. De wetgever heeft ter zake niets bepaald. Er kunnen drie stellingen

onderscheiden worden.

86. De eerste stelling neemt aan dat de opsomming van art. 745quinquies § 1 BW niet

limitatief is. Hoewel vruchtgebruik ingevolge schenking niet vermeld is in de wettelijke

opsomming van omzetbaar vruchtgebruik, neemt deze stelling aan dat het toch omzetbaar is. De

wetgever poneert immers dat “elk” vruchtgebruik vatbaar is voor omzetting174. In de

voorbereidende werken van de wet van 14 mei 1981 wordt de schenking bovendien wel

uitdrukkelijk vermeld als oorzaak van omzetbaar vruchtgebruik175.

87. Volgens de tweede stelling moet art. 745quinquies § 1 BW veel enger geïnterpreteerd

worden176: het geschonken vruchtgebruik op tegenwoordige goederen is niet vatbaar voor

omzetting omdat het niet voorkomt in de opsomming van art. 745quinquies § 1 BW.

88. De derde stelling stelt eveneens dat het geschonken vruchtgebruik niet voor omzetting

vatbaar is, maar baseert zich hiervoor op het feit dat dit vruchtgebruik buiten de nalatenschap

om verkregen werd en daardoor geen erfrechtelijk karakter heeft177. Deze redenering moet

echter genuanceerd worden door een onderscheid te maken tussen verschillende hypothesen178.

173 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 236. 174 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 238. 175 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 22. 176 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 116. 177 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 167; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 307; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 814; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 611. 178 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 239.

Page 45: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

43

Het kan ten eerste gaan om een voorschot op erfdeel in volle eigendom. Als de langstlevende

echtgenoot ab intestato en ten aanzien van dat goed slechts aanspraak kan maken op vrucht-

gebruik, dan zal deze schenking na inbreng in principe herleid worden tot alleen maar vrucht-

gebruik179. Dit vruchtgebruik heeft een erfrechtelijk karakter en is vatbaar voor omzetting.

Ten tweede kan het gaan om een schenking buiten erfdeel in volle eigendom. In dat geval behoudt

de langstlevende echtgenoot het gedeelte dat binnen de grenzen van het beschikbaar deel valt in

volle eigendom. Hier is er geen omzetting nodig. Als de schenking aan de langstlevende

echtgenoot ingekort moet worden, dan gebeurt dat in principe alleen op de blote eigendom. Het

vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot mag houden, weegt op de reserve van de

kinderen en is vatbaar voor omzetting180.

Ten derde kan het gaan over een schenking aan de langstlevende echtgenoot van enkel vrucht-

gebruik. In wezen is dit niets meer dan een bevestiging van de erfaanspraak ab intestato van de

langstlevende echtgenoot, waardoor de schenking wellicht altijd als voorschot op erfdeel

gekwalificeerd zal worden. In de mate dat het geschonken vruchtgebruik op de reserve van de

kinderen van de erflater weegt, is het omzetbaar. Men kan zich afvragen of de rest ook omzetbaar

is. Dit lijkt het geval te zijn, ook al kan de schenker bedingen dat die rest in hoofde van de kinderen

(ongeacht of ze gemeenschappelijk of uit een vorig huwelijk zijn) onomzetbaar is181.

Ten vierde kan het gaan over een accessorium van een overeenkomst met een derde. Deze optie

zal verderop in dit hoofdstuk toegelicht worden182.

89. Een schenking onder de levenden aan iemand anders dan de langstlevende echtgenoot

waarbij de erflater zich het vruchtgebruik voorbehield, impliceert dat het vruchtgebruik bij het

overlijden van de erflater door aanwas toekomt aan de begiftigde/blote eigenaar. Deze wordt

dan volle eigenaar. Als de langstlevende echtgenoot de inbreng of de inkorting in vruchtgebruik

kan eisen van de schenking in volle eigendom, is het vruchtgebruik omzetbaar183.

179 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 158. 180 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 784. 181 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 239. 182 Infra randnummer 91 e.v. 183 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 784.

Page 46: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

44

Afdeling 7: Het vruchtgebruik dat ten bezwarende titel bekomen werd

90. Het vruchtgebruik dat tussen echtgenoten ten bezwarende titel verkregen werd, de

huwelijksvoordelen hier buiten beschouwing gelaten184, is in geen enkel geval omzetbaar185.

Afdeling 8: Het vruchtgebruik dat bekomen werd als accessorium van een

overeenkomst met derden

91. Vaak wordt door de echtgenoten in een overeenkomst met een derde een clausule

bedongen waardoor de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik zal kunnen blijven

uitoefenen op een goed dat door hen beiden aangekocht of vervreemd werd. Het vruchtgebruik,

dat aldus verkregen werd van een derde op grond van een overeenkomst met die derde, is niet

vatbaar voor omzetting. 186

92. Wanneer echtgenoten een goed in onverdeeldheid aankopen voor wat de blote eigendom

betreft, met een tontinebeding ten voordele van de langstlevende echtgenoot voor wat het

vruchtgebruik betreft, zal dit vruchtgebruik niet voor omzetting vatbaar zijn omdat het

verkregen werd van een derde (nl. de verkoper)187. Zelfs als dit beding een onrechtstreekse

schenking tussen partners zou bevatten, bijvoorbeeld omdat slechts één van hen de aankoop

gefinancierd heeft, dan heeft deze schenking als voorwerp de som die de eerstgestorvene ervoor

betaald heeft en niet de helft van het goed in vruchtgebruik. 188

93. Als het vruchtgebruik verkregen werd door middel van een beding van aanwas zal het als

niet omzetbaar gekwalificeerd worden wanneer men aanvaardt dat het vruchtgebruik ten

bezwarende titel aan de langstlevende toegekomen is, aangezien een beding van aanwas een

kanscontract is. De gevolgen zijn anders dan bij een tontinebeding omdat de langstlevende

echtgenoot het vruchtgebruik hier rechtstreeks van de vooroverleden echtgenoot verkrijgt.

Wanneer men echter aanvaardt dat het vruchtgebruik door de langstlevende echtgenoot om niet

verkregen werd, kwalificeert men het beding als een schenking. In wezen gaat het hier dan over

een schenking van vruchtgebruik die pas bij het overlijden van de vooroverleden echtgenoot

uitwerking krijgt. Het vruchtgebruik zal in dat geval niet omzetbaar zijn als men uitgaat van een

letterlijke interpretatie van art. 745quinquies § 1 BW (waardoor vruchtgebruik enkel omzetbaar

184 De huwelijksvoordelen worden geacht ten bezwarende titel verkregen te zijn hoewel ze toch een voordeel tot gevolg hebben. M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 6. 185 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 239; M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 6. 186 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 240. 187 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 611. 188 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 6.

Page 47: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

45

is als het verkregen werd op een van de wijzen die de wetgever uitdrukkelijk in dat artikel voor-

zien heeft). 189

94. Wanneer echtgenoten een gemeenschappelijk of onverdeeld goed vervreemden onder

voorbehoud van vruchtgebruik en hierbij als last van de vervreemding stipuleren dat het vrucht-

gebruik op het aandeel van de eerstgestorvene toekomt aan de langstlevende, dan is dat vrucht-

gebruik niet vatbaar voor omzetting. Het vruchtgebruik werd dan niet verkregen uit de nalaten-

schap van de overleden echtgenoot, maar van de begiftigde in uitvoering van de last van de

vervreemding. 190

95. Wanneer een echtgenoot die volle eigenaar is van een goed, zich bij vervreemding van dat

goed het vruchtgebruik voorbehoudt tot aan het overlijden van de langstlevende echtgenoot, kan

dat vruchtgebruik niet omgezet worden. Wanneer de echtgenoot-eigenaar als eerste overlijdt,

heeft hij zich het vruchtgebruik voorbehouden voor een periode die nog niet beëindigd is,

waardoor het vruchtgebruik deel uitmaakt van zijn nalatenschap. Op die manier kan dit

vruchtgebruik ab intestato aan de langstlevende echtgenoot toekomen. Hoewel het vrucht-

gebruik in de interne verhouding tussen de echtgenoten erfrechtelijk van aard is, is het in de

externe relatie ten aanzien van de derde contractueel van aard en daarom niet gerechtelijk

omzetbaar. 191

96. Vruchtgebruik is in geen geval omzetbaar wanneer de blote eigendom niet aan de erflater

toebehoorde. Een toepassing hiervan is de aankoop van een goed voor de blote eigendom op

naam van een derde en voor het vruchtgebruik op naam van de langstlevende echtgenoot. Ook

na het overlijden van de vooroverleden echtgenoot kan de langstlevende nog genieten van het

vruchtgebruik op dat goed. Het vruchtgebruik is echter niet gerechtelijk omzetbaar omdat de

blote eigendom niet aan de vooroverleden echtgenoot toebehoorde. Een andere toepassing van

dit principe is de schenking aan een derde waarbij het vruchtgebruik aan de langstlevende

echtgenoot van de begiftigde toegekend wordt en waarbij een beding van conventionele

terugkeer ervoor zorgt dat de schenking naar de schenker zal terugkeren. Het vruchtgebruik van

de langstlevende echtgenoot zal ook hier niet omzetbaar zijn. 192

189 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 240. 190 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 50; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 241. 191 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3,116; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 241. 192 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 241.

Page 48: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

46

Afdeling 9: Het vruchtgebruik op een goed dat slechts gedeeltelijk tot de

nalatenschap behoort

97. In beginsel is het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot maar voor omzetting

vatbaar als het volledig tot het gemeenschappelijk vermogen of tot de nalatenschap van de eerst-

stervende echtgenoot behoorde193. De reden hiervoor is simpel: het omzettingsrecht kan geen

afbreuk doen aan de verworven rechten van derden.

98. Een veel voorkomende situatie is deze: op het ogenblik van het overlijden van de erflater

behoorde de blote eigendom van het goed al volledig toe aan de kinderen uit een vorige relatie

van de erflater194. De erflater bezat enkel het vruchtgebruik op het goed. Bij zijn overlijden komt

zijn vruchtgebruik te vervallen, waardoor er zelfs geen sprake meer is van een vruchtgebruik

voor de langstlevende echtgenoot, ook al betrof het de gezinswoning. Daar er geen vruchtgebruik

meer is, kan er uiteraard ook geen sprake zijn van een omzettingsrecht.

99. Wanneer de langstlevende echtgenoot vruchtgebruik heeft op de helft van een goed en

de andere helft van dat goed in volle eigendom bezit, is zijn vruchtgebruik vatbaar voor

omzetting. Deze hypothese komt vaak voor bij geërfde gemeenschapsgoederen. De langstlevende

echtgenoot wordt van dat goed mede-eigenaar voor de helft (tenzij anders bepaald bij huwelijks-

contract) en kan op de andere helft in samenloop met de afstammelingen ab intestato vrucht-

gebruik uitoefenen195. In dit geval ontstaat er een onverdeeldheid van de blote eigendom tussen

de langstlevende echtgenoot en de afstammelingen van de erflater, waardoor er een uitonver-

deeldheidtreding ex art. 815 BW geëist kan worden door de langstlevende echtgenoot, uiteraard

uitsluitend met betrekking tot de blote eigendom. Het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot is hier, zoals gezegd, vatbaar voor omzetting. 196

100. Indien de erflater het goed in onverdeeldheid met derden bezat, waardoor de langst-

levende echtgenoot enkel op zijn deel vruchtgebruik heeft, bestaat er discussie over de omzet-

baarheid van dat vruchtgebruik. Sommige auteurs menen dat het vruchtgebruik niet voor

omzetting vatbaar is omdat dit afbreuk zou kunnen doen aan de verworven rechten van

derden197. Andere auteurs werpen op dat de omzetting van dit vruchtgebruik enkel een

193 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 610; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 242. 194 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 78. 195 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 242; J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 78. 196 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 78. 197 Rb. Brugge 17 januari 1992, T.Not. 1992, 275; W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 610; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 242.

Page 49: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

47

verandering van de verhoudingen tussen de partijen teweeg brengt en allerminst afbreuk doet

aan de rechten van derden198.

Het is duidelijk dat de omzetting van het vruchtgebruik op een deel van het goed niet tot gevolg

kan hebben dat de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van dit goed zou verkrijgen of

het vruchtgebruik zou verkrijgen op het aandeel van deze derden, aangezien dit wel een

aantasting van deze verworven rechten van de derden zou zijn199.

101. Bijzondere aandacht vergt het geval waarin de erflater de gezinswoning in onverdeeld-

heid met derden bezat. De langstlevende echtgenoot heeft na het overlijden van de erflater een

reservatair vruchtgebruik op een niet-geïndividualiseerd deel van de gezinswoning. De vraag

rijst of de langstlevende zich kan verzetten tegen de omzetting van zijn vruchtgebruik op de

gezinswoning. In het vorige hoofdstuk werd hierop een antwoord gegeven200.

Afdeling 10: Het vruchtgebruik dat voor 6 juni 1981 ontstaan is

102. Er bestaat betwisting over de vraag of het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

voor omzetting vatbaar is wanneer de nalatenschap opgevallen is voor de datum van inwerking-

treding van de wet van 14 mei 1981, zijnde 6 juni 1981.

103. De meerderheidsopvatting aanvaardt dat het recht om omzetting van het vruchtgebruik

te vorderen een afzonderlijk erfrechtelijk recht is, zodat het enkel uitgeoefend kan worden

binnen de grenzen van de wetgeving die van kracht is op het moment dat de nalatenschap

openvalt201. Het toepassen van de huidige omzettingsregeling op nalatenschappen die

opengevallen zijn voor de inwerkingtreding van de wet van 14 mei 1981 wordt in deze

redenering verworpen omdat de devolutie en de omvang van de aanspraken in vruchtgebruik bij

die nalatenschappen nog bepaald moeten worden volgens de oude -en minder gulle- wet202.

198 Zie de illustratie in M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 242; J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 79; A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 58. 199 J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 79. 200 Infra randnummer 60 e.v. 201 Brussel 27 september 1985, TBBR 1987, 135; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 53; M. PUELINCKX-COENE, “De grote promotie van de langstlevende echtgenote. Beschouwingen bij de integratie van de wet van 14 mei 1981 in het bestaande recht”, TPR 1981, 738; J. VERSTRAETE, “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 77; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 814; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 221. 202 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 243.

Page 50: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

48

104. De minderheidsopvatting poneert dat de omzettingsregeling een modaliteit van de

vereffening en verdeling van een nalatenschap is en daarom onmiddellijke uitwerking heeft203.

Ook het feit dat de omzetting slechts een wijze van beëindiging van het erfrechtelijk vrucht-

gebruik is, wordt aangehaald om de omzettingsregeling toch van toepassing te kunnen verklaren

op nalatenschappen die zijn opengevallen voor 6 juni 1981. Bij het wijzigen van een wijze van

beëindiging van een zakelijk recht, is de nieuwe regeling onmiddellijk toepasselijk op dergelijke

zakelijke rechten die voorheen tot stand gekomen zijn. Toch moet men bij het aanvaarden van

deze stelling ruimte laten voor een uitzondering met betrekking tot het vruchtgebruik dat

conventioneel verkregen werd. Op overeenkomsten blijft de oude wetgeving van toepassing,

althans in de mate dat de oude wetgeving geen inbreuk pleegt op bepalingen die volgens de

nieuwe wet van openbare orde of van dwingend recht zijn. 204

Afdeling 11: Besluit

105. Het is duidelijk dat er nog heel wat onenigheid bestaat over het voorwerp van het

omzettingsrecht. De wetgever heeft in art. 745quinquies § 1, lid 1 BW voor een tegenstrijdigheid

gezorgd door enerzijds te bepalen dat het recht om de omzetting te vorderen, geldt voor elk

vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, en door anderzijds een opsomming te geven van

vier categorieën vruchtgebruik waarvoor het omzettingsrecht geldt.

De eerste twee categorieën (krachtens de wet en bij testament verkregen vruchtgebruik) en de

laatste categorie (ingevolge contractuele erfstelling verkregen vruchtgebruik) zorgen voor

weinig interpretatiemoeilijkheden. De derde categorie (ingevolge huwelijkscontract verkregen

vruchtgebruik) is echter het voorwerp van discussie, zoals hierboven gebleken is. Ook met

betrekking tot vruchtgebruik met een andere oorsprong dan de in de wet opgesomde

categorieën, rijzen er diverse moeilijkheden.

106. Mijns inziens kan de wetgever duidelijkheid en rechtzekerheid scheppen op drie vlakken.

Met name door ten eerste te verklaren hoe de tegenstrijdigheid in art. 745quinquies § 1, lid 1 BW

geïnterpreteerd moet worden en dus te verduidelijken of de omzetbaarheid van vruchtgebruik

beperkt is tot de vier opgesomde categorieën. Ten tweede door te verklaren of er extra voor-

waarden, zoals verkrijging om niet of een erfrechtelijk karakter, gesteld kunnen worden aan het

vruchtgebruik dat ingevolge huwelijkscontract verkregen werd. Ten derde is het aan de wetgever

om een standpunt in te nemen over de omzetbaarheid van vruchtgebruik dat een andere

oorsprong heeft dan de vier in de wet opgesomde categorieën. Zelfs als de wetgever zou bepalen

dat vruchtgebruik enkel omzetbaar is als het behoort tot een van de vier categorieën, rijzen er

nog altijd vraagtekens over de omzetbaarheid van het vruchtgebruik op goederen die slechts

203 Rb. Luik 21 mei 1990, Rec.gén.enr.not. 1991, 405; Rb. Luik 3 maart 1997, RTDF 1997, 221; M. VAN QUICKENBORNE, “Het overgangsrecht in verband met de wet van 14 mei 1981 over het erfrecht van de langstlevende echtgenoot” in M. COENE, Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 124. 204 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 244.

Page 51: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

49

gedeeltelijk tot de nalatenschap behoren en van het vruchtgebruik in nalatenschappen die

opengevallen zijn voor 6 juni 1981. Uiteraard zullen er steeds minder problemen bestaan met de

omzetbaarheid van vruchtgebruik dat ontstaan is voor 6 juni 1981, naarmate de tijd verstrijkt.

Toch kan het voor de enkelingen die ermee geconfronteerd worden nuttig zijn dat de wetgever

ter zake alsnog verduidelijking geeft.

Page 52: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

50

HOOFDSTUK 5: DE MODALITEITEN VAN DE OMZETTING

Afdeling 1: Inleiding

107. Voor de wet van 14 mei 1981 bestond enkel de mogelijkheid om het vruchtgebruik om te

zetten in een lijfrente (oud art. 767 § 3 BW). De blote eigenaars verkregen de volle eigendom van

de betreffende erfgoederen en betaalden een lijfrente aan de langstlevende echtgenoot in ruil.

Sinds de wet van 14 mei 1981 kan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot geheel of

gedeeltelijk omgezet worden in volle eigendom, in een geldsom of in een gewaarborgde en

geïndexeerde rente205. De omzetting in volle eigendom heeft tot gevolg dat zowel de langst-

levende als de blote eigenaars erfgoederen in volle eigendom in hun vermogen krijgen. De

omzetting in een geldsom of in een rente heeft als gevolg dat enkel de blote eigenaars de volle

eigendom van de betreffende erfgoederen verkrijgen.

Degene die de omzetting vordert, moet een keuze maken tussen de drie omzettingsmodaliteiten.

Wanneer de verweerder echter eveneens gerechtigd is om de omzetting te vorderen, kan deze

eisen dat de omzetting gebeurt op een andere wijze. De rechter zal dan, rekening houdend met

de belangen van alle partijen, een keuze maken206.

108. Naast de drie modaliteiten van omzetting sensu stricto kan ook het inkooprecht van de

langstlevende echtgenoot een einde stellen aan de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom

(onder bepaalde voorwaarden). De inkoop van de blote eigendom van de preferentiële goederen

door de langstlevende echtgenoot, gebeurt tegen een opleg van gelden (art. 745quater § 2, lid 2

BW) en heeft als resultaat dat de langstlevende volle eigenaar wordt van de preferentiële

goederen207.

109. De bepalingen betreffende de omzettingsmodaliteiten van de omzetting sensu stricto en

de inkoop van de blote eigendom zijn niet op dwingende wijze voorgeschreven door de wetgever.

De partijen kunnen er dus van afwijken208, maar kunnen elkaar niet dwingen tot het aanvaarden

van afwijkingen209.

205 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 216. 206 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 194. 207 A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 329. 208 Bijvoorbeeld het afstaan van een goed uit het eigen vermogen in ruil voor de stopzetting van het vruchtgebruik. 209 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 302.

Page 53: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

51

Afdeling 2: Omzetting van het vruchtgebruik sensu stricto

§ 1. Omzetting in volle eigendom

A. Begrip

110. De omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom houdt in dat de vruchtgebruiker

het vruchtgebruik op een bepaald goed afstaat in ruil voor de verwerving van de blote eigendom

op andere tot de massa behorende goederen210. Door de omzetting in volle eigendom worden

zowel de blote eigenaars als de vruchtgebruiker volle eigenaars van de desbetreffende

erfgoederen211. De vruchtgebruiker krijgt een goed in volle eigendom waarvan hij in beginsel

enkel het vruchtgebruik had. De blote eigenaar krijgt op zijn beurt een ander goed in volle

eigendom waarvan hij in beginsel enkel de blote eigendom had. Beide partijen hebben hun

oorspronkelijk recht op het desbetreffend erfgoed als gevolg van de omzetting definitief verloren

aan elkaar212.

111. De mogelijkheid om vruchtgebruik om te zetten in volle eigendom creëert voor de

langstlevende echtgenoot in wezen een manier om, zij het via een omweg, erfgenaam van

erfgoederen in volle eigendom te worden, zelfs als er afstammelingen zijn. Volgens sommigen213

heeft de wetgever deze oplossing bedacht om de langstlevende een erfdeel in volle eigendom te

gunnen wanneer hij samen met de afstammelingen van de erflater tot de nalatenschap komt,

zonder te moeten antwoorden op de vraag welk breukdeel in volle eigendom best aan de

langstlevende echtgenoot toegekend wordt.

112. Art. 745sexies § 4 BW bepaalt uitdrukkelijk dat de omzetting geen terugwerkende kracht

heeft, hetgeen betekent dat de omzetting geen weerslag meer heeft op de heffing van successie-

rechten.

B. Verdeling?

113. Deze wijze van omzetting lijkt op een verdeling214, omdat zowel de vruchtgebruiker als

de blote eigenaars in hun rechten worden voldaan door toebedeling van erfgoederen. Toch is de

omzetting in volle eigendom in geen geval een verdeling, waardoor ook de regels van de verdeling

210 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 2. 211 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 212. 212 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 3. 213 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 214. 214 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 195.

Page 54: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

52

hier niet toepasselijk zijn215. Een verdeling gebeurt per definitie in natura door middel van

vorming van gelijke kavels, samengesteld uit goederen van dezelfde aard en toebedeeld bij

lottrekking216. Bij de omzetting van het vruchtgebruik gaat het om rechten van erfgenamen die

niet gelijk maar in tegendeel verschillend zijn, waardoor lottrekking uitgesloten is. Zo is het

mogelijk dat de langstlevende echtgenoot een bepaald goed toebedeeld krijgt, terwijl de andere

erfgenamen de overige goederen in onverdeeldheid toebedeeld krijgen. Wanneer deze

erfgenamen de onverdeelde goederen later onder elkaar verdelen, zullen de regels van de

verdeling in natura wel weer van toepassing zijn217.

114. De kavels worden in beginsel in onderling overleg toebedeeld. Pas wanneer de partijen

niet in staat zijn een minnelijke regeling te treffen, zal de rechter soeverein beslissen hoe de

kavels opgevuld en verdeeld worden. Hierbij houdt hij rekening met de respectieve belangen van

de partijen218 en baseert hij zich desgevallend op de gegevens van een deskundig verslag219.

C. Moeilijkheden in de praktijk

115. De omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom is in de praktijk bijzonder moeilijk

te realiseren220. De waarde van de rechten van de vruchtgebruiker en de waarde van de rechten

van de blote eigenaars moeten worden vastgesteld op basis van berekening of schatting. Dit

betekent dat de waarde in volle eigendom van de om te zetten erfgoederen berekend moet

worden, waarna de kapitaalswaarde van het vruchtgebruik en de blote eigendom moeten

bepaald worden. Vaak zal men beroep moeten doen op een deskundige voor deze waarde-

bepalingen221.

116. Nadien volgt de toebedeling van de goederen in volle eigendom aan de vruchtgebruiker

en aan de blote eigenaars in verhouding tot de waarde van hun respectievelijke rechten222.

Eventueel zal een partij een opleg moeten betalen om ongelijke kavels te compenseren223,

215 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 213. 216 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 214. 217 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 84. 218 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; A. WYLLEMAN, “Aandachtspunten bij planning in hersamengestelde gezinnen” in X, Familiale vermogensplanning (2003-2004), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2004, 716. 219 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 220 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 213. 221 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 196. 222 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 46. 223 M. PUELINCKX-COENE, Erfrecht, Brussel, Story-Scientia, 1988, 127; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en

Page 55: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

53

hetgeen frequent voorkomt aangezien het zeer moeilijk is om loten van erfgoederen te vormen

waarvan de waarde in volle eigendom exact gelijk is aan de geschatte waarde van de rechten van

de vruchtgebruiker en van de blote eigenaars224. Een lot mag evenwel niet overwegend of

volledig bestaan uit opleggelden. De loten van de vruchtgebruiker en de blote eigenaars kunnen

opgevuld worden met gelden uit de nalatenschap225. Sommige auteurs menen dat enkel gelden

uit de nalatenschap die bezwaard zijn met vruchtgebruik gebruikt kunnen worden voor het

opvullen van de loten. Gebruikt men gelden uit de nalatenschap die niet met vruchtgebruik

bezwaard zijn, dan komt dat in feite neer op een omzetting in een geldsom226.

D. Voorwerp van de ruil

117. De omzetting in volle eigendom is slechts mogelijk wanneer voldoende goederen in de

nalatenschap aanwezig zijn om de rechten van alle partijen te voldoen227. Is dat niet het geval,

dan zal de rechter de vordering tot omzetting in volle eigendom afwijzen228. De ratio van deze

regel is duidelijk: geen van de partijen kan er toe gedwongen worden afstand te doen van haar

zakelijk recht op een erfgoed in ruil voor een zakelijk recht op een niet-erfgoed229. De langst-

levende echtgenoot die slechts vruchtgebruik uitoefent op één goed zal niet de omzetting in volle

eigendom van dat goed kunnen verkrijgen, daar hij geen vruchtgebruik op andere goederen kan

afstaan in ruil voor de blote eigendom op dat goed230. Uiteraard kunnen de partijen in der minne

overeenkomen om het vruchtgebruik van een goed uit de nalatenschap te ruilen tegen de blote

eigendom van een eigen goed van de blote eigenaars. Er is dan geen sprake meer van een

omzetting van het vruchtgebruik, maar van een overdracht onder bezwarende titel die onder-

hevig kan zijn aan een heffing van registratierechten (art. 44-45 W.Reg.)231.

E. Gevolgen

118. Hoewel de wetgever hierover niets bepaald heeft, wordt door sommigen aangenomen dat

een omzetting in volle eigendom als resultaat mag hebben dat alle partijen een goed in

huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 171; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vrucht-gebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 197. 224 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 225 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28. 226 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775. 227 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 20; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775. 228 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 212. 229 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 832; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 212. 230 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 212. 231 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 195.

Page 56: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

54

onverdeeldheid in volle eigendom bezitten232. Aan deze nieuwe onverdeeldheid kan een einde

gesteld worden door middel van de gemeenrechtelijke regels van de onverdeeldheid (art.

815 BW). Deze stelling wordt echter niet unaniem aanvaard233. Men kan zich afvragen of het wel

de bedoeling van de wetgever geweest kan zijn en of het wenselijk is dat de gedwongen situatie

tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar vervangen kan worden door een eveneens

gedwongen onverdeeldheid234.

119. De omzetting in volle eigendom van de met vruchtgebruik belaste goederen kan een

dramatische vermindering van de inkomsten van de vruchtgebruiker tot gevolg hebben, vooral

wanneer de vruchtgebruiker een hoge leeftijd heeft. De rechten van de vruchtgebruiker zullen

dan immers zeer laag gewaardeerd worden waardoor hij slechts een kleine kavel blote eigendom

in ruil voor zijn vruchtgebruik zal krijgen. Bovendien speelt het vermoeden van art. 108 W.Succ.

als de vruchtgebruiker overlijdt binnen de drie jaar na de omzetting. Toch zal deze omzettings-

modaliteit vaak gekozen worden wanneer de vruchtgebruiker en de blote eigenaars in onmin

met elkaar leven235.

§ 2. Omzetting in een geldsom

A. Begrip

120. Een tweede modaliteit van omzetting is de omzetting in een geldsom. De vruchtgebruiker

staat zijn vruchtgebruik af ten voordele van de blote eigenaar, die een som geld ter waarde van

de kapitaalswaarde van het vruchtgebruik overmaakt aan de vruchtgebruiker236. Het logische

gevolg van deze omzettingswijze is dat de blote eigenaars nu volle eigenaar van de goederen

worden237. Op die manier kunnen de blote eigenaars voorkomen dat de familiegoederen in

handen van niet-familieleden komen. Wanneer de blote eigenaars onvoldoende gelden hebben

om het vruchtgebruik van de langstlevende af te kopen, kunnen de partijen overeenkomen om

het goed te verkopen aan een derde, waarna ze de verkoopsom onderling verdelen. Bij gebrek

aan overeenstemming tussen de partijen kan de rechter de verkoop van de goederen bevelen238.

De finaliteit van deze omzettingswijze impliceert dat in beginsel enkel blote eigenaars een

vordering tot omzetting in een geldsom kunnen instellen239.

232 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 153. 233 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775. 234 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 235 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 83. 236 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en

W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 214. 237 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 5. 238 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 84. 239 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 215.

Page 57: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

55

B. De afkoopsom

121. De omzetting in een som geld gebeurt in de eerste plaats met in de nalatenschap

aanwezige gelden, hetgeen in feite neerkomt op een omzetting in volle eigendom240. Sommigen241

maken daarbij nog een onderscheid tussen gelden uit de nalatenschap die met vruchtgebruik

bezwaard zijn en gelden uit de nalatenschap die niet met vruchtgebruik bezwaard zijn. Zij stellen

dat de omzetting in een geldsom moet gebeuren met de in de nalatenschap aanwezige gelden die

niet met vruchtgebruik bezwaard zijn, tenzij wanneer dit nadelig is voor een van de partijen. Het

gebruik van met vruchtgebruik bezwaarde gelden uit de nalatenschap komt neer op een

omzetting in volle eigendom242.

122. Wanneer er geen of onvoldoende gelden aanwezig zijn in de nalatenschap, kan de

omzetting ook gebeuren met eigen gelden om te vermijden dat de familiegoederen openbaar

verkocht moeten worden243. Het volstaat niet zich enkel te verzetten tegen de openbare

verkoop244, de blote eigenaars moeten uitdrukkelijk aanbieden om het vruchtgebruik met eigen

gelden af te kopen245. Dit doet een persoonlijke schuld in hoofde van de blote eigenaars ontstaan.

Alle blote eigenaars zijn zonder hoofdelijkheid of ondeelbaarheid tot hun aandeel van de

persoonlijke schuld gehouden. Er is namelijk geen wettelijke grondslag die tot hoofdelijkheid of

ondeelbaarheid aanleiding zou kunnen geven246. Uit de rechtspraak blijkt dat de rechter de

kapitaalkracht van de blote eigenaars in aanmerking kan nemen om het verzoek tot omzetting

van het vruchtgebruik in een som geld al dan niet toe te staan247. Het afkopen van het vrucht-

gebruik met eigen gelden kan niet als een verdeling beschouwd worden248.

123. Indien de rechter toch de openbare verkoop van de erfgoederen beveelt, wordt de

opbrengst van de verkoop pro rata verdeeld tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaars249.

De waarde van het vruchtgebruik moet hier berekend worden aan de hand van de potentiële

240 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 215. 241 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775; J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 84; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 3. 242 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 115; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 46. 243 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 46. 244 M. PUELINCKX-COENE en J. VERSTRAETE, "Overzicht van rechtspraak: erfenissen (1978-1987)", TPR 1988, 946. 245 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 4. 246 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 216. 247 Rb. Brussel 23 oktober 2009, RNB 2010, 575, noot. D. STERCKX. 248 Gent 3 april 2003, NJW 2003, 1374. 249 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 775; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 5; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN

(eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 215.

Page 58: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

56

opbrengst van het geldbedrag, en niet volgens de potentiële huurwaarde van het verkochte goed,

zoals bevestigd werd door het Hof van Cassatie in 2007250.

Door de verkoop van de volle eigendom van de met vruchtgebruik belaste goederen wordt het

vruchtgebruik automatisch omgezet251. Door akkoord te gaan met de verkoop, heeft de vrucht-

gebruiker toegestemd met de beëindiging van zijn rechten als vruchtgebruiker. Dit kan ernstige

gevolgen hebben voor zijn inkomsten. De verkoop heeft niet als gevolg dat er zaakvervanging

plaatsvindt, wat betekent dat het vruchtgebruik ook niet overgaat op de verkoopsom252.

Conventioneel zou men echter wel kunnen bedingen dat het vruchtgebruik overgaat op de

prijs253. De verkoop van de familiegoederen kan grote gevolgen hebben voor de erfgenamen, daar

het vaak gaat om goederen met emotionele waarde.

§ 3. Omzetting in een rente

A. Begrip

124. De omzetting van het vruchtgebruik kan ook gebeuren in een gewaarborgde en

geïndexeerde rente. Deze wijze van omzetting vervangt het vruchtgebruik door een schuld-

vordering (namelijk het recht op rente) die gekoppeld wordt aan de waarde van het vrucht-

gebruik. De rente wordt door de blote eigenaars aan de vruchtgebruiker betaald, in ruil waarvoor

de blote eigenaars de volle eigenaars worden van de erfgoederen254.

125. Deze wijze van omzetting is vaak de gemakkelijkste voor de blote eigenaars255 die op die

manier niet in één keer een groot kapitaal moeten ophoesten. Toch is omzetting in een rente niet

altijd aan te raden omdat er na de omzetting een gedwongen verhouding tussen de partijen blijft

bestaan256.

250 Cass. 11 januari 2007, RNB 2007, 188; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 215. 251 J. VERSTAPPEN, “Vruchtgebruik en blote eigendom bij onroerende en roerende goederen – Fiscale aspecten”, T.Not. 1999, 522; J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 84. 252 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 838. 253 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 215. 254 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 212. 255 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 46. 256 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 6.

Page 59: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

57

B. Rente

126. De rente waarin het vruchtgebruik omgezet wordt, moet geen lijfrente zijn. Toch zullen

de partijen dit vaak wel overeenkomen. De partijen kunnen eveneens overeenkomen dat de rente

slechts gedurende een bepaalde duur verschuldigd zal zijn. 257

127. De rente die aan de langstlevende betaald wordt, zal in verhouding staan tot de waarde

van zijn vruchtgebruik. De partijen moeten een keuze maken tussen de kapitaalrente en de

opbrengstrente258. De kapitaalrente is gebaseerd op het gekapitaliseerde vruchtgebruik. De

opbrengstrente is gebaseerd op de gemiddelde netto-opbrengst van het vruchtgebruik. Door hun

verschillende berekeningsmethode leiden deze twee methodes niet noodzakelijk tot hetzelfde

resultaat259. De opbrengstrente is de oudste en eenvoudigste methode. Onder het oude recht was

dit zelfs de enige omzettingsmogelijkheid260. Om het vruchtgebruik te kunnen omzetten in een

opbrengstrente is vereist dat de goederen die bezwaard zijn met vruchtgebruik effectief

inkomsten genereren261. Is dat niet het geval en kiest men toch voor de omzetting in een rente,

dan gaat het noodzakelijkerwijze om een kapitaalrente. De koppeling aan een kapitaalrente is

minder eenvoudig omdat er een aantal onzekere elementen, zoals de levensverwachting van de

vruchtgebruiker, in aanmerking moeten genomen worden voor de berekening van de

kapitalisatiecoëfficiënt262. In geval van discussie zal men best opteren voor de opbrengstrente,

daar deze rente het best aansluit bij het doel van de wetgever: dezelfde situatie als tijdens het

leven van de erflater zo lang mogelijk waarborgen aan de langstlevende echtgenoot263.

C. Indexatie

128. De rente waarin omgezet wordt, moet geïndexeerd zijn264. De wetgever wilde met deze

bepaling vermijden dat de vruchtgebruiker nadeel zou ondervinden van de inflatie, want zonder

indexering zou de rente beperkt blijven tot het numerieke bedrag van de opbrengst van de

goederen op het ogenblik van de omzetting, zonder rekening te houden met de effecten van

muntontwaarding265.

257 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 776; J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 85. 258 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 216. 259 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7. 260 Oud artikel 767 § 7 BW, zie M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 216. 261 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7. 262 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7. 263 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 85. 264 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 7. 265 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 217.

Page 60: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

58

De wetgever heeft echter niet bepaald aan welke index de rente gekoppeld moet worden.

Aangenomen wordt dat hier dezelfde regeling geldt als voor de geïndexeerde rente die door de

erfgenamen aan de langstlevende betaald wordt wanneer zij een gift onderworpen aan inbreng

door mindere ontvangst gekregen hebben. Die regeling houdt in dat het indexcijfer niet dat van

de kleinhandelsprijzen is, en dat er rekening moet gehouden worden met de aard van de

goederen waarvan het vruchtgebruik omgezet wordt. Naargelang de aard wordt de rente

gekoppeld aan het inkomen van de goederen zelf, de wettelijke rente, de marktrente of enig ander

indexcijfer. 266

129. Eens de rentekoppeling en de modaliteiten van aanpassingen bepaald zijn, is het niet

mogelijk om daaraan nog wijzigingen aan te brengen, ook al waren latere schommelingen van

het gekozen indexcijfer niet eerder voorzienbaar267. Dit verplicht de partijen zich goed te laten

informeren voor zij hun keuze vastleggen. Om eventuele onbillijke toestanden te vermijden, is

het aan te raden om de rente niet te koppelen aan slechts één index, maar aan het gemiddelde

van twee indexcijfers of om de binding aan een welbepaald indexcijfer te matigen268.

D. Waarborg

130. De rente moet gewaarborgd worden. Dit is een belangrijke vereiste, waarvan de ratio niet

ver te zoeken is: het zakelijk recht van de vruchtgebruiker wordt vervangen door een persoonlijk

vorderingsrecht dat onderhevig is aan alle risico's die het vermogen van de renteplichtige

schuldenaar kan ondergaan, zoals insolventie269.

131. De waarborg kan bestaan uit een persoonlijke of zakelijke zekerheid. Voorbeelden

hiervan zijn de hypotheek, de inpandgeving, de bankwaarborg en een overeenkomst met een

levensverzekeringsmaatschappij270. Het is de taak van de rechter om op het ogenblik van de

omzetting na te gaan of de blote eigenaars voldoende zekerheden bieden. Bij twijfel kan de

rechter de omzetting afhankelijk maken van het voorzien in voldoende zekerheden271. Wanneer

de oorspronkelijke zekerheden na verloop van tijd teniet gegaan zouden zijn door overmacht of

266 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 34; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 217; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32. 267 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8. 268 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 200; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 217. 269 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 32. 270 M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 9. 271 J. VERSTRAETE, “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 85; M. COENE en A. VERBEKE, "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 9.

Page 61: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

59

toeval, door toedoen van de overheid, door een fout van de renteschuldenaar, door een fout van

een derde of bij onvermogen van de borg, kan een aanvullende zekerheid geëist worden272.

132. Wanneer de erflater voorziet dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

mogelijks omgezet zal worden in een rente, heeft hij de mogelijkheid om af te wijken van de

vereiste om aan de rente bepaalde zekerheden te koppelen. Toch is deze vrijstelling van

zekerheidsstelling beperkt tot het niet-reservataire vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot en daarom weinig risicovol. 273

Afdeling 3: Inkoop van de blote eigendom van de preferentiële erfgoederen

133. Wanneer de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt met andere personen

dan de afstammelingen van de erflater, zijn geadopteerde kinderen of de afstammelingen

daarvan, kan hij te allen tijde eisen dat hem de blote eigendom van de preferentiële goederen

tegen geld wordt overgedragen (art. 745quater § 2, lid 2 BW).

134. De inkoop van de blote eigendom kan door de langstlevende echtgenoot gefinancierd

worden met eigen middelen. Hierdoor moet hij geen vruchtgebruik op andere erfgoederen

afstaan. De waardebepaling van de blote eigendom gebeurt op dezelfde manier als de waarde-

bepaling van vruchtgebruik. De vergoeding zal door de langstlevende in één keer betaald worden

aan de blote eigenaars, niet in de vorm van een rente. 274

Afdeling 4: Besluit

135. De wetgever heeft voorzien in een waaier van mogelijkheden waarin de omzetting van

het vruchtgebruik kan gebeuren. De partij die de omzetting vordert, moet vooraf goed overwegen

welke elementen voor haar doorslaggevend zijn en op basis daarvan een omzettingsmodaliteit

kiezen.

136. Wanneer een blote eigenaar de omzetting vordert om te vermijden dat de erfgoederen

verloren gaan aan de familie, kiest hij best voor een omzetting in een rente of in een geldsom. De

omzetting in een geldsom kan slechts plaatsvinden als er voldoende (niet met vruchtgebruik

bezwaarde) gelden aanwezig zijn in de nalatenschap of in het vermogen van de blote eigenaar. Is

dat niet het geval, dan zal de verkoop van de goederen waarvan de omzetting gevraagd werd,

zich opdringen. Zo komen de familiegoederen toch terecht bij derden, hetgeen de blote eigenaar

net probeerde te vermijden.

272 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 199. 273 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 218. 274 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 840; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 219.

Page 62: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

60

137. Wanneer de langstlevende echtgenoot volle eigenaar van bepaalde erfgoederen wenst te

worden, zijn zijn opties beperkt. Als hij de preferentiële erfgoederen in volle eigendom wil en de

blote eigenaars zijn geen afstammelingen van de erflater, kan hij zijn inkooprecht uitoefenen. Zijn

voordeel is dat hij geen vruchtgebruik op andere goederen hoeft af te staan, maar hij moet wel

over voldoende financiële middelen beschikken om de blote eigendom af te kopen. Als de

langstlevende wel met afstammelingen van de erflater tot de nalatenschap komt, of als hij volle

eigenaar zou willen worden van niet-preferentiële goederen, kan hij de omzetting in volle

eigendom vorderen. In dat geval moet hij wel vruchtgebruik op andere erfgoederen afstaan. Hij

moet er ook rekening mee houden dat hem een opleg gevraagd kan worden als het niet mogelijk

is de kavels gelijk te verdelen. Hoe ouder de langstlevende is, hoe nadeliger de omzetting in volle

eigendom is voor hem. Zijn vruchtgebruik wordt steeds minder waard, waardoor hij er steeds

minder blote eigendom voor in de plaats krijgt. Hij zal vooraf best nagaan of zijn vruchtgebruik

voor hem meer waard is dan de waardering die aan zijn vruchtgebruik gegeven zal worden bij

omzetting.

138. In het geval waarin de blote eigenaars de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom

willen beëindigen, maar niet in staat zijn een grote som geld in eens te betalen, opteren zij best

voor de omzetting in een rente. Bijkomend voordeel van deze omzettingsmodaliteit is dat er geen

kavels moeten gevormd worden, waar er ook geen problemen kunnen zijn met de opvulling

daarvan en eventuele opleggelden die vereist worden om ongelijke kavels aan te vullen. De

partijen moeten echter zeer goed nadenken over de index waaraan zij de rente zullen koppelen.

Eens vastgelegd, kunnen er geen wijzigingen meer doorgevoerd worden, zelfs niet indien er zich

later onvoorziene waardeschommelingen voordoen.

139. Wanneer de partijen in onvrede met elkaar leven en een einde willen maken aan hun

gedwongen verhouding, kan men kiezen tussen de omzetting in een geldsom of in volle

eigendom. Beide omzettingsmodaliteiten zorgen ervoor dat de partijen na de omzetting niet

meer van elkaar afhankelijk zijn.

Page 63: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

61

HOOFDSTUK 6: DE CONVENTIONELE WIJZIGING VAN HET RECHT VAN

OMZETTING

Afdeling 1: Inleiding

140. De omzettingsregeling werd door de wetgever gecreëerd in het algemeen belang. Toch

ligt deze regeling aan de basis van een aantal problemen die kunnen ontstaan op individueel vlak

waardoor de omzettingsmogelijkheid niet altijd wenselijk is.

141. Ten eerste leidt het gebrek aan een vervaltermijn voor het instellen van de omzettings-

vordering tot rechtsonzekerheid. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de langstlevende echtgenoot

die het familiepatrimonium in stand wil houden en er een rustig genot van wil hebben275. Jaren-

lang moet hij leven met de idee dat er elk moment een omzetting van zijn vruchtgebruik gevraagd

kan worden. Door de ruime beoordelingsbevoegdheid van de rechter wordt deze rechtsonzeker-

heid nog vergroot. De langstlevende ziet de dreiging van een vordering als een spreekwoordelijk

zwaard van Damocles boven het hoofd hangen276.

142. Ten tweede kan het omzettingsrecht ook voor de kinderen, en vooral voor de stief-

kinderen, problematisch zijn. De stiefkinderen wensen vaak dat het kapitaal en de goederen van

hun ouder niet teloor gaan, maar integendeel in handen van henzelf en hun familie blijven. De

omzettingsregeling houdt geen rekening met deze wens en veroorzaakt vaak het tegenover-

gestelde effect. De stiefouder erft in principe het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap van de

overledene. De stiefkinderen erven slechts de blote eigendom van de nalatenschap. In geval van

omzetting zien de stiefkinderen mogelijks (een deel van) de nalatenschap van hun overleden

ouder in volle eigendom in handen van hun stiefouder komen. Deze goederen gaan op die manier

definitief verloren voor de eigen familie277.

143. Toch kan het omzettingsrecht in bepaalde gevallen als zeer wenselijk beschouwd worden.

Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de afstammelingen van de erflater dezelfde levens-

verwachting als hun stiefouder hebben. De aanspraken van deze afstammelingen zouden hun

hele leven beperkt zijn tot de blote eigendom als zij geen omzetting zouden kunnen vragen278.

275 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 228. 276 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 117; M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 8. 277 A. WYLLEMAN, “Aandachtspunten bij planning in hersamengestelde gezinnen” in X, Familiale vermogensplanning (2003-2004), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2004, 717. 278 A. WYLLEMAN, “Aandachtspunten bij planning in hersamengestelde gezinnen” in X, Familiale vermogensplanning (2003-2004), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2004, 717.

Page 64: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

62

144. Het omzettingsrecht blijkt in sommige situaties absoluut niet wenselijk, maar in andere

gevallen zeer noodzakelijk. Als gevolg van deze vaststelling stelt zich de vraag of en in welke mate

de erflater het omzettingsrecht kan beperken, uitsluiten of uitbreiden. In dit hoofdstuk zal een

antwoord op voornoemde vraag geboden worden.

Afdeling 2: Conventionele beperking van het omzettingsrecht

§ 1. Principe

145. Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vorderen is niet van openbare orde.

De erflater kan het omzettingsrecht dus in beginsel aanpassen om het aan zijn wensen te laten

beantwoorden279. Dit blijkt ook uit de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 14 mei

1981: het omzettingsrecht kan door de erflater onder meer bij testament ontnomen worden aan

zowel de langstlevende echtgenoot als aan de verkrijger van de blote eigendom280.

146. Dit principe is echter niet absoluut. De wetgever heeft namelijk in twee gevallen het

omzettingsrecht beschermd, waardoor het niet aangetast kan worden door de erflater. Boven-

dien heeft ook de rechtsleer uitzonderingen op dit principe gecreëerd. De wettelijke en de door

de rechtsleer gecreëerde uitzonderingen worden hieronder besproken.

147. In de mate waarin de erflater over de mogelijkheid beschikt om het omzettingsrecht van

zijn erfgenamen te beperken, kan hij dit doen ten aanzien van een enkele erfgenaam of een

categorie van erfgenamen zonder daarbij aan het omzettingsrecht van andere erfgenamen te

raken281.

§ 2. De wettelijke uitzonderingen

148. De wetgever heeft het omzettingsrecht van twee kwetsbare categorieën willen

beschermen. Ten eerste gaat het om de langstlevende echtgenoot voor wat de gezinswoning en

het huisraad betreft. Ten tweede gaat het om de afstammelingen uit een vorige relatie van de

erflater282. Dit betekent dat het omzettingsrecht in die gevallen onder geen beding ontnomen of

beperkt kan worden.

279 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 15. 280 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 22. 281 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 233. 282 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303.

Page 65: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

63

A. Ten voordele van de langstlevende echtgenoot

1. Omzettingsrecht betreffende de preferentiële goederen

149. De eerste wettelijke uitzondering op het principe dat er aan het omzettingsrecht

gesleuteld mag worden, betreft het dwingend recht van de langstlevende echtgenoot om van de

preferentiële goederen de omzetting van het vruchtgebruik of de inkoop van de blote eigendom

te vorderen (art. 745quiquies § 2, lid 2 BW)283.

150. Er bestaat geen eenduidig antwoord op de vraag naar de ratio van deze bepaling. Dat het

hier niet gaat om een regel die aan de langstlevende echtgenoot enkel het genot van de

preferentiële goederen wil waarborgen, is duidelijk284. Als dat wel zo was, was deze regel

overbodig, daar de langstlevende echtgenoot als gevolg van het intestaat erfrecht al het vrucht-

gebruik op de preferentiële goederen bezat en er dus het genot van had. Mogelijks wilde de

wetgever hier rekening houden met de soms benarde situatie van een langstlevende echtgenoot

die geld nodig heeft om zijn verblijf in het bejaardentehuis te financieren of met de wens om de

gezinswoning te verkopen en in te ruilen voor een kleiner, onderhoudsvriendelijker huis of

appartement.

151. Als voorwaarden voor het recht van de langstlevende echtgenoot om van de preferentiële

goederen de omzetting van het vruchtgebruik of de inkoop van de blote eigendom te kunnen

vorderen, wordt ten eerste gesteld dat de langstlevende echtgenoot op het moment van het

overlijden van de erflater woonachtig moet zijn in de gezinswoning. Als de langstlevende de

gezinswoning na het overlijden van de erflater verlaat, behoudt hij zijn rechten om omzetting of

inkoop te vragen285. Een tweede voorwaarde houdt in dat de gezinswoning niet tot de anomale

nalatenschap mag behoren, anders verliest de langstlevende echtgenoot zijn bescherming (art.

745quater § 3 BW).

152. De langstlevende echtgenoot heeft dan wel steeds het recht om de omzetting van het

vruchtgebruik te vragen, toch moet de rechter zijn vordering niet steeds toestaan, zoals eerder

uiteengezet286. De vordering tot inkoop van de blote eigendom door de langstlevende kan

daarentegen niet afgewezen worden als aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is (art.

745quater § 2, lid 2 BW).

283 Gent 3 maart 1995, T.Not. 1996, 143. 284 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 229. 285 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 229. 286 Supra hoofdstuk 3.

Page 66: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

64

2. Verschil met de langstlevende wettelijk samenwonende

153. Het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende is, in

tegenstelling tot het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, geen reservatair vrucht-

gebruik. Het gevolg daarvan is dat de erflater hem het vruchtgebruik op de preferentiële

goederen volledig kan ontnemen. Er wordt aangenomen dat de erflater hem daarom ook het

omzettingsrecht betreffende dat vruchtgebruik kan ontnemen287. Dit is een toepassing van het

principe “wie het meerdere kan, kan ook het mindere”288. De langstlevende wettelijk samen-

wonende bevindt zich hier dus in een slechtere positie dan de langstlevende echtgenoot. 289

B. Ten voordele van de afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverleden

echtgenoot

154. De tweede wettelijke uitzondering op het principe dat er aan het omzettingsrecht

gesleuteld mag worden, betreft het omzettingsrecht van de afstammelingen uit een vorige relatie

van de erflater (art. 745quinquies § 2, lid 1 BW).

155. De wetgever heeft deze regel bedoeld als compensatie voor de stiefkinderen omdat aan

de stiefouder/langstlevende echtgenoot bij de wet van 14 mei 1981 dezelfde ruime erfrechten

toegekend werden als aan de gemeenschappelijke ouder290. Dat de erflater na zijn eerste huwelijk

hertrouwd is met een partner die in leeftijd soms niet veel verschilt met de kinderen uit zijn

eerste huwelijk is geen ongekend fenomeen. Als aan de kinderen uit zijn eerste huwelijk het recht

ontnomen zou worden om de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

te vragen, zou dat kunnen betekenen dat hun erfaanspraken tot aan het overlijden van de stief-

ouder beperkt blijven tot de blote eigendom, waardoor zij amper van een erfrecht kunnen

genieten291.

156. Het begrip “afstammelingen uit een vorige relatie” wordt heel ruim geïnterpreteerd. De

gelijkheid van alle kinderen impliceert immers dat alle afstammelingen bedoeld worden, ook de

in overspel verwekte kinderen en de geadopteerde kinderen en hun afstammelingen292.

287 R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, afl. 5, 457. 288 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 15. 289 J. VERSTRAETE, “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 90. 290 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 229. 291 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 292 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 790; J. VERSTRAETE, “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 90.

Page 67: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

65

157. Dat de stiefkinderen steeds het recht hebben om de omzetting van het vruchtgebruik van

de langstlevende echtgenoot te vorderen, betekent eveneens niet dat hun vordering nood-

zakelijkerwijze toegestaan moet worden door de rechter293.

C. Verhouding tussen het vetorecht van de langstlevende echtgenoot en de bescherming

voor de afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater

158. Hoe verhoudt het recht van de langstlevende echtgenoot om zich te verzetten tegen de

omzetting van het vruchtgebruik van de preferentiële goederen zich tot het recht van de stief-

kinderen om de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot te vorderen?

In 2003 werd hierover een parlementaire vraag gesteld aan de minister van Justitie294. De

minister stelt dat er geen tegenstelling bestaat tussen het recht van de stiefkinderen en het recht

van de langstlevende echtgenoot. De wetgever heeft een afweging van beider belangen gemaakt.

De bescherming die de stiefkinderen genieten krachtens art. 745quinquies § 2, lid 1 BW geldt

slechts ten aanzien van de pogingen van de erflater om het omzettingsrecht te ontnemen aan de

stiefkinderen. Dit artikel doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen die dit

omzettingsrecht betreffen, zoals art. 745quater § 4 BW.

159. De belangen van de langstlevende echtgenoot (zoals daar zijn: het behoud van zijn

vertrouwde omgeving en het rustig genot van de preferentiële goederen) gaan in de redenering

van de wetgever duidelijk voor op de belangen van de stiefkinderen. Dit is mijn inziens niet altijd

correct. De belangen van de langstlevende echtgenoot kunnen uiteraard niet onderschat worden.

Het kan voor hem een belangrijke zekerheid zijn te weten dat hem niet het genot van de gezins-

woning en het huisraad ontnomen zal worden. Toch moet hier ook goed voor ogen gehouden

worden dat de stiefkinderen grote problemen kunnen ondervinden in verband met hun blote

eigendom als ze geen goede verstandhouding met hun stiefouder hebben. Dat hun vordering tot

omzetting van het vruchtgebruik eenvoudig tegengehouden kan worden door de langstlevende

echtgenoot, doet de bescherming die de wetgever hen initieel wou bieden krachtens art.

745quinquies § 2 BW volledig teniet. Door bepaalde auteurs295 wordt zelfs de vraag gesteld of er

nog wel gesproken kan worden van een appreciatiebevoegdheid voor de rechter bij de vordering

tot omzetting van het vruchtgebruik op de preferentiële goederen. Als de belangen van de

langstlevende echtgenoot steeds moeten voorgaan op de belangen van de stiefkinderen, zal het

resultaat van de beoordeling door de rechter op voorhand al gekend zijn.

D. Besluit

160. Door het veilig stellen van het omzettingsrecht van de langstlevende echtgenoot en van

de afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater, heeft de wetgever ervoor willen zorgen

293 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 294 Vr. en Antw. Kamer, 21 oktober 2003, nr. 51/009, 982 (Vr. nr. 68 Y. LETERME). 295 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 230.

Page 68: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

66

dat deze partijen steeds de mogelijkheid hebben om de verhouding vruchtgebruik – blote

eigendom te beëindigen. Er is echter één element dat de wetgever over het hoofd gezien heeft.

Aangezien de rechter niet steeds verplicht is om de omzettingsvordering van de langstlevende

echtgenoot of de stiefkinderen toe te staan, is hun bescherming onvolkomen296. In wezen hebben

zij slechts de mogelijkheid om aan te geven dat ze de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom

wensen te beëindigen.

§ 3. De door de rechtsleer gecreëerde uitzonderingen

161. Het is duidelijk dat de wetgever niet gewild heeft dat er aan het omzettingsrecht van

bepaalde erfgenamen gesleuteld wordt. Uit deze vaststelling en uit het feit dat de wetgever zich

voor het overige hult in een stilzwijgen, zou a contrario afgeleid kunnen worden dat het

omzettingsrecht in alle andere gevallen wel ontnomen of beperkt kan worden297. Deze opvatting

wordt evenwel betwist298.

162. Door sommigen wordt aanvaard dat de erflater bij het sleutelen aan het omzettingsrecht

van zijn erfgenamen niet alleen rekening moet houden met de wettelijke beperkingen, maar ook

met de regels van de erfrechtelijke reserve299. Zo kan de erflater het omzettingsrecht dat niet

door de wetgever op dwingende wijze toegekend is, ontnemen aan zijn erfgenamen voor wat

betreft het beschikbare deel van zijn nalatenschap. Deze mogelijkheid wordt door sommige

auteurs afgeleid uit de algemene regels van het erfrecht300. De reservataire erfgenamen, zoals zijn

kinderen en de langstlevende echtgenoot, hebben recht op hun reserve, vrij en onbelast.

Aangezien de erflater zijn erfgenamen wel het beschikbaar deel kan ontnemen, kan hij ook de

omzettingsmogelijkheid met betrekking tot het vruchtgebruik in dat beschikbaar deel kan

ontnemen. Wie het meerdere kan, kan ook het mindere301.

296 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 297 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 60. 298 J. VERSTRAETE, “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 91; C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 74; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 230; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 779. 299 J. BAEL, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, 412; A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 332; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 230; M. PUELINCKX-COENE, “De grote promotie van de langstlevende echtgenote. Beschouwingen bij de integratie van de wet van 14 mei 1981 in het bestaande recht”, TPR 1981, 641; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 193; C. DE WULF, "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 101; A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 60. 300 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 122; C. DE WULF, "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 104; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 231; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH

en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 779. 301 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 230.

Page 69: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

67

De erflater kan het omzettingsrecht volledig ontnemen aan zijn ascendenten en zijn zijverwanten

in de gevallen waarin zij een omzettingsrecht genieten. De ascendenten van de erflater kunnen

hun omzettingsrecht immers niet ten aanzien van de langstlevende echtgenoot uitoefenen en zijn

zijverwanten hebben geen enkele reservataire aanspraak. De erflater beschikt daarentegen niet

over de mogelijkheid om het omzettingsrecht te ontnemen aan de langstlevende echtgenoot ten

aanzien van zijn vruchtgebruik op de preferentiële goederen, aangezien dit behoort tot de

concrete reserve van de langstlevende echtgenoot. Hetzelfde geldt voor de andere goederen

waarvan de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik geërfd heeft wanneer zijn abstracte

reserve groter is dan zijn concrete reserve302. De erflater beschikt ook niet over de mogelijkheid

om het omzettingsrecht te ontnemen aan zijn (gemeenschappelijke of in overspel verwekte)

kinderen wanneer dit hun reserve aantast. Enkel ten belope van het beschikbaar deel kan de

erflater zijn kinderen onterven of hen het omzettingsrecht daarvan ontnemen303.

Door te aanvaarden dat het omzettingsrecht enkel beperkt kan worden binnen de grenzen van

het beschikbaar deel, zal de beperking van het omzettingsrecht meestal niet kunnen gelden voor

de nalatenschap in haar geheel, hetgeen vaak wel beoogd wordt door de erflater. Dit heeft voor

gevolg dat de beperking van het omzettingsrecht veel minder efficiënt is dan erflater gehoopt

had304.

163. Zoals gezegd aanvaarden sommigen voorgaande stelling niet omdat art. 745quinquies §

2, lid 1 BW hierdoor overbodig gemaakt wordt. Deze auteurs voeren aan dat de wetgever er door

de creatie van de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom en van de omzettingsregeling zelf

al voor gezorgd had dat de reserve niet door de erflater geregeld kan worden305. Uit het feit dat

de wetgever in een dwingende bescherming van het omzettingsrecht heeft voorzien ten voordele

van de afstammelingen uit een vorige relatie en ten voordele van de langstlevende echtgenoot

van de erflater, kan impliciet afgeleid worden dat buiten deze twee gevallen wel een beperking

of ontneming van het omzettingsrecht mogelijk is.

De vraag rijst of de wetgever wel degelijk de bedoeling had om het omzettingsrecht door de

erflater te laten inperken in alle andere gevallen dan de twee beschermde gevallen, ook wanneer

dit leidt tot een belasting van de reserve van zijn erfgenamen306. Daar in de parlementaire

voorbereiding nergens sprake is van deze stelling, lijkt het erop dat de wetgever deze bedoeling

302 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 231. 303 R. BARBAIX, “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN

(eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 65; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 231. 304 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 233. 305 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 193; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijks-vermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 167. 306 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 17.

Page 70: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

68

niet had. De wetgever zou wellicht duidelijker geweest zijn als hij werkelijk de bedoeling had om

afbreuk te doen aan een algemeen erfrechtelijk principe van het erfrecht waaraan hij nog steeds

erg gehecht blijkt307. Het lijkt opportuun om voorzichtig te zijn bij het interpreteren van de

bedoeling van de wetgever en dergelijke afwijking niet impliciet af te leiden.

Als men aanneemt dat de wetgever door het toekennen van de dwingende bescherming in de

twee eerder besproken gevallen werkelijk de bedoeling had om in alle andere gevallen de

conventionele beperking of ontneming van het omzettingsrecht mogelijk te maken, dan heeft dat

voor gevolg dat er discriminatie gecreëerd wordt tussen kinderen uit een vorige relatie van de

erflater enerzijds en gemeenschappelijke en in overspel verwekte kinderen anderzijds. Art.

745quinquies § 2, lid 1 BW bepaalt namelijk enkel dat het omzettingsrecht niet ontnomen kan

worden aan de afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater. Het is mogelijk dat de

kinderen uit een vorige relatie van de erflater op een kleiner leeftijdsverschil met de

langstlevende echtgenoot stuiten dan de gemeenschappelijke en de in overspel verwekte

kinderen, zodat zij meer geduld moeten uitoefenen voor zij de volle eigenaars worden van de

erfgoederen. Toch kan dit naar mijn mening geen objectieve rechtvaardiging zijn voor het

onderscheid dat gemaakt wordt, in die zin dat het omzettingsrecht van de kinderen uit een vorige

relatie beschermd wordt, terwijl de gemeenschappelijke of de in overspel verwekte kinderen hun

omzettingsrecht wel beperkt of ontnomen kunnen zien door de erflater308.

Zelfs als men de stelling verdedigt dat het omzettingsrecht enkel beperkt kan worden voor wat

het niet-reservataire erfdeel betreft, kan er nog een beperkte vorm van discriminatie tussen de

kinderen uit een vorige relatie van de erflater enerzijds en de gemeenschappelijke en de in

overspel verwekte kinderen anderzijds waargenomen worden309. In de hypothese dat een

vruchtgebruik bij huwelijksvoordeel toegekend werd en men dit vruchtgebruik als omzetbaar

kwalificeert, zal dit (uiteraard in de mate dat het niet als schenking te kwalificeren is) niet meer

ter sprake komen bij de vereffening/verdeling van de nalatenschap, hoewel de reservatairen

enkel daarin hun reserveaanspraak kunnen laten gelden. Wanneer het vruchtgebruik echter als

niet omzetbaar gestipuleerd werd, kunnen de langstlevende echtgenoot en de afstammelingen

uit een vorige relatie zich beroepen op art. 745quinquies § 2 BW. De gemeenschappelijke en de

in overspel verwekte kinderen kunnen dat niet.

164. Alle bovenstaande argumenten in aanmerking genomen, lijkt het mij duidelijk dat de

wetgever geenszins de bedoeling had om de reserveregeling aan de kant te schuiven en aan te

nemen dat het omzettingsrecht gewijzigd kan worden in alle andere gevallen dan de twee

wettelijk beschermde gevallen. De wetgever heeft de omzettingsregeling gecreëerd om een

307 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 232. 308 R. BARBAIX, “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN

(eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 65; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 233. 309 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 232.

Page 71: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

69

oplossing te bieden voor de vele negatieve gevolgen van de eigendomsopsplitsing vruchtgebruik

– blote eigendom. Het omzettingsrecht zou vanuit dat opzicht in het algemeen belang aan de

partijen moeten gegarandeerd worden op de ruimst mogelijke manier. Aanvaarden dat de

reserveregeling aan de kant geschoven mag worden, waardoor de erflater ook het omzettings-

recht van reservatair vruchtgebruik kan beperken of uitsluiten naar eigen goeddunken geeft hem

een bijna absolute macht, hetgeen onverenigbaar lijkt met het doel van de omzettingsregeling.

Afdeling 3: Conventionele uitbreiding van het omzettingsrecht

165. De erflater heeft steeds de mogelijkheid om het omzettingsrecht van zijn erfgenamen uit

te breiden, met als enige grens dat hij de reserve van de andere erfgenamen niet mag beperken.

Dit volgt uit het algemeen aanvaarde principe dat de reserve door de erflater beïnvloed mag

worden, voor zover dit tot voordeel van de reservataire erfgenaam strekt. 310

166. De erflater kan aldus voorzien dat de langstlevende echtgenoot de mogelijkheid heeft om

de omzetting te vragen gedurende meer dan vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap,

indien hij in samenloop komt met andere erfgenamen dan zijn afstammelingen. 311

Afdeling 4: Wijzigingsmogelijkheid naargelang de oorsprong van het vrucht-

gebruik

167. De erflater moet rekening houden met de oorsprong van het vruchtgebruik ten aanzien

waarvan hij het omzettingsrecht wenst te wijzigen. De manier waarop de langstlevende

echtgenoot het vruchtgebruik verkregen heeft, is immers bepalend voor de wijze waarop het

omzettingsrecht betreffende dat vruchtgebruik gewijzigd kan worden.

§ 1. Het omzettingsrecht van de langstlevende echtgenoot

A. Contractueel toegekend vruchtgebruik

168. Indien de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik contractueel toegekend kreeg, is

het voor de erflater logischerwijs niet mogelijk om de rechten die aan de langstlevende

echtgenoot op grond van de overeenkomst toekomen, te beperken312. Dit vloeit voort uit art.

1134 BW. Het omzettingsrecht van contractueel toegekend vruchtgebruik kan dus niet beperkt

of uitgesloten worden.

310 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 311 C. DE WULF, "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 104. 312 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 245.

Page 72: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

70

B. Testamentair en intestaat vruchtgebruik

169. Het omzettingsrecht betreffende het vruchtgebruik dat bij testament toegekend werd,

dient bij testament geregeld te worden313. Dit kan gebeuren in hetzelfde testament of in een later

testament. Deze regel geldt ook voor het vruchtgebruik dat aan de langstlevende echtgenoot

toekomt als gevolg van het intestaat erfrecht314. Principieel kan men hierover geen regeling onder

de levenden treffen, daar dit gekwalificeerd zou kunnen worden als een verboden erfovereen-

komst (art. 1130, lid 2 BW)315. Afwijkingen zijn enkel mogelijk in de gevallen die bij de wet

bepaald worden316.

C. Bij huwelijksvoordeel toegekend vruchtgebruik

170. Het is wel mogelijk om in onderling akkoord met de langstlevende echtgenoot het

omzettingsrecht te beperken ten aanzien van vruchtgebruik dat in een gemeenschapsstelsel317

aan de langstlevende echtgenoot bij huwelijksvoordeel toegekend werd318. In de praktijk zal dit

vaak afgesproken worden om te garanderen dat de goederen die aan de erflater behoorden na

het overlijden van de langstlevende echtgenoot naar de familie van de erflater zullen terugkeren.

Deze stelling kan uiteraard enkel bijgetreden worden als men ook aanvaardt dat het vrucht-

gebruik dat bij huwelijksvoordeel toegekend werd, voor omzetting vatbaar is. Een dergelijke

afspraak kan niet gekwalificeerd worden als een overeenkomst over een nog niet opengevallen

nalatenschap. Het bij huwelijksvoordeel toegekend vruchtgebruik wordt immers bij de

vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel toebedeeld319. Op dat moment is de

vereffening-verdeling van de nalatenschap nog niet gebeurd en is de reserveproblematiek nog

niet aan de orde (behalve in geval van overschrijding van het wettelijk plafond voor de

verkrijging als huwelijksvoordeel320). Indien men niet aanvaardt dat het bij huwelijksvoordeel

toegekend vruchtgebruik omzetbaar is, kunnen er logischerwijs ook geen afspraken gemaakt

worden over een eventuele beperking van het omzettingsrecht.

171. Het is uiteraard onmogelijk om de langstlevende echtgenoot zijn omzettingsrecht of

inkooprecht te ontnemen ten aanzien van zijn vruchtgebruik op de preferentiële goederen (art.

313 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 245. 314 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 824. 315 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 76. 316 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 824. 317 J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 111. 318 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 245. 319 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 245. 320 Art. 1458, 1464 en 1465 BW.

Page 73: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

71

745quinquies § 2, lid 2 BW), ongeacht afwijkende bepalingen in het huwelijkscontract. De langst-

levende kan ook zelf geen afstand doen van zijn recht om zich te verzetten tegen een omzettings-

vordering die de het vruchtgebruik op de preferentiële goederen betreft321.

D. Bij contractuele erfstelling toegekend vruchtgebruik

172. Een contractuele erfstelling is een wettelijk toegelaten overeenkomst over een niet-open-

gevallen nalatenschap die aan de langstlevende echtgenoot een voordeel wil toekennen en in

geen geval tot doel heeft hem iets te ontnemen322. Het bij contractuele erfstelling toegekend

vruchtgebruik wordt bij de vereffening-verdeling van de nalatenschap toebedeeld, waardoor de

reservebescherming hier wel een rol speelt. Binnen de grenzen van het beschikbaar deel kan men

het omzettingsrecht van andere erfgenamen dan de langstlevende echtgenoot inperken via een

gunstigere regeling voor de langstlevende323. Zoals hierboven uiteengezet kan de erflater het

omzettingsrecht ten aanzien van het reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

niet modaliseren. Uitzonderingen op het verbod van erfovereenkomsten moeten restrictief

geïnterpreteerd worden. Volgens sommigen valt een uitsluiting of beperking van het omzettings-

recht van de langstlevende echtgenoot niet meer onder de strikte toepassing van de uitzondering

waardoor er zelfs geen enkel gevolg aan gegeven moet worden324. Volgens anderen is dit wel

mogelijk, maar slechts op voorwaarde dat er niet geraakt wordt aan de reserve en aan het onaan-

tastbaar omzettingsrecht m.b.t. de preferentiële goederen van de langstlevende echtgenoot (art.

1094, lid 3 BW )325.

E. Vruchtgebruik toegekend bij schenking buiten huwelijkscontract of wijzigingsakte van

het huwelijksvermogensstelsel

173. Krachtens art. 1096 BW zijn schenkingen tussen echtgenoten buiten huwelijkscontract of

akte tot wijziging van het huwelijksvermogensstelsel te allen tijde eenzijdig herroepbaar. De

erflater kan dus steeds ad nutum wijzigen wat ten aanzien van het omzettingsrecht werd

overeengekomen bij contractuele erfstelling buiten huwelijkscontract. Dit kan alleen bij

testament gebeuren omdat dit een beding over een nog niet opengevallen nalatenschap is326.

321 J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 112. 322 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 824; J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 113; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 246. 323 J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 113. 324 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 824; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 246. 325 J. VERSTRAETE, “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 113. 326 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 246.

Page 74: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

72

Page 75: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

73

§ 2. Het omzettingsrecht van de afstammelingen van de erflater

A. Bij testament toegekend vruchtgebruik

174. Het omzettingsrecht betreffende bij testament toegekend vruchtgebruik kan steeds

gewijzigd worden bij testament. Dit kan zowel in hetzelfde als in een later testament gebeuren327.

B. Bij huwelijksvoordeel toegekend vruchtgebruik

175. Er is discussie over de vraag of echtgenoten bij overeenkomst het omzettingsrecht van de

afstammelingen van de erflater kunnen beperken. Bepaalde auteurs menen dat dit strijdig zou

zijn met art. 1165 BW omdat de echtgenoten op die manier rechten ontnemen aan derden die

geen partij zijn bij de overeenkomst328. Deze redenering kan in vraag gesteld worden daar art.

1165 BW enkel bepaalt dat een overeenkomst geen verplichtingen aan derden kan opleggen noch

dwingend opgelegde rechten aan die derden kan ontnemen. Als het beperken van het omzettings-

recht van de afstammelingen van de erflater niet in strijd is met de dwingende bescherming die

de wetgever aan sommige afstammelingen toegekend heeft, dan kan dit gekwalificeerd worden

als deel van de aard van het recht dat aan een contractspartij toegekend wordt waardoor dit aan

derden tegenstelbaar is329. Concreet betekent dit dat de echtgenoten het omzettingsrecht

betreffende vruchtgebruik dat bij huwelijksvoordeel toegekend werd, in geen geval kunnen

ontnemen aan de afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater (art. 745quinquies § 2, lid

1 BW).

C. Bij contractuele erfstelling toegekend vruchtgebruik

176. Het omzettingsrecht van de afstammelingen van de erflater betreffende bij contractuele

erfstelling toegekend vruchtgebruik, kan beperkt worden, maar slechts ten aanzien van het

vruchtgebruik dat niet op hun reserve weegt330. Dit komt neer op een beding over een nog niet

opengevallen nalatenschap, maar deze regeling verschaft een voordeel aan de langstlevende

echtgenoot en valt daarom binnen de wettelijke uitzondering van de contractuele erfstelling.

Wanneer de erflater er toch zou toe overgaan het omzettingsrecht te wijzigen van bij contractuele

erfstelling toegekend vruchtgebruik dat onder de erfrechtelijke reserve valt, moet dit

327 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 124. 328 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 49; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 246. 329 E. DIRIX, Obligatoire verhoudingen tussen contractanten en derden, Antwerpen, Kluwer, 1984, 17. 330 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 246.

Page 76: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

74

gekwalificeerd worden als verboden overeenkomst over een nog niet opengevallen

nalatenschap331.

Afdeling 5: Besluit

177. Er is veel onduidelijkheid over de mogelijkheden van de erflater om het omzettingsrecht

van zijn erfgenamen te beperken, uit te sluiten of te verbreden. De wetgever geeft slechts

summiere ruggensteun door enkel te voorzien in bescherming van het omzettingsrecht van twee

kwetsbare categorieën en zich voor het overige te hullen in stilzwijgen. De concrete invulling van

die wettelijke bepalingen is onderworpen aan discussie in de rechtsleer. Ook over de vraag of de

reservebescherming toepassing vindt in de omzettingsregeling is de rechtsleer onverdeeld. Het

gevolg hiervan is dat de erflater die het omzettingsrecht van zijn erfgenamen wenst aan te passen

enkel kan constateren dat hem weinig zekerheid geboden kan worden omtrent de juiste

toepassing en de grenzen van de wijzigingsmogelijkheden. Nochtans kan het voor de erflater

absoluut nuttig zijn om aan het omzettingsrecht van zijn erfgenamen te kunnen sleutelen. Zo zou

hij de langstlevende echtgenoot een onaantastbaar zakelijk recht van vruchtgebruik op andere

goederen dan de preferentiële goederen kunnen toekennen. Hij zou ook zijn kinderen kunnen

verzekeren dat bepaalde familiegoederen niet vervreemd zullen worden door de langstlevende

echtgenoot.

178. Zolang er geen rechtszekerheid gecreëerd wordt over het al dan niet van toepassing zijn

van de reservebescherming op de omzettingsregeling kan de erflater best zijn voorzorgen nemen

en bij het beperken van het omzettingsrecht nauwkeurig aanwijzen op welke goederen binnen

het beschikbaar deel hij zijn clausule toepassing wil laten vinden332. Een algemene clausule

zonder onderscheid tussen reserve en beschikbaar deel, kan door de rechter ongeldig verklaard

worden. Enkel de bepalingen met betrekking tot het beschikbaar deel zullen nog toegepast

mogen worden333.

331 In een arrest van de rechtbank van eerste aanleg te Gent werd geoordeeld dat het recht van de kinderen om de omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot te vragen, niet ontnomen kan worden in het huwelijks-contract of in de wijzigingsakte bij toepassing van art. 1388 BW; Rb. Gent 11 juni 1992, T.Not. 1993, 170, noot F. BOUCKAERT; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 247; C. DE BUSSCHERE, “Wijziging van het huwelijksstelsel tijdens het huwelijk. Enkele capita selecta,”, Not.Fisc.M. 1990, 191. 332 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 124. 333 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 124.

Page 77: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

75

HOOFDSTUK 7: DE WAARDERING VAN HET OM TE ZETTEN

VRUCHTGEBRUIK

Afdeling 1: Inleiding

179. De waardebepaling van het om te zetten vruchtgebruik is een bijzonder belangrijk aspect

in de procedure tot omzetting van het vruchtgebruik. Als gevolg van de omzetting wordt het

vruchtgebruik vervangen door geld of andere goederen. Alvorens te kunnen overgaan tot de

effectieve omzetting van het vruchtgebruik, moet men uiteraard weten hoeveel het vrucht-

gebruik waard is334.

180. De waardering van het vruchtgebruik heeft het bepalen van de actuele of de

geactualiseerde waarde van het vruchtgebruik tot doel. Men berekent aldus de waarde die

beantwoordt aan de nog te verwachten inkomsten uit de met vruchtgebruik bezwaarde

goederen, verminderd met een discontovoet omdat de inkomsten als gevolg van de omzetting

onmiddellijk toegekend worden, terwijl deze normaal gezien gespreid over het leven van de

vruchtgebruiker uitbetaald zouden worden335. Hoe hoger de te verwachten intresten, hoe hoger

de discontovoet en hoe lager het te verrekenen kapitaal336.

181. In dit hoofdstuk zal eerst ingegaan worden op de discussiepunten die ontstaan zijn met

betrekking tot de waardering van het vruchtgebruik. Daarna wordt ingegaan op de finaliteit van

de omzettingsregeling en het belang daarvan voor de waardering van het vruchtgebruik. Nadien

zullen de wettelijke waarderingscriteria en enkele door de praktijk ontwikkelde waarderings-

methodes besproken worden. Uiteindelijk volgen twee bijzonderheden: de bescherming voor de

stiefkinderen en het uitgesteld vruchtgebruik.

Afdeling 2: Punt van discussie

182. De wetgever heeft niet geregeld hoe de waardering van het vruchtgebruik bij de

omzetting dient te gebeuren, hetgeen geleid heeft tot veel discussie en onzekerheid, zowel bij de

minnelijke337 als bij de gerechtelijke omzetting338. Wanneer de partijen er niet in slagen een

overeenkomst te bereiken over de waardering, zal de rechter er uitspraak over doen339.

334 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 830. 335 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 1. 336 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 261. 337 C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 139; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 789. 338 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 63. 339 J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 33.

Page 78: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

76

183. Reeds voor de wet van 14 mei 1981 was de waardebepaling van het vruchtgebruik een

punt van discussie340. Hoewel het Wetboek Successierechten in artikel 21 een oplossing voor-

zag341, werd deze niet overgenomen in de wet van 14 mei 1981. De waarderingsmethode in het

Wetboek Successierechten wordt bestempeld als te star en te forfaitair342, bovendien beoogt ze

slechts een benaderende waardering, hetgeen kan leiden tot een onbillijk resultaat en de

benadeling van de vruchtgebruiker of de blote eigenaar343. De wetgever van 1981 heeft duidelijk

gewild dat de waardebepaling van het vruchtgebruik zo reëel mogelijk zou gebeuren. De Senaats-

commissie oordeelde daarom dat er voor de omzetting zelf beter geen strenge uniforme regels

opgesteld worden, maar slechts criteria die bij de berekening in aanmerking kunnen genomen

worden. Dit is uiteindelijk gebeurd in art. 745sexies § 3 BW. De criteria kunnen door de rechter

of de notaris gehanteerd worden in elk concreet geval. Het werd aan de rechtsleer, de rechtspraak

en de notariële praktijk overgelaten om ter zake een aantal concrete regels uit te werken. Zoals

verderop in dit werk besproken zal worden, zijn er verschillende voorstellen, maar geen van allen

kan eenvormigheid en rechtszekerheid verwezenlijken. De economische crisis heeft het er

bovendien niet eenvoudiger op gemaakt.

184. De erflater kan anticiperen op eventuele latere betwistingen over de waardering van het

vruchtgebruik door in zijn testament een waarderingsmethode voor te schrijven344.

Afdeling 3: De gevolgen van de finaliteit van de omzetting op de waardering

185. Er is onenigheid over de finaliteit van de omzetting van het vruchtgebruik. Hieronder

worden de standpunten van de minderheidsstrekking en de meerderheidsstrekking toegelicht.

§ 1. Het standpunt van de minderheidsstrekking

186. De minderheidsstrekking, waartoe onder andere SCHRYVERS345 behoort, gaat er van uit dat

de bescherming van de langstlevende echtgenoot centraal moet staan bij de omzetting van het

vruchtgebruik. De omzetting wil de langstlevende echtgenoot minstens in een gelijkaardige

positie plaatsen als bij de verdere uitoefening van het vruchtgebruik. Het omzettingskapitaal

moet de vruchtgebruiker namelijk in staat stellen om gedurende de rest van zijn leven te genieten

van een rente die zowel in waarde als in duur gelijk is aan wat hij uit het vruchtgebruik zou

340 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 255. 341 Krachtens artikel 21 W.Succ. wordt de opbrengst van een goed forfaitair geschat op 4% van zijn reële waarde. Die rente wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt die per leeftijdscategorie toegekend wordt. 342 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 26; A. VERBEKE, Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 37; Kritiek: H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 833. 343 E. ADRIAENS, “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 239. 344 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 81. 345 J. SCHRYVERS, "De berekeningsparameters voor de omzetting van een vruchtgebruik", T.Not. 2007, afl. 12, 647.

Page 79: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

77

verkregen hebben346. Het vruchtgebruik kan daarbij zelfs hoger gewaardeerd worden dan de

waarde van de volle eigendom, bijvoorbeeld in het geval van hoogrenderende goederen die na

verloop van tijd meer inkomsten opbrengen dan de waarde van de volle eigendom van die

goederen347.

Het aanvaarden van deze stelling maakt het moeilijk om aan de blote eigendom een waarde toe

te kennen als men weet dat het vruchtgebruik meer waard is dan de volle eigendom. Dit leidt

mijns inziens tot een zeer onbillijk resultaat voor de blote eigenaars aangezien zij wel

successierechten betaald hebben op basis van art. 21 W.Succ.348, maar toch een blote eigendom

zonder waarde in handen hebben.

§ 2. Het standpunt van de meerderheidsstrekking

187. De meerderheidsstrekking349, onder andere gevolgd door LEVIE350, LEDOUX351, TAYMANS en

GRÉGOIRE352, DE WULF353 en het Comité voor Studie en Wetgeving354, gebruikt als uitgangspunt dat

de figuur van de omzetting ingevoerd werd omwille van het algemeen belang355. De omzetting

van het vruchtgebruik kan gevraagd worden op grond van gerechtvaardigde redenen in hoofde

van een of alle betrokken partijen, en niet enkel ter bescherming van de langstlevende echtgenoot

zoals wel het standpunt van de minderheidsstrekking is. De omzetting van het vruchtgebruik

beoogt bovendien niet noodzakelijk het behoud van de economische positie van de langstlevende

echtgenoot, maar moet als gevolg hebben dat voor de vruchtgebruiker en de blote eigenaars in

een billijke vergoeding bij equivalent voorzien wordt voor de afstand van hun respectievelijk

zakelijk recht356.

Deze strekking aanvaardt dat de vruchten na verloop van tijd meer waard kunnen zijn dan de

waarde van de volle eigendom van de goederen, maar enkel als de opsplitsing vruchtgebruik –

346 J. SCHRYVERS, "Problemen bij omzetting vruchtgebruik langstlevende echtgenoot", Juristenkrant 2005, afl. 118, 3. 347 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 64; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 256. 348 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 256. 349 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2011, 54; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 791; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 257. 350 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 150. 351 D. STERCKX, “La controverse des valeurs de l’usufruit”, JT 2002, afl. 6061, 523. 352 J.-F. TAYMANS en M. GRÉGOIRE, "L'estimation de l'usufruit successoral du conjoint survivant" in J.L. RENCHON en F. TAINMONT (eds.), Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 144. 353 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN, C. DE WULF en J. BAEL (eds.), Rechtskroniek voor het notariaat, 10, Brugge, die Keure, 2007, 84. 354 C.S.W., “Recommendations en matière d’évaluation de l’usufruit converti, Dossier nr. 1956”, Versl.CSW 2001, 109. 355 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 64; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 256. 356 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 257.

Page 80: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

78

blote eigendom blijft bestaan, hetgeen dus niet geldt wanneer het vruchtgebruik van de goederen

omgezet is. De omzetting kan aldus impliceren dat de rechten van de vruchtgebruiker

geschonden worden. De vruchtgebruiker van een hoogrenderend goed zal namelijk geen

omzettingskapitaal krijgen dat evenwaardig is aan de vruchten die hij tot het einde van zijn leven

had kunnen genieten als hij vruchtgebruiker gebleven was.

Deze strekking aanvaardt ook dat de blote eigenaars de goederen in volle eigendom toebedeeld

kunnen krijgen, zelfs als de waarde van de vruchten groter was dan de waarde van de volle

eigendom, maar opnieuw slechts zolang de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom in stand

gehouden wordt. Dit is het gevolg van de autonome werking van de zakelijke rechten van de

vruchtgebruiker en de blote eigenaars ten aanzien van het bezwaarde goed. Bij omzetting van

het vruchtgebruik in volle eigendom kan de som van de vergoeding van de vruchtgebruiker en

van de vergoeding van de blote eigenaars niet meer bedragen dan de waarde van het goed in

volle eigendom357. Wanneer de toegepaste waarderingsmethode er toch toe zou leiden dat de

waarde van het vruchtgebruik de waarde van de volle eigendom overstijgt, zal de waarde van het

vruchtgebruik beperkt worden tot een percentage van de venale waarde van de volle eigendom.

Op die manier wordt de vruchtgebruiker zo veel mogelijk beschermd zonder de blote eigendom

als waardeloos te bestempelen358.

§ 3. Besluit

188. Mijns inziens hebben beide strekkingen te kampen met een aantal pijnpunten waardoor

geen van beiden als ideaal bestempeld kan worden. De minderheidsstrekking probeert de

langstlevende echtgenoot zo veel mogelijk te beschermen, zelfs als dat ten koste van de blote

eigenaars gaat. Dit zal wellicht niet de bedoeling van de wetgever en nog minder die van de

erflater zijn. De meerderheidsstrekking probeert de minderheidsstrekking te corrigeren, maar

laat toe dat de langstlevende echtgenoot er na de omzetting mogelijks financieel slechter aan toe

is dan voor de omzetting. Nochtans heeft de wetgever de langstlevende echtgenoot een

belangrijke bescherming willen geven door toekenning van het erfrechtelijk vruchtgebruik, en

wordt deze bescherming gedeeltelijk teniet gedaan indien de omzetting de economische positie

van de langstlevende echtgenoot aantast.

In de gevallen waarin de rechter beschikt over een beoordelingsmarge voor het al dan niet

toekennen van de vordering tot omzetting, legt hij, mijns inziens, best enige gereserveerdheid

aan de dag als de omzetting van het vruchtgebruik een nadeel voor de langstlevende echtgenoot

dreigt in te houden. Zo werd een vordering tot omzetting van de blote eigenaars door het hof van

beroep te Antwerpen terecht afgewezen omdat de vruchtgebruiker de voorkeur gaf aan de

357 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 64. 358 E. ADRIAENS, “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van vruchtgebruik”, TEP 2011, 54.

Page 81: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

79

stabiele inkomsten uit de huurgelden en de blote eigenaars niet konden aantonen dat de

omzetting noodzakelijk was om grote herstellingen uit te voeren359.

Afdeling 4: Wettelijke waarderingscriteria

§ 1. Algemeen

189. In art. 745sexies § 3 BW staat te lezen op welk tijdstip de waarde van het vruchtgebruik

berekend moet worden alsook met welke criteria rekening dient gehouden te worden bij de

waardering van het vruchtgebruik:

“Het vruchtgebruik wordt berekend volgens de waarde op de dag van de omzetting. Bij die

waardering wordt onder meer en naargelang van de omstandigheden rekening gehouden met de

waarde en de opbrengst van de goederen, de eraan verbonden schulden en lasten en de

vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker.”

190. De bepaling dat het vruchtgebruik berekend moet worden volgens de waarde op de dag

van de omzetting360 is bijzonder belangrijk, want zowel roerende goederen als onroerende

goederen zijn voortdurend aan waardeschommelingen onderhevig361. De wetgever heeft er zo

voor gezorgd dat de waardeschommelingen die eventueel plaatsvinden tussen de dag van het

overlijden van de erflater en de dag van de omzetting in aanmerking genomen moeten worden

bij de berekening van de kapitaalswaarde van het vruchtgebruik362.

191. De wetgever heeft niet geconcretiseerd hoe de criteria van art. 745sexies § 3 BW in de

praktijk toegepast moeten worden, noch of steeds met alle criteria rekening gehouden dient te

worden, noch of bepaalde criteria doorslaggevend zijn. De wetgever heeft bovendien geen

limitatieve opsomming gegeven waardoor de rechter eventueel nog met andere criteria rekening

zou kunnen houden363. Aangenomen wordt dat de rechter niet met alle in de wet opgesomde

criteria rekening moet houden en dat de opsomming niet limitatief is364. Mogelijks zou men nog

rekening kunnen houden met andere criteria, zoals de aard van de goederen, de staat en de

359 Antwerpen 20 november 2006, NJW 2007, afl. 160, 321. 360 En dus a contrario niet volgens de waarde op de dag van het overlijden. Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427; Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; Rb. Nijvel 21 maart 2002, JT 2002, afl. 6061, 520. 361 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 25. 362 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS

en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 259. 363 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 259. 364 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 169; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 259.

Page 82: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

80

onderhoudskosten van de goederen365. Toch beperkt de juridische praktijk zich tot de wettelijke

criteria omdat deze moeilijk combineerbaar blijken met andere criteria366.

192. Al deze elementen werken rechtsonzekerheid in de hand en leiden er toe dat de recht-

zoekende over de omzetting geen standpunt kan innemen met kennis van zaken. Hij weet immers

niet op voorhand aan de hand van welke criteria de rechter het vruchtgebruik zal waarderen. Dit

zou men kunnen oplossen door aan de partijen de gelegenheid te geven zich tot de rechtbank te

wenden met het oog op het vastleggen van de omzettingscriteria367. Deze methode kan echter

slechts in een concreet geval als oplossing kan dienen. De algemene rechtsonzekerheid die de

wetgever gecreëerd heeft, verdwijnt er allerminst door.

193. Hieronder worden de wettelijke criteria toegelicht.

§ 2. De waarde van de goederen

194. Het eerste criterium dat door de wetgever aangereikt wordt, is de waarde van de

goederen. Hiermee doelt de wetgever op de verkoopwaarde van de goederen, zoals uitdrukkelijk

uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt368. De afstand van het vruchtgebruik op een goed

doet een financieel en/of economisch voordeel ontstaan. Zelfs de emotionele waarde die men aan

een goed hecht en die men zal verliezen door omzetting is waardeerbaar volgens sommigen369.

Dit criterium wordt onder meer gehanteerd wanneer een goed verkocht wordt dat ofwel zeer

geringe opbrengsten, ofwel geen opbrengsten genereert. De waarde van een goed dat niet

verkocht wordt, moet geschat worden aan de hand van vergelijkingspunten370.

§ 3. De opbrengst van de goederen

195. Het tweede criterium dat we in art. 745sexies § 3 BW vinden, is de opbrengst van de

goederen. Dit werd steeds gezien als het belangrijkste criterium omdat de vruchten de kern van

het vruchtgebruik zijn371. Bovendien wil de wetgever dat de waardering van het vruchtgebruik

zo nauw mogelijk strookt met de werkelijkheid, waardoor de vruchten van het vruchtgebruik

best als basis van de berekening genomen worden372.

365 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 209. 366 W. PINTENS, B. VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers, 2002, 612. 367 D. STERCKX, “La controverse des valeurs de l’usufruit”, JT 2002, afl. 6061, 522; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 788. 368 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 25. 369 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 3. 370 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 789. 371 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 259. 372 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260.

Page 83: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

81

196. Omdat de langstlevende echtgenoot ook moet bijdragen in de schulden en de lasten van

de nalatenschap, zoals de verzekering, de belasting en het onderhoud van het goed373, gaat de

wetgever uit van de netto-opbrengst. De netto-opbrengsten van een goed kunnen gedefinieerd

worden als de opbrengsten die overblijven na aftrek van de schulden en de lasten die aan het om

te zetten vruchtgebruik verbonden zijn374.

197. Dit criterium dient ingevuld te worden aan de hand van de normale opbrengst van het

goed, ook wanneer dat goed al dan niet tijdelijk om bepaalde redenen meer of minder opbrengt

dan gebruikelijk375. Deze benadering streeft een realistische waardering na, eerder dan een

waardering aan de hand van een onzekere of virtuele opbrengst376.

198. In het licht van de economische crisis die bij ieder nog vers in het geheugen zit, kan deze

benadering alleen maar aangemoedigd worden. Het zou niet billijk zijn om het vruchtgebruik een

zeer lage waardering te geven omdat een goed (tijdelijk) weinig opbrengt. De omzetting van het

vruchtgebruik resulteert in een bedrag dat voor eens en voor altijd vast staat. Dit zou kunnen

betekenen dat de vruchtgebruiker voor de rest van zijn leven genoegen zou moeten nemen met

een laag gewaardeerd vruchtgebruik, terwijl hij wel had kunnen genieten van de eventuele

stijging van zijn opbrengsten, als hij vruchtgebruiker gebleven was. Door de normale opbrengst

van een goed in aanmerking te nemen bij de waardering vermijdt men dat er op een bepaald

moment misbruik van de situatie gemaakt wordt om zich onrechtmatig te verrijken377. Als blijkt

dat een partij toch misbruik tracht te maken van de situatie, is het aan de rechter om de omzetting

te weigeren.

199. Uiteraard zal de opbrengst van een goed verschillen naargelang de aard van dat goed. In

de parlementaire voorbereiding wordt er uitdrukkelijk verwezen naar een aantal goederen die

wegens hun aard geen opbrengsten genereren378. Zo zullen bouwgronden normaal geen

inkomen, maar wel lasten genereren, hetgeen veelal tot gevolg heeft dat ze belast worden op de

waarde bij verkoop. Ook goud, edele metalen, schilderijen en antiquiteiten zullen geen inkomen

maar hoogstens genot en lasten genereren. Dit kan niet als gevolg hebben dat er geen waarde aan

het vruchtgebruik op deze goederen toegekend dient te worden. Integendeel, het feit dat de

vruchtgebruiker zijn vruchtgebruik afstaat aan de blote eigenaars betekent voor hen een

economisch voordeel dat gewaardeerd moet worden379. Bij de waardering van het vruchtgebruik

373 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 3. 374 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 788; J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogens-planning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 97. 375 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 177. 376 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260. 377 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 98. 378 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 25. 379 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260.

Page 84: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

82

zal men dan geen gebruik maken van de opbrengst van het goed als criterium, maar wel van de

verkoopwaarde van het goed.

200. Andere goederen zullen slechts een heel geringe opbrengst genereren, zoals verpachte

gronden en landbouwgronden. Hier geldt dezelfde redenering als bij de goederen die geen enkele

opbrengst genereren. Goederen die slechts geringe inkomsten opbrengen, kunnen desondanks

toch een niet te onderschatten economisch voordeel voor de blote eigenaars opleveren wanneer

hen het vruchtgebruik op die goederen afgestaan wordt. Daarom zal men ook hier voor de

waardering van het vruchtgebruik niet alleen de opbrengst van het goed, maar ook van de

verkoopwaarde van het goed in aanmerking nemen.

201. De vraag rijst in welke verhouding het criterium van de netto-opbrengsten gehanteerd

moet worden ten opzichte van het criterium van de verkoopprijs van het goed, vooral wanneer

de goederen toch geringe inkomsten genereren. De wetgever heeft niets bepaald over de

onderlinge verhouding van deze criteria, hetgeen te betreuren valt380. Economisch gezien

resulteert de verhouding van de opbrengst van een goed tot de waarde van dat goed in het

rendement van dat goed381. Goederen met dezelfde verkoopwaarde hebben echter niet

noodzakelijk hetzelfde rendement. Omdat het in de praktijk vaak onmogelijk is om van elk met

vruchtgebruik bezwaard erfgoed het rendement individueel vast te stellen, wordt er soms voor

geopteerd om de potentiële netto-opbrengst van een deel of het geheel van de erfgoederen als

basis te nemen voor de waardering van het vruchtgebruik. Met potentiële netto-opbrengst wordt

dan gedoeld op de normale opbrengst die algemeen verwacht kan worden van een kapitaal, gelijk

aan de venale waarde van de volle eigendom van de vruchtgebruikgoederen. Het rendement

wordt berekend aan de hand van het rendement van de financiële markten op het moment van

omzetting. 382

202. Wanneer de omzetting van het vruchtgebruik slechts gevorderd wordt voor een deel van

de nalatenschap of voor bepaalde goederen, zal men een schatting moeten maken van de

gemiddelde opbrengst van alle met vruchtgebruik bezwaarde goederen383.

§ 4. De schulden en de lasten aan de goederen verbonden

203. Het derde criterium waarmee rekening gehouden kan worden bij de waardering van het

vruchtgebruik betreft de schulden en de lasten die aan de goederen verbonden zijn. Hiermee

doelt de wetgever onder meer op kosten van onderhoud, verzekeringskosten en fiscale lasten. In

de parlementaire voorbereiding wordt uitdrukkelijk vermeld dat er rekening gehouden moet

380 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 834. 381 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260. 382 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260. 383 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 98.

Page 85: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

83

worden met de onroerende voorheffing en met het feit dat het kadastraal inkomen bij het overige

inkomen gevoegd moet worden. 384

§ 5. De vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker

204. Het vierde criterium dat de wetgever in art. 745sexies § 3 BW aanhaalt, is de

vermoedelijke levensverwachting van de vruchtgebruiker op het ogenblik van de omzetting.

Volgens de parlementaire voorbereiding van de wet van 14 mei 1981 moet er bij de waardering

van het vruchtgebruik steeds gebruik gemaakt worden van de meest recente sterftetafels en

moet er een onderscheid gemaakt worden naargelang het geslacht van de vruchtgebruiker385. Er

mag, zoals eerder toegelicht, geen rekening gehouden worden met art. 21 W.Succ.386.

205. De vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker wordt berekend aan de hand van

sterftetabellen. Vaak wordt er gebruik gemaakt van de sterftetafels van de FOD Economie387.

Deze behoren tot de categorie “klassieke” of “stationaire” sterftetafels, wat betekent dat er enkel

rekening gehouden wordt met statistische gegevens en niet met de steeds stijgende levens-

verwachting. De klassieke sterftetafels geven voor elke leeftijd en voor elk geslacht het aantal

waargenomen sterfgevallen in de huidige populatie weer. Er zijn daarnaast ook “prospectieve”

sterftetafels, zoals de MR-FR-tafels van de verzekeringssector of de sterftetabellen van LEDOUX,

of van LEVIE388. Prospectieve sterftetafels anticiperen op de toekomstige sterfteontwikkeling

door de sterftecijfers van alle generaties voor elke leeftijd afzonderlijk te analyseren.

De klassieke sterftetafels worden bekritiseerd omdat ze als uitgangspunt nemen dat de sterfte in

de toekomst op hetzelfde niveau zal blijven als tijdens de observatieperiode. Dit betekent dat ze

geen rekening houden met het gegeven dat de gemiddelde levensduur steeds langer wordt. De

levensverwachting van een pasgeborene wordt berekend aan de hand van cijfermateriaal dat

bekomen werd na observatie van de vorige generaties, hetgeen ertoe leidt dat alle generaties met

elkaar vermengd worden. Het is nochtans onwaarschijnlijk dat een pasgeborene dezelfde sterfte-

kansen heeft als iemand van de vorige generatie, gezien de geëvolueerde levensomstandigheden.

389

De Franstalige Kamer van het Comité voor Studie en Wetgeving erkent de moeilijkheden bij een

individuele waardering die aangepast is aan de aard en de opbrengst van de goederen, maar

384 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 25. 385 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 25; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 260. 386 Om successierechten te berekenen, wordt het vruchtgebruik op een specifieke manier gewaardeerd: de toegekende coëfficiënt per leeftijdscategorie wordt vermenigvuldigd met een rente aan 4%. J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 33. 387 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 82. 388 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 72; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 33. 389 J. SCHRYVERS, “Tafels Schryvers-Aoust 2011, Wat verstaat men onder prospectieve sterfte en hoe berekent men ze?”, http://www.tafelsschryvers.be/sites/default/files/JSA_Tafel.pdf.

Page 86: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

84

weigert te aanvaarden dat notarissen altijd gebruik mogen maken van forfaitaire tabellen390.

Volgens het Comité is het de notaris slechts toegelaten om het gebruik van een forfaitaire

methode te adviseren wanneer het rendementspercentage en de discontovoet verenigbaar zijn

met de aard van de goederen die omgezet worden.

206. Het startpunt bij de berekening is de leeftijd van de vruchtgebruiker op het ogenblik van

de omzetting van het vruchtgebruik. Op basis daarvan wordt de vermoedelijke overlevingsduur

van de vruchtgebruiker bepaald in jaren en maanden391. Hier rijst de vraag in hoeverre bij deze

berekening ook rekening gehouden mag worden met de persoonlijke, specifieke kenmerken van

de vruchtgebruiker zoals daar zijn: zijn gezondheidstoestand, levensstijl, nationaliteit en levens-

omstandigheden392. In bepaalde gevallen kan volgens sommigen afgeweken worden van de

standaardberekeningswijze, bijvoorbeeld omwille van de gezondheidstoestand van de vrucht-

gebruiker393. De werkelijke gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker kan echter enkel in

rekening gebracht worden met het oog op het verlagen van de levensverwachting en niet voor

het verhogen ervan394. Dit brengt grote moeilijkheden met zich mee aangezien de rechter de

langstlevende echtgenoot niet kan verplichten om zich te onderwerpen aan een geneeskundig

onderzoek dat toelaat te verifiëren of de op basis van nationale statistieken opgestelde

sterftetabellen op hem van toepassing zijn. In de meeste gevallen zal daarom een omzetting in

lijfrente aan de rechter gevraagd worden in de plaats van een afwijkende berekening395.

Afdeling 5: Waarderingsmethodes

§ 1. Algemeen

207. In de praktijk zijn er sinds 1981 een aantal methodes tot stand gekomen om de waarde

van het vruchtgebruik te bepalen. De keuze voor een bepaalde methode kan grote gevolgen

hebben, gezien de uiteenlopende resultaten van de verschillende methodes396.

Hieronder zullen de belangrijkste methodes kort uiteengezet worden. Eerst komen de fiscale

methodes uit het Wetboek Successierechten en het Wetboek Registratierechten aan bod. Nadien

390 C.S.W., “Recommendations en matière d’évaluation de l’usufruit converti, Dossier nr. 1956”, Versl.CSW 2001, 110; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 263. 391 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 72. 392 J.-F. TAYMANS en M. GRÉGOIRE, "L'estimation de l'usufruit successoral du conjoint survivant" in J.L. RENCHON en F. TAINMONT (eds.), Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 136. 393 Bergen 27 juni 1996, RTDF 1998, 149; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 788. 394 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 98. 395 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 178. 396 E. ADRIAENS, “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 236.

Page 87: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

85

wordt de in de praktijk meest gebruikte methode LEDOUX toegelicht397. Daarna worden nog zes

andere door de rechtsleer ontwikkelde methodes besproken. Nadien wordt een wetsontwerp

houdende wijziging van de regelgeving omtrent de waardering van het vruchtgebruik bij

omzetting besproken.

§ 2. Methode van het Wetboek Successierechten en van het Wetboek Registratie-

rechten

208. De waarderingsmethode uit artikel 21 van het Wetboek Successierechten schat de

opbrengst van goederen forfaitair op 4% van hun reële waarde, ongeacht de aard van de

goederen. De aldus bepaalde jaarlijkse opbrengst moet met een per leeftijdscategorie

vastgestelde coëfficiënt vermenigvuldigd worden. Het resultaat van deze methode is weinig

precies, star en slechts benaderend. De oorzaak hiervan is de wijze waarop de coëfficiënt

vastgesteld wordt. Er wordt namelijk geen onderscheid gemaakt naargelang het geslacht van de

vruchtgebruiker, en de onderverdeling in leeftijdscategorieën is zeer ruim398. Zo zal telkens tien

jaar lang dezelfde coëfficiënt toegepast moeten worden als de vruchtgebruiker tussen twintig en

vijftig jaar oud is, en gedurende vijf jaar als de vruchtgebruiker ouder dan vijftig jaar is.

Zoals gezegd werd deze methode uitdrukkelijk afgewezen in de voorbereidende werken van de

wet van 14 mei 1981 wegens te ongenuanceerd. Hoewel hier in de rechtspraak geen probleem

van gemaakt werd399, kwam er veel kritiek vanuit de rechtsleer op de totale afwijzing van art. 21

W.Succ. Deze waarderingsmethode werd door notarissen immers vaak gebruikt. De rechtsleer

wees er op dat deze methode gebaseerd is op weloverwogen actuariële berekeningen en dat deze

fiscale berekeningswijze nuttige criteria bevat400.

209. De waarderingsmethode uit artikel 47 W.Reg. hanteert dezelfde coëfficiënt als de

waarderingsmethode uit het Wetboek Successierechten, hetgeen meteen ook de achilleshiel van

deze methode is. Deze methode vermenigvuldigt de coëfficiënt met de reële jaarlijkse opbrengst

of de theoretische huurwaarde van het goed. Van belang voor de bepaling van de juiste coëfficiënt

is de leeftijd van de vruchtgebruiker op de dag van de akte401.

§ 3. Methode LEDOUX402

397 M. PUELINCKX-COENE, J. VERSTRAETE en N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak: erfenissen (1988-1995)”, TPR 1997, 175. 398 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 74. 399 Rb. Brussel 9 oktober 1986, T.Not. 1989, 363; Rb. Luik 21 mei 1990, Rec.gén.enr.not. 1991, 405; Rb. Luik 18 maart 1991, RNB 1992, 225; T.Not. 1993, 87. 400 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 2; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 833. 401 E. ADRIAENS, “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 238. 402 J.-L. LEDOUX, “L’évaluation de l’usufruit converti. Nouvelles tables commentées”, RNB 1995, 226-235; J.-L. LEDOUX, "Évaluation capitalisée de l'usufruit: où actuaire et juriste doivent faire bon ménage" in X, Liber Amicorum Paul Delnoy,

Page 88: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

86

210. Een van de meest gebruikte methodes om het vruchtgebruik te waarderen is de methode

LEDOUX403. Deze werd in 1982 uitgewerkt en wordt nog steeds regelmatig bijgewerkt. Het

uitgangspunt van deze forfaitaire methode is dat de som van de waarde van het vruchtgebruik

en de waarde van de blote eigendom gelijk is aan de waarde van de volle eigendom.

211. De methode LEDOUX werkt als volgt. Er wordt een rendementsvoet berekend op basis van

de verkoopwaarde van het goed in volle eigendom. Die rendementsvoet geeft de potentiële

opbrengst van een vermogen van dezelfde waarde als de verkoopwaarde van het goed aan. Het

maakt niet uit dat een goed geen reële opbrengst heeft, de rendementsvoet wordt ook toegepast

op goederen zonder opbrengst. Daarna wordt de bekomen waarde verdisconteerd volgens een

discontovoet die gelijk is aan de rendementsvoet. In zijn eerste voorstellen ging LEDOUX uit van

een rentevoet van 4 % tot 5 %404. Als gevolg van de gewijzigde economische omstandigheden

heeft hij zijn voorstellen aangepast zodat hij nu uitgaat verschillende rendementsvoeten die

variëren tussen 1,5 % en 3,5 %405. De bedoeling hiervan is het bepalen van de actuele

gekapitaliseerde waarde van deze opbrengst, die normaal gezien levenslang zou kunnen genoten

worden door de langstlevende echtgenoot406, zodat de som van de bekomen waarde voor het

vruchtgebruik en de bekomen waarde voor de blote eigendom uiteindelijk gelijk zouden zijn aan

de waarde van het goed in volle eigendom407. Doordat er rekening gehouden wordt met de

inflatie, weerspiegelen de percentages in de tabellen LEDOUX het verschil tussen de discontovoet

en de inflatie408. LEDOUX maakt gebruik van de levensannuïteitstabellen van de FOD Economie409.

Dit betekent dat er rekening wordt gehouden met de vermoedelijke levensduur van de vrucht-

gebruiker, maar dat er enkel gedifferentieerd wordt op basis van geslacht en leeftijd.

212. De methode LEDOUX is eenvoudig en resulteert in een gelijkaardige oplossing als de

methode van het Wetboek Successierechten. Toch zijn er enkele verschillen waardoor tegemoet

gekomen wordt aan de kritiek die in de parlementaire voorbereiding geuit werd op de methode

van het Wetboek Successierechten: er wordt gebruik gemaakt van de recentste sterftetafels en

de waarde wordt berekend volgens elk verschillend leeftijdsjaar410.

Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 309-322; M. DENUIT en J.-L. LEDOUX, "Capitalisation de l'usufruit. 'Tables Ledoux' 2007", RNB 2007, 174-187; M. DENUIT en J.-L. LEDOUX, “Capitalisation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2011”, RNB 2011, 370-384. 403 Rb. Brussel 21 oktober 2011, RNB 2013, afl. 3070, 65; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 209; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 835. 404 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 835. 405 E. ADRIAENS, “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?” in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 245; C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christian-jaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 3. 406 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 7. 407 M. DENUIT en J.-L. LEDOUX, "Capitalisation de l'usufruit. 'Tables Ledoux' 2007", RNB 2007, 180. 408 M. DENUIT en J.-L. LEDOUX, "Capitalisation de l'usufruit. 'Tables Ledoux' 2007", RNB 2007, 184. 409 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 263. 410 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 7.

Page 89: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

87

Er wordt evenwel kritiek geuit op de methode LEDOUX vanuit verschillende hoeken. Zo wordt de

methode door sommigen eveneens afgedaan als te simpel, te rigide411 en onvoldoende rekening

houdend met de aard van de onderliggende goederen412. LEDOUX benadrukt evenwel zelf dat zijn

methode in bepaalde gevallen aan de kant geschoven kan worden413. Dit zal onder meer het geval

zijn bij de omzetting van het vruchtgebruik op een goed met een standvastig rendement en

wanneer de vruchtgebruiker in een slechte gezondheid verkeert. Bovendien wordt een nadelige

situatie gecreëerd voor de langstlevende echtgenoot wanneer het reële rendement van een goed

hoger is dan het opbrengstpercentage dat in de tabellen vermeld is. Dit nadeel wordt echter

geneutraliseerd door ook een opbrengstpercentage toe te kennen aan de goederen die in

werkelijkheid geen of zeer weinig opbrengsten genereren. Een tweede nadeel van de methode

LEDOUX betreft de berekeningswijze die gesteund is op gemiddelde cijfers en daardoor in principe

geen maatoplossing maar een veralgemeende situatie weergeven. In enkele zeer specifieke

omstandigheden kan dit aanleiding geven tot onbillijke situaties414.

§ 3. Methode SCHRYVERS415

213. De visie van SCHRYVERS wijkt af van de visie van LEDOUX, waardoor ook zijn methode op

enkele punten verschillend is van de methode LEDOUX. Op zijn website stelt hij een bestand ter

beschikking waarmee de omzettingswaarde geraamd kan worden op basis van een zelf te

bepalen opbrengst, kapitalisatierentevoet en inflatie416.

214. De methode SCHRYVERS is gebaseerd op de MR-FR-tafels, anders dan LEDOUX die, zoals

eerder gezegd, uitgaat van de levensannuïteiten van de FOD Economie. SCHRYVERS verantwoordt

die keuze door te stellen dat de sterftetafels van de FOD Economie te weinig rekening houden

met de toekomstige stijging van de levensduur waardoor ze al verouderd zijn wanneer ze

gepubliceerd worden. De MR-FR-tafels geven de werkelijke levensduur mogelijks beter weer

door kunstmatige verlenging van de gemiddelde levensduur417.

SCHRYVERS vertrekt van de reële netto-opbrengst van een goed en vermenigvuldigt deze met de

leeftijd van de vruchtgebruiker en de reële netto-rentevoet waartegen het kapitaal als lijfrente

belegd zou kunnen worden. Deze methode wil leiden tot een kapitaal waarmee de maandelijkse

financiële positie van de vruchtgebruiker bestendigd kan worden418. In deze methode wordt niet

411 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 263. 412 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 792. 413 J.-L. LEDOUX, "Évaluation capitalisée de l'usufruit: où actuaire et juriste doivent faire bon ménage" in X, Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 309. 414 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 7. 415 J. SCHRYVERS, “De berekeningsparameters voor de omzetting van het vruchtgebruik”, T.Not. 2007, afl. 12, 641-651; J. SCHRYVERS, “Sterfte- en kapitalisatietafels bij de berekening van de omzetting van vruchtgebruik naar kapitaal”, http://tablesschryvers.be/sites/default/files/conversie.pdf. 416 www.tafelsschryvers.be 417 J. SCHRYVERS, "La conversion du l'usufruit du conjoint survivant", J.T. 2006, 38. 418 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 78.

Page 90: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

88

gewerkt met een discontovoet die identiek is aan de rendementsvoet, zoals wel gebeurt in de

methode LEDOUX. Volgens SCHRYVERS is die regel financieel niet te rechtvaardigen en schaadt hij

de belangen van veel vruchtgebruikers omdat de waarde van het vruchtgebruik er lager door

uitvalt dan bij berekening met een rendementsvoet die verschillend is van de discontovoet419.

SCHRYVERS geeft de voorkeur aan een vaste annuïteit, hetgeen volgens sommigen leidt tot een

stelselmatige overwaardering van het vruchtgebruik420.

215. Het gevolg van deze berekeningswijze is dat de berekende waarde van het vruchtgebruik

de waarde van de volle eigendom kan overstijgen in specifieke gevallen, zoals bij hoog

renderende goederen, een lage rentevoet of een jonge vruchtgebruiker421. Deze stelling is, zoals

eerder besproken, vatbaar voor discussie.

§ 4. Methode LEVIE, LEVIE, LEVIE422

216. LEVIE, LEVIE en LEVIE wilden een meer gedifferentieerde berekeningswijze tot stand

brengen. Ze gaan in hun methode uit van de potentiële netto-opbrengst van het om te zetten goed

en trachten op die manier de toevallige extreme opbrengsten uit te schakelen423. Bij goederen die

geen of slechts een zeer geringe opbrengst genereren, wordt de verkoopwaarde in acht genomen.

Overeenstemmend met de methode LEDOUX worden de sterftetafels van de FOD Economie

gebruikt en moet de kapitalisatievoet gelijk zijn aan de rendementsvoet424.

Ook deze berekeningswijze kan ertoe leiden dat de waarde van het vruchtgebruik de waarde van

de volle eigendom overstijgt. De auteurs geven er de voorkeur aan om de waarde van het

vruchtgebruik desgevallend te plafonneren op 90 % van de volle eigendom425. Deze maatregel

komt ten goede aan de blote eigenaars die de waarde van hun blote eigendom niet tot 0

gereduceerd zien. Men kan zich echter afvragen of de vruchtgebruiker niet ernstig benadeeld

wordt door de omzetting, aangezien hij zich dan tevreden moet stellen met een waarde die

kleiner is dan wanneer hij vruchtgebruiker gebleven was.

§ 5. Methode TAYMANS en GRÉGOIRE426

419 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 7. 420 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christian-jaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 3. 421 J. SCHRYVERS, "La conversion du l'usufruit du conjoint survivant", J.T. 2006, 40. 422 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 211 p. 423 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 792. 424 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 79. 425 G. LEVIE, C. LEVIE en F. LEVIE, Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 150. 426 J.-F. TAYMANS en M. GRÉGOIRE, "L'estimation de l'usufruit successoral du conjoint survivant" in J.L. RENCHON en F. TAINMONT (eds.), Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 83-157.

Page 91: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

89

217. De methode TAYMANS en GRÉGOIRE gaat uit van een vaste rentevoet die verschilt

naargelang het rendement van de om te zetten goederen. Zo worden er drie categorieën goederen

onderscheiden: goederen met een normaal rendement, goederen met een zwak rendement en

goederen met een sterk rendement427. Op die manier bereiken de auteurs het gebruik van

verschillende forfaitaire tabellen, zoals ook aanbevolen wordt door de Franse Kamer van het

Comité voor Studie en Wetgeving428. Volgens sommigen429 houdt deze werkwijze echter te veel

rekening met de feitelijke toestand van de goederen op het ogenblik van de omzetting, en te

weinig rekening met hun venale waarde en de mogelijkheden om de waarde te herbeleggen. Een

goed met een zwak rendement moet volgens TAYMANS en GRÉGOIRE gekapitaliseerd worden aan

een lage rendementsvoet, terwijl dit goed echter de dag na de omzetting verkocht zou kunnen

worden, waarna de gelden belegd zouden kunnen worden in een vorm van normaal of hoog

rendement. Het lijkt daarom niet billijk om een voorlopig lagere opbrengst als basis van de

vergoeding van de vruchtgebruiker te nemen.

Door kapitalisatie tegen een hoge netto beleggingsintrest wordt vermeden dat de waarde van het

vruchtgebruik de waarde van de volle eigendom overstijgt. De methode TAYMANS en GRÉGOIRE is

echter ook op dit punt onderhevig aan kritiek omwille van de benadeling van de vruchtgebruiker

die eruit voortkomt. Geen enkele spaarder kan immers in de huidige economische situatie zo een

hoge rentevoet voor een veilige belegging krijgen en niets wijst er op dat dat in de toekomst wel

zal kunnen. 430

§ 6. Methode JAUMAIN431

218. JAUMAIN stelt op zijn website software ter beschikking die de gebruiker toelaat de waarde

van zijn vruchtgebruik te berekenen. Daarbij krijgt de gebruiker keuze tussen een benadering die

uitgaat van het inkomen van het goed en een benadering die uitgaat van de waarde van het goed.

Er kan bovendien ook gekozen worden voor ofwel een stationaire sterftetafel, ofwel een

prospectieve sterftetafel.

219. Deze methode wil bereiken dat de vruchtgebruiker met het ontvangen omzettings-

kapitaal een inkomen heeft dat gelijk is aan de waarde van zijn vruchtgebruik. De waarderings-

rentevoet mag daarom niet speculatief zijn, aangezien daarmee niet de betaling van intrest en

van terugbetaling van het kapitaal gegarandeerd kan worden. De risicoloze rentevoet die naar

voor geschoven wordt in de benadering die uitgaat van de waarde van het goed, is die van de

staatsleningen waarvan de solvabiliteit geacht wordt absoluut te zijn en die overeenstemt met

de gemiddelde duur van het vruchtgebruik. De benadering die uitgaat van het inkomen van het

427 J.-F. TAYMANS en M. GRÉGOIRE, "L'estimation de l'usufruit successoral du conjoint survivant" in J.L. RENCHON en F. TAINMONT (eds.), Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant, 2004, 147. 428 C.S.W., “Recommendations en matière d’évaluation de l’usufruit converti, Dossier nr. 1956”, Versl.CSW 2001, 27-110. 429 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 83. 430 J. SCHRYVERS, "Problemen bij omzetting vruchtgebruik langstlevende echtgenoot", Juristenkrant, afl. 118, 2005, 3. 431 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een antwoord op het wetsvoorstel om art. 745sexies van het Burgerlijk Wetboek aan te vullen.”, T.Not. 2012, afl. 5, 271.

Page 92: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

90

goed indexeert het inkomen en gaat uit van een waarderingsrentevoet die gelijk is aan de reële

netto rentevoet. 432

§ 7. Methode DE WULF, BAEL en DE VOS433

220. Deze methode is gelijkaardig aan de methode LEDOUX. De waarderingstabellen van DE

WULF, BAEL en DE VOS zijn zuivere kapitalisatietabellen waarin een onderscheid tussen mannen

en vrouwen gemaakt wordt. Deze methode laat keuze tussen rentevoeten die variëren tussen 1,5

% en 7 %. De netto-opbrengst van het goed wordt vermenigvuldigd met een factor die overeen-

stemt de leeftijd van de vruchtgebruiker. 434

Deze methode gaat er net zoals de methode LEDOUX van uit dat de waarde van het vruchtgebruik

niet hoger mag zijn dan de waarde van de volle eigendom. Een andere gelijkenis met de methode

LEDOUX is de voorkeur voor het gebruik van een gelijke rentevoet voor de berekening van de

kapitalisatie en de berekening van het rendement435.

§ 8. Methode CLAEYS436

221. De methode CLAEYS bestaat uit allerlei tafels die verschillen naargelang de regionale

ligging van het goed, de woonplaats van de vruchtgebruiker en het geslacht van de vrucht-

gebruiker. Op die manier houdt CLAEYS rekening met de verschillende verkoopwaarden van

onroerend goed en de verschillende sterftecijfers in de drie gewesten437.

Net als de methode LEDOUX gaat deze methode er van uit dat het vruchtgebruik niet meer waard

kan zijn dan de volle eigendom van het goed438.

432 C. JAUMAIN, “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”, http://www.christian-jaumain.be/pdf/FULLN.pdf, 1. 433 C. DE WULF, “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN, C. DE WULF en J. BAEL (eds.), Rechtskroniek voor het notariaat, 10, Brugge, die Keure, 2007, 84; C. DE WULF, J. BAEL en S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 491-498. 434 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 8. 435 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 94. 436 D. CLAEYS, Usufruit et nue-propriété. Principes et actualités, Waterloo, Kluwer, 2007, 140. 437 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 8. 438 D. CLAEYS, Usufruit et nue-propriété. Principes et actualités, Waterloo, Kluwer, 2007, 182.

Page 93: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

91

§ 9. Wetsontwerp houdende wijziging van de regelgeving omtrent de waardering van

het vruchtgebruik bij omzetting

222. Alle betwistingen en familieruzies die ontstaan zijn bij gebrek aan concrete regels voor

de waardering van het vruchtgebruik, hebben ertoe geleid dat er een wetgevend initiatief tot

wijziging van art. 745sexies BW tot stand gekomen is439. Dit wetsontwerp wil op een eenvormige

wijze de procedure bepalen voor de door de wet voorziene omzetting met het oog op

bescherming van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende.

De minister van Justitie krijgt de opdracht om jaarlijks op 1 juli twee omzettingstabellen te

bepalen: een voor mannen en een voor vrouwen. Die omzettingstabellen bepalen de waarde van

het vruchtgebruik als een percentage van de normale verkoopwaarde van de om te zetten

goederen. Daarbij wordt rekening gehouden met de gemiddelde rentevoet over de laatste twee

jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit gelijk is aan de levensverwachting van de

vruchtgebruiker, of de rentevoet die overeenstemt met de hoogste maturiteit als de levens-

verwachting de maturiteit overschrijdt. Men gebruikt de Belgische prospectieve sterftetafels die

jaarlijks gepubliceerd worden door het Federaal Planbureau. De waardering van het vrucht-

gebruik gebeurt op basis van de leeftijd van de vruchtgebruiker, de verkoopwaarde van de

goederen en de omzettingstabellen op datum van indiening van het verzoekschrift tot omzetting.

De waarde van het vruchtgebruik is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de volle

eigendom en de waarde van de blote eigendom. De wetgever kiest er dus, in navolging van de

aanbevelingen van de Franse Kamer van het Comité voor Studie en Wetgeving en vele auteurs,

expliciet voor om de waarde van het vruchtgebruik nooit de waarde van de volle eigendom te

laten overstijgen. De waarde van de blote eigendom is gelijk aan een breuk waarvan de teller

gelijk is aan de waarde van de volle eigendom en de noemer gelijk is aan 1 + de rentevoet,

verheven tot de macht die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker.

De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot wanneer de kapitalisatie-

waarde van zijn vruchtgebruik hem effectief betaald is. Tot dat ogenblik brengt de kapitalisatie-

waarde hem geen intresten op, behalve als hij na definitieve vaststelling van de kapitalisatie-

waarde van zijn vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van de zaak. De intrest

waarop de vruchtgebruiker dan recht heeft, is gelijk aan de wettelijke intrest vanaf het ogenblik

waarop hij aan de blote eigenaars bevestigt dat hij afstand gedaan heeft van het genot van de

zaak en hem in gebreke stelt tot het betalen van deze intrest.

439 Wetsontwerp (G. SWENNEN) houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2013-2014, nr. 3451.

Page 94: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

92

De rechter kan de omzetting van het vruchtgebruik weigeren of de toepassing van de omzettings-

tabellen uitsluiten en andere omzettingsvoorwaarden bepalen als de gezondheidstoestand van

de vruchtgebruiker ertoe noopt dat zijn levensverwachting manifest lager is dan deze van de

statistische tabellen.

223. Het wetsontwerp is op dit ogenblik definitief aangenomen en overgezonden naar de

Kamer ter bekrachtiging. De wet zal in werking treden tien dagen na de bekendmaking van de

omzettingstabellen in het Belgisch Staatsblad. De hierboven geschetste regeling zal van

toepassing zijn op elk verzoek tot omzetting van vruchtgebruik dat ingediend wordt vanaf de

inwerkingtreding van de wet.

§ 10. Besluit

224. De wetgever van 1981 heeft de fiscale forfaitaire waarderingsmethodes uitdrukkelijk

verworpen en het aan de praktijk overgelaten om concrete regels uit te werken aan de hand

waarvan de waarde van het vruchtgebruik berekend kan worden. Dit is gebeurd in de vorm van

een aantal praktische methoden en tabellen440. Deze methoden en tabellen laten toe dat de

waarde van het vruchtgebruik snel en accuraat berekend wordt.

225. Toch moet er vastgesteld worden dat de waardering van het vruchtgebruik bij omzetting,

ondanks de inspanningen van de juridische praktijk ter zake, bijzonder onoverzichtelijk blijft.

Afhankelijk van de gehanteerde methode kan het resultaat sterk verschillen, hetgeen te wijten is

aan de vele variabelen en onbekenden.

Er is bovendien weinig gepubliceerde rechtspraak ter zake, niettegenstaande het feit dat de

omzetting van het vruchtgebruik tot de dagdagelijkse notarispraktijk behoort. Meestal kiest de

rechtspraak voor de methode LEDOUX441, hoewel in specifieke omstandigheden een andere

methode aangewezen kan zijn. Ook het gebruik van gemiddelden op basis van meerdere

methodes kan soms soelaas bieden.442

226. Er wordt door sommigen gepleit voor het inbouwen van meer flexibiliteit in de

waarderingsmethodes en voor differentiatie naargelang de om te zetten goederen443. Toch kan

het mijns inziens niet de bedoeling zijn om voor elk om te zetten goed afzonderlijk de meest

aangewezen waarderingsmethode te bepalen en toe te passen. Dit zou niet alleen bijzonder

tijdrovend zijn, maar ook de rechtsonzekerheid in de hand werken. Partijen zullen dan immers

440 E. DE NOLF, "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)", Notariaat 2008, afl. 7, 8. 441 Rb. Gent 10 september 2009, RNB 2011, afl. 3050, 234; RTDF 2010; Luik 24 juni 2009, RNB 2011, afl. 3056, 689; RTDF 2011, afl. 2, 538; Rb. Brussel 21 oktober 2011, RNB 2013, afl. 3070, 65. 442 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 264. 443 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 22.

Page 95: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

93

niet op voorhand kunnen inschatten welke waarde aan het vruchtgebruik toebedeeld zal worden

wanneer ze de omzetting vorderen.

227. De wetgever heeft via het wetsontwerp houdende wijziging van de regelgeving omtrent

de waardering van het vruchtgebruik bij omzetting getracht om conflicten te vermijden en de

rechtzekerheid te verhogen. Er is oog geweest voor de vele kritiek op reeds bestaande

waarderingsmethodes. Zo zal er gewerkt worden met prospectieve sterftetafels, zal het vrucht-

gebruik niet meer waard kunnen zijn dan de volle eigendom, wordt er een risicoloze rentevoet

in aanmerking genomen, wordt er gedifferentieerd op basis van geslacht en kan de gezondheids-

toestand van de vruchtgebruiker ertoe leiden dat de omzetting geweigerd wordt of doorgevoerd

wordt op basis van andere omzettingsvoorwaarden. Dit wetgevend ingrijpen zorgt ervoor dat

een gerechtelijke vordering tot omzetting geen sprong in het duister meer is op vlak van de

waardering van het vruchtgebruik. Het valt uiteraard nog af te wachten hoe de praktijk met deze

nieuwe wettelijke regels zal omgaan en of ze ook in de minnelijke omzettingsregeling een rol

zullen spelen.

Afdeling 6: Bijzondere bescherming voor de kinderen uit een vorige relatie

van de vooroverleden echtgenoot

228. In het Burgerlijk Wetboek werd voorzien in een bijzondere bepaling voor de situatie

waarin de langstlevende echtgenoot met afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot uit

een vorige relatie in samenloop tot de nalatenschap komt. De langstlevende echtgenoot wordt in

dat geval geacht minstens 20 jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit de vorige relatie

(art. 745quinquies § 3 BW)444.

229. Art. 745quinqiues § 3 BW speelt niet alleen in het geval van samenloop tussen de

langstlevende echtgenoot en de afstammelingen uit een vorig huwelijk van de erflater, maar sinds

de wet van 28 maart 2007445 ook in alle gevallen van samenloop tussen de langstlevende

echtgenoot en afstammelingen buiten het huidige huwelijk van de erflater (m.a.w. ook in geval van

samenloop met voorhuwelijkse kinderen en in overspel verwekte kinderen). Het feit dat deze

bescherming voorheen enkel voorzien werd voor de afstammelingen uit een vorig huwelijk van

de erflater gaf in de praktijk evenwel meestal geen aanleiding tot discriminatie van

444 Deze fictieve leeftijdsverhoging geldt enkel voor de omzetting van het vruchtgebruik, en niet voor de berekening van de waarde van het vruchtgebruik op fiscaal vlak. Zie: A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 332. Het niet parallel lopen van de burgerrechtelijke en fiscale regels leidt tot onbillijkheid daar de langstlevende successierechten betaalt op iets wat hij/zij niet gekregen heeft, op een hogere heffingsgrondslag dan degene die gediend heeft om het vruchtgebruik op burgerrechtelijk vlak te waarderen. Zie: N. GEELHAND DE MERXEM, “Koekoeks-kinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S. EGGERMONT en N. GEELHAND DE MERXEM (eds.), Handboek Estate Planning, Gent, Larcier, 2009, 116; J. RUYSSEVELDT, Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 34. 445 Art. 6 van de wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samen-wonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouw-bedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007.

Page 96: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

94

voorhuwelijkse, in overspel verwekte of uit een vorige relatie afkomstige kinderen446. Vaak

immers is er tussen hen en de langstlevende echtgenoot een leeftijdsverschil van meer dan 20

jaar.

230. Ook wanneer de langstlevende wettelijk samenwonende in samenloop komt met

afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater, wordt hij geacht minstens 20 jaar ouder te

zijn dan de oudste afstammeling uit deze vorige relatie447.

231. De ratio van deze bepaling is te vinden in het feit dat er niet altijd een groot leeftijds-

verschil tussen de kinderen van de erflater en hun stiefouder is. Hierdoor is er meer kans dat

deze kinderen hun stiefouder niet zullen overleven en daardoor nooit zullen kunnen genieten

van de volle eigendom. Om de pijn voor de kinderen te verzachten en om te vermijden dat ze een

al te hoog bedrag zouden moeten betalen voor het uitkopen van de stiefouder, heeft de wetgever

art. 745quinquies § 3 BW ingevoegd. De fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot

heeft als gevolg dat de vermoedelijke levensduur van de langstlevende daalt, waardoor de

waarde van de blote eigendom stijgt448.

232. Toch is de fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot als beschermings-

mechanisme voor de kinderen van de erflater niet veel waard in sommige gevallen, waaronder

veel gevallen die de wetgever bij uitstek beoogde bij het invoeren van deze bepaling449. De

wetgever wil deze kinderen voornamelijk beschermen in de situatie waarin er een te groot

leeftijdsverschil bestaat tussen de erflater en de langstlevende. Wanneer echter het oudste kind

uit de vorige relatie van de erflater zelf nog heel jong is, zal de fictieve veroudering van de langst-

levende geen soelaas kunnen bieden. Als het oudste kind bijvoorbeeld 20 jaar is, dan zal de

fictieve veroudering tot gevolg hebben dat de langstlevende echtgenoot geacht wordt minstens

40 jaar te zijn. Maar zelfs dan blijft de waarde van het vruchtgebruik hoger dan de waarde van de

blote eigendom. 450

233. De bescherming die art. 745quinquies § 3 BW aan de stiefkinderen wil bieden, heeft geen

invloed op hun recht om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen451. De rechter is niet

verplicht hun verzoek in te willigen452.

446 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 266. 447 R. BARBAIX, “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, afl. 5, 456. 448 A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 332. 449 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 22. 450 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 266. 451 Art. 745quinquies § 2 BW. 452 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 266.

Page 97: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

95

234. De fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot bij de waardering van het

vruchtgebruik wordt enkel toegepast indien de langstlevende in samenloop komt met

afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater. Door het begrip “afstammelingen” te

gebruiken, heeft de wetgever niet uitgesloten dat de fictieve veroudering ook van toepassing kan

zijn als de langstlevende in samenloop komt met kleinkinderen of achterkleinkinderen van de

erflater453. Ook als de oudste afstammeling uit de vorige relatie van de erflater overleden is, blijft

het referentiepunt hetzelfde: de leeftijd die de overleden oudste afstammeling gehad zou hebben

als hij nog in leven was op het moment van de omzetting van het vruchtgebruik454. Het is daarbij

irrelevant of de kleinkinderen van de erflater in eigen hoofde of bij plaatsvervulling opkomen in

de nalatenschap.

235. De fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot geldt zowel voor de stief-

kinderen waarvan het leeftijdsverschil met de stiefouder minder dan 20 jaar bedraagt als voor

de jongere stiefkinderen455.

236. Wanneer zowel kinderen uit een vorige relatie van de erflater als gemeenschappelijke

kinderen in samenloop met de langstlevende tot de nalatenschap komen, rijst de vraag of de

fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot ook geldt ten aanzien van de gemeen-

schappelijke kinderen456.

Door sommigen wordt aangenomen dat het antwoord op die vraag positief is457. Deze redenering

wordt gestoeld op het gelijkheidsbeginsel dat eist dat ten aanzien van alle kinderen, ongeacht in

welke relatie ze geboren zijn, met de fictief verhoogde leeftijd van de langstlevende rekening

gehouden wordt. Een ander argument is dat alle gerechtigden bij de omzetting van het

vruchtgebruik betrokken moeten worden. Het gebruik van de fictief verhoogde leeftijd bij de

berekening van de waarde van het vruchtgebruik ten aanzien van alle afstammelingen van de

erflater kan er bovendien voor zorgen dat de omzettingsprocedure niet nog ingewikkelder wordt

dan ze al is.

Toch wordt door anderen geargumenteerd dat dit juist strijdig is met het gelijkheidsbeginsel458.

Hoewel het gelijk behandelen van gemeenschappelijke kinderen en kinderen uit een vorige

453 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 266. 454 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 789; H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 180; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267. 455 R. BARBAIX, “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN

(eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 45. 456 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267. 457 H. CASMAN en A. VASTERSAVENDTS, De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijksvermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 180; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267. 458 R. BARBAIX, “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN

(eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 45; M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M.

Page 98: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

96

relatie in een concreet geval leidt tot gelijkheid, leidt dit meer globaal gezien tot een ongelijke

behandeling van gemeenschappelijke kinderen die in de nalatenschap opkomen met een

halfbroer of –zus ten opzichte van gemeenschappelijke kinderen die niet in de nalatenschap

opkomen met een halfbroer of –zus. Gemeenschappelijke kinderen die bijvoorbeeld in de

nalatenschap opkomen met een halfbroer die minder dan twintig jaar scheelt met de

langstlevende echtgenoot, zullen kunnen genieten van de fictieve leeftijdsverhoging van de

langstlevende voor de berekening van de waarde van hun erfdeel. Gemeenschappelijke kinderen

die slechts halfbroers of –zussen hebben die meer dan twintig jaar schelen met de langstlevende

echtgenoot of gemeenschappelijke kinderen die geen halfbroer of –zus hebben, zullen niet

kunnen genieten van de fictieve leeftijdsverhoging van de langstlevende echtgenoot.

237. Het lijkt wenselijk dat de wetgever dienaangaand een standpunt inneemt. Mijns inziens

dienen de afstammelingen van de erflater opgesplitst te worden in verschillende categorieën

naargelang de relatie waarin ze ontstaan zijn, waarna de waardering van het vruchtgebruik per

categorie afstammelingen kan gebeuren. Dit zal inderdaad de omzettingsprocedure nog

complexer maken, aangezien dit soms voor één nalatenschap een dubbele berekening zal

vereisen, daar waar nu maar één berekening vereist is. Bovendien zullen de kinderen van de

erflater in een concreet geval niet gelijk behandeld worden. Maar deze ongelijkheid kan objectief

verantwoord worden. De kinderen die ontstaan zijn uit een vorige relatie van de erflater hebben

nood aan een hogere bescherming dan de gemeenschappelijke kinderen, want zij zien de

familiegoederen die aan de langstlevende echtgenoot toebedeeld worden, definitief verloren

gaan voor de familie. Gemeenschappelijke kinderen kunnen echter bij het overlijden van de

langstlevende recupereren wat deze meer gekregen heeft, hetgeen voor hen slechts een “uitstel

van erfrecht” betekent459.

238. Over een eventuele verdere opsplitsing van de afstammelingen binnen de gemaakte

categorieën bestaat er geen eensgezindheid. Volgens sommigen moet er per categorie

afstammelingen eenzelfde berekeningswijze gehanteerd worden, waardoor er enkel een onder-

scheid gemaakt wordt tussen de verschillende categorieën afstammelingen en niet tussen de

afstammelingen van een bepaalde categorie460. Zo zal de fictieve veroudering van de langst-

levende echtgenoot ook gelden voor de afstammelingen uit een vorige relatie die meer dan

twintig jaar jonger zijn dan de langstlevende. Volgens anderen daarentegen moet er per kind

COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 15; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 268; J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 100. 459 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267. 460 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267.

Page 99: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

97

beoordeeld worden of de fictieve veroudering van toepassing is461. Dit heeft als gevolg dat er een

ongelijkheid ontstaat tussen kinderen van eenzelfde categorie.

239. De afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater kunnen van deze beschermings-

regel afstand doen, daar deze enkel van dwingend recht en niet van openbare orde is. Er kan

slechts van deze bescherming afstand gedaan worden na het openvallen van de nalatenschap462.

Wanneer de langstlevende voorstelt om bij de omzetting van het vruchtgebruik op de gezins-

woning rekening te houden met zijn werkelijke leeftijd, kan daar dus op ingegaan worden door

de stiefkinderen. Ten aanzien van andere goederen waarop de omzetting toegestaan is door de

rechter, blijft de fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot wel gelden, tenzij anders

overeengekomen. 463

240. De door de wetgever ingevoerde bescherming voor de stiefkinderen heeft geen invloed

op de heffing van het successierecht in hoofde van de stiefouder464. Er zal met andere woorden

geen rekening gehouden worden met de waardevermindering van het omgezette vruchtgebruik

als gevolg van de fictieve veroudering van de langstlevende echtgenoot van de erflater.

Afdeling 7: Het uitgesteld of eventueel vruchtgebruik

241. Er is sprake van uitgesteld, opgeschort, toekomstig of eventueel vruchtgebruik wanneer

iemand een recht van vruchtgebruik heeft op een goed waarop nog een recht van vruchtgebruik

van een andere titularis rust465.

Een uitgesteld vruchtgebruik komt voor in de volgende situatie466: een man en een vrouw zijn

gehuwd en hebben een zoon. De zoon is ook gehuwd. De vader van de zoon overlijdt. Het

vruchtgebruik over zijn volledige nalatenschap komt toe aan de weduwe van de vader en het

blote eigendomsrecht valt toe aan zijn zoon. Nadien overlijdt de zoon. De weduwe van de zoon

erft het vruchtgebruik op de nalatenschap van de zoon. In deze nalatenschap zit echter onder

andere het blote eigendomsrecht dat de zoon bezat in de nalatenschap van zijn vader. Aldus krijgt

de weduwe van de zoon een recht van vruchtgebruik op een goed waarop nog het recht van

vruchtgebruik van de weduwe van de vader rust. Het gevolg hiervan is dat de weduwe van de

zoon haar vruchtgebruik niet kan uitoefenen zolang de weduwe van de vader in leven is. Het

vruchtgebruik van de weduwe van de zoon is uitgesteld vruchtgebruik.

461 R. BARBAIX, “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N. GEELHAND en F. SWENNEN

(eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 47. 462 Afstand doen van deze beschermingsregel voor het openvallen van de nalatenschap komt neer op een erfovereenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap die verboden is bij wet. 463 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 267. 464 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 100. 465 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 101. 466 F. BUYSSENS, “Het eventueel vruchtgebruik”, Not.Fisc.M. 1995, 2, afl. 2, 2; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 826.

Page 100: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

98

242. Doordat er twee titularissen van het vruchtgebruiksrecht zijn, zal de toestemming van

beide titularissen vereist zijn bij verkoop van de volle eigendom van het goed.

243. Bij omzetting van het vruchtgebruik zal een waardebepaling moeten gebeuren van

enerzijds het effectief of actueel vruchtgebruik en van anderzijds het uitgesteld of toekomstig

vruchtgebruik, opdat beide titularissen hun tegenwaarde zouden kunnen bekomen. In beginsel

zal de vruchtgebruiker van het actueel vruchtgebruik ouder zijn dan de titularis van het

uitgesteld vruchtgebruik. Na schatting van de waarde van het uitgesteld vruchtgebruik, wordt de

waarde van het actueel vruchtgebruik van dat bedrag afgetrokken. Daarna verkrijgt de titularis

van het actueel vruchtgebruik de waarde van zijn recht. Het overblijvende komt toe aan de

titularis van het uitgesteld vruchtgebruik. In de gevallen waarin de waarde van het toekomstig

vruchtgebruik lager is dan het actueel vruchtgebruik, zal het wellicht moeilijk zijn om de

toestemming van de toekomstig vruchtgebruiker te verkrijgen voor de omzetting van het

vruchtgebruik. Een oplossing kan dan gevonden worden in een voorafgaande billijkheids-

regeling467.

244. In het kader van de problematiek van de omzetting van het vruchtgebruik moet men

steeds de situaties van beide titularissen los van elkaar bekijken. Het is immers mogelijk dat de

omzetting van het vruchtgebruik voor de ene titularis steeds geëist kan worden, terwijl vereist is

dat de andere titularis zijn toestemming geeft voor de omzetting468.

467 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 101. 468 J. VERSTRAETE, “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 102.

Page 101: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

99

HOOFDSTUK 8: DE PROCEDURE TOT OMZETTING VAN HET

VRUCHTGEBRUIK

Afdeling 1: Inleiding

245. Als de vruchtgebruiker en de blote eigenaars meerderjarig en bekwaam zijn, kunnen ze

een overeenkomst sluiten over de omzetting van het vruchtgebruik. De partijen moeten dan geen

rekening houden met de wettelijke beperkingen. Wanneer er tussen de partijen echter geschillen

rijzen, kan een vordering tot omzetting voor de rechter gebracht worden. In dat geval moet de

wettelijke regeling van art. 745quater – 745sexies BW gevolgd worden.

Afdeling 2: Minnelijke omzetting van het vruchtgebruik

§ 1. Algemeen

246. De voorwaarden voor een minnelijke omzetting worden beschreven in art. 745sexies § 1

BW:

“Indien alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot meerderjarig en handelingsbekwaam

zijn, kunnen zij in iedere stand van de zaak, in onderlinge overeenstemming en op de wijze die zij

hebben vastgesteld, overgaan tot de omzetting of tot de overdracht van de blote eigendom van de

goederen bedoeld in artikel 745quater, § 4. Indien een van hen minderjarig of anderszins

onbekwaam is, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek.”

247. Wanneer de langstlevende echtgenoot en de blote eigenaars met elkaar overeenkomen

om het vruchtgebruik om te zetten, is deze verrichting onderworpen aan de contractsvrijheid.

Omzetting is mogelijk van elk vruchtgebruik, ongeacht de wijze van totstandkoming, op gelijk

welke goederen en op gelijk welke wijze469. De regeling zoals uiteengezet in de artikelen

745quater – 745sexies BW vindt bij de minnelijke omzetting geen toepassing op dwingende

wijze470. Toch merken sommige auteurs471 op dat de onderhandelingen in der minne gebeuren

"in de schaduw van het recht", waarmee men bedoelt dat bij de onderhandelingen rekening moet

gehouden worden met de juridische positie en de afdwingbaarheid in rechte van de

overeenkomst. Behoudens afwijkende clausules, zal de minnelijke omzetting plaats vinden op

het ogenblik dat het akkoord tussen de partijen tot stand komt.

469 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 793. 470 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 210. 471 A. VERBEKE, “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 47; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 211.

Page 102: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

100

248. Als de partijen zich houden aan de wettelijk voorziene formules van omzetting, wordt de

verrichting vanuit fiscaal oogpunt getaxeerd als verdeling472. De partijen kunnen aldus genieten

van een fiscale gunstregeling voor de minnelijke omzetting van de met vruchtgebruik belaste

goederen in volle eigendom, in een geldsom of in een rente, en voor de minnelijke inkoop van de

blote eigendom van de preferentiële goederen473.

249. Als gevolg van het feit dat er geen onverdeeldheid bestaat tussen de vruchtgebruiker en

de blote eigenaars kan de omzetting van het vruchtgebruik in der minne in beginsel gebeuren

buiten de vereffening-verdeling van de nalatenschap om474. Soms is voorafgaand echter een

vereffening-verdeling met kavelvorming nodig om te bepalen welke goederen met het vrucht-

gebruik bezwaard zijn475.

250. De partijen hebben er alle belang bij om de omzetting van het vruchtgebruik in der minne

te regelen aangezien de gerechtelijke procedure veel onzekerheid met zich mee brengt op vlak

van inwilliging van het verzoek door de rechter en de waardering van het vruchtgebruik.

§ 2. Bekwaamheid

251. Indien een van de partijen minderjarig of onbekwaam is, wordt krachtens art. 745sexies

§ 1 BW gehandeld overeenkomstig artikel 1206 van het Ger.W. Dit betekent dat er een notariële

verdeling moet gebeuren, onder voorzitterschap en met goedkeuring van de vrederechter die

bevoegd is voor de standplaats van de instrumenterende notaris. De minderjarige of onbekwame

zal vertegenwoordigd worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Als deze vertegen-

woordiger echter tegenstrijdige belangen heeft, zal de vrederechter een voogd ad hoc aanstellen.

Wanneer de vrederechter de verdeling niet goedkeurt, zullen de partijen een gerechtelijke

vordering tot omzetting of inkoop moeten instellen. 476

§ 3. Vormvereisten

252. Er gelden geen bijzondere vormvereisten bij de minnelijke omzetting. Enkel voor de

tegenwerpelijkheid aan derden en de bewijslevering zal een geschrift moeten worden opgesteld.

Wanneer de omzetting van het vruchtgebruik betrekking heeft op onroerende goederen, is een

472 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 50; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 805. 473 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 118. 474 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28. 475 J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 93; A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 183. 476 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 794; A. WYLLEMAN, “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot gerechtelijke vereffening-verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen boedel”, in X., Rechtskroniek voor het Notariaat 2011-12, Brugge, die Keure, 2012, 80.

Page 103: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

101

notariële akte met het oog op de overschrijving op het hypotheekkantoor noodzakelijk477. Wat

de roerende goederen betreft, volstaat een gewoon geschrift dat geregistreerd moet worden om

vaste datum te bekomen478.

Afdeling 3: Gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik

§ 1. Algemeen

253. Indien er tussen de blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot geen overeen-

stemming kan bereikt worden over de omzetting van het vruchtgebruik, kan er een beroep

gedaan worden op de rechter om een gerechtelijke omzetting te verkrijgen, zoals te lezen staat

in art. 745sexies § 2 BW: “Bij gebreke van overeenstemming wordt de zaak bij de rechtbank

aanhangig gemaakt op verzoekschrift; alle rechtverkrijgenden worden in het geding geroepen bij

gerechtsbrief”. De betwisting tussen de blote eigenaars en de vruchtgebruiker kan alle aspecten

van de omzetting betreffen.

§ 2. Inleiding van de procedure

254. De bevoegde rechtbank is voorlopig de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar

de nalatenschap opgevallen is (art. 627, 3° Ger.W.), welke de plaats van de laatste woonplaats

van de erflater is (art. 110 BW)479. Vanaf 1 september 2014 zal de familierechtbank bevoegd

zijn480.

255. De vordering tot omzetting wordt ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak (art.

1034bis – 1034sexies Ger.W.)481. Dit, in combinatie met de oproeping van de andere recht-

verkrijgenden bij gerechtsbrief, zorgt ervoor dat deze vordering een contradictoir karakter

krijgt482. Als de vordering ten onrechte niet bij verzoekschrift, maar bij dagvaarding aanhangig

gemaakt wordt, heeft dat niet de onontvankelijkheid of de nietigheid van de vordering tot gevolg.

De verweerder kan dan wel eisen dat de eventueel nodeloos gemaakte kosten ten laste van de

eiser blijven op grond van art. 1382 BW483. De vordering tot omzetting van het vruchtgebruik kan

samen met een vordering tot verdeling van de niet met vruchtgebruik bezwaarde goederen

477 J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 93. 478 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 183. 479 Rb. Hasselt 30 mei 2000, Limb.Rechtsl. 2001, 70. 480 Art. 74 en 75 Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, BS 27 september 2013. 481 Rb. Brussel 2 april 1993, JT 1993, 504; Gent 3 maart 1995, T.Not. 1996, 143; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 308. 482 C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 130. 483 J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 94.

Page 104: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

102

worden gevorderd. In dat geval zal de vordering wel ingeleid moeten worden bij dagvaarding

aangezien dan de procedure van een gerechtelijke verdeling gevolgd moet worden484.

256. Het verzoekschrift tot omzetting van het vruchtgebruik moet onder meer volgende

gegevens bevatten: de identiteit van alle medegerechtigden, de opgave van de goederen waarvan

de omzetting van het vruchtgebruik gevorderd wordt, de oorsprong van dat vruchtgebruik en de

gewenste omzettingswijze485.

257. Alle rechtverkrijgenden moeten opgeroepen worden bij gerechtsbrief (art. 745sexies § 2

BW). Met rechtverkrijgenden doelt de wetgever op allen die rechten kunnen laten gelden op de

om te zetten goederen486. Deze verplichting is voorgeschreven op straffe van onontvankelijkheid

van de vordering487. Indien een medegerechtigde niet gevonden kan worden, zal de regeling

betreffende afwezigheid toegepast worden (art. 113 BW)488.

§ 3. Tussenkomst van een deskundige of notaris

258. Vooraleer de rechtbank een beslissing neemt over de vordering tot omzetting, kan zij een

deskundige aanstellen om de waarde van het vruchtgebruik te laten schatten489. De rechtbank

kan ook advies vragen aan een notaris490. Een notaris is soms beter gepositioneerd dan de rechter

om met kennis van zaken en rekening houdend met alle relevante omstandigheden de voor- en

nadelen van een omzetting af te wegen, de beste wijze van omzetting voor te stellen en tot een

billijke oplossing te komen491.

§ 4. Bevoegdheid van de rechter

259. De rechter is niet altijd verplicht om de omzettingsvordering toe te staan492. In bepaalde

gevallen heeft hij een discretionaire beoordelingsbevoegdheid493. Het past hier op het verschil

484 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigen-dom", T.Not. 2006, afl. 3, 119; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 826; J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 94. 485 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 795; J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 94. 486 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 9. 487 J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 94. 488 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 184. 489 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 831. 490 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45. 491 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 798; C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 132. 492 A. VERBEKE, Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 33. 493 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 44.

Page 105: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

103

met de uitonverdeeldheidtreding te duiden, waar de rechter geen enkele beoordelingsvrijheid

heeft494.

1. Geen beoordelingsbevoegdheid

260. In drie situaties heeft de rechter geen beoordelingsbevoegdheid om de omzetting al dan

niet toe te staan. Hij beoordeelt in beginsel alleen de ontvankelijkheid van de eis tot omzetting.

Een ontvankelijke eis is automatisch gegrond.

261. Ten eerste kan de langstlevende echtgenoot de omzetting eisen als hij tot de nalatenschap

komt met andere erfgenamen dan de afstammelingen van de erflater en de omzetting binnen vijf

jaar na het openvallen van de nalatenschap vraagt (art. 745quater § 2, lid 1 BW). De omzetting

kan echter toch door de rechter geweigerd worden wanneer deze de belangen van een onder-

neming of een beroepsarbeid ernstig schaadt. De langstlevende echtgenoot die met anderen dan

afstammelingen tot de nalatenschap komt kan bovendien te allen tijde de inkoop van de blote

eigendom van de preferentiële goederen eisen (art. 745quater § 2, lid 2 BW). De eis tot inkoop

kan om dezelfde reden geweigerd worden495. De belangen van een onderneming of beroeps-

arbeid worden ernstig geschaad wanneer de omzetting noopt tot stopzetting van een landbouw-

of tuinbouwbedrijf, een handelszaak of een ambachtelijke onderneming496.

262. Ten tweede zal de rechter de ontvankelijke omzettingsvordering moeten toestaan

wanneer de verweerder zich met de omzetting akkoord verklaard heeft. Een partij die zich

akkoord verklaarde met de omzetting, kan daar achteraf niet op terugkomen497.

263. Ten derde kan de rechter het verzet van de langstlevende echtgenoot tegen de omzetting

van het vruchtgebruik op de preferentiële goederen niet naast zich neerleggen (art. 745quater §

4 BW).

2. Discretionaire appreciatiebevoegdheid

A. Algemeen

264. In andere dan de drie hierboven opgesomde gevallen heeft de rechter in principe een

discretionaire appreciatiebevoegdheid bij de vordering tot omzetting498. De rechter kan zelfs

andere voorstellen doen of andere voorstellen laten onderzoeken door een notaris of

deskundige499.

494 Luik 7 maart 2000, RNB 2001, 248. 495 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 20. 496 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 20. 497 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 250. 498 W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 795. 499 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19.

Page 106: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

104

265. De rechter zal telkens naar billijkheid en rekening houdend met de belangen van alle

partijen en met de specifieke omstandigheden van de zaak oordelen over de vordering tot

omzetting500. Hij kan verschillende materiële en concrete elementen in overweging nemen.

Volgens de parlementaire voorbereiding zal de rechter rekening moeten houden met bepaalde

objectieve criteria zoals501: de inkomsten en de financiële draagkracht van de partijen, de

instandhouding van het patrimonium, de opbrengst van het patrimonium, de mogelijkheid van

verdeling, de toekomstmogelijkheden van de erfgenamen enz.

266. Het is de taak van de rechter om na te gaan of de omzetting van het vruchtgebruik geen

van de partijen onverantwoord bevoordeligt, dan wel benadeelt502. In principe primeert noch het

belang van de langstlevende echtgenoot, noch het belang van de blote eigenaars. In de mate van

het mogelijke moeten de belangen van de partijen afgewogen worden aan de hand van objectieve

maatstaven503.

267. De rechter heeft bij het beoordelen van het verzoek tot omzetting een bijzonder delicate

opdracht die grote gevolgen teweeg kan brengen. Er wordt daarom van hem verwacht dat hij zijn

beslissing uitvoerig motiveert504.

268. In de parlementaire voorbereiding worden twee voorbeelden gegeven van situaties

waarin de rechter de omzetting zou kunnen afwijzen op grond van omstandigheden eigen aan de

zaak505. Het eerste voorbeeld betreft de vordering tot omzetting van het vruchtgebruik op een

onbebouwd perceel bouwgrond dat gelegen is naast een bebouwd perceel. Samen vormen de

twee bouwgronden een geheel. Voor het gebouw wordt geen omzetting gevraagd. De splitsing

van de twee percelen zou onbillijk kunnen zijn omdat alleen omzetting gevraagd wordt van de

goederen die geen inkomen opleveren. Bovendien zou de splitsing een minderwaarde voor het

geheel tot gevolg kunnen hebben. Het tweede voorbeeld betreft de vordering tot omzetting in

volle eigendom van het vruchtgebruik op een landbouwbedrijf of handelsonderneming, die de

verkoop van het goed vereist, waardoor het inkomen van de langstlevende echtgenoot in gevaar

gebracht wordt en waardoor de toekomst van een opvolger-helper in het bedrijf onmogelijk

gemaakt wordt.

B. Beknopte rechtspraakanalyse

500 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS

en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 251. 501 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19. 502 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 251. 503 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808; Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427. 504 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427. 505 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19.

Page 107: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

105

269. In wat volgt, wordt geanalyseerd op welke criteria de rechtbank zich kan steunen bij de

beoordeling van de vordering tot omzetting van het vruchtgebruik. De criteria worden onder-

verdeeld in twee categorieën: de economische overwegingen en de niet-economische over-

wegingen. Waar mogelijk worden de criteria afgetoetst aan de rechtspraak.

a) Economische overwegingen

270. Het inkomen en de financiële draagkracht van de partijen kunnen belangrijke gegevens

zijn bij de beoordeling van de vordering tot omzetting506. Het inkomen van de partijen wordt in

de voorbereidende werken expliciet als criterium aangehaald, maar ook met de financiële

draagkracht van de partijen wordt in de praktijk vaak rekening gehouden. Wanneer de

langstlevende echtgenoot niet beschikt over een voldoende groot inkomen en behoeftig is, kan

dit de rechter ertoe aanzetten de vordering tot omzetting van het vruchtgebruik toe te staan.

Door de omzetting zal de langstlevende echtgenoot kunnen genieten van een rente of kunnen

beschikken over een goed in volle eigendom of over een som geld, anders dan genoegen te

moeten nemen met de mogelijks povere opbrengst van zijn vruchtgebruikgoederen. Dit criterium

kan zeker een rol spelen wanneer de langstlevende echtgenoot zijn intrek in een rusthuis moet

nemen en geen voldoende inkomsten of vermogen heeft om de kosten daarvan te dragen.

Het hof van beroep te Antwerpen achtte het verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik

vanwege de blote eigenaars ongegrond omdat zij dit financieel niet nodig hadden507. In een

andere zaak wees het hof van beroep te Gent het verzoek van de langstlevende echtgenote tot

omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom af omdat ze over voldoende inkomsten

beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien en omdat de omzetting de instandhouding

van het patrimonium zou schaden508. Ook door het hof van beroep te Antwerpen werd een

vordering tot omzetting afgewezen omdat de omzetting niet vereist was om in het levens-

onderhoud van de langstlevende echtgenote te voorzien509. Financiële overwegingen hebben

volgens het hof dan ook bezwaarlijk meegespeeld bij het instellen van de vordering tot omzetting

van het vruchtgebruik. De vruchtgebruikster verwerft inkomsten uit verschillende goederen die

ze uit de nalatenschap in volle inkomsten verworven heeft. De langstlevende echtgenote slaagt

er niet in om aan te tonen dat ze kosten ten hare laste heeft in die mate dat de huurgelden die ze

ontvangt uit de goederen die met vruchtgebruik belast zijn onvoldoende zijn om haar in staat te

stellen er een behoorlijke levensstandaard op na te houden. Ook het hof van beroep te Luik wees

een vordering tot gedeeltelijke omzetting van het vruchtgebruik af, onder meer op grond van het

niet bestaan van een financiële behoefte aan omzetting bij de blote eigenaars510. Eveneens om die

reden werd een vordering tot omzetting van het vruchtgebruik op een villa, ingesteld door de

506 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 251. 507 Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279. 508 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291. 509 Antwerpen 18 juni 2007, RTDF 2010, afl. 1, 427; RW 2008-09, 1433. 510 Luik 7 maart 2000, RNB 2001, 248.

Page 108: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

106

langstlevende echtgenoot, afgewezen door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel511. De

financiële moeilijkheden die de langstlevende inriep, waren onvoldoende. Bovendien kon ze niet

bewijzen dat ze een regelmatig inkomen uit de villa heeft willen halen.

271. Wanneer de langstlevende echtgenoot niet de nodige zorg besteedt aan de instand-

houding en het onderhoud van het patrimonium, kan de rechter op basis daarvan de omzetting

toestaan. Indien hij hier geen rekening mee houdt, kan dit voor gevolg hebben dat de blote

eigenaars bij het overlijden van de vruchtgebruiker een totaal verwaarloosd patrimonium in

handen krijgen. In de voorbereidende werken wordt het voorbeeld gegeven van een pand dat

aan het verkrotten is512. Bij gebrek aan onderhoud is het pand niet meer bewoonbaar en

genereert het geen inkomsten, maar uitsluitend lasten waardoor de waarde van het pand snel zal

dalen.

272. Het feit dat er grove herstellingen moeten gebeuren aan het patrimonium kan de partijen

ertoe brengen de omzetting van het vruchtgebruik te vorderen. Uiteraard zal gepreciseerd

moeten worden welke grove herstellingen het betreft. Dit criterium hangt nauw samen met het

vorige criterium. Krachtens de wet is de blote eigenaar verplicht de grove herstellingen aan het

patrimonium voor zijn rekening te nemen (art. 605 BW). De enige uitzondering die hierop bestaat

zijn de grove herstellingen die moeten gebeuren als gevolg van verzuim van herstellingen tot

onderhoud door de vruchtgebruiker sinds de aanvang van het vruchtgebruik, in welk geval de

grove herstellingen ten laste van de vruchtgebruiker uitgevoerd worden. Het begrip “grove

herstellingen” wordt gedefinieerd in art. 606 BW. Het hof van beroep te Antwerpen wees een

verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik vanwege de blote eigenaar af omdat deze niet kon

aantonen dat hij grote herstellingen aan het onroerend goed moest laten uitvoeren513.

273. De rechter kan rekening houden met het feit dat de omzetting een latere verdeling

onmogelijk maakt514. Een gedeeltelijke omzetting, die geen rekening houdt met het geheel van de

goederen van de nalatenschap en die van de aard is om elke latere verdeling in natura onmogelijk

te maken, is niet billijk, zo oordeelde het hof van beroep te Luik515. Het verzoek tot gedeeltelijke

omzetting ging uit van bepaalde blote eigenaars, die er nochtans geen financiële behoefte aan

hadden.

274. Wanneer de rechter oordeelt dat de omzetting de instandhouding van het patrimonium

in gevaar brengt, kan dit hem er toe brengen de vordering tot omzetting af te wijzen. Het in de

voorbereidende werkzaamheden geschetste voorbeeld van de twee naast elkaar gelegen

percelen bouwgrond is hiervan een toepassing516. Het hof van beroep te Gent wees een verzoek

511 Rb. Brussel 23 oktober 2009, RNB 2010, 575, noot. D. STERCKX. 512 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19. 513 Antwerpen 20 november 2006, NJW 2007, afl. 160, 321. 514 A. VERBEKE, Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 33; W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 303. 515 Luik 7 maart 2000, RNB 2001, 248. 516 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19.

Page 109: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

107

tot omzetting af op grond van dit criterium517. De afstammelingen wensten het kapitaal dat ze

van hun vader in blote eigendom geërfd hadden, in stand te houden. De langstlevende echtgenote,

eiser in het geding, kon niet argumenteren waarom ze de omzetting van het vruchtgebruik

wenste. Ook de rechtbank van eerste aanleg in Brussel oordeelde in die zin518. De langstlevende

die de vordering tot omzetting instelde, heeft geen afstammelingen. De blote eigenaar en zijn

naasten hechten belang aan het behoud van het goed in het familievermogen en zij beschikken

niet over de middelen om het vruchtgebruik af te kopen.

275. De rechter kan de vordering tot omzetting van het vruchtgebruik weigeren wanneer hij

van oordeel is dat de omzetting zal leiden tot een vermindering van de opbrengsten uit het

patrimonium, hetgeen de vruchtgebruiker in geen geval ten goede komt519. Soms brengen de met

vruchtgebruik bezwaarde goederen echter zo weinig vruchten op, dat de omzetting van het

vruchtgebruik leidt tot een betere financiële positie voor de vruchtgebruiker, hetgeen kan leiden

tot gegrondheid van de omzettingsvordering.

Het feit dat de omzetting van het vruchtgebruik aan de langstlevende echtgenote een hoger

inkomen zal verschaffen dan de opbrengst van de vruchten van de goederen waarop zij het

vruchtgebruik heeft, is onvoldoende om de omzetting toe te staan volgens het hof van beroep te

Gent520. Het hof vond de instandhouding van het patrimonium belangrijker dan het verhogen van

de inkomsten van de langstlevende echtgenote door omzetting van haar vruchtgebruik. Daarbij

motiveerde de rechter zijn beslissing door aan te geven dat de langstlevende echtgenote over

voldoende inkomsten beschikt om te voorzien in haar levensonderhoud. Bovendien heeft ze niet

aangetoond dat de omzetting van haar vruchtgebruik noodzakelijk is voor het behoud van de

levensstandaard die ze genoot ten tijde van haar huwelijk met de erflater. Door het hof van

beroep te Antwerpen werd geoordeeld dat een gepensioneerde langstlevende echtgenote die als

vruchtgebruikster beschikt over huurinkomsten van de onroerende goederen die tot de

nalatenschap behoren, er terecht de voorkeur aan geeft om het, normaliter steeds stijgend,

huurgeld te blijven ontvangen van de goederen waarvan zij het vruchtgebruik geniet, in plaats

van de variabele rente die een geldsom haar na omzetting zou opbrengen521.

276. De omzetting van het vruchtgebruik kan ernstige schade veroorzaken aan een onder-

neming of een beroepsarbeid die uitgeoefend wordt in een onroerend goed dat deel uitmaakt van

de nalatenschap van de erflater. De vordering van de langstlevende echtgenote tot omzetting van

haar erfrechtelijk vruchtgebruik in een geldsom moet worden afgewezen wanneer er

onvoldoende gelden in natura in de nalatenschap voorhanden blijken te zijn om onmiddellijk aan

517 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291. 518 Rb. Brussel 23 oktober 2009, RNB 2010, 575, noot. D. STERCKX. 519 A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 331. 520 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291. 521 Antwerpen 20 november 2006, NJW 2007, afl. 160, 321; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 258.

Page 110: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

108

die eis te voldoen, zo werd geoordeeld door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk522. De

onroerende (nalatenschaps-)goederen waarin één van de kinderen zijn handelszaak uitoefent,

zouden hiertoe moeten verkocht worden, wat de belangen van deze handelszaak ernstig zou

schaden.

277. De langstlevende echtgenoot kan er naar streven zijn levensstandaard van voor het

overlijden van de erflater te behouden. Door het hof van beroep te Gent werd de vordering van

de langstlevende echtgenote tot omzetting van haar vruchtgebruik in een kapitaal afgewezen

omdat zij niet kon aantonen dat de omzetting noodzakelijk is om in haar levensbehoeften te

voorzien of zou leiden tot instandhouding van haar vroegere levensstandaard en omdat de

stiefkinderen het erfdeel van hun vader ongeschonden wensen te bewaren523.

278. Ook de leeftijd van de partijen kan een belangrijke rol spelen. Meer in het bijzonder kan

de rechter zich bij zijn beslissing laten leiden door de waarde van het vruchtgebruik die bepaald

wordt door de leeftijd van de vruchtgebruiker. Zo werd beslist door het hof van beroep te Gent

dat het verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik ingewilligd kon worden, onder meer op

grond van de (hoge) leeftijd van de vruchtgebruikster die met zich mee bracht dat de waarde van

het vruchtgebruik op de goederen uit de nalatenschap van de erflater eerder gering is ten

opzichte van de waarde van de blote eigendom524. Bovendien oordeelde het hof dat de vrucht-

gebruikster, rekening houdend met de beperkte opbrengst van de gelden die aanwezig waren in

de nalatenschap en haar leeftijd, in staat moet zijn over de nodige financiën te beschikken voor

haar verzorging en onderhoud.

279. Het vredegerecht van het tweede kanton te Gent525 oordeelde dat het verzoek tot

omzetting in volle eigendom, ingesteld door de langstlevende echtgenote, ingewilligd moet

worden wanneer dit in het belang van de minderjarige (blote eigenaar en zoon van de langst-

levende echtgenoot en de erflater) is. Het kapitaal dat de langstlevende in volle eigendom

verkrijgt door de omzetting, wordt aangewend voor de aankoop van een onroerend goed waar

de minderjarige woongenot van zal hebben. Het kapitaal dat de minderjarige in volle eigendom

ontvangt, wordt geblokkeerd tot zijn meerderjarigheid. Dit draagt bij tot de opbouw van een

stabiel vermogen dat de minderjarige ten goede kan komen.

280. De vruchtgebruiker heeft een aantal verplichtingen, zoals opgesomd in de art. 600-616

BW. Hij moet ten eerste een boedelbeschrijving van de roerende goederen en een staat van de

onroerende goederen laten opmaken. Ten tweede moet hij borg stellen om als een goed huis-

vader te genieten, tenzij hij van borgstelling is ontslagen. Indien hij geen borg vindt, volgen een

aantal sancties. Ten derde is hij verplicht om herstellingen tot onderhoud te doen. Ten vierde

522 Rb. Kortrijk 23 juni 1987, T.Not. 1989, 438; Rec.gén.enr.not. 1990, 289. 523 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291. 524 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; W. PINTENS, S. MOSSELMANS en C. DECLERCK, Praktijkboek Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 281. 525 Vred. Gent (II) 14 februari 2014, onuitg.

Page 111: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

109

moet hij alle jaarlijkse lasten van het erf dragen. Ten vijfde moet de algemene vruchtgebruiker of

de vruchtgebruiker onder algemene titel bijdragen in de betaling van de schulden. Ten zesde is

hij gehouden tot de kosten van rechtsgedingen die het genot betreffen. Als laatste moet hij een

derde die de rechten van de eigenaar krenkt daarvan kennisgeven. Wanneer de vruchtgebruiker

deze verplichtingen niet kan nakomen, kan de omzetting van het vruchtgebruik een oplossing

bieden. Zo werd ook beslist door de rechtbank van eerste aanleg te Luik526 die de

omzettingsvordering van de langstlevende echtgenoot toestond. Deze had het vruchtgebruik van

de oude echtelijke woonst gekregen, maar kon slechts moeizaam de verplichtingen van een

vruchtgebruiker op zich nemen. De dochter uit een vorig huwelijk van de erflater kon niet

bewijzen dat ze niet in staat was om een bedrag te investeren ter waarde van het vruchtgebruik,

noch dat er ernstig risico zou bestaan dat het onroerend goed zou worden verkocht.

b) Niet-economische overwegingen

281. Er bestaat discussie over de vraag of de rechter ook niet-economische belangen in

aanmerking kan nemen bij zijn beslissing over de vordering tot omzetting van het vruchtgebruik.

In de parlementaire voorbereiding wordt de rechter immers opgedragen zich te steunen op

objectieve maatstaven527.

282. In een arrest van het hof van beroep te Gent werd geoordeeld dat de rechter op grond van

de ratio legis van het omzettingsrecht zowel economische als niet-economische elementen, in

aanmerking kan nemen bij de beoordeling van de vordering tot omzetting528. De ratio legis van

het omzettingsrecht is volgens het hof niet alleen gelegen in het ondervangen van de (soms)

zware economische nadelen die kunnen verbonden zijn aan het vruchtgebruik, maar ook in het

ondervangen van de spanningen tussen vruchtgebruiker en blote eigenaars. Een niet-

economisch criterium waar in casu rekening mee gehouden werd bij het toestaan van het verzoek

tot omzetting, uitgaand van de langstlevende echtgenote, is het feit dat er duidelijk een grote

onenigheid bestaat tussen de langstlevende echtgenote en haar enige dochter.

283. Ook in een aantal andere arresten werd het verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik

toegestaan omwille van emotionele belangen529. In Gent stond de rechtbank van eerste aanleg

een vordering tot omzetting toe wegens het bestaan van een sfeer van grovelijk wantrouwen, het

manifest afwezig zijn van de minste wil tot samenwerking en het volledig zoek zijn van elke

communicatie tussen de partijen530. In de sfeer van wederzijds wantrouwen zou het volgens de

rechtbank bijzonder onpraktisch zijn om de verhouding van blote eigendom en vruchtgebruik te

526 Rb. Luik 20 februari 2012, RTDF 2013, afl. 4, 1085. 527 Verslag COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr. 600/2, 19; Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279; Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808; Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427. 528 Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28. 529 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 251. 530 Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808.

Page 112: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

110

handhaven. In casu ging het verzoek tot omzetting uit van de blote eigenaar, de enige

afstammeling van de erflater, en was het gericht tegen de vruchtgebruikster, haar stiefmoeder en

langstlevende echtgenote van de erflater. De langstlevende echtgenote kan haar vetorecht niet

uitoefenen aangezien het verzoek tot omzetting niet de preferentiële erfgoederen betrof. In een

andere zaak oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel531 dat de langstlevende

echtgenoot, in functie van de omstandigheden en meer bepaald de spanningen tussen de partijen,

de omzetting van het vruchtgebruik met toekenning van de laatste echtelijke woonplaats kan

vorderen, ook al is dit een eigen familiegoed van de erflater. De kinderen van de erflater kunnen

zich daar niet tegen verzetten.

284. Het feit dat de relatie tussen moeder en zoon verstoord is en dat de relatie vrucht-

gebruiker-blote eigenaar enkel nog tot grotere moeilijkheden aanleiding kan geven wanneer het

erop aankomt de bijdragen in de onkosten onderling te regelen, werd door het hof van beroep te

Brussel in overweging genomen bij de toekenning van de vordering tot omzetting in volle

eigendom, uitgaand van de langstlevende echtgenote532. Het hof neemt ook aan dat het

appartement in kwestie een emotionele connotatie voor de langstlevende echtgenote meebrengt

en dat de erflater gewild heeft dat de langstlevende voor het grootst mogelijk beschikbaar deel

zou blijven beschikken over de goederen uit zijn nalatenschap. De blote eigenaar kon niet

aantonen welk nadeel de omzetting van het vruchtgebruik voor hem zou kunnen meebrengen.

285. Door de rechtbank van eerste aanleg te Ieper533 werd de vordering tot omzetting van de

blote eigenaars afgewezen omdat het voor de vruchtgebruikster, stiefmoeder van de blote

eigenaars, niet evident is om te moeten verhuizen, gezien haar leeftijd van bijna 88 jaar. Dit

menselijk en gevoelsmatig argument dient te primeren volgens de rechtbank.

286. Morele en emotionele belangen worden evenwel niet altijd aanvaard. Het hof van beroep

te Gent hield geen rekening met het gegeven dat de partijen in onvrede met elkaar leven omwille

van het niet-determinerend karakter van dat gegeven534. Het hof oordeelde dat de langstlevende

echtgenote vrij kon overgaan tot belegging van de gelden waarvoor ze de omzetting vroeg, op

voorwaarde dat de financiële instelling die de belegging zal uitvoeren, waarborgt dat de gelden

blijven toebehoren aan de afstammelingen van de erflater (de stiefkinderen van de langstlevende

echtgenote).

287. In een arrest van het hof van beroep van Antwerpen werden de argumenten van morele

aard, aangevoerd door de kinderen van de erflater, afgewezen als zijnde onvoldoende om het

verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik gegrond te verklaren535. In casu hadden de redenen

van morele aard betrekking op de veroordeling van hun vader om “zonder het oogmerk om te

531 Rb. Nijvel 21 maart 2002, JT 2002, afl. 6061, 520. 532 Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427. 533 Rb. Ieper, 1 april 2011, onuitg. 534 Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291. 535 Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279.

Page 113: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

111

doden, de overledene opzettelijke slagen en verwondingen te hebben toegebracht met de dood

tot gevolg” waaronder begrepen moet worden: het zo toetakelen van zijn echtgenote dat ze eraan

bezweken is, het niet verlenen van hulp en het verbranden van haar lichamelijk overschot. Ook

nadat de kinderen een overzicht van hun financiële situatie bijbrachten, beoordeelde het hof de

vordering tot omzetting van het vruchtgebruik ongegrond.

C. Schriftelijke parlementaire vraag aan de minister van Justitie

288. In een schriftelijke parlementaire vraag aan de minister van Justitie werd gevraagd te

verduidelijken op welke criteria de rechter zich dient te baseren wanneer hij de gegrondheid van

een ontvankelijke vordering tot omzetting dient te beoordelen536. In de parlementaire vraag

werd ook gesuggereerd dat de wetgever via wetgevend optreden zou kunnen zorgen voor meer

rechtszekerheid.

289. De minister geeft geen concreet antwoord op de vraag welke criteria de rechter bij zijn

beoordeling dient te gebruiken. Er wordt enkel verwezen naar de wetsartikelen en de

parlementaire voorbereiding daaromtrent. De minister verduidelijkt eerst het feit dat de rechter

niet elk verzoek tot omzetting van het vruchtgebruik verplicht moet inwilligen. Daarna wordt

verduidelijkt dat de rechter in de gevallen waarin hij beschikt over een appreciatiebevoegdheid

kan overgaan tot het afwijzen, het toestaan of het gedeeltelijk toestaan van het verzoek tot

omzetting. De rechter moet steeds in concreto oordelen naar billijkheid en waken over het niet

onaanvaardbaar benadelen of bevoordelen van een partij.

290. Daarna somt de minister de gevallen op waarin de rechter in beginsel niet beschikt over

een beoordelingsvrijheid en aldus de eis tot omzetting automatisch gegrond moet verklaren.

291. Uiteindelijk wijst de minister ook nog op de inhoud van artikel 745quater § 4 BW, hetgeen

de rechter bindt en hem verplicht rekening te houden met de al dan niet bekomen instemming

van de langstlevende echtgenoot bij de omzetting van het vruchtgebruik op de preferentiële

goederen.

D. Besluit

De rechter heeft een bijzonder belangrijke taak in deze problematiek. Het feit dat de partijen zich

tot de rechtbank wenden, duidt er al op dat ze geen overeenstemming hebben kunnen bereiken

over de omzetting. Het is aan de rechter om de partijen een billijke oplossing bieden voor hun

geschil. In de gevallen waarin de rechter over een discretionaire beoordelingsbevoegdheid

beschikt, is hij volledig vrij in zijn beslissing zolang hij oordeelt naar billijkheid en geen enkele

partij ernstig en onaanvaardbaar bevoordeelt of benadeelt. Omdat de rechter in de wetgeving

536 Vr. en Antw. Kamer, 14 oktober 2013, nr. 53/137, 73 (Vr. nr. 1125 I. DE MEULEMEESTER).

Page 114: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

112

geen enkele houvast geboden wordt, is het onvermijdbaar dat sommige criteria voor de ene

rechter dan ook meer zullen doorwegen dan voor de andere. Dit leidt er toe dat de partijen

absoluut geen zekerheid hebben over de uitkomst van het geding. Afhankelijk van de rechter die

over de zaak beslist, kan de uitspraak in het voordeel van de ene, dan wel van de andere partij

zijn.

292. De vraag rijst of de wetgever hier via wetgevend initiatief geen houvast zou kunnen

bieden. Het zou de rechtszekerheid ten goede komen als de wetgever zou overgaan tot het

concretiseren van enkele criteria en eventueel tot het vastleggen van een hiërarchie van criteria.

Toch mag het belang van wetgevend tussenkomen niet overschat worden. Ook al zou er een

bepaalde hiërarchie vastgelegd worden, een beoordeling in concreto van elke zaak is cruciaal. Het

is nuttig om de rechter bepaalde steunpunten te geven, zonder te raken aan zijn vrijheid om de

omstandigheden eigen aan de zaak concreet te beoordelen.

§ 5. Afwikkeling van de omzetting

A. Door de rechtbank

293. Wanneer de rechtbank beslist om de eis tot gerechtelijke omzetting van het vrucht-

gebruik geheel of gedeeltelijk toe te wijzen, kan zij deze onmiddellijk zelf doorvoeren na de

beslechting van alle betwistingen537. De rechtbank bepaalt dan de wijze van omzetting of de prijs

die moet worden betaald voor de inkoop. De rechtbank kan ook bevelen dat de met vruchtgebruik

bezwaarde goederen of een deel daarvan moeten verkocht worden. Ten slotte kan de rechtbank

de verdeling van de met vruchtgebruik belaste goederen bevelen, zelfs als er geen onverdeeld-

heid bestaat (art. 745sexies § 2, lid 2 BW)538.

294. Er is discussie over de bevoegdheid van de rechtbank betreffende de bepaling van de

omzettingswijze. Volgens sommigen kan de rechtbank in alle vrijheid de wijze van omzetting van

het vruchtgebruik bepalen539. Dit principe moet echter genuanceerd worden in die zin dat dat de

rechter geen omzettingswijze kan opleggen die niet door de wet voorzien wordt of die door de

537 De rechter kan, mag en moet zich enkel uitspreken over de elementen die ter discussie staan. Zo oordeelde het hof van beroep te Brussel in 2010 dat het zich enkel moest uitspreken over de meest aangewezen waarderingswijze van het vrucht-gebruik en niet over de betwiste vraag naar de omzetbaarheid van vruchtgebruik dat bij huwelijksvoordeel aan de langst-levende echtgenoot toegekend werd. De partijen verzetten zich immers niet tegen de omzetbaarheid van dat vruchtgebruik en vochten ook het vonnis in eerste aanleg, dat de conversie toestond, niet aan. Brussel 16 maart 2010, RNB 2010, 589; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 249. 538 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 252. 539 Het hof van beroep te Gent oordeelde dat de langstlevende echtgenoot de toewijzing van de volle eigendom van de gezins-woning kan vragen en dat er voor de overige onroerende goederen een omzetting in een som geld dient te gebeuren wanneer de omzetting in volle eigendom of in een gewaarborgde en geïndexeerde rente niet gevraagd werd. Gent 3 maart 1995, T.Not. 1996, 143; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 253.

Page 115: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

113

erflater op een rechtsgeldige wijze uitgesloten werd540. Wanneer de eiser niet gepreciseerd heeft

welke omzettingsmodaliteit hij wenst, leidt dat niet tot onontvankelijkheid van zijn eis. Anderen

zijn daarentegen van oordeel dat de rechter gebonden is door het beschikkingsbeginsel bij de

bepaling van de omzettingswijze541: hij kan dan niet ultra petita beslissen door een omzettings-

modaliteit op te leggen die niet door de partijen werd gevraagd542. Wanneer de eiser in zijn

verzoekschrift de gewenste omzettingsmodaliteit niet gepreciseerd heeft, is de vordering tot

omzetting onontvankelijk. Als de verweerder een ander voorstel doet, uiteraard in de

veronderstelling dat hij ook initiatiefrecht heeft, zal de rechter de omzettingsmodaliteit opleggen

die hem het meest passend lijkt543.

295. De gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik kan, net als de minnelijke omzetting, in

beginsel gebeuren buiten de vereffening-verdeling om. De enige uitzondering op dit principe is

het geval waarin niet vaststaat welke goederen het vruchtgebruik exact behelst544. De rechter kan

naar aanleiding van de vordering tot omzetting ook meteen de verdeling bevelen545, of

omgekeerd: naar aanleiding van de vordering tot verdeling al uitspraak doen over het geschil

betreffende de omzetting van het vruchtgebruik. De partijen kunnen de vordering tot omzetting

ook combineren met de vordering tot vereffening-verdeling. Het is de partijen geboden waak-

zaam te zijn wanneer zij beide vorderingen wensen te combineren. Als in het oorspronkelijk

verzoekschrift tot omzetting geen melding gemaakt wordt van akten of feiten waarop de

vordering tot vereffening-verdeling gesteund kan worden, zal een verzoek tot vereffening-

verdeling dat in een latere conclusie geformuleerd wordt op onontvankelijkheid stuiten546.

540 Zo werd in een arrest van 29 maart 2007 door de rechtbank van eerste aanleg te Gent geoordeeld dat de opsomming in artikel 745quater BW voor de rechter niet bindend is waardoor hij een andere omzettingsmodaliteit kan aanwijzen als die hem in een concreet geval beter passend lijkt. De rechter moet daarbij zoeken naar de in casu meest aangewezen omzettings-modaliteit van de in de opsomming voorziene modaliteiten. Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 798; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 253. 541 W. PINTENS, C. DECLERCK en K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 309. 542 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 190; W. PINTENS, C. DECLERCK, J. DU MONGH en K. VANWINCKELEN, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 798. 543 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 253. 544 Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300. 545 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 121; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 830. 546 Antwerpen 18 juni 2007, RTDF 2010, afl. 1, 427; RW 2008-09, 1433; J. VERSTRAETE, “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS

en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 94.

Page 116: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

114

B. Taak van de notaris

296. In plaats van zelf de afwikkeling van de omzetting door te voeren, kan de rechtbank de

partijen ook verwijzen naar een notaris (art. 745sexies § 2, lid 2 BW)547. In dat geval zal de notaris

de omzettingsprocedure afhandelen volgens de procedure van de gerechtelijke verdeling (art.

1207-1225 Ger.W.). De rechtbank kan deze beslissing nemen zonder dat er bijkomende

voorwaarden vervuld moeten zijn. Het is niet vereist dat de partijen hierom verzocht hebben en

de debatten moeten niet heropend worden om het standpunt van de partijen hierover te kennen.

In beginsel mogen de partijen kiezen welke notaris door de rechtbank gelast zal worden met de

omzetting van het vruchtgebruik548. Eventueel kan de rechtbank bepalen welke

waarderingsmethode de notaris dient te volgen bij de omzetting van het vruchtgebruik549. De

notaris zal in zijn akte verwijzen naar de rechterlijke beschikking op grond waarvan hij

aangesteld werd en een fiscale verklaring opnemen550.

297. Men kan zich afvragen of het wenselijk is dat de rechtbank een gerechtelijk aangesteld

notaris belast met de verrichtingen van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik. Uit de

rechtsleer551 en de voorbereidende werkzaamheden van de wet van 14 mei 1981552 komt naar

voor dat dit verkieslijk is om verschillende redenen. Zoals reeds gezegd, wordt de notaris geacht

beter geplaatst te zijn om tot een billijke oplossing te komen. Bovendien heeft de notaris een

onderzoeksplicht, een informatieplicht, een raadgevingsplicht en een verzoeningsplicht die in dit

kader relevant zijn. Zijn onderzoeksplicht553 gebiedt hem de relevante omstandigheden na te

gaan die de omzetting van het vruchtgebruik toelaten. Zijn informatieplicht554 gebiedt hem alle

betrokken partijen in te lichten over hun rechten, hun plichten en de lasten die de omzetting van

het vruchtgebruik voor hen zal meebrengen. Zijn raadgevingsplicht555 gebiedt hem op

onpartijdige wijze aan alle betrokken partijen raad te geven over de omzetting van het

547 Rb. Hasselt 30 mei 2000, Limb.Rechtsl. 2001, 70; A. WYLLEMAN, “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 331; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 252; C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45. 548 Brussel 16 maart 2010, RNB 2010, afl. 3045, 589; C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 131. 549 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 253. 550 C. DE WULF, Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 73. 551 H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 829; M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 14; C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 131. 552 C. DE WULF, "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 45. 553 C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 134. 554 Art. 9 en 11 Deontologische code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, BS 22 juni 2004. 555 Art. 9 en 11 Deontologische code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, BS 22 juni 2004.

Page 117: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

115

vruchtgebruik. Zijn verzoeningsplicht556 wil dat hij steeds poogt de partijen te verzoenen en zich

onthoudt van iedere daad die zijn opdracht als bemiddelaar in het gedrang kan brengen. Als de

notaris er niet in slaagt de partijen een algemeen of gedeeltelijk akkoord te laten bereiken, dan

zal hij bij de rechtbank neerlegging doen van een staat met zijn advies over de zwarigheden,

waarna de rechtbank zelf het geschil zal beslechten557.

298. De rechter kan een deskundige aanstellen om de notaris bij te staan bij de schatting van

de waarde van de (onroerende) erfgoederen558. Zo een aanstelling wordt soms in vraag gesteld

en verworpen als niet opportuun, in strijd met de goede rechtsbedeling en als miskenning van de

gebruikelijke taak van de gerechtelijk aangestelde notaris559. Door zijn specifieke positie kent de

notaris de vastgoedmarkt immers bijzonder goed, vooral in zijn gerechtelijk arrondissement.

Omdat hij over veel vergelijkingspunten beschikt, is hij uitstekend geplaatst om de raming van

de waarde van onroerend goed te doen560.

299. Wanneer een notaris door de rechtbank gelast werd om de omzettingsprocedure af te

handelen, zal de omzetting slechts gerealiseerd zijn op het ogenblik van de ondertekening van

het proces-verbaal van omzetting dat de notaris voorgesteld heeft of op het moment van het in

kracht van gewijsde gaan van het vonnis waarbij de rechtbank de door de notaris voorgestelde

akte van omzetting homologeert, eventueel na beslechting van zwarigheden561.

556 Artikel 10 Deontologische code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, aangenomen door de algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, BS 22 juni 2004. 557 Brussel 16 maart 2010, RNB 2010, 589. 558 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 253. 559 C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 140. 560 C. DE BUSSCHERE, "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-11, 141. 561 C. DE WULF, "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 119.

Page 118: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

116

HOOFDSTUK 9: DE FISCALE ASPECTEN VAN DE OMZETTING VAN HET

VRUCHTGEBRUIK

Afdeling 1: Inleiding

300. De wetgever heeft ook in de fiscale regelgeving erkend dat de verhouding vruchtgebruik

– blote eigendom niet altijd wenselijk is562. Door art. 109, 3° W.Reg in te voeren wordt de

omzettingsregeling onderworpen aan een evenredig verdelingsrecht en op die manier zelfs

gunstiger behandeld dan verkoop of ruil563. In dit hoofdstuk wordt eerst de toepassing van het

evenredig verdelingsrecht op de omzetting als principe uitgelegd. Nadien worden de

toepassingsvoorwaarden toegelicht. Daarna worden de heffingsregels besproken en uiteindelijk

wordt er kort even ingegaan op de registratieplicht betreffende de omzettingsakte.

Afdeling 2: Behandeling in het registratierecht

§ 1. Principe

301. Art. 109 e.v. W.Reg. vestigen een evenredig recht van 1 % op de verdeling van onroerende

in België gelegen goederen en op de afstand van een onverdeeld aandeel in een in België gelegen

onroerend goed. Ingevolge art. 109, 3° W.Reg. wordt de omzetting van het vruchtgebruik van de

langstlevende echtgenoot met een verdeling gelijkgesteld en eveneens aan het gunstig evenredig

verdelingsrecht onderworpen564, ook al is er juridisch geen onverdeeldheid tussen de blote

eigenaars en de vruchtgebruiker565.

Met betrekking tot in het Vlaamse Gewest gelegen onroerende goederen is het tarief van de

verdeeltaks sedert 1 augustus 2012 vastgesteld op 2,5 %566. Deze verhoging is het gevolg van een

nijpend tekort aan inkomsten, zoals bleek uit de begrotingscontrole van 2012. De zeer nefaste

financiële gevolgen van deze verhoging hebben echter in april 2014 geleid tot een voorstel van

decreet met als doel het opnieuw verlagen van de verdeeltaks tot 1% voor de omzetting van het

vruchtgebruik. Op termijn is het zelfs de bedoeling om de taks tot 0 % te herleiden. 567

302. Aanvankelijk was de inkoop van de blote eigendom van de preferentiële goederen door

de langstlevende echtgenoot, zoals bedoeld in art. 745quater § 2, lid 2 BW, niet aan het evenredig

562 N. GEELHAND, E. VAN TRICHT en S. SNAET, Cursus Registratierechten 2013-2014, onuitg. Syllabus Notariaat UGent, 2013, 167. 563 S. VAN CROMBRUGGE, Registratierechten, onuitg. Syllabus Rechten UGent, 2013, 83. 564 Artikel 33 van de wet van 14 mei 1981. 565 S. VAN CROMBRUGGE, Registratierechten, onuitg. Syllabus Rechten UGent, 2013, 82. 566 Decreet 13 juli 2012 houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten, BS 23 juli 2012. 567 Voorstel van decreet (L. VEREECK et al.) houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2534/1.

Page 119: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

117

verdelingsrecht, maar wel aan het kooprecht onderworpen wanneer hij geen onverdeelde mede-

eigenaar van het onroerend goed was. Het evenredig verdelingsrecht kon slechts genoten

worden als er een onverdeeldheid bestond tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaars.

Later heeft de administratie beslist om een ruime interpretatie aan de term “omzetting” te geven

en daarmee ook de inkoop van de blote eigendom door de langstlevende echtgenoot onder de

toepassing van art. 109, 3° W.Reg. te brengen zodat er steeds een verdelingsrecht genoten kon

worden, ongeacht het bestaan van een onverdeeldheid568.

§ 2. Toepassingsvoorwaarden

303. Men neemt aan dat het evenredig verdelingsrecht slechts verschuldigd is als de omzetting

van het vruchtgebruik betrekking heeft op in België gelegen onroerende goederen, ook al wordt

niet expliciet melding gemaakt van onroerende goederen in art. 109, 3° W.Reg.569.

304. Er moet aan twee bijzondere voorwaarden voldaan zijn opdat de omzetting van het

vruchtgebruik aan het evenredig verdelingsrecht onderworpen kan worden.

Ten eerste moet het gaan om het vruchtgebruik waarvan de omzetting door de wet geregeld

wordt. Hiermee doelt de wetgever op erfrechtelijk vruchtgebruik dat door de langstlevende

echtgenoot wordt verkregen, ongeacht of hij dat verkrijgt krachtens de wet, bij testament of

ingevolge huwelijkscontract of contractuele erfstelling. De regeling van art. 109, 3° W.Reg. geldt

niet voor vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot op andere wijze toekomt, bijvoorbeeld

ingevolge een beding van aanwas of een schenking van tegenwoordige goederen570. Voor het

vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot uitoefent als gevolg van de inbreng van

schenkingen, gelden bijzondere regels571. Het evenredig verdelingsrecht geldt eveneens voor de

omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende. De regeling zal

slechts toegepast kunnen worden wanneer de omzetting gebeurt op vordering uitgesproken

door de rechtbank of naar aanleiding van een contract met de erfgenamen van de vooroverleden

echtgenoot of wettelijk samenwonende572.

Ten tweede moet de tegenprestatie beantwoorden aan de door de wet bepaalde criteria573. Er

moet voldaan zijn aan de criteria bepaald in art. 745quater § 1 BW voor de omzetting sensu stricto

en art. 745quater § 2, lid 2 BW voor de inkoop van de blote eigendom van de preferentiële

goederen. Het evenredig verdelingsrecht is dus niet van toepassing bij afstand van blote

eigendom aan de langstlevende echtgenoot van andere dan de preferentiële goederen wanneer

568 E. SPRUYT, “Het hervormd Vlaams verdelingsrecht: een oude dame in een fonkelnieuwe jurk”, T.Not. 2012, afl. 11, 588. 569 Vr. en Antw. Kamer 1981-82, 26 mei 1982, 421, (Vr. nr. 184 A. LE HARDY DE BEAULIEU); E. SPRUYT, “Het hervormd Vlaams verdelingsrecht: een oude dame in een fonkelnieuwe jurk”, T.Not. 2012, afl. 11, 588. 570 E. SPRUYT, “Het hervormd Vlaams verdelingsrecht: een oude dame in een fonkelnieuwe jurk”, T.Not. 2012, afl. 11, 588. 571 N. GEELHAND, E. VAN TRICHT en S. SNAET, Cursus Registratierechten 2013-2014, onuitg. Syllabus Notariaat UGent, 2013, 176. 572 F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, II, Mechelen, Kluwer, 2010, 955. 573 F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, II, Mechelen, Kluwer, 2010, 1343.

Page 120: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

118

er geen onverdeeldheid van blote eigendom bestaat tussen de langstlevende echtgenoot en de

blote eigenaars574.

§ 3. Heffingsregels

305. Het evenredig verdelingsrecht is, ingevolge art. 110 W.Reg., verschuldigd op alle

verrichtingen van de omzetting. Wanneer de omzetting tot gevolg heeft dat zowel de langst-

levende echtgenoot als de blote eigenaars een goed in volle eigendom bekomen, betekent dit dat

er rechten verschuldigd zijn op de waarde van het vruchtgebruik van het goed dat toekomt aan

de blote eigenaars, en op de waarde van de blote eigendom van het goed dat toekomt aan de

langstlevende echtgenoot. 575

306. De heffingsgrondslag voor het evenredig verdelingsrecht wordt in eerste instantie

bepaald door de overeengekomen waarde en in tweede instantie door de forfaitaire waarde van

het vruchtgebruik die berekend kan worden middels de criteria van art. 47 – 50 W.Reg.576.

§ 4. Verplichting tot registratie

307. De akte tot omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de overlevende echtgenoot

en de wettelijk samenwonende in een rente of in eigendom, zoals bepaald bij de artikelen

745quater en 745quinquies BW, wordt gekwalificeerd als een aanwijzende akte en moet daarom

geregistreerd worden ingevolge art. 19, lid 1, 2° W.Reg.

Afdeling 3: Besluit

308. Door de omzettingsregeling fiscaal niet te willen afremmen, heeft de wetgever erkend dat

de omzetting een soms noodzakelijke en economisch nuttige verrichting is. Het is voor alle

partijen uiteraard een goede zaak dat de omzetting kan gebeuren aan een fiscaal gunstig tarief.

De verhoging van de verdeeltaks voor het Vlaamse Gewest in 2012 was als het ware een

financiële straf voor de partijen bij de omzetting, die moest helpen het gat in de begroting te

dichten. Het recente voorstel van decreet wil daar gelukkig verandering in brengen door de

verdeeltaks opnieuw te herleiden tot de oorspronkelijke 1%-taks en op termijn zelfs tot 0.

Wellicht zal pas dan overeenstemming bereikt worden met de wil van de oorspronkelijke

wetgever, die de omzetting zo min mogelijk fiscaal wilde afremmen.

309. De voorwaarden waaronder het gunsttarief toepassing kan vinden zijn echter vrij strikt.

Het is daarom aangewezen dat de partijen zich goed informeren alvorens over te gaan tot de

574 F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, II, Mechelen, Kluwer, 2010, 1345; N. GEELHAND, E. VAN TRICHT en S. SNAET, Cursus Registratierechten 2013-2014, onuitg. Syllabus Notariaat UGent, 2013, 176. 575 S. VAN CROMBRUGGE, Registratierechten, onuitg. Syllabus Rechten UGent, 2013, 89. 576 N. GEELHAND, E. VAN TRICHT en S. SNAET, Cursus Registratierechten 2013-2014, onuitg. Syllabus Notariaat UGent, 2013, 177.

Page 121: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

119

omzetting. In dat opzicht kan gewezen worden op de belangrijke taak van de notaris om de

partijen in te lichten over het risico voor een eventuele herkwalificatie van hun handeling door

de administratie. De notaris wordt aanbevolen om te akteren dat hij zijn doorlichtingsplicht ter

zake nagekomen is577.

577 J. VERSTRAETE, "Modalisering van het omzettingsrecht" in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament, Brussel, Larcier, 2005, 311.

Page 122: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

120

HOOFDSTUK 10: DE GEVOLGEN VAN DE OMZETTING VAN HET

VRUCHTGEBRUIK

Afdeling 1: Inleiding

311. De omzetting van het vruchtgebruik wil de verhouding vruchtgebruik – blote eigendom

beëindigen. Dit brengt een aantal belangrijke gevolgen met zich mee. Ten eerste worden blote

eigendom en vruchtgebruik weer herenigd tot volle eigendom. Ten tweede worden het actief en

het passief van de nalatenschap van de erflater herverdeeld. Ten derde is er geen nood meer aan

de beschermingsmaatregelen van art. 745ter BW. Ten vierde zullen de verworven goederen

definitief verworven zijn. Hieronder worden deze gevolgen en hun implicaties toegelicht. Als

laatste wordt toegelicht dat de omzetting geen invloed heeft op hetgeen voor de omzetting

gebeurd is door inkorting of inbreng.

Afdeling 2: Hereniging van de volle eigendom

312. Door de omzetting worden vruchtgebruik en blote eigendom weer herenigd tot volle

eigendom. Meestal komt die volle eigendom in handen van de blote eigenaars, doch soms in

handen van de vruchtgebruiker. In bepaalde gevallen kan de omzetting van het vruchtgebruik

leiden tot de verkoop van de met vruchtgebruik belaste erfgoederen in volle eigendom aan een

derde, waarna de verkoopprijs verdeeld wordt tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaars

naar rato van de waarde van het zakelijk recht dat ze op het verkochte erfgoed hadden578. Er

bestaat geen zaakvervanging van rechtswege waardoor het vruchtgebruik zou overgaan op de

verkoopsom. Dit kan wel conventioneel bedongen worden. 579

Afdeling 3: Herverdeling actief en passief van de nalatenschap

313. De omzetting van het vruchtgebruik heeft tot gevolg dat (een deel van) het actief van de

nalatenschap herverdeeld wordt. De omzetting zorgt er dus voor dat de langstlevende

echtgenoot geen erfgenaam meer is van het vruchtgebruik op de erfgoederen, waardoor de

bepalingen die eerder van toepassing waren op het erfrecht in vruchtgebruik nu niet meer

toegepast moeten worden580.

578 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 269. 579 VASTERSAVENDTS, A., "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 211; H. CASMAN, "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 837. 580 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 269.

Page 123: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

121

314. Dit heeft voor gevolg dat ook het passief van de nalatenschap herverdeeld wordt. De

langstlevende echtgenoot is na de omzetting van het vruchtgebruik proportioneel gehouden tot

betaling van de schulden en dus niet enkel meer tot betaling van de intresten op de som die de

blote eigenaars betaald hebben ter voldoening van de schulden (artikel 612 BW). Hij moet de

andere erfgenamen in die mate vergoeden voor hetgeen zij reeds betaalden, eventueel zelfs ultra

vires successionis581.

Afdeling 4: Geen beschermingsmaatregelen krachtens art. 745ter BW meer

vereist

315. Als gevolg van de omzetting zijn er geen belangen van blote eigenaars meer te

waarborgen. Daarom is de langstlevende echtgenoot niet meer verplicht om de waarborgen

krachtens art. 745ter BW te voldoen582. Dit werd bevestigd in 2007 door het hof van beroep te

Gent583. Het verzoek van de blote eigenaar om een inventaris op te laten stellen van de met

vruchtgebruik bezwaarde erfgoederen, de gelden te beleggen en de effecten aan toonder om te

zetten of te deponeren in effecten op naam, werd afgewezen omdat de blote eigenaar reeds te

kennen gegeven had in te gaan op de vordering van de vruchtgebruiker tot omzetting van het

vruchtgebruik. De redenering van het hof wordt door sommigen echter in twijfel getrokken op

grond van het feit dat er nog enige tijd kan verstrijken vooraleer de omzetting van het

vruchtgebruik effectief uitgevoerd is584. De bewaringsmaatregelen kunnen in die tussentijd nog

wel van nut zijn.

Afdeling 5: Definitief verworven erfgoederen

316. De omzetting van het vruchtgebruik impliceert dat de goederen die ingevolge de

omzetting aan de langstlevende echtgenoot of de blote eigenaars in volle eigendom toebedeeld

werden, definitief door hen verworven zijn. De omzetting kan in geen geval ongedaan gemaakt

worden. Het feit dat de langstlevende echtgenoot kort na de omzetting overlijdt of van zijn

vruchtgebruik vervallen verklaard wordt, verandert daar niets aan585.

Wanneer de goederen in volle eigendom omgezet zijn, waardoor de langstlevende echtgenoot

volle eigenaar van een goed uit de nalatenschap geworden is, heeft dit verstrekkende gevolgen

voor de andere erfgenamen van de erflater. Zij zien dit erfgoed immers definitief verloren gaan

581 A. VASTERSAVENDTS, "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (ed.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 214; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN

GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 269. 582 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 270. 583 Gent 27 maart 2007, RW 2008-09, 329. 584 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 270. 585 N. GEELHAND, M. PUELINCKX-COENE, J. VERSTRAETE, I. VERHAERT en R. BARBAIX, “Overzicht van rechtspraak (1996-2004): Erfenissen”, TPR 2005, 488; M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 271.

Page 124: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

122

voor de familie daar het na het overlijden van de langstlevende zal behoren tot zijn nalatenschap

en dus zullen toekomen aan zijn rechtsopvolgers. Als de omzetting van het vruchtgebruik niet

had plaatsgevonden, dan zou dit met vruchtgebruik belast erfgoed ingevolge het overlijden van

de langstlevende echtgenoot in volle eigendom in handen van blote eigenaars gekomen zijn.

317. Het definitieve karakter van de omzetting vereist een precieze bepaling van het ogenblik

van omzetting. Daarbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen omzetting in der minne en

gerechtelijke omzetting. Bij omzetting in der minne vindt de omzetting plaats op het ogenblik dat

het akkoord tussen de partijen tot stand komt, uiteraard behoudens afwijkende clausules. Bij

gerechtelijke omzetting vindt de omzetting plaats bij het in kracht van gewijsde treden van de

rechterlijke uitspraak of bij het definitief worden van de door de notaris opgemaakte staat van

vereffening wanneer de rechter de partijen naar een notaris verwezen heeft586.

Afdeling 6: Invloed van de omzetting op inkorting of inbreng

318. De omzetting van het vruchtgebruik heeft geen invloed op hetgeen ingevolge inbreng of

inkorting gebeurd is voor de omzetting587.

319. De inbreng door mindere ontvangst van een gift aan de langstlevende echtgenoot heeft

alleen betrekking op de blote eigendom. Het vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot

behoudt, blijft omzetbaar. De langstlevende kan zich echter bevrijden van inbreng in natura door

de tegenwaarde van de blote eigendom te vergoeden. Het gevolg daarvan is dat er geen vrucht-

gebruik meer is om om te zetten. Wanneer een gift aan een kind van de erflater ingebracht wordt

door mindere ontvangst, kan het kind zich bevrijden door de langstlevende echtgenoot een

geïndexeerde, en eventueel gekapitaliseerde, rente uit te betalen. Het kind behoudt zo de volle

eigendom van het gekregen goed, waardoor er geen om te zetten vruchtgebruik is. 588

320. Na inkorting van een gift ten voordele van de langstlevende echtgenoot, blijft het

vruchtgebruik omzetbaar. De gewone omzettingsregels zijn van toepassing.

586 De door de notaris opgemaakte staat van vereffening wordt definitief door het uitblijven van beweringen en zwarigheden binnen de gestelde termijn of door het in kracht van gewijsde treden van het vonnis dat de staat van vereffening homologeert. J. VERSTRAETE, “Kenmerken van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 104. 587 M. PUELINCKX-COENE, "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 270. 588 M. COENE en A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 31.

Page 125: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

123

HOOFDSTUK 11: BESLUIT

321. De regeling betreffende de omzetting van het vruchtgebruik bestaat inmiddels meer dan

dertig jaar. De wetgever van 1981 wenste er mee tegemoet te komen aan de problemen die

ontstaan uit de opsplitsing van het eigendomsrecht in vruchtgebruik en blote eigendom als

gevolg van het erfrecht. Doorheen de jaren heeft de omzettingsregeling haar nut bewezen en aan

veel erfrechtelijke twisten een einde gemaakt. Toch heeft de regeling een aantal pijnpunten.

322. De omzettingsregeling die van toepassing is op het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot is van overeenkomstige toepassing op het vruchtgebruik van de langstlevende

wettelijk samenwonende. Doordat het intestaat erfrecht van de langstlevende wettelijk samen-

wonende beperkter is, heeft ook zijn omzettingsrecht evenwel een beperkter toepassingsveld.

Hij bevindt zich zelfs enigszins in een slechtere positie omdat de erflater hem zijn omzettings-

recht volledig kan ontnemen, hetgeen onmogelijk is bij de langstlevende echtgenoot.

323. De omzetting van het vruchtgebruik wordt in het merendeel van de gevallen in der minne

geregeld, zoals blijkt uit het beperkte hoeveelheid rechtspraak over deze problematiek en mij

bevestigd werd door vele magistraten, griffiers en notarissen. Wanneer de partijen zich dan toch

tot de rechtbank wenden, indiceert dat de ernst van hun conflictsituatie. Het is duidelijk dat de

rechter ter zake een bijzonder belangrijke taak heeft. De problematiek van de omzetting raakt de

partijen niet alleen financieel en zakenrechtelijk, maar ook emotioneel. Dit geldt nog meer voor

de –tegenwoordig steeds vaker voorkomende– situaties van nieuw samengestelde gezinnen

waarin afstammelingen met hun stiefouder tot de nalatenschap komen.

324. Mijns inziens is de wetgever van 1981 tekortgeschoten op meerdere vlakken. Zowel over

de mogelijkheid om te sleutelen aan het omzettingsrecht als over de waardering van het vrucht-

gebruik hult de wetgever zich bijna volledig in stilzwijgen. Het gevolg daarvan zijn ettelijke

discussies en onvermijdelijke rechtsonzekerheid.

325. De erflater kan in geen geval raken aan het omzettingsrecht van de langstlevende

echtgenoot voor wat de gezinswoning en het huisraad betreft, en evenmin aan het omzettings-

recht van zijn afstammelingen uit een vorige relatie. Zo heeft de wetgever getracht deze

kwetsbare erfgenamen extra te beschermen. De goede bedoelingen van de wetgever zijn

duidelijk, maar aan de effectiviteit van deze beschermingsmaatregelen kan getwijfeld worden.

De rechter is immers niet steeds verplicht hun omzettingsvordering toe te staan. Wat de

wetgever wel bereikt heeft, is dat de opportuniteit van een vordering tot omzetting van de

langstlevende of de stiefkinderen nu niet door de erflater, maar wel door de rechter beoordeeld

zal worden.

Page 126: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

124

Hoewel het bijzonder nuttig kan zijn voor de erflater om het omzettingsrecht van zijn erfgenamen

te kunnen uitbreiden, beperken of zelfs volledig uitsluiten met betrekking tot zijn ganse

nalatenschap, zal hij zich best beperken tot het omzettingsrecht op goederen in het beschikbaar

deel. Als hij toch wil raken aan het omzettingsrecht op goederen die reservatair beschermd zijn,

moet hij rekening houden met een eventuele ongeldigverklaring door de rechter.

326. Dat er onzekerheid bestaat over de waardering van het vruchtgebruik is een nog groter

probleem, aangezien het vruchtgebruik gewaardeerd moet worden bij elke omzetting, ongeacht

of die minnelijk of gerechtelijk gebeurt. De wetgever heeft het aan de praktijk overgelaten om

concrete waarderingsregels uit te werken. De waarderingsmethoden en –tabellen die in de loop

der jaren ontstaan zijn, zijn talrijk. Helaas zijn er verschillende opvattingen over de variabelen

die gebruikt moeten worden, waardoor het vruchtgebruik een andere waarde krijgt, afhankelijk

van de gehanteerde methode. In de rechtspraak wordt meestal geopteerd voor de methode

LEDOUX, hoewel een andere methode soms meer aangewezen is. Het gebruik van een gemiddelde

van verschillende waarderingsmethoden kan soelaas bieden. Recent werd een wetsontwerp

ingediend met het oog op het realiseren van een eenvormige waarderingsmethode. De

voorgestelde regeling houdt rekening met de kritiek op de door de rechtsleer ontwikkelde

methodes. Het valt echter af te wachten of en wanneer deze regeling haar intrede zal doen, en

hoe de praktijk er mee zal omgaan.

327. Het recht om de omzetting te vorderen geldt voor elk vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot, onverschillig of dat vruchtgebruik verkregen is krachtens de wet, bij testament,

ingevolge huwelijkscontract of ingevolge contractuele erfstelling. Er bestaat onenigheid over het

eventueel limitatief karakter van die opsomming en over de concrete invulling van deze

categorieën vruchtgebruik. Ook over het vruchtgebruik dat ontstaan is vóór de inwerkingtreding

van de huidige omzettingsregeling en over vruchtgebruik op goederen die niet volledig tot de

nalatenschap behoren, is discussie. Ook hier is dus nog ruimte voor verduidelijking.

328. Er kan niet ontkend worden dat de wetgever veel moeite gedaan heeft om de

langstlevende echtgenoot te beschermen. Via het intestaat erfrecht wordt hem minstens het

vruchtgebruik op de gehele nalatenschap van de erflater toegekend, waardoor getracht wordt de

levensstandaard die hij had tijdens het huwelijk te bestendigen. Om te vermijden dat de blote

eigenaars hier via de omzettingsregeling al te zeer afbreuk aan doen, kan hij zich verzetten tegen

de omzetting die de gezinswoning en het huisraad betreft. Via zijn inkooprecht kan hij deze

goederen onder bepaalde voorwaarden zelfs uit het familiepatrimonium halen en er volle

eigenaar van worden, zonder dat de rechter dit kan tegenhouden. Men kan zich evenwel afvragen

of deze beschermingsmaatregelen niet te verregaand zijn. Uiteraard moet de langstlevende erop

kunnen vertrouwen dat zijn woonmilieu beschermd blijft na het overlijden van zijn echtgenoot,

maar er zijn situaties denkbaar waarin het onfair aanvoelt dat de langstlevende familiegoederen

van de erflater simpelweg overhevelt naar de eigen familie.

Page 127: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

125

329. Ook voor kinderen die met een stiefouder tot de nalatenschap komen, heeft de wetgever

extra bescherming voorzien. De langstlevende echtgenoot wordt geacht minstens 20 jaar ouder

te zijn dan de oudste afstammeling uit de vorige relatie van de erflater. Op die manier heeft het

vruchtgebruik van de langstlevende minder waarde, waardoor de blote eigenaars hem kunnen

uitkopen voor een kleiner bedrag. Deze regeling is een zeer effectieve bescherming gebleken.

Door de rechtspraak werd deze regeling verder ingevuld. Er is echter nog een punt van

onduidelijkheid: het al dan niet van toepassing zijn van de fictieve veroudering op gemeen-

schappelijke kinderen wanneer die eveneens tot de nalatenschap komen.

330. Het feit dat de rechter in een aantal gevallen volledig discretionair kan beslissen over de

omzettingsvordering is een mes dat aan twee kanten snijdt. Uiteraard is het voor de partijen een

geruststelling dat de rechter een belangenafweging zal maken aan de hand van hun concrete

situatie. Evenwel komt deze appreciatiebevoegdheid de rechtzekerheid niet ten goede, te meer

omdat er weinig rechtspraak is, waardoor men nauwelijks kan inschatten welke houding de

rechter zal aannemen in een bepaalde situatie. Afhankelijk van de rechter en het belang dat hij

hecht aan welbepaalde omstandigheden, kan de uitspraak totaal verschillend zijn. Wellicht kan

de wetgever de rechtzekerheid van dienst zijn door de rechter een houvast te bieden bij zijn

beslissing. Het is uiteraard onmogelijk en ook niet wenselijk dat de rechter zijn

appreciatiebevoegdheid volledig verliest. Maar als de partijen beter zouden kunnen inschatten

wanneer hun vordering tot omzetting gegrond is, kan dit proceseconomisch alleen maar

voordelen opleveren.

331. Vanaf 1 september 2014 zal de omzettingsprocedure licht gewijzigd worden in die zin dat

het verzoek tot omzetting vanaf dan ingesteld moet worden bij de familierechtbank. Dat betekent

dat de vordering tot omzetting behandeld zal worden door gespecialiseerde rechters die zich

eveneens over alle andere familiale dossiers zullen buigen. Wellicht komt dit de belangen van de

partijen en de eenvormigheid van de rechtspraak ten goede.

332. De wetgever heeft zelfs in de fiscale wetgeving erkend dat de omzetting noodzakelijk en

nuttig kan zijn door toepassing van het evenredig verdelingsrecht op de omzetting. Het is voor

alle partijen uiteraard een goede zaak dat de omzetting kan gebeuren aan dit fiscaal gunstig tarief.

Dat het Vlaams Gewest in 2012 overging tot verhoging van de verdeeltaks omwille van

budgettaire moeilijkheden, is betreurenswaardig en wellicht niet in overeenstemming met de

bedoeling van de oorspronkelijke wetgever om de omzetting zo min mogelijk fiscaal af te

remmen. Zeer recent werd er echter een voorstel van decreet ingediend om het tarief van de

verdeeltaks opnieuw te verminderen. De voorwaarden voor de toepassing van het verdeeltarief

zijn bijzonder strikt, waardoor de partijen zich best grondig informeren alvorens over te gaan tot

omzetting. De notaris heeft in dit kader een zeer belangrijke taak. 333. De omzettingsregeling zoals ingevoegd door de wet van 14 mei 1981 is een zeer degelijke

en goede oplossing gebleken voor de vruchtgebruiker en de blote eigenaar die om welke reden

dan ook hun gedwongen erfrechtelijke verhouding willen beëindigen. Toch kan niet anders dan

Page 128: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

126

besloten worden dat de wetgever weinig pogingen ondernomen heeft om de hierboven

geschetste moeilijkheden en discussies te verhelderen.

Page 129: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

127

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING

Artikel 110, 113, 600-616, 618, 745bis-745sexies, 745octies, oud 767, 791, 815, 882, 915bis, 1094,

1096, 1130, 1165, 1166, 1206, 1207, 1225, 1382, 1388, 1458, 1464, 1465 Burgerlijk Wetboek.

Artikel 627, 1034bis-1034sexies, 1206-1225, 1561 Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 19, 44, 45, 47-50, 109, 110 Wetboek Registratierechten.

Artikel 21, 108 Wetboek Successierechten.

Wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, BS 27 mei

1981.

Deontologische code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, aangenomen door de

algemene vergadering van de Nationale Kamer van notarissen op 22 juni 2004, BS 22 juni 2004.

Wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking

tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan, BS 29 december 2006.

Wet van 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende

wettelijk samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet van 29 augustus

1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de

continuïteit, BS 8 mei 2007.

Decreet van 13 juli 2012 houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijk-

staande overdrachten, BS 23 juli 2012.

Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, BS 27

september 2013.

Ontwerp van wet tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, verslag namens

de commissie voor de justitie uitgebracht door de heer COOREMAN, Parl.St. Senaat, 1980-81, nr.

600/2.

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van

de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1.

Voorstel van decreet (L. VEREECK et al.) houdende wijziging van het tarief op het recht op

verdelingen en gelijkstaande overdrachten, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2534/1.

Wetsvoorstel (G. SWENNEN) tot wijziging van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek

teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van

Page 130: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

128

omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende

wettelijk samenwonende, en houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek,

Parl. St. Senaat 2013-2014, nr. 5-2338/1.

Wetsontwerp (G. SWENNEN) houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek en

tot wijziging van artikel 745sexies van het Burgerlijk Wetboek teneinde de regels vast te leggen

voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de

langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer

2013-2014, nr. 3451.

Vr. en Antw. Kamer 1981-82, 26 mei 1982, 421, (Vr. nr. 184 A. LE HARDY DE BEAULIEU).

Vr. en Antw. Kamer, 21 oktober 2003, nr. 51/009, 982 (Vr. nr. 68 Y. LETERME).

Vr. en Antw. Kamer, 14 oktober 2013, nr. 53/137, 73 (Vr. nr. 1125 I. DE MEULEMEESTER).

RECHTSPRAAK

Brussel 27 september 1985, TBBR 1987, 135.

Rb. Brussel 9 oktober 1986, T.Not. 1989, 363.

Rb. Brussel 20 maart 1987, T.Not.1989, 366.

Rb. Kortrijk 23 juni 1987, T.Not. 1989, 438; Rec.gén.enr.not. 1990, 289.

Gent 15 januari 1988, T.Not. 1989, 436; Rec.gén.enr.not. 1990, 291.

Rb. Luik 21 mei 1990, Rec.gén.enr.not. 1991, 405.

Rb. Luik 18 maart 1991, RNB 1992, 225; T.Not. 1993, 87.

Rb. Brugge 17 januari 1992, T.Not. 1992, 275.

Gent 30 april 1992, T.Not. 1992, 482, noot M. PUELINCKX-COENE.

Rb. Gent 11 juni 1992, T.Not. 1993, 170, noot F. BOUCKAERT.

Rb. Brussel 2 april 1993, JT 1993, 504.

Rb. Luik 29 november 1993, RTDF 1995, 323.

Rb. Brussel 12 september 1994, RW 1994-95, 827.

Gent 3 maart 1995, T.Not. 1996, 143.

Page 131: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

129

Bergen 27 juni 1996, RTDF 1998, 149.

Rb. Luik 3 maart 1997, RTDF 1997, 221.

Gent 26 september 1997, T.Not. 1999, 151.

Antwerpen 25 mei 1998, T.Not. 1999, 67.

Luik 22 oktober 1998, Rec.gén.enr.not. 2000, 189.

Cass. 3 december 1999, R.Cass. 2000, 153.

Rb. Hasselt 30 mei 2000, Limb.Rechtsl. 2001, 70.

Luik 7 maart 2000, RNB 2001, 248.

Antwerpen 8 mei 2000, AJT 2001-02, 126; RW 2000-01, 1279.

Brussel 8 januari 2001, RW 2001-02, 314.

Rb. Nijvel 21 maart 2002, JT 2002, afl. 6061, 520.

Gent 3 april 2003, NJW 2003, afl. 53, 1374.

Luik 9 december 2003, T.B.B.R. 2006, afl. 2, 135.

Rb. Gent 9 november 2004, T.Not. 2005, 300.

Rb. Aarlen 2 juni 2006, RTDF 2007, afl. 4, 1144.

Antwerpen 20 november 2006, NJW 2007, afl. 160, 321.

Vred. Roeselare 9 januari 2007, T.Not. 2007, afl. 10, 550.

Cass. 11 januari 2007, RNB 2007, 188.

Gent 27 maart 2007, RW 2008-09, 329; T.Not. 2009, 28.

Arbitragehof 28 maart 2007, nr. 52/2007, BS 29 mei 2007, 28.491; NJW 2008, afl. 176, 119, noot

G. VERSCHELDEN.

Gent 29 maart 2007, RW 2008-09, afl. 8, 329; T.Not. 2009, afl. 1, 28.

Antwerpen 18 juni 2007, RTDF 2010, afl. 1, 427; RW 2008-09, 1433.

Rb. Gent 7 oktober 2008, RW 2009-10, 808.

Page 132: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

130

Brussel 17 februari 2009, T.Not. 2009, afl. 5, 311; RTDF 2010, afl. 1, 427.

Luik 24 juni 2009, RNB 2011, afl. 3056, 689; RTDF 2011, afl. 2, 538.

Rb. Gent 10 september 2009, RNB 2011, afl. 3050, 234.

Rb. Brussel 23 oktober 2009, RNB 2010, 575, noot. D. STERCKX.

Cass. 3 april 2009, T.Not. 2010, 77.

Brussel 16 maart 2010, RNB 2010, afl. 3045, 588.

Rb. Ieper, 1 april 2011, onuitg.

Rb. Brussel 21 oktober 2011, RNB 2013, afl. 3070, 65.

Rb. Luik 20 februari 2012, RTDF 2013, afl. 4, 1085.

Vred. Gent (II) 14 februari 2014, onuitg.

RECHTSLEER

Boeken

ADRIAENS, E., “Hoe kan het vruchtgebruik binnen de minnelijke omzetting worden gewaardeerd?”

in W. PINTENS en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 235-274.

BAEL, J., Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer,

2006, 1043 p.

BARBAIX, R., “Koekoekskinderen in het familiaal vermogensrecht”, in R. BARBAIX, S. EGGERMONT, N.

GEELHAND en F. SWENNEN (eds.), Koekoekskinderen, Brussel, Larcier, 2009, 37-109.

BARBAIX, R. en VERBEKE, A., Beginselen erfrecht, Brugge, Die Keure/La Charte, 2013, 329 p.

CASMAN, H. en VASTERSAVENDTS, A., De langstlevende echtgenote. Erfrechtelijke en huwelijks-

vermogensrechtelijke aspecten, Antwerpen, Kluwer, 1982, 254 p.

CASTELEIN, C., Erfrecht wettelijk samenwonenden m.i.v. alle overige wijzigingen van het erfrecht

door de wet van 28 maart 2007, Gent, Larcier, 2007, 109 p.

CLAEYS, D., Usufruit et nue-propriété. Principes et actualités, Waterloo, Kluwer, 2007, 413 p.

COENE, M. en VERBEKE, A., "Commentaar bij art. 745quater B.W." in M. COENE (ed.), Erfenissen,

schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en

rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 1-21.

Page 133: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

131

COENE, M. en VERBEKE, A., “Commentaar bij art. 745quinquies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen,

schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en

rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 1-26.

COENE, M. en VERBEKE, A., “Commentaar bij art. 745sexies B.W.”, in M. COENE (ed.), Erfenissen,

schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en

rechtsleer, I, Mechelen, Kluwer, 2008, 1-38.

DEMBLON, Y., "La conversation et le rachat" in E. BOUTTIAU et. al., Les droits succesoraux du conjoint

survivant, Brussel/Louvain-la-Neuve, Bruylant/Cabay, 1981, 53-102.

DE WULF, C., "Het omzettingsrecht" in M. COENE (ed.), Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot,

Antwerpen, Kluwer, 1982, 44-54.

DE WULF, C., "Bedenkingen bij enige interpretaties van de Wet van 14 mei 1981" in X., Liber

amicorum Edmond Bouttiau et Jacques Demblon, Louvain-La-Neuve, Academia, 1987, 91-121.

DE WULF, C., Opstellen van notariële akten. Deel IIa Zakenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, 1116 p.

DE WULF, C., “Erfenissen. Het omzettingsrecht i.v.m. het vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot en de kapitalisatie van het vruchtgebruik” in G. VERSCHELDEN, A. WYLLEMAN, C. DE WULF

en J. BAEL (eds.), Rechtskroniek voor het notariaat, 10, Brugge, die Keure, 2007, 93-135.

DIRIX, E., Obligatoire verhoudingen tussen contractanten en derden, Antwerpen, Kluwer, 1984, 312

p.

GEELHAND DE MERXEM, N., “Koekoekskinderen: successie- en schenkingsrechten” in R. BARBAIX, S.

EGGERMONT en N. GEELHAND DE MERXEM (eds.), Handboek Estate Planning, Gent, Larcier, 2009, 111-

170.

GEELHAND, N., VAN TRICHT, E. en SNAET, S., Cursus Registratierechten 2013-2014, onuitg. Syllabus

Notariaat UGent, 2013, 180 p.

LEVIE, G., LEVIE, C. en LEVIE, F., Methode voor de omzetting van het vruchtgebruik en de berekening

van de lijfrente op grond van de sterftetafels 1995-1997, Brussel, Bruylant, 1999, 211 p.

LEDOUX, J.-L., "Évaluation capitalisée de l'usufruit: où actuaire et juriste doivent faire bon ménage"

in X, Liber Amicorum Paul Delnoy, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 309-322.

PINTENS W., VAN DER MEERSCH, B. en VANWINCKELEN K., Inleiding tot het familiaal vermogensrecht,

Leuven, Universitaire Pers, 2002, 997 p.

PINTENS, W., MOSSELMANS, S. en DECLERCK, C., Praktijkboek Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 559 p.

Page 134: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

132

PINTENS, W., DECLERCK, C., DU MONGH, J. en VANWINCKELEN, K., Familiaal vermogensrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2010,1345 p.

PINTENS, W. en DECLERCK, C. en VANWINCKELEN, K., Schets van het familiaal vermogensrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2012, 440 p.

PUELINCKX-COENE, M., Erfrecht, Brussel, Story-Scientia, 1988, 430 p.

PUELINCKX-COENE, M., "Erfrecht" in R. DILLEMANS en W. VAN GERVEN (eds.), Beginselen van het

Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2011, 946 p.

RUYSSEVELDT, J., Sterven en erven, Roeselare, Roularta Books, 2012, 272 p.

TAYMANS, J.-F. en GRÉGOIRE, M., "L'estimation de l'usufruit successoral du conjoint survivant" in J.L.

RENCHON en F. TAINMONT (eds.), Le statut patrimonial du conjoint survivant, Brussel, Bruylant,

2004, 83-157.

VAN CROMBRUGGE, S., Registratierechten, onuitg. Syllabus Rechten UGent, 2013, 164 p.

VAN QUICKENBORNE, M., “Het overgangsrecht in verband met de wet van 14 mei 1981 over het

erfrecht van de langstlevende echtgenoot” in M. COENE, Het erfrecht van de langstlevende

echtgenoot, Antwerpen, Kluwer, 1982, 103-127.

VASTERSAVENDTS, A., "De omzetting van het vruchtgebruik" in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH

(eds.), De vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 157-221.

VASTERSAVENDTS, A., “Art. 745quater B.W.” in M. COENE (ed.), Erfenissen, schenkingen en

testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, I,

Mechelen, Kluwer, 1987, losbl.

VERBEKE, A., “Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot” in W. PINTENS (ed.) De vereffening

van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 37-81.

VERBEKE, A., Knelpunten familiaal vermogensrecht, Gent, Larcier, 2003, 109 p.

VERSCHELDEN, G., Nieuwe afstammingswetgeving, Mechelen, Wolters Kluwer, 2007, 453 p.

VERSTRAETE, J., "Omzetting vruchtgebruik" in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (ed.),

Handboek Estate Planning 5, Brussel, De Boeck & Larcier, 2005, 305-343.

VERSTRAETE, J., "Modalisering van het omzettingsrecht" in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE

(eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament, Brussel, Larcier, 2005,

305-341.

VERSTRAETE, J., “Omzetting vruchtgebruik/Doel van de omzettingsregel” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS

en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5),

Gent, Larcier, 2014, 73-76.

Page 135: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

133

VERSTRAETE, J., “Welk vruchtgebruik is omzetbaar” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.),

Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014,

77-81.

VERSTRAETE, J., “Wijze van omzetting van het vruchtgebruik (art. 745quater, § 1 en § 2 BW)” in A.

VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en

testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 83-86.

VERSTRAETE, J., “Wie kan de omzetting vorderen?” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.),

Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014,

87-92.

VERSTRAETE, J., “Procedure” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning

met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 93-96.

VERSTRAETE, J., “De waardering van het om te zetten vruchtgebruik” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en

H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5),

Gent, Larcier, 2014, 97-102.

VERSTRAETE, J., “Kenmerken van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE

(eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier,

2014, 103-108.

VERSTRAETE, J., “Modalisering van het omzettingsrecht” in A. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE

(eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier,

2014, 109-116.

WERDEFROY, F., Registratierechten 2006-2007, I, Mechelen, Kluwer, 2007, 697 p.

WERDEFROY, F., Registratierechten 2010-2011, II, Mechelen, Kluwer, 2010, 2591 p.

WEYTS, L, VERBEKE, A-L., CASTELEIN, C., Notariële clausules, Antwerpen, Intersentia, 2007, 804 p.

WYLLEMAN, A., “Aandachtspunten bij planning in hersamengestelde gezinnen” in X, Familiale

vermogensplanning (2003-2004), XXXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer,

2004, 701-725.

WYLLEMAN, A., “Huwelijkse voorwaarden bij hersamengestelde gezinnen” in J. BAEL, H. CASMAN, Y.-

H. LELEU, K. MATTHIJS, J.-L. RENCHON, J. VERSTRAETE en A. WYLLEMAN, Familie op maat/Famille sur

mesure, Mechelen, Kluwer, 2005, 315-344.

WYLLEMAN, A., “De rol van de notaris en van de raadslieden in de nieuwe procedure tot

gerechtelijke vereffening-verdeling. De verkoop of toewijzing van de goederen van de te verdelen

boedel”, in X., Rechtskroniek voor het Notariaat 2011-12, Brugge, die Keure, 2012, 67-91.

Page 136: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

134

Tijdschriften

ADRIAENS, E., “Proeve van een wettelijke waarderingsmethode bij de gerechtelijke omzetting van

vruchtgebruik”, TEP 2011, 45-67.

BARBAIX, R., “Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende partner”, TEP 2007, 442-

486.

BROHÉE-MANNES, M., "La conversion de l'usufruit du conjoint survivant", RNB 1986, 218-241.

BUYSSENS, F., “Het eventueel vruchtgebruik”, Not.Fisc.M. 1995, 2, afl. 2, 1-12.

CASMAN, H., "De omzetting van het vruchtgebruik", TPR 1991, 803-844.

CASMAN, H., “Wet van 28 maart 2007 tot regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk

samenwonende – een eerste commentaar”, Not.Fisc.M. 2007, 125-132.

C.S.W., “Recommendations en matière d’évaluation de l’usufruit converti, Dossier nr. 1956”,

Versl.CSW 2001, 27-110.

DE BUSSCHERE, C., “Wijziging van het huwelijksstelsel tijdens het huwelijk. Enkele capita selecta,”,

Not.Fisc.M. 1990, 189-219.

DE BUSSCHERE, C., "De wettelijke opdracht van de diverse notarissen aangewezen in het raam van

de gerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot", RW 2010-

11, 130-143.

DE NOLF, E., "De waardering van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e)",

Notariaat 2008, afl. 7, 1-8.

DENUIT, M. en LEDOUX, J.-L., "Capitalisation de l'usufruit. 'Tables Ledoux' 2007", RNB 2007, 174-

187.

DENUIT, M. en LEDOUX, J.-L., “Capitalisation de l’usufruit. ‘Tables Ledoux’ 2011”, RNB 2011, 370-

384.

DE WULF, C., "Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, het recht van omzetting en de

toewijzing in volle eigendom", T.Not. 2006, afl. 3, 115-125.

JAUMAIN, C., "Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht", T.Not. 2012, afl. 5, 254-

282.

JAUMAIN, C., "Keuze van de waarderingsrentevoet: een opiniepeiling", T.Not. 2012, afl. 5, 283-285.

LEDOUX, J.-L., “L’évaluation de l’usufruit converti. Nouvelles tables commentées”, RNB 1995, 226-

235.

Page 137: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

135

MAYEUR, A., “Droits successoraux du cohabitant légal survivant”, Droits de succession 2007, afl. 8,

1-4.

PUELINCKX-COENE, M., “De grote promotie van de langstlevende echtgenote. Beschouwingen bij de

integratie van de wet van 14 mei 1981 in het bestaande recht”, TPR 1981, 593-747.

PUELINCKX-COENE, M. en VERSTRAETE, J., "Overzicht van rechtspraak: erfenissen (1978-1987)", TPR

1988, 907-1027.

PUELINCKX-COENE, M., "De omzetbaarheid van vruchtgebruik dat bij huwelijksvoordeel werd

toegekend", T.Not. 1992, 275-293.

PUELINCKX-COENE, M., VERSTRAETE, J. en GEELHAND, N., “Overzicht van rechtspraak: erfenissen

(1988-1995)”, TPR 1997, 133-480.

PUELINCKX-COENE, M., VERSTRAETE, J., GEELHAND, N., VERHAERT, I. en BARBAIX, R., “Overzicht van

rechtspraak: erfenissen (1996-2004)”, TPR 2005, 449-744.

PUELINCKX-COENE, M., “Bedenkingen bij de integratie van het bescheiden erfrecht van de langst-

levende wettelijk samenwonende in het bestaande erfrecht”, TPR 2007, 1895-1992.

SCHRYVERS, J., "Problemen bij omzetting vruchtgebruik langstlevende echtgenoot", Juristenkrant

2005, afl. 118, 3.

SCHRYVERS, J., Sterfte- en kapitalisatietafels bij de berekening van de omzetting van vruchtgebruik

naar kapitaal, http://tablesschryvers.be/sites/default/files/conversie.pdf, 2011, 4 p.

SCHRYVERS, J., "La conversion du l'usufruit du conjoint survivant", J.T. 2006, 37-42.

SCHRYVERS, J., "De berekeningsparameters voor de omzetting van een vruchtgebruik", T.Not.

2007, afl. 12, 641-651.

SPRUYT, E., “Het hervormd Vlaams verdelingsrecht: een oude dame in een fonkelnieuwe jurk”,

T.Not. 2012, afl. 11, 572-620.

STERCKX, D., “La controverse des valeurs de l’usufruit”, JT 2002, afl. 6061, 521-524.

STORME, M.E., "Noch terugwerking, noch overdracht: bij verdeling of aanwas verkrijgt men niets

wat men al niet heeft. Tegelijk een bijdrage over de Gesamthand in ons recht", TPR 2004, 653-

683.

VERBEKE, A., "Creatief met vruchtgebruik", T.Not. 1999, 530-579.

VERHAEGHE, I., "Notariële topics m.b.t. de rangregeling", T.Not. 2010, 650-665.

Page 138: DE OMZETTING VAN HET VRUCHTGEBRUIK...DANKWOORD De totstandkoming van dit werk werd mede verwezenlijkt dankzij de hulp en de ondersteuning die ik ontving uit mijn omgeving. Mijn bijzondere

136

VERSTAPPEN, J., “Vruchtgebruik en blote eigendom bij onroerende en roerende goederen – Fiscale

aspecten”, T.Not. 1999, 494-529.

VERSTRAETE, J., “Erfrecht en familierecht. De toestand van de nieuw samengestelde gezinnen.”,

T.Not. 2010, 373-380.

VERSTRAETE, J., "Zin en onzin van het verdelingsbeding", T. Not. 2010, afl. 6, 313-315.

Elektronische bronnen

JAUMAIN, C., “Waardering van het vruchtgebruik in het burgerlijk recht. Een synthesemethode.”,

http://www.christian-jaumain.be/pdf/FULLN.pdf.

SCHRYVERS, J., “Tafels Schryvers-Aoust 2011, Wat verstaat men onder prospectieve sterfte en hoe

berekent men ze?”, http://www.tafelsschryvers.be/sites/default/files/JSA_Tafel.pdf.