De mens, de menigte - noordwoord.nl · de begeerte van de geest zoals een ster die niet sterft....
Transcript of De mens, de menigte - noordwoord.nl · de begeerte van de geest zoals een ster die niet sterft....
De mens, de menigte
2 3
ColofonDichters in de Prinsentuin 2020 is een festival van NOORDWOORD.
NOORDWOORDViaductstraat 3 –159725 BG Groningenwww.noordwoord.nl
BestuurRob Pronk, voorzitter
Anneke Attema
Doeke Sijens
Tieske Slim
Margriet van der Waal
OrganisatieRolien Scheffer, directie
Correen Dekker, festivalcoördinatie en programmacoördinator
Maarten Praamstra, programmering en communicatie
Cora Ziengs, productie & administratie
Annie Postma, marketing en communicatie
Kim Jelsma, redactie, projectondersteuning (stagiair)
Redactieraad David Ashford
Esmé van den Boom
Myron Hamming
Rieuwert Krol
Jirke Poetijn
Lilian Zielstra
VormgevingStudio RATATA.nl, grafisch ontwerpKalle Wolters, illustratie omslagReyer Boxem, fotografie
Dichters in de Prinsentuin 2020 werd mogelijk gemaakt door:
54
GEDICH- TENBinnen een kleine flat, Osama Alloush _ 6
Op een dag, Kevin Amse _____________7
vreemd beroep, Sieger Baljon _______ 9
Wennen, Leonie Barnier ____________10
*, Christophe Batens _______________ 11
(weeshuis), Geert Jan Beeckman _____ 12
Of je leven lust (rauw), Charlotte Beerda __________________ 13
Waterwoorden, Karin Beumkes ______14
Wie niet weg is, Erik Bindervoet _____ 18
Where you took me, Cecile Bol ______19
*, Mark Boog _____________________ 20
*, Annegreet Bos __________________ 21
Ongeborgen, Marie Brummelhuis ____ 22
Batterijen, Joris Brussel____________ 23
Envoi, Elisa Candela _______________ 24
Impostersyndroom, Vanessa Daniëls _ 25
Boreaal, Paul Demets _____________ 26
Overkant, Dorien Dijkhuis __________ 27
Bast, Sylvia Dragtstra _____________ 28
De schapen, Mandy Mariska Eggerding __________ 29
4° N / 52° N, Babeth Fonchie _______ 30
*, Shari Van Goethem _______________ 31
*, Maarten van der Graaff __________ 32
Dien je? Dien je je? Dien, Jacob Groot 33
Reizigers, Corie Grootendorst ______ 34
vruchtbaarheid, Ezra Hakze ________ 35
Klodder, Micha Hamel _____________ 36
Menigten, Erik Jan Harmens _________37
wij gaan over in wij en over in wij en in wij, Saskia de Jong ________ 39
zusje, Asha Karami ________________ 40
we moesten de daken nathouden, Sabine Kars _______________________41
Wie gij worm, Hester Knibbe _______ 42
In de straten van Stadskanaal, Gerard Knolhoff __________________ 43
Cabo Creus, Bernard Lichtaard ______ 44
Gebed tot de vossen, Tomas Lieske __ 45
*, Lars Meijer _____________________ 46
Last, Lionel Newman ______________ 47
*, J.V. Neylen _____________________ 48
See you later alligator, Sarah Oortgijs 49
niet huilen, Maria, Elsbet De Pauw,
En dan komt die verdomde ochtend., Hendrik de Pecker _________________ 51
Jongensslag, Jirke Poetijn _________ 52
Gestolen tijd, Rachel Raetzer _______ 53
Spiegeltje spiegeltje aan de wand, Nghitti Saro _____________________ 55
Ik kan niet stoppen met lachen want als ik begin met huilen houd ik niet meer op, Alfred Schaffer ___________ 56
Geboren worden op 20-jarige leeftijd, K. Schippers ______________________57
klapwieken, Hein van der Schoot ____ 58
blikveld, Moniek Spaans ___________ 59
Netflix en Chocomel, Rik Sprenkels __ 60
Men en wij, maar laten wij, Bert Struyvé ______________________61
Tegen de avond, Elisabeth Tonnard __ 62
ik heb iemand nodig, Ron Vaessen ___ 63
naast, Leen Verheyen ______________ 64
Klaaglied, Twan Vet _______________ 65
Mijn democratie, Tom Van de Voorde 66
Niche, Nyk de Vries _______________ 67
Apocalyps, Dorien De Vylder _______ 68
Oet de tied, Willem Wierbos _______ 69
*, Joyce Willemse _________________ 70
Wisselplaats, Monique Wilmer-Leegwater _________ 71
Voordat hij valt, Lilian Zielstra ______ 72
6 7
BINNEN EEN KLEINE FLATIn Zwolle Binnen een kleine flat oefen ik om te spreken en ik heb veel woorden geleerd Maar alleen de hond van mijn buurvrouw heeft mij gegroetAls ik haar nu zie Vraag ik het haar gewoon Hoe is het met uw schattige hond mevrouw
In Zwolle binnen een kleine flat oefen ik om te spreken Gisteren bezocht een vriend-dichter me hij stierf in 2014Zijn naam is Leo Vroman Hij vertelde me: O, Osama
‘kom vanavond met verhalen Hoe de oorlog is verdwenen En herhaal ze honderd malen Alle malen zal ik wenen’
O, Leo Ze huilen en schreeuwen De kinderen, de vrouwen en de mannen Ik droom een verhaal voor alle komende dagen Ik beschrijf dan hoe de oorlog is verdwenen
In Zwolle Binnen een kleine flat oefen ik om te spreken Ik probeer, ik loop, ik ren, ik word moe, ik dans, ik lach, ik glimlach, ik huil, ik vlucht, ik vergeet, ik herinner, ik wens, ik wanhoop, ik hou van, ik kom terug, ik vlieg… en binnenin me schittert de begeerte van de geest zoals een ster die niet sterft.
Osama Alloush
OP EEN DAG Beloftes gebruik ik als lokaas om eerlijkheid in het wild te spotten.Zo beloofde ik mezelf om naar alle ongenoemde bestemmingen te gaandie ik in documentaires en in fotomagazines zie.
Wat me tegenhoudt heb ik niet in mijn bezit.Ik zeg wel op een dag maar misschien is die dag naderhand al voorbij.
Ik heb een lege lijst die ik afvink. Soms ga ik ergens naartoeom te weten te komen dat ik er was, achterafben ik er nooit geweest.
Kevin Amse
8 9
VREEMD BEROEP (lokatie 1)
met kleefkruid heb ikhet silhouet van de mensvan de donkere aarde geschrobd
waargebeurddagen achtereen, achter de dijk rook je de kwelder
het silhouet was van oliebollenmixde bosgrond was hard & kleiig &werd steeds verder opengehaaldgeen mos meer over
waargebeurd, twee, driemaaldaagsde mensheid was een kind een man in een blauw pak een vrouw in vrijetijdskledingik heb een vreemd beroep
van de donkere kleischrob ik met kleefkruideen mens van meel zingend
VREEMD BEROEP(lokatie 2)
simpel als was het koffiedikheb ik het silhouet van de mensvan de rulle grond geraapt &in een glazen potje gestopt
waargebeurdop veerkrachtig veen, dagen achtereenje rook stilstaand water & hazelaars
grond als koffiedik, om je handen doorheen te halenéén brug over uit het festival begon territorium van rode mieren,
waargebeurdaan de randen voerde ik de mieren oliebollenmix& smeekte hen bezie mijn publiek met zachtheidik heb een vreemd beroep
van het verende veenraap ik mens tot mierenvoer prevelend
VREEMD BEROEP(lokatie 3)
met vloeiende vegenheb ik het silhouet van de mensvan de blauwe scheepsvloer gewist
waargebeurddagen achtereen, midden in de stadop het dek brandde augustusbenedendeks overstemde ikhet geneurie van ventilatoren
krijt van franse rotsenop blauwhouten plankenmagistrale kruisspin vond telkensnieuwe grond voor haar web
& hoe jong we zijnin de diesel rook je de fijngedrukte plantenin het staal hoorde je keltische deurklinkende leeftijd van alles
buiten de zware patrijspoortenwrongen vlinderplanten zich uit de kade
een vreemd beroep heb ikdriemaaldaags wis ikwis ik in een heet ruimwis ik met vloeiende vegen de mens uit
Sieger Baljon
10 11
WENNEN Op dunne zolen liepen we elkaar tegen het lijf.Het marcheerde zoals het zijn moesttot de breedte van mijn hakken in de loop van maanden zich uitrekte in de hoogte en jij mij op een dagaantrof voor mijn schoenenkast op hoge hakken.
Nu vragen we ons af of het gewoonweg wennen isdat jij mij op borsthoogte ziet en ik jou over het hoofd.Ook weten we niet of we moeten wachtentot ik zal knakken.
Leonie Barnier
*Wij zullen tussen seconden nieuwe plekken blootleggen,
mooiere woorden uit onze buik schrapen, woestijnverzen uit plooienhalen - dat ze drinken en woekeren.
Wij zullen de lucht rimpelen, er alles aan hangen: hindesprongen, zwaluwen en honingwolken.
Sluit je ogen - ik zie wimpels op je huid en schitterend zoet aan je mond.
Deze dag is een buidel, een bolle wang.
Christophe Batens
12 13
(WEESHUIS) De ramen hebben de kinderen bijeen geroepen. Meisjes jongens ogen achter glas het is een heldere dag een schreeuw staat in de vensterbank.
Wat houden hun meesters achter de hand.Een stemmentemmer een traphal die galmten op bevroren tijden het ratelen van de bedden. Het grondwater uit het bange geslacht.
Verzwegen op papier tellen wij de ontelbaren de slaapliedjes die de benen breken.In precieze stiltes. In hele stenen onder een onaantastbaar dak.
Zij staan daar om te bestaanen wegen op het licht. Nu moeten wij kijken. Voor alle genade voor hun huidhonger naar affectie.
Wij staan verder af dan beneden. Verloren voor de kans hun namen ooit te weten.
Geert Jan Beeckman
OF JE LEVEN LUST (RAUW) je kunt niet foppenje kunt pijn en angst alleen verplaatsen vandaar waar het rot naarwaar het fermenteertvan een aardappel een roes maakt
ik wilde rustdus ik kreeg een stillevenen het fruit op de schaallag te rottengeen schnaps voor mij
ik deed mij te goed aan mijn (wat ik meende) welverdiende en sloot me daarna brakend op
ik wil geen kater zonder roes geen sober levendus dien het maar weer opangst, pijnrauw
Charlotte Beerda
14 15
WATERWOORDEN Ik ken een waterwoord.Ik noem het huilen of een regenklank.
Het alfabet van laatste letterswant onder je poriën bloeit nog het tropisch regenwoud.
Ik geef je daarom water.Morgen ben je ijzig blauwen ik wil je donkergroen denken.
Bloembed in de borderbloesem van lieveling.
Ik geef je daarom waterdroge holle boomstam.Ik ben de kleine spechtdie op je hamert.
En waterwoorden schreien op je huidhet Almachtig Amen van verdriet.
Karin Beumkes
WIE NIET WEG IS We moeten kiezen.We moeten ergens beginnen.Uit veel 1. Zie het zo: We worden wakker in de aftiteling, omringd door namen. We komen velen tegen, maar altijd onszelf.Spelers. Figuranten. Decorbouwers. Visagisten. Chauffeurs. Geluids- en stuntlieden.De fotograaf. De auteur. De directeur. De producent.De gebruikte liedjes, inclusief het nummer dat we nu horen,Gimme Shelter van de Rolling Stones.Het brengt ons terug naar het begin van de film:We zitten met z’n allen, dicht opeengepakt, hutjemutje, op slagroomwitte klapstoelen,in de kelder van de hoofdstedelijke boekwinkel A. te A.Bedaard begaan geïnteresseerd poëziepubliek. (Woud van mensen, woud van woorden, sta ons bij!)Rood, brandend tapijt.Fotoboeken over de burgerrechtenbeweging als kadavers opgestapeld op de koffietafelsnaast met poedersuiker en bloedjam besprenkelde Belgische wafels. (Woud van beesten, woud van centen, sta ons bij!)Op de achterwand worden kleurig vervloeiend in de oersoep dansende kubuskwallen geprojecteerd. (Woud van weinig, woud van veel, woud van niks, sta ons bij!) Tel de lichamen. Tel de levenden. Tel de doden. Tel niet mee. Fasten your triggers! Fasten your seatbelts!Wat is er aan de hand?Waar gaat het om?Wat gaan we doen? Gebeurt er, gebeurt er?We luisteren naar een optreden van Spinvisvertolkt door een heavy bebrilde, in Leger des Heilsuniform gehulde Vlaamse acteurdie eruitziet als een superstud die lijdt
16 17
aan klierkoorts of kusziekte en keuzestress.Het luisterlied dat hij ten gehore brengtis een aftelrijmpje, in een speels bossa nova-ritme, van 100 tot 1.Na nummer 88 de duikboot krijgt een zoentje van de baviaanhou ik het voor gezien.Op de trap naar boven vang ik,tamelijk zeker van mijn zaak,nog enige flarden op van nummer 87: paniek van de maan een kat in een bloemenvaas wie wast zijn kleren?In de computerruimte, waar zich de virtuele database bevindt,zie ik Gerard Reve staan, met roetvegen op het gelaat enlange rastakrullen gedrapeerd over zijn schouders.De volksschrijver draagt een kapiteinspet en een halskettingwaaraan, vredesduiven en haviken broederlijk vereend, swastika, hamer en sikkel, kruis en ban-de-bom-teken hangen.Voorovergebogen bestudeert hij een vitrinewaarin Amerikaanse munten en exonumia zijn tentoongesteld,een tijdelijke bruikleen van het Oval Office zelve. In Wot we trust. Niet onvriendelijk legt hij uit hoe zwaar het zoude zijnal die ‘muntjes’ mede naar huis te torsen. – Neem aan dat er een man is, vervolgt hij dystopisch-ironisch.Die man is kassier.Die kassier gaat in trendy hip Chelsea schoeisel over Gods herenwegen. K-k-k-kortom, uh… uh…een brave, k-k-k-keurige uh… hardwerkende vaderlander… Het sterke verhaal stokt enigszins. Stotterend.Zijn begerige oog valt op mevrouw Nimmermeer en haar dochtertje Kitty,woonachtig aan het Koningspalmplein, geen slurb,en voorlopig gelukkig voor gentrificatie behoed,die zich nieuwsgierig bij de vitrine hebben gevoegd. – Zoude het niet vreselijk lollig zijn, zegt hij tegen het meisje,als jij een spaarvarkentje was? Dan zoude ik wel wetenin welk gleufje ik de centjes moest stoppen!
De moeder trekt het meisje weg. Ze belt de politie niet. Ze stapt niet naar de krant. Ze heeft het opgemerkt. Ze gaan vissticks eten. In een cannabinoïde wietwalm komenuit de kelder kreten, nummer 62, in koor: Mantra’s voor de menigvuldigheid! Ik wil handjes zien!Mij niet gezien!Met je morele geluk alleen konkel je niet. Ik vlucht naar buiten, met een rare smaak in m’n mond, met m’n handen over de oren,om deze als dreigbrief vermomde oneliner, deze non-conclusie van een clou in een alledaagse win-win sitcom met een hoog herkenbaarheidsgehalte,waarin plotseling een francofone businessclass reizendeexpat in minirok als van een satellietschotel uit de lucht komt vallen, niet te hoeven horen. Lucht!Op het plein het standbeeld van ’t Lieverdje in een bekisting ingepakt beklad met leuzen: niet openen bevat kankerverwekkende stoffen uche uche uche! piet gaat en klaas komt niet meer! ex uno de pleuris! De pareidolie der wolken bezorgt mij in een picoseconde woedende gezichten van blueszangers, jazzmusici, peaceniks en zwarte panters.Ik ontwaar grasgoudhaantjes, vioolspinnen,een dampend bord carbonara,een schotel wee en een AK-47.Voor mijn geestesoogwordt in een attosecondevan aarzelingen, besluiteloosheden,biologisch afbreekbare transformaties, variaties, mutaties,dubbelzinnigheden, dubbelzijnigheden, vervellingen, zelfkwellingen,
18 19
en vele in de lucht en kosmogene stralingzwevend gehouden betekenisseneen ware doos van Pandoraaan beelden opengetrokken,als ware het een blik sappige regenwormen ten behoeve van de visvangst.Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 22, een quiztune: Pierre! Wat hebben ze niet? Deze unieke duimendraaiset van Lefthand Willy!Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 21, een protestlied: Mississippimaan. Geboren: bij de rivier. Kleur: zwart. Aantal: geen.Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 20, een hiphophaiku: Kleur: zwart. Aantal: geen. Gestorven: bij de rivier. Minnesotamaan.Uit luidsprekers bevestigd aan lantaarnpalen schalt nummer 19, een smartlap: Seamus huilt en zingt: diep in het donkerste bos valt licht op de grond. En uit 1 veel uit 1 viel uit 1 val uit 1 gevallen in tot tijd vervallengedicht ik de menigte menigten woord ik de menigte menigtenwoorden de menigte woorden mij.
Erik Bindervoet
WHERE YOU TOOK ME I had never cut my fingernails; would only retouch occasional casualties – cracks on thumbs, hooks onindex fingers, too long witch-like pinkies. Not once did I sit down with a pair of tiny curved scissors to trim down all ten. But I live here now, inside
your outside dream. My gloves can’t competewith cupped hands shovelling fresh molehills into planting holes and biodegradable pots.No nail brush can handle the wet earthhugging and sucking ripe parsnips.
At night I pull you on topas usual, I run my hands down your back– this time you kiss my neckdifferently.
Cecile Bol
20 21
*Niet de stad stinkt, maar de mensen stinken.Ze ademen en zweten, vlezen fabriek;ze maken mij, elkaar en alles ziek,
en in de grachten gist het. Ze verminkenalle leven met hun sloddermotoriek,en niet de stad stinkt, maar de mensen stinken.
Wat kan ik anders dan me steeds bedrinken?De nuchterheid, de roes en de paniek:ze maken mij, elkaar en alles ziek.
De dampen stijgen op en ze bezinken,er tolt een eeuwigdraaiend mechaniek.Ach, niet de stad stinkt, maar de mensen stinken.
Zie hoe ze rotten, rochelen en hinken;mismaakte, onverkwikkelijke kliek.Ze maken mij, elkaar en alles ziek.
Hoor toe hoe donderend de klokken klinken,hun zegen spreidend, zwaar en tiranniek.En niet de stad stinkt, maar de mensen stinken,maken mij, elkaar en alles ziek.
Mark Boog
*wij schrijven vanaf hierwij schrijven nu
als langoustinesen iedereen zoekt werk
smaak van kersen en een gieter en een tong
zomers gaan we op in sepia
Annegreet Bos
22 23
ONGEBORGEN Toen werd het oorlog parachutes landden sluipschutters hingen als apen in bomen om jou te raken, met mijn handen blindeerde ik mijn ogen de bom kon ieder moment barstenmaar jij zaaide klaprozen in onze tuin kocht pindarotsjes voor bij de koffie haalde haardhout voor een strenge winter zonder jou.
Hoe kon ik neutraal blijven waaromgoddomme rijmt tumor op humortoen ook onze laatste schuilkelder in puin lag schraapte de dokter zijn keel keek zo droevig dat ik hem wilde troosten of hij zijn hagelwitte jas soms met Biotex waste kon ik vragen, zacht voor de tijd van het jaarwas natuurlijk ook een goed onderwerp van gesprek maar we staarden gehoorzaam naar een lichtbak vol zwarte gaten en kraters alsof het astrocytoom in jouw hoofd een saaie dia bij het eerste uur aardrijkskunde was. En toen ging jij dood het was de warmste augustus ooit een nieuw hitterecord zei de weerman trotsalle bloemenkransen kwijnden de witte linten hingen roerloos halfstok had het maar gehageld, toen alle cake op was deed ik mijn kogelvrij vest uit en probeerde mezelf weer terug te vouwen tot embryo in een te groot bed voor mij alleen.
Marie Brummelhuis
BATTERIJENSoms koop ik batterijen zonder naar het formaat te kijken.
Puur vanuit een drang ze ergens in te steken. Licht te maken. Beweging af te dwingen. Om te zien waar ze in zouden passen. En wat er dan gebeurt. Ik zou zo graag eens batterijen steken in een dof geworden mens in ruil voor verlichting of in een zieke boom.
In mijn opa die op goede dagen nog net in staat is zijn broek vol te pissen, terwijl hij zijn stropdas achterstevoren draagt en me aanspreekt met Johan terwijl hij met koontjes op de wangen om mijn handtekening en herinneringen over mijn tijd bij Feyenoord vraagt. Soms zou ik ergens batterijen in willen steken. In de hoop dat er nieuw leven uit te halen valt.
Joris Brussel
24 25
ENVOI
voor Jonathan
stel dat ik had geweten
dat jij in een slik en een zucht tot nestvlieder zou transformeren.
zou ik
jouw broedtijd hebben vertraagd?
of leer ik
dat moederschap rekbaar is en moederliefde zich keer op keer
vernieuwt.
zo mooi hoe jij nu uitvliegt. wij wuiven fier en
kijken uit naar elke terugkomdag.
Elisa Candela
IMPOSTERSYNDROOM er zijn dagen waarop ik mijn muren van stucwerk verdenk zoals nu misschien wel een beetje
ik leef in een kindertekening van een zee één ononderbroken golflijn van boogjes in cadans
nu ben ik opnieuw luid chaotisch in mijn nonchalance die koert als Rococo van de witte producten
tot de deur zich straks achter me sluit
dan wacht ik gewoon weer tot je me streelt met de vaarrichting mee
omhoog
Vanessa Daniëls
26 27
BOREAALWe halen onze schouders op, schudden de kou af. De weg die we hebben afgelegd, verdwijnt terwijl we de mist in wandelen. Als bedekt met watten
alles. Verzachtende omstandigheden. Het is geen wandelen, maar waden. Het is geen praten, maar woorden horen ritselen bij het uitademen. Ze blijven achter onze stembanden
opgesloten. We vragen ons af hoe lang we nog om elkaar heen moeten laveren. We vallen niet stil, laten ons niet verwijderen, bewegen voorlangs. We dansen verder als schaduwen
op het straatbeton. De anomalie van esdoornzaden, runentekens ons ingeprent. Geen Gutmensch kijkt op van het ok-gebaar, het instemmend knikken, de flits van het mes, een ander licht
op onze daden. Door de mist heen bloedt de ochtendzon.
Paul Demets
OVERKANT je zet een vinger op de kaart, trekt een lijntussen landen, zegt: dit is eerder gedaanzo gaan we aan boord, varen uit
slechts weinigen halen de overkant, zeg jeweinigen komen ooit in een thuishaven aan
na dagen van deining eindelijk landwe zien daken van huizen, we ruikende grond
bomen en mensen die in een vingertop pastennemen al gauw je hele handhele hart in beslag
wanneer we aan land gaan, gooien westenen over onze schoudersom te zien of het een jongetjeof meisje wordt
Dorien Dijkhuis
28 29
BAST de boom in zijn tuin zong hem te laagdus hij moest hem transponerentoch hou ik van die klank – bast
leg een hand op zijn buiken voel hoe z’n bast tot leven komthoe zijn sap stroomtlaat me nog een lente dromen
en ik hou van bijenook al brommen ze amperzijn de bloemen opwie denkt nou bijen dromen nietheeft ongelijk
laat me op mijn buik liggen en wachten tot hij mijn rug streelt en zegthet kan de zuurspons niet schelen of zeewater zuurder isomdat wij maar wat aanrommelen
troost zit niet in woorden wel in strelenzo vergeet ik dat bijen dansenvergeet ik hoe smeltwater aan koude lippen hangthoe hoog bomen zingenvergeet ik hoe kort mijn tijd, steeds korter
een beetje dromerij kan wel helpen als ik het zoemen mis
Sylvia Dragtstra
DE SCHAPEN Hij is de man in het portiek die zwijgt als je hem groet. Hij is de hond, de tanden en de tong, de buurman zonder reserve, het hekje rond de tuin. Hij is in mij als fietser, de vloek, de afgesneden hoek de achterlijke idioot en iedere malloot die de weg berijdt als een te temmen paard. Hij is in jou de onopgeloste ruzie, de haat die tiert op woordeloze grond. Hij is de landmijn in mijn illusie dat goed het kwaad uiteindelijk overwint. Hij is wat je ontgaat tijdens het sluiten van je ogen het wachten op betere woorden, de niet uitgestoken hand. Het blinde paard, het beloofde land, de heilige boeken en de wet waarachter je je verstoppen kan. Hij is de ander maar nooit alleen, de vaderlander de medestander, soms ook is hij de buitenlander. Hij is – waar je van buiten naar binnen loopt, de ramen en de deuren sluit – het biertje dat je haalt voor jou alleen – het stapje waarmee je naar voren dringt – de stem waarmee je luider zingt – het gefluisterde geheim in het andere oor. Hij is mijn huis en niet het jouwe. Hij is – hier mag jij geen beter leven bouwen. Hij is – van mijn moeder mogen er maar twee blijven slapen de snoepjes zijn op, het lachen achter de handen. Hij is altijd de tegenstander. Het is hier vol. Geen plaats. De grens. De haat. De volle trein. Hij is de overlever. De man die nergens meer van schrikt en nergens meer voor wakker blijft. Hij is de man in het portiek die zwijgt als je wil praten de schaduw in donkere straten, de hond, de tanden en de tong die likt. Maar bovenal, in nachten waarin ik slecht kan slapen is hij toch steeds weer de schapen.
Mandy Mariska Eggerding
30 31
4° N / 52° N We staan voor de waterput inDouala, waar ik woon met mijn nicht.Ze ruikt naar een meerkleurige kabba dieze ontgroeid is, maar waarvoor ik nog teklein ben.
Terwijl leeuwenkinderen om ons huisdolen, de geluiden van de marktnagalmen in de tranenput, nestel ik dieperin de omhelzing van mijn nicht. Het is hieronbestemd ouder worden.
Achtenveertig graden noordwaartsis mijn huid als leer uitgerekt ende borst van mijn nicht vervangendoor die van een volwassen vrouw,
lieverhad ik alles gehad.
Babeth Fonchie
*dochter. het is nu jaren later. nog stroom je
uit me weg. toch blijft het vaag vermoeden
dat je kind en kudde bent. een hart dat klopt
is overbodig voor leven
onder de huid. verdwijnen is een vorm
van blijven. verlies dat geen datum kent
vooruitzicht zonder verwachting. waarheid
die niet went. ondertussen blijf je
stromen
ga je
niet
weg
je laat je niet herleiden. tot een plek. een mens
dochter. kudde. kind. een vreemde. voor altijd
je bent
Shari Van Goethem
32 33
*dit werd geschreven na een tijd een stroom
genoise-cancellede geluiden en de bedorven marsepeinsmaak van het echte
dit kwam tot stand naast een werkmail voor de werkgevers
buiten lag vastgoed in de zon ugh
binnen zat ik op de stoel met de rafels
vroeg me af of jij soms ook het gevoel hebt in een onherbergzaam paleis te
wonen
waar je versuft of grimmig door de zalen dwaalt de vloeren glimmen dof
de harnassen zijn optimistische dode klankkasten ik herhaal
de harnassen zijn optimistische dode klankkasten
er zijn deuren die niet open mogen delen van de hofparken zijn afgezet
de wind voert kreten aan en in de stilte van het paleis val je in slaap
ben ik nog wel in leven denk je of kijk ik afwezig naar binnen bij de levenden
kijk ik door een ruit van natte leisteen naar een oprijlaan van kiezels
die in droge kilo’s in het donker liggen ik herhaal in droge kilo’s in het donker
liggen
weet ik daarom niet hoe ik een zin schrijf die niet eindigt in een zich
volzuigende punt
ik herhaal een zich volzuigende punt
en steeds kruipen er gevoelens uit de fortificaties waarin besturen zetelen
en moeten jij en ik de gevoelens kleine hapjes bedorven marsepein voeren
je herhaalt de droom over het smetteloze slachtoffer
is de droom van de politiestaat
trouwens
het kabinet heeft me in mijn remslaap gevraagd
in een reclame voor een groene bank een vader te spelen
ik ben jongensachtig en goedkoop een soort verloederde jesse klaver
vannacht hebben we het opgenomen en ik lachte en knikte mijn buren toe
holde achter mijn kinderen aan door het gras waar alles ontbrak en niemand
ons riep
Maarten van der Graaff
DIEN JE? DIEN JE JE? DIEN Dien je? Dien je je? Dien
je je te? Dien je je te
gehoorzamen? Moet je
doen wat je zegt? Moet je
als je niets hoort blijven
luisteren? Kan je luister
zeggen en toch niets
horen? Kan je luister
horen en toch iets
zeggen? Heb je nog
niet gehoord wat je al
verkeerd hebt verstaan?
Jacob Groot
34 35
REIZIGERS Die keer op keer herhalende beeldschermen zie je niet vaak meer in het straatbeeld.
Witgoedwinkels zijn zeldzaam geworden. En wij voorbijgangers, achtergrondinvullers
in levens van anderen. Aan de zijlijn wachten we op een teken. Eventjes dansend in beeld,
dan weer af. Als ronddraaiende koffers. Ongemist, ongevonden, spelen we mooi weer.
Tot één ons aanstoot. Kijk, dit is mijn huis. Ik vind je mooi. Blijf nog maar even hier.
Corie Grootendorst
VRUCHTBAARHEID ik hoor het rinkelen van de ratelpopuliertrompetgeschetter door de ruggengraatblaadjes wervelen door mijn zenuwbanen kippenvel langs mijn buik
kijk daar ligt het sperma van een esdoorn zijn helikopterzaad: het zijn net dronesde wereld een grote vruchtbaarheidsklinieken maar wachten tot het wortel schiet
ik vang het zaad op in mijn rok en mag het straks naar zee toe dragen schuimend wacht hij me op ik moet dit ritueel nu steeds herhalen
in de stad staan bomen in mijn tuin en ’s nachts graaf ik ze uit de instrumenten in mijn lijfhoor de wind gaan langs mijn eierstokken:
tweehuizig kan ik niet verplaatsen.
Ezra Hakze
36 37
KLODDER Er woeden getallen in mij vraagtekens zonder genade
vraagtekens?een menselijke stemeen stem uit de verteroepsel roept
pindasaus of ketchup wil zou graag lust
en codetaal vecht zich vanuit synapsen naar de stembanden dus
daarvoor mysterie ik ben tweeof drieopties buitelen
de toonbank fronst help de anderin mij wil mayo liever hoor het
vochtig verdeelstation draait dolle overurenspeeksel fantaseert
extra dikke kloddersvoor alle types in mij
keuzestress zegt de marketingmantijdsdruk
zegt de psycholoogmeerstemmigheid zegt de componist
en wat zeggen die oenige big data nu?
Die weten toch altijd alles?
Micha Hamel
MENIGTEN tussen ons zit geen licht meer
wij bestaan uit elkaar
alsof onder ijsverstijven
in de diepte onder je zie je m’n afdruk nog in het hoeslaken nahijgen
niet doderdan andere doden
toch word jebovengemiddeld vaak aan meaangeboden
je zegtik weet niet zekerof er iemand achter me loopt
maar je weet het wel:versnel
Erik Jan Harmens
38 39
WIJ GAAN OVER IN WIJ EN OVER IN WIJ EN IN WIJ we zagen vuur onder het hek doorkruipenhet baltsen tegen een achtergrond van vlammenhet rijmen van de bloemen
we jagen de komma nawe denken erover en dan is het bedachtwe wachten op een rechte bocht
we nemen stiften om stelsels te kleurenwe schrijven brandende brieven: daar dan en datwe hebben geen zin om futloos te zijn
we hebben een achterbank vol ideeënwe zitten goed, maar het kan beter(we hebben geluksonderzoekers)
we worden overtollig geborenmerken dat er ruimte is tussen de orenwe hebben een kindje met mosterd gevoed
we vermeerderen het begeerdewe begeren het vermeerderdewe zijn niet het zuinige halfrond
we kregen prompt een reactie van riawij hebben meer holtes, onze walging is groterals we bloeden hebben we honden als vrienden
we kopen een hond, geven hem zijn naamwe gebruiken onze naam ijdelwe hebben een hartig woordje te spreken met ons
we verschillen van strotnieuwigheid: we drinken middenin de zinkuren: we drinken het brood
we komen uw grenzen verleggenwe willen het robbertje vechtenwe schuilen zo goed dat geen stilstand ons vindt
we kennen de truc al: structuurwe bakken er in de blini-pan kleine dikke blini’s vanwe zijn nog op zoek naar atlantis
we kennen de achterwaartse gedachtewe hebben de impact van een impassewe houden afgetrokken begrippen voor werkelijkheid
we likken het spuug van de kurkenwe zijn er om het lavenwe hebben het accent van hier om de hoek
we missen het metrumwe zijn helder en hallucinerenwe zitten als mensen die op willen staan
Saskia de Jong
40 41
ZUSJE ik reis af naar mijn zusjetwee jaar geleden ging ze op vakantienu heeft ze een baan en een man daar
ik laat haar een gedicht lezen‘was papa echt vogelverschrikker?’ ik knik
we gaan naar een shooting range‘als je geen hobby hebt ben je geen echt mens’ze geeft me een ar15 en noemt hem gebruiksvriendelijk
de volgende dag in whole foods houdt haar handooit zo kleinde pen in stevige grip een driehoekige brandwondop haar pols mijn ademhaling synchroniseer ikmet die van haarhard drukt ze de punt op het papier en tekentik bedank haar en zeg dat ik snelterugbetaal ze draait zich om en loopt naar de deurals je het een deur kan noemenwe zouden toch een foto maken?
ik loop haar achterna langzaam lopen weachteruit naar de ingang ik denk aan de keerin het park dat we ruzie kregen en ikop de schommel bleef zitten
Asha Karami
WE MOESTEN DE DAKEN NATHOUDEN die dag ben ik weer thuisgekomenom schade aan te richten
razen om te vergeten voor de duur van een uiteenvallend lichaam
ik trek me terug in de botten van een smeulende stad maak opnieuw onbeduidende huizen aan
en buiten fluit een man tegen de nacht
Sabine Kars
42 43
WIE GIJ WORM Een kleine nomade schuilt in mijdwaalt door velden en stegen, ik
kom mij tegen herken behaaglijk een deel verwerp een ander niet te verteren spiegelbeeld dat rimpelt in water of als een bedenkelijk fata morgana
mij verontrust. Lief, naarstig spitten wijgrond om leggen de worm bloot, doen
ramen en deuren op slot of gooien die open om welkom te heten, wij: x en y
met witregels. Weet je nog die keer dat er een storm opstak en we
beschutting zochten in een stal en de dieren ons zwijgend aankeken
herkauwden: ik ken jou ik ken jou –
Hester Knibbe
IN DE STRATEN VAN STADSKANAAL Ik zie geen opening, geen bos door de bomen maar ellenlangdiep oorsprong onder verschiet.Een uitzicht zonder haven.
Mijn hoofdpijn is grijs, koffiezwart de zegen. Ik ontloop de handshake van het leven, ontken de megafoon. Ik zie splinters in de ogen van Maybelline, het meisje van de buren gooit de eerste steen.
Maar ik geheel anders. Ik neem van mijn myeline. Zonder heroïnekomt niemand de hemel in. Ik ben verdwaald,vang de eerste steen en buig naar de lakmoesproef.
Maar in deze straten groeien biezen tegen de klippen op-bouwen wijzen hun huizen op een rots. Hier loopt men onberijmdde straten af en wordt mij verteld wie Marlène Dietrich is- waarom ik de laatste tijd zo vaak moet huilen.
Hier is de zomer vol druilerige liefde. Hier ontmoet je kromme mensen, recht voor de raap. En als je hiernaartoe wilt komen, draag dan wat bloemen in je haar.
Gerard Knolhoff
44 45
CABO CREUS Hier gaan we rustenwaar de zee het land kustmet een mond vol stenen en zand. Onder het oppervlak liggen gestorven schepenmet onleesbare namen, de wind waait de geestenvan zeelieden als witte schuimsporen over de golven. De zee heeft schuilplaatsen in de rotsen gebeukt,de branding knikkert met stenen die rond zijn geslependoor het eeuwenlang heen en weer rollen, ze ratelenmeer dan dat ze praten; ze zijn oorverdovend. Meeuwen krijsen boven de makrelen, in de spletenoverleven hardnekkige plantjes, stukken houtspoelen gebleekt en gezouten aan. Het is een toneel met alleen rekwisieten,de vuurtoren is onbemand, een koestaart vanaf de klif.
Bernard Lichtaard
GEBED TOT DE VOSSEN Rekelse roodbruine jagers op de grens van beschaving en natuurjullie beet is roestig ijzer jullie woning een middeleeuwse roofburcht.
Licht is jullie dansante pas jullie zijn de kleuren in wilde tuinenwaar alles dooreen groeit alles druipt van vermiljoen en smaragd.
Waar het katijft het verbast en verbladert het lupijnt waar allestwijgt en verpluist waar het onophoudelijk kruit van licht vosgeluk.
Vrouwe vos moederste van alle dieren wees ons een voorbeeldleer ons geduld en waakzaamheid in magere tijd behagen.
Leer ons de kleinen lief te hebben te zogen te drenken te stuttenbemesten begieten verpakken in vloeibladen bloeiende poëzie.
Leer ons hunkeren naar uw lusthof waar de duistere ingangbedekt wordt door scrupuleus groen waar de amoureuze
takken met dorens en met eigendunkelijk opstandgegroeide poederbestoven bollen van meisjesbont omhelzen.
Tomas Lieske
46 47
*Een opstaand raam tegen het alleen zijn. Ik heb je niet horen binnenkomen. Sliep ik al? Zag je de muren, de spinnenwebben? Er bleven stemmen achter hangen. Ik ving het zware ademen op van een droom.
Mijn broertje kan niet zonder mij in slaap vallen, we spelen met onze vingers in elkaars mond. Onze tong is een glijbaan, onze tanden de vangrails. We fluisteren, hier liggen de grote jongens.
Waarom slaap ik niet op de bank? Op straat wordt ons bestaanonderschreven in iedere stap. Naast jou loop ik onrustig.Je aanwezigheid is kauwgum onder mijn schoenzool.
Niemand staat op ons te wachten. De staat leeft op bij onze mislukking. Hoeveel gezichten mag een straatbeeld ontsieren tot het ordeverstoring is? Had ik je weggedrukt door bijbaantjes?
Misschien genoot ik ervan, terwijl je de handen van onze vader groeide. Ik heb eruit gegeten. Over delen heeft hij mij niets geleerd,plaatst naast ieder succesverhaal een crematorium.
Lars Meijer
LASTThe day a stranger offered me $30,000 and my mom left, time moved back to the weekend before school starts. Late summer night, crickets chorus of whispers pouring through open windows ripples of black honey, now filling the room and now emptying and now filling again. Kids shouting final declarations echo to the bottom of the clubhouse swimming pool floodlit beside forest shadows. A Friend asks me: Are any of them the same as me? When people reveal themselves as nothing more than water, air, earth, and fire, will be the last day I sit waiting for the cold snap at the edge of Autumn.
Lionel Newman
48 49
*Ik maak sardines schoon in juli
sta in de blauwe gedachte
en in mij het weten van een vrouw
met het hoofd naar beneden.
Ze lacht, trekt aan zenuwen.
Ik doe niet mee, grijns niet zoals zij.
Zij weet niets van deze klimrozen
van hun groei naar het blauwe zijn.
Ik zeg haar: het overvloedige is mooi
en zij antwoordt dat ik droom.
Er zal uit mij geen baby vallen,
slechts de schaduw van haar hoofd.
En ik ben als de dood
dat men haar ontdekken zal,
in mijn ogen zal zien dat er geen begin
maar een einde in mijn lijf oprukt.
Ik neem een sardine, trek het mes langs zijn buik
en dofbruin en dofpaars en dof
vallen de vormen – het doet me niets.
God weet wanneer zij in mij vervagen zal,
ik haar zal herkennen in de schaduw
die als een schaar uit mijn voeten trekt.
J.V. Neylen
SEE YOU LATER ALLIGATOR Haar gezicht zweeft seconden lang, zo dichtbij dat ik het aanraken kan. Maar ik ben die beweging ontwend en houd me vast aan de lijn van de hond. Als ik me vertraagd omdraai verdwijnt haar fiets – naast een andere fiets – al in het duister waarin ik tast. Thuis was ik mijn handen net zolang, totdat mijn vel openscheurt als carbonpapier, maar de afdruk van haar wang zit al onder mijn huid. Ik lees mezelf in slaap bij Een bed vol schuim: ex-geliefden bestaan niet, een geliefde is een geliefde of niet. Als ik mijn ogen weer open, liggen op het kussen naast me twee behaarde flaporen; de hond is van het voeteneind opgeklommen tot echtgenote. De streep licht tussen de gordijnen verraadt de ochtend, maar niet welke dag van de week het is. In de film die ik opdis, The Lobster, wordt eenieder die er niet in slaagt de relatiestatus te bemachtigen, in een dier naar keuze veranderd. Als alleenstaande schrijver koos ik niet de kreeft maar de inktvis: een weekdier, een koppotige, ik ben een walking head geworden; ik spuit alleen nog inkt. De zon schijnt nog altijd, de hond wil naar buiten. Op een bosbankje maak ik een praatje met een gepiercete tatoeëerder. Zijn volgende tattoo staat gepland op zijn hoofd: de teddybeer die hij in zijn jeugd gemist heeft. Nadat hij tussen de bomen verdwenen is besef ik pas, dat ook hij een inktvis was. Maar dan eentje die het ultieme ont-beren weet te keren. Ik moet hem terugvinden, ik wil een tatoeage van armen om mijn middel, die met me wegdansen.
Ik leg mijn wang tegen warm boomschors en check of er nog nieuws is. Niet van haar, maar: De alligator van Hitler is op 84-jarige leeftijd overleden in de Moscow Zoo. Volgens zijn verzorger hield hij van massages met een bezem.
Sarah Oortgijs
50 51
NIET HUILEN, MARIA deze ochtend werd er een illusie geboren en een ontredderde omhelzing ontwaaktmet stamelende handen namen wij foto’s van Pluto en ik flitste overbodig
onze ledematen kunnen daveren en we kunnen bewegen op de maat van een of ander eposwe kunnen een militie misdadigers opstellenons intellect dodenterwijl iemand heel luid lalt dat iets niet raadzaam is
een ander knarst het hart uit z’n lichaam
in een natte nacht begingen wij een nazomerzonde,toxische dampen kronkelend in het licht van een tegenstelling
zing voor mij nogmaals een hymne, angstvallig lonkend naar de volle Maanen wij geloven in deze verbeeldingwant zonder koffie blijft de ochtend roes en ontnuchtert de nacht nooit meer
iemand trekt hevig bloemen uit de grond en ik vraag je of dit vandalisme is of niet te stoppen hartstocht
dit is blasfemiestottert iemand, tergend wetend wat ieder woord betekent
Elsbet De Pauw
EN DAN KOMT DIE VERDOMDE OCHTEND. Er zullen geen croissantjes gegeten worden, er zal geen ochtendadem geroken worden. De verse trekvlek in je IKEA-dekbedovertrek voelt warm als een aanraking, een ventilator pompt je zweetlucht van dagen door de kamer, je zou kokhalsneigingen krijgen als je jezelf ruiken kon.
Zou je opstaan over straat gaan en zien hoe kinderen figuurtjes tekenen in het stof dat uit de Sahara is overgewaaidom vervolgens hier op de voorruit van een geparkeerde auto neer te slaan.
Alle beweging onderhevig aan wrijving valt uiteindelijk stil.
Zo ook jij, hier in bed. Je rolt je op, scrollt tot je ogen branden als na een chloorbad, van een camping ergens in Frankrijk-noem-het-de-Dordogne. Jullie waren er samen heengereden in de MINI Cooper van haar vader, de wagen was stampesvol afgeladen. De camping was verlaten. Jullie hebben je toen nog vermaakt.
Hendrik de Pecker
52 53
JONGENSSLAG Ik dacht dat het aan de jongens lag,Zij zeiden: je bent een emmer, een zwembadje bent een meerwij willen vastgehouden worden Ik zocht naar mensen die voor elkaar in konden staanIk bracht zomermiddagen door in de schuur bij Jan,die alle andere meisjes pijn deed Hij droeg witte spuugjes in zijn mondhoekenLichamelijk leken we voor elkaar bedacht
Op de fiets naar huis huilde ik vaakZwaaide soms naar de buurman die eens zeidat ik nogal ruim was voor mijn leeftijdging aan tafel bij mensendie dachten dat woorden een aanraking konden vervangen
Jirke Poetijn
GESTOLEN TIJD Hij kwam naar Minnesota voor een nieuw beginvond een thuis, kreeg een baan, leerde dansen.Ze noemden hem beschermer, trouwe vriendhij komt vanavond niet meer thuis. Hij werd wakker met de zon op zijn gezicht de wens om alles te doen wat hij kondie avond heeft iemand zijn tijd gestolen hij komt vanavond niet meer thuis. Er wachten kinderen tot ze wakker worden er wacht een meisje dat haar opa niet kenter wachten broers, een tweeling, een geliefdeeen hele stad bij een lege stoel. Je hebt me een minuut cadeau gegeven hij had tien keer adem kunnen halen.
Rachel Raetzer
54 55
SPIEGELTJE SPIEGELTJE AAN DE WAND ik keek in de spiegel en zag een kind omringd door kroes haar, de op elkaar gestapelde krullen die alle richtingen leken uit te groeien, werden bijeengehouden door parelwitte linten. Ik was op zoek naar mijzelf en hoopte dat de spiegel mij antwoord kon geven op een vraag die ik al een tijdje met mij meedroeg. Een vraag die op mijn schouders rustte en hoe hard ik ook schudde, de vraag viel er niet vanaf
ik had in mijn geschiedenisboek naar een antwoord gezocht, maar vond slechts één bladzijde toen ik mijn schoolmeester erover vertelde zei hij dat is een zwarte bladzijde uit de geschiedenis en hij zei de klas door te gaan naar de volgende pagina
gepassioneerd en triomfantelijk werden oude grootheden opnieuw tot leven gebracht in het versleten klaslokaal. Ik zag hoe zeehelden glorieus en heldhaftig voorbij voeren in hun geornamenteerde houten zeilschepen gevuld met porselein, thee en specerijen
bladzijde na bladzijde met roem en faam kwam in mijn hoofd terecht
ik keek weer in de spiegel en zag een vrouw met gladgestreken zwarte haren, de op elkaar gestapelde krullen waren verdwenen en veranderd in een schoonheidsideaal dat onbereikbaar wasik zag hoe mijn spiegelbeeld vervormd werd door heldinnen met lange blonde lokken en afgeplatte dunne billen. Ik zag hoe een geconstrueerd wit schoonheidsideaal langs treinstations voorbij denderde en keer op keer via media en glossy modebladen terechtkwam in mijn spiegelbeeld
ik zag hoe de vraag mijn ogen bedekte, mijn keel dichtkneep ik zag hoe een traan uit de spiegel sprongik hoorde hoe de spiegel tegen mij zei: “Jouw kleur is niet de mooiste van het land”
ik besloot niet meer in de spiegel te kijken en draaide hem om
de jaren verstreken en op een dag riep de spiegel mijn naam
ik keek in de spiegel en zag hoe het spookbeeld van een kansloze zwarte generatie aan het vervagen wasik zag hoe zwart zelfbewustzijn de wereld veranderdeik zag hoe een krantenartikel uit 1874 mij vertelde wie ik wasik zag een vrouw die door de tijd was gerijpt, een vrouw met een Afrokapsel om “U” tegen te zeggen
ik liet de vraag los en bevrijdde mijzelf
Nghitti Saro
56 57
IK KAN NIET STOPPEN MET LACHEN WANT ALS IK BEGIN MET HUILEN HOUD IK NIET MEER OP het eerstehands sterven het andermaal sterven.bijvoorbeeld een mens die leeften het volgende moment niet meer.die twee mensen netjes naast elkaar gelegd
en daar weer naast een mens op batterijennaast precies diezelfde mensmaar dan zonder –misschien liep binnenin het kunststof mechaniek iets vast.
vier figuren, ogenschijnlijk naast elkaarop een windstille ochtend zomaar midden in het jaarin een ruimte zonder afmetingenen al bijna zonder kleur, wat een hardnekkigvooruitzicht, zoheb ik u lief.
Alfred Schaffer
GEBOREN WORDEN OP 20-JARIGE LEEFTIJD Als je iets uitvlakt zit in de gumresten de betekenis, rul
en grijs. Begin opnieuw: een voorwerp voor iets anders gebruiken, een
boek onder een
tafelpoot, lucifer als tandenstoker, servetje in de kier van een raam.
Wat te doen met de Rijkspostspaarbank, in de Van Baerlestraat? Ik
schreef er rente bij,
zag door het glas een man in een auto stappen, vlak voor het Stedelijk,
hij reed daarna inderdaad weg. De kantine kost bijna niets, later blijf
ik er komen,
niemand vraagt of ik nog wel bij de bank werk, wordt het een studio,
film over Jacques Rigaut, ‘geboren worden op 20-jarige leeftijd’,
schreef hij, ‘het niets
omhult me net zo gevoelig, als water het lichaam’, zie ik cello’s en
trompetten naar binnen gaan, Franse hoorn, een Japanse draagt een
triangel, conservatorium,
een haag juichende meisjes wacht op Justin Bieber, is het een hotel,
zingt achter een art-decogevel op de Ceintuurbaan Marlene Dietrich,
worden er later
ijskasten verkocht, nu kun je er om 7 uur ontbijten, komijn, cayenne,
geroosterd brood. Van dit gedicht een vliegtuig vouwen, het zweeft
weg vanaf
het balkon, een man stopt het in z’n zak, uitgedoofde functies, andere
gloeien op, cijfers, muziekinstrumenten, film, slapen, gumresten, niets,
poëzie.
K. Schippers
58 59
KLAPWIEKEN een luchtje ontdekt, een knoop gevonden van een half- stok jas, tussen kierende vloerdelen lag oud zeeren de sleutel van een weggefietst kettingslot
posters van muren geschraapt, archiefkast leeglaten lopen, de bladblazer het huis doorgejaagd, muren roomwit gesaust
kalender verlost van ontdane maanden, geklapwiekt met tuindeuren, een boodschap van scholeksters begrepen, een vliegreis geboekt
tussen de buxushagen een folder van de Gammagevonden die leek op aangeschoten wild, veelkorting op het betere hang- en sluitwerk
Hein van der Schoot BLIKVELD hij herkent de kamer niet als kamerziet afstand bewaren als iets voor later
hij probeert een landschaptekent een enkele lijn
misschien een boom daar of om kalm te blijven een hek, hij is bang voor paarden
er zit een gat in zijn kijkengeen grens waar hemel en aarde elkaar raken
niets daartussen het paard gaat aan tafel
Moniek Spaans
60 61
NETFLIX EN CHOCOMEL eigenlijk heb ik een hekel aan aanrakingenik streel veel liever het gewatteerde behangin de hal van het casino
of de toetsennog warm van de vorige stationspianist
hé kijk vingerverf op de deurklink wat intiemik denk: mag dit wel? maar ook: mooidat ik dit voelen mag
het blijft jammer: je kunt alleenanderen de hand schudden en datmislukt alsnog weleens. je kunt jezelf
mislopen als een gefaalde high fivehet ongemak vullen met Netflix en Chocomel
Rik Sprenkels
MEN EN WIJ, MAAR LATEN WIJ men buigt jonggewas tot kneedbaarheid spuit nachtvogels uit winkelcentra men boetseert betondieren langs vijverranden
maar laten wij op onze beurt verveling negerenin verblinde kantoorkolossen en laten wij madeliefjes tatoeëren als selfie-like
men stelpt woorden met een snelverband vermijdt lege pleinen, verzwijgt verspilde tijd men glijdt een veldslag in met lotusbloemen
maar laten wij daarom huiden vleesrood looien en woorden schaven tot een krul
men zegt dat wij de laatste hoge bergen breken waar al voldoende dalen zijnmen zegt dat wij niet meer zijn dan de druppelvan liefde aan een glasblazerstang
laten wij daarom dan maar buigenklein en dichtbij maar nooit met de wijzers mee
Bert Struyvé
62 63
TEGEN DE AVOND Ik zat in de tuin, alleen.
De zon was op haar avondbeen.
Ik hield een boek en een rosé.
Een donker spijkerjas
viel om mijn schouder heen.
Ik was een golfje op de zee.
Ik dacht je.
En viel nu bijna
met je één.
Elisabeth Tonnard
IK HEB IEMAND NODIG ik heb iemand nodig die zegt natuurlijk
worden wij walvissen, ook zij begonnen met poten
toen ze dachten dat de lucht niet meer kleurde
voor verdrinking kozen maar spuitgaten kregen
liever trek je je nagels uit, al staat pijn
in geen vergelijking tot jezelf
en een statig roofdierinstinct
dat zich langzaam meester van je maakt
neem de tijd, als je dichterbij komt
kun je de zee horen
fluisteren, hoe het zout de wind en wij
met stijve armen de golven in
waar we zullen duiken, leren
de kou te weerstaan, met een beetje geluk
krijgen we een dikke huid, in het ergste geval
niet, maar evolueren zullen we
Ron Vaessen
64 65
NAAST ik laat de avond vallenvandaag woon ik in de nachtblijf nog even liggen op de straatjij overwintert in een kopje theedoor de ramen van het huisschemer je het donker inik gebruik mijn hoofd als lampenkapleg schaduwen te drogenmaar wij begrijpen elkaar nietvouwen elkaar op tot kopjes en kasseientot we naast elkaarplekken zijn en slapen
Leen Verheyen
KLAAGLIED O, de liefdes die ik niet beschreef. De zinnen diegeen mens ooit leest. De dagen die alleen voormij hebben bestaan, de nachten dat ik wakker lag, geen regel die het daglicht zag.
O, de woorden die ik keelde met de halen van mijn pen.Alle onbekenden die niet spraken met mijn stem.Zo veel vrouwen die ik nooit verzon en alle Dapperstraten,copyrettes, kroppen jonge sla waar ik niet aan begon.
O, alles wat geen letter kreeg en dan die God die in het diepst van mijn gedachten taai in alle talen zweeg.Aanschouw daarom wat zinnen op een weerloos vel: er staan meer woorden niet dan wel.
Twan Vet
66 67
MIJN DEMOCRATIE Wat mijn hart te boven gaat: de planeet investeert in brede schouders en bundels staal De manier waarop dit ons leidt, ontslaat soms de vrees dat in sommige lagen diep als deze nacht een mens zijn blik niet vasthoudt maar verliest In mijn geest ontbreekt die verschrikking hij draait niet op gevaarlijk maar vecht met abrupt moeizame adem Alsof een voet een berg aanwijst op de baan van overzeese golven een pas die je niet vermoedt maar versterkt met korte pauzes Consternatie vervangt herinnering ook al weegt zij zelden door een directe verklaring voor gemakkelijke last Nochtans is het goede aan inspraakdat we verschillen ontdekken en toegang vinden tot het zeldzame zoals wildernis een glanzend bos of wat je aantreft onder een blad de zindelijke koers van wormen op beton rasperig en lobbig kruipend langs donker hout
Tom Van de Voorde
NICHE Iemand nam me mee en ineens stond ik in dat stadion. Vanaf de hoogste ring keek ik naar beneden en kon niet geloven wat ik zag: een enorme menigte van misschien wel dertigduizend mannen, voornamelijk mannen, met vlaggen en vaandels, met daarop de beangstigende symbolen. Hun aantal was een schatting natuurlijk, maar waarschijnlijk zat ik er niet ver naast. Ik zakte bijna door mijn benen, door de aanblik en het lawaai, al kwam een plotselinge kalmte over me toen ik rust vond tegen de achterwand. Stel nou dat het Donald Duck-verzamelaars waren geweest, mompelde ik tegen mezelf, dan had ik gelachen. Dan had ik gezegd: het is slechts een niche.
Nyk de Vries
68 69
APOCALYPS
In een ijskoude lentenacht, terwijl een man in blauwe overall
vuurkorven aansteekt om de boomgaardknoppen te behoeden
en ik aan de keukentafel, blosjes op mijn wangen, met een stukje
houtskool vliegen op het papier kras, bromvliegen hitsig als jonge
stieren, in het sputterende licht van de tl-buis komen ze tot leven, in
die ijskoude lentenacht vergaan alle structuren, tussen hermetisch
gesloten toegangspoorten storten de muren in, secuuropgezette
dieren ontbinden op slag, flatgebouwen stuiken in elkaar, hoorns
verpulveren tot keratinestof, waterbronnen ontploffen, vergruizen
rotsen, kristallen van biotiet en kwarts smelten tot een inzwart,
aan de randen helrood oplichtend, dampend lavastroompje dat
razendsnel aandikt tot een niets ontziende moordader, de meest
uiteenlopende organismen vallen uit elkaar tot eencelligen, een
immense vuurtornado verkoolt ze allemaal, lukraak slaan kometen
als smerige sneeuwballen kraters in het aardoppervlak, vloedgolven
rijzen op tot net onder de maan, metropoolbrede modderstromen
zetten hele steden en reservaten blank, enkele onthoornde witte
neushoorns zwerven rond bij de afgrond, aarde en water laaien op,
lucht en vuur razen neer, door het neergaande woud van de nacht
zoemen miljarden bromvliegen, hun metaalgroene pantsers stralen
restjes tl-licht uit, zuigen gretig het eerste groezelige daglicht op,
doorzichtige aalscholvers trekken over, rook en damp verhullen een
verpletterende leegte, haar ogen ratelen na, met een ruk richt ze
haar blik naar de zon, de kubus, een nabrandende kudde barcodes
briest op haar netvlies, de filmstrook vat vlam, de projector loopt
vast.
Dorien De Vylder
OET DE TIEDHet loodje leggen Heengaan Sterven De pijp uitgaan Woorden voor als iemand overlijdt Maar het mooist sterf je in het Twents Want daar ga je uit de tijd Een woord dat het kille laakt Zonder poespas of show Die het doodgaan tot iets menselijks maakt En soms is dat ook gewoon zo Hej’t al heurt? Gait is oet de tied Gerrit was nou eenmaal aan de beurt Waarna hij voltooid het leven liet Een woord dat voor naasten verzacht Waar het bestaan nog hoopvol in gloort Want al komt het soms verwacht Leef je na je dood toch een beetje voort Mocht mijn moment ooit daar zijn, Dan sterf of overlijd ik niet Als ik van de aarde verdwijn Dan ga ik oet de tied
Willem Wierbos
70 71
* Elke morgen in bed speel ik zeesterretje vreemd hoe ik telkens weer verbaasd ben dat ik daarbij niemand weet te raken. Ooit vertelde een man dat je zeesterren niet moet oppakken, omdat hun benen kunnen breken. Alles wat je te zien krijgt als het eb is, is kwetsbaar. Mensen kun je daarom ook beter laten liggen. Alleen kijken, met je handen op de rug en soms je blik laten rusten op iets wat groeit en een vorm aanneemt die precies zou kunnen passen. Mensen proberen elkaar aan te trekken als veel te krappe winterjassen, zelfs als de naden scheuren, hebben ze nog hoop. Ik ken een man die nergens meer voor vecht. Hij dobbert willoos in een stuurloos bootje en stoot zich soms aan dezelfde steen. Hij was een rots, er lag een rode zeester op. Tegen alle omina in heb ik hem opgepakt. Hij brak meteen een been.
Joyce Willemse
WISSELPLAATS Verlaten zijn de paden waar ik loop, vooral die verdraag ik.Laten we zwijgen als we elkaar tegenkomen. Ik zal je niet herkennen. Mensen zie ik over het hoofd, dieren niet, geen dieren. Die zie ik altijd.
Ik kies voor het pad dat ik niet eerder zag. Er zijn afgesletenstenen, keien, een kleine brug, het water roest bruin. Of er ijzer in zit, vraag ik het paard. Of bloed naar ijzer ruikt, of ijzer naar bloed, vragen we ons af. Ofwe het samen drinken kunnen.
Zij kent het smalle gras, dit karrenspoor, haar neus blaast dunnewolkjes uit. Ze staat niet graag alleen zegt zij - er waren anderedieren - en vraagt of ik nog blijven wil.
Ze dampt de ochtend in mijn handen. Deze ogen hebben geenwimpers nodig. Met lippen als zachte was, warm en kneedbaar- alsof ze zich geen tanden weet - zo strijkt ze langs mijn schedel.Als ben ik haar met vier benen, met hoeven, in die wei, zo worden wij. Met tere snuit. Een staart die vliegen verjaagt. Fluwelen oren.
Er wasemt stoom van haar machtig lijf, zo krachtig hoe zij staat enkijkt. Tussen ons een ijle lijn waar zij naar luistert. Haar vacht ruikt naar vrede, naar wegen die ik nog niet ken.
Als het regent, schuilen wij in elkaar, noemen elkaar bij naam. Raken niet uitgepraat over de bomen.
Monique Wilmer-Leegwater
72 73
VOORDAT HIJ VALT Het misselijkmakende moment is vóórdat hij valt,het volle besef dat zijn lijf in het luchtledige hangtIn dat niemandsland ziet hij blote voeten tegeneen felblauwe lucht, hij komt los van de aarde en
is zijn schoenen kwijt. Ze raken de grond eerderdan hij, het asfalt is bezaaid met slippers en gympenIemand houdt een bord omhoog waar het woordLOVE op staat. Ze weet nog niet wat er gebeurt
ze heeft nog niet gezien dat ze naast een stopbordstaat. STOP LOVE, staat er, STOP LOVE. Een man maakt zich klein achter een Toyota,hij houdt zich dicht bij de grond en denkt
aan zijn moeder, hoe ze de keukentafel dekte,liedjes voor hem zong toen hij een kind was
Lilian Zielstra
BIO- GRA-
FIEËN
Osama Alloush (1988) is docent
filosofie en woont nu zo’n twee jaar in
Nederland. Hij schrijft nu ook poëzie in
het Nederlands en won met een van zijn
gedichten over Zwolle een publicatie in
de Stadsgedichtenbundel 2019.
Kevin Amse (1989) publiceerde in Het
Liegend Konijn en Deus Ex Machina en
behaalde de Turing Top 100. Hij stond
vier keer in de finale van het Belgisch
kampioenschap Poetry Slam en werd er
derde in 2017. In 2018 sloot hij dichtend
De Zevende Dag af, meteen zijn debuut
op de Vlaamse televisie.
website: www.amse.be
Sieger Baljon (1981) publiceerde in 2017
zijn poëziedebuut Dronken kalender bij
Uitgeverij Opwenteling. Hij is podium-
poëet, klankdichter en theatertuinier.
Momenteel werkt hij aan zijn eigen
performance-cyclus. Daarnaast was hij
artist in residence in Het Huis Utrecht.
In seizoen 2019-2020 speelde hij een rol
in de lovend ontvangen voorstelling Het
dier, het dier en het beestje (8+) van
Theater Artemis.
website: www.sjamandada.org
Leonie Barnier (1956) won al tweemaal
de jaarlijkse poëziewedstrijd van de
Schrijversvakschool Groningen. Ze trad
al op in het Groninger Museum, tijdens
theaterfestival Noorderzon in Groningen
en tijdens Dichters in de Prinsentuin.
Haar gedicht ‘Afslag Boerakker’ won de
eerste prijs van de poëziewedstrijd van
de Openbare Bibliotheek Groningen.
Christophe Batens (1970) studeerde
in 2018 af in Literaire Poëzie bij Lies
van Gasse. Dat deed hij met de bundel
Nachtvaarders, over vluchtelingen. Ook
publiceerde hij al in Het Liegend Konijn.
Geert Jan Beeckman (1961) debuteerde
bij Uitgeverij P met Diep in het seizoen
in 2007. Hiermee won hij de Herman
de Coninckprijs 2008 voor het beste
debuut. Hij publiceerde daarnaast
Hersenneerslag in 2011 en Bloedgroepen
in 2015. Hij trad op tijdens onder andere
Poetry International Rotterdam en er
verschenen al gedichten van zijn hand
in Poëziekrant, Het Liegend Konijn en
Deus Ex Machina.
website: www.geertjanbeeckman.
blogspot.com
Charlotte Beerda (1987) is woordkun-
stenaar en zangeres en is wijkdichter
van wijken in Groningen. Ze trad op bij
Urban House Groningen, op Festival
Hongerige Wolf en op Noorderzon
Groningen. Daarnaast schreef ze voor
het Bevrijdingsfestival, Diversity Day en
de Poetry Circle Groningen. Ze neemt
deel aan het NOORDWOORD Talent
Startblok.
Karin Beumkes (1960) stond in 2005
en 2016 op Dichters in de Prinsentuin
en in 2009 op Onbederf’lijk Vers. Ze
publiceerde in Het Liegend Konijn,
Echte Inkt, Dichters voor Nicaragua,
Op ruwe planken en meer.
website:
www.karinbeumkes.blogspot.com
Erik Bindervoet (1962) debuteerde in
1990 samen met Robbert-Jan Henkes
met de roman Autobiografie van een
Polemist bij uitgeverij Rothschild &
Bach. Zijn poëziedebuut, Tijdelijk
zelfportret met hoofd en plaatsbepaling,
oranje, werd genomineerd voor de C.
Buddingh’-prijs 1996. Vertalingen van
werk van Bob Dylan, James Joyce en
de Beatles door Bindervoet en Henkes
maakten grote indruk. Erik Bindervoet is
ook redacteur en tekenaar. Begin 2020
verscheen zijn bundel De droom van
eb inkt diervoer.
website: www.erikbindervoet.nl
Cecile Bol (1982) schrijft naast
Nederlandstalige gedichten tegen-
woordig vooral in het Engels. Ze leidt
een Poetry Stanza, een Engelstalige
dichtersgroep van literair café de
Graanrepubliek in Groningen.
website: www.cecilebol.nl
Mark Boog (1970) debuteerde met de
dichtbundel Alsof er iets gebeurt en
kreeg hiervoor de C. Buddingh’-prijs in
2001. Hij kreeg daarnaast in 2006 de
VSB Poëzieprijs met De encyclopedie
van de grote woorden. Mark Boog
schrijft naast poëzie ook proza, van zijn
hand verschenen reeds zes romans. In
2016 verscheen De rotonde, een roman
in verzen. Eind 2019 verscheen Liefde in
tijden van brand. De bundel werd begin
2020 als clubkeuze naar alle abonnees
van het poëzietijdschrift Awater
gestuurd.
website: www.markboog.nl
Annegreet Bos is onderdeel van de
NOORDWOORD Talent Topklas Poëzie.
Ze won in 2019 de derde prijs van de
Groningse voorronde van schrijfwed-
strijd Write Now!. Daarnaast is ze lid van
de Dichtclub in Groningen en stond ze
eerder op Dichters in de Prinsentuin.
Marie Brummelhuis publiceerde in de
NRC, kreeg les van onder meer Ingmar
Heytze, Ellen Deckwitz en Tjitske
Jansen en is lid van dichtersgilde ‘de
Maandagdichters’. Ze is eigenaar van
‘Wat je schrijft ben je zelf’.
Joris Brussel (1987) is stadsdichter van
Alkmaar en voormalig stadsdichter van
Beverwijk en Velsen. Heeft gepubliceerd
in onder andere Meander, Hard//hoofd
en Tirade. Hij had een poëzierubriek
‘Dicht in de duisternis’ op 3FM en trad
op tijdens bijvoorbeeld North Sea
Poetry, Amsterdam Wereldboekenstad
en Onbederf’lijk Vers.
website: www.jorisbrussel.nl
Elisa Candela (1971) trad op op Watou
in september 2019 als een van de
residenten in het Schrijvershuis. Ze
publiceerde in 2002 een monografie
over kunstenaar Koen Vanmechelen
bij Ludion en schreef als ghostwriter
Borderline Times (Dirk De Wachter) en
Dreamers who Do (Hilde Helsen).
website: www.elisacandela.be
Vanessa Daniëls (1981) is afgestudeerd
aan de theaterschool De Kleine
Academie in Brussel. Ze creëerde
‘Kaffee’, een voorstelling die flirt met
de grens tussen theater en poëzie. Ze
trad op op podia als Ballonnenvrees,
Sprekende Ezels en Smeltkroezen. In
2019 won ze de prijs Azertyfactor.
Paul Demets (1966) debuteerde in
1999 met de dichtbundel De pape-
gaaienziekte, bekroond met de Prijs
voor Letterkunde van de Provincie
Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen De
bloedplek, waarvoor hij de Herman de
Coninckprijs ontving. In 2018 volgde
de bundel De klaverknoop, die werd
bekroond met de Jan Campert-prijs.
Van 2016 tot 2019 was Demets
plattelandsdichter van de provincie
Oost-Vlaanderen, een aanstelling die
hij afsluit met de publicatie van De
Hazenklager, zijn nieuwste dichtbundel.
website: www.debezigebij.nl/auteurs/
paul-demets/
Dorien Dijkhuis (1978) publiceerde in
november 2019 haar debuutbundel
Waren we dieren bij uitgeverij Nieuw
Amsterdam. In februari verscheen
hiervan de tweede druk. Ze schrijft
zowel proza als poëzie en heeft publica-
ties in onder andere Het Liegend Konijn,
Tirade, Hard//hoofd en De Optimist op
haar naam staan. Ze trad al eerder op in
de loofgangen van de Prinsentuin.
website: www.doriendijkhuis.nl
Sylvia Dragtstra (1975) is lid van de
Dichtclub in Groningen, waar ze iedere
maand voordraagt. Er is werk van haar
verschenen in Dwalen door Groningen
en ze trad op tijdens Festival
Hongerige Wolf.
website: www.sylviadragtstra.nl
Mandy Mariska Eggerding (1968)
is theatermaker en studeert Poëzie
aan de Schrijversvakschool in
Amsterdam. Ze won in 2019 de Rob
de Vos Dichtprijs en vier van haar
gedichten werden in de Top 1000 van
De Gedichtenwedstrijd geplaatst. Een
vijfde verscheen op de longlist van de
Debutantenschrijfwedstrijd.
website: www.mandyeggerding.com
Babeth Fonchie (1993) is dichter,
kunstenaar en jurist. Ze had optredens
op onder meer Vers van het Mes,
Cinnamon Wednesdays en Fête de la
Fxmme. Ze is huisdichter voor online
feministisch magazine LilithMag en
won tweemaal de eerste prijs bij de
Kunstbende Limburg en Utrecht in de
categorie Taal.
website: www.lilithmag.nl
Shari Van Goethem (1988) debuteerde
in 2016 met Een man begraaft een
boom. In 2019 verscheen haar tweede
bundel, Tere stengels. Als winnares
van Auditie brachten haar gedichten
haar op Rotspaleis in het Sportpaleis
in Antwerpen. Ook stond ze op
bijvoorbeeld Noorderzon Groningen en
werd ze genomineerd voor de Melopee
Poëzieprijs.
website: www.sharivangoethem.be
Maarten van der Graaff (1987) debu-
teerde in 2013 met Vluchtautogedichten.
Hiervoor kreeg hij de C. Buddingh’-prijs.
In 2015 publiceerde hij Dood werk,
waarvoor hij werd beloond met de J.C.
Bloem-poëzieprijs. In 2017 verscheen
zijn debuutroman Wormen en engelen.
In 2020 verscheen zijn dichtbundel
Nederland in stukken.
website: www.maartenvandergraaff.nl
Jacob Groot (1947) debuteerde
onder het pseudoniem Jacob der
Meistersänger in 1970 met de bundel
Net als vroeger. Hij is dichter, schrijver,
essayist en vertaler en was redacteur
van De Revisor. Groot vertaalde onder
meer werk van Charles Baudelaire en
Thomas Bernhard. In 2012 ontving hij
de A. Roland Holst-penning. Verlies me
niet – een gedicht uit 2018 is zijn meest
recente werk.
website: www.deharmonie.nl/persoon/
jacob-groot
Corie Grootendorst (1951) was
Polderdichter van de Krimpenerwaard
2014-2015. Daarnaast trad ze op op
Onbederf’lijk Vers 2019 en in Wintergast
bij de Haagse Kunstkring.
Ezra Hakze (1993) won in 2015 de
Amsterdamse finale van Write Now!
en publiceerde al op Hard//hoofd, op
De Optimist, in De Revisor en op de
website van de Groene Amsterdammer.
Ze was daarnaast te horen in de
Slaapservice van Opium op Radio4.
Micha Hamel (1970) bracht in 2004
zijn eerste dichtbundel uit, Alle enen
opgeteld. Hiervoor ontving hij de Lucy
B. en C.W. van der Hoogtprijs. Voor zijn
bundel Bewegend doel won hij de Jan
Campert-prijs. In 2017 verscheen de
bundel Toen het moest. Naast dichter is
hij een bekend componist en dirigent.
website: www.michahamel.com
Erik Jan Harmens (1970) was in 2002
de eerste Poetry Slamkampioen van
Nederland. Hij publiceerde zijn eerste
bundel, In menigten, in 2003. Voor
zijn werk werd hij genomineerd voor
verscheidene prijzen, zoals de Paul
Snoek Poëzieprijs en de J.C. Bloem-
poëzieprijs. Naast poëzie schrijft hij
ook proza. In maart 2016 verscheen Ik
noem dit poëzie, met al zijn verzamelde
gedichten. In 2019 verscheen zijn laatste
bundel kom.
website: www.erikjanharmens.nl
Saskia de Jong (1973) publiceerde in
2004 haar debuutbundel Zoekt vaas,
waarvoor ze voor de C. Buddingh’-
prijs werd genomineerd. Voor haar
tweede bundel, Resistent, ontving ze
de Gedichtendagprijs 2007 en werd
ze genomineerd voor de Paul Snoek
Poëzieprijs. In 2020 verscheen haar
‘bastaardbundel’ Het jaagpad op en af,
waarin het perspectief gevierd wordt.
website: www.saskiadejong.nl
Asha Karami debuteerde in 2019 met
de bundel Godface bij De Bezige Bij.
Hiervoor ontving ze een nominatie
voor de Herman de Coninckprijs en de
bundel werd opgenomen in de shortlist
voor de Grote Poëzieprijs 2020 Ze
trad op tijdens De Nacht van de Poëzie
2019 en op andere festivals. Daarnaast
publiceerde ze gedichten in onder
ander Het Liegend Konijn, Revisor en
De Gids. Ook stond ze al in de finale
van het NK Poetry Slam.
website: www.debezigebij.nl/auteurs/
asha-karami/
Sabine Kars (1971) debuteerde in
december 2019 met de bundel
Hoofdkwartier bij De Kaneelfabriek.
Haar poëzie is te lezen op deuren en
muren, in verschillende bloemlezingen
en literaire tijdschriften. Ze droeg haar
gedichten voor op onder meer Dichters
in de Prinsentuin 2013, het VerhAal,
Fabriek Magnifique en Bach Bridges.
website: www.sabinekars.nl
Hester Knibbe (1946) debuteerde in
1982 met Tussen gebaren en woorden.
Ze ontving voor haar werk verscheidene
prijzen, waaronder de Anna Blaman
Prijs in 2001 en de A. Roland Holst-
Penning in 2009. Voor haar bundel
Archaïsch de dieren ontving ze in 2015
de VSB Poëzieprijs. Ze publiceerde ook
in tijdschriften als De Gids, De Revisor
en Tirade. Begin 2020 verscheen haar
bundel Inzake dit huis.
website: www.singeluitgeverijen.nl/
auteur/hester-knibbe/
Gerard Knolhoff (1967) had zijn voor-
draagdebuut op 30 januari 2020 in de
bibliotheek van Stadskanaal in verband
met het begin van de Poëzieweek. Hij
doet mee aan het project Dichter bij het
Verleden.
Bernard Lichtaard (1948) is de schrij-
versnaam van Henk Huinink. Hij bereikte
regelmatig de Top 1000 en Top 100 van
De Gedichtenwedstrijd. In 2019 werden
gedichten van zijn hand gepubliceerd
in Roet en verscheen het gedicht
‘Magische haas’ op de literatuursite
Meander.
Tomas Lieske (1943) debuteerde met
gedichten in de literaire tijdschriften
Tirade en De Revisor. Zijn officiële
debuutbundel, De ijsgeneraals, werd
in 1987 gepubliceerd. Hij schrijft zowel
proza als poëzie en heeft al vele
titels op zijn naam staan. Hij ontving
verscheidene prijzen, waaronder de
Libris Literatuurprijs, de Inktaap en
de VSB Poëzieprijs. In 2019 verscheen
Keto Stiefkomando, het vervolg op zijn
bundel Daedalea (2016).
website: www.tomaslieske.nl
Lars Meijer (1994) studeert Creative
Writing aan ArtEZ Arnhem. Hij trad
op tijdens Onbederf’lijk Vers en
Wintertuin Festival. Zijn werk verscheen
onder meer op de Notulen van het
Onzichtbare en De Optimist. In 2019
werd hij derde bij de voorronde van
Write Now! Nijmegen. Hij is ook co-host
van het YouTubekanaal Poëzie & Pils.
Lionel Newman (1987) trad in 2019
op op de Science Slam tijdens de
Poëziemarathon in Groningen. Hij
is onderdeel van de Poetry Stanza
van literair café de Graanrepubliek
in Groningen en schrijft Engelstalige
gedichten.
J.V. Neylen (1989) bracht voor het eerst
gedichten naar buiten tijdens Dichters
in de Prinsentuin 2015. Ze publiceerde
vervolgens in De Revisor, Het Liegend
Konijn, Deus Ex Machina en Hollands
Maandblad. De VOCATIO-beurs
voor jong talent werd haar in 2017
toegekend. In juni 2020 verscheen haar
debuutbundel En niet bij machte bij
Atlas Contact.
website: www.jvneylen.com
Sarah Oortgijs (1981) studeerde af aan
Writing for Performance aan de HKU.
Ze publiceerde onder meer ‘Sterrenstof’
in Ik wou dat ik een vogel was, dat
in 2019 bij Ploegsma verscheen. Ook
verschenen er gedichten van haar hand
in Querido’s Poëziespektakel 1 & 2.
Ze nam eerder deel aan Dichters in
de Prinsentuin.
Elsbet De Pauw (1998) won in 2019
de eerste prijs van Write Now! Gent
met haar gedichtenreeks ‘Wat nu al
doodbaar is’. In 2020 is ze een van de
achttien schrijvers die met De Buren op
schrijfresidentie mogen in Parijs.
Hendrik de Pecker (1995) had
optredens op Onbederf’lijk Vers 2019,
Lowlands 2018 en andere podia. Hij won
vorig jaar de tweede prijs van Write
Now! Eindhoven en publiceerde werk in
ZINK collectie 01.
Jirke Poetijn schrijft proza en poëzie,
onder andere op haar blog en voor
Shortreads. Ze is lid van de Dichtclub
in Groningen en trad op tijdens festival
Grasnapolsky. Ze is onderdeel van de
NOORDWOORD Talent Topklas Poëzie
website: www.jirke.nl
Rachel Raetzer (1996) was huisdichter
van de Rijksuniversiteit Groningen,
waaruit de bundel Boven in de boom
voortkwam. Ze maakt deel uit van het
NOORDWOORD Talent Startblok.
Nghitti Saro (1972) is student proza
en poëzie aan de Schrijversvakschool
Groningen. Ze trad op bij de
opening van de expositie de Nieuwe
Beeldenstorm in Galerie Noord.
Alfred Schaffer (1973) debuteerde in
2000 met Zijn opkomst in de voorstad
bij De Bezige Bij. Voor zijn werk ontving
hij meerdere prijzen, waaronder de
Jo Peters Poëzieprijs 2002, de Ida
Gerhardt Poëzieprijs 2010 en de
Charlotte Köhler Prijs 2017. In 2020
verscheen zijn meest recente bundel,
Wie was ik.
website: www.debezigebij.nl/auteurs/
alfred-schaffer-2/
K. Schippers (1936) publiceerde in
1963 De waarheid als De Koe, zijn
poëziedebuut. In 1996 ontving hij voor
zijn poëzie de P.C. Hooft-prijs. Na
1976 schreef hij voornamelijk romans,
waarvoor hij onder andere de Libris
Literatuurprijs kreeg. In 2011 verscheen
de poëziebundel Tellen en wegen. Ter
gelegenheid van Koppermaandag werd
door de Groningse uitgever Trionapers
in een oplage van 111 exemplaren zijn
gedicht ‘Baby Zeepaardje’ gedrukt.
website: www.singeluitgeverijen.nl/
auteur/k-schippers/
Hein van der Schoot (1951) volgde
de Toneelacademie Maastricht en
gaf les op de Hogeschool voor de
Kunsten ARTEZ en aan de Hogeschool
van Arnhem en Nijmegen. Hij is lid
van het Zwols Dichterscollectief en
publiceerde onder andere in Lava
Literair, Parmentier, Volkskrant en de
VPRO-gids.
Moniek Spaans (1961) stond eerder
in de loofgangen van Dichters in de
Prinsentuin en kwam met haar gedicht
‘waagstuk’ in de jubileumbloemlezing
Dichters in de Prinsentuin, De
Oversteek in 2017. Ze droeg onder
meer voor bij Onbederf’lijk Vers en
Ongehoord. Gedichten van haar hand
werden opgenomen in De Zeef en de
Poëziekrant. Haar geïllustreerde proza
werd uitgegeven bij Querido.
website: www.moniekspaans.nl
Rik Sprenkels (1988) trad op op
Onbederf’lijk Vers, Dichters in de
Prinsentuin en in de finale van het NK
Poetry Slam. In 2019 tourde hij rond met
de Poëziebus en won hij de tweede prijs
van de Nijmeegse Literatuurwedstrijd.
In 2020 verschenen zijn gedichten in
de bundel Vrijspraak, uitgebracht door
Proces Verbaal.
website: www.rikdicht.nl
Bert Struyvé (1952) publiceerde in
Extaze, ORP, Meander, Het Gezeefde
Gedicht, De Vallei en meer. Hij nam
deel aan het project ‘Poëzie op straat’
in Gent en werd al genomineerd voor
verscheidene prijzen: de Rinke Tolman
poëzieprijs, de Rob de Vos poëzieprijs
en de Vlaamse Zeef bundelpoëzieprijs.
Hij trad op in boekhandel Van der Velde
Assen tijdens de Poëzieweek 2020.
Elisabeth Tonnard (1973) publiceerde in
2017 twee poëziebundels; De wolk in de
prestigieuze Slibreeks en haar debuut-
bundel Voor het ideaal, lees de schaal.
Voor de tweede werd ze genomineerd
voor de C. Buddingh’-prijs 2018. Ze
heeft meer dan veertig kunstboeken
gepubliceerd.
website: www.elisabethonnard.com
Ron Vaessen (1987) publiceerde al in
Kluger Hans, Hard//hoofd en deFusie.
Hij stond in 2014 op de longlist van de
Lowlands-schrijfwedstrijd en is redac-
teur van de Tilburgse universiteitskrant
Univers.
Leen Verheyen (1984) is naast
schrijfster ook filosofe. Ze schreef
theaterteksten in opdracht van
theatergezelschappen als Hetpaleis
en Villanella en publiceerde al in
tijdschriften als Kluger Hans en de
Poëziekrant. Ze trad op op podia als
De Nachten en Ballonnenvrees. In 2019
verscheen haar filosofisch debuut Wat
de lezer leert: filosofen over het nut van
literatuur.
website: www.leenverheyen.eu
Twan Vet (1998) is dichter en muzikant.
Hij was als liedjesschrijver te horen in
kleine theaters en op festivals in heel
Nederland. Hij publiceerde gedichten in
Meander Magazine en had optredens in
Casa Portiera in Zeeland en tijdens de
Nacht van de Literatuur in Amersfoort.
website: www.twanvet.nl
Tom Van de Voorde (1974) debuteerde
in 2008 met zijn poëziebundel
Vliesgevels filter. Hiervoor werd hij
genomineerd voor de C. Buddingh-prijs.
Ook werd hij genomineerd voor de
Herman de Coninckprijs en bekroond
met de driejaarlijkse prijs van de
provincie Oost-Vlaanderen. In 2020
verschijnt zijn vierde bundel, Jouw
zwaartekracht mijn veer, bij Querido.
website: www.singeluitgeverijen.nl/
auteur/tom-van-de-voorde/
Nyk de Vries (1971) schrijft in het Fries
en het Nederlands. Hij had zijn poëzie-
debuut in 2007 met Motorman, een
verzameling prozagedichten. Hij schrijft
ook romans, waaronder Rezineknyn
(Rozijnkonijn), zijn debuut. In 2016 won
hij de Piter Jellesprijs voor zijn roman
Renger. Hij is op dit moment Dichter fan
Fryslân.
website: www.nykdev.nl
Dorien De Vylder (1988) debuteerde in
2017 met de bundel Vertraagd Stilleven
en kwam in 2020 met haar tweede
bundel, Heerlijk afgebakend eindeloos.
Ze is (eind)redacteur bij Kluger
Hans en trad bijvoorbeeld op tijdens
Noorderzon Groningen. Ze won diverse
poëzieprijzen en behaalde selecties in
De Gedichtenwedstrijd, Write Now! en
Naft voor Woord.
website: www.uitgeverijbijvrijdag.be/
auteurs/dorien-de-vylder
Willem Wierbos (1995) is huisdichter
van de Rijksuniversiteit Groningen
2019-2020. Hij trad op bij de Dichtclub
in de Kroeg van Klaas, bij Flano, in
Forum Groningen bij Lutje Poetry en op
diverse locaties van de universiteit.
website: www.willemwierbos.nl
Joyce Willemse (1971) behaalde in 2015
de derde plek in De Gedichtenwedstrijd,
was winnaar van de Citer Poëzieprijs en
stadsdichter van Veenendaal. Ze stond
eerder in de loofgangen op Dichters in
de Prinsentuin.
website: www.joycewillemse.wixsite.
com/etching-joy
Monique Wilmer-Leegwater
(1966) publiceerde op Meander en
volgde de cursus Poëzie van de
Schrijversvakschool in Amsterdam.
Ze werd tweemaal genomineerd
voor de Willem Wilmink Dichtprijs. In
2019 won ze de tweede prijs van de
Stadsgedichtenwedstrijd en de derde
prijs van de Elly Blom Poëziewedstrijd.
Daarnaast is ze organisator van Borne
doet Poëzie 2.0.
Lilian Zielstra (1991) debuteerde in
2019 met de bundel Ik zag een man met
een bos bloemen naar de Nieuwstad
gaan bij Uitgeverij Passage. Ze was
huisdichter van de Rijksuniversiteit
Groningen in 2013-2014 en stadsdichter
van Groningen in 2017 en 2018. Ook
won ze de Frans Vogel Poëzieprijs.
In 2014 en 2017 trad ze al op tijdens
Dichters in de Prinsentuin.