de la court

316
P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 1 van 316 www.nachtwakersstaat.nl P. de la Court Consideratien van Staat, Ofte Politike Weegschaal Waar in met veele Reedenen, Omstandigheden, Exempelen, en Fabulen wert overwogen; Welke forme der Regeeringe, in speculatie gebout op de practijk, onder de menschen de beste zy.

Transcript of de la court

Page 1: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 1 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

P. de la Court

Consideratien van Staat, Ofte Politike Weegschaal Waar in met veele Reedenen, Omstandigheden, Exempelen, en Fabulen wert overwogen; Welke forme der Regeeringe, in speculatie gebout op de practijk, onder de menschen de beste zy.

1662bron: http://home.wanadoo.nl/vvdghj/consideratien/index.html

Page 2: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 2 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Inhoudsopgave

1 Part I. Van de Politie in het generaal, en van de Monarchale Regeering in het particulier...........................................................................................................................7

1.1 INLEYDING. Het subject des Boeks door een Fabul bekent maakende.................71.1.1 Chapter 1. Van de Politie in het generaal, en van de Monarchale Regeering in het particulier.

111.1.2 De oorzaaken waar door de menschen zoodanig gezind, en die ellenden onderworpen zijnde, opgroejen. 131.1.3 Werd beslooten, dat allesints noodzakelik is, eenige middelen te zoeken, om uit den natureliken stand des oorlogs, tegen alle menschen, te geraken.................................................................141.1.4 Wat eigentlik Politie, en een Politike Staat zy: en dat de Souverain altijds Een, ofte onsplitsbaar is...............................................................................................................................................141.1.5 Wat eigentlik een goede, en een quade Regeering zy.............................................................181.1.6 Sullen werden geconsideert, de Monarchale, Aristokratike, en Populare-staat........................191.1.7 Van den oorsprong deeser driederley formen van Regeeringe................................................191.1.8 De groote voordeelen der Monarchale Regeeringe ontstaande uit een goede opvoeding des zeekeren Successeurs in de Regeering.........................................................................................................201.1.9 De groote voordeelen der Monarchale Regeeringe zelfs..........................................................221.1.10 Dat alle gemelde groote voordeelen der Monarchale opvoedinge in de practijk, ydel werden bevonden. 231.1.11 Dat alle gepresumeerde voordeelen der Monarchale Regeering in den practik ook ydel werden bevonden te zijn...........................................................................................................................................251.1.12 Ongemakken der Monarchale opvoedinge in het particulier....................................................261.1.13 Ongemakken der Monarchale Hofhoudinge, en haare quaade mesnage.................................311.1.14 Alle gebreeken der Monarchen, voor zoo veel zy menschen zijn, spreiden zig over alle de onderdaanen................................................................................................................................................351.1.15 Ongemakken der Monarchale Regeering, en voor eerst dat een Heer zijn Onderdaanen niet regeeren wil, maar die aan zijn Favoriten vertrouwt....................................................................................371.1.16 Van onmondige Monarchen, en regeeringe der Voogden.........................................................391.1.17 Van Vrouwe regeering..............................................................................................................401.1.18 Een oud Heer is oorsaak van veel ongemaks...........................................................................401.1.19 Heeren erven vreemde Landen................................................................................................421.1.20 Een geboore Heer op zijn allerbeste geconsidereert................................................................421.1.21 De beste geboore Heeren zijn ongelukkige menschen, en Regeerders; levende zonder waarheid te hooren, ofte Vrienden te zien....................................................................................................431.1.22 Verandering van Favoriten is den Onderdaanen ook schaadelik..............................................461.1.23 De Monarchen sterven met een groot ongemak der Onderdaanen..........................................461.1.24 Ongemakken als Heeren sterven zonder zeekere Erfgenaamen..............................................471.1.25 De stand der Religie is onder Monarchen onzeker...................................................................471.1.26 Besluit over de Monarchale Regeering, voor zo veel zy den Monarchen zelf meest raakt........491.1.27 Ongemakken der Onderdanen van de beste Princen in Vreede...............................................501.1.28 Ongemakken der Onderdanen van de beste Princen in offensiven oorlog...............................561.1.29 Ongemakken der Onderdaanen van de beste Princen in defensiven oorlog............................571.1.30 De eerste Koningen van haar geslacht, zijn de allerbesten......................................................571.1.31 De beste Monarchale Regeering met een Fabul afgebeelt.......................................................601.1.32 Wat de H<eilige> Schrift des Ouden Testaments, ons leert, van dese beste Monarchen........611.1.33 Of de Christen Princen, door het Euangelie, so veel beter zijn geworden, dat wy gemelde zwaarste ongemakken niet te vreezen hebben............................................................................................631.1.34 Dat de Landen der Christen Princen, zoo verwoest niet zijn, als de Landen der Onchristenen.661.1.35 Waarom alle Monarchen gemeenelik werden gepreesen, tegen alle waarheit.........................67

1.2 Chapter 2. [172] HET TWEEDE BOEK.................................................................681.2.1 In het formeeren van een politiken staat, en het maken der Wetten, moet men præsupponeeren dat alle Menschen van nature boos zijn, en zullen blijven, ten zy de zelven door goede ordre en Wetten, ingetoomd en beeter gemaakt werden.............................................................................681.2.2 Kort discours oover den eersten opkomst, enden tegenwoordige stand, der Turken...............691.2.3 Van de Turkse Hofhouding.......................................................................................................711.2.4 Van de Janitsaren.....................................................................................................................731.2.5 Van de Turkse Regeering.........................................................................................................731.2.6 Van den Divan van Constantinopol, of de Opperste Turkse Raad.............................................741.2.7 Hoe de Turkse Keiser zelfs regeert...........................................................................................751.2.8 Van de Mufti van Constantinopol, of de Opperste Priester van het Turkse Rijk........................761.2.9 Van de Turkse Justitie...............................................................................................................761.2.10 Van de Turkse Finantien...........................................................................................................771.2.11 Van de Turkse Domainen.........................................................................................................771.2.12 Van den Groote Vizir, ofte Stadhouder des Turksen Keisers.....................................................781.2.13 Van mindere Turkse Regeerders..............................................................................................781.2.14 Van de Beglerbey en Bassaschappen, ofte groote Turkse Gouvernementen in het generaal.. 791.2.15 Van het getal deeser groote Gouvernementen in het byzonder, in Europa, in Asia, en Africa. 791.2.16 Van de Turkse Krijgs-zaken te Lande, in vredens-tijden...........................................................80

Page 3: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 3 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.2.17 Van de Turkse Oorlogen te Water............................................................................................801.2.18 Van de Turkse Oorlogen te Lande............................................................................................811.2.19 Van de Bassaschappen van Barbaryen, en pariculierelik de regeeringe van Alger..................821.2.20 Vrugten der Turkse Regeeringe................................................................................................831.2.21 Dat de Turkse Landen gansch verwoest zijn............................................................................861.2.22 De boosaardigheid der menschen, maar niet de Turkse Religie, is oorsaak deeser quaalen.. .87

1.3 Chapter 3. [230] HET DERDE BOEK. Van de Monarachale Regeering in Europa.891.3.1 Een discours oover de Monarchale Regeringe van Europen in het generaal............................891.3.2 Discours over de geleegentheit van Vrankrijk..........................................................................901.3.3 Van het Hof des Konings van Vrankrijk.....................................................................................911.3.4 Van het Hof der Koninginne van Vrankrijk................................................................................931.3.5 Van andere diensten en lasten des Francen Hofs.....................................................................931.3.6 Discours over de gelegentheit van Spanjen.............................................................................951.3.7 Discours over de gelegentheit van Engelant............................................................................971.3.8 Besluit over alle Monarchale Regeering...................................................................................991.3.9 Generaal besluit oover het lot der Onderdaanen van Monarchen..........................................1001.3.10 Dit lot der Onderdaanen van Monarchen werd met een Fabul afgebeelt...............................1011.3.11 Werd met een Fabul afgebeeld hoe groot een schelmstuk het zy in zijn vry Vaderland een Monarchaale regeering in te voeren...........................................................................................................102

1.4 Chapter 4. HET VIERDE BOEK..........................................................................1051.4.1 Van mindere Slavernie, en Monarchen in fieri, die 't nog niet zijn, maar werden...................1051.4.2 Een kort verhaal van 't gunt in oude tijden, aangaande de regeering in Holland is gebeurt.. 1071.4.3 Door wat middelen men in het Noorden van Europa naar meer vryheids heeft getragt........1131.4.4 Van Hoofden der Republiken, die niet succedeeren konnen..................................................1141.4.5 Van de Egyptise en Syrise Republijk.......................................................................................1151.4.6 Generaal besluit, oover minder Slavernye en Monarchen in Fieri, die 't nog niet zijn, maar werden. 116

2 Part II. [309] TWEEDE DEEL. Van de VRYHEID..........................................................1182.1 Chapter 5. HET EERSTE BOEK. Van de vryheid der Republiken in het generaal.

1182.1.1 Wat voor de Onderdaanen Tirannie, Slavernye, ofte Vryheid zy............................................1182.1.2 Werd met Fabulen afgebeeld, wat Slavernye, ofte Vryheid in de Politie zy............................1192.1.3 Van de Voordeelen der Republiken in 't generaal...................................................................1212.1.4 Van de Naadeelen der Republiken in het generaal.................................................................123

2.2 Chapter 6. [332] HET TWEEDE BOEK. Van de Aristokratike Regeering in 't generaal......................................................................................................................126

2.2.1 Van de Aristokratike Regeeering............................................................................................1262.2.2 Van de Voordeelen aller Aristokratike Regeeringen...............................................................1262.2.3 Een van de grootste gebreeken der Aristokratike Regeering is, een Hoofd (ad vitam) te hebben. 1282.2.4 Dit gebrek werd afgebeeld door de fabul der Vorsschen, Balk, en Ojevaar............................1282.2.5 Het tweede grootste gebrek der Aristokratike Regeeringe, bestaat in Partisans, en factien..1302.2.6 Het derde grootste gebrek der Aristokratike Regeeringe, bestaat in Oligarchie, Dominatio Paucorum, stato da pochi, een regeering van weinig menschen................................................................131

2.3 Chapter 7. [351]HET DERDE BOEK. Van de Aristokratike Regeering, en in het particulier van Venetien..............................................................................................133

2.3.1 Van de perfectien der Aristokratike regeeringe in het particulier...........................................1332.3.2 Korte Historie der geschiedenissen raakende de Veneetse Regeeringe.................................133

2.4 Chapter 8. [370] HET VIERDE BOEK. Der Aristokratike Regeeringe. Van de Veneetse Regeering....................................................................................................139

2.4.1 Wat een Veneets Edelman zy.................................................................................................1392.4.2 Wat de Groote Raad te Veneetien zy.....................................................................................1392.4.3 Van den Hertoge....................................................................................................................1412.4.4 Van Consiglieri, ofte Raaden des Hertoge. Signorie, en de Colleggio.....................................1442.4.5 Van het Senato, of Kleinen Raad te Veneetien.......................................................................1452.4.6 Van de Hooge Vierscharen, ofte Regtbanken te Veneetien....................................................1462.4.7 Van de extraordinare Politie, Justitie, en Militie, te Veneetien................................................1492.4.8 Van verscheide andere aansienelike Amten te Veneetien......................................................1502.4.9 Van de Regeering der onderhoorige Landen, en Steeden......................................................1512.4.10 Van de Regeering der Stad Veneetien, en de Finantien der Stad en Staat.............................1512.4.11 Andere Veneetse Amten van minder belang..........................................................................1532.4.12 Consideratien oover deese Veneetse Historien, en Regeeringe.............................................1542.4.13 Van de Republik te Ragouza...................................................................................................155

2.5 Chapter 9. [428] HET VYFDE BOEK. Van de Republik te Genoa.......................1582.5.1 Van de Genueese Republik.....................................................................................................1582.5.2 Wat een Genuees Borger zy...................................................................................................159

Page 4: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 4 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.5.3 Van de qualificatien tot Amten te Genoa................................................................................1592.5.4 Van 't Consiglio, of Kleinen, en Senato,of Grooten Raad te Genoa.........................................1602.5.5 Van de twee Hooge Collegien te Genoa.................................................................................1602.5.6 De Signorie van Genoa...........................................................................................................1612.5.7 Wat een Hertog te Genoa zy..................................................................................................1622.5.8 De Iustitie van Genoa.............................................................................................................1632.5.9 Amten van minder belang te Genoa.......................................................................................1642.5.10 Van de Finantien te Genoa.....................................................................................................1642.5.11 Van de Genueese Wapenen, en Krijgsluiden..........................................................................1642.5.12 Zoodanige Aristokratike Regeeringen werden met fabulen, en gelijkenissen, afgebeeld.......1662.5.13 Besluit van zuivere Aristokratike Regeeringen.......................................................................167

2.6 Chapter 10. [455] HET SESDE BOEK. Van gemengde Aristokratike Regeeringen.168

2.6.1 Van de Republik te Sparta, of Lacedemonien.........................................................................1682.6.2 Van de Roomse Republik........................................................................................................1682.6.3 Kort verhaal van 't vervallen der Roomse Republike tot een Monarchaale Regeeringe.........1712.6.4 Besluit van de Spartaanse, en Roomse Republik....................................................................1862.6.5 Besluit van alle Aristokratike Regeeringen.............................................................................189

3 Part III. [518] DERDE DEEL, Handelende van de POPULARE REGEERING..................1913.1 Chapter 11. HET EERSTE BOEK Van de Populare Regeering in het generaal.. .191

3.1.1 Van den oorsprong der Populare, Demokratike, ofte des gemeenen Volks Regeeringe.........1913.1.2 Dat gelijkheit onder de Mannen, de gront der Populare Regeeringe zy..................................1923.1.3 By wat geval een Populare Regeeringe geformeert wert.......................................................1933.1.4 De Voordeelen der Populare Regeeringen..............................................................................1953.1.5 De gebreeken der Populare Regeeringe.................................................................................1983.1.6 Naader Consideratien oover de gebreeken der Populare Regeeringe....................................205

3.2 Chapter 12. [578] HET TWEEDE BOEK. Van de Populare Regeering, in het particulier, Atheenen raakende...................................................................................213

3.2.1 Een korte Historie der geschiedenissen, rakende de Regeering van Atheenen......................2133.2.2 Van de Regeeringe der Atheense Republike..........................................................................2213.2.3 Eenige conclusien getrokken uit de Griekse Historien............................................................2263.2.4 Particuliere consideratien over de Historien van Athenen......................................................227

3.3 Chapter 13. [636]HET DERDE BOEK. Welke Regeering de beste zy, de Monarchie, Aristokratie, ofte de Populare Regeering...................................................232

3.3.1 Eenige Consideratien over het geheele Werk, voor desen gediend hebbende tot een vermeend besluit, dat de Populare Regeering de beste was.......................................................................................2333.3.2 Werd met drie Fabulen afgebeeld, dat de Populare, de beste der drie formen van Regeering zy. 2353.3.3 Reedenen waarom de Populare Regeering voor desen zo gunstig is voorgestelt geweest; hoewel die warelik de beste niet zy............................................................................................................2383.3.4 Dat een Populare Regeeringe, warelik veel beeter is als een Regeering, bestaande uit weinig menschen. 2403.3.5 Dat een Aristokratie, die allernaast aan de Populare komt, gewisselik de beste Regeering is.

2413.3.6 Waaragtig oogwit van 't geheele werk, dienende tot een besluit...........................................243

Page 5: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 5 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

VOOR-REEDEN, Inhoudende het oog-wit des autheurs.Waarelik een goet Stierman, geneegen weezende zijn voorgenome Kust seekerlik te bezeilen, moet uit vreese van aan lager wal te geraken, alle Slag-boegen waarneemen, zonder eenige de minste wind oover te geeven. En niet min vinden sig verpligt alle loffelike goede Orateurs en Schrijvers, (Quum versantur in genere dicendi demonstrativo) voornemens zijnde eenige zaak te prijsen ofte te laaken, daar van zoo veel tot lof en laster te zeggen als de zaak eenigsins dragen kan. En boven alle werden deese Orateurs, ofte Schrijvers genoodsaakt het zelven te doen, (Quum versantur in genere dicendi comparativo) als sy besig zijn in vergelijkenissen, welk van twee voorgestelde dingen het besten ofte het schadelijksten zy. Sulks onze Autheur, die [*3v] geneegen was de Republiken ende der selven vryheit te prijsen booven de Monarchale ofte eenhoofdige Regeeringe ende der selven slavernie; genoodsaakt is geweest, zo veel ten voordeele der eene en tot nadeele der andere te schrijven, als hem eenigsins doenelik was. En dienvolgende is niet nootsaakelijk dat men besluite, sijn' meeninge geweest te zijn, alle de Monarchien zoo verfoejelik, en de vrye Regeeringen zoo prijselik te weezen, als de zelve hier werden voorgestelt: maar wel, dat de selve soodanig meeste zyn en alle konnen zijn. Sulks geen souverain Heer die beeter als gemeen geaard is, het selven kan qualijk neemen, dan met het gunt alhier warelyk tot syn eige eere soude strekken wanneer het wel genomen wierd, door syn eige onverstand en teegen de meininge des Autheurs te syn eige schande te doen gedyen. En nog veel min behoorden eenige andere Republikse Regeerders sig te stooten aan het gunt hier generalik is gededuceert uit de geschapenheit der menschelike passien, zonder eenig perzoon in het particulier te meenen; want voorwaar, niemant werd hier getaxeert ofte geraakt, dan voor zo veel hy een mensch is. En hoewel Regeerders Goden zijn, de wijl zy nogtans gebooren werden, leeven en sterven gelijk andere menschen zoo hebben zy geen regt qualijk te neemen, dat zy hier werden geschat niet vry te weezen, van die ontweeten- swak- en boosheeden, die wy [*4r] menschen alle, van nature onderworpen zijn. Maar is ter contrarie waaragtig dat dit Schrift ten hoogsten aangenaam behoorde te wezen, aan alle Regenten en Kinderen der Princen, alzoo het zelven hun de quaade gangen der Hoovelingen en corruptien, of dwaalingen der Regeeringen, klaarder voor de oogen stellende, als mischien voor deesen, ooit door eenig ander Schrift is geschiet, hun ook kan strekken een helschijnend baaken, om in deeze zee der Regeeringe, alle de aangeweese droogten, [sanden] klippen en stranden te vermyden. En vermits de Autheur nooit van Monarchen beschaadigt nog van vrye Regeerders gebaat is geweest, behoorde men in alle maniere te gelooven (Tanquam iræ & studii causas procul habens) 't gunt hy te meenigmaalen heeft verklaart; Namentlik, gansch geene gedagten gehad te hebben hier meede eenig persoon ter weereld, veel min een onnoosel Kind te beschaadigen; alsoo hy geen vyand van de tegenwoordige menschen konde zijn; die wist dat naa deese generatie weederom diergelyke menschen en geen En[*4v]gelen, [maar weederom diergelijke menschen] souden werden gebooren. Maar is waaragtig, dat hy uitneement seer liefde, en haatede, alle ordren en regeeringen, waar door de menschen in het generaal beeter en booser, konden werden gemaakt: want hy goet-aardig, zeedig en stil van leeven weesende, sijn' gedagten seer veel had laaten gaan op de boos-aardigheit der menschelike nature, als ook op de remedien die men daar teegen soude konnen gebruiken.En dewijl de Autheur is komen te overlijden, naa dat dit Werkjen in het geheel beschreeven was; soo sal niet ondienstig zijn, indien de Leeser werde berigt, dat hy, by leeven zijnde, in het generaal geen Twist-schriften leesenswaardig agtede, om dat de selve ten weederzijden altijds meer door passie, als reeden, werden gedreeven. Waarom hy voorneemens was, nooit te leesen 't gunt hier teegen zoude mogen werden geschreeven; om sich buyten dien doolhof te houden. Niet dat hy meende de waarheit en nuttigheit soo [*5r] wel te hebben getroffen, dat hy niet soude hebben konnen beeter onderrigt werden: Ter contrarie, seekerlik heeft hy gelooft, in soo wijdluftige materien, door al te geringe kennisse, swakheit van een menschelik oordeel, als ook door traagheit, veelsints te sullen hebben gedwaalt; alsoo hy meest alle de historise exempelen heeft op papier gestelt, sonder de moeiten te willen neemen, de selve met alle omstandigheeden in die Autheuren naar te sien; sig laatende voorstaan (Una licet circumstantia totum variare casum possit, non poterit tamen infirmare conclusionem nostram) dat de kragt

Page 6: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 6 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

der bewijsen hing, van de consideratien selfs, en niet van de alleen tot verklaaringe bygebragte Exempelen; en nog veel min van soodanige pedantise school-sieke beuselingen, der Geleerden, omtrent de selve; 't zy die wel, ofte quaalik, wierden uitgedrukt. Jaa dat meer is, schoon genomen de exempelen allesins conform de meininge der Autheuren, uit welken sy getrokken zijn, mogten weesen bygebragt; soo [*5v] meende onze Autheur, dat men de zelven nooit behoorde te gelooven, dan voor zoo veel zy waarschijnelike saaken verhaalen. En dat men dan nog niet behoorde gansch voor seeker, en sonder eenige twijfelinge, te gelooven; de saaken gebeurt te zijn, maar wel dat sy souden hebben konnen gebeuren. (Quis ab Historicis juratores exegit? Senec.) Want het is kennelik, dat de beste Historie-Schrijvers, niet alle raadslaagen en het uitvoeren der zelven konnende by-woonen; maar noodsaakelik een van twee, of beiden dervende, geen nutte Historien zouden konnen beschrijven, indien sy niet somtijts versierden, en beschreven, eenige waarschijnelike en welvoegende dingen, die misschien nooit zijn gebeurt; maar die een yder, niet in de actie teegenwoordig geweest zijnde, soude seggen, dat hadden behooren te gebeuren. Sulks indien hier eenig exempel is bygebragt, waar in iemand sig ten onregte mogte vinden geraakt, dien zoude de Autheur geantwoort hebben, dat hy veele Historise exempelen, uit ver[*6r]scheide Autheuren vergaadert zijnde, heeft bygebragt, die hy selfs niet geloofde allesints waaragtig te weesen; agtende dat de waarschijnelikheit der selven genoeg was; alsoo hy niet soo seer geneegen was, Politike Historien, die waaragtig behoorden te weesen, als politike consideratien, welkers waarschijnelikheit genoeg is; te schrijven. Daar-en-booven is waaragtig, dat hy met het opwerpen van deesen Bal, anderen veel meer politike bequaamheit; en kennisse met magt vergeselschapt, besittende; heeft meenen in de Baan te lokken, en onbekent haar dat Spel te sien af-speelen. Als meede is waarachtig dat hy anderer Menschen memorie, en oordeel, omtrent deese saaken het contrarie gevoelende, heeft willen opwekken, om met bondiger reedenen, en exempelen, haare sustenuen, niet berispender - maar leerender-wijse, voor de weerelt bekent te maaken: op dat de selve daar door leere, wijser, voorsigtiger en beeter geaard werden, omtrent (Salus Populi) waarheeden, die soo veel nuttigheits tot [*6v] 's Lands welvaaren konnen toebrengen. Want dit de eenige en regte maniere is om iemands gemoed en ziele, door 't ligt des waarheids te bekruipen; nademaal men de zelve door gewelt niet aandagtiger, voorsigtiger; deugdsaamer en wijser, maar wel van die door gewelt opgedronge deugt, en waarheit, afkeeriger, maaken kan. Voorwaar (omnis peccans errat, & errantis pœna doceri) niemand dwaalt als uit onkunde, en nooit neemt een regtschaape mensch sonder magistrature, en klare wetten hem daar toe verplichtende, eenige andere [ziel] straffe van [een] syn meede-Mensch, die waarlik van de waarheit afdwaalt, en de selve nogtans liefd, (Amicus Plato, Amicus Socrates, sed magis Amica veritas) dan met hem sagtelik en meedoogender wijse, voor oogen te stellen, niet zoo veel sijn' dwaalingen als klaare waarheeden, die wy alle ongeveinsdelik beminnen. Indien nogtans iemant dien anderen onweetenden, en wreeden, ofte twistgierigen weg wil inslaan, hy doe dat vryelik, en zy verseekert; dat hy daar, naar sijn gelieven, breed sal mogen weiden; naademaal d'Autheur daarenboven van zoodanig oordeel was, dat geen dan de [**1r] veragtelikste Menschen, wetende (Leoni mortuo & lepores insultare. Odi profanum vulgus & arceo.) Dat een dooden Helt sig niet weeren kan: daar door geneegentheit krijgen, om hem met voeten treedende, quansuis haare couragie te toonen; en dat men dienvolgende, dit lasterent schuim van Menschen (Spreta exolescunt; si irascare adgnita videntur. C. Tacit.) niet kragtiger kan beantwoorden, dan met veragten, en stil swijgen. En uit die consideratien sal ook niemant, den Ooverleeden bestaande, door liefde tot des afgestorven memorie, sig met dit vrugt- en eerloosen arbeid bemoeyende, die goede maximen des Overleeden contrarieeren willen over sulks. Lees, oordeel, seg, en schrijf hier van en teegen zo veel als u sal gelieven, goede Leeser, en vaart wel.

Page 7: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 7 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1 Part I. Van de Politie in het generaal, en van de Monarchale Regeering in het particulier.

1.1 INLEYDING. Het subject des Boeks door een Fabul bekent maakende.

Ut ridentibus arrident, ita flentibus adsunt Humani vultus. Si vis me flere, dolendum est Primum ipsi tibi.--Gelijk men door klachten, tranen en gekerm; droefheit en medelijden; of door lacchen en schertsen, blijdschap en vreugd veroorsaakt; (& veritas odium parit, quoniam facetiæ cum è vero traxêre acrem sui memoriam relinquunt;) alzoo verwekt een scherpe ofte naadeelige waarheid, en het tergen, gramschap en haat. En hoewel dit alles omtrent alle menschen waaragtig is, zoo bevindmen nogtans het laatsten, inzonderheid omtrent souveraine Heeren waaragtig te weesen. Want [een toornig Koning vreesseliker is als een brullende Leeuw] zoo leeren de Hebreen niet te vergeefs in haare Spreekwoorden, Dat men zondigt tegen zijn eige ziele en leven, als men tergt een Koning, wiens toorn een gewisse bode des doods is. En dat men dienvolgende in geenderley wijse, zich teegen een toornig mensch, ofte een overloopende Rivier, en noch veel min teegen een Koning stellen moet. Warelik (servirent Syria Asiaque & suetus Regibus Oriens. C. Tacit.) Den Asianers, gewoon onder Koningen te leeven van aaloude tyden af, is deze maxim zoo eigen geworden, dat zy van dezelve noit opentlik ietwes hebben derven schryven (de regibus & mortuis nil nisi bonum,) dan wat aangenaams: En alle het on[2]aangenaame, hoe kennelik, nut en waarachtig het zy geweest, hebben zy met fabulen bewimpeld, als zy genegen waaren den menschen dienshalven ietwes te oopenbaaren. Jaa de volkeren die gewoon zijn haaren nek onder het jok der Europise Koningen te buygen, gaan nog verder, als zy leeren (Libera lingua sat est, cui tacuisse licet. Owen) Dat een tong die zwijgen mag, vryheids genoeg heeft.Maar de Volkeren die in Europa de Vryheid gewoon waren, hebben ons ter contrarie geleerd, (In republica Romana facta arguebantur dicta impune erant. C. Tacit.) Dat men in de Roomse Republike pleeg daaden te straffen, en woorden ongestraft te laaten. Jaa zelf die wreede Capitain Generaal der Roomse republike Tiberius, beezig weesende met de vryheid der zelve te vertreeden, verstaan hebbende dat eenige Roomse Burgers zeer quaalik van hem spraaken, zeide: (In libera civitate etiam linguam liberam esse oportere,) Dat in een vrye Republik, de tong ook behoorde vry te weezen. En dat meer is omtrent 370 jaaren daar naa was aldaar nog zoo veel schyn van vrijheid overgebleeven dat op den zelven grond [is] geboud wierd Lex unica Cod. si quis Imperat. maledix. de Wet der Doorlugtige Keysers Theodosius, Arcadius, en Honorius, verbiedende iemand ligtvaardelik te straffen, als den Keyser gelastert hebbende: (Quoniam si id exlevitate processerit, contemnendum est; si ex insania, miseratione dignissimum, si ab injuria, remittendum.) Want, zeggen zy, geschied het onbedagtelik, men moet het veragten; geschied het in razernie, men [3] moet daar medelijden oover hebben; geschied het injurieuselik, men moet het vergeeven. Wat hier eygentlik van zy geweest en nu is omtrent de Neederlanden namentlyk of aldaar nu soo groote vryheit in't spreeken mag werden gebruikt, zal ik niet zeggen, maar door redencavelingen, exempelen, en Fabulen toonen, dat my de magt der Koningen en groote Heeren niet gansch onbekend is, en met de ronde waarheid zeer opentlik te spreeken, zal ik misschien iemand doen gelooven waaragtig te zijn, 't gunt Famianus Strada lib.6. segt, (De Belgarum ingeniis verissime dictum, à Carolo Patre nullos esse populos (modo paterne habeantur) qui servitutis nomen magis execrentur, magis patiantur.) Van de Nederlanders. Namentlik:Met een beladen nek, en spooren in de zy,Roept 't Neerlands domme paart, mijn hart en tong is vry.Sulks men sig des te min moet verwonderen, indien naa zoo veel jaaren goed en bloed stortens, om te verkrygen een schaduwe der oude Batavische vryheid, een Hollander sig quaalik naar het juk der Graven, Hertogen, Keysers, Koningen en Princen, konnende

Page 8: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 8 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

schikken, niet laaten kan eenige vrye gedagten, meer ten voordeele des Vaderlands en der Nakomelingen, dan des Autheurs strekkende, te uiten; en dienvolgende zal ik het zelven met deeze Fabul, die het geheel subject des werks voordraagd, beginnen:Zeeker groot Heer, ten tweeden Houwelijke hebbende behuwelikt zeer magtige en verre gelege Land-goederen, vond goed, om zeeker[4]lik zig in het bezit der zelven te konnen stellen daar te gaan woonen, en zijn oude Landen en Voor-kinderen verlatende, de zelve te doen regeeren door een Voogd. Dog weetende dat de menschen liever Heer als Knegt zijn, en dien volgends vreesende (ex optimis Magistratibus periculum Principi. item. [C. Tacitus] Formidolosum id Imperatori dictitans, quo plerumque prohibentur conatus honesti. C. Tacitus.) Dat die Voogd, wel regeerende, zig by den kinderen aangenaam, en daar door ligtelik Heer der gemelde Landen zoude konnen maaken, beval hem (quansuis op dat de Voor-kinderen te weelig werdende, haaren Vader en Voogd niet zouden schoppen) haar zeer hard te handelen, en haare goederen te verteeren. Maar eer die kinderen, door dese quaade regeeringe, alle haare magt hadden verlooren, stelden zy zig eerst oopentlick teegen den Voogd, en daar naa ook teegen haar Vader. Zulks de Regeerders die zaak aantrekkende, de voogdye over gemelde kinderen en goederen, bevaalen aan een enkelde Voogd en groot Heer, den zelven een zeer groot loon toeleggende, op dat hy des te beeter dat zwaar proces tot een gewenscht einde mogte brengen, gelijk ook zeer loffelik geschiede. Maar leider! hoewel gemelde kinderen, ook voor den uitspraak der sententie, meerderjaarig waaren geworden, zoo vond gemelde Voogd niet goed, ja zelfs niet naa het einde van 't proces, zig der profitabile en heerlike Voogdye te ontslaan. Waarom hy aan zijn snoer maakte te krygen eenige Weesmeesters, die te zaamen met [5] hem uytriepen, dat de Wees-kinderen kranksinnig weezende, onbequaam waaren om haare eige goederen ooit te regeeren, zulks [hy en zy] voortgingen alles als eigen aen te tasten, en daer mede zoo grooten Hof hielden, dat de Regeerders, daar wel dapper teegen mordeden; maar zig niet sterk genoeg bevonden, om den zelven tot reekeninge en ontslaginge der Voogdye te dwingen. Niet te min, vermits de kinderen zeer in sterkte waaren toegenomen, alleen door de kracht van zeeker juweel, welk men haar nog niet had konnen soo verduysteren en beneemen of yder kind wist te zeggen welk syn parel was, alsoo het bestond [be-staan-de] uit zoo veel paarlen als daar kinderen waren (want ieder der zelve paarlen van zoo wonderlike kragt was, dat yder kind gewisselik in sterkte zoude toe- of af-neemen, naar dat die paarlen wel ge-eerd ofte verteerd wierden) [en de zelve eenigzins in haar geheel gebleven zijnde], zoo vreesde de Voogd dat die weelige kinderen dat juweel willende behouden niet min hem als haaren voorgaanden Voogd en Vader, zouden schoppen: zulks hy, om het zelven voor te komen, bestond gemelde paarlen, bedektelik ende onder soeten schijn, als of het ware om ten voordeele der weesen seer goede conquest te doen van tijd tot tijd, meer en meer te beswaaren en die onder malkanderen te vermengen, op hope dat de kinderen in korte tyd hare eige parel niet meer konnende kennen, hy dat gemeen Juweel, altyd soo gerustelik soude konnen besitten dat hy door geen vendicatie ooit geregtelik daar uyt soude konnen werden gewonnen.Dog eer de zelve paarlen waaren vernietigd, en gansch onlosbaar geworden, quam de Voogd schielik te sterven, en alzoo schielik staaken ook de Regeerders wederom het hoofd op: zulks, in gevolge van dien, eenige Wees-meesters, zig ook daadelik in 't bewind van veele goederen wisten te stellen, en die als eygen te gebruiken, waar uit ontstond een groote twist, wat met dat onwaardeerlik eedel gesteente zoude werden gedaan, [6] en wie het zelven zoude bewaaren: want die de meeste goederen hadden onder zig geslaagen, zeiden nu ook, dat de meerderjaarige kinderen kranksinnig en onbequaam waren om zoo kosteliken pand te bewaaren, zulks zy met alle hare goederen, in der eeuwigheid, door de Weesmeesteren, als zoo veele Voogden, behoorden te werden geregeert. Maar eenige Regeerders zeiden, dat de Weesmeesters de kinderen nog veel arger zouden regeeren als de overleden Voogd, en dat het dienvolgende best ware, desselven Soon wederom tot Voogd op zekerder en beter bepaalde conditien te kiesen: waar op eenige andere Regeerders en Weesmeesters hoog uitriepen, (prometter non è dar ma per matti contentar. Libertas & Domini haut facile miscentur. C. Tac.) Hebt gy een Doctor die van u kan erven, zoo maakt u rekening, haast te sterven. En dat geen schaadeliker raad ter wereld konde werde bedagt, alzoo die Voogd, wat schoone beloften

Page 9: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 9 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

hy ook zoude mogen doen, evenwel de facto, kennelik, door de gonst eeniger Weesmeesteren, veeler Ingezeetenen, en aller Soldaaten meester van alles zouden wezen; Quum verrissimum sit, pacta non observari, propter chartam, juramenta, & sigilla, sed ob præsentem necessitatem aut utilitatem. En dat hy Voogd, volgens den loop des werelds, de menschelike eer- en geld-gierigheid onderworpen zijnde, om alle gemelde goederen zeekerlik te erven, alle de trouwe Regeerders, Weesmeesters en Kinderen die niet gelijk als Galley-boeven, naar sijn pijpen souden [7] willen roejen, arbeiden, en vegten, gewisselik zoude plonderen, vertreeden en dooden, niet alleen met het verteeren der gemeene goederen, maar ook met het vernietigen der onwaardeerlike paerlen. En voegden deeze vrye Regeerders, en Weesmeesters daar by, indien men te regt bespotten zoude iemand die aan een schoone kat de kaas beval, alleenlik om dat zy wel eer door honger zeer muis-achtig was geweest; wat zoude men zeggen, indien iemand, gesien hebbende dat de snoeperige Kat, in zeer korten tijd veel meer van de kaas, als de groote Rat en Muisen ooit ge-eeten had, nog een groot baldaadig Bontwerker met veel Knechten in huis bragt, zoude men niet uitroepen. Deze man wil kaas, boter, brood, kat en vel quijt zijnde, door deeze baldadige Meester en Knegten, ten huize uit, en met Vrouw en Kinderen op den dijk gezet werden? Voorwaar, voorwaar, (Se tutte le cose s' havessero à fare due volte ciascun sarebbe savio,) indien eenmaal te dwaalen menschelik is en een Ezel zelfs niet meer als eenmaal oover den zelven steen struikeld, zoo is wel dubbeld beestelik, indien wy zoo meenigmaalen de zelfde misslag begaan: Want hoewel wy, door Godts bestier en goedheid, dikmaal door den strop zijn gedroopen; zoo is nochtans waaragtig dat een mensch die, God tergende, het perijkel bemind, daar in zal vergaan: en dat wy dienvolgende, t'elkens den zelven strik weeder om den halze doende, als verfoejelike dieven, aan de galge ons leeven zullen eindigen.[8] Door deeze haatige vergelijkenissen steeg het bloed ten weederzyden in den kop, en rees deeze twist zoo hoog, dat de zelve ter ooren quam van een der bejaardste Kinderen, die daar op aldus zijn Broeders aensprak: Mannen Broeders, alle deese schoone Voogden en Weesmeesters, hebben wy bevonden zeer bekommert te wezen in schijn voor ons, waarelik voor haar eige welvaaren, ja niet gaat meer verlooren als vremd of gemeen goed, is het dan wonder dat men dus langen tijd zoo breede riemen uit onzen huid heeft gesneeden? Neen voorwaar, maar wonder is 't dat wy zoo lang ongevoelig en dwaas zijn: wie zal onze goederen, en die onwaardeerlike paarlen, (Salus Poluli onze respective souveraineteit en vrijheid) beeter bewaaren, als een ieder de zijne? dewijl daar in al onze vreugd en sterkte bestaat, die de zelve gaarn als eigen zouden bezitten en gebruiken, hebben ons lang genoeg wijs gemaakt, dat alle de zelve paarlen aan een gesnoert moeten blijven, op dat niet wij maar sij, dezelve als dan bewaaren moetende, quansuis, tot defentie der zelven teegen de Rovers, alle onze andere goederen en schatten ook zouden moeten gebruiken. Maar die de zaak dieper inziet, zal bevinden dat deeze raad alleen werd gegeeven om pragtig en leedig, met ons zweet en arbeid, Hof te konnen houden. Want voorwaar meerderjaarig zijn wy nu, of zullen het zelven nooit werden, en menschen zijn wy ook, indien niet zoo spitsvindig als de Italiaanen, kleine Luchezen, en [9] Ragousanen, ten minsten niet groover en magtelozer als de Duitsers en Switsers, die nochtans zo veele hondert jaaren, hebben konnen blyven meesters van haar eige persoon en beurs, een yder zijn kostelike paarle, de souveraine Vrijheid, en zijn goederen bewaarende. Wy zijn lang genoeg slaaven geweest, (Alterius ne sit qui suus esse potest. Pochi faranno sempre da pochi.) van een ofte weinige baldaadige Meesters. Eigen haard is goud waard, en beter een klein Heer, als een groot Dienaar. Want nooit regeeren een of weinig menschen wel, dan als het gemeen tot haar eigen voordeel strekt. En hoe onervaren wy in het stuk der regeeringe zijn, zoo is nogtans waaragtig, dat wy ons eigen welvaaren, schoon genomen met kleine kennisse, altijds zoekende, het zelven veel eer en meer zullen vinden als de ervaare Regeerders, die met groote kennisse altijds haar eigen, en het gemeen voordeel wonderlik zelden zoeken. Gelijk ook waaragtig is, dat de snelste Vogelen, langen tijd in een kevie opgesloten zijnde geweest, de bequaamheid tot vliegen verliezen; maar het is ook alzoo waaragtig, (Naturam expellas furca, tamen usque recurrit,) dat de natuur haast weederom tot zig selven keert, en dat ons lighaam van natuure alzoo ligt, en de vleugelen alzoo breed zijn, als die van een Zwalue. Zulks geen Grijp-voogel, wie hy zy, ons zal konnen vangen, indien wy, maar 25 jaaren wijs zijnde, ons

Page 10: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 10 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

van twee dingen wagten konnen, namentliks, vermits, (Auris Batava Fistula dulce canit [10] volucrem dum decipit auceps) op grove ooren, als de onze, een zoet fluitjen niet veel kragts pleeg te hebben, en dat (largitio luxus industria haut minus noxiæ quoties parando regno finguntur. C. Tac. Drie Hollanders, twee Gierigaarts,) ter contrarie pennings-reden best klinkt in een naturelik, behoeftig en gierig land: Waar by nu een uitheemse pragt en kostelike huishouding is gekomen; zoo moet werden gevreest, dat onder ons Kinderen eenige zullen werden gevonden, die de gemeene vryheid zullen tragten te verkoopen: Want eeten moet men, al waaren alle boomen Galgen. Voorwaar onze Republiken zijn veel onvolmaakter als de Oude Grieksen zijn geweest, en nogtans wist Philippus, Koning van Macedonien, te verleiden, alle de naburige Republiken, door wiens poorten hy een Eesel, met goud geladen, konde doen gaan. En daar op gevolgd zijnde, dat desselven Soon, Alexander Magnus, gemaakt wierd Capitain Generaal der Geunieerde Griekse Landen, zoo verkragtede deze Alexander in zeer korten tijd alle die oude en uitneemend loffelike welgefondeerde Griekse Republiken. En daarom moet men voorneementlik en ten eersten teegen dat vergiftig Lok-aas goede ordre tragten te stellen. Ten tweeden, dus buiten der Vogelaars geweld en kevie blyvende, moet goede zorge werden gedragen, dat een ieder, met zijn oud naturelik voedzel te vreeden zijnde, onderwylen somtijds leere op zijn eige wiekken te dryven, dan zal de nature en ervarentheid ons verder alles wyzen, [11] daar wy ter contrarie, onder Voogden en Meesters, niet alleen magteloos en onwetende zullen werden opgequeekt; maar daar en boven op anders genaade en zorge, altijds in de kevie zullen moeten leven en sterven.Met een woord gezegt, door het goud, ofte de lammere-tong van een die garen onse opper Voogd werden soude ofte van eenige weinige die garen inder eewigheid onze weesmeesters zouden blyven [Voogd, en weinige Wees-meesters,] (à pudendo ne vincamur hoste,) moeten wy ons niet schaad- en schandeliker laaten verkragten, ofte bedriegen als door de openbare wapenen der uitheemse Roovers en Moorders, ofte door de heimelike strikken en lagen eens inheemsen Kapitains Generaal. Maar ter contrarie diend een yder voor zig zelven zijn Stad te fortificeeren, finantien te verbeeteren, en alle zijn Ingesetenen wel in de waapenen te oeffenen, om, dus alle strikken en wapenen, zoo der familiare als vreemde Jagers, van onzen halze keerende, een gewisse dood te ontgaan, en buiten de kevie in vryheid, blyheid te vinden.Eenige zullen misschien zeggen, dat deeze fabul op den Koning van Hispanien met zijn afgezonde Gouverneurs generaal, en den Prince van Oranjen met zijn' Gedeputeerden ter Generaliteit, als mede op de geunieerde Provintien zelfs, of wel op Holland met zijn Stadthouders en zijn groote Steden kan werden gepast; anderen zullen dit misschien op wat anders passen en andere zullen met dit lompe vercierzel spotten; wat daar van zy, mag de Leeser oordeelen, want gedagten zijn tolvry. Immers heeft my deeze vergelijkenisse occasie gegeeven, in 't generaal te considereren, [12] dat alle Regeeringen, kennelik haare naakt- en vuiligheden onderworpen zijnde, dezelve niet min haar bad en zuiveringe van noode hebben, als Diana met hare Nimphen: zulks, (obsequium amicos veritas odium parit. Qui sert le Roy il à grand mestre. Et de grand mestre hardi valet,) indien ik onder de regeeringe van een Monarch en zijn Favoriten leefde, niet zoude konnen de naaktheid der zelve ontdekken, zonder met een gevaar te loopen, door die jaalourse Godin, net als een ander Actæon, in een Beest verandert, en door mijn eige honden verslonden te worden. Maar nu leef ik, en Gode zy lof in der eeuwigheid voor zijn genade, in een zeer vrye Republijk, daar het my, spreekende niet mijn eigen gevoelen, (het welk ik eens voor allen segge) maar voorstellende onder de Persoon van een Liefhebber der Vryheid, de sustenuën ten voordeele der Vryheid, niet quaaliker behoorde te werden afgenomen, als zoo veelen anderen, die in dit vry Land oopentlik haare Boeken hebben derven vervullen, met niet min schand en schaadelike Monarchale pluimstrijkerijen, als vuile en oproerige lasteringen teegen de wettige Regeeringe, en Regeerders des Lands en Steden. Dienvolgende zal ik dit Werkjen aldus beginnen.

Page 11: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 11 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.1 Chapter 1. Van de Politie in het generaal, en van de Monarchale Regeering in het particulier.

1.1.1.1 De ellendige naturelike stand der menschen, leevende buiten den Politiken Staat.

Vermits de naturelike Menschen gekomen zynde tot een bequamen ouderdom [boven alles] haar eige lighaam, leeven en eere boven alles beminnen, en weeten dat deeze voorschreeve dingen niet konnen werden onderhouden, en gevoed, dan door soodanige middelen die men niet kan gebruiken, zonder de zelve middelen dadelik te vernietigen: jaa dat meer is, vermits sy weeten dat alle middelen, waar door het lighaam, leeven en eere zoude konnen werden gevoed, en beschermt, in sig zelven door den tijd vergaan; zoo zijn seg ik om deese redenen alle menschen van nature geneegen, zig oovervloedig, ja oneindelik te voorsien, van alle lijf en eere beschermende, en voedende middelen.En nademaal de menschen ook weeten dat sy deeze middelen, om te leeven en ge-eert te werden, niet konnen blyven bezitten, dan met andere menschen buiten het bezit der zelven te houden; als mede, vermits [14] alle eere bestaat in vergelijkenisse, en de menschen van nature genegen zijn een ander te veragten, om zelfs meer geagt te werden; zoo moet uit deeze eige liefde spruiten een groote diffidentie, en vreeze, dat de een den anderen van lijf-, ofte levens-middelen, en eere feitelik berooven zal. En waaragtig zijnde, dat mistrouwen met vreeze vergezelschapt, geen onderlinge liefde, maar haat veroorsaakt; zoo kan men ligtelik hier uit besluiten dat [zullen] de menschen (sane toleremus eorum defensiones, qui perdere alios quam periclitari ipsi maluerunt C:Tacit:) in alle voorvallende zaaken, daar zy oordelen zig niet te konnen bewaaren, dan met een ander te vernietigen, ofte te beschaadigen, haar eige conservatie, door de ruine, ofte schaade van een ander zoeken, zonder op eenige voorleede dingen te passen. Want (altius injuriæ quam merita descendunt, Senec,) alle genoote weldaaden, en een ander mans schaade agt men zeer gering; maar alle gedaane weldaaden schat men zeer hoog; en het ontfangen leet weegt men zoo zwaar, dat men 't zelden vergeet. En dienvolgende zoo mag men wel te regt zeggen, dat eigen liefde is de waaragtige oorsprong van alle menschelike, 't zy goede, 't zy quade actien.En behoorde [hoewel] dit alles, in een waaragtige nood van lijf en eere te verliesen, te [kan] werden geexcuseert; naademaal een mensch in den stand der nature moet werden geconsidereerd aan niemands als [15] aan syn eigen selfs, ende dat nog volgens zijn eigen oordeel onderworpen te zijn, zulks hem in allen manieren vry staat te doen alle het gunt hy tot zijns eigen lighaams, leevens, en eere, bescherminge, agt nodig te weezen: [zo kan men nogtans niet ten goede neemen, dat de menschen] meer geneegen zijn een ander zwaarelik te beschaadigen, als het zelven niet doende, een zeer klein quaad te draagen alsmeede dat sy [Ja dat erger is, wie kan ten goeden] haar zelven konnende behouden, alleenlik om haar eere, goed ofte vermaak te vermeerderen, niet schromen souden een ander te ruineren, ofte ten minsten het goed van een ander te verminderen? [Sulks ten regte by alle menschen behoorden te werden verfoeit soodanigen, die houden, dat de menschen] en naar het spreekwoord segt: Een ander mans huis aan brand steeken om sig by de koolen te warmen. Ja dat meer is sy weeten ook [En het argsten van allen is,] dat altijds werden gevonden menschen, gedreeven door zoo boosaerdig eergierigen geest, dat zy een groot point van eere agten te zijn, hare quansuis-oovertreffende lighamelike kragten, ofte uitsteekende kennisse te toonen, in andere menschen, van nature weegen haars gelijken, te dwingen, te drukken, te bedriegen, en te moorden.Dit zijn seg ik [die] onredelike menschen die in een andermans oor snyden als in een vilthoed, en die uit scherts andere menschen ruineeren en moorden. Les delices des grands sont les larmes [16] des petits. Der katten scherts is der muisen dood. Want hoewel een yder in den staat der nature mag doen volgens het Regt der Nature, alles wat eenen andere op my, is my op eenen andere geoorloofd, alle het gunt hy tot sijn eige

Page 12: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 12 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

conservatie acht dienstig te weezen: Soo is nogtans waaragtig, dat het niemand geoorlofd is moedwillig ietwes te bedryven tegen de Wetten der Nature, onder welken een der voornaamste is deeze. Doe eenen andere nietwes dan't gunt gy wild dat een ander u doe. Sulks de noodsakelikheit, en nietwes anders kan regtvaerdigen alle 't gunt tegen de Wetten der Nature werd gedaan. Want (leges omnes naturales obligant, non semper quoad effectum, sed omnino quoad affectum sincerum obediendi si nobis salvis fieri possit. Deque sinceritate ejus affectus, unus quisque in statu naturali, sive extra societatem civilem constitutus, sibi judex esto) de Wetten dog niet het Regt der Nature dus geschonden werdende, met een opregte innerlike geneegentheid van die te onderhouden, indien het met onse conservatie konde bestaan: zoo onderhoud men de zelve warelik, alsoo seer als men verpligt is; naademaal het naturelik regt tot onze eige conservatie, alle andere naturelike Wetten te boven gaat: en alle volgende civile Wetten op het selven regt zijn geboud, ofte ten minsten het zelven presupponeren.Maar de mensch in den Staat der Nature zijn eigen regter zijnde, oover alle twijfelagtige voorvallen; [zoo ziet men klarelik, dat zijn] eige liefde [hem] een vonnis tot zijn eigen voordeel, en securiteit en tot naadeel van een ander zal [doen] stryken. Seggende: (jura [17] si vigilantibus scripta sunt, præstat utique prævenire quam præveniri. Quod alii in me id mihi in alium licet. Quod quisque juris in alium statuerit eo ipso jure utatur oportet,) Indien het regt niet den slapende, maar den waakende voordeelig is; zoo mag ik die myn selven volgens een wel gereguleerde liefde meer als een ander beminnen moet wel het regt van præventie gebruiken, en speelen fallere fallentem non est fraus. Die een Bedrieger bedriegd, verdiend een stoel in den Hemel. Want de voorbaat is den armen goed; sulks het beeter is dat ik 't hem, als hy my doe. En niemand kan regtvaardelik oover my ofte een anderen klagen, te moeten lyden een geweld of regt, dat hy selfs op my ofte een ander gebruiken zoude. Sie dit alles breeder en klaarder beweezen by Th. Hobb. Elem. Phil. de Civ. En indien iemand aan de waarheid, van dit voorgaande nog zoude mogen twijfelen, die gelieve met zijn gedagten te onderzoeken, op wat gronden men op de grensen met soldaten teegen alle naaburen waakt, de huisen des nachts teegen de Medeborgers; jaa de geld-kassen voor zijn eige huisgezin, sluit; en waarom men altijd zich zelven waapend, als men moet reisen door eenige plaatsen, daar een mensch den anderen beschaadigd hebbende, door het Gerichte niet zoude werden gestraft. Als mede waarom de souveraine Heeren zig nooit op verbonden, met schrift, zegel en bloed bevestigd, verlaaten; maar dies niet tegenstaande gedurig teegen malkanderen woeden. En eindelik, waarom in der Heeren [18] Hoven geen Band kan werden gevonden, om eenig vertrouwen vast te maken, tusschen den Heer, en den geene die zo groot of magtig is, dat hy den Heer gedood hebbende, geen straffe zoude behoeven te vreezen, maar ter contrarie op den Throon soude konnen zitten. Suspectus semper invisusque Dominantibus quicumque proximus destinatus, C:Tac.

1.1.2 De oorzaaken waar door de menschen zoodanig gezind, en die ellenden onderworpen zijnde, opgroejen.

Maar het is niet genoeg de natureliken stand, en de daar uit volgende ellenden der menschen geconsidereert te hebben, zoo als zy menschen in bequamen ouderdom zijn: ten zy men verder considerere, door wat reeden zy zoodanige menschen werden; Want dit wel gedaan zijnde, een zeer groot licht in deeze zaake zoude geeven, en daarom zal ik hier ook een weinig van zeggen.Namentlik, het byslaapen veroorsaakt in het bloed der vruchtbare Vrouwen gedurende den ganschen tyd van hare dragt zoo groote ontsteltenisse, en ongemakken in haare ingewanden, dat zy daar door meer droefheid, vreeze, schrik, gramschap, en andere vreemde lusten onderworpen zijn.Onderwijlen groeit de teere Vrucht, een lighaam met zijn Moeder zijnde, zulks niet alleen [19] naar de gesteltenisse des manneliken zaads, der vrouwe meedegedeelt, het schepsel zijn begin neemt; maar dat zeer aanmerkens-waardig is, het Herte, Herssenen, en alle andere deelen des lichaams van dit teere kind, werden voorneementlik

Page 13: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 13 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

geformeert naar 't met de moederlike driften, en voedsel, geleegen is, zulks de zelven, in die groote teerheid, zeer ligtelik zoo diepe indrukselen krygen, dat zy niet dan met de dood, pleegen verlooren te werden. Daar na werd het kind gebooren, met geen', of een zeer dove en wilde kennisse, van 't gunt zijn lighaam beschaadigt, ofte goed voedsel geeft, met geen memorie van het voorleeden, en met gantsch geene gissingen van het toekomende. Sulks het zelve kint allesins de passien en teegenwoordige driften sijns bloeds onderworpen is.En hoewel alle passien in zig zelven goed zijn, vermits zy alle kinderen en dieren drijven, om haar eigen zelven te bewaaren, met het naajagen van eenig teegenwoordig goed, ofte met het ontgaan van eenig teegenwoordig quaad: Zoo is nogtans waaragtig dat veele dingen eerst voordeelig, en daar na zeer schaadelik; of wel eerst zeer onaangenaam, en daar na zeer goed werden bevonden; en dienvolgende zoo ziet men, hoe noodzakelik het is, dat deese driften des bloeds werden gematigd, en in den toom gehouden, door goede onderrigtinge, redenkavelinge, en ervarentheid, naademaal alle de selven, en niet de passien ons mettertijd leeren konnen, het teegen[20]woordige goed ofte quaad, wel met het toekomende te ooverwegen, en een klein goed te verzuimen, om een grooter daar naa te verkrijgen; of wel een klein quaad gewillig te draagen, om een grooter te ontgaan. Sulks men teegen de schaadelikheid der passien maar kan beginnen te stryden als men eenige ervarentheit heeft ende oud werd. En dit is de pligt der menschen, maar leyder! (Naturam expellas furca tamen usque recurrit,) kinderen zijn wy van geboorte, die gaat voor, en schiet zoo diepe wortelen, dat de natuur gaat boven de leer.En dien volgende is waaragtig, dat geen naturelik mensch aller sijner driften meester is, de Besten komen eenige driften te boven, en Goed noemt men de menschen, die alle haare driften tragten te maatigen, en daar teegen stryden, welke menschen zeer weinig zijn; en by allen triumpheerd deeze eerste Oude Mensch, Vleesch en Bloed, zoodanig oover den tweeden, Nieuwen Mensch, de Geest en Reeden, dat de allerbesten nog moeten zeggen (video meliora proboque deteriora sequor.) 't Geen ik wil, en doe ik niet; maar 't geen ik haat, dat doe ik. En ter contrarie zeer veele wassen zoo ruw op, dat zy nooit haare gedagten laaten gaan, om haare driften in te toomen. Deeze menschen, die by naast de geheele weereld uyt leeveren, (Figmentum cordis hominis malum est, à pueritia ipsius,) zijn en blyven Boozen van nature. Sulks men in alle gevalle wel te regt zeggen mag, Guarde te Dios de té,[21] dat een mensch geen arger leermeester heeft, als zijn eigen zelfs Passien en driften des Bloeds. Te meer, dewijl uit de voorgestelde fondamenten klarelik volgd, dat een ander zijn driften niet min tegen ons, als wy teegen een ander, mogende gebruiken; daar uit gewisselik een onderlinge ruine des menscheliken geslagts zoude ontstaan. Want of schoon iemand zoude willen zeggen alle menschen van nature zoo boosaardig niet te weezen, zoo zoude nogtans dezelve moeten bekennen, de meeste zoodanige te zijn; en datmen [daarom] de goede van de quade niet konnende onderkennen, in zaken die niet tweemalen konnen werden gedaan, en die van soo groten belang zyn als is het behouden ofte verliesen van lyf en Eere altijds, (abundans cautela non nocet,) alle zijn regt en voorsigtigheid gebruiken moet.

1.1.3 Werd beslooten, dat allesints noodzakelik is, eenige middelen te zoeken, om uit den natureliken stand des oorlogs, tegen alle menschen, te geraken.

Het zy dan, dat men een bejaard mensch considereere in zijn eige zwakheid en zelfs liefde, zonder eenige reflexie te neemen op de geboorte en opvoeding; Het zy dat men considereere hoe een mensch gebooren, en [22] opgevoed werd. Het is eevenwel en blijft waaragtig dat de menschen haare eige liefde en passien, zouden volgen, ook tot naadeel en ondergang van anderen, die met haar in de zelfde gevallen, op de zelfde maniere zouden handelen; ten ware zy door vreeze van eenig toekomend quaad, te zullen lyden oover en naa die begaane daad, haare eigen passien intoomden.

Page 14: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 14 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

En vermits een yder weet dat het getal der geenen, die waarelik een toekomende eeuwige belooning ofte straffe hoopen ofte vreezen, zeer klein is; en dat veele onder die nog zouden billik agten, liever een ander te beschaadigen, als zelfs geweld te lyden, en dat die (Favor in Judice plus valet, quam optima lex in Codice) als menschen, in haar eige zaaken en defentie onrechtvaerdige Rechters zouden weezen; zoo is hier uit klaarelik af te nemen, dat gelijk de gemelde passien in enkelde menschen, door vreeze van eenig toekoomend quaad ingetoomd werden; de zelven insgelijks, by een geheele meenigte van menschen, onder malkanderen buiten deezen stand van oorloge teegen alle menschen, gerusteliken tragtende te leeven, door eenige magt en lighamelike straffen, moeten werden ingetoomd, ofte dat de menschen, gedurig voor malkanderen vreezende, ook noodzaakelik malkanderen zouden vernietigen, (Homo homini Lupus in Statu naturali) welke oorlog van alle menschen teegen alle menschen, de rampsaligste staat der menschen is die men hier op [23] aarde zoude konnen bedenken. En dienvolgende zoo is in allen maniere noodzakelik, dat eenige middelen werden gezogt om uit deese ellendige naturelike staat te geraken: want hoewel de onweetenheid en boosheit der menschen, zoo groot is, dat in dit leeven geen volmaakte menschelike staat, ofte societeit, sal, nog kan werden gevonden: zoo is nogtans waaragtig, dat de onvolmaakste Regeering des Weerelds, vergeleeken zijnde, by deezen rampsaligen oorlogs-stand, aller menschen onder malkanderen, (Homo homini Deus in statu politico) een Heemel zoude konnen werden genaamt.

1.1.4 Wat eigentlik Politie, en een Politike Staat zy: en dat de Souverain altijds Een, ofte onsplitsbaar is.

En om uit deesen natureliken staat ofte stand des oorlogs teegen alle menschen te geraken, is noodsakelik, dat men met eenige menschen make een Vreede en verbond van malkanderen niet te beschadigen, maar te helpen tegen aller anderen geweld. Want het is een zaak die van zig selfen spreekt, dat iemand die niet tegen alle menschen oorloogen wil, met eenigen Vreede, als ook een Verbond genoodzaakt is te maken.En vermits de trouwloosheid der menschen [24] groot is, zoo moet ook in dat Verbond werden uitgedrukt, wie der Bondgenooten van tijd tot tijd de magt zal, ofte zullen hebben, om zoodanige ordre te stellen, dat gemelde Vreede, en Verbond niet werde gebrooken, of dat de trouwlooze en ongehoorzaame Bondgenoot zoodanig werde gestraft, dat alle anderen daar door van diergelijke misdaden werden afgeschrikt. Quia pacta non observantur propter juramenta, chartam & sigilla, sed propter præsentem necessitatem, & utilitatem. En deeze ordre teegen alle inheems geweld, kan werden begreepen plaatze te konnen vinden by een vergaderinge van zeer weinige menschen. Maar die weinige menschen zouden nogtans niet konnen opregten en staande houden een Politiken Staat; want vermits zeer ligtelik zoude konnen gebeuren, dat eenige andere menschen in grooter getale onderling verbonden zijnde, met gemeene kragten haare Nabuuren zouden oovervallen; zoo is noodzaakelik, het getal der bond-genoten [Contra-heerende] zoo groot zy, dat eenige kleyne vermindering aan de eene, ofte aanwas van kraften aan de andere zijde, geen genoegzame reeden zy, om die vergaderinge van menschen gewisselik te konnen vernietigen. By exempel: Een huisgezin sterk hondert menschen, en bestaande uit man, vrouw, kinderen, dienstknechten en maagden; en woonende in een bosschaadje, van alle andere menschen afgescheiden, kan niet werden gezegt te weezen een Politiken Staat, om dat de Naabuuren daar [25] van kennisse krygende, zeer ligtelik in zoo grooten getale zouden konnen vergaderen, dat zy niet jegenstaande alle voorsigtigheid en goede defentie, gemelde huisgezin gewisselik zouden vernietigen konnen. Daar ter contrarie, (respublicæ æternæ) een Politike Staat moet werden geconsidereerd eeuwiglik te konnen duuren.Maar genomen dat dertig ofte veertig duisend mannen zig tot onderlinge defentie verbonden; zoo zoude men aan die Vergaderinge zeer wel den naam van een politike Staat geeven konnen, om dat eenig ander ook zeer groot getal menschen niet moet gelooven, het minder getal onweederstandelik te konnen dwingen. Want voorzigtigheid,

Page 15: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 15 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

goede ordre, fortificatie, en de noodzaakelikheid aan de zwakste zyde, veeltijds heeft opgewogen, alle het avantagie dat uit een grooter getal ontstaan kan: Dus ziet men, dat Alexander Magnus met een heir van 37000, vernietigde Darius heir van 500000 mannen. Als mede dat de Romainen gemeenlik met niet meer als 30000 mannen te velde trekkende, nogtans meenigmaalen ongeloovelik groote heiren hebben vernietigd; en eindelik de geheele weereld voor haar hebben doen buigen. En indien dit heeft konnen geschieden in oopen velde, zoo dunkt my, dat men nog veel meer reeden heeft te gelooven, dat een vergaadering van twintig dertig ofte 40000 menschen, die zig wel van alle levens-behoeften, fortificatien, en wape[26]nen hebben voorzien, zoo onwinbaar moet werden geagt te zijn, in deeze ongestadige weereld, dat men aan dezelve de naam van een politike Staat zeer wel behoorde te geven. Want (chi ha tempo, ha vita,) die tijd heeft, heeft leeven: is nergens waaragtiger, als in dit geval. Maar 't zy deeze politike Staat, uit weinige ofte veele menschen bestaat, zoo is booven alle tot een gemeene conservatie, en afkeering van alle in- en uitheems geweld noodzaakelik, dat die independente, hooge souveraine magt om sig van binnen te doen gehoorzamen, zy onverdeeld by Een, 't zy mensch, 't zy vergaderinge eeniger, 't zy aller menschen. Want het is klaar, dat in alle gevallen van verdeeldheid der souveraine magt, deeze independente verdeelde menschen, gedurig teegen malkanderen zouden moeten waaken; en dat de swakste door de sterkste zoude werden verslonden, zulks metter daad de naturelike oorlogs-stand weederom zoude weezen ingevoert. Ten anderen, zoo zoude ook daadelik blyken, dat die verdeelde Souverainen, (contradictio in adjecto, een zaak die sig zelven teegenspreekt,) allesints onbequaam zouden weezen, om de kragten der menschen, over welken zy zouden weezen gesteld, te gebruiken, tot afkeering van alle in- en uitheems geweld. En op dat het zelven klaarder blyke, dunkt my geraden ten overvloet het zelven met een exempel ofte twee te verklaren.Namentlik, vermits in yder politike Staat [27] moet werden geconsidereert te zijn, absolute en volkome macht, om alle gewelt van binnen door het Swaard van Justitie en van buiten door het swaard van oorloge af te keeren; ofte dat die Staat, sonder die magt dadelik vernietigt soude werden: soo volgt dat de absolute magt om wetten te maaken niet kan zijn by een; en een independente magt om die door 't swaard der Justititie te doen executeeren, by een ander; nademaal in zoo een geval, ook moet werden gepresupponeert, dat geen magt om zig te doen gehoorzaamen zoude wezen by den Wetgever, maar dat alle magt en kragt om te executeeren, en zig te doen gehoorzaamen, zoude weezen by den Executeerder, en dat die absolutelik de executie zoude konnen doen, niet alleen tegen de persoonen der Wetgevers, maar ook teegen den zin van de Wet: ten ware de souveraine wetgeever voorsien ware met het kragtiger swaard van oorloge om die onrechtvaardige executeerder te konnen teegengaan, ende dan soude die executeerder niet warelik independent maar dependent weesen van den Meester der Soldaten nademaal kennelik is ius in armis dat het regt der politiken en justiciers altyds voor de wapenen moet wyken; en die hier aan twyfeld gelieve maar te ooverweegen of niet de Steeboden en deurwaarders altyds moeten swigten voor een heir van krygsluiden: en of niet doorgaans het gepeupelte de onregtvaardigste syde volgd, immers het altyd met de sterksten namentlijk de krygs-luiden houd. Sulks deese Executeerder warelik geen executeerder soude weesen. Alsmede, in geval van een ander mans politike magt te bepaalen, is noodsakelik dat de Bepaalder daar toe een genoegzaam-dwingende magt hebbe, en als dan zoude terstont blijken, dat de Wet geen wet ware, dan voor zoo veel het den Executeerder ofte Bepaalder zoude gelieven, en dienvolgende zoude die daadelik alleen Souverain zijn, ofte werden. Dus zoude het ook gaan, met het Exercitie der Souverainiteit, tegen 't gewelt der naburige Staten; Namentlik, indien een mensch, ofte een Vergadering de magt had den oorlog te resolveren, soldaten aan te neemen, te voorzien van alle behoeftigheden, en omtrent de selven ordre en wetten te stellen, zoo nogtans dat alles zoude [28] moeten werden geexecuteert door seekere Capitain Generaal: Want vermits die, alle de magt om zig door de soldaten te doen gehoorzamen, zoude moeten bezitten, zoo zouden de politike Resolveerders, en de Wetgevers terstond zien, dat soo haast het den Capitain generaal soude gelieven ongehoorsaam te zyn [in geval van dissentie,] alle haare ordre ydel zoude weezen, en dat by gevolge de politike Staat, metter daad zoude wezen vernietigt, 't zy door geweld van buiten, 't zy door haar

Page 16: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 16 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eigen Capitain Generaal; ten ware die Vergadering zig ook sterkte met een eige krijgsmagt, om hare beveelen zelfs te doen executeeren. En dit is het gunt ik eigenlik versta. Namentlik, dat het souverain recht, om te gebieden, en wetten te maken, niet kan werden gescheiden van het souverain regt, om alles door het swaard van Justitie ende daar dit te kort komt door het swaard van oorloge te executeeren, en zig te doen gehoorzamen: En dien volgende, dat alle de kragt van den Staat, onsplitsbaar zijnde, altijds in eene hand, ofte 't gunt evenveel is, in eene Vergaderinge daar men de Stemmen vergadert, om dienvolgende te gebieden, en te executeeren, moet zijn. (Nulla fides regni sociis omnisque potestas Impatiens consortis erit. nec regna socium ferre nec tædæ sciunt, Senec: Ne amor ne signoria vuol compagnia.) Want een schip lijd geen twee groote masten; en de zwakste moet noodwendig over boort. Dit leeren de Regts-geleerden, seggende: Iurisdictio sine coercitione nulla est, dat geen Regtbank bestaan kan, ten zy de Regters, die 't vonnis wyzen, ook de kragt hebben om 't gewijsden door Gerigts-dwang anders gesegt het Swaard van Justitie te doen gehoorzamen. En [29] dit hebben de Ouden ook geleerd met deeze fabul.De Dieren hebbende ondervonden de meenigvuldige ongemakken, die zy, in 't wilde levende, malkanderen aandeeden, vonden goed, een Republike te formeeren, stellende tot Wetgeevers de vroome wel bereisde en bestudeerde Hazen, en tot de Executeurs de genereuze sterke gewapende Leewen. En vermits de Leewen, de executie der Wetten deeden, niet naar den zin der Wetten, maar naar dat zy honger hadden, doodende nu veel gemakkeliker, als te vooren de onnosele beesten, die zig op de Wetten verlieten: zoo bestraften haar de Hazen, zeggende, dat men in een welgestelde Republik, aan de billikheid plaatse moeste geeven; zonder zoodanig geweld, onder schijn van regt en executie der Wetten, te gebruiken. Maar de Leewen zeer qualik neemende, dat wapenloose Langrokken zig hadden derven onderwinden, aan gewapende Krijgslieden eenige Wetten voor te schryven, seiden (Arma tenenti, omnia dat qui justa negat,) om dat deeze domme Politiken met haare wetten, pennen en tongen hebben derven schermen teegen onze spietzen en swaarden, zoo is nu gebooren de regte tijd om haar te leeren, dat men alles moet overgeven, als men aan een Kapitain Generaal ietwes heeft derven weigeren. Over zulks antwoordeden de Leewen, den Hazen: Uwe Wetten en Oratien zullen [30] altijds vrugteloos weezen, zoo lange zy van Leewen-tanden, en klaawen gescheiden zijn. Daarom sluit uw' tandelooze mond ende laat ons met de andere gemeene onderdanen omspringen soo als wy het verstaan; iaa dat meer is wy begeeren dat gy alle ons doen en laten suld prysen en helpen uitvoeren, op dat gy den schyn van oover de gemeene dieren de regeering ende magistrature te hebben moogt behouden, of wagt gy selfs onze felle klaawen: de wyse Haazen dit gehoort hebbende, sweegen stille, ofte spraaken, naar dat het den Leeuwen lustede te hooren, zulks de Republik waarelik vernietigt was, en de Leewen, zeedert dien tijd, absolutelik reegeerden als Koningen der Dieren. En eindelik ook den naam van Kooning bequamen.Voorwaar ons werd zeer wel in de Theologie geleerd, (Omnia attributa Dei esse inseparabilia,) dat een Alweetende eewig is; dat een Eeuwige Almagtig is; dat een Almagtige alle 't gunt buiten hem is, geschapen heeft. En dienvolgende dat die Schepper alleen, van zijn schepselen met goddelike Eere moet werden gedient en (vice versâ,) als men dit van agteren beginnende om keert, bevind men het zelven eeven waarachtig te weezen. Sulks niemand warelik eene eenige goddelike eigenschap besit, zonder de zelfde alle te samen te bezitten. En indien men eene eenige goddelike eigenschap, met uitsluitinge van andere goddelike deugden, aan iemand toeschrijft, zoo maakt men daar van een Afgod. En die zoodanige teegen-een-strijdende zake aanbidden, en dienen, begaan Afgoderie.Insgelijks werd ons in de Theologie zeer wel geleerd, dat de souveraine magten, zyn Goden op aarden; (Attributa supremæ, Potestatis, in Politicis [31] inseparabilia sunt.) Sulks die aldaar de magt heeft om den deegen te dragen en te gebruiken, heeft magt om de waapenloose te dwingen, die magt heeft om te dwingen, heeft de magt om te slissen alle verschillen over regt en onregt, waar of vals; die magt heeft alle verschillen te slissen, heeft de magt alle wetten en ordre te maken en te breeken. En die deeze magt heeft, kan alle Magistraatspersoonen aan- en af-setten. Sulks die warelik een point van souverainiteit heeft en door 't Swaard houden kan: heeftse alle. En diese warelik niet alle

Page 17: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 17 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

heeft, en door 't Swaard houden kan; heeft'er warelik niet een. En dienvolgende is klaar, dat, geen point van Souverainiteit bestaan kan dan door 't Swaard; en dat sy alle het Swaard volgen: Sulks 't zy in Theologie, 't zy in Politie geen schadeliker nog oproeriger ketterye kan werden gevonden, dan te leeren. (Divisum imperium cum Iove, Cæsar habet.) dat de souveraine magt behoorde te werden verdeelt in een Kerkelike en in een politike magt of in een Politike en een militaire magt. Die dit alles breeder begeert te sien, leeze Thom: Hobbes Elem: Phil: de Cive. Power of a Common wealth. en le Corps politique.Dit alles waaragtig zijnde, blijkt klarelik, hoe ellendig, van aaloude tijden af, de Republiken der Neederlanden moeten zijn geweest; onder hare Hertogen en Graven: alzoo by den Staaten de wettige magt om te gebieden, en by gemelde Heeren het Swaard van Justitie en oorloge voor het meeste deel, ofte de magt om alles te executeeren is geweest; zulks hier uit geduurige en oneindelike Land-verdervende verwerringen hebben moeten volgen. Evenwel, vermits die Hertogen en Graven niet waren verzien, met een ge[32]duurige besoldigde Krijgsmagt; en dat de Eedelluiden met hare mannen van de Graven niet dependeerden en dat de Steeden niet alleen aan zig hadden behouden tot den jare 1428 het exercitie van Justitie voor een groot deel, oover hunne poorters sonder Appel ten Hove te oeffenen ende daar en booven aan sig behielden het regt om zig teegen alle geweld ter zee en te lande te mogen wapenen (sie P. Borre de anno 1587.) maar ook warelik hun Poorters in de wapenen oefenden, en dus doende meester bleeven genoegsaam van alle de Krijgsmagt des lands; Soo heeft die regeering, al hobbende en tobbende zoo lange konnen staan, als men uit de Historien zien kan: Namentlik, zoo lange tot dat de Justitie van 't Hof en van den grave dependent wierd gemaakt ende dat de Heeren uit de Huisen van Bourgondien, en Oostenrijk, genoegzaam een gedurige eige Krijgsmagt hebbende, daar meede alle de Eedelluiden alsmeede de gewapende Poorters in de Neederlandse Provintien; zijnde de eenige Krijgsmagt der Staten, in de eene Provintie voor, en de andere naar konden dwingen. Maar vermits in de geunieerde Nederlanden de Capitains Generaal, en de Stadhouders, alle Saaken van Justitie en oorloge mogende ofte moetende executeeren, meesters waren van een geduurige krijgsmagt en dat de Staaten der respective Provintien, het souverain Regt om te gebieden en Wetten te maaken, aan zig behouden hebbende; nogtans geen eige krijgsmagt hadden, om door het eige Swaard van oorloge, alle geweld van buiten af te keeren; of door het eigen swaard van Justitie (en niet door een van de Capitain Generaal ofte Stadhouder geleend swaard) haare onderdaanen te doen gehoorzaamen; en nog veel min om den Capitain Generaal en zijn soldaaten tot gehoorsaamheid te dwingen ofte oover eenige begane misdaden te straffen; zoo konde yder verstandig mensch ligtelik zien den allerbeklaageliksten stand deezer republiken, en hoe onmogelik het was dat de zelve konde duuren, zonder te vervallen tot een absolute, bekende Monarchale regeering. [33]Ten tweeden blijkt verder, dat dienvolgende alle de kragt en magt van een politike Staat, namentlik het Swaard van Justitie en het Swaard van oorloge moet werden gevonden by een Mensch in de Monarchia, of in een vergaaderinge van eenige menschen in de Aristokratia of in een vergaaderinge aller menschen des bequaam zijnde in een Demokratia, (unum reipublicæ corpus, uniusque animo regendum. C. Tac.) Het gunt Tacitus zeer wel uitdrukt met deese woorden: Dewijl den Staat maar een lighaam heeft, moet zy niet dan door eenen geest werden geregeert of dat in gevalle van gedeelde magt die politike staat seer haast vervallen moet in de handen des geenen die door het sterkste swaard (tandem omnia convergere ubi merces ubi poena, C. Tac:) aan een yder het meeste goed ende het meeste quaad doen kan: en dat is kennelik de geen die het Swaard van oorloge voerd, naademaal die altyd het Swaard van Justitie naar syn gelieven buigen kan.

1.1.5 Wat eigentlik een goede, en een quade Regeering zy.Maar vermits uit voorgemelde fondamenten ook volgt (in magna fortuna id æquius quod validius, Tac.) dat de Regeerders eener Republike niet soo seer als gemeene Onderdaanen de [als minder] straffe vreezende, haar passien minder intoomen; en by

Page 18: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 18 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gevolge de boosaardigste menschen weezen zullen: zoo kan men ligtelik zien, dat voorgeroerde ellenden des natureliken stands, door een goede regeeringe allermeest en door een quade regeeringe allerminst sullen gebeeterd werden en dienvolgende kanmen ook, klarelik sien hoe veel aan een goede of quade Regeeringe gelegen is: En hoewel men, [dienvolgende,] zig geen volmaaktheid moet inbeelden; zo kan men nogtans zeer wel zeggen, dat het de beste Regeering is, daar het wel en quaalik vaaren der Regeerders geschaakelt is aan het wel en quaalik vaaren der Onderdaanen, als mede dat het de quaadste forme van Regeering is, daar de Regeerders het welvaaren der onderdaanen niet kon[34]nen vorderen, zonder zig zelven te beschaadigen, en daar zy, ter contrarie, de Onderdaanen konnen beschaadigen en plonderen, tot haar eigen voordeel. Want (qui sibi nequam cui bonus,) voor eerst is niet klaar of men in deeze booze weereld, volgens de naturelike billikheid, het voordeel van 't Gemeen tot zijn eygen naadeel behoort te zoeken; maar het is aan de andere zijde zeer klaar dat de passien gemeenlik veel sterker zijnde als de Reeden, in alle gevallen (Piu pesa una oncia d'util proprio che cento libre di stato. Paucis decus publicum curæ, plures tuta disserunt. C. Tac. Wie brengt water tot een ander mans huis, als eigen in brande staat) daar eigen teegen gemeen strijd, het eigen zullen booven, en het gemeen te rugge doen drijven, als mede (nemo gratis nequam) dat het gemeen niet strijdende tegen het eigen, altijt door de Regeerders zal werden gezogt, om dat, zo doende, eigen daar door alleen werd verkreegen.En dienvolgende zoo is klaar, dat Een goede regeering is, niet daar het wel ofte qualik varen der onderdanen, hangt van de deugd of ondeugd der Regeerders, maar, dat zeer aanmerkens-waardig is, daar het wel en qualik varen der Regeerders, noodwendig hangt van, en volgt op het wel en qualik varen der Onderdanen. Want vermits men geloven moet, dat eygen altijts voorgaat, zal in het eersten geval, eigen voordeel ook tot naadeel der gemeene ingezetenen werden gesogt. Maar ver[35]mits in het tweeden geval, eigen voordeel niet dan door het Gemeen kan werden verkreegen, zal het zelven door de Regeerders altijts werden betragt. (Tantum de publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet.) Niemand hinkt van een ander mans zeer, maar die de koe eigen is, grijptze by de hoorens en staart.

1.1.6 Sullen werden geconsideert, de Monarchale, Aristokratike, en Populare-staat.

Dit voorheen gezegt wezende, zoo kan de Leezer klarelik zien, Dat om gemelde beste forme van regeeringe wel naar te vorschen mijn geheele Werk moet werden verdeelt in drie deelen, volgens de drie formen der Regeeringe. Namentlik, de Eerste daar een mensch alleen heeft te gebieden, en alle anderen te gehoorzamen, by de Grieken genaamt Monarchia.De Tweede, daar een vergaadering van menschen, daar toe gebooren ofte verkooren, heeft te gebieden, en alle anderen buiten die vergaaderinge weezende te gehoorzaamen, Aristokratia by de Grieken genaamt.De Derde, daar alle menschen, die van nature wegen onder een anders voogdye niet zijn, als Vrouwen en Kinderen, magt hebben, om in een vergaadering te verschijnen, en aldaar met de [36] meeste stemmen, wetten en Executeurs der zelven te maaken, aan de welken yeder mensch gehoorsaamheit schuldig is, by de Ouden Demokratia genaamt.

1.1.7 Van den oorsprong deeser driederley formen van Regeeringe.Maar eer ik wijder gaa, dunkt my geraaden ietswets van den oorsprong dezer drie formen van regeeringe te zeggen, voor zoo veel zy onderling van malkanderen dependeeren, en haar begin ontleenen.Naamentlik, vermits een politike Staat niet kan bestaan, dan uit een vergaderinge van veele duizenden menschen, en niemand der zelve menschen door uitsteekende wijsheid, ofte lichaamelike kragten, in zijn ziele of lighaam heeft een aangeboren ofte ingedrukt Caracter van te moogen regeeren, en niet geregeert te moeten werden; zoo volgt van

Page 19: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 19 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zelfs, dat die magt en kracht der regeeringe van buiten moet aankomen; als mede, dat die magt niet kan wettelik afdaalen, 't zy op een mensch, 't zy op een Vergaadering eeniger weyniger menschen, dan van alle de Leeden van die vergaadering, sulks wijders volgt, dat de Demokratie ofte Populare regeering de oudste en wettelikste is. Want geen Vergaadering, aan een ander een souveraine magt kan opdraagen, indien zy die zelfs niet heeft.Ten tweeden, staat zeer wel te considereeren, [37] indien alle opdragt van souveraine magt, alleenelik kan zien op een bequamer afweering alles gewelds, zoo van binnen als van buiten; voor my onbedenkelik te zijn, dat ooit een populare Vergaadering daar toe hebbe geauthoriseerd een mensch, en zijn afkomelingen inder eeuwigheid. Want vermits die apparentie van een beeter protexie, alleenlik steunt op de teegenwoordige Deugden die men in den gekooren perzoon meent te zien: en een yder weet honores mutant mores sed raro in meliores hoe veranderlik, hoe stervelik de menschen zijn: als meede dat zy noodzakelik in het korte, oud en onbequaam geworden zijnde, of geen kinderen, of onmondigen naalaaten zullen; ofwel [en] dat de mondige, Successeurs, weegens haare geboorte, geen naturelike meerder bequaamheid booven alle andere menschen, ofte een goede wille tot een beeter protexie der Vergaderinge, ter weereld zullen hebben gebragt: maar dat sy ter contrarie volgens den gemeene loop der Nature geen genoeg sterke beenen sullende hebben om die uitsteekende weelde en hoogheid te dragen tot alle baldadigheid en hovardie sullen vervallen zoo kan gantsch niet werden gepresumeerd ooit de minste intentie eeniger populare Vergaderinge te zijn geweest zig zelven te beneemen de magt van by onbequaam- of quaadwilligheid eens Regeerders en zijner Successeurs, te kiezen een veel bequamer of beeter; Maar het is zeer ligt te bedenken, dat een ter gemeene bescherminge geauthoriseerd persoon, alle zijn bequaamheid en magt zal gebruiken, om veele ingezeetenen aan zijn snoer te krijgen; En vermits soodanig Heer, altijds van de krijgs-luiden ten naadeel der Politiken gedragen werd, zoo kan hy zeer ligtelik [daar] door [38] geweld zig zelven en zijn' kinderen Heer oover allen maaken. En kan zeer klarelik werde gesien, dat die hoog-geboore en weelige kinderen, zoo qualik zullen werden opgevoed; dat zy allensins hare wellusten zullen volgen, en niet alleen onwillig, maar ook onbequaam zullen weezen, om dat wigtige pak der regeeringe op sig te laden.Ten derden, kan zeer wel bedagt werden dat een Populare Vergadering, ter gemeene bescherminge volle magt kan geeven, aan eenige bequaamste persoonen gekoren uit allen, onder eede ende op conditien, dat de zelven van tijd tot tijd de afstervende Leeden der Vergaderinge zullen vervullen met andere de bequaamste en deugsaamste borgeren. Want hier zoo doende kan werden gepresumeert, een successive en eeuwigdurende bequaamheid ter bescherminge des geheelen politiken Staats te zullen weezen, zulks men hier uit ziet, dat de Aristokratien een wettig oorsprong hebben konnen. Het is nogtans waaragtig, dat de zelven meest in de weereld zijn ontstaan door dien de armste Ingezeetenen, met den arbeid hunner handen bekommert en in onweetenheid opgevoed, al te veel de opinien der aansienelijkste, tot hun eige grootsheid raadende, hebben ingevolgd, of wel door dien de gemeene ingezeetenen de souveraine Vergaderinge des Volks, 't zy om wetten te maaken, 't zy om Magistraats-persoonen ter executie derselve te kiezen, niet genoeg waarnemende ende door hare behoeftigheeden de magistrature sonder loon selfs niet konnende bedienen; de Raads- en Magistraats-persoonen zig van die occasie hebben weeten te dienen, om de Souverainiteit tot zig [39] te trekken, en met uitsluitinge aller andere Ingezeetenen, alle beneficien en officien der regeeringe, van zig alleen dependent te maaken. En hier op zijn veeltijts gevolgt zoo groote verdrukkingen der gemeene ingezeetenen; dat de zelve oproerig werdende, zomtijts het geluk hebben gehad die regeering wederom tot een Demokratia te konnen brengen. Maar veel meer heeft men in de werelt zien gebeuren, dat de gemelde Raaden en Magistraats-persoonen, oorlog moetende voeren; ende van hare eige ingeseetenen alsdan niet wel genoeg gehoorsaamd ende geholpen werdende verslonden zijn geworden van die haar beoorlogende uitheemse Potentat, ofwel van haar eige Kapitain Generaal, zig door de wapenen en gonste der Soldaten en des Graaws meester en Heer der Republike makende. En zomtijts heeft men ook zien gebeuren, dat eenig Magistraats-persoon, by de gemeene onderdaanen, en eenige zijner medebroeders, door geld-middelen, beleefd- en

Page 20: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 20 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

naarstigheit, als ook door corruptien of te harde straffe te gebruiken teegen de geenen die naar zijn pijpen niet heeft willen dansen; En ter contrarie door onbehoorlike avancementen, of protexien der onwaerdigen; zig zoo bemind en gevreest heeft konnen maken, dat hy daar door, de souverainiteit tot zig heeft konnen trekken, en die Republikse Regeering veranderen in een Monarchale gelyk hiervan in 't volgende veele exempelen sullen werden bygebragt.Dit zy genoeg gezegt van den oorsprong, der drie bewuste formen van regeeringen.

1.1.8 De groote voordeelen der Monarchale Regeeringe ontstaande uit een goede opvoeding des zeekeren Successeurs in de Regeering.

Wyders, genegen zijnde in het byzonder te overwegen, welke dezer drie formen der regeeringen de beste zy, dunkt my noodsaakelik te wezen hier voor te dragen alle de voor- en nadeelen dier regeeringen, voor zoo veel zy my in gedachten zullen komen, zonder eenige der zelven, uit haat ofte gonst voorby te slaan. Vertrouwende dat alle onpartijdige Lezers mijnen yver in dezen zullen pryzen; en verzoekende dat een ander, wie hy ook zy, in plaatze van den zelven te berispen, oover [in] 't gunt hier zoude mogen zijn vergeeten, gelieve den zelven te verbeeteren met by te voegen alle 't gunt hier aan de bygebrachte voor- ofte nadeelen zoude mogen ontbreeken, hem verzeekerende dat het my ten hoogsten aangenaam zal wezen, want daar men opregtelik een nutte waarheid zoeken wil, moet des te liever zijn, hoemen meer gewichts aan d'eene, en d'andere zijde in de schale leght; vermits [Warelik] alle baatjens konne helpen, om een schaal te doen overslaan, ende dat [maar] aan de hand die 't gewicht aanbrengt, [is] nietwes gelegen is.Ik zal dan beginnen met de Monarchale Re[41]geeringe, alzo die generaalik en ten eersten opsigte de beste wert geacht te wezen; en onder de perzoon van een groot liefhebber der zelve, zal ik voorstellen alle de Deugden, en voordeelen der Monarchien. Maar dat gedaan hebbende, zal ik niet verzuimen, onder de persoon van een groot Liefhebber der Republiken, voor te dragen alle ongemakken der Monarchale Regeeringe. En om het zelven met eenige ordre te doen, dunkt my noodzaakelik hier de voordeelen der Monarchale opvoedinge, en in het volgende Capittel, de voordeelen der Monarchale Regeering zelfs te considereeren.Ten eersten, is in Monarchale Regeeringen klaar, dat de Successeur werd gebooren, zulks hy van kinds-been kan werden onderweezen in alle konsten en weetenschappen, als meede het lighaam gevoed, geformeert, geoeffend, en bequaam gemaakt tot de aanstaande regeeringe, welk voordeel, hoe groot dat zy, men ligtelik bedenken kan, als men ziet dat in alle Republiken, de Ouders onzeeker zijnde wat ampten hun Kinderen zullen komen te bedienen; de zelven veeltijds bequaam maaken tot een ampt, welk zy daar na niet konnen verkrijgen; en ter contrarie voor hun' Kinderen verkrijgen konnen zoodanige ampten, waar toe zy gantsch niet bequaam zijn. Dus ziet men dageliks in Republiken gebeuren, dat iemand, die voor de Politie en Regeeringe was opgebragt, in de regtbanken werd gebruikt, en dat een ander, geleert hebbende [42] de penne te voeren, niet dan een militair officie konnende bekoomen, genoodzaakt werd, zijn leeven by de rouwe wapenen door te brengen, onder het geraas der trommelen, daar de zoete Harmonie der goede politike ordre en wetten gansch niet kan werden gehoort.Ten tweeden, is klaar dat de Ouders der toekomende Monarchen, een absolute magt hebbende over alle hun onderdanen, niet alleen de keur hebben, uit alle bequame vrouw- en manspersoonen, om te stellen zoodanige Minnemoeders en Leermeesters, over hun kinderen, als hun gelieft: maar dat meer is, vermits de perzoonen ten dien einde gekooren, plegen daar naa tot andere zeer uitstekende diensten te werden gebruikt, by meerderjaarigheid der Heeren; zoo zijn alle andere uitsteekende vreemdelingen des geheelen aardbodems altijds bereid zoodanigen dienst aan te neemen, zulks men te regt zeggen mag, dat alle konst, weetenschap en deugd, altijds ten dienste eens toekomende Monarchs is.Ten derden, is klaar, dat alle deeze ter opvoedinge des Princen gekoore perzoonen, konnende werden ten hoogsten geloond en gestraft naar 't gunt zy verdienen; moeten

Page 21: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 21 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

werden gepresumeert, altijds hun uitterste vlijt te zullen aanwenden, op dat de opvoeding wel gelukke, namentlik soodanig dat [en] zy daar door haar avancement bekomen.Ten vierden, is boven alle considerabel, dat God de Heer, als opperste Monarch, een byzonder [43] welbehaagen in de Monarchale Regeeringe hebbende, gewoon is, de gene die hy tot hooge zaaken destineert, eerder als anderen, en van kinds-been aan met particuliere gaven zijnes Geestes te begenadigen. Dus ziet men dat alle Joodse Koningen hoe jong de selve ook geweest zyn, gesalfd wierden ende derhalven Gezalfden des Heeren werden genaamt; en dat niet alleen Moses, Josuë, en meest alle de Regteren, maar ook de Koningen Saul, David, Salomon, &c. Propheten waren. Jaa dat meer is, die souveraine Heeren, werden in de H.Schrift Goden genaamt. En uit deeze waarheid is buiten twijffel onstaan onder meest alle de Heidensche Koningen, en voorneementlik de Roomse Keizers, de gewoonte haar als Gooden te eeren, met Heilige-dagen, Beelden, Altaren, Offerhanden en Kerken, &c. En hoewel de Heidenen als misschien geen God kennende, nog vreesende de gewonelike hoofse pluimstrykerien, daar in de maat mogten zijn te buiten gegaan; zoo schijnen nogtans de zelven niet geheel gedwaalt te hebben: want het is kennelik uit de Roomse Regten dat den Christen Keizers niet alleen van de Politiken, maar ook van de Geesteliken, in die groote zuiverheit der Christelike Religie, de volgende Tituls wierden gegeven: (Numen Imperiale, Aures divinæ nostri numinis, Solium Divinitatis nostræ, Divinæ Domus, Sacrosancta Cæsarea Majestas, Costitutiones sacrissimæ Divus.) De keiserlike Godheid. De goddelike ooren onzer Godheid. De Throon onzer Godheid. Ons Goddelik Hof. De Heilige keiserlike Majesteit. De Heilige Wetten. En alle ge[44]storve Keisers wierden Heiligen gebynaamt.Eindelik en ten vijfden, is van outs een bekende sake (Fortes creantur Fortibus & bonis.) Dat God de Heer, ook zijnen zeegen particulierelik pleeg te storten over eenige bysondere Heroike Familien. Als by exempel, over Abrahams geloovige saat. Over Davids koninglik geslagt. Over de Victorieuse beroemde Familie der Cæsars. Over die goedaarige Antonins. Over het doorlugtige religieuse Huis van Oostenrijk. Over het gezeegende en loffelike Huis van Nassouwe, &c.

1.1.9 De groote voordeelen der Monarchale Regeeringe zelfs.Dus gesproocken hebbende van de groote voordeelen der Monarchale regeeringe, voor zoo veel de zelve de geboorte en opvoedinge der Princen raaken, volgd in ordre, dat wy onze gedagten laaten gaan, over de zeer uitsteekende voordeelen die zig in de regeeringe zelfs openbaaren.Namentlik, ten eersten, vermits in zoodanig monarchaal land alle Magt Rijkdom en Eere der Inwoonders, staat ter dispositie van een enkeld mensch, die over alle Onderdaanen absolutelik Heer en Souverain ofte opper-eigenaar aller goederen der ingeseetenen is: zoo behoort men te vermoeden, dat hy ook zal tragten de magt, eere, en rijkdom der inwoonderen, zoo veel mogelik is te beschermen en [45] te vermeerderen, om dat hy zo doende zijn eige magt teegen zijne vianden van buiten en van binnen schijnt te beschermen en te vermeerderen.Ten tweeden, een Monarch kan, lang eer't van nooden is, en zoo sekreetelik als het hem gelieft, raad vraagen, wanneer, waar, en van wien 't hem lust: zulks hy in alle zaken kan uitkiesen en hooren den Raad van menschen, de meeste kennisse en genegentheid om wel te raaden hebbende, zonder aan de qualiteit ofte Ampt van eenig mensch ofte vergaaderinge, daar in gebonden te zijn.Ten derden, een Monarch resolveerd daar, en wanneer hem gelieft, (Dum deliberant Romani perit Sagunthus,) zonder lange deliberatien onderworpen te zijn, ofte door verscheide opinien en intresten te konnen werden verdeelt, gelyk ter contrarie in alle republiken veele Cabalen pleegen te zyn, immers konnen weesen, door welkers aanhang scheuringen en seer gevarelike oproeren konnen ontstaan.Ten vierden, de resolutie van een Monarch eenmael genomen zijnde, werd niet veranderd, ten zy de zelve mensch, dieze genomen heeft, van meeninge verandert.

Page 22: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 22 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ten vijfden, (statim exequi Regium videtur. C.Tac.) Een Monarch zijn eige resolutien executeerende, en niet mogende werden belet, behoorde het zelven te doen met een groote drift en vaardigheid.Ten sesten, vermits de Monarchen zoo vaardig en onweederstandelik alle Rechters en Bevelhebbers, 't zy in Justitie, Politie, Finantie, Militie, &c. konnen loonen en straffen; So behoorde men te geloven, dat zy veel beeter als eenige re[46]publiken; alle concussien, corruptien, geweld, landdievery, foullen en Plonderingen, &c. konnen weeren, als ook straffen, op dat zy in het toekomende niet meer in swang gaan.Ten zevenden, uit alle deze consideratien kan volgen dat een enkel Monarch als besittende een onweederstandelike magt de Corruptien, in veele eeuwen in zijn Land gebragt, alle te gelijk kan weg neemen: en ter contrarie alle goede Wetten en ordren invoeren, daar men aan de andere zijde in alle republiken, bevind kennelik waaragtig te weezen, dat alle corruptien en misbruiken eenmaal ten voordeele der Regeerders en Magistraats-personen ingesloopen zijnde, aldaar inder eeuwigheit duuren, zonder gestraft te zijn, jaa als loffelike zaaken opentlik gepleegt werden, volgens deze spreek-woorden. Qui sibi nequam cui bonus? Dat veniam Corvis vexat censura columbas. Die de kroo heeft die kruitse. Die de magt heeft die gebruiktse.Hoe zou men groote dieven hangen,'t Zijn Grooten die haar zouden vangen,Maar kleine Dieven zietmen hangen,En Groote in goude keetens prangen.Ten achtsten, is kennelik, dat alle deze gemelde voordeelen der Monarchale Regeeringe, 't zy de zelve de opvoedinge ofte de regeeringe raaken, zoo groot zijn; dat indien maar een eenig der zelven in der daad en practik waaragtig werd bevonden, het zelven alleen schijnt te konnen opwee[47]gen alle gebreeken die men hier teegen in de schaale zoude konnen brengen.Ten negenden, moet ik zeggen, dat alle deze voordeelen der Monarchale regeringe, niet een uitgezondert, op zoo klaare reeden en goede speculatie zijn gegront, dat de zelven nog door Historise exempelen, nog door aardige fabulen schijnen te konnen werden verklaart; zulks ik, geloovende dat de goede klaare reden daar door zoude werden verduistert, gantsch geen exempelen ofte fabulen tot bevestinge der zelve zal voordragen; hoewel men andersins daar van een oneindelik getal zoude konnen bybrengen.

1.1.10 Dat alle gemelde groote voordeelen der Monarchale opvoedinge in de practijk, ydel werden bevonden.

Maar hier tegen zeggen de Liefhebbers der Republiken dat alle deeze gemelde en ingebeelde voordeelen der Monarchale Regeringe, zijn gefondeert op een seer [deze] groote dwalinge, namentlik, dat de menschen en Monarchen meer ofte alteveel de Reeden als haare verkeerde passien en wellusten volgen, daar ter contrarie (Nil pudet assuetos sceptris. Lucan. In magna fortuna id æquius quod validius. Regibus æqua nedum infima insolita. C. Tac.) de prinsen volgens het seggen van A. Guevarra in het 8. capittel des Hofleevens de Reeden haten en allesints hare lusten involgen. Waarom ook by Koningen nog schaamt nog deugt te vinden is, indien zy de gemeene loop der menscheliker nature involgen.[48] En willende in het bysonder de hier voren bygebragte [de] voordeelen der geboorte en goede opvoedinge teegenspreeken, soo antwoorden [aangaande, zeggen] zy, Ten eersten, vermits men van de geboorte af weet, wie dat sullen [zal] hebben te succedeeren in het Rijk, soo weet men ook dat de zelve van kinds been af, met voorbedagten Raade zeer quaalik opgevoed, en tot de regeeringe allezints onbequaam konnen werden gemaakt.Ten tweeden, vermits (Displicent regnantibus civilia filiorum ingenia. C. Tac. Nil gloriosum nisi tutum, & omnia retinendæ Dominationis honesta. Salust.) by den regeerenden Ouders nietwes heerlik nog eerlik is, dan 't gunt strekt om de heerschappie te behouden; en sy ook weeten dat de menschen den ondergaande sonne pleegen den rugge te

Page 23: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 23 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

keeren, om den opkomende aan te bidden; zoo haaten zy de deugden in haare kinderen, en daarom doen zy gemeenlik de zelven expresselik qualik opbrengen.Ten derden, zoo is dan klaar, vermits het tegenwoordig ende seeker altyds meer als het toekomend en onseeker by den menschen, en insonderheid ten hove, moet werden geagt; dat de persoonen gestelt ter opvoedinge des Jongen Prince, den Regeerenden Heer gemeenelik gehoorzaamen zullen, met den toekomenden Heer, zo quaalik op te voeden als eenigsins doenlik is: te meer, dewijl deeze Hovelingen den Iongen Heer, tot de regeeringe onbequaam gemaakt, en zijn lusten te volgen geleerd hebbende; door dat middel, de regeeringe des Lands selfs naa het overlyden des ouden Heers zeekerlik bekomen en behouden zullen.Ten vierden, seggen de Liefhebbers der Republiken, een onbeschaamde, verfoejelike monarchale pluimstrijkerie te weezen, alle het gunt van Godes welbehaagen in de Monarchaale regeeringe, en van desselven byzondere zorge, en genadige uitstortinge zijnes Geestes, oover [49] de toekoomende ofte weezende Monarchen, werd geswetst. Om [En] dat men aan een Mensch, wie hy ook zy, geen goddelike eere mag doen, nogte hem God, ofte innerlike Heiligheidt, deugd ofte bequaamheid, die aan zijn geboorte ofte aan zijn persoon en officie vast is toeschrijven; dan met oover den aardbodem te brengen, een gruwelike Afgoderie, en onder den Christenen uit te werken (Mysterium iniquitatis,) de grouwelen der verwoestingen, daar de H. Schrift van gewaagt. En ter contrarie zeggen gemelde Liefhebbers der Republiken kennelik te weezen, dat God de Heer, geen dan een Republikse regeering, genadiglik ingesteld hebbende, de zelve daar naa in zijnen toorn tot een Monarchie oover het Joodse Volk heeft veranderd 1.Sam. 8 en 9. En wat belangt de salvinge deeser koningen beduide alleen dat sy van gemeene menschen wierden gemaakt Godes stade houders in't regeeren, maar niet dat sy sig in dat amt wel dragen souden, ofte dat sy sig int regeeren beeter souden quyten als de Souveraine Regeerders der Republike die in de H: Schrift ook Godes dieners ende Steedehouders genoemd werden. Want vermits God eigentlik de menschen niet regeerd als door de Reden, en de Prinsen veel meer hare eige lusten en min de Reeden volgen als de Regeerders der Republiken: Soo is kennelik dat de Princen Gode niet soo aangenaam als de Regeerders der Republiken zyn.Eindelik, en ten vijfden, antwoorden de Liefhebbers der vryheid geen mindere monarchale pluimstrykerie te zijn in de woorden (Fortes creantur fortibus & bonis.) Helden brengen Helden voort, en Vrome, vrome Menschen. Want [En] indien de Geesteliken, Godes segen, ongemeene wysheit en Heiligen yver, ofte deugsaamheid, derven toeschryven aan eenige geheele geslagten, en dienvolgende alle die afkomelingen canoniseeren, niet alleen, terwijle sy nog in leeven zijnde van deugd tot ondeugd konnen vervallen, maar selfs eer sy nog de minste goede opvoedinge ofte deugdsame werken der selven hebben gesien: soo soude welligt iemand seggen, dit een veel verfoejeliker en God-lasterliker ketterye te weesen, als [50] het doen der Roomse Pauzen, niet dan byzondere overleede Personen, die men weeten kan hoe dat geleeft hebben, onder het getal der Heiligen stellende. Sulks indien de Kerkeliken, soodanige heilige geslagten den leeken voordragen om dezelve te eeren eeven gelyk of God de Heer haar niet soude willen helpen dan door de regeering van soodanig geslagt, een veel verfoejeliker afgoderie veroorsaken als de Roomse Geesteliken, die den leeken niet dan eenige bysondere personen die heiliglik geleeft hebben leeren aan te roepen ende te eeren onder voorgeeven van door de selve seekerliker als door onbekende te sullen geholpen werden.En op de bygebragte exempelen, werd geantwoort, dat van Abraham afkomstig waren de ongeloovige Ismaëliten, en die bekende vervolgers en haters van Gods volk, de Edomiten. Jaa dat meer is Abrahams beste afkomelingen de Israëliten worden ons in de H. Schrift, als hardnekkige, Gode-wederspannige, Luxurieuse en wreede Menschen beschreven. En wegens Davids geslagt is voorwaar niet veel te roemen. Want hy zelfs was besmet met een schendig overspel, en vuile moorden. Zijn oudste Soon Ammon met vrouwe-kracht en bloed-schande. Zijn tweede Soon Absolom met Broeder-moord, vuile bloed-schande, oproer en rebellie teegen zijn Vader. En de derde Soon Adonia, wierd daar naa in zijn rebellie gestut door David en Salomon, die zig in het Rijk vestigde met zijn ander Broeder te dooden, en verviel Salomon tot een voor den volke ondragelike pragtige

Page 24: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 24 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

geld-quistinge ende tot groote excessen met Vrouwen, als meede tot Afgoderye. En zoo is 't leeven aller volgende Koningen uit den huize Davids, met groote ondeugden besmet geweest. Maar onder die steeken uit, de broedermoordende Joram. De afgodisse Ahazia, Amazia, Achaz. De godlose Manasse, Jojakim, &c. Eindelik, gelijk David zijn Harders staf teegen een Konings Scepter gewisselt had; zoo zag men dat niet tegenstaande de soo menigvuldige belofte van een bestendige en altyds durende seegen over syn geslagt, nogtans alle sijn afkomelingen ten tijde der Herodisse kin[51]dermoord, van Koningen, arme veragte Land-bouwers waren geworden; en de volgende spreeckwoorden bevestigde. (Nullus Rex quin ex mendicis, nullus mendicus quin ex regibus.) Alle beedelaars zijn van Koningen, en alle Koningen van bedelaars afkomstig. En uit ses regeerende Cæsars, zijn ten minsten vier indien niet alle sesse seer verfoejelike Menschen geweest: namentlik, die beveinsde, wreede, luxurieuse, dronke Tiberius. Die wreede, uitsinnige, godloose Caligula. Die wreede, Comediantse, Broeder-, Moeder-, en Leermeester- ende egtgenoot-[Vrouw-]moordende Nero. Die laffe, hoeragtige dronke vraat, Claudius. Belangende de goedaardige Antonins, weet men dat alle de selven tot bequame jaren zijnde, om hare deugd uit vreemde geslagten gezogt, en in die van Antoninus ingelijfd wierden, behalven de eenige Soone des uitsteekende Marcus Aurelius, die door geboorte tot het Rijk quam, namentlik hoewel hy tot syn twintigste jaar seer wel opgebragt was ende seer deugdsaam scheen te zyn, soo wierd hy nogtans naa syns Vaders dood door die hoogheid ende die gemeene peste der Hooven sulks verleid, dat hy tot alle ondeugden vervallende, wierd die uitsinnige, wreede, en boose Keiser Commodus. Eindelik vermits de huisen van Oostenrijk en Nassouwe nog in weesen zijn, is ongeraden daar van meer te seggen, dan dat sy buiten twijfel ook alle menschelikheid onderworpen zijn, en dat het selven seer ligtelik soude werden beweesen, indien daar meede niet meer on- als danks te behalen ware. Voorwaar indien de goede wijse, en almagtige God, sijnen zeegen ergens aan bind, soo is het aan de goede ordre en opvoeding onder de menschen, daar men die meest ofte minst vind, daar pleegmen ook meest ofte minst te presumeren [52] dat gezeegende persoonen en geslagten zouden werden gevonden: en vermits deeze goede ordre en opvoeding allerminst in de Monarchale en doorlugtige Familien gevonden wort; gelijk hier naa in het breede zal werden aangeweesen, zoo behoort, of ten minsten kan men presumeeren, dat in de zelven de minst gezegende personen en geslagten werden gevonden.

1.1.11 Dat alle gepresumeerde voordeelen der Monarchale Regeering in den practik ook ydel werden bevonden te zijn.

En de voordeelen der Monarchale regeeringe zelfs aangaande, zeg ik (onder de persoon van gemelde liefhebbers der Republiken, en zal om de moejelikheid te schuwen, voortaan dus haar gevoelen, als of het mijn eigen waar, voorstellen;) Ten eersten, dat de onderdanen hare magt eere ende rykdom ten naadeele hares Heeren en om teegen den selven op te staan konnen gebruiken: Sulks de Monarchen den magt en weelde hunner onderdaanen, niet min als die van hun vyanden, vreesende; die niet grooter willen maken, als de selve den monarchen ter bescherminge teegen geweld van buiten, noodzakelik is: en dat zy wijders de magt, eere, en goederen hunner onderdanen zoo zeer tragten te verminderen als doenelik is.Ten tweeden, zeg ik, dat de Monarchen gemeenelik haare wellusten volgende, en zig met [53] de regeringe gantsch niet bekommerende, die laten drijven op haar Favoriten, en dat de Monarchen nog veel min zoo zorgvuldiglik raad pleegen, als hier vooren is gezegt. Waar van sie, D. Savedra Symbol. 54.Ten derden, zeg ik, vermits gemeenelik veele hovelingen regeren, zijn hier ook waarelik lange deliberatien, verscheide opinien en interesten ofte Cabalen, factien en scheuringen te vinden; of de prædominerende drijft alles vaardiglik, naar 't zijn voordeel mede brengt waarvan men onlangs seer veele exempelen in Engeland, Vrankryk en Spanjen heeft gesien.

Page 25: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 25 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ten vierden, zeg ik, vermits altijts onervaare Monarchen, ofte ongestaadige Hovelingen regeeren, dat in alle Monarchale regeringen, een ongeloovelike ongestaadigheit der resolutien werd gevonden.Ten vijfden, vermits gemeenelik niet de Heer, maar de Hovelingen regeren, ziet men geen vaardigheid ofte drift, dan zoo lange als het den Hovelingen voordeelig is.Ten zesden, vermits alle die deeze misdaaden, vermelt in 't voorgaande capittel n. 9. begaan, zelfs den Heere regeeren: of wel den regeerenden Heere om die misdaaden pleegen te behaagen; zoo ziet men onder Monarchale Regeeringen, alle die gemelde excessen in den hoogsten graad, en straffeloos in zwang gaan.Ten zevenden, zeg ik, vermits men gezien heeft dat onder gekoore Monarchen, ofte de eerste Princen huns geslagts, zomtijds een zo verstandig en deugdzaam is geweest, die getragt [54] heeft zijn land van corruptien te zuiveren, en dat zy daar over meest alle, door de Hovelingen en soldaaten, by de corruptien welvaarende, zijn omgebragt; by exempel, Galba, Pertinax, &c. in oude tyden; als meede in onse eew, Hendrik de Vierde, Koning van Vrankrijk, op wiens leeven Hardouin de Perefixe segt, wel vijftigmaal te zijn geconspireert geweest, eer hy in den jare 1610. wierd vermoord: Zoo moet men dat heil, zelfs van de eerste Koningen hun geslagts niet ligtelik verwagten; want het is de loop des Weerelds, (postquam docti, aut potentes prodiere boni desunt,) dat alle ampten hangens waardig zijn, en dat de nieuwe ofte jongen selden de ouden verbeeterende, nogtans gemeenelik seggen, ik wist niet dat het daar soo regtvaardig toeging. En ten allerbesten gaande, als men dien bloejenden politiken welstand, door den eersten Monarch sijns geslagts, verkreegen heeft, duurd zy gemeenelik niet langer dan tot den eersten gebooren Heer. Maar een heilsame reformatie van Staat van een geboore Koning te verwagten, zoude zoo groot mirakul zijn dat my niet voorstaat daar van een eenig exempel ooit in de Historien te hebben geleezen. Sulks, indien de Liefhebbers der Monarchale Regeeringe, den Regeerders der Republiken derven deese gebreeken en corruptien verwijten, men haar soude konnen antwoorden: (Turpe est Doctori cum culpa redarguit ipsum. Væ tibi tu nigere dicebat Caca[55]bus ollæ. Hipocrita, ejice primum trabem ex oculo tuo, & tum dispicies, ut ejicias festucam ex oculo fratris tui.)Sie hoe de Keetel wil, my Pot, mijn swart verwijten,En uit mijn oog een sier, uit zijn, geen balk weg smijten.Maar vermits deeze vergelijkenisse en overweginge, in welke regeeringe de minste gebreeken en meeste deugden werden gevonden, eigentlik het subject deezes Boeks is, zoo moet daar van hier naa zeer wijdluftig werden gesproken.Ten achtste, zeg ik dienvolgende, dat niet een eenig bygebragt voordeel der Monarchale Regeeringe werd bevonden in practik waaragtig te weezen.Ten negenden, zeg ik, dat alle, die deeze voordeelen der Monarchale Regeeringe, zoo klaerlik op de goede reden hebben gebouwt; seer wel overdenken hoe de menschen behoorden te weesen, niet hoe sy warelik zyn en dienvolgende van menschen maken Engelen die altijts of meest de reden volgen. En ter contrarie vergeeten, dat de menschen in het generaal altijts of meest, en boven alle de Monarchen, haare lusten en passien volgen. Sulks, indien eenige exempelen, tot bevestinge der gemelde Monarchale voordeelen mogten werden bygebragt; de zelve niet zullen werden gelooft waaragtig te zijn; (assentatio erga Principem quemcunque sine affectu [56] peragitur. C. Tac.) Maar te spruiten uit de bekende en noodsaakelike Monarchale pluimstrykerijen. En wat de fabulen belangt, vermits die zouden moeten afbeelden menschen, die meestendeel de reeden, en niet de passien, willen volgen; welkers gelijk men nogtans op den aardbodem uitneemend weinig, en onder de qualik-opgevoede Monarchen nooit vind, zo zouden die alle werden verworpen, als zijnde zeer, (mal à propos,) onverstandelik bygebragt. (Non Entis nullæ sunt affectiones, nulla attributa, nulla similia;) om uit te beelden een schoone Niet.

1.1.12 Ongemakken der Monarchale opvoedinge in het particulier.Maar vermits zoo klaare waarheden gezegt in het generaal ten nadeele der Monarchien gedurig zullen werden teegengesprooken, van allen die door een Monarchale regeering wel, of door een Republikse Regeering quaalik vaaren; Zoo dunkt my noodzakelik in het

Page 26: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 26 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

breede aan te wyzen de gronden waar uit alle die gebreeken der Monarchale Regeeringe spruiten, Namentlik, het is waarachtig, dat een Monarch alle onweetendheid, driften,swak- en boosaardigheid, die wy in 't begin in alle menschen, zoo bejaarde als kinderen, hebben aangemerkt, [57] onderworpen is. Ende is bekend dat de prinsen kinderen begeeren te hebben alleenelik omdat sy alsdan niet pleegen soo ligt door hare eige onderdanen verworpen ofte gedood te werden. En daar boven moetmen zeer wel aanmerken, (Regibus æqua nedum infima insolita. Tac.) dat de Monarchen van zeer teere en gepassioneerde moeders gebooren zijnde, in hare kindsheid nooit omgaan met kinderen haars gelijk, die zonder geveinstheid, kennisse met kennisse, ofte passie met passie, opscharpende ofte tegengaande haar zouden leeren dat zy menschen zijn. Maar ter contrarie is ook waaragtig dat de kinderen naweliks geboren zyn of de Prinsen werden over de selve meer als over eenige van hare onderdanen bekommerd ende onsteld, want (displicent regnantibus civilia filiorum ingenia. C. Tac.) de Ouders vreezende dat haare kinderen tot de regeering bequaam geworden zijnde, liever de Heerschappye zouden bezitten als verwagten, en dat zy daar in van alle Hovelingen en Krijgs-luiden, die meer voordeels van den op- als ondergaande zonne hoopen, zouden werden geholpen, doen haare kinderen gemeenelik van den beginne aan zoodanig opvoeden, dat alle goede kennisse en deugden in haar werden uitgebluscht, en ter contrarie alle onweetenheid en ondeugt, zoo veel mogelik aangequeekt. Het welk zelden mist of gemelde oogwit der ouderen werd bereikt, om dat de geene die het selven konnen uitwerken, daar in ook haar eigen interest konnen vinden; Want de Hoovelingen, weetende, (Regibus boni quam mali suspectiores, semperque his aliena virtus formidolosa. Salust) dat de Koningen altijds de goeden meer als de quaaden onderdanen haten, om dat zy een andermans deugt vreezen, considereeren dat zy met zeer groote moeiten de kinderen wel opbrengende, grooten ondank, en zeer ligtelik qualik opbrengende, zeer grooten dank zullen behaalen, en daarom slaan de Favoriten altijds dien ligten weg in, met over [58] alle, niet alleen der kinderen wellust in te volgen maar ook op te wekken: te meer, dewijl de zelve toekomende Heeren, dus tot de Regeering onbequaam gemaakt zijnde, en daar toe nog lust nogte kennisse hebbende, by hooger jaaren zig en haaren staat door haar eige Ministers en Dienaars, zullen moeten laaten regeeren, het welk der Hovelingen eenig doelwit is.En dit is de Reeden, waarom men in oude tijden van der allerbesten Princen kinderen heeft gezegt (Heroum Filii noxæ) dat zy zelden wel slaen. En waar om de kinderen der Monarchen, voorneementlik dien de Hoogheid booven 't hoofd hangt, zig dus vermaaken met kinderlike pronkery, speelen, met rinketten, kolven, kaarten, teerlingen, berden, vogels, honden, paarden, vliegen, jagen, tornoyen, ringsteeken, danzen, balletten, en voornementlik met zuipen en vreeten, (Domitianus nomen sedemque Cæsaris acceperat, nondum ad curas intentus, sed stupris & adulteriis filium Principis agebat. C. Tac.) of wel boven alle, met dat onverzaadelyk byslapen, want vermits die passie zig in alle jonge luiden moet openbaren, en een yeder weet hoe veel een aangenaam vrouw-mensch, op de ziele van een jong Heerschap zal vermoogen; zoo tragt yder Hoveling de eerste te zijn, om door lichte Vrouwen, de ziele en liefde des Heeren te bezitten, zulks geen wonder is, indien men oneindelik veele exempelen weet by te brengen van Koningen en Princen, zoo qualik opgevoed [59] dat zy haare eige naamen niet konden schrijven; en zeer weinig Princen heeft men zederd het verval der Roomsche spraake gevonden, die latijn konden spreeken. Jaa zelfs Keiser Karel de V. die in deze landen onder treffelike Voogden en Leermeesters was opgebragt, konde geen oratie in het latijn verstaan. Dat meer is Ludewijk de Elfde, Koning van Vrankrijk, begeerde niet dat men zijn oudste zoon Karel de VIII, meer latijns zoude leeren, als deeze spreuk: (qui nescit simulare nescit regnare,) die niet kan veinsen, kan niet heerschen. Dog indien alle deese reedenen strekkende om te bewijsen, hoe qualik de Monarchen met voorbedagten rade werden opgevoed, aan den leeser al te weinig indruks geeven, om dat sy werden gesprooken door een liefhebber der Vryheid, soo bid ik dat hy gelieve aandagtelik te leesen pag. 513 in het leeven van Henderik de Groote, beschreeven door Hardouin de Perefixe, Bisschop van Rodes, geweese Præceptor van Ludewijk de XIV, en aan den selven ook gedediceert; het welk door my aldus uit den Françoisen vertaalt is.

Page 27: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 27 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Henderik de IV. wierd een seer kloek Koning, vermits alle deese teegenspoeden sijn geest en moed dapper opwekten, en voornementlik om dat hy de kroone niet bequam, dan naa dat hy ryp van jaren zijnde seer veele swarigheeden hadde uitgestaan. Want Princen kinderen die opgevoed werden met gedagten dat sy na hun Vaders dood op den Troon [60] zullen zitten, leeren boven maten selden, en zeer beswaarelik de konst van reegeeren, &c. Het welk deeze oorzaken heeft (segt de selve verder). De persoon door wiens handen de jonge Princen passeren, weeten geen beeter middel om sig in haar aansien en gouvernement te vesten, als met de jonge Princen gedurig beezig te houden, omtrent veragtelike beuzelingen. En in plaatze van der Princen geest te verpligten, of ook met dwang te doen werken op gewigtige dienstige saaken, gebruiken sy alle konst en treeken; op dat zy dat bedrog niet zouden ontdekken. En in plaatze van haar gedurig voor de oogen te houden, dat de waaragtige grootheid eens Konings bestaat in het oeffenen zijns authoriteits. Soo voeden zy de zelven met een uiterlike schijn deezer grootheid, namentlik met pracht en ooverdaad, bestaande in enkele hoovaardye en ydelheid. Eindelik, in plaatze van deeze Jonge Princen zorgvuldiglik te onderwijzen, alle 't gunt zy behooren te weeten, en te doen, zoo queeken zy die op in een diepe onweetenheid aller zaken die haar niet onbekent behoorden te weezen. En dus blyven zy Hovelingen, altijts Meesters; in voegen, dat de Heer zonder haar nooit ietwes doen kan. Want als een Prins tot zijn jaaren gekomen is, en zijn swakheid gevoeld, oordeelt hy zich niet kloek genoeg te weezen om te konnen regeeren. En zoo haast hy met die opinie is bevangen, zoo ontrekt hy zich t'eenemaal der Regeeringe om die te laten [61] dryven op anderen. En dit moet gewisselik volgen, ten zy de Prins een regt koninglik hert heeft, en de gemeene loop der nature te boven gaat. Daar-en-boven besetten deese Hovelingen alle toegangen tot den Prince soodanig, dat alle verstandige deugdsame menschen van de selven afgeslooten werden. Of indien dat onmogelijk is, soo versuimen zy niet, deeze eerlikste persoonen soodanig by de jonge Princen te lasteren, dat zy gemeenlik werden aangezien voor vyanden van den staat en voor quaadwillige, of voor botte en bespottelike menschen.En eeven of dit niet genoeg ware, soo hebben deese Favoriten, ook hare Spions en Jakhalsen, om deese Jonge Princen gansch dwaas te maken, met haar boovenmaten te pluimstryken, te prysen, te eeren, en aan te bidden. Dit zijn sy, die nooit ietwes seggen dan 't gunt tot hun eigen voordeel strekt. Dit zijn sy, die alle gebreeken der Princen koesteren en aanqueeken, met die gedurig te loven. Dit zijn sy, die de Princen doen gelooven te hebben een grondige kennisse van dingen, die zy gansch niet verstaan. Dit zijn de selven, die de Princen wijs maken, dat de Heerschappye bestaat in een souveraine leedigheid, en dat alle bedieningen der Regeeringe, moejelik of gering behoorden te werden geagt.En door deese middelen werken sy uit, dat de Princen seer vroeg van de Regeeringe walgende, gewoon zijn Meesters te hebben, eer [62] zy kennisse en sterkte genoeg hebben, om hun eigen meester te konnen zijn. Sulks deeze ellendige Princen nooit tegen gesprooken, maar altijts aangebeeden, en nooit in kommer ofte noodzakelikheid geweest zijnde; nooit eenige eige ervarentheid bekoomen, maar zoo waanwijs en opgeblazen werden, dat zy zig laten dunken, hare magt voor geen Goddelike te moeten wijken. En dit is de reeden, waarom men Princen vind, die nietwes agten dan haar eige passien, lusten en grillen, gelijk of alle menschen waren geschapen, om haar alleen te vermaken; daar nogtans ter contrarie de Princen geschapen zijn, tot geen ander einde, dan op dat zy het menschelik geslagt wijsselik regeeren zouden. Dit is eindelik de oorzaak, waarom eenige Princen 't goet, bloet en leeven hunner onderdanen, niet hooger als het vertreede stof, en water schatten; Sulks eenige zoo wonderlik ongevoelig en onmenschelik zijn, dat zy door het zugten en kermen hunner onderdanen, niet meer werden bewoogen, als door het bloet en loeyen van een Rind dat gekeelt ofte den strot afgesneeden wert. Dus verre Hardouin de Perefixe.Alle het welk door Trajano Boccalini, ook in deeze Politike fabul werd geleerd: Seeker Hofmeester des Konings van Epiro, verzocht hebbende van zijn Heer te weeten hoe veel hy begeerde gespendeert te hebben aan vreugde-vieren, over den eerst- en nieuwgebooren Prins, kreeg tot antwoord, gantsch niet; Want vermits ik nu een-[63]en-twintig jaren oud ben, en mijn zoon, t'zijner twintigste jaar, alzoo bequaam, en tot de

Page 28: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 28 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

regeering geneegen zal weezen als ik, en vermits het my dan niet wel geleegen zal komen hem de Regeering op te dragen, zoo behoor ik van nu af menschelike gedachten van hem te hebben, en hem te consideeren als mijn bitterste en gevarelikste vyand. En omdat men zijn vyanden in alle manieren behoort machteloos te maaken, zoo geef ik u ordre, dat gy geen kosten en spaare, om hem in alle onweetenheid en ondeugd te doen opbrengen. Maar (Heredad por heredad, un hijo en la vieja edad,) indien ik nu vijftig jaren oud waare, zoud ik u gantsch contrarie ordre en tot vieren en tot goede opvoeding geeven. Dus verre Trajano Boccalini.Maar indien iemand, door den glans der Koningen, zoodanig is verblint, dat hy noch in reedenen, nochte in fabulen eenige waarheid zien kan; die gelieve zig te verlustigen, in de Griekse en Romeinse Historien: daar zal hy duisenden exempelen, van diergelike verkeerde opvoedingen, vinden. En hoewel in de volgende tyden de Republiken zoodanig zijn uit-geblust geworden, dat nauweliks iemand in de weinige overige, veel min onder Koningen, die geheimenissen heeft derven ontdekken voor alle de weerelt: zoo kan men het zelven nochtans ook klarelik genoeg uit onze hedendaagse Historien beschreeven door onderdanen der Monarchen merken. Onder veelen zal ik twee seer geloofwaardige getuigen, [niemand] by brengen namentlik de eerste [als] Philips de Comines, die van zich zelven zegt, meer met [64] groote Heeren familiarelik verkeerd, en meer Monarchen gekend te hebben, als iemand van zijn Eeuw. De tweede getuige sal weesen A: de Guevarra die syn eerste jeugd in het Spaanse Hof doorgebragt heeft ende daar naa Biechtvader van Keiser Karel de V: geworden en gestorven is, weesende alsnog heden seer vermaard door syne wyse en deugdsame Schriften. Deese Cominæus, door Lodewijk de Elfdes mildheid, geworden zijnde Verrader van zijn eige Vaderland, en in desselven Hof het hoogste aanzien hebbende behouden, was ten hoogsten genegen, den zelven Lodewyk te prijzen ten tijde zijns Soons, ofte des zelven Erfgenaam Lodewijk de twaalfde. En daarom prijst hy den zelven Lodewijk de Elfde boven alle Heeren die hy had gekend, en voegt daar by, dat deezes Konings meeste bequaamheid, moeste werden toegeschreeven, zijn teegenspoed en balingschap die hy in zijn jongheid had uitgestaan, alzoo hy daar door wel had moeten leeren, zig naar andere menschen te voegen; maar nogtans moet hy'er byvoegen, ik wil niet zeggen dat hy beeter was als een gemeen mensch, want om dat de Princen zo quaalik werden opgebragt, en niemand, als zy tot jaren van bescheidenheid gekomen zijn, derft zeggen, gy doet quaalik; maar een yder haar wil behaagen, zoo zijn de Princen, die niet meer ondeugden als deugden hebben, ten hoogsten te prijzen. En dat deeze Lodewijk zoodanig een is geweest, behoort men niet te gelooven; want zelfs deese Philips de Comines beschrijft, dat hy onverdraagelik in voor- en al te vreesagtig in teegenspoed was. Zulks hy, een ongerustigen Moey-al zijnde, geduurig beezig was, door corrumperende gaaven, valsche contracten en eeden, de buurlanden teegen malkanderen op te hit[65]sen; jaa dat meer is, deese eigenste Schryver bekend daarenbooven dat hy zijn eige onderdaanen onverdraaglik had geschat, en door krijgsluiden geplonderd, en eindelik, dat hy de Parlementen en de Justitie meer als eenig zijner voorzaten, met voeten had getreden. Immers is van hem een spreekwoord gebleven qu'il a mis la Couronne hors de page, dat hy de kroon heeft mondig gemaakt; En heeft ook Johan le Maire, het leven van deezen Lodewijk, niet als van een mensch, maar als van een Monster beschreeven, en daar door den naam van den schandeliken History-schrijver verkreegen; Want vleyery en gedienstigheid maakt vrienden, maar de ronde waarheid haat en Koningen hebben lange armen.En indien iemand aan deese waarheeden nog eenigsints twijfeld, die gelieve maar te considereeren hoe seer die wreede meineedige vervloekte Tyran, de Keiser Augustus van alle Historie-schryvers werd gepreesen. Als mede gelieve de Leeser te ooverdenken op wat gronden Philippus van Bourgondien, en Maximiliaan de I. Ertz-Hertog van Oostenrijk by ons den bynaam van Goeden hebben verkreegen, hoewel sy beiden trouwlooselik sig Meesters deser Landen maakten door veel onnoosel bloedvergietens, en alle ingeseetenen te plonderen en te brandschatten. Namentlik (Augustus) altijds vermeerder des Rijks te zijn, en plus oultre te speelen, krijgt niet syn wel verdiende waaragtige [de regte] naam van schendig moorden, en verfoejelik rooven; maar een versierde logenagtige Titel. [66]

Page 29: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 29 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

En vermits die vroome Præceptor des Konings Ludowijk de XIV. Hardouin de Perefixe, den Koning Henderik de IV. boovenmaten gepreesen hebbende, ook derf des selven gebreeken aanroeren, pag.458 &c. ende dat in soodanige woorden, dat niemand in onse beroemde Vrye Landen in sulker voegen opentlik van de gebreeken der overleede prinsen van Oranjen soude derven spreeken, soo dunkt my geraden het selven hier in het François te laten volgen:

Je ne parleray point aussi de ses divertissemens ordinaires, la chasse, les bastimens, le jeu, les festins & la promenade. J'ajoûteray seulement que dans les festins, & dans les carousels, il vouloit paroistre aussi bon compagnon, & aussi adroit que pas un autre, qu'il estoit de belle humeur le verre à la main, quoy qu'il fust assez sobre; que sa gayeté & ses bons mots faisoient la plus douce partie de la bonne chere; qu'il ne témoignoit pas moins d'adresse & de vigueur aux combats à la barriere, aux courses de bague, & à toutes les galanteries, que les plus jeunes Seigneurs; qu'il se plaisoit mesme au bal, & qu'il dansoit quelquefois, mais à dire le vray, avec plus d'enjouëment que de bonne grace. Quelques-uns trouvoient à dire qu'un si grand Prince s'abaissast à folastrer de la sorte, & qu'une barbe grise se plust encore à faire le jeune homme. On peut dire pour l'excuser, que ses grands travaux d'esprit avoient besoin de ces délassemens. Mais je ne sçay pas ce qu'il faut répondre à ceux qui luy reprochent qu'il a trop aimé le jeu des cartes & des dez peu seant à un grand [67] Roy, & qu'avec cela il n'estoit pas beau jouëur, mais aspre au gain, timide dans les grands coups, & de mauvaise humeur sur la perte. A cela je croy qu'il faut avouer, que c'estoit un defaut dans ce Roy, qui n'estoit pas exempt de taches non plus que le Soleil.Il seroit a souhaiter pour l'honneur de sa memoire qu'il n'eust eu que celuylà. Mais cette fragilité continuelle, qu'il avoit pour les belles femmes, en estoit un autre bien plus blasmable dans un Prince Chrestien, dans un homme de son áge, qui estoit marié, à qui Dieu avoit fait tant de graces, & qui rouloit tant de grandes entreprises dans son esprit. Quelquefois il avoit des desirs qui estoient passagers, & qui ne l'attachoient que pour une nuict; Mais quand il rencontroit des beautez qui le frapoient au cœur, il aimoit jusqu'à la folie, & dans ces transports il ne paroissoit rein moins que Henry le Grand.La Fable dit qu'Hercule prit la quenouille, & sila pour l'amour de la belle Omphale: Henry fit quelque chose de plus bas pour ses Maistresses, Il se travestit un jour en Païsan, & chargea un fardeau de paille sur son cou, pour pouvoir aborder la belle Gabrielle; Et l'on dit que la Marquisse de Verneuil l'a veû plus d'une fois à ses pieds essuyer ses dédains & ses injures.On feroit vingt Romans des intrigues de ses diverses amours avec la Comtesse de Guiche, quand il n'estoit encore que Roy de Navarre; [68] avec Jacqueline de Bueil, qu'il fit Comtesse de Moret; & avec Charlote des Essards, sans compter beaucoup d'autres Dames de toutes qualitez, qui faisoient gloire d'avoir quelque charme pour un si grand Roy.La haute estime & l'affection, que les François avoient pour luy, empeschoient que l'on ne s'offensast si fort de ce libertinage scandaleux; Mais la Reine sa femme en avoit un extréme chagrin, qui causoit à toute heure des piquoteries entre eux, & la portoit à des desdains, & à des humeurs facheuses, Le Roy, qui estoit en faute, les enduroit assez patiemment, & employoit ses plus confidens & quelquefois son Confesseur, pour luy ramener l'esprit. De sorte qu'à toute heure il y avoit reconciliation à faire; Et ces brouïlleries estoient si ordinaires, que la Cour, qui du commencement s'en estoit fort estonnée, à la fin n'y prenoit plus garde.Le devoir conjugal obligeoit sans doute le Roy de ne pas violer la foy à son épouse legitime, & sur tout de n'avoir pas des maistresses à sa veuë; mais s'il devoit estre bon mari en ce poinct, aussi faloit-il qu'il le fust en celuy de l'autorité, & qu'il accoustumast sa femme à luy obeïr avec plus de soûmission, & à ne le pas fascher comme elle faisoit à toute heur par des plaintes, par des reproches, & quelquefois par des menaces.

Dus siet men dat Henderik de IV. verhit op [69] dansen en jagen, kaart- en teerlings-spel, een Meester wilde passeeren in alles wat hy deede, en dat hy zeer geemelik was als hy verlooren had. Als meede dat hy zelfs, van hooge jaren, en getrouwt zijnde, op veele getrowde Dames sottelik verslingerde; en dat een oneindelik getal jonkvrouwen zig roemden van zoo grooten Koning bemint en gevryd te werden; zulks hy, om die te behagen, veele officien, en beneficien begaf, niet alleen aan haar, en zijn Bastart-kinderen; maar ook aan allen die zy gonstig waren. Jaa dat meer is, deeze Autheur bekend, dat deeze Groote Henderik, willende de schoone Gabriele omarmen, en vreesende onderwege gevangen te werden door de Ligueurs, voorby wiens Garnisoenen hy moeste reizen, om by haar te konnen zijn, zig ten dien einde verkleede, als een Boer, met een bosse strooy op zijnen halze. En dat hy te meermalen op zijn knien leggende, het verachten en schelden des Marquise van Verneuil voor suiker had opgegeeten om niet buiten hare gonst te geraken. Met welke exempelen der beste Koningen, ik dit Capittel sal besluiten; my laatende voorstaan genoeg te hebben gezegt, om in het generaal te doen gelooven hoe quaade vrugten men gemeenelik van de Monarchale opvoeding heeft te verwagten.

Page 30: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 30 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.13 Ongemakken der Monarchale Hofhoudinge, en haare quaade mesnage.

Hebbende in het voorgaande Capittel geconsidereert, hoedanig gemeenelik zy de opvoeding der jonge Princen, eer zy tot de regeering komen; zoo staat ons wijders te considereeren, wat gedurende hare regeering moet werden verwagt; ten eersten, voor zoo veel zy menschen zijn, en daar naa voor zoo veel zy met de koninglike Caracter zijn bekleed, hoewel ik beken, dat de gebreeken en actien der Monarchen uyt deze twee hoofden vloejende, zoo zeer door malkanderen slingeren en vermengt werden, dat my niet wel mogelik zal weezen, de zelven distinctelik, met een verknogte redenkavelende, en niet met een dicteerende, pendatise, verbrooke stijl, te beschrijven; zonder gemelde, in zig zelven van nature verscheide, Monarchaale actien ofte daaden, somtijts onder malkanderen te doen slingeren.Ten eersten, zeg ik, dienvolgende dat dus werden Monarchen (Aspera quæ profutura, jucunda quæ læsura. Tac.) Menschen die allezins gewoon zijn haare lusten te volgen, en het bekommerlike te vermijden, zulks zelden een werd gevonden, die uit vreese van eenig toekomend quaad teegenwoordige moeite wil neemen zijn eigen reekening van ontfang en uitgeef der Domainen te [wil] doen, om in gevolge van dien, [71] zijn hofhouding aan te stellen; Maar (a hunting king and a dansing Queene,) door pragt en sloffigheid, voedmen ontellikke Honden, Valken, Paarden en Hof-jonkers, waar by nog komen kostelike gebouwen, tafels en kleedingen. En als de Heeren een Vrou neemen, of op een Hoer verslingerd werden, soo werden deeze lasten verdubbeld; Jaa als de Heeren kinderen krijgen, of ook wel bastaard kinderen soo moeten die ook met heerlike goederen werden voorzien, om princelik te konnen leeven. En vermits de Heeren, altyd van tot de oren in schulden steekende Hovelingen werden omringd, en dien volgende door deze pragt en sloffigheid daar en booven, veele Hof-dieven voeden, moeten zy Heeren hoe groot ook de zelve mogen zijn, noodzaakelik alle te kort komen; en daar op volgt gemeenlik, dat zy haar rijkste onderdaanen moeten aanspreken om geholpen te werden; het welk zeer ligt zoude vallen indien daar een publike Wissel-bank waare: Want die opzienders van des Heeren gonst dependeerende, zouden zeer gaaren dank behaalen, met ander mans geld, heimelik, immers zonder iemands teegenzeggen, den Heere te leenen. Dit is onder veele andere ook eene [de] reden waarom in Monarchale regeringen geen Wissel-bank kan werden geconserveerd, veel min opgeregt: Waarteegen indien gesegd werd dat te Napels wel seeven wisselbanken zyn, men soude konnen antwoorden dat de selven door particuliere collegien opgeregt, ende de penningen aldaar soo onzeker zyn, dat alle gemelde banken ontrent den jare 1622 failleerden, als wanneer de cardinaal van Capara zynde Viceroy eerst seer snoode penningen tot hoger pryse hebbende doen munten, de selve daar naa seer schielik afsettede: sulks dit Exempel van Napels ter contrarie allesints onse stelling bevestigd, en aanwyst dat onder een monarchale regeering geen publike wisselbank kan zyn. En vermits het ter contrarie zeer zwaar valt, onderdaanen, niets als vaste goederen bezittende, tot leening van geld te noodzaken, zoo verzoektmen gemeenlik daar toe de koopluiden, hoe wel by de beste Monarchen groote beloften van restitutie met renten, en by de anderen dreigementen met geweld werd gebruikt. Doch alle Mo[72]narchen, komen gemeenlik daar in over een, dat de een niet meer als de andere 't geleende weeder geeft. Zulks alle rijke voorzigtige onderdaanen des Heeren bidden voor gebieden opneemende, gewillig leenen, ja (Es necedad Real dar a Reyes,) schenken moeten, het gunt de Heer ter leen begeert, want dan nog voor haar eenige hoope overig is, om door des Heeren vriendtschap met eenige weldaad beloont te werden. En als de Heer ofte zijn Hovelingen, dus doende niet wel gelds genoeg krijgen konnen, (in bene nummatos figunt causas irarum,) zoo verzieren zy (une querelle d'Allemand,) onder het een ofte het ander pretext geoffenseerd te weezen, van die onderdaanen, die zy meenen het meeste geld te bezitten, zulks de zelven om den Heer ofte Hovelingen te verzoenen en te pajen, haare beurssen moeten uitschudden, indien zy haar leven en haare andere goederen willen behouden. En vermits de Koopluiden, van zoodanige regeeringe niet min schuw zijn, en vlieden moeten, als van een doodelike Pest, zoo vind men zeer weinigen, die zig aldaar met koopmanschappen erneeren: en daarom vergd men daar ook gemeenlik alle andere Onderdanen, naar haare

Page 31: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 31 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gelegentheit; de armen tot Hof-diensten, de Rijken tot vrugten van haar land te verschaffen, naamentlik, vee, vogelen, en wijn voor de taafel, haaver en hoy voor de stalle, &c. En daar-en-boven ziet men onder de allerbeste Monarchen, en deugtzaam[73]ste Hovelingen daageliks gebeuren, dat een rijke Vader, huwbaare, schoone Dogters hebbende, werd gevergt; die niet uit te houweliken, dan met raad des Heeren ofte een zijner Hovelingen. Of wel, die andersints gelukkige vader, werd opentlik door de zelven gevrijd, en in allen gevalle om niet door 't hof geruineerd te werden, soo moet die bedroefde vader, zijn lieve dochter dus ellendiglik opofferen aan iemand die de zelve gantsch niet waerdig is. Endelik, indien iemand om eenige considerabile goederen, een welgefondeert proces heeft uitstaande, zoo moet hy altijts vreezen dat zijn party, die goederen zal transporteeren, ofte zijn actie verkoopen aan eenig Hoveling, of aan iemand die te Hoof vrinden heeft ofwel die Hovelingen selfs versieren ten laste van een ander soodanige actie als hun geliefd. En dus bezit niemant der onderdaanen van Monarchen, ietwes zeekers. En noch reekent men gelukkig de onderdaanen, (More regio ingenuam pubem stupris polluebat. item [C. Tac.] Auri vim atque opes Principibus infensas. C. Tac.) wiens Heer zig niet vermaakt met haare dochters en vrouwen te misbruiken, of wel, wiens Heer zijn rijke onderdaanen niet en dood met ofte sonder schyn van goede Justitie, om haare goederen tot zijn nootdruft of nodelose geldspilling te gebruiken alsoo daartoe nietwes vereischt werd dan dat een koning Prins of Heer iemand eenigen last oplegt ofte van de selven ietwes begeerd hoe onregtvaardiglik het zy: want de H. Schrifd zelfs ons dat leerd Mich: Cap: 7 namentlik dat de Regters met den Prins te samen spannen om hem toe te wysen alle 'tgunt hy begeerd.Niemant hoeft zig te verwonderen, dat, na zoo quaade opvoeding der Heeren, de lust van byslaapen zoo wild, en de Hofhouding zoo kostelik, jaa moordadig werd gevreest te zullen zijn. Want niemant kan genoegzaam bedenken, hoe een mensch gezind is (Seneca, qui finis omnium cum Dominante sermonum gratis agit. Item: Nero [74] postquam cuncta scelerum pro egregiis accipi videt. Item, Tibi summum rerum judicium Dii dederunt, nobis obsequii gloria relicta est. Item, Plebs tradito more quemcunque Principem adulandi. Item: Quoties fugas & cædes jussit Princeps toties grates Deis actæ. Tac; Quod lubet licet, impune quælibet facere, id est Regem esse, Salust;) Die van alle andere aangebeeden werd; Die altijt hoort dat men de verstandige en deugtsame menschen lastert, en voor hem beschuldigt. Die nooit over zijn quaalik doen werd bestraft, maar die ter contrarie over zijn onweetenheit, onbequaamheit en schelmstukken altijt werd gepreezen, gelijk of hy iet wonder treffeliks had uitgeregt. Die gedurig hoort, dat de onderdaanen, nog eer, nog goed, nog leven in eigendom bezitten; maar dat God alles heeft onderworpen den Heere, op dat hy daar mede doe naar zijn welgevallen. En dienvolgende, alles geoorloft en goed zijnde wat hem lust; ook ter contrarie een groote dwaasheid en ondeugd in hem is, niet te doen 't gunt hem lust. Die geduurig hoort dat alle andere menschen, behalven die 't ongemak lijden, den Heer over het werk prijsen, om dat zy't zelven, in zijn gelegentheit gestelt zijnde, ook doen zouden.NB [En dat] deeze pluimstrijkeryen in der Heeren Hoven altijts in zwang gaan, is onnoodig met exempelen te bewijsen, maar die de exempelen, evenwel zien wil, die doorsnuffele de Griekse en Latijnse Historien; als mede de Italiaanse. Alsoo ik my verzeeker [my], dat hy naaweliks eenig Autheur, schrijvende van Monarchen, zal openslaan, waar [75] in hy niet oneindelik veel diergelike exempelen zoude konnen vinden. Maar om kort te zyn ende tot een zekerder bewijs dezer pluimstrijkerien, zal my genoeg zijn, by te brengen eenige oude fabulen, leerende dat men met souveraine Heeren niet anders mag, nog kan omgaan.EERSTE FABUL.Een Ezel, die, het beeld van zeeker afgod draagende, van alle Menschen was aangebeden geweest, van het beeld ontbloot zijnde, en zig van alle Menschen daar na veragt ziende, vraagde de reeden, en kreeg tot antwoort; Soo lang als gy dat Godlik beeld droegt ende met de koningliken ofte princeliken Caracter bekleed ende vercierd waard, soo moesten wy u eeren naar zijn waerdye; Maar nu behoeven wy u niet meer te agten, als gy zelfs waardig zijt.TWEEDE FABUL.

Page 32: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 32 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

De Leeuw, Ezel en Vos compagnie gemaakt ende gesamentlik ter jagt een grooten buit bekomen hebbende, wierd den Ezel geboden de verdeelinge te doen; zulks hy eenvoudige, op de naturelike billikheit ziende, de zelve in drie gelyke deelen deelde: seggende, nu zoude men daar over konnen werpen het lot, dat niemand gunstig is of spaart; maar om vreedens-wille, zal ik u van mijn regt wat overgeven, kiest over zulks het deel dat u gelieft, en laat my het minste van de [76] drie. Welke billikheit de Leew zo quaalik nam, dat hy, den Ezel daadelik gedood hebbende, tot den Vosse zeide, deelt gy nu, het welk de Vos ook deede, den geheelen roof voor des Leewen voeten leggende, en niet dan een klein stuk voor zig behoudende. Waarom de Leew hem vraagde: mijn goede vriend, wie heeft u zoo regtvaerdig leeren deelen? en de Vos antwoorde: des Ezels ongeluk, want hy spiegelt zig zagt die zig aan een ander spiegelt.DERDE FABEL.De Leew, hebbende gemaakt geselschap ter jagt, met een Kalf, Geit en Schaap, en het bejaagt wildbraad in vier deelen gedeelt zijnde, nam het eerste naa zig, zeggende: dit komt my toe omdat ik d'uitsteekenste ben: het tweede komt my toe, omdat ik de sterkste ben: het derde komt my toe om dat ik ter jagt de meeste moeite heb gedaan: En die onder u drie, het vierde deel derf neemen, weete, dat hy teegen my, als zijn vyand, zal moeten vegten. Sulks deeze weerelooze beesten, de vrientschap des Leews en hun leven willende behouden; veinsen moesten zonder eenig minste deel, zeer wel vergenoegt te zijn.[77] VIERDE FABEL.Een Fransman en een Hollander, als reisbroeders, vreemde Landen willende bezien, en in een voor-deezen gansch onbekend Koningrijk der Apen gekomen zijnde; wierden voor den Koning en zijn' Raden gebragt, op een Maaltijd en op een kostelik Balet genoodigt, en daar naa liet men deeze vreemdelingen des Konings slaap-kamer, en het Hof der Koninginne zien. Welke eersten dag dus ten einde gebragt zijnde, wierden zy genoodigt, om des anderen daags ter Jagt te rijden, als wanneer haar wierden getoont des Konings Paarden, Jagt-Vogels, en Honden. En van de jagt met veel wild-braads weeder gekeert zijnde; wierd de koninglike wel voorsiene wynkelder besogt ende banketteerden alle de Hovelingen met gruwelik vreten, zuipen, kaart- en teerlingspel, of ook met ligte Vrouwen, een yder naar zijn vermaak strekkende; tragtende voor een meester in 't gunt hy deed, geagt te werden, zoo nogtans dat zy alle den Koning voor grooter meester, in alle 't gunt hy by der hand nam, erkenden, schoon genomen hy 't selven gansch niet verdiende. Ten derden dage weederom in den grooten Raad geleid zijnde, en de Fransman door den Koning gevraagd weezende, wat hem van zijn magnifike Reegeering dagt? antwoorde, met verwondering te hebben gehoord de wonderlike groote wijsheid en welspreekendheit, niet alleen der Raaden maar voor[78]neemelik des Konings: dat de kleding en cieraat des Hofs niet min pragtig en aangenaam, als het opdissen des taafels was geweest: En dat hy nooit zoo schoone stalpaarden, vogels, ofte honden had gesien: Waar by nog gekomen zijnde dat onuitspreekelik vermaak in vrouweeren, danssen en speelen; hy waarelik zig liet voorstaan, geweest te zijn in een aardsch paradijs, wenschende als de geringste Diener des Konings aldaar te mogen blijven, op conditie, dat hy niet meer als eenmaal in zijn Land zoude mogen keeren, om des Konings magnificentie te roemen, by den menschen, onder welken nietwes diergelijks te vinden was. Het welk den Koninge der apen zoo wonderlik wel geviel, dat hy hem zijn secreeten Raad maakte, en met een groot jaareliks pensioen vereerde. En wijders den Hollander gevraagd hebbende na zijn oordeel van al 't gunt hy gezien had; Soo meende deeze botte, en van der Apen-natuur zeer veel verscheelende mensch, met de waarheid te zeggen, veel meer te zullen werden beloond, als de Fransman over zijn' çierlike leugens; zulks hy rond uit zeide: hier gansch niet te hebben gezien, dat eenigzins naar een goede regeering zweem: Maar wel pragt en praal, vreeten en zuipen, hoereeren, jaagen, danssen en speelen; zulks men wel te regt zeggen mogt: een aap is een aap al heeft hy een gouden rok an, en aapery is aapery. Welke waarheid, die men in dat Hof nooit had gehoord, zoo aanstootelik was dat de [79] Koning, en zijn Raden daadelik gebooden deezen Hollander, [als een] (Reus læsæ Majestatis,) als een lasteraar des Konings en dien volgende als een Landverrader, te dooden; 't welk de Fransman zeide een dobbeld verdiende straf te zijn: en alle de Apen seiden Amen.

Page 33: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 33 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Deese Fabulen leeren, Sed quid violentius aure Tyranni, cum quo de pluviis aut aestibus aut nimboso vere locuturi fatum pendebat amice, Juven: Wat is er vreeseliker als het oor van een Souverain Heer met wien een vriend niet kan spreeken van reegen en hitte of bujege lente dan met gevaar aan syn leeven &c.En voorwaar, hoewel de Duitsen het dooden der onderdaanen nog niet prijsen, zoo veragten zy nogtans de andere gebreeken der Heeren niet; want haar spreekwoorden zeggen: Dat Princen bloed niet smet. En dat, die een Prins heeft, ook een Prins onderhouden moet. Met welk eerste, alle ongebonde geil- en vuligheid, gelijk met het tweede alle andere hoofse overdadigheit en pragt, werd geregtvaardigt; Sulks men die aldaar weet te bekleeden, met te zeggen, Dat de luister en reputatie van 't Land daar in bestaat, dat een Heer, door zijn mildheid en groote Hofhouding, veel vrienden maakt, en zoo doende by zijn naabuuren en onderdaanen ontsaglik werd, als mede dat een Heer zig door jaagen tot den oorlog bequaamd, en ondertusschen zijn Land van wolven, beeren en moorders zuivert.UBA hs.XXV C41:308-309.Maar de oude liefhebbers der Republiken, de schadelikheid dezer Heeren afbeeldende, hebben versiert deese Fabulen, namentlik, Dat de weereloose vogelen, in haaren oorlog tegen den Havik, tot een Konig kooren den Paaw, die als onvoorzien van bek en klaawen, haar [80] niet beschermen, maar wel eeten, drinken en byslaapen konde: En dat hy daarenboven de andere vogelen, zyn onderdaanen, van haare veederen ontblootede, om daar mede zyn lijf overvloediglik te dekken: En dat hy met de droppelen, zweet, traanen en bloed zijner onderdaanen, als zoo veele diamanten, paarlen, en robynen zijnen noodeloozen, jaa lastigen staart hoovaardiglik vergrootede en verçierde.Ook hebben de Ouden daar by gevoegt, dat, deeze vogelen gemerkt hebbende door den Paaw allesints gedrukt, en nergens in geholpen te werden, haaren waapenloozen en hoovaerdigen Koning verwierpen, om te kiesen den Adelaar, gekleed met een geringen graawen rok, voorzien met een korten staart, snelle vleugelen, krommen bek, felle klaawen, en groote sterkte des lighaams, allesins bequaam om den Havik te beoorlogen, en te dooden. Maar Leider! om dat hy eenigsins met moeiten teegen den selven zoude hebben moeten vegten, zogt hy in plaatse van haar te beschermen, zijn vermaak in 't jaagen op konynen, haazen en reehen, en tot zijn spijse te gebruiken alle weerelooze vogelen die hy konde bekomen, niemand spaarende, zelfs niet den zoet-zingenden Nagtegaal, zulks zy al te laat haare dwaaze keur beklaagden. Seggende, (stulti dum vitia fugiunt in contraria currunt,) wat zijn de voglen ongelukkig, als sy haar selven niet beschermen konnen, want indien sy een ongewapent Hooft tot koning kiesen, werden sy van [81] het zelven gedrukt, maar niet beschermt. En indien sy een gewapent Hooft tot Capitain Generaal ofte koning kiesen, soo gebruikt dat Hooft die wapenen, meer teegen de onnoosele vogelen, als teegen de vyanden der selven.Voorwaar, niemand wane dat de oude Grieken en Romeinen deese vergelykenissen alleen op de Barbarise koningen hebben willen passen: want zijn niet meest alle Koningen soodanige menschen, gelijk sy door de voorgaande Fabulen zijn afgebeelt, dewijl men zelden een vind, die dat zorglik en bekommerlik pak der Regeeringe, over zoo een groote Hofhouding, op zig laaden wil, met geduurig te onderzoeken de daaden, werken, en reekeningen zijner Hoovelingen, om naar een yders verdiensten, den een te beloonen, en dan anderen te straffen. Sulks meest alle Heeren hunne wellusten, pragt en jagt zoodanig zijn toegedaan, als men zien kan aan de Vorsten van Duitsland, Princen van Italien, Koningen van Spangien, en Engeland, alwaar Jacob en Karel in volle vreede, met ses millioenen des jaers hun Hof niet hebben konnen houden. En dat het in Vrankrijk hier meede nog veel erger gestelt is, kan men bemerken uyt de Historien; Immers werd gezegt, dat omtrent den jaar 1639. alleen des Konings tafel, kostede 5 millioenen des jaars.

Page 34: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 34 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.14 Alle gebreeken der Monarchen, voor zoo veel zy menschen zijn, spreiden zig over alle de onderdaanen.

Eindelik is onder Monarchale regeeringen een zeer groot quaat, dat de gebreeken des Souverains, voor zo veel hy een Mensch is, terstont werden naargevolgt van zijn Hovelingen, en van daar zig over het geheele Land verspreiden (sed præcipuus astricti moris auctor Vespasianus antiquo ipse cultu victuque obsequium inde in Principem, & æmulandi amor, validior quam pæna ex legibus & metus. Tacit. Toute terre contrée & province imite la nature de son Prince. Regis ad exemplum totus componitur orbis. Qualis Rex, talis Grex, zoo de Heer is, zoo is de Knegt,) waar van de reeden zeer klaar is, Namentlik, (ea conditio Principum, ut quicquid faciant, præcipere videantur. Quintil. Item. Flexibiles quamcunque in partem ducimur à Principibus, atque ut ita dicam sequaces sumus. Plin: in Paneg.) de Hovelingen, de ondeugende actien niet naaraapende, schijnen den Heer over zijne gebreeken te berispen; en hem daar in naavolgende, daar zy te vooren die dingen niet deeden, schijnen die fraayheeden in hem te prijsen, en van hem geleert te hebben, sulks zoodanigen alleen van den Heer begonstigt werden, waar tegen geen schaal houden kan, dat ook werden voortgeset de deugden der monarchen alsoo seer selden eenige deugdsame gevonden werden: en de hovelingen by soodanigen hare lusten ende profyten niet mogende bejagen, veel eer denken om soodanig monarch van kant te helpen als om den selve in die moejelike deugdsame werken naar te volgen: waarom het [en] niet vreemt is dat een land [83] wert vervult, met Pronkerts, Dansers, Speelers, Vloekers, Hoereerders, Jaagers, Vreeters, en Zuipers, &c. alles naar dat de Heer zelfs sig geneegen toont te weesen het welk des te meer geschied, om dat selfs de gemeene onderdanen 'tzy in eenige vergaaderinge 'tzy in maaltyden die gebreeken niet derven lasteren, alsoo de selve in het korte tot hare schade bevinden dat de Heer en syn Hovelingen, over alle hare Spioenen hebben, en datmen dienvolgende onder een monarchale regeeringe gansch niet vry uit spreeken mag. En dit is in alle Historien ook zoo klaar te zien, dat gansch oovertollig zoude weesen, daar van eenige exempelen te willen by brengen hoewel ik niet kan onaangeroert laten het exempel van Henrik de vierde die in onse eewe sig niet alleen in hoererie en overspel verliep maar daar in soodanig van alle den adel gevolgd wierd dat het geheele hof, jaa Vrankrijk (Sie les amours de Henry quatriesme) in synen tyde een openbaar bordeel scheen te weesen: en swygen moet het gunt op diergelyke exempelen gedurende onse tyden in 's Graven-Hage pleeg in swang te gaan. En die veel exempelen wil zien van Princen die andere menschen, getoont hebbende, haar ondeugden alleenelik met eenig uitterlik gebaar, te veragten, hebben doen dooden; die leeze de Romeinse Historien. Onder anderen is aanmerkens-waerdig, dat de gepreeze eerste Keiser zijns geslagts, Septimius Severus, willende met een heir van eenige hondert duisent mannen, Parthen conquesteeren, zijn ellendige soldaten door honger, en wapenen deede sneuvelen, en ook deede dooden den Colonel sijner Lijfwagt, Julius Crispus, om dat hy gesongen had dit volgende rijmtjen, uit den Poeet Virgilius.Scilicet ut Turno contingat regia conjuxNos animæ viles inhumata infletaque turbaSternamur campis.Wel Turnus vrijd g'een Konings Bruid, en om die t' overheeren,U volk gy moort, en strooit op 't velt, ten prooy van Raaf en Beeren?Daar-en-boven is seer aanmerkens-waerdig 't gunt die vermaarde Historie-Schryver, Dion [84] Cassius, seer omstandighlik verhaalt gesien te hebben, namentlik dat Commodus, die op syn twintigste jaar Keiser geworden alsmeede seer wel opgebragt ende een soon was [Soon] van dien uitsteekende, sijns geslagts eerste Keiser, Marcus Aurelius, veertien daagen naar een, in seeker Schouwspel ontellik veel menschen en beesten moordede, en deede moorden: en eindelik dus sijn verhaal besluit.Dese Schouwspeelen, waar in wy Raads-Heeren, en Ridderen, sittende op verscheide banken, van malkanderen onderscheiden, noodsakelik quamen; duurden veertien dagen. En hoewel de oude Claudius Pompejanus, aldaar niet komen, maar liever sterven wilde, als den Keiser, Soon van Marcus, soodanige dingen te sien bedryven, soo sond hy nogtans aldaar sijn' Soonen. Onder deese mal- dol- en wreedheeden moesten wy juichen

Page 35: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 35 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

naar ons gebooden wierd, en veeltijds dus. Gy zijt Heer en Meester. Gy zijt de Prins, en Voorste. Gy ooverwind allergelukkigst. Gy wind op sijn Amasoons eewige Victorien in der eewigheid. Veele geringe Ingeseetenen bleeven in het geheel buiten het Schowspel, en de meeste geringen die daar quaamen, gingen na dat sy een weinig tijts gesien hadden, weederom door, ten deele om dat sy oover deese daden beschaamt waren; ten deele om dat onder het Volk een gerugt ging, dat de Keiser voorgenomen had op eenige geringe Menschen sijn Pylen te schieten; en soo doende naar te bootsen Hercules als hy de Symphalidas ombragt. En dit was niet sonder reeden; want deeze Kei[85]ser Commodus had eenmaal doen vergaderen alle Ingezeetenen der Stad Romen, die wegens siekte ofte eenige andere gebreken hare voeten niet konden gebruiken. En na dat alvoorens hare knien met eenige Slang-gelijkende dingen waren gebonden geweest, en aan haar uitgedeelt waren geworden Spongien, om daar mede gelijk als met steenen te werpen: zo bevogt, sloeg, en doodede hy alle die kreepelen met sijn' knodse. En voorwaar wy Raads-Heeren, hadden boven deeze gemeene, noch een grootere reeden om te vreezen: Want na dat hy een Struis-Vogel gedood, en 't hooft afgesneden had, quam hy by onze zitting, ons met de linker het selven, en met de regterhant een bloedig Swaart, toonende: En hoewel hy niet een woort sprak, zo gaf hy nochtans met het schudden en gebaar zijns hoofts te kennen, dat hy ons op de selve wijse soude handelen. Deze onverwachte daad bewoog ons door syn vremdigheid niet tot droefheid, maar tot lacchen, en daar door zouden buiten twijfel veelen daadelik zijn gedood geworden, ten ware ik, om het lacchen te bedekken, eenige Laurier-bladen van mijn krans plukkende, dezelve gekaawd, en mijn buuren geraden had, insgelijks te doen, &c. Dus verre Dion Cassius.En op dat men niet meene dat de Monarchen nu ter tijd anders geaard zijn, zal ik verhaalen 't gunt in onze dagen gebeurt is in Hispanien: Namentlik, de Hertog van Ossuna als Viceroy van Napels, kort naar het sterven van Philips de derde te Hoof ontboden, en aldaar gekomen [86] zijnde, sag dat de Jonge Koning, Philips de IV. hem naweliks eenig woort hebbende hooren spreken, den rugge keerde, en doorginge sulks hy onverduldiglik binnens monds mompelde: esto es para server muchachos. Dus vaart men als men Kinderen dient. En dit den Koning oovergedragen zijnde, werd hy gevangen gelegt, alwaar hy eenige jaren daar naa ellendiglik stierf. Sulks klarelik blijkt, dat de Monarchen, 't zy de eerste, 't zy de tweede van haar geslagt oover geene actien berispt, maar in alles door hunne onderdaanen naargevolgt moeten werden. En dat het dienvolgende een bespottelike dwaasheit soude weesen, sig te derven onderwinden, de derde en verdere Successeurs van dien Bloede, beeter te onderrigten, en in hare verkeerde lusten te stuiten.

1.1.15 Ongemakken der Monarchale Regeering, en voor eerst dat een Heer zijn Onderdaanen niet regeeren wil, maar die aan zijn Favoriten vertrouwt.

Waarelik, indien het den Heeren al te groote moeiten is, haare eige Hofhouding te regeeren zoo zoude men wel dobbelt dwaas zijn, indien men van haar ver[87]wagtede, dat zy zig zouden bekommeren, met te onderstaan, wat goede ordre en wetten in alle hare onderhorige [zoo veel] Steden en Landen zouden dienstig weezen; en door wat persoonen, de zelve behoorden te werden geëxecuteert; en nog veel min behoordemen te verwagten, dat sy geduurig sullen willen waaken, om te vernemen, of de gestelde Officiers zig wel in hun ampt quyten: Maar nog grooter dwaasheit is het, indien men gelooft, dat zy Koningen, de moeite zullen willen neemen, van wel te doorgronden het waaragtige interest aller Naabuuren Landen; alsmede van wel te ooverweegen hare magt en gelegentheit, om in gevolge van dien, verbonden met den een, en Oorlogen met den anderen te maaken. O neen, daar is te veel arbeids en zorgs aan vast, (Suadere Principi quod oporteat multi laboris: assentatio erga Principem quemcunque sine affectu peragitur. C. Tac.) haar dat te leeren; zoude den Hovelingen bezwaar- en schaadelik vallen, maar zeer licht en profijtelik is het haar, den Heere te doen gelooven, dat hy zoo doende een rampsalig ofte ellendig mensch geen waaragtig en gelukkig Koning oover zijn Onderdaanen zoude weezen; maar dat hy in plaatse van boven alle syn' onderdanen in

Page 36: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 36 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gemak, vermaak en geluksaligheit uit te steeken zoo doende, zig waarelik zoude transformeeren in een ongelukkigen Kameel, ofte Ezel, op den welken de Onderdaanen alle haaren last zouden werpen. Gelijk die wijze Koning Jacob van Engeland, het zelven schijnt gelooft te hebben in den jaare 1624. als hy onze Ambassadeurs, die zeer geneegen waren met hem in persoon, te handelen [88] oover de seer gewigtige en syn onderdanen seer veel aangeleegen weesende zaaken van Amboina; bynaa met die zelve woorden tot zijn Hovelingen verzond: (Quam arduum, quam subjectum fortunæ, regendi onus, C.Tac.) En daarom zietmen dikwils gebeuren, dat de Koningen verzuimen 't geen, waarom zy meest noodzaakelik werden geacht, namentlik, in tijden van oorlogen, Heirlegers te gebieden, is voor haar al te vol ongemaks en gevaars, waarom zy dien last, luister en macht veeltijds overgeven aan een grooten Constabel, ad vitam, zijn leven gedurende, en als de koningen ofwel andere Favoriten, dan door de ervarendheid konnen sien dat soodanig Constabel sig bij eenige voorvallen Heer van't land soude konnen maken, ofwel als van den beginne dit voor de Kroon al te gevaarlik werd geacht, kiest men gemeene Veld-oversten. In allen gevalle, 't zy van winst ofte verlies, wert de Heer nochtans dan qualik gedient; want door Victorien en Conquesten, krijgt gemelde Veld-overste zoo groote naam by de Onderdanen en soldaaten, (Privati hominis supra Principis nomen attolli formidolosum. C.Tac.) dat een jaloerse Koning hem vernietigen, of de Veld-overste zig teegen den Koning op zijn defentie houden moet. En door verlies van veld-slagen en steden, is de Heer ook kennelik in perikul. Dit blijkt aan Saul en David, Joab en Abner; want naa dat Saul, David tot zijn Krijgs-overste gemaakt had, en op zijn eerste victorie hoorde het juichen des Volks: Saul heeft duisend verslagen, en David daar-en-tegen tienduisend; zeide hy, voor zeeker zal nog het Koningrijk voor hem zijn, en als David zig in zijn dienst voorzigtig droeg en gelukkig was, segt de [89] Heilige Text: En Saul vreesde voor David.Het zelfde zietmen aan Abner, Kapitain Generaal van Isboseth, want als hij van zijn Koning oover zijn groote misdaad berispt zijnde, in plaatze van betering te beloven zijn Heer derfde dreigen, dat hy David tot een Koning oover geheel Israël maken zoude, zoo zegt de H. Text: En hy konde Abner niet een woort antwoorden, om dat hy hem vreesde. En hoewel de Koning David een voorzigtig Krijgs-helt zijnde, veel avantagien had, en gebruikte, om door zijn Veld-overste Ioab niet vermeestert te werden; namentlik, met eerst Abner, en daarna Amasa tot zijn Veld-oversten te maaken, zoo bevond hy Ioabs aanhang zoo groot te weezen, dat hy om naa Davids dood geen successeur die hy vertoornd had op den troon te sien in spijt des Konings derfde dooden, zijn zoon Absalom, en de twee gemelde Veld-oversten, den een voor, en de ander naa. Jaa dat meer is, naa Absaloms dood dreigde hy zijn Koning met deeze woorden: Staat nu op, gaat uit, en spreekt naar den zin uwer knechten, of ik zweer u by den Heere, indien daar een man by u zal vernagten. Sulks David allesins naar zijn pijpen moest dansen. En Ioab daar naa, oud geworden zijnde, niet dan door de jonge Salomon konde werden gedood. En diergelijke, of schaadeliker exempelen, heeft men in de wereldlijke Historien zonder einde: zulks ik geen zal bybrengen, te meer dewijl een yder genoeg zal konnen besluiten, indien men deeze passien onder Gods volk zoo heeft zien heer[90]schen, dat de andere volkeren daar van nog min zullen vry weezen. In 't korte gezegt, vermits de Monarchen; 't zy in vrede, 't zy in oorloge, haare Landen gemeenelik laaten regeeren door haare Favoriten zoo moet men niet anders verwagten, dan dat de Landen purelik zullen werden geregeert ten meesten voordeele der Favoriten, en waar in het zelve bestaat, is in 't generaal licht te bedenken. Namentlik, (Fatum potentiæ raro sempiternæ. Tac.) vermits een jong Hoveling werd een oud Schoveling, en men gonst van Heeren zeer haast ziet verkeeren: of wel, om dat de Heer begint te walgen, van een die hy niet meer geven, of op een nieuw verpligten kan; en die, door zijn langdurige groote magt, konnende, gevreest werd te zullen na de Kroon tasten, of wel, om dat de Favorit, niet meer konnende begeeren, verzadigt werd, en niet meer zoo gedienstig kan zijn, om wat nieuws te bekomen. In allen gevalle is zeer klaar, dat de niew aankomende Hovelingen om te Hoof bekend te werden, ende vrienden te maken, om door de selve op den trap tot die hoogheid te geraken, alle haare middelen pleegen te spillen; immers (en la corte es llegada a tanto la locura queno llamen buen cortesano, sino al que esta muy adendado segt A: Guevarra) vermits de selve alle, in den beginne van de gonst, pleegen seer arm

Page 37: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 37 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

en vol schulden te zyn; soo kan niet werden ontkend dat gemelde Favoriten geen tijd behoorden te verzuimen, om zig zelven gedurende die gonst, niet alleen met zoo veel Geld, Land en Officien te verrijken als mogelijk is, maar ook alle haar bloedvrinden, om de selve dus met goed ende officien gepropt zynde te konnen [en die te] versterken met Houwelikken, op dat het mengzel van bloed een onknopeliken band maake. En indien eenig Favorit hier mede nog niet verzadigt is, (Consilium quod laudari non potest nisi peractum. Gelukt het wel, het is Romeins, zoo niet, een schelmstuk. Magnum & felix scelus [91] virtus vocatur,) zoo moet hy zeer haast en heymelik zijn Heer dooden, om in des selfs plaatse op den Throon te zitten.Voorwaar als men op alle, hier vooren gemelde gebreeken der Monarchale regeering denkt; soo is men gedwongen te gelooven, dat in zodanige landen, concussien, corruptien, foullen, prævaricatien, geweld, omkoopen, plonderen van 't Gemeene land en kas, en alle onregt, mits dat het den Favorit ofte een zijner gonstelingen voordeelig zy, als regt en heilig doorgaa. Want vermits de prins of koning niemand geloofd als den Favorit, ende ook niemand den Koning mag spreeken, dan dien de Favorit het selven toelaat, zoo werden alle die deeze quaade regeeringe derven lasteren, indien zy van uitsteekende magt, rijkdom, ofte verstand zijn, by den Heere beschuldigt als oproermakers, en om ('t Crimen majestatis,) Landverradery, aan lijf en goed gestraft gelyk meest alle deese gebreeken der prins en Hoven seer omstandiglik en in het breede werden voorgedragen by A. de Guevarra in syn' veragtinge des Hoflevens alwaar hy onder anderen dus spreekt.Van deeze regeering der Favoriten, heeft men zoo oneindelik veel Historien by de Latinen, Grieken, Italiaanen, Spaansen, Fransen, Engelsen, &c. dat het my gansch onnodig dunkt daar van eenige exempelen by te brengen, ook zijn daar van alleen, geheele boeken geschreven. Maar van Heeren, die zonder Favoriten hebben geregeert, zijn naweliks eenige exempelen te vinden: en dan regeeren zy gemeenelik nog zoo onvoorzigtig en ongestadig, als de Keiser Maximiliaan de I. volgens de Historie van F. Guicc: en N. Machiavel: sig in sijn regeering droeg.[92] En Blaise de Montluc Maarschalk van Vrankrijk, die vijf Koningen, waar onder drie zeer loffelike, immers drie die door de Historien seer pleegen geroemd te werden, namentlik Ludowyk de XII. Francois de eerste en Henrik de tweede, had overleeft en gedient, zegt in zijn Historien wat ongemakken hem overquaamen, om dat hy zijn Koningen zeer wel diende, en berst eindelik uit in deeze woorden, p. 204. en 185. Sie wat perikel men in 's Princen Hooven loopt, want daar is geen ordre, en zy zijn geboren om te gebieden, wy om te gehoorzaamen; waar door zy zig laaten voorstaan dat het ons te veel eers, of ten minsten eers genoeg is, indien wy om haare particuliere querellen en twisten sterven, &c. Nu zie ik wel, dat ik in mijn leeven geen grooter mislag heb begaan, dan met den Koning en Koninginne wel te dienen, zonder op iemand anders te willen passen: want in 's Konings dienst weezende is men veel meer verzeekert, als men dependeert van Monsieur, Madame, een Cardinaal, of een Marschalk, dan van den Koning of Koninginne zelfs; vermits die niet zien nog hooren, dan door ander mans oogen en ooren. Daarom, indien ik mogt jong werden, zoud ik altijd dien anderen weg inslaan, my verseekert houdende, dat die Favoriten alle mijn fauten voor goede diensten zouden doen opneemen, daar zy nu alle mijn kloeke en goede diensten ten argsten hebben uitgelegt, en gedurig gelastert. Indien de Koningen begeeren beeter gediend te werden, zoo moeten zy zelfs waarelik Koningen zijn; Maar wat is het, zy doen, nog geeven niet, dan door Monsieur, of Madame, &c.

1.1.16 Van onmondige Monarchen, en regeeringe der Voogden.Maar behalven dese Heeren, die de naam van Heerschen, zonder de daad, begeeren te draagen, zijn in Monarchaale regeeringen veele andere die niet konnen regeeren. Namentlik, alle zieke, kranksinnige, ofte minderjarige Heeren, en dan is den stand der Onderdaanen nog veel ellendiger, ook volgens het getuigenisse der H: Schrifture Wee het land daar de koning een kind is want een bedaagd wellustig Heer heeft nog eenig ontzag omtrent zijn Favoriten, en dusdanige gansch niet. Daar-en-boven zijn het de magtigsten van 't land, die gemeenelik om de voogdye twisten, en grouwelikken Binnenlandsen

Page 38: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 38 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Oorlog veroorsaken; en de Voogd die als dan te boven komt, verrijkt zig met alle des Lands inkomen, vestigt zig met het begeven aller Officien en Beneficien, en doed den jongen Heer, soodanig qualik opbrengen, dat hy tot zijn mondige jaren gekomen zijnde, nog bequaam- nog genegentheid heeft, reekeninge der Administratie van den Voogd te vorderen, en de regeeringe aan te slaan: ofwel de Voogd gaat gemeenelik soo verre dat hy het Wees-kind door vergift of andersins gedood, ofte verjaagd hebbende, als de naaste erfgenaam op den Throon blijft sitten, het welk ook veeltijds groote oorlogen veroorsaakt. En hier van heeft men zeer veele exempelen in alle Monarchale rege[94]ringen; als namentlik van het Rooms Keiserrijk, Napels, Milaan, Spanjen, Vrankrijk, Engelant, &c. Maar ik zal van geen verhaalen dan van Holland, op dat blijke, dat een Republik, met een successif Hooft voorzien, alle de zelve ongemakken onderworpen is. Dus wierd Jonker Willem, Graaf van Holland, vangende ofte doodende zijn Nicht de Gravin Ada. Graaf Jan van Heenegouw, vergiftigde Graaf Jan van Holland, werdende Graaf in plaatse van Voogd. En vermits absenten ook weezen zijn, zal ik die daar by voegen. Dus schopte Graef Willem van Beyeren zijn eige Moeder, en hy krankzinnig werdende, 't zy hy in 19 jaren zijner zinnen Meester wierd ofte niet, wierd ook geschopt van zijn Broeder en Voogd, Albert van Beyeren. En de Gravin Jacoba wierd eerst geschopt van haar Voogd en Oom, Hertog Jan van Beyeren, en daar na van Hertog Philips van Bourgondien, haar Neef en Voogd. Dus verwoestede de Erts-hertog Maximiliaan, door zijne twisten om de Voogdye, deze Landen. 't Gelukte den Prince van Oranjen, als Stadhouder, te schoppen zijn Heer en Meester den Koning Philips van Spanjen, als uitlandige Grave van Holland. Sulks klaar is dat de Regering in Holland noit van linie verandert is als door Voogdye. Welke in Vrankrijk zoo formidabel zijn, dat men de Koningen aldaar te dertien jaren mondig maakt. Voorwaar, God erbarme zig over een Land daar de Koning een kind is; maar liever wil men door een Kind van 13 jaren ge[95]regeert zijn, als door Voogden, een yder oordeele hoe groot de ongemakken der Monarchaale regeeringen moeten zijn, vijf-en-twintig jaaren werden volgens de wetten vereist om zijn eigen lijf en goed te regeeren, en 13 zijn in een monarchale regeeringe genoeg om geheel Vrankrijk, met zoo veele Menschen, tegen alle gewelt van binnen en van buiten, te regeeren ende te beschermen. Sulks [Had] die Brasiliaan, daar Michiel de Montagne in zijn Essais van gewaagt en die, omtrent 100 jaaren geleeden, in Vrankrijk was, seer [niet] groote reden had dat hy wederom in Brasilien gekeert zijnde, den Barbaren voor 't grootste wonder vertelde: dat hy in Europa had gezien, een Kind, Meester over lijf en goed van veele 100000 bejaarde menschen, en dat veele duisenden wijze Mannen alle de actie van haar leven moesten aanleggen, naar den zin van een wulps en onbedagt kind.

1.1.17 Van Vrouwe regeering.Indien gebeurt, dat Dogters erfgenaam van de Heerlikheit werden, zijn daar nog veel meer ellenden voor de Onderdaanen te verwagten: want vermits men van haar gelooft (inesse mulierum comitatui, quæ pacem luxu, bellum formidine morentur, non imbecillum tantum, & imparem laboribus sexum; sed si licenta adsit, sævum, ambitiosum, potestatis avidum, &c. cogitarent ipsi quoties repetundarum aliqui arguerentur [96] plura uxoribus objectari, his statim adhærescere deterrimum quemque provincialium, ab his negotia suscipi, transigi, duorum egressus coli, duo esse prætoria. C. Tacit.) dat zy in vreede al te pragtig; in oorlog al te vreesagtig en onbequaam zijn, als mede dat het Vrouwelik geslagt is ongestadig, gierig en wreed, als het tot eenige magt komt, en boven alle, dat een Vrouw niet wel kan trouwen ende een echtgenoot neemen; zonder zig zelve, en de Landen onder de magt van een onderdaan of een vreemt Heer te brengen. Of wel, dat zy, ongetrouwt blijvende, zig onordentelik zal laaten misbruiken, en onegte, in 't wild getimmerde, Kinderen baren, die zig daar naa, door heimelike houweliken, tragten te wettigen: zoo ontstaan in allen gevalle, gemeenelik door de vrouwelike Successien, oneindelike verwarringen, en zoo binnen- als buitenlandse Oorlogen, waar van zeer veele exempelen in de Historien der Koninginnen van Napels, Castilien, Portugal, Engeland, Schotland, &c. te vinden zijn. Ja Holland zelfs, heeft door de vrouwelike Successien alleen, zeer veele ongemakken geleeden; zulks de hairen ten berge rijsen, als men in de

Page 39: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 39 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Croniken leest de Regeeringen der Gravinnen Ada; Margareta, Jacoba en Maria. En Vrankrijk heeft meer door dien gruweliken en langdurigen Oorlog tegen Engeland, als door eenige versierde Salique Wet, dien kanker van Vrouwelike Successie uitgesneeden.

1.1.18 Een oud Heer is oorsaak van veel ongemaks.Maar indien de Heer oud werd met meerderjarige zoonen; zoo heeft hy onderwijlen meer kennisse gekregen; (Germanici mortem inter prospera ponebat Tiberius. Item: Ne quis ambigat, decus, pudorem, corpus cuncta regno viliora habere. Item: Arduum eodem loci potentiam & concordiam esse. C. Tac. Lo stato non ha sangue, non ha ma governa la publica religione.) dat de menschen eer schaamte, 't leven, den publiken Godsdienst, religie, en alles ten besten geven, om aan een Rijk te komen; zulks geen banden van bloed kragtig genoeg zijn, om magt en eendragt onder het zelfde dak te doen woonen; maar dat men ter contrarie, altijds zeer haaten en suspect houden moet, die allernaast aan den Throon is. Voorneementlik, vermits bekent is, dat alle Menschen en insonderheid de Hovelingen en Soldaten den ondergaande Sonne de rugge toekeeren, om den opgaande aan te bidden, (Imperium cupientibus nihil medium inter summa aut præcipitia. C. Tac.) en dat hier geen middelweg is te vinden tusschen den hoogsten top en een grondelooze steilte; Namentlik, die Heer is van zijn eigen, is het hier ook van aller anderen lijf en goed, en die een opper-Heer heeft, ontfangt daageliks zijn lijf en goed te leen, met alles wat hem aangenaam is, zonder eenige eige magt [98] te hebben, daar over, in weerwil des opper-Heers eenigzins te disponeeren. Sulks aan d'eene zijde konnende werden bekomen, en vermijt, het gunt de menschen agten te zijn, het grootste goet, en quaat deezes werelts; aan de andere zijde ook moet werden gelooft. (Cupido dominandi omnibus affectibus flagrantior est. Item. Vetus ac jampridem insita mortalibus potentiæ cupido. C. Tac.) dat de begeerten van heersschen, de kragtigste zijnde, alle andere mindere passien zal verdooven. Dit is het gunt de Politike zeggen, (Regnandi libido sæpe in iis etiam insidet, quibus nec a sanguine, nec alia de causa, ulla ad Coronam competit actio. Quid fiet igitur in iis, qui in picturis & statuis frontes progenitorum suorum illa redimitas vident? Funesta aliqua ejus rei hac nostra ætate suppetunt exempla, & plura dedere sæcula retro præterita, multorum consanguineorum, qui regna fidei suæ concredita postea sibi arrogarunt ut propria. Qui è regio progenerantur sanguine ad tyrannidem fere sunt proniores, quippe qui pluribus abundent mediis, quibus consilia sua ad exitum queant perducere. Pauci persuadere sibi possunt, justam esse illam legem, quæ nascendi prioritatem virtuti anteposuit, & quisque de se ipso præsumit; se præ alio Coronam promereri. Licet vero in uno aliquo interdum excellat ratio, periculum tamen est ab iis, quos singulariter charos habet, & familiares, hi enim, cum Majestatis illius participes se fore sperent, violentis quibusdam mediis eam procurare contendunt [99] & inter cognatos diffidentias suscitant. Quod si quas tales Rex Philippus secundus, de Joannne Austriaco habuit, ex isto manarunt fonte. D. Savedra symbol. pol.54. idem symbol.7. Philippus secundus molitionibus Caroli filii factus cautior, &c.) dat de Souverainiteit is zoo lekker een beetjen, dat iemand konnende toetasten en opslokken nooit moet werden gepresumeert, het zelven te zullen om eenige consideratie ter werelt laaten voorby slippen en dien volgende soo heeftmen onder een monarchale regeeringe altyt te verwagten dat een oud Heer over zyn naaste meerderjarige erfgenaam soo jaloers sal weesen dat hy de selve van alle magt zal willen ontbloot houden, ende dat die ter contrarie door synen groten aanhang veel ongemakken sal veroorsaken waarvan ontallike exempelen zyn; want voorwaar, vermoorde Absalon niet hierom meer zijn ouder broeder Ammon, als om het schoffieren van zijn Zuster Thamar, dewijl hy daar na, om zelfs Heer te zijn, den koning David niet alleen verdreef, maar ook zijn vlugtende Vader garen zoude hebben gedoot? Doode niet hierom Salomon zijn ouder Broeder Adonia? Immers zijn ook de Historien van het oud Rooms Keiserrijk, niet alleen met Broeder en Kinder, Vader en Moeder, maar ook met Eegade en Bedgenoten vergif en moort vervult. En heden ziet men geduurig in Turkyen en Persien, omtrent de heerschende Familien, dat Kinder- en Broederworgen; waar van ik uit Adam Olearius en Th: Herberts beschryving van Persien een staaltjen verhalen sal. Schach Abbas, sijn Vader hebbende omgebragt, en geneegen zijnde in de plaatse sijns outste Broeders, Schach Emir-Hamse Myrza te

Page 40: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 40 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

regeeren, conspireerde met de Barbier, en eenige Chanen, Gouveneurs van Provintien, soodanig, dat sijn Broeder Emir-hamse onder het scheeren den strot afgesneeden, als ook die Barbier, quan[100]suis over die moort, door de bystaande Conspirateurs hun misdaad voor de andere Hovelingen willende bedekken op der daad gedood wierd. Sulks Schach Abbas, met gejuig des Volks, vreedsamig op den Throon quam, en drie Sonen hebbende, dede hy aan twee de jongste Sonen de oogen uitsteeken, om soodanige conspiratien niet onderworpen te zijn, en regeerde soo wreedelik, dat eenige misnoegde Heeren door geschreeve, ongeteekende, en heimelik bestelde Briefjens, solliciteerden tot het aanneemen der regeeringe, den oudsten Soon, Sophy Myrsa. Maar die daar niet naar luisteren willende, bragt de Briefjens aan sijn Vader, die te gast genodigt hebbende, alle de Heeren die hy vermoedede daar aan schuldig te wezen, deselven door vergift ombragt. En vermits die Soon Sophy eenige treffelike Victorien teegen de Turken behaalt hebbende, gepresumeert wierd zich te hebben konnen tegen zijn Vader stellen, deede gemelde Vader, om [dat] niet meer eenige conspiratien onderworpen te zijn, den selven Soon worgen. En hoewel hy, Bebutbek, die Sophy had geworgt, verhoogde, gebood hy hem nochtans ook te brengen het Hooft zijns eenigen Soons, en seide daar op: Nu weet gy door de dood uws soons, hoe ik met de dood mijns Soons te moede ben geweest. Eindelik stierf deeze Schach Abbas in den jare Christi 1629. en wierd gevolgt van des geworgden Soons Soon Sophy, oud 16 jaren, die seedert dien tijd alsoo wreedelik heeft geregeert, als sijn Groot-Vader.

1.1.19 Heeren erven vreemde Landen.Als den Landheere eenige Heerlikheid aan besterft, ontstaan grouwelike oorlogen, om gemelde erf te verkrygen, alsoo booven de ordinare conquesteerlust, ook de vreese van schande door zyn kleinhertigheit ofte onmagt geopenbaard te hebben, wanneer de pretensie niet werd vervolgd; de monarchen beweegd om in soo een gevalle seer hartnekkiglik alle hare kragten te gebruiken: en van hoe uitnemend droevige gevolgen de oorlogen gemeenelik zyn kan men ligtelik sien, want indien de pretendeerende monarch in plaatse van syn erf door de wapenen te verkrygen selfs overwonnen werd; soo vervallen buiten twyfel syn' onderdaanen tot seer groote ellenden: en indien het oorlog werd te boven gekomen, en de nieuwe heerlikheit grooter is als de oude, zoo verlaat de Land-heer zijn eige Land, doende het zelven regeeren door Stadthouders, en gaat hofhouden in het nieuw verkreegen rijk, om het zelve, daar hem meest aan gelegen is, allezins onder zijne gehoorzaamheit te doen buigen. Waar uit veele andere zwaarigheden ontstaan: want vooreerst, alle rijke Edelluiden, het Hof volgende, verteeren zoo doende alle haare weelde buiten lands; En de afweesende Heer ook willende, en kan zijn oude Heerlikheid niet wel regeeren. Maar de Favorit, tot Stadhouder gestelt, mag dan veilig alle de onderdaanen plonderen; ten deele om datmen dan zoo wel over hem niet klagen kan; ten deele door de distantie der landen; ten deele om dat die Stadhouder moet werden gepresumeert seer magtige vrienden, neevens den Heer zijn voornaamste weldoender, ten hove te hebben: als meede ten deele om dat (formidolosum id Imperatori dictitans quo plerumque prohibentur conatus honesti. C. Tac. de Corbulone.) de Heer zoude vreezen zijn land te verliezen, indien de Stadhouder, door een goede re[102]geering, zig bij de onderdaanen bemint maakte. Dus zijn de Nederlanden, Napels, en Milaan, ongelukkig geworden, met te vervallen aan, ofte wel te erven het Rijk van Spanjen. Dus is het ook gegaan met Arragon, bekomende het Rijk van Castilien; en met Schotland, na dat Koning Jacob het Rijk van Engeland had be-erft.En aldus is het eindelik ook gegaan met Provence, Dauphinë, Brittanje, Navarre en Bearn, vervallende aan, ofte ervende, Vrankrijk. En indien iemant gelieve te weten hoe seer de Standen des Hertogdoms Cleve, in den jare 1646. klaagden over de regeeringe des Magtigen Keurvorste van Brandenborg, aan wien sy door erf vervallen zijn; die leese hare erbarmelike Remonstratie en onderling verbond, om die gepretendeerde dwingelandy hunnes Furste tegen te gaan.

Page 41: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 41 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.20 Een geboore Heer op zijn allerbeste geconsidereert.Maar my dunkt, dat de zaak nu ook vereischt, dat wy in de Monarchale regeeringe een geval stellen, dat, hoewel zeer zeldsaam, nogtans mogelik is, namentlik, dat een Heer, stervende, een zoon nalaat, oud niet meer nog min als 25 jaren, en zoodanig opgebragt, dat hy zijnen tijt niet alleen besteeden wil aan 't jaagen, speelen, [103] dansen, hoereeren, en slempen; maar ook voor een deel aan 't regeeren; Ende alsdan sullen wy [zoo staat ons] verder [te] considereeren, wat ongemak daar uit gemeenelik behoort te werden verwagt opdat allesints blyke dat de monarchale ofte een-hoofdige regeering selfs in haar allerbeste stand, vol van rampen is, en in geene deele de Republikse regeering kan opweegen.Namentlik, vermits aan de eene zijde de overlede Heer met zijn Hovelingen, (suspectus semper invisusque dominantibus quicunque proximus destinatur,) jaloers zijn geweest over den opgaande zon, en dat aan de andere zijde de jonge Hovelingen de zelve hebben aangebeden, om in zo een geval te mogen verwarmt werden; zo werden alle oude Hovelingen en Magistraats-persoonen schielik afgezet, en die Niewelingen in de plaatse gestelt, volgens het oude spreekwoort, Heeren dienst erft niet, waar door ook den gemeenen onderdaanen zeer veele ongemakken overkomen, en vermits de Heeren zeer jonge vrouwen nemende, daar van gemeenelik in haar ouderdom werden geregeert, en ooverleeft, zoo vind zig de jonge Heer, niet willende onder zijns moeders voogdije staan, ook genoodzaakt haar de regeeringe des Lands te ontrekken; waar door zy met haare jonger zoonen, en alle andere misnoegden aanspannende, verwarringen en binnenlandse oorlogen veroorsaaken, die altijd ten laste der Onderdaanen gedijen, en veeltijts eindigen met de dood ofte ballingschap veeler misnoegde Heeren. En gemelde jong Heer dus gekomen zijnde tot absolute regeering van een Land afgescheiden van alle zijn nabuuren, (als Engelant, Japan, China,) [104] zulks het zelven niet wel oorlogen nog beoorlogt werden kan, bekommert sig gemeenelik niet, dan met zijn vermaak, in souveraine leedigheid, en wellusten te soeken. Ten anderen, ongewapende Koningen en Hovelingen, moeten noodsaakelik zafter regeeren indien sy door geen oproeren der gemeene ingeseetenen beleedigd willen zyn; en dit is de grootste zeegen, die onderdaanen van Monarchen konnen verwagten: want zy aldaar niet dan Hovelingen genoodzaakt werden te voeden. Nogtans, indien 't zelve Land klein is, konnen de gemelde Hovelingen; alle den arbeid en weelde der Onderdanen, zeer wel verteeren. Maar indien de Landen onder een Monarchale regeering, nabuuren, en voornementlik grooter nabuuren hebben, zoo moet evenwel die regeering, zeer ondragelik zijn: want vermits die Heer alsdan syn onderdanen seer voorsigtiglik behoorde in den wapenen te oeffenen ende syne Steeden te sterken en nogtans Erfenaamen van Souveraine Heeren, niet mogen reizen in vreemde Landen, moeten zy uit dien hoofde zeer onweetende zijn, van haarer naabuuren gelegentheit, en andere zaaken des werelds, diemen niet dan door eige ondervindinge weten kan, en dienvolgende vinden de Monarchen zig genoegzaam gedwongen Favoriten te gebruiken. En hoe groot deeze onwetenheid der Keisers, Koningen, en Princen zy, heeft Trajano Boccalini willen afmaalen, Ragg. 19. daar hy zegt dat de Keiser Nero 25 Muil-ezels, gelaaden met goude kroonen, schonk aan C. Tacitus, vermits hy hem zoo uitneement zeer in zijn' Historien had gepreezen, met deeze weinige [105] woorden: (non habebat infra servos ingenium,) Nero behoefde in verstand voor de slaven niet te wijken. En alzoo eenige onervaare Politiken uitriepen: dat dit een der gewoonelike Monarchale geld-quistingen was, te meer, dewijl C. Tac. zeer veele schandelike dingen van den Keiser had geschreven; antwoorde Nero daadelik, dat C. Tacitus willende by verstandigen de naam verkrijgen, van een waarachtig Histori-schrijver, en wetende dat dit uitsteekend lof: (namentlik, dat een gebore souverain Heer zoo veel verstands zoude hebben gehad als een gemeen slaaf) by wijze luiden niet zoude gelooft werden, indien het simplik gezegt wierd; genoodzaakt was geweest, alle die vuile dingen daar by te verhaalen, die het lof in geenen deele verduisterden, maar allezins meer deeden blinken. En dat hy daar in zeer wijsselik had naargevolgt de konstige Schilders, die veel schaduwen schilderen in haare schilderijen, alleenelik om het voornaamste beelt wel te doen uitsteeken, &c.

Page 42: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 42 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.21 De beste geboore Heeren zijn ongelukkige menschen, en Regeerders; levende zonder waarheid te hooren, ofte Vrienden te zien.

Ten anderen, indien men deeze Konings kinderen in haare jongheid heeft gevleid, zoo doet men het zelven veel meer, zoo [106] haast als zy Heer geworden zijn; om dat by de voorgaande hoop van door gedienstigheid aangenaam en geavanceert te zullen werden, dan nog komt de vreeze van eer, goet, en bloet te verliezen, indien men den Heer vertoornd. (Præcipere qualis debeat esse Princeps, pulchrum quidem, sed onerosum, ac prope superbum. Plin. Jun.) met hem te doen hooren een zalige, dog scharpe waarheit. En hierom is in 't generaal waaragtig dat alle Hovelingen zeer wel oover-een-komen, om den Heere te verbergen waarheden, die den Hovelingen naadeelig, en te zeggen onwaarheden die haar voordeelig zijn, ook tot naadeel des Heeren en zijner andere onderdaanen. Het welk de Ouden ons zeer wel hebben afgebeelt, met deeze Fabul.De Noordse felle grawe, lelike Adelaar geworden zijnde Koning der voogelen, en gevraagt hebbende of hy niet de schoonste van allen was; Soo stak de schone weerelose [verwijfde, eenvoudige] niet bereisde Pauw zijn staart om hooge, en zeide, schoonder te wezen. Het welk den Arent zoo qualik nam, dat hy hem dadelik verscheurde. En dat nauweliks gedaan zijnde; wierd de Koning gepreesen en bedankt, als zeer goede justitie gedaan hebbende, van de Asiatise Papegaay, die onder anderen ook deeze reden gebruikte, om zijn cierlike oratie te besluiten: Indien eenige schoonheit bestond, in de losse zwakke veederen, zoo zoud ik wegens mijn helder groen, rood, blaaw, zwart, en wit kleed, nie[107]mant hoeven te wijken. Maar het is ter contrarie waaragtig, dat alle opregte schoonheit bestaat, in de lighamelike kragten, en eeuwigdurende bequaamheid om een yder te konnen beschaadigen ofte baaten, zulks de verwyfde Hoovaardige domme Paaw niet hebbende willen respecteeren uwe breede vleugelen, uitneemende schoonen bek, scherpe klaawen, en sterkte des lighaams, niet dan tot verdriet van alle voogelen zoude hebben blijven leven. Om welke wijse reden de Papegaay daadelik wiert gemaakt des Konings kamerling, en alle de minste voogelen, het gepeupelte, riep, lang leeve de wijze, regtvaardige en schoone Adeler, Koning aller voogelen. Deese Fabul leerd, dat alle magtige en sterke menschen de naam van schoon, regtvaardig en wys te zyn verkrygen; ook selfs wanneer sy seer leelik, onregtvaardig en dom zyn.En, (mores animi sequuntur temperamentum corporis. Trahit sua quemque voluptas,) vermits alle menschen ook haare bysondere vermaken, passien, en gewoonten, ofte gebreeken hebben, waar toe zy door eenige lighamelike gesteltenisse schijnen te werden getrokken, ofte daar van te werden afgeschrikt; zoo bespieden de Hovelingen zeer haast, waar toe de Heer meest is geneegen, en waar voor hy het meeste schrikt, om hem daar in allezins naar te volgen, en die passien ofte gebreeken te vermeerderen, De C. Petronio supra pauca repetenda sunt. Nam illi dies per somnum, nox officiis, & oblectamentis vitæ transigebatur. utque alios industria, ita hunc ignavia ad famam protulerat; habebaturque non ganeo & profligator, ut plerique sua haurientium, sed erudito luxu. ac dicta factaque ejus quanto solutiora, & quandam sui ne[108]gligentiam præferentia, tanto gratius in speciem simplicitatis accipiebantur. Proconsul tamen Bithyniæ, & mox consul, vigentem se, ac parem negotiis ostendit: dein revolutus advitia, seu vitiorum immitationem, inter paucos familiarium Neroni assumtus est, elegantiæ arbiter, dum nihil amænum, & molle affluentia putat, nisi quod ac Petronius approbavisset. Corn: Tacit.lib.16. gelyk C: Tacitus van C: Petronius getuigd dat Nero hem onder syn allervertrowste vrinden aannam, omdat hy den Keiser seer aardiglik in alle syn gebreeken ende vuiligheden, in te volgen, ofte voor te gaan ende te prysen ofte te vleyen wist.Want, indien de Heer vreesagtig, droef en arm van Geest is, zoo maken de Hovelingen hem door Biegt-Vaders, en Predikers devoot en superstitieus, als meede jaloers over anderer onderdanen uitsteekende deugt, en grootheit. Maar, indien de Heer couragieus, bly, en vol van Geest is, zoo gewonen de zelve Hovelingen hem van jongs aan, zijn vermaak in speelen, jagen, bankettéren, dansen en hoereeren te zoeken, of sy beweegen hem tot dolle krijgen en oorlogen om conquesten, die gemeenelik eindigen met seer vele geleede schaden der onderdanen, en voor de Monarch met een grooter lossigheit in de regeeringe als te vooren: en dus leven alle souveraine Heeren zonder eenige getrouwe

Page 43: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 43 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

vrinden ter werelt te hebben. Waar van D. Savedra simb.pol.13. aldus spreekt: [(Mali Principes æque sunt curatu difficiles, ac pulmones af-fecti male; ex eo capite, quod remedia iis applicari nequeant: hæc namque in audiendo consis-tunt, at ipsi audire renuunt; consistunt in videndo, at ispi videre non sustinent, neque ut audiant vel videant alii, aut certe illud ipsum non sinunt Domestici proprii ac [109] Ministri, qui principum vitiis applaudunt potius: & quemadmodum antiqui, olim ære & simbalis omnia perso-nabant, dum luna labora-ret; ita isti animum Principis modulis musicis, ali-is-que oblecta-men-tis demu-lcere satagunt, in eo præcipue elaborantes, ut au-res semper habeat occupatas, ne aut murmur obtrectati-onis, aut veritatis voces, quæ dolos detegunt, ad eas penetrare possint; & demum ut ea ratione, dum Princeps juxta ac illi iisdem se immergunt vitiis, nemo reperiatur, qui eos reprehendat & corrigat.)] De gebreeken der Princen, en Long, zijn even zwaar te geneezen, om dat men de genees-middelen aan geen van beiden kan appliceeren; Want zy bestaan in 't gehoor, en die prinsen [zy] willen niet hooren; zy bestaan in 't gezigt, en zy konnen dat gezigt niet verdraagen. Jaa het is hun te veel dat een ander het zelven hoore ofte zie, of ten minsten wert dat belet, door hare eige Hovelingen en Ministers, die de Princen veel liever in haare gebreeken stijven; en gelijk men in oude tijden, gedurende de duisternisse der mane, de Locht met geluit en spel vervulde; alzoo bevlijtigen deesen zich, des Princen ziele met allerley zoete gezangen en vermaaken te streelen, terwijle haar voornaamste zorg strekt, om des Princen ooren geduurig zoo bezig te houden, dat zy nog lasterende mompelingen, nog waaragtige en bedrog-ontdekkende woorden, zouden konnen hooren, en dat de Prins neevens haar zig in alle wellusten en gebreeken dompelende, een yder mogte werden [110] afgeschrikt, van die gebreeken te willen straffen, en beeteren. Dus verre D: Savedra. In 't korte gesegt, sanctitas, pietas, fides, privata bona sunt, ad quæ juvant reges eant.Nemo suos (hæc est aulæ natura potentis)Sed Domini mores habeat: Martial:Vermits heiligheid, dankbaarheid en trouw niet dan by gemeene ingeseetenen te vinden zijn, en de Koningen, alles doen wat haar lust: als mede dat een regt Hoveling geen dan zijns Heeren manieren van leeven heeft, zoo kan men in der waarheit zeggen: (Que la Cour est une grande Putain, laquelle corompt les plus entiers & les plus chastes. De Refuge,) dat het Hof is een groote Hoer, die de alleropregste en kuiste menschen verleid.En indien een onvoorzigtige nieuweling, eer en deugd te Hoof brengende, den Heer ietwes van 't gunt den staat voordeelig is, rondelik derft oopenbaaren, zoo spannen terstont alle de andere Hovelingen te zaamen, om den zelven met Hoofse treken en lasteringen by den Heere gehaat te maaken, zulks de Heer, veeler getuigenisse ten laste van een, geloovende gemeenelik den zelven van lijf en goederen berooft, en met de doortrapte, deugdelose en geveinsde menschen blijft Hof houden: wel is waar, dat de Heer zelfs regeerende, ook somtijds, hoewel zelden, die boosheit komt te merken, en dan werden die doortrapten in hare eige strikken gevangen en gedoot. [111] het welk nogtans geen verbeeteringe maar vermeerdering en verandering van ongemakken voor de onderdanen pleeg te veroorsaken: waarom kan te regt besloten werden, dat selfs de allerbeste monarchale regeering met ongemakken vervuld is.Dit is 't gunt de Ouden hebben willen afbeelden, met het Hof van den Leew, alwaar de Papegajen, Vossen en Apen, de ordinare Hovelingen, hebbende vernomen dat de jonge, zo wel bestudeerde, bereisde als deugdelike en onnozele Haas, ingang tot den Koninge had verkregen, en getragt den zelven te onderrichten, hoe een opregt Koning, willende van God met het eeuwige leven beloont zijn, behoorde te regeeren alleen ten voordeele zijner Onderzaten: alle tesamenspannen, om den Leeuw te doen gelooven, dat deeze Haas zijn eige kennisse van regeering zoo vermeetelik hooge acht, dat hy van zig geeft, dat een Koning, anders als na zijn' geleerde maximen regerende, een Tiran zoude wesen, en dat daar uit klaarlik zoude volgen, dat niet de Koning, maar hy, zoude regeeren. Het welk de Leeuw geloovende, den onnooselen Haas, als een Oproermaker, en Crimen Majestatis begaan hebbende, aan lijf en goed doet straffen terwyle syn hovelingen voort gaan met alle andere gemeene dieren te plonderen ofte te verslinden. Maar als eindelik de Leeuw oud, swak, vreesagtig en jaloers wierd, waren voor zijn swakke mage en gezontheit geen spyze zoo bequaam, als Papegays-tongen, Vossen-herssenen, en vet-

Page 44: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 44 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gemeste Apen-vleesch, zulks alle deze Hovelingen te zamen moesten trachten den Leew om te brengen, ten ware zy zelfs door hem wilden verslonden werden. Fabula docet Heureux est celuy qui ne connoit les princes, malheureux qui les sert, et pire qui les offense. Gelukkig is hy die geen princen kend, rampsalig is hy die se deind, en nog ongelukkiger is hy die se vertoornd.

1.1.22 Verandering van Favoriten is den Onderdaanen ook schaadelik.

En belangende de Favoriten, is in de Historien kennelik, dat veelen ten hoogsten toppe van rijkdom, eere en magt gesteegen zynde, en vreesende daar van gestooten te werden zig hebben getragt Heer van 't Land te maken; en nog meer, dat de Heeren (satis clarus est apud Principem quicunque timetur. C. Tac.) het zelven merkende, oft wel de uitsteekende magt der Favoriten vreesende, ende hare bequaamheeden hatende alsmeede haar groot by een geschrapt goed begeerende, dezelve schielik hebben doen sterven, ofte verjaagen; zulks een spreekwoord is geworden: (Sed in Principe rarum ac prope insolitum est, ut cuiquam se putet obligatum, aut si putet amet. Plin. Paneg.) Dat Heeren sig aan niemand kennen schuldig te weezen, of indien sy 't bekennen moeten, dat sy den selven haten. Waar uit ontstaat, dat een jong Hooveling, is een oud Schooveling; als ook, dat de Heeren gemelde Hovelingen gebruiken als spongien, om door de zelven het zweet en bloet hunner onderdaanen eerst op te zuigen, en daar naa de zelve uit te drukken, om quansuis door goede justitie zig niet alleen rijk, maar ook aangenaam te maaken by den onderdaanen, die nogtans, door ongewoone Officiers en nieuwe ordren, gemeenelik ondraagliker werden geregeert; vermits in gevolge van de oude bekende Fabul de magere vliegen altijd scherper bijten als de oude verzadigde; waar van het gansch on[113]noodig is eenige exempelen te verhalen, alzoo geen Monarchale Historien, 't zy oude of nieuwen werden gevonden, die daar van zwijgen: want de Heeren en de Onderdaanen beiden, met deeze verhaalen werden gevleit.Maar de Ouden hebben deeze Heeren en derselver veranderinge van Favoriten afgebeelt, in deeze Fabul; namentlik, de Leew, out en traag geworden zijnde, sulks hy sijn spijse by der jagt niet wel konde bekomen, ontboot nu deese, en dan die Hoveling, en gekomen zijnde, vraagde hy of sijn adem wel rook, en die sey dat sy stonk, wierd als een lasteraar des Konings, of die ter contrarie seide dat sy lieffelik rook, wierd als een vleijenden bedrieger, door den Leew gedoot. Sulks nauweliks iemant ontquam als de Vos: Seggende, dat hy seer verkout was, en gansch niet ruiken konde. Fabula docet, cum principibus, ut cum igne: O tinge, ô bruscia. Dat de Hoven smetten of branden.

1.1.23 De Monarchen sterven met een groot ongemak der Onderdaanen.

En naa dat de Monarchen dusdanig hebben geleeft, werden sy somtijts door conspiratien, of door een eenig verstoort, wanhoopend mensch, omgebragt; in allen gevallen konnen de allerbeste Heeren, niet langer als omtrent 30 jaren, tot de regeering bequaam [114] zijn, het welk een zeer korten tijd is, en dan komen zy te sterven met groote onsteltenisse van haar Land, een ieder niewe oproeren vreezende. (A Rey muerto reyno rebuelto. Principes mortales Respublicæ æternæ. Daar een Koning sterft, is het Land in oproer,) 't zy door twisten om de voogdye, 't zy om de successie, en te geraken op den Throon, 't zy omdat alle die deesen opkomende Sonne hebben aangebeeden als dan alle te gelyk tragten uit de beste officien anderen te dringen, ende selfs te geraken [ofte] op het kussen, 't zy door andere oorzaken, het welk alreede hier vooren met zoo veele exempelen is beweezen, dat niewe gansch onnodig zijn. (Post principem malum dies primus optimus,) sulks men ten regte voor een spreekwoord segt de niewen verbeteren de ouden niet; en naa de dood van een quaad Prins, is de eerste dag de beste. C. Tacit. want gemeenlik volgt een arger tijd, of booser Prins als geweest is. Dus ziet men nog dageliks by de Muscoviters, Turken, en Persianen, dat het overlyden der Keisers, werd

Page 45: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 45 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

verborgen gehouden, tot dat de Successeur sig vast op den Stoel heeft geset. Sulks verscheide Historien getuigen dat de Hovelingen de overleede Keisers somtijts van verre aan de Gemeente ofte Krijgslieden hebben vertoont, door wasse Beelden, met Keiserlik gewaat op den Troon sittende; en met sijn Raadsheeren handelende. En dus leest men ook by C. Tac. lib.12. annal. dat Agrippina naa des Keisers Claudius dood, om oproeren voor te komen, en haar zoon Nero ondertusschen in de successie te vestigen, den Raad vergaaderde in Claudius naame, en de Goden dede bidden voor zijn gesondheit. En dus [115] verborg Livia Augustus dood, tot dat haar zoon Tiberius zig op den Troon had gezet, en nogtans ontstonden daar uit die twee growelike oproeren onder den soldaaten, het een in Pannonien, het ander in het Duitse heir. Het welk de Ouden ons hebben geleert, gemeenelik te gebeuren, met de Fabul des Leews, die als Koning der dieren, in zijn leven van een yder, jaa ook de kloekmoedigste, ontzien en gehoorzaamt zijnde geweest; naaweliks den geest gegeven heeft, of hy werd besprongen en bespot, van de Haazen en Ezelen, de meest vreesagtige en wapenlooze dieren.

1.1.24 Ongemakken als Heeren sterven zonder zeekere Erfgenaamen.

En het argste van allen is, als aan den gestorven Heere Soonen ofte Dogters ontbreeken, alzoo het Land dan werd een prooy van de magtigste nabuur: want, 't zy de overlede Heer by uyterste wille zijn Erfgenaam heeft verklaart, ofte niet; is kennelik, dat de geenen, die zig daar toe eenig regt aanmatigen, als zijnde souveraine Heeren, en zig geen Vyerschare willende, nog konnende onderwerpen; noodzaakelik Jure Canonico quae ratio ultima Regum haar goet regt moeten bepleitten, met den Canon ende deegen. En vermits de magtigste aldaar gewisselik het beste regt hebben zal, zoo kan ook in die Landen niet wel vreede wer[116]den gemaakt, zoo lang als meer dan een der twistende parijen zijn magt behoud, waarom in zo een geval, zeer hartnekkige en langdurige oorlogen onststaan, gelijk men gezien heeft tusschen de Huisen van Arragon, en Anjou om Napels. Tusschen die van Spanjen en Vrankrijk, zoo om Napels als Milaan. Tusschen die van Engeland en het Huis van Valois om Vrankrijk. Tusschen de Huisen van Lancaster en Jork om Engeland. En hoe ongelukkig de Landen van Gulik en Berg, als mede en voornamentlik de Landen van Cleef en Mark zijn geworden, door de twisten der gepretendeerde erfgenaamen, de Vorsten van Nieuborg en Brandenborg, konnen wy nog dageliks zien. 't Kan ons nog gedenken hoe ellendelik de Landen van Mantua en Monserat wierden verwoest, om den Hertog van Nevers, in die Heerlikheden te doen succederen. Engeland zoude misschien in 't jaar 1603. niet beter gevaaren zijn, indien niet Koning Jacob, eenig pretendeerend erfgenaam in dat Eyland, zijn eigen Rijk verlaatende, door zijn bywezen en vaerdigheid, alles wat zich binnens lands teegens hem konde stellen, had doen zwigten; en ten anderen, indien niet de situatie, alle andere gebuuren, buiten de deure van dat Erf, had geslooten. Want de twee volgende conspiratien tegen Koning Jacob, naamentlik, in den jaare 1603. en 1605. toonden genoeg, dat het Land was vol misnoegde Edelluiden die in een vast Land zeer ligtlik, in zoo een ge[117]val, een magtig nabuur te hulp zouden geroepen hebben.En om deeze grouwelike twisten, en oorlogen, om de Heerschappye te beerven, voor te komen; vind men in veele Landen goed, by gebrek van zoonen, te laaten succederen dochters, en zig te onderwerpen aan een Vrouw, die niet alleen, volgens de H. Schrift en de Wetten aller Republiken, tot de regeeringe van kerkelike en weereldlijke zaaken onbequaam werden verklaart: maar dat meer is, meest by alle geciviliseerde volkeren onbequaam werden gehouden haar eigen persoon en goederen te regeeren, zulks gemelde vrouwen geen Vader of Man hebbende, plegen een Voogd te moeten kiezen. Waar van men in Holland zelf noch vele overblijfselen heeft.

1.1.25 De stand der Religie is onder Monarchen onzeker.Behalven de ongemakken van dit ydele leven, is wel het considerabelste, dat de publike godsdienst zynde een onwaardeerlike schat onder een monarchale regeeringe warelik

Page 46: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 46 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

naar Regten hangd van de ongestadige Wille eens eenige mensche, welk ongemak soo groot is, dat om de veranderlikheid voor te komen ende de Christelike Religie te vesten, de Bisschoppen van Rome by de gemeene ingeseetenen dit ongemak beseffende, soo grooten aanhang hebben gevonden, dat sy in allen landen te voren den Roomsen Keiseren en in de volgende tyden andere Heeren onderhorig, de hoogste magt over de Religie hebben weeten te usurpeeren. Wyders is seeker dat de Monarchen de zaaken van den Godsdienst gantsch niet doorgronden, zulks zy zeer ligtelik, door raad van haare vrouwen, die dog altijd de devootste zijn, of wel door den raad der Favoriten en Hovelingen, zoodanig konnen werden verleid, dat zy, aangaande de Articulen des Geloofs; van de waarheit ofte Godvreesendheit [118] afdwalen: Daar-en-boven gelooven; de Monarchen, 't zy Jooden, Heidenen, Mahometanen, of Christenen, in 't gemeen: dat hare Geestelike Priesters, ofte Leeraars, den uiterliken Godsdienst hebben verziert; en gefatsoeneert naar hun eigen welgevallen, namentlik, naar dat het met der Geesteliken profijt, eere en magt meest over-een-quam. En hoewel men soude mogen seggen, dat de Regeerders der Republiken het selfden ook geloven; soo is nogtans waaragtig, dat geen der selven dat geheim soude konnen openbaren, dan met sig in kennelik gevaar te stellen, sijns levens; ofte ten minsten, (hoe groot die Magistraats-persoon ook mogte weesen,) van door sijn nijdige en jaloerse Medebroeders, uit de regeeringe te werden geschopt; sulks het niet vreemt is, dat men in de republiken opentlik het selven seer selden, en in de Monarchien altijts, door de Favoriten ofte Regeerders siet sustineeren; en dienvolgende werden de Monarchen ligtelik gebragt soo verre, dat sy van Religie veranderen, en de kerkelike Politie ofte wezentlike kerkelike regeering, als meede den geheelen publiken Godsdienst verfatsoeneeren, en verzieren; naar haar eigen ofte Favoriten interest. Waar van men voor deezen zeer veele exempelen heeft gezien. Onder veelen zal ik hier maar weinigen bybrengen: Soo lange als de Israëliten by forme van republike wierden geregeert bleef de publijke Gods-dienst in weesen; want hoewel ten tyde der Regteren somtijds werd gesegt dat 'er geen koning in Israel was, sulks een yder dede wat regt was in syne oogen, ende dien volgende God diende naar syn' eige sinnelikheid; soo is nogtans waargtig, dat de Staat ofte Republik der Joden den publiken waren godsdienst nooit vernietigde ofte neevens den selve een vremden godsdienst begonstigde: sulks de Heilige Schrift met die woorden schynd voornementlik te willen uitdrukken, de groote vryheid die de Israeliten alsdoen onder hare populare regeeringe besaten: maar Salomon, [119] de derde Koning, voerde door publike Authoriteit en magt, om zijn Vrouws wille, de Afgodery in het heylige Land. En Jeroboam de vierde Koning, om de Israeliten die hem toegedaan waren, in de Religie independent van Jerusalem te maken, de scheuring tusschen Juda en Israel te stijven, en zijn souveraine magt te verzeekeren, regtede de Kalveren te Dan en te Bethel op, en verzierde genoegsaam een geheele nieuwe publiken Godsdienst die veele honderden jaren daar naa byna door alle de Israeliten en naa dat die selfs vervoert syn geweest, nog onder de naam van Samaritanen tot de geheele verwoestinge van het heilige land, is geoeffend geworden. En hoe veel Princen zijn in onzen tijde, zoo in Vrankrijk als Duitsland, van Religie verandert; maar de Republiken, eenmaal het zware juk des Pausdoms afgeworpen hebbende, zijn al te saamen volstandig gebleeven tot huiden toe.Engeland is ook door zijn Koningen en Koninginnen, heen en weeder in den Godsdienst geslingert geworden. De Koning van Vrankrijk, Hendrik de IV. ging heen en weder, van de Gereformeerden, tot den Roomsen Godsdienst en hem volgden veele France Heeren van tijd tot tijd naar dat het zelve met haare grootheid meest overeenquam. Condé, Lesdiguieres, Trimouille, Bouillon. Jaa dat het schandelikste is: men zegt dat de Jesuiten verneemende dat de Hertog van Chatillon verslingert was op een ligte Dame, haar zo wisten te beweegen, dat zy, quansuis uit teerheid van conscientie, weigerde acces aan een Hugenot, sulks hy om het zelven te verkrijgen, dien sprong, van de Gereformeerde Religie tot de [120] Misse, zoude hebben gedaan. En de oude Graaf Jan van Nassouw, willende zijn zoon Willem de I. Prins van Oranjen, aan zijn erfdeel helpen, maakte hem Pagie van Keiser Karel de V. om van kints-been af de Paapse Religie in te suigen: en daar door in 't besit te geraken der Landen, leggende onder 't gebied des gemelden Keisers; als mede om door des selven gonst, in de vredehandelinge met Vrankrijk, te verkrijgen het Prinsdom van Oranjen. En hoe veel Nassouwse Soonen en Dochters, zijn zedert dien

Page 47: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 47 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

tijdt van religie verandert? Immers is bekend dat Prins Philips, seer yverig rooms catholiks zynde, ende hebbende konnen begonstigen Graaf Joan van Nassaw, die ook Rooms catholiks geworden was nogtans pour maintenir la grandeur de la Maison de Nassou by Testament alle syn goederen maakte aan Prins Mauritz en weederom hoewel deese van de gereformeerde religie zynde tot erfgenaam stelde syn Broeder Henrik, en des selven mannelike nog geboren te werden erven, en by gebreeke van dien Grave Ernst en des selven mannelike erven; soo vond nogtans de selve niet goed by gebreke van dien, alsdan voorbij te gaan den Grave Johan van Nassaw, hoewel die Rooms catholiks zynde, waarschynelik den ingeseetenen van de gereformeerde religie in alle de onderhoorige steeden groote ongemakken souden hebben veroorsaakt: alsoo gemelde Testament, die mannelike substitutie in den naasten graad begeerd uitdrukkelik, om te conserveeren de Eere en Grootheid van 't huis van Nassaw (Sie L. v. Aitsma). Jaa dat meer is de Brandenburger om de Hugenooten van Vrankrijk, en de Staten van Hollant; De Nieuwburger om den Keiser, en de Koning van Spanjen te behagen; door welken zy wederzijds aan het Erf van Kleef, en zijn gevolg trachteden te komen, veranderden beiden van Religie: de een wierd van Luters, Gereformeert; en de ander van Luters, Paaps en weetende dat Schore president van den Sekreten Raad des Keisers, hier op gesegt had; dat een ketters soon niet vermogt te erven, nog op Regten nog naa regulen van Staat soodanige magtige goederen behoorde te besitten. Alle welke veranderingen, ook oneindiglike ongemakken in dit leven, den Onderdanen plegen te veroorzaken.

1.1.26 Besluit over de Monarchale Regeering, voor zo veel zy den Monarchen zelf meest raakt.

Tot hier toe hebben de gedachten meest geloopen, oover de gebreeken der Monarchale Regeeringe, voor zoo veel die [121] bysonderlik de Monarchen ofte haare Hoovelingen raaken; en, na my dunkt, heeft men daar in oneindelike ongemakken konnen bespeuren; zoo weegens haare kostelike Hofhoudinge, en Hoofze vermaaken, als weegens de onvolmaaktheden, die, aan de menschelike nature vast zijnde, ook van de beste Menschen niet konnen werden gescheiden: Daar-en-boven is ook gewag gemaakt, hoe gemelde Heeren gemeenelik niet regeeren, maar wel in der daat des Heeren Hoeren en Favoriten (Neronem ipsum Vitellius admiratione celebrabat, sectari cantentem solitus non necessicate qua honestissimus quisque, sed Item Validior Tigillinus in animo principis, ex intimis libidinibus assumtus &c. C. Tac.) Sulks in zoo een geval, alle onderdaanen, jaa zelfs de allereerlikste Magistraats-persoonen, geen anderen weg konnen ingaan, om haar lieve Goet, Eere, Magt, Vrouw, en Kinderen, Lijf en Leven te beschermen; als met die Hoeren, en Hovelingen, de snoodste Menschen van de Werelt, die Duivelen van het Aardrijk, aan te bidden, om van de zelven niet beschaadigt te werden: want de noot die breekt wet en yzer.En vermits men, boven alle deese gemelde plagen, gemeenelik nog siet gebeuren in Monarchale Regeeringen, dat die Landen door geduurige binnen- ofte buitenlandse twisten werden geplondert, en gins en weeder geslingert, sulks men de Monarchale Cronijken, met groote ontsteltenisse leezen moet, als men daar in, niet [122] dan verhaalen van Oorlogen, en verwoestingen, den onderdaanen oovergekomen, leezen kan en vermits deese ongemakken der gemeene onderdanen 't zy in vreede 't zy in oorlog in een ongeloovelik groot getal zyn soo moet ik daar van wijtloopig spreeken. Voorwaar, rijsen de haaren niet ten berge? En is men niet ten hoogsten verwondert, als men de Hollandse Cronijk leest met aandagt, en overlegt, dat in zeeven hondert jaaren, bynaa geen vreede in dat Land is geweest, maar wel geduurige overlast, plondering, schatting en scheering der onderdaanen? Hoewel de Graaven, daar in nog veeltijdts, door de Landzaaten, wierden gesteuit. Wat zoude het zijn, indien de zelve volkome Lands-Heer waare geweest, met wettige magt voorzien, om oorlogen aan te gaan, en schot en lot, den Landzaaten eigener autoriteit af te perssen? En wat zoud het zijn geweest, indien alle de Hollandse Steeden sonder eenige krijgsmagt genoegsaam oopen, en de Graaf absoluit Meester waare geweest van een gedurige bezoldigde krijgsmagt, en onwinbaare Frontieren, Holland omringende? Voorwaar eeven hetselfde dat Holland in die stand

Page 48: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 48 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zynde heeft moeten lyden ten tyde syner Capitainen Generaal namentlik gedurige buitenlandse oorlogen, de gemeene ingeseetenen door schattingen en imposten verdrukkende; ofwel ten tyden van Treves en Vreede, binnenlandse twisten; uitberstende ten verderve der vroomste Magistraats-persoonen en vernietiginge aller privilegien, loffeliker oude costumen, en wetten. Waarmeede van de Eenhoofdige Regeerders ende hare Hoven genoug gesproken hebbende, soo [Over sulks] dunkt my, dat niet ondienstig sal weesen, indien ik in het volgende mijn' gedagte late gaan, over het lot, niet soo veel der Monarchen, Hovelingen en die ietwes met haar gemeens hebben, alswel over den stand in welken aldaar de [maar der] gemeene en geringe Onderdanen, 't zy in vreede, 't zy in Oorlogstijden zig bevinden.

1.1.27 Ongemakken der Onderdanen van de beste Princen in Vreede.

Hebbende dus geconsidereert de ongemakken, die men heeft te verwagten, van geboore Monarchen, ten opzigte van haar eige Persoon, Familie en Hoovelingen; zoo volgt nu verder te considereeren, hoe waarschijnelik, de geboore Heeren, zig in de Regeeringe zullen dragen, indien sy de regeering op geen Favoriten laten drijven, maar goet vinden selfs de hant aan de Regeeringe te slaan: namentlik, moet werden considereert, wat vrugten behoorden te werden verwagt, ten opzigte van haare gemeene Onderdaanen. Want indien het spreekwoord waaragtig is, (Quicquid delirant Reges, plectuntur Achivi, Seditione, dolis, scelere, atque libidine, & ira, Iliacos intra muros peccatur & extra,) Heeren zonden, Borger, en Boeren boet. En indien de Souveraine Heeren dus uitneemend quaad-aardig zynde, met alle voor geroerde gruwelen sig pleegen te vermaken: soo moet men onder een Monarchale regeering, grouwelike effecten, ten laste der onnosele onderdaanen verwagten. En derhalven soo dunkt het my ook noodsakelik te weesen naawkeurig te ondersoeken of niet boven en behalven deese menschelike gebreeken der eenhoofdige Regeerders, ook hare grond-regulen van Staat den gemeenen onderdanen soo schadelik zyn, datmen alleen om deese schoon daar geen andere reeden waare de Een-Hoofdige regeeringe ten hoogsten behoorde te verfoeyen want voorwaar, gelijk alle Menschen geneegen zijn, haar eigen welvaaren en grootsheid te conserveren, ofte te vermeerdeeren, zoo zijn alle wijze Regeerders, en dienvolgende ook de beste Monarchen, geneegen; hun Land, Rijk, ofte Steeden, zoo magtig te maaken, dat zy teegen der omleggende buuren geweld, zig konnen bescher[124]men; om dat het welvaaren aller Regeerders, voor zoo veel, noodsaakelik van haarer onderdaanen welstand hangt; en zy andersins, van hare naburen uit de regeeringe zouden werden geschopt, en meer ongemakken te verwagten hebben, als de gemeene Onderdanen. Want hoewel de Monarchen, Heeren, en Hoofden, door quade opvoedingen, en weelde, hun ongebonde lusten volgende, en de regeeringe laatende drijven op Favoriten, Hoovelingen; gemeenlik deeze eerste pligt aller Regeerders verzuimen zoodanig, als men door de gedurige regeeringe der Favoriten, en revolutien ofte omkeeringe der Monarchaale Landen, dageliks zien kan: zoo verzuimen nogtans de wijze zelf-regeerende Heeren niet; hun land, zoo veel als doenlik is, teegen hun nabuuren bestendig te maaken.Maar naaweliks hebben deeze Monarchen eenige zeekerheid bekomen teegen de buitenlandsche magten, of zy meenen sig alsdan voornamentlik te moeten verseekeren dat van binnen niet souden konnen werden overweldigd, en werden dienvolgende seer [werden] jaaloers, over alle magt hunner Onderdanen; Want gelijk de beste Koningen vreesen, dat de uitstekenste persoonen, die, weegens geboorte, ofte magt, naast aan den Throon zijn, daar zullen willen optreeden om den Koning te schoppen, en zelfs in zijn plaatze te zitten: alzoo vreezen zy ook, dat alle gemeene onderdaanen, konnende, het juk zouden afschudden waarom de monarchen alle grote steeden gansch ongefortificeerd laten ende die eenigsints gefortificeerd zyn met kasteelen pleegen te dwingen, gelyk die wyse Heeren Carolus 5e: en Philippus de 2e: het selven ten deele gedaan hebben en verder meenden te doen in deese Neederlanden te Gent, Antwerpen, Camerik, Uitregt, Groeningen, Leewarden, Vlissingen, Amsterdam etc.; en niet zonder reeden: Want vermits Konings-Hoven, aan de eene zijde zeekerlik groote lasten met zig brengen

Page 49: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 49 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

moeten, behal[125]ven de onbehoorlike corruptien, waar meede de onderdaanen ook altijds werden belaaden; zoo is ook aan d'andere zijde waaragtig, dat yder onderdaan, naar zijn eigen particulier voordeel, ook tot naadeel van 't gemeen willende geregeert zijn, en 't zelven ter contrarie ziende gebeuren, namentlik, dat altijd werd geregeert ten voordeele der magtigen, ook tot nadeel der gemeene onderdaanen, zoo komen de passien der gemelde Onderdaanen, in 't generaal daar in over een, dat zy, als van de regeering belast en niet gebaat zijnde, zig der zelve gaaren zouden onttrekken, indien 't haar mogelik ware. En vermits 't zelven, niet alleen zoude weezen de ruine des Konings, maar ook alle zijner Hovelingen, die des Heeren ooren bezitten, zoo komen zy gemeenelik, hoe jaaloers zy onderlinge zijn, over een met den Heere wel in te scherpen, (Nihil in vulgo modicum, terrere ni pavent, ubi pertimuerint impune contemni. Item: Colluviem istam non nisi metu coërcueris. C. Tacit. Plebs aut humiliter servit aut superbe dominatur. Liv.) dat het gemeen volk zoo onmatig is, dat het zelven altijt zijn Heer doet vreezen, of zelfs gevreest werd, zulks men den Volke, altijt den voet op den nek moet zetten, en slaafachtig doen dienen, ofte dat het zelven zijn eigen Heer met voeten treed; ende dat tot bevestiginge van dien [waar van] in de Historien oneindelik veele exempelen zijn. En dan voegen gemelde Hovelingen gemeenelik daar nog by, dat het zelven ook wert afgebeelt, met de Fabul der [126] Vorssen, die haar Heer namentlik den ongewapenden [den] balk eerst met voeten traden, en daar na verwierpen; maar dat zy den gebekten verslindenden Ojevaar genoodsaakt wierden te houden, als mede met de Fabul der Vogelen, die haren Koning, den waapenloozen Paaw, verwierpen, maar den kromgebekten en geklaawden Adelaar, moesten behouden; en vermits alle deese reedenen der Hovelingen waarhaftig en ligt om te begrypen zyn; soo moetmen [waarom] onder zoodanige regeeringen niet anders [moet] verwachten, dan dat alle ordre en wetten zullen strekken ten naadeele der ondersaten en privativelik, ten voordeele des Konings en zijner Hovelingen, niet alleen in het concipieren ofte maken der wetten; het welk eenigzins draagelik waare, om dat men als dan nevens andere onderdaanen, (dura lex attamen scripta,) zig daar naar voegen kan: maar zelfs ook in de uitleggingen der zelven, het welk een zeer beklaagelike zaak is, alzoo men dus onnooselik en onweetende wert verstrikt, en aan de passien des Heeren en zijner Hovelingen opgeoffert, volgens de bekentenisse van seeker italiaans prins, die van H:C: Agrippa aangemaand zynde, door goede wetten en ordre de factien der Guelfen en Ghibellins in syn land te bedwingen, antwoordede dat de boetens uit die twisten ontstaande hem wel 12000 ducaten jareliks opbragten: De Van: Scient: Cap. 55. ende werd het selven ook bevestigd door deeze Fabul.De Leew, Koning der dieren, met advijs aller verslindende Beesten, zijn' Hovelingen, hebbende afgekondigt een gebod, dat alle Hoornbeesten op lijfstraffe voor zonnen ondergang, de bosschaadje, zijn Hof, moesten ruimen, gebeurde dat een Koe buiten de bosschaadje zig begeven hebbende, en zig gevolgt ziende van een Paart, het zelven aldus toesprak: Broeder wat beweegt u het bosch te verlaaten, naademaal deeze wet u gansch niet raakt? 't Is waar zeide het Paart, maar ziet gy dit uitwas, deeze wen aan mijn hooft, <ter> plaatse der [127] Hoornen, niet? jaa zeer wel antwoorde de Koe, maar dat gelijkt geen hoorn, ten anderen ziet de wet alleen hier op volgens het dispositijf, dat de Leeu in zijn Hof geen dieren wil lijden die hem met haare hoornen zouden konnen stooten, en het is daar zoo verre met u van daan, dat uw' buil, u zelfs veel onbequamer tot stooten maakt. 't Is al waaragtig 't gunt gy eenvoudige, en onbereisde koe, zegt, antwoorde het Paart; maar dat geld by my, die de wereld wel doorloopen, en te Hoof veel verkeert heb, gansch niet; want ik weet, dat gy gras-eetende, van de vlees-etende dieren niet gevreest werd, sulks my invalt, dat deese wet eigentlik is gesmeet, om onder eenig pretext van overtreeding, u vleesch te mogen eeten, en den naam van een regtvaardig Koning te behouden, ja dat meer is, indien de Koning of zijn Hovelingen, by gebrek van u vleesch, smaak in mijn vleesch krygende, geliefden mijn Buil een Hoorn te noemen, zoo weet ik, dat alle andere dieren, de goede uit vreeze genoodzaakt, de quaade uit pluimstrijkery gewillig, die wreede daad, als een heilige justitie zouden uitkrijten: sulks ik, weetende dat tegen souveraine Heeren en hare Gonst-genooten, voor een gemeen dier; nog exceptie, nog appel, nog revisie plaats heeft; goed vind, de plaatsen te ontwijken, daar de plaagen vallen. De Fabul leert: Princeps postulat et Judex in reddendo est Mich:

Page 50: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 50 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

cap: 7. Alla van leyes do quieren Reyes, al wat een Koning wil, wyst hem den Regter toe, als zynde het hoogste regt [is regt] en dat souveraine Heeren wyzen, moet men prijsen.[128] En 't gunt onder Monarchale Regeeringen den ingezeetenen nog veel meer drukt, is, dat veele dingen purelik werden ge- of verboden, om anderen, wien den Heer of zijn Hovelingen gonstig is, ofte door geschenken zal werden, daar aan 't zy bedektelik, 't zy opentlik niet te verbinden, maar eenig voorregt booven anderen te laten gebruiken [van te dispenseeren], gelijk men dit daageliks ziet, omtrent de verboode waaren uit ofte in 't lant te voeren: en alle schadelik octroijen aan iemant hunner gonstelingen, of die hun 't meesten gelt geven, te verleenen tot handsluitinge, en ruine aller andere ingezeetenen. Als mede kan men dit bemerken in duisent andere wetten en ordren.En gelyk men siet dat de Politie te Hoof by de opper Regeerders verdweenen is in de eenhoofdige regeeringe; alsoo bevind men aldaar het selve gebrek in de Hooge Raad van Justitie, want aldaar gansch geen straffe werd [In allen gevalle wert geen straffe] geoeffent over eenige misdaat, hoe groot die ook moge weesen, als sy begaan is door iemant (qui a des amis en Cour,) die vrienden te Hoof heeft. Sulks indien een rappig kaal Hooveling, een Cadet, goet vint, te ontvoeren de dogter eens rijken borgers; de ellendige Vader moet hooren, dat het zelven als een gallanterie, een aardigheit en helden daat, wert gepreezen; en in plaats van straffe te versoeken, wert hy genoodsaakt, zijn jonge, schoone, rijke, wel opgebragte dogter, te laten in de armen van een ouden pokkige roffiaan, of van een baldaadigen, armen en quistigen Jonker, en hem te bedanken, voor de genoote eere, op dat hy zijn dogter zaft handele, alsoo de beklaaglike Vader, den weg van Justitie willende ingaan, niet zoude uitwerken, dan dat hy geruineert, en zijn dochter van den Ontvoerder getiran[129]niseert zouden werden. Dit is 't gunt de Ouden ons hebben willen leeren, met (in magna fortuna id æquius quod validius,) de wetten te vergelijken by spinnewebben daar de kleine vliegen in verstrikt werden, maar daar de grooten door heen vliegen. Als mede by netten die wel groote en kleine vissen omvangen, maar door de grooten werden gescheurt, terwijlen de kleinen om de zelfde misdaad, lijf en goed verbeuren, en dikwils het eersten om het lesten. In allen gevalle kan men den onnoozelsten mensche van der Weereld, (unicum crimen eorum qui crimine vacabant, C. Tac.) altijds het Crimen Majestatis, land-verraad, atheistery, kettery ofte toovery, te laste leggen; als men geneegen is iemand te dooden, ofte zijn goed te verbeuren ende syn eere te krenken, waar van zoo veele exempelen zijn, dat alzoo onnodig, als aanstotelik zoude weezen, nieuwen te verhaalen; en ouden, zouden misschien al te weinig indruks op den Leezer geven: Nogtans zal ik zeggen, dat men in Holland klaarlik kan zien, hoe zeer de Graven, aldaar pleegen, de onnosele Landzaaten te doen dooden, en onder den dekmantel van, (Crimen Majestatis,) Landverradery, der rijkste Ingezeetenen goederen aan te slaan, naademaal meest alle de Steeden, van de zelve Graaven, particuliere privilegien hebben bedongen, en gekoft, dat geen Poorter, boven sijn lijf, meer tegen den Heer zoude mogen verbeuren, als zeekere kleine somme gelds. Meenende gemelde Regeer[130]ders der Steden, dat zy zo doende die Gravelike Tirannie voor een groot deel hadden gesteuit.En indien 't onder Monarchale regeeringen, dus met het Hof en Wetten geleegen is; zoo kan een yder ligtelik bedenken, hoedaanige persoonen in de middelbare en lage Magistrature, tot executie der wetten en ordre zullen werden gekooren. Voorwaar, gelijk men van quaalik-geordonneerde Republiken zeer wel, en al spottende zegt, dat men God wel mag bidden, op dat rijke luiden, wijse kinderen krijgen; vermits zy half mal zijnde, des niet-te-min, aldaar tot de regeeringe werden gekoren; als meede, dat God de Heer is goedertierelik geevende, nevens de Magistrature, ook de bequaamheid om die te bedienen; als daer mede zeggen willende, dat niemant aldaar, de gebreeken der Magistraats-persoonen, goet vind te openbaaren; soo is dubbelt waaragtig, zelfs onder de beste Monarchen, 't gunt een zeer wijs Engels Heer, antwoorde aan de Koninginne Elizabeth, als zy zeeker officie willende begeeven, oover de bequaamheid eeniger persoonen, met hem raad pleegde. Namentlik: haare Majesteit gelieve te considereren, dat dit geen point van meriten, maar van genaade zijnde, van my werd vergeleeken, by de schilderije der Roomsgezinden, alwaar Jesus Christus ten oordeele wert afgemaalt, te houden de balance, wegende de goede, tegen de quaade werken: en gelijk men aan de eene zijde, den Duivel den lasteraar, poo[131]gende de quaade werken te verzwaaren,

Page 51: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 51 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

siet staan: alsoo ziet men ook aan de andere zijde, de heilige Maget, met stukken loots, de schaale der goede werken zoodanig bezwaren, dat alle het poogen des Duivels ydel wert. Uw Majesteit is de Heilige Maget, zy doe maar genaade, en legge zoo veel meer ponden faveurs in de schaal, naa [als] de bequaamheden weinig zijn; de Lasteraars zullen daar door, niet alleen van de gebreeken zwijgen, maar de continuatie van uwe Majesteits faveur ziende, zullen zy ter contrarie veele deugden verzieren, en roemen te zien in den persoon, dien 't uw Majesteit zal gelieven te kiezen.Gelyk dit ten overvloed nog soude konnen werden bevestigd met het getuigenisse van A: de Guevarra die meest alle syn jaren te hoof had doorgebragt ende op het 9e Capittel van de gebreeken des Hoflevens aldus spreekt. En ten besten gaande in de Eenhoofdige regeeringe soo werden alle officien, 't zy onder den hand, 't zy openbaarlik, verkoft aan den meest-geevenden; sulks men ten deesen einde verhaalt, dat seeker Hollands Edelman gewoon zijnde geweest: de Schoutschappen sijner Dorpen uit gonst te begeeven, daar toe aangesogt wierd van iemant met aanbiedinge van duisent guldens; indien hy dat ampt mogte bekoomen. En dat gemelde Edelman die duisent guldens ontfangen hebbende, daar naa teegen eenige sijner bekenden seide: indien, ik had geweten dat een Schoutschap soo veel waardig was, nooit soud ik het om niet hebben gegeven, en nu ik het weet, sal ik het in het toekomende niet geven, maar verkoopen, aan den meest-biedende. En dit zeg ik nog het besten in de Monarchale regeeringe te weesen, alsoo de Finantien daar door konnen werden verbeetert, en onder de meest-[132]biedende zomtijdts een goed mensch gevonden werd. Want hier ter contrarie zeer veele reedenen zijn, waarom (ex optimis Magistratibus periculum Principi. C. Tacit.) de Heer en de Hoovelingen, de goede, en zeer bequaame persoonen, niet begeeren te gebruiken; Naamentlik, de quaade opvoeding der Heeren, gevoegd by de groote licentie, als mede de pluimstrijkerye der Hoovelingen, maakt; dat de Monarchen, gemeenelik zeer wellustige, en qualik-geaarde menschen zijnde; (similis gaudet simili,) in geen dan haars gelijken, behaagen hebben. En de Hoovelingen, (Exeat aula qui vult esse pius; Wat doet St. Pieter te Hoof, als liegen en Christus verzaaken?) purelik komende te Hoof, in dat Groot Bordeel, om met alle bedenkelike, 't zy goede, 't zy quaade middelen, haar avancement te bekomen, en te behouden, bevinden aldaar waaragtig te zyn 't gunt A: Guevarra segt namentlik dat veele in der prinsen hoven 10 jaren spillen goede diensten eer sy eenen dag loons bekomen, en daarentegen sien sy er 100. die meer besitten als sy hebben verdiend, teegen een die meer verdiend heeft als hy besit. En dien volgende soo is het te Hoof ydelheid te ondersoeken aan wie ende waarom de amten gegeeven werden, dewijl kennelik alle diensten en ondiensten naar sinnelikheid en niet naar de Reeden uit en ingemeeten werden. ende is kennelik by den Hovelingen dat dien volgende, den weg des deugds, niet alleen zeer eng, omleidende, en zeer moejelik; maar ook ten avancemente allesints opgedolven is [te weezen]; sulks ook de besten, den slordigen, vuilen, breeden, en korten weg ter hoogheid, moeten inslaan. En 't gunt in 't begin geschiede, met wroeging der conscientie, wert kort daar aan gepleegt, als een zeer lof- en vermaakelike zaak. (Consuetudo altera natura.) En dienvolgende konnen deese verdorve Hoovelingen, ook in geen andere Magistraats-persoonen, behaagen vinden die van de gebreken der Hoven en Hovelingen meer gelieve te weeten leese H:C: Agrippa de Vanit: Scient: en A: de Guevarra in syn Merosprecio de la Corte, of veragting des Hoflevens. Ten anderen, vermits de deugdsaame Magistraats-persoonen, van de [133] gemeene Ingezeetenen bemint werdende, zeer ligtelik zig zouden konnen Heer der zelven maaken, ofte opregten een Republike, en dat zy in allen gevalle, door haare goede bedieninge, alle anderen zoo Hovelingen, als Magistraats-persoonen, zouden overtuigen van corruptien, prævaricatien, en maliversatien, &c. Zoo komt de Heer, met zijn' Hoovelingen, altijts zeer wel over een; om ondeugende Magistraats-persoonen te kiesen. Want (ex pessimis Magistratibus dedecus publicum. C. Tac.) de publike schande, uit dit kiezen, der allersnoodster Magistraats-persoonen; heeft wel eenige kragt, by Tiberius en zijns gelijken, die de vryheit der Republijke, daar zy een Hooft van zijn, niet geheel, of wel onlangs hebben verkragt; maar in oude absolute Monarchien, wert die publike schande, gantsch niet geagt, en eigen intrest, allesins onbeschaamdelik voortgezet, volgens den eenstemmigen raat der Hoovelingen, zonder eenigzins op eenige schanden, ofte welvoegentheit, te passen ten nadeele der gemeene onderdanen; [Nil pudet assuetos

Page 52: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 52 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

sceptris. Lucan. waar uit deese spreek-woorden zijn ont-staan:] Die gewoon zijn den Scepter te swajen, schamen zig geenes dings. Soo haast Sanct Pieter ten Hove quam, wierd hy een schalk. Lang ten Hove, lang ter Helle. Een Vorst is wel soo selzaam in den Hemel, als een Hert in een arm mans koken.En vermits deeze raat van der Monarchen, en hunner Hovelingen magt, te vergrooten; wederzijds profijtelik is, en met goede reeden kan [134] werden bekleet; zoo wert de zelve, gemeenelik van alle Koningen en Princen, ingevolgt, namentlik, met alle ordre en middelen te bedenken, om de gemeene Onderdanen machteloos te maken, en alle macht, van het Hof te doen dependeeren, en in tijde van vrede, de Heer niet hebbende eenige reéle macht, buiten den sleep van het Hof, en de lijfwacht, is kennelik dat hy onder zijn onderdanen, niet behoorde te laten groejen een macht, die door de zelve, niet kan werden gedwongen, zulks hy om het zelve op het alderzekerste te beletten, (Divide ut imperes) moet weeren, alle Collegien, 't zy Geestelike, Politike, van Judicature, Finantie, Militie, en Ambachten: en alles doen, ordonneren, en executeeren, door jareliksche Gesanten van het Hof, ofte die aldaar de meeste vrienden konnen maaken. Want een enkelt mensch, dus hier ofte daar afgezonden weezende, voor korten tijd, nooit aanhangs [authoriteits] genoeg krijgt, by de onderdaanen, om zich tegen den Heere te kanten; maar wel van den Heer authoriteits en magts genoeg bekomt, om de Onderdanen, tot zijn, en der Hovelingen voordeel, te plonderen.Maar indien dit, door de gesteltenisse des Lands, niet doenlik is; (Ibant quo poterant, quo non poterant ibi stabant Est aliquid prodire tenus si non detur ultra) Zoo werden de Heeren en Hovelingen gedwongen, deeze maxim te rekken, met zeer kleine Collegien, bestaande uit persoonen, ook van haar gekoren ende afgedankt mogende werden en dienvolgende allesints dependeerende, toe te laaten, zoo [135] nogtans, dat de zelven hebben de magt van reeden te voeren, en de Commissaris van 't Hof, naar zijn eigen zin, te concludéeren. En daar dit niet kan werden ingevoert, laat men toe, dat die weinige leeden der vergaderinge, in schijn, de magt hebben van vry te mogen stemmen, om dus de haatelike zaken, op de aansienelikste onderdaanen te laaden; maar waarelik de daad niet: Want vermits een souverain Heer, in alle vergaaderingen, zijn Officier ofte Commissaris heeft, ofte zijn Heerlikheit, verliesen moet, en hy niet mag toelaaten gelyk daarvan in geene monarchale regeeringe eenige exempelen zyn, dat men in eenige vergaderinge, zijn stem door ballotten heimelik geeft: maar nootzakelik wil, dat het opentlik, door levendige stemmen, in 't by-zijn, ofte voorgaan, zijns Spions ofte Officier geschiet, zoo volgt van zelfs, (quo loco censebis Cæsar? si primus habebo quod sequar; si post omnes, vereor ne imprudens dissentiam. item [C. Tac.] Tiberius judiciis adsidebat, sed dum veritati consulitur, libertas corrumpebatur. Item. ex optimis Magistratibus periculum principi, à pessimis dedecus publicum. C. Tac.) Dat die leeden der vergaderinge, altijt den wil des Heeren, zullen volgen, ofte schaade lijden: Want aldaar, nog in de meenigte, nog in het veinsen van een ander avis geweest te zijn, eenig heul kan werden gehoopt.Ende dien volgende soo moet alle het gunt in soodanige collegien werd beslooten ende ingevolge van dien geexecuteerd den Heere alleen werden toegeschreeven. Ende uit deese quade ordren ofte collegien, volgd wijders, in de monarchale landen, [Alle welke ordren, nootsaakelik uitwerken konnen,] dat geen Dorp, Stadt, of Lant zijn eige fortificatie, vivres, ammonitie, finantie, tot noodig onderhoud der zelve, hebbe; en nog veel [136] min, laten de Heeren en Hovelingen toe, dat de eige Ingezetenen, zich met wapenen voorzien, en in de zelve oeffenen; want zy als dan gewisselik (chascun tire l'eau à son moulin. Die de kroo heeft, die kruitse; en die de magt heeft, die gebruiktse) een yder voor zijn eigen interest zullen spreken, en zoo wel den Heer, als de Hovelingen, haar daar in contrarierende, buiten hare Poorten zullen keeren.Maar indien eenig Onderdaan, buiten die vergaderingen van Regeeringe zijnde, door eenig geval des werelts, 't zy door geboorte, rijkdom, wijsheid, mildheid, beleeftheid, welspreekenheid, couragie, en genereusheid, &c. zoo uitsteekende is, dat alle, ofte veel onderdaanen, schijnen te hoopen, door hem, in hare verdrukkingen, te zullen werden geholpen; (Morta la bestia, morto il veleno.) zoo werd de zelve, altijd door den Heer omgebracht, en zijn goederen geconfiskeert, ofte onder de Hovelingen verdeelt. Waar uit noch wijders volgt, aan de eene zijde, (viro eminenti nihil intolerabilius, Sophok.) dat de

Page 53: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 53 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Onderdanen, hare uitsteekende goederen, en deugden, nootzakelik moet verbergen; en dat zy, niet mogende werden gebruikt, ook zo zeer niet werden begeert, nochte aan den Kinderen nagelaten; zulks eindelik, (postquam omnem potestatem ad unum conferri pacis interfuit, magna illa ingenia cessere simul veritas pluribus modis infracta. C. Tac. Libera lingua sat est, cui tacuisse licet sub Domino.) [137] alle rijkdom, konsten, wetenschappen, en deugden den onderdaanen schadelik zijnde, in die Landen vernietigt worden. En aan de andere zijde, regeert de Heer, en zijn Hovelingen aldaar, sonder eenige teegenstand onderworpen te zyn over weinig Onderdanen, gelijk als over zoo veel Beesten.Sulks men in der waarheit zeggen mag, de pligt der Monarchen, Heeren en Hoofden te zijn, goede zorge te draagen, op dat haare eige Onderdaanen, zoo magteloos blijven, ofte werden; dat zy niet zouden konnen, schatting en gehoorzaamheit, weigeren; hoe seer sy ook, ten voordeele des Heeren, ofte sijner Hovelingen, mogen werden gedrukt: en dat dienvolgende, in alle manieren moet werden belet, dat geen hunner Steeden, zoo magtig en groot werden; dat zy uit haaren eigen boezem, en borse, een Heir te Velde zouden konnen brengen, en houden; om daar meede, aan hun eigen Heer het hooft te bieden, ofte hem te verjaagen. Als mede, dat zy even zoo weinig mogen toelaaten, dat haare Steeden, door een goede fortificatie, en in de waapenen-geoeffende Poorters, haaren eigen Heer, zouden konnen buiten de Poorten keeren.En of schoon de kintse, wellustige, traage, en onweetende Monarchen, dit alles quamen te verzuimen; zoo zouden nogtans, die als dan in haare plaatse regeeren, niet vergeeten, haar eigen voordeel te betragten; en 't zy in vreede, 't zy in Oorloge, (Vastitatem faciunt) de Onderdanen uitplonderende, die in getaale te vermin[138]deren, magteloos te maaken, en te ontblooten, van alle fortificatie, vivres, ammonitie van oorloge, en krijgs-oeffeningen.Alle het welk door Aristoteles Pol: Lib: 5. Cap 11. in het breede werd geleerd, ende met veel exempelen, uit de Latijnsche, en Grieksche Historien, kan werden beweezen; En nog heeden kan men, de waarheid hier van zien, in Turkyen, Persien, China, Moscovien, Polen, &c. alwaar geen Collegien van regeeringen zijn. En ter contrarie, daar men Collegien heeft toegelaaten, en de fortificatien der Steeden niet heeft belet; jaa dat meer is, daar de souveraine Heeren, wel de fortificatien der Steeden en haar gevolg, maar niet de vergrootingen der Steeden, hebben belet; Hebben zy zelfs met haare residentie, haar gezag oover de Onderdanen, niet konnen behouden. Waarvan Barcelonen, Lissabon, Napels, Londen, Parijs, Bordeaus, alle de groote Steeden der Duitsche Vorsten, alle de groote Steeden van Neederland, ten tyde der Graaven, [zyn hier van] leevendige exempelen zyn.

1.1.28 Ongemakken der Onderdanen van de beste Princen in offensiven oorlog.

Sulks de Heeren en haare Hoovelingen versuimd hebbende den groten aanwas harer Steden te beletten, ende aldaar nog geen Cittadellen hebbende konnen doen bouwen, alsmeede bemerkende, dat haare groote, en weelige Steeden ofte Landen, door een Hoofsen sleep, en lijfwagt in tyden van Vreede, niet konnen werden gedwongen; maar dat daar toe, meer soldaten van nooden zijn; [139] ligtelik teegen haare zwakker naaburen, eenigen oorlog aannemen, (sua retinere privatæ domus, de alienis certare Regia laus. [C. Tac De bello aliquid, de pace nihil.] Item. Passim delationes, & locupletissimus quisque in prædam, correpti, quæ gravia & intoleranda, sed necessitate armorum excusata, etiam in pace mansere. Item: Nobilitas opes, omissi gestique honores pro crimine, C: Tacit.item de bello aliquid de pace nihil) om die Koninglike glorieuse conquesten, ten voordeele der Hoovelingen te doen, en ondertusschen ook door de Krijgsmagt, die weelige steeden te temmen, met haar ondraagelikke lasten op te leggen, en dezelve ook daar naa, te doen duuren in tijde van vreede. Want, de spreekwoorden seggen van ouds inter arma silent leges jus in armis. Die gekroonte haupter lassen sich nicht vinculieren; Waar meerder komt, moet minder wijken. Daar gewelt komt, houd regt op, [seggen de spreek-woorden van ouds] sulks dan alles door de noodsaakelikheid der

Page 54: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 54 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

wapenen, en 's Lands dienst by het onverstandige Graauw, en altijds oorlogwillende domme Volk, konnende werden bekleet; zoo valt men oopenbaarlik, alle uitsteekende Ondersaaten, en Magistraats-persoonen, die van Coustumen, Wetten, en Privilegien, hebben derven spreeken, op het lijf, en als van quaadwillige Landverraders tast men haar goed aan, en alle het volk zegt Amen. Daar naa tast men het gereedste aan der Kooplieden (die dog altijd den Hoovelingen in het ooge zijn) schepen, koorn, vivres, en ammonitie van oorloge, en men bezwaart, het [140] uit- en ingaan der Koopmanschappen, zoo veel men wil: (Nulla tributa minus noxia, quam quæ advectis mercibus imponuntur in portubus: ea enim magnam partem pendunt exteri. Quare prudentissime in iis constituti sunt reditus regii in Anglia, ipso regno immuni relicto. D. Savédra symbol. 67.) Want geen lasten zijn min schaadelik, dan die men in de haavens den in- en uitgaande goederen oplegt, segt die wijse, en deugtsame Minister van Staat, D. Savédra, een Spanjaart, daar kennelik, geheel Spanjens, of aller onderdaanen welvaaren, hangt van de negotie, en koopmanschap met de Indiën. Wat grouwelen, moeten de Koopluiden niet verwagten, van andere, domme en boosaardige Hoovelingen; in een Land, met de zee, en zoodanige aanzienelike Commercie, niet verknogt zijnde? Want het zijn, zoo men voorgeeft, Buitenlanders, ofte vreemde Inwoonders, die het meesten betaalen; En daar-en-boven, zoo konnen die roerende goederen, by wanbetaling der Convooy-gelden, zeer ligtelik aangeslagen, en aan de meestbiedende verkoft werden; maar hoe hart een zaak het is, door schatting, gelt te krijgen, van iemant, die niet als vaste goederen bezit; ziet men dageliks in Vrankrijk, alwaar men zedert het jaar 1634. om gemelde schattingen, de Gevangen-huisen zoodanig heeft vervult gezien, met bedroefde Landlieden, dat niet een jaar is voorby gegaan, tot heeden toe, dan met meer als 100 Boeren, [141] weegens verdriet, en ongemak, in den Kerker te zien sterven. Jaa dat meer is, in den jare 1649 wierd door de drie standen des Eylands France, aan het parlament van Parys vertoond, dat op eenen tyd namentlik in den jare 1646. tegelijk gevangen waren wegens schattingen en imposten wel 23000 menschen, en dat in den selve jare door geheel Vrankryk wel 5000. der selven in gemelde gevangen huisen stierven; Voorwaar, indien zy meubele-goederen hadden, zoude men die schattingen, niet gemakkeliker executeeren konnen? En daarom komt men eindelik, tot schattingen van alle die gegoed zijn, en in alle deze lasten, soeken de Hovelingen, geen schatten voor den Heer, die meent genoeg gewonnen te hebben, als hy zijn magt heeft vermeerdert, en die van zijne onderdaanen gebroken, met haar arm te maaken, maar voor haar eigen zelven; en daarom raaden zy, niet tot veele, kleine, en generaale lasten, maar tot grooten, die men weinigen, aanzienelike onderdaanen oplegt; op dat die zelven, het der pijne waardig zouden agten, haar de handen te vullen; om verschoont te werden, ofte te mogen smuiken. Ten anderen, zoo vinden de Monarchen, en de Hoovelingen te samen, deeze geldmiddelen de besten te weezen, om dat de geringste onderdaanen, die in een oneindelik getal zijn; nietwes te verliesen hebbende, andersints ligtelik een oproer maken souden, sulks ter contrarie deeze geringe onderdanen, dus van de imposten op de consumtien werdende verschoont, aan de regeeringe verpligt, en door de naturelike nijt op de aansienelikste onderdaanen, gewillig werden gemaakt, om de zelven te helpen verdrukken en dienvolgende soo behoorde een yder ligtelik te konnen sien, dat onder de aller beste een-Hoofdige regeerders niet alleen de politie en Justitie, maar ook de finantien ten allerhoogsten verdorven zyn, en dat insonderheid by tyden van oorloge wanneermen die meest van noden heeft. Welke maniere van regeeringe, zoo generaal is, dat men naweliks eenige exempelen ter contrarie zoude konnen vinden, en die daar aan twijf[142]felt, slaa maar zijn oogen, op de geciviliseerde Rijken, van Spanjen, Vrankrijk, Engelant, Sweden, &c. Daar zal hy zien, dat alle het gout van de Indien, en die oneindelik groote geconquesteerde Europise Landen, in Spanjen: Dat een ongeloovelike vrugtbaarheit, twee Zeen, magtige Rivieren, en veel groote Steeden, in Vrankrijk: Dat een onuitspreekelik gezeegende situatie, en vrugtbaarheit, in Engelant: En dat conquesten, driemaal meer inkomens opbrengende, als het eigen Rijk, in Sweeden: alleen door de gebreeken der Monarchale regeeringe, onnut gemaakt, jaa misbruikt werden: om de gemeene Onderdaanen, zoo magteloos te maaken, als doenelik is.

Page 55: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 55 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.1.29 Ongemakken der Onderdaanen van de beste Princen in defensiven oorlog.

Maar nog hebben wy niet geconsidereert, het einde der ellenden, daar in de onderdaanen, deezer gebore zoo gepreese, en zelfs-regeerende Monarchen, vervallen; namentlik, naa dat de onderdaanen, zoodanig van alle weetenschappen, deugden en goederen ontbloot; alle Steeden oopen, en magteloos gemaakt; en alle Collegien weg genomen zijn: zulks zy, haren eigen Heer niet konnen wederstaan: zoo volgt daar ook klaarlik uit, dat zy alle niet min openleggen, voor [143] haare magtige nabuuren, zulks die Meester te Veld is, gewisselik dien trouwloozen Ruiter en Paart, beiden Heeren en Onderdaanen, op den dijk jaagt. Het welk men onlangs zeer klaarelik heeft gesien, in Bohemen, den Paltz, en genoegsaam alle Landen den Duitsen Vorsten onderhoorig; hoe jammerlik, zijn meest alle die onderdaanen, van Vrienden en Vyanden geplondert, en veele Heeren ten lande uitgejaagt geworden; terwijle zoo veele kleyne Rijksteden, sig door goede ordre, en fortificatie, hebben geconserveert. En dageliks ziet men het zelven nog in Engeland, Schotland, Polen, en Deenemarken. En die geheele ondergang van China, door den inval der Tartaren, onlangs voorgevallen, bevestigt allesins, de grouwelen der Monarchale regeeringe, en deezer alzoo quaade, als noodzaakelijke maximen, waar uit die verwoestingen van Landen, en Steeden, en vernielingen, en vlugten van Ingezeetenen onder Monarchale regeeringen, in der eewigheid, zoodanig zullen in zwang gaan, dat den verstandigen Lezer der Historien altijdt de hairen ten berge daar over zullen rijzen.

1.1.30 De eerste Koningen van haar geslacht, zijn de allerbesten.Behalven deeze uit kragte van geboorte succedeerende ende zelfs-regeerende Monarchen, die gemeenelik zeer werden geroemt, by de nakomelingen, om dat scheeltjen al[144]tijt Koning is onder de blinden; zijn noch anderen die de nakomelingen ook veeltijts prijzen; namentlik, die door geval, en uitsteekende deugden, Heer werden van een Land, daar zy te vooren Onderdaan waren; welk geluk het Roomsche Rijk heeft genoten, ontrent 80 jaaren naar een, onder Nerva, Trajanus, Adrianus, Antoninus, Marcus Aurelius, die door Adoptie ofte een vrye keure wanneer sy tamelik bedaagd waren vreedzamig tot het Rijk quaamen. Insgelijks werden zomtijds gepreesen, die zig door gewelt van waapenen, van Onderdaan Heer maaken; voornementlik, in een Republik, alzoo deeze Monarchen weeten, dat de voorheen vrye halzen, nog niet gewoon zijn, het juk en toom te draagen; en dat zy 't zelven zeer beveinst, beleeft, en zaft, moeten opleggen; of dat die vers-getemde rossen, zouden tragten, met alle geweld, het juk en den Ruiter, af te schudden.

Nil pudet assuetos sceptris, mitissima sors est,Regnorum sub Rege novo. Lucanus.Geboore Heeren, zijn meest schaamtelooze menschen;Een nieuw Prins, is in 't Rijk het ligste juk om wenschen.Maar in Koningrijken, is die verandering zoo groot niet, als iemand door collateraale successie, Heer werd, daar hy te vooren onderdaan was ten deele omdat hare grote geboorte met een quade opvoeding plagt altijt vergeselschapt te weesen; ende ten deele omdat die verwagting van dat groot erf altijds veele hovelingen gaande maakt om haar van iongs op in alle wellusten voor te gaan, ende daar door hare gonst tijdig te winnen; Waar van Hardouin de Perefixe, pag. 517. aldus spreekt. Maar die van verre, en in rijpe jaaren tot de Kroone geraken, zijn meestendeel verstandigst [145] (namentlik, als de gebore Koningen) in hare saken. Want sy maken veel meer haar eigen werk van regeeren, sulks sy ten selven einde begeeren zelfs aan 't roer te sitten. Sy zijn regtvaerdiger, barmhertiger, en safter van aard. Sy mesnageren beeter haar inkoomen. Sy sparen sorgvuldiger het goed en bloed hunner onderdanen. Sy hooren liever de klagten hunner ingeseetenen, en doen ook beeter justitie. Sy oeffenen selden hare uiterste souveraine magt, die somtijdts, de volkeren tot groote ellenden brengt, rasende maakt, en groote revolutien veroorsaakt.

Page 56: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 56 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

En dit komt her, om dat die Monarchen, dikmaals de waarheid gehoort, en geleert hebben, hoe groot een schand het is, dat een Prins niet selfs op het Toneel komt, maar sijn personadje door een ander laat speelen. Dit komt her om dat sy niet altijds vleyers, maar somtijds ook vyanden hebben ontmoed, die haar openbarelik het hooft biedende, en hare gebreeken overhalende, haar hebben geleert die te beteren. Dit komt her om dat sy hooren lasteren, en selfs gelastert hebben, de gebreeken der regeeringe daar sy onder leefden; sulks sy verpligt zijn beter te regeeren, en niet te volgen, 't gunt sy te vooren selfs hebben verfoeit. Dit komt her om dat sy onder een ander staande van wien sy vreesden gestraft te werden, genoodsaakt zijn geworden, sig voorsigtig en vlytig te dragen. Dit komt her om dat sy dikwils de klagten der Onderdanen selfs gehoort en de ellenden der selven gezien [146] hebben. Dit komt her om dat sy selfs hebbende gesmaakt, de strengheid van een al te harde en hoogdravende regeringe, hebben geleert hoe swaar het valt een ongemak te dragen, en hoe seer men verpligt is meêlijden te hebben over iemant die men onregt doet. Waar van wy twee schoone exempelen hebben in Louijs de XII. gezegt Vader sijner onderdanen, en in Henderik de IV. gezegt de Groote, de twee beste Koningen die in dese laatste Eewen in Vrankrijk den Troon hebben betreden; Dus verre Hardouin de Perefixe. En dit heeft men konnen zien, zo het een als het ander, omtrent Republiken, vervallende tot een Monarchale regeeringe: als mede in Oude Monarchien. Namentlik: in Keisers Julius Cæsar, Augustus, Tiberius, &c. Prins Willem, Maurits, Henrik, van Oranjen, Die van den Huise van Medices in Florencen. Lodewijk de XII. François I. Henry IV. Karel, en Gustavus Adolphus, als mede Karolus Gustavus, Koningen respective van Vrankrijk en Sweeden. Want voorwaar (superbiunt homines annua designatione, quid si honorem per quinquennium agitent. C. Tac.) indien de Menschen door de magistrature van een jaar jaa dat meer is door de designatie van een jaar hoovaerdig, en alle Officiers haar leven geduurende (ad vitam) in Republiken ondragelik werden; als blijkt aan Bailjouwen en Secretarissen; wat moet men, van die souveraine Hoogheid, niet verwachten? In allen gevalle, moet het extraordinaris Casus gansch niet werden geacht: Want gelijk men bevind, dat alle naturelike dingen [147] verplaatst zijnde, ter derde generatie, haaren ouden aart hebben verwisselt, om die van het nieuw land aan te neemen, zoo bevint men het zelven ook, in de menschelike regeeringe; of wel eer by exempel, David, de eerste Koning sijns geslagts, was een goet krijgsman, voorzigtig en arbeidsaam. Zijn zoon Salomon, was vreedsaam en wijs, maar ook zeer pragtig en luxurieus. En deezes zoon Rehabeam was een baldadig deugdeloos Monarch. De Keiser Augustus was milt, beleeft, arbeidsaam en voorsigtig; dezes Soon Tiberius was voorsigtig en mild, maar ook beveinst, een grooten dronkert, luxurieus en wreed. En deezes Tiberius geadopteerde Soon C. Caligula, was een laatdunkent, uitsinnig, en wreede Nar, in plaatse van een deugdsaam Monarch, welk het gemeen volk had gemeent hy soude weezen, om dat hy warelik Soon was, van die soo seer gepreese en beminde Germanicus. De Keiser Vespasianus was voorzigtig, arbeid- en spaarzaam, maar zijn zoon Domitianus, was een wreed, en deugdeloos Monarch. De Keiser Marcus Aurelius, was een zeer loffelik Monarch, maar zijn zoon Commodus, had alle de gebreeken, en geen deugden der Monarchen. Prins Willem was arbeidsaam, voorsigtig, mild en beleeft; zijn zoonen, hadden ook veele deugden, Mauritz meer, en Henrik min, maar wat zoude Prins Willem de II. zijn geworden? Hertog Karel van Finland, die zig Koning van Sweeden maakte, was niet ontbloot [148] van deugden, en desselven zoon Gustavus Adolphus, was een woelend, strijdbaar Conquereur, maar wat was, en is, dezes dochter Christina? Henrijk de IV. maakte zig door zijn groote deugden, Koning van Vrankrijk; maar was desselven zoon een Regeerder van 't Land, of een stil, devoot, eenvoudig inwoonder van Vrankrijk? en wat Lodewijk de XIV. zal weezen, begint men te zien, en zal haast meer blijken. Claudius die buiten verwagting Keizer wierd, was niet soo verfoejelik, als zijn zoon Nero. Septimus Severus, maakte zig door veele bequaamheden Keiser, maar desselven zoon Bassianus Caracalla, was een Tygerdier in wreedheden; en deezes zoon Heliogabalus, was een Monster, en geen mensch. Valerianus, wierd om zijn deugden Keiser gekooren, maar desselven zoon Galienus, liet alles drijven, om zijn wellusten te volgen; sulks het Rijk door de Vyanden allesins aangetast, en verscheurt wierd; terwyle hy alle de Finantien verquistede, in pragt en overdaad, &c. En deese waarheid, namentlik: dat Heeren Kinderen gemeenelik seer qualik geaard zyn, is van outs soo

Page 57: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 57 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

bekent geweest, dat daar uit by den Latynen en Duitsen deese spreekwoorden zijn ontstaan, Heroum Filii noxæ. Wijser, rijker en grooter, kinderen geraden selden wel. En als men van de goede Koningen en Mannen, ter derde generatie eenmael is gedaalt; is het daar naa zoo groot een mirakul, ofte zeldzaam werk, een Heer te krij[149]gen, die te gelijk een deugdzaam Mensch, en een bequaam Regeerder zy, dat men in de Historien, naweliks eenige diergelijke exempelen, vinden kan, dan by de geenen, die door electie zijn gesuccedeert, als by de Otthoos en Henriks, duitsche Keisers, en diergelijken, want de kracht en schijn van electie, die deugden, somtyds, hoewel seer selden nog een generatie of twee, kan verder planten: Alzoo deeze eerste gepresumeerde Successeurs, nog geen absolute Monarchen zullende wezen, door hare Ouders niet werden gevreest, zodanig, als of zy door hare bequaamheid tot de regeeringe, hare eige Ouders uit den zadel zouden konnen werpen, om daar selfs in te sitten. Ja dat meer is, om dat dese Ouders, als mede de Hovelingen eenigsins vreesen, dat de gepretendeerde Successeur door een al te groote misdaad, ofte onbequaamheit tot de regeeringe, misschien daar buiten soude werden gehouden, en dat de ingeseetenen des Lands souden tragten hare oude vrye regeeringe op te regten, en te omhelsen, of wel een veel bequamer persoon tot een Hooft hunner regeeringe te kiesen, zo plegen deese gepretendeerde eerste Successeurs beter te werden opgevoed als de kinderen der absolute Monarchen. Sulks de ronde waarheid zeide, des Konings zoon de jonge Dionysius van Syracusen, bestraft zijnde door zijn Vader, over zijn bald- en overdadig leven, met deeze woorden, onder anderen: Zoon, immers hebt gy niet gehoort ofte gesien, dat ik ooit zoo gedebaucheert leven heb ge[150]leid? als hy antwoorde: Ik geloof het zeer wel Vader, maar gy waart geen Konings zoon gelijk als ik. Waar op de Vader ook zeer wel zeide: En zoo voortgaande, zult gy, in dit Land, wiens vryheid ik verkragt heb, geen Konings zoon nalaten; het welk de tijd, daar naa ook heeft vervult. Want deeze jonge Dyonisius, zijnen Vadere in het Rijk gevolgt zijnde, continueerde zoo luxurieus, quistig en zorgeloos te leeven, dat hy van het Volk, nog ongewoon, die Koninglike gebreeken te prijsen, en voor suiker op te eeten; zoo zeer gehaat wierd; dat zijn gebannen Zwager Dion daar door gelegentheit kreeg, met een kleine magt, Syracusen in te neemen, en deezen Koning uit Sicilien te verdrijven.Nu dunkt my noodsakelik te weesen, dat ik de Consideratien en Exempelen deses Cappittels verklare met eenige Fabulen.De eerste Fabul.Een oude Vrouw opentlik biddende, voor het lang leeven, van den jongen Dyonisius, Tyran van Syracusen, en daar over bestraft zijnde, als de Vryheid ende het welvaaren des Vaderlands, nogte het zugten en de tranen der medeborgeren, niet achtende; antwoordede, dat het contrarie van beiden zeer waaragtig was: en dat zy uit een zeer goede genegentheit, tot haar Vaderland, deeze ernstige gebeden dageliks dede; maar, zeide zy, gy kent de weerelt zoo wel [151] niet, als ik; want toen ik jong was, bad ik, en een yder, met tranende ogen, dat de Goden geliefden weg te nemen onzen eersten Koning, die de Vryheid onser Republike van Syracusen had verkragt, namentlik de oude Dyonisius; en het zelven na verloop van veel jaren geschiet wezende, heb ik in de regeeringe zien volgen dezes Zoon, die ons veel meer drukt, en ondrageliker regeert, als zijn Vader; sulks [ik] geloovende, dat de Zoon deses jongen Dyonisius, ons noch veel meer tiranniseeren zal, en dat, volgens de gemeene loop des Werelts; ik zeer groote reden heb, om voor sijn lang leven te bidden.Tweede Fabul.Een Ezel, in den dienst eens Tuinmans, niet genoegsaam gevoed werdende; verkreeg van Jupiter, op zijn gebeden, een ander Heer; maar ['t was] een Pottebakker, by wien hy noch min gelegentheit had, om zijn kost te zoeken, en met swaarder, en rugge-inrijdende lasten, beladen wierd; zulks hy ten tweeden male bad, en verkreeg een derde Heer; maar ['t was] een Leertouwer, die den ouden Ezel niet meer achtende waerdig te zijn, als het vel, dat hy wel genegen was te touwen; den Ezel gedurig overladede, en onbarmhertig sloeg. Sulks hy eindelik, met droevige zugten uitberstede ende seide, och my ellendige die ooit een Meester heb gekregen, en drie dubbelt ellendige! die voor mijn derde Meester, een heb gekregen, die om mijn vel te bezitten, my zal dooden.

Page 58: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 58 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

[152] Deese Fabulen leeren, Heroum filii noxæ Nil pudet assuetos sceptris mitissima sors est regnorum sub Rege Novo: Lucan. dat de eerste Heeren van een Land, gemeenelik de besten zijn, en dat haare Successeurs, van tijd, tot tijd, besonder tot in de derde, ofte vierde generatie, slimmer werden.

1.1.31 De beste Monarchale Regeering met een Fabul afgebeelt.Maar vermits deese Regering der extraordinare, eerste, loffelike, en allerbeste Monarchen by den Ouden met een seer aardige Fabul is afgebeelt geworden, dunkt my geraden, die in dit bysonder Cappitel te laten volgen.Namentlik, het onnosele Borger- ofte Staaten-Paart, in Vryheyd leevende; en door zijn naabuur, het gewapende inderijl oovervallende, en vertrekkende Hart, niet konnende meester blijven, van het oopen-grazig veld; was niet te vreeden, (chi ha tempo ha vita. Principes mortales Respublicæ æternæ) in de dikke Bosschadjen, voor het Hart, weegens de breede hoorens ontoegankelik, zijn voedsel te zoeken tot dat metter tijd, de honden het zelven zouden vangen; maar ging tot een gewapent Man, hem zijnen rugge ter jagt op syn vyanden aenbiedende, [op conditie] dat de Man, 't geconquesteerde Hart, voor wildbraat zoude mogen eeten, maar daarbooven sig gansch niet meer aanmatigen. Waar [153] mede de Man beloofde, vergenoegd te [te vreden] te zullen zijn; dog [maar] seide, om vast te zitten, en regt te stieren, zadel en toom van nooden waren: waar voor het Paart wel schrikte, maar nogtans, door nieuwe beloften ende eige gulsigheid nyd, eere en wraakgierigheyd vervoert; boog den rugge, opende den mond, ontfong zaadel, toom en Ruiter, die, als voorzien met wapenen, pijl en booge, het Hart in 't korte ter needer velde, zulks het Paart verzogt dat de Ruiter, volgens belofte, aftrad, ontzaalde, en ontoomde; maar de Ruiter geantwoort hebbende, dat in gevolge van het regte verstant der unie alliantien en beloften, het Hart door hem moeste werden te huis gebragt, en de Ros-moolen gemaalt, tot dat het Wildbraad ge-eeten ware, soo wierd alle het selven wel uitdrukkelik ontkend door het paard dat teegen dien ondankbaren helper bestond [het Paart] te steigeren en te schudden; dog te vergeefs: want de Ruiter, sloeg met zweep en spooren, ja trok zijn zwaart met dreigementen van de doodt; zulks het Paart naar de Ros-moolen ging, daar de Ruiter, naar zijn eigen zinlikheid en profijt, het selven dapper deede werken, (Equo feroci pabulum subducendum,) en weinig voeders gaf; quansuis om dat het had willen rebelleren, en op dat het zyn Ruiter niet zoude konnen afwerpen, als het magteloos geworden zoude weezen. De Fabul leert: De Staaten en Gemeente, zijn het Paart, de Monarchen, Harten en Honden, die gedurig oorlog voeren. De gefortificeerde Steeden, de Bosschagien. De Kapitain Generaal, de Ruiter; die eerst den Staaten den toom in den mond legt, en [154] daar naa de gemeente doet arbeiden, en arm maakt, op dat sy hem souden konnen gehoorsaamheit en schatting weigeren.

1.1.32 Wat de H<eilige> Schrift des Ouden Testaments, ons leert, van dese beste Monarchen.

Het zelven wert ons ook geleert in de Heylige Schrift: Want het is kennelik, dat God bysonderlik een Heer was van Abraham en syn saad, uit kragte van seeker verbond met hem aangegaan: als meede van de Joodse Republike, alsoo [en dat hy,] van de Israëliten sijn eigen Volk had gemaakt, door haar te verlossen uit Egypten, en spijsigen in de Woestijne; Als mede voornementlik, met haar te geeven byzondere Landen, Wetten en Magistraats-persoonen, om deselve te executeeren in Godes name gelyk ook kennelik is, dat de Israeliten van hare syde aan den berg Sinai God als haren bysonderen Heer ofte Koning aannamen ende beloofden te gehoorsamen. En het is klaar dat deeze allezins Goddelike Republik stont omtrent vier hondert jaren, met een magteloos Hooft, namentlik een Balk de waapenlooze Overpriester, die (ad vitam) zijn leven geduurende, of ad culpam, President van het Sanhedrin, ofte opperste Joodse Raat was, zoo nogtans, dat hy zelfs van dien Raat, (judicabat summus Sacerdos & judicabatur,) mogt werden door de meeste stemmen veroordeelt, afgezet, en gestraft; het welk hy waapenlooze, misdaan hebbende, ligtelik te verwagten had, van ad vitam weesende Leeden, die de nature en de

Page 59: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 59 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

geboorte gaf: te weeten de oudsten der geslagten; welke leeden der regeeringe by oorlogs-tijden koren een Velt-[155]overste, om met de op-ontbode Lantsaten ten strijde te trekken; onder den Naam van Regter. Eindigende nogtans des selve militaire Magt met die expeditie, ofte ten langsten met de Vreede. Maar naa dat Eli en Samuel, meer haar eigen als Godes eere ende der republiken welvaren, zoekende, door haare Priesterlike aanzienelikheit en vroomigheit, haare zoonen, hadden over Israël konnen stellen als gedurige Rechters, en dat die, of gewelt deeden, ofte het regt bogen, ten voordeele van die het meesten gaf: zoo vermogten deeze twee, na een volgende quade exempelen, zoo veel; dat de Israëliten, gelijk de dwaazen altijt, om den rook te ontgaan, in het vyer springen, walgden van deeze Goddelike, en naturelike regeeringe; en in plaatse, van de magt des al te magtigen Hoofts namentlik des Hoog-priesters, te verminderen, en die excessen te steuiten; zoo begeerden zy in hare Republike een Electif dog ad vitam, [een] permanent Hooft, van de Justitie en de Militie, onder de naam van Koning, nietwes voor haar houdende, als een krachtelooze Politie (Sie Schirkadus de Reg: Heb: jure). Hoewel de Joden meenden dat sy over hare elective Koningen magts genoeg behielden om haar te konnen intomen, maar het contrarie bleek terstont: Want de Joodse Koningen, waren niet alleen Capitain Generaal der Joodse Republike, maar zy presideerden in gemelde Sanhedrin, ofte opperste Raat, ad vitam (cum judicarent & non judicarentur,) absolutelik oordeelende, stemmende, en doende straffen nevens de andere Leeden, zonder door gemelde Raat geoordeelt, en gestraft te mogen werden en dienvolgende was der selve magt soo groot dat het niemande der leeden in het bysonder geraden was in het stemmen haar teegen te vallen: ook meenden. [Meenende] deeze dwaaze Israëli[156]ten, dat zoodanig Hooft deeze grootere magt niet ten quade en tot syn eigen voordeel maar ten goede zoude gebruiken, om beeter ordre in de Joodse Republike te brengen; en zoo wel in vreede als in oorlog, beter en vaardiger resolutien te neemen, en te executeeren. En hoewel de Propheet Samuël, de menschelike passien beeter hebbende geconsidereert, wist, dat een Hooft welk door souveraine leeden niet konde werden geoordeelt, ofte gestraft, alle zijn magt, privatelik zoude gebruiken, tot zijn eigen voordeel, alwaare het ook tot groot nadeel aller andere Leeden van den Staat; en dienvolgende, deeze dom-driftige Israëlitise Regeerders, het Regt, ende de waaragtige manieren der Koningen, jaa der beste Koningen voor oogen stelde, met te zeggen. Hy zal uwe Soonen gebruiken tot zijn Lakajen, om zijn lant te ploegen, te oogsten, en om alle zijn wapentuig te maken. Uwe Dochters zal hy gebruiken tot Cameniersters, Kokkinnen, en Baksters. Daar-en-boven zal hy nog het tiende neemen, van uw vee, gezaaide, en wijnen, om het zelven aan zijn knegten te geven. Jaa uwe beste Slaven, Dienst-maagden, en Ezelen, zal hy u ontnemen, en tot zijn eigen werk gebruiken. Dat meer is, uwe beste Ackers, Wijn- en Olijf-gaarden, zal hy u ontneemen, om die aan zijn Hoovelingen te geeven. Zulks gy over uwen Koning, God, die gy nu in zijn regeering veragt, zult klagen; maar hy zal u niet willen hooren: Maar de Israëliten meenende dat Samuël meer tot zijn eigen voordeel, als de waarheit sprak, geloofden hem niet. En [157] indien wy dit, meer van Saul als van de Koninglijke regeering, verstaan; zo konnen wy nauweliks van grooter domheid, en Monarchale pluimstrijkery, geexcuseert werden. Want ziet men niet allesins, in de Boeken van Samuël, dat Saul, als de eerste Koning, geen pragtig Hof hiel, weinig magts had, en meest op zijn defentie teegen de Philistinen moest staan, en dat zijn autoriteit, door langheid van jaaren, allengs aanwies, zoo nogtans, dat men van geen moorden ofte onkuisheeden in Sauls huis voorgevallen, ietwets te leezen vind. Sulks syn soon Isboseth niet van alle de geslagten Israels tot syn successeur gekoren wierd; en door syn slapheid het ryk naweliks twee jaren konde behouden. Maar, viel niet David, als de tweede Koning, met zijn Koninglijke Hof en gedurige oorlogen den Isralieten zwaarder als Saul? Was zijn huis niet besmet, met leelike moorden, vuile onkuisheeden, bloetschande en wreede rebellien, van Absalom [en Adonia] om syn [haar] eigen Vader te dooden, ofte uit de Regeering te schoppen? Was David niet soo magtig dat hy der Israeliten keur ofte Survivance van Adonia vernietigde ende syn soon Salomon in dit electif koninkryk tot successeur designeerde? Viel niet Salomon, als de derde Koning, en een Konings Soon, zelfs in 40 jaarige vreede den Israëliten zoo zwaar, dat met zyn dood, zy alle opstonden, om van Rehabeam verligting te begeeren? Agte die, de Israeliten eer sy hem nog gekoren hadden tot koning, niet soo weinig, dat hy haar oopentlik derfde

Page 60: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 60 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

dreigen te sullen straffen, omdat sy nog eenige schyn van Vryheid hadden derven gebruiken? Voorwaar, zijn oude Raadsluiden zeiden waar, en zeer voorzigtiglik, indien gy dezen dage toegeeft, zoo zal geheel Israël, t'allen dagen u slaaf zijn. Maar Samuels Prophetie wierd waaragtig: Want de Israëliten wierden niet verhoort, en alreede gewoon zijnde, Koninglijk geregeert te werden, rebelleerden zy zoodanig, (Mutatio Tiranni, non tirannidis ablatio. We must not take [158] away the name, King, but the thing King,) soo viel alle dit gewoel der Israeliten soodanig uit als het pleeg: namentlik dat zy in plaatse van hare oude en vrye regeeringe weederom op te regten van meester niet verbeterden, maar veranderden, vallende van d'eene slaverny, in d'andere. En by de vierde of verdere descendenten der elective Koningen, onder ondragelike Monarchen: gelijk men het zelven in de Boeken der Cronyken, als mede der Koningen, zo van Juda als van Israël, in zo meenigvuldige exempelen zien kan, dat men daar naaweliks een eenig exempel, onder de geboore Koningen, van een goed mensch, en te gelijk goed Koning vind.Nu is het tijd geworden, dat ik, volgens mijn gewoonte, alle het voorgaande bevestige met een Fabul; En alsoo in het Heylige Boek der Rechteren, de Monarchale Regeering met een seer treffelike vergelijkenisse werd afgebeelt, dunkt my geraden dit heilige Cappittel te eindigen, met deese Heilige Fabul.Als de Heilige Veldoverste Gideon had verlost uit de slavernie der Midianiten, de Israëliten; riepen zy: Weest ons Heer zoo gy als uw afkomelingen, want gy hebt ons verlost. Maar hy antwoorde: Ik zal over u niet heerschen, de Republik die God heeft ingestelt is beeter, laat die oover u heerschen. Maar na zijn doot, zeide zyn godlooze zoon Abimelech, gansch het contrarie, teegen die van Sichem, namentlik, wat is beter, dat een man over u heersche of 70 door een republikse regeering? En daar op, zijn broeders gedoot hebbende; maakte hy zig Heer van Sichem, sulks Jotham, een zijner [159] 70 gedoode broederen, ontvlugt zijnde; haar deze Fabul van eenen berg toeriep: De boomen een Koning begeerende, gingen tot den goeden vrugtdragenden Olijfboom, als mede vervolgens tot den Vygenboom en Wijnstok; maar also deese goede bomen d'een voor, en d'ander naa weigerde Koning te zijn; seggende, dat zy als dan geen goede vrugten zouden konnen voortbrengen: zo keerden de boomen zig, tot den vrugteloozen, steekenden Doornboom. En die, de presentatie dadelik aangenomen hebbende, begonde terstont Koninglik te gebieden, en te dreigen, seggende tot de boomen: Indien gy my tot uw Koning hebt gezalft, zoo komt, en vertrout u onder mijn schaduwe; maar indien niet, zoo gaa vyer uit den Doornboom, en verteere de Cederen des Libanons. De Fabul leert, dat Monarchen gemeenelik vrugtelose en wreede Menschen zijn, en dat alle uitsteekende, ofte Magistraats-persoonen, de zelven in alle manieren moeten gehoorzaamen, en pluimstrijken, ofte dat zy andersins gedood, en verteert werden.

1.1.33 Of de Christen Princen, door het Euangelie, so veel beter zijn geworden, dat wy gemelde zwaarste ongemakken niet te vreezen hebben.

Ik meen niet, iemant lichtelik te zullen geloven, dat Christen Princen, nu meer kennisse en bequaamheid hebben, om hun Landen te [160] regeeren, ofte dat zy nu, min geneegen zijn, hun wellusten te volgen, als voor deezen de Heidenen en de Jooden; dewijl men over alle dageliks het contrarie in de Monarchale regeeringen bevint waaragtig te weezen: Maar indien nogtans iemant zoude willen sustineeren, dat ons oot- en zagtmoedig Euangelie, den Monarchen, de Billikheid ofte de wetten der Nature, ende de Christelike deugt, en lijdsaamheit, zoodanig hebbe geleert, dat men alleen om die reeden, nu van die voorgemelde gebreeken, en wreedheden, zoo weinig hoort spreeken; dien zoude men konnen antwoorden: dat, om het zelven te gelooven, het nu moeste veil zijn, gelyk voor deesen by den Grieken en Romeinen ten tyden harer wyt uitgestrekte Republiken de waarheit te mogen schrijven van Koningen en Princen; waar van het, leyder! zoo verre is vermits by naa de gansen aardboodem nu door Monarchen geregeerd werd, dat men nauweliks in 't generaal [van] der Opper-Heeren gebreeken derft aanroeren [spreeken]; wat zoude het zijn, indien iemant hare particuliere daden, door Historien, aan een yder door den druk bekent maakte? Voorwaar, de oude Buchananus,

Page 61: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 61 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

die, als Koning Jacob een kint was, zijn Schotse Historie heeft derven schrijven sonder vleyen, op hoope, van des Konings mannelike jaaren, niet te zullen beleeven; heeft ook de zelve vervult, met Koninglike moort, onkuisheit, en andere gebreeken; en alzoo de eere verkreegen, van by de Latijnse en Grieckse Historie-schrijvers te mogen werden vergeleken: Maar langer leevende, als hy gemeent had, en daar over gedaagt zijnde voor den Koninge, ontquam hy, zo men zegt, door een ziekte, een geweldige dood.[161] En dienvolgende soo kan gemelde Buchananus, tot een hel-schijnent baken strekken, voor alle hedendaagse Historie-schrijvers, die geneegen souden mogen wesen van Monarchen aanstotelike waarheeden te schrijven.Voorwaar Suetonius, die beschreven heeft, hoe de 12 eerste Roomse Keisers, binnens huis hebben geleeft; en C. Tacitus ook, hoe de zelven hebben geregeert, zijn gelukkig geweest, zodanige tijden te beleeven (Rara temporum felicitate, ubi sentire quæ velis, & quæ sentias dicere licet. C.Tac.) dat men van Heeren alles gelooven, en ook aan den dag brengen mogt. Namentlik, de Keysers, Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antonius, geen Heeren kinderen zijnde, nogte kinderen hebbende, maar om hare deugt gekoren, of geadopteert zijnde, als zy een rijpen Mannelike ouderdom hadden bereikt, waren alreede zo zeer gewoon te leven, en genegen te regeeren, gelijk als zy, Borgers wezende, gewenscht hadden geregeert te zijn; dat sy niet, dan met seer groote ongemakken, en on-eere, souden hebben konnen, een anderen cours van leven en regeeren inslaan. Sulks het desen deugtsamen gekoren Keiseren ter groten eeren strektede, immers niet qualik behagen konde, wanneer hare verworpe voorgangers, [de] gebooren Heeren, in wiens erfdeel sy eenigsints scheenen getreeden te zyn met hare levendige verwen, wierden afgeschildert; by soodanige onderdanen die meestendeel de Tirannie der menschen seer hateden, ende daarenboven een grote sugt toonden om hare onlangs verlore vryheid weeder te verkrygen. Maar nu de Eenhoofdige Regeerders oover verre het meeste deel des aardbodems seederd eenige honderd Jaren geregeerd hebben, is alle geheugenisse van die oude goude vryheid by meest alle de onderdanen soodanig uitgeblust, dat men die gebore eenhoofdige regeerders niet als duisterlik mag beschrijven, en [mag men die, niet] als met de doot-verf, af-malen; met aan te wijzen, dat by naa nergens in Konings Hoven, meer als eene Soon, tot mannelike [162] jaren komt, en wettige afkomelingen naarlaat: zoude dat wel by geval geschieden, omtrent 200 jaren naar een, in Spanjen, Engeland, Vrankrijk en Florencen of Toscanen? Voorwaar men soude hier tegen konnen seggen, dat des Ertz-Hertogen Philips, een Nederlanders twee Soonen, hebben tot heden afkomelingen naargelaten; Maar Ferdinand drong ook zijn Broeder Carolus Quintus, en by gevolge des selfs afkomelingen, tot heden toe, uit het bezit van Oostenrijk, Duitslant, Bohemen, en Hungarien. En Carolus, wiert daar-en-boven, door de mannelike jaaren zijns eenigen zoons te zijner acht-en-vijftigste jaare genootsaakt, met hertszeer zijn Landen op hem over te draagen. En Philips, om 't zelven ook niet onderworpen te zijn, doode, naar men zegt, zijn eige Vrouw, en Zoon. Waar van D. Savedra, een seer uitsteekent Minister des Konings van Hispanjen Philippus de IV. aldus derft spreeken in een boek, uitgegeeven in tweederley taalen, namentlik, niet alleen in Latin, maar zelfs ook in het Spaans, met privilegie des Konings, en approbatie veeler treffelike Mannen... Symbol. Pol. 100. (Quod si tamen filii alicujus natura tam inhumana esset & ferox, ut remedia recensita ad Patris securitatem minime sufficerent, videat num il-lud adhibendum sit; quo Rex Philippus secundus usus est adversus Prinicipem Carolum filium suum unicum, ob quam executionem, obstupuit natura, attonita de suamet potentia hæsit politica, & mun[163]dus inhorruit.) Indien een Konings Soon, zo onmenschelik en brusk van nature is, dat de Vader, zich door deze middelen, voor hem niet kan verzekeren, zoo bedenke hy zich, of men niet behoorde in 't werk te stellen, het middel, dat de Koning Philippus de II. gebruikt heeft, tegen zijn eenige zoon, Prins Karolus. Over welke executie, de Nature verbaast, de Politie over hare eige macht verstelt, en de werelt verschrikt is geweest. Siet hier ook d'Apol. Princ. van Oranjen, Hoofts Hist. en Treur-Toneel, &c. Gelijk men ook, gedurende onze Oorlogen tegen Spanjen, gezegt heeft, dat Philips de IV. vermoedende, dat zijn broeder de Kardinaal Infant, der Nederlanden Heer tragte te werden, den zelve heeft doen dooden; Maar vermits het zelven, door zo geloofwaerdig Autheur, niet kan werden bewezen, behoorde men dat, niet al te lichtvaerdiglik te gelooven. Dog in allen gevalle is waarachtig, dat te dien tijde een Lovense Professor in de Medicinen, heeft

Page 62: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 62 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

derven door den druk bekent te maken, dat gemelde Kardinaal Infant, tegen alle reguls der konst door den Spaansen Medicus Barbosa gecureert werdende, die om des selfs lyfmedicus te zyn expresselik uit Spanjen door den koning gesonden was kennelik door ader-laaten was gedood: Zulks, door gebrek van Mans oor, de Spaanse Landen nu staan in veel ellenden te vervallen.Van Engeland zegt Philips van Comines, dat alleen in zijnen tyden, om de Kroon te bezitten, aldaar wel tachtig Mans-persoonen van Koninglikken bloede waren omgebragt, en zedert dien [164] tijd, zijn aldaar opentlik door Beuls handen gedood, twee Koninginnen, en twee anderen zijn van haar Man verstooten; daar na wierd Eduard door zijn Oom vergeeven, en de gekroonde Dudley, Joanna Gray, Maria, en Karel Stuart, verlooren hooft en kroon te gelijk, en als de Koning Jacob van Groot Britannien stierf, wierd door de Schotse Doctoren seer gemompelt over een pleister die de Hertogin van Bukkingham hem korts te vooren op sijn Buik had gelegt; indien men gelooven mach, 't gunt Howel by het overlijden geweest hebbende, omtrent den zelven tijd aan eenige zijner familiare Vrienden schreef: en daar na in Druk heeft laten uitgaan. Vrankrijk heeft verscheiden maalen rijk geweest, in Konings Zoonen, die tot mannelike jaaren quaamen; maar daar door zijn ook ontstaan, die langduurige Oorlogen, tusschen de Huisen van Bourgondien en Orleans; daar na van Louis de XI. eerst tegen zijn Vader Karel de VII. en by gevolge tegen zijn Broeder; als mede zijn daar naa ontstaan, die scheuringen en binnelandse oorlogen, in Vrankrijk, onder de volgende Koningen, tegen Louis de XII. Francois de I. en die van de Huise van Bourbon, als Princen van den bloede. En in onze dagen hebben wy aldaar gezien, die veelvoudige beroerten, tusschen Lodewijk de XIII. ter eenre, en zijn' Moeder en Broeder ter andere zijde. Daar-en-boven zegt men dat Francois de II. Karel de IX.[165] en François Hertog van Anjou, wierden met gift omgebragt. En indien men 't aan den Prince van Condé had konnen doen, omtrent den jare 1650. zoude men dat hebben gelaten? Immers segt het oud Frans Rijmtjen, van de leste Koningen uit den Huise van Valois, als volgt:

François premier fut prisonnier fait à Pavie.Son fils aisné, empoisonné perdit la vie.En Jousteri, mourut Henry, d'un coup de lance.François second, par la poison perdit la FrançeCharles aussy mourut ainsy, & de pareilleEust d'Alenson par la poison playe mortelle.Henry le tiers, sans heretiers, fin de la race,d'Un Jacopin, ruse & fin, sentit l'audace.Voyla le sort de vie & mort, en courte histoire.De tant de Rois, du sang Valois, en peu de gloire.

Dat is:François de Eerste, wierd gevangen in den slag.Sijn oudste zoon, die vond door gift, zijn laatste dag.Daar na wierd Henderik in 't speelen doot gestooken.En François 's levens-draat wierd door gift afgebrooken.Dus quam ook Karel zelfs de Negend' aan zijn doot,Dus was't dat Alenson door gift zijn oogen sloot.[166]Henrijk de Derden ook men schielik zag vermoorden.Door 't Monniks giftig knijf, dat 's Konings buik doorboorde.Sie daar het schendig eind des Konings oud geslagt.Komt meer heils voor het niew? neen, d'eerst' wierd omgebragt;Naa 't afval zijns geloofs, en naa hy minnelustIn Egt en buiten Egt zeer toomloos had geblust.

En voorwaar, indien waaragtig is, 't gunt zeer omstandiglik beschrijven de Historien van Monsieur du Thou, Memoires du Duc de Suilly, en andere verbode Boeken, weegens desen vervolgden, grooten Henrijk, de loffelikste Koning, die Vrankrijk ooit had; Soo weet ik niet, wat men van andere Monarchen moet houden.Florencen is sedert hondert en dertig jaren van een Republikse tot een Monarchale regeeringe vervallen, en sedert dien tijt weet ik niet, dat meer als eene Soon des Groot Hertogen wettige zonen van mannelike jaren heeft naagelaten.En of het selven moet werden toegeschreven aan de Monarchale wreed- en onkuisheden, of wel aan de politike maxime van des Hertogen Broeders, Kardinaalen en andere Geestelike Personen te maken, mag by een yder werden geoordeelt. En indien de Leser

Page 63: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 63 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

daar toe geen ge[167]noegsame kennisse heeft, soo gelieve hy aandagtiglik te leesen. De Rampsaligheden der verheffingen van den Huise van Medicis beschreeven door P.C. Hooft.En onse Hollandse Chronijk niet konnende door gebrek van schryvers 't leeven onser eerste graaven beschryven dan seer duisterlik en sonder omstandigheeden; begind naweliks met het leeven van onze Gravinne Ada breeder en omstandeliker te schryven of is voort aan [is] vol van exempelen der wreed- en baldadigheeden gepleegt door de Graven en hare Dieners, ende daarenboven is waaragtig dat [want] de Hoekse en Kabeljause partyschappen, die ruym hondert en vijftig jaaren hebben geduurt, met onuytspreekelike wreed- en minedigheden; waren eigentlik Oorlogen om 't bezit der Heerlikheden, tusschen Margareta en haar zoon, tusschen Willem en zijn Broeder Albert, tusschen Albert en zijn zoon Willem, tusschen Jacoba, en haar Oom; als meede daar naa teegen haar Neef, den Hertog van Bourgondien. En zoo haast als de Graaf van Charolois tot zijn mannelike jaaren quam, moest hy zijn Vader ontwijken, maar hy kreeg daar naa zoo grooten aanhang, dat hy gewapender hand alle zyn Vaders Favoriten ten lande uitdreef, het welk de oude Vader van zijn eenige Soon moeste opkroppen. Dat meer is Hertog Aarnout van Gelder wierd van zijn eenige eerzugtige Soon eenige jaren in een Kerker opgeslooten.Sulks my dunkt dat men seer wel mag besluiten en seggen, dat de uiterlike Proffessie van Religie, 't zy Joodse, 't zy Christelike, geen veranderinge brengt in den menscheliken aart, en dat alle Menschen, 't zy Jooden, Christenen of Heydenen, seer onwetende en boosaardig zijn of werden, [168] wanneer sy tot sodanige Hoogheid geboren zijn, ofte stijgen; dat sy gansch geen wetten ofte straffen onderworpen zijn.

1.1.34 Dat de Landen der Christen Princen, zoo verwoest niet zijn, als de Landen der Onchristenen.

Nogtans soude [kan] men ten voordeele der Christen Princen met zeer groote schijn van waarheyd konnen seggen, dat alle het gunt ten nadeele der zelven, in het voorgaande Capittel is verhaald; niet waaragtig kan zijn: alzoo warelik onder de Christelike Europise Monarchen, de geleerdheydt, koopmanschap, rijkdom, konsten en deugden niet soo seer uitgebluscht, nogte de Landen verwoest en ontvolkt zijn; gelijk in de onchristelike landen van Turkyen, Persien en Tartarien. Sulks deeze onwederspreekelike ervarendheit, alle de kragt der voorgaande redenkaavelingen, exempelen en Fabulen, soodanig schijnt te vernietigen; dat alle de zelve gantsch niet te agten zijn: Maar de lief-hebbers der Vryheid, zouden misschien hier teegen weederom by brengen, dat de Europise Landen genoegsaam over al in oude tijden door zeer veele Republiken zijn geregeert geworden. En dat de zelven veroorsaakt hebbende in die tijden, zeer magtige volkrijke Steeden, nog zoo veele overblijfselen van magt, by de onderdaa[169]nen, Steeden en Provintien hebben nagelaaten, dat de Europise Christelike Monarchen, hoe wel niet beeter zijnde van natuure, als de anderen, zoodanige verwoestingen in haare eige Landen niet hebben konnen veroorsaaken. En dat het zelven purelik aan de magt, niet aan de wille als of die door de Christelike Religie gebeeterd ware, heeft ontbrooken, zeggen zy klaarlik te blijken aan de Christelike Groot-vorsten van Muscovien, die daar toe magtig genoeg zijnde, alle die grouwelike effecten in haare landen hebben veroorsaakt. NB: En eindelik, voegen de Lief-hebbers der Republiken daar nog by, dat meest alle de Europæisse Monarchen, haare meeste kragten zeer onlangs hebben bekoomen; Namentlik, de Franse met Ludowijk de Elfde. De Spaanse met Phillipus de Tweede. De Boheemse en Hongarise met Ferdinandus de Eerste: En de Zweetse met Gustavus de Eerste, by wien de drie leste respective elective Koningrijken ervelik zijn geworden. Sulks die quade effecten der Monarchale regeeringe, nu voornementlik, met der tijdt souden te verwagten staan. Hoewel gemelde Liefhebbers der Republiken, ook moeten bekennen dat de Engelse Monarchen, over een Eyland gebiedende, daar een gedurige besoldigde krijgsmagt met goede schijn niet wel kan werden aangehouden, genoodtsaakt zullen weezen zagter te regeeren, zoo lange als de Parlementen des Rijks, aldaar in kragt zullen weesen. Als mede dat de Duitse Vorsten, alle boven zig hebbende een zeer formi[170]dabel Hooft, en

Page 64: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 64 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

daar-en-boven onderling malkanderen zeer moetende vreesen, uit die consideratien ook veel zagter zullen regeeren, als zy andersins doen zouden.

1.1.35 Waarom alle Monarchen gemeenelik werden gepreesen, tegen alle waarheit.

Eindelik indien iemant vraagt, waarom de menschen zoo veele uitsteekende deugden konnen zien soo in het leeven als in de regeeringe der [in] Monarchen; indien de zelven daar niet zijn; die kan zijn antwoort vinden in 't 59 Ragg. van Trajano Boccalini. Alwaar hy versiert, dat zeeker Neef en gepretendeert Successeur, des Prinsen van Sparta den staat uitnement wijsselik en loffelik regeerde, met zeer groote autoriteit, geduurende het leeven zijns Ooms de wettelike Prins; maar alzoo de zelve quam te sterven, en teegen verwagting niet gemelde Neef, maar een ander in de plaatse gekooren wierd; zoo had men deesen wijsen Neef, naaweliks ontbloot van zijn Iurisdictie en authoriteit; of men bevond dat hy warelik en innerlik, meer dan half mal en dol was. Want hy deede en zeide niet, dan &c. En besluit, Boccalini deese Fabul met deeze woorden: Alle welke actien dezes loshoofdigen Prince een yder dede oordeelen, dat het geluk alleen, van in een absolute authoriteit en hoogheyt te zijn, ons zeer dikwils doet gelooven, wijze Salomons te zijn, zooda[171]nige menschen, welke gemeene Borgers weezende, zouden bevonden werden, waarelik te zijn harssenlooze Flegels. Diergelijk Exempel heeftmen onlangs gezien in Christina, dewelke zoo lang zy Koningin van Sweeden was, genoemt wierd de Sweedse [te zijn, een] Pallas, de wijste, en welspreekendste Koningin die ooit den aartbodem had betreeden; maar naweliks had zy haare Kroon needergelegt, of Pasquin sprak te Roomen, van haar zoo schandelik, dat ik my zoude schaamen het zelven te vertaalen. Onder anderen 't gunt hier te passe komt, en ik zeggen derf, zeit hy:Pazza, Gobba, e Zoppa viene del NorteDel Monarcha invitto l'indegna figlia.Vuol parer Dotta, & é rozza Pedante.Vuol parer Casta, & é ..... errante.EINDE.

Page 65: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 65 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.2 Chapter 2. [172] HET TWEEDE BOEK.

1.2.1 In het formeeren van een politiken staat, en het maken der Wetten, moet men præsupponeeren dat alle Menschen van nature boos zijn, en zullen blijven, ten zy de zelven door goede ordre en Wetten, ingetoomd en beeter gemaakt werden.

Uit alle 't gunt in het voorgaande Boek gezegt is, meen ik zeer klaarlik te blijken, (le leggi non truovano ma fanno gli huomini buoni, é la poverta gli fa industriosi) dat de Menschen van nature zoo boosaardig zijn, dat zy de reeden zeer zelden, of nooit en haar booze passien altyds souden involgen, indien zy door goede wetten en ordre niet wierden gesteuit: als mede dat de Monarchen boven alle Wetten en politike ordren zijnde, moeten werden geconsidereerd altijds hare passien en driften des bloeds, schoon genoomen die klaarelik ten verderve hunner Onderdaanen strekken, te zullen involgen. En dienvolgende laat ik my voorstaan, genoeg gezegt te hebben, teegen die speculative perfectien der Monarchale regeeringe, om te doen gelooven, dat [173] in deeze booze werelt, voor de societeit der menschen niet schaadeliker kan werden bedagt, dan dat men, in het formeeren der regeeringe en maaken van Wetten, en kiesen der magistraats personen, voor oogen hebbe, hoe voorzigtige, deugtzame en ongepassioneerde Regeerders en Onderdaanen behoorden gezint te weezen; en dat in zoo een geval, ter contrarie niet heilsaamer kan werden bedagt, dan voor een vaste maxime te houden, dat de menschen sig selven booven alle andere liefhebbende, een ander mans baat ende schade seer weinig agten; ende dan wel te considereeren, hoe doortrapte, boosaardige, wellustige, en allezins gepassioneerde menschen gezint zijn, op dat de politie en wetten zoodanig werden geformeert, dat de boosaardige Regeerders, en Onderdaanen, altijt genootsaakt werden, zig wel te draagen. Want of schoon genomen eenige weinige souden werden gevonden die geneegen souden weesen van selfs den weg des deugds in te gaan, soo is nogtans kennelik, dat de meeste menschen anders souden gesind weesen; ende dat men dienvolgende in de politie seer grote reeden heeft alle ordre te stellen naar het gunt allermeest pleeg te gebeuren. Jaa dat meer is vermits door een eenig mensch den staat kan omgekeerd ende seer beschadigd werden soo vereischt de pligt der Regeerders dat sy indien het mogelik is soodanige ordre stellen dat selfs de allerboosaardigste mensch het selven nog derfd nog kan uitwerken.Hoewel deeze conclusie, met geen religie beeter over-een-komt, als met de Gereformeerde, en ik dien-volgende daar in, zonder iets verder te zeggen, my behoorde gerust te houden; zoo zal ik nogtans, om anderen ook het zelven beter te doen gelooven, van die generale en abstracte speculatie der Monarchale regeeringe, nederdaalen, tot eenige particuliere Exempelen van politike Regeeringen; en voorneementlik zodanige, die men op die verkeerde Fondamenten, behoorde voor de beste te houden; op dat alle het voorgaande niet alleen door kragt van reeden, en gedetacheerde, ofte verstrooide en afgebrooke exempelen blijke; Maar door het aanschouwen zoodaniger politike lighaamen, zoo als zy nu in de werelt leggen, dagelijks mooge werden geverifieert, en bevestigt. Want ik my ver[174]zeeker hoe die speculatie meerder perfectie belooft, hoe de practijk meerder boosheit zal openbaaren. En om ter sake te komen, soo vraag ik voor af, [Namentlik] wat schijnt hier beter te konnen werden bedagt, als zoodanig Rijk, ofte regeeringe waar in meest alle voor geroerde gebreeken der Eenhoofdige regeeringe schynen te sullen werden gemyd; namentlik daar de successeur van den bloede, borgerlik moet opgebragt werden, en daar de Kroon niet succedeeren kan op Dogters, jaa genoegsaam niet dan op volwasse en voorzigtige mannen; dat meer is, daar nog Vrouwen, nog meerderjarige kinderen, nog Princen van den bloede, konnen twisten of oorlog voeren teegen den Heer: En eindelik, daar alle Officien van Politie, finantie, justitie, &c. werden bedient voor weinig jaaren, zulks alle Dienaars, boven haar Hooft hebbende een onwederstandelik Monarch, aan den welken zy, naa 't verloop der jaaren, reekening

Page 66: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 66 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

van haar bewint moeten doen, men zig hier by naa zoude inbeelden, een Goddelike perfecte regeering. Maar leider! het is daar zoo verre van daan, datmen zal bevinden, dat die Heer in alle wellusten, omtrent taaffel en vrouwen, baaden, en jaagen, als een beest zijn leeven doorbrengt, terwijle alle zijn ellendige Onderdaanen, hem eeren en gehoorzaamen als een God, en daar-en-boven zoo aan hem als aan alle zijn Hoovelingen, moeten opofferen lijf en goet, zweet en bloet.Waarelik dit bevint men dus in de Turkse regeering, die ik daarom wat particulierlik zal beschrijven, en daar van genoegzaam nietwes zeggen, dan 't gunt ook te vinden is, in de Ita[175]liaanse Historien van Sansovino, die aldaar hondert jaaren geleeden, een geruimen tijt heeft gewoont; ofwel in de reize naar het Oosten, in het Francois beschreven door Monsieur des Hayes, die aldaar, zeedert acht-en-dertig jaaren herrewaarts viermalen is geweest als Gezant der kroone Vrankrijk, zulks de zelve zeer groote geleegentheit heeft gehad, om alle geheimenissen en waarheden de regeeringe aangaande te konnen ontdekken. En dat gedaan hebbende, sal ik nog verder van eenige andere regeeringen spreeken.

1.2.2 Kort discours oover den eersten opkomst, enden tegenwoordige stand, der Turken.

De Turken hebbende gelijk als swervende Tartaren, eenige honderden jaren onder verscheide Kapiteinen geleeft op den Roof; in Natolien, omtrent Pontus Euxinus; en somtijds sig ook door vremde Heeren ten Oorlog latende gebruiken; voegden sig by een in 't jaar 1301 onder een Kapitein Otto-man, die sig Heer maakte van Bithinien; en onder vijf sijner descendenten waren sy gedurig in Oorlog, en ook daarin meest voorspoedig; innemende Prusia, Servia, Bulgaria, Walachien; Slavonien, en in 't jaar 1412. stelde Mahomet de seste Keiser de ordre der Janitsaren in, en Keiser Mahomet de VIII. doode, Anno 1450 ten eersten, opent[176]lik sijn Broeder, soo haast hy in regering quam, en nam voort in Constantinopolen, met het overige van het Griekse en Trebisondse Rijk. Daar op volgde Bajaset, die ook gedurig in Oorlog, nu tegen de Hongaren, dan tegen de Venetianen, en Persianen gelukkig was, en tegen de Mamelukken, nogtans sijn hooft stotede. Anno 1512 dode Selim sijn oude Vader en verjoeg, ofte dode, sijn ouder Broeders om te regeeren; en de Persianen, als mede die van Cilicien ofte den Heer van Caramanien verslagen hebbende, wilde de Soldan van Syrien de balance houden, en de Persianen helpen, eer sy ten onderen quamen; sulks Selim sig vaardig tegen den selve wende, en naa 3 Veldslagen, een Soldaan blyvende en de andere die daar naa gekoren wierd gevangen en gehangen werdende; zig Meester van die geheele Republik van Sirien voor 't jaar 1517 maakte. Eindelik volgde Sultan Soliman in den jare 1520. die zig voort Meester van Hongarien maakte, alsmede van Rodus Thunis &c. en sedert dien tijt heeft men geen aansienelike winsten der Turken gesien, maar sy hebben ter contrarie weinig Oorlogen gevoert te lande; ter Zee hebben sy ietwes gewonnen door de magteloosheit der Stad Venetien die vermits het vinden der Indiën, hare negotie ter Zee verlooren hebbende, tegen den Turk niet hebben konnen, alleen uitharden. En 't selven met geligeerde krijgsmagt te doen is, en sal altijts in zoo een geval onmogelik bevonden werden.[177] De oorsaken deser overwinningen voor desen, en magteloosheid der Turken nu, naasporende; komen my voor, dat alle de eerste Turken van roof en beuiten, sonder eenig ander middel om aan den kost te geraken leefden; ende dat sy dien volgende geduurig oorlogende seer goede soldaten moesten zyn: ende daar naa is ook klaar dat de ordre der Janitzaren geoeffende Soldaten heeft aangequeekt die by gedurige Oorloge seer gehoorsaam moesten zijn, om dat sy misdoende seer streng gestraft, en sig kloekelik dragende, magtig met de leen-goederen beloont konden werden.Ten anderen is waaragtig, dat hier gedurig oorlog heeft konnen werden gevoert, om dat het Turkse Rijk nooit op Wees-kint is verstorven; vermits de Turkse Keisers haar Sonen te twintig jaren met veel Vrouwen voorsien, en indien de outste tot Generatie van Soonen niet bequaam ware soude hy omgebragt werden. Sulks altijts, behalven nu in onse tyden Sonen van mannelike jaren zijn gesuccedeert.

Page 67: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 67 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ten derden komt in consideratie dat in het Turkse Rijk civile Oorlogen niet wel plaatse hebben konnen grypen. Ten deele om dat sy in de geconquesteerde Landen niet alleen de Heeren en alle Princen van den bloede hebben gedoot, ofte verjaagt; maar ook alle de Edelluiden die eenige Leen-goederen besaaten, en ten deele om dat sy bequame ordre houden, om te beletten dat 'er geen andere in de plaatse komen; want de Turkse Keisers trouwen seer selden, en de Vrouwen die sy gebruiken zijn onbekende geroofde Dogters, haar Broeders doden sy als sy aan 't Rijk komen, en hare Susters, ofte eige Dogters, geven sy wel uit aan Bassas, maar de Kinderen der selven mo[178]gen tot geen hooge Officier werden gebruikt, sulks sy alle tot niet komen. Ten anderen alle Officien, van Politie, Finantie, en Militie werden aan niemant anders, als aan geroofde kinderen, Janitsaren gegeven die nog Vrient nog Maag hebben, en seer selden trouwen; daar-en-boven werden haar de Officien maar gegeven voor 3 jaren, langer niet. En de Lantgoederen werden ook aan niemant als aan de geroofde Kinderen te leen gegeven, en dat niet successive, maar ad vitam en langer niet, om seker getal van Soldaten daar op te houden, en nevens die met den eersten op bot gereet te zijn. Ook sijn binnens Lands geen sterke steden, en is het Lant seer verwoest en ontvolkt, sulks die Meester van 't Velt, ook Meester van 't Lant is; waar door de oproermakers geen stant houden, maar door de ordinare Krijgsmagt ligtelik gedoot konnen werden. Daar en boven hebben de Mahometanen in hare kerken gansch geen Predikers, sulks die geneegen souden weesen oproer te maken door oproerige predikatien daar toe niet soude konnen geraken. En behalven dit alles, zijn in gantsch Turkyen geen klokken om Menschen by een te vergaderen, nog eenige Akademien om weetenschappen te leeren, nog eenige Boekdrukkeryen om door over alle in der haast gestrooide boekjens de gemoederen der gemeene menschen te konnen gaande maken ende teegen de regeeringe ophitsen: veel min werden onder de Mahometanen eenige publike preedikers gesteld ofte geduld die door eenige oproerige predikatien hare toehoorders souden konnen tegen de regeeringe gaande maken, maar bestaat alle hare godsdienst in op sekere tyden te vasten en God te bidden of loven. De weinige Scholen die daar zijn, dienen alleen om te leren lesen en schrijven, meer niet, ook zijner geen Land-kaarten en byna gansch geen geschreve Boeken te vinden, als d' Alkoran, met sijne uitleggingen, en eenige Gebede-Boeken; sulks daar een seer diepe onwetenheit regeert, niet alleen van oude Historien, en zo politike als militaire maximen, maar ook dat meer is, van de gelegenheit en magt aller omleg[179]gende nabuuren, zo dat alle Onderdanen zig als Beesten laten vertreden en slagten, sonder eenmaal gedagten te krijgen van Lant te veranderen; omdat sy [als] dwaselik hare Religie aanhangen, en alle andere Menschen veragten als Honden; als mede omdat sy geloven, dat alle Menschen, ook in Europen nog erger, ofte ten minsten niet beeter werden geregeert: welke onwetenheit en opinien meest regeert onder de Janitsaren van de minste tot de meeste, jaa tot Bassas inclues, soodanig dat sy meenen den Groot-Meester van Malta, magtiger als de Koning van Vrankrijk of Spanjen te zijn, om dat hy haar meer beschadigt.Hier door is de Turkse Keiser voor desen so stip gehoorsaamt geweest. Maar vermits men sedert hondert jaren aldaar heeft beginnen in vreede te leven, hebben de Keisers in plaatse van oorlogen en regeeren, sig tot alle pragt en wellusten overgegeven. De Keiser, of de Primo Visir, die voor desen meest alle Officien, jaa ook de groote Leengoederen, begaf, (gelijk de Beglerbeis ofte Bassas de kleine Officien en Leengoeder harer Gouvernement) aan die sig in den Oorlog hadden wel gequeeten, geven se nu in vreede aan die haar meest de handen vullen. En de Spahis dus door gedienstigheit ofte giften aan de Leen-goederen gekomen zijnde, en langen tijt de vrugten in vreedens tijden genoten en verquist hebbende; zijn alle onwillig jaa onvermoogen<d>, met soo veel Soldaten als haar opgelegt is op haar eigen buidel te dienen. En de Janit[180]saren van de Poort ofte de lyfwagt des Grooten Turks die uit des Keisers Schatkamer werden betaalt, hebben door oproeren te Constantinopel hare kragten leeren kennen, en daar door zo meenigmalen vermeerderinge van Soldie verkregen; dat het een groot beneficie is die te mogen genieten in vreede, sonder eenig ongemak ofte perikul des Oorlogs onderworpen te zijn; en daarom zyn sy gemeenelik oproerig, als men haar wil te velde senden, te meer dewijl sy reden hebben om te vreesen, dat de Keiser haar in 't Leger

Page 68: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 68 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

hebbende ligtelik door sijne andere Soldaten soude weten om den hals ofte ten minsten in ordre te brengen.Ten vierden zijn door de quade regeringe de Landen zoo verwoest dat die magtige Turkse Heirlegers, terstont zoo door de onwilligheit als armoede en hongers-noot ontstaande door [van] die ontelbare Soldaten en Paarden souden moeten vergaan, als sy maar eenigsins gesteuit wierden.Ten vijfden, vermits in Turkyen nog negotie, nogte Vissery kan bloejen, schijnt ook waaragtig te zijn, dat aldaar nooit genoegsame Schepen en Bootsvolk te vinden sal wesen, bequaam om ter Zee groote conquesten te doen.En dienvolgende soude men konnen besluiten, dat voortaan geen Turkse conquesten te verwagten, ofte te vreesen zyn, maar dat dit allesins Tirannig Rijk, alleen door sijn grootheyt sonder scheuring blijft, hoe lang dit dueren sal is onbekent, want een eenig geval soude 't geheele Rijk doen smel[181]ten. En voor sijn naaburen is het ook beschermt door sijn onbewoondheit en Woestijnen op de Frontieren. Het welk alles door het volgende klaarder sal blijken.

1.2.3 Van de Turkse Hofhouding.In alle Monarchale regeeringe, komt de Hofhouding des Monarchs ten laste der onderdaanen; en vermits die [konnen] door het Hofgezin zoo zeer konnen werden geplukt en gedrukt, als door de regeering zelfs: [en daarom] dunkt het my, willende van de Turkse regeering spreeken, noodsakelik eerst te zeggen, hoe de Turkse Keiser leeft en Hof houd, en daar naa hoe de zelve zig in zijne regeeringe draagt.Het Serrail ofte Turkse Hof te Constantinopolen, is met zijn tuynen omtrent een Franse mijl in het omgaan groot, gelegen aan zee, alwaar de Keiser [hy] woont met alle zijn dienaars en Vrouwen in zoodanige getaale als volgt, te saamen meer als 30000 menschen uitmaakende.De (Ekemker Ribassa,) ooverste Bakker, heeft gemeenelik onder hem zoo Meesterbakkers, als knegts, 70 menschen.De (Argibassa,) overste Keukenmeester heeft onder hem omtrent 160 Koks ofte Jongers.De (Sacaler,) Waaterhaalders voor de Bakkery en Keuken, zijn 10.[182] De (Cefigner Bassa,) overste Proefmeester heeft onder hem 40 Jongelingen, opdissers.De (Keiler glander) overste Provisiemeester van Confituuren, &c. heeft onder hem 25 Jongelingen.De (Bostangt Bassa,) overste Tuynman, heeft onder hem ontrent 5 of 600 Tuinluiden van het Serrail.Daar zijn ook 10 Medecijns, en 10 Chirurgijns van 't Serrail, en 10 anderen om op de Badstoven te passen.Een (Civadar) Dienaar geeft den Keiser te drinken, (Guipter,) een ander, draagt hem altijt schoon waater en een hembt naa; en de (Salustar,) derde, volgt met des Keisers pijlen, boog en zwaart.De (Tauct Aga,) ontmande overste Kamerling, heeft onder hem 15 Jongelingen.De (Odobassa,) ontmande Opziender des Heeren Kleederen, heeft onder hem 35 Jongelingen.Daar zijn nog (Chiamastir,) 20 Mannen om te wassen de kleederen des Keiserliken persoons.Daar zijn nog 20 (Capioglan,) ontmande Dieners der jongelingen van het Serrail; alsoo zy daar uit niet mogen gaan, zonder byzonder verlof, en dienvolgende bedient moeten werden van alle 't gunt zy noodig hebben.De (Imeboarbassa,) Opperste Stal-meester der grote stalle, heeft onder hem 900 mannen.De Stal-meester van de kleyne stal heeft onder [183] hem 500 mannen, en ontrent 4000 Paarden, behalven Kameelen en Muil-Ezels.Nog zijn hier onder 100 (Voingler,) Noodhulpers der Stalknegten, die Christenen, en van alle schattingen en tollen vry zijn, en dienst doende, van de afweezende stalknegten

Page 69: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 69 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

moeten werden betaalt: En het heir te velde zijnde, snijden zy het gras eenmaal des daags.Noch zijn hier 300 zo meester als jongelingen, om hengsten te snijden, paerden te genezen en te beslaan. Item zadel, toom, gebit, hoef-ysers en nagels te maaken.De (Dongagiler,) overste Valkenier, heeft onder hem 200 Valkeniers.De (Scini,) Overste Jager, heeft onder hem 200 Jongelingen om op de honden te passen, en met den Keiser ter jacht te gaan.De Overste van de Diergaarden heeft onder hem 100 mannen, om de Olifanten, Leewen, Luparden, Tygers, en andere vreemde dieren te bezorgen.Hier zijn noch 30 (Pelivander,) Worstelaars, Bouffons en Dwergen, die de Keiser tot zijn vermaak houd.Hier zijn noch 600 (Moutafaraca,) Edelluiden, die geen anderen dienst doen, als den Keiser volgen en oppassen.Noch zijn hier omtrent vijf of ses hondert (Ichoclan) Paadjens ten zelven einde.De Turkse Keisers trouwen zelden, ten deele om [184] niet onderworpen te zijn die Vrouw, Staat en Hof te doen voeren. En meest om niet, volgens haar wet, verbonden te zijn, die eenmaal des weeks te beslaapen; maar gemeenelik hebben zy omtrent 300 ofte meer jonge dogters, die nooit mannen, als den Keiser zien, en opgebragt werden, van dus ook opgevoede vrouwen, en bewaakt zyn, van 200 ontmande Mooren; Zulks dit eenig vertrek des Serrails, meer als 900 menschen begrypt. En als de Keiser eenige nieuwe lusten krygt, werden alle die Dogters, door de Gouvernante op een Reek gestelt in een gallerye, alwaar hy doorwandelende zyn snuitdoek eene toewerpt, die hem des nagts daar aan, wel verçiert en riekende werd toegebragt, en tot haar verval heeft, het Matras en kleederen des Keisers. En daar naa, moet zy daadelik oovergaan, in een ander vertrek; daar alle van den regeerenden Keiser beslaapene Vrouwlieden met haare dogters woonen. Maar alle die 25 jaaren oud zijn geworden zonder beslaapen te weezen: als meede alle die door den overleden Keiser bekent zijn geweest, moeten gaan in een derde vertrek der oude vrouwen.Nog zijn hier 300 (Tersiler,) Kleedermakers van 't Serrail.Nog zijn hier 200 (Meimargiler,) Metselaars ofte Steenhouwers van Serrail.Nog zijn hier 500 (Agian,) die voor Opper[185]luiden dienen, en het Serrail schoon houden.Nog zijn hier 100 (Capigi,) Portiers, die met stokken beletten, dat geen onhooveling in het Serrail gaa, ofte Hooveling zonder verlof uittreede.Nog zijn hier 100 (Chaus,) Booden, die ook de requesten der Onderdanen aan den Keiser overleveren.Daar-en-booven werden alle wagt hebbende Janitsaren, als meede de Ambassadeurs en alle haar gevolg, audientie gehad hebbende, van des Keiser taaffel gespijsigt.En het is een gebruik, dat alle Inwoonders van 't Serrail, door den Keiser gespijst en gekleet werden: Als meede eenige Asperen (een Asper is omtrent een halven stuiver waardig,) veel of weinig, naar des Keisers believen, des daags ontvangen. En als de Vrouwen van den Keiser beslaapen zyn [werden] werd ook hun daageliks loon vermeerdert, naar dat zy den Keiser hebben veel of weinig vermaakt.In het korte gezegt; hoe wel een Fransman meer eet als Twee Turken: en zy veel Tuynvrugten, Rijs en Vis eeten; zoo werden evenwel jaareliks voor het Serrail gezouten 4000 ossen. En dageliks verschaft, 200 schaapen, 100 lamren ofte geiten, 10 kalveren, 50 gansen, 100 vogelen, 200 koppel hoenderen, en 100 koppelen duiven. Het welk niet vreemt is; alzoo alle de inwoonders van 't Serrail, zoo [186] hier uitgedrukt als niet, 30000 menschen te boven gaan.

1.2.4 Van de Janitsaren.Dog eer ik van het Hof houden mijn afscheit neeme, moet ik booven alle zeggen, dat alle in den oorlog-geroofde, ofte uit de overwonne Provintien voor tribuit-genomen kinderen, beneeden thien jaren oud, werden gebragt, zoo dikmaal als men 'er voor het Hof ofte Militie van nooden heeft, op het Voor-Hof van den Divan; alwaar de Capi Aga, ooverste der ontmanden die de vrouwen bewaart, de besten, zoo knechtjens als meisjens, voor

Page 70: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 70 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Constantinopolen bewaart; en de anderen verzend naar de andere Serraillen, zoo van Azien, als Europen. Daar leert men die, eerst de Turkse Taal, en leezen in de eerste Schoole; in de tweede leeren zy den Alkoran, in de Moorse Tale, en eenige Articulen van 't Geloof; in de derde, leezen zy eenige Persiaanse Boeken; en in de vierde Schoole, leeren zy eenige weereltse Moorse Boeken. Van de gauwste werden gemeenelik des Keisers dienaars, 't zy Lakeyen, Paadjens, Hof-Jonkers, &c. gemaakt te 14 jaaren, en dat werden daar naa meest Spahi Ruiters, ofte groote Officiers, de anderen werden in haar jongheid Tuin-Luiden, ofte leeren binnen het [187] Serrail allerhande noodige hantwerken, voorneementlik de oorlog raakende; en als zy vijf-en-twintig jaaren oud zijn, werden dit meest Janitsaren, Voetknegten van de poort genaamd, want om dat men met het woord poort per exellentiam verstaat Constantinopolen, soo verstaatmen ook met deese woorden Janitsaren van de poort soodanige die van Constantinopolens Serrail komen. Twaalf duisent van deeze Janitsaren, of meer, zijn te Constaninopolen in Garnisoen, en bewaaken, op haare beurten den (Divan) Raad, en Keiser; en als de Keiser uitgaat, volgen hem niet alleen zijn Lakeyen, Paadjen, Edelluiden, en boden; maar ook 360 Solac Trawanten, en dan nog 100 (Peicler) Persianen, jaa dat meer is, nog 300 Spahis van de Poort; en dan nog 1000 Caripici andere Ruiters, Mahometaanen van af-komst. En alle dagen komen in't Serrail bidden 40 (Eneangiler)-Priesters. Jaa dat meer is, voor yder gestorve Keiser, komen dageliks bidden, zoo veel Priesters, als voor den regeerenden Keiser; sulks het getal en loon der Priesters, oneindelik vermeenigvuldigt wert.De Keiser slaapt nooit meer als eenmaal op een Matras, het welk met zijn toebehooren vervalt, aan de Kamerlingen, of wel aan het beslapen vrouwmensch, de kleederen draagt hy maar eenen dag, en vervallen zy ook aan dat vrouwmensch, of wel zy werden in kassen opgeslooten, om de zelven te vereeren aan Bassas, ofte Ambassadeurs.

1.2.5 Van de Turkse Regeering.Zoo haast als de Turkse Keiser gestorven is, [zoo] komt zyn oudste naagelaate Soon uit de Provincie Magnesie in Natolien, daar hy (Sangiac) Gouverneur is geweest, na Constantinopolen; en 't eerste werk van regeering aldaar is, dat hy alle sijn Broeders in 't Serrail hebbende doen ombrengen, zijn eige Soonen in de plaatze aldaar doet opvoeden; of wel indien de Keizer een Soon heeft, ofte krijgt van 20 jaren, zend hy die ook naa Magnesien, met veele Dogters uit het Serrail genomen, om daar by ook Soonen te teelen, en het Ottomannisen geslagt niet te laaten uitsterven; alwaar die soon [hy] met angst zijn Vaders dood moet afwagten: Want om de minste reeden van jalousie, naa het Rijk te staan, of wel eenig andere onbequaamheit tot de regeeringe, doet de Vader hem ombrengen, en de volgende Soon aldaar zijn plaatse bekleeden: De Zusters en Dogters van de Keisers werden wel aan Bassas uitgetrouwt, maar haare Kinderen mogen niet dan tot seer geringe diensten werden gebruikt; en door deeze manieren van doen, vermijden zy het splitsen der Heerlikheden onder de minder Soons, en de Voogdyen oover de Wees-Kinderen, als ook de Binnelandse Oorlogen, tusschen Vader en Kind; Broeder en Broeder, en Princen van den bloe[189]de; jaa dat meer is, alzoo de Ottomannen, in hare Conquesten, de geweese souveraine Heeren met alle hare Edelluiden ofte Leenmannen hebben gedood, ofte verjaagt, en dat zy niemant laaten succederen in Adelikke Leen-goederen, van Vader op kind; veel min in eenige Officie van Politie, ofte finantie en justitie, jaa selfs niet in Bassa ofte Sansiakschappen, die ter contrarie alle voor twee of drie jaren werden bedient; zo ziet een yder ligtelik dat de Misnoegden hier gansch geen magt konnen krijgen; te meer, dewijl alle Klokken, Boekdrukkery, Studie en boeken, als ook publike predicatien tot de gemeene ingeseetenen waar door oproer zoude konnen werden gevoed, hier onbekende dingen zyn; En de groote verwoestheid der Frontieren, gevoegd by het gebrek van Land-caarten moet ook veroorzaaken, dat men met de nabuuren, om zyn rebellie te sterken, niet kan aanspannen; Daar-en-boven is in gansch Turkyen (Alger, Thunis, en Tripoly uitgezondert) niet een Collegie, daar men met meerderheit van stemmen mag concluderen, en daar naa veinzen, van een ander, niet aanstotelik avijs, geweest te zyn; maar 't voorzittent lid van een vergadering: daar een is, gehouden is, alleen raad te vraagen, en dan, zijn eigen zin doende, daar vooren in te staan.

Page 71: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 71 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Dus regeert de Keiser, zonder iemands teegenzeggen, concludeerende sekreetelik, en alles vaardiglik executeerende, 't zy met alle de Officieren des ooverleeden voor goed te kennen, ofte die te doen straffen in volgender wijze.

1.2.6 Van den Divan van Constantinopol, of de Opperste Turkse Raad.De Keizer kiest immediatelik de (Visir Azem) eerste Visir: de (Mufti) Opper-Priester, [(Mufti)] (Casiasquier) de Opper-Regter van Europen, en die van Asien: de (Tefferdar) drie Trezoriers Generaal; De Dins Beglerbey, ofte Admiraal van der Zee, als'er een noodig is, en vijf of zes andere Vizirs. Want dit getal niet bepaalt is: En de (Reisquetap,) Secretaris van Staat. By deezen Raat ofte Divan, bestaat de gansche Regeering van den Turksen Staat, waar in nogtans de Keiser nooit komt, dan om eenige vreemde Ambassadeurs audientie te geven, de welken gezeit hebbende wat hun gelieft, geen ander antwoort van den Keiser krijgen, dan dat hy garen heeft gehoort, de goede genegenheit des afzendende Heer t'zijnwaarts, en daar op leveren de Ambassadeurs hun verzoek in geschrift aan den lesten Vizir, van wien 't door alle andere handen komt tot den Grooten Vizir, die 't zelve den Keiser voorgeleezen hebbende, belast hy ook den Grooten Vizir dat te beantwoorden, en na acht of tien dagen, wert het zelve schrift, van den Keiser geapostilleert, door eenige afgezonden, den Ambassadeurs te huis gebragt.Dese Raad vergadert te Constantinopolen [191] alle Satur- Son- Maan- en Dingsdag des uchtens vroeg, als mede de 3000 Janitsaren op 't voorhof van den Divan. Als de groote Vizir komt, en eer niet, wert de Poort geopent; Hy gezeten zijnde, zetten zig aan zijn linkerhant de Mufti, en twee Casiasquiers, dan vervolgens, de drie Tefterdars; en aan de regter zijde, zetten zig ook vijf ofte zes Vizirs. De Reisquetap staat, en leest alle brieven, remonstrantien en requesten, en alle depeschen, waar op dien 't aangaat, namentlik de Vizir Azem, in alle politijke en Militaire, de Mufti in alle geestelike, de Casiasquier in zaaken van justitie van haar district, als mede de Tefterdars, aangaande de finantie van haar district, zoo 't haar gelieft, de anderen raat vraagen mogen, maar indien de raat haar niet gevalt, haar eigen sin doen moeten. Welke resolutien dan door de Reisquetap onderschreven, en door de Vizir Azem bezegelt zijnde, door de Chaussen en Capigis mogen werden ge-executeert, indien de Keiser daar in geen verandering brengt: Want alle Son-, en Dingsdag, moet de Vizir Azem den Keiser, in persoon, alle de resolutien voorleezen, en ook mondeling zeggen, 't gunt hem goet dunkt. Sulks de Keiser alle die resolutien approbeert, ofte verandert, en onderteekent. Maar indien ondertusschen ietwes secreets, en van belang, daar het wagten ondienstig (periculum in mora) is, voorvalt; moet hy 't door een briefjen den Keiser laaten weeten; en [192] daar op schriftelik bescheit verwagten. By exempel, dat deese ofte die Officier qualik dient, en Vyand van den Staat werd, en daar in werd hy altijds gelooft, zulks hy hier meede alle zyne Vianden kan doen ombrengen.

1.2.7 Hoe de Turkse Keiser zelfs regeert.En hoewel de Keiser in den Raad niet verschynt, kan hy eevenwel weeten wat'er omgaat; als 't hem maar gelieft te komen, op een kamer daar een venster is, met een traly en zwart lamper bekleet, eeven boven 't hooft des Vizirs Azem, daar hy ongehoort en ongesien, alles kan hooren en zien, om zich 'er naar te gedragen: Want hoewel het schijnt, dat alle de leeden deezes Raads, zyn, haar leeven lang gedurende, zoo zyn zy het zelven niet langer, dan tot dat zy sig verloopen, ofte ad culpam, zoo lang als 't den Keiser gelieft, die t'allen dage als't hem goed dunkt, van zyn middagmaal naa zyn kostelikken Throon gaat, vergezelschapt met de Capi Aga, en Hasnader Bachie, twee ontmanden; d'een oover de vrouwen, d'ander oover den Schat van't Serrail gestelt, blijvende achter de deure van de Zale drie Stomme mannen staan. Ondertusschen gaat de Capi Aga door een Gallery, en oopent een Poort, waarmeede beduid werd [het welk gezegt is] dat alle de waakende Janitsaren zig in ordre stellen, en de vier outste [193] Kapitains haaren Aga Colonel onder den armen brengen moeten, in die Poort; ondertusschen zegt de Aga tegen die Kapiteinen, Bid dog God voor my, op dat mijn dienst den Keiser behaage: in de

Page 72: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 72 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Gallery zijnde, wert de Poort achter hem gesloten, en hy alleen, door den Capi Aga voor den Keiser gebragt; dewelke met zijn voet op de vloer stampende; zo ontdekken zig de drie Stommen en verworgen den Aga [hem] zoo daadelik; maar indien het om wat anders is, belast hy hem wat anders, ofte met zijn Soldaaten op te passen; daar op geleit de Capi Aga hem wederom naa die Poort, alwaar de Mufti eerst, en de Casiasquiers daar naa, een voor een, op de zelve wijze voor des Keisers troon moeten verschijnen, om ordre te ontfangen; Want deeze Geestelikke niet gedoot, maar ten hoogste straffe, afgezet en verzonden werden. Daar op volgen de Teftarders, eindelik de groote en andere Vizirs, die alle, zo wel als den Aga, in gevaar zijn, van door de Stommen te werden geworgt.In de afgeleege Provintien gaat het gemeenelik dus toe: De Keiser schrijft een brief, houdende 't opschrift aan zoo een (die hy vertrout) zittende in den Divan van zoo een Land, waar op de Beglerbey, anders gesegt Bassa, den Raad vergaaderen, en de Janitsaren daar rondom in ordre brengen moet; en indien de Bassa in gebreeke bleeve de Janitsaren te vergaderen, soude hy zyn hooft door die naalatigheit gewisselik verbeuren, sonder dat hy zyn oogwit soude bekomen, want ook [194] de Janitsaren van selfs alleen op het gesigt des Keiserliken Briefs [alleen], wanneer zy door een Stomme gedragen werd, of wel door het luid uitroepen des Capigi in de wapenen voor den Divan moeten komen. En daar op levert de Capigi, ofte stomme Brief-draager, den Brief in eigen handen, en die persoon leest de zelfve ooverluit: indien aldaar het hooft, van een der Leeden, werd ge-eist, treet de Brief-draager toe, om den ellendigen te worgen, die in plaatze van teegenweer gemeenelik zegt; 't Hooft des Keisers zy gezont, en zijne wille geschiede: Want brengt haar geloof mede dat niemant in 's Keisers toorn weesende zalig sterven kan; en ten anderen, vermits de goederen des Verworgden, altijd werden uitgedeelt, aen de andere Leeden des Divans, en de omwaakende Soldaten, zoo weet deese ongelukkige zeer wel, dat hier geen andere uitkomst als de dood voor hem te verwagten is. De Keiser iemand willende dooden gebruikt ook zomtijts dit middel: Ordinaris zend hy den Bostangi Bachi om presenten ten eigen huize en in handen van iemant zijner Officiers te brengen; Maar als het den Keiser [hem] gelieft, toont de Bastangi Bachi seegel en [hy een] schrift van des Keisers hand, belastende het Hooft van zoodanig een te haalen. En als het den Keiser gelieft, zijn voorgenome wreedheden een heiligen schijn te geven, 't zy om vreede en oorlog te maken, ofte iemand te doden, &c. zo consulteert hy schriftelik den Grooten Mufti, en die beantwoort het Quæritur ofte Casus positie dat in generale termen ingestelt is, al[195]tijd ook naar hy meent den Keyzer gezint te weezen.Eer ik verder van eenige particuliere Officien spreeke, dunkt my dienstig te zeggen, dat niemant als de naturele Turken, hun Kinderen mogen doen studeeren, ['t] welk studeren bestaat in te leeren leezen de boeken van haare Religie en gebeden, en de uitlegginge van den Alkoran, en den Alkoran zelfs van buiten te konnen opzeggen, en uit deeze Persoonen moeten werden gekooren alle Officianten van Religie en Regten.En uit de Kinderen, of de genen, die in eenige Serraillen zijn opgebragt geweest, moeten werden gekooren alle Officiers, en onderhoorige, van Politie, Finantie, en Militie.

1.2.8 Van de Mufti van Constantinopol, of de Opperste Priester van het Turkse Rijk.

De Mufti van Constantinopolen kiest alle Hooft Muftis van de andere Provintien, en die wederom de particuliere Muftis. Deeze Muftis zijn niet alleen opsienders en bestierders van den Turksen gods-dienst maar ook geauthoriseerde Regtsgeleerden, wiens advijsen ofte geondertekende Casus positien, door de Mula Cadis, Cadis en Napis in het sententiéren moeten werden gevolgt; daar-en-boven- stellen deze Muftis, yder 't zijne, de (Moderis,) Opzienders over de Gasthuizen, de (Imans,) Voorlezers in de Moskeen, of Kerken, en de (Meizins,) Roepers op de [196] Toorens der Kerken, door gebrek van Klokken. Want die zeevenmaal in 24 uuren het volk ter gebeeden moeten roepen. Alle welke Dieners der Kerken, en Gasthuizen, dien dienst voor haar leeven, ofte dat zy tot een hooger werden gestelt, moeten waarneemen. Maar alle andere Geesteliken, ofte Regts-geleerden, bedienen hunne ampten voor zeer korten tijd. Eindelik is aanmerkens-

Page 73: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 73 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

waardig dat de Muftis Regts-geleerden zynde nogtans over het kiesen en stellen der Regteren ofte hare bedieningen gansch geene magt hebben iet wes te doen.

1.2.9 Van de Turkse Justitie.De Casiasquiers van Europen en Asien, stellen yder in zijn district, naa een voorgaande examen, in ydere grote stad [de] (Mula Cadi), een Regter [van een groote Stad] die volgens den Tax op de Consultatien gestelt, meer als vijf hondert asperen, of wel een (Cadi,) Regter van een kleine Stad, die geen vijf hondert asperen daags verdienen kan; en deeze stellen weederom haare Dienaars Leerlingen, tot Naips, dat is, Regter over een Dorp. Alle deezen haare drie jaaren uit gedient hebbende, en genegen weezende om weederom gebruikt te werden, keeren naa Constantinopolen, om aldaar reekening van hun dienst te geven, aan de Casiasquiers; en die, de zelve approbeerende, werd hun jaarelikse gagie op de gemeene Schatkist aangewezen en blyven sy private borgers sonder eenige bedieninge: ofwel indien zy genoeg schenkagie doen; werden zy tot een profitabilder Regterampt gevordert. Partyen moe[197]ten, zoo in Civil als Crimineel haar eige zaak bepleiten, en meer mogen zy nietwes doen, dan over te leggen het avis van den Mufti dier plaatse; en indien de Regter niet zegt, dat 'er qualik gebiegt is, moet hy dat avis volgen. En van 's Heeren weegen, is overal een Soubachi, een Militair persoon, van den Vizir, ook voor 3 jaaren gestelt, die als Schout de aanklagt weegens overtreedinge der wetten doet, de gevangens bewaart, en alle Sententien executeert, zonder eenig uitstel. Die daar door meent bezwaart te zijn in 't civil, mag daar over klaagen te Konstantinopolen by de Kasiasquiers, sulks alle processen de plano op der daat werdende geweezen, de langste geen agt dagen duuren. Maar het is zeer ligt om begrijpen, dat het aan seer weinig menschen geleegen komt uit die seer wyt verspreide landen naa Constantinopel te gaan klagen, en daar en boven is kennelik dat een Cadi ofte Soubachi altyds meer vrinden te Constantinopel heeft ende des nood zynde nog meer kan maken (insonderheid by de kasiasquiers ofte raden die haar tot dat officie hebben gevorderd ende hare misdaden souden moeten straffen) als een gemeen onderdaan en dien volgende soo kanmen klarelik sien, dat hier niemant regt heeft, dan die den Regter en Schout, ofte ook eenigsins den Mufti, de meeste schenkagien doet.

1.2.10 Van de Turkse Finantien.De Finantien werden dus geregeert: Alle reekeningen bestaan hier in, dat de minder Ontfangers aan de meerder, van 3 te 3 maanden, het overschot bestellen; met verklaringe van zo veel ontfangen, zoo veel uitgegeven, rest zoo veel. zulks de twee (Tefterdars) Ontfangers generaal, d'een van Europen, d'ander van Azien, eindelik alle het overschot in den schatkist van den Divan krijgen; en 't gunt van [198] haar jaareliks uitgeef overschiet, moet werden gebragt in den Schatkist van het Serrail, die met twee sloten verseekerd is daar de Keiser eene Sleutel van heeft, en de schat-kamer zegelt; de andere sleutel is by den ontmanden Tefterdar van't Serrail. En dit is in alle ontfang gebruikelik, namentlik, dat de Thresoriers alleen, den schat niet konnen aanraaken. Deeze Thresoriers van Europen en Azien, yder in zijn district, stellen ende moeten straffen de onder-Thresoriers, sulks men ligtelik kan bedenken, dat die het meeste gestoolen heeft, en aan den eenigen Tefterdar van syn distrikt geeven wil, ten einde zijner drie jaaren de beste reekening doet.

1.2.11 Van de Turkse Domainen.Nu dunkt my, dat niet ondienstig zal weezen ietwes van de Domainen des Turksen Keisers te spreeken ende in het bysonder uit te drukken waar in de selve geleegen zyn.Om vryheit van conscientie en Godtsdienst, betaalen alle Manluiden, zestien jaaren oud geworden zijnde, 't zy Christenen of Jooden, jaareliks omtrent een pistolet, dit maakt ontrent agt milioenen guldens.

Page 74: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 74 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

De Land-goederen, niet te leen uitgegeeven brengen jareliks op 4 milioenen. De Tributen van Princen en Republiken 4 milioenen. Het inkomen van Egypten, Sirien, en Cyprus, wert nooit met andere vermengt, is alle onkosten afgetrokken, 3 milioenen. Het inkomen en uitgaan der goederen, 9 milioenen. De jaarlikse gevallen, 12 miljoenen waarmeede ik versta eenig inkomen uit onseekere oorsaken ontstaande; als namentlik dat alle die door misdaad haar leeven verliesen alle hare goederen verbeuren, ende dat [Namentlik] de Keiser erft van alle die, in de Serraillen opge[199]bragt zijn geweest, en zonder kinderen sterven, alles wat sy naalaten en van alle andere Overledenen erft hy het tiende deel. Dat meer is van alle syne onderdanen die sonder kinderen sterven erft hy 2/3 deelen ende gaat het andere 1/3 deel aan de bloedvrinden. Ja onder de kinderen, geen zoon wezende, erft hy in de plaatse, namentlik, het twee derdendeel, het ander derdendeel, is voor de dogters: en om dit in te vorderen is overal een (Cassam,) Advocaat fiscaal, en hier by komen noch de presenten der Ambassadeurs; want die van Persen en Polen geven nooit min als 50000 en somtijds wel 100000 Rijksdalers. d'Anderen geeven gemeenlik vijftig kleederen van goudlaaken ofte fluweel, maar de Duitse Keisers en de Republik van Veneetien, moeten meer geeven. Voor jaareliks Tribuit geeft Moldavien 180000. Walachien 120000. Sevenbergen 40000. Raguse 50000. en om vrunden te maaken ook 50000 guld. Eindelik het inkomen des Turksen keisers opreekenende soudemen de somme oneindelik konnen vermeerderen indien men goed vond daar by te voegen dat de Ottomans eenige Landen vermeesterende, hebben aangeslagen, niet alleen de Landen des Souverains, en aller zijner Vasallen, als meede de geestelike Landen, maar ook alle, die de verslagen ofte gevlugten door den Oorlog hebben naagelaaten; en het grootste deel der zelve, hebben zy uitgedeelt, volgens de eerste instelling, aan de Ianitsaren voetknegten, die zig in den oorlog wel hadden gequeeten, en die wierden dan Ruiters Timarspahis genaamt, dewelke ook voor yder 120 guldens jareliks inkomen, een Ruiter te paarde moeten gereet houden, en dus zoudender wel 700000 Ruiters in dienst zijn.Een ander gedeelte van 't geconquesteerde Land, is om de Moskeen en andere onkosten der [200] Provintien te verschaffen. Wat daar van ooverschiet ofte te kort komt, moet ook naa Constantinopolen in des keisers schatkist gaan, ofte daar van daan komen.

1.2.12 Van den Groote Vizir, ofte Stadhouder des Turksen Keisers.De groote Vizir schrijft alle ordonnantien, om betalingen te doen uit den schat des Divans. Kiest alle Beglerbeis ofte Bassas, alle Sangiakken, en Soubachi, voor drie jaaren, en andere Bevelhebbers van consideratie oover de Soldaaten voor haar leeven; die af- en aansettende, en alle zoo politike als militaire beneficien doende; jaa dat meer is, hy begeeft alle de groote (Timar), leen-goederen, namentlik, die meer als twee hondert guldens des jaars inkomen hebben, aan die 't hem gelieft; mits dat hy in een der Serrailen zy opgebragt. Maar hoewel dit van Regts weegen den groten Visir toekomt te doen, soo hebben nogtans de Vrouwen van 't Serrail, en de (Capiaga), Overste der zelven, [hebben] weeten Registers der groote Timars te bekoomen, en zoo haast 'er een Spahi gestorven is, solliciteeren zy nu, voor die hun meest geeft, by den Keiser, en zoo doende begeeven zy nu meer Timars, als de Vizir zelfs naademaal de wellustige keisers nu meer gehoor geeven aan de vrouwen en Opsiender der selven waarmeede hy syn dagelikse vermaken soekt terwyle hy selden te velde gaat, als aan de grote Vizirs, die met strydbare keisers te velde seer gemeensaam pleegen te zyn; en nu te Constantinopel maar twee malen des weeks mogen komen by de selve, die door hare voorlesen van resolutien de staat rakende de keisers waarschynelik in hare vermaken stooren en dien volgende seer onaangenaam syn moeten.

1.2.13 Van mindere Turkse Regeerders.Dit is alles, wat in den Divan ofte Raad des Turksen Rijk te Constantinopolen gedaan werd: Want de andere Vizirs ofte Bassas, daar ook verschijnende, hebben niets te zeggen, dan gevraagt zijnde, te raaden.

Page 75: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 75 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Maar alle resolverende leeden des Divans, geeven alle dagen (den dingsdag uitgezondert,) van 3. tot 5 uuren audientien in haar eigen huis, daar een yeder ook oover 't gewelt der Grooten mag klagen, want daar niet alleen vaerdig ordre gestelt, en regt gesprooken werd, maar zy doen het ook dadelik executeeren; jaa zoodanig, dat de Vizir wel des nagts doet vangen die 't hem gelieft, en nog voor den dag zelfs in den Kerker gaat, om in zijn byweezen den zelven te doen ombrengen.Dus legt de generale Reegering van dat Rijk; Maar vermits de Keisers, zeedert hondert jaaren, vremt van zelfs te oorlogen, en ter contrarie zeer verwijft zijn geworden, met niemant familiarelik verkeerende, als met Vrouw-luiden daar hun liefde op valt, en met den [haar] ooverste oover gemelde vrouwen (Capiaga,) die ook alle requesten en remonstrantien immediatelik aan den Keiser mag ooverleveren, soo mag men te regt zeggen dat eigentlik het goed en leeven aller Grooten, in handen van deeze [202] Vrouw-luiden; ofte om beeter te zeggen, van deesen ontmanden Favorit, staat. En hoewel alle de mindere, en voor weinige jaaren dienende Officiers door het geheele Rijk de Onderdaanen plonderen, en veele menschen om geen andere misdaad, als om haar groot goet te mogen aanslaan, dooden, op dat daar na [en] dan met die geschenken, van den Divan te Constantinopolen andere ofte grooter diensten mogten bekoomen: zoo moeten nogtans die groote Raaden van den Divan, om haar leven en chargen te behouden alle 't zelve weederom besteeden aan den Capi Aga, en de Vrouwen van het Serrail, waar van ons een exempel kan strekken Haly Bassa, onlangs Primo Vizir, die weekeliks meer als hondert duisent Rijksdaelders aan schenkagie besteedede in 't Serrail, de andere Grooten om niet te sneuvelen, moeten naar advenant doen, en hier door is het meermaalen gebeurt dat de Capi Aga stervende, meer als drie milioenen guldens naagelaaten heeft.

1.2.14 Van de Beglerbey en Bassaschappen, ofte groote Turkse Gouvernementen in het generaal.

In alle Beglerbey ofte Bassaschappen zijn Divans daar de Bassa, de Thresorier generaal, de Thresorier van de Timars, de Aga der Janitsaaren van de poort, de Aga der Janitsaaren van die Stadt, en 't Hooft der Spahis ofte Lant-militie, [203] leeden van zijn; en de gewigtigste zaaken, mogen niet werden beslooten, als in dien Raat, alle kleyne Timars begeeft de Bassa. In zijn afweezen doet de (Caimacam,) zijn Luitenant alles.Dus bestieren de Bassas en Sangiakken de politie en den oorlog. De Muftis, Mula Cadis, Cadis, en Soubachis, de Justitie. De Tefterdars generale en particuliere, de finantien. De Moutevelis het inkomen der Moskeen, hebbende eene Kerk zomtijts meer als 100000 Rijksdaald. inkomen, en weinig last van Dienaars, en hoewel 't overschot te Constantinopolen in een Schatkamer apart behoorde te werden [wert] bewaart, tot bescherming en voortplantinge des geloofs, zoo tast nogtans de Keiser het zelven aan in alle zijne Oorlogen, die hy zegt altijt ten zelven einde te strekken [aan].

1.2.15 Van het getal deeser groote Gouvernementen in het byzonder, in Europa, in Asia, en Africa.

In Europen zijn agt Bassaschappen en Caimacans namentlik:1. Grieken-lant heeft onder zig 20 Provintien Sangiakken, Tresoriers, &c. 2. De Eylanden en de Zee, 11 Provintien &c. 3. van Buden.deese drie Bassa-schappen4. van Canisa. zijn onder een in zeeven-5. van Agria. tien Provintien verdeelt.[204]6. Bossena ofte Slavonien heeft onder zig agt Provintien. 7. Temisvar tusschen Hongaren, Servien, Sevenbergen, heeft onder zig 4 Provintien en zijn gevolg. 8. Caffa ofte Taurica Cherson Esus. In Asien zijn twee-en-twintig Bassas met haar Caimacams namentlik:1. Natolien heeft onder zig elf Provintien.

Page 76: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 76 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2. Caramainen 7 Provintien. 3. Aleppo 7 Provintien. 4. Trebisondeby Pontus Euxinus vijf Provintien. 5. Damasco of Cham 10 Provintien, die meest by tribuit-gevende Princen ervelik bezeeten werden. 6. Tripoly in Syrien 5 Provintien. 7. Cyprus 7 Provintien. 8. Diabequir of Mesopotamien 18 Provintien, waar van 7 door zoo veel tributare Princen bezeeten werden. 9. Erserum in Assyrien heeft drie Provintien. 10. Van, ontrent Persen, 13 en een tributare Prins. 11. Babylon heeft 18 Provintien, en een Prins tributaris. 12. Balsara, daar d'Euphrates in Zee valt. 13. Arabia Felix 5 Provintien, en drie tributare Princen, daar die van Mecha een van is.

14. Orfa 7 Provintien.[205] 15. Mousul op den Tigris 6 Provintien. 16. Kars zeven Provintien. 17. Schresul, twintig Provintien. 18. Gildir negen Provintien. 19. Marca. deeze drie Bassaschappen hebben nog geen Provintien20. Sivas. onder zich, maar wachten tot dat het Turkse Rijk,21. Lecha. meer zal werden uitgebreit tegen Persien.In Afriken zijn 5 Beglerbeis ofte Bassas namentlik:1. Egypten heeft 16 Provintien.2. Suacham op 't Roode Meir teegen Paap-Jans Land.3. Tripoly, in Barbarijen.4. Tunis.5. Alger.

1.2.16 Van de Turkse Krijgs-zaken te Lande, in vredens-tijden.Met de Krijgs-zaken der Turken is het in vreedens-tijden dus gestelt: te Constantinopolen zijn gemeenelik in Garnisoen, zoo tot lijfwacht des Keisers, als bewaringe des Lands, twaalf of veertien duizend (Janitzaren,) Voetknegten, en drie of vier duizend Spahis, of Ruiters, 't welk alle zyn geweest Kinderen die [zijn], te Constantinopolen in 't Serrail opgevoed, en uit die Schat-kamer [206] betaalt zyn geworden; Zulks men die Janitsaren ofte Spahis van de Poort noemt.In alle andere Landen en Steeden leggen in Garnizoen op de Frontieren de Janitsaaren en Spahis van die Serraillen en Bassaschappen, en behalven die heeft de Keiser voor een gebruik, in alle considerabile Garnisoenen te zenden eenige honderden Janitsaaren van de Poort, voorzien met haaren eigen Aga, die zy alleen gehoorzaamheid schuldig zijn, deeze moeten alle 3 Maanden haare betaaling krijgen van Constantinopolen; en ook van Garnisoen veranderen, volgens de ordre van 't Hof, sulks 'er teegen deezen, als nieuwelingen en spions, altijt groote jalousie is. Alle andere Soldaaten werden betaalt door de Tefterdars van die Bassa en Sangiakschappen, gelijk de selven [deeze] ook alle andere onkosten der Provintie moeten doen.

1.2.17 Van de Turkse Oorlogen te Water.In de Turkse Oorlogen te waater gaat het dus toe: de Keiser onderhoud altijd te Constaninopolen voor 't Serrail 35 Galleyen, onder zoo veel (Rais,) Scheeps-Kapitainen, meest Renegaten die pensioen trekken; en van den Keiser met Kanon en bisschuit voorzien werden, als mede met 17 Bootsluiden, en 200 Roejers voor yder Galley; alle het andere moet de Kapitain uyt sijn eigen buidel [207] verschaffen, zulks alles zeer qualik is uytgerust. De twee Beglebeis, die aan de Zee leggen, moeten altyd den geheelen winter

Page 77: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 77 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

en zoomer onderhouden 47 Galleyen, die hun eenmaal werden verschaft met kanon, zeil, en touwerk; dan moeten zy die met slaafse Roeyers en Bootslieden, als ook met eet-waaren op hun eige buidel voorsien, en op yder Galley is daar-en-boven een Land-Kapitain, met 50 tot 100 Janitsaren: en dit onderhouden, maar voornementlik het verliezen der Galleyen, 't zy door storm, 't zy door Oorlog, is den Bassas die dat gouvernement maar voor twee ofte drie jaren bekleeden zoo schaadelik, dat men ligtelik kan bevroeden, hoe wel zy de zelven voorsien, ofte hoe kloekelik zy ten strijde gaan. Voornementlik ook uit deese volgende consideratien konnen de Turken ter zee geen groote magt doen: namentlik veele Landen omtrent Pontus Euxinus, ofte zwarte Zee, zijn voor Turken, Jooden als Christenen, vrij van alle Imposten, en daarom verbonden, zonder eenig loon, hout te hakken, scheepen en yzerwerk, volgens ordre van 't Hof te maken; en de Cadis taxeeren ten dien einde, yder Dorp en Stad, hoe veel roejers, ofte by gebrek van dien soo veel maal 35 Rijksd. te Constantinopolen te leeveren, 't welk alle (namentlik, voor des Keisers Galleyen) naturele Turken moeten zijn, die door gebrek van Visseryen, en Negotie, doorgaans nooit op Zee hebben geweest, en door quaade eetwaren ofte tractament, en daarenboven op malkanderen gepropt zijnde, meest sterven, zulks yder winter naweliks de helft van dien te huis keert, en daar naa niet weder in Zee wil[208]len; maar liever indien het mogelik is, gelt schieten, waarom het altijt, arm, onbedreven volk is. Tot Boots-luiden kiezen zy dikwils uit gebrek, verlochende Slaven, die zy los maaken; en zoodanige zijn de meeste Scheeps-Kapitains. En om de Scheeps-vlooten te gebieden, werden niet alleen gekooren Admiraals ter Zee, maar somtijts maakt ook de Keiser een Dinsbeglerbey, die buiten de Dardanelli zijnde, absolutelik de Vlooten en alle navale magt gebiet, met Officieren af en aan te zetten, te loonen te straffen, en te dooden, naar 't hem gelieft; jaa zelfs dat meer is, met magt om te gebieden en te dooden alle Beglerbeys en Sangiakken van de Zee-kust.

1.2.18 Van de Turkse Oorlogen te Lande.Als de Turkse Keiser te Lande oorlogen wil, schrijft hy niet alleen de Bassas en Sangiakken, dat die met hun garnizoenen zig naa het rendevous ten bestemden dage hebben te begeeven; Maar de Bassas en Sangiakken schrijven ook aan alle de Timar Spahis, dat zy, met haare onderhoorige Ruiters, zig hebben gereet te maaken, om met zo veel volks, door zoo een weg, op bestemde daagen, en leeger-plaatsen, naar het rendevous te trekken. En indien teegen Hongaren ofte Polen te Belgrade, ofte te Adrianopel; indien teegen Persen, te Erserum ofte Di[209]arbequir te zijn: en op den zelven tijd hebben alle omleggende Cadis ordre, om yder Dorp en Stad te taxeeren, hoe veel vivres zy na de leegerplaatsen der troepen, en eindelik naa 't generaal rendevous hebben te voeren; alwaar de Voerlieden de zelve eetwaren aan de Zoetelaars verkoopen, en weeder gekeert zijnde aan den Cadis reekeninge doen moeten, wegens de reis-kosten; om het ooverige van het ontfange geld prorata aan ydere Parochie weederom uit te keeren; maar zy weeten de kosten zoo hoog te reekenen en de beuit zoo wel met de Cadis te deelen, dat 'er voor de Onderdaanen die de eetwaren geleeverd hebben gemeenelik niet ooverschiet. En van de uitschrijving, tot het by een zijn des Heyrs, loopen gemeenelik zes ofte zeeven maanden door, en 't legert nooit in Dorpen ofte Steeden, maar altijd aan grazige waaterrijke velden, onder tenten, met een treffelike ordre: Want alle Gildens van Constantinopolen, op hun kosten, eenige Ambagts-gezellen in 't Leeger moeten zenden, en ten zelven prijze, als te Constantinopol, werd aldaar alles verschaft voor de Janitsaaren en Spahis der Garnisoenen; maar niet voor de Timar Spahis, en haare onderhoorige, die op hun eige provisie en beurs moeten leven zonder eenen penning te ontfangen, hoewel de andere Soldaaten haar ordinary gagie trekken. En vermits de Spahis [zy] van overlangen tijd niet gewoon zijn, zig langer als tot den vijftienden Novembris met geld en provisie te voorzien; zoude de Keiser niet dan met zeer groot gewelt, de Ti[210]marsphahis by een konnen houden, zulks alle de exploicten in acht ofte thien weeken moeten werden gedaan, ofte zoude de Keiser het geheele Heyr moeten soldye geeven, 't welk onmogelik is omdat die Spahis in een oneindelik getal, en sonder gelyk kosteliker als de voetknechten te onderhouden, zyn. Zomtijts huert de Keiser vrywillige Onderdaanen tot Soldaaten en Pioniers, Asafen genaamt, die zoo weinig van de

Page 78: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 78 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

anderen werden geagt, dat de Keiser haar zomtijds in de graften der belegerden Steeden drijft, om die te vullen, en dan daar over ten storm te konnen loopen.De eetwaaren die men op Kemels van Constantinopolen heeft gevoert, blijven altijts onaangeroert, tot dat het Leger op 's Vyands bodem is. En op de zelve kemels werden ook gevoert, gebrooken stukken van metaal, om te zijner plaatse stukken geschuts te gieten.En vermits men verschiede malen, lange jaaren naa een Vreede heeft gehad, en de Timar Spahis niet heeft op ontboden, zijn de zelven ook gewoon al hun inkomen te verteeren, en dienvolgende is 't hun onmogelik nu genoegsaam den opbod te gehoorzaamen. En vermits de Spahis en Janitsaaren te Constantinopol gemakkelik leeven in vreede, en weelde, alzoo de Keiser meenigmaalen door oproeren de soldie heeft moeten verhoogen, begeeren zy de oorlogen niet, ten deele om het ongemak en pericul des doods te ontgaan, welk men, den oorlog volgende, onderworpen is; Ten deele om dat de Spahis en Janitsaaren van de Poort, te Velde door de andere Militie, zoude [211] konnen werden gedwongen; Ten deele, om dat de Keisers, nu veeltijts ofte verwijft, ofte genegen zijnde zich den macht der Janitsaren van de poort t'ontrekken, den grooten Vizir voor Generaal te velde willen zenden: Want zy Janitzaren dan altijds oproerig begeeren, dat de Groote Vizir, voorzien werde met magt, niet alleen om de Timars ofte leen-goederen, die men zal conquesteeren, uit te deelen; Maar ook alle ampten en gelt aan de Soldaten, die zig vroom dragen. En vermits dit het interest is aller Soldaten, en ook des Grooten Vizirs, kan de Keiser het zelven niet tegen gaan; en vermits de Keiser het zelven doende, absolutelik zig zelven, en alle de magt van 't Land, aan den Vizir zoude overgeven, en hem waarelik Keiser maken, zo blijft hy, de Vizir, en Janitsaren ook te huis. Eindelik, om dat niet alleen de Turkse Frontieren, wederzijds zeer verwoest; maar het Rijk binnens Lands overal zeer ontvolkt is, zijn nu met oorlogen geen Conquesten ofte uitdeelinge van nieuwe ampten en Timars te verwachten, maar wel groote ongemakken. Zulks, de geheele Militie onwillig zijnde, het zelven zeer beswarelik te beteren is, te meer dewijl de Jongelingen, uit de Serrailen gaande, niet alleen, gelijk als voor dezen, eed doen, den Keiser te zullen gehoorsamen; Maar, Janitsar wordende, doen haar Compagnons haar sweeren, dat zy haar in alles behulpig, en nergens in te weeder zullen wezen. Zulks de Janitsaren van [212] de Poort ietwes begeerende, (by exempel vermeerdering van soldy), het zelven van alle andere Janitsaren altijts voor goed wert gekeurt, welke gagien aller Janitsaren hier door zo hoog is geloopen, dat de Keiser, om de zelve penningen te konnen vinden, zomtijts de rijkste en onbeminste Officieren heeft doen dooden, en haar goed (gelijk altijt geschied) confiskeeren. Vindende by eene Bassa voor deezen wel acht milioenen guldens.

1.2.19 Van de Bassaschappen van Barbaryen, en pariculierelik de regeeringe van Alger.

Maar de Bassaschappen van Barbaryen werden op een byzondere wijze geregeert: Namentlik, Alger, Tunis, Tripoly. En vermits deselve allen seevarende luiden, geduriglik seer groote schade aandoen, sulks ons ook aan die regeeringe der selven seer veel geleegen is: soo vind ik my insonderheid verpligt de regeering van Alger aldus te beschryven. De eerste ofte Grote Vizir, send van Constantinopel naar Alger, alle twee jaren [By exempel, t' Alger wert alle twee jaren gezonden] een Bassa die alle de militie, die men daar ook van Constantinopolen zend, van 3 tot drie maanden betaalen moet uit zijn eige buidel, en om dat te vervallen, mag hy aanslaan het vijfde van alle gewasch ofte inkomst der Ingezeetenen, ofte zoo veel gelts in de plaatse: en vermits de Mooren tot betalen onwillig zijn, moet het zelven jaareliks met gewelt van wapenen werden gehaalt, en als de Turkse Heiren maar vijf ofte zes duizent mannen sterk zijn derven zij, uit vreeze door de Mooren geslagen te werden, niet [213] dieper als twee ofte drie dagen te lande intrekken, maar 20. ofte 30000 sterk zijnde, pleegen sy wel acht ofte thien dag-reizen landewaarts in, den tribuit op te gaderen. En dit geschiet, om dat men hier geen Timars aan Spahis heeft willen uytdeelen. misschien om dat alle Ingezetenen Mahometanen, en nog van de geleertste slag zijnde, ligtelik met de Spahis zouden naturaliseeren; en dat

Page 79: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 79 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

daar-en-boven de Militie door een gereguleert inkomen van landgoederen, gelijk in de andere Bassaschappen, ook al te haast zoude naturaliseeren, ende gesamentlik met de inwoonders sig van de gehoorsaamheid des Turksen keisers teenemaal souden ontrekken; daar de krygs-knegten nu [zulks zy] ter contrarie [nu] van de Mooren gehaat, en van Constantinopolen dependent werden.Daar-en-boven geniet de Bassa, van de Zeeroovers, het agste deel voor tol van den geheelen buit, en de helfte van alle genome scheepen. Zulks den Bassa, niet konnende uit zyn eyge beurs de soldie der krijgsluiden betaalen, van de Militie zoude werden geworgt; en ter contrarie de roovery ter zee toelaatende, en zig zelven konnende verrijken, het zelven ook altijdts geschieden zal, zonder dat het zelven met eenige eeden, zegel en gemaakte vreede te beletten zy, zoo lang daar voordeel met zee-rooven te doen is, 't welk dus toegaat: de Zee-Kapitain, van dien Divan verkreegen hebbende oorlof om op buit te vaaren, moet de vlagge van den Divan laaten waayen, en het schip met zijn toebehooren, en wapenen, als mede bisschuit en het water verschaffen. Luiden die Schepen en wapenen leenen, en Bakkers die bisschuit ver[214]schaffen, mits zeeker gedeelte van den toekomenden buit genietende, vint men daar ligtelik, als mede bootsluiden en soldaten om die te bemannen, hoewel zy allen het overige, bisschuit en water uitgenomen, voor haar zelven 't scheep brengen moeten, en geen soldye bedingen, vermits de helfte des buits aan haar, en het overige voor den Kapitain is.De maandelike soldye, die de Bassa in 't jaar 1623. moest uitkeeren, beliep 92000 Franse guldens. En in dit betaalen en opgaaderen der penningen, en Veld-overste te zijn, bestaat alle de magt des Bassas.Want met de Regeering is het dus gestelt: De Bassa mag nooit in den Divan verschijnen, ten zy door last des Keizers, ietwes voor te stellen hebbende, en dan heeft hy evenwel geen deliberative stem.De Aga ofte Colonel der Janitsaaren presideert in den divan van Alger; dan volgen 24 Hiabachi die de politie der stad regeeren, en ook Raaden des Aga zijn. Daar naa komen 900 Kaptainen der Janitsaaren, genaamt Boulabachi, en 800 Odabachi, ofte Luitenanten, als meede 2000 Oldachi, Corporaals, en dan nog 700 oude Soldaaten, Soulacs genaamt, sulks de stemmende Leden wel 5 ofte 6 duisent zijn, voorneementlik indien men daar onder rekent de 1500 Mansulagas, die door alle hooge charges zijn gepasseert; en nogtans verschijnen daar gemeenlik maar omtrent 1200. vermits de anderen [215] meest op Zee ofte Land in bedieninge zijn; de leeden der vergaderinge zyn alle krygsluiden en op dat onder de selve geen vegteryen konden rysen [deeze] staan in den Divan alle oover einde, met gekruiste armen, en indien iemand zijn hand ophief, om iemant te dreigen, jaa zelfs om zijn eigen neus te snuiten, zoude dat zijn leeven kosten: Dan leest de Secretaris by den Aga, wat daar geproponeert moet zijn, het welk de Aga dan overluit doet, en vermits daar nietwes dan met eenparige stemmen kan werden beslooten, is de propositie een resolutie, als niemant teegenspreekt, 't welk hier zeer ligtelik is te verkrijgen, als men te vooren by de 24 Hiabachis die den Stad Alger regeeren, audientie verzoekende de zelven met presenten wint; als meede eenige anderen, op zijn zijde krijgt, die zig in die vergaderinge van de Republik van Alger aanzienlik hebben gemaakt, Hoofden van partyen genaamt, die alle andere geringen, onder zig verpligt houden; en zoodanige waaren in het jaar 1623. wel 76, dezen hebbende, verkrijgt men alles.En weegens de justitie, komen hier ook oover alle, Cadis voor drie jaaren, van Constantinopolen. Dus werd Alger en ook Thunis geregeert, zonder dat daar van daan eenig geld naa Constantinopolen gaat.

1.2.20 Vrugten der Turkse Regeeringe.Nu dunkt my dat het tyd is geworden, syn gedagten te laten gaan oover de vrugten van deese allesints volmaakte monarchale regeeringe: namentlik Hongarijen, dat beste lant van Europen, trekt van, en brengt nietwes na, Constantinopol; hoewel daar maar drie sterke Garnisoenen zijn, te Canis, Agria en Buden: in welke leste Stad alleen leggen 6000 Soldaten, die uit Lants inkomen betaalt werden, en dan noch 1500 Janitsaren, en 500 Spahis der Stadt, als mede 600 Janitsaren van de Poort, die gelt van Constantinopol krygen alle drie Maanden, en van Garnisoen verandert werden. Jaa dat meer is, in die

Page 80: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 80 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

heerelike stad Buden zyn nu naweliks de helft der huisen bewoond; sulks het een iammer om sien is, hoe die voordeesen onder een Electif koning ofte Republik weelige marmore paleisen, nu soo ellendiglik om verre vallen, en niet dan van de vogelen ofte eenig ongedierte bewoond werden. En dat de Bassas uit de Lantgoederen niet genoeg trekken, om de andere Soldaten te betalen, en zich met een te verrijken, ziet men dageliks uit die invallen, en gehaalde roof, zelfs op haare vreedzame naburen: zulks alle Steeden, daar de Garnisoenen leggen, met de omleggende landen, verwoest werden, en binnens Lands, is het niet beeter gestelt.Want de Ingezeetenen, oover alle van een mensch werdende geregeert, in Politie, Militie, Justitie, Finantie, Religie mogen nooit voor eenig Officier verschynen (en dit is door geheel Asia gemeen) zonder presenten, en die de grootste brengt verkrijgt zijn wil.En die, rijk weezende, zijn goed en leven wil behouden, moet in alle manieren zijn rijkdom [217] verbergen, en dit is de reeden, waarom men in de huisen geen considerabilen rykdom pleeg te sien, als in de kamers der Vrouwen alwaar selden eenige vremde menschen ingebragt werden. Alsmeede ontstaat hieruit dat niemant derft kostelike huizen bouwen. Te Constantinopolen zelfs zijn die alle van hout, zeer laag, en qualik met huisraat ofte inboedel, dat in 's menschen oogen komt, voorzien.Hier komt nog by, dat de Christenen en Jooden, in zoo veele geconquesteerde landen, in grooten getale woonende, buyten alle Officien geslooten zijn, en hun Kinderen tot tribuit moetende geeven, ook uit dien hoofde tot voort-teeling van kinderen ongeneegen zijn.Daar-en-boven bezitten de Timar Spahis de Lant-goederen niet dan voor haar leven, waarom zy niet goet vinden, aan Huys ofte Lant veel onkosten te doen; en vermits dit generaal is, dat de Keyser erft van alle Spahis, en Janitsaren, ofte kinderen die in eenige Serrailen zijn opgebragt, als zy zonder Kinderen sterven, zo werden de ongetrouwden ligteliker aan groter leengoederen ofte Timais geholpen en meer tot Officien gekooren; zulks die ook weinig Kinderen teelen.Ja dat meer is, de Keisers hebben ongelovelik veele hondert duyzenden Menschen in hare Oorlogen ter Zee en te Lande verslonden, en laaten vergaan. Welke Moordery nu nog wert vergroot, door de Commercie van Constantinopol met Ægypten, daar de Pest een ordinare, en niet zeer grouwelik Ziekte is; en hoewel zy te Constantinopol dodeliker, en besmetteliker is, wert zy, door het onvernuftig Turks Geloof, der Goddelike Prædestinatie, niet geschouwt: zulks daar [218] alleen, des daags gemeenelik tusschen twee en drie hondert Menschen sterven; en als'er duisent of meer op eenen dag sterven, pleeg de Keiser, en ook anders niet, van Serrail ofte Hof te veranderen.Welk geloof der Goddelike Prædestinatie, ik zeg onvernuftig en Turks te weesen; naademaal verstandige Menschen, weetende in het generaal dat alles, sonder eenige uitsonderinge, van Godes eigen-werkent bestier, voorsienigheit, en onveranderlik besluit hangt; en nogtans niet weetende, in het particulier wat, ende door welke middelen God de Heer sal gelieven te werken; wel pleegen te seggen, Quo fata ferunt referuntque sequamur, dat men Godes bestier niet weederstreevende involgen moet; maar nogtans in alle toekomende voor ons verborge dingen [daarom] niet laaten rijpelik te overweegen, alle de reedenen, dienende, om eenige saak te begeeren ofte te vlieden, als mede om in gevolge der selven, alle onse uiterlike actien aan te stellen: Want indien ons zo doende het gevreesden quaat evenwel overkomt, zoo zijn wy verzeekert, dat het zelven voor ons gantsch onvermijdelik was, en dat wy by gevolge, over geen versuim konnende werden beschuldigt, zeer groote reden hebben om te betrouwen, ofte te gelooven, dat die oneindelike, wijse, goede, en nu voor ons in sijne werken onbegrijpelike God, ons hier naa sal doen beleeven een staat, waar in wy soodanige ongemakken niet meer onderworpen zijnde, en sijne weegen niet meer door een Wolke, maar klarelik aanschouwende de selve niet alleen gelijk als nu Admireren, Adoreren, maar ook in der eewigheit looven, en singen sullen Hallelujah. En dat wy zo doende, zullen werden gezeegent, met alle geleede qualen [219] verre overwegende heylen, alle welke gedagten een gewisse troost, en vermindering in onse teegenwoordige ongemakken, konnen strekken; daar ter contrarie deese onvernuftige Prædestinateurs, niet getragt hebbende een booven haar hooft hangent quaat te vermijden, en zig hunnes versuims innerlik bewust zijnde, moeten bekennen (Judicia Domini vera, justificata in semetipsis) dat Godes oordeelen, vallende over soodanigen, die haar eigen naturelik oordeel, en wille hebben misbruikt, regtvaerdig

Page 81: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 81 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zijn: welke gedagten zoo lange sy niet verder gaan, den ongemak-lijdende menschen geen troost, maar een groote beswaring aanbrengen; want, 't zy wy Godes oneindelik wijse weegen naarspooren konnen ofte niet, zo is, ten onzen aanziene altijts waaragtig (-- prima hæc ultro est quod de Judice, nemo nocens absolvitur, improba quamvis gratïa fallacis prætoris vicerit urnam. Juven: Quæ venit e merito pæna dolenda venit) dat een quaat, ofte straffe die wy voor zoo veel ons aangaat op den halse halen, seer swaar om dragen is, en daar-en-boven moet men, ten opsigte van die wonder-aanbiddelike volmaakte God, seer wel aanmerken, dat sijne oordeelen ofte werken, door ons moeten werden geregtvaerdigt, niet alleene gelijk wy alle menschelike actien regtvaerdigen wanneer sy met onse reeden, billikheit en wetten, wel over-een-komen, maar ook als sy alle onse reeden, billikheit en wetten te booven gaan: want indien men syn' gedagten laat gaan oover Godes weesen, dat kennelik in een' oneindelike perfectie, wysheid ende deugdsaamheid bestaat, soo sal de waaragtige philosophie, ende de goede reeden ons dadelik konnen leeren, dat [want] sijne Goddelike wijsheit, wille, en authoriteit omtrent sijne eige Schepselen, geen reeden ofte oorsaak heeft, nog hebben kan, maar oorsaak is van, [220] en strekken moet voor, alle reeden, billikheid en wetten. Met een woort gesegt (justificata in semetipsis) die oneindelik volmaakt is in sijne oordeelen, lijt geen toets of ander oordeel, als zijn eigen. En alle deeze dingen wel ooverwoogen zijnde, zoo kan daar uit geen verwerringe in onse menschelike actien ontstaan, want eer een saak geschiet is, kan by ons nietwes gelden als ons eigen oordeel dat wy in alle manieren gehouden zijn te volgen: maar daar naa op Godts bestier siende, seiden selfs de Heydenen zeer wel Victrix causa diis placuit, sed victa Catoni. Het is al goet, wat de Heer doet. Sulks tot een besluit van soo onvernuftig een geloof dat onder pretext van de goddelike prædestinatie alle menschelike sorge ende bestier uitsluit Owen seer wel met het selven in deeser wyse spot Fata regunt fatuos sapiens dominabitur astris; non fatum at fato se regit ipse suo. Wanneer Gods water staat op Godes land te lopen,Soo salt een dwaas zyn, die nog vreesen wil nog hoopen; Maar een wys man die vreest dat 't water hem sow deeren Maakt meulens, dyk en sluis om twater af te keeren.Dit zy genoeg in 't voorby gaan, van dien steen des aanstoots, het Fatum, de Goddelike Prædestinatie gezegt, en is meer dan tijt, dat ik vervolge te beschryven de vrugten der Turkse regeeringe.En indien by alle dit voorgaande de Turkse regeering rakende, nog geconsidereert werd, dat alle kleinder Officiers, 't gunt zy hebben van de Ingezetene ontfangen, vergadert en gerooft, aan haar meerder moeten besteeden, ofte wel aan den Divan te Constantinopol brengen, om aldaar, in Plaatse van straffe oover haare corruptien en concussien, grooter ampten te bekomen: en indien men ooverdenkt dat eindelik alles, door de Leeden, van den Divan moet werden besteed, aan de Vrouwen van 't Serrail, en den ontmanden Capi Aga, op dat die met haare familiare conversatie, by den Keiser, alle excessen der zelven verber[221]gen ofte verschoonen: zoo blijkt immers waaragtig te weezen, dat niemant in dat Lant wel vaart, ofte zijn goed en leven in zeekerheit bezit, als de Keiser alleen, wien alle het zweet, goed, bloet, leven, en lieve Kinderen, als aan een God moet werden opgeoffert, terwijlen hy, niet met regeeren, maar met vliegen op Reigers, jagen op Haasen en Zwijnen, te Paart rijden, en Boog-schieten, tusschen Eeten en Drinken, Dwergen, Worstelaars, en Bouffons, Baden, Bedden, en wilde liefde, als een beest zijn leven doorbrengt; jaa als een Monster en Duivel op Aarden, zijn eigen Broeders verworgt, zijn eigen Soonen doot, en de Vrouwen die hy meest omhelst heeft, ook meest doet ombrengen, en eindelik alle zijn Officieren, zo in Politie, Finantie als Militie, naar zijn gelieven pleeg te doen worgen [stranguleeren]; en alle Soldaten op den slagt-bank, en door die, alle Ingezeetenen om den hals te brengen.Maar, God zy gelooft in zijne geregtigheit, dat ook niet deeze eenige Dwingelant, in deeze allezins perfecte Monarchale Regeering wel vaart: Want na dat de Turkse Keisers, door deeze vervloekte monarchale en militaire Regeering, alle gebuure-landen verwoest, en de menschen, met alles dat eenigzints naar kennisse ofte deugt gelijkt, verslonden hebben; zoo is die roede, waar meede zy alle menschen hebben gegeesselt, op haaren rugge gevallen: alsoo [want] de Janitsaaren en Spahis van de Poort, door de langduurige vreede, Meesters van het Rijk zijn geworden: Zulks indien nu, nog eenige [222]

Page 82: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 82 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

menschelike kennisse by den Keisers is, zy met grooten kommer, de Officieren der Janitsaaren moeten tragten te behaagen, ofte werden door dezelven verworgt, en gelijk als van haar eige Honden opgegeeten, gelijk zy in 't jaar 1623. den Krijgs-lievenden Sultan Osman verworgden, en de volgende Keisers meenigmaalen hebben gedwongen, haare soldie te verhoogen, en haar eige liefste en getrouwste Visirs, den kop te doen afsnijden, om die trouweloose Janitsaaren, Lijfwagters, daar meede te paajen, waaroover men zig niet behoord te verwonderen want dit is de gemeene loop der nature, onmogelik is 'et dat een eenig mensch, een groot Land regeere, en zonder tegenspreeken van oneindelik veel Borgers en Boeren gehoorzaamt werde, ten zy hy daar toe krijgsknegten gebruike; en de Hoofden der krijgsknegten, merkende, dat alle reële magt van zig te doen gehoorzaamen, in haare handen is, neemen over alle, onder sloffe en wellustige Heeren, ofte Republiken den slag waar, om zig zelfs meester van 't Land, en haare Heeren te maaken: dus ging het te Romen, (Roma orbem domuit, tibi Roma subegerit orbem.) De Borgers [Stad] van Roomen, door haare krijgsmagt de Weerelt hebbende ten onderen gebragt, moesten daar naa haaren nek buigen onder de Generaals van haare eige heir-Legers, Marius, Sylla, Pompejus, Cæsar, Antonius Augustus, tot dat onder de volgende Keisers de Prætoriani, haare Lijfwagt, de Keisers af- en aanzetteden, en doodeden; ja zelfs tot zoodanigen schaamteloosheid [223] uitbersteden, dat zy het Rijk door een Uitroeper oopentlik veilden, en te Romen verkoften, en leeverden aan den meestbiedende D. Julianus.En dus gaat het heeden in het gezeegende Engeland; de onderdanen waren daar uit weelde ongehoorzaam eenen ongewapenden Koninge. 't Parlament den zelven door de krijgsmagt afzettende, en doodende, is daar na door de Hoofden van haare eige krijgs-magt te meermalen afgezet, en twisten de Hoofden niet alleen teegen het Parlament ofte vergaaderinge des volks, maar ook tegen malkanderen, wie onder eenigen schoonen schijn de magt van het Land, alleen in handen zal krijgen. In allen gevalle, zal de overwinner zijn dwingelandy, op gene wettelike opgedrage magt, nogte op een lange possessie in de regeeringe, maar puurelik op gewelt steunende, niet als door groote krijgsmagt konnen staande houden, en hoewel de zelve in een Eyland, ligtelik tot een dragelike Politijke magt komt te groejen, zoo kan de zelve nogtans, in een groot en open land, nooit als door de zelve Krijgs-magt werden geconserveert, het welk een onuitspreekelike verwoesting, en ontvolking des lands, moet veroorsaken, waar van wy in Turkyen een klaar exempel zien.

1.2.21 Dat de Turkse Landen gansch verwoest zijn.Monsieur des Hayes, die verscheide malen als Gesant van Ludowik de XIII. Koning van Vrankrijk, in Turkyen, door Hongaryen, over Raguzen en Griekenlant, als mede over Zee, het zelve heeft bereist, en door-reist zegt dat het zelve over al boven maten is verwoest. Sulks het door die verwoestheyt, niet wel mogelik soude wesen door Turkeyen te reisen, indien niet de, quansuis, barmhertige Mahometanen, door eenige occasie deses werelts, ofte Magistrature, soo veel goeds by een vergadert hebbende, dat men het selven, en het leven, haar ligtelik onder het een ofte het ander pretext te gelijk soude beneemen, goet hadden gevonden; op de meest verwoeste weegen seer groote leedige Gebouwen te stigten, tot Herbergen, daar men met de bagadie, paarden, en kemelen, omtrent Fonteinen, in het drooge kan nagt-rusten, en sy, Stigters dier Gods-huisen, dan voorwenden mogen, alle hare middelen aan die Godshuisen te hebben verbouwt.En van deese verwoestinge der Turkse Landen spreekt Monsieur des Hayes in het particulier aldus: Het gunt de Turken in Europen bezitten, is wel het meesten bewoont; nogtans vind men [225] in 't eerst, drie goede dagen reizende, van Ragouzen naa Constantinopolen, geen tien huizen by een; en veeltijds ontmoet men daar naa in tien of twaalf mylen niet een Dorp, jaa niet een Buurt zelfs in dat onuitspreekelik vrugtbaar Hongaryen, en voor deesen zoo volkryk Griekenland. Afriken is ook gansch woest, ten zy omtrent de Zee, en eenige groote Steeden; niet tegenstaande de uitneemende vrugtbaarheit van Ægypten: voornementlik zijn ontvolkt de Bassaschappen van Barbaryen te Landewaarts in: Want het vijfde deel van alle inkomen der ingezeetenen, jaareliks door de krijgsmagt in te gaaderen, en daarom te moeten vegten, kan niet min

Page 83: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 83 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

veroorzaaken. En booven alle is Asien binnens lands zeer woest: want men in verscheide plaatzen wel twee en drie dagen reist, eer men menschen vind. 't Gelukkig Arabien is op eenige plaatzen bewoont, maar het ander is gansch woest; en den weg van Bagdet naa Persen is wel acht-en-twintig dagen door een Woestijn: waar onder wel tien dagen oover moejelike bergen, het welk de voorneemste sterkte is der Persiaanen; want als zy ook aan haare zijde het land verwoesten moet het Turkse leeger, zonder ietwets teegen haar uitgeregt te hebben, altijt spoedig t'huiswaards keeren, of vint sig andersins in perikul van door honger te vergaan. Syrien is ook zeer ontvolkt: want men nu geen 30000 weerbaare mannen zoude konnen opbrengen in 't Heilige [226] Land, daar men nogtans voor deezen onder de Joodse Koningen als wanneer het nog met eenige schyn van Republike wierd geregeerd wel met 1570000 mannen te velde quam. Cyprus is ook geheel ontvolkt, want men daar ook jaareliks het vijfde deel van alle vrugten, en 20 guldens van yder mans hooft, boven 16 jaren oud, voor de vryheit van Godsdienst vordert. En hoewel geheele Provintien, om daar van ontlast te zijn, voor deezen hebben gepresenteert, Mahometaans te werden; zoo hebben de Bassas, om haar profijt, dat niet gewilt. Wat belangt alle de andere Eylanden van de Archipelagus die voor deeze, door haare Republikse regeering, zoo wonderlik magtig ter zee, volkrijk en vermaard waaren; de zelven zijn nu door die dwingelandy zoo ontvolkt, dat men naweliks ooit de naamen hoort noemen. Het welk niet vreemd is, alzoo de geduurige zee-roovery, gevoegd zynde by deese monarchale regeering, alle vissery en koopmanschap, aldaar moet vernietigen. Gelijk ook te land het geheele Rijk vol roovers is, die gelijk als de Arabiers die Reisigers met troupen oovervallen, ten zy de zelven door gewaapende Caruanen haare koopmanschap drijven: en hier door komt, dat veele Inwoonders, inzonderheit Christenen, haare wooningen verre van de wegen af maaken; en eenige Officiers en Soldaten siende, in bergen en bossen vlugten: Zulks 't geheele Turkse Rijk is geworden (Spelunca latronum,) een moord- en roofkuil, van welke alle Ingezeetenen, niet min als van een doodelike Pest, zouden vlieden; indien by haar nog eenige kennisse ofte weetenschap ware oovergebleeven, ende indien [227] het niet allen onderdaanen verboden was, te vertrekken. Want wat belangt de Regenten, in beslooten Sarrailen opgequeekt, zonder reizen, zonder studi, als den Alkoran; die zijn van meening, dat oover alle zoo vervloekte regeering is, en sy zyn ook gansch onweetende, van der naabuuren gelegentheid. En den vreemdelingen, zoo Jooden, als Christenen, en Verlochenden, geven zy geen geloof, als die haar de andere Landen, en Regeeringen aanpryzen. Ten anderen, zoo werden de naabuurige landen, als Persen, Tartarien, en Moscovien, eeven zoo absoluit, en bynaa eeven zoo quaalik, en Fes, en Maroco niet beeter als de aangrenzende Turkse Landen geregeert; behalven dat zy, meer moetende denken om zig te beschermen, als om andere magtiger nabuuren Landen te winnen, uit dien hoofde gelukkiger zijn.

1.2.22 De boosaardigheid der menschen, maar niet de Turkse Religie, is oorsaak deeser quaalen.

En op dat niemant geloove, dat de Mahometaanse Religie oorzaak deezer quade Regeeringe en ontvolking zy, zal ik uit Sansovino zo veel zeggen, dat men ligtelik daar uit zal konnen zien dat die Landen, onder een soodaanig Heer professie doende van de Christelike Religie, nog veel meer verwoest zouden weezen.[228] Haar eerste Gebod is, zegt hy, dat men op God den Schepper aller dingen zijn betrouwen moet zetten, zijner altijds gedenken, en hem aanbidden; als mede den Propheet Mahomet.Het tweede, dat op de Werelt geen grooter gerechtigheit is, als zijn Ouders en overheeden te gehoorzamen, zonder eenige tegenspraak.Het derde, dat men een ander niet moet doen, dan 't geen men wilt dat ons geschiede.Het vierde, dat men vijfmaal des daags behoort ter Kerke te gaan, om God met Lofzangen te danken over zijn goedheit, en hem te bidden om verdere genade.Het vijfde, dat men jareliks een geheele maant moet vasten.Het zeste, dat men Sacrificien, en Aalmissen moet doen onge-eischt.

Page 84: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 84 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Het zeevende, dat de Manluiden te 25 jaren getrouwt moeten zijn, om de werelt en haar Geloof voort te planten, ten welken einde zy meer Vrouwen mogen nemen, en ook van onvruchtbare, ofte onaangename scheiden.Het achtste, dat men zijn hand in Godes bestier niet moet slaan, met iemands bloed te vergieten, en hem dooden.Daar-en-boven zijn de Muscovische Keisers Christenen hoewel die byna even tyrannig, haar Landen verwoesten[de, Christenen]: zulks het zelven niet de Religie, maar de Goddelooze Politike maxim, (si violandum est jus, regnandi causa violandum est: [229] Om te heerschen, mag men alle Religie en Wetten schenden, Haga se el milagro y haga lo Mahoma, Laat ik maar door een mirakel gezond werden, al zoud het de Duivel doen,) te wijten is.

Page 85: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 85 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.3 Chapter 3. [230] HET DERDE BOEK. Van de Monarachale Regeering in Europa.

1.3.1 Een discours oover de Monarchale Regeringe van Europen in het generaal.

Maar omdat de koningen en prinsen van Europen haare magt tot deese gemelde volmaaktheid der Eenhoofdige regeeringe niet hebben gebragt en naar veeler en kundiger menschen gevoelen ook niet souden willen brengen: soo sal ik van de selve in't bysonder ook spreeken ende aldus beginnen. Servirent Syria Asiaque, & suetus Regibus Oriens: Dat Syrien, Azien, en 't gantse Oosten gewoon onder Koningen te leeven dienstbaar zy, zegt de regtschaape Batavier Civilis zeer wel: Want (Asiatici semper molles, serviles Africani) die van Asien zijn altijt kleynhertig, verwijft, en kinderlijk, die van Afriken dom, en slaafs geweest: Zulks men van alle oude tijden af, naweliks meer als van vier [twee] Republiken, in alle die magtige groote Landen, namentlik, Tyrus, Sidon, de Joodse en de Carthaginenze, weet te spreeken: Waarom het geen wonder is, dat de Monarchen de zelve met zoo scherpe roeden ende harde zweep-slagen, als Kinderen en Slaaven, jaa als het domme Vee, konnen regeeren. Maar die van Europen zijn t'allen tijden stouter, manneliker, arbeydzaamer en vernuftiger geweest: Zulks van ouds in alle die Landen, naweliks een eenig Koning die warelik Heer van 't Land was, te vin[231]den is geweest: Want niet alleen Griekenland en alle de Eylanden der Middelandse Zee, maar ook geheel Italien, Vrankrijk en Spanjen, jaa ook geheel Duitsland, in ongeloovelik veel Republiken verdeelt was; ende in volk, deugd, konst, en geld-rykheid overvloeide tot dat die (Non erat is populus quem pax tranquilla juvaret, quem sua libertas immotis pasceret armis. Lucanus) krijgs-lievende, en alles vernielende Roomse Republik alle de zelven, d'eene voor d'ander na, door hare wapenen [hebbende] doen bukken, en verwoest had en dien volgende (atque ubi solitudinem faciunt Pacem appellant:) een verwoest, noemden een bevreedigt Land het welk door de oude Historien seer klarelik blyken kan. (Non dubito præter satietatem tot jam libris assidua bella cum Volscis gesta legentibus, illud quoque succursurum, quod mihi percensenti propiores temporibus harum rerum Auctores miraculo fuit; unde toties victis Volscis & Æquis suffecerint milites? Simile veri est aut, &c. aut innumerabilem multitudinum liberorum capitum in eis fuisse locis, quæ nunc seminario exiguo militum relicto, servitia Romana ab solitudine vindicant. Liv. Dec. I. lib. 6.) want [In allen gevalle] is ten minsten waarachtig dat die vermaarde, Politike Historie-schryver Titus Livius geen genoegsame reden vinden kan, waarom de Landen der Volsci en Æqui, te vooren zo volkrijk, en te zijnen tijd zoo weinig bewoont waren; als om dat zy, te vooren vrye Republiken, hare eige regeeringe en Vryheid hadden verloren, ende onder de slavernije der Romainen waren gebragt.En dus is het ook gegaan met alle die andere [232] landen, voorneementlik dat wel eer zoo deugt- konst- koop- en volkrijk Griekenlant: Zulks de Roomse Veld-oversten, zich oover hare vrye meedeborgers en selfs van de Stad [van] Romen eindelik meester gemaakt hebbende, ook alle die meerendeels ontvolkte en verwoeste landen, door die onuitspreekelik groote en wel-geoeffende krijgs-magt, als Keisers en Monarchen regeeren konden. Maar hoewel de Roomse Republik (Virtute Romana,) door de goede order om door waapenen te conquesteeren, zig die anderzins door Monarchen onverwinnelike Europise Republiken had onderdaanig gemaakt; zoo hebben evenwel deeze Monarchen (mole Imperii) door de groote magt van het Rijk, haare authoriteit en grootheit niet konnen staande houden: Want zoo haast als yder maal die magt van Vader op kint succedeerde, heeft men ook gezien dat die Successeurs, met geen bequaamheit om te regeeren begaaft zijnde, en tot onuitspreekelike wellust en wreetheit vervallende, (als onder Caligula, Domitianus, Commodus, etc.) die militaire onderdaanen het hooft opsteekende, de zelve hebben gedood, en zig in haare plaatze gezet. Maar dit was (mutatio tyranni non tyrannidis ablatio,) een Tyran weg neemen, en voor een Tyran plaatse maaken, tot dat de oude, goede, kinderlooze Nerva na het sneuvelen van den wreeden Domitianus door het senat met rypen rade gekoren wezende tot Capitain

Page 86: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 86 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Generaal of keiser der Roomse Republike, zijnen ook kinderloozen Successeur Trajanus koor, en die Hadrianus; die wederom Antoninus, en Antoninus eindelik Marcus Aurelius: welke keur door de Keisers gedaan, en door 't Senaat [233] geapprobeert werdende, en maar een vonkjen van vryheit: en beeter regeering geevende, het Rijk dapper zijn adem haalen dede; tot dat weederom de wijze Marcus Aurelius, niet de bequaamste, maar uit vaderlike liefde, zijn twintig-jarigen wel opgebragten zoon Commodus deede succedeeren; door wiens onverstant, wellust en wreetheit, het Rijk weederom verviel in handen der magtigste Velt-oversten, of baldadige Soldaaten: door alle welke beroerten, en inlandze oorlogen, eenige landen zoo nu als dan, zig der gehoorzaamheit des Roomsen Rijks ontrokken: het welke daar naa nog veel meer geschiede, als door de verhuisinge des Keisers Constantinus van Roomen naa Constantinopol, en de splitsing des Rijks onder zijn naavolgers, de Barbaren van tijd tot tijd, als Gotten, Wandalen, Hunnen, &c. het Rijk in veele gewesten aanvielen: Want de wellustige, en magtelooze Keisers, dikwils gedwongen wierden, niet alleen aan de zelven eenige Landen in te ruimen, maar ook haare eige gestelde Gouverneurs, met naam van (Dux, & Marchio,) Hertog en Mark-Graaf oover de Frontieren en eenige krijgs-magt; en met naam van (Comes,) Graaf over de vreedzame Provintien, van Vader op Kind te laaten succedeeren: zulks de onderdaanen, van die op den nek zittende Gouverneurs, meer als van de verre-afgeleege Keisers, konnende beschaadigt ofte gebaat werden; en die Gouverneurs ook haare Onderdanen flatteerende, opdat die gewillig souden werden haren gouverneur teegen den Opper-Heer te helpen; soo is daar uit ontstaan, dat de [234] Keisers alle magt oover die landen hebben verlooren; en dat de Gouverneurs zig aan de onderdanen verpligteden, op zeekere drageliken conditien te regeeren; het welke ook by veele magtelooze en dien volgende insonderheid by de Graven, moeste werden naagekomen: want sonder krygsknegten te zyn door de onderdanen gehuldigt te werden, en aan de zelve eed van wel te zullen regeeren, doen, is de eerste treê naa de Vryheid; Maar (si violandum est jus, regnandi causa violandum est:) Fy Conscientie, als het geld, eer of magt. (Et Cupido dominandi cunctis affectibus flagrantior est:) de regeer-zugt overwind alle anderen. (Cupido Regni fratre & filia potior.) Vologeses, segt Corn. Tac. liefde zijn rijk boven zyn broeder, en dochter; en Rhadamistus, om 't Rijk te verkrijgen, doode zijn Oom en Suster. Ook ziet men dat alle die Gouverneurs, Stadhouders, Graven en Hertogen, hare eige Heeren verstoten hebbende, daar naa door hare krygsmagt vermogens zijn geweest, [hebben] niet jeegenstaande alle gedaane Eeden, jaa selfs sonder eenige krygsmagt door successie, daar zy niet uytgeslooten was, zig [niet alleen] absolute Heeren oover de Ingezeetenen, en daar naa door hare eige krygsmagt [maar] ook oover haarer nabure landen te maken [gemaakt]; de grooter altijts de minder opslokkende. En vermits [door krijgsmagt. Hier door is] Vrankrijk [is] Spanjen; en Engeland hier door tot zoo groote Monarchie gewassen zyn; [En daarom] dunkt my dat ik nu eenige generale en korte discoursen over de regeeringe der gemelde Koningrijken behoore te laten volgen.

1.3.2 Discours over de geleegentheit van Vrankrijk.Hoewel Vrankrijk, uit kragt van zijn goede situatie in het midden van Europen, aan twee Zeen, veele magtige Rivieren, zijne oude Republijkse Regeering, en vrugtbaare Landsdouwen; is vol groote Steeden, voorsien met Parlamenten, en dat het lant insgelyks van ouds geweest is vol van grooten Adel, waar meede de Koningen niet min hebben moeten worstelen, als met de Princen van den bloede, en met haar eige Zoonen, en dat daar-en-boven de successie meenigmaalen is verandert van Familie, als Meroveus, Carolins, Capets, Valois, Bourbons, en hoewel hier nog by gekomen zijn die groote scheuringen in de Religie; soo is nogtans voorneementlik seederd en door de listige en meineedige wreedheden van Ludewik de elfde, de eenhoofdige regeeringe aldaar soo tomeloos geworden, dat in geheel Europa geen andere soo onbepaalde gevonden werd, en [Zoo] zoude een Koning genoegzaam daar absoluit konnen heerschen, als hy tot zelfs te regeeren genegen was. Want dat de Gouverneurs over Provintien en Steeden hebben beginnen van Vader op Kint te succedeeren, en dat men de zelven van gouvernement niet kan doen veranderen, dan met een beeter, ofte met zeer veel gelts te geeven; het zelven is ontstaan, door de onbequaam- ofte minderjaarigheit eeniger na een volgende

Page 87: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 87 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Koningen, en de magteloosheit der Favoriten; maar dat heeft nog zoo diepe wortelen niet geschooten, ofte zoude door een eenig verstandig [236] en kloekmoedig Koning, wederom tot volkome gehoorsaamheit konnen werden gebragt. In allen gevalle is waaragtig dat de ongemakken deeser een-hoofdige regeeringe, en insonderheid [Nu zijn ter contrarie] de corruptien van het Hof zo groot zyn, dat het my der pijne waerdig dunkt, die gansche Hofhouding, zoals zy ontrent den jaare 1648. was, met eenige staaltjens af te maalen, op dat een yder moge oordeelen, wat geluk ofte ongeluk, uit dien Hoofde alleen, de Monarchaale regeering aanhangt; en die alles in het breede gelieve te weeten, doorleeze het boekjen: l'Estat & gouvernement de la France, uit welk alle het volgende getrokken is.

1.3.3 Van het Hof des Konings van Vrankrijk.De Koning van Vrankrijk heeft:1. Groote Aalmoessenier van Vrankrijk1. Eerste Aalmoessenier.8. Aalmoesseniers, twee yder vierendeel des jaars dienende.12. Predikers.1. Cappellaan ordinaris van de Bid-Kappel.8. Cappellanen, haar vierde deel des jaars dienende.8. Klerken, zo van de Kappel als Bid-Kappel.2. Dienaars, het opzigt hebbende over de last-Paarden, die de Heilige verciersels dragen.[237]1. Biecht-Vader des Konings.-- Meesters van de Cappelle. Hier van weet ik-- Meesters van de Bid-Cappelle. het getal niet-- Meesters van de Musijk-Cappelle en eenstemmige zang. 1. Groot Hof-meester van Vrankrijk1. De eerste Hof Meester1. De ordinaris Hof Meester170. Hof-Meesters ordinaris, haar vierde deel des jaars dienende.1. De groote Opziender over 't Broot1. De groote Schenker.1. De eerste Voorsnyder.48. Edelluiden, en meer, het Broot dissende.48. Edelluiden, en meer, Schenkers.48. Edelluiden, en meer, Voorsnyders.-- Beeker-Meesters. Van deze weet ik het getal niet.1. De groote Kamerling.4. Eerste Edelluiden, Kamerlingen.24. Pagiens, Kamerlingen.2. Groote Meesters over de Kleeder-kasse.1. Groote Stal-Meester.24. Pagien van de Groote Stal.1. Eerste Stal- Meester.-- Pagiens van de kleine Stal. van deze weet ik-- Lakeyen te voet loopende. het getal niet.1. Stal-Meester ordinaris.24. Stal-Meesters, haar vierde deel des jaars dienende.[238]4. Secretarissen van des Konings Kamer.3. Secretarissen van 't Cabinet.-- Opzienders over de last-Paarden van 's Konings Broot. -- Opzienders over de last-Paarden van 's Konings Drank. -- Opzienders van 's Konings last-Paarden tot de Keuken. Van deze-- Opzienders van de last-Paarden van 't Broot der Hovelingen. weet ik-- Opzienders der last-Paarden van den Drank der Hoovelingen.het getal-- Opzienders der last-Paarden van de gemeene keuken.niet

Page 88: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 88 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

-- Officiers over het Ooft. -- Officiers om te fourieren. 1. Meester over 's Konings Boek-kas.1. Meester over de Boek-kas van het Cabinet.1. Voorleezer.6. Boek-drukkers.1. Opziender over de Meubelen van de Kroon.3. Conterolleurs der Thresoriers.1. Secretaris van 's Konings Huis.4. Gemeene Fouriers.1. Groot Maarschalk over 't fourieren des Konings Huis.1. Kapitain van de Poort.[239]1. Luitenant van de Poort.50. Poort-wagters.1. Capitein van de Schotse-lijfwagt.1. Luitenant.4. Vry van waaken.100. Schutten, of Lijftrawanten.Nog drie andere Compagnien der Lijfwagt, een vierendeel jaars dienende.100. Switsers van de Lijfwagt.1. Groote Provoost van 't Hof.200. Genaamt de 100 Edelluiden.1. Capitain. 1. Luitenant. Van deeze 2001. Vaandrager. Edelluiden.150. Musquettiers te Paart, de Koning, ook ter jagt volgende.12000. Soldaten van de Guarde, namentlik, 6000. Fransen en 6000 Zwitsers, haare byzondere Colonels en Officiers hebbende, deeze waaken buiten 't Hof.200.Currassiers. dese dienen yder haar200. Lichte Ruiters. vierde deel des jaars.In noot volgen de 12000 Soldaten der Guarde de Legers, maar de anderen scheiden nooit van den Koning.1. Groot Jaager-Meester.1. Groot Valkenier.1. Groot Wolve-jager.[240]-- Edelluiden om met het Fret te vangen. -- Edelluiden over de Patrijs-jagt. Van deze weet-- Edelluiden over het Vinke-touw. ik het getal-- Edelluiden over de Wolve-jagt. niet-- Edelluiden, Wild-Schutten. -- Edelluiden, Opzienders over de Honden. -- Edelluiden, Bos-wagters.

1.3.4 Van het Hof der Koninginne van Vrankrijk.'t Hof van de Koninginne heeft deezen aanhang:1. Staat-Juffrouw.25. Andere Staat-Juffrouwen.7. Juffrouwen, genaamt 's Koninginnens Dogters: dog dit getal is onbepaalt, en veel grooter.1. Gouvernante. over de 7 Koninginnens1. Onder-Gouvernante. Dogters.17. Kameniersters.2. Vrouwen, om de Dogters te dienen.1. Opzienster van 't Lijnwaat.1. Groote Aalmoessenier.1. Eerste Aalmoessenier.[241]

Page 89: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 89 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1. Ordinaris Aalmoessenier.4. Aalmoesseniers, haar vierendeel des jaars dienende.1. Biegt-Vader.1. Ordinaris Prediker.1. Predikker extraordinaris.1. Biegt-Vader voor 't Hof.9. Capellaanen.4. Klerken van de Capelle.2. Opzienders oover de Last-Paarden der Heilige Ornamenten.1. Ridder van eere der Koninginne.1. Eerste Hof-Meester.1. Ordinaris Hof-Meester.4. Hof-Meesters, haar vierdeel des jaars dienende.4. Edelluiden over 't Brood.4. Edelluiden over den Drank.4. Edelluiden Voorsnyders.1. Eerste Stal-Meester.4. Stal-Meesters, haar vierdendeel des jaars dienende.24. Paagiens van 's Koninginnes Kamer.1. Opziender, over 't Huis en Finantien der Koninginne.1. Cancelier der Koninginne.1. Procureur Generaal.1. Advocaat Generaal.1. Solliciteur van de d'Affaires.1. Deurwagter van den Raad.[242]20. Raads-heeren.32. Meesters van de Requesten.1. Secreatris van de beveelen der Koninginne.1. Tresorier Generaal van 's Koninginnens Hof.

1.3.5 Van andere diensten en lasten des Francen Hofs.Des Konings Zonen, hebben alle de zelve Officieren als de Koning, maar in minder getal.De Koning van Vrankrijk moet alle dagen hebben negen nieuwe Pakken Kleederen; en hoewel hy tot die verandering niet genegen is, zoo strijkt evenwel de Groote Kamerling het gelt, dat ten dien einde is geordonneert; als mede alle Kleederen die den Koning aflegt, met het gelt dat in de dije-zakken gevonden wert, en yder uchten moet men daar in doen .... kronen.Daar zijn noch Officiers van de Kroon, die niet dan met haar leeven het Officie verliezen konnen, om dat zy van het Rijk, en niet van de Koning dependeeren.Constapel.Canzelier.-- Marschalken.Admiraal.Colonel van de France Infanterije.[243]De groote Artillery-meester. Deeze alleen bestiert, zonder reekening onderworpen te zijn, de somme van vijf milioenen guldens, en begeeft alleen omtrent 800 officien die van zijn ampt dependeeren.Daar is ook een zeer groote menigte van officien, die van de Kanselerie hangen.En oover 't Hof, en de Kroon, zijn alleen 426. Secretarissen.De Surintendent, ofte Opziender der finantien, bestiert absolutelik de finantien van 't Rijk, zonder aan iemant rekeninge te doen.Daar zijn ... Tresoriers van de Espargne, die 12000 guldens jaarelikse gagie ontfangen, en daar-en-boven genieten drie penningen van yder Gulden die zy ontfangen; namentlik alle des Konings inkomen: Dit officie wert gemenelik omtrent een milioen guldens verkoft.De Conterolleur Generaal heeft drie Secretarissen, wiens Officien ten minsten 800000 en vier andere, wiens Officien ten minsten 400000 guldens werden verkoft.

Page 90: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 90 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Daar zijn agt Rekenkamers.Nicolai is de eerste President van de Reekenkamer van Parijs, welke Officie hem, van zijn Voor-ouders in possessie is naagelaaten; en hy heeft voor 't zelve geweigert 1400000 guld. In yder kamer zijn 10 Presidenten, en 70 Reekenmeesters, wiens Officie werd verkoft voor 1500000 guldens: Nog zijn 'er 30 Correcteurs, [244] wiens Officie voor 100000 en 14 Auditeurs, wiens Officie voor 80000 guld. verkoft werd.Het getal der Advocaten voor 't Parlament van Parijs, is onzeeker: maar in 't Jaar 1643. wierden de Procureurs gebragt op 500. die yder 1500 guldens voor 't Officie aan den Koning tellen moeten.De Geesteliken bezitten omtrent 320 Milioenen guldens jareliks inkomen: en de Koning kiest alleen, zonder dat eenig Capittel sig daar meede moeie, alle Aarts, en Bisschoppen, die den Paus, dan approbeert.Behalven twaalf Cornetten vreemde Ruiters, heeft de Koning in dienst 240 Cornetten.En 210 Regimenten voetknechten, veele van 30 Compagnien, yder van 90 Mannen sterk.Behalven deesen, heeft de Koning nog altijd eenige vreemde Regimenten in dienst, namentlik, 6 ofte 7000 Zwitsers, en dan nog Duitzen, Schotten, Yren, Italiaanen, Luikerwaalen.Ter Zee heeft hy in dienst omtrent dertig ronde Scheepen, en vijf-en-twintig Galeyen.Sedert het jaar 1643 trekt de Koning alleen van Tailles, schatting, zonder eenig ander inkomen daar onder te reekenen, jaareliks 50 Milioenen guldens.Van den Impost op het Zout, jaareliks 20 millioenen, of meer: want het acht-en-veertigste part van een mudde Zout werd door 's Konings Pagters verkoft voor 40 gulden.En vermits deese Zout-Impost den ingezeete[245]nen seer drukt, sal ik Hardouin de Perefixe daar van laten spreeken.

[Nostre Henry le grand avoit envie d'acheter des particuliers tous les marais salans de Poictou & Bretagne, & puis quand il les eut eu en samain, il eut fait vendre son sel sur les lieus à tel prix qu'il eust voulu a des Marchans qui l'eussent revendu par tout le royaume, comme on y vend le bled, sans aucune contrainte, & sans aucune imposition. De sorte il n'eust point falu tant d'Officiers, de Grenetiers, de Controleurs, de Comis, d'Archers, & cent autre gents, qui sans mentir sont au nombre de prez de 20000, tous nourris & payez au depens du Roy, & du public, & contre les quels il y a souvent de tresgrandes plaintes. On n'eust point accablé les pauvres paysans, que l'on impose au sel, les contraignant d'en prendre certaine quantité par an, veuillent ils ou non, & il est certain que le peuple l'eust eu a quattre fois meilleur marché qu'il ne l'a, & que le Roy en eust tiré beaucoup d'avantage d'argent qu'il ne fait, sans frais, sans peine, & san vexation de ses suiets.]

En 't selven dus vertalen: Onse Groote Henrik was voornemens alle Zoutpannen van Poictou en Bretagnen te koopen. En dan soud hy daar ter plaatsen, tot soodanigen prijse als 't hem geliefde, sijn Sout hebben doen verkoopen aan Koopluiden die 't oover al sijn Rijk, gelijk nu het koren, souden hebben verkoft, sonder dwang ofte Impost. Sulks onnoodig souden zijn geweest soo veele Officiers, Solder-Meesters, Controlleurs, Commisen, Hellebardiers, en hondert diergelijke Men[246]schen, die sonder liegen, omtrent twintig duisend sterk zijn, en alle door den Koning en 't Publik gevoed en geloont werden, over welke men daar-en-boven dikwils seer groote klagten hoort. Men soude soo doende de arme Boeren niet hebben doen sugten, onder den jareliksen last van seekere mate Souts te neemen, 't zy hun des lief of leet zy. En voorwaar 't volk soude 't selven wel viermaal beeter koop, en de Koning daar vooren veel meer gelds als nu hebben gekregen, sonder onkosten, of arbeit, en zonder eenige quellinge sijner Onderdanen. Dus verre Hardouin de Perefixe.

Ook moeten alle Koopmanschappen, uit ofte in Vrankrijk gaande, ongeloovelik veel aan den Koning betalen. Sulks de Koning in 't jaar 1648. trok van zijn onderdaanen, zonder Domainen te reekenen, meer als 120 Milioenen guldens.Maar hier teegen zeide de Heer Vosbergen, omtrent den jaare 1639. uit Vrankrijk van zijn Ambassade te huis gekomen zijnde, aan eenige van zijn Vrienden, aldaar verstaan te hebben, dat de Koning jaareliks tot zijn tafel van nooden had vijf Milioenen Guldens, en dat hy, zoo aan Pensioenen als jaarelikse interesten uitkeerde 70 Milioenen. En hoe zeer alle corruptien zeedert dien tijd tot heeden, zoo door de Regeeringe der Voogden en Favoriten, als door die moedwillige Oorlogen zijn toegenomen, kan een yder ligtelik gissen.In alle gevalle blijken hier twee dingen zeer klarelik volgens het bekend oud francois rymtienl'Eglise fait la Basse sans droitureNoblesse tient la contre sans mesure

Page 91: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 91 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Labeur ne peut a la Taille fournirsi le Dessus ne vient a soustenir;namentlik, dat de Officien oneindelik zijn [247] vermeenigvuldight en profitabel gemaakt dat de gemeene ingeseetenen door haren bloedigen landbow jareliks meer als 320 millioenen guldens ten behouve der geesteliken moeten overwinnen; En dat men door ondraagelike Schattingen, Monopolien van 't zout, en bezwaaren van alle uit- ofte ingaande waaren, alle Ingezeetenen den rugge inrijd: terwijle de Soldaaten onbetaalt blijven, en door haare Winterquartieren de arme Boeren verslinden; Zulks in dat Land genoegzaam alle Ingezeetenen door de Hoovelingen en Soldaten werden gevilt, in plaatse van, door de gereguleerde kleine generaale Imposten, de Wolle soetjens af te scheeren.

1.3.6 Discours over de gelegentheit van Spanjen.Spanjen is, met het vervallen des Roomsen Keiserrijks voor een groot gedeelte eerst van de Gotten en Wandalen, en daar naa van de Sarrasenen ofte Mooren ingenoomen, en langen tijd bezeeten geweest; yder Provintie bynaa zijn eigen Heer hebbende, onder een Koninglike naam. Zulks de zelven alle hun inkomen, aan de Hofhouding ofte inlandse Oorlogen, konnende besteeden, in Europen gansch niet considerabel waaren, tot dat de doortrapte Koning Ferdinand van Arragon, door houwelik Castilien, door geluk de Indiën, bekomende; zijn inkomen ook zoo veel vergrootede, dat hy onderhouden konde een geduurige Krijgsmagt, en door die, zig meester maaken van Granaden, [248] Navarre, Napels, &c. door welke, en ook gevolgde grootheit onder Philips de Eerste, met de Nederlanden en Oostenrijk, als meede onder Keiser Carel en zijn navolgers, alle de ooverblyfselen van hare oude vryheid zyn verdweenen als wanneer los communeros te vergeefs opstonden om hare oude privilegien te handhaven, ende dienvolgende alle de Ingezeetenen van Spanjen zeer ongelukkig zijn geworden: want zy niet alleen werden gedrukt, met een kostelike Hof-houding. Maar, om dat de voorzigtige Koning Philips de Tweede aldaar heeft weeten in te voeren, een bequaame ordre ofte maximen, om alle twisten tegen den grooten Adel en Princen van den Bloede voor te komen; Namentlik, instellende den Raad van de Heilige Inquisitie, daar de Koning het Hooft van is: zoo kan, hy secreetelik, vaerdiglik en zeekerlik zonder ordinair figure van proces, doen ombrengen alle de onderdaanen die hem in het ooge zijn, en dat nog onder een Heilige schijn, van door geestelike Vaders, zijn Landen van vervloekte Atheisten, Ketters en Toovenaars te zuiveren: Als meede om dat hy daar-en-booven heeft ingestelt, vier altijds-duurende Raad-kamers, by de Koningen resideerende; namentlik, een van de Nederlanden, een van Italien, een van Indien, in welken alle zaken, die Landen raakende, eerst werden verhandelt, en dan gebragt, (en el Consejo de la Hazienda) in den generaalen Raad, daar de Koning, ofwel de 12 (Grandes de Espana) Grooten van Spanjen, eindelik besluiten, wat gedaan ofte gelaaten, eerst ofte lest moet zijn: alle welke leeden der Raaden door den Koning gekooren werden ende onder zijn [249] oogen, te veelen in getaale zyn om het Rijk tot zig te trekken, maar te weinig, om het zelven als een Republik te regeeren, sulks sy seer wel hebben uitgewrogt, dat de respective Staaten der Spaanse Koningryken, alle haare vryheit die sy voor, en omtrent Keiser Carolus de V. tijden, in haare Dagvaarden pleegen te genieten; hebben verlooren ende daarop [waar op] ook is gevolgt, dat de Koningen gerustelik haare wellusten mogen volgen, zonder zig ondertusschen eenigsins te bekommeren met de Regeering, die evenwel zijn gang gaat. En tot de secreetste zaaken, kiest de Koning uit deeze twaalf Raaden, het derdendeel: namentlik, vier. En daar-en-boven den Commandador van Leon, om te presideeren in dezen secreeten Raat. Daar-en-booven is zeer aanmerkenswaardig, het gunt D. Savedra symbol. 57. zegt: Namentlik, dat alle deeze Regters, ofte Raats-Heeren haare Raat-kamers hebben te Madrid, in 's Konings Hof, zijnde in yder kamer vensters, door welken zijn Majesteit van Spanjen, ongezien en ongehoort, secreetelik kan hooren alles wat aldaar verhandelt wert: even gelijk den Turksen Keiser, in den Divan. Maar men weet ook dat zeedert dien tijt, de zelve Raaden, en Favoriten der Koningen, om, in troubel water, voor zig, en alle hare vrienden te konnen vissen, zonder eenige naa-reekening des Konings, ofte oproer der onderdaanen; geduurige noodelooze oorloogen hebben veroorsaakt teegen de [250]

Page 92: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 92 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

naabuuren; om zoo doende, ook alle haare eigen onderdaanen, zo arm en magteloos te maaken, dat zy niet zouden konnen rebelleeren; welk oogwit nogtans zy maar ten deele hebben bekoomen: want de volkrijkste en verre-afgeleege Nederlanden, hebben dadelik getragt dat juk van den halze te werpen: en voor een deel is het haar gelukt. Catalonia en Portugal ook de volkrijkste Landen van Spanjen, hebben eindelik, door die groote verdrukkingen, zig mede van dat Rijk konnen afscheuren. En hoe meenigmaalen heeft dat vrugtbaare volkrijke Land van Napels geschut, om dien rugge-inrijdende Zadel en Ruiter van het Paart te doen vallen! De Landen die minder bevolkt zijn, hebben sonder teegen zeggen haarer rugge, en ellendigen nek buigen moeten, met geduurig menschen en geld tot die Oorlogen te verschaffen, en is seer aanmerkens waardig, dat hoewel het welvaren der ingesetenen van Spanjen kennelik hangd van de koopmanschap, insonderheid op de Indien; men nogtans alle waren uitgaande en inkomende, soo seer heeft beswaart, dat aldaar gansch geen koopmanschap werd gedreven, dan alleen die van haren eigen bodem, en het monopolium der Spanjaarden in America, daar sy alle andere volkeren uitsluiten, hangd: waar door Spanjen in het generaal zo ontvolkt, arm en weinig vrugten ofte hand-werken uit leeverende is geworden, dat men nu byna aan die oude Historien die het zelven, toen het onder Republiken verdeelt was, zoo zeer hebben geprezen, zoude twijfelen; en ook buiten twijfel hier naa verdagt zal houden, onze nieuwe Historien, meldende dat alle den koophandel van beide de Indiën, hondert en vijftig jaaren, en zoo lange als het nog duuren zal, verknogt zijn geweest aan Spanjen, daar men ook middeler tijd alle het Zilver, Gout en Eedel Gesteenten, van het ge[251]plonderde Peru en Mexico, heeft na toe gevoert.En de reeden naarvorsschende, waarom de Inwoonders van Hispanjen, niet zoo zeer gedrukt werdende door een groote Hofhouding, als wel de Ingezeetenen van Vrankrijk; nochtans meer zijn verarmt, meen ik niet, dat men eenige genoegzaame oorzaaken zoude konnen aanwijzen; dan die alle spruiten hier uit, namentlik, dat in Spanjen is een perfecter Monarchale ofte eenhoofdige Regeering. En daar-en-boven zijn hier geen generale Parlamenten van geheel Spanjen, noch Princen van den bloede, noch vaste gefortificeerde steden. En de Gouverneurs, maar voor drie jaaren gestelt werdende, konnen zich in zo korten tijd by de Onderdanen zoo aangenaam niet maken, dat zy daar mede aan den Koning ofte zijn Raaden het hooft zouden derven bieden, zulks de Koning absoluit moet werden gehoorzaamt; in alle lasten, die hy zijn Onderdanen ten voordeele zijner Hovelingen, ofte tot vermeerderinge zijner Finantien, gelieft op te leggen. Eindelik wat belangt de groote ofte sterke Steden, zoo in Nederland als Italien, dezelve werden ook zoo wel met Kasteelen gedwongen, dat de Ingezetenen zeer swarelik konnen rebelleren sulks een yder klarelik kan sien, dat in deese een-hoofdige regeeringe alle onderhoorige, 't zy eige, 't zy oude, 't zy niewe geconquesteerde landen, met rypen voorbedagten raden van inwoonders ontbloot, ende arm gemaakt werden.

1.3.7 Discours over de gelegentheit van Engelant.Het Frans spreekwoort zegt: (Angleterre bonne terre, bon argent, mauvaise gent.) Engelant is een goet Lant, maar de menschen zijn daar boos. En indien waarachtig is, dat gedurige weelde, van den bodem en situatie dependeerende; alle Volkeren boosaardig maakt; ten zy de selve door een goede regeeringe werden ingetoomd zo is 't geen wonder, indien het zelven in dit weelige Land onder de eenhoofdige regeeringe dus bevonden wert; hoewel [Alzoo] warelik geen Onderdanen, van absolute Monarchen, konden gelukkiger zijn, als die van Engelant: Want de onbequaamheit om over Zee oorlog te voeren, en de groote bequaamheit om alle uitheemse krijgsmagt te konnen afkeeren, ofte om beter te zeggen, de onmogelikheit die by hare Nabuuren is, en apparentlik in der eeuwigheit zal wezen; om door Scheeps-vlooten haar te konnen op Zee de wet voorschryven, en een nootzakelike groote Krijgsmagt, om haar te dwingen, te land te brengen, zal altijts oorzaak wezen, dat de koningen aldaar niet soo seer tot ooverseese ofte buitenlandse oorlogen geneegen als andere koningen sullen zyn; ende alle het voorgeroerde sal ook veroorsaken dat de Hovelingen meer profijts zullen zien te doen met des Konings inkomen in vreede, als in oorlogen te plukken, daar zy buitens Lands, om over 't Volk te gebieden, gaande, der Koningen gunst ligtelik verliezen zouden; en

Page 93: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 93 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

daarom zullen de Koningen daar genoegzaam altijd onge[253]wapent zijn, en het zelven zal altijds een zeer moderate Regeeringe moeten veroorzaaken. Zulks de Koning, ontbloot zijnde van alle imposten, uit zijn eige Domainen, nooit een besoldigde krijgsmagt zal konnen onderhouden; en vermits door gedurige imposten, alle vryheid der onderdanen, en magt der Parlamenten in het geheel zoude werden gebrooken; zullen de zelven, nooit door een Parlament werden geauthoriseert. En kan men zien, dezelve imposten op de consumtien, en alle geduurige gelt-middelen, aldaar op het hoogsten verfoeit te werden. Naademaal men leest, dat Sir D. Carleton, Secretaris van Staat, omtrent den jaare 1624. in een vergaaderinge des Parlaments in zijn oratie gezegt hebbende, dat Engelant zeer gelukkig was, vermits men aldaar niet belast was, nog met Italiaanse Gabellen, nog met Franse taillen, nog met Hollandse Assijsen ende dat de onderdanen, derhalven aan haren koning niet behoorden ligtvaardiglik eenige subsidien te weigeren, daar oover daadelik als een misdadiger voor de Barre moest komen, en het Parlament oordeelen (Guilty or not Guilty) of hy niet strafbaar was, dat hy in een vergadering des Parlaments, die grouwelike naamen Gabellen Taillen en Axcysen hadde derven noemen. En dien volgende soo siet menigen ook dat van een Engels [Waarom een ongewaapent] Koning, oorlog teegen syn naburen begeerende en daartoe geld van nooden hebbende, 't zelven van zijn onderdaanen zal moeten bidden, en niet met gewelt konnen neemen: Waar uit de Parlamenten altijds [zullen] ontstaan, en een roede voor de quaade Koningen en Hovelingen sullen [konnen] zijn. Daar-en-boven pleegen de Koningen uyt haar eigen Domainen en [254] Patrimoniale Landen, wel vijf milioenen des jaars te trekken: Waar meede zy, zonder eenige de minste bezwaaring der Ingezetenen, haar Hof rijkelik souden konnen houden, indien by den koningen [konden houden als daar] maar eenig goed overleg was. Behalven dat de onderdanen aldaar geen dan leen-goederen, door Willem de Conquereur uitgegeven, bezitten, 't welk ook een zeer groot inkomen veroorsaken moet. Dog Koning Karel, in volle vreede, hier meede niet toekomende, stelde eenige imposten op Wijn, Hop, Toebak, Zeep en Koolen: Waar meede hy nog wel 300000 Pond Sterlings meer kreeg; en eevenwel te kort quam: zulks, hy daar-en-boven willende, de oude Besitters der Foresten uit haare possessie stooten, of wel haar een groote somme gelds afperssen; op dat zy zouden mogen blijven bezitten deeze Landen, die de Koning zeide, van ouds tot zijne Domainen en Wildernissen gehoort te hebben: Soo maakte hy daar door veel onderdaanen van sijn' regeeringe seer afkeerig: Als meede, en voornementlik om dat Koning Karel eigener Authoriteit meende in te voeren, een generale schatting, genaamt het Schipgeld, als sullende daar meede de zee beveilen; en dienvolgende een gedurig geld-middel zijn, daar de subsidien des Parlaments, niet dan voor eenmaal en dat nog op speciaal consent der gemelde Vergaderinge des Volks van Engeland, pleegen gevordert te werden: Soo is geheel Engeland ontroert geworden. En de voorgaande Koningen hebben niet [255] beeter geregeert: Want het is kennelik, dat zy zeer dikwils gelt van nooden hadden. Onder anderen leest men in Philips van Comines dat koning Eduard geen andere gedagten in 13 jaren hebbende gehad, als syn vermaak te soeken met vrouwen en de jagt, uit syn ryk wierd verdreeven en dat hy daar naa weederom seer ligtelik meester van London en by gevolge van Engeland wierd; voorneementlik omdat die Dames hem weegens syn schoonheid beminden, en omdat hy aan soo veele koopluiden geld schuldig was dat sy magtig waren London op syn syde te doen hellen. Ook leest men in Mercurio de correnti tempi, dat Koning Jacob stervende meer als 1200000 ponden Sterlings schuldig, en gansch geen gelt in voorraat was; als mede vindmen te leesen in andere Boeken; dat de Bisschop Latimerus geroepen zijnde, neevens eenige andere Raats-heeren, om eenige gelt-middelen uit te vinden, en siende dat men gantsch geen bedenken konde; den Koning Henrik den Agste zeer aardig zeide, een zeekere middel te weten om zijn Majesteit te verrijken, naamentlik, met den Koning aan een goet officie te helpen, vermits alle 's Konings Officieren zeer rijk waren. Sulks de Koningen, om gelt te vinden altijts hebben moeten gebruiken alzo aangename voor den Hovelingen, als haatelike hoewel heilsame middelen voor de gemeene Ingezeetenen. Namentlik, in geheel Engeland is geen ordinare Schatkist van Provintien, Steeden ofte Dorpen, maar alle reparatien en nootwendige gedaane onkosten, werden gevonden by tax, omslagen over de Inwoonders. En het zelven heeft men altijt ook gedaan, in de Subsidien des Parlaments, Beeden voor

Page 94: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 94 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

den Koning; Welke hier in bestaan, alle Engelsen drie pont sterlings jaareliks inkomen hebbende, werden geschat, om van yder pont, twee schellingen, en agt penningen; en alle vreemdelingen vijf schellingen en vier penningen sterlings, te moeten betalen. En hoe[256]wel dit waarelik een uitneement ondragelik geld-middel is; zoo is het nogtans in deeze monarchale regeering, Alexipharmakon, het eenig heilsaam tegen-gift, waar door alle zeegen, vryheid, en vreede, in Engelant moet werden geconserveert.Ten tweeden, zoo heeft de Koning, om groot geld toegelaaten, die schaadelike Monopolien van de Court, de Oost-Indise en andere Compagnien; jaa die den handel van Engelant van boven tot beneeden wel inziet, zal bevinden, dat de zelve allesins op Monopolien gebout is, ofte daar naar tendeert, alle welke dingen men niet pleeg te verkrijgen, als door groot geld, en groote vrienden te Hove.Ten derden, zoo is al van oude tijden het inkomen en uitgaan der koopmanschappen, daar zoodanig bezwaart, dat men doorgaands meer als 6 ten 100. moet geven. Maar op eenige imposten heeft men niet willen denken, om dus grooter quaad te ontgaan. Zulks dit gezeegende, vrugtbare landt, ook met hondert jaaren vreede, en zoo veel oorlogs onder alle de nabuuren, moet werden gelooft, zoo laag gebleeven te zijn, alleen door de Monarchaale regeering.

1.3.8 Besluit over alle Monarchale Regeering.Dus meen ik eindelik beweezen te hebben en dien volgende te mogen besluiten, dat de ingebeelde perfectien der eenhoofdige regeeringe, van te konnen vaerdiglik, secreetelik, onweederstandelik 's Lands, zijn eigen, en Onderdaanen voordeel betragten, waarelik de grootste onvolmaaktheeden zijn, die men in eenige menschelike regeering, onder booze menschen (gelyk wy alle van nature zijn) bedenken kan. En ter contrarie meen ik ook te mogen besluiten [is waaragtig], dat die binnelandse jalousie en twisten, zoo teegen de Princen van den bloede, als ouden Adel, en de gevreesde oproeren, en inlandse oorlogen, der onderdaanen en groote Steeden, zoo teegen de Voogden, Wees-kinderen, regeerende Vrouwen, en oude regeerende Mannen; den eenigen breidel zijn der Hoofden, en Monarchen op dat die niet hier, gelijk als in Asien regeeren. En voor die onderdaanen, die andersins over alle, in het geheel zouden werden verslonden, zijn dit wel bittere, bange ysselikke Purgatien, Zweet-dranken, en Ader-laatingen; Maar nogtans ook zeer heil-zaame Medicamenten, teegen die doodelike Monarchale, ofte eenhoofdige regeeringe. En besluit ik eindelik dat geen Hoofd is goed, dan 't gunt tot syn eigen voordeel aan den lande geen quaad doen kan (Abunde bene est cui nihil est mali.) Want een Ruiter op [258] zig te nemen, is zeer ligt om doen, alle Voetgangers staan naa dat heerlik rijden; maar als hy 't Paert weinig voeders geeft en veel doed arbeiden, uit gierigheid, ende door ambitieuse wed-loopen den hals afryd; of wel, wannneer het ten besten gelukt, door langdurige ooverladende Lasten den rugge inrijd, om zijn eigen profyt of vermaak, is het dat arme getoomde Paert onmogelik, dien Ruiter af te schudden, (non licet hic bis peccare,) 't en is geen zaak die men tweemaal doen kan, als zy eenmaal quaalik is gelukt. O dwaze menschen kinderen! meent gy dat het genoeg is, een Heer, een Hooft te maken, dat veel goets aan een land zoude konnen doen? O neen, dat is waarelik de blinde klip daar aan gy schipbreuk lyden, en in der eeuwigheid over zugten zult. Maar die immers een Hooft maken wil, moet boven alle zorge dragen, en nergens meer op letten, dan dat het zelven Hooft, ofte [en] zijn Successeurs, Navolgers, zijn Makers en Heeren niet verteere: nogte den lande eenig quaad tot syn eigen voordeel en vermeerdering syns magts soude konnen aandoen: Waar teegen geen ander raad is, dan zoodanige ordre in te voeren, dat het quaatwillende Hooft zeer vaerdig gestraft, en het goetwillende Hooft zeer spaarzaam geloont, moet werden; en daar deese ordre en straffen niet practikabel zijn, is het een bespottelike dwaas- en een vervloekte dolligheyd, ofte een verfoeijelijke landverraderij, in zijn vry Vaderland eenig Hooft, hoedanig het zy, 't zy over de Politie, 't zy oover de Justitie, 't zy oover de [ofte] Militie in te voeren gelyk het selven hier naa breeder, en in het particulier sal werden aangeweesen. Want (le Leggi fanno gl'homini buoni, e la poverta gli fa industriosi,) alle menschen zijn boos van der jeugt aan, groote Heeren aldermeest, ten zy men haar, volgens Wetten, Straffe, en door Armoede listig maake, en couragieus, om, ten [259] voordeele van 't gemeene land, zig in groote

Page 95: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 95 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

ongemakken en gevaar te willen, en te moeten steeken. Andersins volgen zy alle haare verkeerde schadelike lusten. (Languescet industria, intendetur socordia, si nullus ex se metus aut spes; & securi omnes aliena subsidia exspectabunt, sibi ignavi nobis graves. C. Tac.) alle kloekheit verflawt, en alle domheit vermeerdert, by menschen die in haar zelven nietwes te hoopen ofte te vreezen hebben; sulks zy alle, haar zelven en der Republiken tot een last zijnde, gedurig door eens anders arbeid verwagten geholpen te werden, zeide de Keiser Tiberius: in dit stuk zeer wel oover een komende met de Koninglike Propheet David. Het is goet Heere dat gy my verneedert hebt, op dat ik dijn' weegen onderwijze. Maar van de Magtigen deezes Weerelds zegt hy, Psal. 73. Om dat zy niet in moeite zijn nog geplaagt werden gelijk andere menschen, zo pronken zy met de laatdunkentheit; en bekleeden haar geheel lighaam met het gewelt, jaa haare oogen puilen uit van vet, en haare gedagten gaan alle inbeeldingen te booven, zy spreeken van den minderen te verdrukken, en zetten haaren mont teegen den Hemel.

1.3.9 Generaal besluit oover het lot der Onderdaanen van Monarchen.En tot besluit sal ik zeggen, dat Keiser Maximiliaan de I. niet in 't geheel dwaalde, als hy zeide: dat hy regeerde oover Koningen, naamentlik, over Onderdaanen die niet langer, nog meer gehoorzaamden als haar geliefde; alsoo waarelik de Rijks-Vorsten en vrye Rijks-Steeden genoegzaam haar eige Koningen, en Heer zijn. Dat de Koning van Spanjen heerschte (namentlik, in dien tijd als de Koning, zig nog geen absoluit Heer had gemaakt) over Menschen, die redeliker wijze, geboden zijnde, gehoorzaamden, en anders niet: Dat de Koning van Engeland gebood over Engelen, om dat die Onderdaanen de verwoestingen der Oorlogen tegen haare nabuuren, nogte eenige Imposten onderworpen waaren: Dat de Paus, buiten het Patrimonium van St. Pieter, gebood over Narren, om dat die vreemde Onderdaanen, zig aan zijn (Canones en Decreta) Geestelik Regt, gewillig lieten binden, als aan strooywissen; en dat zy, om daar teegen te mogen doen, ofte gedaan te hebben, quansuis om dispensatie indulgentie ofte absolutie te verkrijgen, gewillig de hand in de beurse staaken, en door haaren zuuren arbeid de luye Geesteliken verrijkten: Dat de Koning van Vrankrijk gebood [261] over Ezelen, om dat hy zijn onderdaanen zoo veele lasten opleide, en zoo armelik leeven deede, als het hem geliefde, zonder dat zy zig met bijten, stooten, oft smijten konden ontzachgelik maaken. Maar wat zoude die goede Keiser van den Grooten Turk gezegt hebben, indien hy daar op had gedagt? Voorwaar, ik zeg, dat de zelve gebiet over onnosele Schaapen en domme Runderen, die, voor hem hebbende geploegt, melk en wolle gegeeven, [daar-en-boven] nog dageliks moeten verwagten ellendelik, 't zy tot zijn spijse geslagt, 't zy tot een offerhande, voor en aan hem als een God opgeoffert te werden. En zoud ik daar wel mogen by voegen, dat een ingezeeten van een vrye Staat, alle dit voorgaande te regt geconsidereert hebbende, ligtelik zoude uitbersten in deeze woorden: Vervloekt zy des Menschen naam in der eeuwigheit die willens en weetens in zijn vry Vaderlant, na de Monarchaale ofte eenhoofdige regeering de eerste treede geeft, want alle anderen moeten noodzakelik volgen; (primas dominandi spes in arduo, ubi sis ingressus adesse studia & ministros. C. Tacitus. Quel che non volette che sia, non fate cose perche avenga.) Dog indien eenige Liefhebbers der Vryheit, van meeninge zijn, (hic medii quid esse, inter summa & præcipitia) dat de weg ter Slavernie en Monarchale regeeringe zo steil niet is, of dat men in de selve wel eenige treeden geven, en dan nog blijven staan kan; zo gelieven de selven te gedenken, dat iemant die op den eer[262]sten trap is om sig Heer der Republike te konnen maken, daar door terstont verkrijgt de gonst, en dienvolgende Meester werd der Soldaten, die altijts liever gehoorsamen een eenig op syn soldaats leevend Veld-Heer, dan te dependeren van, en te moeten voldoen aan veele langgerokte Politiken, en deugtsame Raats-Heeren der Republike, volgens het spreekwoort: church men were, Lawiers are and soljers shal be.Geen Kerk- of Staats-luy ooit de Opper-magt behouwen.Wanneer sy aan Krijgs-luy het minste deel betrouwen.Insgelijks gelieven de zelve Liefhebbers der vryheit te gedenken, in soo een gevalle waaragtig te wesen, dat de selfde uitsteekende persoon, ook dadelik een vasten aanhang krijgt van alle die door de weesende regeering meenen gedrukt, ofte door een andere

Page 96: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 96 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

regeering gebaat te zijn, ofte sullen werden, als meede van alle benaawde, ofte in schulden steekende menschen. Daar-en-boven gelieven de Liefhebbers der vryheit te gedenken (sed quid turba Remi? Sequitur Fortunam ut semper et odit damnatos -Juven:), dat het onwetende Graaw in alle Republiken de wezende Regeerders lastert, en zig altijts by de misnoegden voegt, om een Glorieusen doorlugtigen Prins ten straffe der gemelde Regeerders te begeeren. Als mede gelieven de selven te gedenken dat alle deze misnoegden in een oneindeliken getale bestaande, en by mislukken des oproers (ob populum multum crimen permansit in ultum.) wegens [263] hare geringheid, en groot getal, altijds haar leven behoudende, en seer weinig te verliesen hebbende, niet alleen seer stout en vaerdig haare boosheeden tragten uit te werken; maar ook, dat in soo een gevalle seer haast blijkt, dat de aanhang der Magistraats-persoonen, en Politike Regeerders, seer klein, irresolut en magteloos is, te meer, dewijl sy, sig teegen een magtig Heer kantende, by mislukken, en oproer, veel, of dat meer is, (ob crimen majestatis, unicum crimen eorum qui crimine Vacant. Corn. Tacitus,) als Landverraders en oproermakers haar leeven, en om der behoeftigen oproerigen hoope te voldoen by confiscatien, alle hare goederen te verliesen hebben: zo moeten selfs de beste en couragieuste Regeerders, aan deeze naar grooter magt dingende Heer, altijds toegeeven. En dienvolgende zo is waaragtig, dat de vryheid eener Republike niet kan werden staande gehouden, dan met sig sorgvuldiglik te wagten, iemand onder wat lieffelike naam en dekmantel het zy, te setten op de minste eerste treede van uitsteekende magt in Krijgssaken en Hoogheid ofte Heerschappie, alsoo de selve gewisselik daar door (Dominus respublicæ in fieri) allengs een Heer der Republike werd, en sijne Afkomelingen de daad en naam der heerschappye oover gemelde Republike, bekomen.Het welk de Ouden ons hebben geleert met deese Fabul.Seeker Man in een lustigen Boomgaart ko[264]mende, seide teegen de Boomen dat sy al te zeer in het wilde wieschen, en dat sy veel meer en betere vrugten dragen souden, indien zy des Winters van hare noodeloose en schadelike takken wierden gesnoeit. En dat hy als een goed Boomgaard-Man het zelven gaarne doen zoude, maar dat hy 't niet doen konde, ten ware sy hem toelieten, een bequame tak tot een steel voor zijn bijl-yser af te snijden. De Boomen geneegen weesende deese goede beloofde vrugten te bekomen, lieten het zelven toe. Maar naweliks was het winter geworden, en die man dus met een Byl voorsien, of in Plaatse van snoejen, hiew hy om verre de goede Stam-bomen, met welkers hout hy sig verwarmen ende syn heerlik slot maken wilde; en vermits eenige hem oover die trouwloosheit en schendige bedriegerie derfden beschuldigen, kapte hy de zelve, quansuis om haar quaalik spreeken, ook om verre: sulks de andere Boomen, onderlinge in deeze sugten uitbersteden: Wie had gedagt dat naar het vrywillig oover-geeven van eenen tak, alle de stam-bomen souden moeten volgen! Leer van ons ô dwase menschen; leer nooit een vinger toe te reiken, aan iemandt die daar door de geheele hant neemen kan. Nog een swaard te geeven aan iemant, die met het selven daar naa den wapenlosen geever zoude konnen dooden!En misschien zoude yemant deeze mislag, in de politie konnen vergelijken, by (Peccatum in S. Sanctum,) de zonde teegen den H. Geest; al[265]zo God de Heer de zelve aan den Israëlieten niet heeft willen vergeeven. Immers is deeze misdaad niet van soodanige nature, dat niemand dan die de selve heeft begaan gestraft werd: maar leider! diese begaat werd somtyds geloond, en de arme nakomelingen, diese niet hebben begaan jaa dat meer is de deugdsaamste en genereuste nakomelingen gevoelen altyds de straffe: en dienvolgende kan men eenigsints seggen, dat deese zonde, is in de politie gelijk als (Peccatum originale inhærens, & Crimen perduellionis non transitorium, sed permanens in æternum) een niet vergangelik, maar een onbeeterlik, en door de successie, een eewigduurend landverraad, zulks alle nakomelingen in der eewigheit onder dat Monarchaale juk moeten zugten.

Page 97: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 97 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.3.10 Dit lot der Onderdaanen van Monarchen werd met een Fabul afgebeelt.

Welk juk der Monarchale regeeringe hoe ondragelik voor den Onderdanen, en hoe groot dat zy, Trajano Boccalini zeer wel uit drukt in zijne fabulen, daar hy onder den persoon van Periander spreekt van het verbeteren onzer eeuwe, met deeze woorden, [onder den perzoon van Periander] De trouloosheit, gierigheit, hoovaardye, en geveinstheid, der gemeene luiden, ontcieren wel eenigsins onze eew; Maar vermits voor alle die misdaaden straffen zijn gestelt, zoo gehoorzaamen zy de wetten, en 't zidderen voor de heilige Justitie. Zulks een klein getal Dienaars der zelve, veel milioenen van menschen zoodanig intoomen, dat de rijke menschen met goud in haare handen langs de weegen gaande, niet werden berooft van de armen, die zy ook niet moogen onderdrukken. Voorwaar, die de ziekte [266] van onze Eeuw wel door zoekt, zal met my moeten bekennen, dat de Eer-geld-gierigheit, en die Duivelse speciaale Hypoteek, die de sterkste Princen door het zwaart hebben verkregen, ofte ten minsten pretenderen te hebben, op alle Staaten die magteloozer zijn als zy, de eenige oorzaak van het verderf des werelts zijn. Want hier door is de werelt vervult met haat en achterdogt, en besmet met zoo veel bloeds, dat de menschen die zyn van God geschaapen om onderling alle menschelikheid en beleeftheid te pleegen, malkanderen als verslindende beesten wreedelik verscheuren, &c. Hoe zeer wert de dievery, boven infamie, als een schelmse misdaat gestraft! en nogtans heeft de schelmse heersugtigheid de Magtigen zoodanig verblint, dat zy, een anders staat mijneedig- en troulooselik roovende, meenen een Held- en regt Koninglike daad gedaan te hebben, &c. Voorwaar indien de Onderdaanen haare Princen noodsaakelik naar apen, hoe konnen zy deugdzaam volgen, als de andere zo schelmagtig voorgaan? nog is niet alles gezegt. Want om dat iemand een Rijk te ontneemen zoo grooten zaak is, dat door een mensch niet en kan werden gedaan; zoo gaat die vervloekte ambitie, plonder- en moord-lust zoo verre, dat zy ten zelven einde groote vergaderingen maaken van gewaapende mannen; en op dat die gewapenden, niet zouden vreezen, de lasterlike namen, die men op zig pleeg te laden, met zijn broeders goed te rooven, met onnozele menschen te moorden, met huisen [267] en Steeden te branden; zoo hebben zy de schandelike naam van moordenaar en plonderaar verandert in die van een couragieus Soldaat, en die van een schelms Hooft der Roovers, in die van een doorlugtige Veld-Ooverste. Jaa het argsten van allen is, dat zelfs de goede Princen gedwongen werden deeze wegen in te gaan om haar Rijk te bewaaren, of om eenige Landen, die haar ontnomen zijn, wederom te bekomen. Zulks de konst om een ander zijn Rijk te ontneemen, is geworden een loffelike weetenschap; En die Edele Mensch, geschapen om Gods wonderwerken in Hemel en op aarden te aanschouwen, werd zo doende genootsaakt, zijn vernuft te gebruiken met verradery en krijgs-listen te bedenken, in gevolge van het welken, der menschen handen werden versleeten, niet met het aardrijk ten voedsel der menschen te bouwen, maar met de waapenen te handelen en instrumenten te maaken, waar mede de menschen malkanderen allermeest zullen konnen dooden en moorden. Dit is die stinkende wond waar aan de werelt gaat quijnen, en waar aan onze eew byna is gestorven; om welke te geneezen Apollo ons, als de vermaarste Medicijn-meesters, heeft byeen geroepen: Waar tegen Solon wederom met deeze woorden sprak, &c. En eindelik werd onder die wijze Medicijn-meesters beslooten, naademaal de ziekte van onzen Patient en de Patient selfs zoo groot is, dat wy geen goeden raat voor hem konnen, nog mogen geven, zoo laat ons ten minsten zoodanige raat gee[268]ven; die tot onse eige eere en profijt strekt. Namentlik (si non ægro saltem nobis consulendum. Cura palliativâ curemus ægrum secundum methodum Galeni, & moriatur in nomine Domini.) onzer Medicine, magteloos- en onwetenheid den Volke niet openbaarende, hem wat zalvende en uiterlik smeerende, het geld trekken: speelende ziek vind ik u, ziek laat ik u, naar de konst cureer ik u, en sterf in den naame des Heeren.

Page 98: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 98 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.3.11 Werd met een Fabul afgebeeld hoe groot een schelmstuk het zy in zijn vry Vaderland een Monarchaale regeering in te voeren.

En van dit grouwelike land-verraad dat men begaat, als men sijn eigen vry Vaderland tot een Monarchale staat doet vervallen, heeft Trajano Boccalini de 21. zoo leeswaardige Fabul versiert, dat het my der pijne waardig dunkt, die aldus te vertaalen:Om dat Apollo zeekerlik geloofd dat in de Republiken meer als in de Monarchaale regeering, de wetten werden gemaakt ten voordeele van 't gemeen; en dat de Ingezeetenen aldaar meer werden opgewekt tot deugdsaame werken; als meede dat alle weetenschappen en borgerlikke politie, aldaar meer bloejen: soo vervloekt hy ten hoogsten alle [269] Tirannen die zig meester maken van de vryheit eener welgestelde Republike. Naademaal zy, zig in die geroofde Hoogheid, niet konnen vesten, dan met alle grote [uitsteekende] deugden der uitsteekende Ingezeetenen te haaten, en die also strengelik te vervolgen, als de wettige Princen de vuile misdaaden straffen. En deeze wreed- ofte boosheeden, werden zy, volgens de regulen der politie, genoodsaakt te begaan, alzoo waarelik (nemo unquam imperium flagitio quæsitum bonis artibus exercuit. C. Tac.) nooit is gebeurt dat iemant door schelm-stukken verkreeg een Heerschappye, die hy daar naa loffelijk bekleedede. Sulks zijn Majesteit, om alle borgers van een Republik af te schrikken van zoodaanig schelm-stuk, door een booven maaten droevige vertooning, gisteren op het vermaart toneel van Milpomene deede vergaderen, alle Raads-Heeren der Republiken, resideerende in zijn Staat.En naa dat hy aan het ander eind des Toneels had doen verschijnen Julius Cæsar met Actia zijn zuster, en Augustus, zijn neef, met desselven dogter Julia, en haare zoonen die zy had by haren man Marcus Agrippa, namentlik, Lucius, Cajus, en Agrippa Posthumus. Als meede Julia; en Agrippina met haar huis vol kinderen verwekt by haar man Germanicus: Soo was het voor Cæsar, een uitneement ellendig en beklagelike zaak, te zien, dat hy met zijn beestagtige heerzugtigheyt, niet alleen zijn eige wreede dood ver[270]oorsaakt had, maar dat daar op in korten tijd de uitroejinge van zijn gansch geslagt was gevolgt. Waarelik, hoe soude hy [wie zoude] zonder groote smart hebben konnen zien, dat onder zoo veele afkomelingen van Octavia en Julia, Suster en Dogter van Augustus, geen was, dan die men door vergift, honger, 't swaart ofte eenige andere ellendige dood had omgebragt? En nogtans kreeg Cæsar, in deze smertende wont, nog een andere zoo pijnelike harde slag, dat hy niet min raazende wierd als een dollen stier, naamentlik als hy zag dat het Keiserrijk, verkreegen door zoo grooten smet in zijn reputatie, en door het storten van alle zijn bloed, naa Augustus dood oovergegaan was, in den perzoon van Tiberius, tot die wreede en onmenschelike familie van Claudius, die met een Tigerlike wreedheit vervolgde de Juliussen, van wien zy dat Rijk hadden ge-erft. En alle andere aanschouwers werden niet min in haar gemoed onstelt, ooverdenkende de gewoonelike ellende der Tirannen, die niet konnende Gods onvermijdelijk oordeel ontgaan, niet alleen genoodsaakt werden haare geroofde niewe heerschappye en souverainiteit te fondeeren met haare eige bloedige dood: Maar dat om die ambitieuse schelmstukken te straffen, God in zijn streng oordeel ook wilde, dat het bloed eener, die zoodanig uitsteekende schelm-stuk had bedreven, niet lange tijd die heerschappye bezat. Zulks God die magt en heerschappye, zeer [271] haast overgaf aan een ander geslagt, Welk, volgens de regulen eener goede politie, zig genoodzaakt vindende het bloed des eersten Tyrans uit te roejen, een wel verdiende publike straffe oeffende, oover die Verkragters en Moorders der vryheid hunnes eigen Vaderlands.En behalven deeze wierd nog vertoont een andere rampzaligheyd, welk nog oog, nog hart der wreedste en heersugtigste [eergierigste] menschen deeses schouwburgs konde verdragen; zulks dezelve de traanen uit de oogen perstede allen die eenige deugt beminden. Namentlik: Wie zoude hebben konnen aansien een vertooning, waar in de nieuwe heerschappy wert gebouwt, niet met steenen, maar in plaatse van dien, met vermoorden menschen-vleesch; en in plaatse van kalk, met duivelsche meineedige ongeregtigheeden, en met ysselike wreedheden, als meede in plaatse van water met stroomen van bloed? Hier op riep Apollo met zoo een yslike stemme, dat zy een yder verbaesde; heerzugtige Tirannen, zie, dus eindigen uwe hoovaerdige gedagten in ongelukkige tragœdien, veroorsaakt door uwe ooverdaadige geld- en heersucht! Zie tot

Page 99: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 99 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

deeze Hoogheden stijgen de familien der geenen die godlooselik de vryheid hunnes Vaderlands verkragten. Vervloekte Cæsar! die zoo boos-aardiglik de Edele Roomsche Republik tot uw' slavin maakende, getoont hebt, God niet te kennen, ofte ten minsten hem niet te vreezen. Zie, aanschouw en let nu, hoe hy u en uws gelijken met al haar [272] geslagt tot deeze onuitspreekelike ellenden kan brengen.En hoewel Cæsar genoeg liet blijken, hoe zeer hy oover dese woorden verbaast en treurig was; Soo vond nogtans Apollo goed, de ziel deezes heerzugtigen mensche nog wreedeliker te pijnigen, en in teegendeel te vertroosten de, door gemelde vertooningen onstelde, gemoederen der eerlike borgeren, en aller Republiken Raads-Heeren aan te moedigen, tot handhaavinge der vryheid hunnes Vaderlands; sulks hy op het tooneel deede koomen dien anderen Neptunus, dien Zee-Held en doorlugtige Prins Andrea Doria, neevens zijn geheel uitsteekend geslagt. En Cæsar, ziende dit geluk van die vermaarde familie, en der gemelde Heeren glans in haar vry Vaderland, en dat zy van de Genuésen, indagtig der onuitsprekelike weldaad, ontfangen door den Stigter der teegenwoordige Vryheid; wierden als Vaders des Vaderlands geagt, ge-eert en bemind: Als meede dat die onsterffelike Prins, wegens zijn zeedigheit, die doorlugtige faam onder zijn Burgers had verkreegen; Soo wierd Cæsar door de nijt oover de grootheit deezer Helden, meer geplaagt, als door zijn eigen quaad. Want toen sag hy zeer wel, dat het voor hem en zijn af-komelingen veel zaaliger en glorieuser zoude zijn geweest, indien hy, na het overwinnen van Vrankrijk, den weg des doorlugtingen Vorste, Andrea Doria, was ingegaan,[273] met de Vryheit zijns Vaderlants, vervallen tot een verwerde populare regeering, te herstellen en de zelve waapenen, door de welken hy zoo schelmatig de authoriteit des Senaats had vertreeden, te gebruiken, om te vernietigen die hoovaardige en onweetende Tirannye des Graauws, en ter contrarie in zijn Vaderland te stiften een volmaakte Aristokratike Regeeringe, en dienvolgende te verkrijgen die hoogdraavende titul, en dat doorlugtig voor-regt, van te zijn de tweede Fundateur der Roomse Vryheid; Naademaal hy en zijn posteriteit, door zoodaanige resolutie, alzo vermaard en beroemd zoude hebben geweest binnen Romen, als de beroemde, en vermaarde familie van Doria is in de eedele Republike van Genua [is]; alwaar zy zal weezen geagt en ge-eert zoo lang als de muuren der stad overeinde zullen staan, en zoo lange als men eenige Genuésen op den aardboodem zal vinden.Deese Fabul leerd: Dat alle Ingezeetenen, en voorneementlik de Geesteliken, in haar vry Vaderland, zoo binnens huis, als in haare publike (Hymnis) gebeden en lof-zangen tot God, daageliks behoorden te bidden, à furore Monarcharum libera nos, Domine. Item:

Stet quicunque volet potensAulæ culmine lubrico,Me dulcis saturet quies,Obscuro positus loco [274]Leni perfruar otio,Nullis nota QuiritibusÆtas per tacitum fluat.Sic cum transierint meiNullo cum strepitu diesPlebejus moriar senex,Illi mors gravis incubatQui notus nimis omnibusIgnotus moritur sibi.Senec. Trag.O goede God! bewaar ons voor een woedend Heer;Heeft vryheid last geleên, geef ons die zuiver weêr.EINDE.

Page 100: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 100 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.4 Chapter 4. HET VIERDE BOEK.

1.4.1 Van mindere Slavernie, en Monarchen in fieri, die 't nog niet zijn, maar werden.

Hoewel de Hoofden der Republiken die nog geen Heeren der landen zyn, maar het selven met der tyd (...) werden of by successie de eenhoofdige regeeringe veroorsaken den ingeseetenen nog soo schadelik niet zyn dan of sy albereits Heeren van de landen geworden waren: soo zyn de selven nogtans ook wel soo schadelik, dat het der pyne waardig is daar van ook te spreeken en aldus te beginnen.Genoegsaam in alle Landen, daar men Duits spreekt, is men, onder Monarchale Regeeringen, tot nog een grooter trap van vryheid gekoomen (Rex vel Princeps, prout ætas cuique, prout nobilitas, prout decus bellorum, prout facundia est, audiuntur, auctoritate suadendi magis quam jubendi potestate.) want op de dagvaarden der Duitsen, zegt Corn. Tac. hebben de Koningen ofte Princen geen magt om te gebieden, maar haar raad heeft daar aanzien naar haar ouderdom, Adel, krijgs-daaden, en welspreekendheid. En hoewel, seedert Tacitus tijden, verloopen zijn, veele honderden jaaren, soo hebben eevenwel middelertijd die Fursten ofte Princen in de [der] gemelde Hoog- en Neederduitse landen sig geen absolute Heeren der selven konnen maken. Want de Vorsten klein, en zonder eenige geduurige bezoldigde Krijgsmagt, de Steden daar-en-teegen, door deese Vryheid, en goede situatie aan Zee en Rivieren, groot geworden, ofte met omgraaven licht sterk te maaken zijnde; en oover alle geduurige Raaden ad vitam [276] hebbende; zoo hebben dezelven met de Vorsten konnen dadingen, en contraheeren, ofte bespreeken vryheid, van niet te moeten gehoorzaamen, ten waare alvoorens de Heer de belofte, t'zijner huldinge gedaan, naarquame. En vermits de Vorsten wanneer sy sig naar de oude Wetten en gebruiken niet droegen, van de gemeene Regeerders en onderdanen niet pleegen geholpen, maar veeltyds in hare usurpatien plegen gesteuit te werden, soo bestond eigentlik de souverainiteit uit des lands-dags vegaaderinge en overeenstemminge des Vorste met de leeden. Onder veelen zullen wy hier van tot een exempel neemen Holland, waar aan nog de leste Graaf Philips, anno 1555. eer de Staaten van den Lande hem wilden eed doen van gehoorzaamheit; moeste belooven, alle privilegien en oude costumen te zullen naarkomen; die inhielden (sie voorneementlik het groot privileedjen van Vrouw Maria van Bourgondjen) dat een Gravin zich niet dan met der Staaten goet dunken mogte ten houwelike begeeven.Dat geen Uitheemsen tot Raads-heeren, Rentmeesters, ofte Ampt-mannen van Geregten door den Grave zouden gekooren werden.Dat de Staaten mogten over Lands-saaken vergaaderen, waar, en wanneer 't haar geliefde, zonder oorlof der Graaven.Niewe Tollen op te stellen, ofte aan iemant Vryheit der ouden te vergunnen, dan met der Staaten believen, vermogt de Graaf niet.In Oorlog defensif ofte offensif, zonder Staaten goet-dunken te treeden, vermogt de Graaf niet; en waaren alle zijn Vasallen, en Poorters, met der Steeden baniere, gewoon op haaren eigen buidel den Grave te dienen, ongehouden hem dan te volgen.Dat de Graaf zig in schriftelike ofte monde[277]linge dingen zoude dienen moeten van de Duitse taale.Dat hy in 't munten ofte vermunten der Penningen, der Staaten goed-vinden zoude volgen moeten.Dat hy geen gedeelte des Lands zoude vervremden.Dat hy buyten de paalen van den Lande, geen vergadering van Staaten zoude beroepen.Dat hy schatting ofte hef-gelt van nooden hebbende, 't zelven, by beede, in persoon, niet door Gemagtigden, zoude verzoeken.Dat hy geen lasten zoude innen, dan op voorgaande vrye inwilliging.Dat hy de Rechts-vordering niet dan door de gewoonelike Regters zoude laaten pleegen, zonder evocatie.Dat de oude Wetten en Costuymen onverbreekelik zouden blyven. En zoo de Prins van den Lande daar iet tegens instelde; dat niemant daar aan gehouden zoude wezen.

Page 101: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 101 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Van alle welke oude geregtigheden der Landen, niet alleen van Holland, maar ook der andere Provintien, de Staaten op een generaale dagvaart te Gent de uitdrukkelike verklaringe en bevestinge verkreegen van Vrouwe Maria van Bourgondjen, zoo als haar Vader, Hertog Karel, met zijn Heir verslagen, en zy jong van jaren, nieuw in de regeering was.En dit waren de leste dood-sprongen der zotte [278] Brabanders, malle Vlamingen, en botte Hollanders, naar de stervende vryheit; Naamentlik, allen was de Monarchale en altyds gewapende magt der Hertogen van Bourgondiën ondraagelik geweest, en nogtants meenden sy [men meende] dwaazelik, dat zoo illustre Hoofden, uit kragt van geboorte succedeerende, konden werden met eeden, schrift en zeegel bepaalt, in Republiken voorzien met jaarige Magistraats-persoonen; daar ter contrarie (Haut facile libertas & Domini miscentur,) dageliks kon blijken, hoe de Schouten, Baljouwen, en Secretarissen, puurelik Dieners der zelve Collegien, en simplik voor haar leeven (ad vitam) zijnde, nogtans door die eenige geduursaamheit, meest alles regeeren. Alle die Hoofden eener regeeringe zouden konnen werden in den toom gehouden door souveraine vergaderinge van eenige 100 menschen daar men de stemmen balotteert. Maar om in deeze Nederlanden daar men op de dag-vaarden van Staten ende in alle vergaderingen van Vroedschappen der Steeden opentlik stemt, de Vryheit te bewaaren, neevens een aansienelik successif Hooft, eenige de minste magt in het kiesen der magistraatspersonen, ofte over een gedurige besoldigde krijgsmagt hebbende, dunkt my in gedagten van menschen geen middel te zijn. En dit hebben ons de Ouden geleert met deese Fabul. De Muisen hebbende gehoort dat de Kat met een uiterlik groot berow oover syne wreedheeden, teegen de kleine dieren begaan tot een eewige pœnitentie heiliglik had geswooren, nooit eenig vlees te sullen eeten; en die onnosele muisen geconsidereert hebbende, sijn felle klawen, geswind- zeedig- schoon- zuiver- en beleeftheit in 't kussen sijner handen, oordeelden hem allesints bequaam, om een politik en militair [279] Hooft te zijn hunner Republike; ende om dienvolgende haar te beschermen teegen de vervolginge en tyrannie der andere dieren sulks sy hem daar toe koren, hem doende op een niew heiliglik sweeren zig boven alle te sullen onthouden van het vlees der Muysen, en die ter contrarie teegen alle uitheems gewelt te sullen beschermen. Maar leyder! sy bevonden haast dat die Schijnheilige, warelik die eeden had gesworen, om haar te bedriegen ende daarnaa bequameliker en ligteliker te konnen tot syn spyse bekomen, want hy nu alle sijne kragten gebruiktede, om haar heimelik te vangen, en tot syn eigen voordeel te verslinden. Sulks de Muysen in hare staatse-wijse vergaaderinge eenpariglik oordeelden zig binnen hare gefortificeerde Steeden, en holen te moeten houden; ofwel indien zodanige besnoeyde vryheid haar niet vernoegen konde, en sy somtijds begeerden buiten hare holen den kost te rapen ofte zig te vermaken; in zo een gevalle geen beeter middel te wezen om die provinciale grootere vryheid hunner Republike, en haar leven voor den Kat te konnen bewaren, dan met hem die schadelike tanden uit den monde te breeken, ende die felle klawen te korten; of wel ten minsten hem een Bel aan te binden; maar vermits in het bysonder niemant der Muysen sterk en stout genoeg bevonden wierd om het zelven te derven bestaan, zo scheydede deze vergadering der Staten sonder eenige vrugt voor de Muysen, maar met dit voordeel voor den Kat, dat hy verstaan hebbende, wie der Muysen stoutst tegen hem hadden geaviseert, daar na zeer naerstig oppastede, om de zelven te vangen en te verstrikken. De Fabul leert dat, &c. Want die een anders macht bepalen wil, moet niet alleen het souverain regt, maar ook zo veel kragts behouden, dat yder lid van 't souverain Collegie zal konnen en willen stemmen, en doen rigoreuselik straffen, alle [280] die de gestelde paalen overtreeden. Regt buigt altijds voor kragt. Had regt naar reeden gegaan, de Houk had de Cabbeljaaw gevaan het welk de ervarentheid der voorleede eewen ons oovervloediglik heeft geleerd, want als Germanicus en Drusus, Soonen van den Kapitain Generaal der Roomse Republike, Tiberius, in een Senaat van meer als 400 Raaden derfden verzoeken, dat Q. Haterius tot Schout, daar hy volgens Wetten, onbequaam toe was, gekooren wierde, zegt C. Tacitus, (Victa est sine dubio lex: sed neque statim, & paucis suffragiis: quomodo etiam cum valebant leges vincebantur,) De wet wierd ongetwijffelt verwonnnen, hoewel niet terstont en met weinig stemmen, gelijk de wetten, ook toen zy kragtig waaren, pleegen overwonnen te werden. Wie zoude dienvolgende in een minder vergaderinge tegen het

Page 102: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 102 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Hooft zelfs derven stemmen? (Tiberius judiciis adsidebat, sed dum veritati consuliter, libertas corrumpebatur. Item, Tiberius candidatorum nomina Consulibus edendo plerumque eos tantum apud se professos disseruit: posse & alios profiteri, si gratiæ aut meritis confiderent, speciosa verbis, re inania aut subdola: quantoque majore libertatis imagine tegebantur, tanto eruptura ad infensius servitium. C. Tac.) Voorwaar niemand; gelyk die wyd-beromde politik Cornelius Tacitus ons seer wel leerd daar hy aldus spreekt: Tiberius, Kapitain Generaal der Roomse Republike, quam in de Vierschaare zitten, op dat alles regt mogte geoordeelt werden, maar dus verlooren alle de andere Senatores en Regters haare vryheit. Item, als Tiberius by den Borgemeesters of Raad eenige persoonen tot eenig ampt voorstelde, voegde hy ge[281]meenlik daar by: deese alleen hebben by my gesolliciteert, maar indien eenige anderen vertrouwen op haare bequaamheden, ofte gonst van deezen Raad, het is hun vry, zig ook bekent te maaken. Het welk waaren schoone woorden, zonder zaak, of wel, zy wierden gesprooken om iemant uit te lokken, en den zelve daar naa onder het een ofte het ander opgeraapt pretext te dooden, ofte ten minsten buiten alle bedieninge te houden, en te versenden (specie honoris) onder deese of die eerlike dekmantel. Sulks hoe men deze manieren van doen, en onderkruipingen der Regeeringe, met meer schijns van vryheit dektede, hoe de zelve tot een schaadeliker slavernie zouden gedyen en uitbersten, dus verre [segt] C. Tacitus.En wat mensch ofte particulier lid van een souverain ofte permanent Collegie zoude in Neederland een Graaf, een Stadhouder, een illuster Kapitain Generaal, wiens doorlugtige Voor-ouders; veele en groote diensten aan de Republike hadden gedaan, ietwes derven weigeren? En nog veel min zoude men hem over eenige maliversatien ofte misdaaden teegen den Staat konnen, en willen doen straffen. En wat kan klaarder zijn, dan dat iemant, dien men niets weigeren derfd, en die niet gestraft werden, maar quaad en goet doen kan aan alle andere Ingezeetenen, noodzakelik Meester en Heer van 't Land is, ofte werden zal? (Omnes exuta æqualitate jussa Principis exspectare. Tandem omnia eo vergere, ubi merces, ubi pœna) Warelik daar in een Republike zoo groote ongelijkheit is, onder de [282] Leeden der regeeringe, zien zy alle op het ooge des Princen, om de straffe te ontgaan, en door hem geloont te werden. Want dan gaat het onder den Regenten gewis, dat (Quanto quis servitio promptior, opibus & honoribus extollitur) hoe iemand gereeder is om des Lands vryheid den Prince oover te geeven, hoe de zelve eer tot groote rijkdommen en eer-ampten geraakt, ofte, den contrarien weg ingaande, daar buiten gehouden wert. Sulks, hoewel de vryheid van zijn Vaderland te verkoopen ende te doen degenereren ofte te doen vervallen tot een monarchale regeeringe de grouwelikste verraderye is die in 's menschen gedagten kan vallen, zo zijn nogtans dit die (damnatæ memoriæ homines) vervloekte Verraders, die somtijds met eere en profijt ten grave neerdalen: soo nogtans dat hare kinderen ofte kinds-kinderen daar naa niet min maar meer als andere gemeene onderdanen, door de swaarte ofte tirannie van het Monarchale juk pleegen gedrukt te werden; ende soo doende te dragen de straffen die hare Voorouders regtvaardiglik hadden verdiend.

1.4.2 Een kort verhaal van 't gunt in oude tijden, aangaande de regeering in Holland is gebeurt.

Maar om in het particulier tot Holland te keeren, zegge ik, dat van alle immemoriaale tijden af; dit Land is geweest vol van kleine Republiken, voorzien met Hoofden om de Justitie te executeeren, en ter Heirvaart te trekken, met eige vrywillige Landsaaten, teegen de Vyanden der Landen. En zoodanige Hoofden, onder verscheide titulen, waaren de Heeren van Haarlem en Kennemerland, Burg[283]graaf van Leiden en Rhijnlant, de heer van Amstel, de Heer van Waterlant, de Heer van Woerden, de Heer vander Goude en Schoonhooven, de Heer van Arkel en Gorkom, de Heer van de Voorne en Briel, de Heer van Putten, de Heer van Stryen, de Heer van Vyanen, de Heer van Ysselstein, en nog veele andere mindere Heeren van Dorpen. Maar boven alle was Dordregt uitsteekende door zijne goede situatie, aan Maas en Rhijn, de eenige Koopstadt van dit geweste, met vremde oover Land en Zee handelende, voorzien met een Hooft van haare Republike, uit kragt van geboorte, onder den titul van Graaf (Sie Ouden Hovens

Page 103: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 103 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

beschrijvinge van Zuit-Hollant, en de Hollantse Chronijk.) welke van tijt tot tijt, zijne Landsaaten heeft konnen beweegen, om de zwakke omleggende Heeren, den eenen voor den anderen naa, den oorlog aan te doen, die in 't geheel te vernietigen, en haare Landen te confiskeeren, ofte wel de zelve van hem te leen te doen houden, op zeer bezwaarelike conditien. Want schoone dekmantels en middelen ontbreeken een magtigen nooit, om zijn voornemen uit te voeren, ook met toestemminge, niet alleen der Eedelluiden die door de Officien der Oorlogen pleegen wel te vaaren; maar ook der andere Landsaaten, het Graaw, dat domme last-draagende gedierte. Ende in gevolge van dien verkreeg [Want] Aarnout de derde Graaf, ligtelik van zijn Oom, Keiser Otto, [verkreegen hebbende] omtrent den jaare 988. alle de Landen van Holland en West[284]vriesland, daar d'een nog d'ander eenig regt op had, van hem te leen te ontfangen; ende wierd wel in de oorlogen teegen de West-Vriesen verslagen; maar niettemin hadden de Kennemers en Haarlem, hem voor Heer erkent; en zijn Zoon Diederik voegde daar nog by, omtrent den jaare 1018. het Graafschap van Swammerdam en Bodegraven. Dus wierden deeze Landen aan dien eewigen Oorlog tegen de West-Vriesen gekoppelt; en de zeevende Graaf, die eerst Graaf van Holland geschreven werd, trouwde in het jaar 1063. de Dogter des Graaven van Vlaanderen, die hem de Zeewse Eylanden, met de landen van Aalst en Waas, ten houwelik beloofde, zoo gezegt werd; immers hier door ontstonden die veelvoudige Oorlogen in de 200 navolgende Jaaren om de zelven, en eindigden zy, mits de Eylanden aan den grave van Holland koppelende. Maar ondertusschen, eer nog geheel West-Vriesland in 't jaar 1125 was onder 't Jok gebragt, verkreeg Diederik, de negende Graaf, van zijn Oom Lotharius de tweede Keiser, Oostergoo en Westergoo te leen; en de volgende Keiser Coenraad hegtede die in 't Jaar 1145. aan het Bisdom van Uitrecht; zulks door die oneindelike conquesteer-lust der graven, ofte hare onversadelike begeerte om meer landen te beheerschen ende door de genegentheid der keiseren om met anderer luiden goed ofte Regt weg-schenkende, vrinden te maken, oneindelike oorlogen ten laste der onnosele Landsaten reezen. En niet min zoude het zijn geweest met het Koningrijk Schotland, 't welk door gebrek van Kinderen, op Willem de XIV. Graaf verviel; maar een magtig Schots Prins, gestijft met de magt [285] des Konings van Engelant, zettede zig in 't bezit, omtrent den Jaare 1218. en keerde onzen Graave buiten. Ondertusschen hadden de volgende Graaven, en voorneementlik Floris de XIX. Graaf, veele Hollandse Heeren, en daar onder de Heeren van Amstel, Woerden, Velsen, &c. omtrent 1240. en de volgende Jaren, zeer vervolgt; en om de oude Eedelluiden in de Vergaderinge van Staten alsdoen hoofd voor hoofd stemmende te konnen ooverstemmen, had deselve Floris veertig ryke boeren eedelluiden, en voor soo veel van hem dependent gemaakt. En vermits deeze Graaf Floris zijn Soon, Graaf Jan van Hollant, die in Engelant gebleeven was om 's Konings Dochter, tot jaaren gekomen zijnde, te trouwen; daar na ter contrarie, aan des Konings van Vrankrijks Dogter beloofde, en met die aanspande tegen Engelant te oorlogen; zoo spande de Engelse Koning in het Jaar 1296 ook aan met deeze misnoegde Edelluiden, op dat die den Graave Floris gevangen zouden voeren in Engelant, en wederkeeren met den jongen Graave Jan, naa dat men den selven alvorens soude hebben [die men zoude] doen trouwen de Engelse Dogter. Deze aanslag, met des Graave Floris doot mislukt zijnde, en wel 14 aanzienlike Conspirateurs gedoot weesende, zoo voerde zig in 't regiment Graaf Jan van Henegouw als Neef en Voogd des jongen Graave, dien hy door vergift ombragt, om zelfs te succedeeren, hebbende van te vooren, naamentlik, het zelve jaar 1299. in de hitte der vervolginge tegen de Moorders, een verfoejelik verbont met de meeste Hol- en Zeelandse Steeden weten uit te werken, namentlik, niet alleen de handaadigen in het bloet te vervolgen, maar [286] ook in bloet en goet, de Heeren van Kuik, van Heusden, van Amstel, van Woerden, van Velsen, en alle anderen die ten tijde des Moorts met hun waren in velde, ja ook alle hunne mannelike nakomelingen of bloetverwanten in het zeevende lid: Waar door meest alle die Landen aan de Graavelikheit quaamen te vervallen; ende dus siet men dat onder den dekmantel van gravelike Justitie, meest alle de oude Hollandse edele geslagten zijn uitgeroeit geworden, en dat in plaatse van dien veele kale Heenegouwers van tijde tot tijde als of 't Hollandse edelluiden waren, in onse Chroniken begonden te pronken, en hare handen aan de regeeringe deezer Landen te slaan. (Crudelitatem damnatis in crudelitatem ruitis). Want quansuis om G. van Velsens

Page 104: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 104 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

wreetheit te verfoejen, begingen deese Politike yveraars een veel grooter. Ende in het gemeen wert de grootste wreetheit gepleegt, by, en door die geenen, die de naam begeeren van zelfs een schyn van wreetheit te verfoejen.De magt der Hollandse Graaven, dus niet alleen met Henegouw, maar ook met deezer inlandse Heeren goet, omtrent 50 jaaren aangewassen zijnde geweest, troude Margareta, Gravin van Holland, den Weduënaar Keiser Lodewijk van Beyeren, en liet, naa haar Vaders overlijden, in het Jaar 1345 deeze Landen door haar Soon Willem, als Stadhouder, regeeren, die niet willende zijn Moeder gehoorsamen, maar zelfs regeeren, maakte in 't Jaar 1351 die goddelooze en wreede kabbeljaawse t'samen-sweering: te [287] vervolgen, te viere en te zwaarde, alle die het met de wettige Gravin en lands-Vrouwe zijn Gravin en Vrow Moeder hielden, zonder ooit met haar, ofte met haare kinderen te zoenen, en uitdrukkelik wierden genoemt deeze Hoekse Heeren: Duivenvoorde, Polanen, Breederoode, Binkhorst, Riede, Bouckhorst, Heemstede, Merenstein, Outshoorn, Raaphorst, Poelgeest, alle Ridderen. Noortwijk, vander Made, R. Dever, G. Ever, Geraads Kinderen, A. Groenevelt, D. Groenevelt, alle Schildknaapen, Van der Burg, Priester. En naa dat d'een ofte d'ander party d'overhant kreeg, wierden de Hollandse Heeren ten weederzijden ten onderen gebragt, als namelik, de heer van Arkel, omtrent den Jaare 1412. kort daar aan de Heer van Egmond en Ysselstein; en eindelik, anno 1420. moest de Burg-graaf van Leyden voor Graaf Jan van Beyeren zwigten, en hem alle zijn regt, zoo uit dien hoofde, als van Wassenaar, overgeven.Tot hier toe waaren de Oorlogen der Graaven, meest geweest om door hulpe der gemeene land-saten ende der poorteren zig te beschermen tegen haar naabuuren, magtiger, ofte te conquesteeren der zwakker Hollandse eedelluiden en anderer Heeren Landen, of regt. Maar de naavolgende Graaven, uit den Huise van Bourgondien, gestijft met zoo veele magtige Heerlikheden, stonden klareliker na absoluter magt, ook over alle de Steeden: ende ten dien einde regtede Philips, in 't jaar 1430. de ordre op van het Gulden Vlies, waar meede hy de voornaamste Edellieden der Nederlanden aan zijn Hof koppelde; en mede had hy opgeregt in het jaar 1428. een Hof van Justitie en Politie over de gantsche Provintien van [288] Holland, Zeeland en West-Vriesland, aan zig behoudende het aan- en afstellen der Raads-Heeren, om, zoo doende, oover Eedelen en Steeden, met schijn van regt, te heerschen. En de Soon, Hertog Karel, gedurig in oorlog zijnde, ende eenige krygs-knegten, die door de gemeene provintien betaald moesten werden, aan de hand hebbende; waande dat hem geen schyn van Justitie teegen de particuliere ingeseetenen ofte steeden meer van nooden was; en't bleek, want hy dwong [ook] alles door zijn Krijgsmagt; voerende door alle deeze Landen eigener authoriteit schattingen ende Excijsen in, niet alleen oover weereldlijke, maar ook oover geestelijke Onderdaanen; en die zig daar teegen stelden, deede hy, als Oproerigen, dooden. En om alle de Provintien te gelijk, met eenig schijn van regt, voor hem te doen buigen, zoo regtede hy op in den jare 1474. den grooten Raad van Mechelen, die oordeelen zoude oover alle questien van Particulieren, by appel, van alle verschillen der Provintien onder malkander, ter eerster instantie, welke Raads-Heeren ook van hem gekooren wierden. En men kan in de Chroniken klarelik sien, dat de Bourgondse Hertogen, niet alleen alle die nog resteerende oude Hollandse Eedelluiden wreedelik vervolgden maar ook dat sy de Bourgignons, en Vlamingen, in alle profitabele en aansienelike ampten deeser Landen indrongen. Maar nauweliks hadden deese Bourgondse Heeren alle Hollandse privilegien en wetten vertreeden, en naweliks hadden deezer Landen, Staaten, en Ingezeetenen, haaren nek onder het Bourgondse jok geboogen; of zy zouden [het hooft], onder Vrouw Maria gaaren wederom hare oude voorregten en Vryheeden bekomen, ende het hoofd opgesteeken hebben in het Jaar 1478. dog zy ten manne nemende Hertog Maximiliaan van Oostenrijk, en die Hoogduitse Krijgs-knegten in deeze Lan[289]den voerende, deede alles weederom voor hem zwigten, en de landen grouwelik brandschatten, tot omtrent den Jaare 1500. waar op in 't korten volgde Keiser Karel, welke de Nederlandse Eedelluiden ontsloeg van de pligt met hare gewapende leenmannen op alle heirvaarden te verschynen, ende opregtede alhier syne benden van ordonnantien op de Franse frontieren, sulks die, de eedelluiden en poorters aldus ontwapend hebbende [die] met zijn groote magt, en overalle zelfs by zijnde, alle Ingezeetenen genoegzaam, zonder teegenseggen, deede gehoorzaamen: tot dat de gemakkelike Zoon Philips de benden van

Page 105: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 105 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

ordonnantien als uit landsaten bestaande laten vervallen, en in plaatse van die Spaanse soldaten op de grensen gelegt hebbende, zijn Hof in Spanjen zettede, in 't Jaar 1559. en deeze Landen meende te konnen regeeren door Stadhouders; die de geleegentheid van scheuring, en oproer in Politie en Religie waarnemende, ofte maakende, zig teegen de Spaanse magt ende den Grave wiens beedigde Dieners sy in die qualiteit waren kanteden: Waar van D. Saavedra Symbol.78. aldus spreekt: [(Libertatem præferunt, ut Populi plausum contra Magistratum sibi concilient, & pertubatam rempublicam suæ deinde servituti subjiciant. Cæterum libertas & speciosa nomina præferuntur, nec quisquam alienum servitium & dominationem sibi concupivit, ut not eadem ista vocabula usurparet. C. Tacit. lib. 4. Hist. Que argumenta non dedit Tiberius Restituendæ libertatis Romanæ, cum eandem cogitaret opprimere? Eodem artificio usus est Princeps Auriacus, ut Provintias Belgicas ad rebellionem concitaret: iisdem utuntur ejus Posteri, ut Provintiis unitis dominentur.)].Eenige veinsen, groote yveraars voor het Vaderland en 't gemeen welvaaren te zijn; terwijl zy niet dan hun eige zoeken, zy roemen de vryheid om de gonst des Volks teegen den Magistraat te verkrijgen, en daar na zig van den ver[290]warden Staat, ofte Republijk, Heer te maaken. Sy zwetsen geduurig van de Vryheid, en andere loffelike zaaken, hoewel niemand ooit naar een ander mans slaverny en zijn eige Heerschappye heeft getragt, die niet te voren met deeze schoone woorden heeft geblasoeneerd. Wat reeden gaf niet Tiberius om te doen gelooven, dat hy de Romainse Vryheid zoude herstellen, terwijle hy voornemens was die nog meer te vertreeden? En deeze konsten heeft de Prins van Oranjen gebruikt om de Neederlandse Provintien oproerig te maken; gelijck zijn Afkomelingen nog de zelve konsten gebruiken, om oover de Vereenigde Neederlandse Provintien te heerschen. Dus verre D. Savedra.En hoewel deeze Spanjaard, uit partydigheid, misschien hier in te verre is gegaan; soo spreekt nogtans de zake zelfs, voor zoo veel het den Prince van Oranjen is gelukt de Provintien, hem door den koning toevertrouwd, met eenige andere naast-gelegene, van Spanjen af te scheuren: waar oover hy naar geleegentheid van saken en tyden somtyds syn oogwit veranderende ende syn begeeren vermeerderende omtrent 20 jaaren, namentlik, tot het Jaar 1584. bezig was. Maar vermits het zelfden geschiede door Krijgs-knegten, en men in het eersten des Gravelikheids Domainen daar toe niet wilde vervreemden; misschien om dat de Stadhouder, die stond Graaf van Holland te werden, geen Heer zonder Domainen zoude weezen; zoo zijn deezer Landen Ingezeetenen, daar door, in een veel onverdraageliker Slavernie geraakt: Want zoo lange, als de Graaven alle haare oorelogen moe[291]sten voeren met haare eige Domainen ofwel met, door van onse graven [en] onbesoldigde Leen-mannen en Poorters, konden de Oorlogen en lasten, daar uit ontstaande niet langduurig zijn, maar wierden t'elkens met eenigen stilstant verzoet: En hoewel onder de Huisen van Bourgondien en Oostenrijck, men wel eenigzins met Excijsen belast wierd, zoo wierden de zelve nogtans gemeenelik versmolten in de Beeden, die by Oorlogs-tijden opgebragt wierden voor den Graave, en in vreedens tijden quamen aan de Steeden tot afdoeninge der schulden die het oorlog veroorsaakt had; zulks de Graaven niet altijds gewaapend konden zijn. Sie op het subject deeser korte Historie de nooit genoeg gepreeze deductie der Staaten van Holland. lib. 2. cap. 3.Maar in de naavolgende tijden heeft men in Holland eewigduurende Imposten opgestelt, en daar meede betaalt Krygs-knegten, die niet anders, om den kost te winnen, hebbende geleerd, als te oorlogen, [van de hant] de Stadhouders, ofte Capitains Generaal wanneer die geneegen waren bestand ofte Vreede te beletten [altijd zullen vliegen, als die geneegen zullen weezen] Oorlog te maken, Soldaaten aan te neemen, de Officien militair te vermeerderen, de Soldye te verhoogen, en alle corruptien in te voeren, tot nadeel der Regeerders en Onderdanen en tot voordeel der Stadhouders en Krijgs-luiden altyds seer behulpsaam waren; ende daar en boven ook daar in altyd wierden begonstigd van eenige gedeputeerden der Generaliteit ofte gemagtigden der andere geunieerde provintien; Want Holland in 't gemeen meer, als alle de andere Geunieerde Provintien contribuerende en min als eenige Provintien uit de Generaliteit trekkende, zoo blijkt klaar, dat een Capitain Generaal altijds ligtelik eenige Provintien, ofte ten [292] minsten eenige pluimstrijkende Gedeputeerden van andere Provintien, aan zijn zijde soude [zal] hebben, om, t'zijnen believen, breede riemen, uit den huid der Hollandse Onderdaanen, te snijden:

Page 106: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 106 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

en vermits de Hollandse Steeden hebben verzuimd (ideo lædi quia non regnaret, C. Tacitus. Die verheerd is, moet lijden,) zig te sterken met Bolwerken, Vivres, Ammonitie van oorloge, en Soldaten, privativelik aan de Regeerders gehoorsaamheid schuldigh zijnde, en dat de zelve nogtans, zoo wel als de platte Landen, vervuld zijn met rijke, maar ook weereloose Ingezeetenen, soo souden door sodanige forme van regeeringe [zoo zal] men haar altijds eerst den voet op den nek zetten, en zoo veel gelds doen op-brengen als het een gewaapend Hoofd gelieven soude [zal]: Want, (væ victis) weereloozer Luiden goed is gemeen, en daar de tuyn laagst is, zal een yder oover willen. En kan seer ligt werden aangemerkt, dat gedurende de Stadhouderlike regeeringe, seer weinige Hollanders, en seer veele Vremdelingen, voornementlik Hoogduytsers, tot de aansienelikste Gouvernementen der frontier-steeden en Krijghs-amten, door Hollands geld betaalt werdende, zijn geavanceert geworden. Daar-en-boven is Holland omringd met onwinbare Frontier-steeden, anderer Provintien en geconquesteerde Landen, bewaard van Soldaten, die wel met Hollands geld betaald werden, maar dies niet-te-min, als Uitheemsen, en Soldaaten, altijds geneegen souden [zullen] zijn, haar Capitain Generaal en particuliere gouverneurs en officieren te gehoorzaamen, als die haar ietwes gebieden, hoedanigh dat zoude [293] mogen zijn, ofte ten minsten als die haar een rijken roof aanwijsen souden, want van outs, is waaragtig geweest het volgend rymtjen, (Nulla fides, pietasque viris qui castra sequuntur.)Geen min tot 't Vaderland, geen vreese Gods, geen Trow.Men ooit by Krygers sogt, dan met te laat een Row.Dit heeft men klaarelik gezien ten tyde der Treves handelinge omtrent de Jaren 1604. 1608. 1609. ende in de jaren 1617. 1618. 1619. [in het Jaar 1618] als mede eindelik in het Jaar 1650. want toen is niet alleen gebleeken de trouwloosheid der Soldaten tegen haar eige Betaals-Heeren; maar ook, aan de andere zijde, een zoo groote weereloosheit in een Provintie, meer als 15 Millioenen des Iaars, alleen tot defentie des lands, teegen alle uitheems geweld, van haare Ingezeetenen trekkende, dat niet alleen de Onderdaanen, maar dat meer is, de Regenten selfs, t'elkens zonder eenigen slag of stoot te geeven, hebben moeten buigen voor haar eigen Capitain Generaal (Tibi Roma subegerit orbem, volgens het oud seggen, Romen bevogt victorien, en stortede het bloed sijner Borgeren, niet ten voordeele der selven, niet ten voordeele der vryheid, maar om Cæsar haren Capitain Generaal oover de verwonne Landen, en alle de Borgers van Romen selfs, te doen heerschen.) en vallen in de handen der Krygs-luiden, tot wiens voordeele men ook de Hollandse Onderdaanen heeft be[294]swaart met zoo groote Imposten, op zoo veelderley goederen, en wijsen ingevoerd, dat men nooit van eenig Land ter weereld diergelijken heeft gehoord. En vermits dit Land niet bestaat van zijn eigen gewas, maar het zelven moet haalen uit, en brengen in, andere Landen, om te koopen en te verkoopen; zoo kan het zelven niet geschieden, dan met, neevens een ander markt te houden. En dat deeze Ingezeetenen, 10 milioenen voor af aan Imposten meer als in andere Republiken betaalende, de Koopmanschap niet souden [zullen] konnen houden in der langte, is klaar: want hoewel men met verwondering zijn gedagten laat gaan, oover het groot avontuur, daar de Hollanders haar leeven en goed op Zee instellen: en hoe ligtelik zy haar goed nog daar naa buitens Lands moeten uitborgen, om te konnen verkoopen: als mede hoe geduurig binnens lands aan 't werk: hoe spaarzaam in huis: hoe sober aan tafel zy moeten zijn, om daar met hare kinderen te konnen blijven woonen; zulks men te regt zoude konnen zeggen (Negotii vim qui quærit, uxorem ducat, & navim sibi paret: Die geweld van Zorg begeert, neeme een Wijf en reeden Scheepen) dat zy meer als eenige volkeren des werelds schijnen verweezen te zijn, gelijk als Eezels te arbeiden, en distelen te eeten, om te mogen leeven; Soo is nogtans kennelik, dat alle het zelven ons zoo groot voordeel niet geeven kan, om neevens anderen, die met minder lasten beswaard zyn, ende haar eige Waaren uit leeveren, altijds te kon[295]nen markten; en dan zoude Holland, zoo door die rugge-inrijdende Krijgs-magt, als de schraalheid des bodems, en natuurlike bezwaaringen van Dijken, Sluisen, Molens, &c. het ellendigste Land van de Wereld zijn. Maar indien men daar-en-booven, deeze zoo zeer belaade Hollandse Koopluiden, geduurige, hooge Convooy-gelden, om alleen daar meede de Zee te beveilen, afneemd; gelijk of het welvaaren der Koopluiden en Zee, daar het geheele Land aan hangt, niet anders konde, nog behoorde te werden geconserveert, dan

Page 107: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 107 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

met haar geduurig de aaderen te oopenen, en te drenken met haar eigen bloed: zoo soude [zal] dit Land noch veel eer werden geruïneert; jaa dat meer is, indien men omtrent 40 jaaren naa een, de lasten ter zee verhoogd en vermeenigvuldigt hebbende, nogtans de zee-roovery niet beter weerd als tot heeden is geschiet, soude [zal] niet een yder reeden hebben te zeggen: dat men een teer lighaam, nog door aaderlaten meer verzwakt en tot zijn eigen defentie onbequaam gemaakt hebbende (Mercatura est alter hujus reipublicæ sanguis) het zelven den Roovers en Moorders ten besten geeft? Ten anderen, vermits, naa het afsweeren der Graaven, alle haare Domainen by na zijn geworden het Patrimonium, ofte eigen inkomen der Reeken-Rentmeesters, Schouten, Baljouwen, en aller anderen die van de Reekenkamer pagten, zoo heeft men den Stadhouders, onder eenige gezogte titulen, groote ver[296]eeringen en loon moeten toevoegen: jaa dat meer is, ook aan allen die van haar afkomstig waaren; op dat de Stadhouders koninklik Hof houden, en haare Bloed-vrienden heerelik leeven mogten: en men heeft alle die kostelike Hof houdingen, uit den arbeid der Goede Onderdaanen, ook moeten haalen.Dus ingezien hebbende, den loop des Werelds in de Hollandse Regering, opgedragen op zekere voorwaarden aan successive Hoofden, onder verscheide titulen; Soo moet ik tot een besluit en korte recapitulatie zeggen, dat de waapen- en magteloose Graaven nogtans door haren dienst, ad vitam, de successie voor hare kinderen hebben bekoomen, en daar door magts genoeg hebben gehad, om alle der particuliere Heeren goederen zig te eigenen, ofte ten minsten die alle, van haar dependent te maaken. Ten tweeden, dat de magtige Graven uit den Huyse van Bourgondien en Oostenrijk, door vreemde, ofte bezoldigde waapenen gesterkt zijnde, alle Steeden en Provintien ondraagelike lasten konden opleggen; en aan de andere zijde is ook waaragtig, dat de Staaten in tijde van vreede, en eenig ander voorval, de zelve lasten altijds van haare halzen hebben konnen schudden. Ten derden, soude misschien iemand vragen, gelijk geschiede met deese Versen ten tijde als onse laatste Stadhouder nog onlangs, Amsterdam, de voornaamste Stad van Holland met 's Lands eige krijgs-volk belegerd hield. [297] (Servivi Auriacis Famulis. Dominisque Philippis dic mihi conditio durior utra fuit?) namentlik, of niet de Stadhouders, waarelik in alles meer en magtiger als ongewapende Graven die alleen op hare Domainen verkeeren [Graaven zonder Domainen] met haare kostelike Hof-houding, en gedurige ongehoorde betaalde krijgs-magt, hebben veroorsaakt, dat Holland met zoo groote lasten, en daar-en-boven, met ongelovelike sommen van ineetende penningen, op interest genomen, is bezwaard geworden, dat het zelven niet tegenstaande zijne gezeegende situatie in 't midden van Europa, aan Zee en magtige Rivieren, niet tegenstaande, dat stout bevaaren der Zee in wintertijden, en verre gelegen Landen, niet tegenstaande dat stout uitborgen en gedurigen arbeid, niet tegenstaande de groote spaarsaamheid, geringe spijs en drank zijner Ingezeetenen, noodzaakelik met zoodanige regeering tegen de dood wroeten, en gewisslik tot een zo grouweliken val zoude moeten komen, dat men in Historien niet ligtelik diergelijcke exempelen van ellenden door quade regeering, en niet door krijgsmagt van buiten, of oproer van binnen, zoude konnen aanwijsen oover geciviliseerde Volkeren gekomen te zijn, die zo veel nogtans tot hare eige conservatie hadden gecontribueerd, indien de Regeerders [men] 't zelven wel hadden willen besteeden. Sulks indien de vrye Hollanders nu wederom geneegen werden, haare Provintie op dien ouden Graaveliken, ofte Stadhouderliken voet te doen regeeren; men van haar soude konnen met seer goede redenen seggen, (ipsos nec servitutem nec libertatem ferre posse,) [298] dat sy nog tot slavernie, nog tot de Vryheid bequaam zijn, welk slag van menschen voor de Politie, soo ondeugende en verfoejelik zijn, dat Politikelik gesprooken, ter wereld geen ondeugender en verfoejeliker, soude konnen werden gevonden: en dienvolgende soude alsdan misschien iemand hun in haare onuitspreekelike verdrukkingen, in plaatse van onverdiende troost, in deezer vougen derven beschimpen: Gy bastaart-kinderen uit den Stamme Juda! die zoo langen tijd een Leew in uwen schild hebd derven voeren, wisch uit, wisch uit, seg ik dien ouden bloedverwigen Leew, wiens gy in aller manieren onwaardig zijt. En als waaragtige kinderen van Issaschar, soo voer in teegendeel tot u welvoegend wapen, een sterk gebeenden Eezel neder-gedrukt onder eenen dubbelden last, met dit onderstaande devijs,

Page 108: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 108 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Tribuit en dienstbaarheit, zijn Eezels eige plaagen,Sulks ik mijn schouwders voeg, om eewiglik te draagen. Genes. cap. 49.

1.4.3 Door wat middelen men in het Noorden van Europa naar meer vryheids heeft getragt.

Dus konnen die grouwelike klippen der Eenhoofdige ofte Monarchaale regeeringen als meede der Hoofden onser Nederlandse Republiken een baken in Zee strekken den voorzigtigen deugd- en va[299]derland-lievende mensche; maar om het schip der vrye-regeeringe, in een verseekerder haaven te stieren, is men in andere landen verscheide streeken gezeild: Veelen heeft het, onder de Duitsen voorneementlik, oorbaar gedagt, de magt van het Vaderland te vertrouwen aan eenige weinigen, die van tijd tot tijd zouden kiesen, ad vitam, en niet successif, een bequaam Hoofd, of opperste Dienaar van Staat, die wel in alle vergaaderingen van Politie, Iustitie en Militie voor aan zitten, proponeeren, stemmen en concludeeren; maar ook gehouden zoude zijn, alles te executeeren, naar dat de meeste stemmen zouden goed vinden; en door deeze forme van Regeeringe, meende men dat dese Vorst ofte prins, immers dit prædominerent lid der vergaaderinge zijn magt zoude gebruiken om haastiger te resolveeren, en alles ook te velde, daar voornementlik haastigheid van nooden is, te executeeren. Maar het is gebleeken dat zoodanig Hoofd (ad vitam) voor zijn leeven, [kan] in zoo kleine souveraine vergaderingen, altijd zoo veel vrinden kan maaken, dat hy niet alles verkrijgende, ten minsten in het korte alle resolutien, die hem niet behaagen, kan beletten; en dat door de gelijkheid onder de andere Rijks-Raaden, [kan] zelfs naa zijn dood niet wel een ander als zijn oudste zoon kan werden gekooren; Het welk men onlangs seer klaar heeft gezien aan het Duitse Keiserrijk, alwaar de Keurvorsten, in grooter vryheid van kiesen, als in eenige honderd jaaren hun was gebeurd; nogtans voor de derthiende maale hebben gekooren [300] de naaste in bloede des ooverleeden Keisers. En te gelooven dat deze keuren met de naaste graad van het bloed overeenkomende, altijds den bequaamsten tot de regeeringe hebben uitgekipt; zoude by my een gansch onwaarschijnelike zaake, en veel eer te bedenken weesen, dat doorgaans in zoodanige regeering, niet dan de naam van Vryheid en goede regeeringe ooverblijft.Dit alles waaragtig zijnde, soo kan een yder klarelik sien dat de magt des Hoofds in weinig successien zoo groot werden moet dat de andere souveraine leeden in plaatse van door het selven goede diensten te genieten geen grooter Vyand konnen hebben, als het Hoofd, daar van zy alle vreezen moeten verslonden te werden; en ten dien einde tragten dan deese Souveraine leeden, om het overschot van hare vrye regeeringe en Republike te behouden zoo veel mogelik te beletten, dat geen gedurige imposten gesteld, geen gemeene Fortificatien en Magazins van oorloge gemaakt, nog gedurige Soldaaten aangehouden werden, oover welk alles dit Hoofd noodsaakelik zullende gebieden, zy, en alle de andere onderdaanen, ook tot een absolute Monarchaale Regeeringe zouden werden gebragt: Zulks de conditie deezer landen waarelik ellendig is: Want altijds leggen zy oopen en magteloos voor haare naabuuren in tijden van oorloge; en binnens Lands werden die Regeerders en onderdanen, 't zy in vreede, 't zy in oorlogen, altijds van haar eige wagthond opgegeeten, zijnde hier geen beeter uitkomst voor de Regeerders te be-oogen, als eerst vet gemaakt, en allerlest verslonden [301] te werden. Sulks men deeze Kiesers, en Maakers van Hoofden, (ad vitam) voor haar leeven, te regt mag vergelijken by Afgooden-dienaars, die, eenig beeld gemaakt hebbende, (Quod finxêre timent) 't zelven terstont beginnen te vreezen, aan te bidden, en te vleyen, om door 't zelven van quaad bevrijd, en met goed vervuld te werden, het welk zy nogtans niet verkrijgen, maar alle, in ellende en kommer, haar leeven eindigen, indien sy niet door een tydige en waragtige bekeeringe, haar gemaakte beeld vernietigen, en zig tot den waaren God, een vaste forme van vrye regeeringe, wenden. Alle dit gemelden, heeft men nooit klaarder konnen zien, als nu, in Poolen, Deenemarken en het Duitse Keiserrijk, alwaar de Ingezeetenen en Regeerders altijds van de nabuuren zullen werden geplonderd, en van haar eige gemaakte Hoofd ook in vreedens-tijden zullen werden opgegeeten; en eindelik zullen zy van een ofte twee verre successive keuren, koomen tot survivance, en zoo voorts tot een

Page 109: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 109 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

absolute Monarchaale Regeering, daar zy nog veel ellendiger zullen werden geslingerd, (Quod si Regum atque Imperatorum animi virtus, in pace ita ut in bello valeret, æquabilius atque constantius sese res humanæ haberent, neque aliud alio ferri, neque mutari ac misceri omnia cerneres, Sallust.) om de conquesteer-lust van die Koningen te voldoen. Het welk voor deezen ook zeer klaarelik is gebleeken in het Koningrijk van Arragon, Hongaryen, Boheemen, en het Duitse Keiserrijk, want naauweliks [302] had Ferdinandus de tweede tien jaaren meester geweest van een geduurige krijgs-magt, of men zag, dat hy stond, om binnen korten tijd zig absoluit Heer en Meester te maaken oover alle vrye Fursten en Steeden des H. Rijks, ten waare die onverwagte slag uit het Noorden het zelven in den jaare 1630. hadde belet; En nu ziet men nog daageliks, hoe een Koning van Sweeden, die kiesbaar pleeg te zijn, zijn arme Sweeden op den slagtbank ten oorlog voerd, om die aan zijn eige en eeniger weinige magtige Eedelluiden grootsheid op te offeren.

1.4.4 Van Hoofden der Republiken, die niet succedeeren konnen.Eenige anderen zijn nog voorzigtiger geweest, om met een Regeering van een Hoofd, ad vitam, een Aristokratike Regeering staande te houden: naamentlik, met zoodanige ordre in te voeren, dat geen der Kies-heeren, nogte het Hoofd dat men kiesen zoude, eenige kinderen zoude mogen hebben, om zoo doende kragtelik de successie te beletten; en vermits men deeze politike ordre een Geestelike ofte kerkelike naam heeft weeten te geeven, ende daarvan als een bekend Artikul des geloofs, heeft gemaakt by den Pausen en zijn Cardinalen, by de Aarts en Bisschoppen en Canoniken, als meede by de Malteese en Duitse Ridders; zoo heeft deeze forme van [303] Republike zeer lang gestaan, en zijn de Onderdaanen aldaar ongelijk beeter, als onder absolute Monarchen, geregeerd, volgens het oud duits spreekwoord seggende dat de kromstabige regeeringe onder de eenhoofdige de beste is. Want deese willen doorgaands liever haare groote inkomsten ten voordeele van [voor] haar eige Nichten en Neeven spaaren, als [haar inkomen] aan noodelooze oorlogen, ten verderve der Onderdaanen, spillen. Daar-en-boven werden tot die Amten, meest oude Mannen gekooren, die zonder waapenen, en naby haar ondergang zijnde, min werden gevreest, en min konnen het Land verkragten; Ten anderen, t'elkens als zodanig Hoofd ooverleeden is, en eer een ander gekooren werd, konnen de Kiesers t'haaren gelieve, eenige andere ordre tot handhavinge der vrye Regeeringe invoeren.Maar alle deeze voordeelen konnen deeze Hoofden zoo zeer niet breidelen, of zy bekomen evenwel met der tijd wanneer zy voorsigtig zyn ende lang leeven zoo veel magts, dat zy niet alleen de gemeene Onderdaanen, maar haar eige Kiesers te zwaar vallen, en daar uit ontstaan die gedurige twisten teegen de groote volkrijkste Steeden, ofte teegen haar eige Capittels, die veeltijds tot eenige binnelandse oorlogen uitbersten: En hoewel de Geestelike Republik van Roomen, soo wel gefondeerd schijnt te weesen, (& erit sicut Mons Sion) dat sy naar 't gevoelen der Roomsgesinden, een eewige duursaamheid beloofd; soo weet men nogtans dat de eenige Paus Alexander de VI. die oopentlik zijn bastard Soon erkende, zoude den zelve zeekerlik Heer van 't grootste deel der Kerkelike Landen gemaakt, [304] en alle zijn tegenspreekende Cardinalen omgebragt hebben, indien zy niet beiden zig zelven onvoorzigtiglik hadden vergiftigd; en daar-en-booven heeft men dikwils gezien, dat de Bisschoppen hebben willen een wyf [trouwen] om Erf-Heeren der Bisdommen te werden, gelijk by veranderinge van Religie de Groot-Meester van Pruissen, en die van Lijfland, die gelegentheid waarneemende, de een zich by Luthers tijden, Hertog van Pruissen, de andere Hertog van Koerland maakte; en de Geesteliken zelfs geen Erf-Heeren, door gebrek van kinderen konnende werden; zoo ziet men nogtans, dat zy in het Capittel zig, ofte zoo bemind, ofte zoo gevreest konnen maaken, dat zy by haare leevende lijve hare Neven veeltijds tot Coadjutor doen kiesen. Ofte indien dat niet gelukt, zoo dreigen en beloven de omleggende Princen en Koningen zoo veel aan de Kanoniken, dat haare jonger Soonen gemeenlik van het Capittel werden gekooren: in allen gevalle werden als dan, de Canoniken en Onderdaanen, meer met een groote Hofhouding en gevolg van dien gedrukt, en van tijd tot tijd, meer beladen.

Page 110: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 110 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

1.4.5 Van de Egyptise en Syrise Republijk.Om welke ongemakken ontstaande uit de successien der kinderen ofte verdere bloedvrienden der Hoofden eener Republike voor te koomen, de Sarrasinen, omtrent den Jaare twaalfhondert opregteden haare Republijk van Egypten en Syrien, en een ordre invoerden dat [305] niemand tot eenige ampten, 't zy in Militie, Politie, ofte Iustitie kiesbaar zoude weezen, dan die in zijn kindsheid gerooft en sonder syn ouders te kennen in het Serrail opgebragt, voor Mammeluk in den Oorlog had gediend, en dat veertig Colonels, in die qualiteyt, Raden zoude weesen (ad vitam) haar leeven gedurende: van een Kapitain Generaal, en Hoofd der Republike onder den titul van Soldan, ook (ad vitam) sijn leeven gedurende. Sie 't vojage van de Heer Joost van Gistele.Als een Soldan moest werden gekooren, vergaderden de Mammelukken te Cairo, zijnde somtijds wel dertig of veertig duisend sterk, en kiezende met de meeste stemmen. Gekoren zynde soo was de eerste zorge des [gekooren] Soldans [was], om geld te zoeken, want hy tot zijn welkomst aan yder Mammeluk, zelfs aan allen die op andere plaatsen in Garnisoen lagen, honderd goude Ducaaten moeste vereeren. En voor yder bastard Soon die de zelve Soldan erkende te hebben, moest hy als het oopenbaar wierd, geduurende zijn regeering, aan elke Mammeluk honderd goude Ducaten vereeren. Zulks de rykdom des Soldans alsmeede de Successie in het Soldanschap zeer zorgvuldig belet wierd. Jaa om niet alleen door het rooven der kinderen alle op-gaande en Sy-magen te verduisteren, maar ook zoo veel mogelik alle Descendenten te beletten, ofte te verbergen, zoo was het den Mammelukken niet alleen verbooden een wyf te trouwen op lijfstraffen; maar ook alle Vrouwen, langes straate gaande, geboden, haar aanzigt [306] met een swarte sleuyer te bedekken; en den Mammelukken toegelaten, alle voorkomende Vrouw-persoonen in het naaste Huis te leiden, en aldaar te misbruiken zoo nogtans, dat zy op lijf-straffe den sluyer niet mogten opligten, om het Vrouw-mensch te kennen. En dus stond deese Republik tot in den Jaare 1517. als wanneer zy, niet door gebrek van Regeering, maar door grooter magt des Turksen Keisers Selim, en voorneementlik door zijn geschut, het welk by den Mammelukken nog niet bekend was, in twee ofte drie veld-slagen wierden ten onderen gebragt. En wat de Onderdanen aanging, wierden de zelve, ook van deeze militaire republikse Regeering, veel beeter geregeerd, en zeekerliker by leven en goed gelaten, als in eenige Monarchale Regeering van Asien ofte Afriken, &c. Zulks de Caruanen gemeenelik op Cairo veilig quamen. Alwaar de Koop-luiden der Republiken van Pisa, Genua, Venetien, &c. alle Levantse en Oost-Indise waren quamen koopen, om dezelve met haar Scheepen oover gansch Europen te verdeelen, gelijk zy ook aan de andere zijde, alle waren van Europen daar na toe bragten, om de zelve alsoo oover Persiën en Chinen, jaa oover geheel Asiën en Oost-Indien te verspreiden. Maar vermits byna omtrent die zelfde tijd des ondergangs der Republike des grooten Soldans, Oost-Indien door de Portugeesen over Zee wierd ontdekt, quam met die Republik ook de meeste koophandel der Italiaanse Republiken op te houden.

1.4.6 Generaal besluit, oover minder Slavernye en Monarchen in Fieri, die 't nog niet zijn, maar werden.

Sulks ik besluiten zal, ten eersten, dat een politik ofte militair Hoofd, ad vitam, wanneer het selven Kinderen en Sy-magen heeft, alle Vryheid der Republijken met der tyd overweldigen kan. Nademaal de Nederlandse Provintien, begaaft zijnde met alle bedenkelike voordelen; namentlik, Volk-rijke gefortificeerde Steden, Vroedschappen, ad vitam, en gewapende Poorters, &c. eindelik vertreden zijn geworden door hare Hoofden. Ten tweeden, dat selfs de geestelike en kinderloose Hoofden, ad vitam, de Vryheid harer Republiken hebben konnen vertreeden, soo wanneer de Sy-magen der gemelde Hoofden hebben mogen succederen. Want wat belankt de Pausen die tot heden 't selven niet hebben konnen doen, dat moet werden toe-geschreven, ten deele aan haar ouderdom naademaal die in het kerkelik bestier best past ende ten deel aan de Cardinalen geen jonge kiesen willen<de> op hoope van selfs daar naar gekoren te werden, ende ten deele aan de fundamentale Wetten dier Republiken, verbiedende een Cardinaal te doden ofte van sijn amt te setten: en twee na een volgende Pausen uit het selve geslagt te kiesen.

Page 111: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 111 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

En booven alle is seer wel te considereeren, dat deese Roomse Kerkelike Republik, hare vryheid niet lange soude hebben konnen bewaren, indien niet het Hoofd, en alle de Leeden der gemelde Republike, uit enkele ecclesiastike persoonen bestaande; tot de wapenen seer onbequaam waaren geweest. En indien niet (nulli tutius peccant quam sub pietatis [308] infulâ) aan de andere zijde, alle die onderdanen (majorem fidem adhibent homines iis quæ non intelligunt. Et cupidine humani ingenii libentius obscura creduntur.) in geloofs saaken, uit een dwase eerbiedigheid tot de Geesteliken, liever pleegen aan te neemen als te ondersoeken, alle 't gunt haar door die Kerkeliken geleerd werd; en dienvolgende aan gemelde Geesteliken een seer schoone geleegentheid geeven om (in nomine Domini incipit omne malum) met het deksel van Godes eere, conscientie, en stigtinge der Kerke, alle haare potten dekkende, haare quade desseinen uit te werken, en staande te houden.Maar hoewel de kerkelike onder alle eenhoofdige regeeringe de beste is en dien volgende geen soo grote ontvolking heeft veroorsaakt, soo is nogtans deese Kerkelike Republik, [is] voor den Wereldlike stand, van den beginne af, soo ruineus geweest, en is nog heeden naa de Reformatie, soo schadelik voor den politiken staaten, dat men die, (tanquam nata in perniciem generis humani,) in allen manieren behoorde te verfoejen en te verdelgen gelyk warelik de Francoisen en Italianen de Regeeringe der kerkelike personen ten hoogste verfoejen wanneer sy een seer grote absurditeit of misslag in de Politie noemen un pas de clerc ende governo da prete papenwerk waarin de Duitsen van ouds meede overeenkomen seggendeDaar papen radenLands-knegten sieden en bradenEn wyven hebben tregimentNeemd het selden een goed end.Ten derden, besluit ik, dat alleen de Sarasinse Republik, voorsien met een kinder- en mageloos-Hoofd, ad vitam, gekoren door oneindelik veel kinder- en mageloose militaire Leden hare vrye Regeering heeft konnen behouden. En wat belangd die Sarrasinise Republik, sy was soo monstreus, dat men die behoorde te smooren; sonder ooit diergelijke aan te queken. Sulks, ten vierden, geconcludeerd werd, dat de Republiken voorsien met een Hooft, ad vitam, eenige magt in de politie ofte in den Oorlog hebbende, waarlik Monarchien zijn, ofte werden ende dat dien volgende alle soodanige Hoofden der republiken, den gemeenen ingeseetenen 't zy onderdanen, 't zy Regeerders des Lands uitneemend seer schadelik zyn.

Page 112: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 112 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2 Part II. [309] TWEEDE DEEL. Van de VRYHEID.

2.1 Chapter 5. HET EERSTE BOEK. Van de vryheid der Republiken in het generaal.

2.1.1 Wat voor de Onderdaanen Tirannie, Slavernye, ofte Vryheid zy.Tot hier toe hebben wy gesproken van de Monarchie, ofte Eenhoofdige regeeringe alsmeede van soodanige andere formen van regeeringen waar in de naam van vryheid gevoegd zynde met het Regt der Republike gevonden werd; en daar nogtans onder den naam van Veld-Heer of eenig andere dienst der republike, soodanig enkeld mensch door de wetten niet konnende gestraft werden selfs naar syn eigen sin wetten maken, gebieden en sig doen gehoorsamen ofte ten minsten alle goede ordre der Republike die hem schadelik weesen soude beletten kan [daar een enkeld mensch gebieden mag], welke Regeering de Grieken en de Latinen van ouds hebben genoemd Tirannie, ende was de liefde tot de vryheid by die oude schryvers soo groot, dat sy de naam van koning niet gaven aan soodanige Hoofden der Republiken die door wetten ingetoomd ofte gestraft konden werden (sie Arist: polit: lib: 3. Cap: 10) gelyk zy aan de andere zyde die noodzaakelikheid, om aan een mensch te gehoorsaamen hebben genoemd Slavernye; om, dat in dusdanige Staat (Alla van Leyes do quierin Reyes. De Wetten spreeken zoo als Koningen willen) de onderdaanen niet min verbonden zijn allesins te lee[310]ven naar den wil des Heeren, als een Slaaf gehouden is zig allesins naar het believen zijns Heeren te gedragen. [En om dat van deese slavernye seer wel spreekt de heilige, seer geleerde, en hoog-verligte Man Hieronimus Savonarola, ter occasie, dat Piero de Medici, (in de Republike van Florencen soo grooten magt niet hebbende, als een Stad-houder in de Vereenigde Neederlanden) als een Tiran en Verkragter der vryheid in den Jaare 1494. daar uitgedreeven, als meede buiten Florencen gekeerd wierd, in den Jare 1496. met 1000, soo Ruiters als Knegten, wanneer hy de Stad in den dagenraad meenende in te neemen; door een seer duistere nagt, en een seer fellen reegen, in 't marcheeren soodaanig belet wierd; dat hy eenige uren naa Sonnen opgang eerst voor de Poorten quam: soo sal ik het selven vertalen uit sijne Italiaanse Predicatie gedaan den 13 Decembris des jaar 1496. oover deese woorden] Psal.84. (Benedixisti Domine terram tuam: avertisti Captivitatem Iacob, &c.) Heere gy hebt uw land geseegend: ende hebt van Iacob de slavernie afgeweerd, &c. Namentlik, onder veele aanmerkwaardige saken seide hy ook het volgende tot sijne Toehoorders te Florencen. Heere gy hebt uw Land gezeegend, en de eerste of grootste zeege is de Vryheid die gy haar hebt weeder gegeven. (Quia non bene pro toto Libertas venditur auro.) Want alle het Goud van de Wereld is niet genoeg om de Vryheid op te weegen. Eerst moe[311]sten wy alle eenen involgen, nu zijn wy daar toe niet verbonden. Hy seide ons doet quaad, en wy moesten het doen. Als hy seide, trowd uwe Dogter uit aan die, men moest het doen. Als hy seide wagt u van soo een houwelik, men moest het laaten. Als hy seide roeid soo een Geslagt uit, men moest het doen. Als hy seide, geef geld, men moest het doen. O Heere God! uw Volk kreeg stok-slagen, en moest gedult hebben. Maar nu hebt gy Heere ons verlost uit deeze slavernie, en van deeze boejen, &c. Dus verre Hieronimus Savonarola met welken seer wel oovereenkomt Aristoteles pol: lib: 3. Cap: 12. seggende die begeerd dat de Reeden heersche die schynd te gebieden, dat God ende de wetten heerschen: maar die gebied dat een mensch heersche, steld op den troon een quaad beest: want syn begeerte en passie verstrooid ofte vernietigd de magistraatspersonen, ende alle deugdsaamste mannen. Sulks sonder soodanige eenes menschen begeerte de Reeden een wet is. Dus verre Aristoteles. ende dien volgende soo is wel der moeiten waardig dat wy nu [Nu zullen wy] considereeren zoodanigen Staat daar geen Mensch gebieden mag, maar daar het oppersten is te mogen verschijnen in zeekere vergaderinge, om aldaar zijn stemme te geeven, op dat, naar meerderheid der zelven werde gemaakt een conclusie, uit kragt van de welke alle ordre en Wetten gemaakt, als meede Magistraats-persoonen gekooren

Page 113: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 113 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

werden, om gemelde ordre en Wetten te executeeren. Welke Staat de Grieken en Latinen hebben genoemd vryheid: alsoo niemand aldaar verbonden is, te leeven naar den wil en zin van een mensch, (daar zeer wel op te letten staat,) maar naar de zin van de ordre en Wet, aan welke alle Ingezeetenen van dien Staat, gelijk als aan de Reeden, eenpariglik onderworpen zijn. Zulks de Magistraats-persoonen, alzoo wel als de gemeene Ingezeetenen, hier moeten gehoorzaamen, ofte [312] gestraft werden; en dienvolgende, is niemand in zoodanige Staat een Heer, ook niemand een Slaaf; ja naweliks mag men in zodanige landen, iemant der ingezeetenen een onderdaan noemen, dewijl zy aan geen mensch onderworpen zijn.Deeze Staaten en Landen werden nu genaamd Republiken. En dit is de vryheid by alle menschen ten regte zoo hoog geroemd; maar, leider! hier te Lande by weinig menschen te regt bekend, en geagt; Hoewel de Regulen der Roomse Regten den allerbotsten Hollander alle reedenen van excusien oover deese onweetenheid en sorgeloosheid beneemen; met ons te leeren, (Libertas inæstimabilis res est. Item: Servitutem mortalitati fere comperamus. Item: Libertas omnibus rebus favorabilior est) dat de vryheid een onschatbare saak, en de slaverny doods Suster is: sulks alle twijfelagtige saken ten voordeele der vryheid moeten werden uitgelegt. Dog wat baten goede reedenen, exempelen, beroemde Wetten en eige ervarentheid, als men nog oog, nog ooren heeft, en hardnekkig volgen wil, den weg die eenige weinigen om eigen baat inslaan. Want in plaatse dat men die vryheid van den Hemel verkreegen hebbende, niet dan met het leeven behoorde te verliesen, (Libertas Aurea, quam nemo bonus nisi cum anima amisit) zoo zijn veele ingeseetenen deser Neederlandse Republiken, als de vryheid nog ongewoon, en de goede Vrugten van dien nog niet ten vollen gesmaakt hebbende, [wy] den herssenloosen Haan gelijk, die, een kostelik juweel gevonden hebbende, en de waardye van dien niet kennende, geneegen was het zelven teegen een weinig korens te verwisselen.

2.1.2 Werd met Fabulen afgebeeld, wat Slavernye, ofte Vryheid in de Politie zy.

Het welk de Ouden zoo ongerijmt hebben geoordeeld, dat zy de vryheid ende het verwisselen van dien teegen de slavernie met deeze Fabulen hebben derven afbeelden.Een Duitse Gans, die 't verdroot met zuuren arbeid te Waater en te Lande zijn kost in vryheid te winnen, zag by geval omtrent eenes grooten Heeren huis, in een goude kooy, een schoon gepluimden vogel, in Azia gebooren, en gewoon onder Koningen te leeven, zig verzaadigen met suiker en spijse, komende van des Heeren taaffel, die hem zeer mildelik wierden gebragt, alleenelik om dat hy soet praaten, en alles naar- wat zijn Heer voor-zeggen kon. Het welk den Duitsen Gans zoo wonderlik aangenaam om zien was, en geviel, dat hy het Ganse geslagt opgemaakt hebbende, zy gezamentlik daar naar toe vloogen om zig te laaten vangen, en 't gelukte hem, als Leidsman van het school, te zien, dat de anderen onder de Hoovelingen verdeelt, en hy gebragt wierd voor den Koning, die de Hovelingen belaste hem [hem belaste] eeven als den Pagegaay in een goude kevie te asen ende op te voeden. Maar naweliks had die Gans de deure achter zig hooren toesluiten, of het zweet brak hem, door bekommerlike gedagten, allezins ten lijve uit, [314] en 't herte sloot zoodanig, dat alle spijse smaakeloos zijnde geworden, hy eindelik in deeze woorden uitberstede: Immers ben ik het domme rind, dat de waardye zijns staarts niet weet, eer het dien quyt is, gelijk. Og! had ik de menschen gelooft, die ik dikwils, (Gaudeant bene nati. nunc pede libero pulsanda tellus) de Gezondheit en Vryheid, als de twee Zuilen, daar alle andere vreugd op geboud is, zoo hoog hebben hooren schatten! Og had ik my gespiegelt aan de Muisen, dien alle lust tot spek-eeten vergaat, zoo haast de valle sluit! Want nu zie ik, als het te laat is, dat al mijn leeven en vreugd hangd, van een andermans zorg en wil, die het mijn agt, of veragt naar zijn welgevallen: Zulks ik nu, ten besten gaande, alle het goed, dat my aankomt, door onduitse woorden zal verkrijgen, en met schandelikke konsten behouden moeten, alzoo alle het zelven my dageliks te leen, en tot wederzeggens toe, werd gegeven. Wat baaten my nu mijn schoone veederen, die men my aangeplakt heeft, en dit vervloekte

Page 114: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 114 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gevangen-huis? (Jamais prison ne fust belle. C'est la pensée qui fait la prison.) Zijn goude boejen min schadelik als ysere, zal mijn ziele hier zelfs zodanig gevangen werden, dat zy nooit haar eige, maar altijds een andermans gedagten, passien, en tale zal moeten gebruiken? Voorwaar dat zoude niet mijn eige, maar een ander mans leeven weezen. Nooit, als nu, heb ik verstaan het Duitse spreekwoord: Vryheid, Blyheid; maar vervloekt zy de [315] slavernye die 't my geleerd heeft. Ellendig schepsel! die had behooren te weeten, dat een lomp ganse lichaam, wraggelende gang, platten sneb, en poten, te Hoof niet konnen duuren; neevens de çierelik gepluimde, kromgebekte, geklaawde en bynaa alles naar-klappende Papegajen. Zulks, de Eere die my nu gebeurd, niet lang zal konnen duuren: Want men gebruikt geen Eezels te Hoof, als om zakken te dragen. En dienvolgende heb ik door deeze eene onvoorzigtige daad, mijn zelfs, mijn huisgezin, mijn geslagt ende alle onse nakomelingen zoo rampzaalig gemaakt als ik ben, jaa veel rampsaliger. Want om dat ik haar Leidsman was, heeft men my alle die Hoofse voordeelen gedaan; zulks ik met waarheid zoude konnen zeggen, dat mijn slavernye çierlik en eerlik is; daar de andere Gansen, als veragte schepselen, door de quistende en baldaadige Hoovelingen, werden gepluumd, gedood, en verslonden; ofte met wonderlik wroeten de sobre kost niet bereiken konnen: Maar niet lang zal ik die voordeelen bezitten, die voorgenomen heb, neevens alle vroomen, mijn vryheid en leeven gelijkelik te verliezen, zingende, ter gedagtenisse en waarschouwinge van alle onvoorzigtige naakomelingen, dit droevig Rijmtjen:Een cierlik kleed, een zoete spijs, een heerlik huisZijn, by de slaverny, een Duitsers schandelik kruis; [316]Maar ooverheerd en arm, geen wreeder dood verwagt.Rep, Holland, Hoofd en Poot, eer dat men u verkragt.Uw' klaawen zijn te sterk, uw' tanden niet te breeken,Tenzy door Hoofds geweld, of Hoofs zoet Gift, en treeken.De Fabul leerd: Dat een Duitsert, een Hollander is te Hoof, een (Asinus ad liram,) Ezel, een Gans. Een Fransman een Papegaay, een Aap, een Vos. (Non licet hic bis peccare. Il fait tousjours mauvais perir soubs quelque beau pretexte que ce soit, & perdre sa liberté c'est perir.) Men kan zig zelven niet meer als eenmaal verhangen en syn vryheid overgeeven is sig selven dooden en dan komt raad naa daad, [komt] te laat. Libertas vita charior, de Vryheid is meer waard als het Leeven, pleeg het Hollands devijs te zijn. Meminissent modo avaritiæ, crudelitatis, superbiæ Romanorum, nihilque aliud sibi reliquum quam tenere libertatem, aut mori ante servitium. Denk maar, zeide de regtschaape Duitsert Arminius, op de gierigheid, wreedheid, en hoovaardye der heerschende Romainen, en gy zuld terstond oordeelen, dat wy de Vryheid moeten behouden, of dat wy moeten sterven met de waapenen in de vuist, eer zy onse handen en voeten met yzere keetenen boejen. C. Tac.[317] Tweede Fabul.Zeeker wolf, door hongers-nood, 't bosch verlaatende, ontmoetede een vet-gemesten Hond, dien hy gelukkig noemde zoo goeden Heer te hebben; Waar op de hoofse courtoise Hond antwoordede. ik ben warelik seer gelukkig, want sonder arbeiden werd ik dus gevoed, om dat ik mijn Heere wel op te passen, en aardig te vleyen weet. Ia mijn Heer heeft my soodanig lief, dat hy sijn onderdaanen surelik doed arbeiden, op dat sy voor my, overvloedige en lekkere spijse souden winnen. En indien gy mijnen Heere gehoorsaamen wild, zoo zal hy u ook zoo vet en glat maken: het welk de Wolf aannam; dog op wege zijnde vraagde hy: Broeder hoe zijt gy zoo kaal ontrent u hals? waar op de Hond weederom antwoorde: als mijn Heer my naar syn sinnelikheid intomen ofte gebruiken wil, ende meend dat ik te weeldig, korsel, en bytagtig ben, zoo bind hy my aan deezen hals-band vast, en van dat geweld is mijn hals zoo kaal geworden. Van welk antwoord de Wolf soo seer verschrikte, dat hy sig op de vlugt begaf: naa dat hy dus had geantwoord; dewijl ik verstaa, dat uw lijf en alles wat uw lief is, dageliks in 't geweld uwes Heeren is; en dat gy ten besten gaande den kost met verfoejelike vleyerijen moet winnen; zoo zeg ik vaar wel met u slavernie, veel liever zal ik mijn kost bekommerlik op der heide zoeken, en mijn leeven naar mijn vermogen buiten eens anders ge[318]weld houden, sulks ik mijn dierbare vryheid, om geen vet-gemesten huid zal verkoopen.Derde Fabul.

Page 115: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 115 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Met welke Fabulen ook deese zeer wel oover een komt: De Haan van een Vos gegreepen, en naweliks verlost zijnde, door een schielik onweeder uit den Hemel, den Vos zoo ontstellende dat hy zijns roofs geen meester blijven konde, korts daar naa een Vosse-vel ziende; vlugtede zoo schigtig, dat meest alle de andere Haanen met hem spotteden, maar hy antwoorde haar: Vrienden, indien gy zoo wel als ick, in des Vosssen klaawen waard geweest; gewisselik gy zoud niet alleen zijn vel, dat hy stervende na-gelaten heeft, maar ook zijn voetstappen vreezen.Vierde Fabul.Ook is deese Fabul der Ouden zeer aenmerkens-waardig. Een Distelvink, die door een Man, lang in een Kevie zorgvuldig en lekkerlik was gevoed, ontvliegende; riep haar de Man toe: Waarom vlugt gy van my, dewijl ik u nooit beschaadigd, maar altijds bemind heb, seg my, wat heeft u ontbrooken? gansch niet, antwoorde de Vink, dan dat ik naar mijn eige zin niet mogte leeven, en dat alle mijn geluk, ofte ongeluk geduurig van uwe zorg, ofte zorgloosheid dependeerde.Maar wat zouden de Wolf, Haan en Vink nu zeggen, indien zy zagen, dat een vet en dik [319] Paard, zijn Vryheid voor nietwes wil opdragen aan een Heer, die het zelven niet zal konnen berijden, dan met allengs ['t] gemeld Paard zoo mager en dun te maken, dat hy 't zelven met zijn knien zal konnen dwingen. Voorwaar, zouden zy niet sweeren dat dit Paard, door lang zakken dragen een rechten Ezel oover sijn geheel lijf geworden is. Jaa dat meer is, gewisselik souden sy spotten, met deesen dommen Esopisen Hollandsen Esel, die sig laat voorstaan de Courtoisien des Honds soodanig te hebben geleerd, dat hy daar oover van sijn Heer lekkerlik sal werden gevoed, hoewel deese Eessels Caressen, waarelik den Heeren altijd soo onaangenaam zijn, dat sy den selven niet dan met stokslagen loonen en des niet te min [Want waarelik] nu het den Hollandsen Eesel sig op syn eigen veld en stalle stillekens erneerende wel kan gaan, wil hy ten hove op 't Ys hoofse liederen dansen, om hals en been te breeken.En vermits men nogtans dikwils in de Wereld ziet gebeuren, dat deese goude kostelike Vryheid wonderlik verwareloosd, en verwisseld werd, teegen die ellendige slavernie, en dat alleen om (l'agio dibanco) voor een korten tijd ietwes gemakkeliker op het kussen te sitten; al soude men daar naa misschien selfs, of wel gewisselik de naakomelingen hals en beenen breeken, met van het kussen geschopt te werden: want (non Proditorem sed proditionem amo.) De Heeren beminnen nooit de Verraders, maar wel de Verraderye. Zoo staan ons naader te ondersoeken de na- en voor-deelen der Vryheid, die men in de Republi[320]ken heeft. En dat voor eerst onder een generaalen titul, zonder in het particulier onderscheid te Maaken, tusschen de Aristokratike en Populare regeering; maar ter contrarie in het generaal te considereeren, waar in zy met malkanderen over een komen.

2.1.3 Van de Voordeelen der Republiken in 't generaal.En om het zelven wel te beginnen, zal ik hier voor oogen stellen, alle de voordeelen der Vryheid, die my eenigsins in gedagten zullen komen. Namentlik:Ten eersten, dat alle Vergaderingen in Republiken altyd bestaan uit mondige Leeden; zulks alle de zelve konnen en altyd soodanige warelik ook willen regeeren.Ten tweeden, dat veele menschen altijd meer hooren, zien en weeten konnen, als een.Ten derden, dat in Republiken altijds menschen gevonden werden die zig door naarstigheid en opregtigheid in 's Lands regeering aanzienelik willen maken, om daar door niet alleen groote eere, maar ook soo voor haar selven als voor hare afkomelingen een seer langduursaam profijt te bejagen.Ten vierden is kennelik, dat alle die in Republiken de meeste bestieringe en profijt aan zig getrokken hebben, van alle andere meede Regenten zeer werden benijd, zulks deese æmulatie den gemeene ingeseetenen seer veel goeds aanbrengd, want weetende dat geduurig op haare actien werd gewaakt, en occasie gezogt, [321] om haare eere en magt te verminderen; soo moeten sy noodzaakelik met eenig omzigt [moeten] regeeren, ofte wel perikel loopen van, door haare jaloerse meede-Leeden, uit de Regeeringe te werden geschopt: ofte ten minsten lopen sy groot perikel van naa het uitgaan der jaren hunner magistrature, nooit meer daar toe gekoren te werden.

Page 116: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 116 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ten vijfden is kennelik, dat sig in een vergaderinge van eevenmagtige Leeden, altijd een groote verscheidentheid van passien oopenbaard, die ook, zonder inzigt van eigen baat, malkanderen in den toom houden; zulks de reeden, die ons leerd dat het welwesen van 'tgemeen meer als dat van een of weinige ingeseetenen behoorde te werden geagt in wettige vergaaderingen, omtrent politike zaaken, altijds meer plaatse vind als by een mensch, die soo magtig is, dat niemand hem derfd ofte mag teegenspreeken; ende wiens verstand door de passien veeltijds verdooft werd.Ten zesden, de Magistraats-Persoonen die de beveelen der Republiken executeeren, 't zy in Politie, Justitie, Finantie, Militie, zijn gemeenlik ook veele in getale, alwaar de eigenste Æmulatie ofte jalousie ontstaande, de magt van quaad doen ook noodsaakelik werd ingetoomd; maar vermits, ter contrarie, in alle desseinen moet werden voor-gewend den dienst van het Land, zoo heeft voorwaar groot voordeel, zoodanig lid, dat waarelik zijn eigen voordeel aan 't gemeen heeft vast-gemaakt: Want de waerheid en 't Gemeene Beste aan zijn zijde te hebben, geeft groote vrymoedigheid en magt in een Collegie.Ten zeevenden, vermits de Magistrature in Republiken gemeenlik is voor weinig jaaren, zoo moeten de Magistraats-persoonen vreezen, of door haare Voorgangers, of door haare Naavol[322]gers, van maliversatie te werden oovertuigt by de Regeerders der Republike onder welken altyds eenige zyn die 't wel varen van de Staat behertigen ende de misdadigers doen straffen souden. Ten anderen, de korten tijd maakt, ten deelen dat men niet quaads genoeg doen kan; ten deelen dat men, met quaat doen niet profijts genoeg beoogen konnende, 't zelven ook niet doen wil.Ten achtsten, vermits in Republiken alle Magistraats-Persoonen reekeninge van haar bewind, aan veelen moeten doen, konnen zy, met giften en gaaven, niet zoo ligt Veel, als Een omkoopen, op dat haar dienst werde voor goed gekend. En aan de andere zijde, zijn de menschen doorgaands geneegen, een ander mans bewind te berispen, voorneementlik Ingezeetenen, die, door Keur, ook deel aan de Regeering konnen en ook garen souden hebben, 't welk een moderate Regeering veroorzaakt.Ten negenden, de Officien geeven in Republiken gemeenlik zeer weinig loons, en een yder voed aldaar zijn eige Huisgesin, 't welk voor den Ingezeetenen die alle het loon moet afgaan, een onuitspreekelik voordeel is.Ten tienden, vermits in Republiken, de vaardigheid en heimelikheid niet is, die vereischt werd om offensiven oorlog te voeren, als mede om dat alle Regenten, die buiten Militie zijn, zig als dan in perikel stellen, door een inheems Hoofd overweldigd, en geschopt te werden, en een Vreemd niet genoeg vertrouwen en vermits die Regenten daarenboven als doorgaans meest gegoed weesende de swaarste schattingen en lasten des oorlogs souden moeten dragen; zoo werd aldaar zelden offensiven oorlog gevoerd, en dat is een van 't grootste goed dat den Ingezeetenen [323] kan oover koomen, naamentlik, den meesten tijd in vreede te leeven.Ten elfden, vermits in Republiken, niemand door geboorte, regt tot de Magistrature heeft; en daar toe, om zijn bequaamheid moet werden gekooren; Zoo tragten de Regenten, niet alleen wel te regeeren, maar ook haare kinderen daar toe bequaam te maaken door goede onderwijsing, en reizen in vreemde Landen; het welk een zeer groot voordeel, om wel te regeeren, kan strekken, gelijk ook de geheugenisse, hoe zy, privé zijnde, wenschten, geregeerd te werden, en de quaade Regeerders plegen te lasteren, een seer scherpe prikkel is, om sig wel te dragen.Ten twaalfden, de Republiken zijn eewig, vermits een lid stervende, een ander, of wel in de plaatse groeit, of wel gekooren werd, welke eenparige regeering een grooter gerustigheid veroorzaakt, als in landen daar Monarchen sterven.Ten dertienden, in Republiken hangen de resolutien en executien der zelven, van veel Persoonen, die haare jaaren haast uit dienen, ofte suspect werdende, haare kragt der Regeeringe verliezen; zulks 'er gedurig veel leeden moeten werden gecorrumpeert, om eenige resolutie tegen des Lands welvaren te doen nemen; en daarom vinden de uitheemse Princen altijds meer difficulteit in de Republiken te corrumperen, als in de Favoriten der Monarchen om te koopen: Want een veel ligter en heimelik te contenteeren is, als veele, die, [324] aan malkanderen niet bekende zijnde, haare schaadelike desseinen bezwaarlik uitvoeren, en bekend zijnde, 't zy door onvoorzigtigheid, 't zy met voordagt, en weereldse voorvallen, het secreet, tot naadeel der andere complicen,

Page 117: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 117 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

konnen aan den dag brengen, onder den dekmantel, van 't zelven met een goede intentie gedaan te hebben, en ten dienste van 't Land het oore die verraderye te hebben geleend, maar warelik om zig zelven uit dien ongerusten Doolhoof der conspiratien te bergen, en met een tot grooter ampten te geraaken, door die goede reputatie, en het ruineeren der anderen, misschien de beste Officien bezittende. Ter contrarie, kan by Heeren, een Favorit alles uitwerken, en nooit werden oovertuigd, indien hy eenigzins voorzigtelik zijn verraderye aanlegt.

2.1.4 Van de Naadeelen der Republiken in het generaal.Maar hier teegen staan ons weederom te considereeren, alle de volgende Naadeelen der Republiken in het generaal; Namentlik:Ten eersten; alle vergaaderingen vereissen zeekere bepaalde plaatse, alwaar de stemmende Leeden zouden konnen by-een-komen; zulks [325] die zig meester van de plaetse kan maken, ook genoegsaam meester van de Republik is.Ten tweeden, werd vereist zeekere bepaalde tijd om by een te komen, en de nature noodsaakt, dat men in het korten weederom scheiden moet. Sulks een yder, die de resolutien van zoodanige vergaderinge vreest, ligtelik een stok in 't wiel kan steeken, of door hem zelven, of door eenige vrienden, zulks de tijd doorslippende, de vergaderinge van dien dage werd kragteloos gemaakt, en ondertusschen kan groote veranderinge voorkomen, en d'occasie, van de Republike wat goeds te doen, voorby gegaan wezen.Ten derden, alle leeden der vergaderingen, zijn particuliere menschen, haar eigen bysonder goed, verscheiden van het gemeen, bezittende; en wanneer eigen tegen gemeen komt te stooten, gaat eigen altijd kennelik voor, (piu pesa un oncia d'util proprio, che cento libre di stato,) wie brengd water aan zijn buyrmans huis als eigen in brand staat? En dewijl daar-en-boven de wijze en deugdlievende menschen, die haar eigen welvaaren aan 't gemeen koppelen, altijd in de wereld het minste deel uitmaken, (à potiori & ordinario fit denominatio,) mag men zeer wel zeggen, dat de regeerende Leeden altijd in de Vergaderinge verschijnen, en swanger gaan met haar eigen particulier intrest te bejagen, ook tot nadeel van het gemeen; en vermits de Leeden der vergaderinge alle met eede aan, (Salus Poluli.) [326] 's Lands welvaaren verbonden werden, en de particuliere interesten veelzins tegen malkanderen stryden, sulks zy alleen dragelik werden voor Leeden die daar door niet werden gebaat, (nemo gratis nequam, alle boosheid heeft zijn waarom,) als die particuliere interesten teegen het gemeen niet stooten, zoo tragt een yder zijn eigen interest zoo op te pronken, en voor te doen, gelijk of 's Lands welvaaren daar aan ten hoogsten gelegen waare.En dit is 't gunt de Ouden ons hebben geleerd met deeze Fabul: volgens het eenparig oordeel aller borgeren, teegen het geweld der opkomende vyanden van buiten dienstig zijnde dat zekere groote oope Vlek wierde beslooten, riep men daar na op dit point hoe hetselven in het werk te stellen [op dat point] alle Borgers by een, en vond men in dat stuk niet dan verschillende avisen. Want de Landluiden, Delvers, zeyden aarde-wallen de besten waaren, en de Metselaars zeiden, dat die al te gemakkelik konden werden beklommen, sulks een goede steene muyr alles oovertreftede, en dat beiden te maken al te kostelik zoude weezen. Waar op de Timmer-luiden zeiden, dat een van twee veel te kostelik was, en dat by vergrooting der Stad alle die onkosten onnut wierden bevonden; sulks het veel raadsamer was die te sluiten met onkostelike planken, die men in allen gevalle, zeer ligt verzetten konde. De Glaazemaakers hadden in steene ofte houte muuren eeven groot gevallen, op conditie dat daar in glaaze vensters wierden gemaakt, om door te konnen zien. De Smeeden vonden dit ook goed, mits daar in yzere gaarden teegen een [327] inbreuk wierden gezet, en dat zy smeeden alleen, het yserwerk en nagels zouden leeveren, zonder dat eenig vreemd van buiten inquaame. De Rentiers en Koopluiden zeiden, dat gansch geen onkosten daar toe van nooden waaren, maar alleen goede ordre, dat alle de peuin en vuilnisse ofte slijk der straaten, ter bestemder plaatsen rondom het Vlek wierde gevoerd; En dit avis wierd van den Wijnkoopers en Brouwers hoog geroemd, zeggende dat haar uitgeperste wijndruiven, wijnmoer en draf, met der tijd alleen genoeg zoude weezen om de Stad te sluiten, waar meede de anderen spotteden, zeggende: Wat schoone Wallen zoud gy ons verschaffen, die van de Zwijnen opge-eeten

Page 118: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 118 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zouden werden? En dus verliep de tijd, zonder ietwes beslooten te hebben, en met een groot onderling misnoegen.Ten vierden, vermits onder de menschen niet alleen verscheidenheid van interest, maar ook van oordeel is; zoo moet noodsaakelik volgen, dat in alle vrye vergaderingen veelerley propositien werden gedaan, en dat een yder, of zijn eige welvaaren, of zijn eigen popjen lievende, alle zijn kragten en welspreekendheid zal gebruiken om zijn propositie te doen voor goed opneemen. Uit welke consideratien ook groote jalouzyen veroorzaakt, en veele goede conclusien, niet alleen uitgesteld, maar voor altijd, belet werden. [328]Ten vijfden, vermits de menschen niet onweetende alleen, en haare eigen lievende, maar zeer nydig oover een andermans eere en welvaaren zijn, zoo volgd ook noodsaakelik, dat alle propositien, hoe dienstig de zelven mogen zijn, in alle vrye vergaderingen veel teegenspreekens moeten lijden, door welke verscheide propositien, en dwersdrijvingen, veel tijds moet werden verlooren, Dum deliberant Romani perit Sagunthus.Twee honden vechten om een been,En gaat de derde daar mee heen.Ten Zesten, vermits in vergaderingen met meerderheid van stemmen moet werden geconcludeerd, zoo tragt een yder voor af, met kuipen zoo veel stemmen te winnen als mogelik is, en 't argsten van allen is, dat de besten, zig op de geregtigheid haarer zaake verlaatende, niet alleen in 't kuipen, maar ook in het proponeeren, en teegenspreeken de discreetste zijnde, zig aan formaliteiten binden: Want voorwaar de goede ordre en justitie is heilig, indien in weereldse zaaken ietwes heilig te noemen is. Waar tegen de Boozen, zeggen dat de Weereld met de Pater noster in de handen niet te regeeren is;Maar dat men met de Wolven moet huilen,En met het kussen moet kunnen werpen builen, [329]In schaamteloos liegen, en niet min verzaaken,Om Heerlik door de wereld te geraaken;Als meede dat een yder zig moet krommen,Indien hy wil door deeze weereld kommen.En daarom zetten gemelde Booze menschen alle schaamte, ordre en Wetten ter zijden, zulks zy, goede en quaade konsten om tot haar voorneemen te koomen, gebruikende; een groot voor-deel boven deugdsaame menschen hebben: waar door men altijds ziet, dat stoute luiden het beste deel van de wereld hebben: Want (qui en a le proufit en a l'honneur,) die zig voor schaade niet kan wagten, is nooit van schande vry.Ten zeevenden, is daar-en-booven kennelik, dat in alle vergaaderingen behoeftige en ondeugende menschen gevonden werden, die zoo wel van in- als van buitenlandse Heeren, kragtiglik konnen werden gecorrumpeert, ofte omgekoft. In allen gevalle is immers klaar, dat, in een Republik, zoo veel voordeels niet kan werden verkreegen met wel regeeren, als met ambitie, corruptie, trouwlooze avisen, verraderse daaden, en binnelandse oorlogen. Tarda sunt quæ in communi expostulantur, privatam gratiam statim mereare, statim recipias. C. Tacit.Ten agtsten is kennelik, dat selden iemand wil, ten voordeele van het Gemeen, particuliere vyanden maaken, met boosaardige leeden oover lijf en [330] goed oopentlik aan te klaagen, in een vergaderinge, zonder dobbeld bewijs: alzoo ter contrarie altijd menschen gevonden werden, die tot nadeel van 't Gemeen, zig met Vrienden sterken [willen], en den schuldigen vryspreeken willen; want dit is het gunt, waar oover een yder in de Republiken klaagt, dat niemand aldaar naar behooren kan werden gestraft, 't welk alle menschen boos maakt. Licentia fimus omnes deteriores.Ten neegenden, de resolutien genomen zijnde, gebeurt veeltijds, dat de zorgeloosheid en 't afweesen van eenige weinigen veroorzaakt, dat de contrarie partye die ooverstemd is geweest, ende door de genome resolutie beschadigd, ofte door de contrarie resolutie gebaat meend te sullen konnen werden dezelve zaak weederom in deliberatie legt, en contrarie resolutie doet neemen.Ten tienden, de partydigheid kan in vergaaderingen zoo hoog loopen, dat men om eigen interest, scheuring, regeering in regeering, en binnelandse oorlog veroorzaakt: alsoo door het twisten ten weedersyden alle magt ingespannen zynde geweest, openbaar is geworden de boosheid der magtigste, ende de swakheid der anderen. Sulks de selve van

Page 119: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 119 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

hare partye het allerargste vreesende gemeenelik hulp van buiten de Vergaderinge inroepen, om de sterkste partye te konnen ooverweegen; welke hulp nogtans veeltyds den ondergang der Republike veroorsaakt.Ten elfden, vermits in Republiken de Executeurs der resolutien en Wetten voor zeer korten tijd werden gesteld, zoo hebben de Magistraats-persoonen daar toe in het eersten niet bequaamheids genoeg; en op het laatsten verzuimen zy alle haatelike zaaken, ten lasten van haar Naavolgers. In allen gevalle werd alles zeer flauwelik, ten voordeele van 't gemeen, behertigt terwyle veeltijds in Magistrature zijn, ofte komen andere menschen, die aan het contrarie gelegen is, ofte die onder de dissentieerende Lee[331]den zijnde geweest, haare eere schijnen te vergrooten, met een zaak die zy hebben ontraden, qualik te doen uitvallen.Ten twaalfden is kennelik, dat in Republiken een secreet niet wel kan werden bewaard, zulks aldaar onmogelik is, door omkoopen, ofte haastigen ooverval, de vyanden te beschaadigen, ofte schaadelike leeden der vergaaderingen, en andere ingezeeten tegen te gaan.[Alle welke Voordeelen, teegen de Naadeelen der Vryheid in het generaal gewoogen zijnde, soo swaar schijnen te weezen, dat de Monarchale Regeering daar teegen gansch geen schaal houden kan. En dienvolgende schijnt, dat men ten voordeele der Vryheid nu wel soude mogen concludeeren. Maar het dunkt my geraden, die saak nog eerst in het particulier te ondersoeken, en voor te stellen.]

Page 120: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 120 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.2 Chapter 6. [332] HET TWEEDE BOEK. Van de Aristokratike Regeering in 't generaal.

2.2.1 Van de Aristokratike Regeeering.Dus hebbende gesprooken in 't generaal van de gebreeken en voordeelen die in alle Republiken werden gevonden, meer ofte min, naa dat die wel ofte qualijk gefondeert en geordonneert zijn, Soo vereist nu de zaak, dat daar van breeder in 't particulier werde geschreeven: Want voorwaar de zelve souveraine vergaaderingen, en collegien van Magistrature, konnen zoo wijslijk werden ingestelt; dat alle voorgemelde gebreeken der Republiken, aldaar in den laagsten en de voordeelen ter contrarie in den hoogsten trap zullen te vinden weezen; gelijk ook aan de andere zijde, de zelve zoo onvoorzigtelik konnen werden gefondeert, dat alle die gebreeken op het hoogsten, en de voordeelen op het laagsten zullen gevonden werden.En vermits men, tot het particulier komende, een oneindelike verscheidentheit van formen der Regeeringen [variëteit] met zijn gedagten zoude ontmoeten, zoo dunkt het my geraaden, de zelve te bepaalen, met die twee soorten van Republiken, waar van de Ouden zoo veel hebben ge[333]sprooken: Namentlik, een Aristokratike, ofte een Democratike Regeering: Want hoewel die Regeeringen dikwils zoo zijn ingesteld, dat eenige weinige aanzienelikste Borgers ad vitam recht tot de meeste regering gekreegen hebbende, daar van nogtans een groot deel aan de gemeene borgerschap is gebleeven [moeten ooverlaten]: (gelijk by exempel in de meeste Cantons van Switzerland; alwaar kleine en groote Collegien van Raaden, ad vitam, voor haar leeven, gekooren werden, die de Republiken regeeren: zoo heeft nogtans meest oover alle de gemeene Borgerschap de magt behouden om niewe wetten te maken, de Magistraats-persoonen met de meeste stemmen te kiesen, en nog veel andere voorregten.) Zoo zullen wy evenwel de zelven considereeren, gelijk of de Aristokratike Regeering, in de nature en practik altijds wel van de Democratike, ofte populare Regeering, in 't geheel onderscheiden was; gelijk zy waarelik ten respecte van het Souverain Regt ofte legislative d'opperste magt der republike, die noodsaakelik by een vergaaderinge van eenige, of by 't geheele Volk moet weesen, onderscheiden is, volgens 't gunt breeder in het zesde Capittel des eersten Deels bewezen is.

2.2.2 Van de Voordeelen aller Aristokratike Regeeringen.En van de Aristokratike regeeringe in het generaal spreekende; zal ik daar in deese voordeelen, niet alleen op de reeden en speculatie maar ook [334] op de menschelike passien, en practik gefondeert weesende, opmerken, voor zoo veele zy waarschijnelik in alle Aristokratike Regeeringen in 't generaal, hoe gebrekkelik de zelve ook mogen zijn, gevonden werden. En hoewel daar op wel zoude dienen te volgen, dat men eindelik ook in het bysonder considereerde, zoo wel de voordeelen als ongemakken zoodaniger Republiken in het particulier, zoo zal het zelven nu van my niet geschieden; maar ik zal my genoegen met in het generaal te zeggen:Ten eersten, om dat weinige Menschen veelen regeerende, altijds groote voor-deelen zig zelven, en den haaren konnen toepassen, ook zonder naadeel van het gemeen, zoo volgd daar uit, dat altijd veelen, die aansienlik door het besit hunner goederen geworden zyn, zig zelven, ofte haare eige kinderen, door een goede opvoeding, studien, reizen in vreemde Landen, goede opmerkingen en andere borgerlike deugden, daar toe zullen bequaam maaken, om uit krachte van dien des te eer daar toe verkooren te werden. Waar tegen wel ten deele, maar niet in 't geheel strijd het prærogatif, ofte voorregt, dat in veele Aristokratike regeeringen de geboorte geeft: Want de onweetende en onbequaame Leeden van soodanige Opperste vergaderinge [een souverain Collegie], aldaar zoo weinig magts bekomen, dat zy met naame en niet in der daad regeeren. Ten anderen is kennelik dat in geene Aristokratike regeeringen iemand uit kragte van geboorte in eenige aansienelike amten ofte magistrature te succederen pleeg, omdat de

Page 121: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 121 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Vrye Regeering alleen daar door soude metter tijd moeten veranderen in een monarchale. Sulks dat men in alle Aristokratike regeeringen, Eere ofte Eed betragtende, gehouden is, de bequaamste [335] Magistraats-Persoonen, en andere Amptluiden te kiesen, en daar en boven is kennelyk dat in de zelve de meeste kragt, en voordeelen der Regeeringe gevonden werden.Ten tweeden is klaar, dat het regte Interest en welvaaren des Lands, door gemelde Leeden zeer wel kan worden begrepen, en dat een yder verstandig mensch, die in 't gemeen zijn eigen voordeel betragten kan, zoo veel in hem is, niet zal toelaaten, dat het Gemeen, en hy te gelijk schade lijde.Ten derden is waaragtig, aan d'eene zijde, dat de Leeden die maar enigsins tot de regeeringe bequaam zijn, en voor een vaste maxim hebben haar eigen voordeel, door het welvaaren van haare Republik te betragten, met'er tijd een zeer groote kragt in de regeeringe verkrijgen. Want niet alleen alle Indifferente Leeden haar toevallen, maar ook alle andere quaadwilligen, omdat die voor haar geen apparentie ziende, om zeeker groot eigen voordeel, tot naadeel der Republike, te verkrijgen, het zelven een ander benijden, volgens ons gemeen spreekwoord (figulus figulo invidet) het is den eene Beedelaar leet dat de andere wat krijgt. Te meer, dewijl uit de zelve consideratien, ook onder de quaadwilligen, dikwils haat en bekende partyschappen ontstaan. Zulks die quaadwilligen, in zoo een geval, niet versuimen, quansuis uit een goeden yver, zig by de opregte Lief hebbers des Vaderlands te voegen, het welk zoo dikwils gebeurd, dat noodsaakelik de autoriteit der goedwillige Leeden, zeer moet aanwassen. Gelijk aan de andere zijde ook waaragtig is, dat de [336] quaadwilligen, altijds haare desseinen moetende bewimpelen met een schijn van het gemeene besten het zelven zoo kragtelik niet konnen met reden bekleeden, als of zy de waarheid aan haare zijde hadden. En vermits in de Politie, de quade desseinen haast met de volgende ervarendheid aan de deugdsame ofte verstandige meede-Regenten werden geopenbaard; zoo maken zig de quaadwilligen daarnaa altijds zeer suspect by alle Indifferenten, die de zaaken niet diep genoeg insien, en gewoon zijn de avijsen van anderen te volgen: te meer, dewijl die mindere, ofte kragteloose Regeerders, waarschijneliker door de regeering der Oprechten zullen geavanceert werden, als door de quaadwilligen, die gewoon zijn (Prometter non é dar ma per matti contentar. Nulla fides unquam miseros elegit amicos.) door politike beloften, der mindere Leeden stemmen te winnen, en daar naa de zelven trouwlooselik te bedriegen, zonder op eere ofte schaamte te passen (si violandum est jus, regnandi causa violandum est.) Geduurig avancerende geen andere, als ondeugende menschen door dewelken zy hare eige grootheid meenen te vermeerderen. Daar ter kontrarie, de opregten zeer veel om eere, schaamte, ofte eenig engagement, doen ofte laaten: Zulks by haar alleen trouwe vriendschap, indien onder Regeerders, te vinden is.Ten vierden, moet hier [waar] uit ook noodzakelik [moet] volgen, dat in zoodanige Vergaderingen veele goede propositien, ten voordeele des Lands, zullen werden gedaan, niet alleen door de beste [337] Liefhebbers des Vaderlands, maar ook door de quaadwilligen.Ten vijfden, is ook waaragtig, dat de quaadwilligen, voor verstandigen moetende haare propositien doen, (voor kreupelen mag men niet hinken,) en voor een Vissers deur, een Visjen vangen, daar in zeer moderaat en voorzigtig moeten weezen, zig van veele quaade propositien onthoudende, uit vreeze van ontdekt werdende, en de zelven niet konnende doordringen, veel van haare autoriteit te verliesen.Ten zesten, uit de zelfde fondamenten volgd ook, dat alle Magistraats-persoonen en Dienaars der Republike, wetende dat zy voor Verstandigen, en voor een Collegie, daar het niet genoeg is een Vriend gewonnen te hebben, reekening van haar bewind zullen moeten doen, daar door genoodsaakt werden, zig veel moderater en voorzigtiger te dragen, dan of zy onder Monarchaale Regeeringen, maar een eenig mensch hadden te behaagen, die doorgaans 's Lands welvaaren niet verstaat ofte niet begeerd. Of wel onder een populare regeering ook voor het onweetende Volk hadden rekeninge te geven, alsoo ten deezen regarde, het zelven altijds zig, door goede beleefde woorden, laat bedriegen, en quaade voor goede werken opneemd. Welk voordeel alleen, namentlik, dat de quade Regeerders in hare boosaardigheit door de Aristokratike Regeering op het meesten zouden werden ingetoomd, zoo considerabel [338] is, dat alle andere

Page 122: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 122 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

voordeelen der Monarchale, of Populare Regeeringe daar by niet zouden zijn te vergelijken: Volgens het spreekwoord, Melius illi est, cui minus est mali. Die het minsten quaad onderworpen is, gewisselik de allergelukkigste mensch zal weezen. En dus zal ik oovertreeden om te considereeren de gebreeken der Aristokratike Regeeringe; maar vermits sy van een oneindelik getal zijn, is niet mogelik, alle die gebreeken in het particulier te verhalen; en daarom dunkt my genoug te weezen, indien ik hier alle de grootste gebreeken der Aristokratike regeeringe voordrage.

2.2.3 Een van de grootste gebreeken der Aristokratike Regeering is, een Hoofd (ad vitam) te hebben.

En voor eerst van de Aristokratike Regeeringe spreekende, zal ik zeggen, dat aldaar in het fondeeren, zig drie de grootste gebreeken, die men bedenken kan, opdoen: zulks men met regt moet twijffelen, of die Regeering ook Aristokratik is, daar een van die drie gebreeken gevonden werd.Voor eerst, als in een Aristokratike regeering, daar men oopentlik stemd, zonder te balotteren, eenig Lid gevonden werd, onder den titul van Hoofd ofte simpel Lid, zoo magtig, dat zijn [339] gonst ofte af-gonst de andere Leeden schaaden kan, ofte baaten: Want vermits klaar is, dat alle menschen in zoo een geval altijd haar eigen zoeken; Zoo is ook kennelik, dat in zoo een Land ofte Vergaderinge, het Regt, en de Naam van Regeering is by de Wetten, en het Collegie; Maar dat de kragt en daad van Regeering, meest is by dat uitsteekend Lid. En dit is de reden, waarom in het voorgaande Boek, van Koningen, en Princen ofte soodanige Hoofden der Republiken is gesprooken met zeer weinig onderscheid; want voorwaar, vermits de Voorzigtigen aldaar konnen zien, alle de gebreeken van een Monarchale Regeering; en dat het domme Graaw die gansche saak quyt zynde, nogtans zig met de naam van Vryheid altijd laat paajen, zoo dagt het my geraaden, aan die slaafse Republiken haare boejen te toonen, op dat zy zig, als het immers weezen moet, leeren met het meeste gemak, als geboeide Slaaven, aanstellen, of wel tragten met voorzigtigheid en couragie, die ondraagelike boejen van handen en voeten te weeren ofte te schudden.En vermits de schadelikheid soodaniger Hoofden, ad vitam, aldaar seer oovervloediglik is aangeweezen; zoo dunkt my ongeraden, daar van meer te spreeken, dan 't gunt het volgende Cappittel meede brengt.

2.2.4 Dit gebrek werd afgebeeld door de fabul der Vorsschen, Balk, en Ojevaar.

En deese Republiken die een Hoofd ad vitam hebben gekoren hebben de Ouden zeer wel afgebeeld met de Fabul der Vorsschen, die in haare Republik hadden tot een Hoofd een Esschen Balk, in het waater drijvende, omtrent wien de Waater-Slangen, haare Vyanden, niet derfden koomen; zulks zy teegen de zelven, daar naa toe, altijds een zeekere toevlugt hadden, zonder dat de waapen en handelose Balk willende, haar konde beschaadigen. Maar zy dagten op het spreekwoord niet: Abunde bene est, cui nihil est mali: Men is wel genoeg als men niet qualik is; zy wilden hebben een Hoofd der Republiken, dat door syne wapenen haare Vyanden konde dooden, en door syn ontsag ofte dwang beter ordre in de Republike stellen, niet denkende, dat een die magtig is gewapende Vyanden te dooden, veel ligter ongewaapende Ingezeetenen dooden kan; als meede dat een die heilsaame ordre stellen kan, met veel minder magt alle goede ordre kan om verre stooten, om in te voeren alle corruptien die hem en andere voordeelig zijn. Het geviel dan dat zy een Ojevaar, zynde hoog en cierlik hoog gebeend, ende een schoon gepluimden, en scherp-gebekten Vogel, eerst zeedig in het Veld zagen treeden: en daar naa, dat een Slang haastig door hem verslonden wierd; welke rykdom, pragt, beleeftheid en krijgs-konst by de [341] domme Vorsschen, oorzaak genoeg was, om uit te roepen: dit sal ons Hoofd zijn, om tegen onze Vyanden te strijden, en onder ons goede ordre te stellen. Het welk de Stork aannam, en aldus de Regeering begon: Mijn eerste ordre is, dat

Page 123: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 123 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

een yder my zal wijken op straffe dat die uit weelde omtrent my zal springen, en mijn avijs niet wil volgen, door my zal mogen werden opgeslokt: Want die een Prins heeft moet een Prins eeren, ontsien en hem zijn spijse versorgen; en vermits de kloekmoedigste Vorsschen, zig teegen deeze tyrannige Wet gesmeet alleen ten voordeele des ojevaars ende ten nadeele der gemeene puiten oopentlik stellende, als oproermakers daadelik wierden gedood, zoo vlugteden de anderen in het water; alwaar de wijste aldus sprak: Broeders, men heeft my niet willen gelooven, als ik het kiesen van een Hoofd zoo bondig tegensprak, (post factum pœnitet acti,) en ten gaf my geen wonder, door het groot getal der onvoorsigtige Vorschen, die niet als door eige ervarentheid konnen leeren, ooverstemd te werden; want altijds zullen onder ons, weinig Wijsen zijn, en die alleen, konden door die uitterlike schoon- beleefd- goedheid en sterkte des Ojevaars heen, zijn innerlike vuyl- boosaardig- en onbequaamheeden zien. Nu hebben wy tot Hoofd een Ojevaar, die onze vyanden niet meer vervolgd als ons, want hy zig alzoo wel met Vorssen, als Slagen-vlees en bloed, kan voeden; jaa zelfs in het onze, om dat wy weereloozer zijn, schijnd beeter smaak te hebben. En daar-en-booven wil, nog kan den Ojevaar, de Slangen in het water vervolgen. Zulks wy nu [342] geduurig tegen twee Vyanden te gelijk zullen moeten waaken, tegen den Slang en teegen den Stork: teegen welken wy weederom behoorden aan te neemen onsen Esschen Balk in het waater drijvende, alzoo die ons kan beschermen: want de schaduwe desselven dood de Water-Slangen. Sulks sy ons daar niet sullen konnen bespringen. En den Ojevaar, ons Hoofd, kan niet zwemmen, dienvolgende indien wy maar zoo wijs zijn, dat wij 't hem niet leeren, en indien wy hem geen magt overgeeven om daar mede Swemmers te huuren, soo sullen wy nog eenigsins gerustelik konnen leeven: Namentlik, indien wy hem geen schatting geeven, om een eeuwigduurende bezoldigde krijgs-magt te konnen onderhouden, en ons daar meede te dwingen. En ter contrarie, indien wy alle onse magt en finantien gebruiken, om onze eige Stad teegen alle uitheemsch geweld, en teegen ons eigen Hoofd, zoo wel te versterken, dat wy het Veld, en de Provintiaale Regeeringe moetende abandonneeren, ten minsten binnen de muuren onzer Stad, de vrugten onzer handen, onze goederen, eer-ampten, kinderen, vrouwen, eigen lighaam en ziele in ruste mogen bezitten: Welke raad van veelen zeer goed wierd geagt.Namentlik, de Deense en Poolse Vorsschen, weigerden in alle manieren schatting, waar door men krijgs-knegten, ten voordeele des Hoofds, konde onderhouden, en die vrye Duitse Vorsschen weigerden niet alleen zoodanige schatting, maar zy versterkten zig zoo wel in hare vrye Rycks-Steeden, dat zy daar, zig gerustelik konden erneeren, zonder dat de Keiser, ofte eenige omleggende Heeren haar konden op[343]slokken. Waar door men wederom de groote avantagien der Republiken boven de Monarchien ziet: Want in Polen en Deenemarken een Republik weesende opgeregt, wiens leeden kleine Koningen zijn, (zoodanige zijn alle Poolse Edelluiden en Deense Rijks-Raden) zoo hebben gemelde Leeden, geen anderen raad tot haare eige conservatie geweeten; als met alle fortificatien, finantien, en krijgs-magt, daar haare Koning zig mede zouden konnen sterken, tot naadeel der gemeene leeden, te beletten, ofte te ruineeren. En daar door hebben zy ook haar Land zoo oopen en magteloos gemaakt, als wy 't zelven dageliks hooren: namentlik, kennelik zijn zy (primi occupantis) onderworpen, het oovervallen en plonderen hunner naabuuren. Daar ter contrarie de gefortificeerde vrye duytse Ryks-Steeden, zig zeer wel teegen haar eigen Hoofd, en teegen alle uitheemsch geweld hebben konnen beschermen; alzoo gemelde Duitse Steeden, door haar Hoofd, tot nu toe, wel aan voeten, maar niet aan handen, daar zy altijd haare waapenen in behouden, hebben konnen werden geboeid; en daar-en-boven altijds meesters zijn gebleeven van haare eige beurs, mits betaalende jareliks tot Turken Steur vijf ofte zes duisend Rijksdalers. En hoewel het extraordinaris niet te schatten is, zoo kan men nogtans ligtelik bedenken, het zelven zeer weinig te zijn. Want de Keiser, gansch geen gestabilieerde, geduren[344]de middelen, tot onderhoud van eenige krijgsmagt des Rijks besittende; moet, penningen noodig hebbende, daar toe een Rijks-dag beroepen. Alwaar de Keurfursten, te saamen, Een, de andere Fursten des Rijks te saamen ook Een, en de vrye Rijk-Steeden te saamen de derde stemme uitmaken, werdende de derde dissentieerende, door de twee andere eenstemmende, ooverstemd. En alsoo gemelde geld-middelen werden gevonden by schatting ofte omslag, waar in de Vorsten drie vijfdedeelen, en

Page 124: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 124 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

gemelde Steeden twee vijfdedeelen moeten te berde brengen, als meede om dat gemelde Fursten door hunne quaade mesnage, altijds pleegen voor hun eigen Hof-houding penningen noodig te hebben, zoo is ligt om denken, hoe bezwaarelik de Keisers, uit zoodanige handen penningen hebben te verwagten, voorneementlik, als zy eenige jalousie geeven, van de krijgs-magt tot hun eigen voor- en der Leeden des Rijks naadeel, te zullen gebruiken.

2.2.5 Het tweede grootste gebrek der Aristokratike Regeeringe, bestaat in Partisans, en factien.

Naa deeze regeringen die met een perpetuel politik ofte Militair Hoofd bestaan, dat warelik zyn [uit een gewaapend Hoofd bestaande] Republiken met naame; by naast Monarchien in der daad, volgd het tweede grootste gebrek, dat men in een Aristokra[345]tike Regeeringe bedenken kan; namentlik, indien men in zoodanige souveraine vergaaderingen toelaat, Leeden die vele Partizans, ofte meedestanders in ofte buiten de vergaderinge hebben: Want gelijk een Hoofd daadelik alle Vryheid van stemmen den andere Leeden beneemd; zoo is ook klaar, dat de stem der Partizans hebbende Leeden, niet werd geteld, maar gewogen, naar de zwaarte der partye, die van dat lid dependeert; Zulks hier door onder de Leeden een ondragelike ongelijkheid groeid, en indien in de zelve republik veele zoodanige Leeden met Partizans zijn, en zy malkanderen komen te stoten, zoo eindigen gemeenelik haare verschillen, door het bloed der zwakken, en zwaard der eerst-gewaapende Partizans.Om hier van mijn gedagten nog klaarder te uitten, zal ik zeggen, datmen onder de leeden van een souveraine Aristokratike vergadering zelden eenigheid heeft te verwagten, dan om, ten naadeele der Republike, ofte om beeter te seggen, ten naadeele der gemeene ingeseetenen en Onderdanen, zig zelven te verbeeteren: want alleen in dit eenig point, van eigen meer als het gemeen te lieven; komen zy alle oover een: en van het gemeen, tot voordeel van eigen, vind men daarenboven oover alle liberale menschen: Zulks het in een Republik zeer nut jaa noodzaakelik is, dat onder de Leeden verscheidentheid van avizen, jalousie, en haat zy, waar door zy malkanderen, met veel meer eere, en ligtigheid kon[346]nen steuiten, in het quaade ten voordeele, als in het goede ten naadeele der Republike. Maar de factien, die ik zoo zeer verfoey, bestaan hier in, als eenige Leeden van eenige Kasteelen, Dorpen, ofte Steedekens Heer zijnde, eige particuliere onderdaanen hebben, of wel, als zy in de gemeene Republik Reputatie winnen, en ingezeetenen van zig dependent maken, met pensioenen, ofte geld te geeven, met onwaardigen tot Officien en Beneficien, en teegen de Wetten te avanceeren, met schuldigen en misdaadigen tegen de wetten te regtvaardigen, ofte te protegeeren met publike gebeeden in de kerken voor haar welvaren te doen doen, ofte wel met publike speelen en schenkagien het Graauw tot zig te trekken, &c. Want vermits dit niet kan werden toegeschreeven, aan die Leeden, als haar eige eere en eed betragtende; maar wel aan een particuliere gonst, omtrent persoonen die zonder haren Weldoender niet zouden hebben verkreegen, nog konnen subsisteeren in haar verkreege weldaad; zoo ziet een yder, hoe nawen en schaadeliken band, tusschen gemelde persoonen gemaakt werd, die zig door eigen voordeel zoo zeer verbinden konnen, dat zy den brand in haar eige Republik steeken zullen, om zig selven, in den persoon van haaren weldoender te beschermen.En voorwaer, indien deeze casueele Partizans, en banden zoo schaadelik zijn, wat zal men zeggen, als Gildemeesters Leeden eener souveraine vergaderinge werden? want de publike autoriteit, en haar eed van des Gilds voordeel te betragten, geeft haar, tot wettige Partizans, alle [347] Broeders en werk-gezellen van haar gild; Zulks de andere Leeden, zoodanigen aanhang niet hebbende, noodzaakelik voor haar moeten buigen. En bynaa het argsten van allen is, dat Gildemeesters, als afkomstig van Ambachts-luiden, doorgaands in 't stuk der Politie zeer onweetende, van quaade opvoeding, zonder studie, ervaring, uitlandigheid, en van zeer kleine middelen weesende, met oproer en oorlog niet veel verliesen konnende, en haar ambagt en handen als eenen gulden tilbaren bodem, ligtelik in andere Landen brengende, altijds gereed zijn, om dien oproerigen sprong te

Page 125: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 125 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

wagen. Jaa dat meer is, het waaragtig interest der Ambagten is meest altijds strekkende tot nadeel aller andere ende den Staat voordeiliger Ingezeetenen: Want vermits zy, van 't vertier der handwerken in haare stad, leeven; zoo speelen alle haare gedagten gedurig, om eenige ordre in te voeren, waar door zy haare Waaren ofte dienst, aan haare meede-Ingezeetenen, tot hooger prijzen zullen konnen opdringen.En indien de Gildemeesters daar in, door de andere Leden der reegeringe werden gesteuit, zoo brengen zy zeer ligtelik haare Compagnien der Gilde-broederen, en Werk-gesellen, ofte onderhorige Ambagts-luiden met hare gewonelike Baniere in de waapenen, daar zy wettige Kapitainen strekken; 't welk de andere Leden, als voorzigtiger weezende, meer te verliezen hebbende, en zafter geaard zijnde, niet willen, en door gebrek van wettigen aanhang, niet konnen naar doen. Dit is de oorzaak van die [348] veelvoudige oproeren in zoodanige Steeden, als Luik, Gent, Brugge, Antwerpen, Florencen, en Milaan: voor deezen Republiken. Maar nogtans moet men zeggen, dat alle die Steden oneindelik beeter hebben gevaaren, met een zoo gebrekkelike Aristokratike Regeering, als met de Monarchaale, 't welk geen bewijs vereist: alsoo die Steden 't zelven niet alleen met woorden getuigen, maar met haare oude Gebouwen en Historien ons dien voordeezen seer bloejenden stand indagtig makende, nu den teegenwoordige ellendigen stand, droevelik schijnen te beklagen. En van deeze Regeeringen der Gildens, mag men billik twijffelen, of men die Aristokratik, ofte Populaar, moet noemen. Want hoewel de weinige gildemeesters aldaar alles schynen te regeeren als de aansieneliksten; so dependeren sy nogtans aldaar so seer van de gildebroeders dat de gemeente warelik het hoogste gezag ofte souveraine regt heeft, ende over de gildemeesters ook gebruikt, soo wanneer sy niet seer voorsigtiglik werd geleid.

2.2.6 Het derde grootste gebrek der Aristokratike Regeeringe, bestaat in Oligarchie, Dominatio Paucorum, stato da pochi, een regeering van weinig menschen.

Behalven deeze twee afzienelikke, is in de Aristokratike Regeering nog een zeer schadelik gebrek te vinden, namentlik: als de Leeden der souveraine vergaderinge zoo weinig zijn, dat in deselve soo weinige verscheide interesten zyn, dat sy souden seer wel konnen varen, schoon genomen sy de andere gemeene ingeseetenen seer qualik doen varen souden ende dat iemand [dat men] met zeven ofte acht stemmen te winnen, zig waarschijnelik kan inbeelden, een resolutie naar zijn eige zinnelikheid te zullen konnen uit[349]werken. Want ook sonder Hooft, en met balotteren, is als dan onmogelik te beletten, dat die weinige Regeerders haar eige welvaren nooit tot naadeel van't gemeen soeken ende dat niet eenige weinigen uit die vergaaderinge, alle de kragt der Regeeringe tot zig trekken, 't zy uit kragt van Familie, Verstand, Welspreekendheid, Vlijt, Magistrature, Penne, ofte Swaard te voeren. Dewelken als dan veeltijds speelen, (hodie mihi cras tibi. casus pro amico, casus pro innimico.) Nu is het mijn beurt, mergen de uwe. Laat ons een Vriend een slag voegen, ofte een Vyand de kaats teekenen; sulks deeze, die op een dak kaatsen, malkanderen alle ballen van profijt, eere en magt in de handen speelen: tot naadeel van haare andere Mede-leeden, en andere goede Ingezeetenen: welk spel gemeenelik hier op uitkomt.Six cinq geeft niet:Deux as heeft niet,Quatre trois moet geeven,Om six cinq en deux as te doen leeven.Dienvolgende kan een yder klarelik sien, hoe ligtelik de Leeden, die door deese regeeringe minst werden gebaat, de andere magtiger kuipers, by den gemeene onderdanen seer gehaat maken, en door de gonst der gemelde Onderdanen, aan de andere zijde gesterkt zijnde, een verfoejelike scheuring in de regeeringe veroorsaken konnen.En eevenwel is waaragtig, dat deeze Oligarchie (Dominatio Paucorum, Stato da Pochi) nog veel beter is, als een regeering door Partizans ver[350]deeld: want vermits die Leeden, niet soo ligtelik oproer konnen maken, en dat zy nogtans, als menschen in zoo

Page 126: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 126 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

avantagieuze deelingen, zig niet konnen verstaan, om al te veel booter op een andermans [eene] koek te doen, terwyle een yder die liever op syn eigen soude hebben zoo moeten daar dikwils questien rijsen, die door Wetten en Resolutien werden needergelegt; het welk in Republiken zeer veel goeds doen kan, en geen bewijs hoefd, vermits meest alle Nederlandse Steden aldus werden geregeerd, en nogtans, ten respecte van andere Landen, van oover langen tijd zeer welvaarende zijn geweest. Maar of dat welvaaren, lange in de Vereenigde Neederlanden, voorneementlik in Holland, zal duuren, is reeden te twijffelen: Want vermits de Steeden zoo zeer zijn vergroot, en in menschen oneindelik toegenomen, zonder dat de Raaden zijn vermeerderd; jaa ter contrarie seederd den jare 1650 teegen alle goede politie in verscheide Steeden zijn verminderd, zoo is die disproportie, tusschen Regeerders, en Onderdaanen veel grooter geworden; en is te vrezen dat die (Paucorum Dominatio) Heersching van weinig menschen, die nu aldaar door twee seer wel bekende binnenlandse teegen-streevers werden in den toom gehouden, die ongemakken niet soo haast sal te boven gekomen weesen of sal tot grote Hovardie, laatdunkenheid en strenge regeeringe vervallen; gelyk aan de andere syde soodanige weinige regeerders alsdan by verminderinge van neering, en welvaaren, by leedige en ongemakkelike Onderdaanen, niet zal konnen werden lang gedragen.

Page 127: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 127 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.3 Chapter 7. [351]HET DERDE BOEK. Van de Aristokratike Regeering, en in het particulier van Venetien

2.3.1 Van de perfectien der Aristokratike regeeringe in het particulier.Dus gesprooken hebbende van de voornaamste gebreeken der Aristokratike Regeeringe, zoude wel dienstig zijn, dat men nu eenmaal zijn gedagten liete gaan, in het particulier, oover alle de perfectien die men daar in zoude vereissen; maar vermits de gedagten hier in, door de oneindelike verscheidentheit [varieteit] van zaaken, zouden dwaalen, ten zy de zelve wierden bepaald, zoo dunkt my, dat veel geraadzaamer voor de speculatie, en voor de practik zal wesen, eenige exempelen der roemwaardigste Aristokratike Regeeringe, zeer omstandiglik te verhaalen; en met een zig te informeeren uit de Historien, hoe langen tijd, de Onderdaanen van gemelde Republiken, in rust en vreede hebben geleeft; ten deele, om dat die regeering zoodanig is ingesteld, dat de Regeerders niet konnen haar Republik scheuren, veel min ruineeren, ten deele, om dat die Republiken zeer wel zijn geordineerd, om alle uitheems gewelt af te keeren, door [352] goede Fortificatien, finantien en waapenen. En ten deele om dat de Regeerders der zelve in alle disperate saken, het lesten opregten Plegt-anker gebruiken, en de Vreede van haare te magtige naabuuren tragten te koopen, wijsselik afwagtende de revolutien die onder Monarchen staan voor te vallen. En vermits de Veneetse Republik de wijtberoemste is, als meede om dat zy, als zeer wijze Vorsschen, zig roemen een Balk tot een Hoofd te hebben; (noi altri Venetiani habeam' una Testa, di ligno), zoo zal ik van die eerst spreeken, en by naa nietwes, hoewel met een andere ordre voorstellen, als het gunt C. Contareni. Gianotti, en de Atlas van I. Blaaw daar van hebben geschreeven. En daar na, zal ik ook wijdloopig handelen, van de Republik te Genua, die zig zedert hondert en dertig jaaren, zeer wel teegen veel gevallen des weerelds, met een kragteloos Hoofd, en een goede regeering, heeft geconserveert. En om de Aristokratike Regeering te besluiten, zal ik eindelik nog van verscheide andere Republiken spreken.

2.3.2 Korte Historie der geschiedenissen raakende de Veneetse Regeeringe.

Om de Republik van Veneetien naar behooren te considereeren, en den Leeser daar van klaarder kennisse te doen heb[353]ben zal van nooden zijn, dat ik uit de Veneetiaanse Historien van Marco Antonio Sabellico, en Monsieur de Fougasses voor af zegge. Dat de Barbare Gotten, en Langbaarden, omtrent den jaare Christi 400. Italien grouwelik verwoestende; veele Landzaaten vlugteden op de kleine naastgeleegen Eylandekens, in de Adriatise zee: alwaar zy eerst met visschen en daar naa met koopmanschappen, bestonden zig te erneeren onder een populare regeering; kiesende jaareliks met meerderheid van stemmen twee Borgemeesters, om haare politie te regeeren.Maar om dat die twee Borgemeesters al te veel autoriteits kreegen, duurde dit zeer weinig jaaren. En vond men goed, dat yder Eylandeken, met meerderheid van stemmen, voor zig jaareliks koore een (Tribuno) Wijkmeester, die oover zaaken alle de Eylandekens raakende, zouden vergaaderen te Heraclea: welke (Tribuni) Wijkmeesters met meerderheid van stemmen, uit die verscheide Eylandekens, dus eene populare Republik maakteden, dewelke zy omtrent 260 jaren regeerden, zonder groote scheuring ofte oproer onder haar zelven.Maar een scheuring onder den Veneetianen, toen ontstaan zijnde, tragtede Luid-brand, Hertog van Fourli, haar te oovermeesteren, teegen welke zy zig willende verweeren, gezaamentlik goed vonden ook te kiesen een Hertog voor zijn leeven, op dat die met meer autoriteits [354] haare scheuringen heeldede; maar zy Hertogen gebruikteden de zelve om haar eigen te vergrooten, met het Volk te onderdrukken; de eerste Pauluzzo Heracliano deede dit allengs en voorzigtelik, want hy bragt den oorlog loffelik ten einde, boude een kerk en stierf, twintig jaaren geregeerd hebbende; Zulks naa hem gekooren

Page 128: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 128 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

wierd Marcello Heracliano, die, goedaardig, en beleefd zijnde, naa neegen jaaren regeerens, vreedsamig stierf.Maar de derde Hertog, genaamt Horleo Urso, was soo heersch, dat het Volk, ten [het] elfde jaar zijner regeeringe, opstond, en hem vermoorde, omtrent den jaare 680; waar op volgde, dat men zig niet kon verdragen om een anderen Hertog te kiezen, maar wierd geresolveert dat men binnen 6 jaaren niemand kiezen zoude, dan jaareliks (un Maestro de Soldati) een Hoofd over de Krijgsluiden. En vermits de vijfde, Ciano Fabritiato genaamd, zijn magt misbruikte, wierd hy afgezet, en van gezigt berooft, en, (stulti dum vitia fugiunt in contraria currunt,) uit vreeze van dien rook sprongen de Borgers in het vuur: Want zy koozen plotselik tot Hertog Theodato, de Soon van Urso, die zy hadden gedood, dewelke, om zijn Vaders ongeval niet onderworpen te zijn, op het vaste land te Brondolo, een kasteel, tot een zeekere vlugt-plaats in nood, op het 13 jaar zijner regeeringe bestond te bouwen, waar van daan hy te Venetien keerende, en het Volk, uit vreeze voor zijn toeleg van de vrye regeering te verkragten ende dan sullende volgen Tyrannie, in de wapenen vin[355]dende, wierd afgezet, en blind gemaakt.Nogtans koor het domme volk, naa deesen Theodato, een anderen Hertog, Galla; zig dwaazelik laatende voorstaan, dat hy beeter zoude weezen, om dat hy de voornaamste Belhaamel teegen den voorgaanden Hertog had geweest. Maar, hy zogt zijn eige grootheid ook zoo onmaatig, dat het Volk, binnen het tweede jaar opstaande, hem de oogen uitstak, en in ballingschap zond. Waarom men omtrent den jaare 700 goed vond voortaan geen Hertog te kiesen, dan met hem by te voegen jaarelikse (Tribuni) Wijkmeesters. En dus wierd gekooren Domenico Monegario. Maar de jaarelikse Raaden, om des Hertogen seer voordeelige gonst ook te mogen genieten, vloogen gedurig van zijn hand; zulks hy, niet beeter als de voorgaande zijnde, ook door het Volk van alle gezag, en oogen wierd beroofd; op het vijfde jaar zijner regeeringe.En niet te min koor men weederom op de zelve wijse Mauritio, dewelke, eenige jaren gelukkelik geregeerd hebbende, van het Volk verkreeg (Doge é Compagno.) De eerste survivance; zulks zijn zoon Ian hem wierd bygevoegd, quansuis om zijn ouderdom te onderstutten; en hoewel de zelve naa zijn Vaders dood zeer qualik regeerde, zoo wist hy nogtans ook uit te werken, dat het Volk, met meerderheid van stemmen, zijn zoon genaamd Mauritio hem byvoegde: waar door hy des te baldadiger regeerde, en oorlogde. En de Wijkmeesters met de Voornaamsten van Ve[356]netien tegen hem aanspanden; en hoewel de conspiratie ontdekt zijnde, zy alle moesten vlugten, zoo quam nogtans daar naa het Volk ter occasie van Pepins waapenen, teegen den Hertog op de been, en verjoegen den Hertog Ian, met zijn Zoon, omtrent den jaare 800.In plaatse van deese verdreeve Ian, wierd gekooren Obelerio, een der Wijkmeesters, die teegen hem had geconspireert. En die wierd ook, naa vijf jaaren regeerens, verjaagd. Toen koos het Volk voor den tienden Hertog, Angelo Partitiato, die met twee jaarelikse (Tribuni) Wijkmeesters regeerde, en zijn zoon Iustiniano, ook tot een Meede-maat kreeg: nochtans is waarschynelik, dat de zelven ook zeer quaalik hebben geregeert: Want de voornaemste van Veneetien wierden, oover een ontdekte conspiratie teegen haar beiden, gedood. En naa de dood van Angelo, regeerde Iustiniano alleen. En naa deze, zijn broeder Ian, den welke de voornaamste Borgers door een conspiratie, daar Carosio het Hoofd van was, verjoegen. En deeze Carosio verloor kort daar aan, door een andere conspiratie, die Hoogheid, Vaderland en gezigt: Zulks de Hertog Ian weederom uit zijn ballingschap wierd geroepen; maar agt jaren daar naa, wierd hy door de Mastalici, het voornaamste Geslagt van Veneetien, in een Kerk overvallen, en in een Klooster, daar hy korts stierf, gestooken.[357]En dus wierd voor de XIII. Hertog gekoren Pietro Tradonico, die, naa veel oorloogen en scheuringen onder de Borgers, op het 29 jaar zijner regeeringe van zyn devotie komende, wierd gedood, omtrent den jaare neegen honderd, en vermits zijn aanhang, zig eevenwel meesters gemaakt hebbende van het Palais, naa dertig daagen beleegerings zig moeste overgeven, zoo wierden door het Volk de eerstemaal gekooren 3 (Avogadori di Comun) Advocaten Fiscaal om de aanklagt te doen, alzoo wel tegen deese gevangenen, als tegen de genen die den Hertog gedood hadden. Daar op wierd de XIV. Hertog Orso Partitiato, die 17 jaaren zeer wel regeerde, gekooren: zulks desselven zoon, Ian, in zyn plaatse gekooren wierd, dewelke, meenende te sterven door ziekte, van het volk versocht, en

Page 129: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 129 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

verkreeg, dat zyn Broeder tot Successeur genomineert wierd, en bekomen zynde, gebruikte hy zyn Broeder, als zyn Meedemaat in Regeering; tot dat dezelve gestorven zynde, hy daar naa zyn Neef, desselven oudste zoon, insgelijks gebruikte, maar op het zeste jaar, ziende, dat het Volk van haare Regeeringe walgde, zoo onsloegen zy zig beiden der Regeeringe.En naa deeze wierd tot Hertog gekooren Pietro Candiano, die ten einde van vyf maanden, in een slag teegen Zee-roovers, bleef. Na wien de XVII. Hertog Pietro Tribuno 21 jaaren zeer [358] wel regeerde, gelijk de goede Orso Badoaro, ook 11 jaren wel geregeerd hebbende, in een Klooster ging. En daar na wierd gekooren Pietro Candiano, de tweede dier name, voor de XIX. Hertog, die binnen twee jaren stierf; als ook kort daar aan zijn Naavolger Pietro Badoaro. Dus wierd gekooren tot de XXI. Hertog Pietro Candiano, de derde dier name, Zoon des voorgaande, hoewel hy ten tyde zijns Vaders, Medemaat in Regeering zijnde, om zijn baldadigheid was verjaagd geweest, maar door hooger jaaren zediger geworden zijnde, droeg hy zig wel, en koor de tweede zijner drie Zoonen, Pietro tot zijn Meedemaat, dewelke zig in teegendeel zo quaalik droeg, dat al het volk opstond, zulks die Zoon in ballingschap gezonden wierd; en de voornaamste Ingezeetenen, zoo Geestelike als Weereldlike, opentlik malkanderen den eed af naamen, nooit toe te laaten, dat die zoon weederom te Veneetien quame. Onderwylen deede dezelve met zee-rooven, zoo groote schaade aan de Veneetiaanse koopluyden, dat zijn vader daar oover van droefheid stierf. Maar deeze dood, schaade, en eed, wierd by het onweetende volk zo weinig geagt, dat zy deezen uit de Regeeringe gesecludeerde Balling, alleen uit zugt tot sijn doorlugtige Voor-ouderen, die seer groote diensten aan de Republik gedaan hadden, voor de XXII. Hertog kooren; dewelke gekoren zynde daar op zyn vrouw verstotede, om te trouwen een andere, die zeer magtig in slaven [359] en land-goederen was, oover welken hy die van Uderso en Ferraren beoorlogde, met een goede uitkomst, die hem zoo baldaadig maakte, dat hy in het Pallais Soldaaten voerde, en de Stadt Veneetien, meer en meer tirannizeerde. Waar door eindelik, op het 17 jaar, het volk op de been quam, en den brand stak in het Pallais, zulks hy door 't vuur genoodsaakt wierd, zyn Soontjen op de armen draagende, van 't Volk te bidden, dat zy hem ten minsten hoorden spreeken, dog te vergeefs, alzo hy metterdaad, en zyn Soontjen wierd gedood. En dus is het volk altijds te wreed, ofte te goed, en ligt geloovig.

Tot drie-en-twintigste Hertog wierd gekooren, d'onnoosele Pietro Urseolo, die 't zelven eerst weigerde, daar naa aannam, en naa twee jaaren, zeer wel geregeert hebbende, secreetelik ontliep, en zig, in Aquitanien, in een klooster stak. Zulks daar door gekooren wierd, de derde Soon des gemassacreerde Pietro Candiano, Vitalis genaamd, die binnen de twee jaaren van ziekte stierf. En daar op wierd tot XXV. Hertog gekooren, de voorzigtige Tribuno Memmo, nogtans kon hy 't in de verschillen, tusschen de twee vermaarste geslagten zoodanig niet maaken, of de Morosini geloofden, dat hy de Caloprini gonstig was, waarom zy, schielik in de waapenen gekomen zijnde, alle de Morosini meenden te dooden. En vermits zy niet meer als een konden dooden, moesten zy vlugten, en [360] wierden haare goederen geconfiskeerd, omtrent den jaare 980, maar zy wrogten zoo veel uit by den Keiser Ottho, dat hy den Veneetiaanen, door Oorlogen, zoo ellendig maakte, dat zy by accoort de Caloprini herstelden; en korts daar aan dooden de Morosini die van de Caloprini, het welk dat gemeen Volk, ['t welk] zeer veel in den voorleeden Oorlog geleeden hebbende [had], zeer qualik nam: en geloovende dat het zelven was geschied met goedvinden des Hertogen, zetteden zy hem op het 14 jaar zyner regeeringe af.En naa deese Tribuno Memmo wierd gekooren Pietro Urseolo, Zoon desselven, die zig heimelik in een klooster gesteeken had, dewelke 18 jaaren loffelik reegeerde, en harde oorlogen ten einde bragt: Zulks uit deeze consideratien, naa zijn dood, zijn eenigen Zoon Ottho, tot seven-en-twintigste Hertog gekooren wierd, die, door deeze groote luister in de derde Successie, trouwde de Dochter des Konings van Hongariën, en voerde gelukkige oorlogen tegen die van Adria en Croatia. Maar in alle de Conquesten, daar naa quansuis visitatie gedaan, en de Ingezeetenen eed van getrouwigheid afgenomen hebbende, wierd hy te zijner wederkomste in Veneetien, oovervallen door de conspiratie van Domenico Flabenico, die hem dus in zijn vijftigste Jaar de baard schoor, (het welk in die tijden, een

Page 130: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 130 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

onuitspreekelik groote schande was) en naa Grieken-Land joeg, alwaar hy korts [361] daar aan stierf, omtrent den Jaare 1020. En wierd tot acht-en-twintigste Hertog gekooren, Pietro Centranico; maar zeeker Urso, Bisschop van Grado, maakte zig niet alleen door zijn aanzien meester van dat garnisoen, maar beweegde den Keiser Coenraad zulks teegen de Veneetiaanen, dat zy naa vier jaaren oorlogs, tegen haaren Hertog opstonden, hem schooren als een Monnik, en in ballingschap zonden: welke Bisschop van Grado het Regiment in hebbende, en meenende zijn Broeder Ottho, uit Grieken-Land te roepen, om hem dat oover te geeven, verstond dat hy dood was; Zulks hy, naa een jaar regeerens, van zelfs het Pallais ruimde, 't welk straks wierd ingenomen door Domenico Urseolo, naaste bloed-vriend des gemelden Ottho, maar het Volk verdreef hem des anderen daags, zulks hy te Ravennen ging sterven.Naa dit oproer wierd eenpariglik gekoren, tot negen-en-twintigste Hertog Domenico Flabenico, die door den voorgaanden Urso verdreven was geweest, en daarom twee Wetten veroorzaakte; De eerste, dat alle het geslagt der Urseoli buiten de regeering zoude gesloten werden; het welk de ondergang van die Familie is geweest. De tweede, dat (Doge Zenza Compagno) nooit Hertog in het toekomende eenige Mede-maat zoude mogen kiesen; waar mede alle Survivance wierd belet; en stierf in 't tiende jaar zijner regeeringe. [362] Daar naa wierd met gemeen goedvinden gekooren, Domenico Contareno, die, met groote naarstigheid het afgevallen Zara en Grado wederom onder Venetien gebragt hebbende, in het twintigste jaar zijner regeeringe stierf. Op zijn begravenisse koor, en riep 't Volk. Vive de Hertog Domenico Silvio. dewelke eerst tegen de Noormans, en op Zee gelukkig als mede daar na eenmael ongelukkig, gestreeden hebbende, te zijner wederkomste, door 't zelven Volk op 't dertienste jaar van zijn regeering wierd afgezet; en gekooren tot twee-en-dertigste Hertog, Vitalis Phalerio, die met gebouwen en vreede te maken twaalf jaaren doorbragt, en stierf; sulks werd gekooren in den jaare 1011 Vitalis Micheli, die in de eerste kruis-vaart met 200 scheepen naa het heilig Land trok, en naa vier jaeren stierf.Daar op werd tot vier-en-dertigste Hertog gekooren Ordelapho Phalerio, die naa een tijd van vijf jaaren, in den oorlog teegen de rebellige Dalmaten en Croaten verslaagen wierd; en wierd gekooren Domenico Micheli, die veele oorlogen in 't heilige Land gevoerd, daar veel privilegien voor de Veneetse Koopluiden, en de Griekse Eylanden verkreegen hebbende, naa zijn glorieuse wederkomst, op het tweede Jaar der Regeeringe stierf: Zulks zijn Zwaager Pietro Polano, (die ook gelukkig regeerde,) tot ses-en-dertigste Hertog gekooren wierd. En [363] naa hem wierd Hertog, Domenico Morosini, die ook ten voordeele der Koopluiden acht jaaren regeerde.Naa deese Domenico Morosini wierd omtrent den Jaare 1160, tot acht-en-dertigste Hertog gekoren Vitalis Micheli, die eerst gelukkig tegen Frederik Barbarossa oorlogde; maar ongelukkig daar naa teegen den Grieksen Keiser Emanuël, die op eenig verschil alle Scheepen en goederen der Veneetse Koopluiden aansloeg, en nogtans veinsde geen oorlog, maar vreede te begeeren, waar door hy den Hertog met zijn Vloot zoo lang ophield, dat zy door ziekte onder het Volk, en verloop van tijd, te schande gemaakt wierd, en hy vrugteloos te Veneetien keeren moest, alwaar hy, door 't oproerige Volk, als een Verrader wierd gedood op het seventiende Jaar. Maar het Volk daar naa zig bedaarende, en oordeelende dat hy, als een regt Lief-hebber des Vaderlands, en Koopmanschap, de Vreede met een goed inzigt, hoewel onvoorzigtelik, (daar niemand voor behoorde te boeten) had gezogt, kooren tien mannen, de eerste Dieci, om te doen straffen die deeze moord begaan hadden. En vermits deeze Hertog de eerste is geweest, die invoerde la Imprestita, een schatting oover de Borgers, nogtans met beloften, dat de Republik het zelven zoude wedergeeven, als zy in beeter stand gekoomen zoude weezen, zoo gelooft men dat het zelven een na[364]gel aan zijn doodkist zy geweest. Na hem wierd de rijke Cyano, oud 70 jaren, gekooren; die 18 jaren geregeerd hebbende in vrede, alle zijn goederen by Testament aan de Republike liet, gelijk vele Hertogen voor en na hem gedaan hebben, zulks ik het zelven niet meer zal aanteekenen.Hier naa koor het Volk de eerstemaal 4 en die wederom 40 persoonen om een Hertog te kiesen, welke forme van kiesen veel jaaren daar naa gebleeven is, en dus wierd tot veertigste Hertog gekooren Orio Malipetro, die in Siriën oorlogde, en het gerebelleerde Zara innam, dog met nieuwe Imposten op te zetten, die hem zoo gehaat maakteden, dat

Page 131: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 131 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

hy, op het elfste jaar van zelfs in een Klooster ging; en dus wierd als te vooren, door 40. ('t welk ik eenmaal voor allen zeg) gekooren Henrico Dandolo, geduurende, wiens 13 jaarige regeering, de zaaken van oorlogen in Grieken-land, zoo wierden beleid, dat de Keisers den Venetiaanen, voor hun gedaane onkosten, schonken het Eyland Candien. En wierd gekooren tot twee-en-veertigste Hertog Pietro Cyano, onder wien afgekondigt wierd: Dat yder Burger teegen de Zee-roovers mogt equipeeren, en scheepen en Eylanden inneemen, om die in vollen eygendom te bezitten, gelijk van veelen geschiede, waar door verscheide particuliere Borgers van Venetien, Heeren van Griekse Eylandekens wierden, en zeer lange jaaren bleeven. En omtrent deeze tijden begonden die van Ve[365]netien zeer, door die van Pisa en Genua, op Zee, en door die van Padua, op het Land getraverseert te werden; eindelik Cyano 22 jaaren geregeerd hebbende, en zeer oud zijnde, lei de regeering af, om een Monniks-kap te neemen. Hier naa wierd gekooren Giacamo Thiepolo, die ook, met geduurige oorlogen 20 jaaren doorgebragt hebbende, stierf.Naa deezen Giacomo Thiepolo, zegt Sabellico (hoewel het my niet waarschijnelik is) dat men de eerstemaal, en zoo voortaan, op de wonderlike manier, die men heeden gebruikt, koor, een Hertog, namentlik, Marino Moresini, die, teegen Ecelino geoorlogd, en vier jaaren geregeerd hebbende, van ouderdom stierf. Dus wierd tot vijf-en-veertigste Hertog gekooren, Renieri Zeno, die, door de geduurige oorlogen, nieuwe Imposten op melk en zuivel, doende afkondigen; door het volk met steenen geworpen wierd, waar op de plondering van veeler Edelluiden huisen volgde; maar de Autheurs wierden daar naa gestraft, en de Hertog stierf te zijner seventhiende jaar der regeeringe. Daar op wierd tot ses-en-veertigste Hertog gekooren Lorenzo Thiepoli, zoon des drie-en-veertigste Hertog, die ten einde van zes jaaren stierf, geduurig in oorlog geweest zijnde. En wierd gekooren Giacomo Contareni, onder wien die van Histria, om de niewe Imposten, gerebelleerd zijnde, hy zig der regeeringe, doen hy door ouderdom onbequaam wierd, ontsloeg.[366]En in 't Jaar 1290. wiert tot Hertog gekooren Gio Dandolo, die ongelukkig, 10 jaaren teegen die van Aquilegium en Trieste oorlog voerde, en stierf, waarom 't Volk selfs begeerde te kiesen Giacomo Thiepolo; maar hy bestrafte haar, en vertrok uit de stad, tot dat Pietro Gradenico tot negen-en-veertigste Hertog, naar gewoonte, gekooren was; die ook gedurig in oorlog, en veeltijds, ongelukkig was, zulks de Borgerluyden tweemaal teegens hem en de Edelluiden, conspireerden; maar de Conspirateurs wierden t'elkens gestraft, verjaagd, gedood, en haare goederen geconfiskeert. Dus regeerde hy twaalf jaaren; en wierd naa hem gekooren Marino Giorgio, die maar een jaar regeerde, van de Paus ge-excommuniceert zijnde; en stervende, wierd hy nogtans een Heilig genaamt, om dat hy uit zijn eigen beurze Kerken en Kloosters had gesticht. Daar op wierd tot 51 Hertog gekooren Gio Zoranzo, die, door den Ambassadeur Dandolo, met een yzere keeten om den halze, ter aarden neederleggende, de benedictie van den Paus Clement, omtrent den jaare 1310 verkreeg; als mede de Gerebelleerden van Zara t'onderbragt: begonnen hebbende den oorlog teegen Genua, stierf hy in het 16 jaar der regeeringe, en wierd gekooren Dandolo, die, teegen de Genueesers en anderen, 11 jaaren oorlog gevoerd hebbende, stierf. En onder de drie-en-vijftigste Hertog Bartholomeo Gradenico; (die maar een jaar en een half regeer[367]de) rebelleerden die van Candien, en wierden ook gestraft: Deeze, ooverleeden zijnde, soo wierd, om zijne zeer groote qualiteiten van Adel, geleerd- en beleeftheid te zijner 36 jaar, tot vier-en-vijftigste Hertog gekooren Andrea Dandolo, die ook verscheide oorlogen voerde, en, t'huis blijvende, de eerste twee Proveditori in het Leeger zond, om den gehuurden Veld-ooversten met raad en daad by te zijn.En tot deezen tijd toe, naamentlik, tot het jaar 1325. is klaarelik door het voorgaande gebleeken, dat de Regeering van Veneetien populaar was; voorzien met een Hoofd zijn leeven geduurende. Onder de welken, van tijd tot tijd, de aanzienelikste Geslagten het meesten gezag kreegen, onder de naam van Eedelluiden en Raaden Senatori, door het Volk den Hertooge bygevoegd, om de ordinare zaaken te handelen; maar deze Dandolo hervormde deeze Republik in het geheel, daar van een absolute Aristokratike regeering maakende, alzoo hy vaste Wetten maakte voor den grooten Raad, il Consiglio Grande, en de mindere Raad il Senato, die te vooren zeer onzeeker waaren geweest. Ten zy men met beeter fondament, de voornaamste veranderinge vinde, ten tijde van den Hertog Pietro

Page 132: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 132 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Gradenico, die, ziende, dat het Volk jaareliks in yder wijk twee Bonmeesters koor, en dat die twaalf (want er zes bonnen Sestieri zijn,) jaarelix uit het gansche lighaam der stad kooren van [368] 420 tot 470 Mannen, die voor dat jaar den Grooten Raad uitmaakten, en gemerkt hebbende dat die kiezingen veel moeite, twist, en oproer veroorzaakten, soo stelde hy voor, en drong door, een Wet, dat voortaan een yder, ofte zijn erven, die dat jegenwoordige, ofte een der vier voorleede jaaren, een lid des Grooten Raads geweest was, voortaan, zonder eenige keur, zoude mogen verschijnen in alle vergaaderingen des Grooten Raads, en dat alle anderen daar buiten zouden hebben te blijven. Het welk voorwaar daadelik, onder de ingeseetenen [geenen] die te vooren gelijk waaren, dit onderscheid maakte, dat de een door deeze ordre zijnde geworden een Veneetsch Edelman, mogt regeeren als het hem geliefde; en dat alle andere Ingezeetenen zig noodzaakelik moesten laaten regeeren. En dienvolgende verviel toen de Populare, tot een Aristokratike Regeeringe. Zulks de Republik van Veneetien, ten onregt, oover zoo groote oudheid haarer Aristokratike regeeringe, roemd.Hoe het zy, deeze Dandolo hervormde den Grooten Raad en 't Senaat door verscheide niewe wetten, onder anderen, la Gionta, de bygevoegden, by 't Senaat voegende; ook stelde hy in, de eerste Auditori Vechi é Nuovi, oude, en niewe Auditeurs, als ook de Proveditori. Door alle welke goede ordren deeze en de volgende Hertogen zig der waapenen begonden te onthouden, om die te betrouwen aan vreemde gehuurde Veldoversten, geassisteert met gemelde Proveditori, [369] sulks van die tijd af, hier veel meer rust en vreede was, zoo voor de Hertogen als gemeene ingezeetenen, en andere Regeerders. Immers deeze Hertog, de oorlogen tegen Genua glorieuselik ten einde gebragt hebbende, stierf op het 12 jaar sijner regeeringe. En naa hem wierd gekooren tot vijf-en-vijftigste Hertog Marino Falerio, die zig door de Senatori en Adel gebreidelt ziende, het gemeen Volk met beleefd- en mildheid vleyde, op hoope van weederom een Populare Regeering te zullen konnen invoeren, en zoo doende kragtiger te regeeren; en ten dien einde conspireerde hy met eenige voornaamste Borgerluiden, om (soo waar is 't geen de Overwinners geschreeven hebben) alle de Senatori te gelijk te vermoorden. Maar een der t' Samensweerders, het zelven ontdekt hebbende, wierd de Hertog met zijn meedepligtigen des nagts gevangen, en daar naa gedood, met confiskatie van goederen. Sulks deeze Edellieden, en Senatori door deese straffen, zig zoo wel in haare autoriteit vestigden; dat men zedert dien tijd in de Venetiaanse Historien geen oproeren in Stad, en zeer weinig in het geheele Veneetse gebied; voorgevallen, weet te vinden; dan zomtijds eenigen in Candien. Maar van uitheemse oorlogen, naamentlik, meest defensiven teegen den Turk, en offensiven teegen de Potentaaten van Italien, werd somtijds in haare Historien gewag gemaakt.

Page 133: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 133 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.4 Chapter 8. [370] HET VIERDE BOEK. Der Aristokratike Regeeringe. Van de Veneetse Regeering.

2.4.1 Wat een Veneets Edelman zy.De Hooge, ofte souveraine Overigheit te Venetien van aaloude tyden in den Grooten Raad bestaande, en niemand dan de wettige Afkomelingen der eerste en aansienelikste Inwoonderen tot die Heerlikheid geregtigt zijnde, zoo is 't van nooden dat zoodanig een, binnen 's maants naa zynen Houweliks-dag met 's Bruits Vader, en vier Bekende op de Bruiloft geweest hebbende, getuigen voor de drie (Avogadori di Comun) Avocaten van 't Gemeen, sweere wettelik getrout te zijn met zoo een Vrouwe, van goeder naame: En daar naa een Soon gebooren zynde, moeten binnen 's maants zyne, en der Ouderen namen aangegeven, als mede 's Moeders eerbaarheid, en egt, van twee getuigen, voor de drie Avocaten bevestigt werden.Eindelik, na twintig jaren de Vader, en, by zijn overlyden, de Moeder, ofte twee de naaste Bloed-vrienden, met dien Jongman voor de drie Avocaten verscheenen zynde, en geswoo[371]ren hebbende dat hy de zelve is, wiens Houwelik, Geboortendag, en Naam voor desen is bekent gemaakt, ligten zy daar van een bezegelt briefjen door de drie Avocaten, met eenpaarige stemmen, onderteekent; 't welk den 4 December, nevens andere in een busse gedaan, en daar naa door den Hertog in 't bywesen sijner Raaden, wederom daar uitgetrokken werd. En daar naa trekt de Hertog nog een kogelken uit een nevenstaande busse, daar het vijfden van goud is, 't selven van silver zynde, moet die Jongman een ander jaar, en soo lang wagten dat'er alsdan een goud kogelken getrokken, of hy ondertusschen vijf-en-twintig jaren oud geworden zy, om een lid te werden van den Grooten Raad.

2.4.2 Wat de Groote Raad te Veneetien zy.Dit Consiglio Grande; ofte Grooten Raad bestaat doorgaans in omtrent drie duysend Leeden, maar selden verschijnen meer als vijftien honderd. Sy vergaderen alle Son- ofte Heilige-dagen op Sant Marks Klok die een uure geluid, de Sale gesloten, en de Slotelen voor 's Hertogen gestoelte gebragt zijnde, mag de zelve Sale daar naa wel voor den Hertoge, sijne Raaden, Avocaten van 't gemeen, (Capi di Dieci) Hoofden van Tien, (Censori) of Tugtmeesters, maar voor geene anderen te late komende wer[372]den geopend. Sulks ter zelver tijd yder slegt Edelman in een der tien-dubbelde banken, daar 't hem gelieft, nedersit; maar de Hertog sit op een verheeven gestoelte daer ter regter drie Raaden, met een (Capo di 40.) Hoofd van veertig, en ter linkerhand drie Raaden met twee Hoofden van veertig. En d'andere Dienaren van den Staat ook rondom de Sale verheeven te zitten bescheiden zijn. Meer als twee Raaden afweesende, is 't on- en vier by een zijnde, ge-oorloofd, dat de Cancelier verkondige wat'er te verhandelen zy. Dog om Vonnissen te wijsen, ofte niewe Wetten te maken, werden d'Edelluiden eerst geteld, en ses hondert ofte meer bevonden zijnde, vaart men voort met de selve ordre, die 't Senaat en (le Quarantie) den Raad van veertig gebruikt; maar als men officien, die men nooit min als negen of boven d'elf in getale t'eener vergaderinge begeefd, werd altyds door de Cancelier voor eerst afgekondigt fora papalini waarmeede aan allen die met Cardinalen vermaagschapt ofte aan het Hof van Roomen verpligt zyn, geboden werd uit den Raad te vertrekken soo lange men beesig sal weesen met de officien te vergeeven ende alsdan is onnodig dat werde geteld, of wel ses honderd Edelluiden verscheenen zijn; want de Raad als dan met vier honderd Leeden besoigneren mag, zulks de Cancelier terstond d'amten verkondigd, en van d'Avocaaten van 't gemeen, als mede van de (Dieci) Raads-heeren van Tien, Censeurs, oude en niewe Auditeurs, den eed afneemt, dat zy alle d'ordonnantien, noopende dese vergaderinge sullen doen onderhouden; waar op de Dienaren voor den Hertoge en zijne Raden ses goude, bysonderlik geteekende, kogelkens in een busse doen, en een uittrekken om dertig zijns ge[373]lijken in een busse ter linker, daar de jongste, en dertig in een busse ter regterhand onder seeven ofte agt honderd

Page 134: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 134 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

t'samen veertien ofte sestien hondert silvere kogelkens, daar de jongste Raads-Heer op een naa is, als mede ses-en-dertig goude onder vier-en-twintig silvere, t'sament sestig kogelkens in de middelste busse, nevens welke de jongste Raads-heer op twee naa, sit te gieten. Ook doen sy kogelkens getekend, 1, 2, 3, 4, 5, en vijf diergelijke, dog met een opschrift, dat een andere zijde en einde van de dubbelde bank beteekent, in een andere busse, uit welke zy getrokken zijnde, daadelik de twee banken dien 1, 1, te beurt gevallen is met zijde en einde als 't kogelken uitwijst, d'eene na de busse ter regter, d'andere ter linkerhand gaan, trekkende yder Edelman aldaar een kogelken, die een silver trekt, werpt het in een nevenstaande vat, en keerd weeder t'syner plaatse, maar die een goud kogelken trekt, geeft het den neven-sittende Raads-heere te besigtigen, die 't regt bevindende, gaat d'Edelman naa de middelste bussse, waar uit hy een silver kogelken getrokken, en 't selven den neven-sittende Raads-heere behandigt hebbende, vrugteloos t'zijner plaatse weederkeerd: maar wederom een goud getrokken, en 't selve den neevens sittende Raads-heere overgegeven hebbende, set sig dadelik neder op een bank die den troon dwerst, met het aangesigt Hertoge, en rugge Sale-waart; En de Cancelier verkondigt dat soo een, Kieser geworden is; sulks alle die hem [374] in bloed-ofte swagerschap te naa bestaan, zig van looten onthouden, gaande ondertusschen de loting voort tot den lesten Edelman, die gevolgt werd van een Stadts Bode met een roode Mutse op 't hoofd, 't welk de twee banken dien 't kogelken 2,2, te beurt gevallen is, siende, staan op om insgelijks te loten, vervolgende dus ydere bank zijn beurt, en negen goude kogelkens uit de middelste busse door verscheide Geslagten getrokken zijnde, wierd d'eerste kamer der Kiesers uitgemaakt, want een Edelman van 't selve geslagt, een ander volgende; en ook tweemaal goude kogelkens trekkende: moet niet van d'eerste, maar van de volgende neegen Kiesers zijn. En vermits de Wetten niet meer dan twee uit een Geslagt tot Kiesers toelaten, werd dan verkondigd, dat alle dat Geslagt zig onthoude van loten. Welk looten zullende eindigen, en de twee neevens de busse sittende Raads-heeren in d'uitterste bussen gesien hebbende, vermeerderen ofte verminderen zy 'er de silvere kogelkens naar 't getal der ooverige Edelluiden.d'Eerste negen Kiesers ondertusschen be-eedigt zijnde te zullen kiesen de bequaamste voor den Staat, en de jongste der gemelde kiesers eenen bezegelden brief, alle d'Amten dien dage te begeven, op ordre vervattende, ontfangen hebbende, gaan terstont, gelijk ook daar naa, de tweede, derde en vierde vergadering der negen Kiesers, in een bysonder Vertrek, daar d'oudste eerst, en zoo vervolgens geseeten zijnde, de Secretaris d'ordre op 't kiesen gemaakt, voorleest, [375] en een busse met negen kogelkens geteekent 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, omdraagt, waar uit yder, een getrokken hebbende, blijkt wie tot het amt 1, 2, en zoo voort nomineeren moet, dog als 'er elf te begeeven zijn, heeft d'eerste ook de nominatie van het tiende, en de tweede van 't elfde amt.Een persoon, 't zy de noemer zelfs, of ook iemant anders der Kiesers genoemd zijnde, moet terstond de busse omgaan, en, indien men 'er meer als drie afstemmende ballekens in vint, een ander persoon genoemd werden, tot dat men 'er eindelik ses toestemmende in gevonden hebbende, de Secretaris alle de namen der nomineerenden en genomineerden op den bezegelden brief aantekent. Dien hy zelf den grooten Cancelier behandigt, vermits alle Kiesers, (uitgenomen wanneer sy ook zyn Raads-heeren, Hoofden van Tien, Avocaten van 't gemeen en Censeurs,) dien dage buiten den Groten Raad moeten blijven.Dese wijs wordt altijd in de twee eerste kamers, maar somtijds niet in de derde en vierde gevolgt, want de Brief eenige smalle officien meldende, daar maar twee persoonen toe werden genomineerd, en 't selven van de twee eersten gedaan zijnde, moeten alle, die onder de derde en vierde Kiesers zoodanig lot getrokken hebben, zig van nomineeren onthouden, en alleenlik op d'andere in hunne kamer voorgestelde af- of toestemmen. En gebeurende dat een persoon van alle de vier kamers tot 't selfde amt genomineerd is, werd die [376] eevenwel met de meeste stemmen van den Grooten Raad aangenomen, ofte verworpen.Maar vier verscheiden voorgestelt, en drie der zelven om schulden aan de Republik, ouderdom, ofte niet lang genoeg buiten dienst geweest hebbende, onbequaam verklaart zijnde moet de gansche nominatie, belangende dat amt, wederom van voren aan begonnen worden. Dog twee gewraakt, en de derde van twee kamers genomineert

Page 135: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 135 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zijnde, mag d'electie voortgaan. Sulks (de Cancelier de namen der nomineerenden en genomineerden tot het eerste amt afgekondigt hebbende) terstont alle die van 't Geslagt der genomineerden zijn, of door hun Swagerschap al te naa bestaan, vertrekken, tot dat die keur gedaan is. En de Cancelier ondertusschen vermaant hebbende, dat een yder ten meesten voordeele van den Staat stemme, komen voor elke dubbelde bank twee (Ballottini) Jongers met dubbelde busschen, half wit en half groen, soodanig boven bedekt en gemaakt, dat [men] de lijnwaat ballekens eerst getoont, daar naa ingesteeken zynde [hebbende], niet kan gemerkt werden, of zy in de witte, om toe- ofte in de groene, om af te stemmen, gevallen zyn. Uit de witte busse werden zy voor 's Hertoogen gestoelte in een wit, uit de groene in een groen vat gegoten, en de toestemmende, van de Raads-heeren ter regter- gelyk d'afstemmende ter linkerhant getelt, door bysondere instrumenten, gemaakt als bakjens om die op te scheppen waar in zoodanige groefkens zyn gegraven, dat zy [377] niet toelaaten als seeker getal ballekens, die men niet dan met ryskens in ordre stellen, en aanraken mag; sulks men die vaardiglik tellen, en daar in geen bedrog pleegen kan, zonder dat het de nevens-sittende Raads-heeren merken. Die meer als de helfte en 't hoogste getal toegevallen is, verschijnd terstond voor de Censeurs, welke hem den eed afneemen, nietwes onwetteliks gedaan te hebben om dat amt te verkrijgen, en sig daar in trouwelik te sullen dragen. Als den dag begeeft, en mag'er geen ligt op gesteeken werden, schoon 'er nog te kiesen zijn uit de genomineerden, want daar voorts geen agt op genomen, maar ter naaster vergaderinge als voor deesen om de nominatie gelootet werd. Den Raad dus gescheiden zijnde, is op hooge straffen verboden, iemand der verkosene te begroeten, en geluk te wenschen in syn dienst: die van een yder hier seer wel waargenomen behoorde te werden, want indien iemand zig in zijn amt komt te verloopen, sulks hy zyne schulden ofte boeten aan de Republike niet kan betalen, soo moet de geen, die hem tot dat amt genomineert heeft, 't selven opbrengen.

2.4.3 Van den Hertoge.Dit is in 't kort gesegt, hoe de Groote Raad persoonen tot amten op de nominatie brengt, ofte door andere Vergaderingen gebragt zijnde; De keur oeffend. 't Welk niet werd gevolg in 't kiesen van een Hertog want door der Raads-hee[378]ren bevel alle d'Edelluiden van dertig jaren, ofte daar boven, geroepen, en geteld zijnde; werden even soo veele kogelkens, namentlik, dertig goude, en alle d'andere van zilver, gedaan in een busse, nevens welke een Raads-Heer, met een (Capo di Quaranta,) Hoofd van veertig, dien 't beiden te lot gevallen is, sit; en een (Ballottino) knaapjen staat, dat voor yder man, volgens het lot, bussewaard komende, een kogelken trekt: indien van silver, werpt hy dat daar nevens in een vat, en d'Edelman gaat dadelik ter salen uit; maar verguld, en vanden Raads-Heer besigtigd zijnde, werde d'Edelmans naam opgelesen, en hy terstond tusschen twee Secretarissen, in een ander Vertrek gebragt; ondertusschen moeten alle die van zijn Geslagte, ofte Swagerschap zyn voor 't gestoelte geroepen, geteld, en even zoo veel silvere kogelkens uit de busse genomen zijnde, vertrekken. Dus gaat men voort totter dertig goude kogelkens getrokken zijn, dan scheid de Groote Raad, en die dertig komen wederom voor de Signorie, alwaar, die op de zelve wijse uit dertig, negen goude kogelkens getrokken hebben, wederom een te gelijk in 't selven Vertrek gaan, waar van daan zy door de Signorie in een ander vertrek, dat van alles voorsien is, geleid en be-eedigd zijnde, behoorlik te zullen kiesen, opgesloten werden; tot dat zy 'er veertig uit zoo veele verscheide geslagten op de nominatie hebben gebragt, sulks ten dien einde gelotet zijnde wie [379] eerst, ten tweeden, derden en zo voort tot veertig toe, nomineeren zal, en met zeven toestemmende ballekens veertig persoonen gekooren zijnde; werd door de Signoria dadelik, of indien de Zon onder is, 's anderen daags, de Grooten Raad vergaderd; ten einde de genomineerden een voor een door den Cancelier uit den bezegelden brief opgelesen, en voor den Troon gekomen zijnde, terstont in een ander Vertrek mogen werden geleid, want indien iemand van die veertig in den Grooten Raad niet en is verscheenen, moet hy dadelik door een Raads-heer, en een Hoofd van veertig gesogt, en zonder iemand te spreeken, in de groote sale, en van daar by zijne genomineerde 39 Makkers, werden gebragt. Deese veertig persoonen dus op de

Page 136: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 136 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

voorgaande wijse twaalf goude kogelkens geloted hebbende, brengen met drie vierde, namentlik, negen, toestemmende ballekens weederom vijf-en-twintig, uit verscheide geslagten op de nominatie; en uit deese vijf-en-twintig, werden insgelijks negen, met goude kogelkens geloted, die wederom uit den Raad in een ander Vertrek gebragt, en opgesloten zijnde, met zeven toestemmende ballekens vijf-en-veertig persoonen, mede uit verscheide geslagten kiesen. En deese vijf-en-veertig persoonen werden weederom als voor deesen geloted tot elf, die insgelijks met negen, toestemmende ballekens, een-en-veertig persoonen, uit zoo veele Geslagten, op de nominatie brengen, welke, een-en-veertig persoonen, ook da[380]delik uit den Raad, in een ander vertrek gaan en opgesloten werden, sonder als de voorgaanden eenig Secretaris by hun te hebben, waarom zy terstond (Tre Capi) drie Hoofd-mannen, kiesen, en twee om 't Secretaris-amt, waar te nemen; die een-en-veertig besegelde briefkens uitgedeelt hebbende, waar op metter daad, en ten zelven tijde, door yder der een en veertigen een naam geschreeven, en op de tafel gelaaten zijnde; de naamen der genomineerden en nomineerenden aangeteekend werden, op zoo veele briefkens als 'er genomineerd zijn, welke briefkens [die] in een busse gedaan, weederom uitgeloted en geleesen zijnde, zoo werd die genomineerde, indien 't een van deese een-en-veertig Kiesers is, dadelik in een andere kamer gesloten, en d'andere kiesers seggen ondertusschen waarom zy hem tot zoo een hoog amt onbequaam agten, 't welk door de Secretaris aangeteekent, en hem, binnen komende, voorgeleesen zijnde, mag hy sig zuiveren, en een ander hem weederom in zijn afweesen beswaaren, soo lange dat d'een d'andere meend genoeg gesegt te hebben. Eindelik, de Secretaris, aan yder zoodanig getekend kogelken, als 't lot uitwijst, mede gedeeld hebbende, zoo steekt d'een voor d'andere naa zijn kogelken in de dubbelde busse, die ontschroeft, en vijf-en-twintig stemmen, door den oudsten Hoofdman met een rijsken in de witte busse getelt zijnde, verstaat men die, ofte een ander die meer stemmen toevallen, Hertog gekooren te zijn; Met welke [381] keur gemeenelik agt dagen, wat meer ofte min, toegebragt zijnde, werd de zelve terstond door den Cancelier aan de Signorie bekent gemaakt, en de behoorlike ceremonien gepleegt. Welke keur kortelik in deese rijmen begreepen is.

Trenta elegge il Consiglio, De quai nove han il meglioQuesti eleggon quaranta: Ma chi piu in lór si vantaSon dodici, che fanno vinticinque: ma stannoDi questi soli nove. che fan con le lor proveQuaranta cinque a ponto, De quali undici in contoEleggon quarant uno, Che chiusi tutti in unoCon vinticinque al meno Voci, fanno il serenoPrincipe, che corregge Statuti ordini, e legge.De Raad kiest dertig man, en negen blijven staanTe kiesen veertig man, en door 't lot twalif gaanOm vijf-en-twintig man te stemmen, en het lotBrengt die tot neegen, sulks dees neegen weer gaan totDe keur van veertig vijf, en 't lot kiest hier uit ellif,Die kiesen veertig een [man], en die den Hertog sellif.[382]

Dog des Hertogen handen te kussen, ofte voor hem te knielen is onge-oorloft, als meede zijne wapenen ofte naam te schilderen, ofte snijden op eenige publike plaats: ook is 't hem verboden, op verbeurte van duisend goude ducaten die d'Avocaten van 't gemeen moeten invorderen ofte zelfs betaalen, te gaan buiten 't Hertogdom, ofte de haven van Malamoca (waar mede verstaan werden de kleine eylanden om Venetien leggende als meede den oever van't Vaste Land waar in niet eene sterke plaatse is), zonder goed vinden, van den kleinen en grooten Raad. Hy nogte zijne kinderen mogen met vremdelingen trouwen, dan met believen der thien Raden, drie Hoofden van veertig, en 't meestendeel des Grooten Raads. Sijn' kinderen, en kinds-kinderen, mogen geen amt bedienen, waar door zy boven de Procurators van Sant Mark zouden gaan, nogte gebruikt werden voor Ambassadeurs, ofte Pourvoijeurs ter Zee, ofte te Land; maar wel voor Capitainen van twintig, of minder galleien. Sijn' Broeders zijn niet kiesbaar tot het generaal, ofte Pourvoijeurschap ter Zee, ofte Land, nogte het Kapitainschap van de Veneetse Golf, nogte ook niet tot eenig Ambassaatschap. En gedurende zijn leeven mogen geen van zijn' naa bloedvrinden verschijnen inden Raad van thien, ofte eenig Magistraats-amt, zoo buiten als binnen Veneetien bekleeden. En niemand van dat geslagt, hoe verre ook 't zelven zy, mag van den Raad der veertigen een Lid, ofte van

Page 137: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 137 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eenig ander Collegie Hoofd zijn. Ja 't is den Hertoge en allen die van zijnen Huise, ofte Geslagt onge-oorloft, iemand te [383] nomineeren, ofte voor te stellen tot eenig amt, 't zy geest- of weereldlijk. Ook moet hy Hertog nevens andere gemeene ingeseetenen alle lasten, ofte imposten dragen, en daar-en-boven in tijden van nood voor yder schatting, ofte tiende, drie honderd ducaten meer betalen als voor heen. Ook is wel streng verboden aan hem, ofte iemand van zijn huise eenige schenkadjen, ofte giften te doen. Maar van den Grooten Raad, Senator- en Procuratorschap van Sant Mark, nog van 't Pourvoyeurschap over de Munt, 'tWapenhuis, Akademie van Padua, en over diergelijke officien buiten Politie en Iustitie, is niemand om 's Hertogen wille uitgesloten.De Hertog blijft altijd, in dien dienst en geniet jaareliks drie-duisend vijf-honderd kroonen, welke ruim werden besteed zoo in vier gastmaalen, die hy jaareliks ten bestemden tijde moet geeven om d'Edelen t'onthaalen, of d'ongenodigden te vereeren met een penning; (waar op Sant Mark staat, en aan d'andere zijde 's Hertogen naam en Venet. Princip. munus.) als in 't vereeren van een zilvere deegen, aan alle die van tyde tot tyde een lid van den Grooten Raad worden. En daar-en-boven moet hy t'zijnen kosten onderhouden, eenen Staat-Jonk-Heer, en tien Lakeijen, behalven d'andere Huisgenoten, dog alle zonder geweer, als mede moet hy zig voorsien van zilverwerk ter waardije van vier duisend ducaten, of meer.Een ieder moet zig voor hem ontdekken, en opstaan, maar hy voor niemand. De Munt draagt [384] zijn' naam en de trony van een Hertog, dog hy sorge, dat het de gansche Republik in 't gemeen wel gaa; sulks indien eenig Minister van den Staat zig verloopen heeft, hy den zelve voor 't gantsche Collegie waar van hier naa sal gesproken werden aanklagen mag. Maar indien hy dat niet geraden vind, mag hy ook de drie Avocaten van 't gemeen, ofte ook de hoofden van tien gebieden dat zy zoo een saak ondersoeken, en de aanklagt doen daar 't hoord. Ook mag hy alleen, alle vonnisse over misdaaden van de minder Regters, tot den Grooten Raad betrekken. Alle wetten en publike Brieven gaan op sijnen naam uit, en werden aan hem geschreeven; maar de Minuten en principalen moeten van vier Raadsheeren onderteekent zijn, en de aankomende Brieven mogen niet geopent werden, dan in 't byweesen van vier Raads-heeren en twee hoofden van veertig, op de boeten van hondert kroonen. Veel min mag aan [Nogte] Ambassadeurs ofte eenige diergelijke persoonen audientie gegeven werden, op de zelve boeten. In 't kort alles wat de Hertog doen mag is proponeeren, 't welk vermits hy met zijnen Raaden vergeselschapt, uit geen Collegie hoedanig het zy, mag werden gesloten, boven maten dienstig, maar niet schaadelik kan zijn, door dien hy in 't besluiten met zijn authoriteit niet kan overweegen, maar neevens de minsten in 't ballotteeren werd getelt.Sulks de Republik door zijne dood geen ontsteltenisse voeld. Want d'oudste Raads-heer als dan Vice Hertog zijnde, met de vijf andere Raads-heeren, [385] mitsgaders de drie Hoofden van veertig terstont in 't Palais gaat, en met de zelven aldaar moet blijven tot dat de Hertog gekooren is; zegelende ondertusschen de briefjens die in 't verkiesen der amten gebruikt werden, en zoo haast als de Hertog begraven is, komt de Grooten Raad by een, kiesende op gewoonelike wijse drie persoonen (Inquisitori) die des overleden Hertogs leeven en bedrijf ondersoeken, en den zelven schuldig vindende aan eenige overtreedinge der Wetten, beklagen moeten voor de (40 Criminali) veertig Hals-regters, of gelijk meest geschiet, voor den Grooten Raad, die in zoo een geval zijne Erfgenamen een merkelike geld-boeten oplegt. Insgelijks werden 'er vijf andere gekooren, (Correttori) die dadelik in een bysonder Vertrek gaan, en zoolange blyven, tot dat zy den stand der Republike, en de misslagen des overleden Hertogs aangemerkt zijnde, op 't papier hebben gebragt de Wetten die ten voordeele der Vryheid verandert, ofte van nieuws ingevoert dienen, welke dan in den Grooten Raad met meerderheit van balletjens verworpen, ofte bevestigt werden; En hier mede gemeenelik omtrent drie dagen besig geweest zijnde, zoo treed men eindelik tot het kiesen van een Hertog.

Page 138: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 138 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.4.4 Van Consiglieri, ofte Raaden des Hertoge. Signorie, en de Colleggio.

De Hertog heeft gedurig, nevens sig, ses Raads-heeren, in den Grooten Raad gewoonliker-wyse gekooren, zoo nogtans dat het Senaat by elke nominatie van vier, de vijfde voegd; het welk alle ses maanden gebeurt, want sy een gansch jaar dienende, by drie verandert werden, en staat ook aan te merken dat zy vier maanden, t'haaren keure, in 't jaar gaan voorsitten by de veertig Hals-Regters, wiens drie Hoofden weederom, gedurende de zelve maanden, hun plaatse by den Hertoge waarneemen, en deese vergadering van Hertog, ses Raaden, 3 Consiglieri d'Abasso, ofte anders gesegt drie Hoofden van veertig, te saamen tien Leeden makende, werd genaamt (la Signoria di Vinegia) de Signorie van Venetien, ingang, en stemme hebbende in alle Collegiens, en yder der selve Leeden geregtigt zijnde, om t'zijnen goed dunken den Grooten Raad by een te roepen.Deese Signorie verleent alle octroyen, opent de publike Brieven, en vaardigtse ook af aan vreemde Heeren besigtigt de Credentie-brieven der Ambassadeurs en geeft hun audientie, zonder nogtans anders t'antwoorden, dan dat hy Hertog met (Colleggio) 't Collegie delibereeren, [387] en met het Senaat concludeeren zal, om dienvolgens antwoort te geven. Dog nietwes mag de Hertog doen, dan in 't by zijn van sijn vier Raaden en twee Hoofden van veertig, en in teegendeel, hy belet zijnde, zoo moogen die ses alles zonder hem doen.Want alle dagen, omtrent twee uuren naa Sonnen opgang, vergadert de Signorie; alwaar ter eerster uure alle de particulieren, die ietwes te kennen geven, gehoort; en daar naa alle de brieven, sedert de leste vergaderinge ontfangen, geleesen; als meede d'Ambassadeurs ietwes versoekende gehoort werden. En de sestien wijsen insgelijk in een vertrek alleen, alwaar de drie Hoofden der zelven, yder volgende sijne weekelike beurte, de propositie doen van dingen die te verhandelen staan; Namentlik, 't Hoofd van (6 Savy Grandi) de ses grote Wijsen, spreekt van Zee- en Land-bestier. 't Hooft van de (5 Savy di terra) vijf Land-wijsen, alleenlik van Land. En 't Hooft der (5 Savy de gli ordini) Zee-wijsen, van Zee-saaken, vragende eerst het gevoelen des lest-geweesen Hoofds, en daar naa des oudsten vervolgens, van de eerste, tweede en derde ordre; mogende, 't Hoofd dat vraagd, maar lest, zijn goed-dunken zeggen. Dog ietwes gewigtigs van weegen de ses Grooten, ofte vijf Land-wijsen in te brengen zijnde, mogen de vijf Zee-wijsen uitgesloten werden. Maar gemeenlik blijven zy zitten, zonder nogtans te mogen stemmen dan in Zee-zaa[388]ken, hoewel d'andere Wijsen op alles hun gevoelen uiten. Want de Groote Wijsen bevoegt zyn, om sorge te dragen oover Vreede en Oorlog in't gemeen soo te lande als te water; de Land-wijsen alleen over Landen en Steeden, die te voorsien van alle nootwendigheden, als mede de krijgs-knegten aan te neemen, te doen monsteren, en die volgens de rolle te betaalen. De Zee-wijsen alleen over de Equipadje ter Zee. En alle deesen dienen maar ses Maanden, want de helft, 't zy drie ofte twee, alle drie Maanden verandert wert, door kiesing des Senats. Eindelik de saaken onder sig dus een uur ooverwogen hebbende, en de particuliere dingen ondertusschen afgehandelt zijnde door de Signorie, gaan zy in diens kamer sitten, (werdende t'samen 't Collegie genaamt) alwaar hunne 't zy enkele 't zy verscheide voorstellingen en avijsen, van yder een bevestigt, ofte nog andere niewen ingebragt werden; welke verscheide opinien, en wie zoo geaviseert heeft, door den Kancelier aangeteekent zynde, wert het Senat by een geroepen, om deese deliberatien te besluiten. Maar als dit Colleggio kennisse krijgt, dat een Veld-ooverste, Admiraal, Provediteur Generaal, Ambassadeur, ofte eenig ander Magistraats-persoon zig verloopt, en de saak een stille haastigheid vereist, werd'er terstont geballotteert of d'Avocatori zullen werden gelast, den persoon in hegtenisse te neemen: Indien jaa, mag het zelven geschieden voor drie dagen. Maar moet binnen dien tijd, van (gli Dieci) de tien, veertig, ofte Grooten Raad versogt werden, [389] den zelve te mogen gesloten houden, tot dat de saak afgedaan is, in voegen als hier naa zal werden gesegt. Sulks men siet dat de Leeden van dit Colleggio zijn, zoo veel als in Holland de Raad van Staaten, ofte de Gecommitteerde Raaden, en Gedeputeerden ter Admiraliteit, behalven dat zy maar proponeeren, en delibereeren mogen, en sterk zijn ses-en-twintig persoonen.

Page 139: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 139 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.4.5 Van het Senato, of Kleinen Raad te Veneetien.'t Senat vergadert zijnde, zoo werd aldereerst geballotteert over alle de avisen des Colleggio te gelijk en indien zy werden verworpen met de meeste ballekens, moet het Colleggio op een nieuw aviseeren. Maar indien de meeste ballekens toestemmen, zoo wert op ordre eerst 't avijs des Hertogs, daar naa der Raads-heeren, Hoofden van veertig, als mede der Groote, Land- en Zee-Wysen, vervolgens d'ordre, en ouderdom gelesen, welke ordre ook in 't tegenspreeken onderhouden werd; en hoewel 't niemand anders toegelaten is daar rawelik te aviseeren, zoo mag nogtans yder Senator, dien 't lust, opstaan, om 't een, of 't ander voorgesteld avijs voor, en tegen te spreeken. En genomen dat'er dus vierderley avijsen in deliberatie gelegt zijn, soo dragen vier Secretarissen, yder een witte, groene, [390] en roode, zijnde een driedubbelde busse, om; noemende ondertusschen yder den Auteur zijner opinie, sulks yder Senator, een der zelven goed kennende, zijn balletjen in de witte laat vallen, zoo niet, in de groene, of wel in de roode, om te twijffelen. Alle welke balletjens daar naa door de Raads-heeren, getelt, en meer als de helfte eene opinie toegevallen zijnde, is zy bondig, zoo niet, gaat men voorby die de minste heeft gehad, en vergadert men weederom de balletjens over drie opinien, en 't selven weederom gebeurende, gaat men insgelijks de minste voorby, en versamelt men de balletjens over die twee overige opinien, sulks, indien de helft der balletjens geen van twee toevallen, eindelik ook oover de leste op de selfde wyse wert geballotteert, en die des niet tegenstaande, de helft der balletjens niet konnende krygen, soo moet 'er op een nieuw by de Leeden van 't Collegie werden gedelibereert om andere propositien te doen. Dog, indien een der Senateurs een beeter opinie meent te hebben, mag hy 't aan een der Leeden van 't Collegie bekent maken op dat die 't selve in 't Senaat voorstelle. Dus werden hier gemeenelik 's Lands saaken verhandelt, Vonnissen geweesen, en Officien vergeeven; maar staat wel aan te merken, dat'er nietwes mag werden verhandelt, schoon de klok behoorlik geluid heeft, ten zy in 't byweesen van vier 's Hertogen Raaden, en sestig stemmende Leeden, en die verscheenen zynde, mogen zy besluiten van Vreede, en Oorlog, Imposten op- en af te schaffen, 's Lands [391] penningen te doen invorderen, en uitgeeven. Maar die een wet wil voorstellen, en hier geweigert werd, magse daar naa in den Grooten Raad aangeeven. De Officien die door 't Senat begeeven werden, zijn, Patriarch van Venetien; drie Revoyeurs van de Procuratien; drie Taxeerders van de kosten: drie Heeren over 't Sout: drie over de Sout-Pannen: De Groote Land- en Zee-Wysen: drie Opsienders van de Krygs-saaken: drie Opsienders van de Zee-schriften: drie Opsienders van de Schriften van 't Vaste Land des Proveditors ten tyde des Oogst, namentlik, voor 't Padouans, Polesins, Vicentins, Veronois, Tievesans, en Friuls Landschap, yder een: de Proveditors van 't Arsenal: drie over de Wapening: drie over de gecommandeerde Galleyen: drie over d'Artillery: drie over de Forteressen: drie over de gebouwen van 't Palais: drie over de brug van Rialto: Een Superintendent over de tiende der Geestelikheid; drie Proveditors over de Po; een over de gebouwen van Friul: twee Executeurs der beraadingen: drie over de deliberatien van Palma; (Tassatori) Taxeerders over gemeene Schattingen, en Presidenti alli imprestiti diese invorderen: (2 Censori) Twee Censeurs: de (5 Signori di pace) vijf Heere Vredenmakers; (Sigr. della Giustitia vecchia-signori della Giustitia nova) als ook de Heeren van d'oude- en niewe Iustitie; 5 Signori (alla mercantia) van de Koopmanschap: de Proveditors over d'Olie en Vleis-hallen; over d'ongeboude Landen, gemene goederen, en [392] appellatien: de Wijsen over de leengoederen: de Sopra proveditors van 't hout, gesondheit, hospitalen, en pragt: de Proveditors oover de valleyen des Hertogdoms; en de vier over de Pisaanse bank: de Proveditor over de Hennip van Montagnana: een Reformateur over de studie van Padua: een Professeur in de Philosophie; en een inde welspreekentheid; twaalf Heeren over de differenten van Polesine, en Castignano: twee Avocaten fiscal der Signorie; twee van de reekeningen, of een Exacteur der selfde: een Exacteur over de Kameren: een Exacteur van de tien Officen: een Exacteur van de Gouverneurs van 't inkomen: een Pourvoyeur generaal van 't vaste Land; een ander van de Golf; een van Candien, Palma, Istria; een van 't Voetvolk te Land; een oover de ligte Ruiters: de Proveditors over de Cavallery van Candien, en de Paarden van Dalmatien: de Gouverneur generaal van 's Lands armee: en de Collateral generaal van de Signorie, die altijd in dienst blijft.

Page 140: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 140 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

's Hertogen Raaden, Censeurs, Ambassadeurs, Admiraals ter zee, en alle niewe Magistraten; die maar voor een korten tijd noodig zijn, werden hier in 't Senato genomineerd, en hoewel de Groote Raad 'er nog vier by voegt, om uit vijf te kiesen, zoo valt eevenwel de keur meestenstijds op den geene die by 't Senaat genomineert is geweest.En als'er iemand genomineerd moet zijn, om ietwes haat- ofte gevaareliks uit te regten, [393] schrijft yder Senator, of stemmend Lid, een briefjen, welk in een busse geworpen, en daar naa door den Kancelier, by loting uitgetrokken zijnde, werd de keur by meerderheit van stemmen boven de helft, en anders niet, gedaan.Alle Senators dienen een jaar, en sijn altijds kiesbaar om te mogen continueeren. Sestig werden 'er in Augustus en September door den Grooten Raad, ses t'elken vergaderinge genomineerd, en gekooren, eigentlik Pregati gesegt; de sestig andere la Gionta de Pregati genaamd, werden eerst door 't Senat yder stemmend lid een nomineerende, op de nominatie gebragt, en daar uit door den Grooten Raad gekooren. Deese hondert twintig zijn eigentlik Senatori, of Pregati genaamt.Niet te min verschijnd in het Senaat de Hertog met twee stemmen: sijn Raads-Heeren: de drie Raads-Heeren d'Abasso: de Dieci: drie Avocatori: vier-en-twintig Procuratori: twee afgaande Censeurs: drie Heeren Sopra castaldi: drie Governatori dell'intrate: veertig Giudici criminali: de drie Heeren (alle biade) over 't kooren: de vier (al sale,) over het sout: drie (Camerlenghi della Citta) Ontfangers generaal: drie Heeren alle ragioni vecchie: drie alle ragioni nuove: drie Proveditori di comun: drie Heeren over 't Arsenal: drie Proveditori sopra le Camere: de drie Ontfangers der onderhoorige landen: drie Proveditori alli dieci offici: drie Cataveri: yder met eene [394] stem, makende alle te samen twee honderd zeven-en-veertig stemmen.Behalven deese verschijnen 'er ook, zonder te mogen stemmen ses-en-vijftig andere persoonen in zeer aansienelike bedieningen zijnde; als namentlik: de Groote Land- en Zee-wysen, t' samen sestien: de vier Signori all'acque; drie alla sanità; drie sopra i datii; ses sopra il Cotino d'Alessandria; twaalf sopra quello di Damasco: twaalf sopra Londra. Sulks ordinaris drie honderd drie Leeden tot het Senato toegang hebben. En behalven deesen zoo mogen hier ook verschijnen alle die zoo veel aan de Republike verschoten hebben, als de Wetten melden, gelijk mede alle andere Magistraats-persoonen die gesind zijn een wet voor te stellen.

2.4.6 Van de Hooge Vierscharen, ofte Regtbanken te Veneetien.De Grooten Raad kiest gewooneliker wijse op agt bysondere dagen, yder maal vijf persoonen van verscheide geslagten, oud boven de dertig jaaren, le Quarantie genaamt, welke zullende in hunne bedieninge treeden, voor de Signorie verschijnen, alwaar veertig verscheide briefkens in d'eene en sestien Goude met vier-en-twintig Silvere kogeltjens in d'andere busse gedaan zijnde, eerst een briefken, en daar naa een kogeltjen werd getrokken. De drie eerste [395] goude kogelkens, en zoo voort tot twaalf toe, zyn voor twee maanden Capi di quaranta, Hoofden van veertig; en de vier ooverige Goude kogelkens Capi di respetto, wagt houdende Hoofden; maar de vier-en-twintig naamen, wien Silvere kogeltjens te beurte gevallen zijn, werden daar naa weederom in d'eene busse gedaan, en elf goude met dertien silvere kogeltjens in d'andere, welke insgelijks geloted zijnde, werden de twee eerste Goude kogeltjes, en zoo voort tot agt toe (Vice Capi) Substituit-Hoofden, voor twee Maanden, en de drie leste Vice Capi di rispetto, Substituit wagt houdende Hoofden genaamt.De (Capi di quarantia nova) Hoofden der niewe veertig, vergaaderen yderen ugtent om te horen die van Civile buiten processen appelleeren, is 't doenlik partyen te vereenigen; soo niet, de niewe veertig te vergaaderen, en aldaar 't geregt te bestieren, voor zoo veel de form aangaat; by exempel: sy doen uitspraak of deese en die saak zal voorgaan, dit en dat schrift geleesen werden. En de Vice Capi doen 't selven in plaatse van de Capi, die weegens siekte ofte andersins niet konden verschijnen, of wel van partyen om maagschap of eenzydigheid, werden verworpen. Maar als de Capi tot eenig ander amt werden gekosen, en sy 't aanneemen, werd hun plaatse van de Capi di rispetto bekleet. Gelijk hun plaatse weederom by siekte, maagschap partydigheid, &c. van de Vice Capi di

Page 141: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 141 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

rispetto waargenomen werd.[396] Deese (Quarantia nuova) niewe veertig vergaderd, en partyen verscheenen zijnde, mag yder maar anderhalf uur pleiten, dog als eenig schrift door den Notaris der veertigen geleesen werd, legt ondertusschen den Sandlooper neder; sulks aan weederzijden in anderhalf uur het proces voldongen zijnde, de jongste veertig opstaat, en yder Regter den eed afneemd, een geregtig vonnis te zullen spreeken. Daar naa werd een drie dubbelde busse omgedragen, in welke zoo veele toe- of af-stemmende balletjens gevonden werdende, als de twee anderen t'saamen; verstaatmen 't eerste vonnis on- ofte be-kraftigt te zijn. Maar indien dezelve zoo veele niet zijn werd de saak nog eens bepleit, en als te vooren de stemmen weederom vergaderd zijnde, en te weinig in getalle bevonden zijnde, werd de busse ten derden male omgedragen, en zonder op de twijfelende te letten, volgens het meerendeel uitspraak gedaan. Dog de stemmen steekende, ofte alle uitgenomen een twijfelende, vervald de saak van de Niewe tot d'Oude, of wel van d'Oude tot de Niewe veertig. En indien zy daar weederom steeken, werd die selve saak in den Grooten Raad gebragt, en gewoonelikerwijse met balletjens afgehandeld.Deese Raads-Heeren, Capi, vice Capi, Capi di Rispetto, en Vice Capi di Rispetto, dus agt Maanden in den Niewen Raad van veertig gediend hebbende, succedeeren daadelik met de zelve [397] qualiteit in (la Quarantia Vecchia) den Ouden Raad van veertig, om aldaar insgelijks te oordelen oover alle civile vonnissen der Stad Veneetien daar partyen van geappelleerd hebben; en die tijd ook verstreeken zijnde, succedeeren zy weederom met de zelve qualiteiten in de (Quaranta Criminali) veertig Hals-regters, met dit onderscheid nogtans, dat de drie Capi de plaatse van 's Hertogen Raaden in de Signorie bekleeden, terwijl dezelve drie Raaden d'Abasso hun dienst onder de veertig Criminali waar neemen.Deese (Criminali) veertig Hals-regters oordeelen oover alle misdaaden der Inwoonderen van Veneetien, ter eerster instantie, (uitgesonderd van simple dievery, doodslagen, quetsuren in 't aansigt) als mede in cas van Appel over alle crimineele misdaaden zoo van binnen als van buiten; niet alleenlik met de voorgaande Sententien te bevestigen, ofte te vernietigen, en alsoo den eersten eisscher, indien hy eevenwel meent geregtigt te zijn, weederom op niews zijnen eisch verandert hebbende, tot den Regter ter eerster instantie te zenden, gelijk in de andere (Quarantie) veertigen ook geschied: maar met de saak eindelik uit te spreeken en te wijsen. Want die een ander, voor deese veertig beklagen wil, moet het te Veneetien aan de drie Avocatori di Comun aangeeven, en deese drie, 't selven verworpen hebbende, moet d'aanklager rusten, of wel drie andere Avocatori verwagten, maar een, of meer de zaak aan[398]genomen hebbende, voegd die zig by den aanklager, gelijk zy Avocadori ook amtshalven gehouden zijn, zig oover alle misdaaden t'informeeren, en d'aanklagt voor de veertig te doen, waar op de Avocatori, de drie Raaden d'Abasso, en de drie Capi di Quarantie, een straf noemen, en die van de meeste Balletjens wert geapprobeert, moet de misdadiger verwagten.Dog in saaken van Staat heeft het sig anders, want de drie niewe Auditeurs over 't vaste Land, ofte de Sindici di mare, ofte wel iemand anders d'Avocatori verwittigt hebbende, dat iemant in regeering of 's Lands dienst zijnde zig vergrijpt, mogen zy den selven gevangen neemen, en drie dagen houde. En indien de veertig Criminali hun toestaan den selve langer in hegtenisse te houden, zo komt het Collegie der Examinateurs, namentlik: twee Raaden d'Abasso: twee Signori di notte: een Capo di Quaranta: een Avocator, die in hunner aller byweesen den zelven ondervraagd; En indien 't vier stemmen goed vinden, wert hy ten Pijnbanke gebragt, en alles van den Secretaris aangeteekent, welke bekentenis, en wat'er is gepasseert, dan aan een yder die 't begeert voorgeleesen werd. En naa dat hy schuldig te zijn geoordeelt is, mogen door de niewe Auditeurs, en Sindici di mare in saken van hun Provintie en rapport, gelijk door d'Avocatori di Comun, den Hertog en zijn Raads-heeren, als meede door de drie Capi di Quaranta in alle saaken geen [399] uitgesondert straffen genoemt werden, waar uit by meerderheid van stemmen eene gekosen, en den misdadiger opgelegt wert.Yder veertig geniet elke vergadering in cas van Appel, van den Appellant een derdendeel van een Ducaat, en zyn tijd van agt maanden in de drie veertigen, waargenomen hebbende, is agt maanden daar naa nog onkiesbaar tot het zelve amt. En seid men deese veertigen in ordre te zyn, om te mogen vonnissen, als er naa 't behoorlik uur, een Capo, en een vice Capo verscheenen is. d'Avocator di Comun heeft hier geen bepaalde tijd van

Page 142: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 142 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

spreeken, maar spreekt zoo dikwils als hy wil, ten laste des misdadigen, wiens Avocaat ook zoo dikwils mag antwoorden.De drie Avocatori di Comun werden op gewoonelike wijse door den Grooten Raad gekooren, en vermits uit het voorverhaalde hun amt genoegsaam klaar is; namentliken de Wetten der Republike te doen observeeren, of wel d'oovertreeders der zelven voor de veertig Criminali te beschuldigen, zal ik 't daar by laaten.Insgelijks werden gekooren drie Auditori novissimi, die met eenparige stemmen defintivelik vonnis wijsen over alle appellatie van vijftig, en mindere Ducaten; maar de stemmen verschillende, moet die selfde saak, komen voor negen Regters, drie oude, drie niewe Auditeurs, en drie Cataveri, welke seven sterk vergaderd zijnde, mogen de zelve definitivelik wijsen.[400] Insgelijks werden gekooren de drie niewe Auditeurs, voor welke alle buiten appellatien; als mede drie oude Auditeurs voor welke alle appellatien, van binnen der Stad verschijnen, en indien een der Auditeurs de zelve toelaat, mag de sententie niet werden ge-executeert. Dog indien zy met eenparige stemmen werd verworpen, en d'Appellant eevenwel zijn regt vervolgen wil, moet hy twee maanden wagten, werdende ondertusschen de sententie ge-executeert, als zy boven de vijfhondert Ducaten niet bedraagt. En moet hy daar-en-boven, zoo veel ten hondert als'er toestaat, in 's Lands Schatkist tellen, maar als d'Appellatie is toegelaaten, werd het selven aan d'Auditeurs getelt, en als d'Appellant komt te winnen, keerd hy sig tot den eersten Regter, die van den eisser ter eerster instantie even zoo veel genoten had, want die 't hem moet weedergeeven.En over alle verschillen van vijftig tot drie hondert ducaten moeten (Colleggio di Dodici) de twaalf Regters definitivelik vonnissen wijsen. Gelijk de twee-en-twintig (Signori alle Biade) Koren-Heeren over alle verschillen van drie hondert tot vijf hondert ducaten, en wat daar boven is moet tot de veertigen 't zy niewe ofte oude werden gebragt. Gelijk ook als de stemmen steeken. En werd oover al geballotteert en gehandelt als in de veertig.Maar vermits d'Appellatien van buiten, niet [401] dan met groote kosten te Veneetien konnen werden vervolgt, en veele daar toe onmagtig zijn, als meede vermits de (Podesta) Rigters, (Capitani) de Gouverneurs, en (Camerlinghi) Ontfangers zig niet alleen teegen particuliere, maar ook teegen den Staat konnen verloopen, werden yder twee jaar, de drie Niewe Auditeurs door alle 't vaste Land gesonden, om sig naarstelik oover alle 't bestier der zelven t'informeeren, en de klagten der particulieren te aanhooren; en indien een der zelven de appellatie, ofte klagte aanneemt, wert hem ook alle 't bescheid daar toe dienende oovergegeeven, en moet hy zelfs die saak te Veneetien vervolgen, en bepleiten voor zijnen competenten Regter, maar indien d'Auditeurs de klagten met eenparige stemmen verwerpen; moet de klager rusten. En om de zelve redenen werden alle vier jaaren twee Sindici di Mare gesonden door alle d'Eylanden van Dalmatien, Albanien en Griekenland. Dog staat wel te letten dat alle Magistraats-persoonen ongehouden zijn oover particuliere saaken daar zy van beschuldigt werden, in regte te verschijnen, zoo lange zy in dien dienst zijn.

2.4.7 Van de extraordinare Politie, Justitie, en Militie, te Veneetien.Door deese voorbeschreevene Collegien werden alle ordinare saken van Staat afgehandelt, maar om dat dikwils dingen voor vallen die zoodanigen cours niet lijden, ofwel [maar] meer stilte, vaardigheit, en magt vereisschen, werden alle 's jaars door den Grooten Raad op gewoonelike wijse tien Mannen op de nominatie gebragt en gekooren, welke tien mannen daar [die] de nominatie doen van La Giunta de Dieci, zijnde vijftien bygevoegden, die door den Grooten Raad verworpen [gekooren], ofte bevestigt werden, waar by nog de Hertog met zijne ses Raaden komende, twee-en-dertig stemmende Leeden werden uitgemaakt, welke twee en dertig stemmende leeden [die] alles, en anders nietwes mogen besluiten, ofte uitwerken dan met twee derde stemmen. Ook verschijnen daar, dog zonder regt van stemmen, de ses Groote, en vijf Land-wijsen, drie Avocatori, en negen Procurators, uit de vier-en-twintig jareliks door de Dieci gekooren. Dese Dieci dienen een jaar, en zijn nog twee daar naa niet kiesbaar.

Page 143: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 143 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Sy houden de secreete correspondentien, bestieren d'Entreprisen, Vreede, Oorlog, en alliantien, als'er vaardig en secreet in moet voorsien weesen, vaardigen de Provediteurs af in 't Leeger, straffen de Landverraders en schuldige aan [403] 't Crimen Majestatis, valsche Munters, Sodomiters, Blasphemeerders, &c.De principale directie oover dit Collegie bestaat in drie Mannen Capi di Dieci genaamt, die zy alle 's Maands by loting onder sig kiesen. Deese vergaderen alle dagen, en ietwes van belang hun ter ooren komende, ofte door Brieven verstaande, moeten terstont, en nootwendig ten agtsten dage, deesen Raad by een roepen, en ook altijds, als twee van deese drie 't selven goed vinden.En als deese Raad van tien iemand heeft doen gevangen neemen, mag de gevangen [hy], nog niemand van zijnen't wegen, aldaar verschijnen om voor hem te spreeken; maar werd in't gevangen-huis alleen door de drie Capi di Dieci ge-examineert. En zijne bekentenis in de vergadering voorgeleesen, waar op yder stemmend lid hem verschoonen, ofte beswaaren mag, sulks eindelik yder Capo di Dieci een verscheyden eisch gedaan hebbende, gewooneliker-wijse geballotteerd, en met twee derde stemmen [werd] gearresteerd werd. Want hier alles zonder appel, ofte omsien werd afgedaan; en van niemand mag werden gebeeterd, dan, is 't doenlik, van deesen selven Raad. Waar door in verscheiden tijden de zelve zoo haatelik is geworden, dat de Groote Raad de Successeurs ten gewoonliken tijde niet heeft begeeren te kiesen; soo dat de verstandigste ziende hoe nootsaakelik zoodanige Dictatoria Potestas doordringende magt aan hun Staat was; by geleegent[404]heid hebben voorgesteld, en doorgedrongen een Wet, waar by alle die eenig amt der Republike bekleeden, 't zelven moeten blijven bedienen, tot dat zy afgeset, ofte wel hun Successeurs in hun plaatse gekooren werden. Deese Raad heeft tot zijn bestier, een gedeelte van 's Lands inkomen, en sekere Galleyen met alle d'Artillery en Wapenen hun toegevoegt. En kiesen absolutelik hun Cassier, een Officier over hun wapenen. De groote, en vier andere Kapitainen altijd in dienst blijvende, de Proveditors van de timmeringen der Gevangen-huisen, en Kloosters. De Proveditor over 't Bosch van Montello. De vier Secretarissen van hun Raad, en alle andere minder secretarissen, behalven den Grooten Kancelier, doende alle de zelven straffen als zy hun amt qualik bedienen, ge- en verbiedende alle groote Gildens, en Broederschappen te vergaderen. Ook mogen zy den Grooten Raad vergaderen en aldaar hun avijs proponeeren.

2.4.8 Van verscheide andere aansienelike Amten te Veneetien.De twee Censori werden insgelijks door den Grooten Raad gekooren, om zorge te dragen dat geen quade gebruiken om groot geld te quisten, ofte tot groot geld, ofte eere te geraken, insluipen. Makende 't selven bekent daar't hoort, op dat'er met niewe Wetten in voorsien werde.[405] De vier-en-twintig Procuratori ad vitam werden alle, hoewel maar eigentlik agt het zelven zijn, Procuratori di San Marco genoemd, om dat zy die Kerk en zijn magtig inkomen bestieren. De tweede ordre bestaat uit agt anderen, die insgelijks groote goederen, aan de Republike by Testament gemaakt, bestieren, en het opsigt hebben over alle voogdeloose Weesen vallende aan deese zijde van't groot Canal. De derde ordre bestaat ook uit agt, die meede groote goederen, aan de Republike gelegateert, bestieren, en oover alle voogdeloose Weezen der sterfhuise vallende aan d'andere zijde van 't groot Canal, sorge dragen.Alle werden sy door den Grooten Raad gekooren met sestig Ducaten jaareliks loon; en besteeden veel gelds van hun ordinaris inkomen om den armen te onderhouden, en de gevangenen te verlossen; allegader verschijnen zy in 't Senaat, en negen, uit elke ordre drie, werden door de Dieci gekooren, om in dien Raad van Tien ook te mogen komen; hier-en-boven zijn zy inder tijd kiesbaar tot Savy Grandi groote Wijsen, of Giunta di Dieci tot bygevoegden van tien; maar tot geen ander Officie, selfs mogen zy in den Grooten Raad nooit verschijnen dan om eenen niewen Hertog te kiesen. Dog als'er een Admiraal ter Zee, ofte een Proveditor Generaal van 't Leger nodig is, werd gemeenelik in den Grooten Raad eerst geproponeerd, of de Procurators kiesbaar zullen zijn, en met meerderheid der balletjens geconcludeert. De Procu[406]rators spreeken ook regt oover

Page 144: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 144 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

alle verschillen van Weezen, en 't bewijs dat hun moet werden gedaan; als meede over alle verschillen, weegens onroerende goederen aan den oever van 't vaste Land gelegen.De groote Kancelier, mag [moet] geen Veneets Edelman, maar moet een Borger zijn, werdende ook door den Grooten Raad, ad vitam, gekooren, om de penne te voeren; en de Registers te bewaaren van de Signorie, 't Collegie, 't Senaat en den Grooten Raad.Alle andere Secretarissen zijn ook Borger-luiden, en ad vitam: maar werden door de (Dieci) den Raad van Tienen gekooren.De drie Sindici hebben 't oog op alle Secretarissen, en die de penne in eenig Magistraats-Collegie voeren, want als die zig in hun dienst tegen de Wetten misgrijpen, of hun kosten te hooge reekenen, werden zy van hun gestraft, ofte de kosten getaxeert, ook ordonneeren zy hoe veel jaarliks loon yder Dienaar van eenig Magistraats-Collegie ontfangen moet; en eenig verschil uit deese dingen ontstaande, oordeelen zy 'er oover, dog van hun vonnis mag voor d'Avogadori di Comun werden geappelleert.De drie Cataveri brengen in de gemeene Schat-kist alle goederen die geen Eigenaar hebben; namentlik, als by versterf of testament niemand tot Erfgenaam is gesteld. Als ietwes te lande, op strand, of in Zee gevonden werd; en hier oover spreeken zy regt, als meede tusschen Schippers, en Passagiers.[407] De drie Sopracastaldi, executeeren de sententien, doende de goederen van de Gecondemneerden verkoopen, en spreeken regt oover alle verschillen, ontstaande uit den uitleg van 't vonnis, maar van hun uitspraak mag werden geappelleerd voor de Superiori, en van die weederom voor d'Avogadori di Comun.De Examinateurs ... ondersoeken en be-eedigen alle Getuigen, ook werd onder hun alles gesequestreerd, en zy oordeelen of d'onroerende goederen, volgens wetten verkoft zijn, als meede, of de geconditioneerde Testamenten en Legaten werden ge-observeerd. En zy onderteekenen alle schriften van giften.Als by tijden van oorloge een Heer te velde zal gaan, werd gemeenelik een vremdeling, voor seekeren tijd tot Veld-Overste aangenomen, die nietwes mag doen dan met goedvinden van den Proveditor Generaal, hem by gevoegt, sulks deese twee te saamen over 't leeven, en dood aller Soldaaten te Land magt hebben; maar als deese twee Stemmen teegen een strijden, werd de (Camerlingo) Ontfanger, die 't heir volgt geroepen, en dus met twee Stemmen geconcludeert. De Proveditor alleen draagt sorge, dat de Soldaaten, en andere onkosten betaalt werden, gevende daar toe assignatien van zijne hand op den gemelden Ontfanger, die insgelijks 't Leeger volgen moet.Somtijds, en selden werd'er een Admiraal Ge[408]neraal ter Zee gekooren, want hy met zyn Provediteur magt heeft over alle Scheepen, Eylanden, en Steeden der selven, sulks hem over al de slotelen moeten werden teegen gebragt, tot erkentenis, dat hy aller Regenten en Soldaaten leeven, en dood in zijne hand heeft. Dog om dat zoodanige groote magt ook tot nadeel der Vryheid zoude konnen werden misbruikt, is geordonneerd dat hy, gelyk ook [en] alle Soldaaten die met hem zyn, van hun dienst metter daad ontslagen zyn, zoo haast hy Veneetien op hondert mijlen naaderd, sulks hy te vooren zijne Soldaten moet doen betaalen, om als een privee persoon in die Stad te komen, met een gevolg van min als hondert menschen. En werd het by tyden van oorloge ter zee gemeenelik afgesien met een Lieutenant Admiraal, die te gebieden heeft over zoo een getal Scheepen als hem werden beschikt; hoe wel ook met magt van Leeven en Dood oover alle die onder hem zyn. Gelijk yder Capitain (dat Veneetse Edelluiden zijn) binnen Schips-boord over alles, 't Leeven alleen uitgesonderd, gebieden mag.

2.4.9 Van de Regeering der onderhoorige Landen, en Steeden.De geringe onderhoorige, en geconquesteerde Steeden, werden meest door een Podesta alleen geregeerd. Maar die van [409] wat meer belang, en met Soldaaten beset zyn, door een Podesta, met een Camerlengo. d'Aansienelik- en gewigtigste door een Podesta, Capitan en Camerlengo. De Podesta bestierd alle saaken van Politie en Iustitie, werdende geholpen met het avijs van agt bygevoegde Regts-geleerden, Inboorlingen van den Staat, nogtans vreemdelingen aldaar, en geen Veneetse Edelluiden.

Page 145: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 145 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

De Capitan draagd sorge over Poorten, Wallen, 't platte Land, de gemeene Middelen, Soldaaten, en Boeren; oover welke hy in 't civil, en Crimineel regt spreekt, en mag van Podestas, en Capitans sententie, werden geappelleerd.De Camerlengo is Ontfanger van de gemeene middelen, en teld die weederom uit tot onderhoud der Stede, op assignatien van den Podesta; of wel tot onderhoud der Poorten, Wallen en Soldaaten op assignatien des Capitans. En 't geen daar van ooverschied moet werden gebragt aan de drie Signori sopra le Camere; want die zyn gesteld te Veneetien om aldaar t'ontfangen, alle accijsen, imposten, en licenten, van de Particuliere Camerlengi, buiten de Stad zijnde. En de Signori di ragion nuove houden contre-reekeninge; om die in gebreeke blijven van betalen, te dwingen, ofte te beklagen aan d'Avogadori di Comun.

2.4.10 Van de Regeering der Stad Veneetien, en de Finantien der Stad en Staat.

De imposten werden insgelijks te Veneetien, door veele particuliere Heeren verpagt, gelijk de Signori alle Dogane: de vier Signori al sale; Signori del datio di vino; Signori della ternaria, &c. Die elk oordeelen oover die verschillen van hun pagt, 't zy datse spruiten uit wanbetaling der particuliere Smokkelaars, of der Pagters zelve, die gemeenelik in elke Pagt twintig in getalle zyn. De zelve Heeren 't Geld van de Pagters ontfangen hebbende, brengen 't aan de drie Governatori d'elle entrate, Ontfangers der Stad Veneetien, en zijner Landouwen, genaamd il Dominio. Waar van ook de Cazudi de contra-reekeninge houden.Want deese (Governatori d'elle entrate,) oover alle verpagting en ontfang der zelven staan, en oordeelen, dwingende de zelve Pagters tot betalinge, met daadelike verkoopinge hunner goederen. Ontfangende insgelijks des Stads eigen inkomen. Stellen ook Stee- en loopende-Boden, als meede Rakkers, en Diefleiders aan en af; gelijk ook het vergeeven van veele andere kleine Officien der Stad, aan hun staat; en zy ook aan de zelve hun loon tellen. Maar als deese particuliere Heeren de saaken van hun Pagt niet [411] wel waarnemen, en de Governatori d'elle entrate ook nalaatig zyn, moeten de Signori Cazudi, die contra-reekening houden, van alle ontfang en uitgift der Stad de nalatige insgelijks tot betaling dwingen, ofte doen straffen.Sulks eindelik alle het inkomen van de onderhoorige Landen door de drie Signori alle Camere; en alle het inkomen der Stad Veneetien, door de drie Governatori d'elle entrate, aan de drie Camerlenghi d'ella Citta werd gebragt, die alle 't selven inkoomen der geheele Republike, dat heeden jaareliks geen ses Milioenen Hollandse guldens halen kan, weederom moeten uittellen, op assignatien geteikend, in 't Colleggio, door Raads-Heeren en Groote Wijsen. En de generaale contre-rekeningen werden gehouden, door de Signori sopra i Conti. Met magt om alle Debiteurs van Stad of Staat, 't zy Particuliere, Pagter, ofte Ontfangers, geen uitgesonderd, tot betaalinge te dwingen met daadelike verkooping hunner goederen. Iaa ook crimineelik te beklaagen voor de Quaranta Criminali. Gelijk mede de Avogadori di Comune verpligt zyn alles jaars ten bestemden dage, alle de namen der geenen die aan de Republike schuldig zyn gebleeven, zonder te konnen, ofte te willen betalen, een voor een, geen uitgesondert, in den Grooten Raad af te leesen; op dat een yder gewaarschouwt zy, geen der zelven tot eenig amt te nomineeren; als daar toe metterdaad onbequaam verklaard zijnde. [412] En is zeer aanmerkenswaardig, dat de Republike van Veneetien in alle hare Finantien, Italiaans-Koopmans Boek houd. Sulks hier in het minsten nietwes kan werden gestoolen, zonder dat terstond blijke waar het gebleeven is.Maar by extraordinare tijden, dit gewoonelik inkomen niet genoegsaam zijnde, pleeg de Senaat Tassatori te kiesen, om een yder naar zijne middelen te schatten; welke schatting daar naa werd ooversien, en mag werden gebeeterd [bestraft] van de drie Savy, voor welke alle koop en verkoop van vaste goederen gepasseert werd. Insgelijks kiest dan de Senaat de Presidenti delle imprestite om de zelve Schattingen in te vorderen. En om dat somtijds Renten teegen vijf ten hondert, van die Capitalen betaald werd, zijn de Signori de Monti nuovi, Signori novissimi, en de Signori del Subsidio gestelt; wien daar toe eenige

Page 146: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 146 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Accijsen, Tollen, ofte andere 's Lands inkomen aangeweesen is om die in te vorderen, en daar uit die oude, niewe en alderniewste renten te betalen. En van alle gelden dus op interest genomen, houd de Secreete Kamer reekening, en is aan niemand geoorlooft die Boeken in te zien, zonder goedvinden des Raads van Tien.Somtijds werden 'er ook drie extraordinare Avogadori gekoren, met last om te ondersoeken, en te beklagen alle en een yder die zig in 't handelen van de penningen, ofte middelen der Republike verloopen zoude mogen hebben, en [413] moet die aanklagt geschieden binnen korten tijt; Welke verstreeken zijnde, houd hun magt op.De drie Proveditori della Zecca, hebben 't bestier over de Munt, dat zy niet vervalst, verslegt, ofte geschrooit werde.De ... Signori de Ragion Vecchia, houden de contre-reekening van alle betaling, weegens de gelden op interest genomen, en stellen ordre dat de Vorsten en Ambassadeurs, die de Republik defroyeert, wel getracteert werden, en houden ook reekening van die onkosten; ook houden zy contre-reekening van de Signori alle biade. Sy oordeelen ook oover de verschillen, wegens schade, buiten den Staat van Veneetien gedaan.De drie Proveditori all'Arsenal, nemen alle Smits en Timmerluiden aan, en zien toe dat'er wel gewrogt werde, betaalende dezelve alle agt dagen.De ... signori alli dieci ufficii houden contra-reekening van den Ontfang aller uit- en in-gaande Goederen, 't zy ter zee, of te lande door den ganschen Staat.

2.4.11 Andere Veneetse Amten van minder belang.Voor zoo veel de Regeering der Stad Veneetien eigentlik aangaat, zijn nog veele, en verscheide Officien te considereeren; Namentlik: [414]Drie Signori alle Biave, dragen sorge dat'er goed, en genoeg Kooren in Stad zy.... Signori alla farina, dat'er goed en genoeg Meel in Stad zy.Vier Signori alle acque, dat Stads-wateren gesuivert, en gediept werden, als meede dat de Scheepen leggen daar 't behoort.Drie Signori alla sanita, oover alles dat Pest, en andere quaade siekten zoude konnen veroorsaaken.... Signori della grascia, stellen de markt van Boter, Kaas, Oly, gesouten Vleesch en Spek, straffende alle Vettewariers, die sig verloopen.... Signori di panni d'oro, hebben opsigt op de Zyde, Goude, en Zilvere Laken-weevers, straffende die de Wetten, op hun gemaakt, overtreeden.Drie Signori alle pompe, moeten alle Wetten, teegen de pragt in Kleederen, Gastmaalen, en Huisraad, executeeren.Drie Proveditori di Comun, hebben 't opsigt over Straaten, Bruggen, en Putten, als meede oover de Scheepen, dat zy niet ooverlaaden werden, ook oover de Veeren, kleine Broederschappen, en Boekverkoopers, stellende yder Boek op zijn prijs, en straffende alle Contraventeurs.... Signori Pioveghi, sien toe dat de Wegen, Straaten, ofte Graften niet bekommert, ofte vermindert werden door eenige timmeringen, en spreeken regt oover de zelven, als meede [415] oover alle verschillen, spruitende uit gelden op interest gegeeven.Signori ... sopra Consoli, slaan alle Desolaate Boedels aan, geeven de bankerottiers (seureté de Corps,) vrygeley Brieven voor twee maanden, om met de Schuld-eisschers te verdragen, en indien zy weigerig zijn, mogen zy die dwingen, om met de bankerottiers een accoord aan te gaan.Vijf signori alla Mercantia, oordeelen oover 't loon, en maaksel der Ambagts-luiden, slissende de verschillen daar oover ontstaande, en straffen die hunne Waaren vervalst hebben.... Signori della Giustitia vecchia, stellen de markt van alle andere Eet-waaren, en Vrugten; met opsigt op alle mate en gewigte, houden register van aller Ambagts-gesellen huur, die andersins onvast is. Maar van hun vonnis mag werden geappelleert voor de Cataveri, ofte Auditeurs, naar gelegentheid van saaken.... Signori della Giustitia nova, hebben d'opsigt oover alle Herbergiers, en Wijnkoopers, dat sy geen quaaden Drank verkoopen, en den accyns betaalen, oordeelende over alle

Page 147: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 147 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

verschillen daar uit ontstaande. Maar hier van mag werden geappelleert voor de seven Savii.... Signori extraordinarii vorderen het regt van alle groote Scheepen, die zy een briefjen geeven om te mogen vertrekken.... Signori del proprio, oordeelen oover alle verschillen weegens onroerende goederen bin[416]nen der Stad: successie ab intestato; en Weduwen, hun houweliks goed van d'erfgenaamen des ooverleeden Mans eischende; als meede oover Timmer-questien.... Consoli, oordeelen oover verschillen wegens Koopmanschap.... Signori del mobile, oordeelen van vijftig ducaten neederwaarts by arrest, oover alle huisraad by Testament naagelaten, en andere onroerende goederen.Daar zijn ook Regters, del forestiero, die 't vonnis wijsen oover verschillen tusschen Vremdelingen, of Burger en Vremdeling; en dat by arrest oover tien of minder ducaten. Hooger onder correctie. Zy oordeelen ook oover alle averyen.... Signori di notte civili, executeeren de sententien door de Regters, der Vremdelingen, ofte ook buiten geweesen, en taxeeren ook de kosten van die pleydoyen; spreekende regt oover Huis-huur en verschillen tusschen Heeren of Vrouwen, en Knegten of Dienstmaagden. Soo nogtans dat weegens huur mag werden geappelleerd voor de seven Savy.Ses Signori di notte criminali, hebbende yder onder sig een Capo met Dienaars, om te beletten datter in zijn wijk des nagts, geen quaat op straaten geschiede. Vangen ofte doen gevangen neemen Dieven, Brandstigters, Vegters, Moorders, Vrouwe- en Straatschenders. Oordeelen [417] oover alle der zelven, en straffen die met roeden, bannissement, galleye, en van leeven ter dood.Vijf Signori di Pace hooren alle klagten van de geene die by dage gekeven, gescholden, met vuisten gevogten, ende dienvolgende selfs gegriefd zyn ofwel een ander [ofte andersins] gequest hebben, en tragten de zelve te vereenigen.De ... Signori di Ragioni Nuove, houden reekening teegen de Pagters der Stad en 't Dominio, dwingende tot betalinge, en straffende de zelve.En tot een besluit zal ik seggen dat men uit de volgende aanteikeninge in den jaare 1603. door Leonico Goldioni, in zijn' beschrijvinge der Stad Veneetien gemaakt, kan zien; hoe volkrijk gemelde Stad zy gebleeven, naa dat zy die voor heen zoo considerabile negotie op de Levant heeft verlooren, Namentlik:Eedel-luiden Mannen 1853 Vrouwen 1659 Knegtjens 1420 Meisjens 1230 =6152Borger-luiden Mannen 2117 Vrouwen 1936 Soontjens 1708 Dogtertjens 1418 =7179 Dienaaren in alles 3732 Dienstmaagden 5753 Ambagts-luiden 32887 Vrouwen 31617 Soontjens 22765 Dogtertjens 18227 De voorgaande zyde beloopt =128312Beedelaars Mannen 75 Vrouwen 112 Monniken 945 Nonnen 2508 Priesters 586 Arme luiden in Gasthuisen 1290 Joden 1043 =134871

Page 148: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 148 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.4.12 Consideratien oover deese Veneetse Historien, en Regeeringe.

En om nu oover alle de Veneetse Historien, en Regeeringe met eenige reflexie te spreeken, zal ik zeggen, dat uyt het voorgaande verhaal klaar is.Ten eersten, dat een populare regeering met een Hoofd (ad vitam) zijn leeven geduurende, [419] niet lange bestaan kan, alzoo Veneetien, hebbende daar toe alle bedenkelike voordeelen (namentlik: een situatie in zee, op zo kleine Eylandekens, dat buiten de huisen geen Land is. En men van het eene bon of wyk der stad naa het andere met schuiten moet vaaren; sulks het gekooren Hoofd zijn heir, en Krijgsvolk niet wel in Stad konde brengen; nog aldaar ruitery gebruiken om de straaten te door-rennen, en de kragt des Volks te breeken;) de selve niet heeft konnen behouden.Ten anderen is klaar, dat het Hoofd, ofte de Hertog te velde zijnde, met zijn vertrouwde Krijgs-magt, niet konde Venetien belegeren en nog veel min door verrassinge ter steede intrekken, om alle zijn mede-borgers te dwingen, maar is ter contrarie waaragtig, dat de Hertog, 't zy te water, 't zy te lande, op eenigen togt zijnde, noodzaakelik zijn autoriteit in de Stad moeste zien verminderen.Ten derden, schijnd dit de eenige Reeden geweest te zijn, waarom deese populare Regeering met een perpetueel Hoofd zoo lange heeft konnen staan en niet eens door syn Hoofd vernietigd is geworden.Ten vierden is klaar, dat de populare Regeering eevenwel geduriglik zoo groote vreeze had, van door haar eigen Hoofd verslonden te werden, dat men van meer Hertogen leest, die afgezet, verjaagd, ofte gedood zijn, dan van anderen die uitgediend hebben.Ten vijfden is klaar, volgens den loop deezes weerelts, dat Veneetien door zoodanige oproeren meenigmaalen door uitheems geweld soude in[420]genomen zyn geweest, indien zy niet door haare eenige situatie in zee, waare beschermt geworden.Ten zesten, is ook klaar, dat alleen in een Aristokratike Regeering, 't zy met, ofte zonder Hoofd, zoodaanige gelijkheid kan werden ingevoerd, dat de oproerigste menschen van de weereld (gelijk waarelik de Venetiaanen waaren) zoo vreedsaamig werden geregeerd, dat men aldaar nog van twist, scheuring, oproer, ofte binnelandsen oorlog weet te spreeken.Ten zeevenden zoo is klaar, dat zoodanige gelijkheit onder de Leeden van een Aristokratike Regeeringe kan werden ingevoerd, als de zouveraine vergaderinge, eenige honderd Leeden sterk is, en geen der selve leeden oover de soldaten van den Staat soodanig kan gebieden, dat hy door de selve syn meedebroeders in regeeringe by den kop grypen of verjagen soude konnen. Want vermits de geene, die de principaale Magistratuure bedienen, altijds werden benijd van die geenen, die 't liever zelfs bedienden, (die uit de Zeunie is, waare daar gaaren in,) soo is niet mogelik, dat zeer weinigen, oover veelen, van regts weegen haars gelijken, lang heerschen, zonder dat het uitberste, tot intoomen der genen, die het Magnificat regeeren, en tot meerder vryheid van alle anderen; Naamentlik, met in te voeren het Ballotteeren, het welk men zelfs heeft zien gebeuren, onder die groove Zwitserse Cantons. Welk ballotteeren in alle Aristokratike Regeeringen, uit een groote vergaadering bestaande, zoo heilsaamen balsem is, dat daar uit [421] alleen van zelfs vloeid, dat in de zelven het gemeen interest der Republike altijds zal werden betracht, als het niet strijd teegen het welvaaren der gemelde groote vergaaderinge zelfs. En verder is onmogelik, dat wy, onvolmaakte menschen, gaan, in een aristokratike regeeringe, naamentlik, indien aldaar een Hoofd is, zal het zelven zoo wel bepaald werden, dat het met gedagten geen quaad doen kan. En als men door het ballotteeren eenmaal deese gelijkheid der kragten van stemmen heeft in gevoerd, soo werd ook seekerlik het reformeeren der instructien voor alle andere persoonen, en Collegien van Magistratuure, die door haar alte groot gewigt ofte misbruiken de Republike ende de gemeene ingeseetenen plagten te drukken, by der hand genoomen. Zulks men, dit haateliksten uitgewrocht hebbende, zonder omzien alle andere goede ordre en wetten, strekkende tot een goede politie, finantie, militie, fortificatie, &c. Voorstellen, en ook uitwerken kan.

Page 149: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 149 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.4.13 Van de Republik te Ragouza.Nu dunkt my der pijne waardig te zijn, ook te spreeken in het particulier, van Ragouza; want het gebied, en Stad, is klein, het aardrijk zeer onvrugtbaar, zonder eenige Rivier; de situatie onder zeer ongemakkelike kale Bergen, en veel magtige naabuuren, en nogtans heeft die Republik zig geduurende eenige 100 jaaren, niet jegenstaande d'ondergang aller [422] groote omleggende Monarchen, die door den Groote Turk verslonden zyn, niet alleen weten te conserveren; maar haare Ingezetenen ook in vrede konnen beschermen, en rijk en weelig maken; sulks gemelde goede vrugten aan geene andere naturelike oorsaken, als aan de goede regeeringe konnende werden toegeschreeven, het zeer dienstig zal weesen, daar ietwes van te zeggen, uit de Boeken van Sansovino, en Monsieur des Hayes.De Republik van Ragouza gebied oover de Dalmatise Kust, van Cap Cumeno, tot Castelnuovo, omtrent 4 mijlen diep in't Land: als meede oover deese vijf Eylanden, Agosta, Melada, Iupana, Calamita, ....De Stad Ragouza leggende in de langte, is nogtans niet meer als 2000 treeden in't omgaan groot, en vermits het lande-waarts teegen een rotse, die oover de stad commandeert, en aan de andere zyde tegen de Zee aan legt; kan het niet grooter gemaakt werden. En alsoo de Koopmanschap en Vreede, daar langen tijd heeft gebloeid; is het zeer naaw met hooge Huisen veele verdiepingen hebbende betimmerd, en zyn die vol van Inwoonders; sulks de selven genoodsaakt werden, sig te verspreiden oover alle de omleggende Landen, om aldaar voor een tijd door Koopmanschappen, en arbeiden, goede winsten gedaan hebbende, deselven daar naa in haar vry en soet Vaderland te mogen verteeren; Even gelijk als het nu gestelt is met de Hollanders, die ergens onder Monarchen, ofte in Indiën, die door de geoctroyeerde en Heerschende Compagnien genoegsaam in de persoon van haar Generaals met een Monarchale strengheid [423] regeeren, eenige groote winsten gedaan hebbende, altijds geneegen zijn, naar haar Vaderland te keeren, en onder deese vrye, sagte regeering, ten respecte van die absolute Monarchale, haar leeven te eindigen. Daar ter contrarie de Spanjaarden, Portugeesen, Engelsen, en Francoisen meestendeels liever haar leeven in de Indiën, als in haar Monarchaal Vaderland, eindigen.De Stad Ragouza, is met wallen, en breede vierkante toorens, van binnen met aarde gevult weesende, omringt. Maer het onwinbaare Kasteel, op een hooge Rotse, by naa van de Zee omarmd, leggende; kan de Stad Ragouza, en zijn' kleine Haven, dwingen.Niemant, als een Eedelman van Ragouza, heeft deel aan de Regeering; en die met een oneedele Vrouw troud, verliest zijn Adel: waar door zy tot 24 geslagten zijn vervallen. Alle Eedelluiden 20 jaren oud, zijn Leeden van den Grooten Raad. En zoodanige waaren hier in het jaar 1629. drie hondert en zeventien. In alle Collegien en Raaden, werd met balletjens gestemd, en tot alle Ampten en Digniteiten, werden drie eerst genomineerd, en daar naa een uitgekooren, gelijk als te Veneetien.De Rector van de Republik dient een maant, en mag met sijn elf Raden uit verscheide geslagten in alle Collegien verschijnen, om aldaar neevens de andere Leeden der gemelde Collegien te stemmen. Deese twaalf werden genaamd de [424] Kleinen Raad, die dageliks vergaaderen, om Requesten, Remonstrantien, Ambassadeurs, en Brieven, 't zy van Inwoonders, 't zy van vremden, te hooren, en daar op te delibereeren, maar niet te besluiten: dus dienen zy twaalf maanden, en gaan te gelijk af, zonder binnen twee jaaren weederom kiesbaar te zijn. 't Welk gemeen is in alle Collegien, behalven de Senaat, ofte Pregadi, die gecontinueerd mogen werden. Dit Senaat van agt-en-veertig, met de twaalf van den kleinen Raad t'sestig Leeden uitmaakende, mag resolveeren op alle 't gunt de Kleine Raad voorstelt. Daar-en-boven oordeelt het in 't Civil, by appel van alle zaaken 300 Ducaaten, ofte meer bedraagende; als meede in 't Crimineel over alle Eedelluiden. En 35 Leeden sterk zijnde, mogen zy alles besluiten met de meeste stemmen, ten zy daar belet komt: Want onder deese 60 zijn altijd vijf mannen oud 50 jaaren, uit verscheide geslagten, die in alle Collegien mogen verschijnen, en alle resolutien ophouden, om die zaaken te brengen voor den Grooten Raad.In't Civil zijn zes Regters van verscheide geslagten, die ter eerster instantie alle processen oordeelen. Maar van alle vonissen beneden 300 Rijksdaalders, anders gezegt Ducaaten, mag werden geappelleerd aan een Collegie van dertig Regters. En booven 300

Page 150: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 150 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ducaten, als hier vooren gemeld, mag werden geappelleerd aan het Senaat ofte Raad van 60, en deese ses Regters een [425] jaar gedient hebbende, zijn in de twee volgende niet kiesbaar. En het loon deeser Regters is drie Ducaaten in 't jaar.In 't Crimineel zijn vijf Regters, die ook een jaar dienen, en in twee niet kiesbaer zijn; maar het Senaat mag alle Crimineele Zaaken deese Regters onttrekken.De 3 Directeurs der Wolneeringe, zijn ook voor een jaar Regters, oover alle verschillen daar uit ontstaande.De 4 Collecteurs innen het inkomen der Republike, en tellen, op assignatien des kleinen Raads, aan de twee onder-Ontfangers, 't gunt die van nooden hebben, om de ordinari onkosten der Republik te betaalen; en 't gunt ooverschiet, moeten zy brengen in de gemeene schatkist: van welke schatkist 5 rijke aanzienelike persoonen (die ook alle gelden der Wees-kinderen bewaaren,) de sleutelen hebben; en alle deeze zijn vijf jaaren in die bedieninge.Maar alle het jareliks inkomen der Republike kan naweliks 300000 guldens uitmaaken, komende wel het meesten van den Wijn-Impost.Ook werden gekooren ... Artelery-Meesters, en Opzienders der Kooren-Schuuren.Daar-en-booven werden alle twee maanden gekooren zes nacht-Capitainen, waar van drie dageliks de poorten sluiten, en tot mid'ernacht bewaaken, met Borgers, en eenige uit 100 Hongerse Soldaaten; dan komen de drie andere Capi[426]tainen voort haar meede-Broeders verlossen, in der selven plaatse waaken, en des uchtens de Poorten oopenen.Maar de Guarde deezer 100 Hongaren, werd meest van de Magistraat gebruikt, om de beveelen van Justitie en Politie te doen gehoorsaamen.Voor het sluiten der Poorten, gaan, volgens, de rolle, twee Eedelluiden beneden veertig jaaren oud, dageliks bewaaken, de een het Kasteel Sint Laurens, d'ander het niewe Fort, en blijven aldaar, tot dat sy des anderen daags 's avonts werden verlost.Alle andere Capitainen en Conti, die buiten Stad op 't Land de Militie en Politie bedienen, werden ook alle gekooren door den Grooten Raad, eenige voor 7, zommige voor 12 Maanden.Die van Ragouza zijn van de Roomse Religie, en hebben een Bisschop, dat een vremdeling moet zijn; daar-en-boven hebben zy twee Kerken, een voor de Mannen, waer in niet dan Predikers, gehuurt jaareliks door de Republik, mogen Preeken. De andere Kerk is alleen voor de Vrouwluiden; waar in Predikers haar leven lang gedurende mogen Prediken, alsoo de Regeerders niet vreesen dat deese Predikers, door haare geduursaamheid al te veel magts by hare Toehoorders krijgende, daar door oproer souden konnen verwekken, vermits deese Vrouwen, volgens de gewoonte deeser Landen binnens huis blijvende, tot een [427] oproer te verwekken allesins onbequaam zijn. En vermits het contrarie is by den Mannen, soo begeert deese Republik niet, dat in der Mannen Kerke, eenige geduurige Predikers, Prediken.Daar-en-boven neemen de drie Kerkmeesters niet alleen 't gebouw der Kerken waar, maar zy zijn ook Meesters van alle de heilige Reliquien, en Kerkelike ornamenten.De Officien geeven hier genoegsaam niet, als wat eers voor de moeite, waarom op hooge straffen is geboden, geen te moogen weigeren, en zijn veel Regeerders hier ook Koopluiden.Uit haar sober inkoomen, moeten zy jaareliks voor tribuit en bescherming, aan den Turksen Keisers geeven 14500 Zekini, of goude Ducaaten; maar daar teegen hebben zy ook bedongen vryheid van Tol, voor alle goederen die zy naa de Levant voeren: Zulks dit eigentlik geen beswaaring, maar verligting, voor de Republik is geworden.Dus ziet men dat het regt van Patenten, en betaling, is by den kleinen Raad; en dat de geen die daar maandeliks op zijn beurt presideerd, Rector en Hoofd van die Republik is: op welke fondamenten zy zig, tot nu toe, zeer wel in vryheid, en weelde hebben weeten te beschermen tegen den Turksen Keiser, Oostenrijk, en Veneetien.

Page 151: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 151 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.5 Chapter 9. [428] HET VYFDE BOEK. Van de Republik te Genoa.

2.5.1 Van de Genueese Republik.Verre boven de Ragousaanse, en de Veneetse Aristokratike Regeering, dunkt my die van Genoa, verwonderens en aanmerkens waardig: Want alle Italiaanse Historien zijn vervuld van grouwelen, die haare Ingezeetenen, en Regeerders geduurende haare populaare regeeringe onder haare Hoofden, ad vitam, Hertogen met naam, in der daad Dienaars der Republike, onderworpen pleegen te zijn. Naaweliks verliepen ooit tien jaaren, of de Borgers besmetteden onderling haare handen met roof, en bloet, in 't plonderen en moorden haarder mede-Borgeren; moetende de zwakste, 't zy Hertog, Eedelluiden, en Borgers t'elkens vlugten, en de Regeering aan den magtiger oovergeeven; zijnde de Genuesen van ouds soo boosaardige menschen te weesen geoordeeld, (Huomini senza fede. Donne senza vergogna,) dat mense in een spreekwoord noemde, de witte Moren, en seide, de Mannen trow- en de Vrouwen schaamteloos te weesen. Jaa men leest, dat zederd den jaare 1494. tot den jaare 1528. de Regeerders van Genua twaalf maalen met oproer en geweld veranderd zijn geworden. Maar zeedert dat de kinderlose en hei[429]lige Andrea Doria de Stad anno 1528. inneemende, liever deese loffelike Republik; met een twee-jarig Hoofd in zijn Vaderland stiften wilde, als daar van een bekommerlik Heer werden, houden die bloedige oproeren op, en is aldaer een diepe rust, en vaste vryheid, zoo binnen, als buitens Lands, werdende alle opkomende vonken van brand wijsselik in het begin door de Regeerders geblust, terwijle alle Ingezeetenen, met weinig imposten beswaard, zig, zoo veel als, (montagne senza boschi mare senza pesci,) haare kaale bergen, visselooze zee, en waater, of rivierloose Stad, toelaat; sig in die sobre situatie geneeren, met den geringen Land- en Zee-bouw, met wisselen en Manifactuuren te maken, na dat zy door het ontdekken ofte bevaren ter zee naa en van Oost-Indien, die considerabile handel op de Levant hebben moeten ontbeeren, soo zyn des niet teegenstaande tot heeden toe de penningen te Genua soo overvloedig gebleeven datmen die aldaar seer gemakkelik teegen twee ofte drie ten honderd in het jaar op interest kan bekomen wanneermen in soo goeden aansien is datter voor geen bankeroet werd gevreesd. Zulks het my in alle manieren, der pijne waardig dunkt, hare Aristokratike regeering, zo als die nu legt, naa te vorsschen, en die op het klaarsten te beschrijven: nogtans beken ik gaarne, dat my daar toe genoegsaame kennisse ontbreekt: zulks ik my zelven niet, veel min een ander, daar in zal konnen voldoen. Hoe wel ik meest alle het volgende met groote vlijt heb getrokken uit een boekjen, genaamd Leggi nuove di Genoa, gedrukt door de gemelder Republike autoriteit, te Genua in het jaar vijf-tien-honderd vier-en-tagtig, en wat daar aan ontbrak, heb ik getragt te vervullen uit andere Boe[430]ken, voorneementlik den Atlas van I. Blaaw.De Stad Genua, is omtrent twee Itaaliaanse mijlen lang, en twee derdedeelen van een mijl breed. Binnen de wallen omtrent 130000, en in sijn voorsteeden omtrent 5000 Inwoonders hebbende. Het ordinaris inkomen der Stad beloopt niet booven 30000 Rijksdaalders, en naar il Tesoro Politico segt, werd het selven alleen getrokken van haard-steeden, alsoo hier geen imposten op de Consumtien ofte Taxatien in swang gaan; [Ende is het geld by den Genuesen in soo grooten oovervloed, dat men het aldaar seer gemakkelik teegen drie ten honderd in 't jaar op interest kan bekomen].Vermits in de Genueese Republik niemand lid van eenig collegie ofte raads-vergaaderinge is, nogte regt heeft tot eenig amt uit kragt van geboorte, maar door een ballotteerde keur; zoo moet ik voor af seggen, hoe die gelijkheid, vryheid van kiezen, en resolveren, in alle zaaken kan werden geconserveerd. Namentlik, door den jaarelikse Raad van 400 menschen, en door een fondamenteele Wet, die gebied, dat in alle Vergaderingen, ofte Colegien, hoedanig die ook zijn, de stemmen zullen moeten werden gegeven met balletjens van zijde, wolle, ofte linde, te laaten vallen in bussen zoodanig gemaakt, dat de hand moet gaan oover het Neen, eer zy tot het Iaa kan komen, en is daar-en-boven strengelik geboden, de hand altijd over het Iaa te brengen, sulks yder deeser eeven magtigen Raden, in het particulier, [431] geen Tirannie oeffenen konnen;

Page 152: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 152 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

jaa dat meer is, vermits de Raden maar voor een jaar Regeeren, ende daar na soo lange gemeene onderdanen zyn, tot dat sy op een niew 't geluk hebben gekoren te werden, soo vind de geheele Raad niet ligtelik goed, hare souveraine magt te misbruiken ten nadeele der onderdanen, en in allen gevalle konnen deese Genueese Eedelluiden, de andere ingeseetenen soo niet verdrukken, als wel die van Veneetien, en Ragouza, door hare geboorte de kragt van regeeringe oover de andere bekomende. En dit is onder anderen de voornaamste reeden, waarom de gemeene ingeseetenen, van een Genuees Borger verongelijkt zijnde, hier veel eer Justitie, als wel die van Veneetien en Ragouza, aldaar teegen die Edel-luiden verkrijgen.

2.5.2 Wat een Genuees Borger zy.Alle die in 't jaar 1528, als meede daar naa op een niew in het Jaar 1576. in het Borger-boek wierden aangeteekend, bestonden in 524 Eedele Geslagten, en 2124 Eedelluiden, als meede in 487 Borgerlike Geslagten, en in een veel grooter getal persoonen: Welke beiden ik met eenen naam voortaan Borgers zal noemen, want alle wettige afkomelingen deeser aangeteekenden, gebooren tot Genua, ofte op't onderhoorig Land, nog stom, nog infaam zynde, nog binnen drie voorgaande jaren eenig ambacht gedaan hebbende, moeten, als zy het begeeren, in het Borgerboek aangeteekent zijn.[432] De Secretarissen der Signorie, (het welk Vreemdelingen moeten zijn,) haare jaaren loffelik hebbende uitgediend, werden ook in het zelve Borger-boek aangeteekend.Daar-en-boven vergaaderd yder jaar in Ianuarius, de Signoria, de Procuratori, en il Consiglio, alwaar met meerderheid van stemmen werd geballotteerd, of men dat jaar eenige niewe Borgers zal maaken; indien jaa, zoo werden by looting uit de Signorie en Procuratori vijf persoonen getrokken, om voor te stellen, die zy daar toe bequaam agten, alle gequalificeerden, als hier booven vermeld, en door geen uitheemse Staat gerecommandeerd, zijn kiesbaar, en twee derde stemmen der twee gemelde Collegien, en Consiglio krijgende, mogen daar zoo jaareliks tien, wel min, maar niet meer; namentlik 7 uit de Stad Genua, en 3 uit het Landschap werden aangeteekend door de Cancelier, in 't by-zijn des Hertogen, en twee Gouvernatori, daar toe by looting gekooren: welk boek door de Signorie, en de Copie van dien door de Procuratori werd bewaard. En op de zelfde wijse werd iemand, oover infamie, ambacht, &c. ontborgerd; zoo nogtans dat het zelven aan der ontborgerden eerlike kinderen geen belet geeft, indien zy tot beeteren Staat komen.In wisselen, Zijde, en Wolle te handelen, ofte Stoffen en Laakenen daar van te doen maaken, te negotieren, of scheep te vaaren, en alle andere diergelijke dingen buiten oopen winkel te doen, is den Borgers geoorloft.

2.5.3 Van de qualificatien tot Amten te Genoa.Alle Amten en Digniteiten, geen uitgesonderd, als die van de Militie, zijn in deeze Republik voor zeer korten tijd, ofte weinig jaaren, en tot allen zijn deeze opgeteekende Borgers kiesbaar, behalven tot deeze navolgende, die niet dan aan on-aangeteekende Inwoonders der Stad, ofte andere Landsaaten begeeven mogen werden.Alle Ontfangers van 's Lands, des Stads, of San Giorgies inkomen. Alle Regters in 't Civil, en Crimineel, de Advocaaten Fiscaal, Schouten, en alle Secretarissen en Notarissen. Een onder de opzienders der Ambachten. Een onder de bewaarders der gezondheid. Een onder de opzienders der eet-waaren. Alle de consoli della ragione. Een Podesta te Tagia, een te Rapallo, een te Castel nuovo, die van Gavio, die van Framura, van Monterosso, Vernazza, &c. Corniglia, van Rimazoro en Monarda, die van Porto Venere, van Crouara, Sestri, Triola, Moneglio, Ouada, Ceriana, Reccho, Pietra, Carro, & Castello, Gordano, Cervo, Andora, Voltagio, Costa di Vado, Varagine, Stella, Castiglione, Arcola, Vazzano. De Casteleins van Lerice, van Sarzanello, van Gavio.Maar de naavolgende moogen aan on- en aangeteekende Inwoonders begeeven werden: 't Po[434]destaschap van San Remo, van Voltri, van Nove, Di Levanto, Polcevera, Bisagno, 't Capitainschap van Ventimiglia, van Pieve, 't Luitenantschap van Balagna, van

Page 153: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 153 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Corte en Aleria, 't Opzienderschap van de Munt, 't Vicarisschap van Savona, van Chiavari, Nove, Spezza, Bastita in Corsica, Porto Mauricio, La Mazzaria della Bastita.

2.5.4 Van 't Consiglio, of Kleinen, en Senato,of Grooten Raad te Genoa.In het laatste van December vergaderd in 't byzijn des Hertogen, Governatori, Procuratori en Conservatori der Wetten il Consiglio, nomineerende yder Lid van't Consiglio een persoon, gequalificeerd als zy, maar geen Vader, Zoon, Broeder, ofte Zwaager des Nominerende, uit welken zy daar naa met drie vijfde stemmen kiesen moeten, eer deeze vergaderinge scheiden mag, 30 persoonen; Dog niemand mag hier, ofte elders, ballotteeren oover een persoen die hem in maagschap bestaat. En indien binnen 8 uuren deese Keuren niet zijn voltrokken, werden hun, by looting, bygevoegd 14 persoonen uit het getal der Governatori en Procuratori: En indien zy dan binnen 6 daar aanvolgende uuren, nog niet hebben gekooren, mogen zy daar naa, met meerderheid van stemmen, ballotteeren, maar indien zy het dus in twee uuren niet hebben afgehandeld, [435] werden, zoo uit het Consiglio als deeze bygevoegden, Elf, by looting, getrokken, die zig van kiesen onthouden, en de anderen daar meede voortgaan moeten.Deeze gekoore dertig persoonen, moeten terstond, in handen der vijf Conservateurs der Wetten, sweeren, te zullen kiezen zonder gonst, ofte afgonst, de nutste voor de Republik. En daar op moeten die dertig persoonen aanstonds, dog indien het te laat geworden is, des anderen daags zeer vroeg vergaaderen in het Pallais, voor den Hertog, Governatori, en Conservateurs der Wetten, om te kiesen 400 persoonen, niet uitlandig, ofte 't voorleede jaar in die bedieninge geweest, maar oud 25 jaaren zijnde. Of wel ten hoogsten mogen onder die 400 sestig persoonen gekooren werden, die 22 jaaren of meer, oud zijn; en alle moeten zy ten minsten 4 jaren Borger geweest zijn. Dog indien zy over, alle bequame Borgers hebbende geballotteerd, geen 400 drie vijfde stemmen mogen halen; zo mogen zy, over de onverkoorenen, met het meerderdeel, of om klaarder te spreeken, met meer als 15 stemmen kiezen. En indien 't deese tweedemaal nog niet gaan wil, werden drie Kiezers bij looting stemmeloos gemaakt en de keur by meerderheid van stemmen ten einde gebragt. Dan gaan deeze 30 Kiezers nog verder, en kiesen eeven op de zelve wijse uit deese gemelde 400 persoonen, 100 die zes jaaren Borgers zijn geweest. En indien deeze veelvoudige keuren [436] den eersten dag niet zijn ten einde gebragt, moeten deeze 30 den volgende daage weederom in 't Pallais vergaaderen, zonder te mogen scheiden voor dat alles gedaan is. Dan moeten alle de gekoorenen voor de Conservateurs der Wetten sweeren, dat zy de Vryheid der Republike, en de rust der zelve, zoo veel doenlik is, zullen conserveeren.De Raad van 400, werd genaamd il Senato, en mag alles resolveeren als'er 300 vergaaderd zijn, sonder dat nogtans in dit geval gereekend werden eenige personen die leeden van de [behalve die] Collegien van Governatori en de Procuratori zyn. De Raad van 100, werd genaamd il Consiglio, het welk, insgelijks behalven Governatori en Procuratori, 80 sterk vergaaderd zijnde, compleet is en vermag te resolveren van alle saken die het Consiglio aanbevolen zyn.

2.5.5 Van de twee Hooge Collegien te Genoa.Dit Consiglio, ofte kleinen Raad vergaderd jareliks in December en kiest met drie vijfde deel ballotten 10 Persoonen, nomineerende yder Lid des Raads soodanig Persoon als hem gelieft, mits dat hy geen Vader, Soon, Broeder ofte Swager des Nomineerende zy, en tien jaaren Borger geweest hebbe; en uit deese tien kiest het Senato, ofte groote Raad, met meerderheid van ballotten, vijf Persoonen; maar indien de stemmen, oover de zelve Persoonen, twee maalen steeken, werden by looting, vijf uit den groo[437]ten Raad gekooren, die met drie balletjens af- ofte toestemmen. En de naamen deeser vijf gekoore Persoonen werden dan gedaan in een ysere busse, daar zederd het Jaar 1576. hondert en twintig briefjens in zijn. Van deze ysere busse zijn drie sleutels, d'eene by den Hertog, d'andere by den oudsten Procurator, de derde by den Cancelier. En dan werd deese busse nog geslooten in een ysere kasse, die de Hertog bewaard: Waar van de eene

Page 154: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 154 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

sleutel by den oudsten Sindicator dei Supremi, de andere by de oudste Conservateur der Wetten, rust.Insgelijks is een Boek, daar op ordre, alle die hondert en twintig namen aangeteekend zijn; als mede afgeschreven werden, alle die van tijd tot tijd sterven, onbequaam, ofte daar uit getrokken werden: Welk Boek de Conservateurs der Wetten bewaren.En van zes tot zes maanden, namentlik, in December en Iunius, moet de Hertog die ysere kasse doen brengen in de Vergaaderinge der twee Collegien, en des kleinen Raads in 't by zijn der Conservateurs van de wetten, en die aldaar doen openen, door een Iongsken, dat niet meer dan tien jaaren oud is, en door het zelven daar uit doen trekken vijf naamen; waar van de drie eersten Governatori, en de twee anderen Procuratori moeten zijn; maar indien twee van een geslagt werden getrokken, is de eerste Governator, en de andere Procurator: en indien dan nog, meer [438] van dat geslagt, of wel de naam van een persoon, die boven honderd Italiaanse mijlen van de Stad af is, getrokken werd; moeten die briefjens wederom in de busse gesloten ende andere namen in de plaatse getrokken werden.

2.5.6 De Signorie van Genoa.'t Collegie der Gouvernatori, (die men Magnifichi intituleerd,) bestaat in twaalf Leden, dienende twee jaaren, en, in vijf daar naa, niet weederom kiesbaar zijnde, maken met den Hertog dertien, en werden te saamen de Signorie genoemd: alwaar alles besloten mag werden, met acht toestemmende balletjens; behalven om van Instrumenten, Testamenten, Sententien te disponeeren, ofte die te vernietigen, moeten daar elf toestemmen. Dit Collegie heeft regt van Patenten te geeven aan den krygsluiden, teikend ordonnantien van betaalinge, ontfangt alle missiven, zend die af, en hoord alle Ambassadeurs spreeken. En ten dien einde moeten ook altijd twee Governatori in het Pallais by den Hertog woonen. En indien oover publike dingen hier eenige swaarigheid rees, mag de Dissentierende het Collegie der Procuratori daar by roepen, om 't verschil met genoegsaame stemmen ter needer te leggen: en indien het zelven niet kan geschieden, moet de kleine Raad zig daar by voegen, om als dan de zaak, met meerderheid van stemmen, af te handelen.[439] De Secretaris der Signorie werd door de twee Collegien en den kleinen Raad gekooren, voor vijf jaaren, nogtans moet hy yder jaar continuatie versoeken van de Signorie, die het zelven dan mag weigeren. Maar die vijf jaaren verloopen zijnde, mogen de twee Collegien en kleinen Raad hem dan nog continueeren voor drie jaaren, en langer niet.'t Collegie der Procuratori bestaat uit acht personen, van verscheide geslagten gekooren, die twee jaaren dienen, en in vier daar aan volgende niet kiesbaar zijn; en daar-en-booven zijn alle afgaande Hertogen, (Procuratori perpetui) genaamd, haar bygevoegd ad vitam, sulks dit Collegie uit geen bepaald getal bestaat, en met twee derdendeel toestemmende balletjens, mag aldaar alles werden besloten. Hun ordinaris bewind is het bestieren van alle het inkoomen der Republike, het zelven te verpagten, te koopen en te verkopen, alles wat noodsaakelik is. Dog indien eenig verschil was, zoude de Governatori, en daar naa de Kleine Raad, haar bygevoegd werden; om alles af te handelen, gelijk van de Signorie is gesegt.

2.5.7 Wat een Hertog te Genoa zy.Als men den derden Ianuarii een Hertog kiesen zal, vergaaderd de Groote Raad alleen; en de Conservateurs der Wetten afgekondigd hebbende; dat niemand daar toe [440] kiesbaar is, dan die in Stad woonende, binnen vijftien jaaren geen verbode neering heeft gedaan, en die in vijf voorgaande jaaren geen Hertog is geweest, maar die niet te min door verscheide andere bedieningen is gepasseert; en die 50 jaaren oud, als meede zoo magtig van middelen is, dat een pragtig Hof zoude konnen houden: zoo werd, by looting, uit tienderley kogeltjens, een getrokken, om vijftig diergelyke gouden te mengen onder zilveren, alle ook zoodanig geteekend, en te saamen het getal der verscheene Raaden

Page 155: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 155 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

uitmaakende: Daar op trekt yder Raads-heer een kogeltjen uit de Busse: die een goud trekt, wijst het den neevenstaande Censeur, en ontfangt van hem penne en inkt, om, op een briefjen, zoo daadelik een Borgers naam te teekenen; en deeze vijftig goude kogeltjens dus getrokken zijnde, zoo komen de twee Collegien alle die aangeteekende naamen leesen, doende de zelve op ordre zetten, en indien daar geen twintig verscheide personen zijn genomineert, zoo moeten alle de naamen der geenen die de vijftig goude kogeltjens, hebben getrokken ende [die] tot Hertog zijn gequalificeert, in de busse gedaan, en daar uit, by lootinge, getrokken werden, tot dat het getal van twintig is vervult; en uit deeze twintig, of zoo veel meer, als de eerste maal zijn genomineerd, werden, door den Grooten Raat vijftien, met meerderheid van balletjens, gekooren; en uit die vijftien kiest de kleinen Raad, eerst met drie vijfdedeel, ofte daar naa met de meeste balletjens, ses [441] naamen; uit welke ses, de Groote Raad; met de meeste balletjens, een kiest; dog indien niemand de helfte der stemmen haalen kan, werden, by looting, vijf uit dien Raad getrokken, die met drie vijfdedeel stemmen, uit die zes, een Hertog kiesen moeten.De Hertog moet woonen in het Pallais, en mag, zonder goed vinden des Grooten Raads, buiten Genua niet vernagten. Hy werd geintituleert Illustrissimo ofte Excellentissimo. Hy [alleen] mag alles, 't zy in 't Consiglio, 't zy in 't Senato proponeeren, zulks een yder, die eenige Wet, ofte saak meent der Republike dienstig te wesen, den Hertog eerst daar toe mag [moet] persuadeeren; en dus twee jaren min drie dagen gediend hebbende, moet hy den eersten Januarii het Pallais verlatende, huiswaarts gaan, en daar als een particulier ingeseeten buiten alle bedieningen woonen, tot dat hem naa agt dagen, volgens Patent der Signori Sindicatori getuigenisse werde gegeeven, sig wel gedragen te hebben; als wanneer hy, daar door een der Procuratori, ad vitam, werd.De twee Collegien geeven alle ordinaire pardonnen met twee derdendeel stemmen; maar het Crimen Majestatis, Vader-moord, Doodslag met opset, een Officier der Republik gedood, ofte naar 't leeven gestaan te hebben, valsche Munt, Straat-rooverye, Vrouwe-kragt, Ontvoering, mag niet gepardonneert werden, dan door twee derdendeel stemmen der twee Colle[442]gien en des kleinen Raads. De twee Collegie te samen, naamentlik, der Governatori en Procuratori, delibereeren oover 't maaken van Wetten, Oorlog, Vreede, Bestand, Verbonden met vreemde Staaten, &c. en als zy ietwes met vier vijfdedeel balletjens hebben goet gevonden, mag het zelven dan eerst in den Kleinen Raad werden gebragt, alwaar het zelven ook met vier vijfdedeel stemmen moet werden aangenomen, of is van onwaarde. Maar indien 't ietwes is, strijdende teegen de fondamentaale Wetten, in den jaare 1576. gemaakt: of indien men geneegen is de Republik met eenige niewe Impost, ofte ietwes anders te belasten, ofte te krenken; zoo moet het zelven dan nog werden in den Grooten Raad, met de meeste stemmen toegestaan, ofte is alles van geender waarde.De Ambassadeurs die maar drie ofte ten langsten vier jaaren by eenen Staat mogen werden gecontinueerd; de Generaals van de Galleyen, de Capitains der Garde van 't Pallais, de Capitains der stad Genua, Savonna, Spezza. De extraordinaris Magistraats-persoonen die by wijlen in Genua 't vaste Land, ofte Corsica zouden mogen van nooden zijn. i Padri del Comune, delle Vettuaglie, de i Mestrall, della Moneta, en veele andere mindere Officien van gelijker nature, werden door de twee Collegien, en den kleinen Raad, met drie vijfde deel stemmen, absoluit gekooren; maar vele anderen, gelijk als de Podesta van Savonna, van [443] Agiaccio, de Kapitain van Chiavari, van Spezza, Sarzana, Bonifacio, Calvi, de Gouverneur van Corsica werden dus met twee, of ten hoogsten vier genomineerd, en de Groote Raad kiest dan, met de meeste stemmen een daar uit. Alle moeten dit zijn Borgers boven 30 jaaren oud, die te vooren Leden van den Grooten Raad zijn geweest, en binnen tien jaaren geen verboode neering, of ambagt hebben gedaan.De vijf Sindicatori supremi zitten ook altijds in de vergaderinge der Signorie, en der twee Collegien, dog zonder stemme.

2.5.8 De Iustitie van Genoa.De Iustitie werd te Genua [daar] aldus bedient: Uit de Governatori werden twee met looting getrokken, die op de nominatie brengen eenige persoonen, Vreemdelingen,

Page 156: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 156 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zonder Bloedvrienden ofte zwagers in Genua te hebben; en die met de meeste stemmen, van de twee Collegien, en den kleinen Raad werden geapprobeert, doet men op zoo veel briefjens, van tijd tot tijd, tot zeeker getal, in een busse, die, gesloten zijnde, van den Hertog werd bewaart. En die twee jaaren der Civile Regters te Genua ten einde zijnde, werden by loting vijf Briefjens uit die busse getrokken, die Auditori della Rota zijn, en van die tijd af te Genua regt spreeken in civile saaken.[444] Dus werd ook uit deeze busse een Advocaat Fiscaal getrokken (die jaarliks 300 goude kroonen geniet) als meede werden uit deese busse getrokken drie namen om de crimineele Vierschaar te bekleeden, dienende 3 jaren, zijnde de oudste het eerste jaar Podesta, ofte President; en de andere twee, eerst auditori, en de volgende jaaren, op haar beurt, Podesta. De twee Auditori genieten jaareliks 600 Kroonen yder, de Podesta acht hondert, en kiest een Schout voor een jaar, met 40 Dief-leiders: en de Signoria doet maandelik aan de Schout 15 aan yder Dief-leider 3 goude Croonen tellen. Daar-en-boven moeten zes Duitse Soldaten, door de Signorie, ten dien einde betaalt werdende, voor de deure van de Podesta altijd op passen, om hem ten dienste te zijn; en de Colonel van de Garde heeft altijds ordre aan den Podesta, tot handhaving der Justitie, te laaten volgen, zoo veel Soldaten als hy begeert, mits hondert niet te booven gaande. Zoo haast hy in zijn dienst treed, moet hy alle de Notarissen van zijn Vierschaar doen zweeren, dat zy zig naar de Wetten voor hun gemaakt, zullen dragen. Ook heeft hy de opzigt over 't gevangenhuis en den Cipier.Dit Collegie van drie Regters doet informeeren, en pleiten, vonnist, en straft alle misdaaden in de Stad Genua, Bisignano, Polcevera, en Voltry, met hun omleggende Landschap, begaan: maar wat belangd alle andere Steeden, en Landen der Republike, in straffen van leeven, lid, [445] ofte slaverny op de Galleyen, moeten de respective Podestaas, van die Landen, ofte Steeden 't proces, in staate van wijsen zijnde, met haar avis, aan dit Collegie oversenden, om naar hun antwoord te vonnissen en te executeeren. En alles mogen zy vonnissen met twee stemmen, zonder dat daar van mag werden geappelleert; nogtans lid, ofte leven raakende, mag 't vonnis in Genua niet eer dan naa drie in Corsica en in de andere Landeryen naa twintig daagen werden geexecuteert. Daar-en-boven mag de Signoria in 't Crimen Majestatis, of Seditie, twee Governatori ofte Procuratori, en twee Auditori van de civile Vierschare, deputeeren, om dat Proces by te zijn, dog zonder eenige stemme. Deze Regters, haar tijd uitgedient hebbende, is dit allen gemeen, dat zy voor de zelve Vierschare, binnen drie volgende jaaren, niet kiesbaar zijn; en dat de Signorie by looting kiest een Sindicator de i supremi, twee uit den Kleinen Raad, een Auditeur van de civile Vierschare, een uit het Collegie der Advocaten, die, nogte hun kinderen, eenig proces voor die Regters gehad hebben; welken de klagten oover die Regters, Advocaten Fiscaal, Schouten, Notarissen, en hunne Familie moeten aanhooren, en de Registers, waar op zy geweesen hebben, naarzien; alles binnen veertig dagen; en eenige ontrouw, ofte ongeregtigheid bevonden hebbende, moeten zy de zelve ook doen straffen.En om tot kennisse van de misdaaden te ko[446]men, zijn niet alleen de Medicijns en Chirurgijns; maar ook in elke Parochie der Stad Genua, van drie tot drie jaaren gestelt twee persoonen, die op boete van 10 kroonen, voor yder versuim, den Podesta, binnen den volgenden dag, als 't feit des daags, ofte binnen den tweeden dag, als 't feit des nagts is geschiet, met alle omstandigheeden moeten aanbrengen.Dit is de ordinary gang van Iustitie. Maar in Landverradery, Oproer, Plondering op Land, Roovery op Zee, mag de Hertog met de twee Collegien de Misdadigers schielik doen vangen en straffen, of ook wel de Podesta met de 2 Auditori hy hem roepen, om met gezaamde Raad het quaad teegen te gaan.Ook werden somtijds 7 Commissarissen, die in aanzienelike bedieningen zijn geweest, gekooren, om de Provintien te besigtigen, en de Misdadigers met een opperste magt te straffen.

2.5.9 Amten van minder belang te Genoa.Het opsigt oover de Ambagten, ofte l'Uffitio de i Mestrali, is by ... Procuratori, en een uit de Ambagts-luiden gekooren. Welke te samen het opsigt hebben oover gewigt, maat en

Page 157: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 157 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

elle; stellen ordre, en regten alle ongeregtigheid tusschen Kooper, Verkooper, en Ambachts-luiden.Daar zijn nog 5 Sindicatori Supremi, die altijd [447] by de Signorie vergaaderen; en zoo haast als de tijd des Hertogen, Governatori, Procuratori, &c. uit is, zoo werd afgekondigd, en ooveral met aangeslaagen, brieven bekend gemaakt dat een yder, die ietwes teegen de zelve te klagen heeft, 't zelve binnen agt dagen aan iemand der Sindicatori kome bekent maken, en moeten, in zoo een geval, dese Sindicatori Supremi, of wel schoon genomen niemand klaagde van selfs, uit eige kennisse, den Hertog, Governator, ofte Procurator beklagen voor den Kleinen Raad, alwaer zy presideeren, proponeeren, en concludeeren met de meeste stemmen des kleinen Raads; en in deese Vergaderinge, (gelijk ook niet, als alle twee jaaren, de Procuratori Perpetui werden gesindiceert, voor deeze vijf Sindicatori supremi, en nog vijf anderen by lootinge uit den kleinen Raad getrokken) mag nog Hertog, nog iemand uit deese twee hooge Collegien, verschijnen.

2.5.10 Van de Finantien te Genoa.Alle het bestier der Finantien te Genua, bestaat hier in, dat alle Stads, en der Republike goederen, en inkomen werden bestierd, gekogt, en verkogt, als meede verhuurt aan Pachters door het Collegie der Procuratori, en dat alle penningen der Republike moeten werden in- en uitgeteld, door Ontfangers, geen Borgers, maar Vremdelingen, die, in reekeningen van uitgeef, alles voor de Procuratori moe[448]ten bewysen met ordonnantien, geteekend door de Governatori. En volgens het seggen van il Thesoro Politico, soude het geheel inkomen der Republike jareliks niet meer bedragen hebben omtrent den jare 1600, als vier honderd duisend Rijxdaalders.

2.5.11 Van de Genueese Wapenen, en Krijgsluiden.Te Genua is een Magazijn van waapenen voor twintig duisend mannen; en in verscheide plaatsen, in Frontier-steden zijn zes hondert stukken geschuts: daar-en-boven onderhoud de Republik gemeenelik agt Galleyen, wel met volk en amonnitie van oorloge voorzien; waar oover, nogte oover grooter vloot, zy nogtans geen gedurige Admiraal steld; maar wel iemand in tyde van nood, om op een tocht te gebieden.In de Stad Genua zijn altijds veertig Kapitainen, die jaareliks uit den Borgeren werden gekooren, hebbende yder onder sig hondert, mannen uit de Borgerye tot Schutters aangeteekent, waar meede sy de Stad bewaken.De Republik steld ook tien Colonels, met hare onderhoorige Capitainen, oover haare eige Onderdaanen, die togten, wagten, en Krijgsoeffeningen, in alle haare woonplaatsen ofte Garnisoenen, moeten waarneemen, en daar toe aangeteekent zijn.[449]Namentlik, het Regiment van Wada, bestaande in twee Compagnien, en het Regiment van Nova in negen Compagnien, waar van vier zyn [leggen] te Nova, te Gavi twee, en te Valtabbio twee; de resteerende drie in verscheide plaatsen, en deese twee Regimenten maaken te samen mannen 2910Het Regiment van Vintimiglia bestaat in twee-en-twintig Compagnien, in verscheide plaatsen verdeelt. Is sterk 2796Het Regiment van Porto Mauritio, sterk 2200Het Regiment van Savona 1900Het Regiment van Polcevera 1081Twee Regimenten van Bisagno, het eerste sterk 2445Het tweede 3212 =16544Het Regiment van Spezza sterk, mannen Daar-en-boven leggen in Garnisoen te Savona Switserse Soldaaten 100Te Sarzana 100In 't Fort Maria te Spezza 25Te Vintimiglia 25

Page 158: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 158 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Te Genua leggen in Garnisoen als volgt: Onder een Switsers Colonel, en twaelf Corporaals, Switsers van Friburg 500Dit is de ordinare Garde van 't Palais, en andere plaatsen in Stad: [450]Onder Italiaanen ook van haare Natie, Soldaaten 300Uit Corsica, (dog die werden ook wel op de Galleyen, en buiten Stad teegen de Banditen gebruikt,) Soldaten 100 ......Sulks men ziet, dat de Republik in vreede, niet meer als 1150 besoldigde, waaragtige Soldaaten aanhoud, hoewel zy met een magtig groot land, frontier is, van 't Milaans, en dienvolgende Spaansch gebied. Want alle de andere, zijn aangeteekende, en gewaapende Landsaaten, oud van twintig tot sestig jaaren, gelijk in Holland de Schutters zijn ofte ten tyde van keiser Carel de 5:e de benden van ordonnantien, op de frontieren tegen Vrankryk geweest zyn. Voorwaar indien dit waaragtig is, zoo kan ik geen reden zien, waarom men kan goed vinden in Holland by vreedens tijde, dat boven maaten groot getal krijgs-knegten, jaa dat het aanstootelikste is, Ruiters in dienst aan te houden, en daar-en-boven de zelve voorziet, met die kostlike, en allesins noodeloose Officieren, en Logijs-gelden. En boven alle sal verwonderens waardig zijn, indien de Hollanders langen tijd sullen konnen goedvinden, deese onkosten van Ruiters en Knegten, nodelose Officieren en Logijs-gelden, Vivres, Fortificatien, en Ammonitien van Oorlogen, te doen niet alleen in gemeene geconquesteerde Steeden en Landen; maar ook in de andere Geunieerde Provintien, oover, en op welkers bodem, en inwoonders haar niet het min[451]sten gesag, werd toegestaan. Ja selfs niet het regt van Patenten te geven aan Soldaten die door Hollands geld privatelik betaald werden.Het Regt van Patenten te geven, en de betalinge te ordonneeren, is by de Signorie. En dus bestaat deese Republik zonder eenig Kapitain Generaal, ofte blijvend Hoofd, in rust en vreede. Werdende de Veld-oversten, in oorelog gekooren; gewisselik in vreede afgedankt. Alle 't welk inder eeuwigheid zal konnen duuren, vermits de Groote Raad en ballotteeren hier allesins vryheid, en gelijkheid onder de Leeden der Regeeringe heeft ingevoert.

2.5.12 Zoodanige Aristokratike Regeeringen werden met fabulen, en gelijkenissen, afgebeeld.

Sulks de Ouden zeer groote reeden hebben gehad, zoodanige goede Aristokratike Regeering af te beelden met volgende fabulen, ofte vergelijckenissen, namentlik, by die voorzichtige oogen en ooren der Slange, het geheele lighaam zeer gerustelik, en voorsigtiglik, in een ontoegankelik rotsenhol, omtrent een grasig veld, zoodanig regeerende, dat alle andere dieren haar vreesden, en in haar fortificatie met ruste lieten zitten: om dat zy haar niet konnende beschaadigen, in teegendeel door haar vergif konden werden gedood. Als meede by deeze fabul:[452] Eenige voorzigtige Schaapen langen tijd geweid zijnde geweest van een Herder, een goed Monarch, en ziende, dat die haar niet alleen hare Wolle afschoor, en de Melk, die de Nature haar had gegeven, ten voedsel hunner Lammeren, aftapte; maar dat hy, (dat het argsten van allen was,) naar der Wolven aard, haar vlees ook tot zijn spijse gebruikende, de een voor, en de andere naa doodede; spraaken dus onder malkanderen: Een Herder is [de Menschen zijn] waarelik ons niet min schaadelik als de Wolven, behalven dat de beste Herders [zy] alle het quaad ons met eenige ordre en voorsigtig beleid, tot haar eigen voordeel, aandoen. En door menschelike schalkheid, hebben zy ons onnosele Schapen lang genoeg, het doen der Wolven voor een groote wreedheid, en haar eigen doen voor een goede Regeering, Justitie en Tribuit, die wy voor zoo goede protexie teegen de Wolven schuldig zijn, op doen zwelgen. Het is nu den regten tijd, nu onse Herder gestorven is, dat wy geen niewen kiesen, maar ons tot een Aristokratike Regeering begeeven, en veel trouwe [de] Honden tot onse Wagters kiezen: want die dooden geen Schaapen tot haare spijse, en haare lighaamen zijn door haare eige goederen zoo wel gedekt, dat zy onser wolle niet van nooden hebben: alles wat zy van ons konnen begeeren, is melk; en van dien oovervloed moeten wy haar gewillig mede

Page 159: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 159 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

deelen: en indien zy ons te veel ontneemen, zoo zijn wy immers nog beeter als te vooren. Want door hare snelle reuk, gehoor, gezigt, baffen, felle tanden, en wonderlike geswindheid, in [453] zig allesins te buigen, zijn zy bequaam, ons allesins te waarschouwen, en teegen de Wolven aan te gaan; Dat meer is, in de honden vind men 't gunt waarop men in het kiesen van regeerders voorneementlik moet agt slaan, namentlik dat sy om haar eigen voordeel sullen willen alle hare bequaamheeden besteeden om ons teegen onse vyanden te beschermen; want de wolven [voornementlik, om dat die] ook van nature haare vyanden zyn, en vermits de trouwe honden in volkome vryheid by ons leevende, de eere genieten ons te regeren, ende daarenboven haar noodwendig voedsel altyds van ons sullen konnen seekerlik trekken; soo is niet waarschynelik dat sy ons sullen verraden om ons aan een Herder oover te leeveren, naademaal sy alsdan niet min als wy, onder des Herders slavernie souden vervallen, die syne schone beloften aan verraders gedaan seer haast soude vergeeten: ende dienvolgende soo behoorden wy niet te gelooven dat wy ooit Regeerders sullen krijgen die ons minder beschaadigen, en beeter teegen alle geweld beschermen zullen als de voorsigtige trouwe en arbeidsame wagthonden. Welke Raad hun allen zulks geviel, dat zy aanstonds in het werk gesteld wierd; alsoo de Honden de conditie van oovervloedige melk gewillig aannamen, en haar van die tijd af kloekmoedig en voorzigtelik tegen de Wolven beschermden.Deze Fabul vergelijkt de Vyanden, by Wolven: de Onderdaanen, by Schaapen: de Monarchen, by de Herders: de Regeerders, of Magistraten der Republiken, by Wacht-honden, &c.Eindelik werd deeze Aristokratike Regeering ook zeer wel afgebeeld, door het menschelike lichaam, alwaar de geheele romp, bestaande uit armen en beenen, vleesch en beenderen, zeer voorzigtiglik wert geregeert, leven, voetsel, en beweeging ontfangt, door de Hersenen, Herte, Leever, Long, Mage, Milt, Nieren, &c. Als soo veele de aansienelikste Inwoonders, van wien het geheele welvaaren des lighaams dependeert.

2.5.13 Besluit van zuivere Aristokratike Regeeringen.Tot hier toe hebbende gesprooken, en exempelen bygebragt, van zuivere Aristokratike regeeringen, en de verstandige Leeser zig door de Historien hebbende geinformeert, hoe duursaam het geluk der Regeerders, en harer naarkomelingen daar niet alleen is; maar ook zeer wel geconsidereert hebbende, hoe gerustelik met weinig imposten, de Landsaaten aldaar leeven, zoo gelukkig, als die ellendige situatie van Venetien, Genoa en Raguza, eenigsins lijden kan; en dat alle haare weelde aan de goede regeering alleen moet toegeschreeven werden: (dewijl te leggen in, ofte aan een Visselooze Zee, ofte wel omringt te werden van kaale Rotsen, met geen Rivieren gemeenschap te hebben, en niet alleen gebuur van die magtige groote verwoeste Turkse Landen, daar weinig te koopmanschappen is, te zijn; maar ook tegen de zelven te moeten waaken, haar de ongelukkigsten onder allen menschen behoorden te maaken) zoo zal ik nu verder mijn gedagten laten gaan oover vermengde Aristokratike regeringen, en zal misschien uit die exempelen blijken, dat alles, wat van die zuiverheid afgaat, groot ongeluk aanbrengt, en dat dienvolgende gansch ondienstig soude wezen, ietwes, 't zy Monarchaals, 't zy Populaars, daar by te voegen.

Page 160: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 160 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.6 Chapter 10. [455] HET SESDE BOEK. Van gemengde Aristokratike Regeeringen.

2.6.1 Van de Republik te Sparta, of Lacedemonien.Buiten de Republiken der Roomse Geesteliken, als meede de Republiken van Cairo en Veneetien, meen ik niet by menschen eenige geheugenis te zijn, dat ooit een Republik haare vryheid heeft konnen bewaren, met EEN politik, ofte militair Hoofd, ad vitam. Maar verscheide Republiken hebben hare vryheid langen tijd konnen behouden met TWEE, 't zy ad vitam, 't zy jaarige Hoofden: sulks het my geraden dunkt hier, exempelen van beiden te laaten volgen. Namentlik, eerst van Sparta, en daar naa van Roomen.Die van Sparta eerst een Koning hebbende, en die twee zoonen naalatende, met gelijke magt om het Rijk te regeeren, rees onder haar twist en oorlog, die door het aansien van Lycurgus, wierd bygelegt, zoodanig; dat zy twee by beurten, zouden voorzitten in een Raad van 30, die, door de meeste stemmen der Burgers, zouden gekooren mogen werden, uit den Borgers, 't zestig jaa[456]ren oud zijnde: dat wel deeze Raad, alle Landsaaken, ooverweegen, debatteren, ende voor den Volke brengen souden om aldaar hare propositien te sien be- oft ontkraftigen [met meerderheid van stemmen, zoude resolveeren] maer dat eevenwel alles zoude moeten werden geexecuteert, door een der zelve voorsittende Leeden, Koningen genaamd. Dat verders alle particuliere Magistraats-persoonen, en niewe Wetten moesten werden gemaakt door de meeste stemmen der Borgers; maer ook deeze zoo bepaalde magt der twee Koningen, die gansch geen besoldigde krygsluiden immers geen vremdelingen ooit in dienst hadden ten ware eenige slaven der Borgeren, en noit dan met Burgers ten strijde trokken, wierd in hondert en tagtig jaaren zoo ondraagelik, dat, naa veel twist en oproer, de Borgers jaareliks maakten vijf (Ephori) voorstanders der gemeene Burgerye, voorziende de zelven met magt aan te houden, ofte op een niew te kiesen drie hondert Soldaaten, en drie Kapitainen over deselven te stellen: als meede voorsagen sy de Ephori met authoriteit, om, neevens de dertig Raaden, regt te spreeken in alles, jaa ook oover lijf en leeven, niet alleen der gemeene Borgeren; maar ook hunner Koningen, en aller andere Magistraats-persoonen: dat meer is, deese gemelde Ephori hadden het [ook met] regt, om dat vonnis, hun niet gevallende, te appelleeren aan de vergaaderinge der Gemeente en Borgers. En als eenig Heir onder een der Koningen te velde wierd gebragt, moesten twee Ephori hem altijd vergeselschappen, om die te dienen van raad, en met een toe te zien, dat de beveelen der Republike, door hem wierden naargekomen. En op deese fondamenten, stond deese Republik van Lacedemonien, tot dat zy, door grooter geweld, van Alexander [457] Magnus, wierd verkragt. Namentlik, omtrent vier hondert en vijftig jaaren, zoo dat men geen geheugenisse heeft, dat ooit een ander lange tyd heeft gestaan, zonder de forme van Regeeringe te veranderen.

2.6.2 Van de Roomse Republik.Romulus, Dogters zoon van Koning Numitor, zijnde door syn strydbaarheid geworden, onder den naam van Koning, het Hoofd van de Roomse Republike, ad vitam, om te helpen resolveeren, en alleen te executeeren alle beveelen van Politie, Militie, Justitie der een, ende daar naa der 200 Raadsheeren, en des Volks van Romen; was in deeze niewe stad op het acht-en-dertigste jaar zijner Regeeringe, weegens syn strengheid en veelvoudige usurpatien zoo ondraagelik geworden, dat hy van de Raads-heeren gedood, en een jaar daar naa met schroom van weederom ooverheerd te werden; gekooren wierd, de geringe en vreedsaame Philosooph Numa Pompilius, op het land woonende, en die regeerde drie-en-veertig jaaren, stervende in vreede. Maar alsoo onderwylen ooverleeden waren alle oude ingeseetenen die de schadelikheid eens strydbaren Hoofds gevoeld hadden; en de jonge de waardie der Vreede niet wisten te schatten, soo wierd quansuis voorsigtiglik daar op [wierd], uit het platte Land, weederom gekooren tot Koning, de strydbare Tullus Hostilius, die door zijn geduurige oorlogen, en krijgs-magt, zig op het

Page 161: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 161 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

twee-en-dertigste jaar zoo ondragelik had gemaakt, dat de Raadsheeren te samen conspireerden, en hem, terwijle hy offerde, doodeden, en den brand in zijn huis staken, voorgeevende dat Jupiter met sijn vier hem had [458] verbrand; en vermits de schadelike strydbaarheid der Hoofden den Romeinen nu wederom bekend was, soo wierd daar op [wierd] door het Senaat tot Koning voorgestelt, en door het volk gewaald Ancus Martius, Dogters zoon van Numa, die ook vier-en-twintig jaaren meest in vreede hebbende geregeerd, stierf. Ondertusschen Romen zeer aangewassen zijnde, wierd ook de Raad met hondert Leeden vermeerdert, en, naar ouder gewoonte, soo vergat men dat deese weelde alleen uit de Vreede ontstond, want wierd weederom van 't Senaat voorgestelt, ofte gekooren, en van 't Volk geapprobeert tot Koning, de strydbare Italiaanse Griek, Tarquinius Priscus, de welke 28 jaaren meest in oorloge geregeert, en met Koninglike pragt Hof gehouden hebbende, door des Konings Ancus zoonen gedood wierd. Maar zijn vrow Tanaquil, voorwendende dat de koning haar man niet dan swaarlik gequetst zijnde, verzogt dat men, zoude gehoorsamen, tot dat de Koning gesond, en gebeetert soude weezen, Servius Tullius, die 's Konings dogter getroud had; maakte, dat hy, zonder keur, Koning wierd: en die Servius Tullius wist zig, in weinig jaren, door veele goede politike ordren zoo aangenaam te maken by het Roomse Volk, dat hy, 't zelven vergadert hebbende, derfde voorstellen, of zy hem ook tot Koning begeerden; en dus wierd hy, zonder voorstellen des Raads, van het Volk alleen geapprobeert. Het welk als meede zijn ouderdom, in 't 44 jaar zijnder regeringe, aan Tarquinius Superbus, zoon des overleden, en Swaager des regeerende Konings, gelegentheid gaf, aanhang te krijgen, oproer te maaken, den Koning te dooden, en zig in zijn plaats te zetten; alwaar hy, in korte jaaren, zig, [459] met veele wreed- en hardigheeden, hoverdige pragt, en gedurige oorlogen zeer gehaat gemaakt [hebbende], en zijn zoon daar op Lucretia, Romainse Juffrouw verkragt hebbende, wierd de zoon niet alleen verjaagd, en de Vader, met zijn Heir weederkeerende, ook buiten gekeerd; maar een yder riep, dat die eenhoofdige Regeering, ad vitam, in een vrye Republik ondragelik was, zulks men, voor een onverbreekelike Wet beswoer, voortaan yder jaar te kiesen twee Hoofden der Republike, met gelijke magt, onder den naam van Raatsluiden, ofte Burgemeesters, na dat Romen, onder seven Koningen, 245 jaaren geregeert was geweest; en dat drie der zelven gedood, en een verjaagd waaren geworden. Maar naweliks hadden deeze twee, jaarige Hoofden, 16 jaaren geregeert, en met den Raad, uit de welken zy gekooren wierden, gecolludeert en te samen gespannen; of die Burgemeesters en Raad van Edelluiden, vielen de Burgerluiden zoo zwaar, dat de zelven opstonden, en de Stad verlaten wilden; zulks'er om haar te doen blyven een accoord wierd getroffen, dat de Burgerluiden voortaan jareliks souden kiesen uit den haren, eerst vijf, die met verloop van tyden aanwiessen tot op [en daar na] tien voorstanders des volks, Tribuni Plebis genaamd, welken het Volk t'allen tijden mogten vergaaderen, om voor te stellen 't gunt hun gelieven zoude, aan welke besluiten des gemeenen volks [welk besluit] de Burgerluiden eerst alleen, en daar naa ook, lege Horatia & Hortensia, de Edelluiden, ofte Senateurs gehouden wierden: en ondertusschen mogten de zelve Tribuni in den Raad niet zijn, maar voor [460] de deuren de resolutien des Senaats afwagten, en die dan vernietigen, ofte approbeeren; maar ook deese Tribuns, waaren niet genoeg, om de Burgemeesters, en grooten Adel te dwingen; zulks dikwils moest werden gemaakt een Dictator, wiens magt was bepaald om seekere saak, met onweederspreekelike magt, en ook anders nietwes te verrigten, of wel sy was generalik gegeeven, en bepaald binnen de Stad, en zes maanden om middelertijd te straffen, sonder appel alle Magistraats-persoonen, en andere Ingezetenen, ook aan lijf en leeven, en dat gedaan zijnde, hiel die magt op, zulks dikwils binnen weinig uuren, ofte weinig daagen, een Dictator zijn begin, en einde nam. Maar hoewel deeze magt van een Dictator, zoo bepaald zijnde, zijne goede vrugten voortbragt; terwijle de Republik, en de Edelluiden klein waren; zoo zag men ter contrarie, als de Eedelluiden magtig in goed en slaven waren geworden, dat deeze (Dictatoria Potestas,) ofte eenhoofdige magt zeer formidabel, en der vryheid schadelik was: zulks de leste gekooren wierd omtrent den Jaare 555. naar de opbouwinge der Stad Romen en in den Iaare 673. maakte zig Silla, en in den jare 706. Iulius Cæsar, met geweld Dictator, en daar door genoegsaam Heer van de Republike: welk gevaar de Senaat voorsiende, wel hondert en vijftig jaaren lang, in tijden van nood, de twee Burgemeesters gesamentlik met die magt autoriseerde,

Page 162: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 162 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

seggende: viderint Consules nequid resp. detrimenti capiat.[461] De Burgermeesters moeten sorge dragen, dat de Republik niet beschadigt werde.En met deeze twee, jaarige (Consules,) Hoofden, en (Tribuni Plebis), Voorstanders des Volks, stond deeze Republik, gedurig in magt toeneemende, omtrent drie-hondert en vijftig jaren: namentlik, tot dat de magt des Raats en Edelluiden, door de Conquesten die genoegsaam alleen onder haar bewind waren, zoo groot wierd, dat zy die twee deugdsaame en vermaarde Voorstanders des Volks die den dwingenden Adel intomen, ende de Vryheid der Borgerluiden staande houden wilden, Tiberius, en Cajus Gracchus, gebroeders, d'een voor en d'ander tien jaaren daar naa publijkelik op de markt in de Vergaadering der Burgerluiden, niet alleen overvielen en doodeden; maar ook omtrent drie duisend andere Burgeren, die 't met haar hielden, zonder eenige forme van Iustitie, ombragten: En met haar stierven ook alle Deugden en Wetten der Roomse Republike; zulks van die tijd af, de magtigste uyt den Adel, ofte wel die over het magtigste Heir gebood, alle zijn Tegenstanders vermoordede, ofte den voet op de nek settede: het welk omtrent honderd jaaren heen en weeder, met grouwelik slagten van eenige millioenen Burgeren, geduurd hebbende, en alle de moedigste Liefhebbers der Vryheid, of dood, of der inlandse Oorlogen moede zijnde, zoo boogen eindelik, omtrent het 740 Iaar, na de bouwinge der Stad, alle Roomse Burgers haren nek onder het jok, en de Monarchie van Keiser Augustus. (Qui nomine Principis cuncta sub imperium accepit.) Die, on[462]der den titul van Prins, ofte Vorste des Raads te zyn, ende met alles behalven het begeeven der officien den gemeene Borgeren ontrekkende om het tot den Senaat te brengen, warelik alles onder hem bragt.En hoewel deese Keiser Augustus met nog veele volgende Keisers, niet dan Imperatores, Kapitains Generaal, ad vitam, voor haar leeven waaren: en door het Volk ofte Senaat, jaareliks, gelijk andere Burgers tot Burgemeester, Tribunus Plebis, Voorstanders des Volks, ofte Censor, moesten, met de meeste stemmen, werden gekooren; Soo was dit nogtans maar een ydele schijn van de Oude Vryheid, want de Waapenen, Adel, Successie en Rijkdom geeven in een Vergaaderinge, daar men niet ballotteerende stemt, en voornamentlik by 't Graaw, zoo veel magts, dat'er nietwes kan werden geweigert.En op dat de slaverny der andere Leeden niet al te gelijk bleeke en ondraagelik wierde, zoo verscheenen de Keisers zelden in den Raad, of wel daar komende, zoo onthielden zy zig van stemmen, zulks men leest, dat die doortrapte Tiberius, uit haastigheit gezegt hebbende, dat hy ook stemmen en oordeelen zoude oover Marcellus, die beschuldigt wierd hem gelastert te hebben, gevraagd wierd van Cn. Piso (Quo loco censebis Cæsar? Si primus habebo quod sequar: si post omnes, vereor ne imprudens dissentiam,) Waar zoud gy stemmen Keiser? indien voor my, zoo weet ik wat ik zal volgen: indien naa alle andere Leeden, zoo vrees ik, dat ik uit onvoorzigtigheid, van een ander avijs zal weesen. Daar beneevens namen de [463] eerste Keisers zeer qualik; als men haar 't Hooft der Republike, of Heer noemde, weetende dat men de vryheyd van een magtige Republik, niet seekerliker kan verkragten, dan (specie recusantis) met in alle manieren de naam van Heer, ofte Souverain verwerpende, onder-en-tusschen alle gelegentheid waar te neemen, om de saak tot zig te trekken. Gelijk de eerste Roomse Kapitains Generaal Augustus, Tiberius &c. Verscheide maalen met zeer opgepronkte Oratien in het Senaat versogten van de zorge en moeite der Regeeringe ontslagen te zijn; maar de Raads-Heeren die van tijd tot tijd daar toe het oore leenden, sag men dat met het uitgaan der jaaren niet meer in de Magistrature wierden gebruikt, of verlooren [maar verloor] met der tijt op seer gesogte Pretexten, eer, goed, en bloed; en die de Keisers baden, ja dwongen de Krijgs-magt en de Regeeringe aan de hand te houden, wierden ter contrarie booven alle verdiensten, en Reeden, met eere en goed gepropt, zulks een yder haast zag wat weg men moeste ingaan.Nogtans bleef daar eenige schijn en naam van een vrye Republik te Romen, tot dat de Keiser Constantinus omtrent het 1081 jaar naa de opbouwing van Romen, zyn Hof en Senatores te Constantinopel overdroeg; Want toen verloor die doorluchtige (caput rerum Urbs, Senatusque & Populus nunquam obscura nomina, etsi aliquando obumbrabantur) Hooft-stad en Raad t'eenemaal [464] haar glans: en moest opentlik blijken, dat zy van een ander geregeert wierd, en dependent was. Zoo zwaarelik wert een oude Republik t'eenemaal vertreeden, en van alle Vryheid, en schijn berooft.

Page 163: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 163 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Maar om dat het vervallen der Roomse Republik tot een Monarchaale Regeeringe, een der gedenkwaardigste saaken is, die men in eenige Historien zoude konnen lesen, en men de oorsaaken desselven, uit zoo een kort en generaal discours, gansch niet, of ten minsten niet genoegsaam kan begrijpen; heeft my geraaden gedagt, die oorsaaken uit alle Romainse Historie-schrijvers by een te vergaaderen, en zoo kortelik als my eenigsins doenlik zal weesen, Historiserwijse in het het volgende Capittel voor te stellen.

2.6.3 Kort verhaal van 't vervallen der Roomse Republike tot een Monarchaale Regeeringe.

Naa dat Romen, door omtrent 500. jaren oorlogs, sig meester van geheel Italien had gemaakt en niemand meer scheen te vreesen als de Republik van Carthago, die hoewel tweemalen genoodsaakt zynde geweest in de oorlogen teegen de Romeinen op seer beswarelike voorwaarden Vreede te maken, nogtans in de selve door de koopmanschap seer magtig geworden en gebleeven was: soo gebeurde eindelik in den derden oorlog der Romeinen teegen de Carthageniense, dat haar Veld-overste Hannibal, Saguntus, en 't meesten deel van Spanjen hebbende onder zijn gehoorsaamheid, ofte verbond gebragt, quam omtrent den jare 530. naa de bouwinge der stad Romen met een magtig heir, eerst oover de Pireneese, en vervolgens oover de Alpische gebergten in Italien, alwaar hy 't Roomse heir versloeg, naa een dappere weederstand, en quetsure van den Velt-overste P. Scipio; die hier van [465] zijn soon Scipio Africanus, van de gevankenisse verlost en gered wierd.Hier naa wierden nog door Annibal drie andere magtige veldslagen, teegen andere Roomse Veld-oversten gewonnen, sulks men eindelik te Romen delibereerde de stad te verlaaten. Dog Scipio Africanus onder de jonge Edelluiden, die daar oover delibereerden, zijnde; trok zijn zwaard, en swoer voor de Goden, dat hy voor vyand hiel, en dooden zoude die weigerig was te zweeren, nimmermeer Romen te verlaaten. Dit ontsag van Scipio die (Tribunus Militum) Collonel was; en het marren van Hannibal omtrent Capua, herstelde de Stad, voorneementlik als daar naa tijding quam, dat P. en Cn. Scipio meer als vijf-en-dertig duisend man van Asdrubal, Hannibals broeder, in Spanjen geslagen hadden. Sulks daar naa te Romen zoo goede zorg wierd gedragen, dat men Hannibal stuttede, somtijds overwon, en ook somtijds overwonnen wierd; en duurde deese stand van saken in Italien omtrent 16 jaren: alsoo de Cabale der Regeerders van Carthago die Hannibal teegen waren, deese Republik die op de koopmanschap en niet op de wapenen gefondeerd was, soo jaloers wisten te maken over Hannibals onvergelykelike krygs-deugden en ooverwinningen; datmen hem in allen dien tyd gansch geen hulp toesond: en onderentusschen met andere Veldoversten de Spanjaarden beoorloogde; om ook selfs Hannibal indien hy de vryheid van Carthago had willen onderdrukken, te konnen dwingen.Maar naa dat P. en Cn. Scipiones het zoo verre in Spanjen hadden gebragt, dat zy by naa, aldaar niet meer te vreesen hadden, wierden zy plotselik van de Celtiberi, hunne gehuurde Soldaaten, verlaaten; van de Carthageniensers aangetast, hunne heiren beiden geslagen, en zy ook beiden gedood. 't Welk weederom zoodanige ontsteltenisse baarde te Romen, dat'er niemand gevonden wierd, die naa 't gouvernement van Spanjen derfde staan, als P. Scipio, Soon en [466] Neef respective der verslagenen; sulks de zelve daar toe wierd gekooren met eenparige stemmen des Volks, en 't gelukte hem, door zijne stout- en vaardigheid, in 't korte verscheide Steeden in te neemen, en veldslagen te winnen.Doorgaans tegen 't oud gebruik gaf dese Publius Scipio, (daar naa gesegt Africanus,) den beuit en plonderingen aan de Soldaaten, was omtrent de zelven boven maten minsaam, beleefd in het spreeken, en barmhartig, hun in hunne ziekten besoekende; sober in eeten en drinken, kuis van leeven, en zeer goedhartig omtrent de afgevallen Spanjers; voorts altijds stout, naarstig en sorgvuldig. Met welke deugden hy binnen vier jaaren tijds, Spanjen van de Straat af langs de kust tot het Pireneesche gebergte, weederom onder de Romainen bragt, en alle de Carthageniensers verjoeg of versloeg. Sulks hy triumferende wederkeerde te Romen; alwaar hy voorsloeg, geen beeter middel te zijn om Hannibal, en

Page 164: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 164 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

de Carthageniensers uit Italien, daar zy sig nu wel sestien [zoo veele] jaaren gesterkt hadden, te doen vertrekken; als Carthago zelfs te beoorlogen. En hoewel Fabius Maximus, die Hannibal na d'eerste verslagentheid gestut, en Romen behouden had, van contrarie gevoelen was, zo wierd P. Scipio evenwel van 't volk gekooren, om Afriken te beoorlogen; en hy benaauwde in 't korte Carthago zoo seer, dat de Carthageniense Raad Hannibal belaste Italien te verlaten, en zijn Vaderland te hulp te komen. [467]Dus verliet eindelik Hannibal Italien met tranende oogen, en quam met alle sijn heirkragt te Carthago, alwaar hy den Carthageniensen Senaat, raad gaf tot vrede, maar de Romainen wilden tot geene verstaan, dan waar mede de Carthageniensers zig magtelooser maakten, 't welk Hannibal nog 't besten in hunne geleegentheid oordeelde, maar de Carthageniense Raad verwierp 't, sulks men tot hoofd-treffen quam, daar de Carthageniensen verlooren, en op nog veel beswareliker conditien vreede maakten. Hierop gevolgd zynde dat Masinissa onder de hand door de Romeinen tegen de Carthageniensen opgehitst ende gesterkt weesende, de selve Carthageniensen nog ooverwonnen en kragteloser gemaakt had; soo versaamden de Romeinen teegen haar een seer groot heir en de Carthageniensen om dien oorlog te ontgaan eer 300 gyselaars, alsmeede daar naa alle hare wapenen oovergegeeven hebbende, soo ontdekten de Romeinen het mom en geboden de Carthageniensen indien sy de Vreede begeerden Carthago te verlaten, en te gaan wonen [eindelik zig, behoudens lijf en goed, aan den Romainen oovergaaven. De Romainen eerst hunne scheeps-magt en andere waapenen hebbende verseekerd, bragten alle de Carthageniensen (die zig toen gaaren zouden dood gevogten hebben, indien zy niet waaren ontwaapend geweest)] te landewaard in, met verbod op lijf-straffe, omtrent de Zee-kuste niet te woonen, sulks de Carthageniensen eindelik om dat te ontgaan hare stad nog drie jaren kloekelik beschermd hebbende, en meest alle gedood weesende de Romeinen [en vernielden] de gansche stad Carthago, innamen ende vernielden die zoo langen tijd Romen naa de kroon had gesteeken, jaa doen beeven.Hier naa (anno 565, naa de bouwing der stad Romen, en die tijd-reekening sal ik door alle deese Historien volgen) ontstond 'er oorlog teegen Antiochus, Koning van Syrien, en deeze wierd door Scipio Asiaticus, broeder van Africanus, ten onderen gebragt.Door deese menigvuldige victorien, der Scipiones gevoegd met de treffelike afkomst en de deugden der selven [Scipionen], was 't volk hun soo gunstig geworden, dat men oover hun geene justitie konde oefenen; want de voor[468]treffelike deugdsame Portius Cato, weetende dat de twee gebroeders L. Scipio Asiaticus, en P. Scipio Africanus 's Lands goederen aangeslagen, de gemoederen der soldaten daarmeede gecorrumpeerd ofte tot sig getrokken ende daarenboven [en] sig selven daar meede verrijkt, of tot hun eigen gebruik geappliceerd hadden: konde in den jaare 570. wel uitwerken, dat eenige Tribuni Plebis, L. Scipio Asiaticus, daar van beschuldigden. Maar het volk doemde hem niet, dan in een geringe geld-boete. En P. Scipio Africanus, daar naa, ook veel swaarder, voor de Roomse Burgers beschuldigd zijnde, was wel zoo stout, dat hy op de pointe der beschuldiginge niet begeerde te antwoorden, maar zeide: Romainen, op zoo een dag versloeg ik de Carthaginensers in Spanjen, en op zoo een dag verwon ik Hannibal in Afriken, daar vooren hebben wy de Goden niet genoegsaam gedankt, ik gaa in 't Capitolium om 't zelven te doen; die my, en de Republike liefd, volge my. Dit gezegt hebbende, ging heen, en wierd van alle de omstaande Burgers, die hem hadden behooren te veroordeelen, gevolgd. De Tribuni Plebis zig dus bespot ziende, meenden hem korts daar naa te vangen; maar hy won ondertusschen de vriendschap van den aansieneliken Tribunus Plebis Tiberius Gracchus, wien hy zijn dogter gaf, en die belette de apprehensie; sulks Scipio Africanus eindelik, om voor altijds zig de magt der Tribuns te ontrekken (in volgende den Raad van 't Senaat, en van Tiberius Gracchus, zyn schoon-zoon,) buiten Romen op een zijner hoeven ging woonen, al waar hy kortelik van hartseer in ballingschap stierf. [469]Maar 't Senaat, en den Adel ging onder-en-tusschen naar ouder gewoonten, voort, met oorlog uit oorlog te zayen; alle lasten, daar toe noodig, op den gemeenen Burger te leggen, en alle voordeelen der conquesten, waar oover zy, en niet de gemeene Burgers, het bewind hadden, tot zig te trekken. Want vermits de conquesten nu alle buiten Italien gingen, was het arm volk van Romen niet, gelijk als voorheen, geneegen, Colonien in de

Page 165: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 165 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

bebouwde Landen maakende, daar te gaan woonen, en de onbebouwden verpagtede het Senaat gemeenelik aan de meest-biedende voor eenige korte jaaren; maar die pagt uit zijnde, liet het Senaat dan die zelfde al opgemaakte Landen, voor de zelve prijsen, komen aan iemand uit den haaren, die als dan de gemelde Landen door hun Slaven deden bouwen; waar door den Adel al te magtig, en deese geconquesteerde Landen gansch verwoest wierden.Deese gruwelen der Eedelluiden, sag die doorlugtige Tiberius Gracchus, en tragtede in den jare 620 (leges agrarias) de verouderde wetten, die zekere maat op het besitten der vaste goederen hadden gesteld, te verniewen, en drongse ook door; maar met deese moderatie, dat behalven de vijf honderd morgen van ouds, een vader voor zyn zoon, ook twee honderd vijftig morgen lands zoude mogen besitten. En 't gunt iemand daar boven had, zoude de Republik, mits de waarde betaalende, aanslaan. En om dese Wetten duur[470]saam te maaken, drong hy ook door dat aan alle inwoonders der omleggende Italiaanse Landen, het volle Regt van Rooms-burgerschap wierd gegeven. Ia dat meer is, om die tyrannige magt des Senaats voor altijds te breeken, soo wrogt hy uit, dat drie honderd (Equites) aansienelike Borgers, van tijd tot tijd door de Borgers wierden gekooren, om in plaatse van het Senaat, by appel te oordeelen oover alle Processen, die weegens de geconquesteerde Landen vielen. Daar-en-boven was hy voornemens den gemeene Burgers voortaan alle de officien, niet alleen binnen Italien vallende, gelijk als voorheen, te doen begeeven; maar ook tot haar te brengen het begeeven aller Officien, buiten Italien vacant werdende, die nogtans door het Senaat plagten begeeven te werden: Maar zoo als Tiberius Gracchus de burgers by wien als in een populare regeeringe, alle opperste magt was, immers behoorde te weesen; hier toe voor het Capitolium had vergaderd, en deese ordre bynaa had doorgedrongen, was het Senaat, en den Adel niet willende afstaan van soo groote voordeelen, daar haar keuken van rookte vergaaderd in 't Hof, alwaar Scipio Nasica, soon van den doorlugtigen Veldoverste Cneus, die voor den Vaderlande seer kloekelik gevogten hebbende, eindelik [Cneus die] in Spanjen verslaagen wierd, het meeste woord voerende, sijn reden besloot met deese woorden: sterve de Tyran Tiberius Gracchus! die my lief heeft, volge my; en sig van den ganschen Raad gevolgd ziende, ging regt naa het Capitolium, alwaar de Burgers door dat aansien des geheelen senaats, en veeler andere seer uitsteekende doorlugtige eedelluiden [meest] verbaast wierden, en verschoven. 't Welk Tiberius Gracchus siende, ook meende te ontgaan; maar den Adel overviel, en doode hem, met omtrent drie hondert van zijn geselschap; en [471] veele anderen van zijne vrienden, of die meest voor de vryheid waaren, wierden daar naa, zonder eenige form van Regt, sommige gebannen, en sommige gedood. Nogans om niet de aller eenvoudigste Borgers klarelik te doen sien dat de Eedelluiden de Vryheid der Republike verkragteden ende den Staat selfs ooverheerden, soo gelieten sy sig het niet dan op den oproerigen T: Gracchus en syn aanhangers geladen te hebben en sig met den ondergang der selven te willen genoegen: en daarom wierd de Wet op vaste goederen, bevestigd door 't Senaat, en Scipio Nasica, die zig teegen d'executie derselve stelde, wierd des ugtens verworgt in zyn bedstede gevonden.Cajus Gracchus alsoo kloek, deugdsaam en welspreekende als zyn broeder Tiberus, veinsde eenige jaaren naar een synen Broeder [hem] vergeeten te hebben, en die saak niet aan te trekken, maar 't Senaat ziende dat hy anno 629. weesende (Questor,) Betaals-Heer van 't heir in Sardinien, aldaar zeer geagt wierd, begon hem te vreesen, en zond daar een ander heir, met een Consul, om hem den voet dwers te zetten, zulks hy dat verliet, en ging te Romen, alwaar hy anno 632 door 't Volk Tribunus Plebis zijnde gemaakt, van tijd tot tijd veele Wetten, den Burgerliken stand voordeelig, voorstelde en doordrong; 't Senaat dat ziende, en de Wetten om zijn groote gonst by het Volk, moetende approbeeren, spande aan met Livius Drusus, ook Tribunus Plebis, namentlik dat hy ook Wetten ten voordeele der Burgers voorstelde, beloovende die te sullen approbeeren, maar voortaan nietwes van 't gunt Cajus voorstellen zoude; soo dat het Volk, ziende zy swaarelik verkreegen, 't geen Cajus, maar ligtelik 't gunt Livius voorstelde, in zyn gonste verflaauwde; [472] hier by quam nog, dat Cajus zelfs al te yverig was, in d'ordre en Wetten ook buiten 's Lands uit te voeren; niet merkende, dat hy de eer en baat die daar aan vast was niet genoeg met zijne vrienden deelde: en niet

Page 166: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 166 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

genoeg geloovende dat zyn vyanden, zig in zyn afweesen, konden sterken, maar bevond het zelven van Carthago komende, want wederom eenige niewe Wetten, den Volke voorstellende, had den Adel zo veel Stee-Burgers gewonnen, en jaloers gemaakt op de Buiten-Burgers, die door Tiberius Gracchus het regt van stemmen verkregen hadden; dat de Burgemeester, feitelik en teegen regt gebiedende, alle Itaaliaanse Burgers uit de vergaderinge, en stad, op lijf-straffe, te vertrekken, daar in gehoorsaamd wierd; alsoo de meeste Stee-Burgers den Burgemeester toe, en Cajus afvielen; jaa zijn Colleegen zelfs, namentlik de andere Tribuni Plebis waren in zyn afweesen meest door 't Senaat gewonnen, en nijdig op hem geworden; want als hy versogt in het Tribunschap gecontinueerd te worden, kreeg hy wel de meeste stemmen der Stee-Bugers; maar de Tribuns rapporteerden ter quaader trouwen, waar door hy niet verkrijgende, slegts Burger, zonder eenige bedieninge wierd.De (Consules) Borgemeesters en den Adel nu in den jare 634, den regten tijd gissende te wesen, om de magt der gemeene Burgers te verkragten, deeden eenige krijgsluiden uit Candien heimelik in Stad koomen, en bragten alle hun aanhang in waapen, voor 't Hof, voorwendende in het eersten, dat sy [473] nietwes begeerden, dan dat men alle de niewe Wetten, die hun naadeelig waren, soude vernietigen. Waar teegen Cajus, en andere Tribuns, wiens magt niet buiten Stads-muuren strekte, ook met hun aanhang in wapen komende, niet konden opwegen, sulks zy tot tweemaalen alle reedelike conditien van accoord voorsloegen, 't welk nietwes uitwrogt, dan dat het den Adel des te stouter maakte, sulks de Consul met trompet deede omblaasen, vergiffenisse voor allen die Cajus afvielen, en soo veel gouds voor die hem 't hooft afsnee, als 't swaar woeg; waar door veele hem afvielen, en hy zelf, buiten Stad vlugtende, gedood wierd; daar-en-boven wierden, binnen Stad, zonder eenig forme van Justitie, nog wel drie duisend van sijnen aanhang gedood.Hier naa heerschte den Adel alzoo baldaadig, als ooit: en ondertusschen was Cajus Marius, van geringe Burger afkomst, in den oorlog soo aansienelik geworden, dat hy door 't Volk Tribunus Plebis wierd gemaakt, alwaar hy zeer stoutelik de voordeelen des Volks teegen 't Senaat beyverde: korts hier op, anno 647. wierd den oorlog teegen Iugurtha die seer schelmagtig zyn twee Broeders doodende zig koning van geheel Numidien had gemaakt geresolveerd, Metellus, voorneem Edelman, en Marius die van seer geringe Borgerlike afkomst was stonden beiden naa 't Veld-heerschap, Marius wierd met eenpaarige stemmen van 't Volk gekooren, en volvoerde dien oorlog gelukkelik, terwijlen de Cimbren veele honderd duisenden sterk, uit Deenemarken, door Duitsland, en Vrankrijk trek[474]kende, alles doodeden wat hun voorquam. Jaa selfs tot driemalen de Roomse Heiren verslagen hebbende, soo beefde Italien en Romen soodanig, dat men in deese nood de partyschap, en Wetten vergeetende, in den jare [anno] 651 Marius continueerde in 't Consulaat ofte Veld-heerschap tot vier-maalen toe, om deese vervaarelike Cimbren t'ooverwinnen, en hy deede 't ook loffelijk in verscheide veldslagen.Toen stak het Volk weederom het hoofd op, maakende den triumphanten Marius ten sesden-maale Burgermeester, en een Wet, dat een Senator door 't Volk afgeset, nooit weederom tot Senator zoude mogen werden gekooren; de Wet op vaste goederen wierd vernieuwt, met dit aanhang, dat die Senators op boeten van 12 talenten, (7000 Rijcxdaalers) binnen 5 dagen zouden belooven met eede, die Wet te doen onderhouden. Marius seide opentlik in 't Senaat dat die Wet incivil was, en dat hy niet sweeren zoude; daar op volgde Metellus, die zeide liever te zullen sterven, als die Wet besweeren, en wierd op die voet van den meesten Adel gevolgd; ondertusschen wierd zy van veele anderen beswooren; Marius swoer ook den lesten dag, die Wet te sullen doen onderhouden, indien zy wettelik was, (want die 'er tegen waren, zeiden,'t donderden als mense maakte, en dan ware zy onwettelik geweest,) Dus behiel Marius zyne reputatie, en Metellus met zijnen aanhang, niet willende sweeren, wierd gebannen. [475]Saturninus Tribunus Plebis, autheur van die Wet, wierd hier door zoo baldaadig, dat hy zig oopentlik Koning liet noemen, en door zijne trawanten deede dooden allen, die naa het Tribunschap stonden, daar in hy begeerde gecontinueerd te werden, maar alle Burgers, zelfs Marius: vielen hem af, en belegerden hem in 't Capitolium, alwaar hy met zijnen aanhang gevlugt zijnde, sig door gebrek van water moest oovergeeven, en Marius wist geen beeter raad, om zijnen ouden vriend teegen de verwoedheid des Volks te bewaaren,

Page 167: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 167 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

als hem in den Kerker te werpen, maar ten hielp niet, 't volk brak de deuren en dooden Saturninus met zijnen aanhang. Metellus vrienden, 't Volk dus op hun voorneemste vyanden verbittert sienden; versogten van de vergaderingen der Borgeren dat hy weederom in stad mogte komen, en verkreegen 't in 't spijt van Marius; die zig toen niet seeker te Romen ziende, op eenig pretext naa Asien reisde.Dus wierd den Adel weederom baldaadig, en daar naa wierd Sylla, hoofd-vyand van Marius, Burgermeester gekooren, in den Jaar 666. en door 't lot viel Asien met den oorlog teegen den Koning Mithridates, als meede by gevolg de meeste Krijgsmagt, hem te beurt; sulks de Burger-luiden dapper vreesden, weederom t'eenemaal in de magt van den Adel te vallen. En Sulpitius, Marius vriend, Tribunus Plebis zijnde, 600 Soonen der aansienelikste Burgers (Equites) vergaadert hebbende, dreef de Consuls, die hem teegenstonden, uit de stad, en vergaderde daar na de [476] Burgers, die toen Syllas Commissie introkken, kiesende Marius in zijn plaatse. Sylla was in 't Land van Napels, met het Heir dat hy geligt had, om daar meede in Asien te schepen, en 't Heir aldaar te versterken, als Marius twee Colonels af-sond om dat tot zig te trekken, maar de Krijgs-luiden ter contrarie door Sylla opgemaakt zynde, veragteden de authoriteit des Roomsen Volks, jaa dooden die Colonels, en Marius deed' in weerwraak veel van Syllas vrienden te Romen dooden: waarom Sylla, met alle zijn magt in 36000 mannen bestaande, regt op Romen trok: de Consuls eerst, en daar naa ook 't Senaat versogten door Gesanten, hy tot een accoord verstond, en niet in stad quame met zoodanige heir: hy gaf goed, maar twijffelachtig antwoord, waar door men zig slappeliker ten teegenweere bereidende te Romen, daar Sylla ondertusschen haastig naa toe trok, en verslaagen hebbende al wat hem teegen quam, nam de Stad in, stelde geld op twintig zyner vyanden hoofden, en Merula tot Burgermeester, neevens hem, in plaatse van Cinna.Hier naa trok Sylla met sijn Heir teegen Mithridates in Asien, daar hy veele treffelike victorien, en nog meer de gonst zijner Soldaten won. Ondertusschen was de ooverwinnende Adel te Romen weederom zoo baldaadig geworden, dat het yder Burger verdroot, zelfs weigerden zy den Samniten het Burger-recht, dat hun te vooren door het Volk vergond was, en quamen daar [477] over met de Samniten in oorlog, waar door niet alleen Cinna die te voren door Syllas komste uit Romen gevlugt was, weederom in Italien derfde keeren, en volk versaamelen; maar in den jare 667 quam Marius, en sijn Soon met eenige Soldaten uit Afriken in Italien, en beloovende de vryheid aen alle Slaven die hem toevielen, vergaderde hy 'er een groot getal, daar-en-boven beloofde hy de Samniten alles 't gunt zy begeerden, en kreegse aan zijn zijde, ja zelfs Metellus die teegen de Samniten oorlogde, niet vermaard zijnde zoo goed krijgsman te wesen, als Marius, moest zien dat veele zijner Soldaten tot hem ooverliepen. Alle deese troupen gevoegd met die van Cinna, maakten een goed Heir; waar meede Marius naa Roomen trok, alwaar Appius Claudius, voor deesen een zijner Soldaaten geweest zynde, hem de Poort oopende, die hem in 't waaken toebetrouwt was, 't Senaat, nu weederom versogt hebbende, dat Marius [hy] wilde belooven vreedsaam in te trekken, en niemands bloed te storten, kreeg soo law een antwoord, dat de meeste Senateurs goet vonden, liever tot Sylla te vlugten, als hem te verbeiden. En niet te vergeefs, want Marius in stad gekomen zijnde, doode niet alleen veel zijner vyanden; maar stelde ook geld op 't lijf van veelen die gevlugt waaren, alle hunne goederen ten voordeele der Soldaaten verbeurd maakende, jaa zelfs, veelen die hem quamen begroeten, flawelik bejegent zijnde, wierden in 't weg-gaan gedood door zijne Trawanten, verhit op goed en bloed. Sulks zijn [478] Vrienden hem ook met schroom genaken moesten. Cinna en Sertorius, die Marius grootste en aansienelikste vrinden waren deese wreedheid haatende, oovervielen deese moorders des nagts, in hun Leeger, en doodense: waar mede dit moorden gestut zijnde, wierd Cinna ten gezetten tijde door het Volk in het Burgemeesterschap gecontinueerd, en Marius ten sevenden maale tot Burgemeester gekooren, maar Syllas groote victorien, en preparatien, om met een magtig Heir in Italien te komen, ontstelde deesen ouden man [hem] zoo seer, dat hy 'er kort van quam te sterven, en Carbo, anno 668, in zijn plaatse Burgemeester gekooren wierd.Toen gebruikten deese Aanhangers van Marius die schoone tijtel, en authoriteit van den Raad en Volk van Romen, waar door Valerius Flaccus gekooren wierd, om Sylla in 't gouvernement teegen Mithridates te succedeeren, en voorsagen hem met een tamelik

Page 168: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 168 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Heir, daar hy meede overscheepte in Asien om den selven te dwingen; maar ondertusschen was Sylla met een goed Heir uit Asien in Griekenland gekomen, laatende nog een goed Heir onder sijn Lieutenant Fimbria in Asien, en vermits zijn Soldaten niet alleen victorieus hadden geweest, maar ook alles hadden ten beuite gekreegen, dat zy den vyanden konden ontneemen, jaa daar-en-boven ontfangen hadden, alle 't gunt Sylla, zelfs door onmatige schattingen en impositien, zoo den onderdaanen als den geallieerden van de Republik, had konnen afperssen; was het Krijgsvolk hem [479] zoo toegedaan, dat het op de naam van 't Senaat, en Volk van Romen niet paste; ter contrarie, 't meeste volk liep van Valerius Flaccus tot Fimbria oover, sulks hy in Asien verslagen bleef. Ondertusschen zynde in den jare 670. [was, anno 670] Sylla gekomen te Durazzo, daar hy alle de Scheepen uit Asien en Griekenland had doen vergaaderen, om op Italien te scheepen; en vreesende, dat zijne Soldaaten met den rijken beuit naa by huis zijnde, hem zouden verlaaten; riep de zelven bij een, prees haar dapper, wegens lange diensten, en bevogten victorien, waar door de Republik, weldaaden en Triumfen schuldig was; maar dat ter contrarie, door zijn, en hunne vyanden, te Roomen voor haar niet dan dood, ballingschap, en verlies van goederen te verwagten stonden, ten waare zy by een bleeven, en aldaar zoo sterk quamen, dat zy alle het zelven deeden vallen op die ondankbare vyandige meede-Burgers; dit gezegt zijnde, versogt hy eerst dat de Kapitainen met eede wilden beloven, hem niet te verlaaten voor dat het zelven zoude weesen uitgeregt; zy deeden't, en daar naa ook alle de Soldaaten. De gedeputeerden van 't Senaat versogten, hier de vreede tusschen hem, en zijn party te mogen maaken, en kreegen tot antwoord, hy geen vriend van beulen wilde zijn, en dat alle die hem toevielen, 'er best aan zouden weesen. Ondertusschen hadden de twee Roomse Burgemeesters Carbo, en Cinna magtige Heiren in Italien, en Dalmatien vergaaderd, meenende [480] Sylla te zullen verslaan eer hy konde ooverscheepen; maar eenige troupen weigerden teegen hun meede-burgers te vegten, en Cinna hun tragtende daar toe te dwingen, wierd zelfs van syn weederspannige krygsknegten gedood; soo dat middelertijd Sylla in den jare 671. ooverscheepte in Italien, alwaar Metellus met een Heir, en Pompejus met een Legioen, als meede veele andere Edelluiden met Soldaten, die te vooren geveinsd hadden, Syllas vyanden te weesen, hem toevielen: soo dat eindelik de jonge Marius, de Consuls Scipio, en Norbanus, met andere hun Lieutenanten, in verscheide veldslagen, neevens eenige honderd duisenden verslagen zijnde, Sylla in den jare [anno] 672. binnen Romen quam, 't Volk bij een riep, en in 't breede voorgedragen hebbende zijn' reedenen om den Staat te herstellen, deed' hy de vergaderinge des Volks scheiden, en proscribeerde ofte bande 40 Senators met 1600 voornaamste Burgers, (Equites) settende op yders lijf 1200 Rijcxdalers, deese wierden niet alleen gedood, maar de gierigheid en stoutheid der executeurs ging zoo verre, dat zy ook doodeden, alle die familiaar met de zelven waren geweest, ofte dien zy om andere oorsaaken haateden. Hier oover derfde niemand by Sylla klaagen, uit vreese van zelfs verdagt te werden, tot dat eindelik de jonge Metellus vertrouwende op zyn naawverknogte vriendschap in volle Senaat voor Sylla uitberstede, hem seggende; Immers indien gy wild oover menschen gebieden, zoo laatse dan niet alle gedood werden; maar verkondigt een lijst [481] van die gy wilt behouden, op dat niet vrienden en vyanden in de zelve kommer leeven, ofte ten minsten, maak een lijst van die ghy wilt dooden. Sylla antwoorde: 'k sal, en sette korts daar aan 80 namen op de doodrol. Waar over een yder mompelende, deed hy 's anderen daags nog een rol van 220; en ten derden dage nog een andere rol van 220 afkondigen ofte aanplakken; soo dat de verbannen 4700 uitmaakten; alle van de rijkste en treffelikste Burgers, waar onder veele andersins onnosele. Nogtans waren alle dese wreedheden niet genoeg, om de gierigheit der Soldaaten te stoppen, maar wierden ook gepleegt in veele andere Steden. Evenwel, gelyk 't gemeenelik den geweldigen schenders der vryheid hunnes Vaderlands gaat, ging het hier ook want deese actien eerst den Senaat, en daar naa den Volk voorgestelt zijnde, wierd Sylla, als goede Iustitie gepleegt hebbende, bedankt, en t' sijner eere een gout beelt op de markt gestelt. Jaa 't Senaat vont zig zoo zeer genootsaakt hem te vleyen, dat het hem in den jare [Anno] 673. Dictator maakte (hoewel 'er in 120 jaaren geen was geweest) en dat zonder bepaalden tijt, of plaatse, maar in teegendeel van dien met magt te dooden, confisqueeren, steeden te vernielen, te bouwen, en Colonien te maaken, alles naar zijn gelieven. Voorts maakte

Page 169: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 169 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Sylla van 10000 slaaven der verbannen Meesters, Burgers; en 200 niewe Raats-heeren uit den Burgerliken stant, in plaatse der gedooden, ofte gevlugten; en deelde alle de Landeryen en der Italiaanse steeden van Marius zijde, aan zijne 27 Legioenen, maakte door 't Volk veele niewe Wetten; onder anderen, dat [482] geen Tribunus Plebis soo lange die dat amt bekleedede tot andere diensten kiesbaar zoude weesen, en niemant tot hooge dan die de lager had bedient; als by voorbeeld van Ontfanger, Schout, en van Schout, Burgemeester, waar toe nogtans niemant voortaan ontfankelik zoude weezen die binnen de 10 jaren 't zelve amt had bekleet, en deede de zelve zoo streng onderhouden, dat hy, zelfs Lucretius Ofella, die hem zeer trow, en merkelike diensten gedaan had, op de markt dede dooden, om dat hy'er naa 't Burgemeesterschap stont, nog Ontfanger, nog Schout geweest zijnde; voorts bragt hy het jaar door met pragtig triumpheeren, en 't volk met Griekse Schouspeelen en kostelike maaltijden te onthalen; naademaal het gemeen volk sig altyds en oover alle met dien heiligen schyn laat mompen, soo offerde hy aan den God Hercules, die hem quansuis in syn loffelik werk had geholpen het tiende deel aller syne goederen, als daarmeede willende tonen hoe seer hy den godsdienst toegedaan was [ook offerde hy Hercules het tiende zijner goederen]. Daar na in den tweeden jare, namentlik, in den jare [anno] 674. deed Sylla een Consul kiesen, en 't wierd in stilte ten einde gebragt, toen lei hy buiten alle verwagting zijn Dictatorschap af, en liet twee Consuls, naar gewoonelike maniere, door het Volk kiesen; zonder zig daar meede te moeijen: ter contrarie zoo ging hy als een privé Burger, op zijn Hofstede te Cumen woonen, daar hy naa twee jaren, van een etterbuil stierf. Jaa dat meer is, deese Tyran Sylla had in sijn leeven door alle deese voorverhaalde middelen de banden zijner Regeeringe zoo vast weeten te leggen, dat hy naa zijn doot opentlik met een Lijk-oratie te Romen gepreesen, en aldaar met Reuk-werk; dat de Roomse Juffrouwen daar toe vereerden, en dienvolgende gelijk als op publike kosten, verbrant wierd. [483]Terwijlen alle deese dingen te Romen geschieden, was Pompejus, als een van Syllas Kapitainen, besig, met Carbo in Cicilien, en Domitius in Afriken, als meede daar naa in den jare [anno] 679. Sertorius in Spanjen, onder te brengen: hoewel deese laatste met groote moeiten naa verscheide voor Pompejus ongelukkige Veldslagen, en verloop van eenige jaaren, van zijn eigen volk, in den jare [anno] 681. verraden, en gedoot wierd.Naweliks was Spanjen in rust, of de Slaaf Spartacus, die met seventig Gevangens uitgebroken was, had in Italien reeds zoo grooten aanhang gekreegen van Gebannen, Malcontenten, 't zy Borgeren, 't zy Slaaven en anderen, dat hy meer als eenmaal de Romainse Heiren versloeg; tot dat in den jare [anno] 684. M. Crassus, nevens Pompejus Burgemeester geworden zijnde, den selven Spartacus, en omtrent 35000 mannen ter neder maakten. En hoewel Pompejus maar quam, als het swaarsten gedaan was; evenwel om dat hy dese vlugtende party gansch uitroeide, pretendeerde hy in 't Senaat de eer van triumph, en ziende daar toe niet ligtelik te zullen geraaken, alsoo die rijke Crassus, meest alle zijn rijkdom verkreegen hebbende, met de goederen der Verbannen, ten tijde van Sylla, te koopen, van den Adel, en 't Senaat meest vertrout, en begonstigt wierd: wende hy 't op een anderen boeg, en wrogt uit, dat de Tribuni Plebis wederom in hun voorige magt, en vryheit die Sylla hun benomen had, gestelt wierden, waar door hy 't gemeen [484] volk aan sijn snoer kreeg, en triumpheerde in den jare [anno] 687. in spijt van Crassus die het triumph geweigerd wierd, door meerderheid van stemmen der Borgeren.Ondertusschen was door deese Burger- ofte Inlandsen oorlog, de Zee soodanig [zoo zeer] met Zee-roovers vervult, dat A. Gabinius den Volke voorstelde, en doordrong (als zijnde Tribunus Plebis) dat Pompejus Generaal ter Zee gekooren wierd, met zoo veel Scheepen en Volk als hem goet dagt, en datter ordre gegeven wierd aan alle Bondgenooten, van Gibralter tot in de Levante, aan beide zijden der Zee, hem in alles te helpen, en ten dienste te staan, ja zelfs tot seventien mijlen diep in 't Lant. Hier meede zuiverde Pompejus de Zee binnen drie maanden van alle Roovers. En Manlius een ander Tribunus, bewoog daar naa ook het Volk, dat zy Pompejus tot Generaal kooren over alle krijgs-magt buiten Italien, hier mede wierd Lucullus, die vrient van Crassus was, het magtige heir, dat hy tegen de Parthen commandeerde, ontrokken; en Pompejus, de door Lycullus by naa ge-eindigde Oorlogen tegen Mitridathes en Tigranes, ge-eindigt hebbende, keerde naa Romen, daar alle aansienelike Burgers [voor] hem, als een anderen Sylla, vreesden;

Page 170: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 170 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Crassus zelfs vlugte van Romen, maar Pompejus dankte zijn Soldaaten te Brundusium af, en quam als een Burger te Romen triumpheeren sonder aldaar iemand syner vyanden te beleedigen ofte de Republike in eenige deelen der regeeringe ofte magistrature te veranderen door eenige krygsknegten.Evenwel, vermits een yder begreep, dat Pompejus het selven [wat Pompejus] had konnen doen; kon hy by 't Senaat zijn accoort met Mitridathes gemaakt, niet doen approbeeren; nochte van het Volk verkrijgen, [485] dat de Rijke, Edele, dog schandelike Clodius, Tribunus Plebis wiert gekooren. Over zulks Pompejus siende dat hy niet alleen by het Senaat qualik stond, maar ook de gonst des volks verloren had, spande aan, om de Roomse Republik onder hun drien te vermeesteren, namentlik [spande hy weerdrom aan] met Crassus, ende [jaa zelfs] met Cinnas swager, Julius Cæsar; die van jongs op, 't Volk met beleeft- mild- welspreekenheit, en schouw-speelen tot zig getrokken had, en successivelik Hoog-Priester en Schout, als meede (Proprætor) Gouverneur van Spanjen geworden was; en Iulius Cæsar meenende daar naa toe te reisen, was van zijn Schuld-eisschers voor een somme van 450000 Rijcxdaalders gearresteert, die Crassus voor hem betaalde.Ondertusschen conspireerde Catilina, met veele van de voorneemste jonge Edelluiden, eersugtige spil-penningen, en naa men meend ook Iulius Cæsar teegen den Staat, hoopende de Republik door geweld en oproer te sullen hervormen naar hun welgevallen; maar Cicero, Burgermeester zijnde, had 'er de lugt van gekreegen, door een Hoer, daar een der Conspirateurs meede verkeerde. En door de aanleidinge der zelve, een Brief onderschept hebbende, de zaak en verscheide namen der oproermakeren behelsende, deed hy die des nagts by den kop grijpen, en met kennisse van eenige Senators, dadelik heimelik in den Kerker dooden, hoewel teegen de Wetten; uitdrukkelik verbiedende een borger aan lyf of leeven te straffen ten zy alvorens daartoe met de meeste stemmen der Borgeren gedoemd weesende; om dat zy andersins zoo grooten aanhang en vrinden zouden hebben gehad, dat mense niet zoude hebben konnen dooden; en de Staat zelfs gevaar zoude hebben geloopen: maar nu vlugteden de meeste Mee-wustigen, en daar onder Catilina, [486] uit der Stad, wierden voor vyanden verklaart, en met omtrent 5000 man, in een veldslag verslagen. De Grootsten bleeven te Romen ongemelt, en ongemoeit. En werd dit Catilinaas staan naar de souvereiniteit by alle Historie Schryvers en naakomelingen verfoeid en vervloekt, omdat hy soo kortelik ten onderen wierd gebragt: en dat het selven alleen geschied om deese reeden, kan men sien indien men geliefd te considereren dat Marius en Sylla, Pompejus, Crassus, Julius Cæsar en Augustus etc, die niet min, maar veel meer als Catilina behoorden te werden gevloekt, nogtans omdat sy in haar leeven grooter en langer aanhang hebben weeten te maken of wel de Republik verkragt en die aan hare erfgenamen gelaten hebben; by meest alle de Historie-Schryvers en naakomelingen, hoewel seer onregtvaardig- ofte onverstandiglik gepreesen, werden.Julius Cæsar hier naa in den jare [Anno] 692. victorieus uit Spanjen huiswaarts komende, tegen den tijd dat de Burgemeesters gekooren wierden, versuimde het triompheeren (dat men niet dan buiten stad zijnde, en na verloop van eenige dagen, mogt versoeken) om naa het Burgemeesterschap te staan, dat men ter contrarie, niet dan in de stad met witte kleederen te dragen, en 't Volk aan te spreeken, doen konde. En gesterkt zijnde met Pompejus en Crassus aanhang, verkreeg hy 't in weerwil van 't Senaat, en den Adel. Toen stelde hy voor 't verniewen van de Wet op 't besitten van vaste goederen; en om ook 't Senaat te behagen, stelde hy een andere Wet voor, waar meede den Censoors niet meer geoorloft ware, iemant der Senatoren in 't opleesen over te slaan, en by gevolge af te setten; ten ware die te vooren in regte infaam verklaart ware; maar Cato stelde zigh'er evenwel tegen en wierd door Julius Cæsar daarom na 't gevangenhuis geleid, dog ziende, dat de meeste Senateurs Cato volgden, ontsloeg hy hem, en deed evenwel met goedvinden van Pompejus en Crassus, de Wet op vaste goederen, door het Volk vernieuwen.Onder-en-tusschen trowde Cæsar in den jare 695 de dogter van Piso, en gaf de zijne aan [487] Pompejus. En door dezer, als mede des Volks gunst wierd hem tegen gebruik en Wetten, 't gouvernement van Vrankrijk, niet voor een- maar voor vijf jaren, gegeven, alwaar hy door sijne victorien, miltheit, en beuiten, de soldaten tot zig trok. Crassus kreeg

Page 171: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 171 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eenige jaaren daar naa 't gouvernement van Asien, en wierd daar met zijn gansch heir van de Parthen verslaagen wiens einde ik hier vooraf verhale om niet meer verpligt te zyn van hem te spreeken, en aan te wysen waarom hy geen meester der Republike wierd. Cato die als een opregt patriot warelik voor de vryheid stond [Cato] wierd Gouverneur van Cyprus gemaakt, daar hem weinig krijgsluiden noodig waaren, zulks hy waarelik verzonden, en zijn macht gebroken wierd. Pompejus wierd Gouverneur van Spanjen gemaakt, maar wist het zo te besteeken, dat hem wierd toegelaten 't zelven te regeeren door Lieutenanten, tegens wetten en oud gebruik. Hier door kreeg hy aan syn hand de Spaanse krijgs-macht, en sterkte zich te Romen met Burgers, voornementlik met Ciceroos vriendschap.En Julius Cæsar om te Romen, niet min als Pompejus machtig te konnen blyven, versuimde [Caesar] niet, alle jaren des winters, als de heiren stil lagen, in Lombardien, dat ook onder zijn gouvernement was, te gaan, met zo veel roofs als hy had konnen by een schrapen, hield daar raad met zijn vrienden die hem quamen besoeken, en besteede alle zijn beuit, om zijne Verplichtelingen te Romen aan officien der Republike te helpen. En hier door vonden zich Pompejus en Crassus genootsaakt uit vreese dat Cæsar te Romen komende Borgemeester ende hem alte magtig werden soude, in den jare [anno] 700 by den Volke soodanig te kuipen dat Cæsar noch 5 jaaren in dat gouvernement van Vrankryk gecontinueert wierde, en sy [488] beiden onder-en-tusschen selfs tot Burgermeesters gekooren wierden. Deese vijf jaren bragt Cæsar nog op de selfde manier door, dit 'er by voegende, dat hy op zijn eigen houtjen, Verbonden met de omleggende Landen maakte.En dewijl men in den jare 705 en ten einde der vyf jaren delibereerde om Cæsar t'huis te roepen, won hy door 900000 Rijcxdaalders, den Burgemeester Æmilius, en C. Curio Tribun, beiden Pompejus vrinden, en versogt Burgemeester gekooren te werden, 't Senaat liet hem weeten hy in eigener persoone, naar 't oud gebruik, syn krygsvolk afgedankt hebbende, als een gemeen Borger syn versouk te Romen quame doen: hy weederom, dat Pompejus eerst zijn Krijgsvolk te Romen afdankte. In 't Senaat eerst geproponeert zijnde door Pompejus vrinden, of, Pompejus zoude afdanken, wierd het zelven, om niet gantsch op Cæsars genaade te moeten leven, gansch ondienstig geoordeelt. Daar naa wierd door de selven ook voorgestelt, of Cæsar niet zoude werden geboden, 't zy hy te Romen quame ofte niet zijn volk af te danken, naademaal 'er aan die kant geen vyanden meer waren; en 't wierd ook besloten. Curio dat ziende, stelde 't ontwapenen van beiden voor, en 't scheen men dat raadsaam zoude gevonden hebben om van beide deese gewapende wolven de Republik te ontlasten, en die naar en door wetten te konnen regeeren: maar de Burgemeester deed' de Vergadering, volgens zijn magt; scheiden. Sulks [anno 705] Cæsar alleen wierd aangeschreeven, hy daadelik zoude ontwapenen, ofte vyant verklaart werden.Onder-en-tusschen, leende Cæsar gelt van de Kapitainen die hy mistrouwde; en deelde [489] alles wat hy konde by een schrapen aan zijne soldaaten; en de zelve hier meede, en met Oratien aan sig verpligt, teegen 't Senaat gaande gemaakt, ende gemoedigt hebbende, trok na Roomen, nam 't zonder slag of stoot in, alzoo Pompejus met den Senaat vlugte, Cæsar te Romen zijnde, stelde daar alles naar zijn welgevallen, trok kort daar aan naa Spanjen, en verwon daar met groote moeite de heiren van Pompejus luitenanten, zijne vyanden; door welke victorien hy in zijn afwesen Dictator gemaakt wierd en uit kragte van dien [en] te Romen gekomen zijnde, alle Officien herstelde, en naa elf dagen, het Dictatorschap af-lei, blijvende Burgermeester; voorts maakte hy een Wet, dat alle vaste goederen den Crediteurs mogten zoo hooge in betalingen werden aangereekent, als voor 't inlands oorlog: en stelde daar toe Taxeerders, en gelijk hy te vooren zijn soldaaten, naa Romen trekkende, had wijs gemaakt, dat hy 't alleen deed niet om syn eigen voordeel of grootsheid op te regten, maar om de vryheid der Republike te bewaren, en [om] 't volk, dat door den Adel en Senaat verdrukt was, te helpen; soo gebruikte hy nu in alles tegen zijn vyanden, den tijtel van (Senatus Populusque Romanus) den Raad en 't volk van Romen.En Pompejus die genoegsaam met den gantschen Raat, beide de Burgermeesters, en veele duisenden Burgers te Durazzo gevlugt was; gebruikte ook den zelven titul, (Senatus Populusque Romanus,) De Raat en 't volk van Romen. En had nu tijt gehad om daar een

Page 172: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 172 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

magtig heir te vergaaderen: als meede om zig Meester ter Zee te maaken. Evenwel wist het Cæsar soo te beleiden, dat zijn heir, in tweemalen, door gebrek van scheepen, uit Italien van Brundusium in Dalmatien wierd overgescheept, d'eene [490] helfte door hem, en d'ander helft door M. Antonius geleid zijnde; hoe wel niet dan met groote schaaden: en Cæsar een tyd lang in Dalmatien met syn heir in grote benawdheid geweest zynde dwong eindelik [dwong] Pompejus, die ook ten deele door zijn Raad daar toe gedwongen wierd, tot een hoofd-treffen; alwaar naa een groote neederlaag aan beide zijden, Cæsar te Pharsalien overwinner bleef; en Pompejus zo wel vervolgde, dat hy, nergens konnende vergaadering maaken, raadsaam vond naa Egypten te vlugten, tot den Koning Ptolomeus, wiens vader hy onlangs in zijn Ryk had herstelt; maar die, liever willende vriend van den overwinner, als dankbaar omtrent een ongelukkige zijn, deed hem den hals af-snyden.Nogtans scheen deese wreedheid zeer verfoeid te werden van Cæsar, die doorgaans barmhertig, zelfs over zijn vyanden was, om dat hy kort daar op in Egypten komende, ook met gevaar van zijn leeven, en alle zijne victorien te schande te maaken, dien Koning door geweld van wapenen dwong, een gedeelte van zijn Rijk oover te geeven, aan zijn suster Cleopatra, ten zy men segge dat het waarelik geschiede om dat hy Cleopatra beminde, met welke hy genoegsaam opentlik boeleerde:(Tutumque Putavit jam bonus esse socer, Lucan.) En dat het hem nu niet schaden kon, maar wel voordeelig om de Borgers te konnen bedriegen weesen soude, indien hy vermaard wierd van barmhertig oover sijn dooden Swager, die by de Roomse Borgers een seer grote naam had naagelaten, en warelik een [en] veel deugdsamer man als hy Cæsar selfs was, te zijn.Hier op keerde Cæsar in den jare [anno] 706 te Romen en wierd 'er Tribunus Plebis voor alle zyn leven: [491] Dictator voor een- en Burgemeester voor vijf jaaren gemaakt, met magt alle de aanhangers van Pompejus te handelen, naar zijn welgevallen, eevenwel willende de seekerste weg ingaan om Heer der Republike te werden, ende te blyven, soo doode hy niemand, was ter contrarie minsaam tegen alle, en volgens de gewoonte der dwingelanden, (Pauperes implevit bonis & Divites dimisit inanes,) leende van de rijken, en schonkt aan den armen. Naa 't welk, hy in den jare [anno] 707 in Afriken trok, om aldaar Jaba, Koning van Mauritanien, Scipio en Cato (die zig doorstak) overblijfselen van Pompejus aanhang, t'onder te brengen, (Victrix causa Diis placuit, sed Victa Catoni) twelk hem ook door Godes geheugenisse alsoo gelukte en dat gedaan zijnde wierd hy Cæsar weederom door 't Senaat, in sijn afweesen, Dictator voor 10, Censor voor 3 jaaren gemaakt, met magt, alleen alle officien en digniteiten te begeeven, dit nam hy aan, in den jare [anno] 708 andere en veele ydele eere weigerde hy. Veele Fransen zijn' verpligtelingen, maakte hy Senateurs, en een Wet, dat niemant voortaan langer als een jaar Burgemeester, ofte Schout zoude mogen weesen. Hier na trok hy in Spanjen, alwaar gedurende syn afweesen Cneus en Sextus, soonen van Pompejus, zig met een magtig heir gesterkt hadden, en naa veel moeiten quam 't eindelik tot een hooft-treffen, daar gruwelik gevogten wiert, en Cæsar niet dan door geluk overwinner bleef, doodende 30 duisend man, waar onder ook Cneus. Sextus vlugte, en wierd met veele ballingen zo considerabilen Rover ter Zee als hier naa gezegt zal werden. [492]'t Senaat ziende, dat niemant voor de vryheit eenige waapenen had, maakte in den jare [anno] 709 Cæsar teegen zijn eigen Wet, Burgemeester voor tien jaaren, en Dictator voor altijt, met magt alle Finantien te handelen, en officien te begeeven, naar zijn eigen welgevallen: noemde hem Imperator en Protector van de vryheid der Republike, stelde ook een Garde voor sijn persoon, alles nam hy aan, behalven de lijfwagt, meenende hy genoeg van 't volk bemint was, maar als hy korts daar aan met de saak sig niet vergenoegende opentlik naar de naam van Koning stont, en des nagts een kroon op 't hooft zijns beelds gestelt was, wiert daar oover zoo zeer onder 't Volk gemompelt, dat twee Tribuni Plebis vermoedende 't zelven gedaan te zijn, door eenigen die weinig dagen te vooren, [Caesar] in een Schouwspel, lang leeve de koning Cæsar [Koning] uitgeroepen hadden, (en van anderen tot verwondering niet gevolgt waren,) de zelfde roepers derfden gevangen neemen, by klaren dage, en groot gejuig van 't Volk. En hoewel Cæsar, die twee Tribuns van hun amt afsettede, zoo gaf dit eevenwel geleegentheit en moed aan die brave mannen en dappere patriotten Brutus, en Cassius, gepardonneerde Aanhangers

Page 173: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 173 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

van Pompejus; en andere liefhebbers van de Vryheit, in den jare 710 te conspireeren teegen Cæsar en hem [anno 710] in volle Senaat te dooden.Marcus Antonius, Lieutenant van Cæsar (Magister Equitum) en Burgermeester, wierd door de Conspirateurs gespaart, en 't bragt de brod in 't werk, want hoewel 't Senaat tusschen par[493]tyen pais maakte, (amnestie) vergeeving en vergeeting van alle het voorgaande afkondigde, en Gouvernementen ook aan de moorders uitdeelde: zo versogt Marcus Antonius, die nu meende de naaste te zyn om de Republik te konnen vermeesteren dat Cæsar mogt opentlik begraaven werden; 't weigeren scheen onmenschelik, 't wierd toegestaan; en hier door kreeg hy geleegentheit, den dooden naar ouder gewoonte te prijsen. Voor het Volk eerst zijn Testament leesende, waar by yder Burger seeven Rijxdaalders waren gemaakt, en ziende dat den Volke aangenaam te zijn, voer uit teegen de Moorders, toonde Cæsars bebloede doorsteeken Rok. Waar door het Volk raasende, de huysen wilde verbranden der moorders, die zig hier door genootsaakt vonden buiten Romen te vlugten. Antonius hier op niet slaapende, maakte en brak Wetten, sette Officiers af en aan, en vermits het geschiede onder pretext, dat Julius Cæsar sulks in sijn testament geboden had, wierd alles door het Volk bevestigt: Sulks de Republik van meester niet ontlast maar veranderd was. Onderwyle quam naar Romen Octavius Augustus, eenigste Neef en Susters-zoon van Julius Cæsar, out seventien jaaren, in Grieken studeerende, [quam hier op] als naaste erfgenaam, zijn erf eisschen van Antonius, die zig in 't besit van Cæsars goederen had gestelt, en nietwes konnende verkrijgen, nam hy 't Senaat en Cicero die hoopten door dit voorval de Vryheid te beschermen te hulp; waar by zig 't volk, en veele soldaaten, die Augustus door miltheit, en Cæsars memory had gewonnen, voegden: sulks Antonius, sig teegen alle de selven niet sterk genoeg kennende, op pretext van Cæsars moorders te vervolgen, Romen verliet, en in Lombardien [494] een magtig heir vergaaderde, waar meede hy Brutus in Modena belegerde: maar 't Senaat, meer zijne, als Brutus victorien vreesende, verklaarde hem te weesen vyand van de Roomse Republik, ten waare hy ontwapende; en als dat door Antonius wierd veragt sond de Republik [maar ten hielp niet, sulks] Augustus met een magtig heir hem tegen [trok], en Augustus versoenende met Brutus, kreeg ook dat heir in zijn magt, waar meede 't Senaat had verhoopt, altijts de Vryheit teegen Augustus te sullen konnen staande houden. Waarom het Senaat door de twee Burgemeesters, Pansa, en Hirtius, schielik een ander magtig heir vergaderde, onder pretext van Augustus seekerlik teegen Antonius te doen winnen, warelik om geen proy te blijven van den overwinnende, 't zy Augustus, 't zy Antonius, 't viel nogtans anders uit; want Augustus den slag teegen Antonius wel quam te winnen, maar Pansa, en Hirtius wierden in den slag, en zoo men meende door Augustus beleit, gedoot; sulks hy ook meester wierd van dat heir, waar meede 't Senaat had gemeent de Republik te bewaaren en toen sag 't Senaat de waarheid van 'tgunt sy gevreesd had, naamentlik dat het deesen jongen wolf niet dan aan kragten ontbrak om soo veel quaads te doen als de ouden: want toen versogt Augustus absent, gewapent, te jong, alle teegen de Wetten, Burgemeester gekooren te worden, en verkreeg 't naweliks, hoewel hy magtig veel gelts had gespilt, om stemmen te winnen.M. Antonius was ondertusschen in Vrankrijk gevlugt, en daar, zoo door zijn magt, als 't heir van Lepidus, en Plancus, die Gouverneurs van Vrankrijk, en hem toegedaan waren, zoo [495] considerabel geworden, dat Augustus, geen kans ziende om hem, en de Vryheid der Republike gesamentlik te verkragten, met Antonius en Lepidus, in den jare 711 maakten de aansienelikste Liefhebbers des Vaderlands, ofte (Triumviratus) dat gruwelik heilloos verbond, waar mede sy alle de Landen des Roomsen Rijks onder hun Drien deelden, en op een rolle stelden, alle de namen der geenen die zy om andere oorsaken wilden gedoodt hebben: daar na voegden zy de heiren by een, en quamen gesamentlik te Romen, alwaar zy de droevige doodrollen aanplakten, en veele duisenden Burgers doodeden, waar onder veelen na ouder gewoonte geen grooter misdaad hadden begaan, dan dat sy boven deese Tirannen, en gemeene Burgeren, in deugden uitstaken, en dat sy veel goets besaten; men confisqueerde alles voor de soldaaten, wiens gonst deese drie dwingelanden van noden hadden en quam nog te kort, sulks men nog aansloeg de gansche huur van alle huur-huysen; die eigen bewoonden, moesten de helft betaalen; als meede de Eigenaars van Landen de helft van dat jaarliks inkomen. Maar die

Page 174: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 174 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

geschat wierden hondert duisent rijcxdaalders rijk te zijn, moesten eenmaal het geheel inkomen van een jaar, en daar-en-boven den vijftigsten penning aller hunne goederen geeven. En vermits deese omslagen en lasten, die over gantsch Italien, en over veel andere Provintien gingen, niet genoeg waaren voor zoo grooten getal soldaaten, zoo geboden zy nog daar na aan alle Rijke ingeseetenen, het tiende van alles te geven; waar in de Taxeerders zo onregtvaardig [496] handelden, dat sy dikwils meer als nege tiende-deelen naamen van die hun de handen niet hadden gevult. Met het begeeven van alle Officien wiert even onregtvaardig geleeft, en 't Senaat met wel duisent Raaden vervult.Ondertusschen hadden Brutus en Cassius in Grieken tegen deese drie Tirannen, en voor de Vryheit der Republike zoo treffeliken heir vergadert, dat Antonius en Augustus zig genootsaakt vonden, met alle hun magt die teegen te trekken. Te Philippis wiert Augustus, de regter vleugel voerende, door Brutus gansch verslagen, ter contrarie wiert Cassius, ook de regter vleugel voerende, door Antonius zoo hart aangetast, dat hy zig genootsaakt vont, na een heuvel te wijken, dog Antonius de neederlaag van Augustus verstaande, hiel af, van Cassius te vervolgen en week in zijn leger. Brutus van 't vervolgen der vyanden weederkeerende, en niet beter weetende, of Cassius had ook gewonnen, wiert van Cassius, die ter contrarie geloofde, dat Brutus, gelijk hy verlooren had, voor vyant die hem quam bespringen, aangesien; sulks hy uit wanhoop, zig zelven doodede. Brutus weesende de leste der geenen die waarelik de Roomse vryheid tragteden te herstellen, korts daar naa, in een andere slag zig ook overwonnen ziende, verviel in de zelve wanhoop, en doode zig zelven.Careat successibus optoQuisquis ab eventu facta notanda putet.Onwaardig is hy eenig luk,Die naar de uitkomst schat een stuk. [497]Te lande dus alles ondergebragt zijnde, dat voor de Vryheyd stond, was niemand, in den jare [anno] 713. overig dan Sextus Pompejus ter Zee; met een magtige Vloot, vervuld van hoopeloose Ballingen, die alles roofden wat zig op Zee derfde begeeven, en Sicilien met Sardinien in hun geweld hadden. Maar sy wierden zoo weinig geagt, dat Antonius en Augustus t'samen-spanden, om Lepidus in het deelen des Roomsen Ryks voorby te gaan, en alles tot hun beiden te trekken: ten deesen einde zoude Augustus tot Romen ofte in Italien blijven, met een deel van de krijgsmagt, om op Lepidus en Sextus Pompejus het oog te houden.Antonius zijn Stief-dochter Clodia aan Augustus ten wijve, Lucius Antonius, zijn broeder, Burgemeester, en Fulvia zijn Wijf van een mannelik beleid, te Romen gelaten hebbende, meende daar door die stad in zijn geweld te konnen houden, en ging met de meeste krijgsmagt, om Grieken, Asien, en Afriken verder te bevreedigen en t'ooverwinnen: maar zijn vyandin Cleopatra, Koningin van Ægypten, wist hem zoo te believen, dat hy zijn oorlogen, Italien, jaa zijn eigen Vrouw vergat, en veel van zijne reputatie verloor. Sulks Augustus, syn eigen grootsheid booven zyn beeedigd verbond en Wyf agtende, in den jare [anno] 714. op eenig pretext Clodia verstoote, en Fulvia, met Lucius Antonius uit Romen joeg, en maakte pais met haar gemeenen Vyand Sextus Pompejus, die door zijn rooveryen groote dierte in Italien veroorsaakte.Teegen Lepidus reuilde Augustus, ten deele [498] door dreigementen, ten deele ter minne, 't Gouvernement van Afriken dat veel grooter was, tegen dat van Vrankrijk, daar meest alle Soldaaten door Julius Cæsar memorie hem toegedaan waaren; dit alles kon hy uitwerken, vermits de naam van 't Senaat en Volk van Romen aan zijn zijde was. Ondertusschen corrumpeerde Augustus de Vice-Admiraal van S. Pompejus, Menas, meenende zoo doende Pompejus met wien hy soo onlangs vreede had gemaakt te verraden ende des selven [die] Scheeps-magt in zijn' handen te krijgen, maar het mislukte hem.Marius Antonius wierd eindelik door deese veelvoudige quaade tijdingen wakker verliet syn beminde Cleopatra, quam in den jare [anno] 715. met een zeer magtig Heir in Italien, hebbende den van Augustus onlangs getergden S. Pompejus op zijn zijde gekreegen; waar door 't Senaat gelegentheid kreeg, tusschen deese weederzyds vreesende partyen, den pais te maken, die bevestigt wierd met een houwelik tusschen Antonius en Augustus Suster; en op S. Pompejus wierd niet gepast, sulks de zelve zig veragt ziende, de Zee

Page 175: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 175 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

weederom zoo onveil, en Romen soo benawt maakte, dat zy gedwongen wierden hem in de Vreede te sluiten, op conditien, dat hy Sicilien, Sardinien, en de Zee-vloot zoude behouden, en te Romen Opper-Priester, en Burgemeester, in den jare [anno] 716. [zoude] gemaakt werden soude.Maar soo haast als Antonius met sijn heir in Grieken gegaan was, tragte die trowlose Augustus, in vreede, Pompejus vloot te oovervallen, en wierd Augustus zelfs dapper geslagen, 't welk Antonius verstaan[499]de, quam in aller haast met zijn heir en veel Scheepen, Augustus, zo 't scheen, te hulp, waarelik om hem voort t'onder te brengen; maar hy vond Augustus zoo gesterkt, dat hy raadsaam vond hem 100 Galleyen, voor twee Legioenen te geven, en met deese magt keerde Antonius in den jare [anno] 717. weederom teegen de Parthen, daar hy een groote neederlaag kreeg.Ondertusschen leed Augustus in den jare [anno] 718. ook twee malen groote schaade op Zee, door storm; sulks hy Lepidus met zijn Heir, uit Afriken te hulp riep, en kreeg, om Sex. Pompejus niet alleen ter Zee, maar ook in Sicilien aan te tasten; alwaar jalousy rees tusschen Augustus en Lepidus, yder willende gebieden, en vreesende sijn krijgsmagt, onder 't bevel van den anderen te laten komen. Lepidus was de oudste, maar de zwakste en bevond daar-en-boven dat Augustus zijn Officieren door geld corrumpeerde; waarom hy met Sex. Pompejus heimelik tracteerde, maar eer 't accoord gesloten was, kreeg Augustus 'er de lugt af, deed' haastelik Pompejus Vloot aantasten, en overwonse. Sulks Lepidus waarelik het Schaap zynde dat met een meineedige Vos, en met een wreeden Wolf het Triumviratus had gemaakt, naa deze victorie genoodsaakt wierd zijn krijgsmagt aan Augustus oover te geeven, en Pompejus blusschende zijn Admiraals-vuuren, begeerde geen geselschap van scheepen, om des te beter te ontkomen, en quam met zijn schip in 't Eyland Lesbos, in meening zig in Antonius handen oover te geeven, op hoope dat die, zijns teegen Augustus van nooden zoude hebben: maar verstaan[500]de des selven [zijn] groote neederlaag teegen de Parthen, en dat hy meer en meer op Cleopatra versot wierd, als mede ziende dat veele, Liefhebbers der Vryheid, ook teegen zijn begeeren, hem waren toegevallen, gedurende zijn' overwinteringe in Lesbos, schiep hij moet, hoopende de krijgsmagt van Antonius tot sig te zullen trekken, en sond Gesanten om met de Parthen te handelen: Antonius dat verstaande, sond Titus met een vloot naa Lesbos, waarom Pompejus tragte met Antonius te accordeeren, maar ziende dat hy zijne nog kleine magt zoude moeten oovergeeven, vlugte op 't vaste Land, wierd afterhaald, en aldaar in den jare [anno] 719. door Antonius last gedood.Augustus niemand met waapenen ooverig siende als Antonius, verwierp, te Romen zynde in den jare [anno] 720, veel eerentitels die 't Senaat hem gaf, zig zeer moderaat dragende, en veel schattingen afstellende, op dat de voorgaande excessen, Lepidius en Antonius mogten geweeten werden: en hebbende tot dien zijde toe geveinsd Antonius vriend te zijn, begond hy in den jare [anno] 721. eerst heimelik, en daar naa oopentlik, jaa selfs in 't Senaat, Antonius vuyle liefde, en andere ooverdaaden bekend te maaken, sulks Antonius vrienden van Roomen moesten vlugten, en hy selfs vyand van den Staat door 't Senaat verklaard wierd. Waar op in den jare [anno] 722. aan wederzijden dapper te Water en te Lande gewapend, en eindelik die vermaarde slag te Actium, en daar by, op Zee geslagen zijnde, Au[501]gustus overwinner bleef, en Antonius met Cleopatra naa Egypten vlugteden, alwaar zy zig zelven, in den jare [anno] 723, van Augustus vervolgd, en geen genade vindende, beiden uit wanhoop ombragten.'t Senaat dus ziende, niemand in den jare [anno] 724. ooverig te zijn die voor de Vryheid ofte teegen Augustus streed, deed naar ouder gewoonte den triumpheerende Tyran alle bedenkelike eere aan; zyn geboort- en Victoriedag van Actium, wierd jaareliks te vyeren geordonneerd, en hy onder 't getal der Goden gesteld, met magt oover alle Geestelike zaaken, daar en boven wierd hy ook [en] Tribunus Plebis voor alle zijn leeven gemaakt, niet alleen met de ordinaire magt van een Tribun, namentlik, alle Senaats besluiten te mogen beletten, en verbieden maar ook met magt van selfs sententien te wijsen, oover alle vonnissen die men van alle Regters, soo Senaat, Prætor, &c. by appel voor hem mogt brengen. Ook beleid Augustus 't werk zoo, dat in den jare [anno] 725. zijn Veld-overste Agrippa nevens hem Censor wierd gemaakt; toen verscheen hy in 't Senaat, dat van ouds vierhonderd sterk was, en nu door d'inlandse oorlogen een yder, en bysonder Augustus sijn Gunstelingen in dat Collegie ingedrongen hebbende, omtrent uit duisend Senatores

Page 176: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 176 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

bestond, vertoonde in 't lange, dat veele onwaardigen in dat doorlugtige Collegie waren ingesloopen, dat hy volgens amt gehouden was, onwaardige Burgers, Ridders, en Senatores af te setten; maar dat hy zeer noode daar toe komende, liever versogt,[502] dat een yder zig zelven kende, en van zelfs after bleeve ter naaster vergaderinge en voortaan; sullende als dan de naam van Senator behouden, en buiten infamie blijven: vijftig deeden't, maar 't was hem niet genoeg, hy setten'er nog honderd en vijftig af, en eenige aansienelike zijne vrienden maakte hy in de plaatse. 't Senaat dus van Augustus meeste vyanden en overige liefhebbers der vrye regeeringe gezuyverd wesende, quam hy'er naar allen uiterliken schyn seer ernstig d'ontslaginge van alle zyne diensten versoeken, vertoonende hoe ongeraaden het hem was, de sorge van zoo grooten Republik op zijn schouderen te laaden, en dat nog met perijkel van zijn leven te verliesen, door veel quaadwillige, en nijdige Burgers, die sig niet ontsagen, hem gedurig te lasteren, en naa te geeven, dat hy de vryheid der Republike had verkragt, ende naar de souverainiteit stond, en dat soodanige Burgers noit zouden ontbreeken, als hy regt handelde. Maar zijn vrienden ex compacto eerst spreekende, en van de anderen gevolgd zijnde, soo wierd hy gebeeden die magt altijd te willen behouden, en eindelik zoo verre verbeeden, dat hy nog tien jaaren alle de krijgs-magt, en Frontier-Provintien zoude regeeren, mits de vreedsame om hem te ontlasten zouden onder het Senaat staan, en dit was 't gunt deese Capitain Generaal eigentlik sogt, namentlik quansuis met goedvinden der Regeerders alleen gewaapend te mogen blyven, om door syn krygsknegten daarnaa met schyn van Regt, en allengs, die voor deese gewapende, en nu door die konst wapenlose langrokken, naar syn pypen te doen dansen. De gadien van zijn Guarde wierd verdubbeld; Burgemeester wierd hy gecontinueerd tien jaaren naa een. En hy weigerde langer Censor te zijn, (dit amt duurde maar twee jaaren,) maar hy nam wel aan de niew gevonde titel van Magister morum, voor alle zijn leeven; hoewel die de zelve magt had. En op pretext dat de Burgers, van [503] hunne affaires wierden getrokken, met Wetten te maken en oover de Borgeren van Romen criminele sententien te spreeken, gaf hy die magt aan 't Senaat alleen: daar hy nu warelik alles vermogt en dienvolgende meester oover leeven en dood aller Borgeren wierd. Die tien jaaren uit zijnde, versogt hy weederom eeven ernstig ontslaaging, en liet zig quansuis naweliks voor tien andere jaaren verbidden; en gedurende dien tijd, wist hy, op pretext, dat veele saaken secretelik moesten werden beleid, te verkrijgen, (Dominatio paucorum Regiæ libidini propior, Corn Tacit.) dat hy jaareliks vijftien Senatores (Cabinet-Heeren,) zoude mogen uitkiesen, en met die alles verrichten, onder den naam van (Senatus, Populusque Romanus) den Raad en volk van Romen. Dus warelik eerst de gemeene Borgers ende daar naa het Senaat oovermeesterd hebbende, soo resteerden nog de verre en naageleege provintien voor hem alleen te doen buigen, ende om dat uit te werken, soo gebood hy op hoge straffen [Dus verbood hy], dat voortaan geen Gouverneurs van eenige Provintie, Soldaaten souden mogen aanneemen, sonder zijn, en Senaats goed vinden, en wierd Burgemeester gemaakt voor altijd; als mede in den jare [anno] 740. na Lepidus dood, en in sijn plaatse, Opperpriester.(Augustus ubi militem donis, populum annonâ, cunctos dulcedine otii pellexit; insurgere paulatim, munia Senatus, magistratuum, legum in se trahere, nullo adversante: cum ferocissimi per acies, aut proscriptione cecidissent. Ceteri nobilium, quanto quis servitio promptior, opibus & honoribus extollerentur: ac novis ex rebus aucti, tuta & præsentia, quam vetera & periculosa mallent). Sulks Cornelius Tacitus met seer grote reeden, syn' korte Historie van des keisers Augustus leeven, aldus besluit: Naa dat de Kapitain Generaal, of Stadhouder der Roomse Republike, Augustus [(segt Cor. Tacitus)] de Soldaten door giften, 't gemeen Volk door oovervloedige eetwaren, en alle Ingezeetenen door de soete vreede had gewonnen, stak hy allengs het Hoofd op, met [504] de magt des Senaats, der Magistraten, en der Wetten tot sig te trekken. Waar teegen sig niemand settede, alsoo de moedigste Liefhebbers der Vryheid, door het Oorlog in Veld-slagen, of door het aanplakken der dood-rolle waren gesneuveld. En wat belangd de ooverige Edelluiden, hoe die sig vaardiger naar deese slavernie voegden, hoe sy meer door goed, en amten wierden verheeven, sulks deesen, door den niewen staat gebeetert zijnde, den teegenwoordigen seekeren stand, liever; als die oude, gevarelike saken, begeerden.

Page 177: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 177 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Dus verviel die heerelike Republik, na 150 jaaren worstelings, tot een Monarchie, en naar ouder gewoonte, onder de Successeurs van den bloede, onder vreeselike monsters van menschen, en ondragelike Tyrannen, gelijk breeder in Suetonius en C. Tacitus Boeken te leesen is.

2.6.4 Besluit van de Spartaanse, en Roomse Republik.Deese twee vermaartste Republiken des Weerelds, namentlik, van Sparta en Romen, konnen van my zoo niet werden voorby gegaan, zonder daar oover particulierelik mijn oordeel te vellen. Beiden komen zy daar in oover een, dat zy hadden twee Hoofden, om alle politike en militaire beveelen te executeeren, dat zy hadden een gedurigen Raad en daar in Raads-Heeren (ad vitam,) voor haar [505] leeven. By welk Senaat het regt was van opsigt te hebben over alle finantien, of inkoomen der Republike, en te delibereeren over alle Wetten, resolutien, en verbonden met Uitheemsen; en 't gunt daar met de meeste stemmen beslooten was, dan te brengen voor de vergaaderinge aller Burgers, die met de meeste stemmen alles verwerpen, of aanneemen mogten: Welke regeering van twee Hoofden altijd-blijvende Raaden, en Burgers, die alle Magistraats-persoonen jaareliks kooren, drie voorneeme dingen veroorsaakte, namentlik, dat beide deese gemelde Republiken veele honderden jaaren stonden, dat zy gedurig in oorelog waaren, en dat alle eere, magt en profijt der Regeeringe quam aan den Raads-Heeren, en den Adel, ofte eenige weinige Magistraats-persoonen, terwijle de gemeene Burgers haare zielen in arremoede besaaten, en als beesten ter slagtbank wierden geleid.Het welk my goed dunkt van de Roomse Republik alleen, om niet lang te zijn, wat naader aan te wijsen. De twee Burgemeesters moesten 43 jaaren of meer oud zijn, een jaar gediend hebbende, waaren zy in tien daar aanvolgende niet kiesbaar, daar-en-boven was niet alleen onder die twee groote jalousie, maar alle die 't geweest hadden, en gekooren waaren (Consules designati) om het toekoomende jaar Burgermeester te zijn, kanteden zig gemeenelik teegen haar beiden, als zy hare magt tot naadeel van andere wilden [506] vergrooten: zulks deese Republik in 500 jaaren, door die Hoofden niet konde werden verkragt. Maar het Senaat, het bewindt hebbende oover alle het inkomen der Republike, verpachtede wel gemeenelik de onbeboude, vers-geconquesteerde Landen aan den meestbiedende; maar die wel beboud waaren, liet zy gemeenelik in erf-pagt voor de zelve pagt komen aan iemand uyt den haaren, en die Edelluiden lieten dan de zelve bebouwen, en bewoonen door haare ook in den oorelog geconquesteerde Slaaven: zulks men van Roomse Eedelluiden leest, die meer als 20000 slaaven hadden. Daar-en-boven koos het Senaat alle officieren voor de geconquesteerde landen ende oordeelden de Senateurs oover alle verschillen en klagten der geconquesteerde landen, waarom alle Officiers oover concussien, ofte wel anderen in andere zaaken beschuldigd zynde, die Raads-Heeren de handen vullende, meest altijd vry gesprooken wierden: en de Bastard Iugurtha zijn twee wettige Broeders gedood hebbende, om in haar plaats het Rijk te regeeren, zig niet alleen voor den Raad beschuldigd, maar ook vry gesprooken ziende, uit Romen naar zijn Rijk reisende, naa de stad omzag, en in deeze woorden uitberstede: (Urbs venalis & mature peritura, si emptorem invenerit.) O veile stad! gy zult vernietigd werden zoo haast als gy een koopman vinden kond.Eindelik hoewel 't in die Republik een yder Burger geoorlofd was zig zelven te nomineeren tot eenigen dienst van Politie, Militie, en Finan[507]tie, en daar toe de meeste stemmen in de vergaaderingen der Burgers af te wagten, zoo vielen eevenwel doorgaans altijds de meeste stemmen op iemand die in Adel uitstak; en die Adelike Burgemeesters te Velde trekkende, kooren dan ook gemeenelik, uit de jonge Edelluiden, de Colonels en Kapitainen; zulks het klaarlik blijkt, dat (non erat hic populus quem pax tranquilla juvaret, quem sua libertas immotis pasceret armis. Lucan) het waaragtig intrest der Kapitainen Generaal, ofte Consuls der Magistraats-persoonen, die men zoo voor Romen als alle geconquesteerde Landen jareliks koor, des Senaats, en aller Edelluiden, was, gedurig te oorlogen, en te conquesteeren. En hoewel de gemeene Burgers, daar uit geen voordeel trekkende, ter contrarie groote schattingen en tollen daar toe moesten geeven; ja dat meer is, dat zy genoegsaam alleen alle de lasten des oorlogs moesten dragen, en zelfs ten strijde trekken, vermits de Consuls geen slaven, nog armen, maar alleen schatting-

Page 178: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 178 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

betaalende Burgers van 17 tot 57 jaaren mogten pressen; zoo waaren zy altijds gereed om oorlog te resolveeren. En niet wonder, want het gemeen volk, de oogen diep in 't hoofd hebbende, wil altijd 't gunt glorieus schijnt te wesen, zonder te zien op den staart die 't naa zig trekt, (Consilia audacia prima specie læta. tractatu dura eventu tristia) een begin heeft een goed behagen maar het eind moet den last dragen.Welke passie en geneegentheid tot oorlogen het Senat anders gesegt den Adel, die aldaar het Regt had voor den Bur[508]gers alles te mogen proponeeren, zeer wel waar nam, met haar eigen voordeel by den Volke zoo op te pronken, dat het een gemeen voordeel scheen. En voorwaar van geen buur-Landen ietwes te willen lijden, en oover al de zwakke en geweldlijdende buuren te helpen teegen de magtiger, en daar naa, onder eenigen schonen dekmantel [om] zig van beiden meester te maaken, zal altijds by het domme volk een loffelike zaak weesen (Plebs ubique & semper eadem.) Zulks die Republik in zes honderd jaaren, geen een eenig jaar in vreede is geweest. En hoe wel die oorlogen hadden behoort te werden belet, door de (Tribuni Plebis,) Voorstanders des Volks, die de grouwelen deser regeeringe zagen, zo konde het zelven ook niet geschieden; Want als het Senaat maar een der zelven kon bewegen, waren alle de anderen kragteloos: en mogten de Senateurs haar Raadsbesluit den Volke voordragen, en dat het ergste was aldaar met welspreekende oratien voor en tegen oppronken, om de gemeene Borgers die andersins van een gesonder oordeel souden zyn geweest te bedriegen en dan was het verre genoeg, en altijds fiat ut petitur, welke approbatie des Volks, dienvolgende klaarelik diende, om zoo veele te harder oorlogs-lasten te mogen opleggen, Burgers, die den Oorlog zelfs hadden geresolveerd.En wat belangd de ooverwonne Volkeren, die wierden nog veel ondrageliker geschat en geschooren, sulks het inkomen der Roomse Republik zoo onuitspreekelik groot was, als I. Lipsius (de magnitudine Romana, libro secundo) aanwijst. Want behalven veelerley Schattingen, Tollen, Imposten op de consumptien, tot op Pis en Hoeren in[509]cluis, het tiende van alle gewassen der geconquesteerde Landen, den roof die de triumpherende Veld-Heeren in de schatkist bragten, en de Domainen bestaande in zeeker gedeelte aller metalen en Bergwerken; soo zegt gemelde Lipsius dat de Republik jareliks trok van Hoofd-geld alleen, meer als honderd en vijftig millioenen aurei, ofte heedendaagse goude Ducaten.Jaa dat meer is de Krijgs-knegten, door welke den Adel den geheelen aardbodem dus plonderde, en die by gevolge de liefste en noodsaakelikste Onderdaanen zijnde, wel meest van dien roof meede deelden; wierden nogtans zoo hard gehandeld, als men kan zien in C. Tacitus, daar de Soldaaten oproerig, geworden zynde ter occasie van Keiser Augustus dood, en Tiberius nieuwigheid in de Regeeringe, dus spreeken: Waarom gehoorsamen wy als Slaven aan weinige Kapitains, en mindere Colonels? Wanneer zullen wy hier in eenige beeteringe derven begeeren, indien wy onsen nieuwen onvastgeseten Prins met gebeeden, ofte waapenen niet derven aanspreeken? gewisselik onse dom- en traagheid heeft ons zoo lang doen dwaalen, dat wy nu oude mannen, 30, en 40 jaaren met verminkte, en verwonde lichamen, soldie moeten trekken. Iaa dat als wy uytgediend hebben, [houd] men ons nog, onder eenen anderen titel, by het Vaandel, houd om den zelven arbeid te draagen. En indien iemand het leven door alle deeze gevallen brengt, zoo sleept men hem uitgediend hebbende nog naa vreemde Landen, om hem daar quansuis [510] akkers, maar waarelik poelen, moerassen, en onbebouwde Bergen uit te deelen. Voorwaar, lastig en onvrugtbaar is den Oorlog voor ons, wiens ziele en lighaam dageliks niet hooger werd geschat als 10 stuivers waar voor wy nog onze kleederen, wapenen en tenten niet alleen moeten koopen, maar ook afkoopen de wreede straffen onser Kapitainen, en de wagten, en togten die wy niet konnen waarnemen. Gewisselik de harde slagen, pijnelike wonden, felle winters, bange somers, wreede oorlogen ofte onvrugtbaare vreede, zijn by ons zonder einde. En daar is geen verbeetering te beoogen, ten zy wy op zeekere voorwaarden ten oorlog gaan. Namentlik, dat wy dageliks 12 stuivers ontfangende, met 16 jaaren ons vry dienen, zonder daar naa het Vaandel te moeten volgen, maar daadelik in 't Leeger de beloofde vereering te ontfangen, &c.En dat waarelik de Roomse Republik, door die grouwelike Oorlogen en vervloekte regeering, hare eige Burgers verslond, en Italien zelfs van menschen beroofde, zegt Livius Dec. I. lib. 6, genoegsaam in deese woorden: Als men nu de Landen der Volsci, en

Page 179: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 179 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Æqui siet, moet men sig verwonderen over het ongelovelik getal menschen, welke daar woonden, toen zy haar eige Heer waren, nademaal die Landen nu gansch woest zouden wesen, indien niet een klein getal Roomse Slaaven de zelve bewoonden. En Tiberius Gracchus, ziende dat Toscanen, bynaa, van alle Inwoonders ontbloot zijnde, woest lag, en niet dan van weinige [511] Slaaven der Roomse Edelluiden beboud wierd; tragtede, alle verdere verwoestinge voorkomende, de (leges agrariæ,) wetten op 't besitten der vaste goederen gemaakt, stant te doen grijpen: maar hy wierd daar oover van den Adel gedood. En naa dat de Tribuni Plebis Gracchi, en in haar persoon alle Burgerluiden waren ten onderen gebragt, konden de Edelluiden dien grooten beuit onder sig niet deelen, maar wendeden de wapenen tegen malkanderen, en vermoordeden zig onderling als Wolven; gelijk in 't voorgaande capittel is aangewesen.Sulks deese Stad waarelik (bellis externis aliena, civilibus nostra consumere didicimus. C. Tac. Spelunca latronum) een moorkuil, en deese vervloekte regeering een doodelike Pest voor den aardbodem was. En indien de wijse Marcus Cato reden had te seggen (Reges omnes de genere Luporum rapacium & belluas esse,) dat alle Monarchen, of Kooningen een soort van beesten, ja verslindende Beesten en Wolven, voor de menschen waren; zoo had Pontius Telesinus geen minder reeden als hy, in den strijd, voor de poorten van Roomen, zijn Soldaaten aanhitsende; onder anderen haar dus toesprak: Noit zullen dese Wolven, en Roovers der Italiaanse Vryheid ophouden, ten zy wy Romen vernielen, en het bosch afhouwen, daar in die Wolven zig onthouden. En de Brit Galgacus, zijn Soldaten tegen de Romainen een hart inspreekende, maalde haar ook met haare eige [512] verwen af, zeggende, onder anderen: te vergeefs tragten wy door gedienst- en zeedigheid te ontwijken de hoovaardye der Romainen, die Plonderaars van den aardbodem, doorsnuffelen, daar geen vaste Landen meer te verwoesten zijn, de Zee. En zijn by Rijken alsoo geld- als by Armen eergierig. Geheel Oosten en Westen kan haar niet versaadigen: aller menschen rijkdom, en armoede begeeren zy eeven gulsig. Sy steelen, rooven, en moorden, de Souverainiteit onder valse dekmantels, noemende een bevreedigt Land; het gunt zy gansch hebben verwoest. De nature geeft ons lieve kinderen, en bloedvrinden, maar zy ontneemen ons die, om daar van Soldaaten en Slaaven te maken. Indien onse Wyven [Vrouwen] en Susters de geilheid der Vyanden ontgaan, zoo werden zy daar na, onder den dekmantel van Vrienden en Gasten, misbruikt, en geschoffiert. Onse goederen werden door tribuit, en de gewassen door tiende der soldaaten geplonderd en ontdragen. Onse lighaamen verteeren zy met schelden en slaan. En onse handen met bossen te doen afhouwen, en poelen uit te droogen. Voorwaar, wy zijn veel rampsaliger als de slaven, die tot die dienstbaarheid gebooren, eenmaal verkoft, en daar naa van haare Heeren gevoed wierden: want Brittanjen moet dageliks zijn eige Slaverny koopen en voeden. En gelijk in de huyshouding de groenste knegt bespot werd van de ouden: zo gaat het ook in dese oude Slaverny des aardbodems; ons, veragte Niewelingen, begeerd men uit te roejen tot een anders vermaak. Dus verre Galgacus by Corn: Tacitus in vita Agricolæ. [513]Dit alles waaragtig zijnde; zoo zoud ik my niet genoeg konnen verwonderen, hoe mogelik is, dat deeze Roomse moort-kuil, dit Wolve-nest, deeze verfoeyelikste en grouwelikste Republik, die ooit op den aardbodem is geweest, by veelen jaa dat meer is by de school-Geleerden boven alle andere vreedsame Republiken zoo zeer wert gepreezen; indien ik niet wiste, (fu il vincer sempre mai laudabil cosa, vinca si pur, ò per fortuna ò per ingegno. Le nom de victorieux n'est jamais honteus, car les Histoires se font: par les victorieus, cependant que les vaincus sont obligez se taire) dat schaade en schande altijds te zaamen gaan: en dat de overwinning altijds verzeld is met Eer; want schande en eere hangt kennelik van de Magtigsten, zulks het in die eeuwen, by de ondeugende menschen, een point van wijsheit schijnt te weezen, die Magtigsten te vleyen, om ook eere en profijt te behaalen, daar ter contrarie, door de Deugdsaamsten, met teegenspreeken niet dan schaade en schande behaalt kan werden; de Wijsten en Eereliksten zwygen ten minsten stille. En in de volgende eewen gebruiken de Leesers, insonderheid de school-Geleerden en hare leerlingen in zaaken die haar niet aangaan, ongelovelik weinig oordeels, (Denari senno e fede c'e n'e sempre manco che si crede.) in gevolge van het spreekwoort: Daar is altijds min gelt, oordeels en trow in de weerelt, als men meent.

Page 180: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 180 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

2.6.5 Besluit van alle Aristokratike Regeeringen.Dus hebbende gesprooken van de Republiken in 't gemeen, en van de Aristokratike Regeeringen in het particulier, dunkt my, dat men hier uit drie zeer generale conclusien kan trekken;Namentlik, ten eersten: als in eenige Aristokratike Regeeringe eenig geval voorkomt, door welk het meestendeel van de Leeden der Souveraine vergadering konnen werden gebaat, schoon genomen het selven strekt tot nadeel der gemeene Ingesetenen; of wel ter contrarie, als ietwes voorkomt dat strekken zoude ten nadeele van de meeste Leeden der Vergaaderinge, schoon genomen de gemeene Ingezeetenen daar door zouden werden gebaat: En boven alle, als ietwes voorkomt dat ten voordeele, ofte ten nadeele der geheele Vergaderinge strekt: zoo zal in zoodanige Regeeringe altijd het interest der Regeerders voortgaan, ook tot nadeel van het gemeen. (l'util proprio e valen' del commun bene) want eigen voordeel vergiftigd het gemeen: en (Salus populi,) Het gemeen, is hier maar een Pop die men kleet, ofte geesselt, naa dat het den Regeerders voordeelig is.Ten tweeden, vermits in de Aristokratike regeeringen daar geen magtig hoofd is, de regeerders zeer groote voordeelen konnen trekken [werden getrokken] van de gemeene onderdaanen in [515] vreedenstijden, met die allengs onder eenigen dekmantel te belasten. En dat ter contrarie de Regeerders in oorlogs-tijden gevaar loopen, niet alleen door haar eigen militair Hooft, maar ook door uitheemsch gewelt te zullen werden verslonden, met de gemeene onderdaanen teegen de Regeerders op te hitsen. Op de welken als door de regeering niet gebaat zijnde, in alle gevalle van troubelen en oorloge, de Regeerders zig niet mogen verlaaten: zoo volgt van zelfs, dat het waaragtige interest van gemelde Vergaderinge, en Regeerders is, in alle manieren rust onder de gemeene Onderdaanen, en vaste Vreede, zoo veel doenelik, met alle naabuuren te versorgen, En is waaragtig dat de Regeerders verstandig zijnde, dat interest ook gemeenelik vervolgen, het welk voor die ondersaaten een onuitspreekelijke Zeegen is.Ten derden, vermits in gemengde Aristokratike Regeeringen daar meer als een Hoofd zynde, ofte het gemeen Volk, eenige magt in het maken der Wetten, en Magistraats-Persoonen hebbende, de eewigduurende Raaden nogtans alle heete en glorieuse Resolutien den Volke naar hun welgevalle konnen doen neemen: Zoo ontstaat daar uit, dat gemelde Raaden, die altijds warelik, en in der daat zoodanige Republiken meest regeeren; op gemelde Onderdaanen, en voornementlik op de Rijksten, die altijds naa proportie der Armen in zeer kleinen getaale zijn, geduurige Imposten, en Schattingen konnen [516] opleggen; om daar mede gemelde raatslagen, en resolutien van oorloge, en conquesten uit te voeren, zonder te vreesen, dat het zelve volk, dat den oorlog heeft geresolveert, daar tegen oproerig worden; maar ter contrarie in gevalle van tegenloopende oorlogen, een zeer hartnekkige defentie doen zal. Daar-en-boven is in een Aristokratike Staat, daar het gemeen Volk deel aan de Regeeringe heeft, niet wel doenelik in vreedsame tijden, den geringste Ingezeetenen groote lasten op te leggen; jaa zelfs niet de lasten in oorlogs-tijden opgestelt, daar naa te doen duuren in tijde van Vrede, om de Raads- en Magistraats-persoonen daar van wel te doen vaaren. Zulks een yder klaarelik ziet, dat, in zoodanige Republiken, het waaragtige interest der Hoofden alsmeede der altijts-duurende Raaden, ofte Regeerders, is, Oorlogen te veroorsaaken, daar zy alleen alle de voordeelen, en de Gemeente de meeste last draagt; volgens het spreekwoort (de bello aliquid, de pace nihil,) in troubel water is't goet vissen. Het welk men ook door de Griekse, en Romainse Historien kan zien warelik geschiet te zijn, in de Republiken van Sparta, Romen, Carthago, &c. En boven alle is dese conclusie waaragtig in zoodanige Republiken, daar meer als een Hooft zijnde, de Regeerders het een door het ander konnende intoomen, niet vreesen, door de militaire magt van een te zullen werden verslonden. En zoodanig was het in boven-gemelde Republiken [517] gestelt: Want te Sparta, te Romen, te Carthago waren, neevens een gedurige Raad, twee Koningen, twee Consuls, ofte Burgemeesters, twee Suffetes, als Hoofden der Republike, en in alle die Republiken was by het Volk de magt, Resolutien, Wetten, en Persoonen, om die te executeeren, ofte uyt te voeren, te maken.

Page 181: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 181 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

EYNDE.

Page 182: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 182 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

3 Part III. [518] DERDE DEEL, Handelende van de POPULARE REGEERING.

3.1 Chapter 11. HET EERSTE BOEK Van de Populare Regeering in het generaal.

3.1.1 Van den oorsprong der Populare, Demokratike, ofte des gemeenen Volks Regeeringe.

Het Eerste Deel deeses Tractaats hebbende gehandelt van de Monarchale; anders gesegt Een-hoofdige; en het tweede van de Aristokratike, ofte der aansieneliksten Regeeringe: Soo is nog overig, dat ik in dit Derde Deel spreeke van de Populare Staat ofte Regeering, daar yder Burger sijn deel sulks aan de Regeering heeft, dat de zelve, vergadert zijnde, met malkanderen de souveraine Regeering uit maken, ende te samen het Regt hebben alle andere ingeseetenen in het bysonder te gebieden, sonder van iemand in het bysonder, ofte eenige andere vergaderinge, gebooden ofte wetten te ontfangen. [519]Doch om het zelven met zoo veel klaarheit als mogelik is, te doen, dunkt my noodsaakelik de gedagten te laaten gaan, op den grontslag, waar op deese forme van Regeering is gebouwt; my inbeeldende dat het zelven wel getroffen zijnde, zoodanig groot ligt in deeze zaake zal geeven, dat daar uit alleen, meest alle voordeelen, en ongemakken der zelve forme van Regeeringe zullen werden ontdekt.Het is waaragtig (insitum hoc hominibus, unumquemque sibi melius velle quam alteri suum unicuique pulchrum) dat alle menschen, haar eigen welvaaren meer als dat van een ander beminnende, daarenboven ook wijs genoeg meenen te zijn, om te weeten waar in het zelven bestaat, en door wat middelen het zelven best kan werden verkreegen; als meede, is waaragtig dat alle menschen altijt haar eigen, en zelden een ander mans welvaaren; jaa nooit iet tot haar eigen naadeel soeken; maar wel ter contrarie haar eigen voordeel, tot naadeel van een ander betragten zullen. En dienvolgende kan niet werden ontkend, dat Raaders tot haar eigen Grootsheit, en een anders vermindering: naamentlik, soodanigen die den gemeene mensche alle onweetenheit en boosheit toeschrijvende, als meede, anderen de gehoorzaamheit, en zig zelven de Regeering aanprijsende: gelijk of sy magtige Heeren, en groote Leeraars, ter contrarie in alle deugd, kennisse, [en] wijsheit ende liefde ten voordeele van haar eevennaasten uitstaken; en gelijk of zy dienvolgende weederzijds de een om te gehoorsamen, ende de ander om te gebieden, door geboorte ofte opvoedinge geregtigd ende [daar toe alleen] bequaam waren: gansch niet geloofwaardig zijn nogte geloofd behoorden te werden. Zulks in alle manieren uit dien hoofde ook waaragtig is; dat [520] niemant weetens en willens sig [zig gewillig] aan een ander onderwerpende, alle onderdaanigheit ontstaat door gebrek van magt, kragt, eere ofte [en] kennisse. Welk gebrek van magt zig allesins openbaart in de Vrouwluiden, om dat de passien van vreese, schrik en droefheit, grooter in haar, en het oordeel minder, als in de mannen schijnt te wesen: en om dat na hare kindse jaren ontstaan die maandelike ontsteltenissen hares [des] lighaams, op de welken volgt de genegentheit tot byslaapen; en hoewel die geweldig heerschende passie beiden manne en vrouwe gemeen is, zoo vint men nogtans daar in zoodanig onderscheit, dat de Man, met het boeten van dien lust, zijn lighaam schijnt te ontlasten, terwijle aan de andere zijde het ellendige Vrouw-mensch, door die zelve daat, haare ingewanden omroert, haar lichaam verswakt, en voor ofte ten einde der negen maanden Moeder en Kint, natureliker wijse, moet komen in 't gewelt, en hulp versoeken van de sterker hant, die van de zelve ongemakken oorzaak, met alleen deel aan het vermaak te hebben, is geweest. Zulks de Opperhoofdigheit der Mannen, boven de Vrouwen, en Kinderen hier uit klaarlik schijnt te volgen. Maar dat is niet genoeg om te formeeren een politiken stant, bestaande uit volwasse Mannen, van nature weegen gelijk in passien, verstant en sterkte des lighaams: Zulks daar van naarder zoude moeten

Page 183: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 183 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

werden gesprooken, om te zien hoe dat, uit veele, diergelijke Huis-vaders, een Republik kan ontstaan. Maar vermits [521] niemant ooit, als God, door Moses, zoodanige Populare Regeering heeft gestigt; zal ik daar van niet meer zeggen, om wijdluftiger van de ordinare Populaare Staat te spreeken.

3.1.2 Dat gelijkheit onder de Mannen, de gront der Populare Regeeringe zy.

Dat [Naademaal] volwasse Mannen moeten werden geconsidereert gelijk te zijn in naturelike kragten, leeren ons de volgende spreekwoorden: [het welk blijken kan uit navolgende spreekwoorden] (Homo homini par; magis magnos clericos non sunt magis magnos sapientes: nemo altero fragilior: nemo in crastinum sui certior. Es musz ein jeder ein pahr narren schuhen vertretten, wo nit mehr. O si jeunesse savoit, O si veillesse pouvoit; een man is tegen een man opgewassen.) en die de sake wel in siet sal bevinden, dat deese spreekwoorden op een seer goeden grond gebout zyn alzo de jongen met sterkte des lighaams, en aanwassende kennisse, schijnen te boeten haare onvoorsigtigheit; en te konnen opwegen de voorzigtigheit der Ouden, die met een zwakker lighaam, vermindering van kragten en oordeel, verwagten: jaa dat meer is indien men syn gedagten laat gaan over het tegenwoordig geweld dat eenige veelweetende seer voorsigtige menschen souden moeten doen teegen eeven soo veel onweetende dwasen; soo soude seer twyfelagtig zyn, of niet de twyfelagtige en doorgaans al te lang marrende voorsigtigen souden werden ooverwonnen van die roekelose baldadige dwasen, en of sy voorsigtigen niet allesins souden bevestigen het spreekwoord audaces fortuna juvat, a gouverner follie sagesse nous faut dat het teegen een sterk gek quaad vegten is: en dienvolgende zo is zeer ligt om begrijpen, dat alle onderscheit onder de menschen [zelven] niet van Nature, maar door eenige gevallen des weerelts ontstaat. En voorwaar die door eenige gelegentheit eenige Menschen kan bedriegen ende aan zijn snoer weet te krijgen, quansuis om de gemeene Vryheit te bewaren, teegen de tirannie van een eenig dwingend Hoofd, of wel eeniger Magistraats-persoonen; ofte om ande[522]ren, ten gemeenen voordeele der Meedehulpers door wapenen te beschermen, ofte te vermeesteren, die maakt zig gemeenelik meester ofte Hoofd van allen, opregtende aldus een Monarchie; Maar die zijn aanhang nog zoo groot niet heeft gemaakt, dat men hem alle, ofte de meeste krijgsmagt heeft willen vertrouwen, met hem daar oover alleen tot Kapitain Generaal te stellen, die vint zig dikwils genoodsaakt die magt met eenige der magtigste Medehulpers te deelen, om zoo doende, gesamentlik de anderen vermeesterende, een Aristokratike Regeering op te regten. En alhoewel men hier ook in speculatie zoude konnen byvoegen mogelik te zijn; dat een geheele vergaderinge des volks, met de meeste vrye stemmen, zonder eenig gewelt ofte bedrog, zoude uitkiesen een seeker getal van uitsteekende Mannen, op beloften, dat de zelven van tijt tot tijt in der afgestorven plaatsen, andere persoonen tot Leeden dier vergaderinge zouden kiesen; om dus de Republik in der eewigheit absoluit en independent te regeeren: zoo meen ik nogtans waaragtig te weezen, deeze kiezende menschen gansch niet verseekert te konnen zijn, dat eenige gekoore menschen, warelik in alle gevallen een grondige kennisse souden hebben, om het welvaren van het gemeen te konnen versorgen; en nog veel min is waarschijnelik, dat de menschen geloven en in alle voorvallende saken vertrouwen souden, dat die gekore veelweetende persoonen alle hare kennisse en magt zouden willen gebruiken, tot voordeel van 't gemeen: Want de spreekwoorden seggen; post[523]quam docti prodiere, boni desunt. magistratus ostendit virum. Multum scientiæ parum conscientiæ Hoe geleerder, hoe verkeerder en datmen een mans deugd, ofte vriendschap niet eer leerd kennen; voordat hy groot, of dat men selfs in nood is? en om daar en boven wel uit te drukken datmen seer weinige soodanige deugdsame grote mannen, en getrouwe vrinden vind, soo segt ons spreekwoord datter .. in een lood gaan. Maar ter contrarie is een ydere innerlik bekent, hoe ongeveinsdelik men zig selven lief heeft, en hoe warelik men allesins geneegen is sijn kennisse en kragten ten voordeele van sijn eigen selfs te gebruiken; en daar-en-boven is waaragtig, de menschen naturelik soo groote presumtie van hare eige bequaamheit te hebben, dat sy nooit

Page 184: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 184 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

willents en wetents, de magt van haar eigen voordeel te betragten, aan eenige anderen, hoedanig die zijn, sullen hebben onweederroepelik opgedragen. En dienvolgende schijnt men klaarelik te konnen zien, dat dese beide formen van Regeeringen; waarin soodanig onweederroepelik Regt om oover andere ingeseetenen te heerschen gevonden werd; naamentlik, de Monarchale, en de Aristokratike, ontstaan door puur gewelt, en bedrog, welk niet, dan met verloop van tijden, kan werden geregtvaardigt, en gewettigt: om dat, aan eene zijde, een yder daar na, onder de zelve Regeering gebooren, ofte daar aan met eede verpligt werdende, en daar van de gemeene protexie teegen uit- en inheems gewelt genoten hebbende, allesins aan de zelve wert verpligt, zoodanig als zy is, gehoorzaamheit, spruitende uit dankbaarheit, te bewijsen, Virtutem quis enim amplectitur ipsam præmia si tollas? Ingratum dicas et omnia dixeris.Wie dient de Deugd, dan om sijns Lijfs, of Zielens voordeel?Ik dien haar om haar selfs; sprak 't Phariseus oordeel.[524]Want een reedelike eigen selfs liefde ende de Deugd van dankbaarheid daaruit onstaande de grondslag van alle menschelikke deugden, (indien onder Menschen eenige te vinden is,) gehouden moet werden. En daar-en-boven kan men ligtelik uit de Historien leeren, dat een yder, die soodanige dankbaarheid omtrent de Regeerders verwerpt en door conspiratien en oproer, verandering in een gestabileerde Regeering wil brengen, daar hy een Onderdaan is, zeer dwaaselik doet, en teegen syn eigen welvaren sondigd, vermits [dat] alle de Oproermakers, gemeenelik sneuvelende, zonder haar voorgenomen werk uit te regten, een schandelik einde bekomen.

3.1.3 By wat geval een Populare Regeeringe geformeert wert.Maar indien veele volwasse mannen, door eenig ander geval, zoodanig by malkanderen komen, dat geen van alle eenigen considerabilen aanhang heeft (At postquam exui æqualitas, & pro modestia ac pudore, ambitio & vis incedebat, provenere dominationes. C. Tac.) zoo ontstaat gemeenelik uit die naturelike gelijkheid een onderlinge vreese, modestie, en zeedigheyd; zulks men zich schaamt, en niet derfd begeeren dat anderen die alsoo grote magt hebbende als wy, ons seer ligtelik een onregtvaardige begeerte souden weigeren, en beletten konnen, van ons verdragen, 't gunt wy van anderen niet zouden willen lijden. En vermits onderwijlen de menschelike behoeftigheid groot, en de ordre om uit die ellende en behoeftigheid te geraken noodsaakelik is, zoo staat men zeer lig[525]telik, in alle verscheidentheit van oordeel, dese billikheit toe, dat reedeliker-wijse, weinigen en dienvolgende de swaksten in kennisse en kragten zig behooren te voegen naa het oordeel van veelen in saken die gemeen zyn en geen uitstel lyden. Welke naturelike billik- en reedelikheit de gront-slag is van alle Demokratike, ofte Populare Regeeringe.Daar-en-boven dunkt my klaar te wesen, dat de menschen door hare gedurige eigen selfs liefde dese redelik-, billik- en zeedigheit allerbest vatten, en plaatse geven, als zy van een ander gewelt lijden, want dan werken alle hare gedagten purelik om te overleggen, hoe groot die ongeregtigheit zy, en om zig van dat drukkent ongemak te ontlasten; maar naweliks zijn de menschen dat ongemak te boven geworstelt, en tot weelde geraakt, of haare gedagten beginnen te speelen, om boven een ander haars gelijk uit te steeken, en ge-eert te werden, en vermits geen vast besit van goet en eere kan bestaan, dan door magt en heerschen, soo siet men dat de weelige menschen, eindelik alle haare gedagten laten gaan, om over andere menschen soodanig te heerschen, dat sy door de selven van eere en goed niet souden konnen werden berooft. En daar-en-boven sweeven, als men gewelt lijd, de gedagten zoo gedurig op die ongeregtigheden, dat de zelve een groot afkeer van 't gewelt, en een groote liefde tot de billikheit, in ons pleegen te veroorzaaken alle het welke Arist. 6: pol: cap: 3: seer wel uitdrukt seggende semper imbecilliores æquum et justum quærunt, sed qui plus possunt, talia parve faciunt. de swakste soeken altyd 'tgunt billik en regt is, maar de magtigste agten dat weinig. Dog indien iemant daar aan twijffelt, die gelieve maar op te merken, hoe de Rooms Catholiken en on-Roomsen, vervolgt werdende om de [526] Religie, dat vervolgen, als een zeer onreedelik gewelt verfoejen, sustineerende dat de waarheit voordeels genoeg heeft, als zy vryelik spreeken mag, en verheffende ten Heemel toe, den Euangelisen Raat des sagtmoedigen Gamalils,

Page 185: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 185 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

raadende alles Gode, en den tijde oover te geeven, en men gelieve insgelyks op te merken hoe zy Geesteliken nogtans, ter plaatse daar zy meester zijn, dat seer vervloekt en schadelik gewelt, als een zeer heilige zaake, den Politiken aanraaden. En op dat men geloove, dit niet te spruiten uit de verkeertheit der Religien, maar uit de boosaardigheit der menschen, zo bid ik, dat men considereere, hoe de Weederdoopers, Leerende dat men den Quaden niet moet weederstaan, en dienvolgende zig weereloose Christenen noemen, zoo lange als sy onder een ander mans Regeering leeven moeten: nogtans een geheel andere tale spraaken, zoo haast als zy nu meer als hondert jaren geleeden, sig in Duitslant, of nu nog onlangs in Engelant de sterksten bevonden. En daar-en-booven gelieve men te considereeren, hoe de aldwingende Lutersen in Sweeden, Deenemarken en Duitslant, en de Gereformeerden in Engel- Schot- Yer- Switser- en de Vereenigde Neederlanden zig in deesen deele omtrent de dissentieerende dragen. Voorwaar, hy dwaalde niet, die van haar dit rijmtjen schreef:Ootmoedig waaren de gedagtenAls 't onder 't Kruis lag zonder kragten.Maar naweliks heeft het kragt gekreegen,Of 't toont zijn kragten wel ter deegen. [527]En indien men dit zo onbeschaamdelik ziet plegen onder de geciviliceerste Volkeren, ende dat nog door de Geesteliken, de alderheiligste Menschen dezes Weerelds, zoo dunkt my dat men van andere menschen niet beter moet verwagten in weelde.En dienvolgende (om wederom tot mijn voorneemen te keeren,) zo zeg ik niet vreemt te wezen, indien meest in alle gevallen, daar de menschen, door onvrugtbaarheid van land en hongersnood ofte door eenig schielik uitheems gewelt, tot eenige gelykheid zyn gebragt en haare woonplaatzen hebben moeten verlaaten, om zig in verzeekerder neder te zetten, ontstaan is een Populare Regeering, waar in men aan de naturelike gelijk, en de redelikheit, heeft plaatse willen geven; namentlik, te Athenen in Achajen, Ætolien, Syracusen, Chios, Rodos, en alle andere Griekse Eylanden die door geen afgesonde Colonien eerstmaals bevolkt, en zoo doende van haare Moeder-stad dependent waaren gemaakt; Want vermits die harde Schieten, door hongers nood ofte andere wereldse voorvallen uit het ongemakkelike Noorden, veeltijts na het Zuiden neederdaelden, om beetere wooning te zoeken; zoo konden die Zuider-gemakkeliker volkeren, teegen die Heirleegers der Barbaren, niet bestaan, maar vlugteden van die gewoonelike passagie, namentlik van omtrent de Caspice, en Euxinise Zee, naar die groote tonge Lands, in Zee uitsteekende, die men Griekenlant noemt. En die aldaar, of aan Zee, geen genoegsaame zeekerheit vonden, vlugteden om de zelve oorsaken in de Eilanden.En het zelve verwoesten des Werelts eenig[528]sins door de Griekse, en Syrise ofte Carthageniense Koopmanschap gestut weezende; zoo heeft men gemelde inundatien, ofte overvallingen der Volkeren, daar naa, als de Koopmanschap door de Roomse Republik, een tijt lang geruineert was geweest, wederom in zwang zien komen in de Gotthen, Wandalen, Hunnen, &c. En de zelven veroorzaakten, dat veele Inwoonders van Italien vlugteden op die kleine Veeneetse Eylandekens; alwaar zy ook een Populare Regeering opregteden, en zig met vissen, en koopmanschappen erneerden.En vermits door 't beneficie ofte weldaad der koophandel [negotie], alle menschen genoegsaam in hare eige woonplaatsen, zedert acht hondert jaren, hebben konnen werden gespijsigt in de behoeftigste Landen; om dat haaren arbeit en konsten aldaar besteed zijnde omtrent het maken van kleederen, ofte eenig ander gemak en cieraat deeses leevens, het zelven heeft konnen werden verwisselt, teegen den oovervloet der spijse, en materialen, van andere vrugtbare Landen; zoo hoort men zeer weinig van inundatien der Volkeren: en alzoo weinig ziet men dat ergens eenige Populaare Regering wert opgeregt; sulks het niet vremd is dat [alzoo] men heedendaags geen Regeering ziet fondeeren dan door bedrog en het zwaart: En men weet zeer wel dat (chi piu offende, manco perdona. E chi molto offende perdona mai. Proprium humani ingenii est odisse quem læseris, C. Tac.) Die gewelt doet, het zelven min vergeevende, als die 't geleden heeft, het [529] zwaart nooit overgeven zal, om een ander die hy beleedigd heeft alzoo groote macht te geeven als hy behouden wil.Uit welk voorgaande klaarelik schijnt te volgen, dat niet meer als twee Natuurelike, Reedelike, Goddelike formen van Regeeringen konnen werden bedagt; Namentlik, de

Page 186: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 186 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eerste, gefondeert aan de eene zijde op de naturelike zwakheit der Vrouwen en Kinderen, en aan de andere zijde, op het prærogatijf, ofte voorregt onder de Mannen door jaren, of geboorte ontstaande. En dit is die Goddelike Populare Republik, welke de Heilige Moses onder den Jooden opregtede. Alwaar de oudsten van yder geslagte de wettige Regeerders waren, en alle de anderen naturelike Onderdanen waren en dewyl daarvan, myns weetens geen andere exempelen te vinden zyn; soo sal ik hier van niet meer seggen.De tweede forme van Populare Regeeringe, bestaande uit Leeden daar zoodanige naturelike superioriteit, of dependentie niet is, wert, als voor deesen is gezegt, gefondeert op deese naturelike billikheit: dat in zaaken die geen uitstel lyden, en daar men eeven veel gelt, het minste getal zig altijts behoort te voegen naar het meesten: te meer, dewijl het kleinste getal, deese billikheit geen plaats willende geeven, van het meerder, daar toe ofte erger, zoude konnen worden gedwongen. En vermits dat is de forme van Regeeringe, daar eigentlik in dit derde Deel des Tractaats van moet werden gesprooken; zoo zal ik het doen, genoegsaam op de selve ordre, als in de andere formen van Regeeringen is geschiet, namentlik met eerst [530] de voordeelen, en daar naa de ongemakken der zelve voor oogen te stellen.

3.1.4 De Voordeelen der Populare Regeeringen.Ten eersten is klaar (Dominatio paucorum regiæ libidini propior, populi imperium juxta libertatem est. C.Tac.) dat alle de ingeseetenen eener Volks-regeeringe genieten groter vryheid om haar eigen welvaren te mogen soeken als de ingeseetenen van eenige andere regeeringe: en vermits in het goed gebruik van een volkome naturelike vryheid omtrent saken waarin ons welvaren geleegen is, bestaat de hoogste perfectie eener politieke societeit soo volgd hier uit, dat alleen in de Democratie de perfecte regeering kan gevonden werden alsoo warelik in deesen gevalle eens mensches sin is eens mensches Hemelryk sie Arist: Polit: Lib: 6. cap: 2 alsmeede is klaar dat deese Populare Regeering op geen bedrog ofte gewelt gefondeert, maar naturelik, redelik, en in zig zelven billik is. 't Welk niet klaarder beweesen kan werden, als met vragen; Wat kan natureliker zijn, als te leven naar zijn eigen oordeel, ordre, en wetten? Wat kan reedeliker zijn als te gehoorsamen die men zelfs gekooren heeft? Wat kan billiker zijn, als te dulden, mislagen, en menschen die men zelfs beeteren, en straffen kan? Wat kan voor den geheelen Staat heilsamer zyn dan dat het minste gedeelte sig naar het meeste voegd? Wat kan loffeliker en betameliker zyn, dan dat menschen die hare meede borgeren tragten te ooverstemmen, ook de selve overstemminge van andere gedogen? In gevolge deser spreekwoorden: Suum unicuique pulchrum. Quod fecit quisque tuetur opus. Suum unicuique stercus bene olet. Eigen vuil stinkt niet.Elk meend sijn Uil te zijn een Valk,Elk lieft sijn werk, al waar 't een Balk.Ten tweeden is klaar, dat (Salus Populi,) het welvaaren van 't gemeen, in alle andere forme van Regeeringen maar een dekmantel van eigen zijnde, alleen in de Populare Regeering is waarelik (Suprema Lex) de Opperste Wet. Want ver[531]mits warelik (Conservatio & salus sui ipsius suprema homini lex) eige conservatie de opperste menschelike wet is; en dat de Politike Caracter den Mensch, en die wet, als van Nature de eerste presupponeert: soo is klaar, dat (Salus Populi) 's volks welvaren de opperste politike wet zynde nogtans [de opperste wet van een politik zijnde] het gemeen niet moet werden gesocht, dan voor zo veel het teegen eigen niet strijdig is. Sulks indien waarachtig is, dat een ieder altijds zijn eigen welvaaren zoekt, en daar toe zijn stemme geeft, zoo volgt daar uit nootsaakelik, dat de stemmen van allen vergadert, en met het meestendeel geconcludeert zijnde, die conclusie naar de opinien der zelve menschen, zal omhelsen het besten van 't Gemeen. En dat is 't gunt ik wil: Namentlik; Vox Poluli, Vox Dei, yder voor zig, God voor ons allen. Daar yder zig zelven zoekt gaat niemant verlooren.Vriend en naabuur heeft veel te zeggen,Maar laat altijts het werrik leggen.Ten derden is klaar, dat aller Inwoonderen kennisse, passie en bequaamheit, alleen in deze Populare Regeeringen kan werden gebruikt, zulks niemants bequaamheit, of eergierigheit in deze Populare Reegering wert vrugteloos gemaakt, met uitsluiting van

Page 187: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 187 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eenige Burgers. Daar ter contrarie in alle andere regeeringen de bequaamsten, en die met wel regeeren zouden tragten de meeste eer in te leggen, veeltijts met voordagt werden voorby gegaan, om te kiesen de onbequaamsten, [532] en dat noch het argsten is; vermits in andere regeeringen, de magt van regeeren en dienen meer schijnt aan de persoonen vast te zijn (Superbiunt homines annua designatione, quid si honores per quinquennium, [quod si ad vitam] agitent. quid si honoribus ad vitam fruantur. item. Languescet industria, intendetur secordia, si nullus ex se metus aut spes, & securi omnes aliena subsidia exspectabunt; sibi ignavi, respublicæ graves. C. Tac.) zo werden zy door geen nootsaakelikheit tot wel regeeren opgewekt, maar werden overal, alsoo traag in het weldoen, als hovaardig, en laatdunkende, om haare meede-Burgers te veragten. Daar aan de andere zijde, in een Populare Regeering, niemand door kragt van syn geboorte eenige politike magt besit; maar alle Magistraats-persoonen jaareliks door de meeste stemmen moetende werden gekooren, zig genootsaakt vinden wel te dienen, en hare mede-Burgers met alle voorsigtigheit, en beleeftheden te ontmoeten, of zy moeten als haare jaren uitgediend zyn hooren (passato il pericolo gabbato il santo) 't gunt de Boer van Soetermeer derfde seggen, aan den Schout van sijn Dorp, dien hy selfs op den weg van den Hage naar huis seer instantelik had versogt, nevens hem op sijn' Merrie te willen rijden; Namentlik, soo haast de Boer onder het rijden uit den Schout had verstaan, dat hy uit den Hage quam, en aldaar sijn Schouts-amt had geresigneert, seide hy: Zijt gy geen Schout meer, zoo bruit van de Merrie, het beest heeft genoeg aan my alleen te dragen.Ten vierden is klaar, dat de gemeene burgerschap, in een Populare Regeering, geen grote besoldigde gedurige krygsmagt nogte eewigdurende imposten ter betalinge der selve van noden heeft, ende dienvolgende zig zelven [533] geen eeuwigduurende imposten oplegt, om een eewigdurende bezoldigde krygs-magt te onderhouden, en daar meede de gemeene Burgers tot gehoorzaamheit te dwingen, of wel de zelven te gebruiken om conquesten te doen, ten voordeele der Magistraats-persoonen, maar als daar oorlog wert gevoert, zijn de Burgers een genoegsaam heir ofte Garnisoen om hare Republik ofte Stadt en Vryheit te beschermen, of werden de zaaken zoo aangelegt, dat de Geallieerden, of de vyanden alle den last dragen. En als dat niet zijn kan, zoo voert men schattingen in, de welke alleen de rijke ingezetenen belastende, die in Populare Regeeringen, de Magistrature in zeer grooten getale jareliks bekleeden, zonder daar uit merkelik te konnen werden gebaat, zoo werden die der oorlogen haast moede, en zoeken de Vreede. Het welk voor de gemeene ingezeetenen de grootste zeegen van de werelt is.Ten vijfden is in Populare Regeeringen klaar, dat alle Burgers, die in kennisse, deugt, en rijkdom uitsteeken, daar door alleen eer door het meeste deel der Borgeren tot Magistraats-persoonen zullen werden gekooren, zonder dat zy (ex optimis Magistratibus Periculum Principi. C. Tac.) door die uitsteekentheit hier gehaat en vervolgt, gelijk als in de Aristokratike; of wel gedoot werden, gelijk als in Monarchale Regeeringen. Zulks een yder hier zijn uiterste vlijt aanwend, om weetenschappen en goederen by een te vergaaderen. En dit is de reeden [534] waarom Atheenen, een Koopstadt in een bar, en Rivierloos Lant, aan Zee gelegen; niet alleen veel rijke Inwoonders, maar ook, door die rijkdom, meer Burgers, doorlugtig in weetenschappen, deugt, en krijgs-konst heeft konnen uitleveren, als het geheel ander Griekenlant, Monarchaal, ofte Aristokratik geregeert werdende. En dit is ook de reden dat Florencen, geduurende de Populare Regeeringe, zoo veel doorlugtige Mannen, Koopluiden, Historie-schrijvers, Poeten, Architecten, Schilders, en Beelthouwers heeft voortgebragt. Maar zedert dat het doorlugtige Florencen, in den jaare 1531. verviel tot een Monarchale Regeeringe; is alle weelde, deugt, konst, en koophandel, daar zoodanig vermindert, dat men naaweliks ooit van dat voor-heen beroemt, Florencen hoort spreeken. En eeven zoo weinig of min, wert heeden gewag gemaakt van Siena, en Pisa; voor deesen zoo vermaarde Republiken, dat de Pisaners, als seer in Koopmanschap bloejende, omtrent de twaalfde en dertiende eew, langen tijt hebben gedongen naar de Heerschappie oover de Middellanse Zee. En het is geen wonder dat men niet meer hoort spreeken van die twee Steeden, want seedert dat zy den Hertoge van Toscanen hebben moeten onderdaanig zijn, heeft men de zelve zoodanig sien vervallen, dat men de straaten naweliks van Inwoonders siet betreeden, hoewel gemelde Hertogen van Toscanen, de selve, met opregten van Akademien, om [535] dat vervallen te onderstutten, nog hebben begonstigt. Daar ter contrarie het

Page 188: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 188 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

naageleegen kleine Lucca, een Lant-stad, door een goede Aristocratike regeering, en Fortificatie sijn vryheit, hebbende behouden, overvloeit in rykdom, menschen, konsten, en Manifacturen. Sulks de penningen by den Luchesen soo oovervloedig zyn, dat men de selve aldaar op interest, wel teegen twee ten honderd in 't jaar kan bekomen; en binnen de muren van die kleine Stad wel vier-en-twintig duisent menschen woonen, met welke, als meede de omleggende Boeren, in tijde van noot, sy sig tegen alle uitheems gewelt seer wel beschermen.Ten Zesten is klaar, dat een uitheemse magt, een Popularen Staat be-oorlogende, niet kan voorwenden, dat hy den Regeerders, en niet den Onderdaanen den Oorlog aan doet, gelijk wel kan geschieden in Monarchale en Aristokratike Regeeringen, vermits warelik de Oorlogen om het point wie regeeren zal, meest werden gevoert; en dit is de reden, waarom in tegenspoet de Monarchen, en de Aristoi, ofte aansienelike Regeerders, met uitsluiting der gemeene burgers regeerende, zelden hardnekkige defentien gedaan, en beleegeringen uitgestaan hebben. Gelijk ter contrarie geen Populare Staat, dan met het grootste uitheemse gewelt van de Werelt, pleeg vermeestert te werden. Als gebleeken is aan Tyrus teegen Alexander de Grote, ende aan Sagunthos, Numantia teegen Romen, alsmeede aan Romen tegen Hannibal; ende aan Syracusen, Carthago tegen de Romainen. En meenigmaal te Athenen tegen verscheiden vyanden, zomtijts gelijkelik hare eige Stad toen zy nog niet gefortificeert was, verlatende, om zig in [536] Zee, ofte op de Eylanden te begeeven: het welk immers het grootste exces van de Werelt is, en zomtijts hartnekkige hongers-noot uitstaande. Maar die Regeering quijt zijnde, heeft zy nooit groote wederstant gedaan.Sulks in alle manieren schijnt klaar te weesen, dat in de Populare Regeering niet alleen wert getragt, maar dat alle de magt van 't Lant zonder eenige schroom, ofte splissing, wert gebruikt tegen uitheems gewelt; daar ter contrarie, in andere regeeringen, de Regeerders, zig moeten waapenen, tegen populare commotien, zoo wel in vrede- als in oorlogs-tijden, indien zy alleen, de Regeering en de voordeelen van dien willen behouden in weerwille, van allen die zy daar buiten sluiten.

3.1.5 De gebreeken der Populare Regeeringe.Om de gebreeken en ongemakken der Populare Regeeringe op het kragtigsten te konnen voorstellen, dunkt my dat nootsaakelik zal wesen, den gront, waar uit zy alle spruiten, wel te ondersoeken.Namentlik, vermits ik my laat voorstaan, klarelik te zijn bewesen (qui sibi amicus est, hunc omnibus scito esse amicum. Qui sibi nequam cui bonus? Nulli valet qui sibi non valet) dat alle men[537]schen genegen zijn haar eigen welvaaren te zoeken: sulks daar uit ook volgen moet, dat warelik in alle vergaderingen der gemeene Burgerschap (Salus populi suprema Lex) 's Lands welvaaren de opperste Wet is, daar alle de Leeden, te zaamen geconsidereert weesende naar tragten: zo is ook klaar, dat die Souveraine populare vergaderinge, teegens 's Lands welvaaren, nietwes besluit nogte uitvoert, dan door onweetenheit. Zulks indien hier meer oorsaaken van onweetenheit, als in de andere formen van Regeeringen konnen werden gevonden, wy de zelve des te minder moeten agten. En vermits aller menschen kinderen even onweetende ter Werelt komen, zoo staat wel te considereeren waar van daan daar naa onder de volwassen en bedaagde menschen die groote ongelijkheit van kennisse komt, en waar de meeste onwetenheit wert gevonden.Namentlik, daar is nietwes te bedenken, waar door natureliker wyse ofte politikelik gesproken, de kennisse in ons kan werden opgewekt, als goede opvoeding, of onderwijsing, en eige reedenkaveling oover alle dingen die ons in deese Weerlt voorkomen; en het is ook klaar (Amicus Plato, Amicus Socrates, sed magis tamen amica veritas. Veritate & igne nihil nobis gratius, nihil pulchrius. Nemo volens errat) dat alle menschen van nature Weet- en waarheit-gierig zijnde, alle oorsaaken van onweetenheit, en eigen selfs bedrog moeten werden gevonden buiten den wille des menschen, die onweetende blijft, ofte bedrogen wert.Ende dit voor af gesegt weesende van alle menschen in 'tgemeen voor soo veel sy menschen zyn, soo is nog ooverig datmen de selve over weege en aanmerke voor soo

Page 189: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 189 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

veel sy regeerders zyn: namentlik van Koningen en Princen is in het eersten Deel [538] overvloedig gesprooken, en aangeweezen, dat haare eige ouders, en alle anderen die omtrent haar koomen; gemeenelik alle vlijt aanwenden, om haar zoo onweetende te maaken, en verkeerde passien in te drukken, als mogelik is: zulks zy, niet hebbende als eige ervarentheit, en die nog door de Hovelingen in alle manieren vermomt, waarelik het aangename ligt des waarheids ende de loffelike nuttigheid des deugds seer selden sien, en dienvolgende de onweetenste, en ongelukkigste slag van menschen deeses werelts moeten zijn.Van Regeerders in een Aristokratike Republik is in het tweede Deel eenigsins aangewezen, dat deese in het gemeen, zeer gemakkelik gezeeten weesende, door de voordeelen der Regeeringe ende der magistraatsamten; ook zeer geneegen zijn, de zelve aan haare kinderen over te laaten, het welk onder gelijken niet wel kan werden gehoopt, dan met zijn kinderen daar toe boven anderen bequaam te maaken. Sulks by deesen de magt, en genegentheit is, om haare kinderen wel op te voeden (el Dinero haze l'hombre entero) goede Leermeesters te geeven, nabuure, en vremde Landen te doen besien. Jaa niet alleen door eige ervarentheit haare passien en oordeel te beteren, maar ook door de studien, en kennisse van verscheide Talen, en oude Historien, die ervarentheit wonderlik te vergrooten, en haar te doen leeven met alle de voorgaande eeuwen, en verre-afgelege Landen. Maar in de Populare Regeering komen tweederley slag van Ingezeetenen in consideratie, namentlik, vooreerst, alle Burgers, die zoo zeer gegoet zijn, dat [539] zy rijkelik van haar eigen inkomen, zonder alle haren tyd te besteeden, in de koopmanschap, handwerk, ofte eenige andere gedurige beesigheid, konnen leeven, zoo voor zich zelven, als voor haare Familien. Want alle deze Burgers, 't zy de zelven ooit in Magistrature zijn geweest, ofte niet, tijd en goederen genoeg hebbende, versuimen niet, zich zelven, en hare kinderen, zo veel doenelik, tot de Magistrature, en Regeering bequaam te maaken, alzo die veel goeds heeft, het zelven nawliks als door macht kan blijven besitten in deze boose werelt; daar deze volgende spreekwoorden altijts waaragtig werden bevonden: qui a terre a guerre. Qui a bon droict a bon mestier d'ayde. Favor in judice plus valet quam optima lex in Codice. Wijs my de man, ik wijs u het recht, want de werelt is een hooyberg die door de Machtigsten wert kaal geplukt. terwijl weerelooser Luiden goed gemeen is.Es ward auff erden nie so slecht,Gewalt gieng ieder zeit vor Recht.Daar-en-boven ziet men klarelik, dat onder de menschen de begeerte van veel goeds en leevens-middelen te besitten, de eerste en kragtigste is: als mede dat de zelve, eenigzins gestopt zijnde, daadelik wert gevolgt van een begeerte tot eere die niet min krachtig is, en den mensche nooit dan in het graf verlaat. Erant quibus appetentior famæ videretur: quando etiam sapientibus, cupido gloriæ, [540] novissima exuitur. Verba sunt C. Taciti de nunquam satis laudato Helvidio Prisco. Hist. lib. 4. Zulks dewyl deese generaale passien van eer- en geldgierigheid, alle andere menschelike driften oovertreffen; soo is niet vreemd, indien sy in alle Populare Regeeringen, daar een yder, des bequaam meenende te zijn, naar de Regeeringe en Magistrature mag staan, versoorsaaken, dat een oneindelik getal Burgers zig waarelik aldaar tot de regeeringe [daar toe] bequaam maakt. En vermits niemant aldaar, zo voor zig zelven, als voor zijn kinderen eenig aangeboren regt tot de Magistrature kan voorwenden, dan het zelven altijds bouwen moet op eenige uitsteekende bequaamheid, zo mag niemant aldaar laatdunkend, ofte traag werden, zonder daar van terstont de straffe te gevoelen, met voorby gegaan te werden. Over sulks is niet wonder, dat die twee generale en kragtigste passien van geld- en eergierigheid, in populare regeeringen zoo kragtig opgewekt, en aan een gekoppelt zijnde, aldaar meer doorlugtige Helden, wijse Mannen, en deugdsame menschen ter weerelt brengen, als in eenige andere Regeeringe.Maar ten tweeden komt in consideratie, dat de behoeftigheid der menschen zeer groot is, voorneementlik als de zelve werd vermenigvuldigd door een huisgesin, en verkeerde passien der menschen, in haare jongheid niet zoo zeer tragtende goederen te vergaderen, als wel de zelven met vermaak te quisten. Zulks, indien nog eenige ongelukken het quisten [daar] by komen, gelijk de werelt vol ongelukken en dwaasen is, de zelve men[541]schen haar geheel leeven moeten besteeden, om dageliks teegen de

Page 190: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 190 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

armoede te wroeten, zonder eenigsins haare gedagten te laaten gaan, om zig zelven, en haare kinderen wel te informeeren, weegens de politike maximen, geproportioneert naar het ware interest van hare republike. En vermits dit een seer generaal quaat is (hoc commune malum semel insanivimus omnes. Pauper ubique jacet. Haud facile emergunt quorum virtutibus obstat, res angusta domi. Qui est povre est sot.) als gefondeert zijnde op de domheid der jeugt, en behoeftigheid der menschen, zoo bevind men waarelik, dat naweliks ooit in eenige regeering, hoedanig die zy de vijftigste Burger, tijd, gelegenheid, en geneegentheid heeft gehad, om zig zoodanig te informeeren, dat hy van de ware fondamenten der Regeeringe zijner Stad, met eenig goed oordeel en kennisse zoude konnen spreeken. Want het waaragtig, en absoluit interest eener Stad uit te vinden, is veeltijds van diepe speculatie hangende; en de kennisse, van de middelen hoe men gemelt interest omtrent de naabuuren, zoo in vreedens- als oorlogs-tijden moet betragten; is nog veel beswareliker te verkrijgen; alsoo het zelven, voorneementlik omtrent Monarchaale landen, zeer veranderlik is; en van gedurige goede avisen van buiten dependeert, waar toe de Armen gansch geen bequaamheid hebben. En vermits de zelven nogtans tot de populare regeering geregtigt zijn, zoo dunkt my, dat ik onder de gebreeken der Popu[542]lare Regeeringe wel stellen mag, voor aan, als een oorsprong van alle volgende quaalen:Dat een Populare Staat, werdende geregeert van het meestendeel der Borgeren, ook waarelik geregeert werd van domme en onweetende menschen, nog oogen, nog ooren hebbende (Neque plebi judicium aut veritas. [C. Tacit.] Inde crebri quæstus nec occulti per vulgum cui minor sapientia, & ex mediocritate fortunæ pauciora pericula sunt. C. Tac. Chi non ha non sa. Die arm is, is sot.) wiens Regeering de Ouden zeer aardig in deeze Fabul hebben beschreven: De Slange-staart, zeggende van zoo goeden huit been en vleesch te weesen, als het Hooft schoon dat met oogen en ooren voorsien en verciert is, jaa dat zy staart, met haar gift het Hooft bewarende, nogtans moest lijden dat het Hooft uit zijn hol ziende, alle vermaak des werelts genoot, terwijle zy in een donker gat bleef steeken. En dat zy beiden spaatseeren gaande, het hooft voorging, den ellendigen staart niet alleen door stof en slijk naar sleepende; maar dat meer is, zig by eenig quaat overval dadelik in een hol bergende, en den veragten staart den slagen ten besten geevende: Zoo wilde zy staart, dien hoon niet langer verdragen, maar zelfs regeeren. Het welk de wijse oogen, en ooren dapper, en te vergeefs tegenspraaken. Want de staart, als het sterksten, sleepte het hooft berg af, regt naar een eiken bosch, om aldaar zeer haast spijse te konnen vinden; maar over distelen, doornen, en scharpe steenen, waar over het hooft gehoor en gezigt verliesende, riep: [543] hout stille, hout stille; en tot antwoort kreeg, neen: zoo gy my gedaan hebt, doe ik u weederom, het is nu mijn beurt geworden. Daar naa een anderen berg sullende opklimmen, en meenende zijn kloeke sterkheit te bewijsen in het haastig overspringen van een karreweg, eer een aanrennende wagen zoude gekomen zijn, sprong te kort, en wierd van de wagen overreeden. Toen beschuldigde nog de staart het hooft van onwijsheit dat het hem zoo veel had willen involgen; niet willen, maar moeten, zeit het hooft. En (More vulgi suum quisque flagitium aliis objectantes. C.Tac.) door dese twist gevoegt by de magteloosheit, door de quetsuren, aan hooft en lijf overkomen, kreeg de Voerman tijd van de karre te springen, zijn Zwaart te trekken, en, hooft en staart van malkanderen scheidende, de slange te dooden. De Fabul leert: De Dwaasen oproerig werdende willen de Wijsen regeeren, en brengen de Republik door domme haastigheit in zwaare ongemakken, waar uit onderlinge twist ontstaande, werden zy beiden gedoot, en de Republik vernietigt.Ten tweeden, vermits (inscitia semper arrogans) de onweetenheit altijt met laatdunkenheit, (veroorsaakt werdende door onse eige liefde [veroorsaakt],) vergeselschapt is; zoo zijn de zelve onweetende Burgers zeer haastig in het oordeelen: Waar door alle propositien, die een kennelike schijn van waar- en nuttigheit hebben, maar warelik valsch zijn, ofte een groot verborgen quaat naar zig sleepen, gemeenelik van de zelve voor waaragtig, en goet werden gekeurt. [544] Dit hebben ons de Ouden geleert, met de Fabul der Apen, die den Worm, om zijn glans, geloofden een vuur te zijn. En met den Fabul des Mans, die niet konde gelooven dat het schoon blinkent vuur schaaden zoude, voor dat hy 't selven gekust, en sig gebrant had. Welke Fabulen ons leeren, dat experientia stultorum magistra: de Dwaasen leeren nooit door goeden raat, maar altijts

Page 191: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 191 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

door schaade, en schande, non est sapientis, dicere non putaram. Niet de Wijsen, maar de Dwaasen, zeggen in de Politie gedurig: Wie had dat gedagt?Ten derden, vermits (didicisse fideliter artes emollit mores) by kleine kennisse, altijt groote passien, en by groote reeden de liefde altijt klein is; als meede om dat de armen door den arbeid en row leeven sig selven verharden, ende de Ryken door stilligheid ende een gemakkelik leeven sig selven teer en swak maken: ende dat daarenboven in alle periculeuse saaken; de Armen, en Dwaasen niet; de Rijken, en Wijsen veel; haar lijf, eere, ofte goed hebben te verliesen, soo zyn de onweetenste en armste menschen doorgaans eer in de wapenen en beesig met hare dadelikheeden te pleegen teegen de ryken, en zoo moeten de zelven, altijts toegeeven, en voor de Armen wijken.Ten vierden, indien deese onwetentheit, en groote passien der gemeene Burgers, door oproerige geesten, (die nooit in een Staat ontbreeken,) wel gaade geslaagen wert, eerst met beleeftheit, miltheit, schijn-heilige, en deugtsame daaden een groote reputatie te winnen, en daar na met heftige welspreekentheit eenige propositien te doen, (naar inhouden der volgende sententien en spreekwoorden: nulli tutius peccant quam sub pietatis infulâ Item: Sancta Laverna, da mihi fal[545]lere, da Sanctum piumque videri; Noctem peccatis & fraudibus objice nubem. Item: Largitio, luxus, industria ac vigilantia, haud minus noxiæ quoties parando regno finguntur. C. Tacit. Item, Nihil in speciem fallacius quam prava religio, ubi Deorum numen prætenditur sceleribus. Item, Simulata sanctitas duplex iniquitas. Item, In turbas & discordias, pessimo cuique plurima vis, pax & quies bonis artibus indigent. C. Tacit. Un pazzo basta à gettar la pietra nel pozzo, e cento savii non bastano à cavar la. Een dwaas kan een steen in een put werpen, die hondert wijsen niet konnen uit trekken. Die zig tegen de gebreeken van zijn mede-broeders steld, werd altijds gelasterd, en het minsten is, dat men zegt, het is een dringer, ende een seer eensinnig ofte een onversettelik mensch. Maar die mede doen, prijsen sy allen, zeggende voor het minsten, het is een zeer discreet, en rekkelik mensch, daar men wel meede over weg kan;) zoo konnen de gemeene Burgers tot de grootste excessen van de Wereld werden vervoerd. Waar van ik een zeer gedenkwaardig exempel uit Plutarchus zal verhaalen. Aristides geworden zijnde een der tien Tresoriers van Athenen, en toonende dat alle die zoo voor, als geduurende zijn dienst nevens hem de penningen der Republike hadden gehandelt, dapper hadden gestoolen, jaa selfs ook die vermaarde en victorieuse Themistokles, zoo wisten ter contrarie, alle die Beschuldigden zoo veele vrienden te maaken, dat Aristides, ten dage zijner reekeninge, door de Commissarissen des Volks, (Senatus seu judicium Heliasti[546]cum) zelfs gecondemneert wierd in een groote boete; als hebbend zig met stads goed verrijkt. Maar zijn Vrienden vermogten weederom zoo veel, dat hy door het volk zelfs ontslagen, en voor het toekomende jaar in zijn dienst gecontinueert wierd. Toen voegde hy zig zoo wel naar den zin van zijn neegen meede-Broeders in dienst, dat zy hem allesins preesen, en voor hem kuipten, op dat hy voor het volgende jaar mogte werden gecontinueert, gelijk ook geschiede, door de meeste stemmen der Burgeren. Maar hy wees het zelven af, met deese woorden: Als ik my zeer getrouwelik in mijnen dienst droeg ben ik nauweliks uwe schandelike boete ontgaan; en nu ik niet min gestolen heb dan de anderen ontfangers deeser Republike, werd ik door u, als een treffelik Burger gepresen. Voorwaar dit onregtvaardige lof is my onaangenamer als uwe voorgaande condemnatie. Daarom zijt in het toekomende voorsigtiger, laat u niet meer door medecijns, die u soet vergiftige dranken ingeeven, om uw goed te konnen erven, verleiden. Maar volgd den Raad der geenen die u, in plaatse van vleyen, scharpe en bittere, dog heilsame waarheeden seggen.Dus sprak Aristides zeer wel; Maar Plebs ubique eadem, de Weereld, en het Graauw sal altijds het zelfden blyven: Namentlik, zoodanig als onlangs seeker persoon het zelven ter occasie der Remonstrantse Kerkelike twisten, zeer aardig heeft beschreeven met deese woorden: Meenig Heer kon wel aan de veederen zien, dat een Kerk-uil geen Duif was. Maar wat sou[547]den de Heeren [zy] doen: deese Uilen hadden de Kerk, en die, Heer Alleman in; 't welk een Beest is, dat ik niet weet, of het 1000 hoofden, dan of het geen heeft. Een Beest dat bot, dom, onverstandig, en onreedelik is, gelijk alle Beesten pleegen. Dat niemand liefd dan die het troetelt. Zijn Meester voor de Knegt niet kend; ja dikwils den Meester, ten gevalle des Knegts, vernield. En soo ras in 't water, als op stal, in 't vier, als in zijn nest, loopt. Een deerlik ding als het begint te raazen: Want het loopt dan met

Page 192: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 192 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

het hoofd teegen de muur, tot dat het daar door, of voor blijft leggen, vermits de oogen zoo diep in den kop staan, dat het niet kan sien wat omtrent hem, maar alleen wat regt voor uit, by de neus lang, is. En daar door is het zig zelven in den ligt, en meest om zijn eigen verderf uit. Als het dan zijn moed uitgetierd, en zijn eigen stal in brand gesteeken heeft; om zig by de koolen te verwarmen, zoo valt het in slaap, verkoud, en verhongerd, en werd zoo tam, dat zelfs een vreemd jager het selven een touw om den halse werpen, en als een Lammeken heen en weder leiden kan. Dog, op dat het den vremde niet doe als zijn voorgaande Meester, zoo sluit deese vremde jager en niewe Meester [hy] hals en vier poten, als ook het bakhuis in een muilkorf, jaa breekt het zelve nog de tanden uit den monde. Zulks het eindelik blyde werd het magere hoy te mogen bereiken, daar het te vooren zijn eigen haver om verre stiet, en met voeten trad.Ten vijfden, door deese onweetenheid, passien, en oproerige Snappers, moet ontstaan een zoo [548] groote ongestadigheid in de resolutien, vonnissen en wetten deeser populare vergaderinge, [oordeel] dat by alle wijse menschen, die gewoon zijn op zeekere maximen haar oordeel te vellen, met regt gezegd werd. (Chi in su'il populo si fonda in su'il fango si fonda. Tuto il mondo è una gabbia de matti. Neque illis veritas, aut judicium, quippe eodem die pari certamine diversa postulaturis. C. Tacit) dat men zig op het oordeel nogte gonst des Volks geensins verlaaten mag: want den eenen dag roept het Hozanna, en den anderen kruist hem, kruist hem: waar van wy in de Republik van Atheenen ook verscheide exempelen hebben; Naamentlik, naa dat die heilige Socrates door vonnis der Commissarissen des Volks was gedood, als hebbende geleerd dat de Goden der Atheniensen geen waaragtige Goden waren; zo wierden daar naa ook Anytus en Melitus, beiden om dat zy hem hadden beschuldigd, ongehoord, en dienvolgende ook onschuldig, gedood. Gelijk zy omtrent den zelven tijd, ook zes victorieuse Scheeps-Kapitainen deeden onthoofden, als of zy geen zorg genoeg hadden gedragen, om haare meede-Burgers, schipbreuk geleeden hebbende, van een Eiland te haalen, en voor haare vyanden te bergen. Want hoewel met waarheid tot hare ontschuldinge daar teegen gezegt wierd, dat de Admiraal waarelik aan genoegzaame scheepen die last hadde gegeeven; maar dat die, door een overmijdelike storm, haaren last niet hadden konnen volvoeren: als mede, dat het den Admiraal ongerijmd had gedagt, zoo veele scheepen ten dien einde te gebruiken, dat hy, naa een verkrege [549] victorie, de vyanden onvervolgd zoude hebben moeten laaten ontvlugten; soo hielp dat niet, tot dat gemelde Admiraal met nog grooter victorie huiswaard gekeerd zijnde, het Volk met een al te laat berouw straffe oeffende, oover de voorgaande Beschuldigers, en Lasteraars der ses gedoode Kapitainen.Ten zesden, door dese onwetenheid, passien en ongedadigheid volgd, dat in populare regeeringen selden eenige volmaakte resolutie werd genoomen, want vermits zy altijds voor een fondament stellen in het maken der wetten, dat men van alle menschen, en voorneementlik van alle die den waren gods-dienst belyden, en van seer uitsteekende ouders geboren zyn, naar den aard der liefde, ten besten moet oordeelen, en dat alle Burgers eerlik en Liefhebbers van 't Vaderland moeten gepresumeerd werden te zijn, tot dat zy het contrarie door haare actien hebben betoond; Soo willen zy in haare vergaaderingen de abusen niet voorkomen, met scherpe ordre, wetten, en straffen, die zy selfs ook onderworpen souden weesen: Maar zeggen gemeenelik, waar toe die strengheid omtrent eerlike Burgers, wie zoude onder ons ooit soodanige Vaderland-verdervende gedagten krijgen? Ten anderen, is by haar geen kennisse genoeg, om verre-afgeleege abusen te konnen voorsien, sulks haare ordren, ook uit dien hoofde altijds onvolmaakt zijn. Het welk de Ouden ons met deese Fabul hebben geleerd.De schaapen niet langer willende passen op het gebaf der honden, haare wagters, hingen een [550] klok in zeekeren boom, met ordre, dat de honden zouden hebben huiswaart in haar rust te gaan, en niet weeder te keeren, om de schaapen teegen den Wolf te beschermen, dan op het geluidt der klokke. Het welk de Wolf vernemende, de Schapen [haar] ooverviel, sulks sy [de schaapen] met alle magt gemelde klokke trokken, maar vermits, de honden niet quamen, wierden veele schaapen verslonden, sulks de honden des uchtens eindelik komende, zien uit eigener beweeginge, hoe de schaapen voeren, met grooten verwonderinge zig hoorden uitkrijten als trowlose wachters zeggende zy schaapen in tijds de klok tegen haare vyanden te hebben getrokken, maar dat zy

Page 193: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 193 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

trowlooslik van haare waakers waaren verlaaten geweest. Waar teegen de honden zeiden ter goeder trouwen, geen geluid te hebben gehoort, sulks als men de saak wel ondersogt, soo bevond men in de klok geen klepel, nog by de schaapen bequaamheid, om een daar in te hangen, waarom zy gemelde honden weederom tot haare Wagters moesten aanneemen, indien zy niet wilden van haare vyanden verslonden werden.Ten zeevenden, door deese gebreeken van onweetenheid, en groote passien, werd niet alleen ongestaadigheid veroorzaakt, maar dat arger is, zeer geswint geloopen van de eene extremiteit naa de andere, in gevolge van deese spreekwoorden: Nihil in vulgo modicum terrere ni paveant. [551] Item, Vulgus tam pronum in misericordiam, quam immodicum sævitia fuerat. C. Tac. Plebs humiliter servit, aut superbe dominatur. Liv. Odi profanum vulgus & arceo. Item, parturiunt montes, nascetur ridiculus mus Qui à fait l'affaire? s'il succede bien, le grand Parlement de Paris; s'il succede mal, la furie Françoise. 's Werelds loon is een dwelm-luk, gelukt het wel, zoo is't Romains; zoo niet, een schelmstuk.Want voorwaar het gemeene volk is van een beuseling niet min ontsteld, als van groote zwaarigheeden: of ter contrarie selfs in seer groote periculen gansch sorgeloos. Het vreest zijn vyand onmaatig, of wil den zelven plotselik op het lijf. Met de meeste rust zig op zijne defentie te houden, is by haar landverradery, ofte ten minsten een verfoejelike bloothartigheid. Als een zaak, ook teegen ordre en reeden, wel is gelukt, soo verheft het een burger welke die saak uitgeregt heeft, in plaatse van hem te straffen ten Hemel; maar als de zelfde saak, ook volgens ordre en reeden, voorsigtiglik gedaan zijnde, een quaade uitkomst heeft, zoo werd de zelve Burger in plaats van des niet jeegenstaande voor synen goeden dienst bedankt te werden, selfs teegen alle reeden van eere, goed, en lijf, door het onverstandige Volk, beroofd; waar van men dagelikse exempelen siende, onnoodig is hier eenige by te brengen; en veel min behoeft men te bewijsen de waarheid deeser spreekwoorden: Moderata durant. Chi va piano, va sano. Item, la pazzia corre, la prudenza lentamente segu'il passo. Maat houd staat: Een dwaas loopt; een Wijs man gaat. [552]Ten agsten, vermits de Magistraats-persoonen deese ongestadigheid des Volks weeten, zoo derven zy, met geene genereuse resolutien, haare meede-burgers intoomen, en nog min de zelve rigoreuselik straffen, hoe noodsaakelik dat moge zijn; uit vreese van daar naa in de gemeene vergaderinge des volks gestraft, ofte ten minsten, de gonst des volks verliesende, nooit meer tot eenig amt gekooren te werden. Het welk de Ouden in dese Fabul hebben willen leeren: Zeekere Verkens door een Herder gewoon zijnde dageliks Bossewaarts gedreeven, en tegen den Wolf bequamelik beschermd te werden, alzoo hy die zelve, zoo met sweepslagen, als steenworpen, gedurig by malkanderen in goede ordre hield, zeiden onderling, dat zy eerliker luiden kinderen in een vrye Republik woonende, niet met slagen als de Slaven , maar als vrye luiden met goede woorden behoorden geregeerd te werden. En daarom namen zy den hond, die haar alleen met baffen regeeren zoude, aan: Dewelke ziende dat deese eerelike kinderen zig gedurig in den drek wentelden, en onordertlik gins en weeder liepen, haar met baffen aanmaande tot reinigheid, en by een te blijven om voor de wolven te konnen werden beschermd; Door welk geluid zy in het eersten zig ietwes ontstelden, maar daar naa achteden zy het zelven niet een boon, zeggende, hy baft wel, maar bijt niet: welke spot de Hond niet konnende verdragen, en nogtans vreesende dat de sterksten, indien hy die bestond te straffen, hem souden den buik [553] opscheuren, vond goed zijn straffe met de jongste te beginnen, eerst van soete woorden tot dreigementen komende, omtrent een biggetjen, dat niet begeerde voort te gaan, dan na dat het een aard-aaker, waar aan het besig was, zoude hebben uitgegraaven; jaa zelfs in plaatse van te gehoorsaamen, antwoordede dat verkentjen: Wat duivel laat gy u voorstaan? meend gy, alleen op my, uw moed te koelen, en u straf te oeffenen, daar gy siet dat alle groote swijnen nog veel min gehoorsaamen, en veel meer quaads doen? Voorwaar gy doed als den Havik die de verslindende Adelers, Raaven, en Wouwen verschoond, maar de onnosele Duiven verscheurd [opvret] en verslind. Deese smadelike woorden, voortkomende van het allerkleinste swijn, gingen den Hond dwers door zijn herte: Sulks hy in toornige moede dat verken by de ooren sleepte, soodanig, dat op desselven geschreew, alle de anderen quamen aangeloopen, hem beschuldigende en uitkrijtende voor een wreeden Tyran; en eer den Hond daar op

Page 194: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 194 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

konde antwoorden, of wel eer syn antwoord gehoord en wel ooverwogen was vielen die oproerige verkens op hem aan, en scheurden hem in veele stukken. Deese fabul leerd, &c.En voorwaar, heeft niet alleen Athenen ons diergelijke genoeg verschaft met die doorlugtige mannen, eerst zeer gonstig zijnde tot hooge ampten te vorderen: namentlik, Miltiades, Themistocles, Cimon, Callias, Thrasybulus. Philippus Lamprensis, Argyreus, Collytenzis, Aristides, [554] Lycidas, Perikles, Alcibiades, Socrates, &c. En naa dat zy aan haare Republik groote diensten gedaan hadden, met die eevenwel te dooden, te bannen, ofte een groote geld-boete af te neemen? Florencen tot den jare 1531, Populaar geregeert werdende, heeft insgelijks veel doorlugtige Ingezeetenen vervolgd, geplonderd en gedood. Sie de Florentinse Historien van Nicolas Machiavelli.Ten negenden, schijnd een groot gebrek van de Populare Regeering te weesen, dat aldaar in het minsten geen Hoofd der Republike, nogte ook eenige eewigduurende Raads- ofte Magistraats-persoonen mogen zijn, ten zy men wille, dat de zelve Republikse Regeering terstond werde vernietigd. Want vermits als dan alles werd gedirigeert ten voordeel des Hoofds, ofte der altijds in bediening-weezende persoonen, en niet ten voordeele des gemeenen volks, gelijk als aan Sparta, Roma, en Carthago, daar selfs twee Hoofden waren, is gebleeken, zoo hebben alle die Republiken wel de naam van Populare Regeeringe; maar zijn efter in der daad meer Monarchaal ofte Aristokratik. En dienvolgende schijnt men ook voor een groot ongemak der Populare Regeeringe te konnen by brengen, dat, in jarelikse Raaden, geen continuatie en vervolg van kennisse zijnde, alles zeer blindeling moet toegaan; voorneementlik, in republiken die niet op den seekeren landbow ofte situatie aan een magtige doorlopende rivier, maar op onseekerder middelen van subsistentie gebowd zyn en daarenboven openbaard sig een grote onweetenheid by de gemeene menschen voor zo veel belangt het interest der Republike, met de naaburen en verre-geleegen [555] Landen. In Magistraats-persoonen, die niet meer als een jaar in dien dienst zijn, moet zig ook een groot ongemak uit deesen Hoofde openbaren; want eenige maanden doorloopen, eer men de geleegentheid van zijn ampt verstaat; en als men maar twee ofte drie maanden te dienen heeft; siet men zijn einde zoodanig te gemoet, dat men alle moejelike en haatelike dingen voor den naavolger laat. Zulks de Magistrature naweliks den halven tijd wel waargenoomen werd.Ten tienden, schijnt ook voor een zeer groot ongemak te konnen werden gereekent, dat in Populare Regeeringen nooit generaale imposten op de consumtien konnen werden ingevoerd, dewelken nogtans in zig zelfs voor den Staat de billikste en de nutste zijn; want de imposten werden ook door de vreemden betaald; schattingen niet. En daar-en-boven werd in de imposten het meesten gedragen by de quistigste, en pragtigste; dienvolgende eenigsins vrywillig: schattingen meest by de verstandigste, naarstigste, en spaarsaamste ingeseetenen: sulks de deugd door schattingen uitgeblust, en de ondeugden der ingeseetenen aangequeekt werden: daar ter contrarie door imposten op de consumtien de Deugden der Ingezeetenen aangequeekt, en de ondeugden beswaard werden. En daar-en-boven, kan door het zelven middel der imposten op de consumtien, niet gevoelig beswaard werden, de Negotie, ofte Koopmanschap, die warelik allen Lande [556] seer voordeelig, en veeltijds den gemeenen Staat zeer noodzaakelik is. Eindelik is waaragtig, dat schattingen nooit werden betaald, dan door dwang, die gansch geen keur toelaat, en vermits men zonder geduurige imposten op de consumtien gansch geen offensiven oorlog voeren kan. En zo schijnd die onmogelikheid tot imposten in de Populare Regeeringe een seer groot gebrek te weesen.Ten elfden, schijnd ook klaar te weesen, dat een Populare Regeering, zoo door gebrek van imposten op de consumtien, als ook om dat hare raadslaagen by het geheele Volk genomen werdende, niet secreet konnen blijven, en boven alle om dat zy door een Kapitain Generaal zeer ligt konnende werden overmeestert, als de zelve door Victorien en beleeftheden, omtrent de Soldaten en Burgers, haare gonst wind, tot offensiven oorlog zeer onbequaam is: En zonder de geheele vryheid in gevaar te stellen, de zelve niet kan voeren en vermits guerre defensive guerre consumtive iemand die in den stryd niet dan afkeerd gewisselik haast gedood werd: soo schynd ook soodanige populare staat niet lang te konnen duren.

Page 195: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 195 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ten twaalfden schynd [is] klaar te weesen, dat in de Populare Regeeringen veel meer Populare commotien ontstaan als in eenige andere, en van hoe gevareliken gevolge de zelve zijn, kan een yder ligtelik bedenken. Voorwaar men gelijktse te regt by aardbevingen, die geheele Steeden om verre werpen, en de Inwoonders alle te gelijk dooden, begraaven en verslinden.Ten dertienden is klaar, dat de Populaare Regeering, eigentlik, maar kan zijn een Staat van [557] die Stad daar de Burgers by een koomen: want voor zoo veel de andere onderhoorige Steeden, en Landen aangaat; vermits die werden geregeerd door Afgezonden van die Populare vergaderinge, en dat het voor die subjecten byna even eens is, of zy werden geregeerd door afgezonden van een Koning, van een Raad, of van een geheele Burgerschap; zoo is klaar, dat de Populare Regeering eigentlik maar bestaat uit eene stad, die, door uitheems geweld, veel ligteliker schijnd te konnen werden ingenomen, en overrompeld, dan of zy een Staat van een geheel Koningrijk zijnde, ofte wel een Lid van een Republik, door Gedeputeerde van verscheide Steeden, en dienvolgende aristokratik geregeerd werdende, was: want zy, zoo doende, ook van die andere Landen en Steeden schijnt te werden geprotegeert.

3.1.6 Naader Consideratien oover de gebreeken der Populare Regeeringe.

Tot hier toe zeer wijdloopig [hebbende] gesprooken, en gesteld hebbende meestendeels het gemeen gevoelen aangaande de voor- en naadeelen der Populare Regeeringe, en die weederzijds zodanig zijnde, dat men ten eersten opslagen niet schijnd te konnen zien, of men deese Regeering boven, ofte beneeden een Aristokratike behoorde te stellen; zoo heeft het my goed ge[558]dagt, om den Leeser in deese twijffelinge te helpen resolveeren, deesen aangaande nog ietwes te zeggen.Namentlik, indien de practijk en de effecten, ofte vrugten der Populare Regeeringe, kennelik beeter zijn als die van eenige andere regeering, zoo moet noodsaakelik alle speculatie van perfectie ofte imperfectie daar teegen strijdende, zig gevangen geeven. Want Menschen zijn geen Engelen, maar volgen in de prattik warelik haare passien veel meer als de speculatien, ende de goede reeden.Waar op ik, verder bouwende, zeg klaar te weezen, dat alle bekende Populare Regeeringen, uit zig zelven altijd, (ten zy dezelve door grooter uitheems geweld zijn verslonden, het welk alle Regeeringen gelijkelik drukt,) hebben veroorsaakt zeer groote, en meest Koop-steeden, oovervloejende in rijkdom, wettig verkreegen, en in alle konsten, weetenschappen en Deugden; namentlik, Sidon, Tyrus, Athenen, Syracusen, Rhodes, Chios, Venetien, &c. Ja dat meer is, alle die andere Republiken, die zig voor deesen door roof en oorlog hebben konnen verrijken, vergrooten, en zeer beroemt maaken; zouden dat zelven niet hebben konnen doen, indien haare Aristokratike Regeeringe niet waare vermengt geweest met een Populare: als Sparta, Carthago, Roma en dat de grote steeden oneindelik meer voordeelen den inwoonders aanbrengen als kleine magtelose steeden, kan niet werden ontkend; ende daarenboven is in alle gevallen [is] klaar, dat seer kleine Steden, en Dorpen door de minste Oorlogen werden verdistrueert, en voor altijds vernietigd; daar ter con[559]trarie, alle groote Steden, voornamentlik die haar eigen meester zijn, niet dan door uitneemend landurige en swaare Oorlogen werden vermeestert: En geplondert ofte verbrand zijnde, steeken deselve groote Steeden kort daar naa, weederom het hooft soodanig boven, als men aan Tyrus, Sidon, Athenen, Roomen, Luyk, &c. menigmaalen heeft gesien. En wat belangd de Koninglyke Residentie-Steden, die gemeenelik ook zeer in grootheid en rijkdom toenemen, dezelven komen hier gansch niet in consideratie alsoo dezelven werden gebouwd, vergroot, en verrijkt door het vleesch, bloed, sweet, en goed aller andere onderdaanen; Sulks 'tgunt men van de altyds oorlogende Romainen pleeg te seggen, namentlik ([van de Romainen segt men] si spolia redderetis, ad tuguria & casas redeundum vobis esset. Indien gy 't geroofde goed wederom gaaft, zoo soud gy in uw hemd staan.) insonderheid waaragtig is van [En dat] alle de Residentie-Steeden alsoo die zijn groot geworden door geweld, rooven, steelen, en plonderen der koningen en hunner Hovelingen, op [van] andere mindere steeden en

Page 196: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 196 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

onderdanen, [is klaar]. (Serpens nisi Serpentem deglutiat, non fit Draco. Crescit interea Roma Albæ ruinis. Liv. Bellis externis aliena consumere didicimus. Tacit.) Zulks dezelven te regt werden vergeleeken by de onnutte milt, die nooit groot en vet werd, dan met verminderinge en uitteeringe aller andere leeden des menscheliken lighaams, beeter en noodsakeliker werkingen, tot conservatie des levens, en gesondheid doende.Ten tweeden zeg ik, dat alle de voorgaande bygebragte voordeelen der Populare Regeeringe, [daar] alleen gewisselik, in die en in geen andere Re[560]geering werden gevonden. Zulks zy vast en onbeweegelik staan.Maar ten derden, de gemelde gebreeken aangaande, zeg ik, (partito tutto netto, tutto perfetto si trova nullo. Vitia erunt donec homines. C. Tacit. Vitiis sine nemo nascitur, optimus ille qui minimis urgetur. Bey weisheid musz ein torheid seyn. Nihil ab omni parte beatum.) dat gelyk men van de waarheid der Mathematice, Physice, en Metaphysice ofte der Wiskonstige, Naturelike, en Boven-naturelike saken een volkome bewijs, en demonstratie geeft, wanneer men toond (Prædicatum esse de essentiâ subjecti, seu quodammodo identificari & involvi in natura subjecti,) dat het gunt men van een saak segt, aan die saak soodanig eigen is, dat gemelde saak sonder het geseiden, de selve saak, welkers naam sy draagd, niet soude weesen. In het korte gesegt, gelyk in alle booven gemelde saken is, ietwes geheel waaragtigs, sonder vermenging van onwaarheid. Insgelyks waaragtig (nemo bonus nisi deus, sola divina absolute et simpliciter bona) dat God de Heer alleen goed is, soodanig dat in syne actien geen quaad ofte onvolmaaktheid aangeweesen kan werden; ende dat daarenboven oneindelik goed te zyn is een noodsakelik gevolg van dat oneindelik volmaakt weesen welk wy met de naam God uitdrukken: sulks men van de perfectien en goedheid der goddelike actien oft werkingen een volkomen bewys ende Demonstratie geeven kan. Maar geheel anders is het gesteld met het naaspooren van de goedheid en Nuttigheid onser morale politike en kerkelike ordren actien en [der Morale, ofte] menschelike saaken, want vermits nietwes onder onse menschelike actien en saaken soo goed en nut is, dat het niet ten seekeren opsigte quaad ende onnut soude weesen; en dat aan de andere zijde nietwes soo quaad ende onnut is, dat het niet ten seekeren opsichte sijne kennelike goedheid ende nuttigheid soude hebben; soo bestaat alle Morale Demonstratie, voorsigtig- en wijsheid hier in, dat men het goeden, met het goede; en het quaden, met het quade, als mede het goeden tegen het [561] quaden, en het quaden teegen het goede wel ooverwoogen hebbende, uitkiest, ofte verwerpt, niet het gunt absolutelik goed, ofte quaad is, maar wel het gunt waar in het meesten goed, ofte het minsten quaad is. Sulks in de Politie seer klaar is dat men niet een enkeld mensch, veel min een menschelike groote Societeit zonder gebreeken vinden kan, en dat men, de beste noemende, die de minste gebreeken heeft, in deese boose weereld ook goed moet noemen alle zoodanige imperfectien en gebreeken der regeeringe, die andere grooter imperfectien en gebreeken beletten. [Want voorwaar], (E duobus malis, minus, rationem boni habet.) en daarenboven kan niet werden ontkend dat oneindelik veel voorvallen zyn in welken men niet sig lang beraden sonder de occasie om wat goeds te doen te verliesen: jaa dat meer is veeltyds is het met de menschelike saken soodanig gesteld dat men niet mag stille staan maar noodsakelik kiesen ofte deelen moet indien men syn leeven eere of goed behouden wil: en dienvolgende uit twee quaaden het minsten kiesende, kiest men alsdan wel, en waarelik wat goeds. [Sola Divina absolute bona. Abunde bene est cui nihil est mali. Die 't minste quaad heeft, is hier best aan. En al te gelukkig is hy die nergens meede geplaagt werd.]Nog zeg ik kennelik te zijn alle andere Regeeringen, dat die Ingezeetenen met veel meer ongemakken werdende gedrukt, als in de Populare, en nergens daar-en-teegen zoo veel vryheids genietende, om haar eigen, en familie welvaaren, zonder de kroon van iemand te besorgen: gemelde Populare staat absolutelik de beste moet werden genoemt.Ten vierden, dit voorheen in het generaal gezegt weezende, zeg ik verder, (inter populum & multitudinem differentia permagna est) dat men [562] een zeer groot onderscheid maaken moet tusschen een onwettige ofte oproerige vergaderinge, des volks; daar niet als zeer gepassioneerde en boose, ofte zeer onweetende menschen het hoogste woord voeren, en tusschen een wettige vergaaderinge der gemeene Burgerschap ten seekeren plaatse en tyde of seekere afgekondigde en bewuste saken ofte handelen by een geroepen zynde; alwaar ook zeer moderate, goedaardige, voorzigtige menschen

Page 197: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 197 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

verschijnen [mogen], om in alle manieren het welvaaren des Lands te bevorderen, en het quaad voornemen der boosen teegen te gaan, met alle goede onderrichtinge te geeven. Want het waaragtig is, dat alle hier voor-verhaalde gebreeken, in onwettige Vergaaderingen des gemeenen Volks ten hoogsten werden gevonden. En om dat men, door de schaarsheid van Populare Regeeringen aan de eene zyde; ende in alle regeeringen oover alle siet menigvuldige Populare commotien aan de andere zyde; soo werd in deese weereld hier in geen onderscheid, door onervare Schrijvers gemaakt: [vind] en soo is geen wonder, indien de Populare Regeering zoo generalik werd verfoeyt; Te meer (Chasque Patrie est ingrate. Mais qui sert le Roy il a bon Maistre, & de grand maistre hardy valet. An nescis longas Regibus esse manus? Privatam gratiam statim mereare, statim recipias. C. Tac.) dewijl men, in deese nu slaafagtige onweetende en boose weereld, by niemand dank behaald, als men voor het gemeen, en tot naadeel van een, ofte weinige Magtigen, de waarheid spreekt; maar gewisselik zig zelven in gevaar steekt, door de Magtigen deeses werelds te werden vertreeden, terwijle het domme Graaw, voor wien men in zo een ge[563]valle het meesten heeft gearbeid, in plaatse van dankbaar te wezen, (unge il villano e ti pungerá, punge il villano e t'ungera. Nourry le Courbeau il te crevera les yeus. Chantez a l'asne il te donnera des pets. Kraawd een Boer, en hy sal in u hand schijten) gemeenelik roept kruist hem, kruist hem. Sulks deese roemwaardige Schrijvers, ten naadeele der monarchien en der Aristocratien, en ten voordeele der Democratien schryvende, by naa geen ander loon te verwagten hebben (recté fecisse merces est, quum ipsa sui pretium Virtus.) dan een gerust gemoed, en gewisse troost, als sy om wel gedaan te hebben, door de boosen en magtigsten deeses Werelds vervolgd werden. Daar andere Pluimstrykende, Logenagtige, en boosaardige, Wereld-verleydende Schrijvers, den contrarien weg ingaande, alle voordeelen en gemakken, behalven een gerust gemoed, pleegen te bekomen; volgens het bekend rymtjen [te verwachten hebben] (Facilis descensus Averni, sed revocare gradum superasque evadere ad auras, hoc opus, hic labor est.)de weg ten deugd is eng en swaar ten ondeugd leid sy breed en klaar.Ten vijfden, zo beken ik gaarn, dat de zeven eerst-gestelde gebreeken, als Onwetenheid, Laatdunkenheid, groote Passien, Haastigheid, Ongestadigheid, onvolmaakte Ordre, en Extremiteiten, meer de overhand in Populare, als in Aritstokratike Regeeringen hebben, soo wanneer de selve populare regeeringen soodanig qualik zyn gefonderd, dat het Senaat ofte iemand anders alle saken van belang niet alleen proponeren moet, maar ook debatteren mag voor 't Volk gelyk dit t'Athenen en te Romen deese qualen veroorsaakt. Maar in populare regeeringen daar het senaat voor den volke niet dan proponeren mag, vindmen deese gebreeken seer weinig: en in allen gevalle der onvolmaakte Volks-regeeringen is dit alles in wettige Populare vergaaderingen eevenwel zoo zeer gematigd, dat alle de zelve gebreeken, zoo als zy leggen, teegen de voor- en naadeelen der anderen gebalanceert, in het minsten niet te agten zijn, vermits men bevind, dat zy, zonder schaal te [564] houden, overwogen werden, van dit eenig voordeel der Populare Regeeringe, dat in haare vergaaderinge altijd het gemeene besten werd gezogt, want waarelik, hoe onweetende, laatdunkende, gepassioneert, haastig en ongestaadig men de menschen ook moge afschilderen, zo is, en blijft waaragtig (Quisquis suæ Casæ.Tantum ex publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet. Piu pesa un' oncia d'util proprio che cento libre di stato. Le bien & mal d'autruy n'est qu'un songe) Geen Koe lekt een vreemd Kalf. Eigen gaat voor. Men voeld zoo veel van het gemeen quaad, als het eigen raakt; en meer niet: Want het raakt andersins de koude kleeren niet. Sulks klaar is dat alle de gemene Burgers in een populare regeeringe gesamentlik, ongelijk dikwijlder tot haar eige welvaaren zullen raaden, als [in Aristokratike Regeeringen] de voorsigtige en moderate Raads-Heeren tot voordeel van 't Gemeen in een aristokratike regeering, alwaar [Want vermits aldaar] een yder zijn eigen zoekt, ook soo wanneer het selven strekt tot naadeel van het Gemeen; en dien volgende zo is alle die voorsigtigheid meest onnut, en nergens toe dienende, Als om alle de gemeene Ingezeetenen te doen arbeiden ten voordeel der aansienelike Regeerders. Alleenelik hebben de Ingezeetenen, in de Aristokratike regeeringen dit voordeel te verwagten, dat haar welvaaren wijsselik zal werden betragt, als het zelven met der Regeerders eigen welvaaren is vermengt. En het

Page 198: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 198 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

contrarie, naamentlik, dat het eigen welvaaren teegen 't Gemeen strijd; gebeurt zoo dikwils, dat de Populare mislagen [565] daar tegens gansch niet te agten zijn. Alle het welk, gefondeerd zijnde op eigen selfs liefde, en geneegentheid tot [op] eige conservatie [en liefde], een yder zoo innerlijk bekend is, dat het zelven met geen exempelen zoo klaar kan werden beweesen. Maar [met] het contrarie gevoelen heeft Trajano Boccalini wel aardig konnen bespotten in zijne Politike Fabulen; alwaar hy opteld (inter entia rationis) onder de geleerde versierselen, en mannekens die men op de mure schildert om daarteegen te regten ende de boeren te bedriegen, een Politik, ofte Regeerder die zijn Vaderlands Welvaaren liever heeft als zijn eigen, [Deorum numen prætenditur sceleribus. Namentlik] het welk voorwaar niet sonder grote reeden geschied, want de Politike Yveraars, in welkers mond de dienst van 't Vaderland bestorven is: en de heilige Broeders, die gedurig van de Conscientie, God, en zijn heilig Woord spreken; zijn beiden niet vergenoegt, met de naam van wys, deugdsaam, eerlik, en opregt te zijn; maar soeken die van heilig: en vermits (deorum numen prætenditur sceleribus hommes ne sont anges. Mais les jeunes Angelots sont des vieus Diablots) Menschen geen Engelen zijn, maar den Pronk-Heiligen, gemeenelik het Boefjen metter tijd uit de mouwe springd; soo werden meest alle die fijne Broeders, in haar ouderdom bekend te zijn, geen jonge Engelen, daar zy zig voor pleegen uit te geeven, maar oude Duivelen, die met haare Conscientie, Gods eere, en den dienst van 't Land allerhande vuile potten gedekt, en den Hypocrit hebben gespeeld; d'een zig dienende van (Salus Populi) dat 's Lands welvaren de Heiligste Wet is: en d'ander van sijn Conscientie, en [566] Gods Woord, om d'eenvoudige menschen te bedriegen, weetende dat die, als de Geesteliken vijsten, pleegen te seggen Amen. Sulks dit eigentlik is het verdorve Zout, en het tot duisternisse veranderd ligt daar het Euangelie van gewaagt maar indien de Republik soodanig is gefondeerd dat het Senaat alleen in syn eige kamer debatteerd en daar naa voor den volke sonder eenige verdere aanspraak simpelik syn avis en gevoelen proponeerd, en het volk alleen resolveerd, ende de magistraatspersonen alleen executeren mogen des volks gevoelen, soo is waaragtig, datmen in geen republik of regeeringe vind minder gebreeken, en meer deugden als in de populare: also 't volk alsdan door geen welspreekenheid van eenig aansienelik Borger die syn eigen particulier voordeel als of het een gemeen waar tragt op te pronken, misleid werdende, voor sig selven en voor 'tgemeen, 'twelk hier een ende deselve sake is, sonder eenige oproeren doorgaans de beste resolutien neemd, wetten maakt en magistraten tot executien derselven kiest, immers altyd het selven te doen tragt, twelk in geene andere regeeringen gevonden werd of kan worden.Ten sesden zeg ik rond uit, dat die andere 5. vermeende gebreeken der Populare Regeeringe, als 1. slappe Magistraats-persoonen: 2. geen Hoofd der Republike te konnen lijden: 3. geen Imposten op de consumtien te willen dulden: 4. tot offensiven oorlog zeer onbequaam te zijn: 5. Populare commotien onderworpen te weesen: [6. niet als uit eene Stad te konnen bestaan:] waarelik onder boose menschen en Regeerders (en soodanigen moeten alle menschen gepræsupponeert werden te weesen. Sie het eersten Cappittel des tweeden Boeks van de Monarchale Regeeringe) zeer groote deugden en perfectien zijn. Het welk, naar my dunkt, zeer klaar is, en geen bewijs van nooden heeft. Dog indien iemand niet te min twijffelt, of het contrarie deser ses Populare gebreken, den Ingezetenen veel meer ongemaks aanbrengt, als deese gebreeken zelfs; die gelieve te considereeren voor eerst deese navolgende spreekwoorden: qui regnare vult diu languidâ regnet manu. Moderata durant. Magistratus ostendit Virum. Superbiunt homines annua designatione, quid si honores in quinquennium agitent. Un chacun tire l'eau à son moulin. C'est un jeune Diable qui aprend encore à tonner. Het is een jonge Duivel, hy leerd nog Donderen. Want [567] een niewe beesem vaagd schoon. En die de kroo heeft die kruidse, die de magt heeft die gebruiktse. Een Hamer wil slaan, een Aanbeeld moet lijden. 't Is waaragtig, dat men een Mans nederigheid kend als hy groot is, maar 't gebeurd zelden. En ter contrarie siet men meest altijds gebeuren,Wer oben sitz, der läst sig grussen,Und tritt die untersten mit fussen.Die stärkst hat allenthalben recht,Der sweckst ist ein geplagter knecht.

Page 199: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 199 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Wer mächtig ist, wird auch vermessen,Grosz Fisch allzeit die kleinen fressen.En werd dit alles bevestigd met de Fabul van seekere Monnik, die zeer beleefd, rekkelik en neederig zijnde, van het Convent gekooren wierd tot Abt voor zijn leeven, want hy in het korte zoo stuurs, wreevelig en hoovaardig wierd, (zegt de Fabul,) dat een zijner getrowste vrienden hem zeide, mijn Heer, te vooren waard gy zoo beleefd, vriendelik en needrig, dat gy geduurig naa beneeden saagd, maar zedert dat gy zijt Abt geworden, zijt gy in alles zoo zeer verandert, dat men het zelven aan uwen hoogdravende gang, en uitstekende borst zien kan: waar op den Abt antwoordede; Toen ik de slotels der Abdie zogt, moest ik naar beneeden zien, maar nu ik die heb gevonden, en altijds zal behouden, is dat niet meer noodig. Zulks den Leeser ten tweeden, [568] gelieve te considereren, dat de geheele weereld sugt en klaagd, oover de laatdunkenheid en excessen der Magistraaten voor haar leeven, jaa selfs de jaarigen drukken de Ingeseetenen nog al te veel. En het is van zig zelven ongelovelik, dat een Magistraats-persoon, met regt oover een gemeen Burger klagende, ofte ordre willende stellen, niet meer gehoors en hulps zoude vinden als een gemeen Burger teegen haare corruptien, concussien, maliversatien, en onderlinge toekaatsingen van den bal ten laste der goede gemeene Ingeseetenen, die in alle andere formen van Regeeringen zoo gemeen zijn, dat men daar door alleen de ingesetenen van een Populaare Regeering gelukkig agten mag, indien sy aldaar van zeer slappe Magistraats-persoonen moeten werden geregeerd; of indien de strenge, en quaade Regeerders zig, daar door, in het korte uit de Magistrature en gonst van 't gemeene Volk sien vallen, en straffe lijden, die zy te vooren anderen onregtvaardiglik hebben aangedaan, welke waarheid door het owd volgend rijmtjen werd bevestigd.Dextera præcipue capit indulgentia mentesAsperitas odium sævaque bella movet.Behende saftigheid wint veeler menschen herten:Maar scherp regeeren teeld haat, oproer, krijg en smerten. [569]Eindelik, indien Magistraats-persoonen, aan haare Republik zeer groote diensten gedaan hebbende, gemeenelik daar op zoo stout werden, dat zy tot naadeel der Republike, en tot haar eigen voordeel, groovelik derven zondigen; zo is een Populare Regeering daar in zeer te prijsen, indien zy die doorlugtige Mannen oover begane misdaden zoo scherp straft: Want het contrarie kan alle goede diensten, in verradery veranderen, en de wereld met grouwelen vervullen, alsoo men warelik, in alle Staaten en Landen, daar men onder schijn van dankbaarheid voor goede genoote diensten, de volgende misdaaden ongestraft wil laaten, [sal men] in korten tijd sal bevinden, dit compenseeren der misdaaden teegen de groote diensten, geen waaragtige dankbaarheid, maar een Vaderland moordende Verraderie te weezen: want vermits (omnes deteriores sumus licentia) de gelegenheid een dief maakt soo souden aldus die aan haar vaderland grote diensten gedaan hadden het selven straffeloos mogen verraden; jaa dat meer is [naademaal] een yder die sijn Vaaderland, verkragten, verraaden, ofte eenig ander groot schelmstuk begaan soude willen; soude [daardoor] een seeker middel [soude] weeten, om het selven ongestrafd te konnen doen. Namentlik, met voorbedagten raade, eerst seer groote diensten aan sijn Vaaderland doen, om het selven daar naa ongestraft te konnen verraden en moorden. Sulks men [warelik] deese Ministers van Staat [soude men] seer wel soude konnen vergelijken, by een verfoejelik jongman, die omdat hy een langen tyd een Jonk-Vrow trouwelik heeft opgepast, de selve straffeloos soude verkragten: of wel by een ander jongman die onder den dekmantel van eerlike Liefde acces tot een schoon meisken verkreegen hebbende, seer naarstig oppast, alle diensten bewijst, en dus onder de caressen [570] het Herders uurtjen; (daar 't hem alleen om is te doen geweest) waarnemende debaucheerd, en schendig hare eere ofte maagdom roofd en voortaan tot syn Bysit begeerd te gebruiken voorwendende ende sig latende voorstaan, het selven door syn voorgaande diensten te hebben verdiend. En behalven deese schijn-heilige, schelmagtige Politiken; souden sig metter tijd nog anderen oopenbaaren, die by gevalle, ofte met een goede meeninge, eenige seer groote diensten den Vaderlande beweesen hebbende; sig souden laaten voorstaan, daar oover niet genoegsaam te konnen werden beloond, dan met haar Prins van den Lande te maken, Sulks, indien de Republik dat niet vrywillig doed, het hun geoorloofd soude weesen, de Vryheid te verkrachten. En deeze

Page 200: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 200 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

ambitieuse Ministers van Staat, mag men seer wel vergelijken by een onreedelike, ondankbare Soon, die volgens sijn schuldige pligt, sijn Vrouw-moeder uit den watere getrokken, en van der dood geredded hebbende, sig niet genoegd met alle 't gunt een eerlike Moeder aan haar Soon geeven mag, maar op voorwenden dat sy hem haar leeven schuldig is, segt soo veel van haar verdiend te hebben, dat sy sig gewillig tot byslaapen aan hem behoorde over te geeven, ende daarenboven syn slavin te werden; of dat het hem indien sy 't weigerd geoorloofd sal weesen, haar te verkragten, en dus sijn' vleesschelike lusten te voldoen alsmeede haar alsdan een veel harder slavernie op te leggen. Waarelik van beider slags Ministers ongestrafte attentaten, en prævaricatien heeft men in de Republiken der Nederlanden seer veele exempelen gesien, die ons hadden behooren te leeren, dat de Populare Regeering [571] aller eere waardig is, indien sy alle, jaa ook de uitsteekenste Ministers, en Ingeseetenen, door een gedurige vreese van straffe, noodsaakt in de weegen des Deugds gedurig voort te gaan. En voor de gemeene Ingeseetenen een zeer groote zeegen te zijn, dat de Populare Regeering tot een Hoofd, Imposten, en offensiven oorlog onbequaam is; sal mijns bedunkens ligtelik konnen werden begreepen, indien men gelieve te denken, dat alle waapenen, en penninge altijds werden gebruikt ten voordeel der geenen die des meester zijn. En dat daar-en-boven alles wat door die waapenen en penningen geconquesteerd werd, komt ten voordeele der geenen die de Conquesten sullen hebben te bestieren. Zulks het besten, dat van offensiven Oorlog, Imposten, en een Hoofd den Borgeren en gemeenen Ingezetenen kan overkomen, is, dat zy het vleesch koopen, en het spit wenden, sonder ooit van het gebraaden te eeten. Want voorwaar in plaatse van meede te eeten, werden zy gemeenelik dapper met het spit geslaagen; gelijk men dageliks in het verwoesten, branden, plonderen, en moorden, welk den onnooselen gemeenen Ingezeetenen, door den oorlog, overkomt, niet alleen van vreemde vyandige, maar ook van eige soldaten, siet. En daar-en-boven ziet men meest alle Landen, 't zy onder Monarchen, 't zy onder Republiken, verlooren gaan, wanneer sy ligtvaardiglik resolveren, en ook bequaam zyn tot offensiven oorlog, want hoe kloek een vegter is soo vind hy nog eindelik synen meester: ja dat meer is veele landen gaan verloren alleen door haare eige conquesten, die zy met gedurige groote kosten en geweld zoodanig niet konnen onderdrukken, dat zy niet by eenig ongeval [572] des Conquereurs, die gelegentheid waarnemen om te rebelleren. (In Victores victosque nunquam solida fides coalescit. C.Tacit Contentum esse suis rebus, maximæ sunt certissimæque divitiæ. In se magna ruunt. Lucan Vivitur exiguo melius. Gran nave vuol gran pensier. Groot is het Hof, veel moet'er of. Rek naar dek,) Dit blijkt nergens klaarder dan in de Hollandse conquesten. Als ook in Spanjen en Vrankrijk. Zulks die oorlogen om conquesten, weederom yder male te beginnen zijn. En vermits hier van de exempelen oneindelik zijn by die van Athenen, Sparta, Romen, Carthago, &c. die dikwils offensiven oorlog hebben gevoerd, zoo dunkt my, dat ik met regt besluiten mag: dat een populare staat, die sig standvastiglik op syne defensie houd, daardoor gewisselik langer sal blyven staan, als de andere formen van Regeeringe ofte State, die tot offensiven oorlog bequaam synde de selve ook dikwils teegen hare naburen voeren, ende met de kruik soo lang pleegen te water te gaan tot dat hy breekt en dienvolgende indien de Ingezeetenen van een Populare Staat meer als anderen, van deese grouwelen zijn bevrijd, en minder Imposten dragen, zoo moet men de zelven uitneemend gelukkig achten.En dit is 't gunt de Ouden ons hebben afgebeeld met dese Fabul.Als de gaaren verre-uitweidende, en springende Vorschen, den Ojevaar hadden gekooren tot haar militair Hoofd, op hoope dat sy niet meer uit vreese voor den Slange onder haren Esschen Balk schuilen, ofte daar naar toe vlugtende, haar leeven souden moeten bergen, maar dat sy nu selfs haren vyandt te lande souden vervolgen, en dooden konnen: zoo zeide de Schildpad, dat de Vorschen merkelik gelukkiger waaren, als hy, die alle sijn behoud, en vermaak binnens huis moeste [573] soeken, sonder eenige offensive wapenen teegen sijn' Vyanden te konnen gebruiken. Dog eindelijk gesien hebbende, dat den Ojevaar de Slangen te water niet vervolgde, en dat hy te lande de vrymoedige Vorschen niet min als de Slangen doodede, soo seide hy, og! wat heeft my de nature gelukkig gemaakt, my begiftigende met soo goede naturelike Fortificatien, dat alle tanden mijner Vyanden daar op konnen breeken. Og! wat is het een waaragtig

Page 201: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 201 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

spreekwoord: Nemo læditur nisi á se ipso. Aliquid mali propter vicinum malum ferendum. Niemand komt in ongemak, of hy helpt'er sijn selven in.En die alle quaad met quaad wil wreeken,Samsons kragt sal hem ontbreeken;Maar die kan lyden en verdragen,Vind hier sijn vyanden verslagen.Wat belangd de oproeren in Populare Regeeringen, is zeeker, dat de zelve aldaar gemeenelik, gelijk meest [oover] alle scheuringen ook, in hoedanige regeeringe het zy veroorsaakt werden door aansienelike ingeseetenen die haar eigen voordeel den volke als een gemeen voordragen konnen ofwel door de excessen der Magistraten, ofte Regeerders ontstaan. (Piscis à capite putet. In magna fortuna id æquius quod validius. C. Tac De Magtigen buigen altijds het Regt. Die boven sit die laat sig groeten, en treed de ondersten met voeten.) Maar vermits de populare regeeringen soodanig wel konnen werden ingesteld dat geenen Borgere ooit geoorlofd zy syne welspreekendheid te oeffenen met iets voor den volke te debatteren; soo is seeker dat de oproeren aldaar uit dien hoofde niet sullen onstaan en belangende het tweede vermits de Magistraets-persoonen in een Populare Staat door de kortheid der Regeeringe, zig met de wapenen haarer meede Ingezeetenen niet genoeg konnen versterkken; nogte door successien in Magistrature aansienelik makende, den naam van Edelluiden, [574] en de magt van dien verkrijgen; soo konnen sy geen grote excessen begaan, ofwel die begaan hebbende, en daar uit oproer onstaande soo werden sy daar over gestraft, of ten minsten zoo moeten zy gemeenelik in alle Populare commotien toegeeven, en toestaan, dat hier niewe ordren werden gemaakt, om gemelde excessen in het toekomende te beletten. En ten quaadsten gaande, als de meeste hevigheid geschied, besmetten eenige geringe Burgers hare handen met het bloed der onvoorzigtige, ofte qualik-regeerende Magistraats-persoonen, het welk den volgenden een Baaken in Zee strekt. Zulks dese oproeren te regt mogen werden vergeleeken by bange sweet-dranken, zonder welke de menschen, nogtans in quaadaardige koortsen niet konnende werden geneesen, zeekerlik een haastiger dood sterven. En dienvolgende, schoon genoomen eenige Magistraats-persoonen koomen te sneuvelen, door de commotie der Populare Regeeringe en des Graaws; zoo werd gemeenelik de Vryheid door de zelven nogtans vermeerderd; ofte ten minsten blijft het geheele Lighaam der Republike in weezen. Maar in andere Regeeringen is waaragtig, dat aan d'eene zijde de Regenten, groote magt en aanhang hebbende, daar door in haar excessen te stouter zijn: sulks, indien aan d'andere zijde de gemeente ook met een militair Hoofd voorsien weesende, ofte met een vasten aanhang (als, by exempel, Gildens, ofte diergelijke) in de wapenen komt, die twist niet werd bygelegd, dan met den ondergang van een der twee partyen, waar door de Ooverwinner nog des te baldadiger werd. En deese oproeren mag men seer wel vergelijken by [575] het aderlaaten of purgeeren in heete ziekten, waar door men den zieken de kragten verminderd, en de dood-steek geeft. Van welk zeer verscheide oproeren de eene der Republike voor- en de andere der Republike naadeelig, men zeer veele exempelen heeft gehad in de Roomse Republik; namentlik, tot den jare 620. naa het bouwen der Stad, waren alle haare oproeren geslist met woorden, en accoorden, die goede wetten hadden veroorsaakt. Maar vermits onderwylen die gedurige Raads-heeren, ad vitam, zich zeer magtige Edelluiden, en Bezitters van zeer groote Land-goederen, tegen de wetten, (Leges agrariæ,) hadden konnen maken, en een zeer vasten aanhang krygen; ofwel vermits de krygsooversten als Marius, Sylla, Julius Cæsar, Marcus Antonius, Augustus Cæsar verscheide jaren naa een oover het selfde krygsvolk hebbende het bevel gehad, een gewaapenden vasten aanhang kreegen zoo wierden alle volgende oproeren ge-eindigd met het bloed der zwaksten, zonder dat de Republik daar vooren eenig goed genoot. Ter contrarie, de onregtvaardigste, en baldadigste Overwinner, zong zeedert altijds: Quis tulerit Gracchos de seditione querentes? het bekende spreukjen, dat het onnoosele Schaap, beneden strooms drinkende, het water troubleerde.En vermits de onvoorsigtige ofte quaadwillende Schrijvers tusschen deese oproeren in Republijken, geen onderscheid maken, zoo is geen wonder dat deese populare commotien in het generaal zoo zeer werden veragt, jaa vervloekt.

Page 202: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 202 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Eindelik is waaragtig, dat alle geconquesteerde Steeden kostelik om houden zijn, en dat die overheerde Ingezeetenen hare Stad, tegen [576] eenig overkomend uitheems gewelt, niet hardnekkig beschermen willen. Zulks men alle die onkosten gedaan hebbende, om die conquesten, dat uitheems geweld gemeenelik eevenwel op den halse krijgt: als wanneer men syn reekeninge gemaakt hebbende door anderen te sullen werden beschermd, sig van geen eige defensive middelen heeft voorsien en dienvolgende gedurende de versche schrik pleeg ooverrompeld te werden. Sulks het ook klaar is niet alleen omtrent gedwonge maar ook vrywillige en verpligte Bondgenoten dat het hier gelyk ook [en het is klaar dat] tot conservatie van een particulier mensch veel beter is, zijn eigen lighaem wel te sterken, en met eige waapenen te beschermen; als op andere menschen vertrouwende, die met onse waapenen sterkende, daar naa te vreesen, dat zy de wapenen naar haar eigen welgevallen, zo wel tegen haaren weldoener, als tegen den eersten gemeenen vyand zullen gebruiken; want als in politie eige wapenen niet genoeg zijn, is men daar qualik aan, en niet overig als alliantien te maken; en die vrienden zijn goed, maer wee, diese van doen heeft: en tien dubbeld wee voor diese door syn eigen flaawhertige weereloosheid altyds van doen wil hebben. Dienvolgende zoo kan een yder ligtelik zien, dat het immers veel beeter waare, alle zijn eige magt tot versterkinge van zijn eigen zelfs te kosten te hangen, en daarna zig (in plaetse van de omleggende Steden te conquesteeren) te versterken met onderlinge goede alliantien, tot afkeringe van grooter gewelt. Het welk wederzijds zijne goede vrugten zekerlik zoude voortbrengen: Want een klein onderwin, brengt groote rust in. Maar die zijn voeten verre wil uitsteeken, moet wel toesien, dat hy deksels genoeg hebbe. Sulks het een groote volmaaktheid der Populare Regeeringe is, indien de zelve meer als eenige andere aan eene enkelde Stad is verbonden. En daar door meer genoodsaakt werd; de Vreede te betragten, [577] en naar te jagen, (Pax optima rerum. Pax una Triumphis Innumeris potior. Nulla salus bello, pacem te poscimus omnes.) Volgens Psalmen, en Speekwoorden, of Rijmen.Soekt en jaagd de Vreede naa,Oorlog brengt niet aan als schaa:Want, geen ooverwonne statOns kan strekken voor [geeven soo] een schat,Spijt hem diese ooverwint;Vreed is 't beste dat men vint.Maar die daar en boven de sake wel insiet sal bevinden dat de populare regeeringe seer wel kan bestaan uit veele steeden en provintien, welkers inwoonders hoofd voor hoofd uit den haren met de meeste stemmen jareliks hare gedeputeerden kiesen en met last om in de souveraine vergaderinge te stemmen, naar de daar toe geordonneerde stad of plaatse afsenden; twelk alle in 't bysonder seer wel is aangeweesen door J. Harrington in syn Commonwealth of Oceana. Sulks onnodig is hiervan breeder te spreeken. En dienvolgende dunkt my, ik nu wel zoude mogen besluiten, dat alles wel overwogen zijnde, de Populare Regeering de naturelikste, perfecste, reedelikste, vreedsamighste, en voordeeligste voor de Ingezeetenen is. Maar om den trand der twee voorgaande deelen te volgen, vind ik my verpligt mijn reedenkavelingen, ook met wijtluftige particuliere exempelen, te verklaren. En vermits ik meen waarachtig te zijn, dat genoegsaam alle oude schriften dies aangaande, door de boosheid ofte sloffigheid der menschen, niet dan helschijnende dingen groot agtende, zijn vernietigd: Zulks ons bynaa nietwes als eenige schriften der Atheniensen zijn overgebleven: zoo zal ik my vergenoegd houden met de zelve Republik, zoo veel my doenlik is, kort en klaarlik te beschrijven.

3.2 Chapter 12. [578] HET TWEEDE BOEK. Van de Populare Regeering, in het particulier, Atheenen raakende.

3.2.1 Een korte Historie der geschiedenissen, rakende de Regeering van Atheenen.

De oudheid, die, in den oorsprong der Volkeren, en oude Regeeringen te beschryven, zeer fabuleus, en onseeker is, zegt dat Atheenen, in Moyses tyden, namentlik, omtrent

Page 203: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 203 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

het jaar 2400 na de Schepping des Weerelds, zijn begin genoomen hebbende, (hier is gevolgd de Tijd-reekening van Helvicius) met zijn klein omleggend Landschap, van tien na-een-volgende Koningen is geregeert geworden, tot het jaar 2716, als wanneer de Koning Theseus, gemerkt hebbende, dat de Noordse Volkeren van tijd tot tijd Griekenland doorliepen en verwoesteden, zijn Atheniënsen radede uit hare elf verspreide Dorpjens, by een te gaan woonen in het Dorpjen Athenen, gelegen aan Zee, in het uiterste hoekjen Lands, alwaar zy, eensdeels meer uit den wege, en anderdeels alle by een zijnde, bequamer zouden wesen, om den Barbaren te wederstaan. Maar vermits [579] het was een zeer harde saak zijn oude Wooningen te verlaaten, om te gaan bewoonen een zeer onvrugtbaar Landt, van de Zee genoegsaam, of wel te landewaarts van zeer hooge onvrugtbaare Bergen, bepaald en omringt: en dat nog zonder het gemak van eenige de minste Rivier te genieten; zo moest deselve Theseus haar veel grooter vryheid daar, als elders te sullen laten genieten, belooven, (Plutarchus in Theseo,) namentlik, dat hy alle Inwoonders te samen zoude toelaaten, zoodanige wetten te maken, als zy by meerderheid van stemmen zouden goed vinden, en dat zy haare eige Magistraats-persoonen, om die te executeeren, zouden kiesen, mits dat de zelven wierden gekooren uit de Rijksten; voor zig nietwes behoudende, als het volk te mogen by een roepen, 't voorsitten in den Raad, en het gebied over de Krijgs-luiden in Oorlogs-tijden. Maar het bleek terstond, dat hy te veel magts had overgegeven, om zijn Rijk te konnen behouden: Want hy door Mnestheus, die gestijft was met de aansienelikste Burgers, wierd verjaagd. En naa dat die Mnestheus 23 jaaren had geregeerd, stierf hy, werdende in de Regeeringe gevolgd van Demophon, Theseus zoon.Deese Demophons zoon, ofte broeder, Oxynthes genaamd, succedeerde in de regeering omtrent den jare 2803. En deeze Oxynthes wierd gevolgd van zijn zoon Thymetes, dewelke zijn oudste broeder Aphidas gedood hebbende, om zelfs te [580] regeeren, na agt jaren regeerens, ook verjaagd, en Melanthus in zijn plaatse gekooren wierd.Deeses Melanthus soon genaamd Codrus, succedeerde, en hoewel hy, naar men zegt, zeer vromelik voor het vaderland vegtende, in een strijd, in 't jaar 2882 gedood wierd; soo begeerden nogtans de Atheniensen geen Koning meer te hebben; maar kosen een Prins voor zijn leeven, die van al zijn doen aan de gemeene borgerschap reekeningen zoude moeten geeven: Welke Staat van Regeeringe onder 13 Princen 315 jaaren duurde, namentlik, omtrent het jaar 3157. zijnde de Stad onder die grooter vryheid, veel meer als te vooren, in menschen en grootheid toegenoomen: maar eevenwel dagt en viel ook eindelik haar het juk van een gedurige opperste Magistraat al te swaar. En daarom kosen sy een voor tien jaaren; dog de zeste op het seste jaar, om zijn quaade regeering, afgezet weesende, soo kooren zy omtrent het jaar 3250 neegen persoonen, die alle te samen deselve magt van een, voor een jaar, en langer niet, souden hebben.Onder welke regeeringe der neegen (Archontes) Prinsen, en jarelikse Hoofden, de Stad nog meer in weelde toenam. En vermits de magt der rijkste Burgers, uit welken alleen de Magistraats-persoonen mogten werden gekooren, de anderen al te zeer drukte, tragtede Draco met scherpe wetten, en de crimineele vierschaar van 51 (Ephetæ) mannen, boven 50 jaaren oud, die excessen der rykste ingeseetenen in te toomen ontrent den jaare 3320. maar [581] te vergeefs, (alle de volgende Historien zijn genoegsaam getrokken uit de boeken van Herodotus, Thucydides, en Xenophon,) want in die groote en weelige Koopstad de excessen meer en meer toenamen, zulks aan d'eene zijde Chilon zig meester van de Republik hebbende getragt te maaken, en door swaare beroerten verjaagd zijnde; als meede vermits daar op volgde zoo schaadelike oorlog teegen die van Megara, om het besit van 't Eyland Salamis, dat die van Athenen, 't selven, hoewel voor haar neuse gelegen, niet alleen verlieten ende uit den oorlog scheideden [opgaven] maar ook een wet maakten, dat niemand, op lijf-straffe, voor het Volk propositie van dien oorlog te hervatten, zoude mogen doen: Zoo groeide de misnoegdheid allezins aan.En als niet lang daar naa, Solon had gemerkt, hoe qualik dat het volk van Atheenen bevonden was geweest, met sig selven in hare absolute souverainiteit door eenige wet de handen te binden; en weetende dat alle Burgers, met groot hertzeer het welgeleege Eyland in handen der Megarensen ziende, den oorlog begeerden; maar dat niemand, uit vreese der Wet, daar van tot het volk spreeken derfde, zoo veinsde hy uitsinnig te weesen, en zong in alle geleegendheid op de straten en de marktplaatsen daar de

Page 204: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 204 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

meeste Borgers by een waren vergaderd, rijmpjens die hy had gemaakt om het Volk den oorlog aan te raaden, het welk zoodanige werking deed, dat hy, (syn geveinsde uitsinnigheid hem voor grote wysheid toegereekend zynde wanneer hy die aflei) en Pisistratus tot Hoofden oover de Krijgs-luiden wierden gekooren, om dat Eyland in te neemen, en zy voerden het zelven seer gelukkelik uit; jaa dat meer is, dewijl die van Megara, om het zelven weeder te krijgen, zeer hardnekkig oorlog voerden, met groote nederlagen aan weederzijden; [582] zoo wierd eindelik dat verschil verbleeven, ten uitsprake van vijf gekoore Lacedemoniers. En door Solons beleid wesen zy dat Eiland den Atheniensen toe: door welke goede successen Solon zoo groote reputatie by zijn burgers won, voorneementlik, dewijl hy daar-en-boven wijs, en zeer eerlik van leeven was, dat hy op het jaar 3359 (Archon,) de eerste onder de negen jaarlikse Princen gekooren wierd. En alzoo de Stad in veele scheuringen vervallen was, wierd hem ook de magt gegeven de wetten te oversien, en te verbeeteren. Zeer rijk weesende, begon hy van zig zelven, quijt-scheldende aan alle die geld van hem geleend hadden, een gedeelte van den woeker, en stelde daar voorts maat op: waar mede hy veele menschen zig verpligtede. En om de rijksten niet te verbitteren, wierden zy, naar den rijkdom, in drie soorten verdeeld, en alleen tot de Magistrature kiesbaar verklaard. De vierde slag der Burgers, die alleen veel grooter was, als de andere drie te saamen, als bestaande uit geringe arbeiders, boots- land- en handwerk-luiden, behiel de magt, nevens de rijksten in haare wettige Vergaaderingen Wetten te maaken, en Magistraats-persoonen te kiesen. En verkreeg de geringste soort nu daar booven, dat zy in veele gelegendheeden oover beschuldigde Magistraats-persoonen het oordeel vellen mogt. Ook stelde hy in den Politiken Raad der Republiken, bestaande uit 400 jarelikse Raaden, hondert uit yder wyk der Stad, door het Volk gekooren. [583] En eindelik ziende dat hy door zijner nieuwe Wetten ongewoonheid, zeer gehaat wierd, ontweek, en ging tien jaaren in vreemde Landen reisen.Onderwijlen de Stad verdeeld zijnde in Strand- en Land-luiden[bouwers], zo wist de Veld-overste Pisistratus, by de geringsten van weederzijden zoo grooten aanhang te maaken, dat hy op 't jaar 3383. gequetst, en bloedig van het land in stad quam vlugten, zeggende van zijn vyandige mede-burgers namentlik de rykste soort die meest op het land woonde, zo mishandeld te zijn, en versoekende, ten einde het niet meer gebeurde, eenige Lijfwagters van het Volk: waar tegen de weder-gekeerde Solon zig in alle manieren stelde, nogtans verkreeg hy die, door de onverstandige drift en nydigheid der geringste borgers en het getal sijner lijf-wagters daar naa door de zelve konst verdobbeld, hebbende, nam hy 't Slot der Stad in, en maakte zig meester van de Republik zonder eenig bloed vergieten, alle Magistrature, en Wetten in haar weesen latende, en niemand daar naa eenige eer, goed ofte bloed beneemende. Evenwel wierd hy binnen drie jaaren door een conspriratie van Megakles, en Lykurgus, als een Tyran ter stede uitgejaagd.Maar eer het jaar 3394 ten einde was, rees soo groote tweedragt tusschen die twee, dat Megakles, onder de handt zijn Dogter aan Pisistratus belooft hebbende, hem weederom in de Stad bragt, daar hy terstond, alsoo groot meester als te vooren geworden zijnde, de Bruid wel troude, maar niet beslaapen wilde, om zijn [584] voor-kinderen, naar hy voor-gaf, niet te verminderen. En dit heelde die twee andere factien weederom zo aan een, dat Pisistratus zig genoodsaakt vond te vlugten, in het jaar 3397. Maar verdriet in zijn ballingschap te Euboëa krijgende; zoo radede hem sijn kloeke Soon Hippias een sprong te wagen, en daar op zo veel gelds en volks versameld hebbende als hem mogelik was, scheepte hy oover, en het Steedeken Marathon ingenomen hebbende, meenden hem de Atheniensers te verjaagen, maar zy zelfs geslagen werdende, quam hy triumphantelik in de Stad, daar zijn voorneemste vyanden uitvlugten moesten, in het Jaar 3404. Eevenwel vergoot hy niemands bloet: ter contrarie eerde hy zoo veel doenelik, den ouden Solon.En om dat Pisistratus nu zijn eige wapenen had, namentlik vremde gehuurde soldaten vestigde hy zig soo wel, dat hy die heerschappy aan zijn Soon Hippias naaliet. Maar Hipparchus, tweede Soon van Pisistratus, een jongman Armodius genaamd hebbende willen misbruiken, en daar naa nog desselven Suster schandelik onteerende, speet het zelven Armodius zoo zeer, dat hy, met zijn gesel, deesen Hipparchus doode in een volle vergadering, daar zy beiden ook terstond gedood wierden, in 't Jaar 3436. waar door aan de eene zijde Hippias, om zijn broeders dood t'onvreeden weesende alsmeede ook vreesende selfs gedood ofte verjaagd te werden, strenger regeerende, en aan de andere

Page 205: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 205 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zyde de Burgers meer misnoegt zijnde, de gevlugte aansienelike ballingen, vyanden [585] van Pisistratus, te Sparta woonende, al daar zoo veel vermogten, dat de Lacedemoniers, Hippias den Oorlog aandeden, en hy zig genoodzaakt vond Athenen te verlaaten, in het Jaar 3439.Dus quam Athenen, naa 36 jaaren slavernye, weederom tot zijn Vryheid, maar de gevlugten wedergekeerd zijnde, rees onder de voornaamsten twist, wie die verlaten Troon zoude bezitten, Clisthenes de swakste, vreesende in het geheel vernietigd te werden, trok alle Burgers tot zich, met tien Wijken, en zoo veel Wijk-meesters der Stad, in plaatse van vier, en 500 in plaatse van 400 Politike Raden te maken. Sulks Isagoras, te voren de sterkste, toen de Stad verliet, en na Sparta trok, alwaar hy die Republik zoo wist op te maken, dat zy haar Koning Cleomenes met krijgsmagt zond, om hem te herstellen, waar door Clisthenes met 700 Huisgesinnen verbannen wierd. Maar alsoo daar na gemelde Isagoras de Populare Regeering meende te vernietigen, en de Republik, Aristokratikelik te doen regeeren door 300 Raden, quamen de Burgers in de wapenen; zulks hy, met Cleomenes in het Slot vlugtende, beleegerd, en genoodsaakt wierd Athenen te verlaaten; gelijk ter contrarie Clisthenes met de 700 Familien weederom te Athenen quamen. En vonden zig de Atheniensen niet jegenstaande deese Burgerlijke twisten, zo wel, met geen Hoofd, ad vitam, der Republike te hebben; dat zy, en door de Lacedemoniers, en door [586] de Persen met Oorlog gedreigd zijnde, indien zy den gevluchten Hippias niet herstelden ende wederom tot Hoofd der Republike aannamen, rondelik antwoordeden: dat niet te willen doen, maar liever het uitterste verwagten.Onderwijlen had Themistokles met een vloot van 70 Scheepen die van 't Eiland Ægina geslaagen, en viel Darius, Koning van Persien in 't jaar 3458, op de Atheniensers, eerst met meer als 600 Galeyen, Euboëa inneemende. Maar de Atheniensers een heir [Leeger] hebbende van 11000 man, en daar oover tien Oversten, uit welken by beurten [die] yder zijn dag Veld-Heer was, keerden niet alleen Hippias buiten, maar sloegen ook dood in den jare [anno] 3459. onder Miltiades, omtrent Marathon, wel 6400. Persen [dood], die seeven Scheepen afterlaatende, wederom naar Asien vlugteden. Waar door Miltiades zoo groote reputatie bequam, dat hy van 't Volk 70 Scheepen versocht, en verkreeg, om zeeker secreet exploit, daar hy zeide der Stad veel aan gelegen was, te doen. Maar daar meede overviel en belegerde hy Parum, alwaar hy in zijn dye gequetst werdende, schandelik wijken moest; zulks hy weedergekeerd, van den halse aangeklaagd, in een groote geldboete gedoemt wierd, en korts daar op van zijn quetsure quam te sterven.Ondertusschen was in het jaar 3464 Xerxes gesuccedeerd in het Persise Rijk, en zoodanig door zijn Hovelingen teegen de Atheniensen en Lacedemoniers opgemaakt, dat hy, naa vijf jaaren gereedschap, met zoo groote Heiren te [587] Land en Zee, op haar quam af sakken, dat men tot heden nooit van diergelijke krijgsmagt heeft gehoord, zeggende Herodotus, dat in het Landheir alleen waren meer als seventien honderd duisend Soldaten, en op Zee 1208 groote Galeyen, behalven meer als 3000 andere mindere scheepen. Waar oover alle de andere Grieken verbaast stonden, niet dervende den Atheniensen ofte Lacedemoniers helpen; maar die gingen den regten weg in, om haare Vryheid te bewaaren: want om het Volk irreconciliabel te maken, doodeden zy de Gesanten der Persen zeer schandelik. De Atheniensen alleen bragten twee honderd Galleyen in Zee, en wederzijds zoo veel Soldaten te Land, als doenelik was. Door een storm verlooren de Persen omtrent 400 Scheepen. Terwijle Leonides een der Lacedemonise Koningen met de magt te Lande, de passagie der Bergen Thermopilæ, tegen de Persen bewaarde: en hoewel Leonides, kloekelik vegtende, dood bleef, zoo wierden nogtans meer als 20000 Persen verslagen. Korts daar aan wierden door een grouwelike storm, nog omtrent 200 Schepen, der aldaar onbedreve Persen geruineerd omtrent Euboëa. Waar door de Griekse Scheepen zoo gemoedigd wierden, dat zy omtrent Artemesium de Persise Vloot derfden bespringen, welke strijd aan weederzijden zonder Victorie eindigde hoewel het warelik voor de Grieken een seer grote seege was, met soo ongelyke scheeps-magt te hebben derven bespringen sonder ooverwonnen te werden.Ondertusschen trok Xerxes, van de Thebaners geholpen zynde, Griekenland in, welk de Lacede[588]moniers, met het Griekse Heir, de naute van Morea willende bewaaren, ten besten gaven. Zulks men te Athenen afkondigde, dat een yder zig, het besten hy konde, met alles wat hem lief was te bergen had, en daar op wierd de stad in 't geheel verlaaten

Page 206: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 206 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

(alle de Inwoonders zig in scheepen op Zee in de Eilanden, ofte in Peloponesus begeevende) en van de Persen ingenoomen. Het welk aan de eene zijde een groote verslagentheid, en aan de andere zijde zoo grooten moed gaf, dat de Persise Vloot, nu sterker als ooit, trok naa Zalamis, daar de Griekse Vloot lag, sterk in 't geheel drie hondert en acht en-vijftig groote Oorlog-Scheepen, behalven veele kleinen, waar onder alleen van Athenen 180, van Corinthen 40, de andere van de kleine omlegende Eilandekens waren in zee gebragt. In welke stand der saaken Aristides, door het (Ostracismus) Schelp-Vonnis uit Athenen te voren gebannen, te Zalamis by zijn vyand Themistokles die Admiraal was over de vlote van Atheenen quam, helpende die wonderlike victorie te Zalamis in den jare [anno] 3470 bevegten. Alwaar de Grieken wonnen, door grooter noodsaakelikheid en stoutheid in 't vegten, door beeter ordre en Zeemanschap, door meer bedreventheid en konste van swemmen. Sulks Xerxes de Scheep-strijd van het Land aangezien hebbende, en door groote verslagentheid oover een weg, om naa Persen te konnen keeren, bekommerd werdende, aan zijn Vloot ordere gaf, naa de Dardanelli te keeren, om de Scheeps-brugge aldaar te bewaren. Welk ver[589]trek de Grieken met den dage-raad vernamen, en Themistokles, Admiraal der Atheners, niet hebben konnen Euribiades, Admiraal-generaal der Griekse Vloote, beweegen daadelik naa de Dardanelli te zeilen, om de Brugge te breeken; zond een heimelike bode aan Xerxes om hem te verwittigen, alle haast te gebruiken, om oover de brugge te trekken, eer zy gebrooken ware. Het welk Xerxes zulks ontstelde, dat hy zijn Veld-Overste Mardonius met driehonderd duisend mannen, in Grieken-land, om het Oorlog te vervolgen, gelaten hebbende, met alle het andere Heir naar de Dardanelli trok; en vermits Xerxes de Scheeps-brugge t' zijnen ongelukke door storm gebrooken vond, moest hy te scheep oovervaaren, door welkers gebrek met alleen dit Heir, maar ook het andere, onder Mardonius gelaaten, in groote hongers nood, en daar door in peste, en ziekte, zoodanig quam te vervallen, dat uit die seeventien hondert duisend mannen, geen dertig duisend ooit weederom in Persen quamen.Onderwijlen in der Atheniensen Raad overlegt, en door Lycidas gestemd zijnde, dat men den Volke, Mardonius aanbieding tot vreede behoorde voor te dragen, wierd Lycidas door den Raad en het Volk; en zijn Wijf en Kinderen, door de Atheniense Vrouwen; als een Landverrader, met steenen gedood. En Mardonius deese grootmoedigheid der Atheners ziende, verliet haar onbevolkte Stad en onvrugtbaar [590] Land, naa dat hy alles verbrand en verwoest had. Zulks de Atheners onder haren Veld-Overste Aristides zig uit het Eiland Zalamis begevende, te Eleusis, op 't vaste Land, quamen by het Griekse Heir, onder den Spartaansen Veld-Heer Pausanias, te saamen sterk 99200 gewapende mannen, waar tegen het Persise Heir wel uit 300000 Barbaren en 50000 Grieken bestond. Waar op volgde die vermaarde slag omtrent Platea, alwaar de Persen zodanig geslagen wierden, in verscheide ontmoetingen, dat'er meer als 300000 mannen dood bleeven. En is wel aan te merken, dat de Persen altijds verlooren, om dat zy door hongersnood moesten en niet konden vegten dan [vegten], als het den Grieken, die zig altyd aan voordeelige plaatsen hielden, geliefde, als mede om dat de Grieken hier de lange pieken bedagten, waar mede zy voetknegten, de oovervloedige Ruitery der Persen konden te schande maken. Waar op ook volgde dat de Persise Vloot, in 't geheel, omtrent Samos, geruineerd en verbrand wierd. Naa alle welke neederlaagen de Atheners omtrent den jaar 3480. haare muuren weederom opbouden, en de Zeehaven merkelik verbeeterden.En alzoo het oorlog teegen de magtige Persen bleef duuren, maakten de Grieken een onderling verbond tot gemeene bescherminge, uit kragt van welk yder Bondgenoot zeeker getal scheepen ofte somme gelds te schaffen had. En vermits dit buiten de koopmanschap een van de voorneemste oorsaaken der [591] Atheniensen grootheid is geweest, moet ik daar van wijtluftiger spreeken.Athenen in een zeer bar land, maar aan zee leggende, moesten de Ingezeetenen noodsakelik vissen en koopmanschap drijven, waar toe, als meede tot alle handwerken, zoo voor Burgers als vreemde Inwoonders, eenparige Vryheid was. Sulks zy, daar door, eerst met de omleggende Landen begonden te handelen; en vermits zy, door haare volkrijkheid en onvrugtbaare situatie, veel raawe Waaren, en Koorn van nooden hadden, gingen zy het in de overvloedigste Landen te scheep zoeken, en dewijl alle de Landen, aan de Euxinise Zee geleegen, toen zeer veel uitleeverden, was haare principaale handel

Page 207: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 207 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

door de naawte by Constantinopol op die zee; eeven gelijk nu de Hollanders op de Baltzee in Oosten handelen. En die zelve Waaren bragten zy dan te Athenen, als in een pakhuis van alle Landen, aan de Middelandse Zee geleegen: zonder dat dieshalven, hoe groot ook de nood der Republike zy geweest, meer te samen voor uit- en ingaan der goederen zy betaald geweest te Athenen, als twee ten honderd: en hier tegen waren de Inwoonders met geenige Imposten op de consumtien belast: en op dat de Koopluiden in hare verschillen haast wierden gescheiden, was hier daar toe een bysondere Regt-bank; en is wel aanmerkenswaardig, dat men te Athenen de quaade Magistraats-persoonen alsoo strengelik, als de par[592]ticulieren, saftelik straftede: zulks het niet wonder was dat vele Vremdelingen daar wilden woonen. Daar-en-boven was zeer streng aan alle Ingezetenen verbooden, eenig Kooren door de Hellespont, ofte Dardanelli gehaald, ergens anders als te Athenen te lossen. Jaa dat meer is, het was allen ingeseetenen zeer streng verboden, aan anderen als Atheniense Koop-luiden zijn geld op renten te geeven. En was hier een fondamenteele Wet, geen Octroojen aan Particulieren, jaa niet aan de geheele Burgerschap, met uitsluiting van anderen te geven, dan met 6000 stemmen.De zaken dus staande, en het oorlog tegen de Persen, tot het jaar 3505 durende, zoo kan yder verstandig mensch ligtelik zien, dat de Atheners gedurende deese 47 jaren oorlogs haar aan-deel scheepen, met min kosten, en meer voordeels, konden tot beveiling der Zee opbrengen als ander Griekse Republiken die niet soo seer in negotie ende scheep-vaart bloeiden: Zulks meest alle de andere Bondgenooten, met de Atheners, eer langen tijd accordeerden, de somme Gelds te zullen opbrengen, mits dat de Atheniensers daar teegen de Scheepen leverden, en teegen de vyanden in zee bragten. En dus wierden de Atheniensers niet alleenlik absolutelik meesters van de Zee en Koopmanschap; maar dat meer is, zy geeselden, naar hun welgevallen, nu onder deesen, dan onder die dekmantel, met die Scheeps-magt, hare eige Bondgenooten, als zy niet vaardig genoeg waaren om de roeden te betalen.Ondertusschen hadden Pausanias en Themi[593]stokles, de een Veld-Heer en Koning der Spartaners, de ander Admiraal der Atheners, zoo veel eers ingelegt, dat zy, op de gonst van het domme Graauw en Soldaten steunende, zig gaarn meester van hare respective Republike zouden hebben gemaakt: zulks zy, ten dien einde, beiden onderling, en met Xerxes, den Koning van Persien handelende, en het zelven door een onderschepten brief aan den dag komende, ook beiden ontvlugteden, en een schandelik einde bequamen.Athenen nam onderwijlen ook zoo toe in weelde en menschen, dat zy naar verscheiden plaatsen Colonien bragten, en zoo baldaadig wierden, dat zy veeltijds tegen haare naabuuren oorlogden, en die deeden buigen, ofte somtijds hoewel zelden, ook slagen kreegen; waar Pericles sig seer aansienelik maakte, na dat omtrent den Jaare 3505 die glorieuse vreede met de Persen gemaakt, en in het Jaar 3519 het Oorlog der Atheniensen, tegen die van Sparta begonnen was; het welk acht-en-veertig jaaren duurde, en van Thucydides, niet min om- als verstandelik is beschreeven, waar in zeer veele aanmerkwaardige dingen te leesen zijn. Onder anderen, hoe de Atheners, de onderschepte Ambassadeurs der Spartaners na Persien, ongehoord doen dooden. Als meede hoe dat zy den eenen dag alle de gerebelleerde, en overwonne Mityleeners ter dood veroordeelen, en des anderen daags berouw krijgende, een boode afsenden om de executie op te houden, hoe[594]wel die te laat quam. Hoe dat zy naa de Victorie geen aangeboode glorieuse Vreede begeeren. Hoe dat Thucydides, veldoverste weesende der Atheniensen, en buiten schuld gemist hebbende te ontsetten Amphipolis, (eerst gefondeerd met een Colonie van 10000, Atheense Inwoonders,) en horende hoe qualik men nogtans te Atheenen van hem sprak niet derfde te Athenen keeren om aldaar sig selven voor den volke te verantwoorden: maar balling 's lands wierd. Hoe dat alle gerebelleerde Inwoonders van het Eyland Scio, als mede alle manbaare Inwoonders van Malta, om de zelve oorsaake werden door de Atheners gedood, ende de vrouwen en kinderen tot slaaven gemaakt.En omtrent dien tijd, het oorlog tien jaaren geduurd hebbende, wierd, door het sterven der vermaarde en krijgs-lievende Hoofden aan wederzijden, Brasidas en Cleon, eenigsins vrede gemaakt; maar in het jaar 3535 wierd de zelve genoegsaam wederom gebrooken, by dese gelegentheid: Die van Egesta, tegen die van Syracusen in oorlog zijnde, versochten hulp te Athenen: alwaar de eergierigste Burgers, voorneementlik Alcibiades,

Page 208: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 208 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

het zelven meenende een goede occasie te zijn, om zig meester van dat Eiland Sicilien, uitsteekend in grootheid, volk en vruchtbaarheid te maaken, het zelven voor het volk naar ouder gewoonte met hare opgepronkte reedenen ligtelik alsof 't een heilsame sake voor de Republike ware geweest doordrongen. Alcibiades wierd dan, als Veld-Overste te Zee en Land, daar naa toegesonden; maar in zijn afweesen, wisten andere Borgers door hare welsprekende reeden soo veel by het volk uit te werken dat hy als de Beelden der Gooden geschonden hebbende, warelik om hem het generaalschap te ontneemen, waardoor [dat] men vreesde, hy zig meester van de Republik zoude maken, ter dood gedoemd wierd; Zulks hy vluchtede tot de Spartaners, hulpers der Syracusers, en by gevolge [595] vyanden der Atheniensen, in welke Siciliaanse Oorlog de Atheners vervolgens vijf groote nederlagen kreegen; en de leste zoodanig, dat hare Veld-Oversten Demosthenes en Nicias, met haar Heir-legers zig op genade en ongenade oovergegeeven hebbende, wierden gedood, omtrent den jaare 3540. Zulks die van Euboëa, Lesbos, Scio, en Erythra afvielen van de Atheners.In alle deese ongemakken droegen de Atheeners zig zeer mannelik, tot dat Alcibiades niet alleen de Lacedemoniers en Persen teegen de Atheners in oorlog bragt, maar ook de aansienelikste Burgers zoodanig aan zijn snoer kreeg, dat zy heimelik doodeden, Androkles, met nog eenige andere Liefhebbers van de populare Regeering; en dezelve Conspirateurs op de markt by een gekomen weesende, om de kragt der populare regeeringe te breeken, riepen oopentlik uit: dat voortaan niemand geld, wegens het verschijnen in de vergaaderinge des gemeenen Volks, had te ontfangen, als de Soldaaten alleen, en dat ook niemand, als 5000 der aansienelikste Burgers, voortaan stemme in de Vergaaderinge zoude hebben, als mede dat alleen uit de zelven zoude werden gekooren een Raad van vier-honderd mannen, die alles naar haar welgevallen regeeren, en de vijfduisend by een roepen, ofte ongeroepen laaten zouden. Welke 400 Raaden siende dat de magt der Republike by haar alleen was, soo wanneer de 5000 niet vergaderd waren, de selve nooit by een deeden roepen: maar de Stad in 't kort vervulden met bloed, banden, en ballingschap van eenige aansieneliksten deeser 5000, ofte wel der andere Burgers gewoon zig zelven en anderen te regeeren, maar niet geregeerd te werden. By welke [596] Misnoegden zig voegde het Atheniense Heir te Samos, dat Alcibiades tot haar Capitain koor: Want hoewel hy waarelik oorsaak van deese heersching der weinigen mogt gesegt werden te zijn, zoo hielden nogtans die vier-honderd Raden het spel in; met dit aansienelik Hoofd buiten regeering, ja Stad te houden: en bestonden een Kasteel te maaken aan de Haaven, om de geringe see-varende luiden die meest daar woonden, en seer grote liefhebbers der populare regeeringe waren; alsmeede geheel Athenen te konnen dwingen. Maar terwijle deese vier honderd Raden daar mede besig waren, conspireerden Theramenes, Aristokrates, en eenige andere misnoegde Raden, als mede veele gemene Burgers te samen; en naamen schielik, buiten Stad, in de Zee-haaven, Alexikles den voorneemsten der niewe Regeeringe, gevangen, in 't midden der Soldaaten, die het zelven niet aantrokken, alsoo de Handaadigen riepen, dat het alleenelik was om de vervalle Regeering der 5000 Burgers, daar de Soldaaten ook in gebeneficeert waren, op te regten. En daar op moesten de 400 Raden de Regeering, sonder eenig bloed vergieten, overgeeven. En koos men den Raad van 5000 man, waarin zouden komen alle Burgers, die de Republik op haar eige beurs, met wapenen dienden; en wierd een fondamentale wet gemaakt: dat geen Magistraats-persoon, voor, ofte uit zijn bediening, eenig loon, ofte giften zoude mogen ontfangen; maar dat hy uit suivere liefde tot zijn Vaderland daar toe verpligt, en door de eer daar toe genoeg opgewekt behoorde te zijn. [597]Ondertusschen had de Oorlog tegen de Spartaners geduurd, alwaar de Atheniensen met deese Regeering (die Thucydides zeer prijst) sig wel droegen. Kiesende tot Veld-Ooversten Thrasybulus, Conon, en den balling Alcibiades, die triumphantelik in zijn Vaderland keerde; en met zeer absolute onbepaalde magt teegen de Spartaners en Persen gesonden wierd; maar om dat hy daar ongelukkig was, wierden tien andere Ooversten gekooren, waar onder Conon, die de Lacedemoniers op Zee seer loffelik sloeg, hoewel 10 zijner Capitainen, beschuldigd zijnde, door de vrienden der overledenen, veele schipbreukige Burgers, die op een Eiland gebergd waren, van de Vyanden te hebben laten vermoorden, gedoemd, en ses gedood, [wierden] Gelijk ook daar na, als haar

Page 209: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 209 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

onschuld meer was gebleken, de Beschuldigers gestraft wierden. Door welke victorie, de Atheners de Spartaanse Vloot zo zeer veragteden, dat zy, omtrent de Dardanelli, in een zeer onseekere Haven, dageliks in het Land om voeragie, ofte verversching gaande, en haare Schepen verlatende, door Lysander overvallen, in't geheel geslagen, en alle gedood wierden. En de Lacedemoniers vervolgden hare victorie zoo wel, dat Lysander met zijn Vloot terstond voor de haven van Athenen, en Pausanias met zijn Heir te lande voor de poorten was. Zulks de Atheners, naa vijf ofte ses Maanden belegs, zig, op het 3549. jaar van de Schepping der Wereld, moesten [598] over geven: op conditie, dat de wel gevestigde Voorstad Piræum soude ontmanteld werden ofte om klaarder te spreeken dat haare wonderlike muren aan de Haven, (booven zoo breed dat twee wagens daar op malkanderen konden wijken,) zouden afgebrooken werden, en dat zy alle haare Oorlog-schepen, 12 uitgesonderd, zouden oovergeeven, als meede alle ballingen weeder in laaten, en dat alle Vrienden en Vyanden der Lacedemoniers, de haaren zouden weesen. En gelyk de victorien der Atheniensen gemeenelik daar in alleen bestonden dat sy in de ooverwonne steeden een populare regeeringe invoerden, ende dat volk tot hare bond-genoten aannamen; alsoo genoegden sig de Lacedemoniers gemeenelik met in hare geconquesteerde landen een Aristocratike regeeringe op te regten: sulks in gevolge van deese maximen, het volk te Atheenen [Het volk] ten overstaan der Spartaanse Ooversten, daar op 30 mannen gekooren hebbende om alle Wetten en ordre te reformeeren, en voortaan als Raden de Republik te regeeren; soo vertrok Lysander met de Spartaanse Vloot. En de 30 nieuwe gekore Wetgeevers stelden van tijd tot tijd, het afkondigen der niewe wetten uit, terwijle zy alle Raden en Magistraats-persoonen, naar haar welgevallen, ordonneerden; toen deeden zy (omnia mala exempla bonis initiis orta sunt. Liv.) eerst vangen veelen die, door haar quaad leeven, allen goede Burgers tot een last waaren geweest, sulks de zelve door deesen niewen dertig-leedigen Raad sonder schroom veroordeeld wierden. Maar daar naa van Lysander eenige Soldaten verkregen hebbende, quansuis om nog eenige Boosdoenders zonder schroom te konnen straffen, verpligteden zy zig eerst den Kapitain der zelven; en bestonden daar naa te doen vangen en dooden (op gesogte pretexten) allen die zy meenden haar meest in den wege te zullen wesen; en ziende hoe zeer daar over gemurmureerd wierd, kooren zy 3000 Burgers om neevens haar te regeeren, die dageliks gewa[599]pend gingen; en alle de waapenen der andere Burgers in 't Slot gevoert hebbende, wierden zy stouter, doodeden veele rijke Ingezetenen, alleen om haare goederen te konnen confisqueeren; en daar onder wierd ook gedood de deugdsaame Theramenes: sulks eindelik wel 1400 Burgers gedood, en wel 5000 uit de stad gevlugt zijnde, Thrasybulus met de gevlugten eerst de Stad Phile, en daar naa Piræum de haven van Athenen in neemen konde: alsoo in dat gedeelte der stad t'allen tyden de koopluiden en schippers woonden, ende dat die altyds dappere yveraars voor de gemeene vryheid waren, dewyl waarelik daarin alle der selver behoud bestond. [innam] Waar op gevolgd zijnde, dat de Soldaaten der 30 Tyrannen, (dus wierd deese Raad te Atheenen genaamd) in plaaste van Thrasybulus te verjaagen, zelfs geslagen wierden, soo verlooren de 30 Tyrannen alle moed, voornementlik, als zy des anderen daags saagen dat uit de 3000 gekooren Burgers, weinigen, en geen, dan die aan haare schelmstukken deel hadden, haare Regeering goed keurden; ende soo verlieten zy de Stad Athenen, alwaar uit yder wijk een man, ter bewaaringe der Stad wierd gekooren, en zonden de zelven, soo wel als de 30 Tyrannen, Gesanten naar Sparten om hulp, sulks Pausanias, met een Heir gekomen, Piræum bevegtende, en afgeslagen zijnde, vond de Raad te Sparta goed, dat Vreede wierd gemaakt, op conditie dat de 30 Tirannen, en de 11 mannen, die alle haare wreede vonnissen hadden geexecuteert, nevens de 10 mannen die binnen Piræum geboden hadden, moesten, en dat alle anderen mogten vertrekken, naar Eleusis: en daar op wierd de Populare Regeering in 't geheel weederom hersteld, met een volkome vergeting en [600] Wet, Amnestia gesegt. Welke regeering der 30 Tyrannen dus, in 't selfde Jaar 3550 een begin, en einde nam.Waar naa de Lacedemoniers, nu door voorspoed ook al te baldadig geworden zijnde, veele oorlogen voerden, zoo teegen de Persen als Grieken, alwaar haar Koning Agesilaus zig zeer wel queet, en de Atheense Overste Conon nog beter: Want hy, deese occasie waarneemende, in weerwille der Lacedemoniers, de omverre geworpe muuren van Athenen zeer haastig opboude: waar op naa veel oorlogs-gevallen, heen en weder met

Page 210: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 210 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

groote schaade, in het Jaar 3562 te Antalcis vreede gemaakt wierd tusschen de Persen en Atheners aan de eene, en de Lacedemoniers aan de andere zijde, op billike en dragelike conditien. Nogtans ontstond omtrent den Jaare 3571 oorlog tusschen de Spartaners, of Lacedemoniers, aan de eene, en de Atheners met de Thebaners aan de andere zijde, waar de Atheners haare vreede afsonderlik maakten; en de Thebaners onder haare Oversten Epaminondas en Pelopidas, doodeden in den slag te Leuctren meer als 4000 Spartaanse Burgers, in 't Jaar 3578. sulks de Spartaners hier door zoodanigen krak kreegen, dat zy, 500 jaaren naar de Heerschappye oover Grieken gestaan hebbende, het hoofd nooit weederom te boven staaken, voorneementlik, als zy omtrent den Jaare 3592. te Mantinea weederom door Epaminondas geslagen wierden; en dat [601] Philippus, Koning van Macedonien, als mede zijn Soon Alexander de Groote, geheel Grieken-land genoegsaam onder het Juk bragt.Onderwijlen voerden de Atheners wederom een tijd lang oorlog, teegen eenige afgevalle Eylanden, ofte Bondgenooten, en wierd door een gemeene vreese weegens de Persen dat oorlog bygelegt. Waar op de Atheners, Philippus aanwassende grootheid willende balanceeren, teegen den selven een seer magtig heir ten velde bragten onder Demosthenes, en nogtans van Philippus omtrent den Jare 3611. by Cheronea zoodanig geslagen weirden, dat zy nooit wederom tot hare voorgaande grootheid quamen. Voornementlik, om dat daar na Alexander, Philippus Soon, van de Amphictyonise, generale Vergaaderinge der Geunieerde Grieken, Kapitain Generaal gemaakt wierd, en dat de selfde Alexander omtrent den Jare 3614. de Persen onder Darius quam te ooverwinnen: Want hoewel de Lacedemoniers naa de Persise Victorien een harde slavernye vreesende, meest geheel Griekenland, onder haaren Koning Agis in de waapenen teegen Alexander hadden gebragt; soo wierden zy nogtans, door desselven Luitenant Antipater, in 't geheel verslagen.Maar alsoo Alexander korts daar aan zonder kinderen quam te sterven, zijn soldaaten in Persien muitineerden, en alle de Gouverneurs, ofte Krijgs-Oversten zig meesters hunner aanbevoolen plaatsen maakten, zoo hitsten de Atheniensen door Demosthenes alle de Grieken zoodanig [602] op, om de verloore vryheid wederom te bekomen, dat zy een magtig heir te Velde bragten, en Antipater versloegen; dog alsoo de selve een groot secours uit Sicilien kreeg, en aan alle de Grieken afsonderlik zeer groote conditien van de Vrede presenteerde, om dezelve te scheuren, het welk hem gelukte, zoo bleef hy, en nog eenige volgende Koningen, regeeren in Macedonien. En gedurende de regeeringe der Macedonise Koningen, waren alle Griekse Republiken gedurige veranderingen en geweldige oproeren onderworpen, tot dat eindelik, omtrent den jare 3740. die van Etholien, om zig teegen den Koning van Macedonien te beschermen, te hulp riepen de al-dwingende Roomse Republik, waar onder niet alleen de Macedoniers ende alle de Grieken, jaa ook selfs de Etholiers die haar te hulp geroepen hadden maar ook de geheele Weereld zig moest buigen.Dus verloor ook Atheenen allesins zijn eyge regeering werdende van een andere Dependent, het welk de ongelukkigste stand is, die een groote Stad en voornementlik een groote, op koophandel gefondeerde stad kan ooverkomen; en quijnde Atheenen allengs, tot dat de Turkse Keiser Mahomet de Tweede, in het jaar 1453. naar Christi geboorte Constantinopelen ingenomen hebbende, de Stad Athenen in het jaar duisend vier honderd vier-en-sestig, (ofte het vijf duisend vier honderd vier-en-sestigste jaar naa de schepping der Weereld,) in het geheel tot den grond toe vernietigde, hebbende omtrent drie duisend en vier en-sestig jaaren gestaan. Welke duursaamheid eener [603] Stad, my dunkt te vereischen, dat men haare oude fondamenten, waar op sy gestaan heeft, niet alleen door een korte Historie der geschiedenissen opgrave; maar ook door een' beschrijving der regeeringe, aan den Leeser in het volgende Capittel voor de oogen stelle.

3.2.2 Van de Regeeringe der Atheense Republike.Een yder stond vry te Athenen te komen woonen, en daar alle Vryheid en Regten nevens de Burgers te genieten, (behalven het Regt van stemmen [en] in de Regeering ende in de

Page 211: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 211 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Magistrature gebruikt te mogen werden,) mits betalende jareliks yder man (12 Drachmæ) ses schellingen, en yder Vrouw (6 Drachmæ) drie schellingen Vlaams, ofte 18 stuivers.En de Regeering der Stad Athenen aangaande, hoewel [vermits] de zelve op een tijd niet gebragt is geworden tot hare volmaakste stand van Populare Regeering, zoo sal ik de selve nogtans considereeren in hare meeste glans en kragt van Vryheid voor de gemeene Burgers.Als de zoonen van een Atheniense Vader, (en, volgens Pericles restrictie, ook van een Atheniense Moeder) ten ouderdomme van vijftien jaaren gekomen waren, moesten de Ouders, ofte by gebreeke van Ouders de Voogden, voor de Wyk-[Bon-][604]meesters verschijnen; en, de namen der zelven, op seekeren bepaalden tijd, aan haar Wyk-[Bon-]meesters bekend gemaakt hebbende, sweeren, dat dit hare wettige zoonen waren. Het welk gemelde Wyk-[Bon-]meesters toestond binnen drie jaaren te ondersoeken; die verloopen zijnde, wierd de zelve Jongman, op de zelve wijse, gebragt voor anderen, die hem den Borger-eed afnaamen, ende deeden sweeren dat hy de Goden van het Vaderland zoude eeren, en dat hy sijn Vaderland getrouw beschermen, en overal gaan zoude met wapenen, tot het 60 jaar syns ouderdoms, [sijn] daar men't hem gebieden zoude; als mede dat hy de Wetten gemaakt, ofte noch te maaken, zoude gehoorsamen. Maar als men een Vreemdeling Burger zoude maken, moest het geschieden met 6000 toestemmende Burgers.Alle Burgers hadden regt te verschijnen in haare groote Vergaderinge, om alle Oorlog, Vreede, nieuwe Wetten, af en aan, Magistraats-persoonen om die te executeren, 't zy in Vreede, 't zy in Oorlog, te maaken, waar toe drie bysondere dagen, in 35 waren geordonneerd op welken sy moesten by een geroepen werden: jaa dat meer is alle Borgers daar verschynende kreegen seekeren penning tot haar loon, op dat die vergaderingen niet ligtelik souden werden versuimd. Maar extraordinaris mogten zy ook werden by een geroepen met meerderheid van stemmen der (Strategoi;) tien Veld-Ooversten, of der (Archontes;) negen Princen. Ordinaris was dit het doen der, (Senatus in Prytaneatu) 50 voorsittende Raadsheeren, Prytanes genaamd. Alle welken des daags te vooren de pointen, waar van men handelen soude, op de hoeken des markts en straaten hebbende doen [605] aanplakken, moesten ten dage der Vergaderinge alle Winkels werden gesloten, en de Roepers op gewoonelike straffen uitroepen, dat yder Burger had te verschijnen op de markt, dewelke, volgens de verdeeling der Stad, in tien Wijken, en yder Wijk in seventien Bonnen, met zeilen was afgescheiden, ten deelen tegen son en regen, ten deele om beter ordre. Want de offerhande geslacht, en onder een grouwelike vervloekinge, eed, van 's Lands welvaren te zullen betragten, gedaan, als mede een yder in zijn Wijk en Bon verscheenen zijnde, wierd in yder Wijk gekooren, door het lot (Proédros) een Voorsitter, behalven in die Wijk, welkers 50 Raden op dien tijd de ordinaris Lands-saaken te besorgen hadden, alsoo die President der 50 Raden, zonder eenig lot, (Epistates) Voorsitter van zijn Wijk was, en boven de andere negen voorsitters zijn plaatse nam, om die Vergadering te bestieren. En ten zy alle dit voor gegaan ware, had dese vergadering der Burgers gantsch geen magt ietwes te handelen; in alle aangename saaken wierd gestemt, in onaangename, (calculo) geballotteert. Eerst wierd ondersogt, of eenig avis der genen die de Burgers hadden by een geroepen, den Volke behaagde: Indien neen, was het yder eerlik Burger 50 jaren oud, en aan de Republik nietwes schuldig zijnde, geoorloft zijn eigen avis te seggen; ende met de beste reeden en welspreekenheid des doenelik te bekleeden, als meede het gevoelen van anderen teegen te spreeken ende te weederleggen en by soo verre die swegen, mogten de jonger Burgers nieuwe avisen voorstellen. En dus wierden hier in yder Wijk en Bon de Stemmen [606] vergaderd, met de meeste besloten, en alle saken van Politie, Iustitie, Militie, en Finantie afgehandelt, en den ordinaren Magistraten te executeeren, ofte te versorgen bevolen. Eenmaal des jaars, ten seekeren dage, moest dese Vergaderinge der geheele Burgerye, alle de Wetten der Republiken voor goed keuren, ofte daar in eenige veranderinge maaken.En in plaatse dat men in eenige Republiken by extraordinare voorvallen een Dictator, ofte een Hoofd voor seekeren korten tijd pleeg te kiesen, ter straffe der uitsteekenste Ministers van Staat, of Burgeren, soo wierd te Athenen gebruikt het Schilp-regt, ofte Ostracismus, zynde [welk Ostracismus was] een zeer goed middel om de Republik te

Page 212: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 212 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

verlossen van Burgers, die door haar uitsteekende, 't zy gebreeken en misdaaden, 't zy deugden en groote gedaane diensten, aan de Republike ende de Stad tot een groote last waren; want daar was een zekere dag gesteld, dat yder Burger, boven de sestig jaren oud zijnde, de naam van eenig Inwoonder, die hy begeerde, dat tien jaaren, sonder krenking van eere ofte goed, uit der Stad woonde, in een Schilp, mogte schrijven. En indien meer als 6000 zoodanige Schilpen, in zeeker vat geworpen, wierden geteld, moest een Inwoonder, die met de meeste beswaart was, vertrekken. In dese geleegentheid moest de Tresorier Generaal, gelijk ook in verscheide andere, aan yder Burger, die gestemd had, tellen een half Dragma, zynde eene stuiver en een half op dat des te meer Borgers tot soodanige gewigtige Saken en Vergaderingen souden werden aangelokt, ende des te min Borgers de Republik versuimen souden. [607]De Burgers jaareliks op seekeren dage vergaderd zijnde, mogt een yder, die daar toe meende gequalificeert te wesen, volgens ouderdom en schattinge in zijn Wijk, zijn naam op een briefken geeven, welke alle in seeker vat gedaan, en daar uit wederom by loting getrokken; als mede in een ander vat soo veel Boonen, in 't geheel als op gemelde briefjens geteekende of genaamde Burgers, waar onder vijftig witte, gedaan, en gelootet weesende; waaren dezelve, op wiens naame de witte boonen getrokken waren, Raads-Heeren voor een jaar: ten waare de Raad selfs iemand der Getrokkenen wilde aanklaagen voor de ordinaris Regters, als deeser eere onwaardig te zijn; naar welkers uitspraak de zelve bleef, ofte een ander gekooren wierd. Dese Raad dus uit 500 man, of 50. uit yder Wijk bestaande, behalven de neegen Princen, die hier ook altijds sitting hadden wierd gelotet, welke Wijk eerst, de tweede, de derde, de vierde, &c. haar (prytaneia) wagt soude waarneemen, voor 35 na eenvolgende dagen. En de vijftig Raaden dien dat te beurt gevallen was, looteden uit den haaren wie op sijn beurt eenen dag (Epistates) President soude weesen: welke President uit ydere Wijk een Raads-Heer moest kiesen tot (Proédros) Voorsitter, om nevens de Wijk, die de wagt had, het ooge te houden. Deese 59 Raden quamen alle dagen by een, en moest een yder, 't gunt de Politie ofte Militie, en de Republik in het geheel aanging, aldaar bekend maaken. De Presi[608]dent bewaarde het Groot-zegel, en een Slootel van de Schat-kist en bestierde dese Raad, in alles wat hier voor quam. Dog ietwes buiten hare instructie voorvallende, en geen der drie ordinarii dagen in 35 geordonneert, ter vergaderinge der 500 Raads-Heeren konnende afwagten, riepen zy, met meerderheid van stemmen, den Raad van vijf-honderd by een, en die het selven ook niet konnende afhandelen, wierd gedelibereerd, wanneer, en wat men den Volke zoude voordraagen: Want in soo een geval, volgens meerderheid van stemmen deses Raads, alles in de Vergaderinge der Burgers, en andersints ook niet, mogt werden gedaan. Geen ordre, door dese Raad gegeven, had kragt boven een jaar, ten waare de zelve van het Volk wierde geapprobeert, en tot een Wet gemaakt. Het ordinaris bestier deeses Raads was omtrent Oorlogs-saaken, zoo ter Zee als te Lande, en de geld-middelen te versorgen, als mede de ordinaris Stads-saken van Politie.By meerderheid van stemmen, en niet by lootinge der Burgers, wierden jaareliks gekooren neegen Mannen, (Archontes) Princen genaamd, oud booven 50 jaaren, uitsteekende in rijkdom en deugd, gebooren van Vader, Groote-Vader, en over Groote-Vader; als mede van Moeder, Groote-Moeder en over Groote-Moeder Atheniensen. Welke neegen met meerderheid van stemmen de Burgers mogten vergaderen, en aldaar [609] de propositie doen, gelijk zy ook t'allen tijde in den Raad van 50 en 500 mogten verschijnen, en stemmen.In't bysonder was het dus met haar dienst gesteld: de eerste, eigentlik (Archon) Prins genaamd, had het opsigt op de Feest-daagen van Bacchus en Apollo. En met twee, door hem geassumeerde Regters, mits die alvorens door den Raad van 500 geapprobeerd waren geworden, sprak hy regt tusschen Man en Wyf, Ouders, Kinderen, Bloed-Vrienden, Erfgenaamen en Weesen, ter eerster instantie.De twede (Rex) Koning genaamd, was genoegsaam Advocaat fiscaal in 't civil en 't crimineel, en met twee, insgeliks geassumeerde, en door 't Senaat geapprobeerde Regters, wees hy vonnis in verschil, van Priesterschap, godloosheid, en dood-slagen. Alle 't gunt wegens de Princen in den Raad van 500 wierd voorgedragen, moest door hem geschieden.

Page 213: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 213 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

De derde (Polemarchus) Krijgs-Overste genaamd, had opsigt over de Kerken van Diana en Mars, en over de Krijgs-saken. En met twe door hem geassumeerde Regters, en door het Senaat, ofte Raad van vijftig geapprobeerd, wees hy 't Vonnis tusschen Vremden.De andere ses (Thesmothetæ) Wetgevers genaamd, hadden de voornaamste sorg over het observeeren der Wetten; sulks zy oordeelden als yemand beschuldigd wierd, van t'samen-rotting, van gaaven ontfangen te hebben, van calumnie ofte val[610]sen aanklagt, en van overspel: als meede als iemand beschuldigd wierd geen Burger, maar een vremdeling te zijn.En van de uitspraak aller deeser neegen Princen, mogt werden geappelleerd voor hooger vierschaar, gelijk de Princen ook alle saaken tot de vierschaar der Areopagiten, als tot een hoger Rechtbank mogten brengen.Wanneer het Jaar deeser neegen Princen ten einde was, wierd door een Uitroeper afgekondigd, dat een yder, die oover 't bewind der Princen te klagen had, 't zelven dede ter plaatse en tijde daar 't hoorde. Also die niet veroordeeld wierden qualik gediend te hebben, in qualiteit als (Archontes) Princen, gequalificeerd zouden werden te verschijnen (ad vitam) haar leeven geduurende in den Areopagitisen Raad, welke Areopagitise Raad bestond [bestaande] uit een onzeeker getal; namentlik, uit zoo veele leeden als oit Princen waren geweest. Haare ordinare Jurisdictie, gelijk als voor deesen vermeld, wierd gefondeerd door appel, en daar-en-boven hadden zy ter eerster instantie, ofte by preventie, het opsigt oover het executeeren, ofte observeeren van alle Wetten, Landverradery, moorden, geleyder lage, vergif, brandstigtery, en diergelijke Hals-saaken. Ook waaren zy Censeurs, ofte Bestraffers van alle gewoonten. Sy vergaaderden driemaalen des maands, op seekere dagen, ofte extraordinaris, zoo dikwils als zy door de Princen wierden by een geroepen. En [611] naa dat zy partyen weederzijds tweemaalen hadden hooren spreeken, weesen sy het vonnis met (calculis,) balletjens, en deeden het zelven executeeren. Voor de tijden van Pericles waren de Areopagiten in haaren dienst het oordeel van niemand onderworpen. Maar die wrogt uit, dat dezelven, gelijk als alle andere Magistraats-persoonen jareliks rekening van haar doen te geven, onderworpen wierden aan de Burgerschap.Uit ydere wijk wierd jaareliks gekooren een Burger, wien bygevoegd wierd een Schrijver, maakende te saamen elf persoonen, die op der daad schelmen en dieven vangen mogten, als meede in verseekeringe neemen alle anderen, wanneer sy daar toe door de gewonelike Regters gelast werden. Deese elf bewaarden de Gevangens, en moesten ook de Gecondemneerden dooden.Jareliks wierden met meerderheid van stemmen der Burgers, gekooren tien (Strategoi) Veld-ooversten, uit ydere Wijk een, wien de (Polemarchus) Krijgs-ooverste, als zy, tien Veld-oversten, te velde trokken, wierd bygevoegd, op dat zy alle zaaken, met meerderheid van stemmen, souden mogen handelen. Deese mogten werden gecontinueert, en hadden de magt de Burgerschap by een te roepen. En dus wierden hier ook (Nauarchoi) Admiraalen, en (Trierarchoi) Kapitains ter Zee gekooren.Met de Finantien was het dus gesteld: De gekoore Ontfangers der Domainen, verpagteden [612] alle Land-goederen; en tollen aan den meestbiedende, die, ofte haare borgen, ten gesette tijden niet betalende, dubbeld daar naa moesten betaalen.Ook wierden jaareliks gekooren tien Ontfangers der schattingen, soo der Burgers, als vreemde Inwoonders.Daar-en-boven wierden ook jareliks uit ydere wijk door de Burgers gekooren een Ontfanger der Boeten.Ook waaren hier 10 Ontfangers van het Tribuit dat de Bondgenooten jaareliks moesten betaalen; en dit was het grootste inkomen dat de Republik had.En boven alle ontfangers was de Ontfanger Generaal; die voor vijf jaaren gekooren wierd, en gecontinueerd mogt werden zoo lang men begeerde.By alle welke Ontfangers dit gemeen was, dat zy haare particuliere Contrerolleurs hadden, en dat zy alle de naamen der genen die aan de Republik ietwes schuldig waaren, in het slot op seekere openbare plaatse moesten aanteekenen, op dat een yder wiste, dat die tot alle Magistrature onbequaam waaren. Welke Contrerolleurs jaarliks voor de Burgerschap haare reekeninge moesten doen.

Page 214: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 214 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Ende opdat de geldboeten strengelik ofte sonder oogluiking souden werden ingevorderd, soo was dit in alle geldboete [was] gemeen, dat het tiende deel moeste werden betaald aan den Priester van Minerva, het vijftigste aan den andere Goden, en het overige aan de Stad, om welke heilige boeten [613] in te vorderen, ook tien jarelikse Ontfangers gesteld waaren: sulks wanneer deese Heilige Ontfangers hun gedeelte der boeten vorderen wilden, de andere aanklagers niet stille staan ofte de overtreeders die boeten ontgaan konden.Ook wierden jareliks tien mannen gekooren om te ondersoeken wie aan de Republik ietwes schuldig was.Dog als het ordinaaris inkomen der Republik niet genoegsaam was, gebruikte men dit extraordinaris middel: uit ydere Wijk wierden gekooren 120 Burgers, makende te samen 1200, en uit die wederom 300 de Rijksten, dewelken gehouden waaren, yder uit zijn eigen beurse, in tijde van nood zoo veel op te schieten, als de Republik soude begeeren, mits dat zy, naar proportie, haar verschot, van de andere 900 Rijke Burgers, by geleegentheid, mogten vorderen.En om het ooge te hebben over allen die eenigsins in dienst der Republike waren, koos men jareliks uit yder Wijk twee mannen: makende te samen twintig: en hadden de tien eerste, (Logistai) alle rekeningen der Ontfangers naar te sien, en de aanklagt te doen oover alle Dienaren der Republike, geen uitgesondert, neevens de andere (Euthunoi) tien, die op den ontfang der penningen nietwes hadden te seggen: Want volgens een generale Wet, zoo haast eenige tijd van Magistrature uit was, wierd oover al aangeplakt en door de Uitroepers verkondigd, dat zoodanigen hadden uitgediend, op dat yder, die weegens haar dienst te klaagen had, het zelven binnen seekeren dage deede, voor gemelde gestelde twintig Aanklagers. Die, of wel op aan[614]klagt, of uit haar eigen selven, (ex Officio) van de ses (Thesmothetæ) Wetgeevers versoeken moesten oorlof, om zoodanigen te mogen beschuldigen voor de Burgers: 't welk toegelaaten zijnde, wierden by looting, naar de swaarte der saake, veel ofte weinig Regters gesteld, en uit de gemeene Burgerschap gekoren; (Iudicium Heliasticum, 500. 600. aut 1100 judicum, pro gravitate rei.) somtijds vijf, somtijds ses, somtijds elf hondert min of meer Burgers, oud booven dertig jaaren, eerlik van leven, en geen Schuldenaars van de Republik, die met een seer grouwelike vervloekinge ofte Eed, tot opregt te oordeelen, wierden verpligt; en van dese uitspraak, goed, eere, ofte leven rakende, mogt niet werden geappelleert, maar wierd de sententie terstont volbragt.Nog veel andere Officien van Magistrature, 't zy in politie, justitie, finantie en militie, zijn te Athenen geweest, maar de zelve waaren van soodanig belang niet, dat zy hier een bysondere beschrijving vereischen, alleenelik zal ik nog in het generaal zeggen, dat in de Populare Regeering van Atheenen zeer weinige andere, als rijke, eergierige en dienvolgende wel-opgevoede Burgers in Magistrature wierden gebruikt: Want vermits men niemand door het lot daar toe koor, dan die zijn eigen naam op een briefgen schreef, en het zelven in de loot-busse gedaan hebbende, daar naar stond; en dat alle Officien zonder eenig loon, uit liefde moesten werden bediend; als meede om [615] dat men ten einde van het jaar een seer scherp ondersoek en straffe onderworpen was, indien men zig had verloopen in den dienst, en zijn eigen voordeel tot naadeel van 't gemeen gesogt: zoo onthielden de arme Burgers zig gemeenelik van alle pretensien, en waaren te vreeden met zoodanigen te kiesen, daar van zy meenden wel geregeert te sullen werden.Dit is de Populare Regeering van Atheenen, op welke Fondamenten deese Stad, in korte jaaren, niet alleen boven maten in alle weelde, konst, kennisse, en rijkdom is toegenoomen, zonder eenige andere naturelike middelen van situatie, maar ook soodanig in groote en volkrijkheid, dat de selve ongeloovelik veele Colonien in vreemde Landen heeft uitgesonden, zonder dat de ongemakken, die hier veeltijds den uitsteekensten Magistraats-persoonen overquamen, eenigsins het welvaaren deeser Stede ende der gemeene inwoonderen van dien hebben belet.

3.2.3 Eenige conclusien getrokken uit de Griekse Historien.1. Alle de Griekse Landen, [Macedonien, uitgesondert,] zijn in oude tijden door Republiken geregeert geweest, behalven Macedonien alleen; alwaar nogtans meerdere Schaduwe

Page 215: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 215 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

van vryheid was als in de andere koningryken; volgens het getuigenisse van Q. Curt. Lib.4 Macedones assueti quidem regio imperio, sed majore libertatis umbra quam ceteres gentes.2. Geheel Griekenland is voor deesen, konst- koop- en Volk-rijk geweest. En hebben alle de Griekse Eylanden, zelfs de kleinen, als Chio, [616] Samos, Lesbos, Mitylene, Corfu, geheele Scheepsvlooten in Zee konnen brengen, en veele honderden Jaaren haar eige Regeering gehad. Jaa dat meer is, Cicero (in Orat. pro L. Manilia) segt van 't geringe Eyland Rhodos, dat naa der Atheniensen verduistering, en der Carthageniensen ondergang, hare Scheeps-magt en roem tot sijnen tijde was oovergebleeven. En waren de Rhodise Zee-regten ook ten tijde des Keisers Antoninus soo aansienlik, dat men Digest lib. XIV, Tit. II. de lege Rhodia de jactu, het volgende te lesen vind:Libellus Eudemonis Nicomedensis supplicatorius ad Antoninum Imperatorem. Domine Imperator Antonine, facto in Italia naufragio, spoliati direptique sumus a servis publicis, sive publicanis, qui Cycladas insulas inhabitant. Respondit Antoninus, Eudemoni: Ego quidem Mundi Dominus. Lex vero maris: lege id Rhodia, quæ de rebus nauticis perscripta est, disceptetur. Quatenus nulla ei nostrarum legum adversatur. Hoc idem Divus quoque Augustus judicavit.Eudemon van Nikomediens Request aan den Keiser Antoninus. Heer Keiser Antonin, schipbreuk geleeden hebbende in Italien, zijn wy geplonderd en beroofd geworden van de publike dienders of Tollenaars die in de Eylanden Kuklades woonen. Antonin heeft Eudemon geantwoord: Ik ben wel Heer van de wereld; maar het Zee-regt heerscht over de Zee. Uw saake [617] werde gevonnist, volgens de Rhodisse Zee-regten, voor soo veel geen onser Wetten teegen de selven strijden. Dit selven heeft de Heilige Keiser Augustus ook geoordeeld.En vermits de Roomse Regten, waar onder deese Lex Rhodia is, tot heeden genoegsaam door gansch Europen werden gevolgd, mag men in der waarheid seggen, dat het geringe Rhodos nog heden de Zee regeerd. In allen gevalle is seer aanmerkenswaardig, dat niet de Wetten en ordre gesmeet onder Monarchale Regeeringen, maar wel de ordre en Wetten der Populare Republiken, Atheenen, Rhodos, Romen, &c. als seer wijsselik ende nuttelik ingesteld zijnde, door vremde Volkeren sulks zijn geapprobeerd en aangenomen geworden, dat sy in der eeuwigheid schijnen te sullen duuren; en daar en boven is klaar dat God de Heer door Moises geen dan een Populare Regeering der Ioden instellende, deselve Wetten van aaloude tijden af als de allerheilig- nut- en billikste, van de meeste volkeren des werelds zijn aangenomen, en ingevolgt geworden; sulks wel ligt iemand, alleen om dese reede de Populare Regeering boven alle andere soude mogen stellen.3. Door geheel Griekenland was naweliks eenige Aristokratike Regeering, dan vermengd met de Populare, zoodanig dat men twijffeld of de zelve niet populaar moeten gezegt worden, als die van Corinthen, Theben, Argos, Creten, Sparten, Samos, &c. [618]4. De Locrensen wierden door een Raad van 1000 mannen geregeerd, en zijn haare Wetten, als meede haaren Wetgeever Zaleucus zeer gepreesen, en eindelik door de Romeinen verkragt.5. Die van Corfu, Syracusen, Rhodos, Abdera, Acharen, Æolien, Acarnanien, Epiren, Ephesen, en Atheenen, wierden kennelik in het geheel populaar geregeerd, door de geheele Burgerschap, en allesins, soo jaarelikse Raaden, als Magistraats-persoonen.6. Die van Lycien bestonden uit 23 Steden, die yder in den haaren Souverain waren, en een Republik apart maakten, zoo nogtans dat zy, daar hare Gedeputeerden, alle zaken van Vreede en Oorlog, zoo teegen uitheems, als binnenlands geweld, in een generaale vergaaderinge, met seekere proportie van lasten, contributien, en stemmen verhandelen.Die van alle voorgemelde Republiken gelieve meer te weeten, leese Ubbo Emmius beschrijving van oud Griekenland.

3.2.4 Particuliere consideratien over de Historien van Athenen.Indien Atheenen geen Zeehaven hadde gehad, ware het de ellendigste Stad van de weereld geweest; sonder Land, sonder Rivier. [619] Want Atheenen lag in een zoo kaal en onvrugtbaar Land, met Zee ofte Rotsen omringd, dat men in een Grieks spreekwoord zeide: Het Land zoo onvrugtbaar te zijn, dat hier meer vrugten gezaaid, als gemaaid

Page 216: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 216 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

wierden. Daar-en-boven zijn in deese Zee geen Haringen, Schelvissen, ofte Kabbeljawen ooit geweest, daar men koopmanschap in soude hebben konnen doen, maar is in de Middelandse Zee, door gebrek van ondiepten, zand en banken, by naa geen visch te vangen. Eindelik legt Atheenen aan geen Rivier, zulks het onmogelik was, dat die Stad subsisteerde dan door Handwerken, Koopmanschap, Akademien, ofte door geweld en rovery op de Zee, ende op de andere naabuuren.2. Onder een Populare Regeering, met een successif hoofd, ofte een Hoofd voor zijn leeven, als meede een Hoofd voor tien jaaren, welke drie soorten van Regeeringen, in alles omtrent vijf honderd en vijftig jaaren hebben geduurd, is Atheenen meer vergroot, als onder een Heer, zijn Hof te vooren elders, en daar naa te Atheenen houdende: zulks zijn Hof misschien alzoo veel als de goede Regeering de Stad vergroot heeft.3. Onder een volkome Populaare Regeering zonder eenig Hoofd, of blijvende Raads- en Magistraats-persoonen, die omtrent drie honderd jaaren, namentlik, tot Alexander Magnus tijden heeft geduurd, is deese Stad ongeloovelik toegenomen, en heeft men, meest altijd in het [620] generaal, het waaragtige interest der Stad waargenomen quamobrem nos Athenienses aequale servis ingenuisque jus concessimus, itemque advenis et civibus quod advenarum egeat opera Civitatis quum propter &c (Xnoph. de Athen. Republi. pag.548.4. Daar was vryheid voor alle Vreemdelingen, tot alle handwerken en koopmanschappen, en beiden wierden die zeer begonstigt. Van Octroyen, voor eenige bysonder compagnien en koopnamschappen, alsmeede van Privilegien, off Gildens en Hallen over handwerken en manifacturen, werd naar my voorstaat, in geen Historien van Atheenen gewag gemaakt.5. En in 't generaal waren de Atheense Wetten wegens hare Nut- en Billik-heid zoo wijd beroemd omtrent den jaare drie honderd naa de bouwinge der Stad Romen, dat de Romainen geen beeteren raad wisten om uit hare onderlinge verschillen en oproeren te geraken, dan met Gesanten naar Atheenen te senden, en aldaar de Wetten te doen uitschryven [copieren]. In gevolge van 't welk daar naa (Decemviri) Tien Wetgeevers te Romen wierden gekooren, die Hermodorus de uitsteekenste Burger van Epheesen, en (Nemo de nobis unus excellat, & si quis exstiterit alio in loco & apud alios sit. Cic. Tusc. lib. 5,) uit sijn Vaderland om die uitsteekentheid gebannen, gebruikende tot een Tolk, maakten, en schreven in twaalf Tafelen zo wijtberoemde Wetten, dat de selve (qui nunc quoque hoc immenso aliarum super alias acervatarum legum cumulo, fons omnis publici privatique est Iuris, Liv.) t' allen tijde zijn geacht geworden te weesen den oorsprong aller volgende Roomse Regten. En vermits deese Roomse Wetten door meest alle Volkeren van Europen wer[621]den gevolgd, soo mag men seer wel seggen, dat de Populare Republyk van Atheenen of Epheesen, door haare Wijsheid, nog heeden deese gemelde Landen beregt, of indien men dat niet bekennen wil, sal immers niet konnen werden ontkend, dat de Roomse Republik; voor soo veel sy Popularelik wierd geregeerd, dese uitsteekende wijse Wetten der Twaalf Tafelen hebbe veroorsaakt. Daar enbooven was te Atheenen een Wet, dat de Ouders die haare kinderen geen handwerk hadden geleerd, ofte doen leeren, van de zelve niet behoefden onderhouden te werden, wanneer sy tot arremoede quamen te vervallen.6. De Renteniers vermogten aan geen als Atheniense Koopluiden haar geld op interest te geeven. De Wetten van Bodemerye, en Avarye, zijn eerstmaal te Atheenen ingevoerd. De koopmanschappen betaalden ten hoogsten niet meer als twee ten honderd, voor uitgaan, ofte inkomen te samen; en waaren voorts van alle lasten vry. De Atheniensen waren gedurig ter Zee gewapend, beveilende de Zee zoo teegen de vyanden, als zy eenige hadden, als tegen de Zeeroovers.7. Alle Weetenschappen en Konsten wierden hier zoodanig aangequeekt, dat de plaatse daar het zelven geschiede, Akademie genaamd, zoo vermaard is geworden, dat alle anderen, in de volgende tijden, door de geheele weereld daar van haaren naam hebben gekregen; en dat men nog heeden een hoge Schole, in de Latynse tale een Atheneum noemd. En als men op de vrugten siet, is immers klaar, dat hier alleen die vermaarde Architecten, Schilders, Beeldhou[622]wers, Musijkmeesters, Poeten, Orateurs, History-schryvers, Wetgevers, Philosophen, en Medecijns, die nog heeden tot een ligt des weerelds, strekken, zijn van daan gekomen: als Herodotus, Thucylides, Xenophon,

Page 217: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 217 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Aristopanes, Euripides, Isocrates, Demosthenes, Draco, Solon, Socrates, Plato, Aristoteles, Xenocrates, &c.8. Welke goede gronden van regeeringe zo veele menschen aan Atheenen trokken, ofte daar aan queeken, dat [zy], gedurende den popularen stand, Atheenen soo groot wierd, dat hy by Romen in syn meeste bloeien door Plutarchus in Pericle werd vergeleeken ende daar en boven [Raad], gedurige Colonien uitzonden, met alleen de omleggende Eylanden, Thracien, klein Asien en het overleggende Afriken, maar ook in Italien en Vrankrijk; Jaa men leest dat de Colonie Amphipolis wierd gefondeert door thien duisend Atheniense Burgers.9. Zulks my dunkt, dat men wel te regt seggen mag, dat een gemeene nood; aanstonds eene gelykheid onder de menschen invoerd, alsmeede dat de gelykheid seer ligtelik een Populare Regeering, en die, in een van zig zelfs arme Stad, veroorsaakt hebbende, Vryheid voor alle vreemdelinge, en Fortificatien, voor alle ingeseetenen; 't welk sal soo [sal] de Vryheid en Fortificatie noodsaakelik door de verwoestingen, die het oorlog in de weereld veroorsaakt, aldaar doen 't saamen vloeyen, allerley vlugtende Vreemdelingen, en by gevolge sullen aldaar vergaderen alle kennissen en konsten; want armoede soekt list, om door konst, handwerk, ofte koopmanschap te konnen leeven, (la poverta sa gl'homini industriosi: multa hominem fames decet, messer padre signor figlio, ubi libertas ibi populus ibi divitiæ en Slaven maaken Graaven; zoo [623] dat ook neevens menschen en konsten, alle rijkdom te Atheenen moest oovervloeien. Maar seeder dat Atheenen van alle Populare Regeeringe is berooft geworden, heeft die Stad haare grootheid niet konnen behouden, verminderende allengs in menschen, konsten, rijkdom en weetenschappen, tot dat zy daar-en-boven nog, van andere dependent werdende, alle weelde verloor, en eindelik, na achtien honderd jaaren quijnens, gansch wierd vernield.Voorwaar, my is niet onbewust, dat veele Schrijvers aan den aard van Land en Lugt hebben toegeschreven, dat Atheenen zoo gawe verstanden voortbragt, maar sonder reeden: en nu weet men ook in dat zelve Land, 't zeedert achtien honderd jaaren dat het zijn vryheid verloor van soodanige verstanden met meer te spreeken; Ter contrarie is waaragtig, dat die langdurige onderdrukking, die wel eer soo vermaarde Grieken, soodanig heeft doen degenereren, dat sy nu ter tijd werden geagt te zijn de botste en domste aller volkeren, die van den Turksen en Keiser werden geregeert. En de zelve dwaaling begaan de Schrijvers, spreekende van de subtijle Florentijnse Verstanden: Want toen zy Populaar geregeerd wierden, is waaragtig, dat sy seer veele treffelike Mannen; in wetenschappen uitsteekende, hebben voortgebragt, jaa meer als geheel Vrankrijk; maar zeedert dat zy door een uitneemend groot geweld en hongersnood, in den jare 1531, tot [624] een Monarchale Regeering zijn vervallen, heeft men van zoodanige uitsteekende verstanden niet meer gehoord. Het welk geen wonder is, want voorwaar (sub Monarcha inertia pro sapientia est. C. Tac.) onder een Koning of Prins moeten de Wijsen zig traag en mal veinsen te zijn. En men werd in het korte het gunt men veinst te wesen; immers siet men dat de kinderen, die alles ligt hebbende geleerd naar te aapen, voorneementlik 't gunt sy hare ouders sien voordoen, het selve gebrek daar naa swarelik konnen ontleeren. Sulks alle die landen allengs tot seer groote onweetendheid vervallen.10. Eindelik moet ik seggen, dat die van Atheenen haare Populare Regeering en magt meest hebben verlooren, om dat alle gewigtige saken voor den volke met alle reedenen voor en teegen mogten werden ooverwogen, want naar de drift der aansienlikste en welspreekenste Borgeren volgden hier uit veele oproeren onder de Borgeren, alsmeede dat sy dienvolgende [zy] al te veel tot Oorlog en conquesten geneegen waaren: want nietwes schadeliker voor een Staat, die op konst, koopman- en weetenschappen geboud is, bedagt kan werden, als de alle vernielende en commercie belettende Oorlog. Nogtans is ook waaragtig, dat de Atheeners haare Conquesten op de beste maniere deeden, namentlik, die zy overwonnen, lieten sy door een vrye populare regeering hare eige stad regeeren ende wierden Bondgenooten met naam, en dienvolgende, wierden zy door geen kostelik garnisoenen gedwongen, of der Atheniensen [haare] niewe Colonien waaren kosteloose Garnisoen-houders; en dat meer is, alle Bondgenooten bragten haar zoo veel tribuit om teegen hare vyanden geholpen te werden door de Atheniensen dat zy daar meede Oorlog voeren konden. En daarom is gansch niet vremd, dat het in deese Populare Regering van Athenen ging, volgens dese spreekwoorden, en sententien; Consilia audacia

Page 218: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 218 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

prima specie læta, tractatu dura, eventu tristia, C. Salust. Indien ik [625] dat verdroeg, men zoude meenen dat ik sot waare, seid een dwaas, daar ter contrarie, niet dan met verdraagen, de Wijsen der Narren dwaasheid konnen te boven komen, en uitharden. Bisogna che il savio porti il matto in spalla. Want sterke Gekken vinden dikwils nog sterker Gekken, daar zy ook teegen vegten willende, gedood werden. Also (Stultorum est infinitus numerus) die alle leet met leet wil wreeken, Samsons kragt zal hem ontbreeken.Voorwaar, het Oorlogen is het timmeren gelijk, daar komen zoo veel onverwagte voorvallen, dat alle menschen daar in haare reekening qualik maken: en nogtans wil een yder Timmeren en Oorlogen, want de gemeene menschen door haar eigen selfs liefde altyds verleid werdende, schatten hare gelyke kragten grooter als die van hare vyand te weesen, sulks sy altyds eer in hunne gedagten krygen het goed dat een victorie sal aanbrengen als het quaad dat haar door een neederlaag staat te ooverkomen: en daarenboven werd selden by de menschen wel ooverwogen alle de swarigheeden en ongemakken die men gemeenlik dragen moet eermen het beoogde goed kan verkrygen. In 't kort gesegt van een ander ietwes te verdraagen, is wel een Euangelise lesse, maar werd van de menschen bespottelik, en ter contrarie heerlik geagt een ander te dwingen, ofte van zijn goed te berooven. Geen Regeering houd zig aan dit Euangelium, dan daar de suivre Aristokratike Regeerders soo swak zijn, dat zy vreesen van haar eige onderdaanen, door gedwonge lasten oproerig werdende, of wel door ophitsen van een uitheemse magt en grooter geweld, uit den Saadel geschopt, of van haar eigen Veld-Heer te zullen verslonden werden. Alle andere volgen gemeenelik die boose en schaadelike passien van Oorlogen en conqesteeren.En voorwaar, indien men nu ter tijd kan excuseeren dat Staaten, op Koopmanschap en Negotie [626] ter Zee gefondeert, oorlogen met zeer groote onkosten, uit haare eigen Ingeseetenen suurelik gehaald, om conquesten te doen, die men met seer groote onkosten sal moeten bewaaren, in een tijd, dat ydere vrye Stad door een goede Regeering van binnen, en door de nu-bekende Fortificatien, teegen alle uitheems geweld, inder ewigheid op zijn eigen beenen zoude konnen staan; zoo behoorde men dien misslag, van Oorlogen en Conquesteeren, den Atheeniensen wel ten goede te houden, en daar oover de Populare Regeering niet al te veel veragten, vermits ter contrarie blijkt, dat in alle het andere, het gemeen interest der Onderdanen in de Populare Regeeringe veel beeter is, en werd waargenoomen, als in eenige andere Regeeringe, hoedanig men die ook soude konnen bedenken.11. En tot een Toegift zal ik seggen, dat de Atheeners haar eigen tegenwoordig profijt en voordeel, ook tot naadeel van de nakomelingen, al te veel agtende, het Burgerregt, tot uitsluiting van alle vreemden, zoodanig hadden bepaald, dat geen vreemdeling, dan met ses duisend stemmen, tot Burger mogt werden gekooren, sulks het Burgerregt, als een zeer groote eere en prærogatif, aan verscheide Roomse Veld-Heeren, en andere doorlugtige Mannen, is opgedraagen geworden. En nogtans is kennelik en blijkelik, dat daar uit moeste ontstaan, (Quid aliud exitio Lacedæmonus & Atheniensibus fuit, quanquam ar[627]mis pollerent, nisi quod victos, pro alienigenis arcebant. C. Tacit.) een zeer groot misnoegen onder zoo veele duisenden vremde Inwoonders, en by gevolge een zeer grote swakheid, om uitheems geweld teegen te staan. En daar-en-booven veroorsaakte dit miscontentement een zeer groote dispositie ten oproer. Gelijk men waarelik in alle Republiken van de weereld, zeer wel kan opmerken, dat zy oover al, uit die algemene al te groote eigen liefde, den zelven gang gegaan hebbende, meest alle zijn vernietigt geworden; om dat de Vreemdelingen, niet konnende lijden door haars gelijke geregeerd, van alle voordeelen uitgeslooten, eenigsins van goederen berooft, en veelsins veragt te werden, de eene ofte de andere tijd, de occasie hebben konnen vinden, om zig voegende by eenige aansienelike en naar de Heerschappye staande Burgers, ofte wel by eenig uitheemsch geweld, het meeste gewigt hebben toegebragt, om de saaken te doen overslaan tot een andere Regeering.Maar dit gebrek van eigen teegenwoordig voordeel en profijt, ten naadeele en schade der Naakomelingen, jaa des mans selfs in het toekomende, al te seer te bejaagen, is zoo naaw aan de menschelike nature gekoppelt, dat onmogelik is, het zelven door eenige menschelike konste werde voor gekoomen: alle zijn wy hoewel de eene meer als d'ander Eere- geld- Staatsugtige, en nijdige menschen, en die passien brengen nergens min

Page 219: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 219 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

schadeliker vrugten voort, als in een Populare Regeering: in het geheel die weg te [628] neemen, is onmogelik, en soude ook gansch ondienstig zijn, also gemelde passien oneindelik meer goeds als quaads in de wereld veroorsaken; maar veel is het geweest, dat der Atheniensen goede Regeering heeft konnen te weege brengen, dat alle Vreemdelingen daar mogten woonen, en zig allengs erneeren, als meede dat alle, wiens Ouders te Atheenen gebooren waren, ook tot het Burgerschap waaren gequalificeert: Want men ziet in alle heedendaagse Republiken, dat de Vreemdelingen veel harder werden gehandeld. Naamentlik, volgens deese Fabul:Seekere Waater-Voogels, zeer in haar Land vervolgd werdende, en verstaande dat in Zee een Eyland was, alwaar zy vryelik zig zouden konnen erneeren met haare kinderen, onder beloften dat sy en haren kinderen [die] aldaar als inboorlingen zouden werden geagt en ge-eerd van de Land-vogels, soo vloogen sy daar na toe. En vermits de Inwoonders van het zelve Eyland, zig met Eyeren voedende, somtijds, door quaade gewassen, genoodsaakt wierden de Land-vogelen, hoewel ongaren, te dooden en te eeten; het welk verhoopt wierd te zullen gestuit werden, indien de Water-Vogelen ook haare Eyeren den Inwoonders beloofden op te offeren, soo wierd die conditie van de noodsaakelijke Eyeren te sullen verschaffen, den Water-Voogelen voorgesteld, en sy naamen op die conditie aldaar seer gaarne haare wooning; zig voorneementlik erneerende met groote kommer en arbeid, in Zee, ofte in vreem[629]de Landen vrugten geplukt hebbende, de zelven als dan, teegen die Land-Vogels, en andere vremden, met goede profijten te wisselen: het welk weederzijds tot grote nuttigheid gedijde: want die Land-Vogelen, en deese Water-Voogelen, de menschen ruim met haare Eyeren voedende, vermenigvuldigden niet alleen zeer in meenigte, maar ook in weelde. Voor eerst de Land-vogelen aangaande, vermits alle grasige Velden en Nesten, in het begin haar alleen toekomende, metter tijd van eenen stuiver wel op thien in prijse steegen; zoo wierden zy daar door dapper verrijkt, behalven dat die overzeese handel, en het groot getal van allerley andere vreemde Vogelen, haar oneindelike andere gemakken aanbragt, die 't onmogelik is buiten een groote societeit te besitten. En de Water-Vogelen aangaande, vermits de kloeksten [zy] op Zee en in vreemde Landen, zig tweesins kondern erneeren, soo hadden die een groot voordeel boven veele anderen, zulks eenige, rijk en weelig geworden zijnde, bestonden de Nesten en Landeryen der gebrekkelikste oude Land-Vogels te kopen, ofte zig binnens Lands met de oude neeringen der land-vogelen te erneeren; jaa de weligste Kinderen en Kindskinderen der eerste Water-Vogelen souden ook gaaren eenig seggen, in het bestier der gemeene Land-goederen, hebben gehad; het welk aan de andere zijde, in der eerste Land-vogelen Kinderen en Kindskinderen, die niet geproefd, ofte vergeten hadden de ongemakken die hare Ouders, voor de komste [630] der vreemde Water-Vogelen, pleegen onderworpen te zijn; als ook, door gebrek van goed oordeel, niet wel begrijpende de dagelijkse gemakken, die zy door de bywooning der Vreemden genoten, groote nijd, en afgonst veroorsaakte. (insita mortalibus natura, recentem altorum felicitatem ægris oculis introspicere. C. Tacit. Les envieux mourront, mais l'envie jamais. Non tace l'invidia quando la gloria grida. Die 't wel gaat, werd ooveral, en altijds, benijd.) Sulks deese onwetende, nijdige Land-vogels, de anderen als Niewelingen ofte Vreemdelingen meer en meer bestonden opentlik te veragten, en te vervolgen, zeggende: gy zijt hier op stroywissen komen drijven, aan onse visrijke kust, en als gy op Zee uwen rob hebt vol gegeten, en u erneerd, zoo komt gy nog te lande uwen handel en koopmanschap drijven, waar mede gy ons het brood uit onse monden neemt, daar moet een schof ingeschooten werden, niet alleen met u buiten alle Regeering te houden, maar ook met het Burgerschap te beswaren, en te vernawen, als mede zoo veele Gildens en ordre op alle Landneeringen te maken, dat wy ten minsten alle niewe vremde Vogelen daar buiten houden. Waar tegen een der wijse Water-Vogelen aldus sprak: Voorwaar veel hebben wy hier te lande gebragt, en niemand eenen penning ontnomen, gedurende onse bywooning; want wy seer haast t'onsen naadeele in alle verboode, ofte questieuse saaken souden ontmoeten Regters, die veel meer ge[631]neegen souden weesen de oude landvogelen, ende hare eigen kinderen, nogtans ende neeven [u], als ons vry te spreeken, oft de questieuse saaken toe te wijsen. Maar ter contrarie, (Negotii vim qui quærit, uxorem ducat, aut navim sibi paret, Plaut. Te regt heet men een overzeesen Handelaar een negotiant, een bekommerd mensch, een Koopman, een Loopman. Nescis quid mali

Page 220: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 220 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

præterieris, qui nunquam navigaveris.) door ongeloovelike kommer, konst en arbeid, veel winnende, hebben wy ook ongelovelike schatten tot de gemeene defentie gecontribueert, en dien haare gevarelike neering niet is gelukt, heeft men hier zeer haast, door die sware lasten, zien consumeeren, alle goederen, die sy, ofte hare Ouders, hier te Lande hadden gebragt. Ondertusschen, hoewel gy, u op Zee niet konnende, ofte niet willende erneeren; en wy het selven soo surelik doende, had behooren te gelooven, dat wy u wel de helft van ons gewonnen brood in de mond brengen, soo segt gy boosaardig en onbeschaamdelik het contrarie. En het is u niet genoeg alle magt, om baat ofte schaade, den gemeenen Ingezeeten aan te brengen, misgaders alle Officien en Beneficien die gy, door onze komst, oneindelik hebt weten te vermeenigvuldigen, en profitabel te maaken, aan u alleen, de facto, metter daad te behouden: maar teegen uwe oude goede costumen en wetten; als meede teegen het regt der nature en geboorte, heet gy onse Kinderen en Kindskinderen in haar eige Patria, Vaderland ofte geboorteplaatse, Vremdelingen, en begind gy de[632]selven opentlik tot de Regeering van uw Eiland onbequaam, en voor soo veel infaam te verklaaren. Jaa even of deese civile dood te weinig ware, soo begind gy naar te volgen den Vogelaar die gy soo seer pleegd te vervloeken, daar de Fabul aldus van spreekt: Terwijl seeker Vogelaar zijn kooitjens, Vinken, en touw spande, quam een vreemde Vogel uit de lugt daalen, vraagende wat hy deed? waar op de Vogelaar [hy] antwoorde: ik bouw een stad. En de Vogel gesegt hebbende; vermits ik een nieuwe wooning soek, zal ik my hier needer setten, kreeg korts daar aan, [niet alleenelik] het net oover zijn Hoofd; en [maar] ziende dat de Vogelaar hem greep, en met de duime de keele benaauwde, zeide nog voor zijn dood, bouwd gy soodanige Stad, wat Inwoonders meend gy te krijgen? Want met het opregten van alle Gildens, en invoeren van nieuwe ordre, ten voordeele der oude Land-vogelen, en ten nadeele der Vremden, begind gy haar de keele te benauwen, alleenelik met dit onderscheid, dat gy haar quansuis zelfs niet dooden, maar van honger wild laaten sterven, indien sy hier, op haar eigen vet niet konnen teeren; of indien zy buitens Lands haar kost niet raapen, of niet ver vliegen konnen. Dat meer is, op pretext van Religie begint gy te vervolgen, niet alleen de vreemde Water-Vogelen, maar zelfs de oude Land-vogelen, om uw profijt en eere tot weinige brengende, kragtelik te vergrooten. Voorwaar, indien gy dus onbeschaamdelik voortgaat, met te spee[633]len alle kooten in mijn blaas, meend gy dat men eevenwel uit vreemde Landen sal komen, om hier tegen u te speelen? of dat alle andere Ingezetenen, dat in der eeuwigheid van u die in seer kleinen getale zyt zullen konnen, en willen verdragen? Och neen! met de zelve Vryheid en goede konsten, waar meede gy ons tot u hebt getrokken, kond gy ons hier houden, en nog anderen tot u aanlokken; maar indien gy in desen quaden weg blijft voortgaan, zoo voorseg ik u, (Ad tuguria & casas redeundum vobis erit,) dat de naturelike belastingen van dit Eyland, nevens andere lasten oover uwe eigen Inwoonders, ten voordeele uwer nabuuren Bondgenoten, ingevoerd, u zeer haast tot uwe voorgaande armoede en ellende zullen doen vervallen.Dog gelijk gemeenelik alle wijsheid der arme luiden verloren gaat, (la Forza caca sopra la ragione. Les delices des Grands sont les larmes des petits.) Soo wierd ook dese goede reden en welspreekendheid, komende uit een swakke mond, al te ligt bevonden, om te overweegen der Magtigen onverstandige laatdunkendheid, boosaardige nijd, veragting van een ander, en eigen zelfs al te groote liefde. Want deese domme Land-vogelen gingen voort, zig alleen onbeschaamdelik, met uitsluiting van anderen, toemeetende alle teegenwoordig profijt en eere, sonder eenigsins op het toekomende te passen, tot dat, haare Steeden allengs beginnende te minderen, zy het zelven gaaren zouden hebben gebeetert. Maar (ut [634] apud Medicos, sic & Politicos. Ars longa, vita brevis, occasio præceps: Non licet hac in re bis peccare) het is te laat gevlogen, als de Exter den bout in 't lijf heeft. Alle vervielen zy tot haaren ouden bedroefden stand, en bersteden de Wijsten uit in deese klagten: Wy domme boeren, niet van de vrugten des Lands konnende, maar van den Honing der verre-uitvliegende Byen moetende leeven; en niet willende somtijds haaren angel lijden, als wy haar getergd en alte plompelik van haare honig beroofd hadden, hebben de korven om verre geworpen, en haer doen vervliegen.De Rosen hebben wy veragt, om dat eenige kleyne doorntjens omtrent de zelven wassen. Om het kaakelen hebben wy de hoenderen verjaagd, die ons de eyeren pleegen te leggen. God gaf wy weederom die angels doornen, en het kaakelen lijdenden, ons uit deese armoede

Page 221: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 221 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

redden mogten, en weederom als voor heen, taart eeten, gaarn zouden wy allen, die het grootste deel van de bloem, suiker en oofd daar toe verschaffen souden moeten [wilden], niet als voor deesen laaten toesien, en daar-en-boven bespotten; maar haar aan onse tafel noodigen, ende zelfs daar in laaten bijten. (Ipsa felicitas se nisi temperat premit. Vexatio dat intellectum. Quæ nocent docent. Se tutte le coses s'havessero a fare due volte, ciascum sarebbe savio.) Dog wat zal men zeggen, dan dat weelde niet min brooddronkenschap veroorsaakt; en nijd en gierigheid de Wijsheid bedriegen, als ter contrarie harde slagen leeren, en arremoede list zoekt. Maar in saaken die men geen tweemaal doen mag, als [635] deese, komt raad naa daad te laat. En dit voordeel hebben de Wijsen, dat zy de eerste maale voor haare saaken wel konnende, ook willen, sorgen, terwijle de Dwaasen het selven de eerstemaale verwaarloosende, ten tweedenmaale willende, niet konnen hare agteloosheid beeteren.En voorwaar, indien dit de ordinaris loop des Werelds is, soo siet men dat de Republik van Atheenen, ook in dit stuk, tot veel grooter volmaaktheid, als gemeen, gekomen was.

3.3 Chapter 13. [636]HET DERDE BOEK. Welke Regeering de beste zy, de Monarchie, Aristokratie, ofte de Populare Regeering.

3.3.1 Eenige Consideratien over het geheele Werk, voor desen gediend hebbende tot een vermeend besluit, dat de Populare Regeering de beste was.

Dus hebbende, onder de Persoon eens Liefhebbers der Monarchale, ofte der Republikse Regeeringen, voorgesteld niet mijn eigen woorden en gevoelen, maar wel, alle het gunt my dagt dat van een ander voor ofte teegen de Monarchien, Aristokratien, en de Populare Regeeringe, soude konnen werden gezegt: soo dunkt my nu de tijd gebooren te zijn, om te strijken het vonnis, bekleed met kragtige reedenen, bewijsende welke der drie Regeeringen de beste zy. Maar vermits ik als dan, het mom afleggende, mijn eige personaadje op het Toneel des Weerelds zoude moeten speelen; en het selven misschien niet soude konnen werden gedaan, dan met de Monarchien in het grootste ongelijk stellende, te vertoornen; zo bevind ik my daar toe gansch ongeneegen. Want (procul a Jove procul a fulmine) hoe [637] wel Actæon, niet voorneemens was, eenig mensch ter Weerelt te beschaadigen, maar zijn eigen vermaak in de Jagt soekende, by geval had ontdekt, hoe naakt en vuil de baadende Diana met haare Nymphen was; soo wierd zy, die allesins voor een suivere Goddin der Bosschadjen wil ge-eerd zijn, zoo toornig, of jaaloers, uit vreese dat haare gebreeken, en naaktheid aan alle haare Onderdaanen ook souden worden bekend gemaakt, dat zy deesen onnooselen Jager, door een Goddelike onweederstandelike magt, zoodanig in een stom en weereloos Hert veranderde, dat hy zelfs van zijn eige honden, die hem als haar Voedster-Heer, en magtiger pleegen te beminnen, en te ontsien, wierd verslonden. En alle de onverstandige ofte boosaardige Onderdaanen, niet denkende dat hun dat droevig geval eeven onnoselik soude konnen overkomen, riepen: Kruist hem, kruist hem, weg met hem. Nogtans, weetende dat den eysch van het werk is, eindelik mijn eigen oordeel te uiten; en niet in 't geheel vergeeten konnende in Holland gebooren te zijn, en te woonen, ten tijde dat de oneindelik-goede God, het selven met meerder Vryheid heeft gekroond, als ooit naar luid onser Chroniken voor deesen is geschied; Soo dunkt my, dat deese goude Vryheid des Vaderlands, door my zoude werden geaffronteerd, en beschaamd gemaakt, indien ik soo bloode en vreesagtig wierde bevonden, dat ik, selfs niet de minste straale van Vryheid, soude derven laaten schijnen. [638]Onder-en-tusschen, dus fluctueerende, ofte sweevende, tusschen de begeerte om mijn pligt te voldoen, en de vreese van Diana, Goddin der Bosschaadjen, met haar Staat-Ionkvrouwen te vertoornen, heeft my gedagt dat ik, die buiten hare Bosschaadje ofte Iurisdictie, verre die naaktheid en vuiligheeden had gesien, behoorde te zijn buiten alle gevaar, voorneementlik, indien ik de selve niet baldaadig en schimpende, maar ernstig,

Page 222: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 222 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

en op de minst aanstootende wijse, in de taale mijns vry Vaderlands, bekend maakte. En ten deesen einde my in gedagten komende het spreekwoord, (a parole lourde oreille sourde) het is een goed antwoord, dat een goed swijgen verbetert: dagt my niet min waaragtig te zijn, dat veele aanstootelike waarheden soo klaar konnen weesen, dat de zelven, door bewijsen meer aanstootelik, en duister sullende werden gemaakt, geen ander bewijs toelaaten, dan omstandelik en klarelik te vragen, of zy niet waaragtig zijn; Want men soo doende willende antwoorden genoodsaakt werd, een klare waarheid opentlik t'ontkennen, ofte een bekende onwaard staande te houden. En deese manier van concluderen, behaagde my des te meer, om dat ik soo doende, ten einde toe scheen te konnen blijven buiten het spel: En hoe wel ik niet wil sweeren, dat deese volgende vragen onder het getal der gemelde klaare waarheeden behoorden te werden gereekend, soo wil ik het selven ook niet ontkennen, maar den Leeser ernstig gebeeden hebben, alle deselven [639] zeer rijpelik te ooverweegen, om daar van te oordeelen voor ofte tegen, zo als hy te raade werden sal; want ten minsten zijn de Gedagten, in spijt van die aardse Goddin, en alle haar Staat-Ionkvrouwen, met haar gevolg , tolvry. Ik sal oover sulks mijn Vraagen in volgender wijse voorstellen:Of niet in Monarchaale Regeeringen de Heer gemeenelik niet kan, nog wil regeeren? En ofwel indien door eenig selsaam voorval gebeurd dat hy selfs regeerd, of hy alsdan niet regeerd en alle ordren en wetten maakt die hem en syn hovelingen allen voordeelig zyn. En dien volgende of hy niet (het welk het schaadeliksten van alle Regeeringen soude weesen) selfs regeerende, gemeenelik regeeren wil, tot naadeel zijner Onderdaanen, volgens de Monarchale maxim[?] Divide, impera. Pour faire un grand Roy, il faut diviser le peuple. Om een groot Heer te maaken, moet men de Onderdaanen verdeelen en verstroojen, ofte teegen malkanderen ophitsen.Of niet in Aristokratike Regeeringen de Regeerders altijds konnen en willen regeeren? En of zy niet altijds willen regeeren ten voordeele der gemeene Onderdaanen, als het selven teegen haar eigen welvaaren niet strijd? Als meede, of sy niet altijds alle hare kennisse, en magt der Regeeringe konnen, willen, en sullen gebruiken, in gevolge deeser spreekwoorden: (Le bien & le mal d'autruy n'est qu'un songe. Tantum ex publicis malis sentinius, quantum ad privatas res pertinet. Niemand hinkt van het seer eens ander mans, in wiens oore is te snijden als in een vilthoed; en wiens huis men ligtelik aan brande steekt, als men door de koude ongemak lyd, ende sig by de koolen sal konnen warmen.) om [640] haar zelven te bewaaren en te vergrooten, ook met, en door den ondergang, en vermindering der gemeene Onderdaanen. En of niet dienvolgende ten argsten gaande in de Aristokratike regeeringe, het interest van seer veele regeerders ende hare vrinden werd waargenomen welke alle in seer groten getale bestaan daar ter contrarie in de monarchale regeeringe te besten gaande niet dan het interest des konings alleen of syns favorits werd bejaagd. Of niet alleen, in Populare Regeeringe, de Regeerders (namentlik, niet de Magistraats-persoonen, Dienaars van den Staat; maar het Volk, by wien aldaar de Souverainiteit is) soeken (Salus Populi suprema Lex,) haar eigen, der gemeene Ingesetenen welvaren? Of niet behoord te werden geloofd, dat, in het generaal gesprooken, by de meerderjaarige Mannen wel soo veel kennisse en ervarendheid is, dat zy haar eigen welvaaren, doorgaans zeekerliker door haar eygen selfs, als door een ander, sullen bekomen? (Vrienden zijn goed, maar wee diese van doen heeft;) En of dienvolgende de Monarchaale Regeeringe niet behoorde te werden zeer weinig geagt? Of niet de Aristokratike Regeering verre boven de Monarchaale behoorde te werden gesteld? Of niet de Populare Regeering, kennelik, den Ingesetenen voordeeliger, en dienvolgende beeter is als de Aristokratike.Indien op alle deese Consideratien werd geconcludeerd jaa, sal de Leeser misschien wijder vraagen de reeden, waarom nu het contrarie by naa door de geheele weerelt werd gelooft: waar op tot een besluit de Leeser zoude mogen considereeren ende ooverwegen:Of niet door gebrek van overvallingen der Volkeren, en leedige Landen, de menschen in haar [641] Land blijven; zonder daar te gelijk uit te vlugten, en op een ander plaatse een Populare Regeering te stigten? Of niet alle (de Switserse republiken en Graaw-bunten uitgesonderd) Populare Regeeringen zijn vernietigt? Of wel eenig voordeel door iemand ter wereld kan behaalt werden, met de Populare Regeering te prijsen? Of wel iemand

Page 223: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 223 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

eenige schade te verwagten heeft, met de Populare Regeering te veragten, en die op het Tonneel te brengen, niet soo als sy is, maar haar te doen speelen de rol van een onwettige oproerige vergaaderinge, bestaande purelik uit de snoodste menschen eener Stad, en alle, 't zy Fabulen, 't zy Historise exempelen op de snoodste verwerde en oproerige Vergaaderingen alleen passende, nogtans een wettige ende ordentelike Vergaderinge der Burgerschap op te digten.Of niet, aan de andere zijde, by na de geheele weereld werd geregeerd door Monarchen? Of het niet zeer gevaarelik is die regeering te misprijsen? Of het niet seer voordeelig kan zijn die Regeering ten hoogsten te prijsen, en daar door de gonst van een groot Heer en zijner Hoovelingen te bekomen? In gevolge van het oud Rijmtjen:Imperio tutam facile est defendere causam,Ausus es esse bonus, tempore, Stulte, malo.O Adeler! uw bek en klaawMaakt u veel schooner als een Paaw;Want segt men dat u iets misstaat,Men word gedood, of zeer gehaat: [642]Dus die aan Kerk of [en] Hooven pist,Sijn Vryheid of zijn Leeven mist.Of niet in veele Landen Aristokratike Regeeringen gevonden werden? Of die Regeerders niet eenigsins schaadigen en baaten sullen, zoodanigen die haare Regeering veragten ofte prijsen?Of niet daar-en-boven alle menschen (in het generaal gesprooken) in deese weereld eenige publike magt, om andere menschen te leeren ofte te regeeren, bekomen hebbende, de zelve magt gebruiken tot vergrooting van haar eige gemak, eere, profijt en magt? En of zy dienvolgende niet in alle andere menschen, soo veel mogelik is, tragten te brengen opinien, vooroordeelen ende geneegentheeden oovereenkomende met der Regeerderen of Leeraaren voordeele ende in teegendeele uit te blussen alle opinien vooroordeelen, geneegentheeden der onderdanen die der Regeerderen of Leeraren nadeelig zyn en of sy niet [teegen alle waarheden die haar naadeelig zijn? en] soo doende de volgende spreuken waaragtig maaken: Il mondo e da i covetosi. Chacun tire l'eau à son moulin. Stoute luiden hebben het grootste deel van de Wereld. De grooten eeten de kleinen. Waar meerder komt, moet minder wijken. Want Yder is een Dief in zijn neering. Yder Kramer prijst zijn messen en kraam. En alle Ordre recommandeeren haar eigen Convent.Voorwaar, indien op alle deese pointen moet werden geantwoord jaa, soo is niet verwonderenswaardig, dat in saaken van Moraliteit, ofte goede zeeden en manieren van leeven der gemeene menschen; als ook voornementlik in [643] saken van Religie en Politie, zoo groote onwetenheid en verkeerde opinien by de gemeene menschen deeses Werelds heerschen; maar zoude ter contrarie zeer verwonderenswaardig zijn, indien de waaragtige opinien, deesen aangaande, eenmaal in deese boose weereld quamen de ooverhand te neemen: Want de Besten alderwijsten en voorsigtigsten menschen, die met waaragtiger en nutter gedagten haare zielen voeden, siende dat de magtigsten doorgaans de ondeugenste, en de onweetenste, alsmeede altijds in een oneindelik getal zijn; werden genoodsaakt zig te houden of zy mal waren, en stillekens naar het verkens-kot te gaan, daar anderen, zeggende dat zy vuile Verkens zijn, haar dog evenwel, en zeer onsagt, naar toe sleepen; volgens dese spreekwoorden: Todos somos Locos los unos de los otros. Tutto il mondo e una gabbia de matti. Ne contra fluminis ictum. In vita pro sapientia est. C. Tac. Wy zijn alle malkanders sotten; en om dat de heele Wereld een kooy vol Gekken is, soo gaapt teegen geen ooven, maar steek uw vinger in de aarde, en riek in wat land gy zijt: om te leeren huilen met de wolven, die u andersins souden verslinden.

3.3.2 Werd met drie Fabulen afgebeeld, dat de Populare, de beste der drie formen van Regeering zy.

Uit alle welke voorgaande Reeden-kavelingen, Historien, beschrijvingen der Regeeringen, en klare Vragen (necessitate morali) noodsakelik schijnt te volgen, dat men de Populare

Page 224: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 224 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

boven alle andere Regeeringen behoorde te stellen. Maar eer de Leeser hier over het vonnis wijse, versoek ik, dat hy my ten goede houde, indien ik hem volgens mijne gewoonte, eindelik nog eenige Fabulen, deese saaken verklaarende, derf voorstellen.De eerste Fabul.De Leeuwerken haare nesten en wooningen hebbende gemaakt in het gesaaiden, en de Akkerluiden hares magtigen Vriends en grooten heers hulp ten oogst versogt hebbende, wilden de meeste Leeuwerken vervliegen om zig te bergen; maar de wijsten zeiden: Lieve kinderen, daar u nog geen nood, want indien in deeses verzochte vriends eige Huisgesin maar het minsten belet komt, ofte voordeel kan werden gedaan, zoo sal hy niet teegenstaande alle beloften en eed, den oogst sijner vrienden versuimen, gelijk weederzijds geschiede; zulks deese Akkerluiden, van haar vriend verlaaten zijnde, aan[645]spraken haare magtigste naabuuren, en die belooft hebbende te zullen komen oogsten, wilden de onnosele Leeuwerken haare wooning dadelik verlaaten; maar de oudsten zeiden weederom: kinderen wy kennen de Wereld zoodanig dat wy u verseekeren derven, dat de naabuuren eeven slof in naabuurswerk zullen weesen, of wel sullende komen, nogtans een ruimen tyd om te konnen vergaderen en alhier in 't werk beesig te zyn, van noden hebben, derhalven blijf nog sitten. Eindelik deese Akkerluiden, zig ook van haare naabuuren bedrogen siende, of wel den tyd van hare komste niet konnende afwagten; riep de wijste onder hun allen, (Tantum ex publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet. Quisque suæ casæ.) Mannen, die de koe aangaat, grijpse by de hoornen, of, naar het valt, zelfs by de vuile staart, eigen is de man: want alle anderen sullense in de modder laaten steeken; laat ons daadelik zelfs hand aan werk slaan, eer den oogsttijd voorby gaat. Welke stem door de Leeuwerken gehoord zijnde, riepen de wijsten tot haare kinderen: Fluks op, nu is het tijd veld vlugtig te werden, want dewijl de Eigenaars zelfs haar eigen werk beginnen, zoo zal het gewis haast gedaan zijn, en wy hier gestoort ofte gevangen werden.De tweede Fabul.Eenige Minnenbroeders zeer ernstig zeeker Ambagtsman om een almoes gebeeden, en haare noot zeer vergroot hebbende, antwoorde hy, de grootheid van die nood niet te konnen gelooven, ten ware hem naader berigt wierde gedaan, waar meede zy haaren tijd binnen 't Klooster bestee[646]deden. Sulks de monniken [zy] daar byvoegden, voorwaar niemand is daar ledig, onse Guardiaan, die het Heilig gesalfde Hoofd van ons klooster is, draagd een seer groote sorge dat wy, als sijne geestelike Hovelingen onse aanbevole lasten wel volbrengen, ten voordeele der saligheid des geheelen menscheliken geslagts, want de andere predikt, de derde hoord de biegten, de vierde is oover de boeken, de vijfde over de keuken, de zeste over de kelder, de zevende over den Hof, de agste tot bewaaring der Poorts, de negenste, &c gesteld: Waar op de Ambachtsman, gansch niet vernoegd zijnde, antwoorde: voorwaar de Guardiaan, en dese Monniken zijn luye Fielten, die onder desen dekmantel van voor de Wereld biddende, en voor het gemeen welvaren zorgende, de Weereld dus plonderen. en de Menschen wijs maken, dat het is een zeer noodsakelik ding: want ik met mijn Wijf bewaren en regeeren dit huis, prediken onse Kinderen, raaden onse Vrienden, en nemen voorts alle dingen waar die gy hier hebt opgeteld, maar wy versuimen daarom niet om ons en onse tien Kinderen de kost te geven, zeer naarstig te werken; ja dat meer is, onder het, weeven en spinnen zingen wy Gebeden en Lofsangen tot God, zoo voor ons eigen Huisgesin, als voor het gemeen, en de goede God zeegend onsen arbeid soodanig, dat wy niet alleen aan onse eige tien Kinderen, maar daar-en-boven nog vrywillig, aan vier arme neefjens den kost verschaffen. Doet ook zoo, en gy zult [647] geen gebrek lijden, want mijnent halven betaal ik u met dit rijmtjen:Neen, ik geef geen Minnebroer om God,Voor u zy de schappray in slot.Te meer alsoo ik niet veel reeden heb om te gelooven, dat gy tot het Klooster-leeven u begeevend, of nu daar in zijnde, andere gedagten hebt, als, onder den schoonen dekmantel van 't Gemeen, u eigen eere en gemak te soeken: Want ik zie dat de geheele weereld door, alle ordren en menschen haar eigen convent recommandeeren. En dat de Conscientie, stigtinge der Kerke of syns eeven naasten en Gods eer het deksel is van alle

Page 225: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 225 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Potten. Ga derhalven by de onnoosele jeugd, oude suffende wijfjens, en domme boeren, uw nood klaagen, ik ken de Weereld.De derde Fabul.Zeeker Bootsman, die maar eenmaal terloops in Indien had geweest, verhaalde in een geselschap, voor een groot wonder, te hebben geweest in drie Eilanden, neevens malkanderen geleegen, en is alles, Lucht, Water, Aardrijk en gevolge van dien zeer gelijk; werdende nogtans bewoond van zeer verscheide menschen, namentlik; het eerste van een opperste Doctor in de Medicinen, Heer aller ingeseetenen van dat Eiland, die gewoon zijnde allesints sijn lusten te volgen, en het gekerm der zieken niet hooren willende, de zelve gemeenelik door eenige quaksalvers zijn knegten deede cureren, die sig ook roemden zeer ervare Doctoren in de [648] Medicijnen te weesen. En het twede Eiland zeide hy bewoond te zijn van veele Heeren Doctoren in de Medicinen, die uitterlik zeer groote vlijt aanwendeden, op dat de Ingesetenen haare gesondheid mogten behouden, ofte by ongeval siek geworden zijnde, die weederom bekomen. En dat de goede Ingezeetenen, die haar toevertrouwd waren in alles levende naar den Raad deeser welbestudeerde, wel ervare en bereisde Medicijn-Meesters, doorgaans waren van een swak gestel des lighaams, en weinige tot hogen ouderdom quamen: Zulks die twee Eilanden, van weinig menschen, en bysonder het eerste, van seer weinige bewoond wierden. Maar dat het derde Eiland, ter contrarie geen Medicijn-meesters in hebbende, was bewoond van menschen, die met zeer geringe kennisse, haar eige Medicijn-meesters derfden weezen, zig onthoudende van 't gunt zy schaadelik en gebruikende in siekten haare eige remedien, die zy voordeelig bevonden hadden, zig voorts tot conservatie van haare gesondheid, ofte om de verlore gezondheid weeder te bekomen nergens meer voor wagteden als van Doctoren raad te gebruiken ende sig nergens meede bekommerende, als met wel drinken, eeten, kleeden, arbeiden, en rusten. En dat deese Ingeseetenen van alle konst en wijsheid ontbloot schijnende te weesen, nogtans waaren doorgaans gesond, vol en stark van lighaam; jaa dat meer is, dat de zelve doorgaans veele kinderen teelden, [quamen] tot zeer hoogen ouderdom quamen, en eindelik hare eige dood stierven. Sulks dit Eyland boven maten zeer bevolkt was. Dit verhaal wierd by de meesten toehoorderen voor een zeer groot won[649]der opgenomen: Maar een zeer wijs Hollands Schipper, die in de zelve Eilanden menigmaalen geweest [was], en de weereld zeer wel doorzien had, antwoorde: Lieve vrienden, dit is geen wonder voor die de zaak wel in ziet; want in de twee Eylanden gebruiken die Heeren quaksalvers altyd, ende ook die vermaarde Doctoren haare konst, kennisse, welspreekenheid en ervarenheid, niet zoo zeer om de menschen in gesondheid en leeven te behouden, als wel om haare eige beurse te vullen, het welk niet kan geschieden, dan met de menschen ziek te maken, en somtijds te doen sterven. En op dat haare quaade konsten niet ligtelik zouden werden ontdekt, gebruiken zy vremde talen en een groot gemeng van vreemde kruiden, ofte extracten, wiens namen selfs ongehoord zijn by de gemene menschen, die men immers door de geheele Weereld, Drek voor Dryakel, en bittere vergulden pillen sonder walgen kan doen opswelgen, voorneementlik in die Asiatise Eylanden, daar men nooit ons Duits rijmpjen heeft gehoord:Die Doctors raad geloofd, wel loond, of ook laat erven, Is veel tijds een ziek mensch, of moet seer haastig sterven.En wat het derde Eyland aangaat, dunkt my zoo groot wonder niet, dat menschen, die, met geringe kennisse, voor haar eigen welvaren zorgen, het zelven doorgaans soo wel treffen: want voorwaar de menschen zijn in haare eige za[650]ken zoo onweetende niet, als de Geleerden en groote Meesters ons de selven, tot grootmaking van hare eigen beurse, eere, en magt, afschilderen. Dit woord eigen heeft veel in, geen Koe lekt een vreemd Kalf. Maar het was een zeer wijs man, die eerst dit rijmpjen maakte, en tot een traag onweetend mensch, die noodeloos, vreemde hulp begeerde, zeide:Mijn vriend, gy zijt wel dubbelt sot;Want help u self, soo helpt u GodEn voorwaar die deese raad niet wil gelooven, is zeer dwaaselik Rooms gezind, in het stuk van aanroepinge der Heiligen. Voor een Ora pro nobis zeekerlik zijn geld gevende, aan iemand die het in zijn beurse steekt, en misschien noit bidden zal dan voor zijn zelfs. Daar ter contrarie de Geever zijn geld had konnen behouden, en voor zijn eigen zelfs seekerlik,

Page 226: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 226 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

indien niet zoo geleerde, als dees vreemde, ten minsten ernstiger, en voor God aangenamer gebeden uitstorten.De Fabul leert: ubi libertas, ibi populus, ibi divitiæ il fait tousjour bon tirer du sang quand le Chirugien a besoin d'argent, il ne faut que doner la pilule pour la faire avaller. Qui pense son cheval par Procureur, est digne d'aller a pied. Plus sçait le fol en sa maison que le sage en cette d'autruy. Offices are given but not discretion. Selfs is goed kruid, selfs is de man. Wat gy kond doen, roept daar geen ander toe. Gemeen goed, geen goed. De Heeren bannen de Medicijns uit der [651] Stad, (seide de Medicijn-meester tot de Regeerders van Amsterdam) en my werde het hooft afgeslagen, indien in de volgende jaren niet min menschen sterven als voorheen. Alle raad der Medicijn-Meesters is, primum nobis deinde ægro, eerst voor haar zelfs, daar naa voor de sieken, en dan weten zy niet te ordonnereeren, als aderlaten, purgatien, spoug-, en zweet-dranken, ofte Antidota, tegengift: dus opent men de aderen in Pletera aan de menschen die alte bloedryk zyn ende aan de rijkste Ingezetenen door verponding, en schatting. En der Koopluiden swakke mage suiverd men door purgatien en spoug-dranken der Veil- Convooy- en Directie-Gelden. En alle Ingezeetenen doed men sweeten, en arbeiden door de Imposten op de consumptien; maar sweeten en arbeiden, is den menschen saalig. Naademaal leedigheid Duivels oorkussen is en aan het Graaw een geleegentheid tot debauches, grooter armoede, en oproer pleeg te strekken. En de Regeerders aan de andere zijde, de Republike sonder onkosten niet konnende staande houden in vreedens-tijden selfs, soo moeten die penningen daar toe nodig ergens werden gesogt, op de bequaamste wijse, om voorneementlik in oorlogs-tijden alle uitheems geweld te konnen af keeren. En die Imposten op de consumtien te willen opstellen als men het oorlog voorsiet, werd veeltijds alsdan ondoenelik, en altijds vrugteloos bevonden. Extraordinaris gebruiken de Medicijns vergif, namentlik gelden, op interest geligt, om de Onderdaanen door gedurige [652] groote Krijgsmagt ofte offensiven Oorlog te beschermen, waar door ter contrarie meest alle Republiken en Staaten niet min als door vergif, eerst schielik tot een onnatuurlike dikte opswellende groter en in schijn sterker werden en daarnaa te gronde gaan. Maar de populare Republiken die zonder alle die Medicijnen purelik op haare defentie staan, duuren in der eeuwigheid. En hier mede besloot de Hollandse Schipper zijn reeden, die van de meeste Duitse omstaanders zeer wel wierd gevat; maar de Spaansen en Fransen verstonden hem gansch niet. De Engelsen, door eenige gemeenschap van tale, hadden, zoo hier als daar, een woord van de reeden konnen verstaan, 't welk haar zoo wel geviel, dat zy, in haar Land een verfoejelik oproer makende, haren opperste Medicijn-Meester vermoordeden, meenende, dat om wel te varen, niet meer van nooden was. Maar, die sig op den dans verstaat weet dat er nog wat meer toe van noden is als syn oude dwingende schoenen te verwerpen en nieuwe aan te trekken want, etc. [&c.]

3.3.3 Reedenen waarom de Populare Regeering voor desen zo gunstig is voorgestelt geweest; hoewel die warelik de beste niet zy.

In plaatse van nu te eindigen, gelijk voor deesen in de eerste druk der Consideratien van Staat is geschied, vind ik my verpligt bekend te maaken, dat ik aldaar geneegen ben geweest de Voordeelen der Populare Regeeringe soo gonstig voor te stellen, en de gebreeken der zelve soo ligt te schatten, als eenigsins de draad der [653] reedenkavelingen konde lijden, en dat aldaar ook ge-eindigt is geweest sonder conclusie van 't werk te maken, om deese volgende reedenen.Ten eersten, om dat de geringe Onderdaanen, door de Magtigen deeses Werelds niet meer pleegen geagt te werden als stof dat men vertreed; (Pabula Tyranorum sunt Plebs & Rustici. Les delices des Grands sont les larmes der Petits. Heeren sonden Boeren boet. Boeren zijn loeren, en schelmen uit de nature.) Want 't zijn Pagani, Heidenen, het uitvaagsel des Aardbodems, sulks die een Boer goed doet, doed God leet, seggen de spreek-woorden. En gemeene Burgers indien men de Heeren geloven moet (son villacos. Ne sont que des vilains, sunt pecora campi) zijn maar beesten. En Koopluiden, Woekeraars, Logenaars, Dieven en Honden, die niet konnen werden geregeerd dan met

Page 227: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 227 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

de zelven aan den arm te houden; maar in der waarheid soo is dit [en dit is] de Meetlat, die door de Magtigen geslagen zijnde, gedurig tot God de Heere sugt (Extende brachium tuum, quia non est qui misereatur nostrum, & qui pugnet pro nobis, nisi tu Deus noster!) en schreid, Lieve God! niemand ter Wereld erbermd zig onser als gy alleen. En vermits ik niet weet dat oit iemand, in zoo een gevalle heeft willen pleiten pro Deo voor de Populare Regeering, en geringste slag van Menschen; zo heb ik willen haar Avocaat en Voorspraak zijn. (iniquum petitur, ut æquum obtineatur.) En hoe wel ik waarelik niet meen, dat die Regeering de beste zy, soo heb ik nogtans die zoodanig tragten [654] voor te dragen, gelijk of de Populare in der daad de beste regeeringe waare. Op dat misschien eenige Regeerders mogten werden bewoogen te considereeren, dat de Populare Regeering, van nature de eerste en de oudste zijnde, niet is vervallen tot een andere, als door geweld en bedrog; of wel, indien het geheele Volk, de Aristokratieke Regeering vrywillig als de beste weesende, heeft opgeregt: ('t welk misschien noit is, geschied, dat gewisselik de geringe Onderdaanen ook een redelike Ziele besittende, van haar naturelik Regt, en eige bescherminge, geen afstand hebben gedaan, en die opgedraagen aan anderen, dan met toesegginge, vertrouwen en meeninge, dat zy des te better teegen alle geweld van binnen en van buiten mogten werden geprotecteert.Ten anderen soo is de Populare Regeering voordeelen soo gonstig voorgesteld geweest op dat misschien eenige Regeerders mogten gedenken, hoedanig zy, volgens de naturelike Wet van dankbaarheid, verpligt zijn, goede sorge te dragen, dat het niemand rouwe, haar wat goeds [te hebben] toevertrouwt te hebben, en haar magt vermeerdert. Want voorwaar, iemand door ofte om zijn eige weldaad ellendig te maaken, is aan de eene zijde een also onvergeevelike misdaad, als aan de de andere zijde een onuitspreekelike smert, het welk de Ouden ons hebben geleert met deese Fabul:Een Man koomende by een Arend, seide pijlen noodig te hebben om wildbraad te schie[655]ten tot gemeene nootdruft, en tot bescherminge teegen gemeene vyanden. Het welk de Arend geloovende, hem liet eenige veederen, om daar meede pijlen te maken, plukken: Maar de Man niet lang daar naa zijn beloften veragtende, en lust tot Arends vleesch krijgende doorschoot dien selfden Arend. Sulks hy in de pijl daar hy meede doorschooten was, zijn eige veederen ziende, al stervende in deeze woorden uitberstede: Wat is op de weereld meer ondankbaarder als een mensch? wat is 't een bittere dood door mijn eige veederen te sterven.Ten derden, heeft my goed gedagt, de Populare Regeeringe soo gonstig voor te dragen, op dat misschien iemand zoude werden opgewekt, om met grondige reden onwederspreekelik te bewijsen, welke Regeering, de Aristokratike, ofte de Populare (van de Monarchale spreek ik niet, als meendende het zelven by een yder ligt om zien te weesen) de beste zy. En voorwaar hier schijnt ter eerster opslaage groote reden van twijffelinge te zijn. Want gelijk het seker is dat de Aristokratike Regeerders genoegsaame kennisse hebben om wel te regeeren, so is ook seker, dat sy meer haar eigen, als het gemeen, voordeel soekende, gemeenelik wanneer die voordeelen niet wel te samen konnen gaan met voordracht willen qualik regeeren. En aan de andere zijde is ook waaragtig in een Populare Regeering, gelijk die hier is voorgestelt, dat de behoeftigste, en gedurig met de handen arbeidende Menschen, altijds aldaar het mee[656]ste getal der geenen die de souveraine Vergaderingen uitmaken, sullen uitleveren. En dienvolgende dat dese Vergadering zeer onwetende zijnde, hoewel zy bestaat uit menschen, die altijd haar eigen, en 's Land welvaren willen soeken; het zelven nogtans door gebrek van kennisse zeer zelden vinden sullen. Want te willen sustineren, dat in hare Vergaderingen verschijnen, verstandige deugdsame Mannen, en dat die doorgaans door haare heilsame propositien, ende Oratien, goede resolutien souden konnen doen nemen, is in veelen zeer onwaaragtig, nademaal [vermits] deese aansieneliksten der Vergaderinge, ook hier door schadelike propositien haar voordeel soeken tot nadeel van 't Gemeen; ende dat [zo werd] ook door welspreekende Oratien, ter contrarien gearbeid werd tot naadeel der gemeenen ingeseetenen; en vermits niemand goeden van quaden raad kan onderscheiden, dan die kennisse van saken heeft; ende in gevalle men soude willen staande houden dat de saken voor den volke rawelik ende sonder eenige byvoeginge van reedenen behoorden te werden voorgesteld; soo soude men moeten gelooven, het meeste getal van saken soo klaar te weesen, en van zo weinige

Page 228: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 228 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

omstandigheden te dependeeren, dat [men] op der daad, die door een onweetend mensch, soude konnen werden begreepen [doen begrijpen.] Nogtans (Veritas latet in puteo) weten de Wereldwijsen, hoe veele saken ten wederzijden moet werden in de schaale gelegt, eer men in Politie (partito tutto netto tutto perfetto si trova nullo) besluiten kan; aan welke zijde de minste ongemakken, en de meeste voordeelen sullen werden gevonden. En boven alle steekt uit, de onbeterlike onwetenheid deser Arbeidsluiden, om van binnen in de politie goede orde te stellen tegen verre afgeleege, ofte in toekomende tyden ontstaan sullende qualen; ook is waaragtig dat de selve seer onvoorsigtig zyn omtrent het kiesen van een Kapitain Ge[657]neraal, ofte een Militair Hooft der Republiken, als meede omtrent het stuk der Alliantien, ofte verbonden met magtige Naabuuren; en het afkeeren van der zelven geweld in oorlog. Meenende deese dwaasen, veilig te mogen rusten, op een voordeelig verbond bevestigd met schrift, eed en zeegel, verkreegen van een magtig Heer; daar sy ter contrarie altijds behoorden indagtig te zijn deser Fabule:Een Vos meenende van de Honden te sullen werden gejaagd, vlugte op een hooge naast geleege Doornboom, en van die tak vallende, greep hy soodanig naar een ander, dat hy aan handen en voeten, swaarelik van de steekende doornen gequetst zijnde, uitriep: Vervloekte Veld-Overste, en der Republike Hoofd, ofte Bondgenoot, werd men dus van u bedrogen, als men op u betrout? Maar de Doorn-boom antwoorde, o dwase en allesins bespotwaardige Vos! Want die aan een vrugtelooze steekende Doorn-boom heul zoekt, bedriegt zig zelven; sulks hy bespot, en niet beklaagt behoort te werden.Maar indien in 't generaal waaragtig is, dat schijn bedriegt; soo hebben de Politiken seer groote reeden, voor een vaste maxim te houden, het naavolgende: Als eenige saak een uitterlike schijn heeft van magt, eer, deugd, ofte profyt, hoe wel zy waarelik in zig verborgen heeft swakheid, schande, ondeugd ofte schaade. Of wel ter contrarie als eenige saak den uitterliken schijn heeft van swakheid, schande, ondeugt ofte schaade, hoe [658] wel zy waarlik in zig verborgen heeft, Magt, Eer, Deugd, ofte profijt; soo sal het quaadsten by de arbeids-luiden altijds voor het besten soodanig werden gekooren, dat zy roepen sullen Viva la Sua morte; e muria la sua vita, lang leeve 't gunt haar dooden, en sterve 't gunt haar voeden zoude. En dienvolgende is klaar, dat de aansienelikste en welspreekenste Orateurs ofte Burgers, te saamen spannende om propositien te doen die tot haar eigen voordeel en ten schade van 't gemeen strekken; ofte wel om haar eigen interest soo op te pronken dat het een gemeene lijkt, altijds haar oogwit verkrijgen, ofte persuaderen sullen; jaa dat meer is, indien maar een der zelven goed vind, de geringste Burgers in hare voor-oordelen tot naadeel van den Staat te stijven; soo behoort men te gelooven, dat de zelve een resolutie met sijn oog-wit oover-een-komende, sal uitwerken. En die hier van zoude willen twijffelen, gelieve maar agt te slaan, of niet alle hypocriten, en bedriegelike politike yveraars, by de gemeene ingeseetenen eens lands voor opregte heilig-geloovige menschen, en voor seer groote Liefhebbers des Vaderlands werden gehouden? en of niet in de Vierschaaren, alle omstanders die geen particuliere kennisse van de questieuse saake hebben, den lestspreekenden Avocaat altijds gelijk geeven zouden, indien zy op der daad moesten het vonnisse wijsen. En ten deesen einde verhaalt men dat een Hellebardier Prins Maurits van Oranjen, in den Hage op zijn eerste sitting ter rolle vergeselschappende, den Eisscher gelijk gaf, als meede daar naa den Verweerder, en eindelik replijk en duplijk gehoort hebbende, segt men dat de Hellebardier in dese woorden uitberstede: Het is een wonderlike saake, zy hebben beide gelijk.

3.3.4 Dat een Populare Regeeringe, warelik veel beeter is als een Regeering, bestaande uit weinig menschen.

En hoewel deese gebreeken der Populare Regeeringe, spruitende uit der behoeftigste Burgers diepe onkunde omtrent saaken die tot haare eigen welvaaren dienen, zeer groot zijn: zo blijkt nogtans uit de zelve conclusie, dat de gebreken eener Oligarchie, ofte een staat die door weinig menschen werd geregeerd, veel grooter zijn. Want aldaar, hebben die weinige aansienelike Leeden, de wettige magt niet alleen van raaden, en op te pronken hun eige interest, tot naadeel aller anderen; maar sy konnen aldaar ook het

Page 229: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 229 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zelven absolutelik gebiedende, by forme van Wet vast te stellen: En op dat zy malkanderen ten naadeele van hun eigen selfs ende ten voordeele der gemeene onderdaanen niet zoude stooten, weeten zy oover alle in soodanige kleine vergaderingen te speelen (Hodie mihi, Cras tibi) 't is heden mijn beurt, en morgen zal 't de uwe weesen. Sonder dat eenigsins noodig is, het selven met een schijn van 's Lands dienst werde bekleed; sulks hoewel het zelven soo oopenbaarlik teegen 's Lands welvaaren strijd, dat men daar van, in een souveraine vergaaderinge des geheelen Volks, niet soude derven spreeken; soo gaat het eevenwel in de Oligarchie daar yder stemmend lid der vergaderinge seer haast syn beurt te verwagten heeft voor Heilig en Regt door. Dus siet men dageliks, hoe de Beneficien [660] en Officien, uit kragt der Almanakken ofte Tourbeurten, werden verkoft in Vriesland, Overyssel en ander Provintien, zonder dat van noden zy, het begiftigen, met de goede diensten, en qualiteiten des persoons, ofte met een schijn van goede sorge voor des Lands welvaren te bekleeden en te verschonen; hoewel die ontfange kooppenningen aldaar niet strekken tot verbeeteringe van des gemeene Lands middelen, gelijk in Vrankrijk, alwaar de officien ten voordeele der Koninglike Domainen veil zijn; maar strekken de selve kooppenningen in gemelde Provintien, alleen ten voordeele der particuliere Regeerderen [Verkoopers], sig met dien schat verrijkende.Maar of dese Populare Regeering beeter zy als een Aristokratike, bestaande uit eenige hondert menschen daar men de stemmen balloteert, soude konnen werden getwijffelt: Nogtans verseeker ik my, dat in alle voorvallen die den Regeerders gesamentlik voorderlik zijn, alle die Leeden zeer wel oover een sullen komen, om zig selven ten nadeele der gemeene Onderdanen, zo zeer te vergrooten ende verrijken, als eenigsins doenlik is, sonder in het minsten zig aan 's Lands welvaren, of schijn desselven te binden; en dat hare onderlinge jalousie, meerendeels ten voordeele der gemeene Onderdanen, nietwes zal uitwerken; dan dat liever dese, dan die, begonstigd werde ofte zig verryken moge. En ter contrarie kan ik in dusdanige Aristokratike Regeeringe, geen voordeelen zien, die de voordeelen der Populare Regeeringe zouden ooverweegen.

3.3.5 Dat een Aristokratie, die allernaast aan de Populare komt, gewisselik de beste Regeering is.

Sulks misschien iemand vragen sal, wat forme van Aristokratike Regeeringe, ik booven de Populare soude stellen? waar op bescheidentlik te antwoorden staat.Namentlik, een yder sal uit voorheengestelde Fondamenten der Regeering ligtelik onthouden hebben, de grootste perfectie in de Aristokratike Regeeringe te zijn: Dat alle de Leeden werden vermoed en geoordeelt verstands en kennisse genoeg te hebben, om 's Lands welvaaren te betragten. En dat ter contrarie in de selve regeeringe der aansieneliksten het grootste gebrek is, dat alle die Leeden dies niet jegenstaande moeten werden vermoed en gepresumeert altijds te soeken hun eigen voordeel, ook tot nadeel van het gemeen. Daar-en-boven sal een yder ligtelik onthouden hebben, de grootste perfectie der Populare Regeeringe te zijn, dat een yder aldaar zijn eigen voordeel soekende, warelik 's Lands welvaaren betragt; Sulks indien de meeste Leeden deeser Regeeringe, niet waaren ontbloot van genoegsaame kennisse, om hun eigen voordeel wel te soeken; men gewisselik soude moeten besluiten, dat de Populare Regeering absolutelik goed, en de beste forme van regeeringe zoude weesen. En wat my belangd, ik meen hier uit [662] klaarelik te konnen besluiten, de beste Regeeringe onder menschen bedenkelik, te sullen werden gevonden by een Vergaaderinge, bestaande uit alle de Ingeseetenen des Lands, die gepresumeert konnen werden magts en kennisse genoeg te hebben, om hun eigen welvaaren te versorgen. Want vermits als dan eigen soo veel als doenelik of bedenkelik is gemeen soude werden; ende die kennisse van eigen-welvaren, altyds met de wille om het selven te betragten, soude weesen vergeselschapt ende dat by die kennisse ende wille soude weesen de souveraine magt om het selve welvaren te betragten; soo kan niet werden getwijfelt, of het selven welvaaren, soude door het ballotteeren altijds werden gevonden, soo veel onder menschen doenelik is. En om hier in my selven naarder uit te drukken, sal ik met korte woorden seggen, wie uit dese

Page 230: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 230 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

Aristokratike Souveraine Vergaderinge behoorde te werden geslooten, om dat dienvolgende klaarelik blijken sal, uit wat Leeden die Regeeringe soude bestaan.Ten eersten, weegens gebrek van magt, moesten werden buiten geslooten, alle Onmondigen, Vrouwluiden, en Dieners, als aan haare Ouders, Eegade, en Meesters ofte Heeren gehoorsaamheid schuldig zijnde. En dienvolgende niet vryelik moogende stemmen.Ten tweeden, moesten werden buiten geslooten alle vreemdelingen die niet seekeren bepaalden tijd, noodig om genoegsaame kennise van het interest deeser Republike te verkrijgen, onder die regeering hadden gewoont alle soodanige Vremdelingen, die niet als in een vremde tale de propositien begrypen, ende in deselve hare gedagten in de gemeene vergaderinge des Volks soude konnen uitdrukken.Ten derden, moesten werden buiten geslooten, alle stommen, dooven, en infamen, en arme lui[663]den van aalmissen ofte in Godshuisen leevende ofte binnen seekeren tyd geleefd hebbende als meede alle anderen, die binnen seekeren tijd van jaaren, niet als meesters maar als knegts eenig ambagt hadden gedaan, ofte om een dagloon gewrogt in iemands dienst, hoedanig die zoude mogen weesen; want vermits het selven moet werden gepresumeert te geschieden, uit behoeftigheid; moet ook werden gepresumeert, de noodige kennisse tot de Regeeringe te ontbreeken. Want (---- omnis enim res, Virtus. fama, decus, divina humanaque pulcris Divitiis parent: quas qui construxerit, ille Clarus erit, fortis, justus, sapiens etiam, & rex, Et quidquid volet.) alsoomen door geld kan [men] veel dingen bekoomen, die een arm mensch derven moet en nogtans seer noodsakelik zyn om tot soodanige kennisse als in deesen vereischd werd, te komen En hoewel al deese gesecludeerde ingeseetenen een seer groot getal soude uitmaken, nogtans indien alle andere volgens onse voormelde regulen niet uitgeslotene Ingezetenen tot de Regeeringe wierden toegelaten; meen ik dat men gewisselik in soodanige Aristokratike Regeeringe soude vinden alle die hier voren gemelde gewigtige voordeelen der Populaare Regeeringen: alsoo dese uigesloote menschen alle klaarelik dependeeren van de ingesloote persoonen der Regeeringe. Sulks de alhier uitgeslooten, niet konnen werden geimagineert quaalik te sullen vaaren, als alle de anderen in 't gemeen zouden welvaaren. Te meer, dewijl de selve Armen gedrukt zijnde, tot nadeel der Rijksten, het Land seer ligtelik konnen verlaten. En soude men ter contrarie bevrijd zijn van alle hier voorgemelde nadeelen der Populare Regeeringe. Gelijk men insgelijks hier soude vinden alle voordeelen sonder de gevoelige gebreeken der Aristokratike [664] Regeeringe. (Et quanquam Virtus, Gloria, atque alia optanda bonis superabant, tamen inerat contemtor animus, & superbia, Commune nobilitatis malum. C. Tacitus, De Metello) En de onverdragelike laatdunkenheid der heerschende Familien ofte Geslagten soude hier gansch weinig plaatse vinden. En boven alle, zouden de gemeene Ingeseetenen ontslaagen zijn, in deese Reegeringe van alle lasten en ongemakken, haaren oorsprong neemende uit de Monarchale Regeering en de drukkende prerogativen der Edelluiden ofte favoriten, waardoor oover den geheelen aardbodem den gemeene Ingeseetenen de rugge werden ingereeden. En gelyk aller ingeseetenen interest van soodaniger Aristocratike regeerderen interest hangd, ende by deselve altyd genoegsame kennisse soude wesen om hetselve te betragten, soo is ook niet te twyfelen of de selve regeerders souden met goed overleg alle magistraatspersoonen om de resolutien en wetten der regeeringe te executeren aanstellen. Ende is kennelik dat alles hier op soude aankomen, dat soodanige ordren wierden bedagd, dat geen magistraten die souden konnen willen quaad doen, het quaad konden doen; ende ter contrarie dat geen magistraten die het souden konnen doen, het selven souden willen doen. Sulks soodanige Aristocratike regeeringe in alle manieren en absolutelik de allerbeste soude weesen.En dat dit niet al te losselik werd gesegt, kan klarelik blijken uit de istorien van Atheenen: want de Regeering aldaar op 5000 Burgers gebragt weesende, en onse gestelde fondamenten der Regeeringe eenigsins naaderende, seer werd gepreesen van Thucydides, een Autheur die in deugd, oordeel, kennise, en Politike ervaarenheid, mijns bedunkens, voor geen ander Historieschrijver, wie hy zy, behoefd te wijken. En ten anderen siet men nog heeden, dat de Republik van Genoa; allernaast aan onse gestelde fondamenten komende, waarelik de aldergelukkigste en uitsteekenste Republik is, die men in soo een ellendige situatie soude konnen vinden. Sulks ik nog eenmaal zal

Page 231: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 231 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

besluiten, dat een Aristokratike Regeering, die allernaast aan de Populare komt, kennelik de beste is.

3.3.6 Waaragtig oogwit van 't geheele werk, dienende tot een besluit.Dog eindelik moet de Leeser, wie hy ook zy, sorgvuldiglik zijn gewaarschout, dat dit geheele Werk soo van sig selven, als ook is gemaakt tot mijn eygen tijd verdrijf, soo nogtans dat het ook [invoegen het nergens toe] nut schijnd te weesen, als om de speculatie en gedagten op te wekken, der geenen, die, in mijn vry Vaderland eenig deel aan de Regeering hebbende, daar uit misschien eenigie meer nuttigheid, ten voordeele der gemeene Onderdaanen, sullen konnen trekken. Als meede gelieve de verstandige Leeser indagtig te weesen, dat dit is een van de reedenen, die my hebben bewoogen, mijn gedagten uit te drukken, met zoodangie stijl van schrijven, die de saaken, by de uitsteekende en ervarenste Ingeseetenen, misschien niet min klaar en aangenaam, als by het Graaw en gemeene Onderdaanen duister en walgelik, zal maaken. Want vermits God de Heer, aan die alhier nog regt nog magt, dan om haare wettige Regeerders te gehoorsaamen, gegeven heeft, (Tibi (Tiberio) rerum summum judicium Dii dederunt, nobis obsequii gloria relicta est. Item, Perenda Regum ingenia, nec usui crebræ mutationes. Item, Bonos Imperatores voto expetere, qualecungue tolerare. Item, Quomodo sterilitatem & imbres nimios & cætera [666] naturæ mala; ita luxum, vel avaritiam dominantium tolerare. C. Tacit) soo kan door haar in dit stuk niet goeds werden gedaan, dan God de Heere om een beter Regeeringe biddende, middelertijd de abusen der zelven geduldig te draagen: gelijk Donder, Blixem, Hagel, Slagreegen, en alles wat van booven komt, alsoo moet werden geleeden; ten zy men zig zelven en 't lieve Vaderland, door onuitspreekelike grouwelen, in afgronden van ellenden wil dompelen. Want men, rebelleerende teegen de Regeeringe die in wesen is, (de facto) dadelik invoert de natureliken stand ofte Oorlog aller Ingezeetenen tegens malkander, 't welk de ellendigste stand is die men onder eenige vergaaderinge van menschen zoude konnen bedenken. En die aan deese waarheden twijffelt, gelieve maar zijn gedagten te laaten gaan over de Inlandse Oorlogen, die nu hondert jaaren geleeden om de Regeering ofte den Godtsdienst, zoo als men het zelven gelieft heeft te noemen, in Vrankrijk haar begin naamen; daar zal hy zien, dat meest alle die oproerige Belhamels aan weederzijden, rampsaliglik in haar eigen bloed zijn gesmoort, en dat naar een seeventig jarig moorden van onnosele menschen, branden van Steeden, en verwoesten van Landen de Regeering is gekeert tot zoodanigen stand als zy was toen men eerst de waapenen in de hand nam. Zijn niet in Engeland zeedert twintig jaaren meest alle die Roervinken ten weederzijden gesneuvelt? Is [667] niet die Regering naa zoo veel jaaren bloedvergietens wederom gekeert tot een erger, of tot haaren eersten stand? Zijn wy hier niet beeter gevaaren in de Neederlanden, die voor het begin der toublen warelik de geseegenste en florisantste Landen van Europa waren? wat hebben aan de selve gebaat die [naa een] tagtigjaarigen Oorlog, en dat grouwelik onnoosel bloedvergieten en Landverderven? Zijn niet meest alle de Oproermakers ten wederzijden zeer ellendiglik aan haar einde geraakt? Zijn niet de meeste Provintien door een afweesende Heer geregeert, gelijk toen men de troubelen zag beginnen? Soude niet in deese Landen door de Troublen en quade regeering onser naburen voor eenige jaren seer weelig geworde (indien ten verscheiden tijden eenige overwagte slagen uit den Hemel het selven niet miraculeuselik hadden belet, en de ingezeetenen deeser Landen gepreserveert, en behoed, voor de nieuwe subjectie, daar inne de selven albereids genoegsaam waaren geprecipiteert) de Regeering weederom hebben gedreeven op den ouden Graveliken, of wel, ten respecte van Holland, op een veel erger voet. Souden niet deese koophandel dryvende grote florissante steeden, door die monarchale regeering noodsakelik hebben moeten vervallen tot een afgrond van ellenden, naademaal er (Divitem fuisse duplex paupertas) gene grotere armoede en ellende is, als ryk en gelukkig geweest te zyn?Nogtans zoude iemand, met schijn van reeden konnen zeggen, dat de Ingesetenen deeser Provintien onder Spanjen gereegerd werdende door afgesonde Gouverneurs, ende daar naa door de Troublen onder de Regeering van alhier woonende Stadthouders geraakt zijnde, gewisselik uit dien hoofde veel gelukkiger moesten werden. En misschien

Page 232: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 232 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

zouden konnen werden gesustineerd, de uitterste ellenden der Onderdaanen te moeten werden verwagt onder de Regeering van afweesende Monarchen: en als de mindere Landen, van [668] meerdere werden dependent gemaakt; gelijk deese Landen kennelik van afweesende koningen en het magtige Hispanjen souden gedependeert hebben. Dog in allen gevalle is waaragtig, dat alle, die in hier vooren gemelde Landen regeerden, eer men de Troubelen zag beginnen, Heeren en menschen zijn geweest daar veel op te seggen viel; maar behoorde men te gelooven, dat anderen, die door zodanig oproerig geweld zig in de plaatse zullen komen zetten, alle die gebreeken beeteren zullen? neen gewisselik. Want de oproerigste, zijn doorgaans de ondeugenste, onweetenste en behoeftigste menschen. En die sig over zodanige menschen, onder eenig schoon prætext tot Hoofd kan opwerpen, maakt sig gemeenelik Heer, in plaatse van den geene die men heeft geschopt, sulks alle dit gruwelik en bloedig gewoel alleenelik strekt, Mutatio Tyranni, non Tyrannidis ablatio, om van d'eene Slaverny tot een andere, en dikwils tot ergere te vervalen. Waarelik alle betering komt gemeenelik zonder wapenen en bloedvergieten, van God, den Geever alles goeds, die veeltijds quaade Regenten haastig wegrukt, en den geduldige Onderdaanen, zomtijds beter toesend in een Monarchaale Regeering. En daarenboven, ziet men in de Republikse Regeeringen seer dikwils gebeuren, dat door het wegsterven eeniger uitsteekenste en ondragelikste Ministers of Magistraats-persoonen, de ooverleevende Regeerders, geneegen zijnde de voorgaande ongemakken in 't toekomende te beletten; de [669] Republiken met bedaarde zinnen, en zonder bloedvergieten weten te brengen tot een beeter ordre en forme van Regeeringe naademaal gemelde Regeerders en Magistraats-personen, in die vreedsame tyden hare ordinare dienders gebruikende; niet genoodsaakt werden, gelyk wel in oproer en inlandse oorlogen plagt te geschieden, te duiken ofte te buigen, voor schuim van menschen , dat in gemelde teegenlopende tyden altyds roekeloselik de handen aan 't werk slaat: ofte als de oproeren eenige tyd duren onder de naam van soldaat door het selven pleegen gedwongen te werden: sulks een yder sien kan dat die vreedsame veranderinge [En dit] is de grootste zeegen, die God de Heer in dit vergankelik leven, op de Ingezeetenen des Lands, 't zy Regeerders, 't zy Onderdaanen, kan besteeden. Dienvolgende is klaar dat gemelde Onderdaanen, ten desen einde altijds behoorden te gedenken de spreuk, die men segt, dat zeeker wijs Monnik had geschreeven booven den ingang van zijn Celletjen, namentlik; qui vult bene & feliciter vivere, semper bene loquatur de domino. Priore, faciat officium suum taliter qualiter, & sinat Mundum vadere sicut vadit.Die met eer en rust wil leevenMoet zijn Prior eere geeven.Sijn dienst ook taamlik gade slaan,En voorts de weereld laaten gaan.En daar-en-boven behoorden de zelve onderdanen altijds indagtig te wesen der volgende Rijmen des Heeren van Pibracq:Aime l'Estat tel que tu le vois estre,S'il est Royal, aime la Royauté.S'il est de Peu, ou bien Communauté,Aime l'aussi, quand [car] Dieu t' y a fait naistre.Hebt gy een Heer, zo voeg u naar zijn Wet.Zijn weinigen aan 't hoogste roer geset;Of geld de Burgerstem: smaal niet; dank God,Die u daar leevens gaf, of vryheids lot. [670]Welk alles zeer wel over een komt met de Heilige Regulen: Alle wettige Magten zijn van God. Daarom vreest God, eerd den Koning. En boven alle is wel aanmerkenswaardig de spreuke, Prov. cap. 24. Mijne zoone vreest den Heere, en den Koning: en vermengd u niet met hen die na veranderinge staan. Want haar verderf zal haastelik ontstaan: en wie weet harer beider ondergang.Indien deese mijne gedagten, gunstiger Leser, u eenigen aanstoot hebben gegeeven; en indien gy meent waaragtiger, ofte beeter opinien te hebben; zoo zeg, en schrijf hier van, jaa ook tegen, zoo veel u gelieft; met verseekering, dat mijnent halven nietwes zal werden geantwoort, alsoo ik (Pugno pro Patria libera) meenende mijn pligt, als een Liefhebber mijns vry Vaderlands, te hebben gedaan, nog zoo veel te meer liefde zal

Page 233: de la court

P. de la Court (1662), Consideratien van Staat p. 233 van 233 www.nachtwakersstaat.nl

betoonen, indien ik niet qualik neem, dat een ander zig zelven hier in ook voldoe met wat anders deesen aangaande, jaa ook teegen te schryven.EINDE