DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van...

23
DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND BEPAALDE T I J D S C H R I F T OV E R T R A D I T I E S E N T R E N D S H P G Hans Brinker Gevaarlijke huisdieren Portretknipster Jeanet Willems WOLF IN HUIS: EEN NIEUWE TREND EEN MODERNE PAPIERKNIPKUNSTENARES Jaargang 2 nummer 1 Voorjaar 1996 prijs ƒ 7,95 Bfrs 160

Transcript of DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van...

Page 1: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

D E J O N G E N D I E

H E T G E Z I C H T

V A N N E D E R L A N D

B E P A A L D E

T I J D S C H R I F T O V E R T R A D I T I E S E N T R E N D S

HH

PP

GG

Hans Brinker

Gevaarlijke huisdieren

PortretknipsterJeanet Willems

W O L F I N H U I S : E E N N I E U W E T R E N D

E E N M O D E R N E

P A P I E R K N I P K U N S T E N A R E S

Jaargang 2

nummer 1

Voorjaar 1996

prijs ƒ 7,95 Bfrs 160

Page 2: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

11

Met dat beeld kunnen wij ons, inwo-ners van Nederland, niet vereenzelvi-gen. Het leven in Nederland ziet er echtheel anders uit. Goed, we hebbenmolens en dijken, maar bijna niemandloopt meer dagelijks op klompen en destraat schrobben doen we al lang nietmeer. Bovendien is het landschap vanHolland niet te vergelijken met dat vanDrenthe of Limburg. Wel kan ik me nogiets voorstellen bij dat ijverige. Vanspreuken als ‘langs de straat van strakskomt men aan het huis van nooit’ en‘morgenstond heeft goud in de mond’hebben de meesten van ons wel een tikmeegekregen.

Dat beeld over Nederland is in de vori-ge eeuw door één enkel boek gevormd.Hoe dat kon, leest u in dit nummer vanTraditie. Mary Mapes Dodge, die datberuchte boek ‘Hans Brinker’ schreef,was zelf nooit in Nederland geweest.Door haar buren, Nederlandse immi-granten, hoorde ze van Nederland datze ‘raarland’ noemde. Op basis van die

gegevens schiep ze een geromantiseerdbeeld van het leven in Holland in deeerste helft van de negentiende eeuw.En dat beeld is ons blijven achter-volgen.

Toen Koningin Beatrix in 1982Amerika bezocht, schreef ze een prijs-vraag uit, waarbij duizend Amerikaneneen reis naar Nederland konden win-nen. Ze hoefden alleen maar te ver-woorden, waarom ze zo graag naar onsland wilden komen. Heel veel inzendersschreven toen dat het boek ‘HansBrinker’ hun nieuwsgierigheid naarNederland had gewekt. Ook de overstromingen vorig jaar kregen in Amerika veel aandacht. Netals Mary Mapes Dodge verbaasde ieder-een zich er over hoe wij onder de zee-spiegel konden leven. Dat de over-stromingen veroorzaakt werden door de rivieren en niet door de zee werddaarbij over het hoofd gezien.

Het boek was zo’n bestseller dat het invele talen is vertaald en in honderdenedities is verschenen. In Nederland ken-nen wij het boek echter lang niet zogoed als in het buitenland. Alleen hetverhaal van dat jongetje, dat Nederlandredde door zijn vinger in het gat van dedijk te stoppen is heel bekend. Maar dátjongetje was niet Hans Brinker. Dat wasPeter, de zoon van de sluiswachter.

Ineke Strouken

hoofdredacteur

VVIn het buitenland heeft men nogal eens het beeld dat

Nederland, Holland, het land is van de dijken, molens, houten

huizen, klompen, ijverige mensen en schone straten. Een klein

landje, waarin iedereen hard werkt en in klederdracht loopt.

Vandaar dat toeristen vrachten blauw-witte molentjes, grach-

tenhuisjes en klompjes mee naar huis nemen.

ooraf

Nederland is het land van

de dijken, molens en houten

huisjes.

Er wonen hardwerkende, zuinige mensen.

V O O R J A A R 1 9 9 6

Een verzameling van 35.000 geboortekaartjes

De Elfstedentocht

Van godendrank tot alledaags vocht

Gevaarlijke huisdieren Wo l f i n h u i s : e e n n i e u w e t r e n d

Portretknipster Jeanet Willems E e n m o d e r n e p a p i e r k u n s t e n a r e s

Hans Brinker D e j o n g e n d i e h e t g e z i c h t

v a n N e d e r l a n d b e p a a l d e

II I N H O U D

36

10

32

4

18

24

☞DE POTTENKIJKER

STREEKCULTUUR

HERINNERINGEN

GASTRONOMIE: BENE TIBI

SPREEKWOORD w a a r w o o r d ?

CREATIEF H e t m a s k e r

ACTUEEL

Rubrieken:

8

2

15

17

29

30

38

Page 3: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

PoëziealbumSteeds geniet ik weer van uw tijdschrif-ten Traditie en Alledaagse Dingen. Zoook van het artikel over poëziealbums.Ik heb wel eens gevreesd dat de poëzie-albumtraditie verloren zou gaan. Al maar jonger werden de meisjes dieje vroegen iets in hun album te schrij-ven en al banaler leken mij de telkensvan elkaar overgeschreven rijmpjes teworden. Voor de ooms en tantes, dieiets in hun nichtjes’ album moestenschrijven, besloot ik een boekje AlbumAllerlei te schrijven, als handleiding enom er uit te lenen. Twee versjes uitmijn boekje zijn: Het strenge voorjaar van 1667

In January zestien honderd zeven en tsestigDoen vroort en snieuwde zeer heftigStijf zes weken stont de vaert geheel stilDrie weken voer men geheel na wilHet voornaamste dat hier wordt genoteerdIs datter zoo veel ijs quam in de Meert

De 16e Meert begont weert hart te vriezenDe 17e moesten de vissers haar winst verliezenDe 18e liepen veel volk voor de laag op het IJDe 19e passeerd men van d’ een tot d’ ander zijDe 20e bood weer en wind noch weinig toenDe 21e leek of weer en wind anders wou doenDe 22e was de wind weer felder aan ‘t vriezenDe 23e begon ‘t ijs door de son hart te verliezenDe 24e al vriezende verloor ‘t ijs zijn krachtDe 25e zijnder veel over ‘t ijs komen met voordrachtDe 26e liepender nog drie van stee over ‘t IJNamiddag zeijlden de schuiten voorbijDe 27e heeft d’oostenwind ‘t ijs op Pampus hoog gezetDe 29e was ‘t varen daar over nog wel beletDe 30e quamen eenige daar over varen en lopen meeDe 1e April liepen eenigen personen nog op de Zuiderzee

De 2e dito is in ‘t val een schip door‘t ijs vast gehegt

Dit is genooteerdvan de M.T. deLoodsen haar knegtom Gods grootewonderwerken enkracht te doenhelpen houden ingedacht

Ons leven lijkt een stukje grondje moet het zelf bewerken.Dat vergt somsploeteren in ‘t stof,maar elk heeftliefst een rozenhofof park met beuken berken,een veldbloemberm,groengele wei...Zul je die boterbloemvan mijdaartussenooit bemerken?

Van albums weetik ba noch boe,ze doen mijnbloed verstijven...Ik zou best willen,maar ik weet niet hoeik daarin iets moet schrijven.Ik vind je aardig,kort en goed.En vriendschapzal beklijven.Zwart op witwens ik je toe:dat je gezondmag blijven!

Froukje B. Hardam- van Omme, Zeist

3

V O O R J A A R 1 9 9 6

22

Nu was fotograferen in die tijd nieteenvoudig en zeker niet als het donkerwas. De lens moest dan lang openstaan,soms wel honderd tellen. Om de fotoscherp te krijgen moesten de studentenal die tijd doodstil staan. En omdat datin een jolige bui natuurlijk niet mee-valt, waren de foto’s van Kiek meestalonscherp. Een grapje dat wel aansloeg was defoto met twee koppen. De student dieop de foto ging, hield zijn hoofd eerstvijftig tellen naar links en daarna vijf-tig tellen naar rechts. Zo kwam hij mettwee hoofden op de foto.Israël David Kiek bleef tot op vijfen-tachtigjarige leeftijd foto’s maken.

Israël David Kiek werd geboren in april1811 in Groningen en hij was iemandvan twaalf ambachten, dertien onge-lukken. Na veel omzwervingen kwamhij in 1855 terecht in Leiden, waar hijvanaf 1858 zijn brood probeerde teverdienen met fotografie. En dat moestook wel, want hij was getrouwd en hadinmiddels negen kinderen op de wereldgezet. Israël Kiek is vooral bekend geworden

DDD E P O T T E N K I J K E R

De pottenkijker iseen rubriek waarinlezers vragenkunnen stellen ofkunnen reageren opde inhoud vanTraditie.

Een amateurfotootje wordt weleens

een kiekje genoemd. Dat achter die

naam een mens schuil gaat, is niet

erg bekend. Kiekje is namelijk

ontleend aan Israël David Kiek.

Wijn op bier geeft plezier

In Traditie nummer 4 van 1995 stondhet spreekwoord ‘Bier op wijn geeftvenijn, wijn op bier geeft plezier’uitgelegd. Enkele jaren geleden kreeg ikechter een andere verklaring te horen.

Onze voorouders dronken bier als ze armen wijn als ze rijk waren. Als zij doorverslechterende omstandigheden hunwijn voor bier moesten inwisselen,betekende dat een achteruitgang instatus. Konden zij van bier overstappenop wijn, dan konden zij zich financieelmeer permitteren. En dat was uiteraardheel plezierig.

Gerda van der Tak, Wassenaar

Wie was kiekje?

door zijn foto’s van Leidse studenten.Kiek was namelijk niet zo’n goede foto-graaf en de studenten die hij moestfotograferen kwamen meestal ‘s nachtslangs als ze al veel op hadden. Ze wil-den zich dan met veel kabaal op hetplaatsje achter Kieks huis laten vereeu-wigen. Bekend is dat Kiek, om de stu-denten stil te krijgen, nog al eens riep:“Heren, heren, de kunst moet voorrangkrijgen”.

Ineke Strouken

AlfabetOnder iedere letterin dit figuur kunt uvan boven naarbeneden een woordinvullen van drieletters. Als u voorhet woord van drieletters de letter zet,die er al bovenstaat, leest u eenwoord van vier let-ters. In de omschrij-ving krijgt u steedseerst het woord vanvier letters en daar-na het woord vandrie letters.

A - bijbelse figuur - waterkering. B - Engelsman - reisje. C - oude munt - loot. D - voorzetsel - deelvan het hoofd. E - wild zwijn - op grote afstand. F - flink - Europeaan. G - Mop - snel. H - gedroogdgras - vrouwelijk schaap. J - 365 dagen - bloeiwijze. K - mogelijkheid - meisjesnaam. L - verlich-tingstoestel - ampère. M - water - voordat. N - vervelende - oppervlaktemaat. O - bakplaats -bosmeertje. P - vlak - dun stuk hout. R - deel van een schip - grondsoort. S - burcht - loterijbriefje. T- openbaar vervoermiddel - mannelijk schaap. U - plaats in Noord Brabant - boom. V - gemeen -indien. W - zeven dagen - eikeschors. Z - uitgestoken stuk gras - lofdicht.

De oplossing van deze puzzel kunt u vinden op pagina 16.

Page 4: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

55

ding; alle muizen bij elkaar of alle ooi-evaars op één hoop. Corrie rangschikthaar kaartjes zoveel mogelijk op serie.Zo ontstaat een eenheid van gelijkge-stemde kaartjes, vaak door één endezelfde kunstenaar ontworpen.

Wat overblijft bergt ze op volgensthema: kaartjes uit de oorlog, meerlin-genkaartjes en kaartjes met afbeeldin-gen van bekende Nederlanders, zoals dewielrenner Jan Janssen. Er zijn ookmensen die alleen geboortekaartjes vanbepaalde data sparen; de geboorte-data van hun eigen kinderen bij-voorbeeld. Corrie verzamelt het liefstoude kaartjes.

De meeste verzamelaars ontvan-gen bij het sparen hulp vanfamilie en vrienden. Ook de GoudenGids kan uitkomst bieden. Corrie: “Ik

haal er adressen van verloskundigenuit en van dames die zwanger-schapsgymnastiek geven. Daar gaik dan heen. Ook mijn moederspaart fanatiek voor me. En het komtheel goed uit dat mijn zus in de kraam-verzorging werkt.”

Soms neemt ze een verzameling overvan iemand die ermee stopt. Ook

ruilt ze met andere verzamelaarsen soms stuit ze dan bij toevalop dat éne kaartje dat ze al járen

zoekt. Naar beurzen gaat zenooit. Daar is het te druk en wordt

teveel geld gevraagd.

F r a n s w a s c h i q u eHet oudste geboortekaartje uitCorries verzameling dateert uit

1873 en is heel simpel van uitvoering.Toch heeft het al een gekleurd randje,

wat voor die tijd heel frivool was. Detekst is in het Nederlands gesteld. Haarop één na oudste kaartje is uit 1884 ende tekst is in het Frans. Beide kaartjeskomen uit België.

Corrie: “Het is heel apart datmijn oudste kaartje in het

Nederlands gesteld is, want het wastot ver na de eeuwwisseling gebruikom geboortekaartjes in het Frans te

drukken, ook in Nederland. Datstond chique.”Geboorteaankondigingen werden aanhet begin van deze eeuw dan ookalleen door de ‘deftigheid’ verstuurd.Pas in de jaren vijftig werd het verstu-ren van kaartjes een algemeen gebruik.

T r e n d sIn de twintiger jaren verscheen de ooie-vaar op de kaartjes. Later kwamen daarandere symbolen bij: de groene en derode kool en in België de capucijnerpa-ter, die het broertje of zusje meebrachtin de capuchon van zijn pij. De ooie-vaar is nog steeds een veel gebruiktsymbool, maar de groene en rode kool,in de jaren vijftig nog volop afgebeeld,zijn nu echt uit.

De twee oudste kaartjes van Corrie RoelansEEV O O R J A A R 1 9 9 6

44

Sparen en verzamelen

is iets dat iedereen

ongeacht z’n leeftijd

wel eens gedaan heeft.

Ook Corrie Roelans is

behept met een

verzamelwoede en haar

doelwit is het

geboortekaartje, want:

“Achter elk van die

kaartjes gaat een heel

verhaal schuil”.

Corrie Roelans (49) heeft haar verzame-ling van maar liefst 35.000 geboorte-kaartjes keurig gerangschikt in veel-kleurige ringbanden en kartonnendozen. Er zitten doodgewone kaartjesbij, maar ook hele aparte. Zo heeft ze eréén van een kindje dat geboren werdna genetische manipulatie. Een ander isafkomstig van een lesbisch ouderpaar.

Door haar enorme verzameling wordtze door haar omgeving als deskundigeop het gebied van geboortekaartjesgezien. Regelmatig ontvangt ze ver-zoekjes om advies te geven aan ouder-paren die maar geen keuze kunnenmaken uit het overstelpende marktaan-bod. Uit haar eigen collectie laat ze danwat voorbeelden zien, waardoor demensen leren wat ze wel en niet mooivinden.

E e n r u i m h o n d e r d j a r i g e t r a d i t i eSinds de negentiende eeuw sturen men-sen geboortekaartjes aan familie envrienden om hen op de hoogte te bren-gen van de komst van een baby.Corries oudste kaartje dateert uit 1873,het jongste in haar permanent groeien-de collectie is altijd van enkele dagenterug.

Op haar zestiende begon ze met sparen.Later verliep die hobby en raakte haarverzameling in de vergetelheid. Zo’nvijftien jaar geleden, kwam ze al diekaartjes bij een verhuizing weer eenstegen. Opnieuw raakte ze bevangendoor een fanatieke verzamelkoorts.

S e r i e sEen verzameling geboortekaartjes kunje op allerlei manieren rangschikken.Op uitgever, op datum, of op afbeel-

Een verzameling van35.000 geboortekaartjes

De ooievaar wordt in de twintiger jaren een populaire kindertjesbrenger

Oorlogsgeboortekaartje

Page 5: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

77

Corrie: “Het lijkt wel of ouders met dieoorlogskaartjes probeerden uit te druk-ken dat ze hun baby als een lichtpuntjein die verder zo donkere dagen zagen.Heel schrijnend is het kaartje, waarinde moeder laat weten dat haar mansneuvelde op het moment dat haarkindje geboren werd.”

De naam van een overleden kindjewordt tegenwoordig vaak op het kaartjevan een pas geboren broertje of zusjevermeld, met een kruisje achter dienaam. Dat gebeurde twintig jaar geledennog niet. Bij katholieken was het wel degewoonte om op het kaartje te zetten:‘Ons broertje of zusje in de hemel heeftons een nieuw kindje gebracht.’

M e t b l i j d s c h a pVroeger was de aankondiging opgeboortekaartjes nogal vormelijk: ‘met

blijdschap en dankbaarheid’ of ‘metdank aan God’. Tegenwoordig gaat heter veel vrijer aan toe, met liedjes enversjes als: ‘Er is een baby geboren,iedereen heeft schik, maar de oudste,dat blijf ik.’

“Sommige teksten vergeet je niet snel.Zo bezit ik een kaartje van een weduwedie een zoontje had gekregen. De vaderwas tijdens de zwangerschap gestorven.Voor de vrouw was het geboortekaartjetevens een herinnering aan haar inniggeliefde man. Ze had haar zoontje naarhem genoemd. Uit dat kaartje sprakzo’n intens verdriet...”

O n t w e r p e r sAnton Pieck heeft grote invloed gehadop de ontwikkeling van de geboorte-kaartjes in Nederland. Veel kaartjesbevatten tekeningen van zijn hand, ofafbeeldingen in zijn stijl.

De kaartjes uit Vlaanderen zijn vaakerg kunstzinnig. Een bekende ontwer-per uit de jaren dertig was JosSpeybrouck. Zijn kaartjes zijn heelsymbolisch. Ook gaven verschillende

abdijen in België geboortekaartjes uit.Daarop stonden dan religieuze teksten.

Een moderne kunstenares die felge-kleurde kaartjes met vrolijke motiefjesontwerpt, is Maria van Scharren-burg. Een andere kunstenares,Truusje Mul, maakt in overleg metde aanstaande ouders kleine etsjesvoor op kaartjes.

Ook zelfgemaakte geboorte-aankondigingen zijn weerin. Ouders maken kaartjes zelfdoor bijvoorbeeld naar hetstrand te gaan en met

hun vinger de naam van het kindje opde vloedlijn te schrijven. Daar makenze dan een foto van.

K a a r t j e s v a n a l l o c h t o n e nHet versturen van geboortekaartjes isniet uitsluitend een Nederlands gebruik.Corrie heeft ook kaartjes uit Japan,Zuid-Afrika en Frankrijk in haar verza-meling. “Het uiterlijk verschilt per land.Amerikaanse kaartjes zijn nogalschreeuwerig met knallende kleuren,pakkende teksten en een foto van depasgeboren baby.”

In Duitsland sturen ouderparen zeldengeboortekaartjes. Dat doet alleen deNederlandse gemeenschap daar.Duitsers plaatsen wel geboorteadver-tenties in de krant, iets wat bij ons passinds kort gebeurt. Volgens Corrie is erook onder allochtonen een tendens omgeboortekaartjes te versturen. Vaakbrengen zij twee versies uit: één in hetNederlands en één in de eigen taal.

Wat Corrie aan het verzamelen vangeboortekaartjes zo leuk vindt is dathaar collectie nooit af zal zijn. “Elkedag wordt er wel ergens een kindjegeboren en dan komt er weer eennieuw kaartje bij”.

Claudia van Kessel en Saskia Kooger

Vroeger

waren grote

gezinnen

heel gewoon

Twintig kleine vingertjes

O, wat zijn ze klein

Twintig kleine teentjes

Dat moeten Niels z’n broer en zus zijn.

(Tekst van een kaartje uit 1994)

Vredeskindje Gerda

Lammers werd op 29 mei

1945 geboren

V O O R J A A R 1 9 9 6

66

In de jaren tachtig werdenveel piepkleine geboortekaartjes ver-stuurd. De PTT maakte er een eind aan.De kleinoodjes raakten te vaak zoektussen de overige poststukken. Latersloeg deze miniatuurmanie om in eenreuzentrend: ouders lieten kolossalekaarten op A-4 formaat drukken enversturen.

Behalve de datum verraadt ook hetuiterlijk van de kaartjes de tijd waaruitze stammen. In de jaren vijftig warengeboortekaartjes vaak roze of blauwmet strikjes en kantjes. Dat komt nuweer terug.

Zelfgemaakte kaartjes vanvroeger bestonden uit bor-

duur- of breiwerkjes. Later wer-den dat tekeningen. De hippies uit de

jaren zestig versierden hun aankondi-gingen met lapjes jeansstof of bloemen.

De kaartjes van tegenwoordig ogenheel vrolijk in allerlei kleuren. Detrends op dit moment zijn: beertjes,clowns, veel dieren en niet te vergetenNijntje van Dick Bruna. Die modernekaartjes hebben ook vaak hele directeof humoristische teksten.

O o r l o g s k a a r t j e sTijdens en kort na de oorlog haddengeboortekaartjes vaak een sterke sym-bolische lading. Ze werden bijvoorbeeldgedrukt in de kleuren rood-wit-blauw.

Katholieke kaart-

jes uit de tweede

wereldoorlog

Geboorteaankondigingen

uit de vijftiger

jaren

Anton Pieck heeft grote invloed

gehad op de vormgeving van

geboortekaartjes.

Page 6: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

88

SS

Onlangs

organiseerde het Gemeentearchief

Tilburg een tentoonstelling onder de titel

`Historische curiosa uit Tilburgs bezit’. Om de

bestaande collectie uit te breiden deed het

Gemeentearchief een oproep aan alle Tilburgers om op zolders en

in kasten op zoek te gaan naar voor hen wellicht onbetekenende,

maar voor de historie van Tilburg waardevolle artikelen.

Hierop kwamen veel reacties. Talloze voorwerpen werden ter

schenking of in tijdelijke bruikleen gegeven.

Onder de inzendingen bevond zich een com-munie- en gebedenboek Waakt en bidt! vanC. Coopmans S.J. met een Imprimatur uit1926. Daarin bevond zich een klein envelopjemet drie gedrukte visitekaartjes van WaltheraSchuurmans (formaat hoog 3,2 en breed 9,3cm). Op de achterzijde van die kaartjes voer-de `Thera’ correspondentie met haar ‘Jef’ of‘Jozef’. Het is kostelijk om te lezen hoe zij met haarvriend of verloofde na het `lof’ afspraakjesmaakte. Lof was bij de katholieken de volks-naam voor godsdienstige oefeningen in denamiddag, ‘s avonds ook wel vespersgenoemd.

Op het eerste gezicht leek het alsof het gebe-denboek dienst heeft gedaan om op een hei-melijke manier de berichtjes in de kerk door

S T R E E K C U L T U U R

Ineke Strouken

te geven. Nader onderzoek wees uit datdit, althans voor dit boek, vermoedelijkniet het geval is geweest. WaltheraLucia Schuurmans (Tilburg 1893-1938)is in 1920 getrouwd met haar JohannesJosephus Maria Smeets (geborenTilburg 1890). Het boek is echter vanlatere datum. Het is volgens een hand-geschreven adres voorin, oorspronkelijkafkomstig van `Mevr. Smeets’ en het islater naar haar dochter Louisa Smeetsgegaan. De briefjes moeten ouder zijn;dus van vóór 1920. Ze bevatten de vol-gende teksten:

“Liefste Jozef, Zoo als afgesproken zouik je laten weten of ik naar het paar-denspel ging. Ik ga er niet naar toe, duskom van avond maar na het lof.

Natuurlijk er in komen, hoor! Dus totvan avond. De hartelijke groeten van jeliefhebbende Thera in haast, daaaaag.”

“Jef, Ik ga van avond naar het Lof, enmorgen niet, daar ik morgen niet goedkan. Kom dus van avond in het Lof,dan zullen we elkaar wel zien. Dus totvan avond, in haast, Thera.”

“Jef, ‘t Is van avond om half acht lof,en was ik van plan daar naar toe tegaan.. Als je kunt komt dan bij ons inhet lof, je weet dat ik dat graag heb, enanders kom maar eens kijken om kwartover acht. Tot van avond. Vr. groetenThera.”

Het gebedenboekje viel maar op éénmanier open: op de bladzijden waaropde ‘akte van verlangen’ stond, en zo laghet ook op de tentoonstelling.

Ronald Peeters

Streekcultuur is eenrubriek waarinregionaal nieuws enstreekeigenwetenswaardighedenaan bod komen.

Geheime liefdesbriefjesin een gebedenboek

99

Gerard Rijk (1928) staat bekend als deTexelse uitvinder. In zijn jonge jarenheeft hij een bollenplantmachineuitgevonden. Zo’n twintig jaar geledenwerd hij getroffen door een ernstigeziekte, die hem gedeeltelijk verlamde.Hij moest stoppen met werken. Rijk was toen al bezig met het inminiatuur nabouwen van de Texelsekermis.

“Nergens was vroeger de kermis zomooi als in Den Burg. Daarom begon ikals hobby de kermis in het klein na tebouwen. De eerste attractie die iknamaakte, was het reuzenrad. Ik wasmet de laatste attractie bezig toen ikernstig ziek werd. Gelukkig kwam ik erbovenop, maar ik kon één arm en handniet meer gebruiken en ook met pratenhad ik moeite. Met veel geduld heb iktoen de kermis afgebouwd en er ookeen wagen omheen gemaakt, zodat ikaan de folkloredagen op Texel konmeedoen.”“Ik beleef bijzonder veel genoegen aandie folkloredagen. De kinderen staan

ademloos naar de poppetjes in debewegende draaimolens, swingmill enreuzenrad te kijken. Voor de kleinstenheb ik een trapje gebouwd zodat ze oogin oog met de attracties komen testaan. Ze wanen zich dan op een echtekermis.”

“De vaders hebben meer oog voor detechniek. Ze kijken zelfs onder dewagen om te zien hoe alles draait. Dewagen waarop de kermis is bevestigd,is dan ook heel vernuftig gebouwd. De achterwand, waarop F. Haarsma dehuizen aan de Groenplaats van DenBurg geschilderd heeft, kan zakken en

Texelse mini-kermis

zo kan de kermis veilig en compactnaar huis vervoerd worden.”

Helaas wordt het Gerard Rijk de laatstetijd een beetje te veel. Na de dood vanzijn vrouw moet hij het helemaal alleendoen en met zijn handicap wordt hetvervoer en het toezicht houden tezwaar. Bovendien kost het onderhouden het repareren Rijk veel energie.Daarom zoekt Gerard Rijk iemand diehem kan helpen om deze Texelseattractie in stand te houden.

Elke dag schoon ondergoed aan,onder de douche en haar wassen isiets van de laatste tijd. In de jarenvijftig nog gingen veel mensen maaréén keer per week in de teil en danwerd meteen het lijfgoed in de wasgedaan. Niet vaker.

In de achttiende en negentiendeeeuw was Europa regelmatig slacht-offer van pest-, tyfus- en cholera-epidemieën. In de steden leefde debevolking dicht op elkaar onder zeerslechte hygiënische omstandighe-den. Dat leidde tot hele hoge sterfte-cijfers. Vanaf 1850 gaan artsendaarom aandringen op een riole-ringssysteem, de distributie van zui-ver water en een goede afvalverwij-dering. Gedragsregels als `nietspugen in het openbaar’ werdenoveral opgehangen. Hierdoor kwamde aandacht voor hygiëne en dezorg voor het lichaam op gang.

Aan de hand van prenten, brochures,reclameborden, kledingstukken en huis-houdelijke apparaten kunt u op de ten-toonstelling in het MIAT zien hoe wijvanaf de achttiende eeuw ons lichaamsteeds beter zijn gaan verzorgen.

Een aparte plaats op de expositie heefthet thema zeep. In de laatste kwart vande negentiende eeuw daalde de zeep-prijs flink en werd zeep een massapro-dukt. De zeepindustrie heeft door haarreclame met verleidelijke filmsterrenbijgedragen aan een schoon lijf.

De tentoonstelling `Lichaam en hygië-ne, vroeger en nu’ is tot en met 30 junite zien in het Museum voor IndustriëleArcheologie en Textiel, Minnemeers 9,Gent, tel. 09-2235969

Foto: Beamisch Museum

Lichaam en hygiëne

Page 7: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

1010

DD

“Een Elfstedenrijder treft overal vrien-den”, zegt George Schweigmann, oud-bestuurslid van de Vereniging De FrieseElf Steden en fervent schaatsenrijder.Zeven Elfstedentochten reed hij in detoer. Bovendien verkende hij in 1980en 1982 als bestuurslid de baan. “Detocht der tochten rijden met je zoon iseen echt Friese traditie”, vindtSchweigmann. Ook Jeen van den Bergreed in 1985 mee met twee zoons eneen schoonzoon. Hij behaalde viermaalals wedstrijdrijder en tweemaal alstoerrijder het Elfstedenkruisje.

D e b e r u c h t e t o c h t v a n 1 9 6 3Schweigmann en Van den Berg herin-neren zich nog de tocht van 1963. Dezemonstertocht is als legende de geschie-denis ingegaan, ook omdat hij 22 jaarlang de laatste was. “Die tocht hadnooit door mogen gaan”, vindt Vanden Berg. “Na een zoveelste val bleef ikhet liefst liggen, maar zodra ik ietshoorde aankomen dacht ik: vooruit, ikmoet weer mee. Hartstikke gek!” Eenhalfjaar later kon hij pas weer een beet-je meetrainen met de dames. Hij is deenige van de wedstrijdploeg van 1963die nog schaatst. Anton Verhoevenmoest zijn bevroren grote teen latenamputeren, Reinier Paping rijdt al jarenniet meer.

De Elfstedentocht

Vroeger reden boerenjongens hem, zonder organisatie, op Friese houten doorlopers.

Nu zijn het getrainde schaatsers, op noren, in dure schaatspakken. De bevolking is

nog altijd even gastvrij. Het is een eer om als

aannemer, gastvrouw of ijsmeester mee te

mogen werken.

Sjoerd Sjoerds van der Wey en Piet Dikhoff die op 11 januari

1868 de Elfstedentocht reden

De tocht der tochten rijden met je zoon,dat is een echte Friese traditie

Mr. M.E. Hepkema, voorzitter van de Friesche Elfsteden Vereeniging,

bespreekt in 1912 de route. Foto’s uit: Friesland 1940

11

Wachten op het startschot

1929

Z i c h m e t e n m e t d e n a t u u r Slechts 69 van de 10.000 toerrijdersreden die tocht uit. Schweigmann waséén van hen. De week na de tocht zondhij deze 69 echte kerels een enquête,die bijna iedereen ingevuld terugstuur-de. De antwoorden zijn gebundeld.

Waarom zou iemand met moordendeoostenwind, strenge vorst en barresneeuwstormen tweehonderd kilometerschaatsen op onbeschrijfelijk slecht ijs? “Om me te meten met de natuur”, ant-woordde een 20-jarige jachtbouwer.“Omdat ik het een prachtsport vind”,schreef een 26-jarige buschauffeur. Een22-jarige gymnastiekleraar vulde in:“Ik wist toen nog niet wat zwaar bete-kende”. “Persoonlijke overwinning.Dwaasheid”, vond een 37-jarige boten-bouwer. En een veehouder van 31 jaarantwoordde:”Ik voel het als traditie.”

S t r o m p e l e n d o v e r d e f i n i s hSchweigmann vergeet die tocht van1963 nooit. Zijn vrouw lag nog in hetziekenhuis, vijf dagen na de geboortevan haar achtste kind. “In elk dorp lietik een telegram naar haar posten metde tijd waarop ik daar was. Het laatstetelegram was uit Dokkum, 20 uur.” Zijnvrouw lag rustig te slapen. Om half een‘s nachts maakte de zuster haar wakkerom te vertellen dat haar man behoudenwas aangekomen. “Ik reageerde nauwe-lijks. Ik had niet anders verwachteigenlijk. Het drong niet tot me doorhoe laat het was.”

Haar ouders doorstonden wel duizendangsten. Dokkum-Leeuwarden is nor-maal gesproken een goed uur rijden,maar toen kwamen de deelnemers pastegen twaalf uur aan. In het aardedon-ker strompelde Schweigmann door delaatste kilometers. Op het enquêtefor-mulier schreef hij: “Telkens als ik weerneerplof heb ik moeite om mijn hoofdlos te maken. Het is alsof mijn natte

warme muts vastvriest aan het ijs. Ditis vechten met de elementen.” Maar nuvindt hij: “Het is de mooiste dag vanmijn leven, dat ik dat gehaald heb”.

D e é c h t e E l f s t e d e n r i j d e rBij de laatste tocht van 1986 waren de15.000 rijders lang niet allemaal ‘echte’Elfstedenrijders, vindt Schweigmann.“Een echte rijder meldt zich de volgen-de dag op de gewone tijd weer op zijnwerk.” Hij ergert zich eraan, dat men-sen die niet klaar zijn voor de zwaretocht, wel de startkaarten vasthouden.Want sinds 1986 is er, om overbe-schaatsing van het ijs te voorkomen,een ledenstop en mogen alleen de ruim16.000 leden de tocht rijden. “Er zijn erteveel die het willen proberen, maar hetlang niet kunnen volbrengen. Laat dandie startkaart aan een ander. Ik vinddat een ieder die meent de tocht uit tekunnen rijden daarvoor de kans moethebben”.

Sinds 1991 staan 10.256 belangstellen-den op een lijst, waaruit jaarlijks 2.750schaatsers worden ingeloot. Als er datjaar een tocht komt, mogen zij hem rij-den. Het jaar daarop worden andereningeloot. Een voorstel bij de laatsteledenvergadering om jongere schaatsersmeer kans te geven de tocht te rijdenheeft het niet gehaald.

N i k s m e e t e m a k e n , h e t z i t v o lOok vroeger, toen maar enkele tiental-len mensen de tocht reden, kon nietiedereen meedoen. De student Hepkemameldde zich twee dagen voor de tochtvan 1909 aan bij Hylkema, voorzittervan de Frieschen IJs Bond. Het dienst-meisje liet hem aan de deur in de kouwachten. Even later kwam ze terug metde boodschap: “De heer Hylkema zegt,een student die zich aanmeldt? Niksmee te maken. Het zit vol”. Hepkema kon toen niet meedoen, maar

hij liet het er niet bij zitten. Veertiendagen na die tocht richtte hij deVereniging De Friesche Elf Steden op,die sindsdien de tochten organiseert.Hij moest tot 1912 wachten eer hij dekans had een tocht te rijden.

De route was ‘om de noord’, eerst heenen weer naar Dokkum, dan naarFraneker. Maar er kwamen steeds meerrijders. Die kwamen op de DokkumerEe, in het donker van de vroege och-tend, met elkaar in botsing. Vanaf 1933rijdt men daarom ‘om de zuid’, eerstnaar Sneek. Als men Bartlehiem alhaalt, is dat meer gespreid op de mid-dag of avond. Een andere reden is hetgevaar van kistwerking op de grotemeren. Als ‘s avonds het ijs afkoelt zethet uit. Zo ontstaan er schotsen of kui-len en - door dooi onder water - gaten.Bij de route ‘om de zuid’ rijdt men ‘sochtends over de grote meren.

De moedige rijders, 1940

De schaatsers worden onderweg overal aangemoedigd

Dokkum 1940

Page 8: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

1212

K r a n t e n o n d e r d e t r u iElfstedentochten zijn misschien al zooud als Friesland. Maar ze werdennooit officieel georganiseerd. De eerstevermelding stamt volgens MennoSchoustra, de kroniekschrijver van deElfstedenvereniging, uit 1763. In deTegenwoordige Staat van Friesland vandat jaar staat te lezen: “Het is ook meerdan eens gebeurd, dat goede schaatsersop een winterse dag alle de XI Stedenvan Friesland doorgereden en gezienhebben; doch dan moeten ze nergenslang vertoeven en het ijs moet goed ensterk wezen”. Anrie Broere van hetschaatsmuseum in Didam vond echternog een oudere vermelding in eengedicht uit 1749 over ‘een flinke knaapdie d’Elf steden in één dag heeft gere-den’.

Van de vroege rijders zijn maar enkelenamen bekend: Pals Andries en PalsGeerts (1808), Sjoerd van der Werf enPiet Dirkhoff (1863), Pim Mulier (1890).Deze laatste vroeg de Frieschen IJsBond in de toekomst de tocht te orga-niseren. Dat gebeurde voor het eerst in1909.Pim Mulier reed op 20 december 1890de tocht in bijna 13 uur. Dat was voordie tijd heel snel. Toch had hij het nogvlugger gekund, want hij had bij fami-lie in Bolsward rustig koffie zitten drin-ken.

Sommige rijders molken eerst de koei-en, fietsten dan naar Leeuwarden enbegonnen daarna aan de tocht. Zewaren veel minder getraind en eenvou-dig uitgerust: houten schaatsen, pof-broek, ijstrui of colbert, kranten onderde kleding, geen sneeuwbril. ‘s Avondszaten die kranten bij de knieën.Schweigmann reed in 1942 en 1947ook nog in ijstrui met kranten eronder.In 1963 had hij zeemleer onder de kle-ding en als één van de weinigen eensneeuwbril. Tegenwoordig draagt hijeen dun zweethemd en een zweetbroekop de huid, daar overheen een katoe-nen onderpak, dan een stretch boven-pak en een warme acryl trui. Het isdunne kleding van hecht materiaal. In1986 had hij klûnschaatsen, eenZweedse stalen schaats die men onderstevige bergschoenen klikt.

Vroeger was er minder verzorging vanEHBO en proviand onderweg. In 1947kreeg Van den Berg melk, die bevrorenbleek: ‘spelden en naalden’. De rijderachter hem kon er ook niets mee enzette de fles in de sneeuw. Bij de eerstetochten moest men zelfs van het ijs afom te stempelen en dat kost tijd.

F r i e s l a n d l e e f t m e eToch blijft het een huzarenstukje. ElkeFries weet dat en daarom is er in deprovincie zoveel bewondering voor dehelden die hem rijden. Gastvrijheidhoort erbij, rijders krijgen overal onder-dak, eten, warme wanten, in noodreserveschaatsen. Langs het ijs staankinderen klaar met bekertjes thee of

De beruchte Elfstedentocht in 1963

Foto: G. Schweigmann

Deelnemerskaart

G. Schweigmann

1963

De winnaars van de Elfstedentocht in 1940:

Adema, van der Duim, Jongert, Westra en Keizer

stukjes sinaasappel. “Heerlijk is dat, datfruit uit die warme knuistjes”, herinnertSchweigmann zich uit 1963, toen delagere schoolkinderen van Workumhem opwachtten.

“Een alternatieve Elfstedentocht haalthet niet bij een echte”, zegt Van denBerg. “Dat is gewoon 200 km wed-strijdschaatsen en verder niks. Er is nietdie sfeer: honderden mensen in de dor-pen en duizenden bij de finish.”

D e n a c h t v a n L e e u w a r d e nHenk Voolstra, een geboren Fries, stondin 1985 als aanmoediger bij de Zwette:handklappend en aftellend voor destartende schaatsers. Het was druk, omhalf zes ’s morgens, in het donker.Voolstra groeide op met verhalen overde legendarische tocht van 1963 engeloofde dat een Elfstedentocht nooitmeer zou komen. De tocht van 1985betekende voor hem een herleving vaneen Friese traditie, een historisch mo-ment. De sfeer in de spontane Nachtvan Leeuwarden was er één van ver-broedering, van ‘hier gebeurt het waarwij al zo lang op wachten’. In Franekerbliezen de sterrekiekers de rijders moedin.

Voor Voolstra hoort de Elfstedentochtbij het Fries-zijn, net als fierljeppen(polsstok springen), kaatsen en skûtsjesielen (zeilen met een skûtsje).

T o e r i s m eIn 1985 was het publiek meelevend engedisciplineerd. In Bartlehiem was dehele vaart vrij voor de rijders. Een jaarlater was dat heel anders. Busladingenuit Limburg en Brabant deden eendagje Elfstedentocht en wachtten urenop de brug bij Bartlehiem onder hetgenot van enige liters Berenburg. Vanden Berg: “Ze stonden allemaal op hetijs. Je moest voorzichtig tussen demenigte door manoeuvreren. Tijdenshet feest in de Frieslandhal sliepen zehun roes uit.” Ook Voolstra vindt datteveel toeschouwers in 1986 het elfste-dengevoel misten. Wat dat betreft is hetmaar goed, vinden Van den Berg enVoolstra, dat een jaar later de tocht nietdoorging.

Z w a r e v e r a n t w o o r d e l i j k h e i dSchweigmann vindt dat de betrokken-heid tegenwoordig nog net zo groot isals vroeger. Als het vriest, houdt deElfstedentochtkoorts de hele provinciein de ban. Niemand is er op uit aan devoorbereiding van de tocht te verdie-nen. Aannemers bouwen houten klûn-bruggen voor niets, alle functies in hetbestuur zijn onbetaald. Rayonhoofd ofijsmeester is een erebaan. De 21 rayon-hoofden, de burgemeesters van het ijs,zorgen dat de banen vrij zijn in hungebied. Ze zetten takken bij de wakken,peilen de dikte van de ijsvloer en latenregelmatig de baan vegen. Gezamenlijkbeslissen zij of een tocht doorgaat. Huncoördinator is de ijsmeester.

Die beslissing is vaak niet gemakkelijk.In 1987 leek het erop dat de tocht vrij-dag of zaterdag kon worden verreden.Het hele traject was in orde, maar hetijs op de Zuidhoeksterwaard, even voorBartlehiem, was op een smalle strookna volkomen onbetrouwbaar. Het hardbevroren land naast het ijs was onbe-gaanbaar, er kon geen brancard komen.De weg was kilometers verderop. Toenbleek het ijs bij Bartlehiem, waar de rij-ders tweemaal langs moesten, ook nogte dun. Het kon niet doorgaan. “Geluk-kig maar, want wat geen weerman hadvoorzien gebeurde: dikke dooi!”

O n v o o r s p e l b a a rDat niemand kan zeggen wanneer ereen tocht komt, vindt Schweigmannjuist de charme. “De echte schaatslief-hebber zorgt dat hij fit genoeg blijft omeen eventuele tocht te kunnen volbren-gen.” Schweigmann sport dagelijks.Ook Van den Berg zorgt dat hij er altijdklaar voor is, want de volgende Elf-stedentocht komt elk jaar dichterbij.

“Nu is het wel weer tijd dat er een tochtkomt”, zegt Van den Berg. Schweig-mann en Van den Berg zouden hembeslist weer rijden. Voolstra zou beslistweer langs de route staan. Voolstra:“Van mij mag het dan wèl snerpendkoud zijn met sneeuwjachten.Carnavalsvierders kijken dan lievertelevisie en dan is de tocht gered.” Ookvan Van den Berg mag het best watmeer vriezen en wat harder waaien.“Als vier- of vijfduizend rijders het nietkunnen halen is het tenminste eenèchte Elfstedentocht.”

Inez Schotanus

13

Elfstedenkruis

Page 9: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

15

Toch konden we ook heel stil zijn ennetjes op de bank zitten. Meestal warendat de momenten dat beppe een van devele oude blikken, die boven op de keu-

Beppe woonde in een práchtig hoek-huis. Het was groot, had veel kamers,nog veel meer deuren en een prachtigetuin die om het hele huis heen liep. Erhing een geheimzinnige sfeer van ver-getelheid en ouderdom.

Het allermooist vonden we nog wel dezolder, die je kon bereiken via een steile, krakende trap. Hij was groot, met een houten vloer die piepte als jeer overheen liep. Het was een plek verweg van bestraffende woorden enzwaaiende vingers, waar je ongezienkon ravotten. Maar ook een plek waarje nooit alleen heen zou durven gaan,en waar je vaak rennend vandaan gingomdat boze schaduwen je achter-volgden.

HHH E R I N N E R I N G E N

Ik sta bij het bed van mijn oma en kijk naar haar vriendelijke,

rimpelige gezicht. Ik bevind me in een van de kamers van een

verzorgingstehuis in het Friese Drachten. Terwijl ik naar haar

kijk, moet ik denken aan vroeger. Aan hoe het eens was.

Naar beppe en haar geheimzinnige huiskenkastjes stonden, tevoorschijn haal-de. Daaruit toverde ze dan de koekjesen snoepjes die wij thuis nooit kregen.

Die dagen bij beppe, in dat oude huisop de hoek, waren voor ons prachtigevakantiedagen, waar we maandenlangop teerden. Nu, vele jaren later, zijn hetnog steeds prachtige herinneringen.

Saskia Kooger (24), Utrecht

Herinneringen biedt ruimte voorreacties van lezers. Misschien kentu bijzondere gewoontes uit uwstreek, interessante gebruiken vanvroeger of hebt u zich verdiept inde achtergronden van tradities.Stuur dan een korte, bondigebrief, met vermelding van naam,adres en leeftijd naar hetNederlands Centrum voorVolkscultuur, Lucasbolwerk 11,3512 EH Utrecht.Wordt uw brief gepubliceerd, dan krijgt u een leuke attentiethuisgestuurd.

Koude neuzen Lekker warm bij mijn kacheltje gezeten, denk ik weleens aan mijn jeugd, nu zo’n70 jaar geleden. Wij woonden in Noord-Holland en ’s winters kon het zó koudzijn... Wij woonden achter de dijk in een huisje met eensteensmuren en daartochtte het altijd heel erg. Alleen in de kamer was een kachel en daar kroop jeop koude avonden bijna in. Als wij ’s morgens wakker werden, - wij sliepen opzolder-, lag de sneeuw op de dekens en was onze adem bevroren. Je durfdebijna niet uit bed te komen. Gelukkig lagen wij altijd met zijn drieën in bed,zodat je elkaar warm kon maken.

Als wij opstonden dan gingen we vlug naar beneden waar moeder de kachel alaan had en daar stond in de winter altijd pap voor ons op. Pap met een vel. Nuzouden wij dat niet meer eten, maar toch smaakte dat best lekker. En dangingen wij op weg naar school, op klompen met stro er in voor de warmte. Wijmoesten ruim drie kwartier lopen om op school te komen. Wij waren dan ookdoor en door koud als wij daar aankwamen. Maar ook daar stond eenkolenkachel te pruttelen.

Nu heb ik een gaskachel en mijn kinderen vinden dat ik centrale verwarmingmoet nemen. Maar ik vind zo’n kacheltje zo’n rijk gevoel. Heerlijk om bij weg tekruipen.

Mevr. de Kok, 78 jaar, Schagen

Page 10: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

16

Oplossing puzzel pagina 2:Alfabet

d r e o v i r o a a a

a i n o e e a o a n m

m t t r r r p i r s p

e a v l o l r d a e o

e r e a e o a e l e d

r e n t r t m n s k e

Vragen over vroeger

Verhalen van oude men-sen zijn een belangrijkebron van informatie overhet dagelijks leven vanvroeger. Het houden vaneen interview lijkt een-voudig maar het aantalvalkuilen is groot.

Dit boek is bedoeld als praktische handleiding. De verschil-lende fasen van het interview worden behandeld: de voor-bereiding, het interviewen zelf en de verwerking van deresultaten. Daarnaast zijn hoofdstukken gewijd aan debetrouwbaarheid van het menselijk geheugen en de geschiedenis van het historisch interview. Ook de technischeaspecten komen aan bod.

Vragen over vroeger kunt u bestellen door overmaking van ƒ 19,50 + ƒ 2,80 verzendkosten op postgiro 810806 t.n.v. het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Utrecht, o.v.v. vragen.

De Stichting Academie voor Cultuur en Gastronomie organiseert thema-excursies waarbij cultuur en gastronomie gecombineerd worden.

30 maart: Eten en drinken als de Romeinen

Hoewel deRomeinen tamelijk eenvou-dig aten, staan zetoch bekend alsfijnproevers. Datis niet geheel tenonrechte. Er is slechts éénkookboek uit de

Romeinse tijd overgebleven, maar dat is dan wel eenkookboek voor de `haute cuisine’. In hetThermenmuseum in Heerlen gaan wij proeven wat dieRomeinen er van brouwden.

Opgave door overmaking van ƒ 85,- (vriendenACG/NCV) of ƒ 95,- (niet-vrienden) op postgiro 810806t.n.v. Nederlands Centrum voor Volkscultuur te Utrecht o.v.v. romeinen

8 juni: Bolderen in Bokrijk

Beugelen, klootschieten en kolven zijn drie voorbeeldenvan oude volkssporten die momenteel weer volop in debelangstelling staan. In het Openluchtmuseum KasteelBokrijk in het Vlaamse land gaan wij zelf onder deskun-

dige leiding aldie volkssportenuitproberen, ter-wijl de herber-gier zorgt datwij niet droogstaan en geenhonger lijden.

Opgave doorovermaking vanƒ 85,- (vrienden

ACG/NCV) of ƒ 95,- (niet-vrienden) op postgiro 810806t.n.v. Nederlands Centrum voor Volkscultuur te Utrechto.v.v. volksspelen

Voor meer informatie: Stichting Academie voor Cultuur en Gastronomie, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht, tel. 030-2319997

1717

GG G A S T R O N O M I E

Bene tibi: smakelijk eten De Romeinen staan bekend als fijnproevers, hoewel dat maar

ten dele waar is. Het gewone volk at eenvoudig

en ook de rijkeren schoven niet dagelijks aan

overladen tafels aan.

I s i c i a o m e n t a t aGehaktballetjes met bessen en pijn-boompitjes, in de oven gegaard in inge-dikt druivesap. Drenk het wittebrood in de witte wijn.Pureer de niet geweekte pijnboompit-ten. Doe het gehakt, de vissaus, de pijn-boompitjes, de bessen, peper en hetgedrenkte brood door elkaar en voegeen ei toe. Kneed het tot een gehakt-mengsel. Maak van het gehakt ballen.Laat de druivesap tot de helft inkoken.Of bindt een deel van de druivesap metbloem en maak zo een saus. Giet desaus in een ovenschaal en leg daarin degehaktballen. Laat de gehaktballen inde oven garen en bruin worden.

B e n o d i g d h e d e n :■ 1 pond varkensgehakt■ 2 witte broodjes■ 1 glas witte wijn■ 1 scheut Aziatische vissaus■ 1 blikje bosbessen

(85 gr. uitlekgewicht)■ 1 ons pijnboompitten■ ingekookt druivesap■ peper

Ineke Strouken

Zo’n smulpartij begonmet de gustationes,een aantal voorge-rechten bedoeld omde ergste honger testillen, of juist om de

eetlust op te wekken. De tweede gangwas de mensa prima, bestaand uitvlees-groente schotels, die heel geraffi-neerd konden zijn en altijd voorzienwaren van sauzen. De mensa secundawas de gang met nagerechten: zoetegerechten met veel honing en fruit, ofjuist hartige taarten met noten en kaas.

I n o v i s h a p a l i sEen bij de Romeinen uiterst populairgerecht van gekookte eieren met eensaus van pijnboompitjes. Week de pijnboompitten een nacht vantevoren. Meng de honing en azijn.Pureer de pijnboompitten en voeg eenscheutje azijn-honingmengsel toe. Doeer wat vissaus, peper en lavas bij. Voegal roerende steeds wat van het honing-azijnmengsel toe tot het geheel dik-romig is. Serveer de saus bij gehalveer-de gekookte eieren.

B e n o d i g d h e d e n :■ 1 ons pijnboompitten■ 8 eieren■ 3 eetlepels honing■ 3 eetlepels wijnazijn■ peper■ 1 theelepel gedroogde lavas■ 1 scheutje Aziatische vissaus

Misschien ishet beeld vande Romein alssmulpaap welveroorzaaktdoordat onsmaar één kookboek, dat van Apicius, isovergeleverd en dat bevatte vooralhaute cuisine-recepten.

Net als wij aten de Romeinen drie keerper dag. Het ientaculum was een lichtontbijt met brood als basis. Veel man-nen vulden dat nog aan met wat ze opweg naar hun werk konden kopen. `s Middags volgde het prandium, eenlichte maaltijd van brood, kliekjes enwat kaas en fruit. Verreweg de belang-rijkste maaltijd was de cena. Het warende vrouwen die deze avondmaaltijdbereidden, op het moment dat de man-nen zich in de Thermen aan het verfris-sen waren. De cena bestond meestal uiteen eenvoudige stoofschotel van vleesen groenten en als toetje kwam er kaas,fruit of noten op tafel. De kinderendronken water of melk bij de maaltijd,de volwassenen wijn, aangelengd metwater.

Bij een verjaardag, een feestdag of bijhet aantreden van een nieuwe keizerbesteedden de Romeinen extra aan-dacht aan de maaltijd. Ze bereiddendan een feestmaal, dat meestal driegangen telde, die elk weer uit meerderegerechten konden bestaan.

☞Op 30 maart organiseert de ACG een

excursie naar het Thermenmuseum in

Heerlen, waar hun kok voor ons Romeins zal

koken. Opgave: 030-2319997

Page 11: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

1818

eigen land. Voor de gemiddeldeAmerikaan spreekt Nederlands ‘eeuwigestrijd tegen het water’ dan ook zeer totde verbeelding. Dit feit is terug te voe-ren op een 130 jaar oud Amerikaanskinderboek: Hans Brinker or the silverskates.

Bijna elke Amerikaan heeft HansBrinker gelezen, of heeft een van detalrijke verfilmingen gezien. Het is indit boek dat het beroemde verhaalvoorkomt van het jongetje dat zijn vin-ger in een lekkende dijk steekt omNederland voor een overstroming tebehoeden. Hans Brinker werd vertaaldin het Italiaans, Frans, Noors, Japans,en Russisch, en beleeft in Amerika nogieder jaar herdrukken. Daardoor bepaaltdit boek nog steeds in zeer sterke matede beeldvorming over Nederland -zeker in Amerika.

G e h e u g e n v e r l i e sHet verhaal speelt zich af rondSinterklaastijd omstreeks 1840 in het

De beelden van de overstromingenlangs de Maas en de dreigende dijk-doorbraken langs de Rijn, de Lek en deIJssel werden begin vorig jaar overalter wereld op de televisie getoond. Inhet begeleidend commentaar namen dejournalisten nogal eens een loopje metde waarheid. Een van hen legde hetthuisfront uit dat de nu bedreigde pol-ders waren veroverd op de zee; hij zagblijkbaar geen verschil tussen spring-vloed op de Noordzee en hoogwater inde rivieren. Een ander roemde de pijl-snelle evacuatie van één miljoen men-sen, en overdreef daarbij met een factorvier.

S t r i j d t e g e n h e t w a t e rVooral in Amerika stond Nederlandslaatste strijd tegen het water volop inde belangstelling en de grote televisie-stations zonden de onheilspellendebeelden coast to coast uit. Het dreigen-de gevaar in het Gelders rivierengebiedkreeg zelfs meer aandacht dan de over-stromingen langs de Mississippi in

De jongen die het gezicht van Nederlandbepaalde

Hans Brinker is een

wereldberoemde

Nederlander. Hij is de

hoofdpersoon uit een

Amerikaans kinderboek

uit de vorige eeuw. Dit

boek bepaalde in veel

landen de beeldvorming

over Nederland, maar

juist in Nederland bleef

het boek zo goed als

onbekend.

HHans Brinker

Martin Jansen

onder de rook van Amsterdam gelegendorpje Broek. Centraal staat een groepjerijke Broekse kinderen, en daarnaastook broer en zus Hans en GreetjeBrinker die echter van arme komaf zijn,en daardoor niet bij het groepje horen.Hun vader is een voormalig kanaalar-beider, die door een noodlottige val inhet holst van de nacht is veranderd vaneen vriendelijke man in een bedlegeri-ge, tirannieke vent. Door geheugenver-lies herkent hij zijn eigen vrouw enkinderen niet meer.

Aan deze toch al ongelukkige toestandknoopt de schrijfster nog twee raadselsvast. Door zijn geheugenverlies kan pa

Brinker zich met geen mogelijkheidmeer herinneren waar hij zijn oude sokmet spaargeld verstopt heeft. MoederBrinker komt daardoor vaak in de ver-leiding het tweede raadsel, een kostbaarzilveren horloge, te verkopen. Tochdurft ze dat niet aan: kort voordat paBrinker zijn fatale ongeluk kreeg had zehem immers beloofd goed op het horlo-ge te passen. De betekenis ervan heefthij haar nooit kunnen onthullen.

O p e r a t i eDeze verwikkelingen laten al iets zienvan de kracht van het kinderboek: hetbevat talrijke verhaallijnen en subplots,waardoor het de aandacht van de lezervan begin tot eind weet vast te houden.Een ander, bijna op zichzelf staand ver-haal, is dat van de meerdaagse schaats-tocht die het groepje rijke kinderen uitBroek onderneemt. Ze doen Haarlem,Leiden en Den Haag aan, waar ze demusea en monumenten bezoeken. ’sNachts in een herberg probeert een diefhun geldbuidel te stelen, wat hem doorhet kloeke optreden van het groepjeniet lukt.

Ondertussen gebeuren er in het hutjevan de Brinkers weer heel andere din-gen. De beroemde dokter Boekman, metwie Hans contact had opgenomen,onderzoekt vader Brinker en stelt eenriskante operatie voor, om daarmee de‘druk op zijn hersenen’ af te latennemen. De familie stemt er mee in, deoperatie slaagt volkomen en vaderBrinker knapt zienderogen op.

Z i l v e r e n s c h a a t s e nNa de operatie komt pa Brinkers geheu-gen langzamerhand weer terug. Hijweet zich te herinneren waar de sokmet spaargeld verstopt ligt, en ook hetraadsel van het zilveren horloge komttot een ontknoping. Als Boekman opeen dag komt kijken naar de herstellen-de patiënt, ziet hij het horloge op hetnachtkastje liggen. Hij herkent hetmeteen als het klokje van zijn verdwe-nen zoon Laurens! Op een kwade nachtnam deze jongen in paniek de wijknaar Engeland. Hij dacht een patiënt dedood te hebben ingejaagd, omdat hijzijn vader het verkeerde potje medicij-nen had aangereikt. Op weg naar Enge-

19

De schrijfster van het boek Hansje Brinker, Mary

Mapes Dodge, verbaasde zich er telkens over, dat

Nederlanders in een land konden wonen dat voor

een groot gedeelte onder de zeespiegel lag.

Page 12: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

2020

tuur had toegelegd. Ze schreef twaalfkinderboeken, en leidde 32 jaar langhet zeer succesvolle geïllustreerdeAmerikaanse kindertijdschrift St. Nico-las, Scribner’s illustrated magazine forgirls and boys. Tegenwoordig is zealleen nog bekend als de schrijfster vanHans Brinker, haar beroemdste en suc-cesvolste boek.

Mary Mapes Dodge stamt uit een pro-minent New Yorks geslacht dat rech-ters, generaals, en kooplui voortbracht.Huisleraren voedden de kleine Mary op,die al op jonge leeftijd een voorliefdevoor literatuur ontwikkelde. Tijdenshaar huwelijk met een vijftien jaaroudere advocaat leidde ze een leven als

moeder en huisvrouw, maar wanneerhaar man na zeven jaar huwelijk komtte overlijden, begint ze verhalen teschrijven: feuilletons voor kranten, enop aandringen van een uitgever ookhaar eerste, vrij succesvolle kinderboek. Als haar vader sterft, erft ze van hemalleen een hoop schulden, waardoor zegedwongen is haar schrijverstalent ver-der te gelde te maken. Dat lukt haaraardig vanaf het moment dat eenvriend van wijlen haar vader haarintroduceert in New Yorkse schrijvers-kringen. Al vlug publiceert ze in de

beste tijdschriften, en wordt ze redac-teur van een nieuw weekblad. In 1872komt haar definitieve doorbraak als zeredacteur wordt van het nieuwe kinder-tijdschrift St. Nicolas. Het zou 70 jaarlang onafgebroken verschijnen, waar-van 32 jaar onder haar leiding.

B e s t s e l l e rUit veel van Mapes Dodge’s werk, maarhet sterkst in Hans Brinker, spreekthaar fascinatie voor Holland. Volgenshaar biograaf stamt die fascinatie vanhet moment dat ze The rise of theDutch Republic uit 1856 van de toenberoemde historicus John LothropMotley in handen kreeg. Later las zeook de boeken die historici als WilliamTemple en Macaulay over Nederlandhadden geschreven. Daarnaast kreeg zeinformatie over Nederland van deScharffs, een uit Amsterdam afkomsti-ge, naar Amerika geëmigreerde familie.

Op basis van deze informatie verteldeze haar eigen kinderen voor het slapengaan verhaaltjes. Na weken van vertel-len had ze genoeg stof voor een com-pleet boek, waarmee ze naar haar uit-gever stapte. Die zag er weinig in, maargaf haar het voordeel van de twijfel,omdat haar eerste kinderboek ook rede-

land ontmoette Laurens in het holstvan de nacht vader Brinker, aan wie hijhet horloge en een contactadres gaf.Kort daarna kreeg pa Brinker echterzijn fatale ongeluk, waardoor dezenachtelijke ontmoeting uit zijn geheu-gen verdween.

Hoogtepunt van het boek is ongetwij-feld de schaatswedstrijd in het dorpBroek. Greetje wint bij de meisjes, enkomt thuis met haar trofee; een paarzilveren schaatsen. Op de doos staat datze gemaakt zijn in Birmingham, Enge-land bij een zekere... Vader Brinkerspringt op, en roept dat dát het adres isvan Laurens. Terstond gaat er een briefheen, en alles keert zich nu ten goede.

Dokter Boekman ziet zijn zoon terug.Hans gaat in de leer bij Boekman enwordt een beroemd arts. Laurens beginteen zaak in Amsterdam, en neemt detotaal herstelde vader Brinker in dienst.Het hutje van de Brinkers treft na alletegenspoed alleen nog maar voorspoed.

M a r y M a p e s D o d g eDe schrijfster van Hans Brinker was deAmerikaanse Mary Mapes Dodge(1830-1905). In de late negentiendeeeuw was ze een beroemdheid, die zichgeheel op het schrijven van jeugdlitera-

Hansje en Greetje Brinker

2121

Het verhaal van Hans Brinker speelt zich af in Broek

in Waterland.

lijk verkocht was. Naar later bleek namde man daarmee de beslissing van zijnleven, want Hans Brinker was van meetaf aan een bestseller.

Z u i n i g e n s c h o o nHans Brinker is een vroeg en succesvolvoorbeeld in de Amerikaanse literatuurvan een verhaal dat zich afspeelt in eenver en vreemd land. ‘Apartland’ of

‘Raarland’ noemt Mapes Dodge Hollandin haar boek ook wel. Al haar kennisover Holland verwerkte ze in dit boek,en Nederland komt er helemaal nietslecht vanaf. Ze beschrijft uitgebreidonze karaktereigenschappen, die we nuzouden scharen onder de overkoepelen-de term ‘burgerlijk’. Nederlanders heb-ben moed, zijn werklustig en zuinig.Het zijn rustige mensen, maar ook

maniakale schoonmakers. “Men ver-wacht in Holland van zijn gasten datdie uitvoerig hun voeten vegen voormen hen over de drempel laat gaan, ensommigen gaan zelfs zover dat ze hunbezoek vragen de schoenen uit te trek-ken, voordat ze binnenkomen.”

Nederlanders doen veel aan liefdadig-heid en verbergen hun emoties, vooralde jongens. Ze presenteert Nederlandook als de voortbrenger van talrijkeberoemdheden: schilders als Dou,Potter en Van Ruysdael. Uitvinders alsLaurens Janszoon Coster, Metius (teles-coop), en Jansen (microscoop). Zee-helden als Van Speyk en Tromp. InHans Brinker staan veel verwijzingennaar de Gouden Eeuw en de Tachtig-jarige Oorlog: “Hij keek in de zacht-moedige Hollandse ogen, op zoek naareen glimp van het vuur dat ooitgestraald moest hebben van de gezich-ten van die wanhopige mannen die metopgeheven hoofd de titel ‘Geuzen’droegen.” In Mapes Dodge’s boek isNederland een klein, protestants landje,vechtend tegen de katholieke Spaanseslechterikken.

W i n d m o l e n sZe noemt maar weinig negatieve din-gen over Nederland en zijn inwoners.

In Hansje Brinker worden ‘typisch’ Nederlandse

gewoonten van rond 1840 beschreven.

Zoals het verschijnsel kraamkloppertjes. Mensen

hingen een rood speldenkussen aan hun deur als ze

een zoon hadden gekregen en een wit bij een

dochter. Soms waren dat kostbare kussentjes met

zijde of kant versierd. Arme mensen bevestigden een

lint aan de deurpost.

Page 13: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

22

V O O R J A A R 1 9 9 6

22

hoogde trottoirs kent, dat Hollandsemannen zo enorm verknocht zijn aanhun pijpje en dat venters er de deurenlangsgaan met hondekarren.

E e n l e k k e n d e d i j kWat generaties lezers in het boek echterhet meest tot de verbeelding sprak ishet verhaal van de jongen met zijn vin-ger in de dijk. Die jongen heette overi-gens helemaal niet Hans Brinker. Hetwas Peter, de zoon van de sluiswachtervan Haarlem. Peter loopt op eennamiddag door de polders naar eenoude, blinde man om wat koeken tebrengen. Op de terugweg naar huissteekt er een vreselijke storm op.Lopend langs de dijk ziet hij een straal-tje water uit de dijk spuiten. “Ieder kindin Holland zou rillen bij de gedachteaan een lek in de dijk.” Peter weet ter-stond wat hem te doen staat: hij klimtde dijk op en steekt zijn vinger in het

gat. De lekkage stopt. Peter kan gillenen roepen wat hij wil, maar niemandhoort hem. De nacht valt, en pas devolgende ochtend wordt hij ontdekt,waarop hij en de dijk gered worden.Ook elders in het boek wordt steedsweer gesproken over onze strijd tegenhet water. Nederland is “één van devreemdste landen onder de zon”, omdathet voor een groot deel onder de zee-spiegel ligt. Het “arme land” wordt wel-iswaar beschermd door dijken, maarwerd toch vaak getroffen door over-stromingen. De vruchten van deze permanente strijd tegen het water zijnvolgens Mapes Dodge: doorzettings-vermogen en vlijtigheid.

N e d e r l a n d s e v e r t a l i n gAls Mapes Dodge in 1873 ons landbezoekt ziet ze in een Amsterdamseboekwinkel de Nederlandse editie vanHans Brinker liggen (1867). Ze is ermee verguld en schrijft: “Het was eeneigenaardige uitgave: erg mooi gedrukt,en met illustraties in kleur, maar volmet zulke rare woorden dat ik medelij-den kreeg met de Hollandse kinderendie ze moeten lezen.”

Alleen charme behoort niet tot onzebeste eigenschappen, iets wat ze illus-treert met het volgende historische feit.Toen Willem van Oranje zijn vierdevrouw, Louise de Coligny, wilde trou-wen, liet hij haar ophalen in een primi-tieve postkoets! Ook onze befaamdewindmolens beoordeelt ze mild nega-tief: “Veel windmolens zijn nogal pri-mitief en zouden dringend behoeftehebben aan wat verbeteringen door deAmerikanen.”

Mapes Dodge duikt niet alleen in devaderlandse geschiedenis, maar geeftook een aantal actuele observaties vanleven en werk in het Nederland vanomstreeks 1840. Waarschijnlijk kreegze die informatie van de Scharffs, haarvan oorsprong Nederlandse buren. Zobeschrijft ze het Sinterklaasfeest en hetverschijnsel ‘mooie kamer’. Ze verbaastzich erover dat Nederland geen ver-

Over de technische prestaties van de windmolen, was Mary

Mapes Dodge niet erg onder de indruk. ``Veel windmolens zijn

nogal primitief en zouden dringend behoefte hebben aan wat

verbeteringen door de Amerikanen’’.

2323

Als ze het voorwoord van de vertaler,de kinderboekenschrijver P.J.Andriessen, had kunnen lezen was zewaarschijnlijk veel minder in haar nop-jes geweest. Hij stelde onomwonden dathij het boek had moeten omwerken,anders zou hij “tal van dwaashedenhebben moeten debiteren, waarvoormijn jeugdige lezeressen en lezers mijzeker op de vingers zouden hebbengetikt en die men in den vreemde voorgoede munt opneemt; daar men ’tnatuurlijk niet beter weet.”Andriessens bewerking verscheen voorde oorlog in tien drukken. In 1930kwam daar de vertaling van H.R.S. vanVeen bij, en na de oorlog bewerkteMargreet Bruijn het oorspronkelijkeboek. Een integrale Nederlandse ver-taling van Hans Brinker kwam pas in1983 uit. Het werd symbolisch door deAmerikaanse ambassadeur aan hetNederlandse volk overhandigd.

T e k e n f i l mHans Brinker is nog steeds een invloed-rijk boek. In Amerika worden er ‘s win-ters zilveren schaatswedstrijden gehou-den, en rond Kerst is er altijd wel eenvan de Hans Brinker- verfilmingen alsfijne familiefilm op de televisie.

Japanse filmstudio’s maakten van hetboek een tekenfilm, er verschenen eenBritse musical, een toneelstuk en eensymfonie. Op Schiphol zijn Hans enGreetje Brinker in Delfts Blauwe uit-voering te koop, en Peter, de jongenmet de vinger in de dijk, kreeg inSpaarndam een standbeeldje. HansBrinker is een van de beste ambassa-deurs die Nederland heeft: een geheelgratis totstandgekomen en wereldbe-roemd promotiemiddel voor Nederlanden de Nederlanders. Alleen inNederland zelf is Hans Brinker zo goedals onbekend.

In de winter is schaatsen een

belangrijk tijdverdrijf.

Foto’s: Ton Fischer

Illustratie’s: Louis Rhead

Niet Hansje Brinker maar Peter, de blonde zoon van de sluiswachter, redde Nederland van

de overstroming door met zijn vinger het lek in de dijk te dichten.

Een beeld van de tijd waarin het kinderboek Hansje Brinker zichafspeelt, geeft het Stads- en Streekmuseum Hans Brinker,Voordam 6, Alkmaar, tel. 072-111217. Te zien zijn voorwerpenvan volkskundige aard: stijlkamers, een verzameling schaatsen enverschillende edities van het boek in allerlei talen.

Page 14: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

2424

PPortretknipster

Het is pijnloos en al na zo’n vijf minu-ten stilzitten gebeurd. In die tijd heeftJeanet Willems (37) een goed gelijkendprofielportret van haar modellen klaar.Met een klein irisschaartje, afkomstiguit de medische wereld, knipt ze voor-zichtig, maar ook snel door het zwartepapier.

Jeanet knipte in de afgelopen elf jaarzo’n 20.000 schaduwbeelden van even-zovele Nederlanders. Van al die hoof-

Jeanet Willems

Papierknippen wordt zeker al sinds de zeventiende

eeuw in Nederland beoefend. Als hobby, maar ook

als beroep. Ook nu nog telt Nederland beroeps-

knippers. Jeanet Willems uit Velp is er één van.

Zij knipt silhouetten, maar maakt ook vrij werk.

Een moderne papierknipkunstenares

Ruimtelijk werk

acryl hout karton

gemengde techniek

1994

Martin Jansen

den heeft ze thuis een portret liggen. Zeknipt namelijk altijd door twee aanelkaar geniete papiertjes. “Eén exem-plaar is voor de klant, de ander houd ikzelf. Het leuke van mijn beroep is dat jede mensen altijd weer blij maakt,eigenlijk met zichzelf”, zegt ze.

S i l h o u e t t e nIn de papierknipperswereld staan haarzwarte profielportretten bekend als sil-houetten, genoemd naar Etienne deSilhouette (1709-1767), de Franse con-troleur-generaal van financiën onderLodewijk de XV. De man had zijn bui-tenplaats opgesierd met tal van zelfge-maakte, levensgrote schaduwbeelden,die daarom zijn naam gingen dragen.

Jeanet knipt een profiel doorgaans inéén ruk. Een enkele keer mislukt dat enmoet ze opnieuw beginnen met eenander papiertje. Maar altijd moet zeachteraf nog wel wat bijwerken. “Als demensen model zitten, ontspannen zezich na korte tijd. De kin trekt zich danietsjes terug, waardoor ik daar laterweer wat van af moet knippen.Gelukkig maar dat ‘ie niet naar vorenkomt, want ‘bijknippen’ gaat natuurlijkniet.”

Nooit zal Jeanet aan iemands uiterlijkiets verdoezelen. “Een onderkin of eenneus met een bobbel, ik knip het alle-maal. Ik maak niemand mooier dan hijis. Het is me nog maar één keer overko-men dat een mevrouw haar profiel wei-gerde. Ze was er niet tevreden mee,maar ze was het wel degelijk.”

A c h t e r h o o f d De rechtshandige Jeanet begint altijdbij de borst te knippen. Vandaaruitgaat ze langs hals, kin, neus en ogennaar het achterhoofd. Dat is het puntwaarop het ingewikkeld wordt. Ze zounu, om het achterhoofd te kunnenknippen, over haar linkerhand heennaar beneden moeten gaan, maar dat isonmogelijk.

Voor dit probleem bedachten papier-knippers lang geleden al twee oplossin-gen. De eerste is het papier 180 gradenroteren en het achterhoofd op de kopknippen. Maar de door Jeanet toege-paste methode is het papier omdraaienen het achterhoofd in spiegelbeeldknippen.

B e e l d b e p a l e n d e h a a r t j e sDat spiegelbeeldknippen moet je leren,maar is volgens Jeanet niet het moei-

lijkste. Ze vindt kalende mannen knip-pen veel ingewikkelder. Hun hoofdhuidmoet nauwgezet worden gevolgd, maarook die allerlaatste, zo beeldbepalendehaartjes moet ze precies uitknippen. Datvalt niet mee. “Het papier heeft zijnbeperkingen en je knipt al gauw te wei-nig of te veel haar.”

Meestal maakt ze pure schaduwbeelden.Maar soms, vooral bij vrouwen, kniptze daarin nog de haarlijn, oorbellen enhet kraagje van de kleding uit. Op eenwitte ondergrond geeft dat een sterkcontrast, waardoor het silhouet meerdiepgang krijgt. Toch kiest ze de laatstetijd voor het puur zwarte silhouet,waarin dingen gesuggereerd worden dieniet te zien zijn.

G e l e g e n h e i d s k n i p s e l sOp haar achttiende maakte Jeanet voorhet eerst kennis met de papierknipkunstdoor een bezoek aan het in 1988 terziele gegane museum van de knipkun-stenaar Tobias Lever in Westerbork.Geïnspireerd door wat ze daar zag,begon ze thuis te knippen, wat al directaardige dingen opleverde. Voor ver-jaardagen, trouwfeesten en kerstmiswas ze vaak druk met de schaar in deweer.

Na een paar jaar hobbyen hoorde ze bijtoeval een lezing aan van To vanWaning-Mijnlieff, één van de bepalen-de figuren in de naoorlogseNederlandse knipwereld. Toen Jeanet

haar wat uit de hand geknipt werk lietzien, was To heel enthousiast. Zenoemde Jeanet een talent.

Toen Jeanet begin jaren tachtig op eentekenbureau werkte, ging ze ook knip-werk in opdracht vervaardigen: wens-kaarten, een knipkalender en gelegen-heidsknipsels. Daarvoor tekende zeeerst een compositie, die ze na goed-keuring door de klant uit papier knipte.Ze maakte bijvoorbeeld voor hetafscheid van een onderwijzeres eenknipwerk met in het midden hetschoolgebouw en daaromheen een tafe-reel met kinderen en collega’s.

Een week of twee knipte ze full-timeaan de opdracht voor een stamboom,

25

Jeanet Willems

Foto: Marcel Leroi

In de achttiende eeuw

werd het

silhouetteren

populair door de

silhouetmotieven die in

Pompeï werden gevonden.

Page 15: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

2626

met in elke tak een portretje van eenvoorouder van de klant. Jeanet: “Overhet algemeen raken mensen erg ont-roerd als ze zo’n gelegenheidsknipselcadeau krijgen. Het is ook heel per-soonlijk en bijzonder.”

B e r o e p s k n i p s t e rDit gelegenheidsknipwerk bewees dat ermet de schaar wat te verdienen viel.Maar commercieel begon het pas rede-lijk te lopen toen ze zich toelegde ophet silhouetknippen. Sinds 1984 hurenorganisatoren van feesten en partijenJeanet in om de profielen van bezoe-kers te knippen. “Dat is altijd eengeweldig succes: de mensen staan erzonder morren een uur of langer voorin de rij.”

Ze kan er inmiddels goed van leven enkwam met haar schaar op de geksteplaatsen: op de kerstmarkt van Ikea, opeen congres voor psychiaters, in bejaar-dentehuizen, winkelcentra en zwakzin-nigeninrichtingen, op scholen, in zie-kenhuizen en vooral oppersoneelsfeesten van bedrijven.

J a n t j e d e P r e n t e n k n i p p e rMet een handvol anderen kan JeanetWillems van haar schaar leven. Naastdeze profs zijn er in Nederland nogzo’n 25 semi-professionals actief. Zijknippen af en toe een werkje en verdie-nen daar wat mee. Verder hanteren nogmeer dan duizend andere knippers deschaar: hobbyisten die traditioneelknipwerk maken (waaronder silhouet-ten), maar ook enkele kunstenaars diezich toeleggen op vrij werk.

Ook in vorige eeuwen bestond er zo’nverdeling in profs, semi-profs en ama-teurs. Regionaal bekend was Jantje dePrentenknipper, die net als Jeanet vanzijn kunst kon leven. Hij zwierf in denegentiende eeuw rond in Zeeland enkreeg van slaapboeren ‘logies met ont-bijt’, in ruil voor een knipseltje. EenFriese bakkersknecht uit een dorpje inde buurt van Sneek kon ook aardig metde schaar overweg. Bij hem bestelden

mensen gelegen-heidsknip-werk, waar-mee de manwat bijver-diende.

Als hobbywerd papier-knippen al inde zeventiendeeeuw beoefend. Uit1686 stamt de eerste handleiding op ditgebied. In Friesland, Overijssel, Zeelanden vooral Noord-Holland werd het eenpopulaire liefhebberij. Van Noord-Holland, maar ook alleen van daar, isbekend dat er in de vorige eeuw infor-mele knipclubjes floreerden, de voorlo-pers van de huidige knipkringen.

In Limburg en Brabant is het papier-knippen vreemd genoeg nooit aange-slagen. De mensen daar hadden weldevotie-knipwerkjes in huis, maar diewerden geïmporteerd. Nu nóg heeft deNederlandse Vereniging voorPapierknipkunst bar weinig leden in dietwee zuidelijke provincies. Hoe datkomt weet niemand.

K a r a k t e r s c h e t s e nHet silhouetteren, een genre binnen depapierknipkunst, won vooral in de lateachttiende eeuw aan populariteit. Daarwaren drie redenen voor. Allereerst washet voor mensen de goedkoopstemanier om hun portret te laten maken.Ten tweede was het de tijd van deopgravingen van Pompeï enHerculaneum, toentertijd een spectacu-

Gelegenheidsknipsel, in 1984 gemaakt door

Jeanet Willems, voor W. de Haan die 10 jaar

werkzaam was op het centrum De Hoorneboeg.

Vanaf de late achttiende eeuw zijn er pogingen

gedaan om silhouetteermachines te maken.

De silhouetteerstoel is daarvan het simpelste voor-

beeld. Iemand ging zitten in een stoel, waarvan één

armleuning was vervangen door een glasplaat.

Een kaars bescheen het gelaat van de zijkant van het

gezicht, waardoor zich een schaduwbeeld op de

glasplaat aftekende. De omtrekken werden over-

genomen op papier en een silhouet was geboren.

27

laire gebeurtenis. De zwarte silhouettenop de daar gevonden Griekse vazenwerden in korte tijd razend populair inEuropa.

Maar de belangrijkste reden voor depopulariteitsgroei van het silhouetterenwas waarschijnlijk de opkomst van defysiognomiek, de gelaatkunde. Daaroverschreef de Zwitserse predikant JohannCaspar Lavater (1741-1801) een dik enin heel Europa bekend boek. Hij gingervan uit dat iemands gezicht boekde-len sprak. Je kon er, in het bijzondervan het profiel, het karakter aan afle-zen.

Zo kreeg het silhouet een meer dangewone betekenis. Er kwamen pocket-boekjes op de markt met daarin gete-kende profielen en de bijbehorendekarakterschetsen in tekst. Daarmee vielop te zoeken welke snuiter er naast jezat in de postkoets of de trekschuit.

F o t o g r a f i eVooral Duitse silhouettisten trokkenons land door, op zoek naar opdracht-gevers. Via krantenadvertenties maak-ten ze bekend in welk logement ze ver-bleven en wat hun prijs was. Bij chiqueklanten kwamen ze desgewenst aanhuis. In vijf minuten knipten ze een sil-houetje wat betaald met 18 stuivers perstuk een behoorlijk jaarinkomen ople-verde.

Met een minimum aan middelen heelsnel een goed gelijkend portret makenis altijd de kracht geweest van deze sil-houettisten. De ambachtslieden oefen-den daarom een enorme aantrekkings-kracht uit op de verbaasde omstanders.Daarom ook betekende de uitvindingvan de fotografie niet zomaar de gena-deklap voor het profielknippen.Sommige silhouettisten leerden zelffotograferen en waren zo van beidemarkten thuis.

D e c o u p e e r z a a g Ook Jeanet Willems vatte haar knip-werk vroeger op als een ambacht, maartegenwoordig ziet ze het toch meer alseen kunst. “Gedurende de hele geschie-denis is er een traditie van portretkunstgeweest. Door mensen realistisch teknippen schaar ik me in die traditie.Het weergeven van persoonlijkeimpressies leef ik meer uit in mijn vrijewerk.”

Terugkijkend op de afgelopen jarenvindt ze dat ze het dichtst tegen devolkskunst aanzat toen ze nog gelegen-heidsknipsels maakte. Bepaalde doorhaar gebruikte randversieringen, zoalsbloemmotieven en symbolen, warengeïnspireerd op dit soort knipwerk.

Sinds 1985 maakt ze dergelijke knip-werken niet meer, omdat haar interes-ses zich verlegden naar het vrije werk.“Je kunt je leven lang bezig zijn methet knippen van gelegenheidswerk,maar ik wilde meer.” Daarom volgde zede kunstacademie in Arnhem. In haarschilderijen komt de knipkunst somsweer om de hoek kijken. Zo maakte zeeen schilderij op hout, waar ze delenuitzaagde. De decoupeerzaag diendetoen als schaar.

T w e e m e t e r g r o o t k n i p s e lVan een docent van de Kunstacademiekreeg ze de opdracht voor haar grootsteknipsel tot nu toe. Het is twee metergroot en geknipt uit achtergrondpapierdat fotografen gebruiken. Het is eenportret van een man, balancerend opeen kruiwagen. Hij stond er een middaglang model voor. Het kwetsbare knipsel

werd opgehangen aan nylondraden,gespannen tussen een houten frame.Als onderdeel van een installatie werdhet tentoongesteld in een galerie.

Jeanet beweegt zich dus tussen tweepolen, tussen haar vrije werk en het sil-houetknippen in opdracht. “Maar als ikmijn geld van een rijke oom zou krij-gen, dan zou ik zeker minder portret-knippen en meer vrij werk maken.”

G e e n k o p p e n , m a a r m e n s e nAfwijkende gezichten knippen vindt zevaak het leukst. Ooit knipte ze liggendeen zwakzinnig meisje dat op de grondlag. Ook in een hoerenbuurt, of in eenopvangproject voor dak- en thuislozen,waar niet echt doorsnee-koppen te zienzijn, zou ze graag eens werken.

“De indrukken van al die mensen diemodel zitten blijven soms nog wékenhangen. Van de buitenkant, vaniemands haardracht en kleding, kun jeheel veel aflezen van iemands persoon-lijkheid. Ook iemands spieren verradenveel: wat heeft die persoon jarenlangingeslikt? Dat bekijken is voor mij eendeel van de lol.”

27

‘Ver-drijven verwijden vrij’

papier 1987

S t r e e k e i g e n k o p p e n

Jeanet Willems is er na het zienen knippen van 20.000 koppenvan overtuigd dat er binnenNederland streekeigen uiterlijkekenmerken bestaan. “In Twente en Overijssel komenveel geproportioneerde, bochtigeneuzen voor. Vlamingen hebbenvaak ronde hoofden, noorderlin-gen een hoog voorhoofd en eenuitstekende onderlip. En net alsBrabanders hebben zij ook vaakeen overhangende neus.”

Page 16: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V r o u w e n h e b b e n n o o i tg e b r e k a a n t r a n e nVolgens deze zegswijze huilen vrouwenvaker en meer dan mannen. Om te kij-ken of deze stelling klopt zijn wij terade gegaan bij psycholoog Ad Vinger-hoets van de Katholieke UniversiteitBrabant. Als een van de weinigen inNederland doet deze Tilburgse weten-schapper onderzoek naar huilgedrag.Een handicap daarbij is echter dat maarweinig mannen willen meewerken aanzijn studies. Mannen willen wel mee-doen aan onderzoeken naar stressbe-stendigheid, maar bij gericht onderzoeknaar emoties haken zij massaal af.

Of vrouwen vaker huilen dan mannenvalt dus niet af te lezen uit Vingerhoetsonderzoek, omdat er maar tien procentmannen aan meedeed. Maar in de be-geleidende literatuurstudie haalt hij weleen Amerikaans onderzoek aan, waar-uit bleek dat een man gemiddeld 1,4keer per maand huilt, terwijl een vrouw5,3 keer haar tranen de vrije loop laat.

“Vrouwen huilen ook langer en inten-siever”, zegt Ad Vingerhoets in eeninterview in het blad Opzij. Mannenkrijgen eerder een brok in hun keel ofnatte ogen, terwijl vrouwen letterlijktranen met tuiten huilen. Hun huilbuigaat vaak gepaard met geluidsproduktieen zelfs met lichamelijke veranderin-gen.

Maar waarom zijn vrouwen zulke hui-lebalken? Vingerhoets zoekt in hetzelf-de interview de verklaring in de opvoe-ding. Een echte vent huilt niet, terwijlmeisjes worden opgevoed tot empati-sche mensen. Ook hormonen spelenvolgens hem een rol. “Vrouwen hebbenmeer van het hormoon prolactine, dathet huilen vergemakkelijkt. Dat ver-klaart ook dat vrouwen tijdens dezwangerschap en rond de menstruatieveel sentimenteler zijn, want dan wordtmeer prolactine aangemaakt.”

L a c h e n i s g e z o n dArtsen veronderstellen al heel lang eenpositief effect van plezier hebben enveel lachen op de menselijke gezond-heid. Reeds in de tweede eeuw vanonze jaartelling constateerde Galenusdat het gedeprimeerde vrouwen warendie borstkanker kregen en niet degenendie opgewekt waren.‘Lachen is het beste medicijn’ wordtsteeds vaker serieus genomen door demedische wereld, speciaal door deFranssprekende wereld. In 1986 werd erin Toronto voor artsen, verpleegsters entherapeuten een symposium gehoudenover de genezende kracht van lachen.

De bekende tijdschriftenredacteur Nor-man Cousins vertelt in zijn succesvolleboek Anatomy of an illness hoe hijzichzelf genas van de verlammende enongeneeslijke ziekte van Bechterev

In spreekwoorden en gezegden legden onze voorouders hun

levenservaring vast. Deze gezegden hebben met humor te

maken. Klopt het wat ze zeggen? De rubriek ‘spreekwoord,

waar woord?’ onderzoekt het waarheidsgehalte van spreek-

woorden en gezegden.

(een ziekte van de bindweefsels van hetlichaam), nadat men hem een overle-vingskans van 1 op 500 had gegeven.Hij genas zichzelf met hoge doses vita-mine-C en veel lachen om de video’svan Candid Camera (net zoiets alsBanana Split) en de oude films van deMarx Brothers.

Franse onderzoekers hebben verdergeconstateerd dat zij, die graag lachen,minder kans hebben om maagzweren ofproblemen met spijsverteringsorganente krijgen. Volgens dr. Pierre Dacherverbetert lachen de bloedsomloop,bevordert het het genezen van weefselen stabiliseert het vele lichaamsfunc-ties. Sir William Osler noemde het de‘muziek van het leven’. NormanCousins: ‘intern joggen’.

Jeffrey Goldstein, een psycholoog vande Temple Universiteit, die zich in destudie van humor heeft gespecialiseerdrelativeert bovengenoemde bevindin-gen. Hij concludeerde dat de aanspra-ken van de genezende werking vanlachen op weinig gegevens berusten. Hij wijst er verder op dat lachen bij hetzien van een videoband niet hetzelfdeis als een levenslang gevoel van humoren dat humoristisch zijn en het hebbenvan een positieve levensinstelling nietautomatisch samengaan. Onderzoekershebben volgens hem niet genoeg aan-dacht aan dat verschil besteed.”Het isonduidelijk of humor onze gezondheidmeer beïnvloedt dan andere factoren. Ik wil humor niet naar beneden halen,want die helpt mensen er waarschijnlijkbij om met iets minder stress door hetleven te gaan. Maar ik wil evenmin aanhumor krachten toeschrijven die hijniet heeft.”Girbe Buist

29

w a a r w o o r d ?

S S S P R E E K W O O R D

Page 17: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

30

CCC R E A T I E F

H e t m a s k e r

30

Met Carnaval gaan in het zuiden weer veel

mensen gemaskerd over straat. Ook bij

andere gelegenheden, zoals het

Sunderklaasfeest op de Waddeneilanden,

speelt het masker een grote rol. Dat

komt omdat een masker mensen anoniem

maakt. Je kunt een rol spelen, zonder

jezelf bloot te geven. Je kunt net doen

alsof je iemand anders bent zonder

door de mand te vallen.

En dat is soms erg

spannend…

3131

B e n o d i g d h e d e n :• klei (gewone rivierklei)• kranten• behangselplak• potlood• mesje• schaar• kwast• plaatje hout (25 cm bij 35 cm) • papieren beker• touw (sisal)• stukje stof• schellak• acrylverf• vernis

S t a p 5Voor het Afrikaanse masker:Knip het touw voor de haren op degewenste lengte en knoop al deze stuk-ken aan één stuk touw. Plak deze metbisonkit op het masker.

Voor de duivel:Maak de horens van een stevige stof envul deze op met watten of schapewol.Plak ze met bisonkit op het masker.Gebruik schapewol voor de snor en debaard.

Voor het varkentje:Gebruik voor de snuit een papierenbekertje (iets van de bovenkant afknip-pen) en stof voor de oren. Schuif ijzer-draad door de oren zodat ze watomhoog blijven staan.

S t a p 6Beschilder het masker en breng na hetschilderen nog een vernislaag aan.

Elsa Reicheld

H o e m a a k i k e e n m a s k e r ?

S t a p 1Teken één van de maskers over. Neemde basismaten van uw gezicht: kin-haarlijn, breedte gezicht, positie neusen dergelijke. En teken deze op eenplaatje hout.

S t a p 2Modelleer met klei het masker op dehouten ondergrond. Houdt u aan degetekende basismaten, zodat het mas-ker goed past. Zorg dat de bovenkantvan de klei glad is.

S t a p 3Scheur kranten in kleine stukjes. Breng eerst één laag natte kranten-snippers zónder behangselplak aan ophet kleifiguur en daarna nog zes lagenkrantensnippers mét behangselplak.Laat het masker langzaam drogen enhard worden. Haal met uw vingers of een plat mesjede klei uit het masker. Plak daarna nogéén laag krantensnippers aan de bin-nenkant van het masker.

S t a p 4Bestrijk de binnenkant van het maskermet schellak. Snij met een mesje ruimteuit voor ogen, neus en mond. En con-troleer of u er makkelijk door kunt kij-ken en ademen. Maak gaatjes op oog-hoogte voor touwtjes.

2

3

4

1

Page 18: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

32

VV

32

Pas in de vorige eeuw ontdekte Louis Pasteur het chemische

geheim van wijnmaken. De Grieken en Romeinen voor hem

maakten hun wijnen puur op het gevoel.

Ze maakten simpele landwijn,

maar ook ware topwijnen

en voor ons vreemde

specialiteiten als

gerookte wijn en

zeewaterwijn,

kant-en-klaar

uit de amfoor.

Van godendrank tot alledaags vocht

Boek en tentoonstelling over wijn bij de Romeinen

Romeins landhuis met wijnrank

3333

Wie wijn dronk, beleefde een godserva-ring, zo meenden de Grieken. Daarzorgde de wijngod Dionysos voor. Zenoemden zo’n prettige staat: enthou-siasmos. Het werkte inspirerend enmaakte zorgeloos. Voor ware slemppar-tijen en groteske dronkenschap warende Grieken echter bang. Dat blijkt weluit het merkwaardige verschijnsel vanhet symposion.

Het symposion was een drinkfeest,waarbij de deelnemers elkaar onder-hielden met toespraken en conversaties.De symposiarch had de leiding. Als ineen bokswedstrijd deelde hij de speel-tijd op in rondes. Hij bepaalde perronde welke wijn er gedronken werd enin welke verhouding de wijn moestworden aangelengd met water. Hij sug-gereerde gespreksthema’s en hield deverschillende stadia van dronkenschapnauwlettend in de gaten.

Z e l f b e h e e r s i n gHoewel er flink ingenomen werd, waseen symposion geen lomp drinkgelag.De bedoeling was juist om scherpzinnigen intellectueel te debatteren. Daarmeelieten de deelnemende burgers zien datze, ondanks de wijn, nog over retori-sche gaven beschikten en van degesprekken en elkaar konden genieten. Het was een training in zelfbeheersing.Een verkenning van de eigen grenzen,met een drank achter de kiezen dieoverschrijding van die grenzen juistmogelijk maakte. Soms werd het sym-posion in alle openbaarheid gehouden,zodat de deelnemers aan buitenstaan-ders hun zelfbeheersing konden etale-ren. Slaven en kinderen mochten nietmeedoen en drinkende vrouwen von-den de Grieken een gruwel. De mannendachten dat deze toch al zo emotionelewezens met wat wijn op een gevaarlijkezinnelijkheid en emotionaliteit aan dedag zouden leggen.

W a t e r , m e l k o f h o n i n g d r a n kOp het symposion werd vooral Grieksewijn gedronken. Het ambachtelijkewijnmaken hadden de Grieken overge-nomen uit Egypte, Libanon en Turkije.Al in 2500 v. Chr. beheersten ze die

kunst; uit die tijd stammen de opgegra-ven voorraadkruiken in het Minoïschepaleis in Knossos. Wijndrinken wasbeschaafd, vonden de Grieken. De his-toricus Thucydides schreef zelfs: “Hetmaken van olijfolie en wijn onder-scheidt de gecultiveerde mens van debarbaar.” Die wijn moest aangelengdmet water worden gedronken, wantalleen barbaren dronken hem puur.

Vanaf 700 v. Chr. gingen de Griekenmet schepen op weg om overal in hetMiddellandse Zeegebied koloniën testichten. Als zo’n schip met kolonistenwerd uitgerust, waren er altijd wijnboe-ren aan boord en stekjes van druiven-ranken. Zo introduceerden Grieksekolonisten de wijnbouw in Italië,Noord-Afrika, Spanje en Frankrijk. Ter plekke experimenteerden ze metkruisingen tussen de meegebrachtedruivenrassen en hun wilde soort-genoten. Zo ontstonden streekrassendie uitstekend waren aangepast aan hetplaatselijk klimaat en de grondsoort.

De Romeinen wilden aanvankelijk nietsweten van wijn. Voor hen hoorde hetbij hun religieuze rituelen. Een dage-lijkse drank was het zeker niet. Ze hiel-den het bij water, melk of honingdrank.Toch werd dichtbij Latium, de kern-streek van de Romeinen, wijn gebrou-wen. Ten noorden ervan deden deEtrusken dat, ten zuiden de Grieken inhun Italiaanse koloniën.

D a g e l i j k s e d r a n kDoor de verovering van tal van Grieksestadsstaatjes door de Romeinen in detweede eeuw v. Chr. maakten deRomeinen kennis met de hoogontwik-kelde Griekse cultuur. Ze namen allerlei

Griekse gewoonten over, zo ook hetdagelijks drinken van wijn. DeRomeinen gingen nu zelf wijn verbou-wen en tal van landbouwtechnischewerken verschenen over snoeitechnie-ken, rassen, de invloed van klimaat engrondsoort op de druiven en de kwali-teit van de wijn. In de eerste eeuw naChr. was wijn voor iedere Romein eendagelijkse drank.

Aanvankelijk was het Italisch schierei-land de grootste wijnproducent van hetrijk. Vandaaruit was er export naar delegers in de buitenprovincies. In de eer-ste eeuw na Christus werd wijndrinkenzó populair dat de produktie van Italiëniet langer toereikend was. Alleen al demiljoen inwoners van Rome slobberdenjaarlijks honderd miljoen liter weg. Eengroot deel van die plas werd ingevoerduit Zuid-Frankrijk, Noord-Afrika en inmindere mate Noord-Spanje. Dat warende bulkproducenten van veel, maarkwalitatief matige wijn.

M i l i e u v r i e n d e l i j kFrankrijk leerde de wijnbouw langstwee sporen kennen: via de Grieksekolonie Marseille en via de Gallischestam der Allobrogen, die een simpele,maar doeltreffende inheemse wijnbouwhadden ontwikkeld. Toen hun gebied in121 v. Chr. door de Romeinen werdveroverd, kreeg hun wijnbouw eenextra impuls.

Romeinse vaklieden brachten allerleiverbeteringen aan, waardoor deAllobrogen in no time een van de bestewijnstreken buiten Italië uit de grondstampten. Béziers werd het centrum,met de bijnaam vinosus, ‘drijvend inwijn’. Vanhieruit verbreidde de wijn-

Romeinse drinkbeker

Page 19: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

3434

De druiven werden van augustus totnovember geoogst. Frisse, droge wijnkrijg je van vroeggeplukte druiven,maar de Grieken en Romeinen hieldenjuist van zoete wijn. Hoe zoeter, hoebeter zelfs. Ze lieten hun druiven zolang mogelijk ‘aan stok’ hangen.Daardoor nam de hoeveelheid suiker inhet sap toe. De suiker werd dan gedeel-telijk omgezet in alcohol, de rest van desuiker hield de drank lekker zoet.

Na de pluk gebeurde het wel dat dedruiven te drogen werden gelegd in dezon. Van het sap van deze rozijnachtigedruiven werd een extreem zoete wijngemaakt, de passum-wijn. Dit procédéwordt tegenwoordig ook nog toegepast,bijvoorbeeld in de vin de paille uit deJura, de passito-wijn uit Noord-Italiëen de zoete dessertwijn vin santo uitToscane. Op de boerderij stortte de plukploeg de druiven in een lage bak. Een ploegslaven sprong erin en trad de druivenmet blote voeten. Dat was glibberig enzwaar werk en men hield elkaar daar-om stevig vast, onderwijl liederen zin-gend. Het sap, most geheten, werdopgevangen en gezeefd. Daar maaktemen afloopwijn van, de beste kwaliteitwijn. Een deel van de most werd somsingekookt, wat een uitstekend houdbaarsap opleverde. In slechte wijnjarenwerd daar een zoete aperatiefwijn vangemaakt, de mulsum.

De van deze eerste persing overgeble-ven schillen en pitjes verdwenen in de

wijnpers. Dat was geen schroefpers,zoals wij die nog kennen, maar een pri-mitieve installatie, die het mogelijkmaakte een loodzware steen in een tonte laten vallen. De schillen en pitten,laagsgewijs uitgesmeerd tussen biezenmatjes, gaven na zo’n klap hun sapprijs. Daarvan werd een tweede kwali-teit wijn gemaakt, de perswijn. Ook denu nog resterende pulp werd niet weg-gegooid; hiervan maakte men een sla-vendrank, de lora of vappa, vergelijk-baar met de huidige Franse piquette.

G e r o o k t e w i j n Het verkregen druivesap werd in grotevaten, de dolia, gegoten. Daarin kondende gistcellen, die van nature op de druifvoorkomen, hun goddelijke werk doen.Gedurende vijf, zes dagen zetten zij dedruivesuikers om in alcohol en kool-dioxide. De gistingskelders mochtenniet te warm zijn en daarom lagen diealtijd aan de noordkant van de boerde-rij. Bij het gistingsproces kwam erschuim vrij, dat van de vaten werdafgeschept. De klare wijn die overbleefwerd overgegoten in amforen van 26liter elk, het oversteken genaamd.

Vreemd genoeg werden die amforenaan de binnenkant luchtdicht afgeslo-ten met pek. Dat gaf de wijn eenvreemd bijsmaakje. Niet voor nietsmerkte Plinius ergens op dat wijn zon-der pek de beste is. In de halsopeningkwam een stop van hars, met wat gipseromheen. Die harssmaak was een min-der groot probleem en in Griekenlandzelfs behoorlijk populair. Nog steedskomt hier de retsina-wijn, wijn methars vandaan.

De Romeinse amforen bevatten vaakeen appelation contrôlée, een herkomst-aanduiding. Het was een stempel metde naam van de pottenbakker, de naamvan de wijnboer en een datum. In der-gelijke amforen bleef de wijn maximaaltien tot vijftien jaar rusten in deopslagruimte, de apotheca. Dat rustengebeurt tegenwoordig in koele kelders.De Romeinen deden dat liever inwarme ruimtes, wat de rijping versnel-de. De apotheca lag daarom vaak boven

bouw zich noordwaarts over Frankrijk.Toch ging daar wat tijd overheen, wanteerst moesten er rassen ontwikkeldworden die bestand waren tegen hetkoudere klimaat van Noord-Gallië.Dankzij de Grieken en Allobrogen leer-de Gallië de wijnbouw kennen, maarhet waren de Romeinen die de wijn-bouw over heel het land verbreidden. Die Romeinse wijnbouw was milieu-vriendelijk, want kunstmest of bestrij-dingsmiddelen werden niet gebruikt.Wel werd de stand van de hemellicha-men belangrijk gevonden. Zo gavenlandbouwtechnische handleidingen aandat er geoogst moest worden tussenbegin september en eind oktober, detijd van opkomst en ondergang van dePleiaden aan de sterrenhemel. Alsbemesting gebruikten de wijnboerenhet liefst duivepoep, als het moest ookmenselijke mest, maar nooit koeiepoep;dat werkte volgens de antieke land-bouwkundigen niet.

Z o e t e w i j nOm een lekker wijntje te maken issnoeien van de wijnrank essentieel. DeGrieken zouden dit door een losgebro-ken ezel ontdekt hebben. In Nauplionhad zo’n beest kans gezien in een wijn-gaard te komen, waar hij zich tegoeddeed aan de druiventrossen. Toen meneen paar weken later van de overgeble-ven trossen wijn maakte, bleek die uit-zonderlijk goed te zijn. Het principevan snoeien was ontdekt; een kleinewijnstok geeft weinig, maar zeer sma-kelijke druiven.

Romeinse pronkbeker van zilver,

gevonden in Stevensweert, Nederland

3535

de keuken. Rook uit de keuken drongdan door tot de amforen en gaf de wijnsoms een vaag rooksmaakje. Welbewustwerd dit effect nagestreefd bij deFalerner Fumosum, gerookte Falernerwijn.

S m a a k m a k e r sRomeinse wijnen bevatten altijd veeldépôt, bestaande uit dode gistcelletjesen stukjes schil. De wijn werd daarvaak muf door. Als er ook nog bacte-riën bij zaten, wat nogal eens voor-kwam, kon dat een pregnante zwavel-geur opleveren. Wij gieten zo’n flesmeteen door de gootsteen, maar in deOudheid was het zo’n normaal euveldat men de smaak liever probeerde teverdoezelen.

Daar waren verschillende manierenvoor, zoals toevoeging van smaakma-kers als iriswortel, pijpkaneel, rozen-blaadjes, gom, koriander, anijs, peper,amandelen. Gips maakte van troebelewijn een klare drank. Ook zout, in de

vorm van zeewater, bond de zwevendedeeltjes. Een harde wijn met tanninewerd zachter door toevoeging van fijngemalen marmer. En een primitievemanier van conserveren (pasteuriseren)was het laten zakken van een gloeiendesteen in een wijnvat.

L a n d w i j nDe bulk van de jaarlijks geproduceerdesloot wijn in het Romeinse rijk was

simpele landwijn. In oktober gebotteld,werd dergelijke wijn al vanaf januarigedronken. Tegen de volgende oogstwas de voorraad op en veel langer vieldeze simpele soort ook niet te bewaren.Slechts tien procent van de produktiewas topwijn, die lang, dat wil zeggenzo’n 20-30 jaar bewaard kon worden.Normaal werd de wijn aangelengd,maar topwijnen werden ook wel onver-sneden gedronken.

Wijnstreken waar de echte topwijnenvandaan kwamen lagen in de Oudheidzonder uitzondering op eilanden, ofaan de kust. Daar waaide een verkoelende zeebries,zodat de wijngaard niet dag in dag uitlag te stoven in de zon. Dat broeienwas slecht voor de smaakontwikkelingvan de druiven; de ideale verhoudingtussen suikers en zuren werd erdoorverstoord.

☞De tentoonstelling Wijn! Wijn!! Wijn!!!

is tot en met 10 maart te zien in het

Rijksmuseum van Oudheden te Leiden,

Rapenburg 28, Leiden, tel. 071-5163163.

☞Els Lems en Lucette Faber-Oostenbroek,

Wijn! Wijn!! Wijn!!! Een wereld van

wijn in de Grieks-Romeinse Oudheid,

Utrecht/Antwerpen 1995.

☞Lucette Faber-Oostenbroek geeft op 30

maart een lezing op de thema-excursie Eten

en drinken als de Romeinen van de

Academie voor Cultuur en Gastronomie,

tel. 030-2319997.

L i e f d e s d r a n kBehalve om te drinken werd wijn in deOudheid ook ingezet als desinfecterendmiddel, als pijnstiller en als kalme-ringsmiddel. Vooral de Griekse artsen,populair in het Romeinse rijk, zettenvoor elke kwaal weer een apart wijntjein. Zure wijnen dreven volgens henvocht af en wijn met veel tannine hadeen stoppende werking op de darmen.Maar het bekendste effect van wijn was

toch wel het opwekken van de liefde enhet stimuleren van de hartstocht.Daarvoor werd het door iedereengebruikt.

Binnenhalen van de oogst

Het persen van de druiven

Romeinen aan tafel

Page 20: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

36

GG

Een wolf in de kamer, voor de openhaard. Of, ook heel decoratief, naast jestoel. En dan natuurlijk spectaculairgrommen als er iemand binnenkomt.Laat je hem uit, dan kun je er zeker vanzijn dat je bekijks hebt. Want een wolfaan een halsband, dat is heel watanders dan een teckeltje.

R a g eIn Amerika is de wolventrend een com-plete rage. Met alle gevolgen van dien.Want wolven zijn en blijven wilde die-ren en daarmee onmogelijk als huisdierte houden. Ze springen vanuit standdrie meter hoog en zijn niet zindelijk tekrijgen. Op de commando’s lig, zit en afwordt niet gereageerd. Een correctiemet een slipband is een hachelijkezaak. Want een wolf pikt zo’n correctieniet en zal onmiddellijk een poging totaanvallen ondernemen.Echt gevaarlijk wordt het, als er kleinekinderen in huis zijn. Ook al begin je

heb je een wolf waar voor een gedeeltehondebloed in zit, het dier is niet tehanteren. Dat blijkt wel uit het verhaalvan Trea de Wit uit Rotterdam die eenvijfenzeventig procent wolf heeft.

“Wat ik daar nou zo speciaal aan vind,is moeilijk uit te leggen”, zegt ze.“Voordat ik Lupa kreeg, had ik eenGolden Retriever. Ook aardig hoor,maar wel ontzettend saai. Via via hoor-de ik, dat de mogelijkheid bestond eendriekwart wolf te kopen.”“Dat leek me wel wat: zo’n beest datnog dicht bij de natuur staat, daar moetje wel een heel speciale band mee krij-gen.Dat laatste is inderdaad zo. Want hoegek het ook lijkt, ik zou haar niet wil-len missen. Ook al heeft ze zich tot nutoe door vier bankstellen heen gegeten.Ook al heb ik verschrikkelijk veel moei-te gehad om haar zindelijk te krijgen.Ook al moet ik elke dag uren met haarlopen, word ik hier in de buurt met denek aangekeken en heeft ze de neigingom fietsers en honden aan te vallen.”

N e s t j o n g e w o l v e nHet aanschaffen van een wolvenpup iseenvoudig. Advertenties in dierenbla-den melden, waar en wanneer er ergenseen nest jonge wolven verwacht wordt.Officieel mogen wolven niet in Neder-land ingevoerd worden. Maar wat iseenvoudiger dan bijvoorbeeld naarBelgië te rijden en een wolfje in deachterbak te stoppen? Is de wolf eenmaal in Nederland, dankan daar tot nu toe niet veel aangedaan worden. Hopelijk wordt deGezondheids- en Welzijnswet voor die-ren dusdanig ingevuld, dat er duidelijkerichtlijnen komen welke dieren wèl enwelke nìet in huis gehouden mogenworden.

met een wolvenpup van een paarweken oud, vroeg of laat krijgt zijninstinct de overhand. Een klein kinddat rond loopt, wordt achtervolgd. Inhet begin ziet het er misschien nog aar-dig uit. Struikelt het kind, dan is Leidenin last. Op zo’n moment is het kindvoor de wolf een zwak prooidier. InAmerika hebben op die manier al vijfkinderen de dood gevonden.

Zowel in Nederland, België, als in OostEuropa worden wolven voor de ver-koop gefokt. Soms wordt daar naareigen goeddunken hondebloed ingekruist, soms zijn het echte, voor hon-derd procent, wolven.

D i c h t b i j d e n a t u u rIn Nederland en België worden op ditmoment een onbekend aantal wolvenin gezinnen gehouden. Uit hoeveel pro-cent wolf of hond zo’n dier bestaat isvoor een leek niet te zien. Maar ook al

evaarlijke huisdieren

Wolven staan de laatste tijd veel in de belangstelling.

Natuurfilms op televisie tonen beelden van sociale dieren, die

met elkaar in een roedel leven. Vanzelf komen hun donkere,

wollige pups ook uitgebreid in beeld. In warenhuizen en

boekwinkels worden fraaie posters van

allerlei wolven verkocht. Dat maakt,

dat mensen een wolf als trouwe

viervoeter gaan zien en besluiten zich

zo’n dier aan te schaffen.

Wolf in huis: een nieuwe trend

Jeanet Zandbergen

3737

corrigeert. “Dat is reden, dat ik zelfwolven aangeschaft heb. Het gedragvan de hond zie je namelijk in ver-sterkte mate bij een wolf terug. Eenpitbull is bij hen vergeleken een doetje.Bovendien zijn ze intelligent, ze heb-ben dertig procent meer herseninhouddan een hond.”

R a n g o r d e Van het begin af aan, -de pups warendrie weken oud-, heeft Van Hilst rang-orde bevestigende spelletjes met dewolfjes gedaan. “Met een doek bijvoor-beeld. Ik de ene punt, de wolf de ande-re en dan maar trekken. Natuurlijkzorgde ik er altijd voor te winnen. Watwij als spel zien, is voor een dier altijdrangorde bevestigend. Ook heb ik ze

steeds opgetild en betast. Daardoor zijnze helemaal aan me gewend. Zo zelfs,dat toen er op een gegeven moment eenhol gegraven was, ik er van de teef inmocht. De reu kon buiten blijven.”

“Toch blijf ik altijd op mijn hoede. Er kan altijd een situatie ontstaanwaardoor een wolf toch ineens aanvalt.Daarom denk ik er ook niet over om ze,al was het maar voor een half uurtje, inhuis te halen. Een wolf is een roofdier.Die hoort buiten. Nog afgezien van hetgevaar, mag daar niet aan getornd wor-den. Je moet het dier in zijn waardelaten.”

* De naam van Trea de Wit is om persoonlijke

redenen veranderd.

S t i c h t i n g W o l v e n o p v a n gN e d e r l a n dHoe nodig dat is blijkt wel na telefo-nisch contact met de Dierenbescher-ming. Voorheen waren apen, wasbeer-tjes en boa constrictors populairehuisgenoten. Voor tijdelijk, dan. Wantdegene die zo’n beest aanschaft weetmeestal niet waar hij aan begint. Op hetmoment dat het nieuwtje eraf is, moethet beest weg. Dat wordt dan een be-zoek aan de dierenarts, die het slacht-offer een spuitje geeft. Ook wordt zo’nbeest wel in een plastic zak gestopt envervolgens in de sloot gegooid, waarhet jammerlijk verdrinkt. Of het wordteenvoudig op de snelweg losgelaten.

Om dat soort situaties te voorkomen enwolven die problemen geven op te kun-nen vangen, richtte dierenpensionhou-der en wolvenkenner Theo van Hilst uithet Brabantse Terheijden begin oktoberde Stichting Wolvenopvang Nederlandop. Dierenartsen, klinieken én deDierenbescherming verlenen medewer-king. “Op het moment dat er zichergens een calamiteit met een wolfvoordoet, komt hij hier naar toe,” zegtVan Hilst. “We kijken hoe zijn gedrag isen afhankelijk van in hoeverre hij zichkan redden, wordt het dier in eennatuurpark geplaatst.”

C a n a d e s e T i m b e r w o l v e nVan Hilst heeft zelf twee CanadeseTimberwolven, die op het terrein vanzijn dierenpension in een omheindgedeelte huizen. Zoals ze daar lopen,prachtige crèmekleurige beesten metdikke vachten en gele ogen kijk je ermet plezier naar en lijken de verhalenover levensgevaar overdreven. Datgevoel wordt nog sterker, als we de renin lopen. De wolven komen naar onstoe, nemen een deemoedige, lage hou-ding aan en likken onze handen. Van Hilst: “Dat is nou precies, waar demensen zich in vergissen. Het zijn enblijven roofdieren en dus nooit hele-maal te vertrouwen. Om met ze om tekunnen gaan moet je alles van hungedrag en gewoontes af weten.”Van Hilst krijgt in zijn asiel regelmatighonden met gedragsproblemen, die hij

De wolf is een prachtig roofdier.

Foto uit: Jan Desmet, Dierenlevens

Page 21: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

V O O R J A A R 1 9 9 6

De eerste Spanjaarden die in 1499 opCuraçao arriveerden en de eersteNederlandse soldaten die hier in 1634voet aan wal zetten konden het nietweten, maar ze traden een sober leventegemoet. Curaçao was, vergeleken metandere Caraïbische eilanden, een wei-nig aantrekkelijke vestigingsplaats.

Daarom duurde het tot in de achttiendeeeuw, voordat er een klasse ontstonddie zich enige luxe kon permitteren.Pas toen hadden sommige families derijkdom vergaard om luxe woonhuizente bouwen en deze comfortabel in terichten. Hun meubilair importeerden zeaanvankelijk uit Zuid-Amerika enNederland. Door toename van de vraagontstond er eind achttiende eeuw ookeen inheemse meubelindustrie. Lokaleschrijnwerkers maakten vanaf die tijdpráchtige meubelstukken voor deupperclass.

Uit ZuidAmerikaans mahoniehoutmaakten de Curaçaose schrijnwerkers

de prachtigste stukken, die zelfs geëx-porteerd werden naar Venezuela,Colombia en Suriname. Van cederhouten grenen maakten ze goedkope meu-belen en ook cactushout werd gebruikt.De stam van stokoude cactussen ver-hout altijd sterk en van deze lichtehoutsoort werden eenvoudige tafels enstoelen gemaakt.

Over het algemeen volgden de lokaleambachtslieden de stijlen die in Europaen Amerika in zwang waren. In denegentiende eeuw waren dat bijvoor-beeld de Biedermeierstijl en het barok-classicisme. De laatste stijl was rond1850 nogal in trek op het Amerikaanseplatteland. Vooral mahoniehouten bed-den met zware ornamenten werden opCuraçao volgens deze stijl gefabriceerd.

Hoewel de Curaçaose meubelen inhoofdlijnen stijlvast waren, waren ze indetail nogal afwijkend. Dat kon ookniet anders. Gebrek aan goed gereed-schap dwong de inheemse ambachtslui

AA A C T U E E L

Curaçaose meubelen: stijlvast maar met een eigen draai

Overijsselse havezaten: centra van macht In 1578 waagden een aantal Overijs-selse edelen het voor het eerst om zon-der oproep van koning of landsheer bij-een te komen. In feite werd Overijsselvanaf dat moment bestuurd door dezesamenzweerders. Overijssel werd daar-mee een soeverein gewest binnen hetverband van de Republiek der ZevenVerenigde Nederlanden. Of iemand totdit Overijsselse regeringscollege werdtoegelaten hing af van het huis waarinhij woonde. Voor ons, gewend als wezijn aan de democratische spelregels,klinkt dat heel vreemd in de oren, maar

tot concessies en hun vaardighedenwaren ook duidelijk minder dan dievan hun Europese collega’s. Verfijndetechnieken als fineren, houtsnij- eninlegwerk pasten ze nauwelijks toe.Curaçaose meubelen waren daardoornogal struise verschijningen, duidelijkminder gedecoreerd dan hun Europesetegenhangers.

Na 1850 kreeg de meubelindustrie opCuraçao klap na klap. Het eiland raakteoverstroomd met goedkope meubelen,afkomstig uit gemechaniseerde werk-plaatsen in Amerika. Pas in de jarentwintig verschenen er op het eiland zelfenkele kleine meubelfabriekjes, die inde periode 1950-1980 stuk voor stukweer failliet gingen. Tegenwoordigworden alle meubelen geïmporteerd enis het uit met de Curaçaose stijlvarian-ten.

☞Nije-Statius van Eps, G.E., Furniture from

Curaçao, Aruba and Bonaire. Three centuries

of Dutch Carribbean craftsmanship,

Zutphen 1995.

Slaapkamer gemaakt

in 1921 voor het

huwelijk van

R.F. de Castro en

O.L. de Marchena

zo was het. Overijssel telde 42 van dezebegeerlijke huizen. Havezaten heettenze. Een havezate was dus meer dan eenchique buitenplaats. Voor een ambi-tieuze edelman betekendebewoning ervan niets minderdan toegang tot deOverijsselse Staten.

Elk van de stadsgerichten (eengericht is een administratieveeenheid voor rechtspraak enbestuur) Goor, Ootmarsum en

Havezate Bellinckhof werd al in de zestiende eeuw

bewoond door de familie Van Bellinchave.

Het huidige gebouw Huize de Bellinckhof is echter pas

in 1920 gebouwd door architect Karel Muller in

opdracht van Johannes ten Cate. De tuin werd ontwor-

pen door Leonard Springer in landschapsstijl. Het huis

wordt nog steeds door de familie Ten Cate bewoond.

38 3939

De Utrechtse Vechtstreek werd al in dezeventiende eeuw beroemd door dereeks buitenplaatsen diehier zij aan zij langs derivier verrezen. In debijbehorende parkenwerden pal aan deoevers rustieke koepel-tjes gebouwd. Sommigestaan er nu nog en wiede Vecht afvaart kan erongeveer dertig zien.

Die koepeltjes haddendoorgaans een wattweeslachtig karakter.Enerzijds waren hetprivé-vertrekken meteen huiselijke sfeer,waar familie en vrien-den zaten te lezen, teflirten, te gokken en tekletsen. Anderzijdswaren het bijna publie-ke gebouwtjes. Goedzichtbaar voor passanten lagen ze aande rivier of de weg en door de veleramen zat de familie in zijn eigen koe-pel te kijk.

Eigenlijk waren het nutteloze gebouw-tjes. Decoratieve huisjes voor de vrijetijdsbesteding. Symbolen van welstand,weelde en doelbewuste verspilling. Dekoepel was een etalage waarin de eige-naars hun weelde tentoonspreidden. Koepeltjes waren er overigens nietalleen voor rustig familiegenot als drin-ken, lezen, roken en kouten. Ze diendenook als feestruimte, gokhal en stiekemeontmoetingsplaats. Ook hobby’s werden erin botgevierd: erbestonden pianokoepels, schilderkoe-pels, biljartkoepels en koepels met eendonkere kamer. Generaties schrijvers,predikanten en hoogleraren schreven erhun boeken of werkten er hun corres-pondentie bij. Aagje Deken en BetjeWolff zijn er voorbeelden van.

Het grondplan van een koepel is altijdrond of veelhoekig-symmetrisch.Meestal zit er een koepeldak op, somseen tentdak of een dak in de vorm vaneen ui. Platte daken zijn uitzonderlijk. In de vroege zeventiende eeuw beston-den er koepeltjes van latwerken,begroeid met struiken. Deze hutjes van

gebladerte werden wel groene kabinet-ten genoemd. In de formele tuinarchi-tectuur stond de houten of stenen tuin-koepel altijd op een kruispunt vanpaden of lanen. In de achttiende eeuw verschenen erook koepels op de stadswallen of bijpopulaire wandelroutes zoals deUtrechtse Maliebaan of de HaarlemmerHout. De inrichting varieerde van heelsimpel tot luxueus. Een minimaleinventaris bestond uit kasten, een fon-teintje, een tafel met stoelen, servies-goed, boeken en wat gravures aan dewand.

De grootste en mooiste koepels zijndoor architecten ontworpen in de toenheersende architectonische stijl.Bescheidener exemplaren werden ver-vaardigd door de dorpstimmerman,naar eigen ontwerp, of naar een voor-beeld uit een boek. Begin twintigste eeuw verdween dekoepel als bouwwerk en zelden wordter nog een gebouwd.

☞Meulenkamp, W., Theekoepels en tuinhuizen

in de Vechtstreek. Overvloed en Wel-

behagen, Weesp z.j, Stichting Commissie

voor de Vecht en het oostelijk en westelijk

plassengebied.

Rijssen telden één havezate. De richter-ambten Almelo en Borne telden er iedertwee. In het richterambt Delden lagener zes. Vier stonden er in het richter-ambt Diepenheim, één in richterambtEnschede, twaalf in Kedingen, vier inOldenzaal en acht in Ootmarsum.

Rond 1600 hadden 66 Overijsselsefamilies toegang tot de Staten. Natuur-lijk bewoonden zij een havezate, maardaarnaast waren ze ook riddermatigvan geboorte, wat wil zeggen dat ookhun (verre) voorouders indertijd toe-gang hadden tot de Staten. De staten-leden moesten daarnaast nog belijdendlid zijn van de hervormde of gerefor-meerde kerk. Ook moesten aan hunhavezate bezittingen verbonden zijnmet een waarde van minstens 25.000gulden. Wie gescheiden leefde of eenernstige misdaad zoals doodslag hadbegaan, kwam de Staten niet meer in.Wie katholiek bleef of werd, was even-eens afgesneden van deze weg naarstatus en roem.

Rond 1775 hadden nog 21 families toe-gang tot de Staten, een forse verminde-ring ten opzichte van 1600. Sommigegeslachten waren uitgestorven, andereverhuisd naar bezittingen buitenOverijssel. Sommige families warenkatholiek geworden, andere verarmd.En een paar havezaten waren in hetbezit gekomen van burgers, die mennatuurlijk onder geen beding toeliet.

In 1795 maakte de Franse overheersingeen eind aan het gewestelijk regerings-college. Daarmee verdween ook denoodzaak de havezaten in stand tehouden. Een aantal van de riddermatigehuizen werd nu gesloopt of verkocht. Andere havezaten raakten in handenvan textielbaronnen en andere nieuwerijken. In onze eeuw werden havezatenook wel bejaardentehuis of museum.Slechts een enkel pand wordt nog par-ticulier bewoond. Bellinckhof, even tenwesten van Almelo, is hiervan eenvoorbeeld. Voor de hier woonachtige familie is erwel verschil met de situatie van tweeeeuwen terug: de Ten Cates hebben nietlanger automatisch toegang tot de(Provinciale) Staten van Overijssel.

☞Gevers, A.J. en A.J. Mensema, De Havezaten

in Twente en hun bewoners, Zwolle z.j.

De tuinkoepel: etalage èn uitkijkpost

In Over-Holland schreef in 1929 Marie van Zeggelen

haar magnum opus De plaetse aan de Veght.

Page 22: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

T r a d i t i e ,tijdschrift over tradities en trendsjaargang 2nummer 11996

Een uitgave van hetNederlands Centrum voor Volkscultuurmet medewerking van de Federatie voor Volkskunde inVlaanderen en de Academie voorCultuur en Gastronomie

R e d a c t i e e n e x p l o i t a t i e :Lucasbolwerk 113512 EH Utrechttel. 00-31-(0)30-2319997fax. 00-31-(0)30-2334047

R e d a c t i e r a a d :Prof. dr. Stefaan Topdrs. Albert van der Zeijden

R e d a c t i e :drs. Ineke Strouken (hoofdredactie)drs. Martin Jansen

Traditieverschijnt vier keer per jaar.Een abonnement kost ƒ 30 of Bfrs 600per jaar.

Opzegging van abonnementen moet uiterlijk op 1 december schriftelijk aande administratie zijn doorgegeven.

© Nederlands Centrum voor Volkscultuur

Niets uit deze uitgave mag wordenovergenomen zonder toestemming vande uitgever.

ISSN 1382-4104

B o e r e n e r f

Boerenerven behoren tot ons cultureelerfgoed, maar helaas zijn er niet veeltraditionele authentieke erven meerover. Dat alle onderdelen van het oudeboerenerf een functie hadden en hoe deboerentuin veranderde van nut naarsier, kunt u lezen in het zomernummervan Traditie.

C C C O L O F O N

In het volgende nummer:

C a m p

De trend om te koketteren met kitschen om te spelen met seksuele rollen enidentiteit heet camp. Over de achter-gronden van deze kunstrichting enlevenshouding in het volgendenummer meer.

Te x l a

De aardappel Texla is inmiddels eeninternationaal bekend soort.Aardappelkweker en strandjutter GeleinJansen van Texel, de kweker vanTexla, vertelt hoe dat aardappelkruisenin zijn werk gaat.

E n v e r d e r n o g v e e l m e e r , z o a l s : Reuzen in Brussel, Leven op een landgoed, Spelen met poppen

Page 23: DE JONGEN DIE HET GEZICHT VAN NEDERLAND ......2018/09/19  · Hoe dat kon, leest u in dit nummer van Traditie. Mary Mapes Dodge, die dat beruchte boek ‘Hans Brinker’ schreef, was

Een uitgave van het

Nederlands Centrum voor Volkscultuur

met medewerking van de Federatie voor

Volkskunde in Vlaanderen en de

Academie voor Cultuur en Gastronomie

R e d a c t i e e n e x p l o i t a t i e :

Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht

Tel. 00-31-(0)30-2319997

Fax. 00-31-(0)30-2334047

© Nederlands Centrum voor Volkscultuur

T I J D S C H R I F T O V E R T R A D I T I E S E N T R E N D S