De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces...

71
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2012-2013 De invloed van het Manchester Triage Systeem op het traject van de patiënt met een cerebrovasculair accident Een retrospectieve, quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design op de spoedgevallendienst van het UZ Gent Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Katrien Claeys Promotor: Prof. dr. Said Hachimi-Idrissi Co-promotor: Prof. dr. Walter Buylaert

Transcript of De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces...

Page 1: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

De invloed van het Manchester Triage Systeem op het traject van de

patiënt met een cerebrovasculair accident

Een retrospectieve, quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design

op de spoedgevallendienst van het UZ Gent

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Door Katrien Claeys

Promotor: Prof. dr. Said Hachimi-Idrissi

Co-promotor: Prof. dr. Walter Buylaert

Page 2: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.
Page 3: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2012-2013

De invloed van het Manchester Triage Systeem op het traject van de

patiënt met een cerebrovasculair accident

Een retrospectieve, quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design

op de spoedgevallendienst van het UZ Gent

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Door Katrien Claeys

Promotor: Prof. dr. Said Hachimi-Idrissi

Co-promotor: Prof. dr. Walter Buylaert

Page 4: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

I

Abstract

Gezien de gevoeligheid van hersenweefsel voor ischemisch of hemorragisch lijden moet

de patiënt met een cerebrovasculair accident als medische urgentie op de

spoedgevallendienst behandeld worden. Om de patiënt naar klinische noodzaak te

behandelen is een triagesysteem van belang. Op de spoedgevallendienst van het

Universitair Ziekenhuis Gent worden patiënten met een ernstige of levensbedreigende

aandoening, sinds februari 2012, snel onderscheiden aan de hand van het Manchester

Triage Systeem. Een monocentrische, retrospectieve, quasi-experimentele studie met

een pretest-posttest design werd uitgevoerd om de invloed van het triagesysteem op de

patiënt met een cerebrovasculair accident te onderzoeken. Verschillende (tijds)

variabelen werden tussen de periode van 1 april 2011 tot 30 september 2011 en de

periode van 1 april 2012 tot 30 september 2012 vergeleken. Er werd onderzocht als na

implementatie van het triagesysteem het traject van de patiënt met een cerebrovasculair

accident sneller verliep en als de outcome gunstiger was. Analytische testen werden

uitgevoerd met SPSS Statistics 21. Uit de resultaten bleek dat de patiënten na

aanmelding op de spoedgevallendienst significant sneller werden gezien door een

verpleegkundige (p < 0.001). Doch lijkt dit weinig invloed te hebben op het vervolg van

het traject van de patiënt met een cerebrovasculair accident. De geschatte kans op een

betere outcome is 2% groter na de implementatie van het triagesysteem (p = 0.775). De

implementatie van het Manchester Triage Systeem is niet voldoende om een meer

accurate en snellere zorg te bieden. Meer efficiënte en gerichte interventies zijn

noodzakelijk op het traject van de patiënt met een cerebrovasculair accident.

Aantal woorden masterproef: 12.618 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 5: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

II

Inhoudstafel

1. Inleiding .................................................................................................................... 1

2. Probleemstelling ........................................................................................................ 3

2.1. Triage op de spoedgevallendienst ...................................................................... 3

2.2. Het Manchester Triage Systeem ........................................................................ 4

2.3. De ischemische of hemorragische CVA patiënt ................................................ 6

2.4. Acute zorg aan de CVA patiënt ......................................................................... 7

2.5. Quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design ........................... 10

3. Literatuurstudie ....................................................................................................... 11

3.1. Methodologie literatuurstudie .......................................................................... 11

3.2. Reeds bestaande kennis ................................................................................... 12

3.3. Resultaat literatuurstudie ................................................................................. 16

3.3.1. De impact van het MTS op een specifieke patiëntenpopulatie ................ 16

3.3.2. Invloed van triage op de CVA patiënt ...................................................... 19

4. Onderzoeksmethode ................................................................................................ 23

5. Resultaten ................................................................................................................ 26

5.1. Beschrijving steekproef ................................................................................... 26

5.2. Karakteristieken steekproef ............................................................................. 27

5.3. Wachttijden ...................................................................................................... 31

5.4. Behandeling, einddiagnose en outcome bij ontslag ......................................... 34

6. Discussie.................................................................................................................. 36

6.1. Een antwoord op de hypotheses ....................................................................... 36

6.2. Toetsing andere studies .................................................................................... 39

6.3. Methodologische opmerkingen en tekortkomingen ........................................ 41

6.4. Aanbevelingen voor verder onderzoek ............................................................ 43

7. Conclusie ................................................................................................................. 44

8. Bibliografie.............................................................................................................. 46

Bijlagen ............................................................................................................................. 1

Bijlage 1: Doorstroomdiagrammen MTS ..................................................................... 2

Bijlage 2: Tabel met de zoekfilter per databank ........................................................... 4

Bijlage 3: Geïncludeerde artikels literatuurstudie ........................................................ 5

Bijlage 4: Goedkeuring Ethisch Comité ....................................................................... 7

Bijlage 5: Informatie– en toestemmingsformulier ........................................................ 9

Bijlage 6: Resultaat lineaire regressie wachttijden ..................................................... 13

Page 6: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

III

Lijst van tabellen

Tabel 1: definiëring kleurcode MTS ................................................................................ 5

Tabel 2: CVA keten van overleving ................................................................................. 7

Tabel 3: algemene gegevens steekproef ......................................................................... 27

Tabel 4: vergelijking pretest-posttest risicofactoren ...................................................... 28

Tabel 5: vergelijking pretest-posttest complicaties ........................................................ 29

Tabel 6: vergelijking pretest-posttest uitvalsverschijnselen ........................................... 30

Tabel 7: vergelijking pretest-posttest symptomen .......................................................... 30

Tabel 8: resultaat lineaire regressie wachttijden............................................................. 32

Tabel 9: vergelijking pretest-posttest behandeling, einddiagnose en outcome .............. 35

Lijst van figuren

Figuur 1: flowchart zoekstrategie ................................................................................... 12

Figuur 2: totaal aantal geïncludeerde participanten ........................................................ 23

Figuur 3: vergelijking pretest-posttest wachttijden (in minuten) ................................... 33

Figuur 4: vergelijking pretest-posttest wachttijden (in logaritme 10) ............................ 34

Page 7: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

IV

Woord vooraf

Gezien mijn interesse in triage en de verpleegkundige zorg op de spoedgevallendienst

heb ik voor dit onderwerp gekozen. Na een lange maar interessante weg kon deze

masterproef verwezenlijkt worden. Vooreerst wil ik van deze gelegenheid gebruik

maken om de verschillende mensen die bijgedragen hebben tot de totstandkoming van

deze masterproef te bedanken. Mijn dank gaat uit naar mijn promotor Prof. dr. Said

Hachimi Idrissi en mijn copromotor Prof. dr. Walter Buylaert voor de hulp bij de

realisatie van deze masterproef. Ook de spoedgevallen-, ICT-dienst en cel biostatistiek

wil ik bedanken, met in het bijzonder Jeroen Deconinck, Sam Van Belleghem en Roos

Colman. De informatie omtrent het Manchester Triage Systeem, de hulp bij het gebruik

van het Elektronisch Patiënten Dossier en de bijstand bij de statische analyses waren in

deze bijzonder nuttig.

Verder wil ik ook mijn familie en vrienden hartelijk danken. Zonder jullie steun en

geloof was dit project niet gelukt. Zo was mijn moeder, Katelijne Lauwers, een

fantastische hulp bij de praktische taken van mijn masterproef.

Page 8: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

1

1. Inleiding

Eén van de opdrachten van de spoedgevallendienst is patiënten met een onmiddellijk

levensbedreigende aandoening zo snel mogelijk de eerste zorgen toe te dienen. De

spoedgevallendienst van het Universitair Ziekenhuis (UZ) Gent behandelde in 2010

31.315 patiënten, in 2011 31.958 en in 2012 33.159 patiënten (UZ Gent, 2012). Dit

aantal zal volgens Norris en Melby (2005) jaarlijks blijven stijgen met 2%. Wat betreft

de periode van 2002 tot 2012 steeg de gemiddelde groei op de spoedgevallendienst van

het UZ Gent met 2,35% (UZ Gent, 2012). Door deze verwachte stijging is de kans op

wachttijden tijdens piekmomenten op de spoedgevallendiensten groter. Methodes om

beter te beantwoorden aan de noden van de patiënt zijn onontbeerlijk. Het is belangrijk

de patiënt te behandelen in volgorde van klinische noodzaak en niet in volgorde van

aankomst op de spoedgevallendienst (Forsgen, Forsman & Carlstrom, 2009; Matias et

al., 2008; Olofsson, Gellerstedt & Carlstrom, 2009 & Providencia et al., 2011). De

beschikbare ruimte, het personeel en de beschikbare middelen moeten in functie van de

ernst van de toestand van de patiënt worden toegewezen. Een triagesysteem kan hierbij

een hulpmiddel zijn. Om patiënten met een ernstige of levensbedreigende aandoening

snel te kunnen onderscheiden, werd op de spoedgevallendienst van het UZ Gent het

gevalideerd Manchester Triage Systeem (MTS) ingevoerd.

De extreme gevoeligheid van hersenweefsel voor ischemisch of hemorragisch lijden

maakt de behandeling van een patiënt met een cerebrovasculair accident (CVA) een

medische urgentie (Albert et al., 2005). Daarom zijn twee parameters belangrijk bij

patiënten met een vermoeden op een CVA: de tijd tot de diagnose en de accuraatheid

van de diagnose (Sibon, Rouanet, Meissner & Orgogozo, 2009). Van deze parameters

zal afhangen of de therapie noodzakelijk is. Volgens de American Heart Associotion en

de American Stroke Association (AHA/ASA) (2013) is bij een acuut ischemische CVA

intraveneuze trombolyse de best bewezen en meest effectieve behandeling. Bij een

acuut hemorragische CVA wordt meestal operatief ingegrepen. Een correcte triage van

deze medische urgenties is van belang. Om de invloed van de implementatie van het

MTS na te gaan op deze specifieke patiëntenpopulatie werd een quasi-experimentele

studie met een pretest-posttest design uitgevoerd. De minimaal klinische gegevens van

de patiënt, de risicofactoren, de complicaties, de symptomen, de uitvalsverschijnselen,

Page 9: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

2

de diagnose, de outcome bij ontslag en negen wachttijden van belang in het traject van

de CVA patiënt werden voor de implementatie van het MTS vergeleken met erna. De

onderzoeksvraag luidt als volgt: “Wat is de invloed van de implementatie van het MTS

op het traject van de ischemische/hemorragische CVA patiënt op de

spoedgevallendienst?”.

Allereerst komen in de probleemstelling de twee belangrijkste elementen in de

onderzoeksvraag, het MTS en de ischemische/hemorragische CVA patiënt, uitgebreid

aan bod. Daarna wordt de literatuurstudie beschreven. De impact van het MTS op

specifieke patiëntengroepen en de invloed van verschillende triagesystemen op de CVA

patiënt worden besproken. Vervolgens wordt de methodologie van het experimenteel

onderzoek beschreven. De resultatensectie toont een beschrijving van de steekproef aan

de hand van algemene patiëntengegevens en de karakteristieken van de steekproef aan

de hand van risicofactoren, complicaties, uitvalsverschijnselen en symptomen. De

invloed van de implementatie van het MTS op de wachttijden binnen het traject van de

CVA patiënt en de outcome van de CVA patiënt bij ontslag werden onderzocht.

Bijkomend wordt extra aandacht besteed aan de patiënten die behandeld werden met

intraveneuze trombolyse. Vervolgens wordt de methodologie en de resultatensectie

toegelicht in de discussie. Tot slot wordt een besluit geformuleerd in de conclusie.

Page 10: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

3

2. Probleemstelling

2.1. Triage op de spoedgevallendienst

Triage werd door Gerdtz en Bucknall (2001) gedefinieerd als: “een dynamisch

beslissingsmakend proces dat de prioriteit bepaalt van een persoon met nood aan

medische zorg bij aankomst op de spoedgevallendienst.”. Volgens Matias et al. (2009)

zijn triagesystemen ontstaan om de wachttijd tot een behandeling te verkorten zonder

verlies van kwaliteit. Triage wordt meestal uitgevoerd door een opgeleide

verpleegkundige (Cronin, 2003; Forsgren et al., 2009 & Matias et al., 2008). Het is een

proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

Triage verzekert dat patiënten die zich op de spoedgevallendienst aanmelden, behandeld

worden in overeenkomst met het urgente karakter van hun aandoening (Cronin, 2003).

Het is een beslissingsmakende structuur die steun geeft aan de verpleegkundige aan de

hand van een professioneel geaccepteerd en gevalideerd systeem. Volgens Cronin

(2003) bestaat triage uit vier principes: (1) een snelle, op klinisch gebaseerde

beoordeling door een competente en opgeleide gezondheidsmedewerker, (2) de

toewijzing van een categorie die verwijst naar een bepaald niveau van de noodzakelijke,

urgente zorg, (3) het toedienen van eerste hulp indien nodig en (4) de erkenning dat

triage een dynamisch proces is; de toegewezen code of categorie kan worden herzien.

Triage is bovendien een krachtig middel. Het kan de gezondheid van de patiënt in

gevaar brengen bij ondertriage of bij overtriage de organisatie van de

spoedgevallendienst onder druk zetten door patiënten een hogere prioriteit te geven als

daadwerkelijk nodig (Forsgen et al., 2009).

De Australian Triage Scale, de Canadian Triage Acuity Scale, de Emergency Severity

Index (ESI) en het MTS zijn wereldwijd de meest aanvaarde en de meest frequent

gebruikte schalen om risico’s op de spoedgevallendienst in te delen (Pinto, Salgado &

Chianca, 2012; Storm-Versloot, Ubbinnk, Kappelhof & Luitse, 2011 & Weyrich,

Christ, Celebi & Riessen, 2012). De vier triagesystemen bestaan uit vijf urgentiegraden

die de maximaal toelaatbare wachttijd voor de patiënt aangeven. Elke schaal heeft zijn

eigen voordelen en tekortkomingen. De Australian Triage Scale baseert zich op een

medische diagnose. Naast de maximaal toelaatbare wachttijd geeft de schaal ook het

Page 11: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

4

percentage aan van de patiënten die per urgentiegraad binnen een bepaalde tijd door de

arts moeten worden gezien (Ottes, 2003). De Canadian Triage Acuity Scale is opnieuw

gebaseerd op een medische diagnose. De patiënt wordt benaderd op een anamnestische

en diagnose gerichte wijze, op basis van de International Classification of Diseases

(Ottes, 2003). De ESI is een triageschaal waar de urgentiegraad gebaseerd is op de

gezondheidstoestand van de patiënt. Uniek aan deze schaal is dat het naast urgentie ook

de te verwachten hoeveelheid diagnostiek, zoals röntgen- en laboratoriumonderzoek,

aangeeft (Ottes, 2003).

2.2. Het Manchester Triage Systeem

In 1997 werd het MTS door een groep artsen en verpleegkundigen uit verschillende

spoedgevallendiensten in Manchester - de Manchester Triage Group - ontwikkeld

(Cronin, 2003). Dit met de bedoeling een triagemodel op te stellen dat bruikbaar is voor

alle spoedgevallendiensten in Manchester. Sindsdien werd het MTS niet enkel nationaal

in Groot-Brittannië geïntroduceerd, maar ook in Nederland, Portugal, Australië, Canada

en andere landen waaronder België (Providencia et al., 2011). De voordelen van het

MTS zijn: (1) een verhoogde verantwoording voor de triagecategorie, (2) transparantie

en duidelijkheid bij het beslissingsmakend proces, (3) een uniform aangepast systeem

dat door meerdere spoedgevallendiensten kan gebruikt worden en (4) het gebruik van

ondubbelzinnige standaard documenten (Cronin, 2003). Het is een evidence-based

triagesysteem dat patiënten met de hoogste prioriteit selecteert zonder enige

veronderstelling omtrent de diagnose. De triageverpleegkundige probeert het probleem

te herkennen aan de hand van de voornaamste klacht of symptoom die de patiënt

aangeeft. De klachten of symptomen zijn geassocieerd met 52 presentaties of items:

braken, extremiteitsprobleem, geslachtsziekte, hoofdpijn, huiduitslag, insult,

mishandeling, onwel geworden volwassene, psychiatrisch beeld, vreemd gedrag en

andere. Elk item wordt voorgesteld in een stroomschema, dat op zijn beurt

discriminatoren benoemt die ervoor zorgen dat de klinische prioriteit van de patiënt kan

bepaald worden. Bijlage 1 toont de meest voorkomende stroomschema’s van deze

studie.

Page 12: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

5

Op de spoedgevallendienst van het UZ Gent werd op 1 februari 2012 het MTS

geïntroduceerd. De triageverpleegkundige is een ervaren, gespecialiseerde

verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel in Intensieve Zorgen en

Spoedgevallendienst, die een opleiding MTS genoten heeft. Hij/zij ontvangt de

patiënten in een triageruimte. Na het bevragen van de klachten en symptomen bepaalt

de triageverpleegkundige met behulp van de klinische parameters van de patiënt de

urgentiegraad van de aandoening via het MTS.

Elke urgentiegraad is verbonden aan een kleurcode (zie tabel 1). Deze kleurcode

induceert de maximaal toelaatbare wachttijd of targettijd tot een medisch onderzoek van

een arts (Manchester Triage Group, 2003). Gezien de medewerkers van de

spoedgevallendienst van het UZ Gent een wachttijd tot een medische beoordeling van

vier uur onaanvaardbaar vonden, werd de laatste urgentiegraad ‘niet-urgent’ geschrapt.

Tabel 1: definiëring kleurcode MTS

Kleur Urgentiegraad Targettijd (in min)

Rood Acuut 0

Oranje Zeer urgent 10

Geel Urgent 60

Groen Standaard 120

Blauw Niet-urgent 240

De spoedgevallendienst van het UZ Gent koos voor het MTS daar de klachten en

symptomen van de patiënt centraal staan en niet de medische diagnose (Providencia et

al., 2011 & van der Wulp, van Baar & Schrijvers, 2008). Hierdoor is het MTS een

geschikt instrument dat uit te voeren is door de verpleegkundige (van der Wulp et al.,

2008). Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat het MTS een valide en betrouwbaar

instrument is (Grouse, Bischop & Bannon, 2013; Olofsson et al., 2009; Pinto et al.,

2012 & van der Wulp, 2008). Het MTS werd reeds op verschillende

spoedgevallendiensten in België ingevoerd. Vóór het invoeren van het MTS gebeurde

de triage op de spoedgevallendienst van het UZ Gent zonder specifiek model. De patiënt

meldde zich aan bij het onthaalpersoneel. Deze verrichtte de administratieve

inschrijving en noteerde de aanmeldklacht van de patiënt. Op basis van deze

klachtbeschrijving en het tijdstip van aankomst werd de volgorde bepaald waarin de

patiënten op de spoedgevallendienst werden onderzocht. De patiënten, die op de

Page 13: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

6

spoedgevallendienst binnengebracht werden per ziekenwagen, werden direct ontvangen

in de behandelzone. De beslissingen rond de urgentiegraad werden bepaald op basis van

klinische expertise, zonder erkende structuur. Een graad van subjectiviteit was

aanwezig. De introductie van het MTS bracht een verandering op de

spoedgevallendienst van het UZ Gent. Het volledige werkingsconcept werd

geherstructureerd en de dienst werd virtueel opgedeeld in verschillende zorgzones. Wat

betreft het MTS werden er conform de lokale noden enkele interne veranderingen

aangebracht. Een specifiek triage-item voor transplantatiepatiënten werd bijvoorbeeld

toegevoegd. Aanpassingen werden gegrond en zo miniem mogelijk gehouden: er werd

gestreefd om het gevalideerd instrument zoveel als mogelijk te behouden.

Het invoeren van het MTS heeft, in het bijzonder, een opmerkelijke impact op de

patiënt. Een cruciaal element in het triagesysteem is de communicatie over de

wachttijden naar de patiënten en hun begeleiders toe. Voor de medewerkers veranderde

de werkwijze door de introductie van nieuwe werk-procedures, een nieuwe

functieomschrijving en extra bestaffing. Een bijkomende triage-opleiding voor het

spoedpersoneel en een grootschalige campagne (intern en extern) was noodzakelijk. Tot

slot werd ook de infrastructuur onder handen genomen. De spoedgevallendienst werd

ingedeeld in een triagezone (bestaande uit twee triagelokalen), een kritieke zorgzone,

een acute zorgzone, een observatiezone en een fasttrackzone. Voor elke zorgzone is er

één verpleegkundig- en medisch verantwoordelijke (UZ Gent, 2012).

2.3. De ischemische of hemorragische CVA patiënt

De extreme gevoeligheid van hersenweefsel voor ischemisch of hemorragisch lijden

maakt de behandeling van de CVA patiënt een medische urgentie (Albert et al., 2005).

Een correcte triage van deze medische urgentie is van belang. Volgens Adams et al.

(2007) en Hoff et al. (2008) moeten CVA patiënten dezelfde prioriteit krijgen als

patiënten met een acuut myocard infarct (AMI) of patiënten met een ernstig trauma;

ongeacht de ernst van het letsel. Het traject van de CVA patiënt kan sneller of trager

verlopen naargelang de inschatting van de triageverpleegkundige.

Page 14: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

7

Een CVA is een plotse aandoening van de hersenbloedvaten van ischemische of

hemorragische oorsprong waardoor hersenweefsel afsterft. In 82% van de gevallen gaat

het om een CVA van ischemische oorsprong, een arterie die wordt afgesloten. De meer

zeldzame vorm van hemorragische oorsprong, veroorzaakt door een dissectie van een

arterie in de hersenen, komt voor in 18% van de gevallen (Devroey, Van Casteren &

Buntinx, 2003 & Eissa, 2012). De stenose of dissectie van de arterie verhindert de

doorbloeding van het door de arterie verzorgde hersengebied. In Vlaanderen worden

jaarlijks 11.250 mensen getroffen door de aandoening, waarvan 29% reeds een CVA

heeft doorgemaakt. Naast de financiële impact van de aandoening voor de patiënt, heeft

de aandoening grote gevolgen op het vlak van mortaliteit en ziektelast. Een totaal van

47% van de patiënten sterft binnen het jaar, 6% daarvan sterft binnen de 24 uur en 29%

binnen de maand (Devroey et al., 2003). Wereldwijd is CVA de tweede meest

voorkomende doodsoorzaak en de vierde belangrijkste reden van ziektelast (Lopez et

al., 2006). De kosten in het eerste levensjaar na overleving van een CVA worden

geschat op 18.500 euro (Kolominsky-Rabas et al., 2006). Vier jaar na overleving lopen

de kosten op tot 37.000 euro. Het grootste deel van de kosten wordt besteed aan

thuishulp en andere sociale diensten (Glader & Terent, 2004)

2.4. Acute zorg aan de CVA patiënt

De keten van overleving symboliseert de verschillende schakels die noodzakelijk zijn

bij een patiënt met een levensbedreigende aandoening. Specifiek voor de CVA patiënt

bestaat de ‘CVA keten van overleving’ uit zeven schakels (zie tabel 2) (Adams et al.,

2007).

Tabel 2: CVA keten van overleving

Detectie herkennen van CVA signalen en symptomen

Dispatch bellen naar 112

Vervoer snel vervoer en prehospitale kennisgeving naar het ziekenhuis

Onthaal onmiddellijke triage op de spoedgevallen

Gegevens evaluatie, laboratorium en beeldvorming

Beslissing diagnose en beslissen over al dan niet directe therapie

Medicatie toedienen van de gepaste medicatie of andere interventies

Page 15: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

8

Enkel bij het adequaat doorlopen van de zeven schakels heeft het slachtoffer kans op

een effectieve behandeling. Om blijvende hersenschade te voorkomen is elke minuut

van belang. Een nauw therapeutisch venster voor de behandeling vereist een vlugge

evaluatie en diagnose (Sung, Huang, Ong & Chen, 2012). De CVA patiënt moet

prehospitaal en op de spoedgevallendienst vlug geïdentificeerd worden (Sung et al.,

2012). De helft van de CVA patiënten komt op de spoedgevallendienst via de

ambulance, al dan niet begeleid door de Mobiele Urgentie Groep (MUG) (Adams et al.,

2007). Bij de andere helft moet het spoedpersoneel hoogst bedacht zijn op een CVA. De

triageverpleegkundige moet in staat zijn de neurologische symptomen van een CVA te

herkennen (Sung et al., 2012). Om vertraging binnen het traject van de CVA patiënt te

verminderen is triage noodzakelijk; de vierde stap binnen de ‘CVA keten van

overleving’ (Adams et al., 2007 & Sung et al., 2012). Op de spoedgevallendienst bestaat

de acute zorgverlening aan de CVA patiënt uit een medische evaluatie, diagnostische

testen, beeldvorming en een neurologische consultatie (Adams et al., 2007).

De behandeling van een ischemische of hemorragische CVA zijn erg verschillend. Een

ischemische CVA wordt behandeld met anticoagulantia, anti-aggregantia of

trombolytica. Bij een hemorragische CVA wordt meestal operatief ingegrepen. Het doel

van de operatieve ingreep bestaat uit het verwijderen van het zich verzamelde bloed en

de hierdoor ontstane verhoogde druk. Twee parameters zijn belangrijk bij patiënten met

een vermoeden op een CVA: de tijd tot de diagnose en de accuraatheid van de diagnose

(Sibon et al., 2009). Van deze twee parameters zal afhangen of de therapie succesvol is.

Bij een acuut ischemische CVA is intraveneuze trombolyse met weefselplasminogeen-

activator de best bewezen en meest effectieve behandeling. Deze versnelt de reperfusie

van het hersenweefsel door de afsluitende trombus op te lossen (Eissa, 2012). Patiënten

behandeld met intraveneuze trombolyse hebben 30% meer kans om na drie maanden

geen of minimale letsels te vertonen (Eissa, 2012). De voordelen van deze behandeling

zijn tijdsafhankelijk. Het tijdsvenster tussen het ontstaan van de symptomen en

intraveneuze trombolyse werd door de AHA/ASA (2013) vastgelegd op drie uur. De

patiënt moet aan volgende inclusiecriteria voldoen om behandelt te worden met

intraveneuze trombolyse binnen het tijdsvenster van drie uur: leeftijd ouder dan 18 jaar,

geen voorgeschiedenis van een intracraniële bloeding, geen arterioveneuze malformatie,

Page 16: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

9

geen aneurysma, geen verhoogde bloeddruk hoger dan 185 mmHg systolische druk,

geen huidig gebruik van anticoagulantia en andere. Voor de gepaste patiënten kan een

behandeling binnen het tijdsvenster van drie tot vier uur en een half na het ontstaan van

de symptomen (AHA/ASA, 2013). Aanvullende exclusiecriteria voor de patiënten

behandelt binnen een tijdsvenster van vier uur en een half zijn: patiënten ouder dan 80

jaar, patiënten met een ernstige CVA, patiënten met een voorgeschiedenis van diabetes

mellitus en CVA en andere. Onderzoek heeft aangetoond dat patiënten, geschikt voor

een behandeling met intraveneuze trombolyse, die binnen de 90 minuten behandeld

worden, een grotere kans op herstel hebben (Mehdiratta et al., 2006 & Minnerup et al.,

2011). Hoe sneller de weefselplasminogeenactivator wordt toegediend na het ontstaan

van de symptomen, hoe groter het succes op volledig herstel (AHA/ASA, 2013). Het

tijdsvenster is nauw en vereist een snelle, accurate en goed georganiseerde prehospitale

en hospitale zorg. Ondanks het succesverhaal ontvangt slechts een klein deel van de

patiënten deze behandeling: 2 tot 10% van de patiënten (Eissa, 2012 & Sibon et al.,

2009). Tal van interventies zijn noodzakelijk om het tijdvenster zo kort mogelijk te

houden (Albrerts et al., 2000). De grootste hindernissen hierbij zijn: (1) minder

erkenning van de CVA symptomen bij de patiënt of de familie van de patiënt, (2) het

toekennen van een lage urgentiegraad bij CVA patiënten door de verpleegkundigen en

(3) de onzekerheid van de arts betreffend de toediening van intraveneuze trombolyse

(Sibon et al., 2009).

Het doel omschreven door de AHA/ASA (2013) is om aan minstens de helft van de

patiënten met een acuut ischemische CVA binnen de zestig minuten na aankomst op de

spoedgevallendienst de behandeling met intraveneuze trombolyse te starten. Tien

minuten na aankomst van de patiënt op de spoedgevallendienst zou volgens de

AHA/ASA (2013) al een initiële patiëntenevaluatie ondernomen moeten worden. Een

CT-scan hersenen dient volgens de AHA/ASA binnen de 25 minuten te gebeuren en

vervolgens dient deze binnen de 45 minuten te worden geïnterpreteerd. De behandeling

met intraveneuze trombolyse dient tot slot binnen de 60 minuten na aankomst plaatst te

vinden. De AHA/ASA (2013) raadt aan op de spoedgevallendienst gebruik te maken

van een triageprotocol. Een acuut CVA triage protocol vereenvoudigt het tijdig

herkennen van een CVA en vermindert de wachttijd tot behandeling.

Page 17: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

10

Door de aanbevelingen omtrent de huidige richtlijnen voor het management van CVA

patiënten, moeten zorginstellingen efficiënte protocollen en processen ontwikkelen om

snel CVA patiënten te identificeren (Hoff et al., 2008).

2.5. Quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design

Het probleem dat in de masterproef behandeld wordt betreft een tijdsafhankelijke

patiëntenpopulatie. De impact van het ischemisch of hemorragisch lijden op het

hersenweefsel heeft grote gevolgen voor de patiënt. Er moet zo snel als mogelijk

operatief bij hemorragisch lijden, of met intraveneuze trombolyse bij ischemisch lijden,

ingegrepen worden. Een juiste detectie van de eerste symptomen door de

triageverpleegkundige is op de spoedgevallendienst de eerste stap die moet genomen

worden. Daarom wordt in deze masterproef onderzocht wat de invloed is van het MTS

op de detectie en de intake van CVA-patiënten.

De belangrijkste onderzoeksvraag van de masterproef luidt als volgt: “Wat is de invloed

van de implementatie van het MTS op het traject van de ischemische/hemorragische

CVA patiënt op de spoedgevallendienst?”.

Door een vroegere detectie van de aandoening wordt verwacht dat de uitvoering van een

CT-scan of andere beeldvormingsmodaliteit, een neurologische consultatie en eventuele

behandelingsstrategie (intraveneuze trombolyse of intra-arteriële interventie) sneller

zullen gebeuren. De hypotheses luiden als volgt:

1. In de post-experimentele fase verloopt de detectie van de CVA-patiënt sneller

dan in de pre-experimentele fase.

2. De outcome van de patiënten in de post-experimentele fase is gunstiger dan de

outcome van de patiënten in de pre-experimentele fase.

In de masterproef wordt door middel van een monocentrische, quasi-experimentele,

retrospectieve studie met een pretest-posttest design een antwoord gegeven op de

onderzoeksvraag.

Page 18: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

11

3. Literatuurstudie

3.1. Methodologie literatuurstudie

In de literatuurstudie wordt een antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: “Wat is de

invloed van het invoeren van het MTS op het traject van de ischemische/hemorragische

CVA patiënt op de spoedgevallendienst?”. In de literatuur werden geen studies

gevonden specifiek gericht op de invloed van het invoeren van het MTS op CVA

patiënten. De zoekfilter werd opgesplitst in twee elementen. Enerzijds de invloed van de

implementatie van MTS op de spoedgevallendienst voor een specifieke patiëntengroep

en anderzijds de relatie tussen triage en CVA patiënten.

Uitsluitend studies met betrekking tot de spoedgevallendienst werden geïncludeerd in

deze literatuurstudie. Studies met een prehospitale setting en studies met als

patiëntenpopulatie pediatrie werden geëxcludeerd. Artikels die evidentie hadden

verworven door gerandomiseerde gecontroleerde studies, richtlijnen of onderzoek met

een andere gepaste methodiek werden in de literatuurstudie opgenomen. Volgende

limieten werden gehanteerd: artikels gepubliceerd vanaf 2003 en Engelstalige of

Nederlandstalige artikels. Binnen de volgende databanken werden artikels door één

onderzoeker gezocht: PubMed, Cochrane Library, Web of Science, Invert en Cinahl. De

zoekfilter werd opgesteld met volgende zoektermen:

- Stroke OR cerebrovascular accident

- Triage OR manchester triage system OR manchester triage

- Emergency department OR emergency room OR emergency nursing OR nurs*

Afhankelijk van de databank werd de zoekterm als MeSH Terms, Title/Abstract, Title,

Topic or Title, Abstract of Keywords ingegeven. De zoekfilter wordt per databank

gestructureerd weergegeven in bijlage 2. Eén onderzoeker beoordeelde de artikels aan

de hand van het abstract op relevantie. Figuur 1 toont het resultaat van de zoekstrategie.

Een totaal van 11 artikels werd in de literatuurstudie opgenomen (zie bijlage 3).

Page 19: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

12

PubMed

38

20

Cochrane

4

1

Web Of Science

31

16

Invert

6

0

Cinahl

33

16

Totaal 52

Na overlap 28

Na lezen full text 11

Figuur 1: flowchart zoekstrategie

3.2. Reeds bestaande kennis

De Australian Triage Scale, de Canadian Triage Acuity Scale, de ESI en het MTS zijn

wereldwijd de meest aanvaarde en frequent gebruikte schalen om risico’s op de

spoedgevallendienst in te delen (Pinto et al., 2012; Storm-Versloot et al., 2011 &

Weyrich et al., 2012). De vier schalen maken een onderscheid in vijf urgentiegraden.

Verscheidene studies maken de vergelijking tussen deze triagemodellen, andere studies

focussen zich op de validiteit en betrouwbaarheid van één specifiek triagemodel.

De studies van Grouse et al. (2013), Olofsson et al. (2009), Pinto et al. (2012) en van

der Wulp et al. (2008) toonden goede resultaten over de validiteit en betrouwbaarheid

van het MTS. Hulpverleners triëren patiënten met het MTS onafhankelijk van elkaar

met een acceptabele score, een kappa-waarde1 van 0.61 tot 0.63. De inter-beoordelaar

betrouwbaarheid werd door Grouse et al. (2013) getest door twintig

triageverpleegkundigen een bepaalde triage categorie aan 50 triage scenario’s te laten

toekennen. Een kappa-waarde met mediaan 0.63 werd bekomen. De onderzoekers

besloten dat het MTS een betrouwbaar triage-instrument was binnen één bepaalde

1 Kappa-waarde = methode om de inter- en intrabeoordelaar betrouwbaarheid weer te geven, score tussen

0 en 1, waarden tussen 0.4 en 0.75 zijn acceptabel, waarden groter dan 0.81 zijn sterk (Polit & Beck,

2010).

Gevonden

resultaten

Na lezen

abstract

Page 20: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

13

spoedgevallendienst in Australië. Olofsson et al. (2009) kwam tot hetzelfde resultaat bij

een gelijkaardige studie met 79 verpleegkundigen uit 7 verschillende

spoedgevallendiensten. Bij een totaal van 1027 triagebeoordelingen werd een kappa-

waarde van 0.61 bekomen. Voor de twee meest urgente kleurcodes bedroeg de

nauwkeurigheid 91% en 92%, de minder urgente kleurcodes toonden een significant,

lagere nauwkeurigheid. Van der Wulp et al. (2008) testte naast de inter-beoordelaar

betrouwbaarheid ook de test-hertest betrouwbaarheid2. Een prospectieve evaluatie

studie werd uitgevoerd in twee ziekenhuizen. Verpleegkundigen werden gevraagd 50

simulatie patiënten te beoordelen. Deze beoordelingen werden vergeleken met twee

MTS experten om de inter-beoordelaar betrouwbaarheid na te gaan. Om de test-hertest

betrouwbaarheid na te gaan werd twintig dagen later opnieuw gevraagd aan de

verpleegkundigen de simulatie patiënten te triëren. De inter-beoordelaar

betrouwbaarheid bedroeg 0.62. De test-hertest betrouwbaarheid bedroeg 0.75.

De validiteit van het MTS werd door Pinto et al. (2012) getest door het gebruik van een

ander score-instrument. In een prospectieve cohortstudie werd de Therapeutic

Intervention Scoring System (TISS) afgenomen bij 300 patiënten binnen een bepaalde

MTS kleurcode. Het doel was de voorspellende waarde van het MTS na te gaan. De

TISS-28 is een score tot maximum 28 die de verpleegkundige werklast kwantificeert, de

kosten duidt en de outcome van ernstig zieke patiënten voorspelt (Hariharan et al.,

2007). De patiëntengroep met een gele kleurcode had een mediane score van 6.5, oranje

van 11.5 en rood van 22.0 (p3 < 0.001). De patiëntengroep met kleurcode rood toonde

een minder goede evolutie in vergelijking met oranje en geel. De condities van de

patiënten met een oranje kleurcode waren ernstiger dan de gele. Een significant verschil

werd tussen de groepen gevonden in relatie tot de TISS-28. Het MTS is in staat de

patiënten met een grotere kans op een ongunstige outcome te voorspellen (Pinto et al.,

2012).

Het MTS zorgt er niet alleen voor dat patiënten met een groter risico op een ongunstige

outcome geïdentificeerd worden, alle patiënten worden ook effectief sneller behandeld.

2 Test-hertest betrouwbaarheid: score tussen 0 en 1, vanaf 0.70 een acceptabel restultaat, hoger dan 0.90

toont een excellent resultaat (Polit & Beck, 2010). 3 Significantie niveau = probabiliteitswaarde (p) tussen 0 en 1 (Polit & Beck, 2010).

Page 21: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

14

Een studie van Schellein, Ludwig-Pistor & Bremerich (2009) toont hoe de gemiddelde

tijd tussen het eerste verpleegkundig patiëntencontact en de medische behandeling, na

de implementatie van het MTS, ingekort werd met tien tot vijftien minuten. Niet alle

studies bevestigen dit. In een studie met een pretest-posttest design van Storm-Versloot,

Vermeulen, van Lammeren, Luist & Goslings (2013) was er voor en na de

implementatie van het MTS geen verschil in de wachttijd tot de behandeling en de

wachttijd tot ontslag. Mogelijk zijn deze wachttijden van teveel andere factoren

afhankelijk.

Verschillende studies vergeleken twee of meerdere triage modellen. Storm-Versloot,

Ubbink, Chin a Choi & Luitse (2009) en van der Wulp et al. (2008) vergeleken het

MTS en de ESI. Storm-Versloot et al. (2009) focuste zich op de vergelijking tussen de

intra- en inter-beoordelaar betrouwbaarheid van het MTS en de ESI. Van der Wulp et al.

(2008) focuste zich op de inhoudsvaliditeit van beide schalen door de mate waarin het

MTS en de ESI hospitalisatie van patiënten en mortaliteit kunnen voorspellen te

vergelijken. Storm-Versloot et al. (2009) liet 18 verpleegkundigen, gespecialiseerd in

het MTS of de ESI, uit drie verschillende spoedgevallendiensten 50 patiënten casussen

beoordelen. Na een maand werd de oefening opnieuw uitgevoerd. Het MTS met een

kappa-waarde van 0.76 bleek een grotere inter-beoordelaar betrouwbaarheid te hebben

dan de ESI, met een kappa-waarde van 0.46. De intra-beoordelaar betrouwbaarheid was

opnieuw hoger bij het MTS met een kappa-waarde van 0.84 ten opzichte van 0.65 bij de

ESI. Storm-Versloot et al. (2009) besloot dat het MTS een goede overeenkomst toonde

tussen de verschillende verpleegkundigen die een bijna unanieme triagebeoordeling

gaven.

In een retrospectieve observationele studie over een periode van zes maanden werd de

inhoud validiteit van beide schalen nagegaan (van der Wulp, Schrijvers & van Stel,

2009). De vergelijking werd gemaakt aan de hand van de indicatoren opname en

mortaliteit. Onder opname verstond men alle patiënten die werden gehospitaliseerd in

het ziekenhuis, onder mortaliteit de patiënten overleden op de spoedgevallendienst. Op

vier verschillende spoedgevallendiensten werden 37.974 patiënten getrieerd met de ESI

en 34.258 met het MTS. De frequentie van opname was bijna gelijk in beide

Page 22: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

15

triagemodellen: 21,6% van de patiënten werd opgenomen bij de ESI en 21% bij het

MTS. Zoals verwacht werden patiënten getrieerd in een hogere categorie meer

gehospitaliseerd dan patiënten in een lagere categorie. De ESI zou een betere

voorspeller zijn tot de opname van patiënten dan het MTS. In de laagste

urgentiecategorie scoort het ESI beter. In vergelijking met het MTS werd bij de ESI een

derde minder patiënten in de laagste urgentiecategorie gehospitaliseerd. De tweede

vergelijking tussen de twee triagemodellen betreft mortaliteit. Bij het gebruik van de

ESI stierven 28 patiënten op de spoedgevallendienst, 29 bij het MTS. Meer dan 75% (p

< 0.001) van deze patiënten werd getrieerd in de hoogste urgentiecategorie. Zoals

verwacht hebben patiënten getrieerd in de hoogste categorie bij beide schalen het

grootste risico op overlijden.

Storm-Verloot et al. (2013) voerde onderzoek naar het verband tussen het MTS,

wachttijden en patiëntentevredenheid. Storm-Verloot et al. (2013) implementeerden het

MTS op een spoedgevallendienst in Nederland. De wachttijden en

patiëntentevredenheid werd bij 1808 patiënten in een pretest-posttest studie nagegaan.

Het uitgangspunt van de onderzoekers was dat een kortere wachttijd enkel wenselijk is

wanneer dit een betere patiëntentevredenheid met zich meebrengt. Uit de resultaten van

Storm-Verloot et al. (2013) bleek dat de wachttijd van registratie tot opname, de

wachttijd tot behandeling en de totale lengte van het verblijf langer was na het invoeren

van het MTS. Wel was de wachttijd beter verdeeld over de urgentiegraden. De

maximum wachttijd volgens urgentiegraad werd enkel bij drie groen getrieerde

patiënten overschreden. Na de implementatie van het MTS had de patiënt het gevoel

minder over zijn klacht te kunnen vertellen en minder geïnformeerd te zijn door de

verpleegkundigen. Ze hadden wel het gevoel dat hun probleem beter werd aangepakt.

Storm-Verloot et al. (2013) besluiten dat de implementatie van het MTS niet voldoende

is om de efficiëntie en kwaliteit van een spoedgevallendienst te verhogen. Complexere

interventies zijn nodig om meer op de diverse patiëntengroepen in te spelen.

Een studie van Forsgren, Forsman en Carlstrom (2009) ging niet het verband na tussen

het MTS en patiëntentevredenheid, maar wel tussen het MTS en de jobtevredenheid van

de verpleegkundige. Forsgren et al. (2009) toonden aan dat de jobtevredenheid bij

Page 23: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

16

verpleegkundigen bij het werken met MTS hoog is. Vragenlijsten toonden een resultaat

van 88% jobtevredenheid bij de verpleegkundigen. Een bepaalde ervaren vrijheid staat

in relatie met deze hoge jobtevredenheid. Het werk werd als interessant en stimulerend

ervaren.

Het MTS is dus een gevalideerd en betrouwbaar triagemodel. De patiënt heeft het

gevoel dat zijn probleem beter wordt aangepakt en de verpleegkundige ervaart een

grotere tevredenheid over diens job (Forsgen et al., 2009 & Storm-Verloot et al., 2013).

Om hier op aan te sluiten beschrijft deze studie het effect van de implementatie van het

MTS specifiek voor de CVA patiënt.

3.3. Resultaat literatuurstudie

Van elf artikels werd in vijf artikels de implementatie van het MTS nagegaan bij een

specifieke patiëntenpopulatie. Vier maal betrof dit de patiënt met een acuut coronair

syndroom (ACS) en één maal de patiënt met een acute longembolie. Er werd geen

artikel gevonden waar dit specifiek uitgevoerd werd voor de CVA patiënt. Deze

aandoeningen zijn de drie meest voorkomende acute cardiovasculaire aandoeningen

(Paiva et al., 2012). Een snelle klinische evaluatie en medische behandeling zijn

noodzakelijk (Matias et al., 2009). Wel werden zes artikels gevonden waar een ander

triagesysteem, protocol of zorgpad na implementatie de invloed op de CVA patiënt

onderzocht.

3.3.1. De impact van het MTS op een specifieke patiëntenpopulatie

Het onderzoeksdesign van de vijf studies van Matias et al. (2008), Paiva et al. (2012),

Providencia et al. (2011), Trigo et al. (2008) en Pinto et al. (2010) waarbij de invloed

van het MTS onderzocht wordt voor een specifieke patiëntenpopulatie zijn gelijklopend.

Vijf maal werd een monocentrische, retrospectieve studie uitgevoerd, waarbij de

steekproefneming van de patiënten op een consecutieve wijze gebeurde.

Matias et al. (2008) ging de effectiviteit na van het MTS bij patiënten met de diagnose

van acuut coronair syndroom (ACS). Over een periode van zes maanden meldden

18.324 patiënten zich op een spoedgevallendienst in Portugal aan, waarvan 114

Page 24: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

17

patiënten met een ACS. De gemeten variabelen waren wachtAtijd van aankomst tot

triage, triage tot medische beoordeling en medische beoordeling tot ontslag, de

urgentiecategorie en de outcome. De studie van Paiva et al. (2012) onderzocht als het

MTS een gepast instrument was voor patiënten met een acute longembolie. Het aantal

sterftegevallen in het ziekenhuis was hun primaire outcome. Over een studieperiode van

vier jaar meldden 176 patiënten zich aan met een acute longembolie. Providencia et al.

(2011) maakte gebruik van dezelfde primaire outcome om de invloed van het MTS te

kunnen bepalen bij de patiënt met een AMI. Op twaalf maanden tijd meldden 332

patiënten zich aan met als diagnose AMI. Trigo et al. (2008) evalueerde de effectiviteit

van het MTS op patiënten met een ST-segment elevatie myocard infarct (STEMI) en de

eventuele opgelopen vertraging binnen het ziekenhuis. Over een periode van twee jaar

werden 278 patiënten geïncludeerd in de studie. In de studie van Pinto et al. (2010)

werd de sensitiviteit en specificiteit van het MTS beoordeeld bij hoog risico patiënten

met een ACS. Over een onderzoeksperiode van twaalf maanden werden 307 patiënten

geïncludeerd.

De vijf studies stelden zich dezelfde vraag: “Is het MTS een hulp om deze specifieke

patiëntengroep vlug te diagnosticeren?” en “Is het MTS een beschermend triagesysteem

voor patiënten met een hoog risico op mortaliteit?”.

De resultaten van de vijf studies van Matias et al. (2008), Paiva et al. (2012),

Providencia et al. (2011), Trigo et al. (2008) en Pinto et al. (2010) waarbij de invloed

van het MTS nagegaan wordt voor een specifieke patiëntenpopulatie zijn gelijklopend.

De code rood werd aan 0.9 tot 3.4% van de patiënten toegekend, oranje aan 50.6 tot

73.2%, geel aan 13.2 tot 39.2% en groen aan 3.9 tot 11%. De kleurcode blauw met een

wachttijd van vier uur tot het zien van de spoedarts werd geen enkele keer toegekend

aan de patiënten. De kleurcodes geel en groen komen overeen met een respectievelijke

wachttijd van 60 of 120 minuten. Voor deze cardiovasculaire aandoeningen zijn deze

wachttijden onaanvaardbaar (Matias et al., 2009). Aan de patiënten met een ACS wordt

meestal de kleurcode oranje toegekend. Deze urgentiegraad heeft een positief effect op

de wachttijd tot medische beoordeling. Voor een deel van de patiënten is dit niet het

geval. Het aantal vals negatieve ligt hoger bij patiënten met een oudere leeftijd (Pinto et

Page 25: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

18

al., 2010). De incorrecte classificatie brengt vertraging in het traject van de patiënt,

waardoor de kans op reperfusie therapie kleiner wordt (Pinto et al., 2010 & Trigo et al.,

2008). Er wordt echter geen effect vastgesteld op de wachttijd tot ontslag.

De gemiddelde tijd van aankomst op de spoedgevallendienst tot triagebeoordeling

bedroeg vijf minuten, met een maximum wachttijd van tien minuten. Van triage tot

medische beoordeling bedroeg de gemiddelde tijd twintig minuten, van medische

beoordeling tot ontslag 144 minuten (Matias et al., 2009). Patiënten getrieerd met de

kleurcode oranje hebben een maximum wachttijd tot een medische beoordeling van tien

minuten. De resultaten van de studie van Matias et al. (2009) had bij de patiënten met

een oranje kleurcode gemiddeld een wachttijd van vijftien minuten. Voor de patiënten

met de kleurcode geel, met een maximum wachttijd tot medische beoordeling van zestig

minuten, bedroeg de wachttijd 36 minuten. De kleurcode groen indiceert een wachttijd

van maximum 120 minuten, het onderzoek toonde een wachttijd van 35 minuten. Het

MTS heeft een positief effect op de wachttijden (p < 0.001). Het tijdstip van ontslag

wordt door het MTS niet beïnvloed (Matias et al., 2009).

Het percentage van het aantal sterftegevallen binnen het ziekenhuis na opname via de

spoedgevallendienst bedroeg voor de patiënten met een acute longembolie 17%. De

helft van de patiënten met een acute longembolie werd oranje getrieerd; 20% stierf voor

ontslag uit het ziekenhuis mogelijk was (p = 0.02). Van de patiënten als rood getrieerd

stierf 66,7% (p = 0.02). Iets meer dan 73% van het totaal aantal overleden patiënten

werd oranje getrieerd. Dit toont een hoge sensitiviteit van het MTS voor hoog risico

patiënten met een acute longembolie. Ook de studie van Pinto et al. (2010) toont een

hoge sensitiviteit van het MTS voor patiënten met een ACS, 87.3% (BI4 83.1-90.6).

Hierdoor zien patiënten met een verhoogd risico op mortaliteit effectief binnen de tien

minuten na de triage een arts (Paiva et al., 2012). Patiënten met een AMI die niet binnen

de tien minuten gezien worden door de arts, patiënten ouder dan zeventig jaar tonen en

patiënten met een atypische klinische presentatie tonen een hoger mortaliteitscijfer.

Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt door vertraging die wordt opgelopen bij de

4 BI = betrouwbaarheidsinterval

Page 26: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

19

diagnosestelling en de te lange wachttijd tot de noodzakelijke therapie (Providencia et

al., 2011).

In de vijf studies komt hetzelfde element naar voor. De klinische presentatie beïnvloedt

de triage en de wachttijd tot het zien van de spoedarts. Een patiënt met een typische

presentatie zal sneller gediagnosticeerd worden en sneller de noodzakelijke therapie

krijgen. Dit impliceert een lagere mortaliteit. Dit geldt in het bijzonder voor patiënten

jonger dan 70 jaar (Providencia et al., 2011). Aan patiënten die zich aanmelden in een

vroeg stadium van hun aandoening, aan patiënten die geen signalen tonen van een

ernstige conditie of aan patiënten met een atypische presentatie werd vaker een lagere

urgentiegraad toegekend (Pinto et al., 2010 & Providencia et al., 2011). Patiënten met

de kleurcode geel of groen krijgen dus niet de urgentiegraad noodzakelijk voor hun type

pathologie. De triagebeoordeling kan de verdere prognose negatief beïnvloeden (Trigo

et al., 2008). Matias et al. (2009) geven aan dat de triagebeoordeling niet fout is.

Wanneer patiënten op het tijdstip van de triage bepaalde symptomen of klinische

presentatie niet tonen, kan dit leiden tot een lagere urgentiegraad.

We kunnen besluiten dat het MTS een effectief triagesysteem blijkt te zijn voor de

specifieke patiëntenpopulaties, in het bijzonder voor patiënten die zich aanmelden met

een typische klinische presentatie en patiënten jonger dan zeventig jaar. Een lagere

wachttijd tot eerste medische beoordeling zorgt voor een betere overleving op korte

termijn. Het MTS is een beschermend triagesysteem die patiënten met een hoog risico

op een acuut myocard infarct of een acute longembolie herkend. Het MTS is een hulp

bij het herkennen van patiënten in nood. De oudere patiënt en de patiënt met een

atypische klinische persenatie zijn een uitdaging voor de toekomst (Matias et al., 2008;

Paiva et al., 2012; Pinto et al., 2010; Providencia et al., 2011 & Trigo et al., 2008).

3.3.2. Invloed van triage op de CVA patiënt

In zes artikels werd de impact van een bepaald triagesysteem op de CVA patiënt

onderzocht. Tweemaal aan de hand van een triagesysteem, éénmaal aan de hand van een

Triage CVA Panel waarbinnen vier markers in het bloed werden getest, tweemaal aan

de hand van een zorgpad en éénmaal aan de hand van een vragenlijst.

Page 27: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

20

Volgens Sung et al. (2012) identificeert een ideaal triagesysteem patiënten die nood

hebben aan urgente medische zorg. Om hieraan tegemoet te komen werd de Taiwan

Triage and Acuity Scale (TTAS) gevalideerd volgens de ernst van aanmelding, nood

aan intraveneuze trombolyse, gebruikte hulpmiddelen en outcome. Over een

onderzoeksperiode van 21 maanden werden 706 patiënten met de diagnose acuut

ischemische CVA verzameld. Whelley-Wilson en Newman (2004) gebruikte de

Emergency Triage Stroke Scale (ETSS) om CVA patiënten op de spoedgevallendienst

te beoordelen. De ETSS is een vereenvoudig scoresysteem gebaseerd op de zes

domeinen van de National Institutes of Health Stroke Scale (NIHSS). De ETSS score

van de artsen en verpleegkundigen op de spoedgevallendienst werd vergeleken met de

NIHSS score bepaald door de neurologen. Op een consecutieve wijze werd over een

studieperiode van zes maanden 48 patiënten verzameld.

Het doormaken van een acuut CVA gaat samen met verhoogde waarden van bepaalde

markers in het bloed. De accuraatheid van de triagebeoordeling door de

verpleegkundigen bij CVA patiënten werd door Sibon et al. (2009) vergeleken met de

waarden van vier markers in het bloed. Een monocentrische, prospectieve,

gecontroleerde studie werd uitgevoerd. Op een consecutieve wijze werden 204 patiënten

over een studieperiode van vier maanden geïncludeerd.

Het effect van een zorgpad specifiek voor de acute CVA patiënt werd door Mehdiratta

et al. (2006) en Lau et al. (2010) getest. In de studie van Mehdiratta et al. (2006) werd

de wachttijd tot een CT-scan en de wachttijd tot intraveneuze trombolyse voor en na het

invoeren van het zorgpad vergeleken bij de CVA patiënten behandeld met intraveneuze

trombolyse. Over een periode van zes jaar werden 87 patiënten voor de invoering en 47

patiënten na de invoering van het zorgpad geïncludeerd. De tweede studie van Lau et al.

(2010) waar een CVA zorgpad werd geïntroduceerd had een prospectief design.

Patiënten met een vermoeden op een acuut CVA die in aanmerking kwamen voor een

behandeling met intraveneuze trombolyse werden gedurende een jaar geïncludeerd in de

studie. Het tijdstip van het ontstaan van de symptomen, de wachttijd tot intraveneuze

trombolyse, de mogelijke complicaties na intraveneuze trombolyse en de outcome na

drie maanden werden verzameld. Hoff et al. (2008) implementeerde in plaats van een

Page 28: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

21

zorgpad een vragenlijst voor de verpleegkundige om de patiënt met een acuut

ischemische CVA beter te kunnen triëren. In een prospectieve observationele studie

werden de variabelen symptomen bij aanmelding, kandidaat voor intraveneuze

trombolyse, toediening van intraveneuze trombolyse en totale lengte op de

spoedgevallendienst verzameld.

Gezien het belang van tijdmanagement bij de kandidaat patiënt voor de behandeling van

intraveneuze trombolyse, spitsen alle studies zich toe op deze patiëntengroep. De

meeste studies toonden significant kortere wachttijden, hoewel deze nog niet voldeden

aan de richtlijnen opgelegd door AHA/ASA. Uit de resultaten blijkt ook dat een

hulpmiddel voor de verpleegkundige bij triage complementair is aan de

triagebeoordeling door de verpleegkundige zelf.

Uit de studie van Whelley-Wilson en Newman (2004) bleek dat er een uitmuntende

overeenkomst is tussen de ETSS score van de artsen en verpleegkundigen en de NIHSS

score bepaald door de neurologen. De artsen en verpleegkundige die de ETSS score

bepaalden, beschikten over de uitstekende mogelijkheid om patiënten die kandidaat zijn

voor intraveneuze trombolyse te voorspellen. In de studie van Sibon et al. (2009) werd

van de 204 geëvalueerde patiënten bij 131 patiënten de diagnose CVA of transient

ischemische aanval (TIA) bevestigd. De triageverpleegkundige scoorde even goed als

het Triage CVA Panel. De markers in het bloed scoorden een identieke accuraatheid als

de triagebeoordeling door de verpleegkundige van 70% en een equivalente sensitiviteit

en specificiteit als de triagebeoordeling door de verpleegkundige van 94% en 24%. De

combinatie van triage door de verpleegkundige en het Triage CVA Panel resulteert in

een significant betere specificiteit van de diagnose CVA, van 25.4% naar 46%. Het

Triage CVA Panel biedt objectieve informatie die complementair is aan de

triagebeoordeling door de verpleegkundige. De studies van Whelley-Wilson en

Newman (2004) en Sibon et al. (2009) tonen hiermee aan dat de verpleegkundige de

patiënt die kandidaat is voor een behandeling met intraveneuze trombolyse kan

voorspellen aan de hand van een hulpmiddel. In de studie van Sung et al. (2012) waren

84 van de 706 patiënten kandidaat voor intraveneuze trombolyse. Hiervan werd 98,8%

level één -onmiddellijk zien van de spoedarts- of level twee -max tien minuten tussen

Page 29: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

22

aankomst en eerste medische beoordeling- getrieerd. Van de 84 patiënten werden 47

patiënten effectief behandeld met intraveneuze trombolyse. Er was geen significant

verschil tussen het tijdstip van aankomst en intraveneuze trombolyse tussen level één en

twee. De patiënten behandeld met intraveneuze trombolyse toonden geen significant

verschil in de wachttijd tot een CT-scan en de wachttijd tot intraveneuze trombolyse.

Patiënten getrieerd in level één hadden een hogere incidentie van intracerebrale

bloeding, een hogere mortaliteit in het ziekenhuis en een lagere kans op volledig herstel.

Hoewel deze trends niet significant verschilden (Sung et al., 2012).

Na het invoeren van het zorgpad (Lau et al., 2010 & Mehdiratta et al., 2006)

verminderde de wachttijd tot een CT-scan met gemiddeld 11 minuten (p = 0.02) en de

wachttijd tot intraveneuze trombolyse met gemiddeld 18 minuten (p = 0.01). De

gemiddelde wachttijd tot een CT-scan bedroeg na het invoeren van het zordpad nog 33

minuten, de wachttijd tot intraveneuze trombolyse 77 (Mehdiratta et al., 2006) en 80

(Lau et al., 2010) minuten. Een groot deel van de behandelingstijden viel buiten de

aanbevelingen van de AHA/ASA. De gemiddelde wachttijd tot intraveneuze trombolyse

bedroeg 20 minuten meer dan de AHA/ASA aanbevelingen. Na het ontvangen van

intraveneuze trombolyse was de outcome voor 53% van de patiënten na drie maanden

een volledig herstel met een modified Ranking Scale van nul. De complicatie

hemorragie of mortaliteit kwam na intraveneuze trombolyse voor bij 6% van de

patiënten (Lau et al., 2010). In een gelijkaardige studie werd geen zorgpad

geïntroduceerd maar een vragenlijst voor de verpleegkundige om de patiënt met een

acuut ischemische CVA beter te kunnen triëren. De totale lengte van het verblijf op de

spoedgevallendienst werd van 3,55 uur tot 2,83 uur verminderd (p = 0.05) (Hoff et al.,

2008). Bij Hoff et al. (2008) was 37% van de patiënten kandidaat voor intraveneuze

trombolyse. Aan 18% (Lau et al., 2010) tot 25% (Hoff et al., 2008) van de kandidaten

kon de behandeling met intraveneuze trombolyse effectief toegediend worden. De meest

voorkomende redenen tot exclusie waren een overschreden tijdvenster, een CVA met

een NIHSS score lager dan vijf en een onbekend tijdstip van het ontstaan van de

symptomen (Lau et al., 2010).

Page 30: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

23

Totaal aantal patiënten

359

Jaar 2011 185

Na goedkeuring deelname (IC)

75

Jaar 2012 174

Na goedkeuring deelname (IC)

59

4. Onderzoeksmethode

Quasi-experimentele studie met een pretest-posttest design

Een quasi-experimentele, monocentrische studie met een pretest-posttest design werd op

de spoedgevallendienst van het UZ Gent uitgevoerd. De retrospectieve studie van het

traject van CVA patiënten voor het invoeren van het MTS werd vergeleken met de

retrospectieve studie na het invoeren van het MTS. Dit betreft de periode van 1 april

2011 tot 30 september 2011 en de periode van 1 april 2012 tot 30 september 2012. De

gegevens van de participanten werden door één onderzoeker ingekeken.

Steekproefneming

Alle patiënten die zich op de spoedgevallendienst aanmeldden met (een vermoeden op)

CVA tussen 1 april 2011 tot 30 september 2011 en 1 april 2012 tot 30 september 2012

werden opgenomen in de studie. Een specifieke zoekfilter verzamelde alle patiënten die

zich op de spoedgevallendienst hadden aangemeld met als ontslag de dienst Intensieve

Zorgen of Stroke Unit van het UZ Gent. Na de consecutieve steekproefneming werden

de 185 participanten uit de periode in 2011 en de 174 participanten uit de periode in

2012 per brief gecontacteerd. Deze brief bevatte een informatie- en

toestemmingsformulier en een extra envelop met adres en postzegel. Alle participanten

die het toestemmingsformulier na twee maanden nog niet hadden teruggestuurd werden

opgebeld. Hierdoor werden ongeveer 30 participanten extra verzameld. Enkel de data

van de participanten die het toestemmingsformulier per brief terugstuurden werden in

het onderzoek geïncludeerd. Figuur 2 toont een overzicht van het totaal aantal

geïncludeerde participanten.

Figuur 2: totaal aantal geïncludeerde participanten

Page 31: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

24

Procedure

Het MTS werd in februari 2012 geïmplementeerd op de spoedgevallendienst van het

UZ Gent. Het personeel kreeg de noodzakelijke triage-opleiding, de infrastructuur van

de spoedgevallendienst werd aangepast en informatiemateriaal voor de patiënten en hun

begeleiders werd ontwikkeld. De studie werd in oktober 2012 goedgekeurd door het

Ethisch Comité (zie bijlage 4). Een haalbaarheidsanalyse werd uitgevoerd op drie

patiëntendossiers. De gegevens die worden weergegeven in het Elektronisch Patiënten

Dossier (EPD) werden verzameld. De haalbaarheid van het verzamelen van de

verschillende tijdstippen werd besproken. De participanten werden per brief

gecontacteerd in december 2012. Indien het informatie- en toestemmingsformulier (zie

bijlage 5) niet werd ontvangen, werden begin februari de participanten opgebeld. De

datacollectie kon uiteindelijk van start gaan in maart.

Datacollectie

De datacollectie bestaat uit de minimale klinische patiëntengegevens, dit volledig

geanonimiseerd, de tijdstippen over de doorstroming van de CVA patiënt, informatie

over de behandeling, de risicofactoren van de patiënt, de complicaties en de outcome.

Alle datagegevens werden manueel opgezocht in het EPD of met een zoekfilter

verkregen binnen het EPD Spoed. Alle gegevens werden binnen de spoedepisode van de

patiënt verzameld, tussen de aanmelding en het ontslag op de spoedgevallendienst. De

data werden ingebracht op een Excel spreadsheet en geïmporteerd naar SPSS voor de

statistische analyses. Volgende variabelen werden verzameld:

- Geslacht en leeftijd - Tijdstip opname/ontslag

- Ziekenwagen vervoer en MUG - Tijdstip triage/verpleegkundige verslag

- Reden van opname en triageniveau - Tijdstip verpleegkundige handelingen

- (Neurologische) parameters - Tijdstip uitslag veneus bloedonderzoek

- Laboratoriumwaarde - Tijdstip neurologische consultatie

- Uitvalsverschijnselen - Tijdstip onderzoeken en beeldvorming

- Symptomen - Tijdstip toedienen medicatie

- Risicofactoren en complicaties - Tijdstip interventionele radiologie

- Outcome en diagnose - Tijdstip intraveneuze trombolyse

Page 32: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

25

De tijdstippen van de verschillende verpleegkundige en medische handelingen werden

omgezet tot negen wachttijden belangrijk in het traject van de CVA patiënt. Een

wachttijd is het verschil tussen het tijdstip dat de patiënt zich aanmeldt op de

spoedgevallendienst en een verpleegkundige of medische handeling. Volgende negen

wachttijden werden bekomen:

- Wachttijd tot verpleegkundig verslag of triage verslag

- Wachttijd tot veneus bloedonderzoek

- Wachttijd tot een CT-scan hersenen

- Wachttijd tot andere beeldvorming

- Wachttijd tot een neurologische consultatie

- Wachttijd tot een RX thorax

- Wachttijd tot toediening medicatie

- Wachttijd tot toediening intraveneuze trombolyse

- Wachttijd tot ontslag op de spoedgevallendienst

Statistische analyse

Statistische analyses werden uitgevoerd met SPSS Statistics 21. De duur tussen het

tijdstip van aankomst op de spoedgevallendienst en een verpleegkundige of medische

handeling werd uitgedrukt in minuten. De negen wachttijden werden logaritmisch

getransformeerd (log 10) om een normaalverdeling van de variabelen te bekomen. Door

deze logaritmische transformatie worden de resultaten eerst uitgedrukt als een

geometrische gemiddelde met een geometrisch betrouwbaarheidsinterval. Na de

analytische testen werden de tijdsvariabelen terug omgezet met 10^x. Vier verschillende

analytische testen werden uitgevoerd. Om de invloed van triage, voor en na de

implementatie van het MTS, te kunnen voorspellen op de wachttijd tot een

verpleegkundige of medische handeling werd een lineaire regressie uitgevoerd; een

lineaire regressie analyse met een logaritmisch getransformeerde uitkomstvariabele. De

invloed van het invoeren van triage op de outcome van de patiënt werd getest met een

logistische regressie. Aan de hand van een kruistabel of een onafhankelijke student t-

test werd het verband nagegaan tussen de variabele triage, gecodeerd als 0 in de pre-

experimentele fase en 1 in de post-experimentele fase, en een kwalitatieve of

kwantitatieve variabele. Een significantie niveau van p ≤ 0.05 werd gehanteerd.

Page 33: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

26

5. Resultaten

5.1. Beschrijving steekproef

In de periode van 1 april 2011 tot 30 september 2011 werden 15.253 patiënten verzorgd

op de spoedgevallendienst, in de periode van 1 april 2012 tot 30 september 2012 14.777

patiënten. Een totaal van 1.21 en 1.17% daarvan waren patiënten met een CVA. Voor de

pre-experimentele fase in 2011 gaven 75 van de 185 patiënten toestemming tot het

inkijken van hun dossier, 59 van de 174 patiënten in de post-experimentele fase in 2012.

Een totaal van 134 patiënten werd geïncludeerd in de studie, waarvan 80 mannen

(59.7%) en 54 vrouwen (40.3%). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 66.63

jaar; de minimum leeftijd was 24 jaar, de maximum leeftijd 93 jaar. Van de 134

patiënten werden 53 patiënten (39.6%) met de ziekenwagen naar de

spoedgevallendienst vervoerd. Daarvan werden 9 patiënten begeleid door de MUG

(6.7%). De triageverpleegkundigen trieerden in de postimplementatie fase 59 patiënten.

Het item onwel geworden volwassen werd aan 35 patiënten (59.3%) toegekend. Andere

items binnen de triage van de CVA patiënten waren hoofdpijn of hoofdletsel (15.3%),

extremiteitsprobleem (1.7%), oogprobleem (5.1%), insult/trekkingen (5.1%), buikpijn

(1.7%), psychisch probleem (1.7%) of syncope (1.7%). Aan een totaal van 59 patiënten

werd 37 maal (65.9%) de kleurcode oranje toegekend, 17 maal (29.8%) de kleurcode

geel en 3 maal (5.3%) de kleurcode groen. De kleurcode rood die onmiddellijke

medische beoordeling vereist werd aan geen enkele patiënt toegewezen.

Tabel 3 toont het verschil tussen de pre-experimentele fase en de post-experimentele

fase betreffend de variabelen geslacht, leeftijd, vervoer per ziekenwagen en begeleiding

door de MUG. Enkel het al dan niet begeleid worden door de MUG verschilt significant

tussen de pre-experimentele en post-experimentele fase (p = 0.04). De variabelen

geslacht, leeftijd en vervoer per ziekenwagen zijn voldoende gelijk in beide

steekproeven.

Page 34: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

27

Tabel 3: algemene gegevens steekproef

Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Geslacht:

Man 57.3% 62.7% 0.53

Vrouw 42.7% 37.3%

Leeftijd

Gemiddelde leeftijd (in jaar) 65.64 67.88 0.40

Standaarddeviatie 15.97 14.34

Vervoer ziekenwagen

Wel 37.3% 42.4% 0.55

Geen 62.7% 57.6%

Begeleiding MUG

Wel 2.7% 11.9% 0.04

Geen 97.3% 88.1%

5.2. Karakteristieken steekproef

Bepaalde risicofactoren of complicaties hebben een invloed op het ontstaan of verloop

van een CVA. Van de 134 patiënten was 17.9% actief roker, 11.9% ex-roker, 33.6%

was familiaal belast met cardiovasculaire aandoeningen, 39.6% was gekend met

arteriële hypertensie, 21.6% had hypercholesterolemie, 15.7% had diabetes mellitus en

26.1% was reeds in het verleden gediagnosticeerd met een CVA of TIA. Tabel 4, 5, 6 en

7 tonen het verschil tussen de patiënten uit de pre-experimentele fase en de post-

experimentele fase voor verschillende risicofactoren, complicaties, uitvalsverschijnselen

en symptomen. Voor geen enkel item is er een significant verschil tussen de patiënten in

de pre-experimentele fase en post-experimentele fase.

Page 35: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

28

Tabel 4: vergelijking pretest-posttest risicofactoren

Risicofactoren Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Gekend met arteriële hypertensie

Niet 62.7% 57.6% 0.55

Wel 37.3% 42.4%

Gekend met hypercholesterolemie

Niet 84% 71.2% 0.07

Wel 16% 28.8%

Diabetes Mellitus

Geen 82.7% 86.4% 0.55

Wel 17.3% 13.6%

Reeds doorgemaakte TIA of CVA

Geen 73.3% 74.6% 0.87

Wel 26.7% 25.4%

Reeds doorgemaakte vaatafwijking

Niet 90.7% 91.5% 0.86

Wel 9.3% 8.5%

Roken

Geen roker 71.6% 67.8% 0.63

Roker/ex-roker 28.4% 32.2%

Familiale belasting

Niet familiaal belast 65.3% 67.2% 0.82

Familiaal belast 34.7% 32.8%

Page 36: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

29

Tabel 5: vergelijking pretest-posttest complicaties

Complicaties Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Natriumwaarde (abnormaal bij buiten interval 136-145 mmol/L)

Normaal 89.2% 84.5% 0.42

Abnormaal 10.8% 15.5%

Cholesterolwaarde (abnormaal bij > 190 mg/dl)

Normaal 51.4% 63.2% 0.18

Abnormaal 48.6% 36.8%

Glycemie (abnormaal bij buiten interval 0.82-1.15 g/L)

Normaal 59.5% 44.8% 0.10

Abnormaal 40.5% 55.2%

Systolische bloeddruk (abnormaal bij > 140 mmHg)

Normaal 34.2% 37.3% 0.72

Abnormaal 65.8% 62.7%

Diastolische bloeddruk (abnormaal bij > 90 mmHg)

Normaal 73% 76.3% 0.67

Abnormaal 27% 23.7%

Hartslag (abnormaal bij > 100 slagen/minuut)

Normaal 95.9% 93.2% 0.50

Abnormaal 4.1% 6.8%

Zuurstofsaturatie (abnormaal bij < 90%)

Normaal 96.4% 100% 0.22

Abnormaal 3.6% 0%

Ademhalingsfrequentie (abnormaal bij buiten interval 12-20 keer/minuut)

Normaal 83.3% 100% 0.33

Abnormaal 16.7% 0%

Glasgow comaschaal (abnormaal bij < 13)

Normaal 94.6% 88.1% 0.18

Abnormaal 5.4% 11.9%

Koorts afgelopen drie dagen (koorts bij > 37.5 °C)

Geen koorts 94.7% 94.9% 0.95

Wel koorts 5.3% 5.1%

Pupilllen (abnormaal bij anisocorie of dwangstand)

Normaal 84.9% 80.7% 0.52

Abnormaal 15.1% 19.3%

Page 37: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

30

Tabel 6: vergelijking pretest-posttest uitvalsverschijnselen

Uitvalsverschijnselen Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Rechts uitval

Geen 74.7% 75.6% 0.99

Wel 25.3% 25.4%

Links uitval

Geen 70.7% 67.8% 0.72

Wel 29.3% 32.2%

Fatische stoornissen

Geen 74.7% 62.7% 0.14

Wel 25.3% 37.3%

Visusstoornissen

Geen 82.7% 86.4% 0.55

Wel 17.3% 13.6%

Gangstoornissen

Geen 93.3% 91.5% 0.69

Wel 6.7% 8.5%

Geheugenstoornissen

Geen 96% 93.2% 0.47

Wel 4% 6.8%

Tabel 7: vergelijking pretest-posttest symptomen

Symptomen Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Hoofdpijn

Geen 81.3% 83.1% 0.80

Wel 18.7% 16.9%

Syncope/onwel

Geen 90.7% 88.1% 0.63

Wel 9.3% 11.9%

Verward

Geen 90.7% 93.2% 0.59

Wel 9.3% 6.8%

Vertigo

Geen 89.3% 83.1% 0.29

Wel 10.7% 16.9%

Page 38: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

31

5.3. Wachttijden

Het eerste contact van de verpleegkundige met de patiënt bestaat in de pre-

experimentele fase uit het tijdstip van het verslag verpleging, in de post-experimentele

fase uit het tijdstip van de triagebeoordeling. In de pre-experimentele fase bedraagt deze

gemiddeld 17.38 minuten, in de post-experimentele fase gemiddeld 7.33 minuten. Na

het invoeren van het MTS zag de patiënt gemiddeld 57.8% sneller een verpleegkundige

(p < 0.001). Een belangrijke tijdsvariabele voor de CVA patiënt is de wachttijd tot een

CT-scan hersenen. Er is geen significant verschil na het invoeren van het MTS op de

wachttijd tot een CT-scan hersenen. De gemiddelde wachttijd tot een CT-scan hersenen

voor het invoeren van het MTS bedraagt71.78 minuten, na het invoeren van het MTS

69.98 minuten. De wachttijd tot een CT-scan hersenen is na het invoeren van het MTS

verminderd met gemiddeld 2.5%. De wachttijd tot de toediening van intraveneuze

trombolyse verminderde na het invoeren van het MTS van gemiddeld 95.50 naar

gemiddeld 89.33 minuten; een reductie van gemiddeld 6.5% (p = 0.77). De wachttijd

tot een neurologische consultatie verminderde na het invoeren van het MTS van

gemiddeld 80.35 minuten naar gemiddeld 75.34 minuten. De wachttijd tot een

neurologische consultatie verminderde met gemiddeld 6.6% (p = 0.67). De wachttijd tot

ontslag bedroeg gemiddeld 250.03 minuten voor het invoeren van het MTS, 376.70

minuten na het invoeren van het MTS. Gemiddeld duurde de wachttijd tot ontslag voor

de patiënten na het invoeren van het MTS 50.7% langer dan voorheen (p = 0.03).

Voor enkel de patiënten die behandeld werden met intraveneuze trombolyse

verminderde de wachttijd tot een CT-scan van 44.46 minuten tot 18.66 minuten (p =

0.07). Met een trend tot significantie (p = 0.07) werd de wachttijd gereduceerd met

58%. De wachttijd tot verpleegkundig verslag of triageverslag bedraagt bij de patiënten

die intraveneuze trombolyse hebben ontvangen gemiddeld 18.66 minuten en 6.25

minuten. Na de implementatie van het MTS daalde met gemiddeld 66.6% (p = 0.04). De

wachttijd tot een neurologische consultatie verminderde van gemiddeld 65.92 minuten

tot 44.16 minuten; een reductie van gemiddelde 30% (p = 0.36).

Van de negen tijdsvariabelen was enkel de wachttijd tot het eerste contact met de

verpleegkundige (p < 0.001) en de wachttijd tot ontslag (p = 0.03) significant. Specifiek

Page 39: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

32

voor patiënten die intraveneuze trombolyse ontvingen toonde de wachttijd tot het zien

van een verpleegkundige een significant resultaat (p = 0.04). De wachttijd tot een CT-

scan hersenen (p = 0.07) en de wachttijd tot ontslag (p = 0.09) toonden een trend tot

significantie. De andere wachttijden toonden geen significant verschil. Voor de

volledige steekproef toonden vier van de negen wachttijden na implementatie van het

MTS een kortere wachttijd, vijf van de negen wachttijden toonden na implementatie van

het MTS een langere wachttijd. Specifiek voor de patiënten die intraveneuze trombolyse

ontvingen toonden vijf tijdsvariabelen een kortere wachttijd na de implementatie van

het MTS. De betrouwbaarheidsintervallen waren steeds wijd waardoor equivalentie niet

kan aangetoond worden. Tabel 8 toont een overzicht van de resultaten van de lineaire

regressie waar het al dan niet krijgen van triage de verschillende wachttijden voorspelt.

In bijlage 6 wordt voor elke wachttijd het geometrische gemiddelde met

betrouwbaarheidsinterval en het geometrisch verschil met betrouwbaarheidsinterval

gegeven.

Tabel 8: resultaat lineaire regressie wachttijden5

Pre-

experimentele

fase in minuten

Post-

experimentele

fase in minuten

Verschil

in %

P

Alle patiënten

0 tot verslag 17.38 7.33 57.8% < 0.001**

0 tot labo 42.46 45.19 6.2% 0.53

0 tot CT 71.78 69.98 2.5% 0.86

0 tot andere bv. 120.50 188.36 56.3% 0.33

0 tot neuro 80.35 75.34 6.6% 0.67

0 tot RX 73.96 79.43 7.6% 0.74

0 tot medicatie 86.70 115.88 33.7% 0.17

0 tot trombolyse 95.50 89.33 6.5% 0.77

0 tot ontslag 250.03 376.70 50.7% 0.03**

Enkel patiënten met intraveneuze trombolyse behandeling

0 tot verslag 18.66 6.25 66.6% 0.04**

0 tot labo 33.41 23.82 28.7% 0.28

0 tot CT 44.46 18.66 58.0% 0.07*

0 tot neuro 65.92 44.16 30% 0.36

0 tot RX 54.83 57.02 4.0% 0.86

0 tot trombolyse 95.50 89.33 6.5% 0.77

0 tot ontslag 186.64 599.70 321% 0.09*

5 ** = p-waarde ≤ 0.05; * = p-waarde ≤ 0.10

Page 40: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

33

Figuren 3 en 4 tonen het verschil in wachttijden voor en na het invoeren van het MTS;

met op de x-as de negen verschillende wachttijden6 en op de y-as de tijdsduur van deze

wachttijden in minuten of in logaritmisch (log) getransformeerde outcome variabele.

Per wachttijd werden twee doosdiagrammen weergegeven, één voor de implementatie

van het MTS en één erna. Figuur 4 toont dezelfde grafiek met logaritmisch

getransformeerde tijdsvariabelen.

Figuur 3: vergelijking pretest-posttest wachttijden (in minuten)

6 W abv = wachttijd andere beeldvorming; W cth = wachttijd CT-scan; W lb = wachttijd laboratorium; W

mdc = wachttijd medicatie; W cn = wachttijd consultatie neurologie; W os = wachttijd ontslag; W rxt =

wachtijd RX-thorax; W tml = wachttijd trombolyse; W vtv = wachttijd verpleegkundig/triage verslag

Page 41: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

34

Figuur 4: vergelijking pretest-posttest wachttijden (in logaritme 10)

5.4. Behandeling, einddiagnose en outcome bij ontslag

Als behandeling werden in totaal veertien patiënten behandeld met intraveneuze

trombolyse (10.4%) en negen patiënten (6.7%) met chirurgie. Acht patiënten werden in

de pre-experimentele fase behandelt met intraveneuze trombolyse, zes in de post-

experimentele fase. Van de 134 patiënten was de einddiagnose bij 45.5% een

ischemische CVA, 11.9% een hemorragische CVA en 7.5% een TIA. Bij 35.1% van de

patiënten kon geen recente ischemische zones of bloedingen aangetoond worden. De

outcome bij ontslag in het ziekenhuis was voor 44% van de patiënten een volledig

herstel en bij 8.3% van de patiënten was er geen verandering dan voor opname. Voor

46.3% van de patiënten was een partieel herstel de beste outcome, 1.5% van de

patiënten stierf tijdens de ziekenhuisopname. Tabel 9 toont de vergelijking tussen de

pre-experimentele fase en de post-experimentele fase met significantieniveau.

Page 42: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

35

Tabel 9: vergelijking pretest-posttest behandeling, einddiagnose en outcome

Pre-experimentele

fase

Post-experimentele

fase

P

Behandeling

Trombolyse 10.7% 10.2% 1.00

Geen trombolyse 89.3% 89.8%

Chirurgie 6.7% 6.8% 1.00

Geen chirurgie 93.3% 93.2%

Einddiagnose

Ischemische CVA 48% 42.4% 0.18

Hemorragische CVA 8% 16.9%

TIA 10.7% 3.4%

Andere 33.3% 37.3%

Outcome bij ontslag

Gedeeltelijk herstel 46.7% 49.2% 0.86

Volledig herstel 53.3% 50.8%

Een logistische regressie ging de samenhang na tussen het al dan niet triëren van een

patiënt en zijn/haar outcome. De variabele outcome werd gecodeerd als 0 wanneer na

ontslag geen (nieuwe) restverschijnselen bij de patiënt vastgesteld werden en 1 wanneer

de patiënt ontslaan werd uit het ziekenhuis met één of meerdere restverschijnselen. De

odds op een volledig herstel was bij de patiënten die werden getrieerd 1.105 keer hoger

(BI 0.558 – 2.187) dan de patiënten in de pre-experimentele fase. De kans op een

volledig herstel bedroeg voor de patiënten in de pre-experimentele fase 0.47, voor de

patiënten in de post-experimentele fase 0.49. De geschatte kans op een betere outcome

is 0.02 groter wanneer de patiënt getrieerd wordt met het MTS. Er is geen significant

effect van het krijgen van triage op een gunstigere outcome (p = 0.775).

Page 43: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

36

6. Discussie

6.1. Een antwoord op de hypotheses

In een monocentrische, retrospectieve, quasi-experimentele studie werd de invloed van

de implementatie van het MTS op het traject van de ischemische/hemorragische CVA

patiënt onderzocht. Aansluitend op de eerste hypothese werd verwacht dat een vroegere

detectie van de aandoening tot kortere wachttijden zou leiden. Aansluitend op de tweede

hypothese werd verwacht door een eventuele vroegere detectie van de aandoening een

gunstigere outcome bij ontslag te bekomen. Aan de hand van een logistische en een

lineaire regressie met een logaritmisch getransformeerde uitkomstvariabele werd een

antwoord op de twee beschreven hypotheses geformuleerd.

Eerste hypothese: de detectie verloopt in de post-experimentele fase sneller

Twee van de negen wachttijden toonden een significant verschil tussen de pre-

experimentele fase en post-experimentele fase (zie tabel 8). De wachttijd tot het zien

van een verpleegkundige was na implementatie van het MTS 57.8% korter (p < 0.001).

De patiënt werd in de post-experimentele fase gemiddeld 7.33 minuten na aanmelding

op de spoedgevallendienst gezien door een verpleegkundige, in de pre-experimentele

fase bedroeg deze wachttijd gemiddeld 17.38 minuten. De wachttijd werd tot meer dan

de helft gereduceerd. Ondanks het feit dat de patiënt significant sneller werd gezien

door een verpleegkundige lijkt dit weinig invloed te hebben op het vervolg van het

traject van de CVA patiënt. De wachttijd tot een CT-scan en de wachttijd tot een

neurologische consultatie werden gereduceerd met 2.5 (p = 0.86) en 6.6% (p = 0.67).

Beide resultaten toonden geen significant verschil. Daarnaast werd de wachttijd tot een

veneus bloedonderzoek en de wachttijd tot andere beeldvorming verlengd met 6.2 (p =

0.53) en 56.3% (p = 0.33). De wachttijd tot intraveneuze trombolyse werd gereduceerd

met 6.5% (p = 0.77). Een belangrijke reductie binnen het traject van de CVA patiënt die

een niet significant verschil toont. De wachttijd tot ontslag was na de implementatie van

het MTS 50.7% langer (p = 0.03). Deze significant langere wachttijd is afhankelijk van

meerdere factoren: de bezettingsgraad in het ziekenhuis, de bezettingsgraad op de

spoedgevallendienst, het aantal patiënten met een acute aandoening op de

spoedgevallendienst en andere. De verlenging van de wachttijd tot ontslag met meer dan

Page 44: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

37

de helft kan niet aan de implementatie van het MTS toegeschreven worden. Er kan

worden besloten dat na implementatie van het MTS het traject van de CVA patiënt niet

significant sneller verloopt.

Het tijdsvenster tussen het ontstaan van de symptomen en intraveneuze trombolyse

werd door de AHA/ASA (2013) vastgelegd op drie uur; tot vier uur en een half voor

bepaalde patiënten. Hoe vlugger de behandeling van intraveneuze trombolyse wordt

toegediend na het ontstaan van de symptomen, hoe groter het succes op een volledig

herstel. Elke reductie van de wachttijden in het traject van de CVA patiënt is van

belang. De drie belangrijkste wachttijden (wachttijd tot een CT, wachttijd tot een

neurologische consultatie en wachttijd tot intraveneuze trombolyse) toonden een

reductie tussen de 2.5 en 6.6% (zie tabel 8). Ondanks een niet significant resultaat kan

het verschil in minuten voor de patiënt van (levens)belang zijn. Hoe korter het

therapeutisch tijdsvenster, hoe groter de kans op een gunstige outcome (AHA/ASA,

2013).

Het belang van korte wachttijden binnen het traject van de CVA patiënt is het grootst

voor patiënten die behandeld worden met intraveneuze trombolyse. Volgende

wachttijden tonen het resultaat enkel van de patiënten die behandeld zijn met

intraveneuze trombolyse (zie tabel 8). Tien minuten na aanmelding van de patiënt op de

spoedgevallendienst zou volgens de AHA/ASA (2013) de patiënt moeten worden

geëvalueerd. In de pre-experimentele fase ziet de verpleegkundige de patiënt gemiddeld

na 18.66 minuten, in de post-experimentele fase gemiddeld na 6.25 minuten. De eerste

evaluatie van de patiënt gebeurt door de verpleegkundige en voldoet na implementatie

van het MTS aan de aanbevelingen van de AHA/ASA. Een CT-scan dient volgens de

AHA/ASA binnen de 25 minuten plaats te vinden. In de pre-experimentele fase

bedraagt deze wachttijd gemiddeld 44.46 minuten, in de post-experimentele fase

gemiddeld 18.66 minuten. Vervolgens moet een CT-scan volgens de AHA/ASA binnen

de 45 minuten worden geïnterpreteerd. De interpretatie door de neuroloog bedraagt in

de pre-experimentele fase gemiddeld 65.92 minuten, in de post-experimentele fase

gemiddeld 44.16 minuten. De implementatie van het MTS kan de wachttijd tot een CT-

scan en de interpretatie ervan voldoende verminderen om te voldoen aan de

Page 45: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

38

aanbevelingen van de AHA/ASA. De toediening van intraveneuze trombolyse dient

volgens de aanbevelingen van de AHA/ASA binnen de 60 minuten na aankomst plaats

te vinden. De wachttijd tot intraveneuze trombolyse bedraagt in de pre-experimentele

fase gemiddeld 95.50 minuten, in de post-experimentele fase gemiddeld 89.33 minuten.

Beide voldoen niet aan de aanbeveling van de AHA/ASA. Besluitend kan worden

vastgesteld dat drie van de vier wachttijden voldoen aan de aanbevelingen van de

AHA/ASA na implementatie van het MTS; waarvan één verschil significant en één

verschil een trend tot significantie toont. Dit resultaat is niet toepasbaar op de

wachttijden van alle patiënten samen. Enkel de aanbeveling om na tien minuten reeds

een initiële patiëntenevaluatie uit te voeren werd na de implementatie van het MTS bij

alle patiënten bekomen. Door niet aan de aanbevelingen van de AHA/ASA (2013) te

voldoen lopen patiënten die kandidaat zijn voor de behandeling met intraveneuze

trombolyse de kans buiten het therapeutisch tijdsvenster te vallen. Hieruit blijkt dat de

implementatie van het MTS niet voldoende is om de wachttijden van alle CVA

patiënten voldoende significant te reduceren.

Tweede hypothese: de outcome in de post-experimentele fase is gunstiger

De variabele outcome werd omschreven als de fysieke toestand waarin de patiënt het

ziekenhuis verlaat. Deze outcome werd gecodeerd als 0 wanneer er geen

restverschijnselen meer aanwezig waren en de patiënt volledig was hersteld; gecodeerd

als 1 wanneer nog steeds restverschijnselen aanwezig waren en de patiënt maar

gedeeltelijk was hersteld. De outcome is na implementatie van het MTS met een odds

van 1.105 keer hoger. De kans op een volledig herstel bedroeg voor de patiënten in de

pre-experimentele fase 0.47, voor de patiënten in de post-experimentele fase 0.49. De

geschatte kans op een betere outcome is 2% (p = 0.775) groter wanneer de patiënt

getrieerd wordt met het MTS. De geschatte kans op een gunstigere outcome na de

implementatie van het MTS is dus klein en toont geen significant effect.

Vergelijking van de twee steekproeven

Om de twee hypotheses correct te kunnen interpreteren moet de gelijkheid van beide

steekproeven aangetoond worden. Voor een correcte interpretatie van de resultaten

moeten verstorende factoren in beide groepen constant zijn. Het verschil tussen beide

Page 46: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

39

steekproeven werd voor 32 variabelen nagekeken: geslacht, leeftijd, roker, familiale

belasting, temperatuur, bloeddruk, pupillen, Glasgow comaschaal, uitvalsverschijnselen,

symptomen en andere (zie tabel 3 tot 7). Van de 32 variabelen was het verschil bij één

variabele, het al dan niet begeleid worden door de MUG bij transport naar de

spoedgevallendienst, significant (p = 0.04). Hieruit kan worden besloten dat beide

steekproeven voldoende gelijk zijn. De twee patiëntengroepen toonden evenveel

risicofactoren tot het ontwikkelen van een CVA en er was geen significant verschil in de

waargenomen complicaties, uitvalsverschijnselen en symptomen.

6.2. Toetsing andere studies

Toekennen urgentiegraden

In gelijkaardige studies worden dezelfde trends beschreven. In deze studie werd aan

65.9% de kleurcode oranje toegekend, aan 29.8% de kleurcode geel en aan 5.3% de

kleurcode groen. In de studies van Matias et al. (2008), Paiva et al. (2012) en

Providencia et al. (2011) waar de invloed van het MTS werd nagegaan bij urgente

cardiovasculaire aandoeningen als een AMI en een acute longembolie werd aan 0.9 tot

3.4% van de patiënten de code rood toegekend, oranje aan 50.6 tot 73.2%, geel aan 13.2

tot 39.2% en groen aan 3.9 tot 11%. De percentages in deze studies vallen binnen deze

intervallen. De kleurcodes geel en groen komen overeen met een respectievelijke

wachttijd van 60 of 120 minuten. Voor de levensbedreigende cardiovasculaire

aandoeningen (AMI, acute longembolie en CVA) zijn deze wachttijden niet

aanvaardbaar.

Vergelijking wachttijden

Andere gelijkaardige studies, waar een ander triagesysteem of een CVA triage zorgpad

werd ingevoerd, tonen betere resultaten. In een studie van Sung et al. (2012) bedroeg de

wachttijd tot een CT-scan 14 minuten, met een betrouwbaarheidsinterval van 12 tot 22

minuten (p = 1.00). De wachttijd tot een CT-scan verminderde in de studie van

Whelley-Wilson en Newman (2004) van 41.9 minuten naar 33.6 minuten (p = 0.09). In

de studie van Lau et al. (2010) bedroeg de wachttijd tot een CT-scan 30 minuten. Deze

studie toont minder goede resultaten met een wachttijd tot een CT-scan die van 71.78

minuten verminderde naar 69.98 minuten. Ook de wachttijd tot intraveneuze trombolyse

Page 47: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

40

scoort in deze studie met 89.33 minuten minder goed. In de studie van Sung et al.

(2012) bedroeg de wachttijd tot intraveneuze trombolyse 53 minuten, met een

betrouwbaarheidsinterval van 46 minuten tot 62 minuten (p = 0.46). De studie van

Whelley-Wilson en Newman (2004) reduceerde de wachttijd tot intraveneuze

trombolyse na implementatie van een CVA triage zorgpad van 86.2 minuten naar 77.9

minuten (p = 0.21). In de studie van Lau et al. (2012) bedroeg de wachttijd tot

intraveneuze trombolyse 80 minuten. Enkel de studie van Sung et al. (2012) voldoet aan

de aanbevelingen van AHA/ASA (2010).

Ondersteunende strategieën

In een studie van Meretoja, Strbian en Mustanoja (2012) verminderde de wachttijd tot

intraveneuze trombolyse van 105 minuten naar 20 minuten (p < 0.001). Een totaal van

94% van de patiënten die intraveneuze trombolyse ontvingen werden binnen de 60

minuten behandeld. Meretoja et al. (2012) implementeerden geen specifiek

triagesysteem. Over een periode van meer dan tien jaar werden verschillende

interventies ingevoerd: centraal stond een constante samenwerking met de hulpverleners

die prehospitaal werkzaam zijn, een volledig stroke team werd aangesteld binnen het

ziekenhuis, de interpretatie van een CT-scan gebeurde reeds door de behandelende

neuroloog in plaats van op het protocol van de radioloog te wachten, er werd gepoogd

synchroon de onderzoeken en voorbereidingen te plannen en andere. Ook de AHA

(2013) geeft aan dat verschillende strategieën noodzakelijk zijn. Een triageprotocol is

één interventie naast een goede samenwerking met de prehospitale hulpverleners, een

oproepsysteem waarbij alle disciplines belangrijk voor de CVA patiënt worden

verwittigd, een teamgerichte aanpak en andere. Hieruit kan worden besloten dat een

systematische, geïntegreerde, multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is om continuïteit

binnen het traject van de CVA patiënt te bekomen (Eissa, 2012 & Alberts et al., 2000).

Lau et al. (2010) geeft aan dat een goede samenwerking met de dienst radiologie

essentieel is. Volgens Sibon et al. (2009) en Eissa (2012) zijn ook extramurale

strategieën noodzakelijk. Een totaal van 61% van de patiënten met een ischemische

CVA meldt zich aan op de spoedgevallendienst buiten het therapeutisch tijdsvenster van

vier uur en een half (Eissa, 2012). Een laattijdige herkenning door de patiënt en zijn

begeleiders en het niet vertonen van de gepaste reactie hierop liggen mede aan de

Page 48: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

41

oorzaak. De implementatie van het MTS op de spoedgevallendienst van het UZ Gent is

onvoldoende om de outcome van de CVA patiënt te verbeteren. Ook ondersteunende,

complexere interventies zoals hierboven beschreven zijn noodzakelijk.

6.3. Methodologische opmerkingen en tekortkomingen

Literatuurstudie

In de literatuurstudie werden elf artikels opgenomen, vijf artikels betreffend de

implementatie van het MTS bij een specifieke patiëntenpopulatie en zes artikels

betreffend de invloed van een ander triagesysteem dan het MTS op de CVA patiënt. De

studies toonden methodologische tekortkomingen. Alle studies waren monocentrisch

van opzet waardoor de conclusies weinig generaliseerbaar zijn. Negen studies waren

retrospectief van aard waardoor ontbrekende gegevens in de dataverzameling een

vertekend beeld kunnen geven. Maar liefst één studie had een pretest-posttest design

waardoor de outcome kon worden vergeleken met een baselinemeting. Sommige studies

namen de totale duur van de patiënt op de spoedgevallendienst als outcome variabele.

Deze variabele is echter niet betrouwbaar gezien de afhankelijkheid van andere

factoren. In alle studies gebeurde de steekproefneming op een consecutieve wijze

waardoor niet alle patiënten met een gelijke kans in de studies werden opgenomen. In

één studie kon de experimentele groep met de controlegroep vergeleken worden. Door

het gebrek aan een controlegroep is de kans op foute conclusies getrokken uit het bewijs

van de studie groter. Er kan worden geconcludeerd dat gezien de aard van de

patiëntenpopulatie het moeilijk is om een gerandomiseerde gecontroleerde studie uit te

voeren. De nadelen van deze methodologische keuzes hebben een effect op de

betrouwbaarheid van de resultaten. De resultaten van de studies werden met een

kritische blik in de literatuurstudie opgenomen.

Eigen studie

Een monocentrische, retrospectieve, quasi-experimentele studie met een pretest-posttest

design werd uitgevoerd. Gezien de keuze voor een monocentrische studie zijn de

resultaten in beperkte mate generaliseerbaar tot andere settings. Het opzet van de studie

liet geen controlegroep toe. Hierdoor kan bias voorkomen in de gevolgtrekking uit de

resultaten van de studie. Op een consecutieve wijze werden de patiënten verzameld.

Page 49: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

42

Gezien de steekproefneming niet willekeurig gebeurde en niet elke patiënt met een

gelijke kans in het studie werd opgenomen, is de kans groter op verstorende variabelen

en systematische bias. De equivalentie van beide steekproeven kon worden aangetoond

door het verschil van 32 variabelen na te gaan (zie tabel 3 tot 7).

Aan de hand van een zoekfilter werd een lijst van patiënten opgemaakt. Alle patiënten

met een (vermoeden op) CVA die zich aanmeldden op de spoedgevallendienst tussen 1

april 2011 tot 30 september 2011 en 1 april 2012 tot 30 september 2012 met als ontslag

de dienst Intensieve Zorgen of Stroke Unit werden verzameld. Patiënten met een CVA

die niet op deze twee diensten werden opgenomen werden hierdoor gemist. Alle

patiënten uit deze periodes werden per brief gecontacteerd. Wanneer de patiënt

goedkeuring wou geven tot inzage van zijn patiëntendossier moest het

toestemmingsformulier ondertekend worden terugbezorgd. Er werd gepoogd deze

drempel te verlagen door de patiënt een extra envelop met postzegel te bezorgen.

Wanneer het toestemmingsformulier na twee maand niet werd ontvangen, werd de

patiënt opgebeld. Het doel was een antwoordpercentage van 50% te behalen. Ondanks

de inspanningen werd een antwoordpercentage van 37.33% bekomen.

Het verzamelen van de data gebeurde op een retrospectieve wijze. Gezien één

onderzoeker de data manueel verzamelde in het EPD kunnen typfouten incorrecte

waarden weergeven. In de desbetreffende periodes waren de zorgverleners zich niet

bewust van het gebruik van hun rapportage in het EPD later in deze studie. Door een

incorrecte en onvolledige rapportage van de zorgverleners in het EPD kunnen fouten in

de dataverzameling voorkomen. Sommige variabelen konden niet worden verzameld

omdat ze niet werden gerapporteerd in het EPD, zoals bijvoorbeeld het tijdstip van het

ontstaan van de symptomen. Gezien het retrospectief verzamelen van data konden geen

gegevens opgevraagd worden bij het ontbreken ervan. Wanneer een tijdstip of

parameter niet werd teruggevonden in het EPD kon deze niet worden opgenomen in de

studie. De dataverzameling was niet alleen afhankelijk van de rapportage van de

zorgverleners, ook andere factoren beïnvloeden de (tijds)variabelen. Een verstoorde

communicatie tussen de spoedgevallendienst en de diensten radiologie en laboratorium

kunnen bijvoorbeeld het tijdstip van afname van een CT-scan en het tijdstip van een

Page 50: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

43

veneus bloedonderzoek beïnvloeden. Na het verzamelen van de data toonden de

wachttijden geen normaalverdeling. Om de statistische analyses correct te kunnen

interpreteren werden de wachttijden logaritmisch getransformeerd. Figuur 3 en 4 tonen

duidelijk het verschil.

6.4. Aanbevelingen voor verder onderzoek

In de toekomst is verder onderzoek naar de implementatie van het MTS op de

spoedgevallendienst van het UZ Gent noodzakelijk. Naast de implementatie van een

triagesysteem moet worden gezocht naar andere interventies die de detectie en intake

van de CVA patiënt kunnen verbeteren. Om de CVA patiënt te kunnen behandelen

binnen het therapeutisch tijdsvenster moeten de wachttijden voor alle CVA patiënten

ingekort worden. Een multidisciplinaire aanpak over verschillende diensten heen is

noodzakelijk. De mogelijkheid om een CVA zorgpad te implementeren op de

spoedgevallendienst, de dienst Intensieve Zorgen en Stroke Unit van het UZ Gent moet

worden nagegaan.

Page 51: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

44

7. Conclusie

De invloed van de implementatie van het MTS op het traject van de

ischemische/hemorragische CVA patiënt werd in een monocentrische, retrospectieve,

quasi-experimentele studie met pretest-posttest design nagegaan. De resultaten in de

studie tonen hoe de implementatie van het MTS onvoldoende is om de intake en

detectie van de CVA patiënt te verbeteren. Enkel de wachttijd tot het zien van een

verpleegkundige verminderde significant met 57.8% (p < 0.001) na de implementatie

van het MTS. Dit lijkt weinig invloed te hebben op de rest van het traject van de CVA

patiënt. De wachttijd tot een CT-scan en tot een neurologische consultatie werden met

2.5 (p = 0.86) en 6.6% (p = 0.67) gereduceerd, maar toonden geen significant

verschillend resultaat. Bij de patiënten die behandeld werden met intraveneuze

trombolyse was opnieuw enkel de wachttijd tot het zien van een verpleegkundige

significant gereduceerd met 66.6% (p = 0.04), de wachttijd tot een CT-scan

verminderde met 58% (p = 0.07). De geschatte kans op een volledig herstel was na de

implementatie van het MTS 2% (p = 0.775) groter. Op basis van deze resultaten kan er

niet worden geconcludeerd dat het MTS een invloed heeft op de outcome. De resultaten

werden niet verstoord door een verschil in beide steekproeven. De statistische analyse

van de variabelen geslacht, leeftijd, (neurologische) parameters, voorgeschiedenis,

risicofactoren, complicaties en andere toonde de homogeniteit van beide steekproeven

aan.

Tien minuten na aankomst van de patiënt op de spoedgevallendienst zou volgens de

AHA/ASA (2013) al een initiële patiëntenevaluatie moeten worden ondernomen, een

CT-scan dient volgens de AHA/ASA binnen de 25 minuten te gebeuren, deze CT-scan

dient binnen de 45 minuten te worden geïnterpreteerd en de behandeling met

intraveneuze trombolyse dient tot slot binnen de 60 minuten na aankomst plaats te

vinden. Voor de patiënten behandeld met intraveneuze trombolyse viel na de

implementatie van het MTS de wachttijd tot een initiële patiëntenevaluatie met

gemiddeld 6.25 minuten (p = 0.04), de wachttijd tot een CT-scan met gemiddeld 18.66

minuten (p = 0.07) en de wachttijd tot de interpretatie van een CT-scan met gemiddeld

44.16 minuten (p = 0.36) wel binnen de aanbevelingen omschreven door de AHA/ASA

(2013). Enkel de wachttijd tot de behandeling met intraveneuze trombolyse viel met

Page 52: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

45

gemiddeld 89.33 minuten (p = 0.77) na implementatie van het MTS nog steeds buiten

de aanbevelingen. De wachttijden van de patiënten na implementatie van het MTS die

geen intraveneuze trombolyse ontvingen zijn langer. De wachttijd tot een CT-scan

verminderde van gemiddeld 71.78 naar gemiddeld 69.98 minuten (p = 0.86). Door niet

aan de aanbevelingen van de AHA/ASA (2013) te voldoen lopen patiënten die

kandidaat zijn voor de behandeling met intraveneuze trombolyse de kans buiten het

therapeutisch tijdsvenster te vallen. Hieruit blijkt dat de implementatie van het MTS niet

voldoende is om de wachttijden van alle CVA patiënten voldoende significant te

reduceren.

Door de implementatie van het MTS op de spoedgevallendienst van het UZ Gent werd

sinds februari 2012 voor het eerst met een gestructureerd, gevalideerd triagesysteem

gewerkt. Verschillende wachttijden werden hierdoor gereduceerd. Elke reductie is

wenselijk wanneer de ischemische CVA patiënt zich hierdoor binnen het therapeutisch

tijdsvenster van drie uur (tot vier uur en een half) bevindt. Doch lijkt de implementatie

van het MTS niet voldoende. Veel wachttijden toonden geen significant verschil. Ook

kan niet worden vastgesteld dat de implementatie van het MTS geen invloed heeft op

het traject van de CVA patiënt. De betrouwbaarheidsintervallen van de gemiddelde

wachttijden zijn steeds wijd waardoor equivalentie niet kan worden aangetoond. De

implementatie van het MTS is niet voldoende om de intake en detectie van de CVA

patiënt te verbeteren. Uitvoerige samenwerking en afspraken zijn noodzakelijk tussen

de spoedgevallendienst, de dienst beeldvorming, het laboratorium en de dienst

neurologie. Een multidisciplinaire aanpak over verschillende diensten heen is

noodzakelijk om het traject van de CVA patiënt in te korten en de outcome van de CVA

patiënt te verbeteren. De uitwerking van een CVA zorgpad kan hier eventueel een

antwoord bieden.

Page 53: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

46

8. Bibliografie

- Alberts, M. J., Hademenos, G., Latchaw, R. E., Jagoda, A., Marler, J. R.,

Mayberg, M. R., Starke, R. D., Todd, H. W., Viste, K. M., Girgus, M., Stephard,

T., Emr, M., Schwayder, P. & Walker, M. D. (2000). Recommendations for the

Establishment of Primary Stroke Centers. Journal of the American Medical

Association, 283, 3102-3109.

- American Heart Association/American Stroke Association. (2011). Improving

door-to-needle times in acute ischemic stroke: the design and rationale for the

American Heart Association/American Stroke Association’s target: stroke

initiative. Stroke,42, 1-7.

- American Heart Association/American Stroke Association. (2013). Guidelines

for the early management of patients with acute ischemic stroke: a guideline for

healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke

Association. Stroke, 44, 870-947.

- Cronin, J. G. (2003). The introduction of the Manchester Triage scale to an

emergency department in the Republic of Ireland. Accident and Emergency

Nursing, 11, 121-125.

- Devroey, D., Van Casteren, V. & Buntinx, F. (2003). Registration of stroke

through the Belgian sentinel network and factors influencing stroke mortality.

Cerebrovascular Diseases, 16, 272-229.

- Eissa, A. (2012). Barriers to the utilization of thrombolysis for acute ischaemic

stroke. Journal of Clinical Pharmacy en Therapeutics, 37, 399-409.

- Forsgen, S., Forsman, B. & Carlström, E. D. (2009). Working with Manchester

triage – Job satisfaction in nursing. International Emergency Nursing, 17, 226-

232.

- Gerdtz, M. & Bucknall, T. (2001). Triage nurses’ clinical decision making. An

observational study of urgency assessment. Journal of Advanced Nursing, 35,

550-562.

- Glader E. & Terent, A. (2004). Cost of stroke in Sweden: an incidence estimate.

International Journal of Technology Assessment in Health Care, 20, 375-380.

Page 54: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

47

- Grouse, A. I., Bischop, R. O. & Bannon, A. M. (2013). The Manchester Triage

System provides good reliability in an Australian emergency department.

Emergency Medicine Journal, 26, 484-486.

- Hariharan, S., Chen, D., Merritt-Charles, L., Bobb, N., Defreitas, L., Edselle-

Thomas, J. M. A., Charles, D., Colley, K. & Renaud, E. (2007). The utilities of

the therapeutic intervention scoring system (TISS-28). Anaesthesia and

Intensive Care Unit, 11, 61-66.

- Hoff, A., Yassa, A., Bellolio, M., Viadyanathan, L., Kashyap, R., Enduri, S.,

Suravaram, S., Brown, J. R. & Decker, W. (2008). Best “Better Early Stroke

Treatment”: implementation of nursing questionnaire aids in triage of acute

ischemic stroke patients. Annals of Emergency Medicine, 51, 532-533.

- Matias, C., Oliveira, R., Duarta, R., Bico, P., Mendonca, C., Nonu, L. Almeida,

A., Rabaca, C. & Afonso, S. (2008). The Manchester Triage System in Acute

Coronary Syndromes. Revista Portuguesa de Cardiologia, 27, 205-216.

- Mehdiratta, M., Woolfenden, A. R., Chapman, K. M., Johnston, D. C., Schulzer,

M., Beckman, J. & Teal, P. A. (2006). Reduction in IV t-Pa door to needle times

using an acute stroke triage pathway. The Canadian Journal of Neurological

sciences, 33, 214-216.

- Meretoja, A., Strbian, D. & Mustanoja, S. (2012). Reducing in-hospital delay to

20 minutes in stroke thrombolysis. Neurology,79, 3, 306-313.

- Minnerup, J., Werschin, H., Ringelstein, B. E., Schilling, M., Schabitz, W.,

Wellman, J. & Burger, K. (2011). Impact of the extended trombolysis time

window on the proportion of recombinant tissue-type plasminogen activator-

treated stroke patients and on door-to-needle times. Stroke, 42, 1-6.

- Norris, T. & Melby, V. (2006). The Acute Care Nurse Practitioner: challenging

existing boundaries of emergency nurses in the United Kingdom. Journal of

clinical nursing, 15, 253-263.

- Lau, A. Y., Soo, Y. O., Graham, C. A., Woo, W., Wong, E. H., Leung, H., Chan,

A. Y., Au, L. W., Ip, V. H., Leung, C. S., Hui, V., Shum, W., Abrigo, J., Siu, D.

Y., Yu, S. C., Wong, L. K. & Leung, T.W. (2010). An expedited stroke triage

pathway: the key to shortening door-to-needle time in delivery of thrombolysis.

Hong Kong Medicine Journal, 16, 455-462.

Page 55: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

48

- Olofsson, P., Gellerstedt, M. & Carlström, E. (2009). Manchester Triage in

Sweden – interrater reliability and accuracy. International Emergency Nursing,

17, 143-148.

- Ottes, L. (2003). Acute zorg: achtergrondstudies. Deel triage, 93-120.

Ontvangen van Raad voor volksgezondheid en Zorg bij het advies acute zorg,

website: http://rvz.net/uploads/docs/Achtergrondstudie_-_Acute_zorg.pdf

- Paiva, L., Providencia, R., Faustino, S., Barra, S., Botelho, A. & Leitao-Marques

A. M. (2012). Manchester triage in acute pulmonary embolism: can it unmask

the grand impersonator? Emergency Medicine Journal, 29, 1-6.

- Pinto, D., Lunet, N. & Azevedo, A. (2010). Sensitivity and specificity of the

Manchester Triage System for patients with acute coronary syndrome. Revista

Portuguesa de Cardiologia, 29, 961-987.

- Pinto, D., Salgado, P., Chianca, T. (2012). Predictive validity of the Manchester

Triage System: evaluation of outcomes of patients admitted to an emergency

department. The Revista Latino-Americana de Enfermagem, 20, 1041-1047.

- Polit, D. & Beck, B. (2010). Essentials of nursing research. Appraising evidence

for nursing practice. (7de

editie) Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins

- Providencia, R., Gomes, P. L., Barra, S., Silva, J., Seva, L., Antunes, A., Pais, J.

R., Mota, P. & Leitao-Marques, A. (2011). Importance of Manchester Triage in

acute myocardial infarction: impact on prognosis. Emergency Medicine Journal,

28, 212-216.

- Schellein, O., Ludwig-Pistor, F. & Bremerich, D. H. (2009). Manchester triage

system. Process optimalization in the interdisciplinary emergency department.

Anaesthesist, 58, 163-170.

- Sibon, I., Rouanet, F., Meissner, W. & Orgogozo, J. M. (2009). Use of the triage

stroke panel in a neurologic emergency service. American Journal of Emergency

Medicine, 27, 558-562.

- Storm-Versloot, M. N., Ubbink, D. T., Chin a Choi, V. & Luitse, J. S. (2009).

Observer agreement of the Manchester Triage System and the Emergency

Severity Index: a simulation study. Emergency Medicine Journal, 26, 556-560.

- Storm-Versloot, M., Ubbink, D., Kappelhof, J. & Luitse, J. (2011). Comparison

of an informally structured triage system, the emergency severity index, and the

Page 56: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

49

manchester triage system to distinguish patient priority in the emergency

department. Academic Emergency Medicine, 18, 822-829.

- Storm-Versloot, M. N., Vermeulen, H., van Lammeren, N., Luist, J. S. &

Goslings, J. C. (2013). Influence of the Manchester Triage System on waiting

time, treatment time, length of stay and patient satisfaction; a before and after

study. Emergency Medicine Journal, 00, 1-6.

- Sung, S., Huang, Y., Ong, C. & Chen, W. (2012). Validity of a computerised

five-level emergency triage system for patients with acute ischaemic stroke.

Emergency Medicine Journal, 10, 1-5.

- Trigo, J., Gago, P., Mimoso, J., Santos, W., Marques, N. & Gomes, V. (2008).

In-hospital delay in ST-segment-evaluation myocardial infarction after

Manchester Triage. Revista Portuguesa de Cardiologia, 27, 1251-1259.

- UZ Gent. (2012). Triagesysteem zorgt voor betere patiëntendoorstroming op

spoedgevallendienst. [Interview dr. Lemoyne].

- UZ Gent. (augustus 2012). Spoedgevallendienst triage: info voor de patiënten en

begeleiders. (derde versie) [Brochure]

- UZ Gent. (2012). Database spoedgevallendienst [Excell spreadsheet].

Ontvangen van Jeroen Deconinck.

- van der Wulp, I., van Baar, M. E. & Schrijvers, A. J. (2008). Reliability and

validity of the Manchester Triage System in a general emergency department

patient population in the Netherlands: results of a simulation study. Emergency

Medicine Journal, 25, 431-434.

- van der Wulp, I., Schrijvers, A. J. & van Stel, H. F. (2009). Predicting admission

and mortality with the Emergency Severity Index and the Manchester Triage

System: a retrospective observational study. Emergency Medicine Journal, 26,

506-509.

- Weyrich, P., Christ, M., Celebi, N., Riessen, R. (2012). Triage systems in the

emergency department. Medizinische Klinik - Intensivmedizin und

Notfallmedizin, 107, 67-78.

- Whelley-Wilson, C. M. & Newman, G. C. (2004). A stroke scale for emergency

triage. Journal of stroke and cerebrovascular diseases, 13, 247-253.

Page 57: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

1

Bijlagen

Bijlage 1: Doorstroomdiagrammen MTS

Bijlage 2: Tabel met de zoekfilter per databank

Bijlage 3: Geïncludeerde artikels literatuurstudie

Bijlage 4: Goedkeuring Ethisch Comité

Bijlage 5: Informatie- en toestemmingsformulier

Bijlage 6: Resultaat lineaire regressie wachttijden

Page 58: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

2

Bijlage 1: Doorstroomdiagrammen MTS

Onwel geworden volwassene

Page 59: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

3

Hoofdpijn

Page 60: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

4

Bijlage 2: Tabel met de zoekfilter per databank

Databank Zoekfilter

Pubmed Pubmed: ("manchester triage system"[Title]) AND

("manchester triage"[Title]) OR (("stroke"[Title] OR

"cerebrovascular accident"[Title])) AND ("triage"[Title] OR

"manchester triage"[Title]) AND ("emergency

department"[Title/Abstract] OR "emergency"[Title/Abstract]

OR "nurs*"[Title/Abstract])

Cochrane Library "manchester triage" in title and "manchester triage system" in

title OR "stroke" OR "cerebrovascular accident" in title and

"triage" in title

Web Of Science (Title=("manchester triage" OR "manchester triage

system")) OR Title=("manchester triage system" OR

"manchester triage" OR "triage") AND

Title=("cerebrovascular accident" OR "stroke") AND

Topic=("emergency department" OR "emergency service"

OR "emergency room" OR "nurs*")

Invert (“Manchester Triage” [Titelwoorden] OR “Manchester

Triage systeem” [Titelwoorden]) OR ("CVA" [Titelwoorden]

and "TRIAGE" [Titelwoorden] and

"CEREBROVASCULAIRE" [Titelwoorden])

Cinahl TI "manchester triage" OR "manchester triage system" OR

TI ("manchester triage" OR "triage" ) AND TI ("stroke" OR

"cerebrovascular accident" ) AND TX ("emergency room"

OR "emergency department" OR "emergency service" OR

"nurs*" )

Page 61: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

5

Bijlage 3: Geïncludeerde artikels literatuurstudie

- Hoff, A., Yassa, A., Bellolio, M., Viadyanathan, L., Kashyap, R., Enduri, S.,

Suravaram, S., Brown, J. R. & Decker, W. (2008). Best “Better Early Stroke

Treatment”: implementation of nursing questionnaire aids in triage of acute

ischemic stroke patients. Annals of Emergency Medicine, 51, 532-533.

- Matias, C., Oliveira, R., Duarta, R., Bico, P., Mendonca, C., Nonu, L. Almeida,

A., Rabaca, C. & Afonso, S. (2008). The Manchester Triage System in Acute

Coronary Syndromes. Revista Portuguesa de Cardiologia, 27, 205-216.

- Mehdiratta, M., Woolfenden, A. R., Chapman, K. M., Johnston, D. C., Schulzer,

M., Beckman, J. & Teal, P. A. (2006). Reduction in IV t-Pa door to needle times

using an acute stroke triage pathway. The Canadian Journal of Neurological

sciences, 33, 214-216.

- Lau, A. Y., Soo, Y. O., Graham, C. A., Woo, W., Wong, E. H., Leung, H., Chan,

A. Y., Au, L. W., Ip, V. H., Leung, C. S., Hui, V., Shum, W., Abrigo, J., Siu, D.

Y., Yu, S. C., Wong, L. K. & Leung, T.W. (2010). An expedited stroke triage

pathway: the key to shortening door-to-needle time in delivery of thrombolysis.

Hong Kong Medicine Journal, 16, 455-462.

- Paiva, L., Providencia, R., Faustino, S., Barra, S., Botelho, A. & Leitao-Marques

A. M. (2012). Manchester triage in acute pulmonary embolism: can it unmask

the grand impersonator? Emergency Medicine Journal, 29, 1-6.

- Pinto, D., Lunet, N. & Azevedo, A. (2010). Sensitivity and specificity of the

Manchester Triage System for patients with acute coronary syndrome. Revista

Portuguesa de Cardiologia, 29, 961-987.

- Providencia, R., Gomes, P. L., Barra, S., Silva, J., Seva, L., Antunes, A., Pais, J.

R., Mota, P. & Leitao-Marques, A. (2011). Importance of Manchester Triage in

acute myocardial infarction: impact on prognosis. Emergency Medicine Journal,

28, 212-216.

- Sibon, I., Rouanet, F., Meissner, W. & Orgogozo, J. M. (2009). Use of the triage

stroke panel in a neurologic emergency service. American Journal of Emergency

Medicine, 27, 558-562.

Page 62: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

6

- Sung, S., Huang, Y., Ong, C. & Chen, W. (2012). Validity of a computerised

five-level emergency triage system for patients with acute ischaemic stroke.

Emergency Medicine Journal, 10, 1-5.

- Trigo, J., Gago, P., Mimoso, J., Santos, W., Marques, N. & Gomes, V. (2008).

In-hospital delay in ST-segment-evaluation myocardial infarction after

Manchester Triage. Revista Portuguesa de Cardiologia, 27, 1251-1259.

- Whelley-Wilson, C. M. & Newman, G. C. (2004). A stroke scale for emergency

triage. Journal of stroke and cerebrovascular diseases, 13, 247-253.

Page 63: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

7

Bijlage 4: Goedkeuring Ethisch Comité

Page 64: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

8

Page 65: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

9

Bijlage 5: Informatie– en toestemmingsformulier

Page 66: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

10

Page 67: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

11

Page 68: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

12

Page 69: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

13

Bijlage 6: Resultaat lineaire regressie wachttijden

Bijlage 6 toont het geometrisch gemiddelde met betrouwbaarheidsinterval van elke

wachttijd in de pre-experimentele en post-experimentele fase. Om de resultaten te

kunnen interpreteren werden de wachttijden omgezet in minuten door de bewerking

10^x. Het verschil tussen de wachttijd van de pre-experimentele en post-experimentele

fase wordt uitgedrukt in een geometrisch verschil met een geometrisch

betrouwbaarheidsinterval. Een percentage duidt hoe de wachttijd na implementatie van

het MTS korter of langer is.

Voorbeeld: de wachttijd tot verpleegkundig/triage verslag

In de pre-experimentele fase bedraagt het geometrisch gemiddelde 1.240, met een

betrouwbaarheidsinterval van 1.160 tot 1.321. In de post-experimentele fase bedraagt

het geometrisch gemiddelde 0.865, met een betrouwbaarheidsinterval van 0.775 tot

0.956. Het geometrisch verschil tussen beide fases bedraagt -0.375, met een

betrouwbaarheidsinterval van -0.496 tot -0.254. Omgezet in minuten vermindert de

wachttijd tot verpleegkundig/triage verslag na de implementatie van het MTS van 17.38

minuten tot 7.33 minuten, een reductie van 57.8% (p < 0.001). Na implementatie van

het MTS kan de wachttijd tot verpleegkundig/triage verslag met 68.1% tot 44.3%

sneller verlopen.

Page 70: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

14

7 = sneller en = trager; ** = p-waarde ≤ 0.05; * = p-waarde ≤ 0.10

Pre-experimentele fase Post-experimentele fase Verschil7

Geo.

gem.

Geo. BI In

min.

Geo.

gem.

Geo. BI In

min.

Geo.

gem.

Geo. BI In % BI in % P

Alle patiënten

0 tot verslag 1.240 1.160 - 1.321 17.38 0.865 0.775 - 0.956 7.33 -0.375 -0.496 - -0.254 57.8% 68.1% - 44.3% < 0.001**

0 tot labo 1.628 1.573 - 1,683 42.46 1.655 1,592 - 1,717 45.19 0.026 -0.057 - 0.110 6.2% 12.3% - 28.8% 0.53

0 tot CT 1.856 1.773 - 1.939 71.78 1.845 1.753 - 1.937 69.98 -0.011 -0.135 - 0.113 2.5% 26.7% - 29.1% 0.86

0 tot andere

bv.

2.081 1.800 - 2.362 120.50 2.275 1.981 - 2.569 188.36 0.194 -2,213 - 0,601 56.3% 39% - 300% 0.33

0 tot neuro 1.905 1.818 - 1.993 80.35 1.877 1.778 - 1.976 75.34 -0.029 -0.161 - 0.103 6.6% 31% - 26.8% 0.67

0 tot RX 1.869 1.737 - 2.000 73.96 1.900 1.760 -2.041 79.43 0.032 -0.161 - 0.224 7.6% 31% - 67.5% 0.74

0 tot

medicatie

1.938 1.812- 2.064 86.70 2.064 1.935 - 2.193 115.88 0.126 -0.055 - 0.306 33.7% 11.0% - 102% 0.17

0 tot

trombolyse

1.980 1.846 - 2.113 95.50 1.951 1.797 - 2.105 89.33 -0.029 -0.232 - 0.175 6.5% 41.4% - 49.6% 0.77

0 tot ontslag 2.398 2.295 - 2.501 250.03 2.576 2.456 - 2.696 376.70 0.178 0.020 - 0.336 50.7% 4.7% - 116.8% 0.03**

Enkel patiënten met intraveneuze trombolyse behandeling

0 tot verslag 1.271 0.971 - 1.572 18.66 0.796 0.448 - 1.143 6.25 -0.476 -0.935 - -0.016 66.6% 88.4% - 3.6% 0.04**

0 tot labo 1.524 1.338 - 1.709 33.41 1.377 1.162 - 1.591 23.82 -0.147 -0.431 - 0.137 28.7% 62.9% - 37.1% 0.28

0 tot CT 1.648 1.372 - 1.924 44.46 1.271 0.973 - 1.569 18.66 -0.377 -0.783 - 0.029 58.0% 83.1% - 7.0% 0.07*

0 tot neuro 1.819 1.559 - 2.079 65.92 1.645 1.345 - 1.946 44.16 -0.174 -0.571 - 0.224 30% 73.1% - 67.5% 0.36

0 tot RX 1.739 1.554 - 1.923 54.83 1.756 1.436 - 2.076 57.02 0.017 -0.352 - 0.386 4.0% 55.5% - 143% 0.86

0 tot

trombolyse

1.980 1.846 - 2.113 95.50 1.951 1.797 - 2.105 89.33 -0.029 -0.232 – 0.175 6.5% 41.4% - 49.6% 0.77

0 tot ontslag 2.271 1.860 - 2.682 186.64 2.778 2.333 - 3.222 599.70 0.507 -0.099 – 1.112 321% 20.4 - 1194% 0.09*

Page 71: De invloed van het Manchester Triage Systeem op het ...dibeeckm/2012_2013/Claeys, K..pdf · proces waar de verpleegkundige de klachten van de patiënt interpreteert en evalueert.

15