DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat...

86
DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT Exploratief onderzoek naar de gevolgen van de Brexit in België voor zowel particulieren als bedrijven Aantal woorden/ Word count: 25 056 TESSA NINCLAUS, HANNAH SANTENS, ROBIN ROSSEEUW, DRIES VANDERROOST EN STÉPHANIE PARENT Stamnummer/ student number: 01403391, 01303414, 01808585, 01402154 en 01300329 Promotor/ Supervisor: Prof. Johan Van Der Paal Co-promotor/ Co-supervisor: Prof. dr. - Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of: Master Bedrijfseconomie - Fiscaliteit Academiejaar/ Academic year: 2018 - 2019

Transcript of DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat...

Page 1: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT

Exploratief onderzoek naar de gevolgen van de Brexit in België voor zowel

particulieren als bedrijven

Aantal woorden/ Word count: 25 056

TESSA NINCLAUS, HANNAH SANTENS, ROBIN ROSSEEUW, DRIES VANDERROOST

EN STÉPHANIE PARENT

Stamnummer/ student number: 01403391, 01303414, 01808585, 01402154 en 01300329

Promotor/ Supervisor: Prof. Johan Van Der Paal

Co-promotor/ Co-supervisor: Prof. dr. -

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master’s Dissertation submitted to obtain the degree of:

Master Bedrijfseconomie - Fiscaliteit

Academiejaar/ Academic year: 2018 - 2019

Page 2: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

i

Academiejaar/ Academic year: 2018 – 2019

Vertrouwelijkheidsclausule/ CONFIDENTIALITY AGREEMENT

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd

worden, mits bronvermelding.

I declare that the content of this Master’s Dissertation may be consulted and/or reproduced, provided that

the source is referenced.

Naam student/name student: Ninclaus Tessa

Handtekening/signature:

Naam student/ name student: Parent Stéphanie

Handtekening/signature

Naam student/name student: Rosseeuw Robin

Handtekening/signature:

Naam student/name student: Santens Hannah

Handtekening/signature:

Naam student/ name student: Vanderroost Dries

Handtekening/signature

Page 3: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

ii

Abstract

Dit werk biedt een unieke blik op de fiscale gevolgen van de Brexit, namelijk het verlaten van het Verenigd

Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU). Niet alleen worden de directe gevolgen op fiscaal vlak

besproken, er wordt ook gekeken naar mogelijke toekomstige scenario’s en de implicaties op vlak van

vennootschapsbelasting, personenbelasting, sociale zekerheid, btw, douane en accijnzen in die scenario’s.

Naast dit theoretisch kader wordt er teruggekoppeld naar het terugtrekkingsakkoord van 14 november 2018

en nationale en Europese wetgevende initiatieven die de schok proberen op te vangen in het geval van een

harde Brexit. Tot slot geeft het seminariewerk bedrijven, en in mindere mate particulieren, concrete

aanbevelingen om de nakende Brexit goed te doorstaan. Er wordt ook gepeild naar de ervaring en

voorbereidingen van een logistiek bedrijf in Zeebrugge om het theoretisch kader te toetsen aan de praktijk.

Page 4: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

iii

Inhoudsopgave

Abstract ........................................................................................................................................................ ii

Inhoudsopgave ............................................................................................................................................ iii

Figuren ........................................................................................................................................................ vi

Tabellen ....................................................................................................................................................... vi

1. Introductie ............................................................................................................................................. 1

2. Situatieschets ......................................................................................................................................... 2

3. Modellen ................................................................................................................................................ 6

3.1. EU-lidmaatschap ........................................................................................................................... 6

3.2. Harde Modellen ............................................................................................................................. 7

3.2.1. Het WTO-model .................................................................................................................... 7

3.2.2. Het Zwitserlandmodel (EVA-model) .................................................................................... 8

3.3. Zachte modellen ............................................................................................................................ 9

3.3.1. Het Noorwegenmodel (EER-model) ..................................................................................... 9

3.3.2. Het Turkijemodel: douane-unie (ook microstaten San Marino, Andorra en Monaco hebben

gelijkaardig akkoord met de EU) ........................................................................................................ 10

3.3.3. Het Canada-model: CETA .................................................................................................. 10

3.3.4. Het terugtrekkingsakkoord .................................................................................................. 11

3.4. Samenvattend schema ................................................................................................................. 13

4. Impact per type belasting .................................................................................................................... 14

4.1. Vennootschapsbelasting .............................................................................................................. 14

4.1.1. Moeder-dochterrichtlijn ....................................................................................................... 14

4.1.2. Meerwaarden op aandelen ................................................................................................... 15

4.1.3. Intrest- en royaltyrichtlijn .................................................................................................... 16

4.1.4. Fusierichtlijn ........................................................................................................................ 16

4.1.5. Groepsbijdrage .................................................................................................................... 17

4.1.6. Fiscale verliezen .................................................................................................................. 18

4.1.7. Mandatory disclosure richtlijn en BEPS ............................................................................. 18

Page 5: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

iv

4.1.8. Richtlijnen in ontwikkeling ................................................................................................. 19

4.1.9. Taxatievoorwaarde .............................................................................................................. 20

4.1.10. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord (Europese Commissie, 2019) .................................... 20

4.2. Personenbelasting ........................................................................................................................ 20

4.3. Sociale zekerheid ......................................................................................................................... 23

4.3.1. Systeem pre-Brexit. ............................................................................................................. 23

4.3.2. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord? .................................................................................. 25

4.3.3. No-deal ................................................................................................................................ 26

4.4. BTW ............................................................................................................................................ 30

4.4.1. Algemeen............................................................................................................................. 30

4.4.2. Verkoop van goederen aan het VK (B2B)........................................................................... 31

4.4.3. Aankoop goederen uit het VK (B2B) .................................................................................. 32

4.4.4. Verkoop goederen aan het VK (B2C) ................................................................................. 34

4.4.5. Aankoop goederen uit het VK (B2C) .................................................................................. 34

4.4.6. E-commerce ......................................................................................................................... 34

4.4.7. Driehoeksverkeer ................................................................................................................. 36

4.4.8. Consignatieverkopen of call-off stock ................................................................................. 38

4.4.9. Praktische veranderingen: identificatie, formaliteiten, teruggaaf, ... ................................... 40

4.4.10. B2B-diensten ....................................................................................................................... 42

4.4.11. B2C-diensten ....................................................................................................................... 43

4.4.12. Mogelijkheid: Speciaal btw-statuut ..................................................................................... 45

4.4.13. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord? (Europese Commissie, 2019)................................... 45

4.5. Douane en accijnzen .................................................................................................................... 45

4.5.1. Douanecontroles en formaliteiten ........................................................................................ 45

4.5.2. Wat met bestaande douanevergunning na de Brexit? .......................................................... 52

4.5.3. Common Transit Convention (CTC) procedure .................................................................. 52

4.5.4. Wat met de Binding tariff Information (BTI) decisions? .................................................... 53

5. Case: ECS ............................................................................................................................................ 54

Page 6: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

v

5.1. Omschrijving ECS ....................................................................................................................... 54

5.2. Praktische gevolgen Brexit .......................................................................................................... 55

5.3. Terugkoppeling naar de theorie ................................................................................................... 56

5.4. Bedreigingen en opportuniteiten ................................................................................................. 56

6. Aanbevelingen voor bedrijven en particulieren .................................................................................. 58

7. Conclusie ............................................................................................................................................. 59

Appendix .................................................................................................................................................... vii

Lijst van geraadpleegde werken ............................................................................................................. vii

Bijlagen ................................................................................................................................................. xxi

Bijlage 1: Terminologielijst ............................................................................................................... xxi

Bijlage 2: Beslissingsboom internationale sociale zekerheid. ........................................................... xxv

Bijlage 3: Vragen interview met S. Bostyn van ECS ...................................................................... xxvi

Page 7: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

vi

Figuren

Figuur 1: Brexit Sensitivity Index 2016 (Standard & Poor’s Financial Services LLC, 2016). ..................... 4

Figuur 2: Brexit Sensitivity Index 2019 (Standard & Poor’s Financial Services LLC, 2019). ..................... 5

Figuur 3: Categorieën van de Belgische niet-inwoners. .............................................................................. 22

Figuur 4: Enkele concrete gevolgen betrekking op die verschillende categorieën tussen de Belgische niet-

inwoners. ..................................................................................................................................................... 22

Figuur 5: Vereenvoudiging van het driehoeksverkeer ................................................................................ 37

Figuur 6: Derthoo, P. (18 april 2018). Persoonlijke communicatie: Application of art 15 en 16 OECD MTC

& International Social Security. ................................................................................................................ xxv

Tabellen

Tabel 1: Vergelijkende tabel tussen alle modellen. ..................................................................................... 13

Page 8: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

1

1. Introductie

Zonder in te gaan op de oorzaken van de Brexit willen wij kijken wat de fiscale gevolgen kunnen zijn

wanneer een lidstaat, in dit geval een belangrijke handelspartner voor België, uit de EU stapt. We bespreken

de gevolgen op vlak van personenbelasting, vennootschapsbelasting, sociale zekerheid, btw, douane en

accijnzen.

Men spreekt van een harde of een zachte Brexit: verlaat het VK de Unie zonder deal of met een deal? Welke

fiscale implicaties brengt dit met zich mee? In een iets verdere toekomst kunnen verschillende modellen de

relatie tussen de EU en het VK vatten, waaruit wij de belangrijkste uit de literatuur bespreken (Emerson,

2017): het WTO1-model, het Noorwegenmodel (EER2), het Turkijemodel (douane-unie3), het

Zwitserlandmodel en het CETA-model (vrijhandelsakkoord). Opnieuw rijst de vraag welke fiscale

implicaties dit met zich meebrengt. Dit maakt ons seminariewerk interessant aangezien we zowel de

onmiddellijke gevolgen van de Brexit bekijken alsook de mogelijkheden in de toekomst, post-Brexit dus.

Voor het VK zal er weliswaar een specifiek akkoord moeten uitgestippeld worden, gezien de noden en

wensen van het VK in mindere mate overeenkomen met de specifieke landen in deze modellen. De

uitsplitsing is echter relevant in deze paper aangezien wij trachten te achterhalen wat de specifieke rechten

en plichten zullen zijn onder verschillende situaties aan de hand van eerder gesloten akkoorden met niet-

EU-lidstaten.

Ons seminariewerk is als volgt opgebouwd. We beginnen met een situatieschets rond de Brexit en de

(economische) impact ervan op België en de EU. Vervolgens bespreken we kort de modellen die de

toekomstige relatie tussen het VK en de EU kunnen voorstellen. Daarna volgt het grootste deel, namelijk

de impact op de verschillende fiscale domeinen bij een harde of zachte Brexit. Hierin gaan we in op de

aspecten die in het huidige klimaat het meest relevant blijken4. Waar het mogelijk is, linken we al bepaalde

fiscale implicaties aan de theoretische modellen vanwege het belang in de toekomst, want of er nu een harde

of zachte Brexit komt, er zal hoe dan ook een nieuwe vorm van werken komen tussen de EU en het VK.

Na dit deel komt de kwalitatieve case rond het logistiek bedrijf ECS. Vervolgens schrijven we een kort

advies neer voor bedrijven en particulieren. Tot slot maken we nog enkele bedenkingen in onze conclusie.

We willen in deze inleiding ook onze promotor Johan Van Der Paal en zijn collega Jan Vrijsen van Deloitte

bedanken voor de richtlijnen die ze ons gaven en de begeleiding gedurende dit semester.

1 Zie Bijlage 1: Terminologielijst 2 Zie Bijlage 1: Terminologielijst 3 Zie Bijlage 1: Terminologielijst 4 De ontwikkelingen werden opgevolgd tot midden april 2019 voor dit seminariewerk.

Page 9: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

2

2. Situatieschets

Donderdag 23 juni 2016 vond het referendum plaats dat de komende jaren een grote impact zal hebben op

heel de EU: het VK wil de Europese Unie verlaten. Met een opkomst van rond de 70% won het ‘leave’

kamp met 51,9%. Voor de tweede keer in haar bestaan wil een land de EU verlaten, al zal de exit van het

VK een grotere impact hebben dan die van Groenland, een deel van het Deens grondgebied (zie kader).

Het VK is eigenlijk niet het eerste land dat de EU verlaat. Zonder zich af te splitsen van Denemarken,

waartoe het behoort, heeft Groenland de Unie verlaten. Denemarken is wél lid van de EU. Een lidstaat

kan dus een of meer van zijn gebieden toestaan geen lid te zijn. Integratie was moeilijk voor Groenland

vanwege de quota met betrekking tot visserij, hun grootste economische activiteit. Hier wilden ze geen

controle over afstaan aan een supranationaal orgaan. Toch wilde de EU een goede handelsrelatie

verzekeren met Groenland, dit gebeurde door hen lid te maken van het partnerschap ‘Overseas Countries

and Territories’ (OCT) (Jorens & Strban, 2017).

Groenland wordt beschouwd als een EU OCT, dit is niet hetzelfde als de ‘OR’ (the outermost regions)

gebieden. OCT’s zijn gebieden die afhangen van een land (dit kan dus onder andere. Een EU-lidstaat

zijn) maar die geen deel uitmaken van de interne markt5 en bijgevolg moeten voldoen aan de

verplichtingen die aan derde landen worden opgelegd. Er zijn 25 OCT’s die verbonden zijn met

een EU-lidstaat (Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) (Europese Commissie,

2019).

OR gebieden vormen daarentegen wel een onderdeel van de EU. Ze moeten bijgevolg ook voldoen aan

het geldende Unierecht. Echter, doordat deze ultraperifere gebieden zo afgelegen zijn, ervaren deze

hogere productkosten, wat bijgevolg hun concurrentiepositie aantast ten opzichte van de EU-lidstaten op

het vaste land. Dankzij artikel 349 van het Verdrag van Lissabon wordt er rekening gehouden met het

specifieke karakter van ultraperifere regio's. Zo is er het bekende voorbeeld van de Canarische eilanden.

Dit gebied behoort wel tot de douane-unie maar wordt door artikel 6 van de btw-richtlijn6 uitgesloten

(Europees Parlement, 2019).

Dit jaar op 29 maart 2019 was het normaal gezien zover, twee jaar na het activeren van artikel 50 van het

Verdrag betreffende de Europese Unie zou het VK klaar moeten zijn voor de scheiding (Hunt & Wheeler,

2019). Dat laatste was echter niet het geval. Afgelopen twee jaar heerste er ongerustheid in politieke en

economische kringen: zou of zal er een tweede referendum komen, krijgen we een zachte Brexit of erger:

een no deal? Ondertussen ligt er een ‘terugtrekkingsakkoord’ op tafel dat echter nog niet goedgekeurd is

5 Zie Bijlage 1: Terminologielijst 6 (Richtlijn): Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 10: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

3

door het Britse, en dus ook niet door het Europese, Parlement. Het breekpunt blijkt de zogenaamde Ierse

backstop (of noodoplossing) te zijn. Zowel de EU als de Ierse Republiek willen niet dat er weer een harde

grens komt tussen de Ierse Republiek en Noord-Ierland (deel van het VK). Om dit te voorkomen zou Noord-

Ierland bij de douane-unie moeten blijven, ook na de transitieperiode, als er geen andere oplossing komt en

dat willen de harde Brexiteers niet (Van Humbeeck, 2019).

Op 12 maart werd het ‘nieuwe’ akkoord opnieuw afgeschoten in het Britse Parlement, de vrees blijft dat

het VK permanent gevangen zal blijven in de douane-unie, ook al gaf de EU-garanties dat de backstop

tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en

in de interne markt) in afwachting van een nieuw handelsakkoord met de EU, zodat er geen controles aan

de Noord-Ierse grens moeten gebeuren. Dit belet het VK natuurlijk om handelsakkoorden met derde landen

te sluiten (FOD Economie, 2019; Minten, 2019). Niet veel later, nadat de deal een derde keer was

weggestemd, net als alle andere mogelijke scenario’s, werd de nieuwe datum 12 april. Dan zou het VK

eruit vliegen zonder deal, tenzij de Britten Europese verkiezingen organiseren, uitstel verkrijgen en zo meer

tijd hebben om met een betere deal te komen (Cooper & Mctague, 2019).

Op de Europese top van 10 april beslisten de Europese leiders om nog zeven maanden uitstel te verlenen,

tot 31 oktober 2019 dus, zodat er geen nieuwe Britse Europese commissaris hoeft te komen. De extra tijd

dient enkel om de deal door het Britse parlement te krijgen en niet om opnieuw te beginnen onderhandelen

(van Haver, 2019). Slaagt men er niet in om een compromis te vinden en de deal te laten goedkeuren, dan

treden de douanerechten en formaliteiten in werking ten laatste de dag na 31 oktober 2019 (een no-deal

scenario). Als het wel goedgekeurd wordt, dan zou heel veel hetzelfde blijven tot eind 2020, pas op 1 januari

2021 zouden dan de douaneformaliteiten starten (een harde Brexit waarbij het VK ook uit de douane-unie

stapt en officieel een ‘derde land’ wordt). In het terugtrekkingsakkoord werd ook de mogelijkheid voorzien

om deze transitieperiode eenmalig te verlengen met één of twee jaar, dit moet dan beslist worden voor 1

juli 2020 en beide partijen moeten akkoord zijn (Flanders Investment and Trade, 2019).

De economische impact van de Brexit op EU-landen

Brexit Sensitivity Index 2016:

De Brexit zal zowel in het VK als in de EU gevoeld worden. Duidelijkheid over wie er in de toekomst het

meeste zal verliezen is momenteel nog niet met zekerheid te zeggen. Standard & Poor’s (S&P) heeft in

2016 een onderzoek uitgevoerd waarin 20 landen staan opgelijst die volgens hun berekeningen het meeste

getroffen zullen worden door de Brexit. Hun Brexit Sensitivity Index (BSI) meet de goederen- en

dienstenexport naar het VK in vergelijking met het BBP van die welbepaalde economieën, de

migratiestromen, de financiële sector en de ‘foreign direct investments’ (FDI’s) vanuit die landen in het

VK. Belangrijk is vooral om de materiële economische impact op een land te bekijken. De eerste plaats

gaat niet verrassend naar Ierland, aangezien het land zowel de grens alsook een geschiedenis deelt met het

VK. Hierdoor zijn de handelsbanden tussen beide landen sterk en omvangrijk. Met een sensitiviteit van 3.5,

Page 11: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

4

komt Ierland viermaal hoger uit dan de mediaan van 0.8 in de BSI. De sensitiviteit van Malta, Luxemburg

en Zwitserland is voornamelijk te verklaren door de grote invloed van de financiële sector en de vorderingen

die deze landen hebben op Britse financiële instellingen. Dit effect is eerder fiscaal te verklaren dan

economisch. Cyprus is dan weer te verklaren door de historische band die het eiland met het VK heeft. Veel

gepensioneerde Britten zoeken hun toevlucht in Cyprus en daarnaast is de expat van Cyprioten die werken

in het VK omvangrijk. Hoewel België zich op de zesde plaats in de BSI-index bevindt, zal de materiële

economische impact van de Brexit waarschijnlijk het grootst zijn in dit land en Nederland. De grote

openheid van de Belgische economie verklaart waarom de BSI-score voor België (en Nederland) zo hoog

is (1.6). Uit de cijfers die S&P meedeelt, blijkt dat 6,8% van het BBP van België te danken is aan de export

richting het VK. Ook de FDI’s vanuit België richting het VK zijn opvallend. Het percentage FDI versus het

BBP behoort voor België zelfs tot een van de hoogste in de EU. De financiële factor voor België (en

Nederland) is aanmerkelijk kleiner dan haar FDI of export factor (materiële impact). Hierdoor zou er

kunnen gesteld worden dat de impact van de Brexit destructiever is voor België dan voor Malta, Luxemburg

of Zwitserland, dewelke voornamelijk worden getroffen op de financiële factor (niet-materiële impact). Dit

laatste type impact is vooral aanzienlijk op papier. Volgens S&P worden België en Nederland veel sterker

blootgesteld aan de impact van de Brexit dan andere open economieën binnen de EU zoals Duitsland of

Frankrijk (Standard & Poor’s Financial Services LLC, 2016).

Figuur 1: Brexit Sensitivity Index 2016 (Standard & Poor’s Financial Services LLC, 2016).

Page 12: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

5

Brexit Sensitivity Index 2019:

Naar aanleiding van het verstrijken van de oorspronkelijke ‘Brexit deadline’ van 29 maart 2019 heeft S&P

hun BSI-index een update gegeven. Ierland neemt nog steeds de leiding in deze index, echter minder sterk

dan in 2016. Doordat Ierland de voorbije drie jaar heeft getracht om de Britse invloed op hun banksysteem

te verkleinen bedraagt hun BSI-score ‘slechts’ 2.9 in vergelijking met de 3.5 score in 2016. De mediaan is

ook gedaald naar 0.7 waardoor Ierland net zoals in 2016 nog steeds viermaal hoger scoort dan de mediaan.

Luxemburg is van de derde naar de tweede plaast opgeschoven, echter zijn de verklaringen voor hun hoge

BSI-score nog steeds dezelfde. Hun BSI-score wordt hoofdzakelijk gedomineerd door de impact van hun

financiële sector, wat voornamelijk fiscale redenen betreft. Hierdoor is de impact van de Brexit op

Luxemburg eerder een impact op papier dan een werkelijk economische impact. De eerste verrassing van

de 2019 BSI-index bevindt zich op de derde plaats. In 2016 bevond Nederland zich nog op de zevende

plaats, nu vervult het land de derde plaats. Dit is te verklaren doordat Nederland zich de voorbije drie jaar

meer heeft verbonden met het VK. Ten eerste is de export van goederen en diensten toegenomen van 6,7%

naar 7,3% van het BBP. Hiermee wordt de materiële impact van de Brexit op Nederland groter. Ten tweede

zijn ook de FDI’s richting het VK toegenomen en tot slot zijn de financiële vorderingen op de Britse banken

toegenomen tot 24% van het BBP (11,5% in 2016). Voornamelijk dit laatste punt is opmerkelijk aangezien

landen als België, Duitsland, Ierland, Zwitserland en Malta net een afbouw hebben ingezet. Wat België

betreft zien we een omgekeerde beweging dan in Nederland. België schuift met een BSI-score van 1.3 op

van de zesde naar de achtste plaats. Echter wil dit niet zeggen dat de materiële economische impact voor

België daarom ook is afgenomen. De daling is voornamelijk te verklaren doordat Belgische financiële

instellingen hun blootstelling aan de Britse instellingen hebben doen afnemen de voorbije drie jaar.

Daarnaast zijn de Belgische FDI’s richting het VK afgenomen. Echter zien we net zoals in Nederland een

toename van de export richting het VK, 7,2% van het BBP tegenover 6,8% in 2016. Dit maakt duidelijk

dat de materële economische impact voor België niet is gedaald. S&P bevestigt dat België met zijn open

economie nog steeds zeer gevoelig blijft voor de economische impact van de Brexit (Standard & Poor’s

Financial Services LLC, 2019).

Figuur 2: Brexit Sensitivity Index 2019 (Standard &

Poor’s Financial Services LLC, 2019).

Page 13: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

6

3. Modellen

In dit hoofdstuk komen de verschillende modellen aan bod die kunnen toegepast worden voor de

toekomstige relatie tussen het VK en de EU of waaruit elementen kunnen genomen worden voor die relatie.

Deze zijn te onderscheiden van een harde of zachte Brexit aangezien deze maar tijdelijk zal zijn, hoe dan

ook moet er een nieuw kader komen voor de relatie. Ter verduidelijking: bij een zachte Brexit wordt het

terugtrekkingsakkoord in werking gesteld. Hierdoor blijft de EU-wetgeving van toepassing en wordt het

VK als een fictief lid beschouwd tot 31 december 2020, zonder evenwel nog vertegenwoordigd te zijn in

de EU-instellingen. Het VK blijft ook lid van de douane-unie en de interne markt met toepassing van de

vier vrijheden. Ze blijven gebonden aan de verplichtingen van internationale EU-akkoorden, derde landen

blijven in dezelfde mate toegang hebben tot het VK.

Toch valt er in de modellen ook een zekere hard- en zachtheid te zien. De ‘hardheid’ of ‘zachtheid’ wordt

hierbij gedefinieerd door de graad van toegang tot of aanvaarding van een aantal zaken met name de interne

markt, de douane-unie, financiële bijdragen aan het EU-budget, toepassing van EU-wetgeving en het vrije

verkeer van personen (Ntampoudi, 2017). Een hard model betekent dat de interne markt en de douane-unie

verlaten worden, er geen bijdragen meer worden geleverd aan het budget en het VK niet meer onderworpen

zal zijn aan EU-wetgeving en de vier vrijheden. Daar tegenover staan dan de zachte modellen waarin geen

afstand wordt gedaan van al deze elementen, maar er een soort van gedeeltelijk lidmaatschap en

gedeeltelijke aanvaarding is van bovenstaande elementen (Ntampoudi, 2017). Aangezien de hoofdthema’s

van de succesvolle ‘leave’-campagne soevereiniteit en immigratie waren, is de kans volgens Menon en

Fowler (2016) groter op een hard model, omdat deze twee thema’s niet te verzoenen zijn met het vrij verkeer

van personen en de onderwerping aan het EU-recht. Daarom beginnen we hier met de harde modellen, we

gaan met andere woorden van de meest negatieve naar de meest positieve scenario’s wat betreft de relatie

tussen de EU en het VK. Eerst zullen we even de huidige situatie toelichten.

3.1. EU-lidmaatschap

Het spreekt voor zich dat, als er zich geen Brexit zou voordoen, alles behouden blijft zoals voordien. Het

VK blijft lid van de EU. Daarom is er geen enkele impact op de bedrijfsvoering. De kans op ‘geen Brexit’

is zeer gering (KPMG, 2018).

Kenmerken van EU-lidmaatschap zijn: (Whyman & Petrescu, 2017; Europees Parlement, 2018; Eurostat,

2019):

• Invloed op EU-beleid (toegang tot EU-instituten)

• Toegang tot interne markt

Page 14: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

7

• Lid douane-unie7

• De vier vrijheden: vrij verkeer van personen/kapitaal/goederen/diensten

• Onderworpen aan EU-wetgeving en jurisdictie Europees Hof van Justitie

• Bijdragen aan EU-budget

3.2. Harde Modellen

Gezien de Brexit White Paper zowel een verdere deelname aan de interne markt (zie Zwitserland en de

EVA-staten8) als een douane-unie uitsluit (zie Turkije en de microstaten), heeft het VK de ambitie om een

relatief voordelig vrijhandelsakkoord te onderhandelen. Het beoogt de afschaffing van de douanetarieven

en quota tussen de deelnemende landen van een vrijhandelsakkoord. In tegenstelling tot Turkije en andere

landen in de douane-unie, zou het VK vrij blijven om hun eigen tarieven en handelsbeleid op te stellen ten

aanzien van producten die afkomstig zijn van buiten de vrijhandelszone9. Dit is iets wat binnen de EU

volledig aan de EU is om te bepalen (Van Elsuwege, 2017).

3.2.1. Het WTO-model

Wanneer de EU en het VK niets overeenkomen en er geen enkele overeenkomst wordt gesloten, valt de

handelsrelatie in principe onmiddellijk terug op de ‘basics’ van de wereldhandelsorganisatie. Onder het

onderwerp van de Brexit wordt dit scenario in de literatuur gezien als worstcasescenario. De World Trade

Organisation (WTO) is de enige globale internationale organisatie die als hoofddoel heeft de vrije handel

te vrijwaren tussen verschillende landen. Hoewel de WTO de lidstaten relatief vrijlaat, zijn er enkele

akkoorden en principes die een vlot, vrij, multilateraal handelssysteem verzekeren. Momenteel omvat de

WTO 164 landen, die samen 98% van de wereldhandel vertegenwoordigen en die minstens iedere twee jaar

samenkomen (WTO, z.j.). Wanneer een harde Brexit zou doorgaan, zou het VK opnieuw volledige controle

krijgen over haar grenzen, handelsakkoorden en haar recht. Er komt dan opnieuw een grens tussen het VK

en de EU, waarbij het VK wel nog steeds zal moeten voldoen aan de Europese productstandaarden, wil het

handel blijven voeren. Dit betekent ook dat het VK opnieuw samenwerkingsakkoorden moet sluiten met

verschillende landen, waarbij het VK met sommige landen reeds overeengekomen is dat men voorlopig

7 Daarop bestaan echter enkele uitzonderingen. Zo behoort ook Monaco, dat nochtans geen EU-lidstaat is, wel tot het

Douanegebied, net als enkele gebieden die onder het Verenigd Koninkrijk vallen (het eiland Man, Akrotiri en

Dhekelia), zie art. 7 btw-RL.

Andersom zijn er ook gebieden die, niettegenstaande zij wel tot de EU behoren, geen deel uitmaken van het

Douanegebied. Dat zijn o.a. Helgoland, Büsingen, Ceuta, Melilla, … (zie art. 6, 2. btw-RL).

Het is echter ook zo dat de Europese Unie ook bilaterale akkoorden m.b.t. de oprichting van een douane-unie met

derde landen heeft. Zo behoort Turkije ook tot een douane-unie (geen EU lid). Hetzelfde geldt voor Andorra en San

Marino.

8 Zie Bijlage 1: Terminologielijst 9 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 15: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

8

dezelfde akkoorden zal onderhouden binnen het WTO-model als de EU heeft. Bijvoorbeeld: tussen de EU

en de US bestaan er ongeveer een 20-tal handelsakkoorden die na de Brexit ook zouden gelden voor het

VK tot men zelf akkoorden overeengekomen is. Als het VK geen akkoorden kan sluiten, valt ze onder het

gelijkheidsbeginsel van de WTO. Dit betekent ook dat de EU geen nadelige positie voor het VK kan creëren

wanneer er sprake is van een harde Brexit. Toch kan het VK geen beroep doen op de TFA (Trade facilitation

agreement) gezien deze erop gericht is ontwikkelingslanden te helpen en niet bedoeld is voor landen als

het VK (BBC, 2019).

Er is wel een uitweg doordat het WTO-recht voorziet in de mogelijkheid om een interimakkoord te sluiten

voor de totstandkoming van een douane-unie of een vrijhandelszone. Deze is echter tijdelijk en verschuift

dus enkel het probleem van korte naar lange termijn (maximaal tien jaar). Er wordt echter wel geopperd

deze regelgeving te gebruiken om een overgangsregime mogelijk te maken, gezien het bijna onmogelijk

lijkt om in twee jaar na de eigenlijke uittreding de volledige onderhandelingen over post-Brexit-relaties tot

stand te brengen. Het interimakkoord zou de nodige flexibiliteit geven om een allesomvattend

handelsakkoord te sluiten voor de toekomst.

3.2.2. Het Zwitserlandmodel (EVA-model)

Als voorstander van de interne markt enerzijds, maar bezorgd over haar neutraliteit anderzijds, heeft

Zwitserland een speciale relatie met de EU verkregen. De relatie bestaat uit verschillende (meer dan 120)

sectorspecifieke bilaterale akkoorden, ontstaan na het referendum in 1992 waar de Zwitsers weigerden om

toe te treden tot de EER. Ze zijn wel lid van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en betalen bijdragen

aan het EU-budget, die echter kleiner zijn in vergelijking met Noorwegen omdat de toegang tot de interne

markt ook kleiner is (Whyman & Petrescu 2017). Er is geen algemene verplichting tot implementatie van

EU-recht, maar om handel mogelijk te maken zijn ze de facto verplicht bepaalde regelgeving om te zetten,

met name voor export naar en investeringen in de EU. De vier vrijheden zijn van toepassing (BBC, 2016;

Emerson, 2017). Een voordeel is dat het VK in een soortgelijk model haar eigen vrijhandelsakkoorden kan

sluiten, een eigen migratiebeleid is echter niet mogelijk vanwege de vier vrijheden die gerespecteerd moeten

worden (Whyman & Petrescu, 2017). Het vrij verkeer van personen is zo belangrijk dat de EU in het

akkoord van 1999 een ‘guillotineclausule’ ingevoegd heeft. Dat betekent dat alle akkoorden met elkaar

verbonden zijn. De opzegging of niet-verlenging van één van de overeenkomsten zorgt voor onmiddellijke

beëindiging van het gehele pakket van akkoorden (Van Elsuwege, 2017).

We betwijfelen of dit model realistisch is voor de toekomstige relatie tussen het VK en de EU. De EU wil

een allesomvattend akkoord en geen jarenlange (voortdurende) onderhandelingen over verschillende

sectoren, die selectiviteit en flexibiliteit gunnen ze het VK niet (Emerson, 2017). Bovendien heeft

Zwitserland geen volledige toegang tot de interne markt voor haar banksector en andere delen van de

dienstensector en laat die twee nu net 80% van de economie van het VK uitmaken (BBC, 2016).

Page 16: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

9

3.3. Zachte modellen

Hoe de zaken er nu voor staan ziet het er niet naar uit dat er een softe Brexit komt, aangezien het

terugtrekkingsakkoord maar niet door het Britse parlement geraakt. Toch is deze analyse relevant voor de

toekomstige relatie tussen het VK en de EU.

3.3.1. Het Noorwegenmodel (EER-model)

Eén van de zachtere vormen van de Brexit is het Noorwegenmodel, ook wel gekend als het EER-model,

opgericht in 1994. Het VK kan enkel toetreden tot de Europese Economische Ruimte (EER) mits unaniem

akkoord van alle EER-landen, bestaande uit de 28 EU-landen samen met Noorwegen, Liechtenstein en

IJsland (KPMG, 2018). Wat betekent het echter concreet als het VK zou toetreden tot dit model?

Het impliceert dat ze geen deel meer zouden uitmaken van de EU, maar wel van de EER. Met andere

woorden hebben ze volledig toegang tot de EU-markt, behalve voor landbouw en visserij (NBB, 2016). Ze

worden dus als EU-lidstaat behandeld voor wat betreft de EU-rechtsregels inzake de interne markt (Van

Elsuwege, 2017). Hierdoor zullen ze de verordeningen10 betreffende die interne markt moeten aanvaarden

en uitvoeren zonder dat zij daar enig besluit kunnen over nemen. Bijgevolg blijven ze onderworpen aan de

vier vrijheden. Ze kunnen geen onafhankelijk immigratiebeleid voeren en dat was net een grote

bekommernis van de Britten (NBB, 2016).

Verder zou het VK, als EER-land, niets meer te maken hebben met het Europees Hof van Justitie en het

buitenlands beleid van de EU (Colsen, De Boer & Thole, 2019). Echter hebben ze wel de vrijheid om eigen

importtarieven te bepalen en vrijhandelsakkoorden af te sluiten met andere landen buiten de EU aangezien

ze geen lid meer zouden zijn van de douane-unie (Passlack, 2016). Kortom, ze zouden het voordeel hebben

om niet meer gebonden te zijn aan het gemeenschappelijk tarief met als gevolg dat ze de bevoegdheid

verkrijgen om een eigen handelsbeleid uit te voeren ten aanzien van derden. Evenwel heeft ook deze

medaille een keerzijde (Goodwin, 2016 in Ntampoudi, 2017). Het feit dat het VK geen lid meer zou zijn

van de douane-unie, houdt in dat er kosten zullen zijn voor het inklaren van goederen. Voornamelijk op

vlak van administratie zou dit veel verlies aan tijd inhouden (NBB, 2016). Bovendien dienen ze ook mee

te betalen aan het EU-budget, deze contributiebijdrage zal wel lager zijn dan als men volwaardig lid zou

zijn (Schiffers, 2018).

Daarbovenop behelst het Noorwegenmodel dat het VK haar zitje zou verliezen in de Europese Raad, het

Europese Parlement en de Europese Commissie. Het gevolg hiervan is dat ze de EU-regels moeten

respecteren zonder dat ze er enige invloed kunnen op uitoefenen. Ze zullen minder noemenswaardige

inspraak hebben in het beslissingsproces, wat een groter verlies aan soevereiniteit betekent dan de situatie

10 Zie Bijlage 1: Terminologielijstricht

Page 17: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

10

waarin het VK zich nu bevindt (NBB, 2016). Voor de op twee na grootste economie in de EU en de op vier

na grootste economie in de wereld is dit een moeilijke positie om te aanvaarden. Als één van de grootste

economieën behouden ze graag hun stem in Europese- en wereldzaken (Passlack, 2016) zoals

werkgelegenheid, consumentenbescherming, milieu, mededinging en immigratie (KPMG, 2018). Omwille

van die nadelen ut supra benoemd, lijkt dit model voor het VK moeilijk aanvaardbaar (NBB, 2016).

3.3.2. Het Turkijemodel: douane-unie (ook microstaten San Marino, Andorra en Monaco

hebben gelijkaardig akkoord met de EU)

In het kader van een douane-unie wordt alleszins de vrije handel behouden, met andere woorden het vrije

verkeer van goederen. Dit houdt in dat het VK het gemeenschappelijke externe tarief en de

importvoorwaarden van de EU moet respecteren, zoals deze voorkomen in de vrijhandelsakkoorden of

preferentiële handelsovereenkomsten. Goederen, behalve sommige landbouwproducten, kolen en staal,

kunnen dan vrij de grens EU-VK overschrijden zonder douanecontrole of administratief kostelijke

procedures zoals de monitoring van ‘regels van oorsprong’. De douane-unie is echter in zekere zin niet

wederzijds. Wanneer de EU een vrijhandelsakkoord sluit met een derde land, zou het VK dit moeten

respecteren. Dat betekent echter niet dat het VK automatisch toegang krijgt tot dat derde land, daarvoor

zouden ze nog bilateraal een akkoord moeten sluiten met dat derde land (Emerson, 2017). De drie andere

pijlers van het EU-lidmaatschap, vrij verkeer van diensten, personen en kapitaal komen dan te vervallen.

Onder een douane-unie zou dus de dienstensector en in het bijzonder de financiële sector van de EU

afgesloten worden van de Britse economie. Om dit in orde te krijgen zouden nog extra afzonderlijke

akkoorden gesloten moeten worden.

De vraag is of het VK wel het gemeenschappelijke douanetarief van de EU wil respecteren. In de praktijk

zijn er weinig derde landen die toetreden tot een douane-unie met de EU. Voorlopig zijn dat enkel San

Marino, Monaco en Turkije. Van deze eerste twee is de situatie wel begrijpelijk, voornamelijk uit

economische, praktische en geografische overwegingen. Turkije is toegetreden tot een douane-unie met de

EU als ‘opstap’ naar volwaardig een EU-lidmaatschap. De vraag of dit ook voor het VK zou werken is dus

legitiem.

Lidmaatschap van een douane-unie met de EU zou wel inhouden dat het VK een eigen migratiebeleid kan

voeren en zich niet hoeft te schikken naar het Europese standpunt, dat een van de ‘kritieke punten’ van de

Brexit-kwestie is. Bepaalde EU-regelgeving zoals de concurrentie- en staatshulpvoorschriften zouden ook

van toepassing blijven op de EU-VK-relatie (Ravinger, 2018).

3.3.3. Het Canada-model: CETA

Het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) is gelijkaardig aan de akkoorden met Zuid-

Korea, Singapore, Colombia en Peru. De vrijhandelsakkoorden met de hiervoor genoemde landen zijn

ontstaan in het kader van de ‘Global Europe Strategy’ van de Europese Commissie in 2006. De akkoorden

Page 18: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

11

behandelen het wegwerken van zowel tarifaire als niet-tarifaire handelsbelemmeringen door regelgevende

convergentie (in technische standaarden, intellectuele eigendomsrechten, diensten, investeringen,

overheidsopdrachten en concurrentie). Ze gaan dus verder dan klassieke akkoorden in de zin dat de

klassieke zich vooral richten op het afschaffen van douanetarieven.

Het vrijhandelsakkoord met Canada is een diepgaand vrijhandelsakkoord behalve op vlak van diensten. Zo

voorziet het CETA-model niet in vrij verkeer voor financiële diensten aangezien dit voorbehouden is aan

ondernemingen die in de EER geregistreerd staan. Daarnaast is er ook geen vrij verkeer van personen en

kapitaal (Jorens & Strban, 2017). Er bestaan dus nog steeds afzonderlijke externe tarieven, maar intern zijn

zo goed als alle tarieven afgeschaft voor goederen en diensten, wat vrij verkeer impliceert (Emerson, 2016).

Doordat dit model de soevereiniteit van dergelijke derde landen weet te behouden vormt dit model een

goede startbasis voor de Brexit-onderhandelingen. In de Brexit White Paper wordt bijgevolg ook expliciet

verwezen naar dit model met Canada. Londen wordt gedomineerd door de financiële sector, waardoor de

beperking op het vrij verkeer van financiële diensten een groot struikelblok is. Veel internationale bedrijven

bedienen door middel van het ‘Europees paspoort voor financiële diensten’ vanuit Londen de gehele

Europese markt. Dit zou impliceren dat deze ondernemingen onder het CETA-akkoord telkens een licentie

moeten aanvragen in de andere lidstaten wanneer men financiële diensten naar die EU-lidstaten wil

verrichten (Van Elsuwege, 2017). Daarbij wil het VK onafhankelijk worden van het HvJ-EU, iets wat onder

het CETA-model moeilijk is.

3.3.4. Het terugtrekkingsakkoord

Het terugtrekkingsakkoord heeft betrekking op de transitieperiode waarin het VK zich zal proberen ‘los te

maken’ van de EU. Deze periode geeft aan overheden, administraties, bedrijven en mensen de tijd om zich

aan te passen. Als er geen verlenging wordt aangevraagd (wat moet gebeuren vóór 1 juli 2020) zal deze

periode aflopen op 31 december 2020. Gebaseerd op dit terugtrekkingsakkoord tussen het VK en de EU

kan er ook een ‘model’ worden geconstrueerd. Om te beginnen zal de EU het VK tijdens deze periode nog

steeds behandelen als een lidstaat van de EU. Dit wil onder ander zeggen dat de Europese wetgeving zal

blijven gelden binnen het VK. Daarentegen zal het VK geen toegang meer hebben tot de EU-instituties,

organen en agentschappen. Ook zullen de mandaten van hun (lees: Britse) leden in deze EU-instellingen

niet langer meer gelden. In deze transitieperiode zal het VK nog steeds deel uitmaken van de eenheidsmarkt,

alsook van de douane-unie. Bijgevolg houdt dit in dat de vier Europese vrijheden in die periode blijven

bestaan evenals de Europese beleidsdocumenten met betrekking tot de interne markt en de douane-unie.

Bovendien zal het VK ook gebonden blijven aan alle verplichtingen die voortvloeien uit alle internationale

akkoorden die de EU heeft gesloten. Dit wil zeggen dat derde landen, op het gebied van handel, dezelfde

toegang behouden tot het VK dan tevoren. Indien het VK in tussentijd nieuwe akkoorden zou sluiten kunnen

deze zonder de toestemming van de EU niet worden toegepast op de gebieden die onder de exclusieve

bevoegdheid van de EU vallen. Voor 2019 en 2020 zal het VK blijven bijdragen aan het EU-budget. Het

Page 19: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

12

bedrag van hun bijdrage voor die jaren zal berekend worden alsof ze de jaren erna nog steeds lid zouden

zijn van de EU. Als er een verlenging van de transitieperiode wordt aangevraagd en goedgekeurd dan zal

het VK uiteraard voor die periode ook een bijdrage moeten leveren. Deze zal dan bepaald worden door het

‘Joint Committee’. Bepalingen met betrekking tot specifieke belastingen en het terugtrekkingsakkoord

worden verder in dit werk behandeld.

Page 20: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

13

3.4. Samenvattend schema

EU-lid Terugtrekkings-

akkoord

Noorwegen Zwitserland Canada WTO Turkije

Interne

markttoegang

Ja Ja Ja Ja Gedeeltelijk Nee Nee

Vrij verkeer

personen

Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee

Vrij om

handels-

akkoorden te

sluiten

Nee Beperkt Ja Ja Ja Ja Beperkt11

EU-

regelgeving

naleven

Ja Ja Ja Ja, met

opt-outs

Mogelijk Nee Gedeeltelijk

EU-

regelgeving

beïnvloeden

Ja Nee Beperkt Nee Nee Nee Nee

Bijdragen

aan budget

Ja Ja Ja Ja Nee Nee Nee

Tabel 1: Vergelijkende tabel tussen alle modellen.

11 gebonden door gemeenschappelijke externe tarieven van de EU

Page 21: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

14

4. Impact per type belasting

4.1. Vennootschapsbelasting

De gevolgen van een harde Brexit zullen in het geval van de directe belastingen voornamelijk merkbaar

zijn voor de belastingen die worden geregeld door middel van EU-richtlijnen die tot doel hebben om

dubbele belasting te vermijden. Dit wil daarom niet zeggen dat er meteen sprake zal zijn van dubbele

belasting. De meeste van die richtlijnen zijn intussen omgezet in interne wetgeving, dat is trouwens een

inherent kenmerk aan een EU-richtlijn, zodat ze in principe toch nog van kracht blijven zolang die interne

wetgeving niet aangepast wordt. Daarnaast blijft het dubbelbelastingverdrag tussen België en het VK ook

van kracht, waardoor de impact op directe belastingen, zoals de vennootschapsbelasting, relatief klein blijft.

Immers, wanneer een richtlijn of verordening geen uitwerking meer vindt ten aanzien van het VK, blijven

de dubbelbelastingverdragen er als ‘terugvalsysteem’.

4.1.1. Moeder-dochterrichtlijn

Een voorbeeld van zo’n EU-richtlijn is de Moeder-dochterrichtlijn, die vereist dat dividenden tussen twee

EU-vennootschappen vrijgesteld zijn van bronheffing (zoals we in België de roerende voorheffing kennen)

wanneer de deelneming ten minste 10% bedraagt en minstens een volledig jaar aangehouden werd of zal

worden aangehouden (i.e. de voorwaarden voor DBI-aftrek in de vennootschapsbelasting, gebaseerd op de

Moeder-dochterrichtlijn). Wanneer een Britse moedervennootschap een Belgische dochtervennootschap

heeft, zal er in België sowieso geen bronheffing ingehouden worden. Dit is mogelijk omdat België een

vrijstelling van roerende voorheffing heeft ingevoerd voor dividenden uitgekeerd aan

moedervennootschappen die gevestigd zijn in landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft

gesloten12.

Paragraaf 5 van dat artikel vereist wel dat die overeenkomst voorziet in een clausule omtrent de uitwisseling

van inlichtingen tussen beide landen. Deze clausule is terug te vinden in artikel 26 van het

dubbelbelastingverdrag tussen België en het VK en daar brengt een Brexit in principe geen verandering in.

Met andere woorden geldt de vrijstelling niet enkel voor moedervennootschappen in EU-lidstaten (De

Haen, 2019). In het andere geval, waarin een Britse dochtervennootschap een dividend uitkeert aan een

Belgische moeder, zal er ook geen bronheffing van toepassing zijn. In eerste instantie omdat het VK geen

bronheffing op dividenden heft. Stel dat het VK deze toch zou invoeren na de Brexit, dan voorziet het

dubbelbelastingverdrag tussen België en het VK via artikel 10 nog altijd in een vrijstelling. Enkel een Britse

dochter van een Belgische moeder die op dat moment nog geen één jaar een 10%-deelneming heeft, zou

12 Art. 106, §5 KB/WIB92

Page 22: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

15

dan Britse bronheffing verschuldigd zijn. Dus men kan stellen dat wat de vrijstelling van bronheffing op

dividenden betreft, de Europese Moeder-dochterrichtlijn niet echt noodzakelijk is.

Ondanks het feit dat er is voorzien in een vrijstelling van de bronheffing, ontleend aan het

dubbelbelastingverdrag, is er nog steeds ruimte voor de ontvangende lidstaat om het dividend alsnog te

belasten. Gelukkig voorziet de wetgeving13 in een DBI-aftrek, ontleend aan de Moeder-dochterrichtlijn.

Mits voldaan is aan de DBI-voorwaarden (taxatie-, participatie- en permanentievoorwaarde) mag de

ontvangende vennootschap namelijk een bedrag gelijk aan 100% van het dividend in mindering brengen

van haar belastbare winst. Dividenden die een Belgische moedervennootschap ontvangt van haar (Britse)

dochter zullen ook blijven genieten van die DBI-aftrek. In beginsel geldt de DBI-aftrek immers voor alle

ontvangen dividenden die aan de voorwaarden voldoen14. EU-lidmaatschap is geen voorwaarde hiervoor.

Echter, in het geval het VK na de Brexit geen deel zou uitmaken van de EER, dan zal de laatste alinea van

paragraaf 2 van artikel 205 WIB92 niet langer gelden. Het artikel bepaalt in de eerste plaats dat er geen

DBI-aftrek kan worden toegepast op een aantal specifieke elementen zoals bijvoorbeeld niet-aftrekbare

giften, geldboeten, kosten in verband met minderwaarden op voertuigen, restaurantkosten… ook wel

‘slechte verworpen uitgaven’ genoemd15. Echter voorziet de laatste alinea dat deze beperking niet van

toepassing is op inkomsten verleend of toegekend door een vennootschap gevestigd in de EER. Het is

namelijk door die regel dat de DBI-aftrek voor dividenden van een Britse dochter niet meer zal mogen

toegerekend worden op de ‘slechte verworpen uitgaven’ (Wouters & Van Den Berghe, 2019).

Gelukkig mag het gedeelte waarop de bovenvermelde beperkingen gelden, wel worden gekwalificeerd als

overdraagbare DBI-aftrek. Hierdoor zal er op het einde van de rit geen DBI-aftrek verloren zijn gegaan, in

de veronderstelling dat de vennootschap in de toekomst nog genoeg belastbare winsten zal maken om de

overgedragen DBI-aftrek te kunnen benutten. Er zal dus in principe enkel sprake zijn van een tijdelijk

verschil. Dit scenario is mogelijk wanneer er beslist wordt voor een model gelijkaardig aan het WTO, het

Zwitserland en het Turkijemodel. In dat geval zal het VK namelijk geen deel meer zijn van de EER. Stel

dat het VK kiest voor een model waarmee ze wél in de EER blijft (zoals het Noorwegenmodel) dan kan ze

kiezen om de moeder-dochter richtlijn te blijven toepassen zoals nu het geval is (Kavelaars, 2018).

4.1.2. Meerwaarden op aandelen

Bij de omzetting van de bovenstaande moeder-dochter richtlijn werd ook de vrijstelling van meerwaarden

op aandelen geïmplementeerd in het Belgische recht. Hierdoor zal een vennootschap dus ook na de Brexit

de meerwaarden op aandelen van een Britse vennootschap kunnen vrijstellen van Belgische

13 Art. 202 WIB92

14 Art. 202 WIB92

15 Art. 205, §2 WIB92

Page 23: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

16

vennootschapsbelasting volgens artikel 192 WIB92. Dit artikel verwijst immers naar artikels 202 en 203

WIB92, die in beginsel geldig zijn voor alle meerwaarden op aandelen. Uiteraard moet men wel nog steeds

voldoen aan de permanentie-, participatie- en taxatievoorwaarde (Wouters & Van Den Berghe, 2019). Op

de taxatievoorwaarde wordt hieronder verder ingegaan. Artikel 205, §2 WIB92 heeft bovendien geen effect

op de vrijstelling van meerwaarden op aandelen. Die beperking heeft namelijk enkel uitwerking op artikel

202 en 203 WIB92, die de DBI-aftrek regelen. Ongeacht welk model er gekozen zal worden na de Brexit,

de vrijstelling voor meerwaarden op aandelen zal dus blijven bestaan zoals tevoren.

4.1.3. Intrest- en royaltyrichtlijn

Dankzij deze EU-richtlijn kan er een vrijstelling worden verleend op de uitgaande interesten en royalty’s.

Het VK heft namelijk dergelijke bronbelasting op uitgaande interesten en royalty’s. EU-vennootschappen

die tenminste 25% van het kapitaal bezitten van de debiteur kunnen zich beroepen op de vrijstelling uit

deze EU-richtlijn. Ook wanneer beide vennootschappen een gemeenschappelijke moeder hebben die zo’n

(on)rechtstreekse deelneming heeft in zowel de uitbetalende als ontvangende vennootschap geldt deze

vrijstelling. Bovenvermelde deelneming moet wel tenminste twee jaar worden aangehouden. Deze richtlijn

is omgezet in artikel 117 § 6bis KB/WIB92 (De Haen, 2019). Spijtig genoeg is in deze internrechtelijke

versie niet voorzien in een vrijstelling van roerende voorheffing voor interest- en royalty transacties met

betrekking tot verdragslanden, EER- of andere landen. Dat wil dus zeggen dat men zich niet meer kan

beroepen op deze richtlijn van zodra het VK geen EU-lidstaat meer is. In dat geval zou een Belgische

vennootschap die een intrest of royalty zou betalen aan een ontvanger gelegen in het VK 30% roerende

voorheffing moeten inhouden. In de omgekeerde richting bedraagt dat percentage 20% (De Haen, 2019).

Gelukkig kan er worden teruggegrepen naar het dubbelbelastingverdrag tussen België en het VK. Volgens

artikel 12 van dat verdrag zijn royalty’s vrijgesteld in de bronstaat. Intresten daarentegen vallen, volgens

artikel 11 van het verdrag, onder een tarief van 10%. Interesten als gevolg van een lening van om het even

welke aard genieten een volledige vrijstelling. De vrijstelling zal dan geschieden door tussenkomst van de

belastingadministraties via het 276R of 276 Int.Aut. Formulier (Wouters & Van Den Berghe, 2019).

Bijgevolg maakt het, wat betreft intrest- en royaltybetalingen, niet uit welk model er gekozen wordt na de

Brexit aangezien er steeds kan teruggegrepen worden naar het dubbelbelastingverdrag tussen België en het

VK.

4.1.4. Fusierichtlijn

Deze richtlijn heeft tot doel om de meerwaarde die wordt gecreëerd bij grensoverschrijdende fusies,

splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil vrij te stellen. De fusierichtlijn is

ook in België omgezet in nationale wetgeving. Artikel 211 WIB92 vermeldt dat het vrijstellingsregime voor

die grensoverschrijdende reorganisaties slechts van toepassing is indien de verkrijgende vennootschap een

Page 24: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

17

binnenlandse of intra-Europese vennootschap is. De wet definieert een intra-Europese vennootschap

“iedere vennootschap is van een lidstaat van de Europese Unie”16. In het geval van een harde Brexit (of

beter gezegd een Brexit zonder specifieke bepaling dat een VK-vennootschap nog kwalificeert voor de

fusierichtlijn) zal de fusierichtlijn niet meer gelden. Een fusie van een Belgische vennootschap in een Britse

vennootschap zal dan niet meer vrijgesteld worden. Grensoverschrijdende reorganisaties die hebben

plaatsgevonden vóór de Brexit zullen in principe wel vrijgesteld blijven. Om deze reden hebben er

voorafgaand aan de Brexit al enkele ‘anticiperende fusies’ plaatsgevonden met als doel nog van het

vrijstellingsregime te kunnen genieten (J. Van der Paal, persoonlijke communicatie, 19 april 2019).

Wat wel nog steeds zal mogelijk blijven voor buitenlandse vennootschappen, inclusief de niet intra-

Europese vennootschappen, is de inbreng van een Belgische inrichting in een binnenlandse vennootschap.

Artikel 231 §3 WIB 92 bepaalt namelijk dat zo’n verrichting kan gebeuren zonder dat er latente

meerwaarden gecreëerd worden. Het artikel vermeldt bijgevolg dat afschrijvingen, investeringsaftrekken,

belastingkredieten voor onderzoek en ontwikkeling, aftrekken voor octrooi- en innovatie-inkomsten

enzovoort zullen worden overgenomen in de binnenlandse vennootschap alsof de verrichting niet heeft

plaatsgevonden. Dit is het principe van boekhoudkundige continuïteit (Wouters & Van Den Berghe, 2019).

4.1.5. Groepsbijdrage

Sinds kort kunnen Belgische vennootschappen en Belgische vaste inrichtingen van een buitenlandse

vennootschap genieten van het nieuwe consolidatieregime volgens artikel 205/5 WIB92. Dankzij dit regime

is het voor een groep van vennootschappen mogelijk om de winst van het boekjaar van de ene

groepsvennootschap te compenseren met het verlies van de andere groepsvennootschap. Dit is echter geen

echte vorm van consolidatie maar slechts een fictie hiervan door middel van groepsovereenkomsten.

Degene die van de fiscale aftrek kan genieten door zijn winst te compenseren betaalt in ruil hiervoor een

bijdrage (de bijdrager) terwijl de ontvanger van deze bijdrage (de begunstigde) zijn verlies ertegen kan

afzetten. Om te kunnen genieten van dit regime moet er sprake zijn van verbonden vennootschappen met

een rechtstreekse deelneming van ten minste 90% of van vennootschappen met dezelfde moeder die

gevestigd is in België of in een EER-lidstaat en waarbij die moeder een rechtstreekse deelneming heeft van

ten minste 90% in beide zussen. Daarnaast worden vennootschappen met een afwijkend belastingregime

uitgesloten van dit regime. Een buitenlandse vennootschap wordt enkel in aanmerking genomen als deze

gelegen is in de EER17.

Het probleem omtrent dit regime en de Brexit speelt hem in het geval het VK geen deel meer uitmaakt van

de EER. Wanneer het VK kiest voor een WTO, Zwitserland- of Turkije-model zal een Britse

16 Art. 2, 5°, b)bis WIB92.

17 Art. 205/5, §2 WIB92

Page 25: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

18

moedervennootschap met Belgische dochters geen gebruik meer kunnen maken van de groepsbijdrage

tussen haar twee dochtervennootschappen aangezien de moeder (Britse vennootschap) geen deel uitmaakt

van de EER (Wouters & Van Den Berghe, 2019).

4.1.6. Fiscale verliezen

Fiscale verliezen die geleden zijn binnen buitenlandse inrichtingen (of verliezen van activa die in het

buitenland zijn geleden) kunnen in aanmerking komen voor de belastbare basis in België18. Weliswaar enkel

wanneer die verliezen niet in aanmerking zijn gekomen bij de berekening van de belastbare basis in het

buitenland. Hier wordt dus geen melding gemaakt van ‘verliezen binnen de EER’ of dergelijke, waardoor

er na een Brexit hier geen probleem zou rijzen. Ongeacht welk model er zou worden gekozen, zelfs in het

geval van een no-deal scenario.

Echter wordt artikel 185 §3 WIB 92 gewijzigd vanaf aanslagjaar 2021. Vanaf dan zullen enkel nog

definitieve verliezen geleden binnen een lidstaat van de EER in aanmerking komen. Wanneer het VK tegen

dan geen deel meer zou uitmaken van de EER (cf. WTO, Zwitserland of Turkije-model) dan zal het voor

een Belgische vennootschap met een vaste inrichting in het VK niet langer mogelijk zijn om de definitieve

verliezen te verrekenen in België (Wouters & Van Den Berghe, 2019). Tot vóór aanslagjaar 2021 zal het

verrekenen van verliezen geleden in de Britse inrichting wel nog verrekend kunnen in België ongeacht of

het VK nog deel is van EER of niet.

4.1.7. Mandatory disclosure richtlijn en BEPS

De Mandatory disclosure kadert in de ‘Directive on Administrative Cooperation’ (DAC). DAC bestaat

eigenlijk uit verschillende DAC’s, waarvan de Mandatory disclosurerichtlijn de laatste is, DAC 6. Deze

laatste19 is een recente EU-richtlijn die tot doel heeft om agressieve fiscale planning kenbaar te maken bij

de belastingadministratie. Tussenpersonen (meestal belastingadviseurs) moeten melding maken wanneer

zij agressieve fiscale planningsstructuren met een grensoverschrijdend karakter opmerken. Deze info zal

vervolgens ook worden verstuurd naar alle andere belastingadministraties van de landen waar die

onderneming is gevestigd. Deze bepalingen dienen toegepast te worden vanaf 1 juli 2020. Het is momenteel

nog koffiedikkijken of deze richtlijn zal worden overgenomen door het VK in een akkoord of niet

(Kavelaars, 2018). Het terugtrekkingsverdrag vermeldt wel dat het VK bereid is hun nationale wetgeving

aan te passen naar de bepalingen vermeld in het Unierecht tot het einde van de overgangsperiode. In het

18 Art. 185, §3 WIB92

19 Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU)

Page 26: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

19

verdrag wordt de DAC 1 richtlijn20 aangehaald waardoor verwacht kan worden dat DAC 6 (wat eigenlijk

een wijziging is op de DAC 1 richtlijn normaal nog zal worden overgenomen in Britse wetgeving.

Wat BEPS betreft moet er een onderscheid worden gemaakt tussen het BEPS-initiatief dat vanuit de OESO

is opgezet en de Europese ATAD-richtlijnen die ervoor zorgen dat de EU-lidstaten hun nationale wetgeving

aanpassen. Ten eerste is er in het ontwerp van de Brexitdeal tussen de EU en het VK afgesproken om het

BEPS-plan te blijven volgen na de Brexit. Het BEPS-plan is en blijft uiteraard een OESO-initiatief en zal

door de Brexit niet aangetast worden. Ten tweede kan er uit het terugtrekkingsverdrag worden afgeleid dat

de ATAD-richtlijnen21 zullen blijven gevolgd worden. Bovendien hadden alle lidstaten, waaronder ook het

VK, tijd tot en met 31 december 2018 om de ATAD-richtlijn om te zetten in nationale wetgeving.

Door de implementatie van deze richtlijnen wordt er gepoogd om de aanbevelingen uit het BEPS-plan om

te zetten in een consistente aanpak over heel de EU. Hierdoor hebben lidstaten interne regelgeving moeten

invoeren zodoende hybride mismatches aan te pakken (BEPS Actie 2), CFC-regels moeten implementeren

om het verschuiven van winsten via buitenlandse gecontroleerde vennootschappen te bestrijden (BEPS

Actie 3) en regels met betrekking tot de beperking van interestaftrek ingevoerd (BEPS Actie 4). Daarnaast

betrof het ook interne regelgeving omtrent de exit taks en de algemene antimisbruikbepaling. Niet alle

regels hebben dezelfde datum van inwerkingtreding. Wat betreft de hybride mismatches en de CFC-regels

heeft het VK zich wel slechts verbonden tot de implementering van de minimumvereisten. Het VK verbindt

zich wel tot de hybride mismatch regels maar daarnaast zijn er nog geen concrete beslissingen genomen

over de regels voor de ‘omgekeerde hybride’ instrumenten die ingaan vanaf 1 januari 2022. Wat betreft de

CFC-regels heeft de Britse definitie van ‘controle’ niet betrekking op alle verbonden ondernemingen zoals

werd gewenst in het BEPS-plan (Chand, 2018).

Aangezien de overeenkomst maar niet door het Britse parlement geraakt, bestaat er natuurlijk de kans dat

deze afspraken uit het terugtrekkingsakkoord niet doorgaan. Hetzelfde betreffende de bovenstaande

meldingsplicht voor fiscale planningsconstructies.

4.1.8. Richtlijnen in ontwikkeling

Richtlijnen waaraan nog wordt gesleuteld, zullen uiteraard niet meer van toepassing zijn op het VK. De

CCTB/CCCTB-richtlijn is daar één van. Dit is een voorstel met het doel om een gemeenschappelijke

heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting te creëren binnen de EU. Voor geconsolideerde

ondernemingen zal het CCCTB heten en een volwaardige, grensoverschrijdende fiscale consolidatie

inhouden (Wouters & Van Den Berghe, 2019; Kavelaars, 2018).

20 Richtlijn 2011/16/EU

21 Richtlijn 2016/1164/EU van de Raad van 12 juli 2016

Page 27: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

20

4.1.9. Taxatievoorwaarde

Zodra het VK geen lid meer is van de EU bestaat er het risico dat het land zich kwalificeert als “een land

waar de gemeenrechtelijke fiscale bepalingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België”. ‘Aanzienlijk

gunstiger’ wordt gedefinieerd als een gemeenrechtelijk nominaal tarief dat lager is dan 15% of als een

(gemeenrechtelijk) tarief dat overeenstemt met een werkelijke belastingdruk die lager is dan 15%22.

Momenteel bedraagt het nominale tarief in het VK nog 19% dus kan het VK niet worden gezien als een

aanzienlijk gunstiger land. Vanaf 1 april 2020 zal het vennootschapsbelastingtarief dalen tot 17%, waardoor

het weliswaar dichter bij ‘de grens’ komt te liggen. De reden voor de vrees dat het VK als ‘aanzienlijk

gunstiger’ kan worden gezien in de toekomst wordt gevoed door het feit dat een bevoegde Britse ex-minister

al te kennen heeft gegeven dat het tarief in de toekomst tot onder 15% zou kunnen dalen (Parker & Tetlow,

2017). Zolang het VK-deel uitmaakt van de EU kan het land niet gezien worden als een aanzienlijk

gunstiger land aangezien deze regel niet geldt voor EU-lidstaten. De taxatievoorwaarde speelt onder andere

een rol bij de DBI-aftrek van dividenden afkomstig uit Britse vennootschappen en bij de vrijstelling van

meerwaarden op aandelen23 (Wouters & Van Den Berghe, 2019).

4.1.10. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord (Europese Commissie, 2019)

In het terugtrekkingsakkoord is er een good tax governance clausule en een belofte van implementatie van

wereldwijde belasting/OESO BEPS-normen opgenomen. Het VK bevestigt hierdoor opnieuw de

toezegging om schadelijke belastingmaatregelen aan te pakken en de EU Code of Conduct on business

taxation te implementeren. Zoals hiervoor deels aangehaald zal het VK de omgezette EU-richtlijnen in hun

nationale wetgeving blijven toepassen, met name de uitwisseling van belastinginformatie (DAC 6), de anti-

taks ontwijkingsregels (ATAD: anti-tax avoidance directive) en de Country-by-Country-Reporting inzake

transfer pricing door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Wat betreft de de implementatie van

de ATAD-richtlijnen valt wel op de het VK voor de Hybride-mismatch regels en de CFC-regels heeft

gekozen om slechts de minimale vereisten te implementeren.

4.2. Personenbelasting

Door de aanwezigheid van dubbelbelastingverdragen tussen onafhankelijke staten is de impact van de

Brexit op de personenbelasting laag in vergelijking met de andere belastingen (P. Derthoo, persoonlijke

communicatie, 8 mei 2019). Ingeval internationale mobiele werknemers of natuurlijke personen een

buitenlands inkomen ontvangen, zal dat op fiscaal vlak geregeld worden door die bilaterale verdragen,

22 Art. 203, §1, tweede lid WIB92

23 Art. 192 WIB92

Page 28: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

21

artikel 15 en volgende van het dubbelbelastingverdrag tussen BE en het VK, en niet door fiscale

maatregelen opgelegd door de EU-lidstaten (Boumans, Wuyts, Pannus & Michiels, 2018).

Doch kan er een impact zijn van de Brexit op de personenbelasting. Zo zal bijvoorbeeld de vrijstelling voor

interesten op een spaarboek niet meer gelden aangezien het een vereiste is dat die rekening moet

aangesloten zijn bij een bankinstelling in de EU (Maus, 2017). In 2019 is die vrijstelling 980 euro per

persoon, maar kan jaarlijks variëren. Voor wettelijk samenwonenden en gehuwden geldt er een dubbele

vrijstelling van 1960 euro per jaar (KBC, z.j.). Ook zal men in ons land een meerwaardebelasting moeten

betalen indien men een aandelenparticipatie verkoopt van meer dan 25% aan een bedrijf gevestigd buiten

de EU. Als de Brexit effectief doorgaat zal men bijgevolg die belasting moeten betalen indien men verkoopt

aan een VK-bedrijf (Maus, 2017).

Echter zijn er nog fiscale gunstmaatregelen die zouden wegvallen als het VK de EU zou verlaten. Op zowel

gewestelijk als federaal niveau zijn er belastingverminderingen die, opdat het toepasbaar zou zijn, een

voorwaarde opleggen die gelinkt is aan de EER. Bijvoorbeeld wat betreft de woonbonus (P. Derthoo,

persoonlijke communicatie, 8 mei 2019). De woonbonus is een belastingvermindering voor de eigen

woning24. Gedurende de looptijd van de lening krijgen ze een vermindering, maar daar zijn voorwaarden

aan verbonden waaronder het feit dat de lening moet aangegaan zijn bij een instelling in de EER, én de

woning die ze verwerven of behouden, moet ook gelegen zijn in die ruimte (Vlaamse Overheid, z.j.). Bij

het verlaten van de EU door het VK zou het gevolg kunnen zijn dat dit voordeel wegvalt en men niet meer

onder het toepassingsgebied valt van de vermindering. Er zijn nog verminderingen waaronder de

dienstencheques op gewestelijk niveau, maar daar gaan we niet verder op in in dit seminariewerk. Het

bovenstaande is gewoon ter illustratie om aan te geven dat er via de belastingverminderingen wel degelijk

een impact kan zijn op de personenbelasting.

In het verlengde van het bovenstaande wordt er ook een onderscheid gemaakt tussen vier verschillende

soorten Belgische niet-inwoners. Naargelang het soort waaronder een niet-inwoner valt, kunnen er

voordelen wegvallen. Zo zal bijvoorbeeld iemand die start op 1 november 2018 en voordien werkzaam was

in het VK, onder categorie 3 vallen aangezien de niet-inwoner minder dan 75% van zijn inkomen in België

zal halen (uiteraard in de assumptie dat het statuut wordt aangevraagd). Die persoon zal bijgevolg maar

kunnen genieten van een beperkt aantal federale voordelen. Echter situeert de impact van de Brexit zich

meer bij categorie 1 en 2. Als een niet-inwoner meer dan 75% van zijn inkomen in België verdient, wordt

er gekeken of de niet-inwoner een inwoner is van de EER. Zo ja, dan zal die niet-inwoner onder categorie

1 vallen. Ten gevolge van de Brexit zal er een verschuiving plaatsvinden van categorie 1 naar categorie 2.

Waar voordien een niet-inwoner kon genieten van zowel de federale als de gewestelijke voordelen, zal

dankzij de Brexit de niet-inwoner enkel nog recht hebben op de federale voordelen zoals het

24 Voor leningen afgesloten voor 1 januari 2016 moest het ook de enige woning zijn.

Page 29: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

22

huwelijksquotiënt en de belastingvermindering voor een kinderoppas (S. Schaumont & P. Vansteenkiste,

persoonlijke communicatie, 26 oktober 2018).

Bovendien zal ook de bescherming tegen ongelijke fiscale behandeling bij een ‘no-deal’ Brexit ontheven

worden. In het Verdrag van Rome zitten er vier vrijheden vervat, maar de EU heeft de rechtspraak

uitgebreid. Hierdoor moeten de EU-lidstaten buitenlandse inwoners op een gelijke fiscale manier

behandelen als haar eigen inwoners. Dit om discriminatie tegen te gaan. Een no-deal Brexit zou impliceren

dat de inwoners die in het VK werken niet langer meer beschermd worden tegen discriminerende, fiscale

regels die het VK mogelijks zou kunnen opleggen. Insgelijks voor de omgekeerde situatie waarin Britten

in België of in andere EU-lidstaten opereren. Voor ondernemingen die werken met een ‘tax equalisation

programme’, die de gelijke behandeling waarborgt, zullen de kosten van dat programma toenemen

(Boumans, Wuyts, Pannus & Michiels, 2018).

Verder meldt het Vlaams kaderdecreet van 13 maart 201925 dat voor sommige bepalingen uit de VCF, met

betrekking tot de aanvullende gewestelijke personenbelasting en de andere gewestbelastingen, verwezen

wordt naar de lokalisatie voor één of meer van de volgende elementen: sommige tarieven,

heffingsgrondslagen, verminderingen, vrijstellingen of procedures. Wat betreft die laatstgenoemde

elementen wordt er voor de toepassing van de bestaande regelgeving een onderscheid gemaakt tussen

25 Departement Buitenlandse Zaken Vlaamse overheid. Vlaams kaderdecreet no-deal brexit. Geraadpleegd op 11 mei

2019 via https://www.fdfa.be/nl/brexit

Figuur 3: Categorieën van de Belgische niet-inwoners.

Figuur 4: Enkele concrete gevolgen betrekking op die verschillende categorieën

tussen de Belgische niet-inwoners.

Page 30: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

23

elementen gelokaliseerd binnen de EER en elementen buiten de EER. Ten gevolge van de Brexit zullen de

elementen die gelokaliseerd zijn in het VK en momenteel dus nog in de EER, erbuiten vallen. Dus ook hier

speelt, net zoals bij de fiscale gunstmaatregelen, de lokalisatie een belangrijke rol bij de impact van de

Brexit op de personenbelasting. Om de rechtszekerheid, eenvoudigheid en gelijkberechtiging te vrijwaren

wordt er in het decreet voorzien dat voor de inning van aangaande belastingen, het VK tot en met

aanslagjaar 2020 geacht wordt deel uit te maken van de EU (Vlaamse Overheid, 2019).

Zowel in het gebied van vennootschapsbelasting als personenbelasting is de kans reëel dat men zich na de

Brexit niet meer kan beroepen op de Europese geschillenbeslechtingsmechanismen26 om dubbele belasting

met het VK te vermijden. Dit impliceert dat men moet terugvallen op de procedures van onderling overleg.

Echter leggen deze niet persé bindende verplichtingen op om dubbele belastingen te vermijden, wat geval

per geval moet worden beoordeeld (Boumans, Wuyts, Pannus & Michiels, 2018).

4.3. Sociale zekerheid

De Brexit heeft ook impact op personen die werken en verblijven in het VK en hun sociale zekerheid. Dit

is met name het geval als er sprake is van detachering of gelijktijdige tewerkstelling in het VK en België.

De Europese sociale zekerheidsverordeningen ‘vervallen’ immers, want dat is EU-recht met rechtstreekse

werking in de lidstaten.

In de relatie tussen het VK en de EU heeft het vrij verkeer van werknemers, en later personen in het

algemeen, altijd al een rol heeft gespeeld (Jorens & Strban, 2017). Het VK maakte in eerste instantie een

voorbehoud in het Community Social Charter en later ook bij het Social Policy Chapter (het zogenaamde

sociale protocol) dat werd toegevoegd aan het Verdrag van Maastricht (1992) waarbij het VK om een opt-

out vroeg. Bij de toevoeging van het protocol bij het Verdrag van Amsterdam (1997) besloot Tony Blair

van Labour om niet langer een opt-out te vragen. Vóór het referendum werden nog pogingen gedaan om

het VK te overtuigen in de EU te blijven met voorstellen rond sociale zekerheid, maar het mocht niet baten

(Strban, 2017). Momenteel is het verre van duidelijk wat de toekomstige situatie zal zijn, maar we zien wel

dat de autoriteiten bezig zijn om de schok zo klein mogelijk te maken en rechtszekerheid te bieden aan hun

burgers.

4.3.1. Systeem pre-Brexit.

De EU regelt mee de sociale zekerheid voor mobiele personen in heel Europa, dus niet alleen van de

lidstaten maar ook Noorwegen, IJsland, Liechenstein en Zwitserland vallen hieronder. Op die manier weten

we meteen de regels voor twee van de modellen (Noorwegen-en Zwitserlandmodel). Met de regels voor de

26 EU Arbitrageverdrag en de EU richtlijn 2017/1852 van 10.10.2017 op fiscale geschillenbeslechtingsmechanismen

in de EU

Page 31: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

24

coördinatie van de sociale zekerheid worden de nationale stelsels echter niet door één enkel Europees stelsel

vervangen. Lidstaten behouden het grootste deel van hun soevereiniteit. Ze kunnen vrij beslissen wie

verzekerd moet worden, welke uitkeringen verstrekt worden, hoe groot de voordelen zijn en onder welke

voorwaarden ze verstrekt worden (Europese Commissie, 2019 z.j). De EU-regelgeving wordt pas relevant

bij grensoverschrijdende situaties. In het kader van het vrij verkeer van werknemers gelden binnen de

Europese Unie de verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en

verordening 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing ervan. De coördinatieregels worden meer

specifiek toegepast op volgende prestaties: gezinsbijslag, geneeskundige verstrekkingen, ziekte-uitkeringen

(met inbegrip van moederschaps- en vaderschapsverlof), invaliditeitsuitkeringen, prestaties inzake

arbeidsongevallen, prestaties inzake beroepsziekten, werkloosheidsuitkeringen, rustpensioenen en

overlevingspensioenen. Dit voor werknemers, zelfstandigen, ambtenaren, studenten, gepensioneerden en

hun gezinsleden27.

In de verordening worden vier belangrijke principes benadrukt:

1) Men valt onder de wetgeving van één land en betaalt met andere woorden dus sociale bijdragen of

premies in één land. Om te weten welk land dit is moet men kijken naar de beslissingsboom (zie bijlage

10.1). Meestal geldt het principe van de werkstaat, maar er zijn ook uitzonderingen waar het principe van

de woonstaat geldt. Dit is zo bij tijdelijke tewerkstelling (detachering van twee jaar, verlengbaar tot

maximum vijf jaar) of gelijktijdige tewerkstelling, wat wil zeggen dat je werkt in meerdere lidstaten

tegelijk. Voorwaarde is dan wel dat je minstens 25% van de tijd in de woonstaat moet werken (dit noemt

men ‘substantiële werkzaamheden’) of je valt toch onder de sociale zekerheid van de werkstaat. Er wordt

geen rekening gehouden met marginale activiteiten in een ander land (KPMG, 2017). Als een Belg tijdelijk

of gelijktijdig werkt in het VK moeten werkgever en werknemer alleen in België bijdragen betalen. De

Belgische administratie reikt hiervoor een A1-formulier uit (Europese Commissie, 2019 z.j; P. Derthoo,

persoonlijke communicatie, 18 april 2018).

2) Men heeft dezelfde rechten en plichten als inwoners van het land waarin men verzekerd is. Dit is het

beginsel van gelijke behandeling of non-discriminatie.

3) Tijdvakken worden samengeteld, wat wil zeggen dat er voor uitkeringen rekening wordt gehouden met

voorgaande periodes waarin men in een ander land verzekerd was, werkte of woonde.

4) Het principe van exporteerbaarheid: heeft men in land A recht op een uitkering dan ontvangt men die

ook als men in land B gaat wonen (Europese Commissie, z.j).

27 Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Geraadpleegd op

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=LEGISSUM:c10521&from=NL, 9 april 2019.

Page 32: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

25

De verordening 883/2004 introduceert ook het concept van de Europese ziekteverzekeringskaart. Met die

gratis kaart hebben mensen die in een ander EU-land verblijven dan hun land van vestiging, bijvoorbeeld

op vakantie, toegang tot medische voorzieningen tijdens hun verblijf onder dezelfde voorwaarden en

dezelfde kosten als mensen die in dat land verzekerd zijn. Deze kosten worden daarna terugbetaald door

het socialezekerheidsstelsel van hun land van herkomst.

4.3.2. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord?

Zoals het terugtrekkingsakkoord er nu uitziet worden er twee periodes ingesteld. Eerst komt er een

transitieperiode vanaf de uittredingsdatum tot en met 31 december 2020. Gedurende deze periode blijven

de Europese regels volledig van toepassing: voor de Britse burgers in België zijn er geen wijzigingen en

omgekeerd ook niet. Vanaf 1 januari 2021, of later als er een verlenging gevraagd wordt, is de Europese

regelgeving niet meer van toepassing. Slechts een aantal socialezekerheidsrechten blijven gegarandeerd

voor burgers die in de periode voor de Brexit gebruik gemaakt hebben van het vrij verkeer van personen en

waar er een grensoverschrijdende band blijft bestaan (FOD sociale zekerheid, 2019; Europese Commissie,

2019). Het terugtrekkingsakkoord voorziet erin dat mensen die al in het VK werken er mogen blijven

werken en wonen, net zoals hun familieleden. In het terugtrekkingsakkoord wordt bevestigd dat het VK

zich ertoe verbindt om het principe van niet-regressie toe te passen, wat wil zeggen dat er geen lager niveau

van bescherming komt (arbeids- en sociaalrechtelijk) dan de EU-standaarden na de transitieperiode. Er is

de belofte om de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie te implementeren, net als het Social

Charter van de Raad van Europa, wat niet verrast aangezien deze internationale instellingen niets met de

EU te maken hebben (Europese Commissie, 2019).

Conclusie: het terugtrekkingsakkoord voorziet erin dat EU-burgers, VK-burgers en hun familieleden

kunnen blijven leven, werken of studeren in hun gastland. Ze behouden hun recht op gezondheidszorg,

pensioenen en andere socialezekerheidsvoordelen. Als ze recht hebben op een uitkering in één land zullen

ze dat in het ander land ook ontvangen als ze verhuizen. Men wordt ook beschermd na de overgangsperiode

zolang men een ononderbroken band blijft hebben met het VK. Deze ‘grensoverschrijdende band’ bestaat

zolang de persoon in het VK blijft wonen en daar blijft werken (Europese Commissie, 2019). Het akkoord

heeft echter geen betrekking op ‘nieuwe’ burgers, met andere woorden degenen die na 31 december 2020

naar het VK gaan, of VK-burgers die naar België komen. Om hun situatie in te schatten is het wachten op

een nieuw bi- of multilateraal akkoord.

Page 33: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

26

Een concreet voorbeeld ter illustratie (Europese Commissie, 2018) Een Belg woont in België en werkt

in het VK, hoe zit het met zijn sociale zekerheid na de overgangsperiode? Valt hij nog onder de regels

voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels?

Zolang hij zich bevindt in een situatie waardoor er een band met het VK is wel. Als hij bijdragen betaalt

in het VK dan heeft hij zonder enige beperking recht op Britse socialezekerheidsuitkeringen. Hij heeft,

op kosten van het VK, toegang tot gezondheidszorg in België. Op vakantie kan hij gebruik maken van

zijn Britse Europese ziekteverzekeringskaart. Hij ontvangt Britse gezinstoelagen als hij er recht op heeft,

alsof zijn kinderen in het VK wonen (zelfs al wonen ze in werkelijkheid in België). Als hij werkloos

wordt na de overgangsperiode valt hij nog steeds onder de regels voor de coördinatie van de sociale

zekerheid met recht op een Britse werkloosheidsuitkering. Hij mag deze uitkering zolang als toegestaan

exporteren, om werk te zoeken in een EU-lidstaat. Als hij met pensioen gaat heeft hij recht op een Brits

pensioen en wordt er rekening gehouden met tijdvakken in een ander land voor de berekening als het

aantal tijdvakken niet zou volstaan. Hij ontvangt het volledige Britse pensioen zelfs al woont hij in

België, het pensioen blijft geïndexeerd worden.

4.3.3. No-deal

Eens de Brexit een feit is vallen EU-burgers niet meer onder de principes van de socialezekerheids-

coördinatieverordeningen van de EU, ze treden onmiddellijk buiten werking28. Als er geen zachte Brexit

komt met een overgangsperiode dan zal dit effect meteen voelbaar zijn. Dat betekent: bijdragen in twee of

meer landen, tijdvakken die niet meer samengeteld worden voor de berekening van bijvoorbeeld

pensioenen, uitkeringen die niet meer exporteerbaar zijn naar een andere lidstaat en het principe van niet-

discriminatie dat niet meer geldt, al wordt dit laatste opgevangen door conventie nr. 118 van de

Internationale Arbeidsorganisatie. Daarnaast worden gezondheidszorgen niet terugbetaald in België, tenzij

men om dringende reden in het ziekenhuis opgenomen wordt29. In de White Paper van het VK staat wel dat

werknemers hun rechten bewaard zullen blijven net als de wetgeving die van toepassing is, maar deze

stelling biedt natuurlijk geen rechtszekerheid (Institute for Government, 2019).

De impact is het grootst voor bedrijven die werknemers naar het VK detacheren voor tijdelijke

tewerkstelling (FIT, 2019; Government UK, 2019). Wanneer een bedrijf op dit ogenblik een werknemer

voor enkele maanden detacheert naar het VK, dan blijft in eerste instantie het Belgische

socialezekerheidssysteem van toepassing, net als de Belgische loon- en arbeidsvoorwaarden. In het geval

28 Wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Parl. St, Kamer, 2019

(19 februari). Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Titel 5 sociale zaken.

29 Wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Parl. St, Kamer, 2019

(19 februari). Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Titel 5 sociale zaken.

Page 34: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

27

van een harde Brexit is de kans dus zeer groot dat in dergelijk geval niet langer de Belgische voorwaarden

van toepassing zullen zijn, maar wel de Britse arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid. De kans op een

dubbele heffing is dus reëel aangezien ze zowel onder de Belgische als de Britse

socialezekerheidswetgevingen vallen. Daarnaast zal ook heel wat administratie voor het bekomen van een

verblijfs- en werkvergunning moeten worden gevoerd aangezien het vrij verkeer van werknemers-principe

niet meer geldt en dus dezelfde beperkingen gelden als voor migrerende werknemers van buiten de

Europese Unie die hier komen werken (De Haen, 2019; Temmerman, 2019).

Bij een Brexit zonder akkoord zal het VK, in afwachting van een nieuwe ‘Immigration Bill’, tot eind 2020

een aantal tijdelijke regels hanteren voor wie op Britse bodem werkt (zie kader).

Citizens’ Right Directive

De verblijfsvoorwaarden in het VK zullen in eerste instantie dezelfde blijven als momenteel onder het

Citizens’ Right Directive, officieel Free Movement Directive, namelijk een verblijfsrecht tot vijf jaar als

men voldoende financiële middelen heeft en een ziekteverzekering. Met vervolgens een permanent

verblijfsrecht voor degenen die er vijf jaar legaal wonen, tijdelijke afwezigheden zijn toegestaan

(Europese Commissie, 2017). Zo kan de Vlaamse medewerker die nu reeds in het VK woont en werkt

zich aanmelden voor een zogenaamde ‘pre-settled’ en daarna ‘settled status’, de nieuwe immigratie-

status in het VK. Zo heeft hij dan de mogelijkheid om een permanente verblijfs- en werkvergunning te

verkrijgen. Dit moet ook gebeuren als de EU-burger al een permanente verblijfsstatus heeft verworven.

Elke EER-inwoner kan dit doen tot 30 juni 2021. Als het VK de EU zonder deal verlaat dan is de deadline

31 december 2020. Na die datum valt men onder de Britse immigratieregels (Europese Commissie,

2019). Voor een periode van minder dan drie maanden zullen Europese burgers vrij naar het VK kunnen

afreizen om er te werken zoals nu het geval is. Voor een periode van meer dan drie maanden moeten

Europese burgers een ‘European Temporary Leave to Remain’ bekomen, een toelating die drie jaar

geldig is (FIT, 2019).

Als het VK uit de EU stapt dan gelden de coördinatieregels niet meer en moet men zich baseren op een

bilateraal verdrag uit 195730 tot er een nieuw verdrag komt. Dit oud verdrag is nooit opgezegd, de

verordeningen kwamen in de plaats. Dit verdrag bevat echter verschillende lacunes en is onduidelijk op

verschillende punten31. De arbeidsmarkt is ondertussen erg veranderd met veel mobielere werknemers die

in verschillende landen werken (Stox, 2018). Wie al dan niet tijdelijk werkt in twee of meer EU-lidstaten

30 Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen België en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en

Noord-Ierland, en protocol inzake de prestaties in natura, ondertekend te Brussel op 20 mei 1957

31 Wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Parl. St, Kamer, 2019

(19 februari). Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Titel 5 sociale zaken.

Page 35: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

28

(en bij uitbreiding de EER en Zwitserland) is door de verordeningen in de regel onderworpen aan de sociale

zekerheid van de woonplaats. Het bilateraal verdrag houdt geen rekening met deze nieuwe vorm van

kortetermijnmobiliteit, de Europese regels doen dat wel.

Andere nadelen van die bilaterale verdragen zijn dat ze een beperkte persoonlijke draagwijdte hebben, ze

zijn bijvoorbeeld beperkt tot inwoners of contracterende partijen (in plaats van alle verzekerde personen

die bewegen tussen de twee landen) of ze nemen geen periodes van derde landen in rekening en/of

grensoverschrijdende ziekenzorg wordt beperkt tot dringende en ongeplande behandelingen. Bilaterale

akkoorden zijn vaak niet diepgaand en compleet, bijvoorbeeld sociale en medische bijstand die er niet in

zitten. Zelfs al worden er nieuwe bilaterale akkoorden gesloten na de Brexit, nooit zullen ze een uniform

coördinatiesysteem kunnen garanderen zoals de EU dat nu doet en zelfs nog verbeterd wordt dankzij

amendementen en uitspraken van het Hof van Justitie (Strban, 2017). Momenteel heeft België met 25

landen32 bilaterale verdragen over de sociale zekerheid, waaronder Canada (1984) en Turkije (2014), die

echter recenter zijn dan het bilateraal verdrag met het VK van 1957. De aard en de omvang van de sociale

rechten die men kan behouden hangt af van de specifieke overeenkomst. Vandaar dat het systeem van

bilaterale akkoorden gelinkt kunnen worden aan drie van onze modellen: WTO, Turkije en Canada

(International.socialsecurity.be, 2019).

Oplossingen bij een no-deal

Momenteel zijn zowel het VK als België bezig met een overgangsoplossing waardoor alles voorlopig bij

het oude blijft tot 31 december 2020, tegen dan moet er nieuw bilateraal akkoord (of een akkoord met de

EU) onderhandeld zijn die de coördinatie van de sociale zekerheid regelt. In het geval van een no-deal heeft

de Belgische federale regering een wetgevend initiatief genomen waardoor de rechten van de Britse burgers

in België ongewijzigd blijven, maar alleen als het VK hetzelfde kan garanderen voor Belgische burgers

(wederkerigheidsprincipe) en dit tot 31 december 2020. Zo lezen we in het verslag bij het wetsontwerp

betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (11 maart 2019). De wet

geldt zowel voor mensen die hier werken en verblijven, als voor stagiairs en grensarbeiders. Deze wet zal

van toepassing zijn op alle takken van sociale zekerheid die onder de federale bevoegdheid vallen, namelijk

pensioenen, werkloosheid, gezondheidszorgen, arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsuitkeringen,

uitkeringen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Dus met uitsluiting van gezinsbijslagen en

bepaalde verstrekkingen van langdurige zorg aangezien deze zaken onder de bevoegdheid van de deelstaten

32 Albanië, Algerije, Argentinië, Australië, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Canada (alsook een apart verdrag

met Québec), Chili, DR Congo, de Filippijnen, India, Israël, Japan, Kosovo, VJR Macedonië, Marokko,

Moldavië, Montenegro, San Marino, Servië, Tunesië, Turkije, Uruguay, de Verenigde Staten en Zuid-

Korea.

Page 36: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

29

vallen en ze dus zelf met een initiatief zullen moeten komen33. Wie slechts tijdelijk in België verblijft voor

bijvoorbeeld een vakantie of familiebezoek of hier gedetacheerd is, blijft zo onderworpen aan Britse

wetgeving en omgekeerd (FOD sociale zekerheid, 2019).

‘Zo zullen de Belgen die in het VK werken, na 29 maart 2019 pensioenrechten blijven opbouwen en die

rechten kunnen doen gelden op het ogenblik dat zij hun pensioen aanvragen, ongeacht of ze dat in het VK

dan wel in België doen. De Belgen die in het VK wonen, zullen bij ziekte nog steeds recht op

gezondheidszorg hebben’, zo staat er te lezen in het verslag bij het wetsontwerp.

Langs de andere kant van het kanaal is het VK bezig met een ‘Social Security Coordination (EU-

withdrawal) Bill’ waarbij bevestigd wordt dat ze de Europese coördinatieverordeningen unilateraal zullen

blijven toepassen en A1-certificaten nog steeds verworven kunnen worden. Het is de bedoeling dat dit

wetsontwerp het wetgevend proces doorloopt bij een no-deal (PwC, 2019).

Ook op Europees niveau worden stappen genomen. De Europese Commissie heeft een aantal

noodmaatregelen goedgekeurd wat betreft de coördinatieregels voor de sociale zekerheid bij een no-deal.

Socialezekerheidsrechten van burgers van EU-lidstaten in het VK en van VK-onderdanen in de EU die vóór

de terugtrekking van het VK uit de Unie het recht op vrij verkeer genoten, worden gewaarborgd. De

lidstaten blijven rekening houden met tijdvakken van verzekering, tewerkstelling en verblijf voor de

berekening van socialezekerheidsuitkeringen zoals pensioenen. De ondertussen goedgekeurde verordening

van 25 maart 2019 zorgt ervoor dat de kernbeginselen toegepast blijven worden, namelijk gelijke

behandeling, gelijkstelling en samentelling34. Belangrijke opmerking: de huidige verordening is niet te

vergelijken met de voordelen van het terugtrekkingsverdrag en zal dus ook niet in werking treden als er een

Brexit is mét akkoord. De rechten die zijn opgebouwd na de Brexit worden niet gedekt, net zoals de

exporteerbaarheid van uitkeringen, de voortdurende verstrekking van uitkeringen bij ziekte en de regels

inzake toepasselijke wetgeving. Het valt ook niet te vergelijken met het initiatief van de Belgische regering,

want het Europees voorstel regelt enkel situaties van vóór de Brexit en niet tot en met 31 december 2020,

zoals het Belgisch wetsvoorstel bij een no-deal (Stox, 2019). We zien echter niet de vereiste van

wederkerigheid terugkomen bij het eenzijdig initiatief van de Europese Commissie: verworven rechten

blijven dus hoe dan ook verworven voor EU-burgers, zelfs al neemt het VK geen maatregelen bij een no-

deal.

33 Wetsontwerp betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Parl. St, Kamer, 2019

(19 februari). Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Titel 5 sociale zaken.

34 Verordening (EU) 2019/500 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD (2019, 25 maart)

tot vaststelling van noodmaatregelen op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid na

de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Geraadpleegd op https://eur-lex.europa.eu/legal-

content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019R0500&from=EN, mei 2019

Page 37: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

30

4.4. BTW

4.4.1. Algemeen

De EU legt haar lidstaten een basiskader op met betrekking tot de implementatie van btw in de nationale

wetgevingen. Dat kader is voornamelijk gebaseerd op de EU VAT Directive35 en werd voor het VK

ondergebracht in de ‘Value added Tax Act’ (VATA) van 1994. Echter wanneer het VK geen deel meer

uitmaakt van de EU dan zal het land in principe ook niet meer gebonden zijn aan deze VAT Directive, al

blijft haar eigen VATA uiteraard wel van kracht. Hierdoor zou het VK in theorie in staat kunnen zijn om

het btw-systeem volledig stop te zetten of aan te passen naar hun wensen. De verwachtingen zijn dat het

VK het btw-systeem zal behouden aangezien een afschaffing ervan zeer grote kosten voor de overheid en

bedrijven zou veroorzaken, alleen al door de praktische consequenties ervan. Men zou het systeem ook

kunnen aanpassen door het btw-tarief te verlagen tot onder het minimumtarief dat geldt binnen de EU36,

15%. Dit wordt ook eerder onwaarschijnlijk geacht aangezien het VK in alle voorgaande jaren hun btw-

tarief op 20% heeft gehouden niettegenstaande ze dit dus al zonder problemen hadden kunnen verlagen naar

15%. Op langere termijn wordt er zelfs verwacht dat het btw-tarief eerder zal stijgen in plaats van dalen.

Dit zou in lijn liggen met de algemene trend van stijgende btw-tarieven.

Een andere mogelijke aanpassing zou zich kunnen voordoen met betrekking tot de producten die vrijgesteld

zijn van btw of van een verlaagd tarief kunnen genieten. De EU VAT Directive staat verlaagde btw-tarieven

toe op bepaalde goederen en diensten die vermeld staan in de bijlage lll van deze richtlijn. Dat zijn onder

andere. Levensmiddelen, water, medische uitrusting, auteursrechten, ... Deze verlaagde btw-tarieven

mogen echter niet lager zijn dan 5%. Er bestaan ook enkele producten die genieten van een nultarief in het

VK (bijvoorbeeld boeken en kinderkledij). Dit tarief van 0% is enkel toegestaan door de EU VAT Directive

voor goederen die voor 1991 reeds aan dat tarief werden belast (de zogenaamde standstill-clausules uit de

btw-richtlijn ofwel VAT Directive). Als gevolg van de Brexit zou het VK dus zelf kunnen kiezen welke

producten onder een nultarief vallen of dat het verlaagde tarief minder dan 5% bedraagt (Ravinger, 2018).

De wijzigingen op het vlak van btw zijn in eerste instantie niet afhankelijk van het exacte Brexitmodel uit

de reeds aangehaalde modellen. Het volstaat dat het VK geen deel meer uitmaakt van het zogenaamde

douanegebied van de EU (dit is niet hetzelfde als een douane-unie) om niet meer onderhevig te zijn aan het

Europese btw-systeem. Het zou evenwel mogelijk zijn dat, onder een speciaal akkoord, het VK toch in het

Europese btw-systeem blijft zonder zuiver EU-lidmaatschap. Dit geldt bijvoorbeeld al voor Monaco, dat

‘meesurft’ met Frankrijk. Dan verandert er op vlak van btw in principe niets of zeer weinig.

35 2006/112/EC

36 Art. 97 Richtlijn 2006/112/EG

Page 38: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

31

4.4.2. Verkoop van goederen aan het VK (B2B)

Wanneer een (Belgische) onderneming goederen verkocht aan een bedrijf in het VK, dan werd deze

levering tot voor de Brexit vrijgesteld van btw als intracommunautaire levering37. De btw-heffing kwam

dan in het VK door middel van een opname in de btw-aangifte van de klant, vermits een

intracommunautaire verwerving onder bepaalde voorwaarden een belastbare handeling is. Door een harde

Brexit komt dit systeem echter te vervallen. Het VK wordt dan gewoon een derde land, waardoor het

systeem van invoer en uitvoer van toepassing zal zijn. Concreet: wanneer datzelfde Belgische bedrijf

goederen verkoopt aan diezelfde onderneming in het VK, zal er opnieuw een btw-vrijstelling van toepassing

zijn, maar om een andere reden. Nu wordt de wettelijke basis ‘uitvoer’, waarop in het VK een invoer zal

plaatsvinden. Handelingen met het VK zullen bijgevolg niet meer opgenomen moeten worden in de

intracommunautaire opgave38. De wettelijke basis van deze uitvoer is geregeld in artikel 39, §1, 1° of 2°

WBTW, afhankelijk of de uitvoer respectievelijk geregeld wordt door of voor rekening van de Belgische

verkoper of de Britse koper. Deze vermelding zal bijgevolg ook op de factuur van de Belgische verkoper

moeten staan om de vrijstelling van btw te kunnen hard maken tegenover de administratie (FOD Financiën,

z.j.). Het behalen van dit type vrijstelling vergt echter wel meer administratieve inspanningen dan de

vrijstelling voor een intracommunautaire levering.

Om een vrijstelling van btw te kunnen claimen, berust de bewijslast, zoals gewoonlijk bij vrijstellingen, bij

degene die de vrijstelling inroept, in dit geval dus bij de koper. Om de vrijstelling voor intracommunautaire

levering in te roepen, moeten twee voorwaarden voldaan zijn. Ten eerste moet het goed verzonden of

vervoerd worden naar een andere lidstaat, dit moet bewezen worden door middel van ‘een geheel aan

overeenstemmende handelsdocumenten’. Geen enkel document op zich is voldoende, al wordt er in de

praktijk wel veel aandacht besteed aan vervoersdocumenten. Hiervoor is een ‘quick fix’ voorzien, die

vereenvoudigde regels opstelt als bewijs.

Ook de vrijstelling ‘uitvoer’ moet uiteraard voldoende gedocumenteerd worden, eveneens met een ‘geheel

aan overeenstemmende documenten’. In het bijzonder zal hierbij aandacht worden besteed aan het

uitvoerdocument (PLDA). Ten tweede moet ook bewezen worden dat de klant een btw-belastingplichtige

is. In de praktijk komt dit erop neer dat de klant een geldig Europees btw-nummer heeft, dat kan geverifieerd

worden in de VIES-databank39.

In de context van in- en uitvoer wordt ook het gebruik van de correcte incoterms van belang. Dit zijn

vastgelegde standaarden die op uniforme wijze aanduiden wie in welke mate verantwoordelijk is voor het

transport, de inklaring, … Bij een standaard intracommunautaire levering was dit van weinig belang, het

37 Art. 39bis WBTW, art. 138 Richtl. 2006/112/EG

38 BTW-KB nr. 50 van 9 december 2009

39 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 39: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

32

was enkel belangrijk dat het vervoer door of voor rekening van de koper of verkoper werd verricht, zonder

te specifiëren hoe de verantwoordelijkheden precies verdeeld werden. Bij invoer-uitvoer is dit wel van

belang, vermits dit zal vastleggen wie de douaneformaliteiten moet vervullen en wie gehouden is tot

betaling van de invoerrechten en btw.

Bij een ex works verkoop (afgekort EXW) draagt de koper bijna alle verplichtingen en risico’s. De

verantwoordelijkheid van de leverancier beperkt zich als het ware tot het ‘ter beschikking stellen’ van de

goederen, de koper haalt de goederen op. In dit geval wordt de koper dus verantwoordelijk voor de uitvoer

en daaropvolgende invoer. Een andere veelgebruikte incoterm is delivery duty paid (DDP). Wanneer er

onder deze voorwaarden wordt verkocht is de leverancier verantwoordelijk voor het transport en de

eventuele inklaring, alsook voor de betaling van de invoerrechten. Wanneer de Belgische verkoper

goederen DDP verkoopt aan het VK, zal deze dus moeten instaan voor de douaneformaliteiten in België,

alsook de invoer die in het VK zal plaatsvinden.

Carriage paid to (CPT) valt tussen EXW en DDP. Bij CPT is de verkoper verantwoordelijk voor het vervoer

tot de bestemming die hij met de koper is overeengekomen. De verkoper zal dus een transport regelen en

de goederen ook leveren aan die (eerste) vervoerder. De verkoper draagt de kosten van het transport

(inclusief het lossen op de haven) tot de overeengekomen bestemming. Die overeengekomen bestemming

kan ook in het buitenland liggen. Alle kosten die ontstaan na de levering op de afgesproken plaats, zijn voor

de koper. De exportformaliteiten moeten worden voldaan door de verkoper. De koper voldoet daarentegen

de douaneformaliteiten in verband met transit en/of invoer.

In het kader van dergelijke internationale transacties is het dus van groot belang om de

verkoopsvoorwaarden goed te formuleren met behulp van de incoterms om niet voor verrassingen te staan

(TNT, z.j.).

4.4.3. Aankoop goederen uit het VK (B2B)

In het omgekeerde geval zal er logischerwijze ook niet langer sprake zijn van een intracommunautaire

verwerving maar van een invoer. De btw bij invoer moet voldaan worden door de zogenaamde

‘geadresseerde bij invoer’40. Hierbij zijn twee scenario’s te onderscheiden. Het eerste, en meest eenvoudige

scenario, is dat de Belgische koper de invoer op zich neemt. Er bestaat echter ook de mogelijkheid dat de

Britse verkoper als geadresseerde optreedt41, bijvoorbeeld wanneer deze laatste DDP verkocht heeft (supra).

40 Art. 6 §1 BTW-KB nr. 7

41 Art. 6 § 2, 2e lid BTW-KB nr. 7

Page 40: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

33

Scenario 1: De Belgische koper treedt op als geadresseerde bij invoer.

In dit geval worden de goederen ingeklaard onder de naam van de Belgische koper. Hij wordt ook als

schuldenaar van de btw aangeduid. De levering zal geacht worden plaats te vinden in het VK omdat daar

de plaats is waar het vervoer vertrekt42. Bijgevolg zal er door de verkoper geen btw worden aangerekend

wegens de vrijstelling vanwege uitvoer buiten het VK. Hiertoe wordt zijn btw-nummer vermeld op het

invoerdocument. De Belgische koper moet dan de btw voldoen bij de douane. Het invoerdocument kan

hij dan opnemen in zijn periodieke btw-aangifte om de betaalde btw in aftrek te brengen.

Scenario 2: De Britse verkoper treedt op als geadresseerde bij invoer

Wanneer de Britse verkoper DDP verkoopt en dus zelf als geadresseerde bij invoer wordt aangeduid,

komt er een extra laag complexiteit bij. Opdat alles correct zou verlopen, moet de Britse verkoper in dit

geval gevestigd zijn in België, of op zijn minst een btw-registratie in België hebben. Een rechtstreekse

btw-registratie aanvragen in België is in principe enkel weggelegd voor belastingplichtigen uit EU-

lidstaten, andere belastingplichtigen moeten een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen die

instaat voor hun btw-formaliteiten. Wanneer het VK uit de EU stapt, zal de Britse verkoper dus in

principe een aansprakelijke vertegenwoordiger moeten laten erkennen om zo een Belgisch btw-nummer

te bekomen. Met dit btw-nummer kan de verkoper dan de invoertransactie verrichten in België, waarbij

hij de btw voldoet aan de douane. Daarop volgt dan eigenlijk een binnenlandse levering aan de Belgische

koper. In zijn Belgische btw-aangifte kan de Britse verkoper de aan de koper aangerekende Belgische

btw afzetten tegenover de aan de douane betaalde btw, wat in theorie een nuloperatie uitmaakt.

Wanneer de Belgische koper uit scenario 1 wil vermijden om de btw te moeten voorfinancieren bij de

douane, om die pas in de volgende btw-aangifte te kunnen recupereren, dan kan deze een ET 14.000-

vergunning aanvragen. Deze vergunning zorgt ervoor dat de btw niet meer voldaan moet worden bij de

douane, maar dat deze verlegd wordt naar de periodieke btw-aangifte (via rooster 87 voor wat betreft de

maatstaf van heffing en via rooster 57 voor het btw-bedrag). Deze vergunning is in principe kosteloos, al is

het verkrijgen ervan wel aan voorwaarden gekoppeld. Ten eerste moet er een invoeractiviteit zijn of komen.

Een onderneming die voorheen nog niet in derde landen aankocht, maar wel in het VK, zal dus in principe

in aanmerking komen voor zover de andere voorwaarden ook vervuld zijn. Ten tweede moet de

belastingplichtige-invoerder gehouden zijn tot het indienen van een periodieke btw-aangifte en moet hij in

orde zijn met de door hem te voldoen btw-verplichtingen (FOD Financiën, 2019).

42 Art. 14 §2 lid 1 W.BTW

Page 41: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

34

4.4.4. Verkoop goederen aan het VK (B2C)

Uiteraard kunnen er niet alleen goederen verkocht worden aan btw-belastingplichtigen, maar ook aan

particulieren (niet-belastingplichtigen). In de meeste gevallen betaalt een particulier gewoon btw in het land

van de verkoper, de verkoper behandelt dit identiek aan een gewone binnenlandse verkoop. Er bestaat echter

één belangrijke uitzondering op deze regel, dat is de zogenaamde ‘verkoop op afstand’43. Wanneer een

belastingplichtige goederen levert aan een niet-belastingplichtige in een andere lidstaat, dan is vanaf een

bepaald drempelbedrag (35.000 euro in België, 70.000 GBP in het VK) alsnog btw verschuldigd in het land

van bestemming (Europese Commissie, 2018).

Concreet: wanneer een Belgische verkoper in het vorige jaar voor meer dan 70.000 GBP aan UK-

particulieren verkocht, of in het lopende jaar al heeft of door middel van een nieuwe verkoop zal

overschrijden, dan is op deze levering Britse btw verschuldigd, aan te rekenen door de Belgische

leverancier. Dit houdt in dat de Belgische leverancier een Brits btw-nummer dient aan te vragen en aan

alle Britse btw-verplichtingen moet voldoen.

Na de Brexit zal het bovenstaande uiteraard niet meer van toepassing zijn, aangezien de btw-heffing in het

VK gewoon via de douane zal verwerkt worden.

4.4.5. Aankoop goederen uit het VK (B2C)

Voor de Brexit gold in het geval dat een VK-onderneming goederen verkocht aan een Belgische (Europese)

particuliere klant, eveneens het regime van afstandsverkoop. Tot het hierboven reeds vermelde

drempelbedrag (35.000 euro voor verkopen aan België) mocht de VK-leverancier Britse btw aanrekenen,

tenzij deze ervoor opteerde om vanaf de eerste euro Belgische btw toe te passen. Na de Brexit komt opnieuw

een traditionele invoer-uitvoerbeweging in de plaats, waardoor de (Belgische) btw geïnd zal worden door

de douane. Voor goederen met een intrinsieke waarde tot 150 euro komt er vanaf 2021 echter een nieuw

systeem, zie infra bij ‘E-commerce’. Goederen met een waarde hoger dan 150 euro zullen niet via dit

nieuwe systeem behandeld worden, daarop zal de btw nog altijd berekend worden via de douane, naar

analogie met het reeds eerder beschreven B2B-systeem.

4.4.6. E-commerce

De Europese Commissie streeft naar vereenvoudiging van btw-verplichtingen voor bedrijven die

grensoverschrijdende goederen of diensten (voornamelijk online) verkopen aan consumenten (B2C) en

ervoor zorgen dat btw op dergelijke leveringen correct wordt betaald aan de lidstaat van de klant, in

overeenstemming met het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming. De Commissie

stelde twee fases voor waarvan de eerste al in werking is getreden met MOSS (voor TBE-diensten, zie

43 Vervat in art. 33 Richtl. 2006/112/EG (artikel 15 W.BTW)

Page 42: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

35

infra). Het tweede pakket maatregelen werd door de Raad in december 2017 goedgekeurd en omvat nieuwe

regels voor verkoop op afstand van goederen en voor alle soorten diensten die aan

eindgebruikers/consumenten in de EU worden geleverd. Deze laatste maatregelen, ook wel 'het btw-e-

commerce pakket' genoemd, zijn vanaf 2021 van toepassing. Zo wordt de MOSS uitgebreid tot een One

Stop Shop voor B2C-leveringen van andere diensten dan TBE-services, voor de intra-EU-afstandsverkoop

van goederen en voor verkoop op afstand van goederen die uit derde landen worden ingevoerd met een

intrinsieke waarde van maximaal 150 euro (Europese Commissie, z.j.).

De intrinsieke waarde in deze context houdt geen rekening met transport- of verzekeringskosten en

beschouwt enkel de waarde van de goederen op zich. De btw op deze goederen of diensten, volgens de

regels van het land van de koper, zal volgens een (M)OSS-aangifte moeten aangegeven worden door de

verkoper. Vermits de regeling ‘intra-EU-afstandsverkopen/distance sales’ enkel tussen EU-lidstaten werkt,

is dit na een Brexit dus niet meer van toepassing op transacties tussen het VK en de EU. Nu komt de douane

immers in de plaats, maar wel met een vereenvoudigde regeling.

In het geval een Belgische particuliere koper goederen bij een VK-leverancier aankoopt, is er na de Brexit

sprake van een invoer. Wanneer de intrinsieke waarde ervan lager is dan 150 euro, kan er geopteerd worden

om de btw niet te voldoen bij de douane, maar wel via de Britse leverancier die dan de verschuldigde

Belgische btw aanrekent. Dit zal volgens een (M)OSS-aangifte moeten. Hij zal hiervoor geen volledige

Belgische btw-identificatie moeten hebben, maar zal zich toch in minstens één EU-lidstaat moeten

registreren voor (M)OSS, via een fiscaal vertegenwoordiger. Wanneer bewezen kan worden dat de btw via

een (M)OSS-aangifte voldaan is, zal de douane bij het inklaren geen btw meer aanrekenen. Om misbruik

te voorkomen zal echter, als het MOSS-systeem niet toegepast is, de douane alsnog btw aanrekenen op de

zending. Er is dan wel een mogelijkheid tot een vereenvoudigde invoerprocedure. (EY, 2018; J. Van Der

Paal, persoonlijke communicatie, 22 mei 2019).

Niet-fiscale gevolgen op e-commerce na Brexit

Naast deze fiscale implicaties is het belangrijk om ook de gevolgen van deze ‘nieuwe’ procedures op de e-

commerce in kaart te brengen. Indien het VK na de Brexit zal bekeken worden als een derde land, zullen

de goederen die besteld zijn via een online Belgisch platform met als bestemming het VK onder de WTO-

tarieven vallen, wat de prijzen van deze goederen zal doen stijgen, voor zover er daadwerkelijk

douanerechten van toepassing zijn. Daarnaast zal door de inklaringsprocedures aan de grens de levertijd

toenemen, wat cruciaal is binnen de e-commerce om je te onderscheiden van de standaard retail sector.

Verder zal het belangrijk zijn dat er voordelige bepalingen worden ontwikkeld omtrent goederen die worden

teruggestuurd, zodat dit vlot kan verlopen (European eCommerce and Omni-channel Trade Association

[EMOTA], 2019)

Page 43: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

36

4.4.7. Driehoeksverkeer

Wat is driehoeksverkeer?

Bij driehoeksverkeer is er sprake van drie partijen, die we gemakkelijkheidshalve A, B en C noemen, en

die allemaal in een verschillende EU-lidstaat gevestigd zijn. De facturatieflow verloopt van A over partij B

naar C, terwijl de goederen rechtstreeks van A naar C verstuurd worden. Merk op dat in elke ketting er

slechts één transactie de classificatie ‘met vervoer’ kan krijgen.

Voorbeeld

Partij A (België), partij B (VK) en partij C (Frankrijk).

B ontvangt een bestelling van C. De goederen liggen echter in voorraad bij A in België, die een

dochteronderneming van B is. Het is dus praktischer om de goederen rechtstreeks van A naar C te

versturen. A zal een factuur sturen naar B, en B een factuur naar C.

Er zijn twee situaties te onderscheiden, naargelang wie instaat voor het vervoer: A of C.

● Het vervoer wordt verricht door of voor rekening van A

Wanneer het vervoer verricht wordt door A, dan wordt de verkooptransactie A-B als een levering met

vervoer beschouwd. Deze levering wordt vrijgesteld van Belgische btw als intracommunautaire levering

in de zin van art. 39bis WBTW, aangezien de twee basisvoorwaarden voldaan zijn: de goederen worden

verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat (in dit geval Frankrijk, dat hoeft dus niet het land van de

koper te zijn) en de klant heeft een geldig btw-nummer (de VK-klant heeft een geldig VK btw-nummer).

Aangezien de goederen aankomen in Frankrijk, vindt daar een intracommunautaire verwerving plaats.

Die wordt verricht door B, de VK-klant. Daarop volgt een Franse binnenlandse levering (deze volgt

immers de basisregel: de levering vindt plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de

levering, in dit geval bevinden de goederen zich in Frankrijk, waardoor de plaats van de levering op

Frankrijk wordt gezet), opnieuw verricht door B. Het VK-bedrijf B doet dus een belastbare

intracommunautaire verwerving én een binnenlandse levering in Frankrijk, waardoor het in principe een

Frans btw-nummer zou moeten aanvragen en aan alle Franse btw-formaliteiten moet voldoen.

Let wel, dit betekent niet automatisch dat de Franse btw moet voldaan worden door B. In Frankrijk kan

bijvoorbeeld een equivalent van het Belgische artikel 51 § 2, 5° WBTW bestaan waardoor de btw verlegd

wordt naar C. Daarvoor zou de Franse wetgeving ter zake moeten beschouwd worden.

● Het vervoer wordt verricht door of voor rekening van C

Nu wordt de transactie B-C als transactie met vervoer beschouwd. De levering van A aan B wordt dus

een gewone binnenlandse levering in België. De goederen bevinden zich immers (nog) in België op het

tijdstip van de levering. Vervolgens doet B een levering van goederen mét vervoer (aan C), die levering

Page 44: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

37

Doel vereenvoudigd driehoeksverkeer

Uit bovenstaande situaties blijkt dat de ‘tussenpersoon’ B

telkens nog btw-verplichtingen in een andere lidstaat oploopt.

In de eerste situatie is dat Frankrijk, in de tweede situatie is dat

België. Per saldo zijn deze operaties echter niet van belang,

aangezien het telkens nuloperaties betreft. Daarom werd de

regeling ‘vereenvoudigd driehoeksverkeer’ in het leven

geroepen. Daarbij wordt partij B vrijgesteld van btw-

formaliteiten, op voorwaarde dat het vervoer in de relatie A-B

zit (zie situatie 1). De door B verrichte intracommunautaire verwerving wordt vrijgesteld van btw. Voor de

daaropvolgende binnenlandse levering aan C wordt de btw simpelweg verlegd naar C. Voor de tweede

situatie is er echter geen vereenvoudigingsmaatregel voorzien.

Invloed Brexit op driehoeksverkeer

Doordat het VK uit de EU stapt en bijgevolg geen beroep meer kan doen op regeling van het

intracommunautair verkeer wordt ook het gebruik van deze vereenvoudigingsregeling aangetast. Hieronder

wordt kort besproken wat het gevolg zal zijn indien een VK-bedrijf respectievelijk partij A, B of C is.

● VK-bedrijf als partij A: op de goederenbeweging van het VK naar de EU heb je eigenlijk geen

driehoeksverkeer meer nodig aangezien men door de Brexit in een situatie van in- en uitvoer

terechtkomt. Hierdoor zal een VK-bedrijf dat goederen, via bijvoorbeeld Frankrijk, naar België

brengt een uitvoer doen. Net zoals vóór de creatie van de interne markt (1/1/1993) zal het voor

tussenpersonen weer mogelijk worden om ‘buiten btw te opereren’, iets wat binnen het

intracommunautaire verkeer onmogelijk is. Bijgevolg zullen die tussenpersonen zich voor btw niet

meer moeten registreren waardoor het mogelijk wordt om terug ‘lange kettingen’ te maken zoals

dit mogelijk was vóór 1993.

Concreet: het Britse bedrijf zal goederen uitvoeren. Het eenvoudigste is dan dat partij C als

invoerder wordt aangeduid. Hierdoor wordt het hele gebeuren tussen de uitvoer door partij A en

de invoer door partij C als ‘buiten btw-toepassingsgebied’ geacht. Dit verhindert uiteraard dat

partij B zich in een van de andere staten voor btw moet registreren. De factuur van A naar B zal

vindt plaats in België (de plaats van aanvang van vervoer), maar zal vrijgesteld worden als

intracommunautaire levering. C doet ten slotte een belastbare intracommunautaire verwerving in

Frankrijk. B, de VK-onderneming, doet hier dus opnieuw transacties die in principe Belgische btw met

zich meebrengen. Enerzijds zal ze de aan A betaalde btw moeten recupereren, anderzijds moet ze de

intracommunautaire levering aan C aangeven in een intracommunautaire opgave en btw-aangifte. Dit

betekent uiteraard dat B zich in België zal moeten registreren voor btw-doeleinden.

Figuur 5: Vereenvoudiging van het

driehoeksverkeer

Page 45: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

38

geen btw vermelden, net als de factuur van B aan C. (J. Van Der Paal, persoonlijke communicatie,

19 april 2019)

● VK-bedrijf als partij B: In het geval van een ‘Europese beweging’, waarbij goederen van België

naar Frankrijk gaan via het VK zal de VK-onderneming geen partij B in bovenstaand

vereenvoudigingsmechanisme meer kunnen zijn. De VK-onderneming zal zich dus, al naargelang

de situatie, in een van de andere lidstaten moeten registreren via een aansprakelijke

vertegenwoordiger en de niet-vereenvoudigde werkwijze hanteren. Eenmaal de VK-onderneming

een EU-btwnummer heeft, kan het met dit nummer wel gewoon opnieuw deelnemen in het

vereenvoudigingsmechanisme binnen de hele EU. Bijgevolg zal ook de vraag rijzen in welk land

dergelijk btw-nummer het beste zou kunnen worden aangevraagd en welk land dit nummer zal

uitreiken. Zonder activiteiten (belastbare handelingen) in een bepaalde lidstaat wordt het immers

niet zo gemakkelijk.

● VK-bedrijf als partij C: Wanneer goederen van België naar het VK gaan via Frankrijk, komen we

terecht in een gelijkaardige situatie als wanneer het VK-bedrijf partij A is in de keten. Hierbij zal

er ook geen sprake meer zijn van driehoeksverkeer. Partij A wordt de uitvoerder en logischerwijze

is de laatste partij in de keten, partij C (de VK-onderneming), de invoerder. Alles tussen de uitvoer-

en invoerbeweging wordt opnieuw ‘buiten btw-toepassingsgebied’ geacht, waardoor de facturatie

aan en vanwege het Franse bedrijf zonder btw gebeurt. Een bijkomend btw-nummer is voor deze

laatste dus ook niet aan de orde (behoudens andere transacties die dat vereisen uiteraard).

4.4.8. Consignatieverkopen of call-off stock

Een volgende set vereenvoudigingsmaatregelen die bij een Brexit komen te vervallen in handelingen met

het VK, is de regeling voor consignatieverkopen of call-off stock. Dit houdt in dat goederen fysiek

overgebracht worden door de leverancier (‘consignant’) naar een vestiging van de koper (‘consignataris’),

maar de eigendomstitel blijft bij de leverancier. De eigendom gaat pas over wanneer de klant de goederen

uit de voorraad ‘licht’. De term ‘consignatieverkoop’ verwijst eerder naar goederen die de klant gewoon

zal doorverkopen, terwijl call-off stock eerder verwijst naar grondstoffen of andere producten die door de

klant in zijn productieproces zullen gebruikt worden. Beiden worden gelijkaardig behandeld, in de verdere

uitwerking gebruiken we gemakkelijkheidshalve de term ‘consignatieverkoop’.

Let wel, in Engelstalige literatuur wordt naar het bovenstaande telkens als call-off stock gerefereerd.

‘Consignment stock’ betekent dan een voorraad die nog steeds onder controle van de leverancier staat en

bedoeld is om meerdere klanten te bevoorraden (Avalora, z.j.).

Het probleem met een consignatieverkoop is dat er een fysieke stroom van goederen is, terwijl er geen

eigendomsoverdracht is. Het is dus geen ‘levering pur sang’, want een levering wordt gedefinieerd als ‘de

macht om als eigenaar te beschikken…’. Het wordt wel gekwalificeerd als overbrenging, die gelijkgesteld

wordt met een levering onder bezwarende titel. Een concreet voorbeeld zal veel verduidelijken.

Page 46: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

39

In bovenstaand geval moet de VK-leverancier zich dus in België registreren voor btw-doeleinden. Als EU-

lidstaat kan ze dit rechtstreeks, maar na de Brexit zou dit via een aansprakelijke vertegenwoordiger moeten

(zie infra). België heeft echter een vereenvoudigingsregel uitgewerkt in Aanschrijving nr. 16 dd. 04.07.1994

waarbij de leverancier niet verplicht is om een Belgische btw-registratie aan te gaan. De Belgische klant

moet in dit geval een aantal verplichtingen op zich nemen. Deze vereenvoudigingsregel is vrijblijvend en

aan een aantal voorwaarden gekoppeld44. Het gaat in de eerste instantie om formele voorwaarden, zoals de

vermeldingen op de factuur.

De term ‘vereenvoudigingsmaatregel’ is misschien ietwat misleidend, vermits de transactie voor de

Belgische klant wel complexer wordt, meer bepaald meer bepaald in zijn btw-aangifte. Na de Brexit zal

bovenstaand vereenvoudigingsmechanisme alvast niet meer van toepassing zijn, vermits de aanschrijving

dit expliciet enkel voorziet voor EU-lidstaten. Dit is ook logisch, vermits dit systeem steunt op het

intracommunautair verkeer van goederen. Wanneer het VK uit de EU stapt, wordt dat voor btw-doeleinden

een derde land, waardoor invoer-uitvoer in de plaats komt. Wil de Britse leverancier alsnog een

consignatievoorraad aanleggen bij zijn Belgische klant, dan komen we in het niet-vereenvoudigde systeem

zoals eerder beschreven, terecht. Nu zal de Britse leverancier ook een Belgisch btw-nummer nodig hebben

(met vaste vertegenwoordiger, zie infra), niet om een intracommunautaire verwerving te doen, maar wel

om een invoer te doen in België.

44 Deze zijn vermeld in nr. 42 van Aanschrijving nr. 16 dd. 04.07.1994

Scenario 1: een VK-leverancier stuurt goederen naar een Belgische klant in consignatie, de verkoop

wordt pas gesloten wanneer de klant goederen uit die stock licht

Bij de VK-leverancier wordt de overbrenging gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel.

Deze vindt plaats waar het vervoer aanvangt, in het VK dus. De vrijstelling voor intracommunautaire

leveringen is echter van toepassing, waardoor er geen Britse btw aangerekend wordt. De goederen zijn

nog steeds eigendom van de Britse leverancier, waardoor deze bij aankomst in België een belastbare

intracommunautaire verwerving verricht. Dit houdt in dat de VK-leverancier een Belgisch btw-nummer

zou moeten aanvragen om die intracommunautaire verwerving te kunnen aangeven in een btw-aangifte.

Wanneer de klant dan de goederen uit de stock licht, vindt er een binnenlandse levering plaats in België.

De levering vindt immers plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de levering (=de

overgang van de macht om als eigenaar te beschikken) en dat is België. Er hoeft wel geen Belgische btw

op de factuur vermeld te worden, in de veronderstelling dat de leverancier enkel een Belgisch btw-

nummer heeft, maar niet in België gevestigd is, vermits deze zal verlegd worden op basis van artikel 51

§2, 5° WBTW.

Page 47: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

40

Het spreekt voor zich dat ook het bovenstaande niet meer werkt na de Brexit. Bij aankomst van de goederen

in het VK zullen deze bij de douane moeten ingeklaard worden. Vermits de goederen op dat moment nog

altijd eigenaar zijn van de Belgische leverancier, zal hij in principe de inklaring voor zijn rekening moeten

nemen en de Britse btw voldoen. Dit houdt dus in dat de Belgische leverancier zich voor de btw zal moeten

laten registreren in het VK en voor de rest de aldaar toepasselijke regels zal moeten volgen.

4.4.9. Praktische veranderingen: identificatie, formaliteiten, teruggaaf, ...

Wanneer er sprake is van uitvoer door of voor rekening van de Belgische verkoper, zal die verkoper steeds

moeten bewijzen dat de goederen effectief uitgevoerd zijn om van de vrijstelling van btw te kunnen

genieten45. Hij kan dit doen aan de hand van verschillende documenten die bijdragen tot dat bewijs, maar

een uitvoerdocument zal hierbij een cruciale rol spelen. Wanneer de Belgische verkoper op het

uitvoerdocument vermeld staat dan zal die verkoper er ook voor moeten zorgen dat zijn

ondernemingsnummer geregistreerd staat in de EORI-databank van de EU. Dit zal niet vereist zijn wanneer

de Britse koper instaat voor de uitvoer, dan is het de Britse koper die een EORI-nummer46 moet hebben.

Elke marktdeelnemer, zowel een rechtspersoon als een eenmanszaak, die in aanraking komt met de douane

betreffende import- of exportactiviteiten met een niet-EU-lidstaat moet zich laten identificeren aan de hand

van een EORI-nummer. Dankzij dit identificatienummer kunnen de gegevens van de onderneming

45 Art. 39 §1 W.BTW

46 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Scenario 2: een Belgische leverancier stuurt goederen in consignatie naar een VK-klant, de verkoop

wordt pas gesloten wanneer goederen uit de voorraad worden ‘gelicht’

Voor dit scenario zijn de Britse regels het belangrijkste. De overbrenging vanuit België naar het VK

wordt in België nog altijd gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel, die in België plaatsvindt

(=plaats van aanvang vervoer). Vermits de goederen verstuurd worden naar een andere lidstaat en de

ontvanger een geldig btw-nummer heeft (wordt verondersteld), zal de vrijstellingsregel voor

intracommunautaire levering van toepassing zijn. De Belgische leverancier zal zich echter niet in het VK

moeten registreren, aangezien het VK gewoon anticipeert op de daadwerkelijke levering aan de VK-

klant. Concreet: bij aankomst van de goederen in het VK dient de klant een intracommunautaire

verwerving aan te geven en de btw ter zake te voldoen, die hij volgens de toepasselijke regels en eventuele

beperkingen in aftrek kan brengen. In het VK wordt het geheel dus teruggebracht tot één transactie,

terwijl België (zie scenario 1) twee te onderscheiden transacties beschouwt. (HM Revenue & Customs,

2016).

Page 48: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

41

efficiënter worden uitgewisseld tussen alle douanediensten binnen de EU. Elke marktdeelnemer moet zich

slechts in één lidstaat laten registreren, die registratie geldt dan voor de hele EU-grens. Bovendien zal een

VK-marktdeelnemer zijn huidig ‘EORI-nummer GB’ moeten aanpassen naar een EORI-nummer dat geldig

is nadat het VK de interne markt heeft verlaten. Wanneer deze omzetting tegen dan niet is gebeurd, dan zal

dat nummer vanaf de Brexit niet langer geldig zijn voor douane-activiteiten met de EU (FOD Financiën,

z.j.).

Het is van bijzonder groot belang dat het uitvoerdocument correct ingevuld wordt met het oog op het

bewijzen van de btw-vrijstelling wegens uitvoer. Het btw-nummer van de verkoper die de btw-vrijstelling

inroept, moet namelijk worden vermeld in vak 44 van de uitvoeraangifte, ook bij een EXW verkoop. Deze

aanpassing kwam er na een wijziging van het Douanewetboek van de Unie in 2016, waardoor de btw-

uitvoerder niet noodzakelijk dezelfde partij is als de uitvoerder voor douanedoeleinden. Deze laatste wordt

immers vermeld op de uitvoeraangifte onder vak 2. Bij een EXW-verkoop is de douane-uitvoerder de klant

en niet de leverancier. Zonder een vermelding van het btw-nummer van de leverancier zou de geldigheid

van de uitvoeraangifte als bewijs voor de btw-vrijstelling in het gedrang komen. Hierop besliste de

administratie dat de vermelding van het btw-nummer in vak 44 aanvaard wordt om de vrijstelling van btw

voor de verkoper te bewijzen47 (Deloitte, 2016; Moore Stephens, 2016; Vandelanotte, 2016). In de btw-

aangifte van de Belgische verkoper zal de verkoop aan het VK moeten vermeld worden in vak 47 “Andere

vrijgestelde handelingen en handelingen verricht in het buitenland” in plaats van vak 46 “Vrijgestelde

intracommunautaire leveringen verricht in België en ABC-verkopen”.

Op vlak van btw-identificatie zou een harde Brexit eveneens voor wijzigingen zorgen. Een EU-lidstaat kan

een rechtstreekse btw-identificatie aanvragen in België. Belastingplichtigen uit niet-EU-lidstaten kunnen

ook een Belgisch btw-nummer aanvragen, maar dat moet via een aansprakelijke vertegenwoordiger. Britse

ondernemingen komen in dat laatste systeem terecht. Als zij al een Belgisch btw-nummer hadden, kunnen

zij dit behouden, maar moet het omgezet worden naar een individueel btw-nummer met aanstelling van een

aansprakelijke vertegenwoordiger.

Ook voor het aanvragen van een teruggaaf van Britse btw komt er verandering in het spel. Tot en met 2018

kon een Belgische onderneming die Britse btw betaald heeft, deze terugvragen via het programma

VATREFUND (onderdeel van Intervat). In het geval er sprake was van een harde Brexit vanaf 29 maart

dan zou voor de periode van 1 januari tot 29 maart 2019 ook nog een teruggaaf mogelijk zijn geweest, maar

dan volgens een aanvraagprocedure die door het VK moet ingevoerd worden. Een teruggaaf van Britse btw

na de Brexit zal volledig een bevoegdheid van het VK zijn, zo kunnen er bijvoorbeeld andere voorwaarden

aan gekoppeld zijn (Opreel, 2019). Ondanks het feit dat de deadline van 29 maart is opgeschoven, blijft dit

principe wel geldig voor het moment dat de Brexit echt plaatsvindt. Wanneer een btw-teruggaaf met

47 Beslissing ET 129.169

Page 49: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

42

betrekking tot de periode vóór de Brexit wordt aangevraagd na de Brexit dan zal een teruggaaf mogelijk

zijn, maar volgens een procedure die het VK dan voorlegt.

4.4.10. B2B-diensten

Diensten aan in het VK gevestigde afnemers (B2B)

De btw-behandeling van diensten zal weinig veranderingen kennen door de Brexit aangezien de belasting

van diensten niet gebaseerd is op het EU-lidmaatschap zoals dat wel zo is voor leveringen van goederen.

De gekende hoofdregels blijven van toepassing. Diensten die verricht worden aan een belastingplichtige in

de zin van artikel 4 WBTW of artikel 2 Richtl. 2006/112/EG, of aan niet-belastingplichtige rechtspersonen,

worden B2B-diensten genoemd. Deze vinden plaats waar de afnemer-belastingplichtige de zogenaamde

“zetel van zijn economische activiteit” heeft gevestigd48 of, als de dienst verricht wordt voor een vaste

inrichting, de plaats van de vaste inrichting die de dienst afneemt. Op deze algemene regel bestaan enkele

uitzonderingen49, dat zijn bijvoorbeeld werk in onroerende staat (vindt plaats waar het onroerend goed

gelegen is) of restaurant- en cateringdiensten (vinden plaats waar de dienst materieel verricht wordt). De

Belgische leverancier hoeft in het basisgeval geen Britse btw aan te rekenen, vermits deze verlegd wordt

naar de Britse klant. Deze verlegging is onafhankelijk van EU-lidmaatschap of niet. Elke B2B-dienst die

verricht wordt voor een Britse klant door een niet in het VK gevestigde leverancier, is onderworpen aan de

verlegging (behoudens specifieke uitzonderingen). De Belgische leverancier neemt deze handeling gewoon

op in rooster 47 “Andere vrijgestelde handelingen en handelingen verricht in het buitenland” van zijn btw-

aangifte. Dit is bijgevolg de enige wijziging wat betreft de B2B-hoofdregel. Voordien moest de

zogenaamde intracommunautaire dienst vermeld worden in rooster 44 “Diensten waarvoor de buitenlandse

btw verschuldigd is door de medecontractant”.

Diensten door in het VK gevestigde verleners (B2B)

Uiteraard blijft ook hier de B2B-hoofdregel gelden zoals voor de Brexit. Een dienst die door een VK-

leverancier verricht wordt voor een Belgische onderneming (btw-plichtige), is onderworpen aan de

Belgische btw. Ook hier is opnieuw een verlegging van toepassing, zodat de Britse leverancier hiervoor in

principe geen Belgisch btw-nummer nodig heeft en zich niets hoeft aan te trekken van het toepasselijke

Belgische btw-tarief. Bijgevolg zal de Belgische afnemer de btw moeten voldoen in zijn eigen btw-aangifte.

De verschuldigde btw zal in rooster 56 komen en de aftrekbare in rooster 59. De maatstaf van heffing komt

in vak 87 “Andere inkomende handelingen waarvoor de btw verschuldigd is door de aangever” en normaal

gezien ook in vak 82 “Bedrag van de inkomende handelingen: diensten en diverse goederen”. Op deze

48 Art. 44 Richtl. 2006/112/EG

49 opgesomd in artikel 46 e.v. Richtl. 2006/112/EG

Page 50: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

43

hoofdregel bestaan opnieuw een aantal uitzonderingen, waaronder werk in onroerende staat en restaurant-

en cateringdiensten (cf. supra).

Uitzondering: Use & Enjoyment regel (B2B)

In België wordt ook een een uitzondering voorzien op de algemene plaatsbepalingsregels voor diensten die

op basis van de hoofdregel niet in functie van het werkelijke verbruik zouden belast worden. De

mogelijkheid hiertoe wordt gegeven door artikel 59bis van de richtlijn 2006/112/EG dat in België

geïmplementeerd werd door middel van een koninklijk besluit50. Daarin staan de volgende twee regels te

lezen.

Goederenvervoerdiensten en diensten die daarmee nauw samenhangen (laden, lossen, behandeling van de

goederen, …) in verband met transporten waarvan het volledige traject buiten de EU wordt afgelegd en die

verricht worden voor een Belgische ontvanger, worden in tegenstelling tot de B2B-hoofdregel geacht buiten

de EU plaats te vinden en bijgevolg niet onderworpen te zijn aan de btw.

Als spiegelbeeld worden deze diensten, als ze verricht worden voor een niet in de EU gevestigde

dienstafnemer, maar die betrekking hebben op transporten die uitsluitend binnen België afgelegd worden,

geacht in België plaats te vinden. Deze diensten zijn bijgevolg onderworpen aan de Belgische btw. Zonder

deze regel zou een transport tussen bijvoorbeeld Gent en Brussel toch niet onder de btw vallen indien de

afnemer van die dienst een belastingplichtige is die voor btw niet binnen de EU staat geregistreerd (bv. een

VK-onderneming na de Brexit). Bijgevolg zal een onderneming die transportdiensten of de daarmee

samenhangende logistieke diensten verricht met of in het VK deze use & enjoyment regel in het achterhoofd

moeten houden van zodra het VK geen lid meer is van de EU (Pichal & De Cock, 2019). Deze use &

enjoyment regel wordt in België enkel geïmplementeerd voor B2B-transacties. Voor B2C-transacties

blijven de hoofdregel en de bijhorende uitzonderingsregels van toepassing.

4.4.11. B2C-diensten

Diensten aan in het VK gevestigde afnemers (B2C)

Diensten die echter geleverd worden aan niet-belastingplichtigen, particulieren dus, worden B2C-diensten

genoemd. Deze vinden in de regel plaats waar de leverancier gevestigd is. Ook hierop bestaan enkele

uitzonderingen51 deze vinden dan plaats in het land van de klant. Een verlegging naar de klant is in deze

context echter niet mogelijk, vermits een particuliere/niet-belastingplichtige klant geen btw-aangiften

indient en bijgevolg geen btw kan voldoen in zijn eigen aangifte. Dit houdt in dat de Belgische leverancier

50 KB nr. 57 31 oktober 2017 tot uitvoering van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde

51 Art. 46 e.v. Richtlijn 2006/112/EG

Page 51: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

44

Britse btw moet aanrekenen52 op zijn factuur en dus in de regel een Britse btw-registratie moet hebben. Een

belangrijk element hierin, is de zogenaamde MOSS-aangifte53.

Diensten door in het VK gevestigde verleners (B2C)

Een in het VK gevestigde dienstverlener die diensten verricht voor een Belgische niet-belastingplichtige,

dient Britse btw aan te rekenen volgens de toepasselijke Britse regels. Ook hierop bestaan de reeds vermelde

uitzonderingen, waaronder ook de MOSS-diensten.

Uitzondering: MOSS-diensten (B2C)

De Brexit zal wel voelbaar zijn voor diensten die via het MOSS-systeem verlopen. De MOSS-regeling

geldt momenteel voor telecommunicatie-, uitzend- en elektronische diensten (TBE-services). In het kader

van B2C-transacties vinden deze, in tegenstelling tot de B2C-hoofdregel, wél plaats waar de afnemer

gevestigd is. In de regel zouden leveranciers van dergelijke diensten in elk land waar ze een afnemer

hebben, moeten voldoen aan alle BTW-verplichtingen. Om deze hele administratieve rompslomp te

vermijden, werd het MOSS-systeem ingevoerd. De leverancier moet nog altijd de buitenlandse btw

aanrekenen op factuur, maar moet hiervoor geen aparte buitenlandse btw-aangifte opmaken. Het volstaat

dat de leverancier al deze handelingen opneemt in een zogenaamde. MOSS-aangifte, die per land en tarief

de verschuldigde btw berekent. Deze btw moet dan betaald worden aan de binnenlandse btw-administratie.

De verschillende btw-administraties zullen de saldi dan onderling verrekenen. Zoals ut supra aangehaald

bij de B2C-leveringen in het kader van verkoop op afstand zullen ook voor de MOSS-diensten de

maatregelen van 'het btw-e-commerce pakket' vanaf 2021 van toepassing zijn. Zo wordt de MOSS

uitgebreid tot een One Stop Shop voor B2C-diensten naar andere diensten dan de TBE-services. (Europese

Commissie, z.j.).

De MOSS-aangifte kan enkel gebruikt worden om de verschuldigde btw van EU-landen aan te geven. Voor

een niet-EU-land is deze vereenvoudigingsmaatregel immers niet van toepassing. In dat geval zal dus toch

de volledige procedure gevolgd moeten worden: buitenlands btw-nummer aanvragen, btw-aangiftes

indienen per land, ...

Concreet betekent dit voor diensten geleverd aan VK-klanten door een Belgische leverancier, dat die

Belgische leverancier niet langer een Belgische MOSS-aangifte kan gebruiken om de Britse btw aan te

geven. In de plaats daarvan moet een procedure, te bepalen door de Britse overheid, gevolgd worden.

Omgekeerd zal een Britse onderneming niet langer rechtstreeks een MOSS-aangifte kunnen indienen om

52 Art. 45 Richtlijn 2006/112/EG

53 Zie infra ‘E-commerce’

Page 52: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

45

Belgische btw op dergelijke diensten aan te geven. Deze onderneming zal zich in minstens één EU-lidstaat

moeten registreren om de btw op deze MOSS-diensten te kunnen aangeven.

4.4.12. Mogelijkheid: Speciaal btw-statuut

In het geval van een zachtere Brexit zou er een mogelijkheid kunnen bestaan dat het VK een ‘speciaal’

statuut krijgt in het domein van de btw. Voor zo’n geval kan er gekeken worden naar Monaco. Hierbij

wordt Monaco niet behandeld als een derde land, waardoor het voor btw-doeleinden wordt geacht binnen

de EU (Frankrijk in dat geval) plaats te vinden. Door het VK een vergelijkbaar statuut te geven als ‘niet-

derde land’ zou onder andere de intracommunautaire vrijstelling op leveringen van goederen wel kunnen

blijven bestaan. In een geval van een dergelijk scenario zou het VK worden toegevoegd aan artikel 7 van

de EU btw-richtlijn. Een legitieme vraag kan dan natuurlijk zijn op welk land het VK zou kunnen

‘meesurfen’.

4.4.13. Wat zegt het terugtrekkingsakkoord? (Europese Commissie, 2019)

Het VK blijft gedurende de transitieperiode (vanaf de uittredingsdatum tot 31 december 2020 of langer bij

een verlenging van het terugtrekkingsakkoord) lid van de interne markt en de douane-unie. Goederen die

vóór het einde van de overgangsperiode rechtmatig in de EU of in het VK in de handel zijn gebracht, mogen

vrij blijven circuleren zonder dat productwijzigingen of nieuwe etikettering nodig zijn. Op het einde van de

transitieperiode kunnen goederen in de distributieketen nog zonder problemen hun eindgebruikers bereiken,

dus zonder extra productvereisten. Daarnaast mogen deze producten nog evenzeer gebruikt worden in de

uitvoering van een dienst. De goederen zullen ook voortdurend onder toezicht van de

markttoezichtautoriteiten van de lidstaten en het VK staan. Er is echter een uitzondering voor vee en

dierlijke producten, zij zullen wel onder de regels vallen van invoer en sanitaire controles, ongeacht

wanneer ze op de markt geplaatst zijn.

Voor douane-, btw- en accijnsdoeleinden zullen goederenbewegingen die beginnen vóór het einde van de

overgangsperiode hun verplaatsingen volgens EU-regels kunnen voltooien.

Na het einde van de overgangsperiode blijven EU-regels van toepassing op grensoverschrijdende

transacties die vóór de overgangsperiode zijn begonnen in termen van btw-rechten en -verplichtingen voor

belastingplichtigen zoals rapportageverplichtingen, betaling en terugbetaling van de btw.

4.5. Douane en accijnzen

4.5.1. Douanecontroles en formaliteiten

Volgens de FOD Financiën (2019) staat het vast dat goederenverkeer met een derde land hoe dan ook

onderhevig is aan douanecontroles en -formaliteiten. Douaneformaliteiten zijn alle handelingen die moeten

Page 53: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

46

gebeuren om te voldoen aan de douanewetgeving, denk hierbij aan een aangifte bij het binnenbrengen of

uitgaan van goederen en het indienen van een douaneaangifte (elektronisch ingediend via PLDA54) of

aangifte voor tijdelijke opslag. Voorbeelden van douanecontrole zijn dan weer: de controle op de

aanwezigheid en juistheid van vereiste documenten, controle van vervoermiddelen, monster- en staalname,

visitatie van gebouwen en controle van de goederen (FOD Financiën, 2019). Voor de duidelijkheid, douane

en accijnzen zijn twee aparte zaken, ook al zitten ze vervat in één administratie in België. Het regime van

accijnzen loopt parallel met btw (Van der Paal J., persoonlijke communicaite, 19 april 2019).

De eigenschappen van EU-lidmaatschap in verband met douane zijn de volgende: er zijn geen

douanebarrières, quota of heffingen en er is een gemeenschappelijke set van regels (Institute for

Government, 2018). Voor import van buiten de douane-unie geldt hetzelfde externe tarief. Er moeten geen

bewijzen van oorsprong aangetoond worden en grenscontroles zijn er niet meer sinds 1993, waardoor er

bijna geen niet-tarifaire barrières zijn.

Wanneer het VK de interne markt verlaat, zullen er opnieuw douaneformaliteiten worden ingevoerd, dit

betekent dat men voor export meer documenten zal moeten voorleggen dan enkel een factuur. Bij een harde

Brexit zal het VK namelijk gezien worden als een derde land tegenover alle lidstaten van de EU. Dit

betekent ook dat de lidstaten tegenover het VK éénzelfde douanetarief zullen heffen. Het voordeel voor het

VK zit hem vooral in het feit dat, bij het verlaten van de interne markt, het VK weer controle heeft over

zijn eigen grenzen en zelf zijn tarieven, importquota, embargo’s, invoerrechten en dergelijke kan bepalen.

Daartegenover staat dus wel dat tussen de EU en het VK er opnieuw een grens ontstaat, wat

douanecontroles, extra aangiften en formaliteiten met zich meebrengt.

Handel drijven met het VK zou dus vallen onder handel met derde landen. Daarbij zou het VK weer volledig

vrij zijn hun eigen douane te regelen en hun eigen accijnzen te heffen. Toch moet er rekening gehouden

worden met de regels van de WTO, maar zolang het VK en de EU redelijk blijven, zal dit geen probleem

zijn. Toch komen er aanzienlijke kosten bij kijken, maar om deze exact te bepalen zou men de volledige

goederen- en dienstenstroom van zowel afgewerkte producten als halffabricaten en grondstoffen in kaart

moeten brengen. Enkel zo kan men bepalen hoeveel ondernemingen, particulieren en producenten zullen

worden getroffen door de extra kosten die komen bij het optrekken van de grens tussen het VK en de EU

(Flanders Investment & Trade, z.j.).

Wanneer er sprake zou zijn van een harde Brexit, zouden de producten uit het VK de status krijgen van

niet-Uniegoederen55. (Gevers J. & Lietaert W., 2019). Uit de prognose van de Algemene Administratie van

de Douane en Accijnzen (AAD&A) blijkt dat de aantal aangiftes bij uitvoer zullen stijgen met 47%. Dit

54 Zie bijlage 1: terminologielijst

55 Art. 5, lid 24 Verordening 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek

van de Unie

Page 54: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

47

kan problemen veroorzaken voor KMO’s, gezien deze in het verleden nog nooit met dergelijke formaliteiten

in aanmerking zijn gekomen (Flanders Investment & Trade, z.j.).

Als derde land, zouden er bij handel met het VK dus invoerrechten verschuldigd zijn. Dit zijn belastingen

die moeten worden betaald wanneer een niet-Uniegoed in het vrije verkeer van de EU wordt gebracht of

wordt geplaatst onder een regeling van tijdelijke invoer56. Als het VK en de EU geen deal sluiten en hun

handelsrelatie dus valt onder de WTO, houdt dit in dat de tarieven bepaald zullen worden volgens het

principe van ‘de meest begunstigde natie’. Bij de EU is dit tarief echter overal hetzelfde voor een derde

land (erga-omnes tarief). Daarbij kan men er van uit gaan dat de tarieven bij uitvoer naar het VK voor de

EU ongeveer dezelfde hoogte zullen hebben. Uiteraard kan hier verschil op zitten, maar wil het VK een

gunstige positie behouden, zal ze deze niet te sterk laten variëren van de tarieven van de EU. In een WTO-

scenario gelden dezelfde tarieven op goederen voor alle landen tenzij er een vrijhandelsakkoord is, er is dus

geen automatische preferentiële toegang tot de EU-markt. Het WTO General Agreement on Trade in

Services geeft minder toegang tot overzeese markten in vergelijking met het Noorwegen-, Zwitserland en

Canada-model (Institute for Government, 2018).

Bij import na een harde Brexit, zal men voor het effectief binnenbrengen reeds een summiere aangifte bij

binnenbrengen57 moeten doen58. Bij het effectief binnenbrengen van de goederen, zal men deze ook moeten

aanbrengen bij de douane59 nog voor de douanecontroles zelf60, waarover later meer. De aangebrachte

goederen zullen dan gedekt zijn door een aangifte voor tijdelijke opslag. Dit houdt in dat het goed maximum

90 dagen in de douaneopslag mag verblijven vooraleer het onder een definitieve douaneregeling wordt

geplaatst61. Men brengt dan de goederen in het vrije verkeer van de EU of plaatst zo onder een bijzondere

regelingen of men voert de goederen wederuit.

Voor export zullen gelijkaardige maatregelen moeten getroffen worden. Er moet vooraleer het product

geëxporteerd wordt een summiere aangifte bij uitgaan62 worden gedaan. Daarbij moet men ook nog een

uitvoeraangifte indienen omdat de goederen het douanegebied van de EU verlaten. Wat erna exact zal

moeten ingediend worden van aangiftes zal afhangen van de Britse douanewetgeving. Over het algemeen

wordt er verwacht dat, bij een harde Brexit, de douanewetgeving van het VK zal gevormd worden naar de

56 Art. 77 DWU

57 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

58 Art. 127-132 DWU

59 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

60 Art. 139 DWU

61 Art. 5, lid 16 DWU

62 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 55: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

48

douanewetgeving van de EU (Taxation act (cross border trade), 2018). Toch kan deze op lange termijn ook

afwijken van de EU-wetgeving, maar enkel tijd kan uitwijzen in welke mate deze zou veranderen.

Ondernemingen die voorheen enkel handel dreven met de EU, maar eens er sprake is van een harde Brexit

plots handel drijven met derde landen, zullen enkele aanpassingen moeten maken. De kosten voor een

onderneming in het Belgische landschap variëren naarmate het nodig is om administratieve kennis bij te

scholen over de aangiften. Men zal namelijk goed op de hoogte moeten zijn over waar, wanneer, hoe en

hoeveel aangiftes er precies moeten ingediend worden en welke gegevens er exact vereist zijn. Zo vermijdt

men zo veel mogelijk vertraging in transport, levering en productie. Om alle aangiften te verwerken moet

men ook verbonden zijn met het PLDA-systeem. Daarbij moet men ook softwarepakketten installeren

(douanesoftware) en naar de aard van het product (invoerrechten, heffingen…) extra belastingen te betalen.

Daarbij moet er ook een EORI-nummer aangevraagd worden wanneer men handel wil drijven buiten de

douane-unie. Als men niet beschikt over de kennis en de software, kan men beroep doen op een

douanevertegenwoordiger63 (Flanders Investment and Trade, z.j.).

Andere aspecten om mee rekening te houden zijn de beperking- en verbodsmaatregelen inzake gezondheid,

veiligheid, economie en milieu. Binnen de EU circuleren er tal van certificaten die moeten verzekeren dat

goederen en diensten in overeenstemming zijn met de Europese wetgeving. Eens het VK de interne markt

van de EU verlaat, zal het moeilijker zijn voor het VK om deze certificaten te bemachtigen. Het VK zal

zelf mechanismen moeten ontwikkelen voor het opmaken, aangeven, controleren en verwerken van nieuwe

certificaten. Daarbij zal het VK moeten proberen te onderhandelen met de EU om die gecertificeerde

goederen en diensten te aanvaarden als gelijkwaardig.

Daarnaast zullen ook de effectieve douanecontroles en verificaties een pijnpunt vormen. In het kader van

verificatie van de aangiftes hebben de douaneautoriteiten, zowel de Europese als Britse, het recht extra

controles te eisen. Dit houdt onder andere in dat de douaniers het recht hebben de aangiftes en de

bijgevoegde documenten te onderwerpen aan controle, maar ook het recht hebben extra documentatie en

inlichtingen op te vragen waar zij dit nodig achten. Verder kan men ook goederen aan controle onderwerpen

en monsters nemen voor analyse bij een grondigere controle. Hiernaast zijn ook enkele specifieke goederen

verplicht onderworpen aan extra controles.

Bijvoorbeeld: veterinaire controles bij de in- en uitvoer van levende dieren

Al deze controles roepen de vraag op of het technisch al dan niet haalbaar is deze extra controles in te

voeren. Daarbij komt ook kijken dat, specifiek voor België, het voor de Brexit al onhaalbaar lijkt op het

gebied van personeel. Mocht een harde Brexit er toch doorkomen, zal België met een significant tekort

zitten aan douaniers om al deze controles uit te voeren. Een 45% à 50% van de handel in de haven van

Zeebrugge is gerelateerd met het VK. Door het tekort aan douaniers zal dit tot gevolg hebben dat alle handel

63 Art. 18 - 21 DWU

Page 56: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

49

tussen het VK en België vertraging zal oplopen, waardoor de leveringstermijnen een stuk langer zullen zijn.

Zelfs zonder het tekort aan douaniers zal, door al de extra controles, het handelsverkeer tussen het VK en

de EU een stuk trager verlopen. Als men dan denkt aan specifieke handel zoals just-in-time transport of

transport van levende stock, doet het dan toch weer de vraag rijzen of bepaalde handel met het VK dan wel

nog economisch interessant zal zijn (D’Hondt I., 2019)

Daarbij komt ook de vraag opborrelen wie er allemaal voor de financiële kant van deze controles en

aangiftes zal moeten opdraaien. Voor leveranciers en ondernemingen met handelscontracten vraagt dit een

grondige revisie van de handelsrelaties64. Daarbovenop is er ook nog de discussie wat er zal worden gedaan

met boetes van bijvoorbeeld verkeerde of laattijdige aangiftes (extern) of boetes en kosten door laattijdige

leveringen (intern). In het begin zal men aan de douane in België wel een motie te goeder trouw hanteren.

Dit omdat de overheid ook beseft dat voor bedrijven die nooit eerder handel buiten de EU hebben gedreven,

het moeilijk zal zijn de overstap te maken (D’Hondt I., 2019).

Als laatste zal men ook problemen ondervinden bij transport en meer bepaald bij de preferentiële oorsprong.

Voorheen waren er geen problemen wanneer er materialen gebruikt werden uit het VK of wanneer een

product getransporteerd werd via het VK. In de toekomst, bij een harde Brexit, kan dit anders zijn.

Preferentiële tariefbehandeling wordt namelijk enkel toegestaan voor partnerlanden wanneer in dat land

goederen uit de EU in het vrije verkeer worden gebracht. Wanneer er echter goederen in het vrije verkeer

worden gebracht waarvan de gebruikte materialen hun oorsprong kennen in een derde land, kan dit ervoor

zorgen dat men de preferentiële tariefbehandeling in het partnerland verliest.

De EU wordt namelijk gezien als één grondgebied, maar aangezien het VK daar niet meer bij zou horen,

zullen goederen die komen uit het VK aanschouwd worden als grensoverschrijdende goederen. Daarbij

vraagt dit weer extra controle op de certificaten van oorsprong die EU-exporteurs moeten aanvragen of

kunnen opeisen van hun handelspartner. Als toevoeging hieraan wordt er vaak in vrijhandelsakkoorden

vereist dat de goederen rechtstreeks van de EU naar het partnerland worden getransporteerd. Eens het VK

niet meer behoort tot de EU, zal ook deze voorwaarde telkens verbroken worden wanneer de goederen langs

het VK getransporteerd worden.

Naast een harde Brexit, waarbij de relatie tussen het VK en de EU onder het WTO-model valt, zijn er zoals

eerder vermeld ook hybride modellen. Één voorbeeld daarvan, dat nog steeds onder een post-Brexit valt, is

het CETA-model. Voor het VK zou dit betekenen dat men gedeeltelijke toegang heeft tot de interne markt

zonder dat het zijn rechtssysteem moet wijzigen naar de richtlijnen van de EU. Voor veel goederen geldt

dan ook een verlaging of afschaffing van de invoerrechten bij invoer in het VK of in de EU (FOD Financiën,

2019).

64 Zie supra ‘Incoterms’

Page 57: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

50

Doch zou het ook betekenen dat op bepaalde vlakken de grenzen nog steeds opgetrokken zullen zijn, onder

andere in de handel van financiële diensten. Dit zou voor het VK echter een zeer nadelige positie zijn.

Enkele landbouwproducten worden dan ook nog steeds onderworpen aan douanetarieven. Daarbij komend

worden enkele barrières die het voor investeerders moeilijk maken om voet te zetten in de markt, opgeheven

(PDC Informatie Architectuur, z.j.).

Dankzij CETA zijn er geen heffingen en tarieven op een meerderheid van de EU-goederen (98%) die

binnenkomen in Canada en zijn de meeste quota verdwenen (nog enkele op bepaalde landbouwproducten).

Er is echter geen substantiële toegang voor diensten en ze moeten voldoen aan de EU-regels als ze willen

exporteren naar de Europese markt (Institute for government, 2018).

CETA bevat bepalingen over douanesamenwerking. Hoewel het bepalingen bevat om processen te

stroomlijnen, zoals het uitbrengen van voorafgaande rulings over de tariefindeling van goederen, worden

Canadese bedrijven geconfronteerd met hogere douanekosten. Ze moeten nog steeds summiere aangiften

bij binnenkomst indienen (met aanvullende specialistische documentatie voor sterk gereguleerde

goederen), en transportvergunningen en verzekeringscertificaten kunnen voorleggen. Ze moeten ook

voldoen aan de regels van oorsprong die zijn gespecificeerd in CETA. In tegenstelling tot Noorwegen waar

de meeste EU-regelgeving geïmplementeerd is, is dit voor Canada niet het geval. Canadese export moet

voldoen aan de regels van de interne markt om de Europese markt te betreden en aan de grens vinden

controles plaats om ervoor te zorgen dat ze aan de juiste productnormen voldoen. Zo worden bijvoorbeeld

ook goederen van dierlijke en plantaardige oorsprong getest in grensinspectieposten en moeten

gereguleerde goederen, zoals chemicaliën, vooraf worden goedgekeurd. Bovendien kunnen er in

tegenstelling tot Noorwegen nieuwe barrières geïntroduceerd worden voor de Canadese handel als ze die

als oneerlijk, overdreven gesubsidieerd of schadelijk voor de Europese economie beschouwen en

omgekeerd (Owen J., Stojanovic A. & Rutter J., 2017).

Wanneer er sprake zou zijn van een akkoord zoals met Turkije blijft het behoren tot de douane-unie. Het

Turkijemodel elimineert tarieven, quota en heffingen op bepaalde overeengekomen goederen. De EU-

Turkije douane-unie dekt industriële goederen en bewerkte landbouwproducten, maar geen onbewerkte. Ze

moeten voldoen aan equivalente product- en milieuregels (Institute for Government, 2018). Dit zou

inhouden dat er weinig bijkomende controles zullen zijn en men geen invoerrechten zou betalen op

goederen die van of naar het VK gaan. Goederen die dan vrij in het verkeer van de EU bewegen, zijn ook

vrij in het verkeer in het VK, mits een voorlegging van een ATR-certificaat (zoals het nu geldt voor Turkije).

De Britse leverancier zou dit dan moeten aanvragen bij de Britse douane. Bij export naar het VK zouden

de producten ook zonder invoerrechten in de markt terechtkomen. Wel kan het VK, net als Turkije op dit

moment, extra heffingen opleggen bij invoer in het VK. Deze extra heffingen zouden dan geraadpleegd

kunnen worden op de Market Access Database (MAD) van de Europese Commissie. Bij export naar het

VK is de EU-leverancier verantwoordelijk voor de uitvoeraangifte en het certificaat en moeten worden

geldig gemaakt door de douane. Daarnaast kan tussen de EU en het VK een akkoord onderhandeld worden

Page 58: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

51

waarvoor het certificaat niet zou gelden. Bij Turkije zijn dit bijvoorbeeld vooral landbouwproducten en

sommige staalproducten. Voor zo’n producten kan echter wel een verlaging van het invoerrecht worden

onderhandeld (KVK nl, z.j.).

Onder de douane-unie zoals deze bestaat in relatie tot Turkije, mag de privésector alcohol invoeren, mits

een licentie en goedkeuring van het regelgevend orgaan in het land waar de producten worden ingevoerd.

Daar kan men echter grote niet-tarifaire handelsbelemmeringen opleggen, waardoor de uitvoer van deze

producten vooralsnog moeilijk wordt. Zo zijn de belemmeringen, de strengere documentatievoorwaarden

en hoge douanerechten toch een grote barrière op het uitvoeren van alcohol naar Turkije. Wat betreft

sigaretten mogen zelf enkel de erkende producenten sigaretten invoeren als ze ook over een

overheidsvergunning beschikken (KVK nl, z.j.).

In een Noorwegenmodel zou het VK geen lid zijn van de douane-unie. Douanecontroles zouden dus van

toepassing zijn op handel tussen het VK en de lidstaten (Institute for Government, 2018). Noorse exporteurs

moeten voldoen aan de ‘oorsprongsregels’ om te kunnen genieten van een voorkeursbehandeling.

Doorgaans moet een export die vanuit Noorwegen in de EU aankomt, een lokale toegevoegde waarde van

60% hebben om in aanmerking te komen voor tariefvrije toegang. Gedeelde IT-systemen en gezamenlijke

controlegebieden maken een hoge mate van stroomlijning mogelijk voor export over de grens van

Noorwegen met de EU. EER-landen hebben ook een vrijstelling van de verplichting om summiere aangiften

bij binnenkomst en uitgang in te dienen, waardoor de administratieve lasten voor handelaars worden

verminderd (Owen J., Stojanovic A. & Rutter J., 2017).

Het VK kan ook proberen te onderhandelen voor een handelsakkoord op maat zoals het Zwitserse model.

Zoals eerder vermeld onder 3. Modellen, is een kopie van het Zwitserse model echter onmogelijk gezien

het model op maat gemaakt is voor Zwitserland. Toch kan het VK en de EU uit dit model enkele ideeën

halen over hoe de handelsrelatie er in de toekomst kan uitzien. Het Zwitserse model is wat betreft de

douane-maatregelen gebaseerd op een wederzijdse erkenning van documenten en controles. Dit houdt in

dat er een vereenvoudiging plaatsvindt van de controles en formaliteiten bij goederenverkeer en

douaneveiligheidsmaatregelen. Bovendien wordt Zwitserland geraadpleegd vooraleer wijzigingen in de

relevante EU-wetgeving worden aangenomen en Zwitserse deskundigen kunnen als waarnemers deelnemen

aan de vergaderingen van het comité douanewetboek dat de Commissie bijstaat bij de uitoefening van haar

uitvoeringsbevoegdheden in dit domein (Van Elsuwege, 2017).

In algemene opinie heerst de overtuiging dat het VK geen enkele positie zal aannemen die al bestaat op

gebied van douane. De relatie tussen de EU en het VK zal hoogstwaarschijnlijk niet de vorm aannemen

zoals in de modellen met Turkije, Noorwegen, Zwitserland of Canada. Dit omdat verdragen als degene met

Turkije en Noorwegen gebaseerd zijn op het samensmelten van het beleid in het partnerland en de EU,

terwijl het VK juist het omgekeerde wil. Daarbij brengt het CETA-model te veel nadelen met zich mee. De

grootste kans zal een bilateraal handelsverdrag zijn (FTA) waarbij de tarieven op producten laag tot nul

Page 59: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

52

zullen blijven, maar er een grotere toename zal zijn van non-tarifaire handelsbarrières. Uiteraard kan op

lange termijn het douanebeleid van de EU en het VK verder uit elkaar lopen, maar voorlopig zal de

implementatie van douanecontroles het voornaamste verschil zijn bij een Brexit (Erken H., Hayat R.,

Heijmerikx M., Prins C., de Vreede I., 2017).

4.5.2. Wat met bestaande douanevergunning na de Brexit?

Het effect van de Brexit op bestaande douanevergunning is afhankelijk van het type vergunning, de

douaneautoriteit die ze heeft uitgevaardigd, de houder ervan en de geografische dekking van die

vergunning. Het onderscheid tussen de vergunningen uitgevaardigd door de douane van het VK of deze

uitgevaardigd door één van de EU-lidstaten is van belang voor de periode na de Brexit, te zeggen vanaf de

‘withdrawal date’. Vergunningen uitgevaardigd door de douaneautoriteiten van het VK zullen niet langer

geldig zijn na de Brexit aangezien de Britse douane vanaf dan niet meer als een Europese bevoegde

douaneautoriteit worden gezien. Vergunningen die uitgereikt zijn door de douaneautoriteiten van de EU-

lidstaten, zullen nog steeds geldig blijven. Deze vergunning zullen wel moeten aangepast worden in

verband met de vermelding van de geografische dekking ervan en nog andere elementen die verband

houden met het VK. Die wijziging kan gebeuren op vraag van de marktdeelnemer zelf of door de

douaneautoriteit. Tot slot zullen vergunningen uitgegeven op basis van een VK EORI-nummer niet langer

gelden (Europese Commissie, 2019).

4.5.3. Common Transit Convention (CTC) procedure

Het VK zou graag lid worden van het CTC. Door dit lidmaatschap kunnen goederen die onder

douanetransport staan, vervoerd worden tussen de EU-lidstaten en de ‘common transit countries’.

Momenteel behoren de EVA-lidstaten (IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland), De Republiek

van Noord-Macedonië, Servië en Turkije tot die ‘common transit countries’ (Europese Commissie, z.j.).

De ‘common transit procedure’ zorgt er dus voor dat handelaars door het gebruik van slechts één

elektronische aangifte goederen kunnen transporteren tussen de landen die deel uitmaken van die CTC-

conventie. Hierdoor zal er aan die grenzen geen tijd meer verloren gaan door het wachten op de afgifte van

douanedocumenten. Bovendien is over dat hele transport ook slechts één garantie vereist, wat ervoor zorgt

dat de verplichte bankgaranties bijgevolg lager zijn.

Praktisch wordt dit geregeld door middel van een algemene applicatie, het ‘New Computerised Transit

System’ (NCTS). Via dit systeem kan de directe communicatie, de tracering van goederen en het beheer

van de garanties tussen de lidstaten vlot verlopen. Het NCTS is een eenvormig en tegelijk ook een op

zichzelf staand systeem dat gelinkt staat aan de ‘Customs Management Systems’ (CMS) van elke

individuele lidstaat die deel uitmaakt van de CTC. Daarnaast is het voor de handelaars enorm gemakkelijk

want zij moeten de communicatie met de douane doen zoals ze dat gewoon zijn via hun nationaal CMS-

systeem. De handelaars zelf zijn met andere woorden niet gelinkt aan het NCTS-systeem (Olga Protić, z.j.).

Page 60: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

53

Ondertussen heeft het VK reeds zijn goedkeuring gekregen om toe treden tot het CTC. Op 1 januari 2019

werd er verklaard dat het VK deel uitmaakt van het CTC vanaf 1 maart 2019. Echter, aangezien het VK tot

op heden nog steeds deel uitmaakt van de EU zal de toetreding van het VK tot de CTC pas gelden vanaf de

dag dat het VK geen deel meer uitmaakt van de EU of vanaf de dag waarop de EU en het VK de

overgangsregelingen zijn overeengekomen waardoor het VK geen deel meer zou uitmaken van de EU en

daardoor dus een tegenpartij kan zijn van de EU in de CTC-overeenkomst (Europese Commissie, 2019).

4.5.4. Wat met de Binding tariff Information (BTI) decisions?

Een onderneming kan steeds aan de douane vragen welke goederencode hij moet toepassen voor een

bepaald goed. Wanneer een marktspeler zo een aanvraag indient, zal hij gebonden zijn aan dat antwoord en

bijgevolg de goederencode moeten toepassen die werd meegedeeld door die bevoegde douaneautoriteit.

Deze beslissing is ook bindend ten aanzien van alle andere EU-douaneautoriteiten. Echter afgeleid uit de

Guidance Note zullen vanaf de Brexit de BTI-beslissingen uitgegeven door de douaneautoriteit van het VK

niet meer gelden tegenover de EU-lidstaten. Omgekeerd zullen BTI-beslissingen, uitgegeven door een

douaneautoriteit van een EU-lidstaat, aan een marktdeelnemer met VK EORI-nummer ook niet langer

geldig zijn. Dit omdat het VK EORI-nummer na de Brexit niet meer geldig zal zijn binnen de douane-unie.

Deze zullen moeten omgezet worden naar een EU-EORI-nummer65. Het is dus belangrijk dat VK-

marktspelers dus eerst hun EORI-nummer laten omzetten en vervolgens pas een BTI-aanvraag indienen

naar aanloop van de Brexit (Europese Commissie, 2019).

65 Zie supra ‘BTW’

Page 61: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

54

5. Case: ECS

De impact op de Belgische havens is een interessante case om te bekijken. Het effect zal veel harder te

voelen zijn in de haven van Zeebrugge dan in de haven van Antwerpen. Voor Zeebrugge vertegenwoordigt

de handel met het VK 40% van de totale trafiek, terwijl dat in Antwerpen slechts 6% is. Bovendien varen

er tussen Antwerpen en het VK vooral tankers van 20 ton waarvoor de papieren in één keer afgehandeld

worden, terwijl in Zeebrugge voor dezelfde hoeveelheid talloze vrachtwagens moeten passeren die elk

afzonderlijk die papieren moeten afhandelen (El Mabrouk, 2019). De haven van Zeebrugge werkte alvast

een digitaal platform uit om al het extra papierwerk dat erbij komt snel en online af te handelen zodat er

geen lange wachtrijen ontstaan. Vandaar dat het interessant is om eens een logistiek bedrijf actief in de

haven van Zeebrugge te vragen naar hun ervaring met de Brexit tot hiertoe: hoe hebben ze zich voorbereid?

Wat raden ze hun klanten aan? Een interview met mevrouw Bostyn, CFO van ECS, verheldert een aantal

zaken.

5.1. Omschrijving ECS

ECS European Containers en 2XL werden in 2017 één Europese logistieke groep. ECS nam alle aandelen

over van 2XL. ECS heeft een focus op palettenvervoer per gestandaardiseerde volle container van en naar

Groot-Brittannië, Ierland en het Europese continent. 2XL staat sterk in warehousing en geïntegreerde

logistieke diensten voor bedrijven actief in de EU en het VK66 (2XL NV, 2017). Uit het interview kwam

naar voren dat 75% van hun ladingen richting het VK gaan. Hun business ten aanzien af. Het VK is

opgedeeld in twee aparte units. De eerste unit, de ‘supply chain unit’, is gelokaliseerd in hun magazijn te

Zeebrugge. Van hieruit vervoeren ze goederen van klanten per container naar het VK. Dit zal na de Brexit

duidelijk een pure export-activiteit worden vanuit Zeebrugge richting het VK. Zowel de export vanuit

België alsook de import in het VK zal ECS na de Brexit volledig zelf voldoen voor zijn klanten. Dit dankzij

de implementatie van het INTRIS-softwareprogramma. De tweede businessunit, de ‘door-to-door unit’, is

minder rechtlijnig dan de eerste. Hier verzorgt ECS de stroom goederen vanuit een andere EU-lidstaat

richting het VK. Met andere woorden van aan fabriekspoort van de klant in Italië tot in het VK. Voor de

afhandeling van deze douaneformaliteiten heeft ECS gekozen om te werken met een Europese speler als

douane-agent. ECS neemt hierin de rol als tussenpersoon op zich tussen de klant en die douaneagent. Grote

klanten regelen de douaneformaliteiten vaak zelf waardoor die douaneagent niet nodig is.

66 Ze hebben ook kantoren in Venlo (Nederland), Le Havre (Frankrijk), Waterford (Ierland), Novara (Italië) en ook

nog in Duitsland en Polen (ECS, z.j).

Page 62: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

55

5.2. Praktische gevolgen Brexit

Data

Uit ons gesprek met mevrouw Bostyn van ECS bleek dat data een sleutelfactor zijn in de hele kwestie. De

praktische gevolgen van een Brexit zijn uiteindelijk redelijk doenbaar, zolang elk van de belanghebbende

partijen over de juiste data beschikt. Hier wringt het schoentje echter, want zo zijn, aldus mevrouw Bostyn,

niet alle klanten overtuigd van het belang van al die data.

Een belangrijk verschil tussen intracommunautair goederenverkeer en invoer-uitvoer is de timing van de

dataverzameling. Bij intracommunautair goederenverkeer zijn de data zogenaamd ‘lagging’ ten opzichte

van de goederenbeweging. De data worden met andere woorden achteraf in orde gebracht. Dat zien we

onder andere bij de Intrastat aangiftes. Dit zijn statistische (niet-fiscale) aangiftes die ingevuld moeten

worden vanaf wanneer een onderneming bepaalde drempelbedragen aan zogenaamde aankomsten (1,5

miljoen EUR, in btw-termen: intracommunautaire verwervingen) en/of verzendingen (1 miljoen EUR, in

btw-termen: intracommunautaire leveringen) heeft. Deze aangifte bevat onder andere land van vertrek en

aankomst, waarde, goederencode (GN-code), gewicht enzovoort. Deze wordt maandelijks ingediend tegen

de 20ste van de daaropvolgende maand, opnieuw naar analogie met btw-aangiftes (Nationale Bank van

België, 2019). Dit betekent dat de informatie over goederentransacties van 1 april soms pas met 50 dagen

vertraging, dus tegen 20 mei, in de Eurostat-databanken zit. Na de Brexit zullen transacties met het VK niet

meer als intracommunautair goederenverkeer behandeld kunnen worden en dus niet meer in een Intrastat-

aangifte komen. De douane komt immers in de plaats om al deze info te verzamelen, maar vereist wel een

andere manier van werken. Waar bij intracommunautair verkeer de data een tijdje achteroplopen, moeten

data bij invoer-uitvoer perfect de goederenflow volgen. De operationele systemen van bedrijven als ECS

moeten hier uiteraard op afgestemd zijn. Kleine ondernemingen die voorheen geen Intrastat-aangifte

moesten invullen, gelet op de reeds aangehaalde drempelbedragen, moeten nu plots wel voor alle transacties

de juiste goederencodes vastleggen. “Weet wat je verkoopt” klinkt eenvoudig, maar is het niet.

Een ander data-gedreven element dat beschouwd moet worden, is het zogenaamde certificaat van

oorsprong67. Bij intracommunautair goederenverkeer besteedde quasi niemand hier nog aandacht aan omdat

de oorsprong voor intra-Europees verkeer minder van belang is, terwijl dit nu wel van belang wordt om de

correcte toepassing van invoerrechten en eventuele vrijstellingen of verminderen te waarborgen.

Voor de correcte toepassing van de btw-vrijstelling ‘uitvoer’ moet er afdoende bewijs zijn. In de regel zal

het uitvoerdocument hier een belangrijke factor in zijn, doch moet de daadwerkelijke uitvoer nog altijd

bewezen worden door een ‘geheel van overeenstemmende handelsdocumenten’. Voor de vrijstelling

‘intracommunautaire levering’ was er ook voldoende bewijs nodig, maar dit kon relatief gemakkelijk

67 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 63: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

56

geleverd worden. Transportdocumenten, facturen, bestemmingsdocumenten (waarin de koper de aankomst

van de goederen formeel bevestigt) werden hiervoor gebruikt.

5.3. Terugkoppeling naar de theorie

Een opmerkzaam punt dat naar boven kwam gedurende het interview, was het verschil over wat een Brexit

nu in feite betekent. Gedurende ons onderzoek hebben wij de begrippen hard en zacht geïnterpreteerd als

de mate waarin het VK nog betrokken zal zijn bij de EU. Vanuit dit standpunt houdt een zachte Brexit in

dat er een handelsakkoord gesloten wordt waarbij het VK nog steeds toegang heeft tot de interne markt en

waarbij het VK en de EU nog steeds tot één douanegebied behoren. Onder deze interpretatie zou men

gradueel de modellen kunnen sorteren. Specialisten ter zake daarentegen gaan uit van het principe dat een

harde Brexit betekent dat er geen handelsakkoord is, terwijl een zachte Brexit een handelsakkoord inhoudt.

Onder dit principe zou een harde Brexit automatisch betekenen dat het VK terugvalt op het WTO-model in

relatie tot de EU. Een zachte Brexit kan dan variëren van een special partnership tot het CETA-model of

een douane-unie.

Uit de case blijkt dat bedrijven er nog een ander, derde, standpunt op nahouden. Voor hen is de politieke

kant van de Brexit minder belangrijk en telt enkel het soort handelsakkoord en wat dit tot implicatie heeft

voor taksen en invoerrechten. Deze visie sluit relatief nauw aan bij wat een vakspecialist ervaart als harde

en zachte Brexit, maar toch verschilt deze tarifaire visie van deze van de vakspecialisten. Een

handelsakkoord waarbij er een douane komt en er tarieven geheven worden, wordt door een vakspecialist

als zacht ervaren, terwijl dit voor een bedrijf gelijk staat aan een harde Brexit. In de praktijk heeft een harde

of zachte Brexit hetzelfde gevolg qua administratie. De documenten en papieren moeten nog steeds

aangegeven worden in beide situaties. Het verschil zit hem in de tarieven die geheven worden. Bij een

zachte Brexit, waarbij de douane nog steeds opgetrokken wordt, zouden er nultarieven geheven worden.

Dit tegenover een harde Brexit waar de grenzen ook opgetrokken worden, maar er daarbij ook tarieven

zullen geheven worden.

5.4. Bedreigingen en opportuniteiten

Voor bedrijven is voornamelijk de praktische kant het meest belangrijk: hoeveel zal het kosten? Op korte

termijn zullen de scholing en de aanschaf van infrastructuur om de juiste aangiftes te kunnen doen de

voornamelijkste kosten zijn, maar op lange termijn zal de impact van de invoertarieven en andere taksen

het zwaarste zijn. Eén van de grootste struikelblokken is de gebrekkige ondersteuning van de overheid. Het

kost bedrijven handenvol geld om de nodige maatregelen te treffen, het ontvangen van geen of

tegenstrijdige informatie vertraagt het proces aanzienlijk.

De aanpassing zal gepaard gaan met vaste kosten. Algemeen is het belangrijk om flexibel te zijn, maar met

flexibiliteit alleen kom je er niet. De bedrijven moeten die vaste kosten ook kunnen dragen. Hoewel de

Page 64: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

57

kleinere ondernemingen sterk staan op vlak van flexibiliteit is het voor hen moeilijker om die kosten te

dragen, bijgevolg is de kans reëel dat ze hun handel met het VK zullen staken. De grotere ondernemingen

daarentegen, waaronder ECS, zijn misschien minder flexibel, maar zijn groot genoeg om die vaste kosten

te dragen. Mevrouw Bostyn deelde mee dat ze de kosten zullen verhalen op de klanten. Gezien ze bij

aanvang nog beroep moeten doen op specialisten om alles zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, zullen ze

er in eerste instantie nog geen winst mee maken.

De vraag is of de Brexit nu daadwerkelijk nadelig is ten aanzien van de Belgische bedrijven. Uit het

interview met mevrouw Bostyn van ECS hebben we kunnen vaststellen dat er ook opportuniteiten mogelijk

zijn. Bij ECS zelf bijvoorbeeld trachten ze hieruit een strategisch voordeel te halen door een all-in service

aan te bieden. Daarom gaan ze zoveel mogelijk formaliteiten zelf vervullen. Als bedrijf moet je proberen

te winnen op douane-administratief vlak, maar veel bedrijven zijn daar niet echt in thuis, onder andere door

een gebrek aan kennis en ervaring. Dat is voornamelijk problematisch voor diegenen die enkel handel

drijven binnen de EU, zij zullen het mettertijd moeilijker krijgen. ECS wil hierop inspelen door een zo

uitgebreid mogelijk dienstenpakket aan te bieden. In vergelijking met die andere, eventueel kleinere,

bedrijven hebben zij wel het voordeel van die kennis en ervaring.

ECS bevestigde dat het geloof in de Brexit is toegenomen sinds januari 2019, wat resulteerde in een

spoedversnelling om alles op orde te krijgen. Dit ging hand in hand met 150% inzet bij ECS. Rond 29 maart

is uitstel uitgesproken waardoor hun klanten zich nu opnieuw in die ontkenningsfase bevinden. Ze hebben

hun voorbereidende maatregelen ‘on hold’ gezet, omdat het wellicht op korte termijn er toch niet van zal

komen. Toch is het belangrijk om als bedrijf te anticiperen op de Brexit, vindt ook mevrouw Bostyn.

Page 65: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

58

6. Aanbevelingen voor bedrijven en particulieren

Op basis van de theorie en de case formuleren we een aantal praktische aanbevelingen om te anticiperen op

een potentiële Brexit.

Tips voor Belgische bedrijven

- Vraag een authorised economic operator (AEO) certificaat aan. Dit is een soort ISO-norm voor

douane waardoor ze weten dat u een betrouwbare handelspartner bent. Eens u dat certificaat hebt,

kan u ook een vergunning voor vereenvoudiging bekomen (De Temmerman & Heeren,

persoonlijke communicatie, 4 april 2019). Begin hier tijdig mee aangezien dergelijke procedure tot

twee jaar kan duren.

- Vraag een EORI-nummer aan zodat u geïdentificeerd bent bij de douanediensten in de EU en zorg

voor een btw-registratie in het VK indien nodig.

* Bestudeer goed welke incoterm er van toepassing is. Het verschil tussen DDP en EXW is groot.

Indien mogelijk, heronderhandel uw leveringsvoorwaarden met uw klant.

- Verleng uw A1-certificaten zo lang mogelijk als er (gedetacheerde) werknemers in het VK

werkzaam zijn.

- Vraag een ET-14000 vergunning aan. Hierdoor hoeft uw onderneming de btw niet meteen te

voldoen bij invoer (bij de douane), maar u kan deze verleggen naar uw btw-aangifte.

- Weet onder welke goederencode uw producten vallen en vraag bij twijfel een BTI (bindende

tariefinlichting) omwille van de rechtszekerheid zodat uw aangifte klopt.

Tips voor Belgische particulieren die verblijven en/of werken in het VK

- Vraag de (pre)settled status aan als u tijdelijk of permanent in het VK wil (ver)blijven.

- Als u vroeger gewerkt of geleefd hebt of verzekerd was in het VK, vraag dan bewijs van deze

periodes bij socialezekerheidsinstellingen in het VK zoals bij de National Insurance. Zo bent u

zeker dat u uw ‘verworven rechten’ behoudt, ook al wordt dit bevestigd door de Europese

verordening bij een no-deal (zie deel 5.3.4: oplossingen bij een no-deal).

- Werkt u in het VK, vraag dan na of u een werkvergunning nodig hebt, net als een bewijs om het

VK binnen te mogen gaan. Men moet daarvoor een ‘European Temporary Leave to Remain’

bekomen. Dit is een toelating die drie jaar geldig is en die u nodig hebt zodra u meer dan drie

maanden in het VK wil verblijven, werken of studeren.

.

Page 66: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

59

7. Conclusie

Na dit seminariewerk kunnen we concluderen dat de Brexit de grootste impact heeft op de btw en douane.

Op btw aangezien dat een belasting is die rechtstreeks door de EU geregeld wordt. Het intracommunautaire

aspect verdwijnt: de intracommunautaire levering naar het VK wordt een uitvoer en de intracommunautaire

verwerving vanuit het VK wordt een invoer. Op vlak van douane komen er allerlei formaliteiten en

controles bij die bij zuivere (lees: interne) Europese handel niet vereist zijn. Denk ook aan tarieven en

kosten die eerder besproken zijn en waar bedrijen vandaag de dag nog niet op voorbereid zijn.

Op vlak van de vennootschapsbelasting vallen de veranderingen als gevolg van de Brexit grotendeels mee.

Enerzijds is dit te verklaren doordat veel Europese richtlijnen in het verleden al zijn omgezet in de interne

wetgeving van de lidstaten. Na een Brexit zal deze interne wetgeving nog steeds gelden. Anderzijds blijven

ook de bestaande dubbelbelastingverdragen van kracht en kan dus ook daarop worden teruggevallen in het

geval een huidige EU-richtlijn haar toepassing verliest. Daarnaast hangt de impact van de Brexit op de

vennootschapsbelasting ook af van het feit of het VK na de Brexit deel zal zijn van de EER of niet. Een

lidmaatschap van de EER is van belang om onder het toepassingsgebied te vallen van sommige interne

wetten.

Tot slot moet er voor de vennootschapsbelasting ook gekeken worden naar het terugtrekkingsakkoord.

Hierin werd een ‘good tax governance’ clausule en een belofte van implementatie van de wereldwijde

belasting/OESO BEPS-normen opgenomen. Deze clausule heeft tot gevolg dat de regels tegen schadelijk

fiscale praktijken van toepassing zouden blijven na een Brexit. Er is ook een impact op de sociale zekerheid,

aangezien bij deze laatste de verordeningen wegvallen die de coördinatie regelen tussen

socialezekerheidsstelsels. Al valt de impact op sociale zekerheid te relativeren aangezien erop nationaal én

op EU-niveau verschillende wetgevende initiatieven zijn genomen in het geval van een ‘no-deal’ Brexit.

De impact op personenbelasting is het kleinst door de aanwezigheid van dubbelbelastingverdragen waarop

kan teruggevallen worden. Enkele fiscale voordelen vallen echter weg doordat het lokalisatiecriterium,

bijvoorbeeld EER, niet meer zal vervuld worden. Ook de gelijke fiscale behandeling komt in het gedrang.

Als het terugtrekkingsakkoord nog goedgekeurd wordt voor 31 oktober 2019, zal er een overgangsperiode

zijn, waardoor het effect van de Brexit minder voelbaar wordt en er tijd en ruimte is om een nieuwe relatie

te bepalen. Dit kan de vorm aannemen van reeds bestaande relaties die de EU heeft met derde landen, ook

wel ‘modellen’ genoemd. Ondanks wetgevende initiatieven voor een worstcasescenario heerst er nog veel

onduidelijkheid en onzekerheid bij bedrijven, zo leert ons ook de getuigenis van mevrouw Bostyn:

“Moeilijk gaat ook en dat is zelfs niet erg, als je maar weet wat je moet doen.” Dat is nu juist niet het geval,

duidelijke communicatie van de overheid is noodzakelijk zodat bedrijven gewaarschuwd zijn en zich

degelijk kunnen voorbereiden.

Page 67: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

vii

Appendix

Lijst van geraadpleegde werken

2XL NV (2017, 17 mei). ECS en 2XL worden één Europese logistieke groep geraadpleegd op

https://www.2xl.be/en/news/p/detail/ecs-en-2xl-worden-een-europese-logistieke-groep, 20 april 2019.

Avalora (z.j.). Call off & consignment stock VAT. Geraadpleegd op

https://www.avalara.com/vatlive/en/eu-vat-rules/eu-vat-returns/eu-vat-on-call-off-and-consignment-

stock.html, april 2019).

Barendregt, L. & Moolenaar, S. (6 april 2019); Een fles whisky of tegel? Bij een Brexit kun je daar zomaar

extra voor betalen in Gelderland; De Gelderland. Geraadpleegd op https://www.gelderlander.nl/home/een-

fles-whisky-of-tegel-bij-een-brexit-kun-je-daar-zomaar-extra-voor-betalen-in-gelderland~a86e9a34/; 3

april 2019

BBC (2016, 27 juni). Five models for post-Brexit UK trade. Geraadpleegd op

https://www.bbc.com/news/uk-politics-eu-referendum-36639261, 14 maart 2019

Boumans, E.; Wuyts, P. ; Pannus, J. & Michiels, O. (2018, 17 december). Hoe kunt u zich voorbereiden op

een ‘no-deal’ Brexit? Geraadpleegd op https://www.bdo.be/nl-be/nieuws/2018/hoe-kunt-u-zich-

voorbereiden-op-een-no-deal%E2%80%99-brexit?fbclid=IwAR0qO-

tG9G5zsJ6NTFWtboXi0WSWyE7EbKPeZvL6CcO32kWqSW8Ih-bA-Y0, 23 april 2019.

Chand, V. (2018, 24 juli). Brexit and EU Direct tax measures: Keep calm and stumble on. Kluwer

International Tax Blog. Geraadpleegd op http://kluwertaxblog.com/2018/07/24/brexit-eu-direct-tax-

measures-keep-calm-stumble/

Colsen, T., de Boer, J. & Thole, H. (2019). Het Noorse model is terug op de agenda, nu May’s Brexit-deal

voor de derde keer is weggestemd. Geraadpleegd op 12 april 2019 via

https://www.businessinsider.nl/brexit-noorse-model-theresa-may/

Page 68: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

viii

Cooper, C & Dickson, A. (2019, 12 maart). Second Brexit deal defeat deepens UK crisis. Politico.

Geraadpleegd op https://www.politico.eu/article/second-brexit-deal-defeat-throws-uk-politics-into-crisis/,

13 maart 2019.

Cooper, C. & Mctague, T. ( 2019, 29 maart). House of Commons rejects Brexit divorce deal for third time.

Geraadpleegd op https://www.politico.eu/article/house-of-commons-rejects-brexit-divorce-deal-for-third-

time/, 1 april 2019.

Cumming, D. J. & Zahra S. A. (19 oktober 2016); International Business and Entrepreneurship Implications

of Brexit; British Journal of Management, Vol 27 [687-692]. Geraadpleegd op

https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/1467-8551.12192; 4 maart 2019

Da Costa Cabral, N., Gonçalves, J. R., & Rodrigues, N. C. (Eds.). (2017). After Brexit: Consequences for

the European Union. Springer.

De Haen, K. (2019, januari). An Englishman in the EU (post-Brexit). Fiscale Actualiteit, 2019(1), 1-4.

De Haen, K. (2019, 5 februari). Welke fiscale gevolgen heeft een brexit? Tips & Advies

ondernemingsdatabank. Geraadpleegd op

https://ondernemingsdatabank.indicator.be/brexit/welke_fiscale_gevolgen_heeft_een_brexit_/VLTAFMA

R_EU05091001/?source=rss, 21 maart 2019.

Deloitte. (2016, 21 juni). Btw-vrijstelling uitvoer: opgelet bij opmaak uitvoerdocument! Geraadpleegd op

https://www2.deloitte.com/be/en/pages/accountancy/articles/kmo-updates/kmo-btw-vrijstelling-

uitvoer.html, 16 mei 2019.

D’Hondt, I. (11 maart 2019); België blijft op zoek naar 200 douaniers voor na Brexit; VRT Nieuws.

Geraadpleegd op https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/03/06/belgie-blijft-op-zoek-naar-200-douaniers-voor-

brexit/; 7 maart 2019

Page 69: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

ix

Douane Belastingsdienst (z.j.); Wat betekent Brexit voor mijn douanezaken? Geraadpleegd op

https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/douane_voor_bedrijven/content/wat-betekent-de-

brexit-voor-mijn-douanezaken; 10 maart 2019

Dr. Jenni, S.; (23 maart 2016); Is the Swiss model a Brexit solution? – UK in a changing Europe; UK and

EU. Geraadpleegd op https://ukandeu.ac.uk/is-the-swiss-model-a-brexit-solution/; 4 maart 2019

Ebell, M., Hurst, I. & Warren, J.; Modelling the long-run economic impact of leaving the European Union;

Elsevier – Economic Modelling 59 (2016) [196-209]. Geraadpleegd op

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0264999316301833; 4 maart 2019

ECS (z.j). Facts and figures. Geraadpleegd op https://www.ecs.be/en/about-ecs/facts-figures, 8 mei 2019.

El Mabrouk, Farid (2019, 7 maart). Is België klaar voor de Brexit? Deel 3: de havens. De Gentenaar.

Emerson, M. (2016). Which model for Brexit? CEPS Special Report No. 147 October 2016.

Emerson, M. (2017). Which model for Brexit?. In After Brexit(pp. 167-188). Palgrave Macmillan, Cham.

Erken, H., Hayat, R., Heijmerikx, M., Prins, C., de Vreede, I. (12/10/2017). Economische schade Brexit

veel groter dan eerder gedacht. Me Judice, geraadpleegd op

http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/economische-schade-brexit-veel-groter-dan-eerder-gedacht, 5

maart 2019

Erken H. et al., (12 oktober 2017); De permanente schade van Brexit; Rabobank. Geraadpleegd op

https://economie.rabobank.com/publicaties/2017/oktober/de-permanente-schade-van-brexit/; 5 maart 2019

European eCommerce and Omni-channel Trade Association. (2019). Position Paper: A Brexit that Works

for the E-Commerce Industry. Geraadpleegd op https://www.emota.eu/media/1164/a-brexit-that-works-

for-ecommerce-finding-the-right-balance.pdf, 1 mei 2019.

Page 70: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

x

European Commission (25 april 2019); Trade - Market Access Database - Tariffs and Rules of Origin.

Geraadpleegd op

http://madb.europa.eu/madb/datasetPreviewFormATpubli.htm?datacat_id=AT&from=publi; 8 maart 2019

Europa Nu. (Z.j.). Vrijhandelszone. Geraadpleegd op https://www.europa-

nu.nl/id/vh7douu8upzz/vrijhandelszone, 13 april 2019.

Europa.eu (z.j.). Verordeningen, richtlijnen en andere rechtshandelingen. Geraadpleegd op

https://europa.eu/european-union/eu-law/legal-acts_nl

Europa.eu (z.j). Een btw-nummer controleren (VIES). Geraadpleegd op

https://europa.eu/youreurope/business/taxation/vat/check-vat-number-vies/index_nl.htm, 16 mei 2019.

European American Chamber of Commerce (2019). Brexit: 5 possible scenario’s. Geraadpleegd op

https://www.eaccny.com/news/member-news/brexit-5-possible-scenarios/ op 26/02/2019.

Europese Commissie (2017). Questions and Answers – the rights of EU27 and UK citizens post-Brexit, as

outlined in the Joint Report from the Negotiators of the European Union and the United Kingdom

Government. Geraadpleegd op https://ec.europa.eu/unitedkingdom/services/your-rights/Brexit_en, april

2019.

Europese Commissie (2018). Nota: Vragen en antwoorden — rechten van de burgers van de EU en het VK.

Geraadpleegd op https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/2018-11-

26_qa_citizens_rights_nl.pdf, 22 maart 2019.

Europese Commissie (z.j). Coördinatie van de sociale zekerheid in de EU. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=849, maart 2019.

Europese Commissie (2019). The EU-UK Withdrawal Agreement explained (slides). Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/the_withdrawal_agreement_explained.pdf, maart

2019.

Page 71: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xi

Europese Commissie (2019). Brexit Preparedness: European Commission adopts final set of “no-deal”

contingency measures for social security coordination rules. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=89&furtherNews=yes&newsId=9289&langId=en, maart 2019.

Europese Commissie (2019). THE RIGHTS OF EU CITIZENS

LIVING IN THE UK IN THE EVENT OF “NO DEAL”. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/factsheet_3_eu_citizen_en.pdf, 22 april 2019.

Europese Commissie (2019). OCT-EU association. Geraadpleegd op https://europa.eu/european-union/eu-

law/legal-acts_nl, 22 april 2019.

Europese Commissie (z.j.). Modernising VAT for cross-border e-commerce. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/vat/digital-single-market-modernising-vat-cross-border-

ecommerce_en, 23 april 2019.

Europese Commissie (2018). VAT thresholds (april 2018). Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/resources/documents/taxation/vat/traders/vat_co

mmunity/vat_in_ec_annexi.pdf, 15 mei 2019.

Europese Commissie (2019). Guidance Note: withdrawal of the United Kingdom and customs related

matters in case of no deal. Geraadpleegd op https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/guidance-customs-

procedures.pdf, 15 mei 2019.

Europese Commissie (z.j.). Union and Common Transit. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/customs-procedures/what-is-customs-transit/common-

union-transit_en, 15 mei 2019.

Europese Commissie (2019). Note for the attention of the Trade Contact Group. Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/04-02-2019-convention-common-transit-

procedure_en.pdf, 15 mei 2019.

Page 72: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xii

Europees Parlement. (2018). De Europese Economische Ruimte (EER), Zwitserland en het Noorden.

Geraadpleegd op http://www.europarl.europa.eu/factsheets/nl/sheet/169/the-european-economic-area-eea-

switzerland-and-the-north, 5 april 2019.

Europees Parlement. (2019). OUTERMOST REGIONS (ORS). Geraadpleegd op

http://www.europarl.europa.eu/ftu/pdf/en/FTU_3.1.7.pdf, 22 april 2019.

Europese Unie. (2019). De EU als douane-unie. Geraadpleegd op https://europa.eu/european-

union/topics/customs_nl, 13 april 2019.

Eurostat. (2019). Glossary: European Economic Area (EEA). Geraadpleegd op

https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Glossary:European_Economic_Area_(EEA), 5

april 2019.

EY. (2018). New EU VAT rules simplify VAT for e-commerce. Geraadpleegd op

https://www.ey.com/gl/en/services/tax/international-tax/alert--new-eu-vat-rules-simplify-vat-for-e-

commerce, 2 mei 2019.

FIT. Flanders Investment and Trade (2019). Brexit: een stand van zaken

https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/internationaal/dossiers/brexit/een-stand-van-zaken,

geraadpleegd op 12/02/2019).

FIT. Flanders Investment and Trade (2019). Brexit: arbeidsrecht.

https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/internationaal/dossiers/brexit/arbeidsrecht, 9 april

2019.

FOD Economie (KMO, Middenstand en Energie) (2019). Gevolgen van de brexit voor de Europese Unie

en België. Geraadpleegd op https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/brexit/gevolgen-van-de-

brexit-voor-de, 2 april 2019.

Federale OverheidsDienst Financiën (2019). Vergunning ET 14000: verlegging btw naar periodieke btw-

aangifte.

Page 73: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xiii

Federale OverheidsDienst Financiën. (Z.j.). FAQ D&A. Geraadpleegd op

https://finances.belgium.be/fr/node/6967#q4?utm_source=node-6967%20|%20Wat-is-een-douane-

unie&utm_medium=accordeon_faqs_MMF, 13 april 2019.

Federale OverheidsDienst Financiën. (Z.j.). FAQ BTW. Geraadpleegd op

https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/brexit/btw/faq

Federale OverheidsDienst Financiën. (Z.j.). EORI. Geraadpleegd op

https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/financi%C3%ABn-eori/eori

Federale OverheidsDienst Financiën. (Z.j.). EORI GB. Geraadpleegd op

https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/brexit/meer-info/eori-gb

Federale OverheidsDienst sociale zekerheid (2019). Brexit. Geraadpleegd op

https://socialsecurity.belgium.be/nl/internationaal-actief/brexit, maart 2019.

Federale OverheidsDienst sociale zekerheid (2019). Brexit. Verschillende kerren geraadpleegd op

https://socialsecurity.belgium.be/nl/internationaal-actief/brexit

Federale OverheidsDienst WASO (federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg)

(2019). Brexit: sociale zekerheid. Geraadpleegd op http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=47886

26/02/2019.

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.); Douaneformaliteiten voor Vlaamse exporteurs na de Brexit;

Flanders Investment and Trade. Geraadpleegd op

https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/douaneformaliteiten-voor-vlaamse-exporteurs-na-

de-brexit; 6 maart 2019

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.); Accijnzen, Wat moet u weten?; Vlaamse Overheid.

Geraadpleegd op https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/accijnzen/wat-moet-u-

weten; 5 maart 2019

Page 74: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xiv

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.).; Brexit; Vlaamse Overheid. Geraadpleegd op

https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/brexit; 7 maart 2019.

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.); Turkije, Wet- en regelgeving; Flanders Investment & Trade.

Geraadpleegd op https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/landen/turkije/wet-en-regelgeving;

10 maart 2019

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.); Douane; Vlaamse Overheid. Geraadpleegd op

https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/facilitatie/ceta; 8 maart 2019

Federale Overheidsdienst Financiën (z.j.); Brexit – Douane en Accijnzen – Accijnzen; Vlaamse Overheid.

Geraadpleegd op https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/brexit/douane-en-

accijnzen/accijnzen; 8 maart 2019

Ferrer, J. N. & Rinaldi, D. (7 september 2016); The Impact of Brexit on the EU Budget: A non-catastrophic

event; CEPS Policy Brief No. 347 2016. Geraadpleegd op https://www.ceps.eu/publications/impact-brexit-

eu-budget-non-catastrophic-event; 8 maart 2019

Flanders Investment & Trade (z.j.); Douaneformaliteiten voor Vlaamse exporteurs na de Brexit; Vlaamse

Overheid. Geraadpleegd op https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/douaneformaliteiten-

voor-vlaamse-exporteurs-na-de-brexit; 8 maart 2019

Gevers, J., Lietaert, W. (mei 2019); Hoe ver drijft het Verenigd Koninkrijk weg van de EU?; Fiscale

Actualiteit nr 2019/05. Geraadpleegd op https://www.tiberghien.com/images/publications/jurgen-gevers-

ward-lietaert-hoe-ver-drijft-het-verenigd-koninkrijk-weg-v_.pdf; 12 april 2019

Government UK (2019).Apply to the EU Settlement Scheme (settled and pre-settled status). Geraadpleegd

op https://www.gov.uk/settled-status-eu-citizens-families, april 2019.

.

Page 75: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xv

HM Revenue & Customs. (2016). Transfer of own goods: movements of trading stocks: call-off.

Geraadpleegd op https://www.gov.uk/hmrc-internal-manuals/vat-single-market/vatsm4830, april 2019.

Hosoe, N.; Impact of border barriers, returning migrants, and trade diversion in Brexit:

Firm exit and loss of variety; Elsevier – Economic Modelling 69 (2018) [193-204]. Geraadpleegd op

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0264999317309574; 5 maart 2019

Hunt, A & Wheeler, B. (2019, 31 januari). Brexit: all you need to know about the UK leaving the EU. BBC

News, https://www.bbc.com/news/uk-politics-32810887, geraadpleegd op 12/02/2019.

Insitute for Government (2019). The 1972 European Communities Act. Geraadpleegd op

https://www.instituteforgovernment.org.uk/explainers/1972-european-communities-act, 2/03/2019

International.socialsecurity.be (2019). Overzeese Sociale Zekerheid. Geraadpleegd op

https://www.international.socialsecurity.be/social_security_overseas/nl/home.html, april 2019

Jorens, Y., & Strban, G. (2017). New Forms of Social Security for Persons Moving Between the EU and

the UK?. In After Brexit (pp. 271-321). Palgrave Macmillan, Cham.

Kamer van Koophandel (z.j.); ATR-certificaat voor Turkije. Geraadpleegd op https://www.kvk.nl/advies-

en-informatie/internationale-handel/exportdocumenten/atr-certificaat-voor-turkije/; 7 maart 2019

Kavelaars, P. (24 juni 2018). Fiscale aspecten van de Brexit. Deloitte. Geraadpleegd op 21 maart 2019 via

https://www2.deloitte.com/nl/nl/pages/tax/articles/fiscale-aspecten-brexit.html.

KBC (z.j.). Belastingen op inkomsten uit spaargeld. Geraadpleegd op 16 mei 2019 via

https://www.kbc.be/particulieren/nl/product/sparen/spaarrekeningen/belastingen-op-inkomsten-uit-

spaargeld.html

Page 76: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xvi

KPMG.(2018). NON-Brexit. Geraadpleegd op 12 april 2019 via

https://home.kpmg/nl/nl/home/insights/2018/11/non-brexit.html

KPMG. (2018). Soft Brexit - EER Model. Geraadpleegd op 12 april 2019 via

https://home.kpmg/nl/nl/home/insights/2018/11/soft-brexit-eer-model.html

KPMG (2017). Conclusie A-G: inwoner België werkzaam in Nederland en België is sociaal verzekerd in

Nederland. Geraadpleegd 13 april 2019 via https://home.kpmg/be/nl/home/insights/2017/04/sociale-

verzekering.html,

Lang, E.; Hunter, I. & Froud, J. (2017). Brexit: Employment and Immigration Law implications - the latest

position. Geraadpleegd op 23 maart 2019 via https://www.twobirds.com/en/news/articles/2016/uk/brexit-

employment-and-immigration-law-implications,

Maus, M. (2017). Forewarned is forearmed. Geraadpleegd op 16 mei 2019 via http://www.bloom-

law.be/nl/actualiteit/blog/6343/forewarned-is-forearmed

Minten, D. (12 maart 2019). Vandaag stemt Brits parlement opnieuw over Brexit-deal. De Gentenaar.

Moore Stephens. (2016, 29 juli). Het nieuwe douanewetboek van de Unie: vervolg. Geraadpleegd op 16

mei 2019 via https://www.moorestephens.be/nl/diensten/tax-legal-services/354-het-nieuwe-

douanewetboek-van-de-unie-vervolg

Morris, C. (25 maart 2019); What is the ‘no deal’ WTO option?; BBC. Geraadpleegd op

https://www.bbc.com/news/uk-45112872; 14 maart 2019

Nationaal Forum (25 maart 2019); Impact van de Brexit op accijnsbewegingen; Het overlegplatform van

de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en de privésector. Geraadpleegd op

https://www.naforna.be/nl/nieuws/25032019-impact-van-de-brexit-op-accijnsbewegingen; 10 maart 2019

Page 77: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xvii

Nationale Bank van België. (2019). Handleiding bij de Intrastat-aangifte deel 1 - Basis. Geraadpleegd op

https://www.nbb.be/doc/dq/n_pdf_ex/intrastathandleiding_basis_2019_nl.pdf, 6 mei 2019.

Ntampoudi, I. (2017). Post-Brexit Models and Migration Policies: Possible Citizenship and Welfare

Implications for EU Nationals in the UK. In After Brexit (pp. 245-270). Palgrave Macmillan, Cham.

Olga Protić (z.j.). Serbia’s accession to the common transit procedure has become a real game changer.

World Customs Organization. Geraadpleegd op https://mag.wcoomd.org/magazine/wco-news-88/serbia-

ncts/, 16 mei 2019.

Opreel, J. (2019, 27 februari). Brexit heeft grote gevolgen voor de btw. Fiscale Actualiteit, 2019(7), 1-4.

Owen, J.; Stojanovic, A. & Rutter, J. (2017, december).Trade after Brexit: Options for the UK’s relationship

with the EU. Geraadpleegd op

https://www.instituteforgovernment.org.uk/sites/default/files/publications/IFGJ5896-Brexit-Report-

171214-final_0.pdf; 5 mei 2019.

Parker G. & Tetlow G. (2017). Theresa May pledges to push on with cuts to corporation tax. Financial

Times. Geraadpleegd op https://www.ft.com/content/7579f124-5742-11e7-9fed-c19e2700005f, 15 mei

2019.

PDC Informatie Architectuur (z.j.); CETA: Handelsverdrag EU-Canada; Europa Nu – Onafhankelijk &

Actueel. Geraadpleegd op https://www.europa-nu.nl/id/vjnlb69cmcnj/ceta_handelsverdrag_eu_canada; 7

maart 2019

Pichal, N., & De Cock, R. (2019, januari). Gevolgen bij een harde Brexit. Fiscale Actualiteit, 2019(1), 1-

3

Pollard, J. S. (september 2016); Brexit and the wider UK economy; Elsevier – Geoforum. Geraadpleegd op

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0016718518300411; 4 maart 2019

Page 78: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xviii

PwC (2019, 18 april). United Kingdom: ‘Flextension’ of Brexit ─ what does it mean for social security?

Geraadpleegd op https://www.pwc.com/gx/en/services/people-organisation/publications/assets/pwc-uk-

flextension-of-brexit-and-what-it-means-for-social-security.pdf, 1 mei 2019.

Ravinger, S.A. (2018). Brexit: Possible consequences and implications for the VAT in the UK.

OmniScriptum Publishing Group, Mauritius.

Schiffers, M. (2018). Brexitland - Een onverenigd koninkrijk. (1e editie ed.). Business Contact.

Sims, A. (2016, 3 oktober). What is the difference between hard and soft Brexit? Everything you need to

know. The independent. https://www.independent.co.uk/news/uk/politics/brexit-hard-soft-what-is-the-

difference-uk-eu-single-market-freedom-movement-theresa-may-a7342591.html , geraadpleegd op

13/02/2019

Standard & Poor’s Financial Services LLC. (2016). Brexit Sensitivity Index 2019: Who Has the Most To

Lose? Geraadpleegd op http://www.agefi.fr/sites/agefi.fr/files/fichiers/2016/06/09_-_06_-_2016_-

_brexit_sensitivity_index_sp.pdf, 9 maart 2019.

Standard & Poor’s Financial Services LLC. (2019). Brexit Sensitivity Index 2019: Who Has the Most To

Lose? Geraadpleegd op

https://www.spglobal.com/_media/documents/brexitsensitivityindex2019whohasthemosttolose_mar-28-

2019.pdf, 25 mei 2019.

Stox, Y. (2018, 26 december). Brexit en grensoverschrijdend werken: een “oplossing” in de maak.

Geraadpleegd op https://www.partena-professional.be/nl/knowledge-center/infoflashes/brexit-en-

grensoverschrijdend-werken-een-oplossing-de-maak, maart 2019.

Strban, G. (2017). Brexit and social security of mobile persons. In ERA Forum (Vol. 18, No. 2, pp. 165-

185). Springer Berlin Heidelberg.

Temmerman, W. (2019). Eerste hulp bij scheidingsproblemen. Trends. Geraadpleegd op

http://acties.trends.knack.be/acties/trends/familybusiness/archief/2019-02/index.jsp, 23 april 2019.

Page 79: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xix

The Institute for Government (2018, 22 november). UK-EU future economic partnership. Geraadpleegd op

https://www.instituteforgovernment.org.uk/sites/default/files/publications/uk-eu-future-economic-

partnership-table-final-vb.pdf, 5 mei 2019.

Tielmann, A. & Schiereck D.; Arising borders and the value of logistic companies: Evidence from the

Brexit referendum in Great Britain; Elsevier - Finance Research Letters 20 (2017) [22-28]. Geraadpleegd

op https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1544612316301428; 4 maart 2019

TNT. (z.j.). Incoterms. Geraadpleegd op https://www.tnt.com/express/nl_be/site/how-to/understand-

incoterms.html, april 2019.

Van Elsuwege, P. (2017). Tussen interne markt, douane-unie en vrijhandelszone: op zoek naar een model

voor de toekomstige economische relaties tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Sociaal-Economische

Wetgeving, 65(5), 182-188.

Van Elsuwege, P. (mei 2017); Tussen interne markt, douane-unie en vrijehandelszone: op zoek naar een

model voor de toekomstige economische relaties tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk; SEW-nummer

5 – mei 2017 [182-188]. Geraadpleegd op https://biblio.ugent.be/publication/8521061/file/8521063; 4

maart 2019

Van Haver, K. (2019, 11 april).Uitstel brexit tot 31 oktober. De Tijd. Geraadpleegd op

https://www.tijd.be/dossier/brexit/Uitstel-brexit-tot-31-

oktober/10116219?utm_campaign=MORNING_COMMENT&utm_medium=email&utm_source=SIM,

12 april 2019.

Van Humbeeck, P. (2019, 6 maart). De klok tikt in Londen. Knack.

Vandelanotte. (2016, 16 augustus). Het nieuw douanewetboek en de impact op export. Geraadpleegd op

https://www.vandelanotte.be/nl/actueel/nieuws/2016-08-16-het-nieuw-douanewetboek-en-de-impact-op-

export, 16 mei 2019.

Vlaamse Overheid. (z.j.). Belastingvermindering voor de enige en eigen woning (woonbonus).

Geraadpleegd op 11 mei 2019 via https://www.vlaanderen.be/belastingvermindering-voor-de-enige-en-

eigen-woning-woonbonus

Page 80: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xx

Wouters, P., & Van Den Berghe, P. (2019, 23 januari). Brexit heeft grote impact op vennootschapsbelasting.

Fiscale Actualiteit, 2019(2), 1-5.

Whyman, P. B., & Petrescu, A. I. (2017). The economics of Brexit: A cost-benefit analysis of the UK’s

economic relationship with the EU. Springer.

World Trade Organisation (z.j.); About the organisation; World Trade Organisation. Geraadpleegd op

https://www.wto.org/english/thewto_e/thewto_e.htm; 14 maart 2019

Page 81: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxi

Bijlagen

Bijlage 1: Terminologielijst

In onze bespreking zullen we heel wat terminologie gebruiken in verband met de verschillende mogelijke

economische samenwerkingsverbanden. Het is dus een goed idee om deze begrippen eerst duidelijk te

omschrijven.

Buiten deze samenwerkingsvormen worden er nog een tal van begrippen gebruikt die toelichting vereisen.

Deze worden na het toelichten van de samenwerkingsvormen besproken.

Vrijhandelszone

Een vrijhandelszone is een samenwerkingsvormen waarbij een groep landen besluit om de onderlinge,

tarifaire handelsbelemmeringen af te schaffen. Bijgevolg heffen ze geen invoerrechten op producten

afkomstig uit een andere staat waarmee een vrijhandelsakkoord is gesloten. Wat betreft hun houding ten

aanzien van de staten buiten de zone, beslissen ze zelf. Dit differentieert zich van de douane-unie, waar een

gemeenschappelijk buitentarief geldt (Europa Nu, z.j.).

Douane-unie

Een model dat iets verder gaat dan een vrijhandelszone, is een douane-unie. Dit houdt ten eerste in dat de

leden intern geen douanerechten mogen heffen maar ook dat ze niet op eigen houtje een bepaald

douanetarief kunnen verhogen of verlagen. Met andere woorden geldt er een gemeenschappelijk

buitentarief ten aanzien van derden zoals hierboven vermeld (Europese Unie, 2019). De leden kunnen geen

handelsovereenkomsten sluiten met derde landen (FOD financiën, z.j.).

Interne markt

Een samenwerkingsvorm dat nog verregaander werkt, is de interne markt, ook wel een gemeenschappelijke

markt genaamd. Een interne markt houdt in dat er geen economische grenzen zijn en dat het vrij verkeer

van goederen, diensten, kapitaal en personen gewaarborgd wordt (Art. 26 lid 2 VWEU). Overigens betekent

het dat er geen interne douanerechten zijn en dat de productstandaarden, goedkeuringen e.d. intern

geharmoniseerd worden. Wat op zich echter niet noodzakelijk een douane-unie inhoudt. Deel uitmaken van

de interne markt houdt ook in dat de lidstaten zich moeten schikken naar de rechtspraak van het Europese

Hof van Justitie, om een zo homogeen mogelijke interpretatie van alle wetgeving te garanderen (Europees

Parlement, 2018).

EER (Europese Economische Ruimte)

Om op het domein van interne markt te blijven, bespreken we nu de Europese, Economische Ruimte,

kortweg de EER. Binnen de EU zelf gelden de principes van interne markt, waaronder het vrij verkeer van

Page 82: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxii

goederen, diensten, kapitaal en personen. Echter wordt die interne markt uitgebreid met drie van de vier

EVA-landen (Ut infra zullen we de EVA-landen toelichten). Namelijk Noorwegen, IJsland en

Liechtenstein. Samen vormen zij met de EU de EER (Eurostat, 2019). Daarom zullen ook die drie

laatstgenoemde landen toegang verkrijgen tot de interne markt van de EU, maar moeten zij ook de vier

vrijheden respecteren en wordt er van hen eveneens verwacht dat ze bijdragen tot de EU-begroting.

De vierde lidstaat van de EVA, met name, Zwitserland behoort niet tot de EER, doch maakt ze via een

kluwen van bilaterale akkoorden toch deel uit van de interne markt. Ook beleidsmaatregelen die sterk

gerelateerd zijn aan de interne markt (concurrentie, transport, energie en economische en monetaire

samenwerking etc..) gelden. Niettegenstaande de EER tracht om de interne markt te ‘simuleren’ zijn niet

alle bindende bepalingen uit de EER-overeenkomst van toepassing op alle elementen uit die interne markt.

De bepalingen uit de EER-overeenkomst zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op het gemeenschappelijk

landbouw- en visserijbeleid. Evenmin op de douane-unie, het gemeenschappelijk buitenlands, handels- of

veiligheidsbeleid, justitie, binnenlands zaken en de economische en monetaire unie (Europees Parlement,

2018).

EVA-Staten (Europese Vrijhandelsassociatie)

Dit omvat Ijsland, Noorwegen en Liechtenstein waarbij er overlegmechanismen met deze EVA-landen zijn

voorzien en daarbij ook een EVA-toezichthoudende Autoriteit en het EVA-hof. De EVA-landen kunnen in

principe ook beroep doen op de rechtsgelden van het EER-gebied. Dit doordat er in voorgaande uitspraken

omtrent art 48 VWEU door het HvJ (EU) werd beoordeeld dat de doelstelling van de EER nog steeds

inhoudt om ‘een zo volledig mogelijke verwezenlijking van het vrije verkeer van goederen, personen,

diensten en kapitaal in de gehele EER’ te garanderen. Daarbij werd bevestigd dat de EVA-landen, hoewel

deze niet behoren tot de EER, wel zodanig behandeld moesten worden voor wat betreft de regels inzake de

interne markt. Hier houdt men dus zeer sterk vast aan de vier vrijheden en de ondeelbaarheid van de interne

markt (Van Elsuwege, 2017).

Ondeelbaarheid van de vier vrijheden en de interne markt68

De interne markt zoals hierboven beschreven gaat uit van vrijheid van verkeer van kapitaal, personen,

goederen en diensten. In de Europese unie worden deze vrijheden als ondeelbaar beschouwd. Dit wil zeggen

dat een land dat toetreedt tot de interne markt niet kan opteren om bijvoorbeeld slechts 3 van de vier

vrijheden te implementeren. Dit is ook de reden waarom een land als Zwitserland geen volledige toegang

heeft tot de markt (Van Elsuwege, 2017).

Met het bestaan van de EER wordt er getracht om de Europese interne markt ook te kunnen aanbieden aan

de EVA-lidstaten. Eenmaal een land toegetreden is tot de EER moet men verplicht de Europese wetgeving

68 Zie Bijlage 1: Terminologielijst

Page 83: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxiii

i.v.m. de EER opnemen in de nationale wetgeving. Binnen de EER gelden bijgevolg de vier vrijheden van

de interne markt. Ook beleidsmaatregelen die sterk gerelateerd zijn aan de interne markt (concurrentie,

transport, energie en economische en monetaire samenwerking etc..) gelden.

Niettegenstaande de EER tracht om de interne markt te ‘simuleren’ zijn niet alle bindende bepalingen uit

de EER-overeenkomst van toepassing op alle elementen uit die interne markt. De bepalingen uit de EER-

overeenkomst zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

Evenmin op de douane-unie, het gemeenschappelijk buitenlands, handels- of veiligheidsbeleid, justitie,

binnenlands zaken en de economische en monetaire unie (Europees Parlement, 2018).

Verordening

Een verordening is een bindende rechtshandeling die in principe per direct in de hele EU van toepassing is.

Ze moet dus niet eerst nog omgezet worden in nationaal recht. Europese verordeningen zullen, vanaf

wanneer de Brexit een feit is, geen werking meer hebben in het VK. Ze zullen moeten voorzien van een

eigen wetgeving om dit op te vangen (europa.eu, z.j.).

Richtlijn

Een richtlijn is een rechtshandeling die een bepaald doel vastlegt dat alle EU-landen moeten bereiken. Zij

mogen echter zelf de specifieke wetgeving vaststellen om dat doel te bereiken, binnen het kader en de

voorschriften van de richtlijn die minimumvereisten vastlegt (europa.eu, z.j). Een richtlijn is in de regel

bindend voor de lidstaten, in die zin dat het niet-omzetten van de richtlijn in nationale wetgeving tot boetes

kan leiden. Bedoeling van het VK is om deze na de Brexit tegen het licht te houden en aan te passen

WTO

World Trade Organisation

EMCS

Exise Movement Control System

EORI-nummer

Economic Operators’ Registration and Identification number

Summiere aangifte bij binnenbrengen

De handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de

voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de

Unie zullen binnenkomen (art. 5 lid 9 DWU).

Page 84: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxiv

Aanbrengen bij de douane

Mededeling aan de douaneautoriteiten dat de goederen bij het douanekantoor of op enige andere, door de

douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats zijn aangekomen en beschikbaar zijn voor

douanecontrole (art. 5 lid 33 DWU).

Summiere aangifte bij uitgaan

De handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, en binnen

een specifieke termijn, meedeelt dat de goederen het douanegebied van de Unie zullen verlaten (art. 5 lid

10 DWU)

Goederen van preferentiële oorsprong uit de EU: zij in de EU “geheel en al zijn verkregen” of als zij geheel

of gedeeltelijk zijn vervaardigd in de EU uit materialen die volgens bepaalde eisen aan be- of verwerkingen

zijn onderworpen

Handelsfactuur

opgesteld in het drievoud (inclusief originele versie) met volgende informatie: volledige beschrijving, de

hoeveelheid en de prijs per eenheid, de goederencode, de verzendingsmethode voor de goederen, het land

van herkomst en alle vereiste betalingsvoorwaarden, alsook het nummer van de kredietbrief (als deze

betalingsmethode voor de transactie wordt gebruikt)

https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/landen/turkije/wet-en-regelgeving

Certificaat van oorsprong

In sommige landen om invoerrechtelijke redenen verplicht en een garantie dat de goederen uit dat specifieke

land afkomstig zijn. Opgesteld door uitvoerder/expediteur in het tweevoud zonder correcties en in het

Engels. Het wordt gelegaliseerd/geattesteerd door de lokale Kamer van Koophandel of het

Wereldhandelscentrum.

https://www.flandersinvestmentandtrade.com/export/landen/turkije/wet-en-regelgeving

VIES-databank

Met de EU-zoekmachine VIES kan men nagaan of een bedrijf ingeschreven is voor handelstransacties met

bedrijven in andere EU-landen. VIES (Systeem voor uitwisseling van btw-informatie) is een zoekmachine

van de Europese Commissie, ze zoekt in de nationale btw-databases en kan twee verschillende resultaten

opleveren. Er bestaat voor het betrokken nummer Europese btw-informatie ( geldige respons) of niet (

ongeldige respons) (Europa.eu, z.j).

Page 85: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxv

Bijlage 2: Beslissingsboom internationale sociale zekerheid.

Figuur 6: Derthoo, P. (18 april 2018). Persoonlijke communicatie: Application of art 15 en 16 OECD MTC & International Social

Security.

Page 86: DE FISCALE IMPLICATIES VAN DE BREXIT · tijdelijk is (Cooper & Dickson, 2019). In het akkoord staat immers dat het VK in de douane-unie blijft (en in de interne markt) in afwachting

xxvi

Bijlage 3: Vragen interview met S. Bostyn van ECS

1. Hoe hebben jullie de Brexit tot hiertoe beleefd? Mening hierover?

2. Welke administratieve aanpassingen hebben jullie door de Brexit ondervonden of zitten er in de

pijplijn?

• Welke specifiek en zijn daar extra kosten aan verbonden?

3. Wat denken jullie dat transport naar de UK extra zal kosten (financieel maar ook in tijd)

• Zullen deze kosten doorgerekend worden aan jullie klanten?

4. Wat lijken voor jullie de grootste bedreigingen?

• Wat lijken de grootste bedreigingen voor jullie klanten?

5. Wat lijken voor jullie opportuniteiten die ontstaan als gevolg van de Brexit?

• Wat lijken de opportuniteiten voor jullie klanten?

6. Wat is jullie zicht op de ‘bedrijfsklaarheid’ van jullie klanten i.v.m. de Brexit op douane en/of

BTW vlak? Hebben jullie tips voor hen? Bepaalde vergunningen die ze moeten aanvragen?

• Is er een verschil tussen kleine en grote ondernemingen? Of zijn er verschillen tussen

sectoren onderling? Of een nog andere differentiatie?

7. Zijn de klanten zich bewust van het toekomstig belang van de incoterms en leveringsvoorwaarden

na de Brexit?

8. Vinden jullie dat de overheid/autoriteiten de juiste voorbereiding hebben getroffen en/of genoeg

ondersteuning bieden?

9. Naast douane en BTW, zijn er naar uw mening nog implicaties op andere belastingen die jullie

onderneming parten spelen? (Denk aan personenbelasting, sociale zekerheid,

vennootschapsbelasting…)