De digitale (zelf) redzaamheid van de burger: ondersteuning bij de ...
-
Upload
truongthuy -
Category
Documents
-
view
217 -
download
1
Transcript of De digitale (zelf) redzaamheid van de burger: ondersteuning bij de ...
De digitale (zelf)redzaamheid
van de burger: ondersteuning
bij de Digitale Overheid 2017
In opdracht van:
ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK)
Publicatienummer:
2013.074-1258
Datum:
Utrecht, september 2013
Auteurs:
drs. H. Gillebaard
Arthur Vankan MSc
Dialogic innovatie ● interactie 2
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................... 3
1.1 Aanleiding ................................................................................................... 3
1.2 Doelstelling onderzoek ................................................................................. 4
1.3 Methode van onderzoek ................................................................................ 4
1.4 Leeswijzer .................................................................................................. 5
2 Klaar voor de start…? ........................................................................... 6
2.1 Inleiding ..................................................................................................... 6
2.2 Omvang huidige problematiek ....................................................................... 8
2.3 Wie dreigt buiten de boot te vallen? ............................................................... 9
2.4 Oorzaken voor (niet-)gebruik ....................................................................... 11
2.5 Verwachte situatie 2017 .............................................................................. 15
3 Ondersteuning e-overheid .................................................................. 17
3.1 Menukaart voor digivaardigheidsondersteuning .............................................. 17
3.2 Een nadere kennismaking met 5 gerechten .................................................... 20
3.3 Receptuur voor succesvolle digivaardigheidsondersteuning .............................. 31
4 De Deense e-overheidstrategie: goed voorbeeld doet volgen .............. 34
4.1 Inleiding .................................................................................................... 34
4.2 De Deense e-overheidstrategie ..................................................................... 35
4.3 De digitale infrastructuur ............................................................................. 36
4.4 Ondersteuning ............................................................................................ 36
4.5 Kenmerken van de aanpak van de Deense overheid ........................................ 41
5 Conclusies en aanbevelingen .............................................................. 43
5.1 Conclusies ................................................................................................. 43
5.2 Suggesties voor vervolgonderzoek ................................................................ 47
5.3 Aanbevelingen voor beleidsmakers ............................................................... 48
Annex A: gesprekspartners ....................................................................... 51
Annex B: geraadpleegde literatuur ........................................................... 52
Annex C: achtergrond en cijfers................................................................ 54
Annex D: geraadpleegde methoden .......................................................... 61
Annex E: verplichte digitale zelfservicediensten Denemarken ................. 73
Dialogic innovatie ● interactie 3
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna BZK)
heeft onderzoeksbureau Dialogic een onderzoek uitgevoerd naar de ‘Digivaardigheid van
Burgers’. In het regeerakkoord is de doelstelling opgenomen dat de dienstverlening van de
overheid verbeterd moet worden. Het kabinet streeft naar een (volledige) digitale overheid
in 2017 waarbij bedrijven en burgers alle zaken met de overheid digitaal kunnen
afhandelen.
Het verbeteren van de dienstverlening voor bedrijven is nadrukkelijk aan de orde geweest
in onder andere de Digitale Agenda1, onderzoek naar de veiligheid van diensten in de
Digitale Agenda.nl’ 2 en de brief van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) over
vermindering van de regeldruk3. De dienstverlening voor burgers is recent prominent aan
de orde gekomen. Minister Plasterk geeft in zijn visiebrief4 gedateerd op 23 mei jl. aan dat
het digitale kanaal het voorkeurskanaal van de overheid zal worden: “digitaal waar het
kan, persoonlijk waar het moet”. Daarbij benoemt de minster drie centrale punten
waarmee BZK de dienstverlening van de overheid aan burgers wil verbeteren:
1. Een aantoonbare verbetering in de kwaliteit van digitale overheidsinformatie en
overheidsdienstverlening, met aandacht voor die mensen die (nog) minder
digivaardig zijn;
2. Aanzienlijk minder administratieve lasten voor burgers;
3. Belangrijke efficiëntiewinsten waardoor onder meer departementale taakstellingen
makkelijker gehaald kunnen worden.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het behalen van deze doelstellingen is dat burgers
digitaal vaardig genoeg zijn om (optimaal) gebruik te kunnen maken van de digitale
overheidsdiensten om zo zelfstandig zaken te kunnen (blijven) doen met de overheid.
Digivaardig zijn is voor de burger dus zowel van direct belang (doelstelling 1 en 2) als van
indirect belang via gereduceerde overheidsuitgaven (doelstelling 3). De geformuleerde
doelstellingen kennen een sterke parallel met de private sector, omdat ook daar burgers
middels het bezitten van voldoende digitale vaardigheden kunnen profiteren van
verbeterde dienstverlening (bijv. internetbankieren, e-shopping) en organisaties
kostenreducties kunnen verwezenlijken wanneer zij overstappen naar het digitale medium
(bijv. verdwijnen van papieren overschrijvingskaarten bij banken).
Zoals de eerste doelstelling aangeeft, is er aandacht voor mensen die (nog) minder
digivaardig zijn. Het streven is om hun vaardigheden dusdanig te verbeteren dat ze
zelfstandig in staat zijn om gebruik te maken van digitale overheidsdienstverlening. Met
het oog op de digitale dienstverlening maakt BZK verschil tussen mensen die (nog) niet
kunnen en mensen die niet willen (zie Annex C1).
1 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2011), Digitale Agenda.nl - ICT voor innovatie en
economische groei, Den Haag.
2 Collis (2012), Onderzoek veiligheid diensten in de Digitale Agenda.nl, Leiden: Collis.
3 Ministerie van Economische Zaken (2013),Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012-
2017, Den Haag.
4 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013), Visiebrief Digitale Overheid 2017, Den Haag.
Dialogic innovatie ● interactie 4
Uit de Visiebrief blijkt dat mensen die niet zelfstandig digitaal zaken met de overheid
kunnen doen daarbij hulp moeten krijgen. Daarbij zal het papier (bijv. formulier per post)
niet de eerste oplossing zijn. Mensen die niet over een computer beschikken of daar niet
mee uit de voeten kunnen, moeten hulp kunnen inroepen om hun zaken toch digitaal te
regelen. Dat kan volgens de minister bijvoorbeeld op het gemeentehuis. Hoe deze
hulpstructuur in de nabije toekomst invulling zal krijgen wordt momenteel uitgezocht door
beleidsmakers en andere (maatschappelijke) partners op het gebied van digivaardigheid5.
1.2 Doelstelling onderzoek
Doelstelling
Rekeninghoudend met de hierboven geschetste context beoogt dit onderzoek inzicht te
verschaffen in de beschikbaarheid (variëteit) van de verschillende methoden van trainen en
ondersteunen van mensen op het terrein van digitaal zaken doen (met de overheid). Het
gaat hierbij specifiek om de groep mensen die wel wil, maar (nog) niet kan. Om hen te
ondersteunen beoogt het ministerie van BZK met voorliggend onderzoek methode(n) te
identificeren die effectief, kostenefficiënt en opschaalbaar zijn.
Vraagstelling
Het ministerie van BZK heeft zes hoofdonderzoeksvragen gedefinieerd waar de
voorliggende rapportage antwoord op zal geven, namelijk:
A. Hoe groot is de groep burgers die wel wil maar nog niet kan en hoe zal zich dat
ontwikkelen tot 2017?
B. Welke activiteiten bestaan er op dit moment die bijdragen aan de bevordering van
de digitale vaardigheden van mensen, zodanig dat zij zelfstandig zaken kunnen
doen met de overheid en daarvoor vrijwel geen andere kanalen nodig hebben?
C. Wat is/zijn werkende mechanismen om mensen die wel willen maar niet kunnen, te
ondersteunen bij het digitaal zaken doen met de overheid? Is er iets bekend over
hoe (bewezen of mogelijk) effectief instrumenten/ methoden zijn en wat de
kosten/baten zijn?
D. Hoe gaat Denemarken om met digivaardigheid van burgers, de ‘nog niet kunners,
maar wel willers’.
E. Wat is de relatie tussen de vragen A, B, en C (ook in de context van vraag D)?
F. Zijn er naar aanleiding van bovenstaande, afwegingen ten aanzien van het
landelijk uitrollen van een bewezen effectieve methode?
1.3 Methode van onderzoek
Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de bovenstaande geformuleerde deelvragen.
Het beantwoorden van deelvraag A is met name gebaseerd op desk research van
bestaande onderzoeken. Verschillende bronnen zijn geraadpleegd, waaronder publicaties
en cijfers van het CBS, de Universiteit Twente, ITS, Motivaction, Digivaardig, Logius, SVB,
UWV en de Belastingdienst. Daarnaast is deze deelvraag voorgelegd aan de geraadpleegde
gesprekspartners (zie Annex A) voor de lijst van gesprekspartners).
5 De Visiebrief Digitale Overheid 2017 maakt o.a. melding van een pilot met drie gemeenten en
uitvoeringsorganisaties, gericht op samenwerken om complexe zaken geïntegreerde dienstverlening te leveren.
Dialogic innovatie ● interactie 5
In veel gevallen gaat het hier om actuele cijfers die inzicht geven in het gebruik6 van
digitale overheidsdiensten dan wel de motieven van burgers om daar nog van af te zien.
Daarnaast is er een (logaritmische) extrapolatie toegepast op basis van historische
gebruikscijfers om een ‘educated guess’ te kunnen maken van de groep die in 2017
mogelijk niet mee kan komen.
Het beantwoorden van deelvragen B en C is gebaseerd op een combinatie van interviews
en desk research. Desk research van (evaluatie)rapporten en websites is gebruikt om een
verkenning te maken van bestaande methoden en activiteiten die publieke en private
partijen momenteel ondernemen ter bevordering van de digitale vaardigheden van
mensen, zodanig dat zij zelfstandig zaken kunnen doen met de overheid.
Om inzicht te krijgen in de menukaart ‘digivaardigheidsondersteuning’ zijn er gesprekken
gevoerd met (1) aanbieders van digitale overheidsdiensten (uitvoeringsorganisaties,
gemeenten, etc.) - namelijk zij die een beroep doen op de digitale vaardigheden van
burgers - en (2) aanbieders van cursussen of andere vormen van ondersteuning. De
‘longlist’ met geraadpleegde methoden en bijbehorende kenmerken staat in de bijlage van
dit rapport (zie Annex D). De interviews zijn gebruikt om de lijst van geïdentificeerde
methoden verder aan te vullen, alsmede om verdiepende informatie over de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de geraadpleegde methoden te verzamelen, in het
bijzonder voor een vijftal casebeschrijvingen (zie Hoofdstuk 4). Alle casebeschrijvingen en
gespreksverslagen zijn ter validatie voorgelegd aan onze gesprekspartners.
Deelvraag D is beantwoord door een combinatie van desk research en interviews/contact
met onze Deense gesprekspartners bij de ‘Agency for Digitisation’. Tenslotte zijn
deelvragen E en F beantwoord op basis van de onderzoeksresultaten die zijn verzameld
voor de deelvragen A t/m D.
1.4 Leeswijzer
De volgende hoofdstukken van dit rapport behandelen achtereenvolgens de omvang van
de problematiek van mensen die hulp nodig hebben bij het digitaal zakendoen met de
overheid, nu en in 2017 (Hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 beschrijft de menukaart die
momenteel beschikbaar is voor mensen die hulp zoeken, alsmede een nadere
kennismaking met een vijftal methoden en de achterliggende werkzame bestandsdelen
(mechanismen). Hoofdstuk 4 biedt een kijkje in de Deense keuken, in het bijzonder met
betrekking tot hun e-overheidsstrategie 2011-2015 en hun initiatieven om de burger
daarbij te begeleiden. Dit rapport sluit af met conclusies, suggesties voor vervolgonderzoek
en aanbevelingen voor beleidsmakers, voor BZK in het bijzonder. Dit advies is gebaseerd
op de aanbevelingen die we hebben verzameld tijdens de gesprekken met publieke digitale
dienstverleners en aanbieders van cursussen en andere vormen van ondersteuning.
6 Hierbij dient opgemerkt te worden dat het gebruik van digitale overheidsdiensten een eerste indicator vormt voor
een inschatting van de groep die wel wil, maar niet kan. Een zuivere meting van digitale vaardigheden vereist in
veel gevallen een experiment met opdrachten in een ‘laboratorium setting’ (zie ook paragraaf 5.2 Suggesties voor
vervolgonderzoek).
Dialogic innovatie ● interactie 6
2 Klaar voor de start…?
2.1 Inleiding
De Nederlandse overheid wil dat iedere burger in 2017 het recht heeft om haar zaken met
de overheid digitaal af te handelen. Hoewel een groot deel van de bevolking goed mee kan
komen in deze transitie, zijn er ook burgers die dit recht niet (volledig) kunnen verzilveren.
In dit hoofdstuk wordt een onderbouwde schatting gemaakt van het aantal burgers dat het
recht om digitaal overheidszaken af te handelen niet verzilvert en/of niet kan verzilveren.
We zetten daartoe een aantal kengetallen op een rij uit eerder uitgevoerde studies op het
gebied van internetgebruik en gebruik van e-overheidsdiensten.
Voordat we een inschatting maken, bespreken we eerst de determinanten van gebruik van
‘digitale overheidsdiensten’; er zijn immers verschillende redenen waarom burgers wel of
niet hun zaken met de overheid digitaal afhandelen. In lijn met de beleidskeuze van BZK
(zie Annex C1) staat binnen dit hoofdstuk vooral de groep die ‘wel wil’ maar ‘niet kan’
centraal. Vanuit burgerperspectief (vraagzijde) is ook een andere determinant bepalend
voor het feitelijk gebruik van digitale overheidsdiensten, namelijk het ‘weten’. In de
praktijk zal er sprake zijn van overlap tussen deze drie determinanten, bijvoorbeeld
iemand die niet weet dat een digitale dienst bestaat zal hier geen gebruik van maken en
zich hierdoor niet vaardig kunnen maken (learn-by-doing). Daarnaast geldt dat mensen die
niet capabel zijn (of zich zo inschatten), minder gemotiveerd zijn en daardoor een lager
intentie tot gebruik (willen) zullen hebben. Hoe deze drie determinanten exact onderling
samenhangen (mate van overlap) komt zijdelings aan bod binnen de geraadpleegde
studies en kan binnen dit hoofdstuk beperkt worden aangetoond.
Figuur 2.1 Conceptueel model: determinanten van gebruik van digitale overheidsdiensten door burger
Gebruike-government
W
i
l
l
e
n
W
e
t
e
n
Randvoorwaarden
Digitale vaardigheden
Vaardigheden e-government
Toegankelijkheid & bruikbaarheid e-governmentdiensten
Gebruik
digitale overheids-
diensten
door burger
Weten
Kunnen
Willen
Intrinsieke motivatie• Overtuigd van nut en
noodzaak• Positieve ervaring
• Voorkeurskanaal
Extrinsieke motivatie
• Verplichting• Prijsdifferentiatie
• Bekend met e-dienst• Bekend met hulpstructuur
• Bekend met eigen kunnen
Toegankelijkheid
Begrijpelijkheid
Beschikbaarheid
Gemak
• Voorinvullen formulieren• Eenmalige uitvraag
• Instructiefilm• Taalgebruik
• 24 uurs dienstverlening• Server uptime (98% )
• Voorzieningen voor mensen met beperking
• Centrale portal of landingspagina’s
VR
AA
G
AA
NB
OD
Hulp bijinvullen
‘succesvol’gebruik
(doelrealisatie door digivaardighandelen)
Dialogic innovatie ● interactie 7
In de tabel hieronder beschrijven we hoe deze drie determinanten ‘in de praktijk’ van
invloed kunnen zijn op het gebruik7 van digitale overheidsdiensten:
Tabel 2.1 Logica achter gebruik van digitale overheidsdiensten.
Weten Willen Kunnen
Om gebruik te maken van een digitale
overheidsdienst moet men afweten van
het bestaan. Wanneer men
bijvoorbeeld niet weet dat het mogelijk
is om digitaal met de gemeente te
communiceren, zal men naar een ander
alternatief grijpen (bijv. bezoek
brengen aan het loket) of zal men geen
gebruik maken van de dienst. Wanneer
een burger niet op de hoogte is dat zijn
beschikking wordt afgeleverd in zijn
berichtenbox op MijnOverheid.nl zal hij
hiervan geen gebruik maken.
In het geval dat een burger (nog) niet
in staat is om de digitale
overheidsdienst te gebruiken, moet hij
ook weten waar ondersteuning
gevonden kan worden.
Bewustwording van en kennis over de
beschikbare overheidsdiensten en
beschikbare ondersteuning is hiermee
een belangrijke determinant van het
gebruik van e-government.
Tot slot geldt dat mensen in staat
moeten zijn om hun eigen kunnen in te
schatten. Mensen die zichzelf
overschatten zullen geen hulp zoeken
en mogelijk fouten maken (onbewust
onbekwaam). Anderzijds, mensen die
zichzelf onderschatten zien mogelijk af
van gebruik aangezien ze bang zijn te
falen.
Sommige burgers willen graag hun
overheidszaken digitaal afhandelen. Zij
ervaren relatief voordeel ten opzichte
van de traditionele route (bijv. op het
gebied van gemak. ‘on-demand’
dienstverlening, tijdefficiëntie e.d.).
Deze burgers hebben hiermee een vorm
van ‘intrinsieke’ motivatie.
Andere burgers regelen hun
overheidszaken liever op papier of aan
het loket. Het proces van digitalisering
gaat voor sommige burgers in onze
samenleving te snel en roept soms zelfs
weerstand op. Sommige burgers zullen
nooit overstappen of dit vermoedelijk
pas doen wanneer er een beloning
tegenover staat dan wel geen andere
keuze hebben (bijv. verplichting). Zo
wordt bijvoorbeeld het digitaal indienen
van de belastingaangifte een
verplichting, en moet men extra betalen
wanneer men per post wil blijven
communiceren met bijvoorbeeld
banken. Deze groep burgers zal dus
‘extrinsiek’ gemotiveerd moeten
worden.
Merk op dat het niet slechts gaat om
het ‘willen gebruiken van
e-overheidsdiensten’, maar ook om het
wel/niet accepteren van hulp van
anderen (‘willen kunnen’), bijvoorbeeld
uit oogpunt van schaamte of om
niemand tot last te willen zijn.
Om de e-overheidsdiensten te kunnen
gebruiken moet de burger aan een
aantal criteria voldoen (zie piramide):
1. Ten eerste beschikt hij over de
benodigde randvoorwaarden voor
gebruik. Hij is taalvaardig
(genoeg), heeft geen
belemmerende fysieke of mentale
beperking, en heeft toegang tot
een computer, het internet of een
DigiD-code.
2. Wanneer voldaan is aan (1) moet
hij ook beschikken over voldoende
digitale vaardigheden 8 . Concrete
voorbeelden van digitale
vaardigheden zijn het om kunnen
gaan met een toetsenbord en
muis, het kunnen gebruiken van
een besturingssysteem (bijv.
Windows of Mac), kunnen
browsen, e-mailen, het vinden
van de juiste informatie, etc.
3. Wanneer voldaan is aan (1) en (2)
moet men nog voldoende
vaardigheden bezitten om
specifiek met digitale
overheidsdiensten om te gaan.
Correct omgaan met de
‘Werkmap’ bij het UWV, digitaal
de belastingaangifte invullen, en
studiefinanciering aanvragen bij
DUO vereisen allemaal
dienstinhoudelijke kennis en
vaardigheden.
Naast de vraagzijde zijn er verschillende kenmerken van (het aanbod van) digitale
overheidsdiensten die bepalend zijn of een burger wel of niet wil en kan gebruik maken
van het digitale kanaal. Initiatieven als stichting Waarmerk Drempelvrij, de Nationale
Ombudsman en de Manifestgroep maken zich sterk om de digitale
overheidsdienstverlening in termen van toegankelijkheid, begrijpelijkheid en
beschikbaarheid te verbeteren. Ook hier moeten nog veel stappen worden gezet in de
transitie naar de Digitale Overheid 20179. Deze ‘aanbodkant’ valt echter buiten de scope
van dit onderzoek.
7 Het gebruik van digitale toepassingen (adoptie) vormt een belangrijke indicator voor het inschatten van het niveau
van digitale vaardigheden wat iemand bezit. Immers, voor veel mensen geldt dat herhaaldelijk gebruik zal leiden
tot routineopbouw (learn-by-doing). Daarbij dient opgemerkt te worden dat de gepresenteerde gebruikscijfers een
vertekening kunnen hebben doordat (1) er sprake kan zijn van mensen die niet digivaardig genoeg zijn om
succesvol hun zaken digitaal af te handelen dan wel (2) mensen hulp hebben gehad tijdens hun gebruik van
digitale overheidsdiensten.
8 Er bestaan verschillende typologieën op het gebied van digitale vaardigheden. Zie Annex C2 voor enkele
veelvoorkomende indelingen.
9 Onlangs zijn er kamervragen gesteld door het lid Karabulut (SP) over de resultaten van het onderzoek van FNV
naar het functioneren van de UWV website Werk.nl. Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(2013), Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over de resultaten van het onderzoek van FNV naar het
functioneren van Werk.nl, 2013-0000111681.
Dialogic innovatie ● interactie 8
2.2 Omvang huidige problematiek
Digitale vaardigheden zijn vereist om zaken digitaal af te kunnen handelen met de
overheid. Hoe staat het met deze vaardigheden onder Nederlandse burgers? De tabel
hieronder behandelt een aantal kernindicatoren die hier licht op werpen.
Tabel 2.2 Overzicht indicatoren Digitale Zelfredzaamheid van Burgers
Het grote merendeel van de burgers heeft ooit internet gebruikt (95%). Deze gebruikers
zijn volgens het CBS (2013a) echter niet allemaal even vaardig (47%).10 Bij concrete
toepassingen zoals internetbankieren en de Werkmap van het UWV zien we dat ongeveer
80% hier gebruik van maakt.11 Bij toepassingen zoals de digitale IB-aangifte, de digitale
aanvraag Kinderbijslag en de digitale WW-aanvraag maakt momenteel al circa 95%
gebruik van het digitale kanaal. Dit is deels toe te schrijven aan het meer verplichtende
karakter van deze diensten.
De cijfers van de digitale IB-aangiftes en de digitale WW-aanvragen geven aan dat het
grote merendeel (circa 95%) van deze groep indieners in staat is om zijn zaken met de
overheid digitaal af te handelen. We verwachten echter dat een substantiële groep hierbij
ondersteuning krijgt en/of nodig heeft12. De gebruikscijfers van internetbankieren en het
gebruik van de Werkmap, beide diensten zonder eenmalig karakter, geven waarschijnlijk
een betere indicatie van het aantal burgers dat ‘zelfstandig’ de zaken digitaal kan
afhandelen (circa 75-80%).
10 Wij stellen dit kengetal van het CBS niet centraal, aangezien het ‘kunnen’ wordt gebaseerd op vrij specifieke
internetactiviteiten (o.a. webpagina ontwerp, online mappen delen, etc.) die niet allemaal relevant zijn voor het
afhandelen van overheidszaken. In Annex C2 staat een nadere toelichting van de methodiek die het CBS gebruikt.
11 Sommige mensen hoeven geen IB-aangifte te doen en/of behoren niet tot de actieve beroepsbevolking. De
gepresenteerde cijfers zijn altijd afgezet tegen de desbetreffende deelpopulatie (bijv. ww-gerechtigden). De
behandelde indicatoren gerelateerd aan de e-overheid vereisen een transactie. Hoewel dit slechts een deel is van
het totale pakket aan digitale overheidsdienstverlening, verwachten we hiermee complexere handelingen als
uitgangspunt te nemen.
12 Het exacte percentage van mensen dat hulp krijgt laat zich lastig vaststellen, aangezien er in veel gevallen sprake
zal zijn van ‘verborgen’ hulp. Naast de officieel geregistreerde DigiD-machtigingen verwachten we dat veel burgers
hulp krijgen doordat ze anderen laten ‘meekijken’ of zelfs hun DigiD ‘uitlenen’. In het geval van DigiD-
machtigingen dient opgemerkt te worden dat er niet perse sprake hoeft te zijn van ‘niet kunnen’. Een deel van
deze mensen laat bijvoorbeeld zijn belastingaangifte afhandelen door een boekhouder uit oogpunt van gemak.
Beschrijving Omvang Jaar Bron
Indicatoren met betrekking tot randvoorwaarden
Ooit internet gebruikt (12-75 jr) 95% 2012 CBS
Computergebruik ooit (75+) 43% 2012 CBS
DigiD-bezit (alle leeftijden) 10,56 mln 2013-06 Logius
Indicatoren digivaardigheden basis
Weinig tot geen internetvaardigheden (12-75 jr) 47% 2012 CBS
Motief 'geen vaardigheden' voor niet-internetgebruik 22% 2012 Universiteit Twente
Gebruik internetbankieren (12-75 jr) 82% 2012 CBS
Indicatoren digivaardigheden e-overheid
DigiD-machtigingen 340.599 2012 Logius
DigiD-authenticaties 49,6 mln 2011 Logius
Digitale IB-aangiftes Belastingdienst 96% 2012 Belastingdienst
Digitale aanvraag kinderbijslag 95-98% 2012 SVB
Digitale aanvraag AOW 70-80% 2012 SVB
Digitale WW-aanvragen (2012) 92% 2012 UWV
E-intake UWV (2011) 80% 2011 ITS
Gebruik Werkm@p UWV (2011) 75% 2011 ITS
Dialogic innovatie ● interactie 9
Samengevat ziet de inschatting van de digivaardigheid van burgers met betrekking tot
digitale overheidsdienstverlening er momenteel (anno 2013) als volgt uit13,14:
- Digitaal zelfredzamen: circa 75-80%
- Digitaal redzamen met ondersteuning: circa 95%
- Digitaal niet-redzamen: circa 5%
2.3 Wie dreigt buiten de boot te vallen?
Inleiding
Het onderwerp van de digitale kloof wordt in menig onderzoek behandeld15. Volgens de
onderzoekers van de Universiteit Twente is er geen sprake van een generatieprobleem wat
zal uitfaseren (Van Deursen & Van Dijk, 2010). Het verwerven van digitale vaardigheden
gaat volgens hun verder dan het aanleren van enkel ‘knoppenkunde’. Volgens Bommeljé &
Keur (2013) doet digitale dienstverlening vooral een beroep op de zogenaamde informatie
en strategische vaardigheden. Hieronder bespreken we enkele typen burgers uit de
samenleving die extra aandacht behoeven tijdens de transitie richting de digitale overheid
2017, namelijk digibeten, kwetsbare groepen en de ‘bezorgde burgerij’.
Digibeten
Volgens de onderzoekers van de Universiteit Twente (2012) kunnen digibeten beschreven
worden als mensen die geen gebruik maken van internet. In diverse studies (o.a. Van
Deursen & Van Dijk, 2012; Van Duimel & Notenboom, 2010) zijn achtergrondkenmerken
verzameld van digibeten. Het internetgebruik en bijbehorende vaardigheden zijn met name
laag onder ouderen, laagopgeleiden, niet-werkzame burgers, en/of burgers in de laagste
inkomensgroep. Onder vrouwen komt ‘digibetisme’ vaker voor dan onder mannen. De tabel
hieronder behandelt vijf verschillende clusters van eigenschappen die typerend zijn voor
digibeten:
Tabel 2.3 Verschillende clusters van Digibeten. Bron: Van Duimel & Notenboom (2010)
Clusternaam % (in 2007)
A laagopgeleide oudere vrouwen; 32%
B relatief jonge werkende of studerende mensen; 11%
C werkende mannen van middelbare leeftijd met een hoog inkomen; 14%
D langdurig werkelozen; 8%
E ouderen (65+) 35%
Hoewel de data (uit 2007) binnen het onderzoek van Van Duimel & Notenboom (2010)
gedateerd is, laat het zien dat er in onze samenleving ook mensen digibeet zijn van wie
men het op voorhand niet zou verwachten. Zo noemen de onderzoekers een voorbeeld van
een Groningse hoogleraar die al jaren zijn secretaresse dicteert om zijn aantekeningen uit
te werken.
13 Het aandeel burgers dat zelfstandig zaken digitaal kan afhandelen en/of ondersteuning nodig heeft is uiteraard ook
afhankelijk van de complexiteit van de dienst.
14 Veel onderzoeken laten de groep ouderen boven de 75 jaar buiten beschouwing. Gezien het lage computer- en
internetgebruik onder deze groep verwachten we dat het aantal (zelf)redzamen hier significant lager zal liggen.
15 Zie o.a. Gillebaard, H, S. Smit, A. Vankan, T. Klok, E. Veens & C.J. Jager (2013), Kennispositie van Mediawijsheid
Competenties: inventarisatie onderzoek 2005 – heden. In opdracht van Mediawijzer.net.
Dialogic innovatie ● interactie 10
Opvallend genoeg heeft 44% van de digibeten thuis wel toegang tot internet (Universiteit
Twente, 2012). Dit kan impliceren dat andere personen binnen het huishouden hier wel
gebruik van maken, maar dat deze ‘mogelijkheid tot’ geen prikkel vormt voor een digibeet
om zelf aan de slag te gaan met internet.
Kwetsbare groepen (laaggeletterden of mensen met een beperking)
Voor sommige burgers kan een fysieke of psychische beperking een belemmering vormen
om digitaal zaken te doen met de overheid. In 2012 heeft van de burgers (12 jaar en
ouder) ongeveer 7% een beperking met betrekking tot bewegen, 6% een
gezichtsbeperking, 3% een hoorbeperking en 0,3% een beperking met betrekking tot zich
verstaanbaar maken16.
Een andere kwetsbare groep burgers in onze samenleving zijn laaggeletterden. Volgens
Stichting Lezen & Schrijven (2013) treft laaggeletterdheid alle geledingen van de
bevolking, of het nu gaat om mannen of vrouwen, ouderen of jongeren, werkenden of niet-
werkenden17. Onderzoek van ECBO (2011) meldt dat 1,1 miljoen mensen (16-65 jaar)
binnen de beroepsbevolking (10%) problemen heeft met lezen en schrijven18. Er zit weinig
fluctuatie in de omvang van de groep laaggeletterden, aldus onze gesprekspartner van
Stichting Lezen & Schrijven. Onderzoek van de Universiteit Twente (2012) toont op basis
van een zelfinschatting aan dat het aandeel van mensen met een verhoogd risico op
laaggeletterdheid onder de groep internetgebruikers op 14% ligt, terwijl dit bij de groep
digibeten op 41% ligt. De relatie van laaggeletterdheid als oorzaak van digibetisme kon
niet worden aangetoond door de onderzoekers. Laaggeletterde internetgebruikers benutten
minder informatietoepassingen en meer toepassingen als transacties met de overheid en/of
het raadplegen van online vacatures.
In zijn algemeenheid vormt de computer een complicerende factor voor laaggeletterden,
aldus onze gesprekspartner bij stichting Lezen & Schrijven. In hoeverre de Digitale
Overheid 2017 voor bovengenoemde kwetsbare groepen nieuwe e/o extra uitdagingen met
zich mee brengt ten opzichte van het papieren alternatief vraagt om nader onderzoek.
‘De bezorgde burgerij’
Motivaction (2013) heeft met betrekking tot de Digitale Overheid drie typen burgers
onderscheiden, namelijk de ‘bezorgde burgerij’, de ‘enthousiaste zelfredzamen’ en de
‘onverschillige consumenten’ 19 . Met name de groep die zij rekent onder de ‘bezorgde
burgerij’, loopt volgens de onderzoekers het grootste risico om buiten de boot te vallen,
omdat ze minder vaardig zijn en nieuwe ontwikkelingen niet omhelzen. Deze groep maakt
dan ook minder gebruik van online producten aanvragen, vaker gebruik van de
mogelijkheid om een e-mail te sturen naar de gemeente en is vaker bezorgd over de
uitwisseling van persoonlijke gegevens. Qua demografische kenmerken kan de bezorgde
burgerij getypeerd worden als meer vrouwen dan mannen, vaak ouder dan 55 jaar, vaker
laagopgeleid, vaker modaal inkomen en vaker woonachtig in niet sterk stedelijk gebied.
Ook de ‘onverschillige consumenten’ staan volgens de onderzoekers niet vooraan in de rij
bij de Digitale Overheid. Echter, naar verwachting zullen zij zich aanpassen wanneer dit
voor hen nodig/noodzakelijk wordt.
16 CBS Statline (2013c), Gezondheid, aandoeningen, beperkingen; leeftijd en geslacht. Geraadpleegd:augustus 2013.
17 Stichting Lezen & Schrijven 2013, website geraadpleegd in augustus 2013.
18 Volgens onze gesprekspartner betreft dit een geleidelijke schaal, namelijk iedereen beneden niveau 1F
(communiceren met ‘handen en voeten’) wordt getypeerd als laaggeletterd, echter pas bij niveau 2F is er
voldoende startniveau om deel te nemen aan de maatschappij of een training.
19 In Annex C4 staat een nadere toelichting van de gehanteerde typologie. Bron: Motivaction, 2013.
Dialogic innovatie ● interactie 11
2.4 Oorzaken voor (niet-)gebruik
In de vorige paragraaf hebben we stil gestaan bij een aantal groepen uit de samenleving
die mogelijk extra aandacht nodig hebben bij de transitie richting een Digitale Overheid. In
deze paragraaf bespreken we enkele oorzaken en motieven voor het (niet-)gebruik van
digitale overheidsdienstverlening kijkend naar de hele samenleving. Vanuit het perspectief
van de burger kunnen deze oorzaken liggen in het (niet-)weten, willen en kunnen.
2.4.1 Niet-weten
Er is een ruim en groeiend aanbod van e-overheiddiensten. Zijn burgers echter wel op de
hoogte van het bestaan van de verschillende overheidsdiensten? Motivaction (2013) heeft
recentelijk een onderzoek uitgevoerd naar de attitude over en de kennis van e-
overheiddiensten. Bij de digitale gemeentediensten is te zien dat naarmate ze specifieker
worden, er minder mensen zijn die afweten van het bestaan van de dienst. Bij de digitale
dienstverlening van de rijksoverheid tekent zich een ander beeld af, mede veroorzaakt
door de op specifieke doelgroep gerichte diensten (bijv. Mijn SVB voor ouderen, Mijn DUO
voor jongeren, UWV.nl voor werklozen). Vooral de dienst ‘MijnOverheid.nl’ is niet goed
bekend onder burgers: slechts 9% geeft aan de website goed te kennen, 44% kent het
alleen van naam en 47% kent de website niet.
2.4.2 Niet-willen
Geen internet willen gebruiken
Volgens cijfers van het CBS (2013a) is het aandeel burgers dat het internet niet wil
gebruiken afgenomen van 9% in 2005 naar 3% in 2012. In het Trendrapport
Internetgebruik 2012 worden de redenen om het internet niet te willen gebruiken in meer
detail uitgelicht (zie ook Annex C5). Van de mensen die het internet niet gebruikt, geeft
bijna de helft aan hier niet in geïnteresseerd te zijn; deze groep kan geclassificeerd worden
als niet-willers. Er zijn ook mensen die niet willen onder de huidige omstandigheden. Ruim
één op de vijf niet-internetters geeft aan dat internetgebruik niet nodig is. Het verplichten
of erg aantrekkelijk maken van digitale dienstverlening zou dit argument kunnen
aanvechten. Daarnaast is er een kleine groep mensen die niet van internet gebruik wil
maken omdat ze bezorgd zijn over hun privacy (2%) en online veiligheid (2%).
Slechts één op de vijf niet-internetgebruikers geeft aan te weinig vaardigheden te bezitten,
wat de samenhang van niet willen en niet kunnen illustreert. Deze samenhang zit ook
verborgen in het argument dat het teveel tijd kost. Wanneer men digitaal vaardiger wordt
zal men doorgaans ook in minder tijd de gewenste handelingen kunnen verrichten.
Van de niet-internetgebruikers geeft 15% aan het internet wel te willen gaan gebruiken in
de toekomst20. De redenen die hier voor aangevoerd worden zijn de informatie die het
internet biedt (49%), contact met vrienden (17%), gebruik voor het werk (12%), iets
kopen (12%) en vermaak (10%).
20 Universiteit Twente (2012), Trendrapport Internetgebruik 2012.
Dialogic innovatie ● interactie 12
Attitude e-overheid
De Nederlandse burgers zijn overwegend positief over het digitaliseren van de
overheidsdienstverlening. Volgens Motivaction (2013) staat slechts 8% hier negatief
tegenover21, en heeft 38% een neutraal standpunt. Met betrekking tot specifieke digitale
gemeente- en Rijksoverheidsdiensten hebben de onderzoekers uitgevraagd hoe het staat
met de kennis en het gebruik van deze digitale diensten. Er is een substantiële groep die
de digitale gemeentediensten wel kent, maar er geen gebruik van maakt (zie ook Annex
C5).
In hetzelfde onderzoek zijn ook verschillende rijksoverheidsdiensten (o.a. Mijn SVB, Mijn
DUO, UWV.nl, Belastingdienst) uitgevraagd. Doordat deze veelal gebonden zijn aan een
specifieke doelgroep is het niet opmerkelijk dat een grotere groep er geen gebruik van wil
maken en een grotere groep er ook feitelijk geen gebruik van maakt. Dit maakt het lastig
om in te schatten in hoeverre dit toe te schrijven is aan ‘principieel niet willen’ of aan ‘niet
willen omdat er geen reden toe is’. De Belastingdienst is bijvoorbeeld een dienst waar
vrijwel iedereen mee te maken heeft, en de groep die er geen gebruik van wil maken is
daar ook substantieel kleiner.
Uit onderzoek van ITS (2012) volgt dat 25% van de ww-gerechtigden de Werkmap van het
UWV niet gebruikt, terwijl een ruime meerderheid (62%) van deze niet-gebruikers wel
daartoe in staat zou zijn, wat impliceert dat dit ‘niet-willers’ zijn22.
2.4.3 Niet-kunnen
Hieronder wordt het ‘kunnen’ gebruiken van digitale overheidsdiensten toegelicht aan de
hand van de verschillende verdiepingen van de piramide gepresenteerd in paragraaf 2.1,
namelijk achtereenvolgens de randvoorwaarden, digitale vaardigheden en vaardigheden
die nodig zijn om specifiek om te kunnen gaan met de digitale diensten van de overheid.
Randvoorwaarden
Internettoegang en-gebruik
Volgens het CBS (2013a) heeft 96% van de Nederlandse burgers in 2012 toegang tot het
internet 23 . Het gros (84%) heeft een breedbandinternetaansluiting. Het hebben van
toegang betekent niet direct dat men het internet ook gebruikt, maar toegang en gebruik
lijken dicht bij elkaar te liggen. De groep die ‘nooit internet heeft gebruikt’ is afgenomen
van 17% in 2005 naar 5% in 2012.
Deze cijfers illustreren de algehele toenemende internetadoptie, maar net als bij
computergebruik is het internetgebruik laag onder ouderen, laagopgeleiden, niet-
werkzame burgers, en burgers in de laagste inkomensgroep. Het feit dat de cijfers sterk
lijken op de cijfers met betrekking tot computergebruik impliceert dat wanneer men in
2012 een computer gebruikt, men ook vrijwel standaard het internet gebruikt.
21 Motivaction (2013), Hoe beleven burgers de iSamenleving.
22 ITS (2012), Toegankelijkheid van de e-dienstverlening WW van UWV.
23 Deze cijfers van het CBS hebben betrekking op 12-75-jarigen.
Dialogic innovatie ● interactie 13
Bezit van een DigiD-account
Een andere randvoorwaarde voor het afhandelen van veel overheidszaken is de
beschikking over een DigiD. Er is geen minimumleeftijd voor het aanvragen van een DigiD.
Iedere Nederlandse burger die in het bezit is van een burgerservicenummer (BSN) en
ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) kan
dus een DigiD aanvragen 24 . Voor sommige mensen is deze laatste eis problematisch,
namelijk voor daklozen, burgers die geëmigreerd zijn 25 , of seizoenswerkers die hier
rechten opbouwen maar vervolgens weer naar hun eigen land terugkeren.
Bij sommige gemeenten zijn de drempels voor authenticatie lager doordat ze naast DigiD
in (nog) gebruik maken van andere methoden. Hoewel de benchmark ‘Digitale
Dienstverlening 2012’ een daling van 45% meldt (t.ov. 2011) zijn er 52 gemeenten waar
voor het inzien van een WOZ taxatieverslag een zaaknummer of burgerservicenummer
voldoende is om in te loggen.26
Digitale vaardigheden
Internetvaardigheden
Voor het gebruiken van digitale overheidsdienstverlening moet men algemene digitale
vaardigheden hebben. Het ontbreken hiervan kan dus een oorzaak zijn van het niet-
gebruik. Het feit dat iemand een computer en het internet gebruikt, betekent niet dat
diegene ook meteen digitaal vaardig is. Hoewel het aandeel burgers dat een computer en
het internet gebruikt groot is, is het aandeel dat over aanzienlijke digitale vaardigheden
beschikt beduidend kleiner.
In het onderzoek ICT, Kennis en Economie 2013 (CBS, 2013b) worden
‘computervaardigheden’ en ‘internetvaardigheden’ onderscheiden. Om deze vaardigheden
te meten zijn lijstjes van activiteiten voorgelegd en is bekeken of de respondenten deze
activiteiten hebben uitgevoerd. Het blijkt dat 30% van de computergebruikers van 12-75
jaar over weinig tot geen computervaardigheden beschikt, en dat 47% van de
internetgebruikers over weinig tot geen internetvaardigheden beschikt. Hoewel ouderen en
laagopgeleiden over de minste vaardigheden beschikken, heeft ook een substantieel deel
van de jongeren en hoogopgeleiden weinig vaardigheden.
In het ‘Trendrapport Internetgebruik 2012’ wordt onderscheid gemaakt tussen
operationele, formele, informatie-, strategische, en communicatievaardigheden (zie ook
Annex C2). Hier hebben de onderzoekers middels een enquête uitgevraagd hoe vaardig
burgers zijn op deze fronten. Groepen met verschillende achtergrondkenmerken zijn
vergeleken met elkaar, omdat een absoluut niveau van vaardigheden volgens de
onderzoekers moeilijk aan te geven is. Hoogopgeleiden, studenten, en jongeren blijken
voornamelijk goed te scoren. Wel wordt opgemerkt dat wanneer de vaardigheden gemeten
worden via prestatiemetingen jongeren nog steeds goed scoren op operationele-, formele-
en communicatievaardigheden, maar minder op goed op informatie- en strategische
vaardigheden.
24 De overheidsinstellingen (klanten) die aangesloten zijn op DigiD, bepalen echter zelf of iemand gerechtigd is een
dienst te gebruiken. Bron: Logius website: https://www.digid.nl/
25 Volgens cijfers van het CBS is het aantal emigranten de afgelopen jaren toegenomen. Reden waarom iemand die in
het buitenland woont geen DigiD krijgt is omdat er dan geen koppeling is met de Gemeentelijke Basis Administratie
en de overheid dus het adres niet kan verifiëren waarnaar de activatiecode moet worden gestuurd.
26 Boom et al. (2013), Benchmark ‘Digitale Dienstverlening 2012’.
Dialogic innovatie ● interactie 14
Ondersteuning bij internetgebruik
Van de Nederlandse internetters geeft 57% aan wel eens hulp nodig te hebben bij het
gebruik van het internet 27 . De meest geraadpleegde hulpbron zijn familie en vrienden
(47%) gevolgd door collega’s (10%), experts (8%), helpdesk (7%) en de bibliotheek
(1%). Vrouwen, ouderen en laagopgeleiden blijken meer hulpbehoevend te zijn dan
respectievelijk mannen, jongeren en hoogopgeleiden. Door 19% van de Nederlandse
bevolking is ooit een cursus of training met aandacht voor het internet gevolgd. Deze
cursussen vonden meestal plaats op school (41%) gevolgd door werk (24%), buurthuis
(18%), internet (6%), bibliotheek (4%) en 8% vond elders plaats.
Vaardigheden e-government
Voorbeeld UWV
ITS (2012) heeft het gebruik28 van het digitale kanaal bij het UWV door WW-gerechtigden
onderzocht. Het blijkt dat van deze groep 64% gebruik maakt van zowel de e-intake als de
Werkmap, 16% alleen de e-intake gebruikt, 11% alleen de Werkmap gebruikt en 9% geen
digitale diensten van het UWV gebruikt. In relatie tot digitale vaardigheden constateren de
onderzoekers dat van de niet-gebruikers het grootste deel de diensten niet wil gebruiken,
en in mindere mate niet kan gebruiken. Deze groep niet-gebruikers laat zich volgens de
onderzoekers het best beschrijven als “een WW’er die niet in het bezit is van een
computer, geen Nederlandse nationaliteit heeft, weinig verschillende sollicitatieactiviteiten
uitvoert en zelf aangeeft moeilijk aan het werk te komen door zijn/haar
gezondheidssituatie”.
Toename DigiD-dienstverlening
De omvang van het aanbod van digitale dienstverlening zal blijven toenemen. Een
relevante indicator voor deze toename is de groei van het aantal DigiD klanten. Deze
‘klanten’ zijn de aangesloten organisaties die DigiD diensten aanbieden variërend van
rijksoverheid, gemeenten, provincies, waterschappen, politie, zorgverleners tot
zorgverzekeraars. Tabel 2.4 toont dat het aantal aansluitingen29 sterk is toegenomen de
afgelopen 7 jaar (opstartfase van DigiD).
Tabel 2.4 Kengetallen DigiD. Bron: Logius (2013a).
Dit illustreert het proces dat de overheidsdienstverlening steeds verder gedigitaliseerd
wordt, en nieuwe digitale diensten ontwikkeld worden. Dit aanbod schept vervolgens ook
weer vraag. De toename in het aantal DigiD’s accounts (cumulatief) en het aantal jaarlijkse
authenticaties, benadrukt de toenemende adoptie van digitale overheidsdienstverlening
27 Universiteit Twente (2012), Trendrapport Internetgebruik 2012
28 Merk wel op dat de cijfers vertekend kunnen worden door het feit dat de wel-gebruikers hulp gehad hebben bij het
indienen van de e-intake en het gebruiken van de Werkmap. Er blijken ook mensen te zijn die hulp krijgen bij het
indienen van de e-intake, maar vervolgens niet vaardig genoeg zijn om zelfstandig aan de slag te gaan met de
Werkmap.
29 Eén digitale dienstverlener (klant) kan meerdere ‘processen’ hebben waar een DigiD-inlog voor vereist is.
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal klanten 38 130 333 414 487 504 523
Aantal aansluitingen 38 147 385 518 693 779 896
Aantal DigiD’s 0,14 mln 2,6 mln 6,1 mln 6,7 mln 7,5 mln 8,1 mln 8,7 mln
Aantal authenticaties 0,43 mln 2,4 mln 12,4 mln 17,0 mln 24,8 mln 37,2 mln 49,6 mln
Dialogic innovatie ● interactie 15
door burgers. Wederom verwachten we ook hier dat een groot deel van deze DigiD-
gebruikers routine opbouwt tijdens herhaaldelijk gebruik.
2.5 Verwachte situatie 2017
Op basis van trendcijfers van de afgelopen 8 jaar hebben we een extrapolatie gemaakt van
de verwachte situatie in 2017, het jaartal waarop het digitale kanaal beschikbaar moet zijn
voor de burger om digitaal zaken te doen. Gelet op een drietal voorspellers, namelijk
aandeel digibeten, gebruikers van internetbankieren en bezit van DigiD maken we een
inschatting van de piramide die we hebben gepresenteerd in paragraaf 2.1. Figuur 2.2
toont de extrapolatie voor de komende vijf jaar voor deze drie voorspellers30.
Figuur 2.2 Prognoses gebruik digitale dienstverlening in 2017. Bron: Dialogic gebaseerd op CBS (2013a) en Logius
(2013a).
Naar verwachting zal in 2017 3,5% van de 12-75-jarigen nog nooit het internet gebruikt
hebben31, zal 89% van de internetgebruikers hun bankzaken via internet regelen7 en zullen
er circa twaalf miljoen Nederlanders in het bezit zijn van een DigiD-account32. Het aantal
jaarlijkse authenticaties zal in 2017 zijn verdubbeld ten opzichte van 2012 (zie Tabel 2.4).
30 Hoewel er verschillende oorzaken kunnen bestaan voor een trendbreuk, kan een dergelijke voorspelling in
hoofdlijnen een beeld van de toekomst schetsen.
31 Gebaseerd op cijfers t/m 2012 van het CBS.
32 Gebaseerd op DigiD-cijfers van Logius.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
%
Internetbankieren
Ooit internet gebruikt
DigiD's
Dialogic innovatie ● interactie 16
Het figuur hieronder toont de verwachte situatie per 2017 voor de belangrijkste
determinant, namelijk het ‘kunnen’ zakendoen met de digitale overheid:
Figuur 2.3 Voorspellers digivaardigheden 2017. Bron: Dialogic gebaseerd op CBS (2013a) en Logius (2013a).
De adoptie van internetbankieren illustreert het willen en kunnen van digitaal zakendoen.
Met betrekking tot het digitale karakter van digitale overheidsdiensten is het redelijk om
aan te nemen dat internetbankieren qua complexiteit in dezelfde ordegrootte ligt. Dat
betekent dat het aantal burgers met (te) weinig digitale vaardigheden blijft afnemen.
Internetbankieren heeft echter wel het voordeel dat telkens in dezelfde omgeving ingelogd
en gewerkt wordt, waardoor training plaatsvindt en een routine ontwikkeld wordt. Dit
leerproces, wat duidelijk verschild van de jaarlijkse IB-aangifte, heeft naar verwachting wel
een positieve impact op het kunnen omgaan met digitale overheiddiensten (bijv. invullen
digitale formulieren, navigeren, opzoeken van informatie etc.).
De top van de piramide wordt gevormd door de groep Nederlandse burgers die in 2017 nog
geen DigiD-account bezit, namelijk 28,3%. Bezit (randvoorwaardelijk) impliceert nog geen
vaardig gebruik. Echter, naar verwachting is het aandeel burgers dat moeite heeft met het
digitaal zakendoen met de overheid lager dan deze indicator doet vermoeden. Dit
hoofdstuk laat zien dat de huidige populatie indieners die nu al gebruik maakt van het
digitale kanaal bij landelijke overheidsdiensten (Belastingdienst, UWV en SVB). Dit gebruik
schommelt tussen de 92% en 95%. Een andere reden waarom deze voorspeller een
voorzichtig beeld schetst heeft te maken met het feit dat er tal van digitale
overheidsdiensten zijn die geen digitale identificatie vereisen en dat het digitale
dienstenaanbod sterk aan het toenemen is, immers aanbod schept vraag en routine.
Randvoorwaarden
Digitale vaardigheden
Vaardigheden e-government
van de Nederlandse burgers (12-75jr) heeft nog nooit internet gebruikt
van de Nederlandse internetgebruikers (12-75jr) maakt geen gebruik van internetbankieren
van alle Nederlandse burgers bezitgeen DigiD-account
Voorspellers digivaardigheden 2017
3,5%
10,9%
28,3%
Dialogic innovatie ● interactie 17
3 Ondersteuning e-overheid
3.1 Menukaart voor digivaardigheidsondersteuning
Inleiding
In dit hoofdstuk bespreken we de activiteiten die publieke en private partijen momenteel
ondernemen ter bevordering van de digitale vaardigheden van mensen, zodanig dat zij
zelfstandig zaken kunnen doen met de overheid. Enerzijds ondersteuning door aanbieders
van digitale overheidsdiensten, anderzijds door aanbieders van cursussen of andere
vormen van digivaardigheidsbevordering. Zonder uitputtend te zijn, schetst deze paragraaf
een breed palet aan mogelijkheden. In paragraaf 3.2 worden vijf methoden nader verkend
op aspecten als doeltreffendheid, doelmatigheid en opschaalbaarheid. Tot slot behandelt
paragraaf 3.3 de succesfactoren die schuil gaan achter de geraadpleegde methoden. In de
bijlage (Annex D) is eveneens een beknopte omschrijving opgenomen van elke methoden.
Hoewel het aanbieden van een computercursus geen nieuw fenomeen is, is het gros van de
geraadpleegde activiteiten de afgelopen 3-5 jaar opgestart of nog in ontwikkeling. In de
tabel hieronder behandelen we een meta-analyse van 40 geraadpleegde methoden (niet
uitputtend) die beschikbaar zijn ter ondersteuning van burgers met een gebrek aan
digivaardigheden.
Tabel 3.1 Meta-analyse van geraadpleegde methoden ter ondersteuning van burgers bij digitale dienstverlening
In de volgende subparagrafen lopen we de verschillende categorieën langs waarop de
geraadpleegde methoden zijn geanalyseerd. Een methode kan tegelijkertijd bijdragen aan
meerdere aspecten, bijvoorbeeld sommige campagnes attenderen mensen op het digitale
kanaal (weten) en proberen tegelijkertijd mensen te mobiliseren om daar ook gebruik van
te maken (willen) door de voordelen inzichtelijk te maken.
Doel en vorm van ondersteuning
Ongeveer de helft van de geraadpleegde methodes (21 van de 40 methoden) heeft tot doel
om de basisvaardigheden van burgers te verbeteren. Vaak is dit in de vorm van een
cursus gericht op het aanmoedigen van mensen om ook aan de slag te gaan met het
digitale kanaal. Specifieke ondersteuning voor het bevorderen van e-government
vaardigheden, waarbij gebruikers getraind worden om bijvoorbeeld om te gaan met DigiD,
is beperkter voorhanden (7 van de 40 methoden). In sommige gevallen gaat het om een
methode digitale handleiding of een instructiefilm van de digitale overheidsdienstverlening.
Slechts bij 3 van de 40 geraadpleegde methoden staat dit thema nadrukkelijk centraal,
namelijk bij de cursussen van Digisterker, Computerwijk en SeniorWeb.
Doel Vorm Doelgroep
Dig
ivaard
igh
ed
en
basis
Dig
ivaard
igh
ed
en
e-o
verh
eid
Ran
dvo
orw
aard
eli
jk /
overi
g
Cam
ap
ag
ne
Cu
rsu
s /
tra
inin
g
On
ders
teu
nin
g o
veri
g
Wete
n
Ku
nn
en
Wil
len
Bu
rger
On
dern
em
er
Lo
ketm
ed
ew
erk
er
Gen
eri
ek
Dig
ibeet
Jo
ng
ere
n
Ou
dere
n
Laag
gele
tterd
en
Beg
ele
idin
g i
n g
roep
Zelf
sta
nd
ig o
nli
ne
Pers
oo
nli
jke b
eg
ele
idin
g f
ysie
k
Hu
lp o
p a
fsta
nd
on
lin
e
21 7 14 5 21 17 17 29 8 34 5 3 32 16 3 5 4 15 10 7 3
Invloed op Speciale aandacht voor Begeleiding
Dialogic innovatie ● interactie 18
Naast cursussen zijn er diverse campagnes opgestart om burgers bekend te maken met
de mogelijkheden van internet (inspireren), het bieden van voorlichting in relatie tot
veiligheidsrisico’s (bijv. rondom internetbankieren) dan wel door ze de weg te wijzen naar
een digitale dienst en/of hulp. Publieke en private sector werken daarbij vaak samen. Bij
de private sector draait het veelal om banken (internetbankieren) of internetproviders. Een
goed voorbeeld van een dergelijke samenwerking33 is de Digibewust campagne ‘Je bent
nooit te oud om te leren’. De campagne boodschap heeft ongeveer 9 miljoen mensen
bereikt via radiospotjes en activiteiten van de partners (nieuwsbrief, bannering,
verspreiding van flyers). De campagne was gericht op het verlagen van de drempel bij het
vragen van computerhulp.
Naast cursussen en campagnes zien we - bij met name de geraadpleegde publieke digitale
dienstverleners (Belastingdienst, UWV, SVB, Dienst Regelingen) – diverse methoden die
indirect een bijdrage leveren aan de bevordering van digivaardigheden van de burger.
Naast het naleven van webrichtlijnen, zijn hun ondersteuningsactiviteiten vooral gericht op
het laagdrempelig maken van digitale overheidsdiensten via:
Verleidingsstrategie: voorbeelden van ‘verleiding’ zijn het voorinvullen van
digitale formulieren (IB-aangifte) of een prijsdifferentiatie voor online
dienstverlening (bijv. uittreksels bevolkingsregister goedkoper online dan aan de
balie) dan wel gemak (thuisbezorgen reisdocumenten34).;
Kanaalsturing: bij kanaalsturing gaat men vaak een stapje verder dan verleiden
door bijvoorbeeld in de correspondentie met burgers uitsluitend te verwijzen naar
het digitale kanaal (incl. specifieke landingspagina) voor het afhandelen van zaken.
De SVB is reeds in 2001 begonnen met haar internetaanvraag voor kinderbijslag.
De teller voor digitale aanvragen bleef sinds 2005 steken rond de 35%. In juli 2009
is men gestopt met het versturen van papieren Kinderbijslag-aanvraagformulieren
en brochures naar cliënten. Men biedt niet langer lege formulieren op de website
die men vroeger kon printen en terugsturen. Ook de papieren antwoordenvelop
wordt niet langer meegestuurd. In plaats hiervan wordt een brief verstuurd met
een verwijzing naar de website ‘uw aanvraag staat klaar binnen Mijn SVB’.
Hierdoor steeg het aantal digitale aanvragen naar 95%. Op vergelijkbare wijze is
de online aanvraag AOW van minder dan 20% naar meer dan 70% ‘gestuurd’.
Machtiging: de mogelijkheid tot machtigen wordt door de geraadpleegde publieke
dienstverleners aangemerkt als een belangrijk instrument om mensen die niet
zelfstandig digitaal kunnen handelen, met hulp van anderen toch hun recht digitaal
te kunnen laten verzilveren (zie ook de casebeschrijving in subparagraaf 3.2.5).
Hulp-op-afstand: publieke digitale dienstverleners bieden ook faciliteiten voor
burgers die extra instructie nodig hebben bij het omgaan met hun digitale
diensten. Een voorbeeld hiervan is de meekijk-applicatie van de Dienst Regelingen
(zie § 3.2), waar een ‘call agent’ met toestemming van de gebruiker virtueel kan
meekijken en aanwijzingen kan doorgeven. Een ander voorbeeld van hulp-op-
afstand is het Webcare Team van UWV die vragen beantwoord of mensen de
wegwijst via sociale media als Twitter of op fora van haar doelgroepen (bijv. uitleg
WW-uitkering op Zwangerschapspagina.nl). Andere instructie wordt geboden in de
vorm van handleidingen (bijv. Handleiding werk.nl), korte instructiefilms
33 Digivaardig & Digiveilig en vele partners: KPN, IBM, Microsoft, NVB, NVPI, SIDN, UPC, Ziggo, HCC, SeniorWeb, St.
Lezen en Schrijven, UWV, SIOB, Rabobank, Google, Sanoma Digital, ABN AMRO en ING.
34 Sinds 1 januari 2013 loopt er bij de gemeente Molenwaard een pilot waarbij de mogelijkheid wordt geboden aan
burgers om paspoorten thuis te laten bezorgen om herhalingsbezoek aan de balie te voorkomen. 30% van de
aanvragers maakt hier gebruik van. Een koerier (commercieel) bezorgt reisdocumenten en verzorgt identificatie.
Dialogic innovatie ● interactie 19
(aanvragen machtiging belastingdienst) dan wel en een overzicht van veelgestelde
vragen (FAQ).
Hulp aan de balie: deze vorm van ondersteuning wordt op kleine schaal geboden.
Bij een aantal uitvoeringsorganisaties is het mogelijk om bij een regiokantoor hulp
te krijgen bij de digitale dienstverlening. Zo organiseren de Werkpleinen van het
UWV inloopmiddagen waarbij geen afspraak vereist is. De Belastingdienst heeft op
een aantal regiokantoren - naast haar baliemedewerkers - ook de beschikking over
een zelfbedieningsloket met begeleiding. Bij het SVB wordt incidenteel hulp
geboden aan de balie, maar deze hulp is niet geformaliseerd (geen inloopspreekuur
of vloermedewerker).
Training van personeel: trainen van bibliotheekmedewerkers, loketmedewerkers
of telefonisten in het herkennen, doorverwijzen en/ of scholen van digibeten. Naast
bijscholing zijn er praktische hulpmiddelen voor loket- en bibliotheekmedewerkers
ontwikkeld zoals de Herkenningswaaier digibetisme (ontwikkeld door ECP). Verder
zijn loketmedewerkers uitgerust met contactgegevens van instanties waar men een
digibeet naar toe kan doorverwijzen, namelijk cursuslocaties (o.a. van Klik & Tik,
SeniorWeb,etc.) dan wel DigiD of banken.
Doelgroepen
In de praktijk is er een beperkte registratie van wie hulp zoekt, bijvoorbeeld bij een
cursuslocatie of een telefonische helpdesk. Enerzijds ontbreekt een actueel beeld van
achtergrondkenmerken (statistiek) op landelijk niveau doordat enkel de lokale leercentra
direct contact hebben met de doelgroep, bijvoorbeeld tijdens een intake en evaluatie.
Anderzijds doordat men bijvoorbeeld uit privacy oogpunt niet mag registreren wie de
hulpvraag stelt. Dit speelt bijvoorbeeld bij de DigiD-helpdesk van Logius. Hierdoor is het
voor hun beperkt vast te stellen wie (achtergrondkenmerken) uiteindelijk geholpen wordt
en of er sprake is van een kleine groep met herhaalvragen of dat deze vragen zijn verdeeld
over meerdere hulpbehoevenden. Ook de groep mensen die voortijdig afhaakt of teveel
drempels ervaart om gebruik te (blijven) maken van hulp (bijv. een cursus) blijft vaak uit
het blikveld van de geraadpleegde gesprekspartners.
Wanneer we ons beperken tot de doelgroep waarop de geboden ondersteuning zich in
beginsel richt, zien we dat het merendeel van de geraadpleegde activiteiten (32 van de 40
methoden) tenminste een generiek publiek aanspreekt. Bijzondere aandacht voor digibeten
die nog nooit met internet hebben gewerkt (16 van de 40 methoden), jongeren (3 van de
40 methoden), ouderen (5 van de 40 methoden) en laaggeletterden (4 van de 40
methoden) zijn beperkter voorhanden. Vaak past men bij cursussen een intake toe om
gegevens te verzamelen van de cursist en om een globale inschatting te maken van het
digitale niveau. Dit zorgt vaak al voor een eerste selectie aan de poort, doordat:
a. het cursusmateriaal veelal een basisniveau taalvaardigheid vereist. Hierdoor vallen
laaggeletterden vaak af.
b. cursussen als ‘Werken met de Overheid’ en ‘De digitale Overheid’ een bepaald
basisniveau digivaardigheden vereisen. Men richt zich daarbij op ‘functioneel
digibeten’, namelijk mensen met enige computerervaring, maar die moeite hebben
met het e-overheidsvraagstuk.
Een hele specifieke doelgroep zijn de Gelderse plattenlandsvrouwen die bedient worden
door de gelijknamige stichting met het initiatief Digitaal Zelfredzaam.
Dialogic innovatie ● interactie 20
Vormen van begeleiding
In die gevallen dat er begeleiding wordt geboden35, gebeurt dat vooral (15 van de 30
methoden) klassikaal met een docent voor de groep. In de andere gevallen is er sprake
van individuele fysieke begeleiding op een trainingslocatie (7 van de 30 methoden;
bijvoorbeeld tijdens een inloopspreekuur), zelfstudie in de vorm van een digitale
handleiding of online cursus (10 van de 30 methoden) dan wel via hulp op afstand (3 van
de 30 methoden; bijvoorbeeld via een Meekijkapplicatie).
3.2 Een nadere kennismaking met 5 gerechten
3.2.1 Digisterker – cursus ‘Werken met de e-overheid’
Inleiding
In 2012 is Digisterker begonnen met haar cursus ‘Werken met de e-overheid’, in de
gemeente Enschede. Digisterker is een initiatief van stichting Novay en wordt gesteund
door o.a. de Belastingdienst, UWV, VWS en Logius. Uit het programma ‘E-loket op 1’ bleek
dat loketorganisaties (uitvoeringsorganisaties, gemeenten, sociale dienst, etc.) logische
partners zijn voor het contact met digibeten. Daarnaast trok men de conclusie dat een
goede hulpstructuur ontbrak gericht op de ondersteuning bij zowel de gemeentelijke als de
landelijke digitale overheidsdienstverlening.
Doelgroep
Digisterker richt zich op functioneel digibeten die zij typeert als mensen die wel ervaring
met internet hebben, maar onvoldoende vaardig zijn om van e-overheid dienstverlening
(bijv. DigiD of Mijnomgevingen) gebruik te kunnen maken. Onder de deelnemers bevinden
zich momenteel ouderen, medelanders en jongeren. Het merendeel van de cursisten is
vooralsnog 50+. Met name de werving is bepalend voor wie er komt, aldus Digisterker.
Digisterker past een intake toe. Daarbij wordt een inschatting gemaakt in hoeverre de
cursist voldoende ‘knoppenkennis’ bezit en om kan gaan met bijvoorbeeld een
zoekmachine.36 Laaggeletterden vallen niet primair binnen de doelgroep van Digisterker
aangezien de e-overheid ‘talig’ is, aldus onze gesprekspartner. Ongeveer 1 op de 12
cursisten haakt voortijdig af om diverse redenen. Mensen die niet aan het instapniveau
voldoen worden doorverwezen naar Klik & Tik, SeniorWeb of stichting Lezen & Schrijven.
35 Aangezien een kwart van de geraadpleegde methoden (10 van de 40 methoden) niet gericht is op begeleiding van
individuen worden deze hier buiten beschouwing gelaten binnen deze subparagraaf. Voorbeelden hiervan zijn de
verschillende (bewustwordings)campagnes en de activiteiten gericht op het trainen van loketmedewerkers.
36 Boekhoudt, P. & Ebbers, W. (2012), Elektronische overheid niet voor alle burgers eenvoudig. In: inGovernment,
juni 2012, blz.30-31.
Dialogic innovatie ● interactie 21
Aanpak
Digisterker laat cursisten in een kleine groep en onder begeleiding van docenten
stapsgewijs ervaring opdoen met belangrijke vaardigheden voor het werken met de
elektronische overheid. De cursus is ingedeeld in diverse modules:
Overzicht modules Digisterker – cursus Werken met de e-overheid
het aanvragen en gebruiken van DigiD;
het zoeken en vinden van informatie op overheidswebsites;
het aanvragen (van bijvoorbeeld een toeslag of het (digitaal) maken van een afspraak);
het gebruiken van persoonlijke omgevingen van overheidsorganisatie (zoals Mijn toeslagen,
werk.nl en MijnOverheid);
het gebruik van Regelhulp.
bron: www.digisterker.nl
Alle cursusactiviteiten vinden plaats in het klaslokaal. Digisterker biedt wel een cursusboek,
maar geen virtuele oefenomgeving. Cursisten oefenen online bij bovengenoemde
opdrachten met hun eigen DigiD. Medewerkers hebben hiervoor een aparte ‘privacy-
training’ gehad en worden als Digisterker-docent gecertificeerd. Digisterker-gecertificeerde
docenten dienen zich te conformeren aan de gedragsregels die voor een veilige omgang
met persoonlijke gegevens in een cursussetting noodzakelijk zijn.
Digisterker kent een landelijke aanpak, echter de cursussen worden lokaal georganiseerd
door lokale organisaties. Gemeenten kunnen de cursussen voor hun burgers (laten)
organiseren, bijvoorbeeld in samenwerking met bibliotheken. Lokale organisaties
beschikken vaak over de faciliteiten en de trainingsexpertise, die de gemeente kan
benutten. Digisterker helpt daarbij door het beschikbaar stellen van actueel materiaal en
geeft invulling aan de eigen context: de gemeentelijke website (specifieke Mijn-omgeving).
Digisterker helpt met draaiboeken, checklists en communicatiemateriaal, maar ook door
het opleiden en certificeren van gemeentelijke medewerkers (en anderen) tot trainer.
Hierdoor kunnen deelnemende gemeenten een snelle start maken met de cursussen en
hoeven zij niet zelf te schakelen met andere overheden voor het onderhoud van
cursusmateriaal. Bovendien wordt de samenwerking tussen gemeente en lokale
organisaties versterkt, doordat deze organisaties betrokken worden bij de (elektronische)
dienstverlening van de gemeente. Participatie van gemeenten wordt geregeld via een
abonnement, waarbij de tarieven afhankelijk zijn van het aantal inwoners van een
gemeente. Voor kleine gemeenten ontwikkelt Digisterker een abonnementsmodel dat
gebaseerd is op aansluiting van regionale samenwerkingsverbanden.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Doeltreffendheid
Binnen de cursus zijn de voorbeelden eenvoudig. Bijvoorbeeld aanvragen ja/nee-sticker,
gebruik van Mijn SVB, maar ook het maken van een afspraak met de gemeente voor het
aanvragen van een paspoort. De voorbeelden en oefeningen zijn illustratief voor de
vaardigheden die nodig zijn om met de e-overheid te kunnen werken. In de
cursusbijeenkomsten is onvoldoende tijd om de diepte in te gaan, maar leert men
bijvoorbeeld wel hoe men een Werkmap bij UWV kan aanmaken. In hoeverre deelnemers
na de cursus vaardig genoeg zijn, kan nog niet worden vastgesteld. Wel worden cursisten
in de evaluatie gevraagd naar hun intentie om e-diensten te gaan gebruiken. Deelnemende
gemeenten krijgen een rapportage n.a.v. de intake en evaluaties van de cursussen, maar
de schaal en fase van Digisterker rechtvaardigt momenteel nog geen meting van
leeropbrengsten of de mate van activering. Er is hiervoor dan ook (nog) geen landelijk
Dialogic innovatie ● interactie 22
meetinstrument ontwikkeld. Cursisten ontvangen een certificaat gebaseerd op deelname,
er is geen verplichte eindtoets van bekwaamheid. De lokale organisatie kan hiervoor wel
kiezen37.
Doelmatigheid
Doordat de kennisoverdracht ‘klassikaal’ plaatsvindt, kunnen meerdere mensen tegelijk
worden bediend. De lokale partners regelen een inzet van twee docenten op een groep van
maximaal 12 tot 15 cursisten. Het aantal computers vormt daarbij vaak de grens voor de
omvang van de groep. Inefficiëntie bestaat doordat iedere gemeente een andere
MijnOmgeving heeft en de beheerorganisatie Digisterker dus het cursusaanbod telkens ‘op
maat’ moet samenstellen. Novay verzorgt de landelijke beheerorganisatie (0,5 FTE). Op
basis van de omvang van de gemeente zijn er een drietal varianten van lidmaatschapgeld
(ordegrootte €3.500,- tot €4.500,- per jaar). Het aantal afgesloten abonnementen is nog
niet voldoende om kostendekkend te kunnen draaien. Men werkt er hard aan om
Digisterker bij meer gemeentes voor het voetlicht te brengen.
Opschaling
Momenteel (september 2013) wordt Digisterker aangeboden op negen locaties in de
gemeentes Enschede, Den Haag, Zwolle, Utrecht, Hengelo, Groningen, Rotterdam,
Hilversum (Versa Welzijn) en Dordrecht (Sociale Dienst Drechtsteden). Digisterker heeft de
ambitie om tot een landelijke dekking van cursusaanbod ‘Werken met de e-overheid’ te
komen. Digisterker heeft contact gelegd met ca. 100 gemeenten. Intussen ondersteunen
ca. 30 landelijke en lokale organisaties (gemeente, sociale dient, welzijnsorganisaties) deze
ambitie. Daarnaast werkt Digisterker samen met regionale en landelijke
bibliotheekorganisaties, zoals de Vereniging van Openbare Bibliotheken, om te komen tot
een versnelling van de opschaling. Deze opschaling wordt bemoeilijkt door twee
uitdagingen:
1. Geen duidelijke probleemeigenaar: Digisterker ervaart moeite om bij gemeenten
binnen te komen. Vaak is er geen duidelijke ingang of mogelijkheid tot belegging
(afdeling dienstverlening, WMO-loket, etc.) voor het verankeren van de
Digisterker-trainingen en is de besluitvorming als gevolg daarvan traag.
2. Variëteit Mijn-Omgevingen: Digisterker maakt de cursuscontent op maat, omdat
gemeenten de cursussen willen afstemmen op de eigen gemeentelijke e-
dienstverlening. Doordat de ontwikkeling van digitale loketten binnen gemeenten
autonoom verloopt is er variëteit en een verschil in ontwikkeltempo. Mede door
deze variëteit zijn er extra ontwikkelkosten en beheerlasten.
37 NB. dit gebeurt bijvoorbeeld in Rotterdam, waar de cursisten werkzoekenden zijn.
Dialogic innovatie ● interactie 23
3.2.2 Klik & Tik – oefenprogramma ‘het Internet op’
Inleiding
Het oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’ is in 2009 ontwikkeld binnen het
programma Digivaardig & Digibewust (ECP), gefinancierd door het ministerie van
Economische Zaken. De cursus is in eigendom van Stichting Expertisecentrum ETV.nl en
wordt landelijk aangeboden binnen 120 bibliotheekvestigingen38. Daarnaast is deze online
training (e-learning) ondergebracht bij de website www.oefenen.nl zodat burgers ook thuis
aan de slag kunnen. Gekoppeld aan Klik & Tik is in 2010 de ‘Maatschappelijke Digistage’
opgezet. Leerlingen uit het voortgezet onderwijs werden in het schooljaar 2011-2012
verplicht om 30 uur maatschappelijke stage te lopen. Veelal oudere digibeten bleken het
zeer te waarderen om door jongeren op deze manier geholpen te worden.
De cursus ‘het internet op’ bevordert basis digivaardigheden en werkt aan het
zelfvertrouwen door mensen te helpen gebruik te maken van het internet voor alledaagse
activiteiten als bankzaken en het doen van aankopen. Doordat de cursus ook aandacht
schenkt aan het zoeken en vinden van informatie op overheidswebsites traint de cursist
ook in mindere mate digivaardigheden op het gebied van e-overheid.
Doelgroep
Het multimediale oefenprogramma Klik & Tik richt zich op laagopgeleiden, ouderen en
laaggeletterden die moeite hebben om hun weg te vinden op internet. Het exacte aantal
cursisten en hun achtergrond wordt niet geregistreerd. Uit een recent onderzoek onder
eindgebruikers blijkt dat de meeste deelnemers ouder zijn dan 55 jaar (68%) en maximaal
mavo/vmbo (62%) hebben afgerond. De belangrijkste drempels om niet deel te nemen
aan de cursus zijn schaamte, niet overtuigd van nut en noodzaak dan wel financiële
redenen (maximaal € 10,- per cursusbijeenkomst).
Aanpak
Het oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’ leidt burgers niet op tot erkende
gediplomeerde gebruikers, maar is vooral bedoeld om mensen te activeren en te
stimuleren om zelf of in cursusverband te oefenen met internet. Binnen bibliotheken wordt
het Klik & Tik oefenprogramma overwegend aangeboden in de vorm van een cursus.
Bibliotheekmedewerkers, vrijwilligers en digistagiaires bieden ondersteuning. De cursus
beslaat 6 bijeenkomsten waarbij de volgende modules aan bod komen:
Figuur 3.1 Schermafbeelding oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’. Bron: ETV.nl (2013)
38 Smit, S. (2013), monitor Klik & Tik in bibliotheken 2012- 2013, in opdracht van SIOB.
Dialogic innovatie ● interactie 24
Verder is er bij veel bibliotheken sprake van een inloopspreekuur (al dan niet in combinatie
met zelfstandig gebruik van PC’s)39. In verschillende Haagse bibliotheken biedt men aan
bezoekers de mogelijkheid om één keer per week onder begeleiding te oefenen. Jongeren
(bijvoorbeeld een vmbo stagiair) helpen digibeten bij de problemen die ze tegenkomen.
Gebruikers die er niet uitkomen, kunnen bovendien een vraag sturen naar de online
helpdesk van Klik & Tik. Ze worden dan teruggebeld of gemaild.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Doeltreffendheid
In opdracht van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) is in 2012 een
meetinstrument ontwikkeld40. Bij de toepassing hiervan in de studie Monitor 2012-2013
blijkt dat er sprake is van een lichte ‘mate van activering’ op basis van een voor- (n=273)
en nameting (n=200) onder cursisten:
‘Informatie van de gemeente of overheid opzoeken’ doet 22% al voor aanvang van
het oefenen met Klik & Tik. Na afloop doet ongeveer 27% dit zelfstandig.
‘Inloggen met DigiD op websites van de overheid’ doet 20% al voor aanvang van
het oefenen met Klik & Tik. Na afloop doet ongeveer 29% dit zelfstandig.
Uit deze zelfbeoordeling onder Klik & Tik gebruikers blijkt verder dat een overgrote
meerderheid heeft leren werken met een ‘browser’. Verder toont de monitor 2012-2013
een toename in de beheersing van operationele en formele vaardigheden, met een
kanttekening dat er bij veel toepassingen een groep respondenten overblijft die verder
ondersteund moet worden – ook na het volgen van de cursus.
Doelmatigheid
Doordat het cursusmateriaal online wordt aangeboden zijn er geen drukkosten en kan er
onderhoud makkelijk centraal plaatsvinden. Om landelijke schaalvoordelen te behalen voor
het organiseren van de cursus, biedt het SIOB sinds 2013 een toolkit met Klik & Tik
materialen (o.a. certificaten, evaluatieformulieren, lesmateriaal maatschappelijke
Digistage, etc.) op haar website. Verder regelt het SIOB jaarlijks de landelijke inkoop van
licenties voor zakelijk gebruik bij ETV.nl voor geïnteresseerde bibliotheken. Het
thuisgebruik voor burgers is gratis.
Opschaling
De eerste pilot Klik & Tik werd georganiseerd in Den Haag medio 2010. De Provinciale
Service Organisatie (PSO) ProBiblio heeft vervolgens een landelijke uitrol verzorgd41. Uit de
Klik&Tik monitor 2012-2013 blijkt dat 120 van de 900 Nederlandse bibliotheekvestigingen
gebruik maken van Klik & Tik. Bibliotheken zijn zelf verantwoordelijk voor de werving van
cursisten en middelen voor bekostiging. Doordat een aantal bibliotheken en PSO’s in zwaar
weer verkeren wordt er bezuinigd op volwasseneducatie. Kortom, de kans van slagen op
verder opschaling van de cursus binnen de bibliotheeksector hangt sterk samen met
beschikbaarheid van middelen en de mate waarin bibliotheken het kunnen verkopen
richting hun financiers (gemeenten) en afnemers. Sommige bibliotheken vragen dan ook
een eigen bijdrage voor de zes bijeenkomsten (met een maximum van € 50,-).
39 Smit, S. (2013), monitor Klik & Tik in bibliotheken 2012- 2013, in opdracht van SIOB.
40 Smit, S. (2012), Meetinstrument Klik & Tik in bibliotheken. Verslag van de ontwikkeling van een meetinstrument
voor het inzichtelijk maken van effecten bij deelnemers aan Klik & Tik in bibliotheken. In opdracht van SIOB.
41 Smit, S. (2012), van Kickstart tot cursus, In opdracht van SIOB.
Dialogic innovatie ● interactie 25
Codename Future heeft het project Maatschappelijke Digistage in 2010-2012 uitgerold naar
30 arbeidsmarktregio’s van het UWV. Codename Future brengt op lokaal vlak het UWV, de
school en de bibliotheek bij elkaar en maakt afspraken met de verschillende partijen over
de uitvoering. In de toekomst zullen de Provinciale Serviceorganisaties (PSO’s) deze
coördinerende rol overnemen. De laatste berichten zijn dat het aantal Maatschappelijke
Digistages flink terugloopt. Enerzijds kan dit worden verklaard doordat dit onderdeel niet
langer verplicht is binnen het VO42. Anderzijds doordat enkele bibliotheken ook negatieve
ervaringen hadden met stagiaires, bijvoorbeeld doordat ze niet kwamen opdagen.
3.2.3 Computerwijk – cursus ‘De digitale overheid’
Inleiding
Computerwijk is in 2003 als project van start gegaan, namelijk op initiatief van
welzijnsorganisatie Eigenwijks in Amsterdam. Ieder jaar worden er ongeveer 1.000
cursisten bediend door Computerwijk. In totaal biedt Computerwijk zes cursussen aan. De
cursus De Digitale Overheid wordt aangeboden sinds 2011.
Doelgroep
De cursisten die zich aanmelden zijn doorgaans cursisten die de eerdere basiscursussen
hebben afgerond en zich daarna melden voor het vervolgaanbod van de locatie. Dit betreft
een relatief kleine groep, namelijk van de 943 cursisten in 2012 hebben er 42 de cursus
Digitale Overheid gedaan.
In 2011 was 55% van alle Computerwijk cursisten ouder dan 65 jaar, 45% van allochtone
afkomst en 80% vrouw. Computerwijk heeft vooralsnog geen expliciet beleid voor
laaggeletterden. Men heeft er geen zicht op in hoeverre cursisten om die reden wel eens
bij een intake zijn ‘afgewezen’. Wel zorgt men ervoor dat het cursusmateriaal en
taalgebruik van docenten eenvoudig is. Dit is wel een aandachtspunt; digitale
vaardigheden en taalvaardigheid gaan hand in hand. De organisatie ziet mogelijkheden om
deze te combineren in de cursussen.
Binnen het totaalpakket van Computerwijk vormt de cursus De Digitale Overheid een
vervolgcursus op de ‘Cursus XL’. Men dient te beschikken over een bepaald basisniveau
‘knoppenkunde’. Het is volgens onze gesprekspartner niet realistisch – eerder, zelfs
onwenselijk – om mensen die nog nooit met een computer hebben gewerkt, een DigiD-
account te laten maken. Digibeten zijn pas toe aan een cursus digitale overheid als ze de
basisvaardigheden beheersen. Voor deze groep is van belang dat zij de kennis en
vaardigheden stapsgewijs krijgen aangereikt, aldus onze gesprekspartner. De meeste
cursisten hebben een lage leercurve; het is te veel gevraagd om hen te leren een computer
te bedienen (hetgeen al vereist dat men zich veel onbekende termen eigen moet maken)
en tegelijkertijd ook om zich te oriënteren op digitale informatievoorziening door de
overheid (die zowel qua navigatie als wat betreft taalgebruik voor deze doelgroep zeer
complex is). Om die reden is bij Computerwijk de cursus Digitale Overheid een
vervolgcursus die pas wordt aangeboden aan mensen die de basis- en vervolgcursussen al
hebben afgerond, of al wel op vergelijkbaar niveau zitten.
42 In het Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is aangekondigd dat de wettelijk verplichte maatschappelijke stage in het
voortgezet onderwijs wordt afgeschaft (juli 2013).
Dialogic innovatie ● interactie 26
Aanpak
Computerwijk kenmerkt zich door een aanpak met een cursusaanbod gegeven door
getrainde mensen uit de buurt (‘voor en door de buurt’). Doordat veel mensen schaamte
hebben voor hun eigen tekortkomingen, dan wel moeite hebben hun eigen hulpvraag te
articuleren, bieden buurtgenoten in zo’n situatie veilig contact. De vrijwillige docenten
werken volgens het train-de-trainer principe. Deelnemers die een cursus doorlopen,
kunnen vervolgens zelf docent worden. Hierdoor ontstaat een grote diversiteit aan
docenten, waaronder (allochtone) moeders, werkende jongeren, senioren. Intussen heeft
Computerwijk meer dan honderd getrainde vrijwillige docenten.
De cursus ‘de Digitale Overheid’ leert cursisten uitgebreid met het internet en
overheidswebsites om te gaan. De cursus De Digitale Overheid leert cursisten een DigiD
account aan te maken, webformulieren in te vullen bij overheidssites, (huur)toeslag
aanvragen en digitaal belastingaangifte te doen.
De doorstroom naar de cursus De Digitale Overheid was in 2012 beperkt (42 van de 943
cursisten); niet bekend is waarom. Mogelijk zien de cursisten zelf de urgentie niet, wat wel
het geval is bij de basiscursussen: daarin doen ze vaardigheden op waar ze zelf behoefte
aan hebben. Een andere verklaring is dat de titel en de omschrijving van het aanbod te
abstract is. ‘De digitale overheid’ spreekt minder aan dan ‘Belastingaangifte doen’.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Doeltreffendheid
Computerwijk heeft met haar lokale partners al bijna 10.000 mensen wegwijs gemaakt in
de digitale wereld. Er heeft geen evaluatie plaatsgevonden van leeropbrengsten van de
cursus. In zijn algemeenheid geldt dat veel deelnemers vaak op voorhand niet weten wat
ze missen aan online informatie; daardoor is het voor hen lastig de relevantie van
computervaardigheden voor hun eigen leefsituatie te bepalen. Bij Computerwijk krijgen zij
de kans om positieve ervaringen op te doen (contact met kleinkinderen via Facebook,
goedkope deals via Marktplaats). Het opdoen van computervaardigheden gaat gepaard met
sociale activering doordat buurtgenoten elkaar via Computerwijk beter leren kennen en
meer betrokken raken bij elkaar en bij hun buurt. Bovendien geven cursisten aan dat ze
zich zelfverzekerder voelen wanneer zij zelfstandig met een computer kunnen werken; zij
hebben geïnvesteerd in hun ontwikkeling en dat levert direct resultaat. Vaak is het
certificaat van Computerwijk het eerste diploma dat zij in hun leven ontvangen. Veel
cursisten raken enthousiast doordat hun horizon met mogelijkheden duidelijk is verbreed
na de cursus en dat er nog een grote wereld te ontdekken is.
Doelmatigheid
Gemiddeld zijn er twee docenten op tien cursisten. Computerwijk wordt gefinancierd door
(draait op) bijdragen vanuit maatschappelijke fondsen en het bedrijfsleven (o.a. Microsoft,
Oranjefonds, VSB fonds). De locaties financieren de cursussen uit het lesgeld van cursisten
en lokale (subsidie)aanvragen, meestal bij gemeentelijke overheden en/of bedrijven.
Er is een landelijk bureau dat de Computerwijkaanpak coördineert (ontwikkeling
cursusaanbod en trainingen + begeleiding + monitoring); de cursussen worden verzorgd
door lokale uitvoerders. Dat zijn doorgaans projectbureaus of welzijnsorganisaties die
hiervoor een projectcoördinator aanstellen en die in buurtlocaties de computercursussen
organiseren. Zij werven hun eigen vrijwilligers aan wie de Computerwijktraining wordt
aangeboden.
Dialogic innovatie ● interactie 27
Computerwijk treft momenteel voorbereidingen om de samenwerking met locaties volgens
een franchisemodel in te richten. Voor coördinatoren en docenten wordt een ‘community’
opgetuigd waarin zij hun ervaringen kunnen uitwisselen (bijv. installatie van computers,
administratieve handelingen, vragen van cursisten over onderwerpen die niet in de cursus
aan bod komen).
Bij de ontwikkeling van nieuw cursusaanbod zoekt Computerwijk samenwerking met
partners. Voor het basiscursusaanbod wordt een samenwerking aangegaan met ETV;
aanvullend kunnen partijen vervolgmodules rondom specifieke thema’s aandragen. Zo ziet
Computerwijk mogelijkheden om de eigen cursus De Digitale Overheid te vervangen door
het aanbod van Digisterker. Voordeel van dergelijke samenwerkingsverbanden is dat de
locaties worden voorzien van actueel en relevant cursusaanbod, terwijl de aanbieders
daarvan via de locaties de doelgroep bereiken en feedback kunnen krijgen.
Opschaling
Momenteel zijn er vijf Computerwijksteden, namelijk Amsterdam, Den Haag, IJsselstein,
Rotterdam en Utrecht met daarbinnen tal van locaties waaronder buurthuizen. De kans op
succesvol opschalen hangt voor Computerwijk af van hoe goed een potentiële organisatie /
locatie geworteld is in de buurt (breed aanbod buurtactiviteiten) en of men de weg naar de
gemeente weet te vinden. Voor een adequate ondersteuning van de locaties
(cursusaanbod, begeleiding, monitoring) is het landelijk kantoor op zoek naar aanvullende
financiering.
3.2.4 Dienst Regelingen – Meekijkapplicatie - Gecombineerde opgave
Inleiding
Medio 2008 is de Dienst Regelingen begonnen met de inzet van de zogenaamde
meekijkapplicatie. De uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische gebruikt
deze methode voor extra ondersteuning van agrarische ondernemers die contact hebben
met haar call-agents, maar nog extra toelichting nodig hebben. Deze vorm van hulp-op-
afstand wordt onder meer ingezet bij haar regeling Gecombineerde Opgave 43 . De
agrarische ondernemer geeft daarbij jaarlijks zijn gewaspercelen op die hij op 15 mei van
dat kalenderjaar in Nederland in gebruik heeft. Deze percelen dient hij (nauwkeurig) in te
tekenen op digitale kaarten om in aanmerking te komen voor (EU) landbouwsubsidie e/o
vanwege de meldplicht voor mest.
Doelgroep
De gecombineerde opgave wordt ingevuld door agrarische ondernemers. In enkele
gevallen betreft dit ook burgers die als ‘hobbyboer’ bijvoorbeeld een paar geiten hebben of
gewassen verbouwen. Intussen wordt 95% van de gecombineerde opgaven digitaal
ingediend. De 5% die hier (nog) geen gebruik van maakt zijn ouderen en/of digibeten die
moeite hebben met het digitaal intekenen van percelen. Het intekenen moet op de meter
nauwkeurig. De oppervlakte van bijvoorbeeld sloten en wegen hoort daar niet bij. De
methode van ‘meekijken’ is beschikbaar voor bellers die ondanks verbale aanwijzingen van
call-agents extra uitleg nodig hebben.
43 De Gecombineerde Opgave staat 6 weken per jaar open. De Dienst Regelingen gebruikt de meekijkapplicatie ook
bij haar andere digitale dienstverlening.
Dialogic innovatie ● interactie 28
Aanpak
Naast een handleiding zijn er binnen de digitale opgave een aantal instructiefilms
opgenomen over het opgeven en intekenen van gewaspercelen. Indien een agrarische
ondernemer toch vastloopt kan hij telefonisch contact opnemen met het callcenter van de
Dienst Regelingen. Na toestemming van de beller kan de call-agent meekijken op diens
scherm. Op deze manier kan de beller makkelijker laten zien waar hij vastloopt.
Figuur 3.2 Schermafbeelding Gecombineerde Opgave. Bron: Dienst Regelingen (2013)
Daarbij is er bewust gekozen voor een ‘passieve’ meekijksessie zonder overname van de
besturing van de computer. Op deze manier blijft het namelijk zuiver dat de mutaties van
de klant afkomstig zijn. De call-agent maakt melding dat hij meegaat kijken en
waarschuwt de beller vooraf dat alles op het scherm zichtbaar is, met het verzoek om
vensters met privé-informatie (bijv. bankgegevens) te sluiten. Met een extra rode muis
aanwijzer kan de call-agent rechtstreeks in het persoonlijke digitale dossier waar knoppen
zich bevinden en hoe de digitale handelingen moeten worden verricht.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Doeltreffendheid
Zowel call-agents als bellers waarderen deze vorm van hulp-op-afstand. Volgens de
filosofie ‘geef geen vis, maar leer iemand vissen’ kan de call-agent iemand helpen om
routine op te bouwen, zodat deze het in het vervolg zelf kan. Men heeft geen registratie
van herhaalvragen of faalvragen.
Doelmatigheid
De inzet van de meekijkapplicatie zorgt voor toename van de gespreksduur, omdat er
naast verbale instructie een internetsessie moet worden opgestart en de call-agent
vervolgens de agrarische ondernemer aan de hand neemt binnen zijn persoonlijke digitale
dossier met een uitgebreide toelichting. Ondanks dat het meer tijd kost per ‘call’ ervaart de
Dienst Regelingen een groot rendement vanwege het opvoedkundige aspect alsmede het
meerwerk wat anders ontstaat bij herstel van verkeerd ingevulde aanvragen.
Dialogic innovatie ● interactie 29
Opschaling
De methode wordt ook ingezet bij andere aanvragen van de Dienst Regelingen. Daarnaast
is er contact met UWV die haar applicatie Co-browsing op een vergelijkbare manier wil
inrichten. In potentie kan deze methoden ingezet worden bij andere overheidstoepassingen
en -domeinen (bijv. formulier invullen) aangezien dit een vrij complexe aanvraag betreft.
3.2.5 Belastingdienst – Digitale Machtigingen – IB-aangifte
Inleiding
De Belastingdienst streeft ernaar om de communicatie met burgers en bedrijven volledig
digitaal af te handelen. Net als binnen de bancaire sector biedt de Belastingdienst sinds
enkele jaren de mogelijkheid tot machtigen. Zij beschouwen dit als een belangrijk
instrument om mensen die niet zelfstandig digitaal kunnen handelen, met hulp van
anderen toch hun recht digitaal te kunnen laten verzilveren.
Volgens de Belastingdienst (2013) werd in 2012 96% van de belastingaangiftes digitaal
ingediend. Dit betekent niet dat dit aandeel van de belastingplichtigen in staat is geweest
te regelen dat zijn/haar belastingformulier (al dan niet correct) digitaal is ingevuld en
ingediend. Een indicator voor de hoeveelheid burgers die ondersteuning krijgen bij het
digitaal invullen is het aantal DigiD-machtigingen. In 2012 werden er circa 340.000
machtigingen geactiveerd. Hulp waarbij vrienden, familie, kennissen of derden ‘meekijken’
terwijl de burger zelf is ingelogd is hierbij niet inbegrepen; een ondersteuningsmechanisme
wat wellicht vele malen groter van omvang is.
Doelgroep
In deze context wordt er vaak over zelfredzaamheid van burgers gesproken. De
Belastingdienst hanteert twee verschillende definities van zelfredzaam zijn, die in deze
context uiterst relevant zijn:
1. Een individu is in staat om digitale overheidszaken zelfstandig af te handelen.
2. Een individu is in staat om digitale overheidszaken zelf te regelen. Hierbij wordt
ook meegenomen dat een individu zijn/haar sociale netwerk en/of andere
(professionele) hulp kan aanspreken.
In beide gevallen kan een burger zijn/haar recht om digitaal zaken af te handelen met de
overheid verzilveren, maar ze zijn fundamenteel verschillend op het gebied van
ondersteuningsbehoefte.
Er zijn weinig achtergrondkenmerken bekend van de gebruikers van digitale machtigingen
van DigiD bij IB-aangifte. Bij de groep die gebruik maakt van machtigingen hoeft niet
perse sprake te zijn van ‘niet kunnen’. Veel mensen laten bijvoorbeeld hun
belastingaangifte afhandelen door een boekhouder uit oogpunt van gemak.
Aanpak
De Belastingdienst faciliteert met dit instrument een groep burgers die iemand anders hun
zaken met de overheid wil laten regelen zonder dat zij hun eigen DigiD hoeven af te geven.
Dat kan door die persoon te machtigen via ‘DigiD Machtigen’.
Dialogic innovatie ● interactie 30
Figuur 3.3 Schermafbeelding DigiD Machtigen. Bron: Logius (2013b)
Daarbij verleent de burger (hierna: de ‘vertegenwoordigde’) bijvoorbeeld aan een
belastingadviseur of een familielid een machtiging. De vertegenwoordigde vraagt zelf deze
machtiging aan via de website machtigen.digid.nl. De vertegenwoordigde ontvangt daarbij
direct een machtigingscode. Deze machtigingscode geeft hij aan de persoon die hem helpt,
samen met zijn burgerservicenummer (BSN). De Belastingdienst noemt deze persoon dan
'de gemachtigde'. Deze ‘gemachtigde kan alleen zaken regelen waarvoor hij toestemming
heeft gekregen.
De burger (‘vertegenwoordigde’) kan een machtiging op elk gewenst moment opheffen op
de website van DigiD. De vertegenwoordigde wordt steeds schriftelijk in kennis gesteld van
de aanvragen en activeringen van zijn/haar machtigingen.
Om burgers bekend te maken met dit instrument heeft de Belastingdienst in 2012
miljoenen machtigingscodes aangemaakt en meegestuurd met de verzoeken tot aangifte.
Niet al deze machtigingen zijn daadwerkelijk gebruikt. Voor een extra toelichting hoe men
iemand anders kan machtigen is er eveneens een instructiefilm aangemaakt aangeboden
op de website van de Belastingdienst.
De Belastingdienst heeft als (één van de) onderscheidende eigenschappen dat er een
wettelijk kader is voorzien om de communicatie digitaal af te handelen; een wettelijk kader
dat niet per definitie opgaat voor andere overheidsdiensten.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
De doeltreffendheid van het instrument machtigen is zo doeltreffend als de resultaten die
de gemachtigde oplevert. Wanneer de gemachtigde zeer competent en bekwaam is zal de
doeltreffendheid van het instrument groot zijn. Aangenomen dat de gemachtigde
(doorgaans) beter de IB-aangifte invult dan de vertegenwoordigde, is daarmee de kans op
fouten in de IB-aangifte kleiner. Deze methode is doelmatig vanuit het perspectief van de
overheid, omdat er winsten geboekt worden zonder daar middelen aan te hoeven
spenderen.
Daarnaast worden machtigingen vaak binnen sociale kringen verleend (familie, vrienden of
kennissen). De gemachtigden zullen niet altijd kosten in rekening brengen; de
Dialogic innovatie ● interactie 31
ondersteuning berust zich dus deels op interpersoonlijke relaties en loyaliteit. Dit maakt de
methode uit economisch oogpunt zeer doelmatig.
Het mogelijk maken van digitaal machtigen neemt de nodige investeringskosten met zich
mee voor overheidsdienstaanbieders die eerst ‘klant’ moeten worden bij Logius. Naarmate
de dienst langer in gebruik mag verwacht worden dat de doelmatigheid toeneemt. Hiermee
zijn machtigingen, mits goed geïmplementeerd, een zeer krachtig middel om burgers te
ondersteunen bij het digitaal zakendoen met de overheid.
Opschaling
Volgens Logius maakt vooralsnog alleen de Belastingdienst gebruik van DigiD-
machtigingen. Diverse andere partijen als SVB en UWV onderzoeken momenteel hun
technische en juridische speelruimte voor het faciliteren van waarnemers die hun klanten
helpen digitaal zelfredzaam te zijn.
Bij de gemeente Molenwaard kan een burger gebruik maken van een eigen
machtigingssysteem. Voor veel gemeenteproducten kan een mantelverzorger daar een
aanvraag indienen en als contactpersoon fungeren in verband met de digitale
correspondentie. Bij het toekennen van de beschikking dient er echter wel rechtstreeks
contact te zijn met de begunstigde.
3.3 Receptuur voor succesvolle digivaardigheidsondersteuning
Zonder een blauwdruk te willen schetsen, behandelen we in deze paragraaf de
ingrediënten die volgens onze gesprekspartners bepalend zijn geweest voor het succes
achter hun methode van ondersteuning. De volgende werkende mechanismen zijn
genoemd:
A. Landelijke slagkracht met lokale verankering
B. Klassikaal en kleinschalig
C. Gezamenlijk vangnet
D. Oog voor privacy
E. Inspireren en beïnvloeden intentie tot gebruik
Hieronder behandelen we in aparte subparagrafen de succesfactoren die meermaals aan
bod zijn gekomen in de gesprekken:
A. Landelijke slagkracht met lokale verankering
Dit mechanisme heeft vooral betrekking op cursussen en in mindere mate op de
voorlichtingscampagnes. Door een landelijke beheerorganisatie in te richten met lokale
satellieten kan men schaalvoordelen behalen en kennisdeling toepassen. De landelijke
beheerorganisatie kan tevens schakelen met de Rijksoverheid hetgeen voor veel lokale
organisaties vaak ‘een brug te ver is’. De lokale aanwezigheid biedt als voordeel dat
burgers kunnen aankloppen bij een cursuslocatie in hun buurt. Landelijke trainingcentra
vormen een extra drempel voor burgers omwille van reisafstand (tijd en geld). Daarnaast
zijn lokale ambassadeurs toegankelijker voor vraagarticulatie (latente behoefte) en
scheppen zij een gevoel van saamhorigheid (wij-gevoel), aldus onze gesprekspartners.
Lokale aanwezigheid heeft verder als praktisch voordeel dat de doelgroep voor trainingen
makkelijker bereikt kan worden via lokale dagbladen en omroepen, flyers en mond-op-
mondreclame. Met name digibeten e/o laaggeletterden leven vaak in een digitaal
isolement, waardoor standaard communicatiekanalen niet voldoen.
Dialogic innovatie ● interactie 32
Een ander motief om lokaal te opereren heeft te maken met de noodzakelijke verankering
uit oogpunt van trainingsmateriaal ‘op maat’. De plannen rondom de digitale overheid 2017
gaan verder dan de rijksoverheid. Indien een cursist wil leren werken met de ‘Mijn
Omgeving’ van zijn gemeente dient er afstemming te zijn tussen de cursusaanbieder en de
beheerder van deze lokale elektronische overheidsdienst.
B. Klassikaal en kleinschalig
Bij cursussen waardeert men de begeleiding van een docent in een traditioneel klaslokaal
en een kleinschalige setting boven het zelfstandige oefenen zonder verdere begeleiding. De
geraadpleegde methoden kennen vaak een opzet met 1 à 2 docenten op een groep van 12
à 15 cursisten. In hoeverre een (virtuele) online oefenomgeving (bijv. internetbankieren)
effectiever werkt dan een cursusboek kan niet worden aangetoond met dit onderzoek. Een
docent kan vroegtijdig signaleren of iemand vastloopt en op maat extra uitleg bieden. Door
de kleinschalige setting kan het ritme worden teruggebracht in het tempo van de cursist.
C. Gezamenlijk vangnet
Dankzij de nauwe samenwerking tussen publieke dienstaanbieders en aanbieders van
digivaardigheidsondersteuning is men goed in staat om te signaleren welke burgers extra
begeleiding nodig hebben. Een mooi voorbeeld hiervan is de huidige samenwerking tussen
het UWV en bibliotheken. Na het programma ‘E-loket op 1’ zijn loketmedewerkers getraind
in het herkennen en doorverwijzen van digibeten naar de dichtstbijzijnde bibliotheek
(Novay, 2011). Klik & Tik wordt voor (sommige) werkzoekenden verplicht gesteld.
Werkcoaches die problemen signaleren (bijv. gebruiker kan CV niet meesturen, kan
vacatures niet vinden) kunnen mensen insturen. Bibliotheken en het UWV vullen elkaar
aan. Bijna de helft van de Klik & Tik cursisten (48%) wordt momenteel doorverwezen door
het UWV, tegenover 22% die wordt bereikt via de krant of 24% direct via de bibliotheek.
Via het UWV worden vaker jongere mensen en/of lageropgeleiden bereikt. Cursisten die via
de krant worden bereikt zijn het vaakst 55 jaar of ouder, terwijl burgers die via de
bibliotheek zijn bereikt het hoogst opgeleid zijn.44
Naast het doorverwijzen zien we ook dat bij campagnes partijen elkaar opzoeken. Enerzijds
omwille van een gemeenschappelijke boodschap, anderzijds uit oogpunt van een groter
bereik (en free-publicity bij de deelnemers). Vaak is er bij de campagnes afstemming
tussen publieke en private partijen. In het laatste geval zijn dat doorgaans banken en
internetproviders.
Een andere vorm van samenwerking is zichtbaar bij de training Digitale Belastingaangifte
waarbij de Belastingdienst samen met SeniorWeb in 2005 een digitale trainingsmodule
(destijds een CD-ROM) heeft ontwikkeld die geschikt is voor senioren. De Belastingdienst
kon dankzij deze samenwerking ouderen ‘insturen’ die vastliepen bij hun Digitale Aangiftes.
SeniorWeb heeft op haar beurt deze cursus voor het voetlicht kunnen brengen bij haar
achterban die opzoek was naar een (vervolg)training.
D. Oog voor privacy
Bij ondersteuning in het zakendoen met de e-overheid wordt vaak rechtstreeks geoefend in
een persoonlijk digitaal dossier. Door verschillende maatregelen en duidelijke
communicatie hierover tussen aanbieder en hulpvrager wordt de privacy van
laatstgenoemde gewaarborgd. Hoewel niet bekend is of dit voor cursisten een drempel
44 Smit, S. (2013), monitor Klik & Tik in bibliotheken 2012- 2013, in opdracht van SIOB.
Dialogic innovatie ● interactie 33
vormt om deel te nemen aan een training, kan er grote gevolgschade ontstaan indien er
geen duidelijke privacybeleid wordt nageleefd.
Voorbeelden van maatregelen die de geraadpleegde aanbieders van ondersteuning nemen
zijn:
Privacyinstructie voor docenten: via rollenspellen leren de docenten van onder
andere Digisterker dat ze nooit de DigiD authorisatie van hun cursisten mogen
uitvoeren.
Privacyinstructie voor cursist: tijdens de cursus van Digisterker wordt duidelijk
gemaakt welke consequenties er kleven aan het ‘uitlenen’ van DigiD. Daarnaast
krijgt men het advies om na de cursus hun DigiD wachtwoord te wijzigen.
Opstelling computers klaslokaal zodat medecursisten geen gevoelige informatie
kunnen achterhalen.
Online trainingen (o.a. Klik & Tik) vinden plaats in een afgeschermde (wachtwoord)
online omgeving.
Bij de meekijkapplicatie van de Dienst Regelingen maakt de call-agent de beller er
op attent dat alle actieve schermen zichtbaar zijn voor hem.
Meehelpen bij een persoonlijke digitale aanvraag van een cursist valt niet binnen
het takenpakket van docenten. Ook de call-agents van de Dienst Regelingen zijn
niet in staat (lees bevoegd) om mutaties door te voeren, zodat er nooit discussie
kan bestaan van wie eventuele invoer van gegevens afkomstig is.
Momenteel vindt er bij de geraadpleegde methoden nog geen officiële ‘screening’ van
docenten plaats.
E. Inspireren en beïnvloeden van de ‘intentie tot gebruik’
Hoewel de groep ‘niet-willers’ formeel buiten scope van dit onderzoek valt, zien we ook in
de praktijk diverse methoden die hier juist op aanhaken. Veel cursisten raken enthousiast
doordat zij ervaren dat hun horizon met mogelijkheden wordt verbreed na het volgen van
een cursus gericht op digivaardigheidsbevordering. Door aan te sluiten bij de leefwereld
mag voor veel diensten een verhoogde ‘intentie tot gebruik’ worden verwacht. Praktische
toepassingen als een reis- en routeplanner, Marktplaats.nl en prijsvergelijkingswebsites
slaan vaak aan bij de beginnende internetter. Bij het leren werken met de digitale overheid
zijn DigiD-toepassingen als MijnPensioenoverzicht.nl en het aanvragen van een JA/Nee
sticker bij de gemeente van praktisch nut voor ‘functionele digibeten’. Men beseft na het
volgen van een cursus vaak dat er nog een grote wereld te ontdekken valt en raakt
hierdoor vaak intrinsiek gemotiveerd.
De intentie tot gebruik wordt ook beïnvloed door externe prikkels waaronder kanaalsturing,
financieel gewin en een verplichtend karakter. Uit enkele gesprekken komt naar voren dat
kanaalsturing een zeer effectief middel kan zijn. SVB meldt een sterke stijging van digitale
aanvragen sinds zij in 2009 gestopt is met het per post toe sturen van papieren
aanvraagformulieren voor haar regelingen Kinderbijslag en de AOW (zie ook Annex C6). Bij
de gemeente Molenwaard hanteert men lagere tarieven voor digitale uittreksels als
onderdeel van haar verleidingsstrategie. Tot slot merken diverse gesprekspartners op dat
een verplichtend karakter van het digitale kanaal duidelijk zijn weerslag heeft op
twijfelaars om hen daarmee over de streep te trekken. In het volgende hoofdstuk staan we
stil hoe Denemarken hier mee omgaat.
Dialogic innovatie ● interactie 34
4 De Deense e-overheidstrategie:
goed voorbeeld doet volgen
4.1 Inleiding
Het ontwikkelen van een effectieve en efficiënte digitale overheidsdienstverlening is een
complexe taak. Het is een uitdaging met enorm veel dimensies, belangen en
onzekerheden. Andere landen kampen met hetzelfde vraagstuk; sommige daarvan zijn de
uitdaging al aangegaan. Vanuit het oogpunt van de Nederlandse samenleving is er
mogelijk het een en ander te leren van de ervaringen en ontwikkelingen in andere landen.
Een Europees land dat vooroploopt met e-overheid, en hiermee interessant is om te
bestuderen, is Denemarken. Er is een ver ontwikkelde digitale infrastructuur, de
digitalisering van verschillende overheidsdiensten is op poten gezet en de bevolking lijkt
het nieuwe regime (in grote mate) te omarmen. Daarnaast kennen Denemarken en
Nederland een aantal belangrijke overeenkomsten:
Het zijn beide relatief rijke landen: Denemarken kent een BNP per hoofd van
€43.800 en Nederland van €35.80045.
Beide landen hebben een vergelijkbare telecommunicatienetwerkinfrastructuur46:
In Denemarken heeft 85% van de huishoudens toegang tot breedbandinternet, in
Nederland is dit 84%.
De landen kennen vergelijkbare computer- en internetvaardigheden onder hun
burgers47: Denemarken heeft 88% burgers van 16-74 jaar die redelijk tot veel
computervaardigheden hebben tegenover 81% in Nederland. Met betrekking tot
internetvaardigheden is dit 71% in Denemarken tegenover 66% in Nederland.
De burgers in beide landen kennen een vergelijkbaar opleidingsniveau 48 : in
Denemarken heeft 70,2% van de 15-64-jarigen een hoger secundaire of tertiaire
opleiding genoten, in Nederland is dit 69,1%.
De leeftijdsopbouw van de bevolking van de twee landen is vrijwel identiek49:
Tabel 4.1 Leeftijdsopbouw Denemarken en Nederland. Bron: Eurostat (2012)
45 Bron: Eurostat. GDP and main components – current prices (2012)
46 Bron: Eurostat. Households with broadband access by NUTS 2 regions (2012)
47 Bron: Eurostat. E-skills of individuals (2012)
48 Bron: Eurostat. Persons with upper secondary or tertiary education attainment by age and sex (2012)
49 Bron: Eurostat. People by age group (2012)
0-14 jr. 15-24 jr. 25-49 jr. 50-64 jr. 65-79 jr. 80+ jr.
Denemarken 17,7% 12,7% 33,1% 19,2% 13,2% 4,1%
Nederland 17,3% 12,2% 33,9% 20,3% 12,1% 4,1%
Leeftijdsopbouw van de bevolking
Dialogic innovatie ● interactie 35
Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen de landen, bijvoorbeeld op het gebied van
bevolkingsomvang en politieke context. Daarnaast is de Deense samenleving minder
‘onzekerheid-avers’, wat betekent dat de Denen (overheid en burgers) het nemen van
risico’s minder snel uit de weg gaan dan in Nederland50. Desalniettemin heeft Denemarken
genoeg overeenkomsten om als een interessant voorbeeld te dienen voor de Nederlandse
context.
In dit hoofdstuk zal stilgestaan worden bij de Deense e-overheidstrategie, de kenmerken
van de digitale overheidsinfrastructuur en de hulpstructuur die aanwezig is om de burgers
te ondersteunen die (nog) niet mee kunnen komen in de digitale wereld. Afsluitend zullen
een aantal conclusies over de aanpak van de Deense overheid getrokken worden.
4.2 De Deense e-overheidstrategie
De Deense overheid heeft een aantal jaar geleden besloten dat digitalisering van de
overheid een zeer belangrijk thema zou worden. Binnen deze context is de ‘eGovernment
Strategy 2011-2015’ ontwikkeld51. In deze strategie staan drie zaken centraal:
Geen geprinte formulieren en brieven: belastinggeld moet niet uitgegeven worden
aan tijdsintensief en kostbaar papierwerk, terwijl er digitale oplossingen zijn die
efficiënter zijn. Deze besparingen zorgen ervoor dat middelen beschikbaar komen
om in andere belangrijke zaken te investeren zoals onderwijs en zorg. Concreet
moet in 2015 80% van de communicatie tussen burgers/bedrijven en de overheid
digitaal plaatsvinden.
Nieuwe digitale welvaart: publieke diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg en
ouderenzorg worden gemoderniseerd en geoptimaliseerd. Goede dienstverlening
hoeft niet per se face-to-face te geschieden; in tegendeel, vaak kunnen digitale
oplossingen effectiever zijn.
Digitale oplossingen voor betere samenwerking in de publieke sector: alle publieke
autoriteiten gebruiken alle relevante digitale oplossingen voor de publieke sector
om te voorkomen dat er parallelle systemen ontstaan en om het hergebruik van
data te promoten. Op deze manier ervaren burgers een meer collaboratieve
publieke sector.
De organisatie genaamd ‘the Agency for Digitisation’, die officieel onder het ministerie van
Financiën valt, is verantwoordelijk voor het coördineren van de implementatie van de
strategie. Hoewel de verantwoordelijkheid voor het coördineren bij the Agency for
Digitisation ligt, is het een gezamenlijke taak voor de gehele publieke sector − van
gemeentehuizen en ziekenhuizen tot basis- en middelbare scholen − om ervoor te zorgen
dat Denen de digitale mindset omarmen en de digitalisering voorspoedig verloopt.
Sinds de oprichting van the Agency for Digitisation zijn er wetten aangenomen die digitale
communicatie tussen de overheid en burgers/bedrijven verplicht stellen. De
verplichtstelling voor ‘digitale zelfservice’ verloopt in zogenaamde ‘waves’ (rondes) van
overheidsdiensten. De eerste ronde (december 2012) verplicht burgers om elf
overheidsdiensten digitaal via zelfservice af te handelen, waaronder het doorgeven van een
verhuizing, het aanvragen van toelating bij een kinderdagverblijf, en het aflossen van een
studentenlening. De tweede ronde (december 2013) stelt nog eens 29 overheidsdiensten
verplicht, waaronder het aanvragen van een paspoort en het melden van overlast van
ratten. Voor de complete lijst van overheidsdiensten die verplicht zijn gesteld, zie Annex E.
50 Bron: HEC & ICTU (2007). De burger centraal: Denemarken.
51 Tot op heden zijn er circa 70 initiatieven ontwikkeld om de strategie vorm te geven.
Dialogic innovatie ● interactie 36
Daarnaast is er een wet aangenomen die het gebruik van de ‘digitale brievenbus’ verplicht
stelt voor burgers en bedrijven. Voor bedrijven is het gebruik hiervan verplicht vanaf eind
2013. Burgers zullen vanaf november 2014 een digitale brievenbus tot hun beschikking
hebben waarin de post van de publieke sector zal worden bezorgd.
4.3 De digitale infrastructuur
De Deense digitale infrastructuur laat zich kenmerken doordat er een centraal digitaal
overheidsportaal is voor burgers, genaamd ‘borger.dk’ (in Nederlands: burger.nl). Vanuit
dit portaal kan men de meeste overheidszaken regelen m.b.t. thema’s zoals verhuizen en
onderwijs. Gezondheidszaken kennen wel een eigen portaal: ‘sundhed.dk’. Vrijwel alle
communicatie op het gebied van gezondheidszorg loopt via dit portal. Denemarken heeft
daarbij ook het elektronisch patiëntendossier ingevoerd52.
Er is een overkoepelend inlog-systeem ontwikkeld, genaamd ‘NemLogin’. Wanneer hier
ingelogd wordt hoeft men niet meer opnieuw in te loggen wanneer ze wisselen naar een
andere overheidsdienst. Hierdoor krijgt de publieke sector een coherent karakter en wordt
het digitaal regelen van overheidszaken gebruiksvriendelijker gemaakt. Het inloggen
geschiedt op basis van een digitale identificatie genaamd NemID (de Deense variant van
DigiD). The Agency for Digitisation herkent en erkent de opkomst en het belang van
mobiele devices zoals smartphones en tablets. Er wordt momenteel ook gewerkt aan het
inloggen met een NemID op deze devices, opdat digitaal zakendoen met de overheid niet
meer gebonden is aan een vaste computer of laptop. Naar verwachting is NemID voor
mobiele apparaten gereed voor implementatie in 2014.
De publieke sector is ook betrokken bij samenwerkingen met de private sector. Zo is het
bijvoorbeeld al mogelijk om met behulp van het NemID in te loggen om te
internetbankieren.
4.4 Ondersteuning
4.4.1 Wie heeft ondersteuning nodig
In de transitie naar digitaal zakendoen met de overheid zijn er burgers die hierbij
ondersteuning nodig hebben. Om in te schatten hoe groot de groep burgers is die zijn weg
online kan vinden gebruikt de Agency for Digitisation voornamelijk indicatoren zoals
internetgebruik en internetbankieren. In Denemarken is bijvoorbeeld 93% van 16-89-
jarigen online geweest. Het blijkt dat voornamelijk ouderen ondersteuning nodig hebben.
Dit geldt ook voor sociaal kwetsbare burgers, burgers met een fysieke of psychische
handicap, zware gevallen van dyslexie en burgers met een buitenlandse herkomst.
Onze respondenten bij the Agency for Digitisation, verwachten dat de ‘problematiek’
rondom ouderen zal afnemen, aangezien de nieuwe generatie ouderen steeds beter mee
kan komen in de digitale wereld. Desalniettemin wordt door de respondenten benadrukt
dat er altijd mensen zullen zijn die hun zaken niet digitaal regelen; hier moeten de
publieke autoriteiten altijd rekening mee houden. Belangrijk om op te merken is dat
sommige burgers ondersteuning nodig hebben, afgezien van het communicatiekanaal (zij
het digitaal of analoog). Terwijl sommige burgers dus ondersteuning nodig hebben
vanwege het feit dat de communicatie digitaal verloopt, hebben anderen ondersteuning
52 Zie o.a. Velde, R.A. te, Bos, J., Brennenraedts, R. (2011). Measuring the impact of ICT on Health Care. In: Ark, B.
van (Ed.) The Linked World: How ICT is transforming societies, cultures and economies. New York: Conference
Board (Ch.6), pp.89-114
Dialogic innovatie ● interactie 37
nodig om de inhoud van de zaken met de overheid te begrijpen. Er zijn ook verschillende
initiatieven genomen om ervoor te zorgen dat de digitale zelfservice-oplossingen zo
gebruiksvriendelijk en toegankelijk mogelijk zijn.
4.4.2 Hoe ziet de hulpstructuur eruit?
Het digitaliseren van de communicatie tussen burgers en de overheid impliceert een
gezamenlijke verplichting voor de publieke sector om burgers te helpen, die om wat voor
reden dan ook, problemen ondervinden bij het gebruik van digitale diensten.
In de hulpstructuur staan een aantal zaken centraal, namelijk:
1. Campagnes
2. Burgerservicepunten
3. Bibliotheken
4. Netwerk binnen de burgermaatschappij
5. Helpdesk Borger.dk (genaamd 1881)
6. Machtiging
7. Ontheffingen
Hieronder zullen deze facetten kort toegelicht worden.
1. Campagnes
Parallel aan het introduceren van iedere nieuwe ‘wave’ worden er campagnes ingezet die
zich richten op het informeren van burgers over de nieuwe realiteit. The Agency for
Digitisation neemt hierin het voortouw, waarbij nauw samengewerkt wordt met andere
publieke autoriteiten (bijv. ministeries, gemeenten). The Agency heeft circa vier Fte
ingezet die zich bezighouden met de campagnes.
De burgers worden bereikt via verschillende kanalen zoals posters, televisiecampagnes,
persberichten, outdoor posters, online advertenties en kranten. De campagnes van 2013
en 2014 zullen zich focussen op de ‘waves’ van digitale zelfservices alsmede op de
introductie van de digitale brievenbus, welke voor burgers verplicht zal zijn vanaf
november 2014.
Een specifieke campagne in 2012, genaamd ‘Senior Surf’, had als doel om ouderen die nog
niet online waren te leren hoe ze het internet kunnen gebruiken. The Agency heeft een
bekende acteur ingehuurd die als gezicht van de campagne diende. Deze acteur hielp met
het uitleggen van de voordelen, op een humoristische manier, om zo de bereidheid en de
motivatie van ouderen te stimuleren. 462 plaatsen in Denemarken, waaronder
burgerservicepunten, ouderencentra en bibliotheken hebben geparticipeerd in activiteiten
voor Senior Surf 2012. Daarbij zijn naar schatting circa 8200 ouderen bereikt met de
Senior Surf evenementen. Deze campagne zal in de herfst van 2013 nogmaals doorgang
vinden.
2. Burgerservicepunten
Bij burgerservicepunten kunnen burgers terecht voor (persoonlijke) ondersteuning voor
digitale communicatie met de publieke sector.
De gemeenten in Denemarken zijn in sterke mate autonoom. Dat betekent dat ze zelf
mogen beslissen hoe ze de ondersteuning organiseren en vormgeven. Ook moeten ze er op
toezien dat er een alternatief beschikbaar is voor mensen waarbij de digitale route geen
optie is.
Dialogic innovatie ● interactie 38
De invoering van een centraal overheidsportaal (borger.dk) heeft volgens onze
respondenten bij the Agency for Digitisation ook geleid tot ondersteuning van hogere
kwaliteit. Doordat veel overheidszaken nu op één plek te vinden zijn, worden burgers niet
naar een andere plek gestuurd voor elke deelvraag, en wordt verantwoordelijkheid voor de
problemen van burgers beter genomen.
3. Bibliotheken
Het ministerie van Cultuur, welke verantwoordelijk is voor de Deense bibliotheken, is nauw
betrokken met het communiceren van de digitaliseringsstrategie en heeft goed begrip van
de ondersteuningsrol van bibliotheken in het digitaliseringsproces.
Burgers kunnen getraind worden met cursussen. De bibliotheken spelen hier een grote rol
in. Ze communiceren met burgers (bijvoorbeeld via informatieschermen) en bieden
cursussen aan. The Agency for Digitisation houdt de bibliotheken op de hoogte van de
plannen, opdat zij daar op in kunnen spelen. De ondersteuning die aan burgers wordt
geboden bij de bibliotheken wordt verzorgd door de reguliere medewerkers.
De bibliotheekcursussen zijn gratis om aan deel te nemen en het cursusmateriaal wordt
aangeboden via een portaal van leermateriaal53 . Het cursusmateriaal wordt doorgaans
ontwikkeld door The Agency for Digitisation of bibliotheken.
Er zijn ook vrijwilligers die mensen ondersteunen. Zo hebben bijvoorbeeld
ouderenorganisaties vrijwilligers die de digivaardigheden van ouderen trainen.
4. Netwerk binnen de burgermaatschappij
The Agency for Digitisation onderhoudt een netwerk van stakeholders die betrokken zijn
en/of interesse hebben in het digitaliseringsproces. In dit netwerk zitten onder andere
ouderenbonden, vakbonden, sociale huisvestingorganisaties, bibliotheken,
vluchtelingenorganisatie, en andere organisaties die betrokken zijn bij het helpen van
burgers met hun digitale vaardigheden en/of kwetsbare groeperingen vertegenwoordigen
(bijv. daklozen, mensen met een fysieke beperking). Geen van deze organisaties maken
deel uit van het formele educatiesysteem in Denemarken.
Dit netwerk zorgt ervoor dat the Agency for Digitisation in contact kan komen met burgers,
en in het bijzonder diegenen in kwetsbare groepen, en hen kan informeren via media van
deze organisaties. Het netwerk zorgt er ook voor dat The Agency in contact is met
organisaties die kwetsbare groepen representeren en zijn zo in staat om te luisteren naar
de behoeftes van deze groepen.
The Agency communiceert met vrijwilligers van de organisaties over nieuwe ontwikkelingen
van training- en ander ondersteuningsmateriaal.
5. Helpdesk borger.dk (genaamd 1881)
Het overheidsportaal borger.dk heeft een helpdesk waar mensen terecht kunnen met
vragen. De helpdesk is een callcenter welke bereikt kan worden door het bellen van 1881.
Oorspronkelijk was het callcenter een onderdeel van The Agency for Digitisation, maar is
sinds het voorjaar van 2012 uitbesteed aan de gemeente van Kopenhagen als deel van een
pilotproject. Deze gemeente had namelijk al een relatief grote telefonische helpdesk. Het
doel van het pilotproject is onder andere om goede lessen te trekken over hoe de publieke
helpdesk het meest efficiënt georganiseerd kan worden. Momenteel heeft de helpdesk acht
permanente medewerkers op de helpdesk. De helpdesk kan daarnaast nog eens twee
53 Zie de website: www.it-formidler.dk
Dialogic innovatie ● interactie 39
medewerkers (FTE) inzetten op piekmomenten zoals op maandagen of het begin van de
maand waarin burgers vaak hun zaken met de overheid (willen) regelen. De helpdesk is
speciaal toegewijd aan borger.dk sinds the lancering van het portaal in 2007.
De helpdesk biedt op hoofdlijnen drie soorten ondersteuning:
a) Begeleiding bij de zelfbediening van burgers op de website borger.dk.
b) Doorverbinden van telefoontjes naar de juiste autoriteiten.
c) Helpen van burgers om meer onafhankelijk te worden in de digitale wereld.
Daarnaast worden burgers, wanneer nodig, geïnformeerd over cursussen die gegeven
worden door bibliotheken, gemeenten en belangenorganisaties. Van alle telefoontjes zijn
naar schatting 22% gerelateerd aan ondersteuning betreffende het gebruik van digitale
zelfservice, waaronder technische problemen met de digitale zelfservice en digitale
vaardigheden (bijv. niet weten hoe om te gaan met een digitaal formulier).
Wanneer de beller niet voldoende digitale vaardigheden heeft of niet genoeg kennis heeft
van de publieke sector om telefonisch geholpen te kunnen worden, wordt hij/zij
doorverwezen naar een lokaal burgerservicepunt waar medewerkers getraind zijn om face-
to-face ondersteuning te bieden bij het gebruiken van een computer.
Onze respondenten bij the Agency for Digitisation geven aan dat de telefoonmedewerkers
van 1881 specifiek opgeleid worden om deze ondersteuning te bieden. Daarnaast krijgen
de medewerkers extra instructies voorafgaand aan het introduceren van een nieuwe ronde
verplichte digitale overheidsdiensten (wave). Ze krijgen dan tevens de beschikking over
een demoversie of ‘screenshots’ van de diensten die verplicht worden, om alvast bekend te
raken met de nieuwe omgevingen.
De website borger.dk is de afgelopen jaren vaak bezocht. Onderstaande tabel geeft de
ontwikkeling van het aantal bezoeken over 2012 en 2013 weer.
Tabel 4.2 Bezoeken aan Deense overheidsportal Borger.dk. Bron: Agency for Digitisation, 2013.
Bezoeken aan
borger.dk
Cumulatief aantal
bezoeken in jaar
2012
Januari 1.332.204 1.332.204
Februari 1.138.041 2.470.245
Maart 1.320.461 3.790.706
April 1.026.496 4.817.202
Mei 982.065 5.799.267
Juni 981.715 6.780.982
Juli 813.166 7.594.148
Augustus 992.542 8.586.690
September 928.124 9.514.814
Oktober 1.221.163 10.735.977
November 1.263.493 11.999.470
December 1.268.316 13.267.786
2013
Januari 1.907.394 1.907.394
Februari 1.512.443 3.419.837
Maart 1.921.561 5.341.398
April 1.869.837 7.211.235
Mei 1.596.260 8.807.495
Juni 1.700.261 10.507.756
Juli 1.614.910 12.122.666
Dialogic innovatie ● interactie 40
In 2011 ontving de helpdesk 41.712 telefoontjes en 13.832 e-mails, en zijn er 1.769
chatsessies gehouden 54 , 55 . In 2012 werden 86.374 telefoontjes en 6.816 e-mails
ontvangen, en werden er 3.374 chatsessies gehouden.
De toename in het aantal bezoeken aan borger.dk en het aantal hulpvragen kan volgens de
respondenten bij the Agency for Digitisation toegeschreven worden aan drie voornaamste
redenen. Ten eerste zijn in (het eind van) 2012 meer digitale overheidsdiensten verplicht
gesteld. Ten tweede is Udbetaling DanMark (Deense variant van het UWV) in Borger.dk
geïncorporeerd, en ten derde zijn meer mensen zich bewust geworden van Borger.dk. De
evidente relatie met de introductie van nieuwe verplichte digitale diensten wordt
geïllustreerd door de piek rond december 2012 – januari 2013, waar wave 1 werd
geïntroduceerd. The Agency for Digitisation verwacht opnieuw een piek aan het eind van
dit jaar, wanneer digitaal gebruik van 29 extra diensten verplicht worden gesteld. De
publieke campagnes met betrekking tot digitalisering hebben borger.dk en de verplichte
zelfservice als hun voornaamste focus gehad;1881 is op zichzelf geen onderwerp van de
campagnes geweest, maar wordt al jaren geassocieerd met de publieke dienstverlening.
De helpdesk 1881 wordt gefinancierd door The Agency for Digitisation en maakt deel uit
van het budget van Borger.dk. Het totale budget van Borger.dk is 47 miljoen Deense
kronen (omgerekend 6,3 miljoen Euro), waarbij 5 miljoen kronen (omgerekend 0,7 miljoen
Euro) momenteel naar 1881 gaat voor de periode mei 2013 tot februari 2014. Gegeven dat
het portaal Borger.dk een portaal voor de hele publieke sector is, int het ministerie van
Financiën het budget voor borger.dk op basis van de volgende verdeelsleutel: 20% door de
regio, 40% door de lokale overheid (gemeenten) en 40% door de staat (ministeries).
6. Machtigingen
The Agency for Digitisation biedt digitale modules voor publieke organisaties om burgers te
autoriseren om digitale overheidsdiensten te gebruiken in de naam van een andere burger.
Met deze modules worden burgers in staat gesteld om bijv. familieleden, vrienden, een
publieke organisatie of bedrijven te machtigen. Het machtigingsformulier zal (in de nabije
toekomst) zowel digitaal als op papier beschikbaar worden gesteld.
7. Ontheffingen
Sommige burgers hebben speciale behoeften, bijvoorbeeld vanwege dementie, psychische
aandoeningen of een handicap. In de meeste gevallen hebben deze burgers ondersteuning
nodig, ook wanneer de communicatie via papier verloopt. De publieke sector ziet er op toe
dat, net als voor de digitalisering, deze mensen de hulp en dienstverlening krijgen waar ze
recht op hebben.
Als de gemeente (de baliemedewerker) constateert dat een burger niet in staat is om de
digitale zelfservice te gebruiken, is de gemeente verplicht om een andere vorm van
communicatie aan te bieden. Het is aan de medewerker om een oordeel te vormen en,
waar mogelijk, de burger te helpen om digitaal zaken te doen (in eerste instantie). Op deze
manier houdt men oog voor de individuele behoeften, terwijl er ook voor gezorgd wordt dat
degenen die digitale oplossingen kunnen gebruiken, dit ook doen.
54 Bron: Evaluering af 1881-samarbejdet mellem Digitaliseringsstyrelsen og Københavns Kommune
55 Bron: Gegevens aangeleverd door The Agency for Digitisation
Dialogic innovatie ● interactie 41
Het is niet mogelijk om een volledige lijst van speciale condities op te stellen op basis
waarvan burgers een ontheffing kunnen krijgen, maar een aantal voorbeelden zijn de
volgende:
Mensen met een fysieke handicap
Mensen met een cognitieve handicap
Mensen met een psychische aandoening
Sociaal kwetsbare mensen of dakloze mensen
Mensen met onvoldoende digitale vaardigheden
Mensen met taalproblemen
Mensen met extreme gevallen van dyslexie
Met betrekking tot de digitale brievenbus zijn de regels anders. Sommige burgers kunnen
een ontheffing voor (maximaal) twee jaar krijgen voor het gebruik van de digitale
brievenbus, wanneer ze voldoen aan een aantal criteria zoals:
Cognitieve handicap in het geval dat deze handicap de burger verhindert om
zijn/haar mail digitaal te ontvangen.
Fysieke handicap in het geval dat deze handicap de burger verhindert om zijn/haar
mail digitaal te ontvangen.
Geen toegang tot een computer met internetconnectie bij de burger thuis.
De burger staat geregistreerd als niet langer woonachtig in Denemarken.
Taalproblemen
Praktische problemen met het verkrijgen van een NemID.
De burger leeft in een gebied met beperkte toegang tot breedband(internet).
4.5 Kenmerken van de aanpak van de Deense overheid
Denemarken is een voorloper wat betreft e-overheiddienstverlening. Er is een ver
ontwikkelde digitale infrastructuur, de digitalisering van verschillende overheidsdiensten is
op poten gezet en de bevolking lijkt het nieuwe regime (in grote mate) te omarmen. De
aanpak door de Deense overheid laat zich door een aantal zaken kenmerken.
Politieke overeenstemming
Binnen de Deense politiek heerst een groot draagvlak voor het digitaliseren van de
overheid. De argumenten voor de digitalisering worden helder uiteengezet en worden
breed gedragen. Deze eensgezindheid is een goede basis voor (interdepartementale)
samenwerking en het vaststellen van een allocatie van middelen. De e-government
strategy 2011-2015 is een resultaat hiervan.
Er is één centraal overheidsportaal ontwikkeld, waarbij het ministerie van Financiën
bijdrages aan dit portaal collecteert bij lokale, regionale, en nationale overheden. Het is
hiermee een ‘voor-iedereen-door-iedereen’-benadering.
Eén partij verantwoordelijk gesteld voor de implementatie van de e-
overheidstrategie
De politieke overeenstemming heeft mede geleid tot het oprichten van één organisatie die
de strategie ten uitvoer brengt. Doordat de (eind)verantwoordelijkheid bij één partij ligt is
er geen situatie ontstaan waarin verschillende partijen elkaar aankijken, niemand
verantwoordelijkheid durft, kan, of wil nemen, en waardoor inertie kan ontstaan. Daarbij
leidt het tot een integrale benadering van de strategie, en kunnen activiteiten beter
gecoördineerd worden.
Dialogic innovatie ● interactie 42
Een directieve benadering
De Deense overheid heeft een directieve benadering gekozen; digitale
overheidsdienstverlening wordt (in waves) verplicht gesteld. De verplichtstelling lijkt de
ontwikkeling en adoptie te versnellen. Er lijkt relatief weinig weerstand te bestaan tegen de
digitalisering.
Autonomie bij gemeenten
De gemeenten kennen een hoge mate van autonomie. Op landelijk niveau wordt
bijvoorbeeld vastgesteld dat ondersteuning en de mogelijkheid tot ontheffingen vereist is
(i.e. karakter van richtlijnen), maar hoe deze zaken worden ingekleed is de
verantwoordelijkheid en taak van de gemeenten.
Evaluatie
Er heeft een evaluatie plaatsgevonden over de informatiecampagne m.b.t. de eerste wave.
De resultaten zijn positief met betrekking tot de kennis van burgers over de verplichte
digitalisering en het beeld dat burgers hebben over digitaal communiceren met de publieke
sector.
Wat betreft de hulpstructuur zijn er cijfers die indiceren dat er vooruitgang geboekt wordt.
Dit meet men bijvoorbeeld af aan het aandeel ouderen (65-74-jarigen) dat in 2013 ooit
online is geweest, namelijk 83%, een stijging van 8% ten opzichte van een jaar eerder.
Onder 75-89-jarigen is dit percentage gestegen van 42% in 2012 naar 48% in 2013.
Een overall evaluatie van de hulpstructuur wordt gepland.
De toekomst..
Na het volledig implementeren van de eGovernment strategy 2011-2015 zal er
hoogstwaarschijnlijk een vervolg worden gegeven aan de strategie, maar het is nog niet
duidelijk hoe deze er precies uit zal zien. Er zal in ieder geval een hulpstructuur blijven
bestaan, maar ook is nog niet duidelijk hoe deze er precies in de toekomst uit zal zien.
Dialogic innovatie ● interactie 43
5 Conclusies en aanbevelingen
5.1 Conclusies
Klaar voor de start…?
In dit onderzoek geven we een antwoord op de vraag in hoeverre de burger ‘klaar voor de
start is’ om per 2017 digitaal zaken te doen met de overheid. Op basis van de cijfers
gepresenteerd in hoofdstuk 2 schatten we in dat momenteel minimaal driekwart (75%-
80%) van de burgers digitaal zelfredzaam is. Daarnaast is circa 95% redzaam met
ondersteuning. Er is een kleine groep die (5%) niet digitaal redzaam is. Daarbij dient
opgemerkt te worden dat een groot deel hiervan vermoedelijk ook niet digitaal redzaam zal
worden in de toekomst.
Hoofdstuk 2 behandelt drie determinanten die van invloed zijn op het gebruik van digitale
overheidsdiensten vanuit burgerperspectief (vraagzijde), namelijk ‘weten’, ‘willen’ en
‘kunnen’. In lijn met de beleidkeuze van BZK ligt de focus binnen dit onderzoek op de
groep die ‘wel wil’, maar ‘niet kan’, kortom de digitale zelfredzaamheid van de welwillende
burger.
Burgers die het internet nooit hebben gebruikt, zullen niet bekend en/of vertrouwd raken
met digitale dienstverlening. Zij missen hierdoor de mogelijkheid om gerelateerde
competenties op te bouwen. De randvoorwaarde ‘internettoegang en -gebruik’ speelt nu en
in 2017 een beperkt probleem. Deze groep ‘digibeten’ wordt gekenmerkt door mensen die
doorgaans 45 jaar en ouder zijn, overwegend laagopgeleid zijn, vaker geen werk en / of
een laag inkomen hebben. Op weg naar 2017 verwachten we dat de groep (12-75 jarigen)
die ‘nog nooit internet heeft gebruikt’ verder zal afnemen naar 3,5%.
Om een inschatting te maken van hoe groot de groep is die onvoldoende vaardigheden
bezit om mee te komen in 2017 trekken we lessen uit de trendontwikkeling van een vrij
‘specialistische’ toepassing, namelijk het gebruik van internetbankieren. Volgens onze
inschatting zal 89% van de Nederlandse internetgebruikers (12-75 jarigen) zijn bankzaken
online regelen in 2017. Aangezien hier sprake is van een toepassing in de ‘transactionele
sfeer’ zijn er veel parallellen te trekken met het invullen van formulieren voor de
overheid.56
Verder hebben we kunnen vaststellen dat er circa twaalf miljoen Nederlanders in het bezit
van een DigiD zullen zijn in 2017.57 Omgerekend over de gehele bevolking betreft dit een
groep van ruim 28% die niet in staat is om het volledige digitale dienstenpakket te
gebruiken. We verwachten dat dit een overschatting is van de groep die onvoldoende
digivaardigheden zal hebben in 2017. Het huidige gebruik van digitale diensten als de
Digitale IB-aangifte (Belastingdienst), aanvraag Kinderbijslag (SVB) en de WW-aanvraag
(UWV) kent nu al een zeer hoge afname, namelijk 92%-98%. Een andere reden waarom
deze voorspeller een voorzichtig beeld schetst heeft te maken met het feit dat niet
iedereen een DigiD nodig heeft, dat er tal van digitale overheidsdiensten zijn die geen
56Hierbij dient opgemerkt te worden dat internetbankieren (nu nog) een ander patroon van contactmomenten kent
dan menig burger momenteel heeft met de digitale overheid. Hierdoor zijn gebruikers in staat om een betere
routine op te bouwen. Wij verwachten door het groeiende aantal digitale overheidsdiensten dit verschil in
routinebouw elkaar meer zal benaderen.
57 Gebaseerd op DigiD-cijfers van Logius.
Dialogic innovatie ● interactie 44
digitale identificatie vereisen en dat het digitale dienstenaanbod sterk aan het toenemen is,
immers aanbod schept vraag en routine.
Kortom, klaar voor de start? Hoewel de computer een extra complicerende factor is voor
veel mensen, verwachten we – in lijn met de behandelde Deense casus - dat het digitale
communicatiekanaal op zichzelf geen extra eisen stelt aan kwetsbare groepen als
laaggeletterden en/of mensen met een beperking. Qua inhoud, doel en taalgebruik zou er
geen verschil moeten zijn in het contact wat de overheid heeft met een burger via papier
of het digitale kanaal. De visiebrief van Plasterk doelt onder het motto “digitaal waar
mogelijk, persoonlijk waar het moet” op meer dan enkel het voorkeurskanaal van de
overheid. Hoewel dit geen zuivere tegenstelling betreft58, vormt deze boodschap ook een
vooraankondiging van extra zelfservice dienstverlening. Hier ligt vermoedelijk de grootste
uitdaging voor de burger, omdat deze manier van dienstverlening een beroep doet op zijn
zelfredzaamheid. De problemen die sommige partijen (m.n. belangenorganisaties)
signaleren bij de plannen voor de Digitale Overheid 2017 zijn niet zuiver toe te schrijven
aan digitaal communiceren, immers een digitaal formulier zal qua complexiteit niet
(moeten) verschillen van een papieren formulier. Voor kwetsbare groepen zal altijd
additionele hulp beschikbaar moeten blijven aangezien zij vaak niet zelfstandig van
zelfservice dienstverlening gebruik kunnen maken, niet met de muis en niet met de pen.
Menukaart digivaardigheidsondersteuning
Binnen dit onderzoek hebben we een breed palet aan mogelijkheden van ondersteuning
beschreven welke nu beschikbaar is voor burgers die vastlopen in het digitaal zakendoen
met de overheid. Deze ‘menukaart’ varieert van campagnes, tot cursussen en van digitale
machtigingen tot het meekijken-op-afstand. Veel van de geraadpleegde initiatieven zijn in
de afgelopen 3-5 jaar van start gegaan. Het aanbieden van een computercursus is
vanzelfsprekend geen nieuw fenomeen. Digivaardigheidsbevordering op het gebied van de
e-overheid lijkt volgens onze waarneming wel een betrekkelijke nieuwe ‘niche’ te zijn. We
hebben 3 initiatieven waargenomen die aangeboden worden in de vorm van een cursus en
dit onderwerp centraal stellen, namelijk ‘Werken met de e-overheid’ (Digisterker), ‘De
digitale overheid’ (Computerwijk) en ‘De digitale IB-aangifte’ (SeniorWeb).
Doorgaans mikken de geraadpleegde initiatieven op een generiek publiek. De methode van
werving is zeer bepalend voor de huidige populatie gebruikers van trainingen en cursussen.
Digibeten zijn moeilijk bereikbaar. Hoewel veel cursusmateriaal in ‘Jip en Janneke’ taal en
met instructiefilmpjes wordt aangeboden, zijn er weinig methoden die ‘laaggeletterden’
specifiek als doelgroep bedienen. Verder valt op dat – in lijn met de piramide – geboden
ondersteuning voor het trainen van ‘vaardigheden e-government’ vaak een bepaald
basisniveau vereist. Om deel te nemen aan eerdergenoemde cursussen wordt een bepaald
basisniveau van digivaardigheden gesteld. Hierbij verwacht men van een cursist enige
ervaring met internet.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Doordat veel initiatieven in een opstartfase verkeren, kunnen er beperkt uitspraken gedaan
worden over hun effectiviteit en efficiency. Evaluatie in de vorm van een voor- en nameting
van leeropbrengsten inclusief de ‘mate van activering’ is beperkt voorhanden. In de Klik &
Tik monitor 2012-2013 zien we een lichte toename van gebruik van overheidsdiensten,
bijvoorbeeld ‘Inloggen met DigiD op websites van de overheid’ doet 20% al voor aanvang
van het oefenen met Klik & Tik. Na afloop doet ongeveer 29% dit zelfstandig. Volgens onze
58 Immers, ook digitaal contact zou in theorie persoonlijk kunnen zijn, bijvoorbeeld in het geval van een persoonlijk
bericht of een beeldsessie via videoconferencing.
Dialogic innovatie ● interactie 45
gesprekspartners dragen hun initiatieven zeker bij aan het vergroten van het vertrouwen
van deelnemers, het inspireren (nut en noodzaak) en eerste kennismaking met internet of
zelfs digitale overheidsdienstverlening.
Wij verwachten niet dat hulpzoekers na afloop van de geboden ondersteuning volledig
zelfredzaam zullen zijn. Dit geldt uiteraard voor mensen die anderen machtigen om hun
zaken af te handelen, maar ook voor de meekijkapplicatie van de Dienst Regelingen die
vooral een oplossing biedt voor een urgent probleem (gebruiker loopt vast). De
meekijkapplicatie heeft wel als voordeel dat er beperkte instructie plaatsvindt dankzij de
demonstratie van de call-agent. Ook bij de geraadpleegde cursussen verwachten we een
behoefte aan nazorg. Door het gebruik van eenvoudige voorbeelden laten de
cursusaanbieders een cursist zijn eerste ‘stapjes’ zetten in het digitale domein, goed leren
lopen moet daarna nog worden ontwikkeld. Indien een cursist – met hulp - in een training
zijn DigiD of een Werkmap aanmaakt is het de vraag of hij hiermee vervolgens goed
zelfstandig verder kan (en wil). Blijvende stimulering en ondersteuning lijkt noodzakelijk.
De benodigde hulp heeft dus geen eenmalig karakter.
In het kader van de efficiëntie van geraadpleegde methoden valt op dat men oog heeft
voor het behalen van schaalvoordelen, maar dat dit door het karakter van de digitale
dienst en de manier van kennisoverdracht vaak beperkt mogelijk is. Bij veel oefeningen is
de feedback van docenten een pré, daarnaast wordt de kleinschalige en klassikale aanpak
gewaardeerd. Inefficiëntie ontstaat ook door de ‘variëteit’ aan MijnOmgevingen. Hierdoor is
het voor aanbieders van ondersteuning in de praktijk meer werk om instrumenten op maat
te maken en te beheren. Efficiëntie wordt wel behaald doordat men lessen probeert te
trekken uit eerdere hulpvragen en die te vertalen in FAQ’s (o.a. Makkelijke Website van de
SVB) om herhaalvragen te voorkomen. Verder zien we samenwerking tussen de publieke
en private sector (m.n. banken, internetproviders) bij campagnes. Deze vorm van
ondersteuning zorgt vaak voor een groot bereik, zeker wanneer de deelnemende
organisaties op hun eigen website de campagne promoten. Ook bij de Klik & Tik cursus ‘het
internet op’ zien we dat bij de helft van de cursisten door het UWV wordt verwezen naar de
bibliotheek om daar aan de slag te gaan met het oefenprogramma.
Tot slot, ondanks de beperkt aantoonbare doeltreffendheid en doelmatigheid van de
geraadpleegde methoden, behandelen we in Hoofdstuk 3 enkele mechanismen die veel
methoden bewust of onbewust als ontwerpprincipe lijken te omarmen. Deze sleutelfactoren
(mechanismen) die bepalend zijn voor het succes achter de geraadpleegde methoden zijn:
1. Gezamenlijk vangnet;
2. Landelijke slagkracht met lokale verankering;
3. Klassikaal en kleinschalig;
4. Oog voor privacy en
5. Inspireren en beïnvloeden intentie tot gebruik.
De Deense e-overheid: digitaal tenzij,…
Denemarken is een voorloper wat betreft e-overheiddienstverlening. Er is een ver
ontwikkelde digitale infrastructuur, de digitalisering van verschillende overheidsdiensten is
op poten gezet en de bevolking lijkt het nieuwe regime (in grote mate) te omarmen onder
het motto ‘Digitaal, tenzij’. De Deense overheid heeft een e-overheidstrategie ontwikkeld,
waarin het doel is om (1) van geprinte formulieren en brieven naar digitale communicatie
over te stappen, (2) publieke diensten te moderniseren en optimaliseren en (3) digitale
oplossingen te vinden voor betere samenwerking in de publieke sector.
Dialogic innovatie ● interactie 46
De Deense digitale infrastructuur laat zich kenmerken doordat er een centraal digitaal
overheidsportaal is voor burgers, genaamd ‘borger.dk’. Daarnaast is er een separaat
portaal voor gezondheidszaken, genaamd ‘sundhed.dk’. Er is een overkoepelend inlog-
systeem (NemLogin) ontwikkeld waardoor zonder opnieuw in te loggen naar andere
overheidsdiensten kan worden geswitcht. Het inloggen zelf geschiedt op basis van een
digitaal ID (NemID). De Deense overheid werkt reeds samen met de bancaire sector,
waardoor het mogelijk is om voor internetbankieren in te loggen met NemID.
Belangrijke elementen in het bieden van ondersteuning zijn campagnes,
burgerservicepunten, bibliotheken, een (groot) netwerk binnen de burgermaatschappij, de
helpdesk van borger.dk, machtigingen en ontheffingen.
De aanpak van de Deense overheid laat zich kenmerken door (1) politieke
overeenstemming, (2) het verantwoordelijk stellen van één partij voor de implementatie
van de e-overheidstrategie, (3) een directieve benadering richting de burgers en (4)
autonomie bij de gemeenten.
Samenhang tussen de verschillende onderzoeksvragen
Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom burgers (die wel willen) niet
meekomen in het gebruik van e-overheiddiensten. Redenen voor niet-gebruik kunnen
liggen in het niet-weten, niet-willen, en niet-kunnen. Deze verschillende redenen laten zich
kernmerken door een andere groep burgers, een andere omvang van de groep en andere
oplossingsrichtingen. Zo zijn er bijvoorbeeld maar weinig burgers die geen toegang hebben
tot het internet, is er een grotere groep burgers die te weinig digitale vaardigheden heeft,
en is er weer een andere groep burgers die zich niet bewust is van het bestaan van
bepaalde digitale overheidsdiensten (uiteraard kan er overlap bestaan tussen deze
groepen).
De verschillende redenen voor niet-gebruik zijn op verschillende manieren aan elkaar
gerelateerd. Zo komen intrinsiek gemotiveerde burgers (willers) bijvoorbeeld eerder op
cursussen af (om het te leren kunnen) en zullen zij ook eerder op de hoogte zijn van de e-
overheiddienstmogelijkheden vanwege hun interesse. Burgers die in staat zijn om zaken
digitaal te regelen (kunnen) zullen ze ook eerder bereid zijn dit te doen (willen). Dit zijn
slechts twee interdependenties; er zijn er natuurlijk nog veel meer.
De verschillende redenen voor niet-gebruik van e-overheiddiensten worden met
verschillende methoden getackeld. Zo kunnen de burgers zonder internettoegang
ondersteuning krijgen bij een zelfbedieningsloket in een regiokantoor, kunnen burgers met
(te) weinig digitale vaardigheden geholpen worden met een cursus, en kunnen de burgers
die zich niet bewust zijn van het bestaan van bepaalde e-overheidsdiensten geïnformeerd
worden middels een campagne. Hoewel dit maar enkele voorbeelden zijn, geeft het wel
aan dat het niet (kunnen) gebruiken van e-overheiddiensten en de bijbehorende geschikte
ondersteuningsmethoden afhankelijk zijn van de specifieke context en het specifieke
‘probleem’.
Vanwege deze verschillende doelen en aandachtsgebieden van methoden is het beperkt
mogelijk om de effectiviteit van deze methoden onderling te vergelijken. De
geïdentificeerde methoden zijn namelijk eerder complementair van aard dan dat ze
substituten zijn van elkaar. De methoden gaan geen van allen afzónderlijk Nederland
volledig ondersteunen in de transitie naar een digitale overheid in 2017, maar tezamen
kunnen ze krachtig zijn en een goede hulpstructuur vormen.
Dialogic innovatie ● interactie 47
De filosofie van een hulpstructuur, waarin een breed pallet van ondersteuningsactiviteiten
aanwezig zijn en waar burgers op de goede plek voor ondersteuning terechtkomen, heerst
in Denemarken. Ook in Denemarken zijn er verschillende methoden die aangrijpen op het
willen, weten en kunnen. Zo zijn er onder andere campagnes, cursussen,
burgerservicepunten en helpdesks voor hulp op maat. Het centrale digitale
overheidsportaal borger.dk zorgt ervoor dat de e-overheidsdienstverlening transparanter
wordt (stimuleert weten, willen en kunnen) en dat burgers, wanneer ze ondersteuning
nodig hebben, snel op de juiste plek in de hulpstructuur terechtkomen.
Het directieve karakter van de Deense benadering, waarbij burgers verplicht worden om
bepaalde overheidszaken digitaal af te handelen, heeft impact op het willen, weten, en
kunnen. Door het verplicht stellen worden burgers over de streep getrokken om het te
gaan gebruiken (willen), worden burgers hier meer mee geconfronteerd (weten), en zullen
ze eerder ‘leren’ om gebruik te maken van de digitale dienstverlening (kunnen), omdat ze
er simpelweg mee aan de gang moeten en hiermee een leerproces in gang zetten. Het
‘forceren’ van burgers zou echter wel weerstand op kunnen roepen; een weerstand die in
de Deense context tot zover relatief klein gebleken is.
Samengevat heersen er onder verschillende burgers verschillende ‘deelproblemen’, zijn
hier verschillende oplossingen voor, en ligt de crux in het bij elkaar brengen van deze
twee. Uit gesprekken met partijen uit het veld blijkt dat de hulp vrijwel altijd aanwezig is,
maar dat het soms moeilijk is om de ondersteuning behoevende burger en de
ondersteuning bij elkaar te brengen. Hiervoor lijkt een goed functionerende hulpstructuur
de sleutel.
5.2 Suggesties voor vervolgonderzoek
In deze paragraaf bespreken we enkele suggesties voor vervolgonderzoek die niet
geadresseerd konden worden binnen de randvoorwaarden van voorliggende studie. Deze
suggesties hangen samen met het meten van digitale vaardigheden dan wel een evaluatie
van de hulpportfolio die nu geboden wordt door aanbieders van ondersteuning.
Om antwoord te geven op onze eerste onderzoeksvraag, namelijk hoe groot is de groep die
‘wel wil maar niet kan’ digitaal meekomen, is gebruik gemaakt van bestaand
onderzoeksmateriaal59. Veel van de geraadpleegde studies brengen via een zelfbeoordeling
gebruik of ‘intentie tot gebruik’ van toepassingen of diensten in kaart. Hoewel de bundeling
van deze onderzoeksresultaten een waardevolle indicatie biedt, is dit nog geen garantie
voor succesvol gebruik (doelrealisatie). Een ander ‘nadeel’ van gebruikscijfers ligt in het
feit dat ze een vertekend beeld kunnen geven doordat een deel van de ‘gebruikers’
vermoedelijk hulp heeft gehad heeft bij hun handelingen. Een ander manco is dat de
vraagstelling (bijv. “heeft u ooit de volgende online activiteit ondernomen”) van de
geraadpleegde studies vaak geen rekening houdt met de intensiteit van gebruik waardoor
moeilijk bepaald kan worden of er sprake zou kunnen zijn van routineopbouw. Idealiter,
voor het betrouwbaar meten van digitale vaardigheden pleiten we voor een experiment
met (zoek)opdrachten in een ‘laboratorium setting’ waarbij gebruikers veelvoorkomende
digitale handelingen moeten verrichten. Deze methode van onderzoek is uiteraard meer
arbeidsintensief dan het afnemen van een (online) vragenlijst. Daarnaast brengt deze
methode vanwege de doorgaans kleine schaal van meten extra uitdagingen (en kosten)
met zich mee in termen van representativiteit.
59 Doordat we geen beschikking hadden over achterliggende brondata was het niet mogelijk om de exacte overlap te
bepalen tussen ‘willen’ en ‘kunnen’.
Dialogic innovatie ● interactie 48
Naast de inzet van een andere onderzoeksmethodiek voor het meten van digitale
vaardigheden, pleiten we voor vervolgonderzoek aan de kant van aanbieders van
ondersteuning. Uit enkele gesprekken met digitale dienstverleners (o.a. Belastingdienst en
Logius) kwam naar voren dat men via (interne) lopende onderzoeken naar manieren zoekt
om de geboden hulp verder te professionaliseren door een betere inschatting te maken van
achtergrondkenmerken van hulpvragers. Hierbij spelen vragen als “wie stelt de hulpvraag
bij de helpdesk” en “hoe zelfredzaam zijn onze klanten”.
Een vervolgstap hierop ligt ons inziens in een nadere analyse van de koppeling tussen
beschikbare hulp en de afnemers daarvan: “Welke hulp slaat aan bij welke type burger?”,
en “Welke gebruikersbehoefte wordt daarmee gediend?”. Via een uitgebreide
aanbodevaluatie per aanbieder van ondersteuning (uitvoeringsorganisaties,
cursusaanbieders, etc.) ontstaat een beter zicht op diens beschikbare hulpportfolio: “Onder
welke omstandigheden komt de geboden hulp het beste tot zijn recht?”, “In welke
hulpbehoefte wordt nog niet voorzien?”, “Op welke terreinen kan er (nog meer)
samenwerking worden gezocht met andere aanbieders?”.
Hulp heeft vaak geen eenmalig karakter, waardoor een opvolgstrategie gewenst is. Hoe
kan deze worden ingericht vanuit een gebruikersperspectief? Welke behoefte aan hulp
heeft een bezoeker van een inloopspreekuur, nadien? Voor welke burgers is het volgen van
een introductiecursus ‘Digitaal zakendoen met de overheid’ afdoende en welke burgers
hebben juist behoefte aan regelmatige bijscholing? Een meting onder cursisten die reeds
een introductiecursus ‘Digitaal Zakendoen met de Overheid’ hebben afgerond kan daarbij
een startpunt zijn.
5.3 Aanbevelingen voor beleidsmakers
Alle gesprekspartners geven aan dat het een utopie is om te denken dat alle burgers
(100%) zullen overschakelen. Een deel ‘kan’ of ‘wil’ zichzelf online niet redden. Voor deze
groep zal er altijd een alternatief geboden moeten worden in de vorm van een
loketmedewerker of andere hulp.
De geraadpleegde gesprekspartners hebben diverse aanbevelingen aangereikt voor de
inrichting van toekomstig flankerend beleid alsmede suggesties voor herinrichting van het
bestaande digitale kanaal. De aanbevelingen hebben betrekking op:
1. Vangnet: coördinatie en uniformiteit;
2. Communicatie: activering en vertrouwen;
3. Opschalen: werk aan de winkel!
Vangnet: coördinatie en uniformiteit
In lijn met de succesfactor beschreven in Hoofdstuk 4, noemen veel gesprekspartners de
wens om een gezamenlijk vangnet in te richten voor diegene die nadelige consequenties
ondervinden van de invoering van de Digitale Overheid 2017. De gesprekspartners missen
momenteel coördinatie van de geboden hulp en pleiten voor samenwerking, met name op
het gebied van herkennen en doorverwijzen van niet-zelfredzamen. Men onderkent dat het
een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van digitale dienstverleners en aanbieders van
ondersteuning.
Een eerste stap voor deze coördinatie kan het (opnieuw) instellen zijn van het
interdepartementaal overleg tussen de verschillende ministeries. Diverse gesprekspartners
zien het ministerie van BZK zowel als nieuwkomer als een van de ‘probleemeigenaren’ van
het dossier rondom digitale vaardigheden. Naast het feit dat de plannen voor de Digitale
Overheid 2017 een beroep doen op de burger is het nadrukkelijk een gezamenlijke
Dialogic innovatie ● interactie 49
uitdaging voor de verschillende ministeries, hun uitvoeringsorganisaties en lokale
overheden om de burger het recht te bieden om digitaal zaken te doen. Elk van deze
ministeries hebben momenteel eigen ondersteuningsactiviteiten gericht op ‘weten, willen
en kunnen’. Het aan elkaar knopen en formaliseren van deze hulpstructuur ziet men als
een cruciale stap.
Andere aanbevelingen hangen samen met de wens voor meer uniformiteit van het digitale
kanaal. Naar Deens voorbeeld schept het samenbrengen van alle digitale diensten onder
één dak (portaal) alsmede een centrale helpdesk al veel duidelijkheid voor de burger, aldus
enkele gesprekspartners. De keerzijde van het huidige ‘laissez faire’ beleid is een extra
inspanning bij het ontwerpen van ondersteuning (bijv. cursus, handleiding,
meekijkapplicatie etc.) door de variëteit aan MijnOmgevingen (in het bijzonder bij
gemeentes). Voor sommige burgers is een kleine wijziging in het ontwerp (bijv.
verplaatsen navigatieknoppen in e-formulier) al problematisch, laat staan het leren werken
met verschillende MijnOmgevingen.
In het kader van uniformiteit (en schaalvoordelen) noemen gesprekspartners ook diverse
suggesties voor het opzetten van gezamenlijke faciliteiten. Een daarvan is een verwijsindex
met gecertificeerde cursusaanbieders zodat de kwaliteit van de geboden ondersteuning
gewaarborgd is en duidelijk is waar niet-zelfredzamen naar doorverwezen kunnen worden.
Een enkele gesprekspartner gaat verder en wil een gedeeld cursusaanbod via een online
platform. Anderen zouden graag willen dat hulpmaterialen voor gemeentes, zoals
generieke instructiefilmpjes aan Nederlandse gemeentes voor veel voorkomende ‘digitale’
handelingen (vergelijk proef thuisbezorgen reisdocumenten) beschikbaar worden gesteld.
Daarnaast ondervinden gemeentes praktische drempels doordat veel uittreksels niet
digitaal mogen worden verstrekt doordat wetgeving dit belemmert. Verder opteren diverse
gesprekspartners voor een gezamenlijk meetinstrument zodat leercentra op een zelfde
manier de prestaties van hun cursisten kunnen bepalen en eventueel onderling
vergelijkbaar zijn.
Communicatie: activering en vertrouwen
De vraag naar cursussen om ‘digitaal zaken te doen met de overheid’ is volgens enkele
gesprekspartners vooralsnog beperkt. Enerzijds kan dit verklaard worden doordat sommige
mensen ‘onbewust onbekwaam’ zijn, of niet overtuigd zijn van nut en noodzaak van
bijscholing (latente behoefte), dan wel mensen niet op hoogte zijn dat er hulp beschikbaar
is. Veel communicatie over de digitale overheid richt zich momenteel op een tussenlaag
van professionals, aldus enkele gesprekspartners. Voorbeelden die men hierbij noemt zijn
de portals Rijksoverheid.nl en Overheid.nl die volgens hen qua geboden informatie (bijv.
Staatscourant of wetsartikelen) en taligheid niet aansluiten bij de behoefte en het niveau
van de gemiddelde burger. Daarnaast is er ook nog de portal MijnOverheid.nl. Voor de
burger die opzoek is naar een antwoord is niet duidelijk wat het verschil60 is tussen de
verschillende portalen en welke overheid zij moeten aanspreken voor hun vraagstukken /
levensgebeurtenissen. Ook op dit punt worden de Denen geprezen met hun centrale
Borger.dk door enkele gesprekspartners.
60 Rijksoverheid.nl: informatie over de wet en regelgeving van de rijksoverheid (ministeries en de regering). Voor
informatie van uitvoeringsorganisaties of de lokale overheid kan men hier dus niet terecht. Overheid.nl: wegwijzer
naar informatie en diensten van alle overheden, vooral relevant voor professionals (bijv. Staatscourantarchief).
MijnOverheid.nl: relevant voor burgers, echter vooralsnog zijn enkele een beperkt aantal uitvoeringsorganisaties
(o.a. SVB) aangehaakt. Aanbod op MijnOvehied.nl blijft nog beperkt tot gebruik van persoonlijke Berichtenbox,
lopende zaken en persoonlijke gegevens. Er is momenteel sprake van 1-richtingsverkeer.
Dialogic innovatie ● interactie 50
De geraadpleegde cursusaanbieders zijn doorgaans non-profit instellingen met een klein PR
budget. Deze gesprekspartners pleitten dan ook voor (voortzetting) van gezamenlijke
landelijke campagnes (ter vervanging van Postbus 51) waarbij de burger geattendeerd
wordt op het feit dat hij in actie moet komen en waar hij terecht kan voor hulp. Een andere
belangrijke boodschap die de rijksoverheid moet blijven communiceren is het ‘vertrouwen’
in het digitale kanaal, aldus menig gesprekspartner. Naast te nemen
veiligheidsmaatregelen kan burgerlijke ongerustheid weggenomen worden door heldere
feitelijke informatie.
Qua route pleitten veel gesprekspartners naast landelijke campagnes ook voor intensievere
samenwerking met gemeentes. Met name doelgroepen als digibeten en laaggeletterden
zijn lastig bereikbaar of weten vaak zelf niet dat ze doelgroep zijn. Een brief vanuit
gemeentes onder het motto ‘Bent u of kent u een digibeet?’ met een duidelijke verwijzing
naar hulp zou een waardevolle stap zijn, aldus diverse gesprekspartners.
Opschaling: werk aan de winkel!
Wanneer we kijken naar de behandelde cases in hoofdstuk 3 concluderen we dat alle vijf
de methoden zich lenen zijn voor verdere opschaling. De twee vormen van overige
ondersteuning ‘machtigen’ en de ‘Meekijkapplicatie’ zijn naar verwachting (kostenefficiënt)
snel te implementeren voor digitale dienstverleners. Uit diverse gesprekken (m.n.
uitvoeringsorganisaties) blijkt dat de mogelijkheid tot het verlenen van digitale
machtigingen een krachtig middel is voor mensen die niet digitaal zelfredzaam zijn. Hoewel
dit implementatiekosten met zich meebrengt voor digitale dienstverleners is deze methode
goed opschaalbaar richting anderen die deze hulp willen faciliteren. De behandelde
methode van de Meekijk-applicatie is ook makkelijk ‘kopieerbaar’ voor andere
dienstverleners die naast hulp aan de telefoon hun klanten ‘visueel’ op weg willen helpen in
hun aanvraag. Na een training van het telefoonteam kan dit snel worden uitgerold binnen
een organisatie. In feite betreft dit een methode die qua functionaliteit eenvoudiger is dan
veel consumenten nu al voor privédoeleinden gebruiken om anderen te assisteren dan wel
apparaten op afstand te besturen.
In het kader van de transitie naar de Digitale Overheid 2017 rijst de vraag of de huidige
capaciteit en het huidige cursusaanbod van aanbieders voldoende is. De initiatiefnemers
hiervan zijn druk met verdere landelijke opschaling, maar dat verloopt langzaam door een
gebrek aan middelen en een duidelijke aanspreekpunt binnen gemeentes. Wat opvalt is dat
de geraadpleegde cursusaanbieders op lokale schaal kleine aantallen cursisten bedienen en
doorgaans geen landelijke dekking hebben. Diverse gesprekspartners geven aan dat de
huidige capaciteit van cursuslocaties en de frequentie van cursussen niet voldoende is om
de gesignaleerde groep ‘niet-zelfredzamen’ volledig te bedienen.
Het huidige aanbod biedt vooral introductiecursussen die een cursist laten kennismaken
met internet of digitaal zakendoen met de e-overheid. Dit is waardevol om een gebruiker
te leren omgaan met veelvoorkomende handelingen als ‘authenticatie DigiD’ of ‘raadplegen
berichtenbox op MijnOverheid’. We voorzien echter een behoefte aan vervolgcursussen die
dieper in gaat op specifieke digitale diensten (modules), zeker wanneer meer
overheidsdiensten digitaal beschikbaar worden gesteld. Dit vraagt om een nauwe
samenwerking tussen digitale dienstverlener en aanbieder van cursussen. Kortom, werk
aan de winkel!
Dialogic innovatie ● interactie 51
Annex A: gesprekspartners
Tabel A1 Overzicht geraadpleegde gesprekspartners
Gesprekspartner Nationaliteit Organisatie
Christine Clement NL Stichting Lezen & Schrijven
Daan Korte NL ministerie van Financiën
Edo Plantinga NL Logius
Elisabeth Weinberger NL SeniorWeb
Erik Blaauw NL Dienst Regelingen
Fifi Schwarz NL Computerwijk
Fransje Verheij NL Sociale Verzekeringsbank (SVB)
Hans Flick NL UWV
Heleen Kist-Ramselaar NL ECP
Inge Groeneveld NL Belastingdienst
Laurianne Kwakernaat NL Gemeente Molenwaard
Luc Boss NL Sociale Verzekeringsbank (SVB)
Maaike Toonen NL Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB)
Maja Bjerregaard Have DK 1881 / Agency for Digitisation
Michel Samsom NL Nederlandse Vereniging van Banken (NVB)
Mirjam van Midden NL UWV
Muriel Nassenstein NL UWV
Piet Boekhoudt NL Digisterker / Novay
Raquel Wanrooij NL SeniorWeb
Tine Munch Pedersen DK Agency for Digitisation
Wil Pieneman NL Dienst Regelingen
Willeke van Dijk NL Gemeente Molenwaard
Dialogic innovatie ● interactie 52
Annex B: geraadpleegde literatuur
Agency for Digitisation (2013), kengetallen gebruik Borger.dk en 1881. Verstrekt door
gesprekspartner: september 2013.
Belastingdienst (2013), kengetallen digitale belastingaangifte. Verstrekt door
gesprekspartner: augustus 2013.
Boekhoudt, P. & Ebbers, W. (2012), Elektronische overheid niet voor alle burgers
eenvoudig. In: inGovernment, juni 2012, blz.30-31.
Bommeljé, Y. & P.A. Keur (2013), De burger kan het niet alleen. PBLQ ZENC.
Boom, G. van den, B. de Jongh & M. Bokelaar (2013), Benchmark ‘Digitale
Dienstverlening 2012, Ernst & Young.
Boss, L. (2012), Review e-dienstverlening: groei digitale aanvragen Kinderbijslag en
AOW. SVB.
CBS Statline (2013a), ICT gebruik van personen naar persoonskenmerken.
Geraadpleegd: augustus 2013.
CBS (2013b), ICT, Kennis & Economie 2013.
CBS Statline (2013c), Gezondheid, aandoeningen, beperkingen; leeftijd en geslacht.
Geraadpleegd: augustus 2013.
Collis (2012), Onderzoek veiligheid diensten in de Digitale Agenda.nl, Leiden: Collis.
Deursen, A.J.A.M. van & Dijk, J.A.G.M. van (2010), Internet Skills and the digital
divide, Sagepub.
Deursen, A.J.A.M. van & Dijk, J.A.G.M. van (2011), Rethinking Internet Skills, Elsevier
Deursen, A.J.A.M. van & Dijk, J.A.G.M. van (2012), Trendrapport internetgebruik 2012.
Universiteit Twente.
Dienst Regelingen (2013), Schermafbeelding Gecombineerde Opgave. Bron: website
www.dienst-regelingen.nl, geraadpleegd in augustus 2013.
Digisterker (2013), Overzicht modules Digisterker – cursus Werken met de e-overheid.
Bron: website www.digisterker.nl, geraadpleegd in augustus 2013.
Duimel, M. & M. Notenboom (2010), Digibyte, digibabe, digibeet. Digivaardig &
Digibewust.
ETV.nl (2013), Schermafbeelding oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’. Bron:
website www.oefenen.nl, geraadpleegd in augustus 2013.
Eurostat (2013a), GDP and main components – current prices. Geraadpleegd: augustus
2013.
Eurostat (2013b), Households with broadband access by NUTS 2 regions.
Geraadpleegd: augustus 2013.
Eurostat (2013c), E-skills of individuals. Geraadpleegd: augustus 2013.
Eurostat (2013d), Persons with upper secondary or tertiary education attainment by
age and sex. Geraadpleegd: augustus 2013.
Eurostat (2013e), People by age group. Geraadpleegd: augustus 2013.
Fourage, D. W.Houtkoop & R. van der Velden (2011), Laaggeletterdheid in Nederland.
ECBO 2011.
Gillebaard, H, S. Smit, A. Vankan, T. Klok, E. Veens & C.J. Jager (2013), Kennispositie
van Mediawijsheid Competenties: inventarisatie onderzoek 2005 – heden. In opdracht
van Mediawijzer.net.
Lelij, B. van der & J. Otten (2013), Hoe beleven de burgers de iSamenleving?.
Motivaction.
Logius (2013a). Kengetallen DigiD. Verstrekt door gesprekspartner: augustus 2013.
Logius (2013b). Schermafbeelding DigiD machtiging. Website: www.digid.nl
geraadpleegd in augustus 2013.
Dialogic innovatie ● interactie 53
Mediawijzer.net (2012), 10-Mediawijsheidcompetenties. Zoetermeer.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013), Visiebrief Digitale
Overheid 2017, Den Haag.
Ministerie van Economische Zaken (2013), Goed Geregeld, een verantwoorde
vermindering van regeldruk 2012-2017, Den Haag.
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2011), Digitale Agenda.nl
- ICT voor innovatie en economische groei, Den Haag.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2013), Kamervragen van het lid
Karabulut (SP) over de resultaten van het onderzoek van FNV naar het functioneren
van Werk.nl, 2013-0000111681, Den Haag.
Novay (2011), E-loket op 1, signaleren en doorverwijzen. In opdracht van Digivaardig
& Digibewust. Enschede.
Rens, C. van, Oomens, S., Van Kessel, N. (2012), Toegankelijkheid van de e-
dienstverlening WW van UWV. ITS.
Smit, S. (2012), Meetinstrument Klik & Tik in bibliotheken. In opdracht van SIOB.
Smit, S. (2012), van Kickstart tot cursus, In opdracht van SIOB.
Smit, S. (2013), Monitor Klik & Tik in bibliotheken 2012- 2013, in opdracht van SIOB.
Stichting Lezen & Schrijven (2013). Website www. lezenenschrijven.nl geraadpleegd in
augustus 2013.
The Danish Government, Danish Regions, Local Government Denmark (2011),
eGovernment Strategy 2011-2015.
UWV (2013), kengetallen digitale WW-aanvraag. Verstrekt door gesprekspartner:
augustus 2013
VVD & PVDA (2012), Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’, Den Haag.
Dialogic innovatie ● interactie 54
Annex C: achtergrond en cijfers
C1 – Typologie ‘willen’ en ‘kunnen’
Het ministerie van BZK onderscheidt vier typen burgers:
Burgers die wel willen en wel kunnen. Deze mensen zullen in staat zijn/worden om
zelfstandig hun zaken met de overheid digitaal af te handelen.
Burgers die niet willen en wel kunnen. Voor deze groep worden geen additionele
inspanningen verricht.
Burgers die niet kunnen en niet willen. Zoals het ministerie van BZK zelf ook
aangeeft, zullen sommige mensen nooit in staat zijn om zaken met de overheid
digitaal af te handelen en heeft een deel van deze mensen in de huidige situatie
ook al ondersteuning nodig. Voor deze groep moet er altijd een alternatief zijn,
zoals hulp per telefoon, aan de balie of via een mentor/curator die de zaken
behartigt.
Burgers die niet kunnen maar wel willen. Deze groep bezit doorgaans wel een
zekere mate van basisvaardigheden, maar hebben een extra zetje in de rug nodig
om de digitale route te nemen. Ondersteuning voor deze groep kan zich
bijvoorbeeld vertalen in een cursus of training, maar kan ook innovatievere vormen
aannemen zoals de digitale zelfhulpgroep in Enschede. Onder ‘niet kunnen’
verstaan we ook de burgers die zelf niet de beschikking hebben over de middelen
om overheidszaken digitaal af te handelen. Dit kunnen mensen zijn die geen
beschikking hebben over een computer en/of het internet. Hier kunnen financiële
oorzaken aan ten grondslag liggen, maar ook infrastructurele oorzaken zoals het
ontbreken van fysieke internettoegang (in bijvoorbeeld buitengebieden), en
tijdelijke restricties (bijv. tijdens een verhuizing geen internettoegang).
In onderstaand figuur worden deze type burgers schematisch weergegeven. Het onderzoek
richt zich met name op de (groene) groep mensen die het wel willen maar (nog) niet
kunnen.
Figuur C1 Vier typen burgers bij het gebruik van digitale overheidsdienstverlening
Kunnen
Wille
n
JaNee
Nee
Ja
Bij deze groep wordt geen probleem
verwacht.
Voor deze groep worden geen additionele
inspanningen verricht.
Sommige mensen zullen nooit in staat zijn
om zaken met de overheid digitaal af te handelen. Voor deze groep moet er altijd een alternatief zijn.
Deze groep behoeft ondersteuning voor de
ontwikkeling van digitale vaardigheden.
Dialogic innovatie ● interactie 55
C2 – Typologie digitale vaardigheden
Er bestaan verschillende indelingen op het gebied van digitale vaardigheden. Een aantal
bekende benaderingen (niet uitputtend) zijn de volgende:
- De Universiteit Twente (2012) hanteert een indeling met operationele
vaardigheden, formele vaardigheden, informatievaardigheden, strategische
vaardigheden en sinds kort ook communicatievaardigheden.
- De Europese Commissie maakt onderscheid tussen ‘Digital literacy’
(achterstandsgroepen), ICT user skills (eindgebruikers), ‘e-Business skills’
(beroepsbevolking) en ‘ICT-practitioner skills’ (ICT-professionals). Onder e-
skills verstaat zij alle vaardigheden die nodig zijn om met ICT-hulpmiddelen om
te kunnen gaan, zowel voor de eigen professie als voor privédoeleinden.
- Digivaardig & Digibewust heeft de vaardigheden van de Universiteit Twente
geconceptualiseerd in een piramide waarin deze vaardigheden worden
gekoppeld aan de ‘e-Skills’ indeling van de Europese Commissie.
Figuur C2 Piramide van Digitale Vaardigheden. Bron: Digivaardig & Digiveilig in Van Deursen & Van
Dijk, 2012)
- Het CBS (2013b) maakt onderscheidt in vier categorieën internetvaardigheden
om personen te classificeren in geen (0 activiteiten), weinig (1-3 activiteiten),
doorsnee (4-5 activiteiten) of veel vaardigheden (6-8 vaardigheden). Om dit te
kunnen vaststellen hebben de onderzoekers mensen in 2012 gevraagd naar
activiteiten die zij (ooit) al eens hebben uitgevoerd op internet, namelijk:
o een zoekmachine gebruiken om informatie te vinden,
o een e-mail sturen met bijgevoegde documenten,
o berichten achterlaten op chatrooms, nieuwsgroepen of discussiefora,
o internet gebruiken om te telefoneren, bijvoorbeeld via Skype,
o een webpagina ontwerpen,
o mappen delen om muziek of films uit te wisselen,
o tekst, spelletjes, afbeeldingen, films of muziek op websites zetten, bijvoorbeeld
o op sociale netwerkpagina’s zoals Hyves, Facebook of Twitter,
o veiligheidsinstellingen veranderen van internetbrowsers.
Dialogic innovatie ● interactie 56
- Mediawijzer.net (2012) heeft met haar partners het Mediawijsheid
competentiemodel ontwikkeld waar 10 competenties zijn verdeeld over 4
competentiegroepen, namelijk begrip, gebruik, communicatie en strategie.
Deze competenties zijn nodig om actief en bewust deel te nemen aan de
gemedialiseerde samenleving. Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan de
werking van media (hoe gemaakt, hoe kleuren ze werkelijkheid).
De kern is hier dat men genoeg digitale vaardigheden bezit, opdat het digitale karakter van
de dienstverlening geen belemmering vormt voor het gebruik hiervan. Om de complexiteit
van het conceptuele model te reduceren hebben we de vaardigheden in Hoofdstuk 2
samengevat onder ‘digitale vaardigheden’ en ‘vaardigheden e-government’. Onder
‘vaardigheden e-government’ verstaan we specifieke vaardigheden die gekoppeld zijn aan
het gebruik van een specifieke e-overheidsdienst zoals het kunnen werken met de
‘Werkmap’ van het UWV of het correct digitaal indienen van de belastingaangifte.
C3 – achtergrondcijfers bij gebruik digitale overheid
Figuur C3 Internetgebruik onder 12-75-jarigen. Bron: CBS, 2013a.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Nooit internet gebruikt
> 1 jaar geleden
3 - <12 mnd geleden
< 3 mnd geleden
Dialogic innovatie ● interactie 57
Tabel C1 Internetgebruik onder 12-75-jarigen in 2012. Bron: CBS, 2013a.
Tabel C2 Redenen voor het niet-gebruik van internet, 2012. Bron: CBS, 2013a.
< 3 mnd
geleden
3 - <12 mnd
geleden
> 1 jaar
geleden
Nooit
internet
gebruikt
Geslacht
Mannen 95 0 1 4
Vrouwen 92 1 1 7
Leeftijd
12 tot 25 jaar 100 0 0 0
25 tot 45 jaar 99 0 0 1
45 tot 65 jaar 91 1 1 6
65 tot 75 jaar 71 1 1 26
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 85 1 1 12
Middelbaar onderwijs 98 0 0 2
Hoger onderwijs 99 0 0 1
Werkstatus
Werkzaam 98 0 0 1
Niet-werkzaam 82 1 2 15
Inkomen
1e (laagste) 20%-groep 86 2 1 11
2e 20%-groep 90 1 1 8
3e 20%-groep 94 0 1 4
4e 20%-groep 97 0 0 2
5e (hoogste) 20%-groep 98 0 0 1
Totaal 93 1 1 5
Elders
internetten
Wil niet,
geen
interesse
Financiële
redenen
Onvoldoende
kennis/fysie
ke beperking
Privacy en
veiligheid
Andere
reden
Geslacht
Mannen 0 3 1 0 0 0
Vrouwen 0 4 1 1 0 1
Leeftijd
12 tot 25 jaar 0 0 0 0 0 0
25 tot 45 jaar 0 1 1 0 0 0
45 tot 65 jaar 1 3 1 1 0 1
65 tot 75 jaar 0 15 2 3 1 2
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 1 7 2 1 1 1
Middelbaar onderwijs 0 1 0 0 0 0
Hoger onderwijs 0 0 0 0 0 0
Werkstatus
Werkzaam 0 1 0 0 0 0
Niet-werkzaam 1 9 2 2 1 1
Inkomen
1e (laagste) 20%-groep 0 7 3 2 1 2
2e 20%-groep 0 5 1 1 1 0
3e 20%-groep 0 2 1 0 0 0
4e 20%-groep 0 1 0 0 0 0
5e (hoogste) 20%-groep 0 1 0 0 0 0
Totaal 0 3 1 1 0 1
Dialogic innovatie ● interactie 58
Tabel C3 Internetvaardigheden 12-75-jarigen. Bron: CBS, 2013b
Tabel C4 Internetvaardigheden 75+. Bron: CBS, 2013b
C4 – Typologie potentiële doelgroepen Digitale Overheid
Motivaction (2013) onderscheidt drie typen burgers in relatie tot de digitale overheid:
1. De ‘bezorgde burgerij’: zij zijn minder digivaardig, maken minder gebruik van
digitale diensten e-overheid en zijn behoudend met het delen van persoonlijke
gegevens. Daarnaast staan ze behoudend in de maatschappij, zijn ze gericht op
gelijkgestemden, hebben ze moeite met veranderingen in de maatschappij, staan
ze minder open voor nieuwe technologie, hechten ze aan geborgenheid,
kleinschaligheid en overzichtelijkheid en staan ze wat afwachtender in het leven en
zijn in mindere mate zelfredzaam.
2. De ‘enthousiaste zelfredzamen’: zij zijn zeer digivaardig, maken vaker gebruik van
digitale diensten e-overheid, zijn minder behoudend met het delen van
persoonlijke gegevens en stellen vaker randvoorwaarden aan e-overheid.
Daarnaast staan ze meer open voor nieuwe ontwikkelingen in de samenleving,
staan ze positiever tegenover nieuwe technologie, bewegen ze makkelijker in
diverse sociale netwerken, hebben ze een pragmatische houding en zijn ze
zelfredzaam en nemen ze graag verantwoordelijkheid.
3. De ‘onverschillige consumenten’: zij zijn zeer digivaardig, maken minder vaak
gebruik van digitale diensten e-overheid, vinden privacy minder belangrijk en
stellen ook minder vaak een privacy-randvoorwaarde aan de e-overheid. Daarnaast
zijn ze consumptie- en vermaakgericht, staan ze tamelijk zorgeloos in het leven,
voelen ze zich minder betrokken bij de samenleving en de overheid, en staan ze
minder open voor maatschappelijke vernieuwingen en nieuwe technologie.
Geen
activiteiten
Weinig (1 tot 4
vaardigheden)
Doorsnee (4 of
5 activiteiten)
Veel (6, 7 of 8
activiteiten)
Geslacht
Mannen 2 40 26 32
Vrouwen 2 50 28 19
Leeftijd
12 tot 25 jaar 1 21 35 43
25 tot 45 jaar 1 37 30 32
45 tot 65 jaar 3 59 23 15
65 tot 75 jaar 7 75 14 4
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 5 49 27 20
Middelbaar onderwijs 2 47 26 24
Hoger onderwijs 0 37 28 35
Totaal 2 45 27 26
Geen
activiteiten
Weinig (1 tot 4
vaardigheden)
Doorsnee (4 of
5 activiteiten)
Veel (6, 7 of 8
activiteiten)
Leeftijd
75+ 23 69 8 1
Dialogic innovatie ● interactie 59
C5 – oorzaken voor niet-gebruik
Op het moment dat de overheid al haar diensten digitaal aanbiedt, stellen burgers
verschillende voorwaarden. Figuur C4 geeft deze voorwaarden schematisch weer. Privacy
en beschikbare (persoonlijke) hulp zijn de belangrijkste voorwaarden.
Figuur C4 In hoeverre zijn deze voorwaarden acceptabel als de overheid voortaan al haar diensten digitaal aanbiedt.
Bron: Motivaction (2013)
Met betrekking tot specifieke digitale gemeente- en Rijksoverheidsdiensten heeft
Motivaction onderzocht hoe het staat met de kennis en het gebruik van deze diensten.
Figuur 5 geeft deze resultaten weer.
Figuur C5 Kennis en gebruik digitale diensten en producten van de gemeente en Rijksoverheid. Bron: Motivaction
(2013)
76%
70%
46%
34%
29%
21%
21%
21%
26%
47%
59%
48%
55%
55%
2%
4%
6%
8%
24%
23%
24%
Mijn privacy gewaarborgd is
Als ik zeker weet dat er veilig met mijn persoonlijkegegevens wordt omgegaan
Als de mogelijkheid om persoonlijk contact te hebben,blijft voortbestaan
Als de mogelijkheid bestaat om daar hulp/advies vande overheid bij te krijgen
Als bepaalde zaken bv aangifte belastingen ook oppapier mogelijk blijven
Door het aanbieden van gratis cursusssen aan burgersdie geen of weinig computer- of internetervaring
hebben
Door aan minder vermogende burgers gratisinternettoegang te bieden
Noodzakelijke voorwaarde Fijn als het kan Maakt mij niet uit
46%
25%
20%
19%
13%
28%
32%
27%
27%
28%
17%
28%
22%
28%
25%
5%
9%
21%
19%
25%
4%
6%
10%
7%
9%
Website van de gemeente
E-mail sturen naar de gemeente
Online afspraak maken met ambtenaar
Online een melding maken
Online een product aanvragen
Gemeentediensten
Ik heb er al gebruik van gemaakt
Ken ik wel en ik wil er eventueel gebruik van maken
Ken ik wel maar ik maak er geen gebruik van
Ken ik niet maar ik wil er eventueel wel gebruik van maken
Ken ik niet en ik wil er ook geen gebruik van maken
59%
36%
17%
16%
11%
14%
13%
10%
5%
12%
17%
30%
43%
30%
34%
4%
10%
13%
8%
19%
7%
10%
17%
42%
24%
Belastingdienst.nl
Online aanvragen van een (huur/zorg) toeslag
UWV.nl
Mijn DUO
Mijn SVB
Rijksoverheid
Ik heb er al gebruik van gemaakt
Ken ik wel en ik wil er eventueel gebruik van maken
Ken ik wel maar ik maak er geen gebruik van
Ken ik niet maar ik wil er eventueel wel gebruik van maken
Ken ik niet en ik wil er ook geen gebruik van maken
Dialogic innovatie ● interactie 60
Sommige burgers willen überhaupt internet niet gebruiken. In het Trendrapport
Internetgebruik 2012 worden de redenen om het internet niet te willen gebruiken in meer
detail uitgelicht. Onderstaande figuur geeft de opgevoerde redenen weer.
Figuur C6 Redenen voor geen internet, % van mensen die nooit internet hebben gebruikt. Bron:
Universiteit Twente (2012), Trendrapport Internetgebruik 2012
C6 – Kanaalsturing SVB
AKW: in oktober 2009 is SVB gestopt met het verzenden van het aanvraagformulier
Kinderbijslag. Dit heeft geleid tot een stijging van het aantal via internet ingediende
aanvragen van 39% naar 95% in 2012.
AOW: in juni 2011 is SVB gestopt met het verzenden van het aanvraagformulier AOW. Dit
heeft geleid tot een stijging van het aantal via internet ingediende aanvragen van 20%
naar 65%
Figuur C7 Groei digitale aanvragen Kinderbijslag en AOW. Bron: SVB (2012), Review e-dienstverlening
47
15
22
26
9
45
12
31
2
44
22 2220
86
53
2 21 1 1 1
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
%
2011
2012
Dialogic innovatie ● interactie 61
Annex D: geraadpleegde methoden
D1 Longlist methoden van ondersteuning Digivaardigheid Burger
Doel
Vorm
Doelgroep
ID
Initiatief
Initatiefnemer
Sinds
Partners
Digivaardigheden basis
Digivaardigheden e-overheid
Randvoorwaardelijk / overig
Camapagne
Cursus / training
Ondersteuning overig
Weten
Kunnen
Willen
Burger
Ondernemer
Loketmedewerker
Generiek
Digibeet
Jongeren
Ouderen
Laaggeletterden
Begeleiding in groep
Zelfstandig online
Persoonlijke begeleiding fysiek
Hulp op afstand online
CA-01
Campagne: Je bent nooit te oud om te leren [Digivaardig]
ECP.nl
2012
KPN, IBM, Microsoft, NVB, NVPI, SIDN, UPC, Ziggo,
HCC, SeniorWeb, St. Lezen en Schrijven, UWV, SIOB,
Rabobank, Google, Sanoma Digital, ABN AMRO en ING.
11
11
11
11
CA-02
Campagne: Door internet blijf je meedoen [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Seniorweb, Plus magazine, RVU, Radio 5 nostalgia, MAX, NTR
11
11
11
CA-03
MediaMasters
Expertisecentrum Mediawijzer.net
2011
Beeld en Geluid, Digibewust, Kids Week, Vodafone, Hyves1
11
11
11
11
CA-04
Campagne Veilig Internetbankieren
NVB
2010
11
11
11
CA-05
Campagne Alert Online Week
NCTV
2012
ECP, VNO-NCW, NVB
11
11
11
1
CU-01
Cursus Werken met de e-overheid [Digisterker]
Novay
2012
Gemeenten,
11
11
11
1
CU-02
Cursus informatievaardigheden
Codename Future
2013
Nieuws in de Klas
11
11
11
CU-03
Cursus Het internet op [Klik & Tik]
ETV.nl
2009
EZ, ECP, SIOB, VOB, stichting Lezen & Schrijven
11
11
11
11
11
1
CU-04
Cursus Samen op 't web [Klik & Tik]
ETV.nl
2009
OCW
11
11
11
11
11
CU-05
Cursus Digitale vaardigheden voor beginners
Volksuniversiteit stedendriehoek
2013
Bibliotheken
11
11
11
1
CU-06
Internet boot camp [Digivaardig]
ECP.nl
2009
EZ
11
11
11
1
CU-07
Cursus Kansrijk Zuidoost
Gemeente Amsterdam
2012
11
11
11
CU-08
Cursus De digitale overheid
Computerwijk
2011
Gemeenten
11
11
11
11
CU-09
Cursus Dubbelklik
Computerwijk
2003
11
11
11
11
CU-10
Maatschappelijke Digistage [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Codename Future, VO-scholen, SIOB, OCW
11
11
11
11
CU-11
Cursus Ontdek Internet [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Seniorweb
11
11
11
11
CU-12
I-coach [Digivaardig]
ECP.nl
2009
ROC's, Youngworks
11
11
11
CU-13
Cursus De Bibliotheek voor ondernemers [Klik & Tik] ETV.nl
2012
SIOB, Cybersoek
11
11
11
CU-14
Handleiding Werk.nl
UWV
-1
11
11
1
CU-15
Cursus Digitale vaardigheden
Noorderpoort
-Gemeenten (o.a. Veendam, Hoogezand, Appingedam)
11
11
1
CU-16
Cursus Digitaal Zelfredzaam
Stichting Gelderse plattelandsvrouwenorganisaties2013
Biblioservice Gelderland, Samenwerkende Bonden van
Ouderen in Gelderland
11
11
11
1
CU-17
Cursus Online Belastingaangifte
SeniorWeb
2005
Belastingdienst
11
11
11
CU-18
Digitale zomercursus
Bibliotheek Oss
2013
11
11
11
O-01
Machtiging DigiD [IB-aangifte]
Belastingdienst
2011
Logius
11
11
11
O-02
Digitaal gemeentehuis | Klantcontactcentrum Bleskensgraaf
Gemeente Molenwaard
2013
11
11
11
O-03
Dienstverlening aan het tuinhek
Manifestgroep en gemeenten
in releaseFNV, VO-scholen en vrijwilligers
11
11
11
11
1
O-04
Meekijk-applicatie [Gecombineerde opgave]
Dienst Regelingen
2008
-1
11
11
11
O-05
PChulp
SeniorWeb
1998
11
11
11
O-06
UWV Webcare Team
UWV
2010
11
11
11
1
O-07
Inloopspreekuur [Klik & Tik]
Bibliotheek Den Haag e.a.
2010
11
11
11
O-08
Inloopmiddag Werk.nl
UWV
2013
11
11
11
O-09
Computerhulp en les aan huis
Student aan Huis
2000
11
11
11
11
O-10
Co-Browsing
UWV
in release
11
11
11
O-11
DQ Test (zelftest) [Digivaardig & Digibewust]
Monito
2009
11
11
11
1
O-12
Mijn Internet Assistant (MIA) [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Stichting MIA, IBM
11
11
11
1
O-13
E-loket op 1 [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Novay
11
11
11
O-14
Herkenningswaaiers Digibetisme [Digivaardig]
ECP.nl
2010
Lezen & Schrijven
11
11
11
1
O-15
Doorbraak in Dienstverlening
UWV, RDW, KING, SVB, NVVB, BZK en 27 gemeenten
2013
11
11
11
O-16
Makkelijke website [Kinderbijslag en AOW]
Sociale Verzekeringsbank (SVB)
2006
Stichting Lezen & Schrijven, stichting Steffie
11
11
11
1
O-17
Warme Front-Office
Manifestgroep en gemeenten
2013
VNG, SVB, belastingdienst
11
11
1
Ondersteuning overig CampagneCursus / training
Invloed op
Speciale aandacht voor
Begeleiding
Dialogic innovatie ● interactie 62
D2 korte omschrijving per methoden
Campagnes
Voor dit onderzoek hebben we een vijftal campagnes geraadpleegd. In Tabel D1 bespreken
we de bijbehorende kenmerken.
Tabel D1 Overzicht geraadpleegde campagnes
Hieronder geven we een korte omschrijving van iedere methode afzonderlijk.
Campagne ‘Je bent nooit te oud om te leren’
In 2012 organiseerde het programma Digivaardig & Digiveilig (ECP.nl) deze campagne in
samenwerking met KPN, IBM, Microsoft, NVB, NVPI, SIDN, UPC, Ziggo, HCC, SeniorWeb,
St. Lezen en Schrijven, UWV, SIOB, Rabobank, Google, Sanoma Digital, ABN AMRO en
ING. De campagne richtte zich op de drie miljoen Nederlanders die niet of slechts
sporadisch online zijn (nonliners) om hen te stimuleren (beter) gebruik te maken van het
internet. De campagne boodschap heeft ongeveer 15 miljoen mensen bereikt via
radiospotjes en activiteiten van de partners (nieuwsbrief, bannering, verspreiding van
flyers). Digibeten werden in de campagne doorverwezen naar een telefonische helpdesk
(0800-0234444) of de internethelpdesk. Laatstgenoemde verstrekte ook flyers met
adressen in de buurt waar mensen kunnen aankloppen met hun vragen en om korte
cursussen te volgen. In totaal heeft de campagne in 2012 ongeveer 15.000 digibeten
geholpen via flyers, helpdesk en website.
Campagne ‘Door internet blijf je meedoen’
In 2010 organiseerde het programma Digivaardig & Digiveilig (ECP.nl) deze campagne in
samenwerking met o.a. o.a. SeniorWeb, Plus magazine, RVU, Radio 5 nostalgia, MAX, NTR.
Het doel van de campagne was om oudere Nederlanders die nog niet online waren te
inspireren dit wel te doen. Dankzij de uitgebreide media-aandacht en de ingezette
middelen heeft de campagneboodschap een substantieel deel van de doelgroep bereikt:
ruim 800.000 senioren. Ook heeft de campagne aandacht gekregen in De Wereld Draait
Door en Koefnoen. Dit heeft ervoor gezorgd dat aanvullend ruim 2 miljoen mensen met het
thema kennis hebben gemaakt.
MediaMasters
MediaMasters is een initiatief van Mediawijzer.net om, in spelvorm, kinderen mediawijzer
te maken en, meer specifiek, om ze kritischer naar media te laten kijken. Het initiatief richt
zich op kinderen uit groep 7 en 8, waarbij de kinderen hulp kunnen krijgen van ouders,
Dialogic innovatie ● interactie 63
leerkrachten en bibliotheken. Het spel wordt gespeeld tijdens de week van de
Mediawijsheid. Mediamasters heeft verschillende partners: Mediawijzer.net, Kids Week,
Beeld en Geluid, Vodafone, Hyves, europa.eu, Digibewust, Jeugdkrakercompetitie, Social
Media Wijs, UNICEF Kinderrechten filmfestival, en Boekenwolk.
Campagne veilig internetbankieren
De campagne ‘veilig internetbankieren’ is opgezet door de Nederlandse Vereniging van
Banken (NVB). De financiële sector lijkt al jarenlang een aantrekkingskracht op criminaliteit
en fraude te hebben. De banken werken daarom nauw samen op het gebied van veiligheid
van het betalingsverkeer en de bestrijding van fraude. Het platform veiligbankieren.nl is
het belangrijkste gezamenlijke platform van banken met als doel het voorlichten van hun
klanten bij veilig bankieren.
Alert Online Week
in samenwerking met partijen als ECP en NCSC worden gezamenlijk campagnes gevoerd.
Voorheen pakte Postbus 51 dit op. Een goed voorbeeld is de Alert Online Week waarbij alle
initiatieven worden gebundeld op het gebied van cyber security. De campagnes zorgen
voor bewustwording (opvoeden) zonder dat er angst wordt gezaaid. Men wijst de burger op
zijn verantwoordelijkheid om diens veiligheidsmaatregelen te blijven onderhouden (APK).
Cursussen
Voor dit onderzoek hebben we een achttiental cursussen geraadpleegd. In Tabel D2
bespreken we de bijbehorende kenmerken.
Tabel D2 Overzicht geraadpleegde cursussen
Hieronder geven we een korte omschrijving van iedere methode afzonderlijk.
Dialogic innovatie ● interactie 64
Cursus ‘Werken met de e-overheid’
Digisterker is in 2012 begonnen met de cursus ‘Werken met de e-overheid’,
voortbordurend op het programma ‘E-loket op 1’. Deze cursus behandelt de e-overheid in
brede zin, zowel de gemeentelijke als de landelijke overheidsdienstverlening. Het leren
werken met DigiD is een belangrijk onderdeel van de cursus. Verder komen onderwerpen
zoals ‘zoeken en vinden’, ‘aanvragen’, ‘een afspraak maken’, mijn-omgevingen en
Regelhulp aan bod. Bij de cursus hoort een werkboek voor cursisten, met daarin ook een
module over de eigen gemeentelijke e-dienstverlening. De cursussen worden gegeven in
een klassikale setting waarbij elke deelnemer de beschikking heeft over een computer met
internetaansluiting. In Enschede zijn er in het eerste jaar in totaal 12 cursustrajecten (+/-
4 bijeenkomsten per cursus) opgestart. Doorgaans kent een cursus 4 bijeenkomsten die
vaak binnen een maand plaatsvinden. De groep heeft een omvang van 10 tot 12 cursisten
(max 15). Intussen zijn ook Den Haag, Hengelo, Utrecht en Zwolle begonnen.
Cursus informatievaardigheden
In samenwerking met ‘Nieuws in de Klas’ heeft Codename Future een lespakket
‘informatievaardigheden’ ontwikkeld, gericht op het eerste, tweede en derde leerjaar van
het vmbo/havo/vwo. De leerlingen leren hoe ze informatie op internet kunnen zoeken,
vinden, interpreteren en verwerken. De les bestaat uit een individueel deel voor de
leerlingen en een gezamenlijk deel, wat gepresenteerd wordt door de docent. In het
gezamenlijke deel komen ook antwoorden terug die leerlingen in het eerste deel gegeven
hebben.
Klik & Tik ‘Het internet op’
Het oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’ is in 2009 ontwikkeld binnen het
programma Digivaardig & Digibewust (ECP), gefinancierd door het ministerie van
Economische Zaken. De cursus is in eigendom van Stichting Expertisecentrum ETV.nl en
wordt landelijk aangeboden binnen 120 bibliotheekvestigingen . Daarnaast is deze online
training (e-learning) ondergebracht bij de website www.oefenen.nl zodat burgers ook thuis
aan de slag kunnen. Het oefenprogramma Klik & Tik ‘het internet op’ leidt burgers niet op
tot erkende gediplomeerde gebruikers, maar is vooral bedoeld om mensen te activeren en
te stimuleren om zelf of in cursusverband te oefenen met internet. Binnen bibliotheken
wordt het Klik & Tik oefenprogramma overwegend aangeboden in de vorm van een cursus.
Klik & Tik ‘Samen op het web’
Oefenprogramma heeft tot doel om gebruikers om te leren gaan met sociale media zoals
Facebook, Hyves en Twitter. Aansluitend kunnen deelnemers op een veilige manier
oefenen in virtuele omgeving ‘Kliks’. Dit betreft een cursus welke basisvaardigheden vereist
en minder relevant is in het kader van dit onderzoek naar digibeten. De cursus kent
vooralsnog een laag deelnemersaantal.
Cursus digitale vaardigheden voor beginners
Georganiseerd door de Volksuniversiteit van de stedendriehoek Deventer, Zutphen en
Apeldoorn worden er verschillende cursussen gegeven. Eén daarvan is de cursus ‘digitale
vaardigheden voor beginners’. In een tiental lessen worden de basisbeginselen van de
computer uitgelegd en wordt er veel aandacht besteed aan digitale vaardigheden m.b.t.
internet, e-mailen, internetbankieren en het opslaan van documenten.
Dialogic innovatie ● interactie 65
Internet bootcamp
Internet bootcamp is een website opgezet binnen het programma Digivaardig &
Digibewust. Op deze website worden digibeten getraind in hun digitale vaardigheden. De
focus ligt hierbij op digibeten die wel enige digitale ervaring hebben, maar zelf nog
ontevreden zijn over hun eigen vaardigheden. Men kan via de website ook anderen (bijv.
familie of vrienden) uitnodigen om de training te volgen. De website is in november 2009
gelanceerd, waarbij de aftrap verzorgd werd door toenmalig staatssecretaris van
Economische Zaken Frank Heemskerk.
Cursus Kansrijk Zuidoost
Tijdens huisbezoeken in Zuidoost Amsterdam is gebleken dat veel bewoners beperkte
computervaardigheden hadden. Om die reden is Kansrijk Zuidoost in 2012 gestart met het
organiseren van computercursussen voor de bewoners. Het voornaamste doel is om de
bewoners zelfstandig hun administratie te laten afhandelen en ze uit sociaal isolement te
halen. Ze leren gebruik te maken van het internet, online contacten leggen met familie en
vrienden, digitaal solliciteren en internetbankieren.
Cursus De Digitale Overheid
De cursus ‘de Digitale Overheid’ wordt aangeboden door Computerwijk sinds 2011 en traint
cursisten met het internet en overheidswebsites om te gaan. De cursus De Digitale
Overheid leert cursisten een DigiD account aan te maken, webformulieren in te vullen bij
overheidssites, (huur)toeslag aanvragen en digitaal belastingaangifte te doen.
Computerwijk kenmerkt zich door een aanpak met gedegen cursusaanbod gegeven door
getrainde mensen uit de buurt (‘voor en door de buurt’).
Cursus Dubbelklik
De cursus Dubbelklik, die ook aangeboden wordt door Computerwijk, is ontwikkeld voor
mensen zonder enige computerkennis. Men leert het toetsenbord kennen leert omgaan
met de muis. Ook leren deelnemers documenten opslaan, openen, afdrukken en bewerken.
Daarnaast leert men om op een eenvoudige manier te werken met e-mail, internet en het
tekstverwerkingsprogramma Word. Deelnemers werken individueel aan de hand van een
CD achter een computer. Er wordt expliciet vermeld dat het taalniveau Nederlands niet
heel erg goed hoeft te zijn. Dubbelklik kan bij alle locaties gevolgd worden en kost €10,-
(inclusief cursusmateriaal). De cursus bestaat uit zes lessen van 2 uur.
Maatschappelijke Digistage
Gekoppeld aan de cursussen van Klik & Tik is in 2010 de ‘Maatschappelijke Digistage’
opgezet. Dit is een project in het kader van het programma DigiVaardig & Digibewust (EZ)
waarbij jongeren (m.n. vmbo) mensen met beperkte digitale vaardigheden helpen
digivaardiger te worden via het internet oefenprogramma Klik & Tik. Het bijzondere van dit
project is dat loketorganisaties (zoals bijvoorbeeld het UWV), scholen in het voortgezet
onderwijs en bibliotheken samenwerken om het aantal digibeten terug te dringen. Zo
worden klanten die bij het UWV herkend worden als niet digivaardig doorverwezen naar de
bibliotheek waar zij onder begeleiding van een leerling uit het voortgezet onderwijs het
oefenprogramma kunnen doorlopen. De koppeling van digibeten aan digivaardige jongeren
lijkt een succes. Leerlingen uit het voortgezet onderwijs werden in het schooljaar 2011-
2012 verplicht om 30 uur maatschappelijke stage te lopen en ervaringen met de
maatschappelijke digistage wijzen uit dat de veelal wat oudere digibeten het zeer
waarderen om door jongeren geholpen te worden.
Dialogic innovatie ● interactie 66
Cursus ontdek internet
In 2010 heeft SeniorWeb in samenwerking met Digivaardig een cursus opgezet voor
ouderen die nog geen ervaring hebben met een computer en het internet. Ouderen die niet
of nauwelijks gebruik maken van (nieuwe) media, vallen niet te bereiken met online
trainingen of avondvullende tv-programma’s. Vandaar dat SeniorWeb door het land heen
cursussen op locatie geeft om deze mensen met ondermeer computers en internet kennis
te laten maken. Tijdens de bijeenkomsten is het de bedoeling de aanwezige senioren te
inspireren ook het internet op te gaan. Door verhalen van internetgebruikers van hun eigen
leeftijd ervaren zij dat de nieuwe media zowel nuttig als plezierig zijn.
I-Coach
In 2009 heeft Youngworks in samenwerking met Digivaardig en verschillende ROC’s het
project I-Coach opgezet. Het doel van het project is om ROC-leerlingen hun internetkennis
over te laten brengen aan MKB-ondernemers die hun digitale vaardigheden willen
ontwikkelen.
Cursus de Bibliotheek voor Ondernemers
ETV.nl beschrijft De Bibliotheek voor Ondernemers als een laagdrempelige formule waarbij
ondernemers geholpen worden met vragen op het gebied van digitale vaardigheden. Het is
een combinatie van vraaggerichte hulp, lezingen, workshops en eventuele netwerkborrels.
Dit project is in opdracht van SIOB door Cybersoek (door wie het concept oorspronkelijk
ontwikkeld is) in 2012 uitgerold bij 15 bibliotheken in het land. Het is aan de bibliotheken
zelf om een zoveel mogelijk op maat gericht programma op te stellen voor de ondernemers
in hun directe omgeving.
Handleiding (werk.nl)
Bij het gebruik van online diensten worden vaak digitale handleidingen geboden. In deze
handleidingen wordt beschreven hoe men om moet gaan met de dienst. Zo heeft het UWV
voor o.a. het inschrijven bij UWV, het gebruik van de werkmap en het aanvragen van een
uitkering. Door deze vorm van ondersteuning kan de toegankelijkheid en
gebruiksvriendelijkheid van online diensten vergroot worden.
Cursus digitale vaardigheden Noorderpoort
Een cursus digitale vaardigheden wordt door de onderwijsinstelling Noorderpoort
aangeboden in Veendam aan inwoners van de gemeentes Veendam, Menterwolde en
Pekela. In de cursus leren de deelnemers de verschillende gebruiksmogelijkheden van de
computer en leren ze de beginselen van een aantal belangrijke programma’s waar men zijn
voordeel uit kan halen in het dagelijks leven. De cursus duurt 20 weken en kost €25,-.
Cursus Digitaal Zelfredzaam
In 2012 heeft de Stichting Gelderse PlattelandsVrouwen Organisaties (GPVO) in
samenwerking met de SBOG en Biblioservice het project ‘Digitaal Zelfredzaam’ opgezet. De
organisatie geeft aan dat de doelen van het project zijn: (1) inrichten van 10
servicepunten, waar vrijwilligers terecht kunnen om elkaar digitaal te versterken,
bijvoorbeeld in bibliotheken, (2) Opleiden van 15 vrijwilligers voor deze servicepunten, (3)
stimuleren van deelname aan Social Media, om aansluiting te blijven houden met de
moderne samenleving en elkaar, (4) Verzorgen van afdelingsbijeenkomsten over Social
Media en Internet voor beginners. In het voorjaar van 2013 is de training van de
vrijwilligers van start gegaan.
Dialogic innovatie ● interactie 67
Cursus IB-aangifte
Sinds 2005 is er een training voor mensen die hulp nodig hebben bij hun online aangifte.
Parallel met de Hulp-bij-Aangifte-campagne (HuBA), heeft SeniorWeb in samenwerking
met de Belastingdienst een basiscursus Online aangifte doen ontwikkeld waarbij senioren
programma-uitleg krijgen via een cursusboek. Tot en met de IB-2011 waren er
testbestanden waarmee cursisten fictieve gegevensaangiften konden invullen en versturen.
De cursus behandelt de werking (bijv. hoe download je het aangifteprogramma, etc.) van
het programma in 1 a 2 sessies. Ambassadeurs hebben geen fiscale achtergrond en krijgen
nadrukkelijk de instructie om geen (persoonlijke) inhoudelijke vragen te beantwoorden.
Indien cursist wel die behoefte heeft dan worden de contactgegevens van de
belastingtelefoon of regiokantoren verstrekt (doorverwijzen). In overleg met de
Belastingdienst wordt momenteel bekeken hoe men de online cursus kan updaten.
Digitale zomercursus
Door de bibliotheek Oss worden er in juli en augustus 2013 een aantal digitale
zomercursussen georganiseerd, zowel voor beginners als voor gevorderden. De cursussen
worden in de ochtend- en avonduren gehouden. Cursussen die geboden worden zijn:
basiscursus iPad, iPad voor gevorderden, cursus Gmail, cursus Picasa, cursus Facebook,
basiscursus Twitter, Photoshop voor beginners. De workshops duren 2 tot 2,5 uur en
iedereen ontvangt een beknopte handleiding. De volledige handleiding komt online te
staan. Bibliotheekleden betalen €5,- per dagdeel en niet-leden €7,- per dagdeel.
Dialogic innovatie ● interactie 68
Ondersteuning overig
Voor dit onderzoek hebben we een zeventiental methoden geraadpleegd die de burger
ondersteunt bij het digitaal zakendoen met de overheid die in de categorie ‘overig’ vallen.
In de tabel hieronder worden bijbehorende kenmerken gepresenteerd.
Tabel D3 Overzicht geraadpleegde methoden ondersteuning overig
Hieronder geven we een korte omschrijving van iedere methode afzonderlijk.
Machtiging DigiD (IB-aangifte)
Het is mogelijk om iemand anders te machtigen via DigiD om je digitale IB-aangifte af te
handelen. Voor meer informatie, zie de beschrijving in hoofdstuk 4.
Digitaal gemeentehuis - Klantcontactcentrum Bleskensgraaf
De gemeente Molenwaard is ontstaan op 1 januari 2013 door samenvoeging van de Zuid-
Hollandse gemeenten Graafstroom, Liesveld en Nieuw-Lekkerland. Vanwege bezuinigingen
en vanwege het simpele feit dat geen van de 13 kernen een centrale ligging kent, is
besloten om een virtueel gemeentehuis te organiseren. De gemeente gebruikt
verschillende methoden om de ‘digitale’ drempel te verlagen. Zo passen ze een
verleidingsstrategie toe door men meer te laten betalen voor het verkrijgen van een
uittreksel van het bevolkingsregister aan de balie dan voor digitaal bestellen. Ook loopt er
sinds 1 januari 2013 bij de gemeente Molenwaard een pilot waarbij de mogelijkheid wordt
geboden aan burgers om paspoorten thuis te laten bezorgen om herhalingsbezoek aan de
balie te voorkomen. 30% van de aanvragers maakt hier gebruik van. Een koerier
(commercieel) bezorgt reisdocumenten en verzorgt identificatie. Verder ondersteunt de
gemeente burgers door het mogelijk maken van machtigen (geen DigiD-machtigingen), het
creëren van een begrijpelijke website en het inzetten van vrijwilligers. Daarbij zijn er
plannen om een e-hostess in te zetten en om simpele instructiefilmpjes online te zetten.
Dialogic innovatie ● interactie 69
Dienstverlening aan het tuinhek
Om de niet digitale mens te helpen zoekt UWV steun bij derden, namelijk scholen, FNV en
bovenal vrijwilligers in de directe omgeving. Vergelijkbaar met de Hulp bij Aangifte (HUBA)
van de Belastingdienst, streeft UWV naar een route waarbij de maatschappij haar steentje
bijdraagt. Deze aanpak is nog in ontwikkeling en UWV zoekt in eerste instantie partners bij
maatschappelijke organisaties, waaronder cliëntenraden. Men onderzoekt intern de
mogelijkheid om vanuit het klantcontactcentrum mechanismen in te bouwen die het UWV
alarmeren dat mensen ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld:
1) wanneer het te lang stil blijft bij een klant van wie men digitale transacties
verwacht. Vaak ziet UWV namelijk het patroon dat iemand (bijv. een
buurvrouw) de afnemer meehelpt bij het opstarten van de dienstverlening
(bijv. aanmaken van een digitale werkmap), maar er geen vervolg plaatsvindt.
2) wanneer een klant in een week drie keer contact heeft gezocht met het call-
center met specifieke vragen over digitale diensten wil UWV dit idealiter gaan
opvolgen met een telefoontje of er een bredere behoefte aan ondersteuning
bestaat.
Meekijkapplicatie
Medio 2008 is de Dienst Regelingen begonnen met de inzet van de zogenaamde
meekijkapplicatie. De uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische gebruikt
deze methode voor extra ondersteuning van agrarische ondernemers die contact hebben
met haar call-agents maar nog extra toelichting nodig hebben. Deze vorm van hulp-op-
afstand wordt met name ingezet bij de haar regeling Gecombineerde Opgave. De
agrarische ondernemer geeft daarbij zijn gewaspercelen op die hij/zij op 15 mei van dat
kalenderjaar in Nederland in gebruik heeft.
Naast een handleiding zijn er binnen de digitale opgave een aantal instructiefilms
opgenomen over het opgeven en intekenen van gewaspercelen. Indien een agrarische
ondernemer toch vastloopt kan hij telefonisch contact opnemen met het callcenter van de
Dienst Regelingen. Na toestemming van de beller kan de call-agent meekijken op diens
scherm. Op deze manier kan de beller makkelijker laten zien waar hij vastloopt.
Daarbij is er bewust gekozen voor een ‘passieve’ meekijksessie zonder overname van de
besturing van de computer. Op deze manier blijft het namelijk zuiver dat de mutaties van
de klant afkomstig zijn. De call-agent maakt melding dat hij meegaat kijken en
waarschuwt de beller vooraf dat alles op het scherm zichtbaar is, met het verzoek om
vensters met privé-informatie (bijv. bankgegevens) te sluiten. Met een extra rode muis
aanwijzer kan de call-agent rechtstreeks in het persoonlijke digitale dossier waar knoppen
zich bevinden en hoe de digitale handelingen moeten worden verricht.
PC-hulp
Leden van SeniorWeb kunnen bij SeniorWeb terecht wanneer ze een computervraag
hebben of wanneer ze problemen vinden met hun computer (met Windows als
besturingssysteem). In het hele land zijn er vrijwilligers actief die de hulp kunnen bieden.
De leden kunnen op verschillende manieren hulp krijgen: hulp via internet, hulp via
telefoon, en hulp aan huis.
Dialogic innovatie ● interactie 70
UWV Webcare Team
medewerkers van het WebcareTeam reageren op vragen en problemen van gebruikers die
op Internet gemeld worden via Twitter en/of fora. Vaak heeft dit betrekking op het
wegnemen van onwetendheid door bijvoorbeeld door te verwijzen naar een handleiding of
een formulier. Een groot voordeel van de methode ligt volgens de gesprekspartners in het
feit dat het dat er op deze manier een grote groep kan worden bereikt en er geen 1:1
interactie vereist is. Er wordt vaak aansluiting gezocht bij specifieke doelgroepen, zoals de
zwangerschapspagina, waar UWV duidelijkheid verschaft over bijvoorbeeld het recht op
WW tijdens zwangerschapsverlof.
Inloopspreekuur (Klik & Tik)
Sommige bibliotheken (zoals bibliotheek Den Haag) organiseren inloopspreekuren waar
mensen begeleid kunnen oefenen met het internet middels Klik & Tik. De ondersteuning
wordt (doorgaans) geboden door een bibliotheekmedewerker of een (maatschappelijk)
stagiaire. Op deze manier kunnen mensen zelf aan de slag met het internet, maar kunnen
ze hulp krijgen wanneer ze er niet uit komen.
Inloopmiddag werk.nl
UWV biedt steeds meer diensten aan via internet. Die overgang is niet voor iedereen even
gemakkelijk. Daarom organiseren de Werkpleinen inloopmiddagen. Wanneer men extra
uitleg of begeleiding nodig heeft bij het gebruik van werk.nl of de werkmap, kan men een
bezoek brengen aan de inloopmiddag. Medewerkers van het UWV helpen de hulpvrager
verder. Er is geen afspraak vereist voor een bezoek aan de inloopmiddag.
Computerhulp en les aan huis
De studenten van studentaanhuis.nl bieden computerlessen op maat aan. Men kan zelf
bepalen wat ze willen leren. Voorbeelden zijn basisgebruik van een computer, het
downloaden van filmpjes of andere bestanden, en het maken van een eigen profiel op
Facebook of LinkedIn. Men kan zelf kiezen of de les alleen of in een groep wordt gevolgd.
Daarbij kan ook zelf gekozen worden of de cursus bijvoorbeeld eenmalig een uur in beslag
neemt, of dat er meerdere cursusdagen gepland worden.
De organisatie rekent €9,- voorfietskosten, €12,50 per half uur, en een lidmaatschap kost
€12,- per jaar.
Co-browsing
Mensen die vastlopen bij de digitale diensten van UWV kunnen binnenkort contact
opnemen en telefonische hulp krijgen. Een voordeel hiervan is dat er op maat hulp wordt
geboden doordat de ‘co-browser’ van het UWV meekijkt op afstand. Sommige mensen zijn
achterdochtig omdat de telefonist ook inzicht krijgt in diens gegevens. Deze methode is
nog ‘in-release’.
DQ Test
Het ministerie van economische zaken is een meerjarig programma gestart voor het
verbeteren van de digitale vaardigheden. Als onderdeel van dit programma, Digivaardig en
Digibewust, heeft Monito een Zelftest digitale vaardigheden (DQ Test) ontwikkeld. Online
uitgevoerde opdrachten worden real time geanalyseerd, geeft vervolgens persoonlijke
adviezen op gebieden als web, sociale media, e-business, veiligheid en software.
Dialogic innovatie ● interactie 71
Mijn Internet Assistant (MIA)
deze virtuele internetassistent helpt mensen bij het navigeren over websites of het invullen
van formulieren. Bij UWV productontwikkeling wordt momenteel bepaald welke content
geschikt is. Een voordeel is dat deze assistent ‘een vaste factor’ vormt over verschillende
websites en complimentjes kan toekennen om aan te moedigen. Een nadeel van MIA is dat
zij niet kan beoordelen of de digitaal aangeleverde gegevens naast volledig ook juist zijn.
Begin 2012 is de nieuwe stichting MIA Helpt! van start gegaan. De Stichting voert het
beheer en onderhoud van MIA. Ook stelt zij MIA laagdrempelig beschikbaar en begeleid
geïnteresseerde organisaties bij de ingebruikname van MIA.
E-loket op 1
In 2010 is het project ‘E-loket op 1’ opgetogen. Zes overheidsorganisaties zijn door Novay
begeleid en zijn op zoek gegaan naar hoe zij digibeten het beste op weg kunnen helpen
naar meer digivaardigheid. In 'E-loket op 1’ voerden de deelnemende organisaties pilots uit
waarin baliemedewerkers digibeten herkennen en doorverwijzen naar de e-
vaardigheidsleermodule Klik & Tik (eigendom van de Stichting Expertisecentrum ETV.nl).
Herkenningswaaiers Digibetisme
Stichting lezen & schrijven heeft samen met Digivaardig & Digibewust vanaf 2010 de
Herkenningswaaiers ontwikkeld. Deze herkenningswaaiers zijn bedoeld voor
baliemedewerkers van maatschappelijke instellingen en bedrijven. De herkenningswaaier
bevat praktische handvatten om digibetisme te herkennen zónder deze mensen te
stigmatiseren of voor het blok te zetten. Het gaat hier bijvoorbeeld om mensen die naar de
balie komen voor zaken die zij veel gemakkelijker via internet kunnen afhandelen, of
klanten die ‘nu even niet op hun e-mailadres kunnen komen’. Daarnaast geeft de waaier
tips en trucs om met deze mensen over het onderwerp van digivaardigheid in gesprek te
gaan. Ook is een lijst inbegrepen van adressen en websites waar baliemedewerkers deze
mensen vervolgens naar toe kunnen doorverwijzen.
Doorbraak in dienstverlening
Op 4 juli 2013 hebben 45 topbestuurders uit alle delen van de publieke sector een
samenwerking akkoord gesloten met Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken over de
vernieuwing van de publieke sector. Het akkoord werd gesloten tijdens het symposium
'Doorbraak in Dienstverlening', dat plaatsvond bij de Sociale Verzekeringsbank in
Amstelveen. Ondertekenaars van het akkoord zijn onder andere het UWV, het RDW, KING,
SVB, NVVB, BZK en 27 gemeenten, waaronder de G4, Haarlem, Alkmaar, Almere,
Maastricht, Enschede en Deventer. Ook jeugdzorgleveranciers zoals Parlan en Spirit
Amsterdam en het onderwijs waren vertegenwoordigd.
Deze partijen gaan, onder meer inspelend op de digitalisering waarvoor het kabinet dit
najaar een "Roadmap" opstelt, vernieuwingen doorvoeren in hun beleidsuitvoering en in
organisatie en samenwerking. Zij vinden dat de publieke sector toe is aan nieuwe en
verdergaande vormen van samenwerking, omdat daarmee zowel efficiency als
beleidseffectiviteit wordt verbeterd.
Er zijn concrete vernieuwingsinitiatieven op gang gebracht op gebied van
informatievoorziening, belastingen, parkeren, Wmo, jeugdzorg en ruimtelijk beleid. De
bestuurders hebben afgesproken dat zij in december een uitvoeringsagenda vaststellen die
het akkoord verder handen en voeten geeft.
Dialogic innovatie ● interactie 72
Makkelijke website (SVB)
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft een makkelijkere variant van haar website
ontwikkeld, welke toegankelijker is gemaakt voor mensen met een zichtbeperking,
taalproblemen, of cognitieve handicaps. Op de website wordt eenvoudiger taalgebruik
gehanteerd en worden veel zaken uitgelegd aan de hand van instructiefilmpjes. Op de
website kan men terecht voor de kinderbijslag, het AOW-pensioen, de
nabestaandenuitkering en de aanvullende bijstand voor ouderen.
Warme Front-Office
hoewel deze methode niet rechtstreeks ondersteuning biedt aan klanten van het UWV bij
het digitaal zakendoen, vormt dit project een vangnet voor complexe en schrijnende
gevallen met gestapelde problematiek (o.a. schuldhulpverlening). In sommige situaties
moet er binnen 48 uur een beschikking worden georganiseerd om te voorkomen dat
iemand zijn huis wordt uitgezet. Nauwe digitale ketensamenwerking met gemandateerde
partners is daarbij noodzakelijk. Er loopt momenteel een pilot met de gemeente Almelo,
Enschede, DUO, SVB en de Belastingdienst. Middels het warme front-office regelen de
partijen het afbreukrisico van falende dienstverlening voor personen die recht hebben op
toeslagen (vangnet). Burgers met een complexe hulpvraag worden zoveel mogelijk via één
contactpersoon geholpen, namens de partijen, waardoor de aanpak van hun probleem
wordt verbeterd en/of versneld. Onderzocht wordt of zo efficiencywinst (kostenreductie) te
behalen is, en zo ja, waar de kosten en de baten neerslaan.
Dialogic innovatie ● interactie 73
Annex E: verplichte digitale
zelfservicediensten Denemarken
Hieronder zijn veertig digitale diensten opgenomen die Deense burgers digitaal via
zelfservice moeten afhandelen vanaf december 2013 (ronde 2). De eerste ronde met 11
digitale diensten is verplicht sinds december 2012 (ronde 1). Naast onderstaande diensten
is het gebruik van de Deense Digitale Berichtenbox verplicht voor bedrijven vanaf
november 2013 en voor burgers vanaf november 2014.
Tabel E1 Verplichte digitale Zelfservicediensten Denemarken. Bron Agency for Digitisation, 2013. NB.
Onderstaande lijst is opgesteld op basis van een vertaling. In sommige gevallen kan er sprake zijn van
vertaalfouten e/o het ontbreken van een Nederlands equivalent.
# Overheidsdienst of - regeling Verantwoordelijke ministerie Ronde
Gemeente Betrokken
1 Verhuisbericht Economie en Binnenlandse zaken 1 Ja
2 Inschrijvingsverzoek kinderdagverblijf Onderwijs 1 Ja
3 Inschrijvingsverzoek de lagere school Onderwijs 1 Ja
4 Inschrijvingsverzoek naschoolse opvang Onderwijs 1 Ja
5 Aanvraag zorgpas of medisch paspoort Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 1 Ja
6 Aanvraag voor Europese ziekteverzekeringskaart Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 1 Ja
7 Reservering van een kampeerplaats Milieu 1 Nee
8 Overzicht van de activiteiten in natuurgebieden Milieu 1 Nee
9 Betaling van een jachtvergunning en jachtgeweertest Milieu 1 Nee
10 Inschrijving Hoger Onderwijs Wetenschap, Innovatie en Hoger
onderwijs 1 Nee
11 Aflossing studielening Financiën 1 Nee
12 Beoordeling immigratieverzoek uit Denenmarken Economie en Binnenlandse zaken 2 Ja
13 Verzoek tot naam en adresbescherming Economie en Binnenlandse zaken 2 Ja
14 Belastingaangifte onroerendgoedbelasting Economie en Binnenlandse zaken 2 Ja
15 Aanvraag kinderopvangtoeslag Onderwijs 2 Ja
16 Aanvraag kindgebonden budget Onderwijs 2 Ja
17 Aanvraag subsidie recreatiecentra Onderwijs 2 Ja
18 Aanvraag kinderopvangtoeslag Onderwijs 2 Ja
19 Kennisgeving van de keuze van de arts Gezondheid en preventie 2 Ja
20 Aanvraag begrafenisvergoeding Gezondheid en preventie 2 Ja
21 Melding rattenoverlast Milieu 2 Ja
22 Uitvaartverzorging Gendergelijkheid en de kerk 2 Nee
23 Aanvraag hulpmiddelen Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 2 Ja
24 Verzoek echtscheiding Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 2 Ja
25 Aanvraag voor naamgeving en naamswijziging Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 2 Nee
26 Vaderschapsverklaring Sociale Zaken, Jeugd en Immigratie 2 Nee
27 Aangifte fietsdiefstal Justitie 2 Nee
28 Aanvraag duplicaat rijbewijs Justitie 2 Ja
29 Aanvraag paspoort Justitie 2 Ja
30 Aanvraag Verklaring Omtrent Gedrag Justitie 2 Nee
31 Aanvraag kunstfinanciering Deense Arts Foundation Cultuur 2 Nee
32 Aanvraag kunstfinanciering National Arts Council Cultuur 2 Nee
33 Bekendmaking voorlopige aanslag Belasting 2 Nee
34 Verzoeken voor het afdrukken belastingaangiften Belasting 2 Nee
35 Rapportage van uitgebreide aangifte Belasting 2 Nee
36 Rapportage van buitenlandse aangifte Belasting 2 Nee
37 Beperkte belastingplicht Belasting 2 Nee
38 Wijzigingsverzoek eerdere belastingaangifte Belasting 2 Nee
39 Rapportage milieuklachten Milieu 2 Nee
40 Lokale kredietverlening en verhuur van gebouwen Milieu 2 Ja
Contact:
Dialogic Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht Tel. +31 (0)30 215 05 80 Fax +31 (0)30 215 05 95 www.dialogic.nl