De Deltawerken / 1953 -...

64
Leskist 5.4 De Deltawerken / 1953 Groep 5 Schatgraven

Transcript of De Deltawerken / 1953 -...

Leskist 5.4De Deltawerken / 1953Groep 5

Schatgraven

3

Algemene handleiding thema ‘De Deltawerken / 1953’.

In alle leskisten die de methode omvat, wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de woordenschat en aan begrijpend lezen. Van de leerkrachten die met de methode aan de slag gaan, wordt verwacht dat ze kennis hebben van de onderstaande punten en die ook toepassen in de lessen. Uitbreiding van de woordenschat van kinderen gebeurt niet door incidentele lessen, maar gaat de hele dag door. Ook tijdens andere lessen is het raadzaam en nuttig de woorden die aangeboden worden door de methode, te herhalen en in een andere context terug te laten komen (zie 1). Daarnaast is het belangrijk dat de genoemde strategieën van begrijpend lezen (zie 2) tot de bagage van de leerkracht behoren. Niet bij iedere les staan de strategieën expliciet benoemd; het behoort tot het vakmanschap van de leerkracht om ze toe te passen en ze ook de kinderen ‘eigen’ te laten maken. In de derde plaats is het model Directe Instructie (zie 3) een uiterst effectief handvat om de les vorm te geven. De lessen zijn zo opgebouwd dat het model toepasbaar is.

1. Woordenschat / viertaktDe leskist bevat een viertal teksten. Rondom iedere tekst worden drie lessen gegeven. Een eerste les, waarin een ervaringscontext wordt aangebracht; een tweede les waarin de tekst wordt behandeld en een derde les waarin het geleerde wordt toegepast. Bij iedere tekst is een woordenlijst samengesteld, met woorden die gedurende de drie lessen voortdurend de aandacht van de leerkracht en de leerlingen vragen. Het didactische model dat ten grondslag ligt aan de methode Schatgraven is de viertakt. De viertakt bestaat uit vier fasen:

1. Voorbewerken. In deze fase wordt de voorkennis geactiveerd en worden de leerlingen betrokken gemaakt op het onderwerp.

2. Uitleggen. De betekenis van de woorden wordt verduidelijkt waarbij aandacht is voor de context waarin het woord aan de orde is.

3. Consolideren. De woorden moeten ook worden ingeoefend om ze te kunnen onthouden.

4. Controleren. Ten slotte controleren we of de kinderen de woorden ook daadwerkelijk passief en actief kunnen gebruiken.

In de lesbeschrijvingen kunt u deze vier fasen steeds terugvinden.

2. Strategieën Begrijpend lezenOnderstaande strategieën zijn het advies van de stichting ‘Taalpilots’. Het zijn tien algemene regels die bijna op bijna iedere tekst van toepassing zijn. Tussen haakjes staan de kerndoelen, waaronder deze strategieën vallen. Het is aan de leerkracht om gedurende de lessenserie van twaalf lessen deze strategieën aan de orde te laten komen.

1. Leesdoel bepalen: Waarom ga ik deze tekst lezen? (4.1.5) 2. Voorspellen: Waar zou de tekst over gaan? (4.1.5) 3. Gebruik maken van voorkennis over het onderwerp: Wat weet ik hier al van?

(4.1.5) 4. Jezelf vragen stellen tijdens het lezen: Begrijp ik het nog? Wat kan ik doen als ik

het niet begrijp? (4.1.5) 5. Visualiseren van de tekst: voorstellingen maken bij de tekst en schema’s of

woordwebben maken. (6.1.1) 6. Samenvatten van de tekst: Waar gaat de tekst over? Wat is het belangrijkste

thema? Wat is de hoofdgedachte? (6.1.1) 7. Jezelf vragen stellen na het lezen van de tekst: Ben ik te weten gekomen wat ik

wilde weten? (7.1.1) 8. Als ik de informatie uit de tekst vergelijk met andere bronnen, klopt het dan?

(7.1.2) 9. Is de informatie in de tekst betrouwbaar? (7.2.1) 10. Wat vind ik van de tekst? Wat weet ik nog niet? (7.2.2)

4

3. Model directie instructie

Fase 1Terugblik• Voorkennis ophalen• Voorkennis indien nodig onderwijzen• Leerlingen motiveren voor de komende les.

Fase 2 Presentatie• Vertel het doel van de les. Soms is een lesoverzicht ook heel nuttig.• Leg de lesstof uit. Stel in deze fase geen vragen, maar leg uit, doe voor en denk hardop,

gebruik voorbeelden, schema’s, enz. Gebruik kleine stapjes en houd het kort. Leg een verband met de voorkennis. Anticipeer op moeilijkheden.

• Controleer d.m.v. korte opdrachten of de leerlingen de uitleg begrepen hebben.

Fase 3Begeleide inoefening• De leerlingen oefenen onder begeleiding.• Gebruik afwisselende werkvormen.• Zorg voor hoge succesfactor.

Fase 4Zelfstandige verwerking• Gebruik dezelfde stof als tijdens de inoefening.• Laat leerlingen elkaar eventueel helpen.• Geef snelle feedback.

Fase 5Terugkoppeling• Ga samen met de kinderen na wat zij deze les geleerd hebben.

4. OverigeIn deze handleiding wordt regelmatig verwezen naar bijlagen. De bijlagen zijn te vinden op teamdocumenten/schatgraven/naam thema. In de digitale versie van de handleiding staan ook de links naar Teleblik e.d. De werkbladen zijn rechtstreeks vanuit de bijlagen te kopiëren. Tevens is het mogelijk om per thema een werkboekje te maken.

De leskist heeft ook een eigen toetsprogramma. Voor kinderen die moeilijk leren is er een eenvoudige toets. Bij de toetsen is vaak een lesstofoverzicht te vinden. De kinderen kunnen deze stof thuis leren.

De makers van de methode wensen de kinderen en leerkrachten een leerzame tijd toe met deze leskist.

Expertgroep Team School met de Bijbel Bleskensgraaf

PictogrammenIn deze handleiding wordt een aantal pictogrammen gebruikt.

De doelen van een hoofdstuk/les

Benodigde materialen

Geschatte tijd

Instructie leerkracht

Tips/aanvullingen

Werk-/kopieërblad

Leestekst

Bijlage

5

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Nederland, de lage landen 7 Les 1.1 Context aanbrengen 11 Les 1.2 Tekst behandelen 13 Les 1.3 Tekst verwerken 16

Hoofdstuk 2 De watersnoodramp 17 Les 2.1 Context aanbrengen 21 Les 2.2 Tekst behandelen 23 Les 2.3 Tekst verwerken 26

Hoofdstuk 3 Het Deltaplan 35 Les 3.1 Context aanbrengen 39 Les 3.2 Tekst behandelen 41 Les 3.3 Tekst verwerken 45

Hoofdstuk 4 Het verhaal van een ooggetuige 49 Les 4.1 Context aanbrengen 53 Les 4.2 Tekst behandelen 54 Les 4.3 Tekst verwerken 58

6

7

1. Nederland, de lage landen

8

Verantwoording hoofdstuk 1 Nederland, de lage landen

De essentie De leerlingen leren wat het begrip ‘de lage landen’ inhoudt en waarom de aanleg van dijken steeds belangrijker werd.

Te behandelen woorden

Themawoorden Andere woorden Uitdrukkingen

De lage landenDe waterhoogteDe zeespiegelDe terpenDe RomeinenDe kade De waterschappen

Het onderhoudDe overstromingDe jagersHet wildDe oogst

Onder water lopen

WoordenschatdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1

2 2/ 12 2.1/12.1/ 12.2

De leerlingen leren vier nieuwe kernwoorden.

3 1/ 12 1.1/ 1.2/ 12.1/ 12.2

De leerlingen verwerken de woorden door het maken van een collage.

Begrijpend leesdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1

2 1 1.2. De leerlingen omschrijven samenvattend de betekenis van vier kernwoorden. De omschrijvingen halen ze uit de tekst.

3 4 4.1. De leerlingen zoeken in diverse bronnen naar informatie over hun onderwerp.

ZaakvakdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 48 48.1 De leerlingen weten hoe Nederland er uit zou zien zonder dijken en duinen. De leerlingen weten hoe hoog zij wonen t.o.v. het NAP.

2 52 52/ 53.1 De leerlingen leren dat ons land, door de jaren heen, steeds veranderd is (jagers en vissers, Romeinen).

3

Themawoorden

De lage landen

De waterhoogte

De zeespiegel

De terpen

De Romeinen

De kade

De waterschappen

Andere woorden

Het onderhoud

De overstroming

De jagers

Het wild

De oogst

Uitdrukkingen

Onder water lopen

De Deltawerken /1953 – Tekst 1 – Woordenlijst A3

10

De Deltawerken / 1953 – Tekst 1Woordenlijst

Themawoorden

De lage landen

De waterhoogte

De zeespiegel

De terpen

De Romeinen

De kade

De waterschappen

Andere woorden

Het onderhoud

De overstroming

De jagers

Het wild

De oogst

Uitdrukkingen

Onder water lopen

H.1 Nederland, de lage landen – 11

Les 1.1 Context aanbrengen Nederland, de lage landen

Lestijd20 minuten

ZaakvakdoelenDe leerlingen weten hoe Nederland eruit zou zien zonder dijken en duinen. De leerlingen weten hoe hoog zij wonen t.o.v. het NAP.

MaterialenA. Flipchart: Kaartje ‘Nederland zonder dijken en duinen’B. Opdrachtenblad ‘Nederland, de lage landen’ ComputersC. Computers

Laat op de flipchart het kaartje ‘Nederland, zonder dijken en duinen’ aan de leerlingen zien en vraag de kinderen wat hun opvalt.

Geef de leerlingen het opdrachtenblad ‘Nederland, de lage landen. Laat de leerlingen de website opzoeken en de gegevens invullen.

Laat de leerlingen in groepjes overleggen wat de uitkomst voor hen te betekenen heeft.

Tips/aanvullingenEventueel kunnen de leerlingen NAP-gegevens opzoeken van familieleden of andere bekenden. Vraag of de leerlingen vooraf postcodes mee willen nemen van deze personen.

5 min

A

10 min

B, C

5 min

Voor

Tijdens

Na

12

De Deltawerken / 1953 – les 1.1 – B.Opdrachtblad ‘Nederland, de lage landen’

Opdrachtblad ‘Nederland, de lage landen’

Als er in Nederland geen dijken, duinen en andere bescherming waren, zou Amersfoort aan zee liggen. Hoeveel kans maak jij op natte voeten?

Zoek op de hoogtekaart van Nederland (www.ahn.nl) op hoe hoog jij woont ten opzichte van het NAP (=Normaal Amsterdams Peil).

– Klik op Postcodetool

– Vul je postcode in: 4cijfers en 2 letters aan elkaar. Bijv. 1234XX

– Klik vervolgens op ‘zoek’– Vervolgens krijg je een indicatie hoe hoog jouw huis boven of onder NAP ligt. – Bespreek in groepjes van 4 kinderen wat dit te betekenen heeft.

H.1 Nederland, de lage landen – 13

Les 1.2 Tekst behandelen Nederland, de lage landen

Lestijd25 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren vier nieuwe kernwoorden.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen omschrijven samenvattend de betekenis van vier kernwoorden. De omschrijvingen halen ze uit de tekst.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren dat ons land, door de jaren heen, steeds veranderd is (jagers en vissers, Romeinen).

MaterialenA. Kopieerblad tekst ‘Nederland, de lage landen’B. Opdrachtenblad ‘Omschrijf de woorden…’

Schrijf de woorden zeespiegel, terpen, kades en dijken op en leg uit dat deze woorden belangrijk zijn in de tekst die de leerlingen straks gaan lezen.

Lees de tekst voor en geef de leerlingen de opdracht om de tekst nogmaals te lezen.

Leg de opdracht uiten laat de leerlingen hiermee aan de slag gaan.Als de leerlingen klaar zijn, mogen zij in tweetallen overleggen of ze elkaar nog kunnen aanvullen.

Tips/aanvullingen

3 min

12 min

A

10 min

B

Voor

Tijdens

Na

14

De Deltawerken / 1953 – Tekst 1

Nederland, de lage landen

Nederland heeft al meerdere malen met overstromingen te maken gehad. Dat komt doordat Nederland zo laag ligt. Een deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. Als er geen duinen of dijken waren om ons te beschermen, zou half Nederland onder water lopen. Bijvoorbeeld de provincie Zeeland, een deel van Zuid Holland en Noord- Brabant. Die gebieden liggen lager dan de waterhoogte van de zee. Daarom wordt Nederland ook wel de ‘Lage landen’ genoemd.

Heel lang geleden waren overstromingen in ons land heel gewoon. De mensen leefden als jagers en vissers. Er was volop wild en vis. Ze hadden dus altijd genoeg te eten. Als het gebied waar ze woonden te nat werd, trokken ze gewoon naar een droger gebied. De mensen hadden vaak maar een paar spullen en die waren makkelijk mee te nemen.

Het werd lastiger toen de mensen, langs de rivieren en aan de kust, in huizen en boerderijen gingen wonen. Voor boeren is het erg vervelend als hun land onder water loopt. Hun vee verdrinkt en hun oogst mislukt. Daarom bouwden zij hun huizen en stallen op zelfgemaakte heuveltjes. Die heuvels heten terpen. Je ziet ze nog wel in Friesland en Groningen.

Meer dan vijftienhonderd jaar geleden maakten de Romeinen al kades langs de rivieren. Een kade is een dikke stenen muur langs de rivier. De mensen die dicht bij de rivieren woonden begonnen ook met het bouwen van dijken. Rond 1100 werden de eerste dijken gebouwd. Deze dijken waren nog niet zo heel sterk. Vaak zorgde een stormvloed ervoor dat de dijken weer doorbraken.

Elk dorp bouwde zijn eigen dijk. Zij wilden zichzelf graag beschermen. Daardoor werd het juist extra gevaarlijk voor de gebieden naast die dijk. Daarom kwamen er strenge regels voor het onderhoud van de dijk. De waterschappen moesten voor de dijken zorgen, en dat doen zij nog steeds.

15

De Deltawerken / 1953 – les 1.2 – B.Opdrachtenblad ‘Omschrijf de woorden’

Omschrijf de woorden….

Geef een omschrijving van de volgende woorden, maak er eventueel een tekening bij:

Zeespiegel

Terpen

Kades

Dijken

16

Les 1.3 Tekst verwerken Nederland, de lage landen

Lestijd40 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen verwerken de woorden door het maken van een collage.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen zoeken in diverse bronnen naar informatie over hun onderwerp.

MaterialenA. Filmpje: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20110106_nap01

Laat het filmpje over het NAP zien.

Vertel de leerlingen dat zij in groepjes een collage gaan maken over

– het NAP – dijken en kades – de zeespiegel – terpen

Laat de leerlingen in groepjes aan de slag gaan, waarbij ze gebruik kunnen maken van informatieboekjes of informatie op internet.

Vraag de leerlingen om de collages te presenteren en hang de collages daarna op in de klas.

Tips/aanvullingenZoek eventueel van tevoren al naar informatieboekjes over het NAP, dijken en kades, de zeespiegel en terpen.

2 min

A

30 min

8 min

Voor

Tijdens

Na

17

2. De watersnoodramp

18

Verantwoording hoofdstuk 2 De watersnoodramp

De essentie De leerlingen leren wat er is gebeurd op 1 februari 1953 tijdens de watersnoodramp.

Te behandelen woorden

Themawoorden Andere woorden Uitdrukkingen

De windkrachtHet noordwestenDe springvloedVloedEbDe polderDe zandzakEvacueren De wederopbouwDe getroffen gebiedenDroppen

HerstellenDe ravageDe directieDe goederen

WoordenschatdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 2/ 12 2.1/ 12.1 De leerlingen schrijven zo veel mogelijk woorden op die met overstromingen te maken hebben.

2 12 12.2 De leerlingen leren de nieuwe kernwoorden met hun betekenis.De leerlingen verwoorden wat zij op de fotopresentatie zien.

3 1/ 12 1.1/ 12.2 De leerlingen leren de kernwoorden betekenisvol te gebruiken.

Begrijpend leesdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1

2 1 1.2 De leerlingen kunnen het juiste onderschrift onder de foto’s zetten.

3 1/ 4/ 5/ 9 1.2/ 4.1/ 5.1/ 9.1

De leerlingen kunnen samenvattend, d.m.v. een journaal, vertellen over de watersnoodramp.De leerlingen halen hun kennis uit de tekst en selecteren hun eigen informatie.

ZaakvakdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 De leerlingen weten wat overstromingen zijn en kunnen daar voorbeelden van noemen.

2 De leerlingen leren wat er op 1 februari 1953 gebeurd is.

3 De leerlingen weten de gevolgen van de watersnoodramp.

Themawoorden

De windkracht

Het noordwesten

De springvloed

Vloed

Eb

De polder

De zandzak

Evacueren

De wederopbouw

De getroffen gebieden

Droppen

Andere woorden

Herstellen

De ravage

De directie

De goederen

De Deltawerken /1953 – Tekst 2 – Woordenlijst A3

20

De Deltawerken / 1953 – Tekst 2Woordenlijst

Themawoorden

De windkracht

Het noordwesten

De springvloed

Vloed

Eb

De polder

De zandzak

Evacueren

De wederopbouw

De getroffen gebieden

Droppen

Andere woorden

Herstellen

De ravage

De directie

De goederen

H.2 De watersnoodramp – 21

Les 2.1 Context aanbrengen De watersnoodramp

Lestijd20 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen schrijven zoveel mogelijk woorden op die met overstromingen te maken hebben.

ZaakvakdoelenDe leerlingen weten wat overstromingen zijn en kunnen daar voorbeelden van noemen.

MaterialenA. Kopieerblad woordweb ‘Overstromingen’

Schrijf het woord ‘overstromingen’ op het bord en deel daarna de werkbladen uit. Leg de opdracht uit.

Kijk of alle leerlingen aan het werk kunnen en help daar waar nodig.

De leerkracht evalueert wat de leerlingen in hun woordweb hebben geschreven. De leerkracht vraagt welke concrete voorbeelden van overstromingen de leerlingen kunnen noemen.

Tips/aanvullingen

5 min

10 min

A

5 min

A

Voor

Tijdens

Na

Ove

rstr

om

ing

en

H.2 De watersnoodramp – 23

Les 2.2 Tekst behandelen De watersnoodramp

Lestijd30 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren de nieuwe kernwoorden met hun betekenis.De leerlingen verwoorden wat zij op de fotopresentatie zien.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen kunnen het juiste onderschrift onder de foto’s zetten.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren wat er op 1 februari 1953 gebeurd is.

MaterialenA. PowerPoint presentatie ‘Watersnoodramp 1953’B. Kopieerblad tekst ‘De watersnoodramp’C. Kopieerblad ‘De watersnoodramp’

De leerkracht laat de fotopresentatie van de watersnoodramp zien. De leerkracht vraagt aan de leerlingen te vertellen wat zij zien.

De tekst ‘De watersnoodramp’ wordt gelezen. De leerkracht vertelt dat de leerlingen straks zelf verschillende woorden uit de tekst onder de juiste foto moeten zetten.

De leerkracht deelt de werkbladen uit en legt de opdracht uit; de leerlingen moeten het juiste onderschrift onder de foto’s schrijven. Let op: Er zijn meer woorden dan foto’s.

Tips/aanvullingen

8 min

A

12 min

B

10 min

C

Voor

Tijdens

Na

24

De Deltawerken / 1953 – Tekst 2

De watersnoodramp.

Zeeland, 31 januari 1953. Er staat een zware storm boven de Noordzee. Het is windkracht tien, met windstoten van soms wel 144 kilometer per uur. Windkracht tien komt wel vaker voor aan zee, maar de wind uit het noordwesten zorgt voor hoge golven. Het water in de zee komt erg hoog te staan, dat noem je een springvloed. Vloed is het als het water in de zee naar het land toestroomt. Dat gebeurt twee keer per dag.

De directie van Rijkswaterstaat maakt zich grote zorgen en stuurt berichten dat het water gevaarlijk hoog kan stijgen tijdens de vloed. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het onderhoud van de dijken. De dijken zijn niet zo heel erg goed. Een paar jaar geleden, tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) waren de dijken in Nederland beschadigd. Na de oorlog was er weinig aan gedaan om de dijken te herstellen. Nederland was te druk met het opbouwen van fabrieken, wegen en bruggen. Aan het opknappen van de dijken waren ze nog niet toegekomen.

De storm blijft de golven maar tegen de dijken aanduwen, zij kunnen niet terug de zee in lopen, wat normaal wel gebeurt als het eb wordt. De dijken moeten erg sterk zijn, om de hoge golven tegen te houden. Op 1 februari, om 3 uur ’s nachts, breken de dijken. Het water stroomt de polders binnen. De mensen worden enorm verrast, niemand heeft dit verwacht.

De mensen proberen met boten elkaar en hun dieren te redden. Er wordt geprobeerd om de dijken te maken met zandzakken, maar het water is te sterk. Mensen vluchten naar hooggelegen plekken, een zolder, een dak of een boom. Andere mensen verdrinken in de golven.

Op sommige plaatsen komen huizen onder water te staan. Hele dorpen verdwijnen onder water. Er sterven 1835 mensen. Ook verdrinken er duizenden dieren zoals koeien, varkens en paarden. Duizenden huizen, boerderijen en andere gebouwen zijn helemaal verwoest of zwaar beschadigd.

De schade is enorm groot en de ravage is niet te overzien. 70.000 mensen worden geëvacueerd. Zij mogen logeren bij familie of gastgezinnen, omdat hun eigen huis overstroomd en totaal onbewoonbaar geworden is.

Het Nederlandse leger wordt ingezet om onder andere de lichamen van de dode dieren op te ruimen. De hele wereld is enorm geschrokken en helpt bij de wederopbouw. Geld en goederen stromen binnen. Helikopters droppen boven de getroff en gebieden eerst voedsel en later andere artikelen die de mensen nodig hebben.

25

De Deltawerken / 1953 – les 2.2 – C.Kopieerblad ‘De watersnoodramp’

De watersnoodramp

Schrijf het juiste onderschrift onder de foto’s. Kies uit: windkracht- zware storm- dijken breken door- water stroomt polders binnen- mensen redden- dijken maken- zandzakken- huizen onder water- verwoesting- ravage- geëvacueerd- leger- voedsel droppen

26

Les 2.3 Tekst verwerken De watersnoodramp

Lestijd80 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren de kernwoorden betekenisvol te gebruiken.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen kunnen samenvattend, d.m.v. een journaal, vertellen over de watersnoodramp.De leerlingen halen hun kennis uit de tekst en selecteren hun eigen informatie.

ZaakvakdoelenDe leerlingen weten de gevolgen van de watersnoodramp.

MaterialenA. Filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=XcX5wb1k9UMB. Opdrachtenblad ‘Krantenartikel maken’C. Opdrachtenblad ‘Journaal presenteren’D. Opdrachtenblad ‘Interview maken’E. Opdrachtenblad ‘Gedicht schrijven’

Laat de extra uitzending van het journaal zien.

Leg de opdrachten uit: – Maak een gedicht over de watersnoodramp – Maak een krantenartikel over de watersnoodramp – Maak vragen voor een interview met een ooggetuige

en neem dit interview, zo mogelijk, ook af en doe daar verslag van.

– Presenteer het journaal van 1953De leerlingen kiezen zelf één van de opdrachten.

De leerlingen presenteren hun gedicht, journaal, verslag of krantenartikel.

Tips/aanvullingen

20 min

A

45 min

A, B, C, D, E

15 min

Voor

Tijdens

Na

27

De Deltawerken / 1953 – les 2.3 – B.Opdrachtenblad Krantenartikel maken

Krantenartikel maken

Voor jouw krantenartikel moet je de volgende stappen volgen:

– Ga naar www.zelfeenkrantmaken.nl

– Druk op de groene knop ‘begin nu met je krant’.

– Kies voor ‘standaardkrant’

– Begin je krant te vullen met krantenartikelen. Door op de tekst of kop te klikken, heb je de mogelijkheid om de tekst te wijzigen. Klik na het wijzigen altijd op ‘Opslaan’.

– Wijzig de afbeelding in afbeeldingen die bij de tekst passen.

28

– Als je krant helemaal af is, klik je op ‘downloaden’.

– Klik vervolgens op ‘Krant downloaden’.

– Print de krant nu uit.

29

De Deltawerken / 1953 – les 2.3 – C.Opdrachtenblad Journaal presenteren

Journaal presenteren

Jullie gaan met je groep een tv-journaal maken, met als thema ‘De watersnoodramp’. In dit journaal komen allerlei mensen aan het woord die deze ramp hebben ‘beleefd’. Probeer ook stukjes na te spelen.

Maak een goede taakverdeling. Wie doet wat? Denk aan: – Nieuwslezer – Verslaggever – Slachtoffer(s) – Hulpverlener(s) – Koningin – Weerman

Maak eerst een opzetje van het journaal. Welke onderwerpen willen jullie bespreken? In welke volgorde? Schrijf deze opzet op papier.

Allereerst gaan jullie op zoek naar informatie. Wat willen jullie in het journaal vertellen over de watersnoodramp. Je kunt hierbij gebruik maken van www.google.nl .

NieuwslezerHet journaal wordt altijd voorgelezen door iemand in de studio. Jij gaat als nieuwslezer bij elk onderwerp een inleiding verzinnen.

VerslaggeverMaar weinig verslaggevers konden in het rampgebied komen. Veel gebieden waren immers onbegaanbaar. Maar het is jou wel gelukt om er te zijn. Zoek op internet naar radio- of tv-fragmenten van verslaggevers. Luister goed hoe zij verslag uitbrengen.

Maak een verslag van de ramp en interview een slachtoffer van de ramp.

SlachtofferMeer dan 1800 mensen zijn verdronken tijdens de Watersnoodramp. Heel veel mensen raakten dakloos. Veel boeren verloren hun vee.

Zoek op internet naar getuigenverslagen, om zo een goed beeld te krijgen van wat de mensen toen beleefden. Ga samen met de verslaggever een interview uitwerken.

Hulpverlener(s)Nadat bekend werd wat er gebeurd was in Zuid-Nederland, kwam de hulpverlening al snel op gang. Niet alleen vanuit de overige delen van Nederland, maar ook uit onze buurlanden werd er heel veel hulp geboden.

Zoek via internet op wat voor manieren er hulp werd geboden aan mensen in de getroffen gebieden. Jij bent zelf ook een hulpverlener (bijv. van het Rode Kruis). Ga samen met de verslaggever een interview uitwerken.

30

KoninginTijdens de watersnoodramp was Juliana onze koningin. Zij heeft op 1 februari een bezoek gebracht aan de getroffen gebieden. Op deze manier probeerde zij haar medeleven aan de landgenoten te getuigen.

Zoek op internet naar foto’s van Juliana in de tijd van 1953. Luister ook naar een toespraak die de koningin gehouden heeft. Maak een eigen toespraak die je zelf gaat houden ‘als koningin’.

WeermanAan het einde van het journaal heb je natuurlijk altijd het weerbericht. Het is vanzelfsprekend dat in het watersnoodrampjournaal ook wordt verteld door de weerman wat het weer was tijdens de ramp.

Probeer via internet op zoek te gaan naar informatie over het weer op de dag van de ramp. Probeer ook beeldmateriaal erbij te vinden.

31

De Deltawerken / 1953– les 2.3 – D.Opdrachtenblad Interview maken

Interview maken

Je bent journalist en gaat een interview afnemen bij iemand die de watersnoodramp van 1953 meegemaakt heeft. Je wilt zo veel mogelijk informatie hebben over de ramp en wat er allemaal gebeurt is.

Bedenk minimaal 10 vragen die je wilt stellen en denk daarbij aan de volgende onderwerpen; – De stormnacht – De evacuatie – De hulp – De wederopbouw

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

32

8.

9.

10.

Probeer iemand te vinden die de watersnoodramp heeft meegemaakt en stel je vragen. Maak er vervolgens een mooi verslag van.

33

De Deltawerken / 1953 – les 2.3 – E.Opdrachtenblad Gedicht schrijven

Gedicht schrijven

Maak een gedicht over de watersnoodramp. Gebruik daarbij de volgende woorden:

windkracht -springvloed- polders- wederopbouw- geëvacueerd- getroffen gebieden

34

35

3. Het Deltaplan

36

Verantwoording hoofdstuk 3 Het Deltaplan

De essentie De leerlingen leren het belang van het Deltaplan.

Te behandelen woorden

Themawoorden Andere woorden Uitdrukkingen

Het DeltaplanDe stormvloedDe damHet zeegatDe stormvloedkeringHet zoute waterDe zoutwatervis Het zoete waterDe halfopen damDe dijkaanlegDe wegenbouw

BezwijkenNeerlatenHet protest

WoordenschatdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 12 12.1 De leerlingen leren nieuwe kernwoorden met hun betekenis.

2 12 12.1 De leerlingen leren nieuwe kernwoorden.De leerlingen leren de nieuwe kernwoorden zelf te omschrijven.

3 2/ 8 2.1 De leerlingen verwerken de kernwoorden in hun opdrachten.

Begrijpend leesdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 1 1.1 De leerlingen leren informatie halen uit een radiobericht (gesproken taal).

2 4/12 4.1/ 12.2 De leerlingen zoeken in de tekst naar nieuwe woorden.De leerlingen zoeken naar de betekenis van de nieuwe kernwoorden.

3 4 4.1 De leerlingen leren informatie te achterhalen uit diverse bronnen.

ZaakvakdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 48 48.1 De leerlingen leren welke gebieden van Nederland onder water gelopen waren en kunnen dit aangeven op hun werkblad.

2 48 48.2 De leerlingen leren welke oplossingen er bedacht zijn om een nieuwe ramp te voorkomen.De leerlingen leren dat er verschillende soorten dammen en keringen gebouwd zijn.De leerlingen leren waarom er verschillende soorten dammen en keringen zijn.

3

Themawoorden

Het Deltaplan

De stormvloed

De dam

Het zeegat

De stormvloedkering

Het zoute water

De zoutwatervis

Het zoete water

De halfopen dam

De dijkaanleg

De wegenbouw

Andere woorden

Bezwijken

Neerlaten

Het protest

De Deltawerken /1953 – Tekst 3 – Woordenlijst A3

38

De Deltawerken / 1953 – Tekst 3Woordenlijst

Themawoorden

Deltaplan

Stormvloeden

Dammen

Zeegaten

Stormvloedkering

Zout water (-vissen)

Zoet water

Half-open dam

Dijkaanleg

Wegenbouw

Andere woorden

Bezwijken

Neergelaten

Protest

H.3 Het Deltaplan – 39

Les 3.1 Context aanbrengen Het Deltaplan

Lestijd25 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren nieuwe kernwoorden met hun betekenis.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen leren informatie halen uit een radiobericht.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren welke gebieden van Nederland onder water gelopen waren en kunnen dit aangeven op hun werkblad.

MaterialenA. Radiobericht 1 februari 1953: http://www.youtube.com/watch?v=pjuP6CEiQSo B. Kopieerblad ‘Het Deltaplan’C. PowerPoint presentatie ‘Het Deltaplan’

Vertel de leerlingen dat ze gaan luisteren naar het eerste radiofragment over de watersnoodramp en dat zij onder het luisteren in steekwoorden gaan noteren wat zij opvallend vinden.

Vertel dat de leerlingen dat zij in kaart gaan brengen hoe Nederland eruitzag na 1 februari 1953. Laat hen op zoek gaan naar landkaarten waarop het ondergelopen land staat, waarbij ze gebruik mogen maken van posters, boeken en internet. Laat de leerlingen dit overnemen op hun werkblad.

Leg uit dat deze ramp zich nooit meer mocht herhalen, en laat op de plattegrond zien wat er gebeurde met de bouw van het Deltaplan (geef de nieuwe dammen en keringen aan m.b.v. de PowerPointpresentatie). Laat de leerlingen de dammen en keringen overnemen op hun werkblad.

Tips/aanvullingenRegel eventueel een excursie naar een kering of een dam.

5 min

A

15 min

B

5 min

C

Voor

Tijdens

Na

40

Het Deltaplan

Kleur de gebieden die na 1 febrauri 1953 ondergelopen waren blauw.

Om ervoor te zorgen dat Nederland niet onder water loopt, moeten we zorgen dat

De Deltawerken / 1953 – les 3.1 – B.Kopieerblad ‘Het Deltaplan’

H.3 Het Deltaplan – 41

Les 3.2 Tekst behandelen Het Deltaplan

Lestijd30 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren nieuwe kernwoorden.De leerlingen leren de nieuwe kernwoorden zelf te omschrijven.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen zoeken in de tekst naar nieuwe woorden.De leerlingen zoeken naar de betekenis van de nieuwe kernwoorden.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren welke oplossingen er bedacht zijn om een nieuwe ramp te voorkomen.De leerlingen leren dat er verschillende soorten dammen en keringen gebouwd zijn.De leerlingen leren waarom er verschillende soorten dammen en keringen zijn.

MaterialenA. Kopieerblad tekst ‘Het Deltaplan’B. Opdrachtenblad ‘Memorie’

Vraag aan de leerlingen waarom er een Deltaplan moest komen en laat de leerlingen verwoorden wat ze de vorige les hebben geleerd. Noteer kernwoorden die worden genoemd op het bord.

Lees de tekst voor en laat de leerlingen de moeilijke woorden onderstrepen.

Leg de opdracht uit:Ga in de tekst op zoek naar tien moeilijke woorden. Schrijf deze woorden in de vakjes met één streep, op je werkblad. Schrijf in de andere tien vakjes de betekenis van het woord. Knip vervolgens de kaartjes uit en speel het spel Memorie.

Tips/aanvullingen

5 min

5 min

A

20 min

B

Voor

Tijdens

Na

42

De Deltawerken / 1953 – Tekst 3

Het Deltaplan.

Na de watersnoodramp in 1953 was iedereen het erover eens. Zo’n ramp mocht nooit meer gebeuren. Kort na de overstroming werd een groot plan opgesteld: het Deltaplan. In dit plan stond hoe stormvloeden konden worden tegengehouden.

Bijna dertig jaar lang bouwde men aan nieuwe dammen en dijken. Die moesten hoog en sterk genoeg zijn om zelfs bij een superzware storm niet te bezwijken. Verschillende zeegaten in Zeeland en Zuid-Holland werden helemaal afgesloten. Zeegaten zijn plaatsen waar de zee diep het land in kan stromen.

Als eerste werd er gebouwd aan een stormvloedkering in de buurt van Rotterdam. Zo’n stormvloedkering is eigenlijk een grote schuif in de rivier. Bij hoog water wordt die schuif neergelaten. Daardoor kan het hoge water uit zee de rivier niet meer in. Het water in de rivier komt dan niet zo hoog te staan, zodat het land achter de rivier veilig is.

Toen de dam in de Oosterschelde aan de beurt was, kwam er protest van de mensen. Want met een gesloten dam was er geen eb en vloed meer in de Oosterschelde. Daardoor zou het water zoet worden. Zoutwatervissen zouden sterven; waterplanten, mosselen en watervogels zouden verdwijnen. Dat kon niet, vonden steeds meer mensen. Na een jaar lang praten werd besloten dat er in de Oosterschelde een halfopen dam kwam te liggen. Bij normaal weer stroomt het zeewater er gewoon doorheen. Maar bij storm en hoogwater gaat de dam met schuiven dicht.

Dit Deltaplan was allemaal bedacht door ingenieurs. Dat zijn mensen die veel verstand hebben van wegenbouw en dijkaanleg.In Zeeland was de Westerschelde het enige zeegat dat helemaal open bleef. Dat moest ook wel, anders konden de schepen de haven van Antwerpen niet meer bereiken. Wel werden langs de Westerschelde de oude dijken hoger en breder gemaakt.

43

De Deltawerken / 1953 – les 3.2 – B.Opdrachtenblad ‘Memorie’

Memorie

44

H.3 Het Deltaplan – 45

Les 3.3 Tekst verwerken Het Deltaplan

Lestijd30 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen verwerken de kernwoorden in hun opdrachten.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen leren informatie te achterhalen uit diverse bronnen.

MaterialenA. Flipchart: Kaartje Zeeland met dammenB. Opdrachtenblad Collage makenC. Opdrachtenblad Kering nabouwenD. Kopieerblad ‘Het Deltaplan’E. Boekje Watersnoodramp van Christine Bruggink

Laat de landkaart van Nederland zien, met alle keringen en dammen, en laat de leerlingen vertellen wat zij weten over het Deltaplan.

Leg de opdrachten uit: – Maak een collage over het Deltaplan – Bouw een kering/ dam na – Maak het opdrachtenblad

Laat de leerlingen aan de slag gaan met de door hen gekozen opdracht.

Laat de leerlingen de gemaakte opdrachten presenteren.

Tips/aanvullingen

5 min

A

20 min

B, C, D, E

5 min

Voor

Tijdens

Na

46

De Deltawerken / 1953 – les 3.3 – B.Opdrachtenblad Collage maken

Collage maken

Je gaat een collage maken over het Deltaplan. Ga op zoek naar belangrijke informatie over het Deltaplan. Probeer met tekst en plaatjes duidelijk te maken wat het Deltaplan inhoud.

Gebruik daarbij de volgende woorden:

dammen

stormvloeden

ingenieurs

deltaplan

zeegaten

dijkaanleg

bezwijken

Geef eerst een omschrijving van deze woorden.

47

De Deltawerken / 1953 – les 3.3 – C.Opdrachtenblad Kering nabouwen

Kering nabouwen

Kies één van de keringen op het kaartje hieronder.

Ga op internet op zoek naar informatie. Je kan ook informatie halen uit het boekje Watersnoodramp van Christine Bruggink. Probeer van karton de kering zo goed mogelijk na te bouwen.

48

De Deltawerken / 1953 – les 3.3 – D.Kopieerblad ‘Het Deltaplan’

Het Deltaplan

Maak de volgende opdrachten

1. Uit welke drie woorden bestaat het woord stormvloedkering?

2. Schrijf op wat deze woorden betekenen. (gebruik evt. een woordenboek)

3. Schrijf nu in je eigen woorden op wat een stormvloedkering doet.

Een stormvloedkering zorgt ervoor dat

4. Er zijn meerdere mogelijkheden om het water tegen te houden. De bekendste zijn: een dam, een dijk, een duin of een kering. Schrijf op wat de verschillen zijn tussen een dijk, een dam, een duin of een kering.

5. Er zijn verschillende keringen. Kies een kering uit en probeer er zoveel mogelijk informatie over te vinden.

49

4. Het verhaal van een ooggetuige…

50

Verantwoording hoofdstuk 4 Het verhaal van een ooggetuige…

De essentie De economische crisis in de jaren ’30 was een gevolg van ‘zwarte donderdag’ in Amerika, toen de aandelenkoersen daalden, mensen hun aandelen gingen verkopen en hun lening die ze gebruikt hadden voor aandelen niet meer konden terugbetalen aan de bank. Bovendien was er door de mechanisering minder werkgelegenheid.

Te behandelen woorden

Themawoorden Andere woorden Uitdrukkingen

De ooggetuigeDe kadeDe schuimende watermassaDroppenDe ontsmettingstabletHet dijkherstel

De oversteekHet geraasKlapperenConstaterenBeseffenHet centrale puntTevensDe troostDe hoopRuimDe bedsteeHet kermisbedDe etageDe etagewoningTevens

Ter gelegenheid van

WoordenschatdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 1/ 10 1.1/10.1 De leerlingen halen informatie uit gesproken woord en beeld.

2 1/ 2/ 8/10/ 12

1.2/ 2.1/ 8.1 / 10.2 / 12.2

De leerlingen leren nieuwe kernwoorden.De leerlingen kunnen de nieuwe kernwoorden mondeling omschrijven.De leerlingen schrijven een verhaal en maken daarbij gebruik van de kernwoorden.

3 5/ 8 5.1/8.2 De leerlingen schrijven hun eigen verhaal over de watersnoodramp.De leerlingen verwerken de kernwoorden in een collage.

Begrijpend leesdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1

2 12 12.2 De leerlingen zoeken in de tekst naar nieuwe woorden.

3 5/ 8/ 9 5.1/8.1/ 9.1 De leerlingen kunnen een verhaal omzetten in een stripverhaal.De leerlingen zoeken informatie over de watersnoodramp en verwerken deze informatie in een collage.

ZaakvakdoelenLes Nr. kerndoel Nr. indicator Lesdoel

1 De leerlingen leren waar Stavenisse ligt.De leerlingen hebben een indruk van de situatie in Stavenisse na de ramp.

2 De leerlingen leren hoe de watersnoodramp was voor een kind.

3

Themawoorden

De ooggetuige

De kade

De schuimende

watermassa

Droppen

De ontsmettingstablet

Het dijkherstel

Andere woorden

De oversteek

Het geraas

Klapperen

Constateren

Beseffen

Het centrale punt

Tevens

De troost

De hoop

Ruim

De bedstee

Het kermisbed

De etage

De etagewoning

Tevens

Uitdrukkingen

Ter gelegenheid van

De Deltawerken /1953 – Tekst 4 – Woordenlijst A3

52

De Deltawerken / 1953 – Tekst 4Woordenlijst

Themawoorden

De ooggetuige

De kade

De schuimende watermassa

Droppen

De ontsmettingstablet

Het dijkherstel

Andere woorden

De oversteek

Het geraas

Klapperen

Constateren

Beseffen

Het centrale punt

Tevens

De troost

De hoop

Ruim

De bedstee

Het kermisbed

De etage

De etagewoning

Tevens

Uitdrukkingen

Ter gelegenheid van

H.4 Het verhaal van een ooggetuige – 53

Les 4.1 Context aanbrengen Het verhaal van een ooggetuige…

Lestijd20 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen halen informatie uit gesproken woord en beeld.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren waar Stavenisse ligt.De leerlingen hebben een indruk van de situatie in Stavenisse na de ramp.

MaterialenA. Landkaart Zeeland met StavenisseB. PowerPoint presentatie ‘Stavenisse’

Laat het kaartje van Zeeland zien, waarop Stavenisse duidelijk staat aangegeven. Laat de leerlingen vertellen hen wat hun opvalt qua ligging van het dorpje Stavenisse.

Laat de PowerPointpresentatie over het dorpje Stavenisse na de ramp zien. Vertel bij elke dia wat er te zien is en geef de leerlingen zo een indruk van Stavenisse na de ramp.

Vraag of de leerlingen vragen hebben over de foto’s die zij gezien hebben.

Tips/aanvullingen

5 min

A

10 min

B

5 min

Voor

Tijdens

Na

54

Les 4.2 Tekst behandelen Het verhaal van een ooggetuige…

Lestijd30 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen leren nieuwe kernwoorden.De leerlingen kunnen de nieuwe kernwoorden mondeling omschrijven.De leerlingen schrijven een verhaal en maken daarbij gebruik van de kernwoorden.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen zoeken in de tekst naar nieuwe woorden.

ZaakvakdoelenDe leerlingen leren hoe een kind de watersnoodramp heeft ervaren.

MaterialenA. Kopieerblad tekst ‘Het verhaal van een ooggetuige…’B. Kopieerblad ‘Mijn verhaal voor de ooggetuige…’

Leg uit wat het woord ‘ooggetuige’ betekent, en laat de leerlingen eventueel zelf een ooggetuigenverhaal vertellen.

Lees het verhaal voor en laat de leerlingen meelezen. Laat de leerlingen het verhaal nogmaals lezen en nieuwe woorden onderstrepen.Bespreek de onderstreepte woorden en laat daarbij de leerlingen eerst proberen de woorden onderling uit te leggen.

Leg de opdracht uit: Schrijf een reactie, eventueel met vragen, aan meneer Van Oeveren.

Tips/aanvullingenDhr. Van Oeveren heeft aangegeven het erg leuk te vinden om de reacties van de leerlingen te lezen. Ook als er nog vragen zijn, is hij bereid deze te beantwoorden. Zijn e-mailadres is: [email protected]

5 min

15 min

A

10 min

B

Voor

Tijdens

Na

55

De Deltawerken / 1953 – Tekst 4

Het verhaal van een ooggetuige...

Het verhaal dat je straks gaat lezen is geschreven door meneer Van Oeveren. Hij was 10 jaar toen de ramp gebeurde.

Zaterdagmiddag 31 januari 1953Het waait hard uit het noordwesten. Voor ons is dat het teken dat het water weleens op de kade kan komen te staan. Lekker met je fi ets door het water rijden! Maar… het is nog niet zover, dus eerst maar eens aan het einde van de haven gaan kijken hoe hoog de golven zijn. Ik ga naar ‘het Veer’ aan het einde van de haven. De golven zijn bijzonder hoog. Zoiets heb ik nog nooit gezien.

De veerman heeft de oversteek nog gewaagd en komt op dat moment juist terug van de overkant. De golven zijn zo hoog, dat je het kleine bootje soms helemaal niet meer kan zien. Ik ga weer terug naar de haven.

Zaterdagavond 31 januari 1953Ik ben juist thuisgekomen van de Voorstraat, ik heb friet gehaald voor het hele gezin. Als ik langs de haven kom, word ik doornat van het opzwiepende water. Het moet eb zijn, maar het water staat even hoog als bij vloed.

Als de frietjes op zijn, moeten we naar bed. We slapen op zolder, waar je door het geklapper van de dakpannen en het geraas van de storm niet in slaap kan komen. Op de radio is een programma ter gelegenheid van de verjaardag van prinses Beatrix. Ik hoor mijn vader, boven het geraas van de storm en van de klapperende dakpannen, het Wilhelmus zingen.

Zondagnacht 1 februari 1953Omdat er op zolder te veel herrie is door het vele geraas, beslist mijn vader dat we maar beneden zullen gaan slapen. Mijn broer en ik in de bedstee en mijn

vader en moeder op een ‘kermisbed’ in de woonkamer.

Midden in de nacht worden we wakker. Mijn vader is naar de haven geweest en heeft geconstateerd dat het wel eens goed fout zou kunnen gaan. We gaan met z’n allen naar de zolder. Omdat wij op een dijk wonen, gaat mijn vader nog verschillende familieleden ophalen. Zo zitten we met elf mensen op de zolder. Daarna gaat hij de kippen en het varken binnenhalen. De kippen in de keuken en het varken in de woonkamer.

Intussen zijn de dijken op verschillende plaatsen doorgebroken. Mijn broer en ik kijken door het dakraam en zien alleen maar een geweldige witte schuimende watermassa.

Zondagmorgen 1 februariOp die zondagmorgen begin ik een klein beetje te beseff en hoe groot de ramp eigenlijk is.

Het waait nog steeds erg hard en mijn vader begrijpt dat er nog van alles kan gebeuren. Op dit moment is het eb, maar in de middag zal het weer vloed zijn en hoe hoog zal dan het water komen? Hij besluit dat we naar het gemeentehuis zullen gaan. Dat is een centraal punt in het dorp en tevens het hoogste punt in het dorp.

Zondagmiddag 1 februariIn het gemeentehuis is het een drukte van belang. Op de eerste etage heb ik uitzicht over het hele dorp. Overal waar je maar kan kijken is water, water en nog eens water.

De dominee is druk in de weer om iedereen eten te geven. Na het eten gaat de dominee bidden om de

vloed. Zondagmorgen 1 februariOp die zondagmorgen begin ik een klein beetje te beseff en hoe groot de ramp eigenlijk is.

Het waait nog steeds erg hard en mijn vader begrijpt dat er nog van alles kan gebeuren. Op dit moment is het eb, maar in de middag zal het weer vloed zijn en hoe hoog zal dan het water komen? Hij

56

mensen troost en hoop te geven. Ondertussen is het weer vloed geworden en ook het gemeentehuis staat rondom in het water.

Aan boord van ‘Le Bon Espoir’We zijn aan boord van een binnenvaartschip. Het ruim ligt vol met stro en veel mensen hebben een eigen hoekje gemaakt. Ik hoor het geronk van vliegtuigen en de volwassenen rennen naar boven. De vliegtuigen

hebben bepaalde dingen gedropt. Mijn vader komt terug met enkele broden en ontsmettingstabletten. De ontsmettingstabletten zijn bedoeld om van zeewater drinkwater te maken. We hebben enorme dorst, dus proberen maar. Het resultaat is niet bepaald bijzonder. Inmiddels vertrekken

we uit de haven van Stavenisse, met als eerste doel de haven van Bruinisse. Het waait nog steeds hard. Regen- en hagelbuien wisselen elkaar af. Er gaan geruchten dat de boot weleens door de harde stroming de polder ingesleurd kan worden. Het valt allemaal mee.

Aankomst in DordrechtWe zijn in Dordrecht aangekomen. Het is een drukte van belang. Verpleegsters en verplegers vangen ons op. We worden direct naar het ziekenhuis gebracht. Ik krijg daar gelijk een hele warme beker melk. De dorst is zo groot, dat ik mijn mond verbrand.

Aankomst in RotterdamVanuit Dordrecht gaan we met de trein naar Rotterdam. We gaan naar een oom van mijn moeder. Hij heeft een winkeltje in Rotterdam. Bij aankomst maken mijn broer en ik gelijk een literfl es limonade leeg. We blijven daar een paar nachten.

Dan mogen we naar een andere meneer. Hij woont in een etagewoning en wij krijgen de slaapkamer om in te wonen en te slapen. Waar hijzelf en zijn vrouw en dochter slapen? Ik weet het niet. Hij is leraar op een openbare school en heeft geregeld dat mijn broer en ik daar naar school kunnen. Wij gaan daar ongeveer een halfj aar naar school, voordat wij terug kunnen naar onze eigen woonplaats. In juli 1953 gaan we weer terug naar Stavenisse.

Opnieuw naar schoolOmdat wij op een dijk wonen, zijn wij al vroeg terug in het dorp. Mensen die in de lagergelegen gebieden wonen, komen pas later terug. De klassen in de school zijn dan ook maar voor de helft gevuld.

WederopbouwDe polders zijn inmiddels weer droog. Het dijkherstel is nog in volle gang. Het is dan ook een drukte van belang in Stavenisse. Veel aannemers zijn bezig met dijkherstel en het bouwen van nieuwe huizen. Voor ons als kinderen valt er dan ook veel te beleven.

57

De Deltawerken / 1953 – les 4.2 – B.Kopieerblad ‘Mijn verhaal voor de ooggetuige...’

Mijn verhaal voor de ooggetuige

Naam: ............................................................................

Je hebt het verhaal van meneer Van Oeveren gelezen. Schrijf meneer Van Oeveren een brief wat je van het verhaal vond.

58

Les 4.3 Tekst verwerken Het verhaal van een ooggetuige…

Lestijd60 minuten

WoordenschatdoelenDe leerlingen schrijven hun eigen verhaal over de watersnoodramp.De leerlingen verwerken de kernwoorden in een collage.

Begrijpend leesdoelenDe leerlingen kunnen een verhaal omzetten in een stripverhaal.De leerlingen zoeken informatie over de watersnoodramp en verwerken deze informatie in een collage.

MaterialenA. Opdrachtenblad ‘Stripverhaal‘B. Opdrachtenblad ‘Verhaal schrijven’C. Opdrachtenblad ‘Collage maken’D. Envelop met woorden voor de collage

Vraag welke leerling zijn of haar verhaal, uit de vorige les, wil voorlezen.

Leg de opdrachten uit, en laat de leerlingen met een van deze opdrachten aan de slag gaan: 1. Maak een stripverhaal bij het verhaal van meneer

Van Oeveren. 2. Stel je voor … jij hebt de watersnoodramp

meegemaakt. Schrijf jouw verhaal! 3. Maak een collage over de watersnoodramp.

Gebruik daarbij de woorden die op de opdrachtenkaartjes staan.

Vraag de leerlingen om de (strip)verhalen en collages te presenteren. De collages en stripverhalen kunnen opgehangen worden in de klas.

Tips/aanvullingen

5 min

45 min

A, B, C, D

10 min

werk

Voor

Tijdens

Na

59

De Deltawerken / 1953 – les 4.3 – A.Opdrachtenblad Stripverhaal

Stripverhaal maken

Naam: ............................................................................

Maak je eigen stripverhaal bij het verhaal van meneer Van Oeveren. Gebruik daarbij de volgende woorden:

– ooggetuige – kade – geraas – bedstee – schuimende watermassa etage – ontsmettingstabletten – dijkherstel – beseffen – troost

60

61

De Deltawerken / 1953 – les 4.3 – B.Opdrachtenblad Verhaal schrijven

Verhaal schrijven

Naam: ............................................................................

Stel je voor… Je hebt de watersnoodramp meegemaakt. Schrijf jouw verhaal!

62

De Deltawerken / 1953 – les 4.3 – C.Opdrachtenblad Collage maken

Collage maken

Je gaat een collage maken over de watersnoodramp. Pak 4 kaartjes uit de envelop en maak op je collage, dmv plaatjes en tekst, duidelijk wat deze woorden betekenen en wat ze met de watersnoodramp te maken hebben.

Gebruik hierbij de informatieboeken of ga op zoek naar informatie op internet.

63

Etagewoning

Bedstee

Oversteek

Kade

Dijkherstel

Schuimendewatermassa

Ooggetuige

Geraas

Troost

Gedr

Colofon© 2015 | Schatgraven, Bleskensgraaf

Deze handleiding is bestemd voor gebruikers van ‘Schatgraven’. Lessenpakket Schatgraven is ontwikkeld door SmdB Bleskensgraaf. Alle rechten voorbehouden.

5-4_DeDeltawerken1953_D | Laatste wijziging: 26 januari 2015, 9:34 | ontwerp: Doordacht.nu