COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de...

16
april 2018 mijngezondheidsgids.nl Dé jeugddelinquent bestaat niet Pagina 4 ‘Bespreek psychische gezondheid op school’ Pagina 12 Continuïteit realiseren met ambulante zorg Pagina 6 Het draait niet enkel om het overleven van kanker, maar juist om de kwaliteit van leven erna Pagina 10 COMMERCIËLE BIJLAGE Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant

Transcript of COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de...

Page 1: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

april 2018mijngezondheidsgids.nl

Dé jeugddelinquent

bestaat niet

Pagina 4

‘Bespreek psychische

gezondheid op

school’

Pagina 12

Continuïteit realiseren

met ambulante zorg

Pagina 6

Het draait niet enkel om

het overleven van kanker,

maar juist om de kwaliteit

van leven erna

Pagina 10

COMMERCIËLE BIJLAGEDeze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant

Page 2: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG

INHOUDSOPGAVE

Colofon

Zorg en veiligheid

Deze onafhankelijke publicatie van Pulse Media Group verschijnt op 25 april bij de Volkskrant. De bijlage valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Volkskrant.

3 Continuïteit van zorg voor complexe doelgroep

4 ‘Iedere jeugddelinquent is anders’

5 Het gaat stapsgewijs beter

5 De verbintenis tussen straf en zorg

6 Een passende benadering voor mensen met een LVB

6 Continuïteit realiseren met ambulante zorg

7 De cliënt centraal in integrale aanpak

8 ‘Door je eigen ervaring begrijp je cliënten beter’

8 ‘Psychische begeleiding is van groot belang’

COLUMN

Goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Ik zal

niet zeggen dat het helemaal perfect is, maar we

hebben het goed voor elkaar in Nederland. Dit

willen we graag zo houden. Maar de samenleving

verandert en de zorgvraag verandert mee. Het

wordt een grote uitdaging, zo niet de grootste

uitdaging, om ervoor te zorgen dat we op tijd

goede zorg krijgen, nu, en in de toekomst.

Verschillende partijen zetten zich hier maximaal

voor in. Maar ze kunnen het niet alleen. Daarom

is samenwerking met alle betrokken partijen

noodzakelijk. De veranderende samenleving

vraagt om een onorthodoxe aanpak. We zullen

gezamenlijk de gebaande paden moeten verlaten

om tot werkbare oplossingen te komen. Innovatie

is hierbij het sleutelwoord.

Om innovaties te stimuleren is het goed om

regelmatig te kijken hoe de praktijk werkt. Zo

was ik onlangs bij een Amsterdamse huisarts

die spreekuur houdt via de webcam. Dat is snel

en efficiënt. Je hoeft niet meer onnodig naar de

praktijk en de dokter kan echt de tijd nemen voor

mensen die dat nodig hebben. De patiënten zijn

tevreden. Al misten sommigen wel de gesprekken

in de wachtkamer. Ook voor hen heeft de huisarts

een oplossing. Hij organiseert een koffieochtend

in de buurtkroeg.

Dat zijn dus twee vliegen in een klap. Goede,

betaalbare zorg en aandacht voor het sociaal

welzijn van de patiënt. Samen voor betere en

betaalbare zorg, nu en in de toekomst.

Auteur: Marian KaljouwVoorzitter van de Raad van Bestuur van

de Nederlandse Zorgautoriteit

Uitdaging

De inhoud van de commerciële bijdragen zoals profielen, expertinterviews, expertbijdragen en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden.De redactie van PMG tracht alle fouten te voorkomen, maar de redactie kan niet instaan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid. Pulse Media Group B.V. www.pulsemedia-group.com [email protected]

Sales: Florieke Leenders, Sebas Touati en Maarten le Fevre (commercieel directeur). Redactie: Marianne Rijke (hoofdredacteur), Victor van der Boom (eindredacteur), Stijn Ettes, Nina Visser, Laura Fransen en Iris te Voert.Vormgeving: Gydo Veeke, foto's: bigstockphoto.com en unsplash.com. Directeur-uitgever: Paul van Vuuren, drukker: Nieuwsdruk Nederland, Amsterdam.

Zorg, onderwijs en ICT

12 ‘Bespreek psychische gezondheid op school’

12 Goede zorg vergt professionals in ontwikkeling

12 Opleidingen en cursussen voor hoogwaardige zorg

13 Continu leren in de moderne zorgsector

15 ‘Goede integratie zorg en ICT van levensbelang’

9 Innovatie in de revalidatiezorg sleutel voor kwaliteit

10 Het belang van de juiste zorg na kankerbehandeling

10 Samenwerken in revalidatie en kanker

11 Belang van lijnloze oncologische nazorg

11 Psychische zorg bij kanker bereikt nog niet iedereen

Beweging, medisch specialistische revalidatie en nazorg

Rectificatie artikel ‘Onderzoek, onderwijs en technologie voor zorginnovaties’

In de PMG-bijlage Innovatie in de zorg van 11 april bij de Volkskrant is ten onrechte de verkeerde versie geplaatst van het artikel ‘Onderzoek,

onderwijs en technologie voor zorginnovaties’. Onze excuses hiervoor. Het juiste artikel is te lezen op:

https://www.mijngezondheidsgids.nl/onderzoek-onderwijs-en-technologie-zorginnovaties/. De hoofdredactie van PMG.

Page 3: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG 3ZORG EN VEILIGHEID

Voor het overgrote deel van de mensen in Nederland is de zorg goed

geregeld. De continuïteit van zorg voor de kleine groep mensen met een complexe, meervoudige problematiek kan en moet echter beter worden ingericht, vinden bestuursleden Julichska Venmans en Sanne Verwaaijen van CONRISQ. “Wie bijvoorbeeld een autismestoornis heeft, of een trauma heeft opgelopen, kan rekenen op goede zorg. Maar als iemand daarnaast ook nog verslaafd, suïcidaal of zwakbegaafd is, past diegene niet in één hokje. Juist deze complexe doelgroep is gebaat bij continuïteit van zorg in de gehele levensloop.”

Waarom is er nu geen sprake van continuïteit van zorg voor deze groep?“Nederland kent heel veel instituten, zorgmodules en richtlijnen voor enkelvoudige problematiek. Wanneer iemand een meervoudige problematiek heeft en er meerdere richtlijnen nodig zijn, wordt het ingewikkeld. Waar krijgt iemand dan de juiste hulp? En hoe wordt de continuïteit gewaarborgd die deze persoon nodig heeft? Een voorbeeld is dat iemand die achttien wordt opeens te maken krijgt met zorg voor volwassenen. En als een schizofrene man behandeling ondergaat binnen de ggz en vervolgens een delict pleegt, dan krijgt hij een strafrechtelijke titel en vindt een breuk plaats in het behandeltraject. De zorg is dus gefragmenteerd: er is zorg voor het jongere kind, het oudere kind en voor volwassenen. Daarnaast vindt de financiering plaats vanuit de zorgverzekeringswet, de gemeente of vanuit een andere partij. Hierdoor komen mensen steeds in een ander hokje terecht en wordt hun problematiek niet als geheel bekeken en aangepakt. Bovendien vraagt elke route specifieke professionaliteit en kennis, het werken langs de randen van

of binnen een gedwongen kader vergt een hoge mate van deskundigheid. Waar jeugdzorg vanuit een zorgperspectief naar een kind en de ouders kijkt, wordt in de zorg die door de rechter opgelegd wordt – zoals JeugdzorgPlus of forensische zorg – mede vanuit een risicoperspectief gekeken. Hierdoor kan het zijn dat er, afhankelijk van de blik waarmee men

kijkt, een andere route gekozen wordt. Het is veel beter om de blikken voor deze complexe doelgroep al aan het begin aan elkaar te koppelen, om vandaaruit te bepalen wat de route is.”

Waarom is het zo belangrijk de problematiek van mensen integraal te bekijken?“Je kunt de zorg voor deze doelgroep niet zomaar knippen. Je kunt bijvoorbeeld niet een trauma behandelen los van iemands gedragsproblemen, omdat die gedragsproblemen juist voortkomen uit dat trauma. Je moet dus goed kijken: wat is er aan de hand, wat moeten we eerst aanpakken en hoe zorgen we dat we niet alleen aan symptoombestrijding doen maar ook kijken naar de oorzaak? Het is essentieel om de ernst, complexiteit en chroniciteit van de onderliggende problematiek bij deze doelgroep te onderkennen in een deskundige triage en eventueel aanvullende risicotaxatie. Beter meteen het juiste doen dan stapelen van zorg. Dit blijkt ook uit het onder-zoeksrapport Leren van calamiteiten van de gezamenlijke inspecties, waarin uit calamiteiten van de laatste jaren drie belangrijke lessen getrokken worden. De eerste les is: volwassen problematiek is kindproblematiek. Dit betekent dat zorgverleners niet alleen naar de ouder moeten kijken, maar ook naar wat de situatie met het kind doet. De tweede les draait om het erkennen dat er een kleine groep chronisch kwetsbare mensen is, die hun leven lang een kwetsbaarheid hebben en die altijd aandacht nodig zullen

hebben. Bij deze groep is het risico groot op overschatting van de eigen kracht, waardoor zij opnieuw in de problemen komen. De derde les luidt: vrijwillig is niet vrijblijvend. Zorgverleners moeten kunnen doorpakken op het moment dat ze risico’s zien. Dit moet uiteraard gebeuren met behoedzaamheid, zorgvuldigheid en behoud van de verstandhouding. Om dit te waarborgen is continuïteit van zorg geboden.”

Hoe kan deze continuïteit worden bewerkstelligd?“Voor de complexe groep waar het hier om gaat moet je aan de voorkant van de zorg een deskundige triage doen en de kennis en kunde voor de zorg aan de achterkant verbinden. Het is niet de bedoeling om twintig verschillende mensen op iemand af te sturen, waarvan de een heeft doorgeleerd voor schuldhulpverlening, de ander voor verslavingszorg en een derde voor maatschappelijk werk. Er moet geen sprake meer zijn van doorverwijzing van hulpverlener naar hulpverlener waarbij mensen steeds opnieuw hun verhaal moeten doen. Je

moet een organisatie juist zo inrichten dat ze zelf alles kan bieden wat een cliënt op dat moment nodig heeft. Dit kan door aan de achterkant alle hulpverleners te verbinden die kennis hebben van dat specialistische stukje dat nodig is om een cliënt weer op de rit te krijgen. Aan de voorkant zorg je dan dat degene die met de cliënt werkt dezelfde persoon blijft die het vertrouwen geniet en de juiste ingangen heeft. Deze persoon kan indien nodig af en toe een andere hulpverlener meenemen naar de cliënt of iemand raadplegen over een bepaalde problematiek, maar blijft zelf de continuïteit bewaken en de levensloop in de gaten houden.”

Wat is jullie rol in dit geheel?“CONRISQ is een holding met vijf zelfstandige dochterondernemingen die hun hulpverlening, kennis en middelen bundelen. Deze ondernemingen zijn Bijzonder Jeugdwerk, de O.G. Heldringstichting, Pactum, Pact18, en de Rooyse Wissel. Binnen CONRISQ bedienen we allerlei vormen van zorg: vrijwillige (jeugd)zorg, opvoedondersteuning en talentontwikkeling, civielrechtelijke zorg en forensische zorg, waaronder tbs. Onze gezinnen, jongeren of patiënten zijn allemaal naar ons doorverwezen in verschillende fasen van hun leven, al dan niet met een maatregel van de rechter. Bij hen is sprake van een breed palet aan gezins- of persoonlijkheidsproblemen, gedragsproblemen, suïcidaliteit of trauma’s. De dochterondernemingen hebben ieder hun eigen expertise, variërend van lichtere zorg tot forensische expertise, van pleegzorg, adoptiezorg en traumazorg tot gesloten jeugdzorg. Wanneer een van hen een cliënt heeft met problematiek die niet binnen hun eigen specialisme valt, kunnen ze profiteren van de kennis en kunde van de andere organisaties. Hierdoor hoeven ze de cliënt niet door te verwijzen of over te dragen, maar kunnen ze zelf de benodigde expertise uit de eigen omgeving halen. De verbinding op al die fronten maakt CONRISQ uniek. Wij bieden een integrale aanpak voor lichtere en zwaardere zorg, jeugd en volwassenen, slachtoffers en daders, gemeentelijk gefinancierde zorg en zorgverzekerde zorg. Onze overkoepelende behandelvisie hebben we uiteengezet in vijf thema’s: Integrale benadering, Duurzaam en veilig participeren, Risicogestuurde zorg, Trauma-geïnformeerde zorg en Huiselijk geweld en verwaarlozing.”

Continuïteit van zorg voor complexe doelgroep

INTERVIEW met Julichska Venmans en Sanne Verwaaijen

www.conrisqgroep.nl0488 – 471 [email protected]

Meer informatie

Richard van Tilborg en Robbert Jellinek“Voor de complexe groep waar het hier om gaat moet je aan de voorkant van de zorg een deskundige triage doen en de kennis en kunde voor de zorg aan de achterkant verbinden”

“Wanneer iemand een meervoudige problematiek

heeft en er meerdere richtlijnen nodig zijn, wordt het ingewikkeld. Waar krijgt iemand dan de juiste hulp?

En hoe wordt de continuïteit gewaarborgd die deze persoon

nodig heeft?”

“Je moet dus goed kijken: wat is er aan de hand, wat moeten

we eerst aanpakken en hoe zorgen we dat we niet alleen

aan symptoombestrijding doen maar ook kijken naar de

oorzaak?”

Julichska Venmans en Sanne Verwaaijen

Page 4: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG4 ZORG EN VEILIGHEID

Dé jeugddelinquent bestaat niet, blijkt uit onderzoek naar de kenmerken van jongeren die in contact komen met politie en justitie. Iedere

jongere heeft dan ook een behandeling op maat nodig. Ondanks de onderlinge verschillen zijn er een aantal elementen aan te wijzen waar alle jongeren baat bij hebben. Een daarvan is continuïteit van zorg. “Deze groep heeft doorgaans langere tijd hulp nodig, ook na het achttiende levensjaar”, zegt Robert Vermeiren, hoogleraar Forensische kinder- en jeugdpsychiatrie bij het VUMC.

Waarom komen jongeren in aanraking met justitie? Een eenduidig antwoord op die vraag is er niet, laat het onderzoek van Vermeiren en anderen zien. De onderzoekers bestudeerden de sterktes en zwaktes van jongeren die in detentie zitten, en ging na welke factoren ertoe hadden geleid dat ze in deze positie terechtkwamen. Dit bleek voor iedere jongere verschillend te zijn. In sommige gevallen spelen individuele kenmerken een rol, zoals impulsiviteit of slecht in staat zijn emoties van anderen in te schatten. Daarnaast kan de omgeving een factor zijn. Jongeren kunnen bijvoorbeeld beïnvloed zijn door leeftijdsgenoten, of opgroeien in een gezin waar zich problemen voordoen. Naast deze algemene studie deed Vermeirens groep ook specifiek onderzoek naar meisjes in justitiële jeugdinrichtingen, die werden gevolgd tot ze jongvolwassen waren. “We zien dat meisjes een heel ander profiel vertonen dan jongens. Bij meisjes spelen veel meer emotionele problemen. Ze hebben veel vaker te maken gehad met trauma, misbruik en mishandeling in de omgeving en de gevolgen daarvan.”

Gewetensontwikkeling Bij een deel van de jongeren die met justitie in aanraking komt is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling. Maaike Cima, hoogleraar Forensische orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit, richt zich met haar onderzoek op deze groep. “Het geweten is een vaag begrip, en gewetensontwikkeling dus ook. Het is lastig om hier onderzoek naar te doen, omdat er geen duidelijk afgebakende definitie is.” Zelf gaat ze uit van de theorie dat het geweten een combinatie is van gedrag, cognitie (kennis over goed en kwaad en hoe iemand denkt over morele dilemma’s) en emoties als anticiperend schuldgevoel. Haar onderzoek liet zien dat zowel volwassenen als jongeren met koelbloedige psychopathische kenmerken wel degelijk kennis hebben van goed en kwaad maar dat zij morele emoties missen die hun gedrag sturen. Het blijkt dat jonge kinderen al vrij vroeg in staat te zijn om empathisch vermogen te

ontwikkelen, dat hen in staat stelt zich te verplaatsen in anderen. Bij sommige kinderen gebeurt dit echter niet. Zij ontwikkelen dientengevolge koude, koelbloedige persoonlijkheidskenmerken en zijn bijvoorbeeld niet aangedaan door verdriet of angst van anderen.

De oorzaken voor een gebrekkige gewetensontwikkeling zijn moeilijk te achterhalen, wat onderzoek ingewikkeld maakt. Er zijn geen standaardfactoren of ontstaanswijzen die voor iedereen gelden, licht Cima toe. “De ene jongere komt uit een gebroken gezin, is mishandeld of op jonge leeftijd uit huis geplaatst, waardoor hechtingsproblemen zijn ontstaan. Maar er zijn ook kinderen die in een stabiele omgeving opgroeien en waarbij het toch misgaat.” Niet alleen de omgeving, ook neurobiologische factoren kunnen van invloed zijn, zoals het hebben van een afwijkende stressrespons. Wanneer iemand iets doet wat niet mag of strafbaar is, geeft het lichaam normaal gesproken het stresshormoon cortisol af, waardoor diegene van het gedrag afziet. Jongeren met een verstoord stresssysteem hebben echter een lager cortisolniveau en zijn dus minder gevoelig voor straf. Hierdoor ontwikkelen ze zich gewetenlozer, wat in sommige gevallen kan resulteren in het plegen van strafbare feiten.

Behandeling Omdat de achtergrond van jongeren in een jeugdinrichting zo sterk verschilt, heeft ieder individu een aanpak op maat nodig. Wel kent elke behandeling volgens Vermeiren een aantal vaste elementen: contact maken met jongeren, ze motiveren en enthousiasmeren, en ze overtuigen van het nut om te investeren in de behandeling. Ook gedragstherapeutisch en systeemgericht werken, waarbij het gezin bij de behandeling wordt betrokken, zijn standaardelementen. Vervolgens is het van belang om het specifieke risico- en sterkteprofiel van een jongere te analyseren en de behandeling daarop in te richten. “Er zijn dus een aantal generieke elementen, maar daarnaast moet je in de specifieke context kijken wat nodig is en wat jongeren zelf willen. De therapie moet ook van hen zijn.”

Na afloop van een behandeling moeten jongeren niet zomaar worden losgelaten, benadrukt Cima. “Continuïteit van zorg is cruciaal. Het idee hierachter is dat er een bepaalde doelgroep is die altijd zorg nodig heeft, ook al is de therapie afgelopen.” Jongeren blijven namelijk vatbaar voor negatieve omgevingsinvloeden. Om te voorkomen dat ze een strafbaar feit plegen, zouden ze volgens de hoogleraar zorg voor de levensloop moeten hebben. “Dat begint al in de kindertijd. Als iemand een keer in de maand langskomt kan die zien

hoe het gaat, en kan er preventief worden opgetreden indien nodig.”

Continuïteit van zorg is volgens Vermeiren ook belangrijk omdat in veel gevallen sprake is van intergenerationele problematiek, die van de ene op de andere generatie wordt overgedragen. Zijn onderzoek liet zien dat een substantieel deel van de meisjes die in aanraking was gekomen met justitie een eerste kind kreeg tussen het 19e tot 21e levensjaar. Ze werden dus moeder op het moment dat ze zelf nog kwetsbaar waren. Vaak hadden ze schulden en psychiatrische problemen, en hadden ze hun opleiding niet afgemaakt. “We moeten niet alleen kijken hoe we deze jonge moeders kunnen begeleiden naar zelfstandigheid, maar moeten ons ook richten op hun kinderen”, zegt Vermeiren. “Zo kunnen we vermijden dat zij eveneens in contact komen met justitie.”

PreventieOok Cima hoopt dat in de toekomst meer kan worden ingezet op preventie, zeker op het gebied van gebrekkige gewetensontwikkeling. Koelbloedige persoonlijkheidskenmerken kunnen zich namelijk manifesteren op zeer jonge leeftijd. Voor deze kinderen is de prognose dat hoe later een behandeling wordt ingezet, hoe resistenter ze daartegen zijn. Cima: “Je moet voorkomen dat jonge kinderen zich al zo vroeg gewetenloos kunnen ontwikkelen door meer in te zetten op preventie. Als ze eenmaal bepaalde kenmerken laten zien, is het heel moeilijk om dat te veranderen.”

Daarom richt ze zich met haar onderzoek in het babylab onder meer op heel jonge kinderen. Door speeksel af te nemen wordt het cortisolniveau bepaald, zodat duidelijk wordt of het stresssysteem van de kinderen normaal functioneert. Ook de opgroeisituatie wordt meegenomen. “Zo willen we nagaan of kinderen die al heel jong een laag cortisolniveau hebben al dan niet een voorkeur voor antisociaal gedrag laten zien. En of kinderen die opgroeien in een gewelddadige omgeving ook een voorkeur hebben voor antisociaal gedrag.” Daarnaast wil ze kinderen die zich al vroeg heel empathisch gedragen bestuderen, om te bekijken of daar lering uit valt te trekken om antisociaal gedrag om te buigen.

Zo dragen continuïteit van zorg en preventie er hopelijk aan bij dat jongeren hun eigen weg kunnen blijven bewandelen, maar dat ze daarbij wel op het rechte pad blijven.

Van onze redactieAuteur: Nina Visser‘Iedere jeugddelinquent is anders’

Page 5: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG 5ZORG EN VEILIGHEID

Wanneer jongeren voor de eerste keer in aanraking komen met politie, is

het heel belangrijk om na te gaan waarom een jongere de fout in is gegaan en of er een achterliggende hulpvraag is. Is dat het geval, dan dient de hulpverlening te worden ingeschakeld om de jongere bij te staan. Een goede verbinding tussen straf en zorg is daarom essentieel, vertellen Janet ten Hoope, directeur-bestuurder van Halt, en Halt-medewerker Sylvana Heutink. “Die afstemming verloopt in sommige gevallen heel mooi, maar in andere gevallen kan het nog beter.”

Waarom is de verbinding tussen straf en zorg zo van belang?Ten Hoope: “Over het algemeen is het strafrecht weinig blijvend effectief als je er niet voor zorgt dat daarbuiten ook een aantal zaken wordt geregeld, zoals huisvesting of financiën. Natuurlijk is een overheidsreactie op strafbaar gedrag belangrijk: schade vergoeden, excuus aanbieden aan het slachtoffer, leer- en werkopdrachten. Maar vaak zit er wel een reden achter strafbaar gedrag, zoals problemen op school, thuis, met vrienden of middelengebruik. De meeste jongeren weten wanneer gedrag niet oké is, maar ze doen het toch. Wil je voorkomen dat ze in de toekomst niet opnieuw in de problemen komen, dan moet je begrijpen waarom het is misgegaan en daar passende hulp bij zoeken. Deze gedachte is niet nieuw. Maar nu vanaf 2015 gemeenten een veel grotere verantwoordelijkheid hebben

voor zorg en jeugd is de samenwerking tussen gemeentelijke instanties en strafrechtelijke organisaties wel urgenter geworden.”

Op welke punten kan deze samenwerking nog beter?Ten Hoope: “Je ziet dat de strafrecht- en gemeentelijke wereld elkaar nog niet altijd goed kennen. Een officier van justitie heeft bijvoorbeeld regelmatig contact met de burgemeester, maar wethouders zijn relatief onbekende partners. Andersom zijn wethouders van bijvoorbeeld onderwijs, zorg en jeugd vaak niet bekend met hoe de strafrechtketen werkt, hoe zaken zich aandienen en welke problematiek er speelt. Het zorgen voor korte lijnen binnen een gemeente is essentieel. Het verschilt erg per gemeente hoeveel regie en sturing daarop zit. Sommige gemeenten zijn heel goed bezig met een integrale hands-on aanpak voor jeugd, maar er zijn ook plaatsen waar het nog gefragmenteerd is. Dat maakt het soms lastig om vanuit het strafrecht snel de juiste ingang naar zorg te vinden. Dat is vooral in het nadeel van de jongere, die hierdoor niet altijd in het juiste tempo op de juiste plek terechtkomt.”

Wat is jullie rol hierin?Heutink: “Jongeren tussen 12 en 18 jaar die voor de eerste of soms tweede keer voor licht strafbare feiten in aanraking komen met de politie, kunnen buiten het strafrecht gehouden worden door

naar Halt te gaan. Bij Halt krijgen ze een pedagogische interventie, waarbij zo snel mogelijk wordt gereageerd op grensoverschrijdend gedrag. Hierin zit een strafelement, er is aandacht voor het slachtoffer en daarnaast probeert Halt jongeren te laten inzien dat zij zelf invloed kunnen uitoefenen op hun gedrag. Een belangrijke pijler is ouderbetrokkenheid. In het eerste gesprek, met ouders erbij, bespreken we de verschillende leefgebieden om te kijken of ergens zorgen zitten. Bij zorgsignalen zoeken wij actief contact met hulpverlenersorganisaties.”

Ten Hoope: “Halt vervult van oudsher een schakelfunctie tussen straf en

zorg. We hebben altijd met gemeenten samengewerkt, maar ook met de justitiekolom. Hierdoor weten we lokaal de hulpverlening goed te vinden. Ons doel is om de jongeren zo goed mogelijk over te dragen, het liefst middels een warme overdracht. Hiervoor nodigen we als het kan een hulpverlener uit voor het laatste gesprek binnen de Halt-straf, zodat wij alle informatie zo goed mogelijk kunnen delen en er voor jongeren en hun ouders een naadloze overgang is van straf naar zorg.”

INTERVIEW met Janet ten Hoope en Sylvana Heutink

De verbintenis tussen straf en zorg

www.halt.nl

Meer informatie

Sylvana Heutink en Janet ten Hoope (foto: Marion Rot)

Sommige jongeren zetten al vrij vroeg, soms al op twaalfjarige leeftijd, de eerste stappen op het criminele pad. Om te voorkomen dat zij op

zulke jonge leeftijd in het strafrecht terechtkomen, is het noodzakelijk om in te zetten op preventie. Dat kan door op tijd in gesprek te gaan met de ouders en door steunstructuren rondom een gezin aan te leggen. Het is immers veel beter om vanuit hulp en ondersteuning te werken dan vanuit straf en repressie, vindt Jan Menting, ambassadeur Zorglandschap Jeugd bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG),

de jeugdhulpbranches en het ministerie van VWS. “Gemeenten en zorgaanbieders hebben samen de taak om dat preventieve element zo goed mogelijk in te vullen.”

Voor het realiseren van deze taak hebben gemeenten verschillende instrumenten tot hun beschikking, zoals de leerplichtambtenaar, jeugdhulp, de huisarts en het onderwijs. Met deze systemen kan een gemeente jongeren die dreigen af te glijden snel in beeld krijgen. Komt iemand bijvoorbeeld al een tijdlang niet meer naar school, zonder dat bekend is waar dat aan ligt, dan zouden alarmbellen moeten afgaan, zegt Menting. “In dergelijke gevallen kan iemand het gezin bezoeken om het gesprek aan te gaan en te vragen wat er speelt.”

Hulp op maatEen gemeente die preventie en zorg zo goed mogelijk wil organiseren, doet er goed aan te zorgen dat wijkteams direct in verbinding staan met huisartsen en scholen, stelt Rik Verdellen, contractmanager Jeugdhulp bij de gemeente Arnhem. Is er meer aan de hand in een gezin, zoals problemen met schulden of verslaving, dan zoeken huisartsen en scholen contact met het wijkteam,

dat een integrale aanpak voor de volledige problematiek opstelt. “In het verleden waren zoveel verschillende partijen verantwoordelijk voor de zorg dat zij elkaar in de weg liepen. Soms wisten ze niet eens van elkaars bestaan.” Het voordeel aan de huidige opzet is dat wijkteams in staat zijn integraal naar de problemen van een gezin te kijken. Een ander voordeel van de keuze om de gemeente de jeugdhulp te laten uitvoeren, is volgens Verdellen dat mensen hulp op maat kunnen krijgen, die ook nog eens in de eigen omgeving voorhanden is.

Niet zeggen, maar ook doenVanuit gemeentelijk perspectief zijn dus voldoende instrumenten beschikbaar om snel jongeren in beeld te krijgen waarmee het niet goed gaat. Gemeenten die erin slagen onderwijs en zorg goed op elkaar te laten aansluiten, hebben goud in handen, meent Menting. “Er is veel mogelijk, het is alleen heel veel werk om het te organiseren. Je moet verbindingen leggen, combinaties tussen wijkteams en onderwijs organiseren en zorgen dat specialistische hulpverleners dichtbij het wijkteam zitten.”

Uiteraard verloopt dit nog niet in alle gemeenten even goed, want door de decentralisatie zijn nu eenmaal verschillen ontstaan. Er zijn plekken in het land waar het heel goed gaat en plekken waar het nog beter kan, weet Menting. Hij ziet stapsgewijs verbetering optreden, nu gemeenten, onderwijs, zorg en justitie in de gaten hebben dat overleg en samenwerking leiden tot betere oplossingen. “Nu is het nog een kwestie van uitvoering. Samenwerking en communicatie kun je in theorie op ieder probleem loslaten. Maar je moet het niet alleen zeggen, je moet het ook doen.”

Het gaat stapsgewijs beter Van onze redactieAuteur: Nina Visser

Page 6: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG6 ZORG EN VEILIGHEID

Binnen het geheel aan mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) be-

vindt zich een kleine groep met complexe problematiek. Zij hebben te maken met gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen, al dan niet in combinatie met lichamelijke of verslavingsproblematiek. Deze mensen kunnen steeds vaker ambulant worden behandeld, vertellen directeur Harm Wijgergangs en psychi-ater Irma Dwarkasing van STEVIG.

Wat is het voordeel van ambulante behandeling?Dwarkasing: “Het is niet bewezen dat een langdurige klinische behandeling leidt tot een beter functioneren in de woonomgeving dan een ambulante behandeling. Daarnaast zie je dat wanneer mensen voor langere tijd worden opgenomen in een klinische setting, ze gewend raken aan die plek, terwijl dat niet hun natuurlijke woon-omgeving is. Als patiënten na zo’n lang verblijf weer terug naar huis of een andere woonplek gaan, komt het regelmatig voor dat ze terugvallen omdat ze aanpassingsproblemen hebben. Als de situatie van dien aard is dat een thuisbehandeling niet haalbaar is, kunnen patiënten wel kortdurend worden opgenomen om de situatie te stabiliseren. Daarna kunnen ze snel weer in de thuissituatie behandeld worden. Een klinische opname is bovendien veel duurder en ingrijpender. Een ambulante behandeling is dus beter voor patiënten en

hun steunsysteem en de gezondheidszorg in het algemeen.”

Hoe komt een ambulante behandeling de continuïteit van zorg ten goede? Wijgergangs: “De patiënten uit bovengenoemde doelgroep die worden aangemeld bij de derde lijn hebben vaak al een hele weg afgelegd in de eerste- en tweedelijnszorg. Meestal zijn ze nergens adequaat geholpen, omdat niet duidelijk was wat er precies met hen aan de hand is. Vaak zijn ze al in aanraking geweest met andere instanties in hun gemeente. Bij een ambulante behandeling vanuit de derde lijn is het belangrijk om niet alleen contact te onderhouden met de patiënt, maar ook om de samenwerking met deze instanties aan te gaan. Dit wordt ook wel het professionele netwerk genoemd.

Verder wordt contact gezocht met het sociale netwerk rondom de patiënt, dus met familie en vrienden. Samen met de patiënt kan worden bekeken in hoeverre het sociale netwerk bijdraagt aan het in stand houden of aan het oplossen van het probleem. Met deze aanpak wordt een steunstructuur om iemand heen gebouwd. Als de derde lijn klaar is met diagnostiek en behandeling, kan deze dichtbij huis worden voortgezet door het netwerk.”

Wat betekenen jullie hierin?Wijgergangs: “STEVIG biedt ambulante, dag- en klinische behandeling in heel Zuid-Nederland. We starten altijd met ambulante behandeling. Met een outreachende aanpak zorgen we ervoor dat het sociale en professionele netwerk

rondom de patiënt op orde is. Wij zoeken actief de samenwerking met de hulpverleners uit de eerste en tweede lijn rondom de patiënt en betrekken hen bij onze behandeling. Hiermee willen we hun werk versterken en de continuïteit van zorg voor de patiënt waarborgen. Onderzoek heeft aangetoond dat de ambulante, outreachende methode die wij bieden net zo goed is als een klinische behandeling. Vier jaar geleden hadden we nog ongeveer 250 ambulante patiënten, nu zijn dat er 500. Momenteel zijn we aan het uitbreiden, zodat we makkelijker te vinden zijn in de grote steden in Brabant en Limburg en dichterbij de patiënt. Zo hebben we onlangs in Nijmegen en Heerlen een deeltijdbehandellocatie geopend van waaruit ook ambulante hulpverleners vertrekken. Een dergelijke locatie hebben we al in Sittard, Venray en Tilburg en willen we ook openen in Breda.”

Dwarkasing: “Daarnaast is er landelijk een groep patiënten met hoogcomplexe problematiek, die moeilijk plaatsbaar is en lastig in een reguliere setting behandeld kan worden. Daar gaan wij een klinisch intensieve zorgafdeling voor inrichten.”

INTERVIEW met Harm Wijgergangs en Irma Dwarkasing

Continuïteit realiseren met ambulante zorg

www.stevig.nl STEVIG biedt derdelijns behandeling aan licht verstandelijk beperkte mensen met psychiatrische stoornissen en gedragsproblematiek.

Meer informatie

opsteken. Sterker nog, je kunt ervan uitgaan dat hun zelfbeeld aangetast wordt, er weerstand optreedt en ze de volgende keer niet meer willen meewerken.” Een element waarop bijvoorbeeld nogal eens tekortgeschoten wordt, is taalgebruik. De justitiële wereld is bij uitstek een talige omgeving, terwijl de meeste mensen met een licht verstandelijke beperking op een lager taalniveau functioneren. Uit onderzoek is gebleken dat deze groep, zowel binnen justitie als de psychiatrie, vaker te maken krijgt

met extra vrijheidsbeperkende regels. “Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze de regels niet goed begrijpen en daardoor niet goed toepassen. Dat geldt ook voor therapieën en interventies; die zijn vaak veel te moeilijk en te talig, waardoor ze niet goed worden opgepakt”, geeft Moonen aan.

DraaideurprocesVoor het bieden van een passende bejegening is continuïteit van zorg van groot belang, betoogt Remmers van Veldhuizen, grondlegger van de FACT-methodiek (Flexible Assertive Community Treatment). Deze is van oorsprong bedoeld voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening, maar wordt inmiddels ook ingezet bij mensen met een licht verstandelijke beperking met forensische problematiek. “Wanneer je geen continuïteit organiseert, ontstaat een draaideurproces. Mensen gaan van de ene naar de andere instantie, waar ze worden gezien door hulpverleners die niet bekend zijn met hun achtergrond en niet weten welke bejegening voor hen het beste werkt.”

FACT probeert de continuïteit op verschillende manieren te waarborgen. Zo bestaan behandelteams altijd uit meerdere hulpverleners die bekend zijn met de cliënt. Wanneer de eigen begeleider afwezig is, kan er dus makkelijk iemand anders inspringen. Ook is het mogelijk om begeleiding snel te intensiveren indien nodig, zodat cliënten zoveel mogelijk ambulant geholpen kunnen worden door het team. Zo wordt voorkomen dat mensen steeds opnieuw hun verhaal moeten doen bij andere hulpverleners.

Daarnaast is sprake van outreachende begeleiding, waarbij hulpverleners zelf actief de cliënt benaderen, zodat continuïteit van de begeleiding wordt gewaarborgd.

Informatie delenEen voorwaarde voor continuïteit van zorg is het uitwisselen van informatie tussen verschillende instanties. Kaal en haar collega’s onderzoeken momenteel hoe ze de verschillende ketenpartners in de justitieketen kunnen helpen als het gaat om een passende benadering van mensen met een licht verstandelijke beperking. In een aantal handreikingen hebben ze belangrijke punten uiteengezet over omgang met de doelgroep. “Hierin brengen we kennis vanuit de gehandicaptensector over naar de strafrechtketen, waar die kennis nog niet zozeer aanwezig is.” Andersom heeft de gehandicaptensector ook baat bij expertise uit de wereld van het strafrecht, want in de gehandicaptenzorg wordt vaak geworsteld met de vraag hoe om te gaan met delinquent gedrag van mensen met een licht verstandelijke beperking.

Uiteindelijk hoopt Kaal dat er meer aandacht komt voor de herkenning en erkenning van deze groep. Heeft ze een laatste advies? “Het gaat erom vroegtijdig de juiste insteek te kiezen. Besteed dus voldoende aandacht aan degene die voor je staat en denk zorgvuldig na over de interventie die je biedt.”

De beste manier om criminaliteit effectief terug te dringen en recidive te beperken, is door een interventie in te zetten die aansluit

op de persoon en op het delict dat gepleegd is. Helaas worden mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) in het strafrecht vaak niet als zodanig herkend, waardoor ze niet op een passende manier benaderd worden. “Een passende interventie is cruciaal om te voorkomen dat mensen gefrustreerd raken, overvraagd worden en er dus niets van leren”, zegt Hendrien Kaal, lector LVB en jeugdcriminaliteit van de Hogeschool Leiden.

Om mensen met een licht verstandelijke beperking op de juiste manier te kunnen benaderen, moet volgens Kaal eerst worden gewerkt aan herkenning van deze groep. Wanneer heeft iemand een licht verstandelijke beperking? De officiële definitie bestaat uit een viertal aspecten. In de eerste plaats moet sprake zijn van een IQ tussen de 50 en 85. Een tweede kenmerk is beperking in adaptieve vaardigheden, ofwel iemands vaardigheid om zich staande te houden in het dagelijks leven op cognitief, sociaal en praktisch vlak. Hierbij gaat het om de omgang met zaken als geld, administratie en openbaar vervoer, maar ook om het aangaan en behouden van relaties met anderen. Daarnaast moet er sprake zijn van ontwikkelingsproblematiek; bovengenoemde kenmerken moeten zijn ontstaan voor het achttiende levensjaar. Het laatste aspect betreft de ‘pervasiviteit’ van de problemen, wat inhoudt dat iemand op vele levensterreinen belemmeringen ondervindt door zijn of haar beperking.

“Deze definitie is best ingewikkeld, want het zijn vier criteria die in elkaar grijpen, maar elkaar ook kunnen versterken of tegenspreken”, aldus Xavier Moonen, bijzonder hoogleraar ‘Kennisontwikkeling over LVB bij kinderen en jongvolwassenen met gedragsproblemen’. Hierdoor kan discussie ontstaan over de vraag of iemand al dan niet binnen de definitie valt. Hij pleit er dan ook voor niet te spreken over het hebben van een licht verstandelijke beperking, maar over het functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking. “Dit betekent dat je er op enig moment last van hebt. Over de vraag of dat tijdelijk of blijvend is doe je dan geen uitspraak.”

Aangepaste benaderingUit onderzoek blijkt dat mensen met een licht verstandelijke beperking oververtegenwoordigd zijn binnen het strafrecht. De factoren die ertoe kunnen bijdragen dat zij in de criminaliteit belanden zijn echter niet anders dan voor andere mensen, aldus Kaal. Voor iedereen geldt dat er een aantal elementen zijn die tot delinquent gedrag kunnen leiden. Hierbij gaat het onder andere om de invloed van vrienden, om sociale bindingen, sociaaleconomische status en de mate van zelfcontrole. De reden dat mensen met een licht verstandelijke beperking vaker met justitie in aanraking komen, is dat zij een achterstand hebben op veel van deze factoren. “Ze hebben vaker een lage sociaaleconomische status, zijn minder goed in staat hun impulsen te onderdrukken en om slimme afwegingen te maken”, legt Kaal uit. Bovendien hebben ze meer moeite met sociale contacten,

waardoor het ondersteunende netwerk zwakker is en ze bevattelijker zijn voor mensen die misbruik van hen willen maken.

Hoewel er steeds meer interventies worden ontwikkeld voor deze doelgroep, kan het belang van een aangepaste benadering niet voldoende worden benadrukt, vindt Kaal. “Als je een niet-passende interventie inzet, waarbij mensen het gevoel hebben dat ze er niets van snappen, weet je dat ze er niets van

Een passende benadering voor mensen met een LVB Van onze redactieAuteur: Nina Visser

Page 7: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG 7ZORG EN VEILIGHEID

Waar mensen met een licht verstandelijke beperking en bij-

komende problematiek vroeger vaak klinisch werden behandeld, vindt be-handeling tegenwoordig zoveel mogelijk in de samenleving plaats. “Je kunt mensen het beste dingen leren in de omgeving waar ze hun verworven kennis uiteindelijk moeten toepassen”, zegt Evert Jan van Maren, bestuurslid bij Trajectum. Hij pleit voor een behandeling in de maatschappij, middels een integrale aanpak die uitgaat van wat de cliënt nodig heeft en waarbij de continuïteit wordt gewaarborgd.

Om welke doelgroep gaat het precies?“Het zijn mensen met een licht verstandelijke beperking die daarnaast problemen hebben op meerdere gebieden. Vaak is er sprake van psychiatrische en verslavingsproblematiek. Een deel van deze populatie is in aanraking geweest met justitie en door de rechtbank veroordeeld tot behandeling. Het doel van de behandeling is dan ook om het risico te verkleinen dat zij opnieuw bij justitie belanden. Hierbij is het belangrijk om een integrale aanpak te hanteren, gecentreerd rondom de cliënt, waarbij wordt ingezet op hetgeen hij of zij nodig heeft. Dit betekent dat mensen hulpverlening krijgen voor het omgaan met hun licht verstandelijke beperking, maar ook voor zaken als huisvesting, werk, vrijetijdsbesteding, verslaving of schulden.”

Waarom is continuïteit van zorg voor hen zo van belang?“Bij deze groep is sprake van een levensloopbenadering. Er wordt van uitgegaan dat mensen met de geschetste

problematiek chronisch hulp nodig hebben. Zij worden dan ook langdurig in een team behandeld. Natuurlijk hoeft de begeleiding niet altijd even intensief te zijn. Op het moment dat het goed gaat met mensen kun je de zorg afschalen, en in perioden dat het slechter gaat kun je juist opschalen. Continuïteit van zorg in de vorm van een vast behandelteam is ook heel belangrijk omdat mensen vaak al heel veel hulpverleners hebben zien komen en gaan. Hierdoor hebben ze het gevoel dat hulpverleners toch weer uit hun leven verdwijnen. Helaas zie je nog vaak dat ondersteuning voor mensen vanuit verschillende financieringsstromen betaald wordt. De ene keer komt het geld vanuit justitie, dan weer vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Zorgverzekeringswet. Stel dat iemand behandeld wordt omdat hij of zij met justitie in aanraking is gekomen, dan stopt de financiering – en daarmee de verdere behandeling – zodra de opgelegde maatregel afloopt. Dan is het vaak ingewikkeld om vervolgfinanciering te krijgen. Dit komt de continuïteit van zorg niet ten goede.”

Hoe richten jullie zorg in?“Trajectum werkt met mensen die zowel een licht verstandelijke beperking als psychiatrische en justitiële problematiek hebben. Wij werken met de Flexible Assertive Community Treatment-methode (FACT). Deze is van origine in

Nederland geïntroduceerd voor mensen met een ernstige psychische aandoening, maar wij gebruiken een variant die is toegesneden op mensen met een licht verstandelijke beperking. Dat houdt in dat in het behandelteam een aantal andere disciplines zijn opgenomen, zoals een arts voor verstandelijk gehandicapten. Daarnaast is de benadering, die in de ggz voornamelijk verpleegkundig is, in deze sector meer orthopedagogisch gericht. De bejegening van cliënten is anders, en er wordt meer ingezet op hun netwerk van familie en vrienden. Hoe kunnen zij op een goede manier met de beperking omgaan? Met de FACT-aanpak kan behandeling grotendeels in de maatschappij plaatsvinden. De financiering komt uit verschillende potjes, maar wij staan voor continuïteit in de behandeling en zorgen altijd dat er een oplossing komt. Een meerwaarde van de methode is dat de cliënt centraal staat en er wordt uitgegaan van wat hij of zij nodig heeft. Ook de integrale aanpak en het feit dat je zorg eenvoudig kunt op- en afschalen zijn belangrijke voordelen.”

INTERVIEW met Evert Jan van Maren

De cliënt centraal in integrale aanpak

www.trajectum.nl

Meer informatie

Evert Jan van Maren

“Op het moment dat het goed gaat met mensen kun je de

zorg afschalen, en in perioden dat het slechter gaat kun je

juist opschalen”

opsteken. Sterker nog, je kunt ervan uitgaan dat hun zelfbeeld aangetast wordt, er weerstand optreedt en ze de volgende keer niet meer willen meewerken.” Een element waarop bijvoorbeeld nogal eens tekortgeschoten wordt, is taalgebruik. De justitiële wereld is bij uitstek een talige omgeving, terwijl de meeste mensen met een licht verstandelijke beperking op een lager taalniveau functioneren. Uit onderzoek is gebleken dat deze groep, zowel binnen justitie als de psychiatrie, vaker te maken krijgt

met extra vrijheidsbeperkende regels. “Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze de regels niet goed begrijpen en daardoor niet goed toepassen. Dat geldt ook voor therapieën en interventies; die zijn vaak veel te moeilijk en te talig, waardoor ze niet goed worden opgepakt”, geeft Moonen aan.

DraaideurprocesVoor het bieden van een passende bejegening is continuïteit van zorg van groot belang, betoogt Remmers van Veldhuizen, grondlegger van de FACT-methodiek (Flexible Assertive Community Treatment). Deze is van oorsprong bedoeld voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening, maar wordt inmiddels ook ingezet bij mensen met een licht verstandelijke beperking met forensische problematiek. “Wanneer je geen continuïteit organiseert, ontstaat een draaideurproces. Mensen gaan van de ene naar de andere instantie, waar ze worden gezien door hulpverleners die niet bekend zijn met hun achtergrond en niet weten welke bejegening voor hen het beste werkt.”

FACT probeert de continuïteit op verschillende manieren te waarborgen. Zo bestaan behandelteams altijd uit meerdere hulpverleners die bekend zijn met de cliënt. Wanneer de eigen begeleider afwezig is, kan er dus makkelijk iemand anders inspringen. Ook is het mogelijk om begeleiding snel te intensiveren indien nodig, zodat cliënten zoveel mogelijk ambulant geholpen kunnen worden door het team. Zo wordt voorkomen dat mensen steeds opnieuw hun verhaal moeten doen bij andere hulpverleners.

Daarnaast is sprake van outreachende begeleiding, waarbij hulpverleners zelf actief de cliënt benaderen, zodat continuïteit van de begeleiding wordt gewaarborgd.

Informatie delenEen voorwaarde voor continuïteit van zorg is het uitwisselen van informatie tussen verschillende instanties. Kaal en haar collega’s onderzoeken momenteel hoe ze de verschillende ketenpartners in de justitieketen kunnen helpen als het gaat om een passende benadering van mensen met een licht verstandelijke beperking. In een aantal handreikingen hebben ze belangrijke punten uiteengezet over omgang met de doelgroep. “Hierin brengen we kennis vanuit de gehandicaptensector over naar de strafrechtketen, waar die kennis nog niet zozeer aanwezig is.” Andersom heeft de gehandicaptensector ook baat bij expertise uit de wereld van het strafrecht, want in de gehandicaptenzorg wordt vaak geworsteld met de vraag hoe om te gaan met delinquent gedrag van mensen met een licht verstandelijke beperking.

Uiteindelijk hoopt Kaal dat er meer aandacht komt voor de herkenning en erkenning van deze groep. Heeft ze een laatste advies? “Het gaat erom vroegtijdig de juiste insteek te kiezen. Besteed dus voldoende aandacht aan degene die voor je staat en denk zorgvuldig na over de interventie die je biedt.”

De beste manier om criminaliteit effectief terug te dringen en recidive te beperken, is door een interventie in te zetten die aansluit

op de persoon en op het delict dat gepleegd is. Helaas worden mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) in het strafrecht vaak niet als zodanig herkend, waardoor ze niet op een passende manier benaderd worden. “Een passende interventie is cruciaal om te voorkomen dat mensen gefrustreerd raken, overvraagd worden en er dus niets van leren”, zegt Hendrien Kaal, lector LVB en jeugdcriminaliteit van de Hogeschool Leiden.

Om mensen met een licht verstandelijke beperking op de juiste manier te kunnen benaderen, moet volgens Kaal eerst worden gewerkt aan herkenning van deze groep. Wanneer heeft iemand een licht verstandelijke beperking? De officiële definitie bestaat uit een viertal aspecten. In de eerste plaats moet sprake zijn van een IQ tussen de 50 en 85. Een tweede kenmerk is beperking in adaptieve vaardigheden, ofwel iemands vaardigheid om zich staande te houden in het dagelijks leven op cognitief, sociaal en praktisch vlak. Hierbij gaat het om de omgang met zaken als geld, administratie en openbaar vervoer, maar ook om het aangaan en behouden van relaties met anderen. Daarnaast moet er sprake zijn van ontwikkelingsproblematiek; bovengenoemde kenmerken moeten zijn ontstaan voor het achttiende levensjaar. Het laatste aspect betreft de ‘pervasiviteit’ van de problemen, wat inhoudt dat iemand op vele levensterreinen belemmeringen ondervindt door zijn of haar beperking.

“Deze definitie is best ingewikkeld, want het zijn vier criteria die in elkaar grijpen, maar elkaar ook kunnen versterken of tegenspreken”, aldus Xavier Moonen, bijzonder hoogleraar ‘Kennisontwikkeling over LVB bij kinderen en jongvolwassenen met gedragsproblemen’. Hierdoor kan discussie ontstaan over de vraag of iemand al dan niet binnen de definitie valt. Hij pleit er dan ook voor niet te spreken over het hebben van een licht verstandelijke beperking, maar over het functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking. “Dit betekent dat je er op enig moment last van hebt. Over de vraag of dat tijdelijk of blijvend is doe je dan geen uitspraak.”

Aangepaste benaderingUit onderzoek blijkt dat mensen met een licht verstandelijke beperking oververtegenwoordigd zijn binnen het strafrecht. De factoren die ertoe kunnen bijdragen dat zij in de criminaliteit belanden zijn echter niet anders dan voor andere mensen, aldus Kaal. Voor iedereen geldt dat er een aantal elementen zijn die tot delinquent gedrag kunnen leiden. Hierbij gaat het onder andere om de invloed van vrienden, om sociale bindingen, sociaaleconomische status en de mate van zelfcontrole. De reden dat mensen met een licht verstandelijke beperking vaker met justitie in aanraking komen, is dat zij een achterstand hebben op veel van deze factoren. “Ze hebben vaker een lage sociaaleconomische status, zijn minder goed in staat hun impulsen te onderdrukken en om slimme afwegingen te maken”, legt Kaal uit. Bovendien hebben ze meer moeite met sociale contacten,

waardoor het ondersteunende netwerk zwakker is en ze bevattelijker zijn voor mensen die misbruik van hen willen maken.

Hoewel er steeds meer interventies worden ontwikkeld voor deze doelgroep, kan het belang van een aangepaste benadering niet voldoende worden benadrukt, vindt Kaal. “Als je een niet-passende interventie inzet, waarbij mensen het gevoel hebben dat ze er niets van snappen, weet je dat ze er niets van

Een passende benadering voor mensen met een LVB Van onze redactieAuteur: Nina Visser

Page 8: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG8 ZORG EN VEILIGHEID

De laatste jaren komen mensen met een forensische titel steeds vaker terecht

in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). Deze instellingen hebben jarenlange ervaring in het begeleiden van mensen met langdurige psychiatrische problemen die moeite hebben om zich zelfstandig te redden. Marjolein van Vorstenbos, bestuurssecretaris binnen RIBW Brabant, vertelt over het belang van psychische begeleiding voor deze groep.

Waarom hebben deze mensen psychische ondersteuning nodig?“De doelgroep bestaat veelal uit mensen die zijn getraumatiseerd in hun jonge jaren. Zij zijn opgegroeid in een onveilige omgeving, opgevoed met criminaliteit en ervaren psychische problemen. Het is essentieel om aandacht te hebben voor de achterliggende oorzaak van hun delictgedrag en psychische ondersteuning

te bieden. Dit onderdeel wordt vaak overgeslagen, terwijl mensen dat echt nodig hebben om te kunnen terugkeren in de maatschappij.”

Hoe kan een beschermde woonvorm bijdragen aan hun terugkeer?“Vaak hebben deze mensen bijvoorbeeld niet geleerd zelfstandig te functioneren en weten ze niet beter dan geld te verdienen

op een illegale manier. Ondersteuning vanuit een beschermde woonvorm kan hen hierin begeleiden. Er zijn nu allerlei pilots met woonvormen gaande, zoals het Volledig Pakket Thuis (VPT). Daarbij wonen mensen beschermd in hun eigen woning. Ze krijgen een aantal uur per week thuis hulp, gericht op het zelfstandig functioneren in de maatschappij, bijvoorbeeld voor het leren omgaan met financiën of het vinden van een zinvolle dagbesteding. Wanneer ze middenin een woonwijk wonen en contact hebben met hun omgeving, krijgen ze makkelijker verbinding met de maatschappij en leren ze hun sociale rol beter vormgeven. Onze terugkeervoorziening De Sluis in Tilburg, voor jongeren van 16 tot 24 jaar, laat zien dat dat goed werkt.”

Wat bieden jullie verder voor deze forensische doelgroep?“We werken veel samen met reclassering en

politie, maar ook met behandelorganisaties gericht op forensische zorg. Zo proberen we een zo groot mogelijk pakket aan te bieden aan deze doelgroep. Omdat we merken dat deze personen veel behoefte hebben aan psychische ondersteuning, hebben we medewerkers met expertise over forensische zorg. In onze werkwijze stellen we mensen centraal. Waar wil iemand naartoe en wat kunnen wij doen om dat te ondersteunen? Dat geldt ook voor ons personeel. Als medewerkers in hun kracht staan, heeft dat ook effect op onze cliënten. We zien een grote meerwaarde in het inzetten van ervaringsdeskundigen. Als zij vertellen over de eigen achtergrond, ontstaat sneller een vertrouwensband.”

INTERVIEW met Marjolein van Vorstenbos

‘Psychische begeleiding is van groot belang’

www.ribwbrabant.nl

Meer informatie

Marjolein van Vorstenbos

Op dit moment wordt in de forensische zorg nog weinig gedaan met

ervaringsdeskundigheid. Dat moet anders, vindt Collin Hoefnagel (43), zelf ervaringsdeskundige. “Er rust behoorlijk wat stigma op forensische zorg in het algemeen. Men heeft vaak een negatief beeld over mensen die, om wat voor reden dan ook, binnen de forensische zorg terechtkomen.” Een delict lijkt vaak een schaduw te werpen op de achterliggende problematiek, merkt hij. Vanuit zijn rol als ervaringsdeskundige probeert hij zorgprofessionals anders naar mensen te laten kijken. Waar komt delictgedrag vandaan, waarom kiest iemand voor een bepaalde weg?

Hoefnagel is al 22 jaar werkzaam in de forensische sector, eerst als reguliere hulpverlener en tegenwoordig als ervaringsdeskundige. Hij is getrouwd, heeft twee dochters en woont in een tussenwoning op het zuiden in een buitenwijk van Tilburg. “Niets bijzonders toch? Nee, gelukkig niet. Dit is het bewijs dat ook mensen met een kwetsbaarheid een ‘normaal’ bestaan op kunnen bouwen”, zegt hij. Toen hij 8 jaar was, kwam hij voor het eerst bij een psycholoog vanwege depressieve klachten. Zijn moeder leed aan borderline en depressies, zijn vader was verslaafd aan harddrugs en zijn stiefvader was een alcoholverslaafde crimineel. Hierdoor werd hij vanaf jonge leeftijd blootgesteld aan agressie, geweld en buitensporige seksuele gedragingen van zijn (stief)ouders. Dit had een grote impact op zijn ontwikkeling. Hij doorliep verschillende trajecten met een groot aantal psychologen, behandelaren, psychiaters en andere hulpverleners. “Inmiddels ben ik gelukkig zover dat ik weet waar mijn kwetsbaarheden liggen en hoe ik hiermee om kan gaan of hulp kan vragen.”

Een basis van vertrouwenIn zijn werk zet Hoefnagel zijn eigen ervaringen in om aansluiting te vinden bij mensen die zorg nodig hebben. Een ervaringsdeskundige kan vaak goed – soms zelfs beter dan een reguliere

hulpverlener – aansluiten bij de belevingswereld van een hulpvrager. Dit kan door het vertellen van het eigen levensverhaal, maar dat hoeft zeker niet altijd. “Het gaat er vooral om dat je iemand door je eigen ervaring beter begrijpt en veel dichter bij de kern van deze persoon komt. Daarnaast heb je ook de taak om hulpverleners uit te leggen wat iemands hulpvraag is. Je kent immers de gevoelens waar deze persoon mee te maken heeft of heeft gehad.”

Een ervaringsdeskundige vervult op deze manier de rol van vertrouwenspersoon, iemand die naast de ander staat en zijn of haar situatie begrijpt. Waar reguliere hulpverleners professionele afstand moeten bewaren, geldt dit voor een ervaringsdeskundige minder. Mensen vinden het prettig om open met iemand te kunnen praten, bijvoorbeeld over de beweegredenen van bepaalde delicten, zonder dat hier een oordeel aan hangt. Dat geeft een basis van vertrouwen,

legt Hoefnagel uit. “Als je kunt praten over zaken waar je zelf ook niet trots op bent, ontstaat er ruimte om te kijken hoe bepaalde klachten en kwetsbaarheden verholpen kunnen worden.” Daarnaast kan een ervaringsdeskundige hoop bieden aan iemand die het gevoel heeft in een uitzichtloze situatie te verkeren. Mensen als Hoefnagel zijn namelijk hét bewijs dat het tij weer ten goede kan keren. “Hierin kun je mensen meenemen en ben je soms zelfs een motivator voor de ander.”

Toenemende vraagErvaringsdeskundigen binnen de forensische zorg krijgen volgens Hoefnagel zelf ook nogal eens te maken met stigma’s en de vooroordelen vanuit zowel de maatschappij als de hulpverlening. Het vak van ervaringsdeskundige is bovendien zeer hectisch, zowel in de reguliere psychiatrie als de forensische zorg. Toch merkt hij dat er binnen de

forensische zorg steeds meer vraag is naar ervaringsdeskundigen. “Dit is een ontwikkeling die we, naar mijn mening, moeten stimuleren. Gelukkig zien we hierin een trend waarbij steeds meer mensen vanuit hun eigen ervaring in de zorg willen werken, en dus ook in de forensische zorg.”

‘Door je eigen ervaring begrijp je cliënten beter’ Van onze redactieAuteur: Nina Visser

Collin Hoefnagel

Page 9: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG 9BEWEGING, MEDISCH SPECIALISTISCHE REVALIDATIE EN NAZORG

Ruim 1 miljoen Nederlanders hebben last van artrose. Dit kan een enorme

impact op het dagelijks leven hebben. Gewone dagelijkse dingen kunnen ineens als een flinke opgave ervaren worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan huishoudelijk

werk, tuinieren, wandelen, fietsen maar ook specifieke sportactiviteiten. En dat terwijl er van ons verwacht wordt dat we steeds fitter en actiever in het dagelijks leven blijven en tevens steeds langer actief blijven op de arbeidsmarkt.

De MBST-behandelingWij zijn met het Artrose Centrum Neder-land gespecialiseerd in de MBST®-behandelmethode. Een innovatieve be-handeling welke afkomstig is uit Duitsland. Met onze apparatuur, die gebaseerd is op de MRI-scanner, kunnen we het natuurlijk herstellend vermogen van het lichaam stimuleren waarmee de kwaliteit van het kraakbeen enorm verbetert. Dit zorgt voor pijnvermindering, betere beweeglijkheid en dus weer een fitter en actiever leven. We bieden hiermee een ‘tussen’-oplossing voor de periode dat mensen met artrose nog niet in aanmerking komen voor

een orthopedische oplossing, zoals een prothese of het vastzetten van een gewricht, maar wel nog actief willen deelnemen aan het leven.

Onze behandelmethode wordt nog niet ver-goed door de verzekering. Dat betekent dat er nog maar heel weinig artsen en specialisten in Nederland doorverwijzen naar de MBST®-behandeling. En dat is heel jammer, want hoewel we artrose niet kunnen genezen, betekent het voor vele mensen een enorme verbetering van kwaliteit van leven. Onze success rate ligt boven de 80 procent; dit houdt in dat meer dan 80 procent van onze patiënten ook daadwerkelijk profijt hebben gehad van onze behandeling.

Tijd en aandacht voor de patiëntWij zien vele mensen in onze praktijk die wat gedesillusioneerd terugkomen van hun arts of specialist omdat ze daar

het advies krijgen ‘leer er maar mee leven’ of ‘pijnstillers en kom over een paar jaar maar terug’. Mensen krijgen op deze manier, vaak geheel onbedoeld, het gevoel niet serieus genomen te worden met hun klacht. Het zou de kwaliteit en de continuïteit van de zorg ten goede komen wanneer vergoede en niet vergoede zorg meer gebruikmaken van elkaar.

Het voordeel dat onze MBST-behandeling niet vergoed wordt, is dat wij niet gebonden zijn aan allemaal administratieve regels en handelingen waardoor tijdsgebrek bij ons geen rol speelt. Wij zijn in staat echt die tijd en aandacht aan elke patiënt te bieden waarvan wij vinden dat de patiënt dat nodig heeft.

ADVERTORIAL

Betere kwaliteit van leven mogelijk bij artrose

www.artrosecentrum-nederland.nl

Meer informatie

Annika van den Haak

W W W. V I T A - C O M P L E E T. N L

Onze specialist, Olaf Schaeffers, is één van de 7 gecertificeerde fysiotherapeuten in Europa. Informeer vrijblijvend naar deze unieke hoofdpijnbehandeling.

met de Watson Headache® Certified Practitioner methode

Iedereen kan van hoofpijnafkomen...

Iemand die te maken heeft met een lichamelijke of cognitieve beperking veroorzaakt door een ziekte, ongeval of aangeboren aandoening, kan baat hebben

bij een revalidatiebehandeling. Om patiënten binnen de revalidatiezorg altijd de beste zorg te kunnen bieden, wordt veel ingezet op innovatie.

“Revalidatie richt zich op herstel of behoud van zelfredzaamheid, eigen regie en maatschappelijke deelname, inclusief arbeid”, vertelt Anne Visser-Meily, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde aan het UMC Utrecht. Denk bij herstel aan een dwarslaesie, een beroerte of als onderdeel van oncologische zorg. Van behoud is sprake bij ziekten die progressief zijn, zoals spierziekten, MS of Parkinson.

De persoon achter de aandoeningRevalidatie begint met een grondige evaluatie van de patiënt door de revalidatiearts. Hij of zij kijkt naar stoornissen, maar ook naar wat de patiënt nog wel kan, en luistert goed naar de wensen van de patiënt, legt Visser-Meily uit. De arts geeft uitleg over de diagnose en het te verwachten herstel, en initieert indien nodig een behandeling. De behandeling kan in de eerstelijn plaatsvinden, maar ook in een multidisciplinair revalidatieteam in het revalidatiecentrum, ziekenhuis of een behandelcentrum.

De revalidatiearts houdt naast de diagnose en prognose altijd rekening met factoren die bijdragen aan een positieve uitkomst. Hierbij kan het gaan om wat iemand nog wel kan, om coping, diens veerkracht en het sociale netwerk. “De revalidatiearts en professionals kijken naar de mens achter de aandoening”, benadrukt Visser-Meily. Binnen de revalidatie staan functioneren, veerkracht en zelfregie centraal.

Innoveren met de patiëntBinnen de revalidatiezorg speelt innovatie een grote

rol, vertelt Gerard Hoogvliet, lid bestuur Revalidatie Nederland. “Ondanks dat het de sector veelal financieel gezien niet makkelijk wordt gemaakt om te innoveren, wordt er tijd vrijgemaakt om goed samen te werken en kennis te delen.” Er zijn dan ook veel goede ontwikkelingen gaande op het gebied van innovatie, aldus Hoogvliet.

Allereerst vindt veel innovatie plaats op het gebied van technologie. Hierbij kan gedacht worden aan gaming, robotica, e-health, zorgondersteunende oefenapps en virtual reality. Virtual reality wordt bijvoorbeeld gebruikt om te oefenen in een virtuele omgeving met de geavanceerde GRAIL-loopband. “Deze loopband maakt bewegingen in verschillende richtingen en de snelheden zijn in te stellen. Door het virtuele scherm waant men zich in een andere omgeving”, legt Hoogvliet uit. Oefenen met deze loopband zorgt ervoor dat revalidanten hun eigen grenzen opzoeken en verleggen. Een ander voorbeeld van technologische innovatie zijn domotica, welke kunnen helpen om mensen sneller zelfstandig

thuis te laten wonen. En via e-health kunnen mensen op afstand gemonitord en begeleid worden.

Best mogelijke zorgOok samenwerking met aanpalende specialismen is innovatief, stelt Hoogvliet. Het doel hiervan is dat patiënten zo snel mogelijk op de juiste plek terechtkomen. Visser-Meily beaamt dat samen poli’s doen dagelijkse kost is. “Bijna alle ziekten zijn of worden chronisch. De levensverwachting neemt toe, de multimorbiditeit neemt toe en daarmee ook de complexiteit van de zorgvraag.” Revalidatie zal zich nog meer gaan richten op de preventie van terugval, op bijkomende ziekten en op verbetering van de na- ofwel chronische zorg. Volgens haar zal men toe moeten naar het werken in zorgnetwerken, met een concentratie van kennis en zorg in specialistische teams. Met als doel iedere patiënt zo snel mogelijk de voor hem of haar beste revalidatiezorg te bieden, zodat hij of zij het leven weer zo goed mogelijk kan oppakken.

Innovatie in de revalidatiezorg sleutel voor kwaliteit Van onze redactieAuteur: Marianne Rijke

Page 10: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG10 BEWEGING, MEDISCH SPECIALISTISCHE REVALIDATIE EN NAZORG

Wie behandeld wordt voor kanker, doorloopt een zeer intensief

traject, zowel fysiek als mentaal. Daarom is het van groot belang om gezamenlijk aandacht te hebben voor nazorg tijdens en na de behandeling van kanker. Hierbij moeten de behoeften van de patiënt centraal staan, vinden Bernie Slok (leidinggevende binnen het oncologisch centrum van het Arnhemse ziekenhuis Rijnstate), Astrid Jongerden (manager van revalidatiecentrum Klimmendaal) en Marieke Kool (revalidatiearts in Klimmendaal en Rijnstate).

Tegen welke klachten lopen mensen aan na hun behandeltraject?Slok: “Sommige mensen hebben het gevoel dat ze in een zwart gat terechtkomen nadat ze behandeld zijn voor kanker. Ze ervaren een belemmering in hun dagelijks functioneren en zijn zoekende naar een oplossing, maar weten niet goed waar ze met hun problemen terechtkunnen. De medische behandeling van kanker duurt lang en is heel intensief. Sommige mensen zitten vijf tot tien jaar in een nazorgtraject.”

Kool: “Mensen kunnen problemen ervaren op meerdere gebieden. Ze kunnen bang zijn dat de kanker terug-komt. Ook kunnen ze last hebben van vermoeidheid, somberheid, prikkelbaar-heid of concentratieverlies. Soms vinden mensen het moeilijk dat ze opeens een andere rol vervullen binnen hun gezin, of ervaren ze problemen op het werk.

Uiteraard kunnen ook fysieke klachten opspelen. Zo kan de behandeling van kanker bijwerkingen veroorzaken als zenuwpijn, huidproblemen, oedeem, stijfheid in gewrichten en kan het effect hebben op het hart. Belangrijke doelen van revalidatie zijn om mensen de regie over hun leven terug te geven, ze te leren welke factoren van invloed zijn op hun klachten en hoe ze daarmee kunnen omgaan.”

Wie komen in aanmerking voor revalidatie?Kool: “Medisch specialistische revalidatie is bedoeld voor patiënten die problemen hebben op meerdere gebieden die onderling met elkaar samenhangen. Het gaat om complexe problematiek waar een patiënt niet met slechts één behandelaar uit kan komen. De meerwaarde van een revalidatieprogramma is dat een volledig behandelteam tegelijkertijd start. Dit team heeft frequent overleg tijdens een multidisciplinair overleg waarbij wordt gekeken naar het probleem van de patiënt en het gemeenschappelijke behandeldoel. Iedere behandelaar heeft uiteraard zijn eigen subdoelen, maar het behandelteam als geheel heeft een hoofddoel: kwaliteit van leven bieden voor de patiënt.”

Hoe geven jullie invulling aan dat doel?Slok: “Rijnstate en Klimmendaal zijn in januari gestart met een programma voor revalidatie bij kanker. We werken nauw samen met patiënten om te bepalen

wat het beste traject is. We hebben een gezamenlijk overleg in het ziekenhuis waarin verschillende zorgverleners praten over de gezondheidssituatie van patiënten. Als ze in aanmerking komen voor dit programma, kunnen ze binnen een week terecht in het ziekenhuis bij de revalidatiearts voor een eerste intake.”

Jongerden: “We bieden een programma op maat van twaalf weken, waarbij allerlei zorgverleners betrokken zijn. De revalidatiearts en de patiënt stellen dat samen door te kiezen uit diverse modules. Er zijn groepsbehandelingen, vanwege het belang van lotgenotencontact, en individuele behandelingen. Wij vinden het belangrijk aan te sluiten bij de patiëntbehoefte. Daarom evalueren en verbeteren we het programma continu samen met patiënten, en gaan we de effectiviteit van de behandeling toetsen

met wetenschappelijk onderzoek. Onderscheidend aan het programma zijn de korte lijnen. De revalidatiearts vormt de link tussen ziekenhuis en revalidatiecentrum; deze arts zit bij het gezamenlijk overleg in het ziekenhuis, ontvangt patiënten op de polikliniek en begeleidt het team op Klimmendaal. Ook de logistiek is een speerpunt; een snelle deelname aan het programma staat centraal. Een ambitie is de verdere verbinding met de eerste lijn, om nazorg nog beter te organiseren.”

INTERVIEW met Bernie Slok, Astrid Jongerden en Marieke Kool

Samenwerken in revalidatie en kanker

Voor het programma is een verwijzing nodig naar

de revalidatiearts via de huisarts of medisch

specialist. Het programma is momenteel gericht

op patiënten met borstkanker. In 2018 wordt het

programma uitgebreid voor patiënten met darm-,

prostaat- en longkanker.

Meer informatie

Het behandelteam van Klimmendaal en Rijnstate

De diagnose kanker, en de bijkomende behandeling, heeft een grote impact op iemands leven en dat van diens naasten. In het zorgproces is er nog

niet altijd of slechts beperkt aandacht voor bijkomende problemen, zoals vermoeidheid, verminderde fitheid of angstige gevoelens. Ook al is de opluchting vaak erg groot dat de kanker behandeld is, de bijkomende problemen en passende nazorg mogen niet onderschat worden.

Gevolgen kanker en behandelingOverlevenden van kanker hebben drie keer zo vaak een slechtere gezondheidstoestand en twee keer zo vaak psychologische problemen dan hun leeftijdgenoten, vertelt Miranda Velthuis, adviseur bij Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). “Dit heeft te maken met de gevolgen van de kanker, maar vooral ook met de gevolgen van de behandeling. Denk hierbij aan gevolgen op lichamelijk, emotioneel, sociaal-maatschappelijk en spiritueel vlak.” Velthuis legt uit dat deze gevolgen meestal niet op zichzelf staan, maar vaak onderling met elkaar samenhangen.

De lichamelijke gevolgen kunnen opgedeeld worden in gevolgen die optreden tijdens of kort na de behandeling tegen kanker en gevolgen die langer aanhouden of later optreden. Bij de late effecten kan gedacht worden aan cardiotoxiciteit, osteoporose, fertiliteitsproblemen en verminderde fysieke conditie, aldus Velthuis. Het hebben of overleven van kanker treft mensen in hun zijn, vertelt Jan Paul van den Berg, voorzitter van de Richtlijncommissie Medisch Specialistische Revalidatie bij Oncologie namens de Vereniging van Revalidatie Artsen (VRA). “Deze patiënten vragen zich af of ze het wel gaan overleven, en hebben vragen over hun toekomst en existentie.” Dit brengt veel emotionele problemen met zich mee, zoals angst voor terugkeer van de ziekte, somberheid en depressieve klachten, symptomen van posttraumatische stress en cognitief disfunctioneren. Op sociaal-maatschappelijk gebied ondervindt men problemen met werken en met de rol in het gezin en de sociale omgeving. En op het spirituele vlak gaan mensen zichzelf levensbeschouwelijke of zingevingsvragen stellen.

Vroegtijdige interventies Velthuis benadrukt dat het inzetten van vroegtijdige interventies, zowel gericht op de medische als de psychosociale aspecten, van groot belang is. Van den Berg vertelt dat deze interventies beginnen bij een goede assessment van hoe het met iemand gaat, waarbij aandacht is voor de mens, en niet alleen voor de ziekte. De interventies zijn gericht op het beperken van de gevolgen van de primaire behandeling en het optimaliseren van de gewenste kwaliteit van leven van het betreffende individu. De nazorg begint volgens Velthuis echt al bij de diagnose. “Door op tijd te beginnen met interventies zoals leefstijladviezen, beweegadviezen en psycho-educatie, kunnen schadelijke fysieke en psychosociale gevolgen van de behandeling beperkt worden.”

In 2015 stelde Edith Schippers, de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat psychosociale zorg een onlosmakelijk onderdeel dient te zijn van het behandeltraject van patiënten met kanker. Toch is er nog onvoldoende sprake van systematische en vroegtijdige signalering van psychosociale problemen, stellen de experts. Dit komt onder andere doordat artsen in de eerste plaats logischerwijs bezig zijn met de oncologische behandeling en minder aandacht hebben voor de psychische kant van de ziekte. “Daarnaast weten patiënten en zorgverleners de weg naar goede psychosociale en/of paramedische zorg veelal niet te vinden.”

Gespecialiseerde zorgVan de kankerpatiënten kan ongeveer 75 procent zich redelijk goed redden met interventies zoals leefstijladviezen, beweegadviezen en psycho-educatie, maar de overige 25 procent heeft zoveel problemen en klachten op fysiek, psychisch, sociaal of existentieel gebied, dat gespecialiseerde zorg nodig is. Van den Berg: “Die mensen zijn blijvend vermoeid, bij hen zie je meer angsten en somberheid en een slechtere gezondheidstoestand.” Het grootste deel van deze patiënten kan geholpen worden met monodisciplinaire zorg, en een klein deel (vijf procent) heeft interdisciplinaire medisch specialistische

revalidatiezorg nodig. Dit zijn de mensen die verscheidene samenhangende functioneringsproblemen hebben - op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving - die als gevolg van kanker of de behandeling zijn opgetreden. Deze revalidatiebehandeling is gericht op het maximaliseren van autonomie en participatie in arbeid en het privé en sociale leven.

Van den Berg vertelt dat bij iedere patiënt goed gekeken wordt welke nazorg nodig is. Kan iemand af met bijvoorbeeld alleen monodisciplinaire fysiotherapeutische- of psychologische zorg, dan wordt niet gekozen voor interdisciplinaire revalidatiezorg. Hierbij wordt gebruikgemaakt van het matched care-principe: de juiste zorg voor de patiënt op het juiste moment op de juiste plek. Zorgverzekeraars prefereren echter stepped care, legt Van

Het belang van de juiste zorg na kankerbehandeling

Page 11: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG

den Berg uit, waarbij men begint met de lichte interventies, alvorens intensievere en specialistischer interventies

wordt ingezet. Bij de complexere en samenhangende functioneringsproblemen is dit echter niet de juiste manier en moet direct begonnen worden met matched care.

Niet altijd vergoedVan den Berg vertelt dat ondanks dat de groep mensen die extra zorg nodig heeft goed afgebakend is, lang niet alle patiënten die zorg krijgen. De reden hiervoor is dat de kosten niet altijd worden vergoed. De zorg die in het basispakket is verzekerd is beperkt. Zo kan men bijvoorbeeld slechts beperkt vanuit de aanvullende verzekering gebruikmaken van fysiotherapie en zit de behandeling van een aanpassingsstoornis niet in het pakket. Op die manier gaan mensen zorg mijden, omdat ze die niet kunnen betalen.

De medisch specialistische revalidatie wordt wel vergoed vanuit het basispakket. Van den Berg: “Er blijkt echter een gebrek aan kennis bij zorgverzekeraars te zijn, waardoor zij deze nazorg verkeerd definiëren. Bijvoorbeeld enkel voor mensen die een ledemaat zijn kwijtgeraakt.” Volgens hem hebben mensen recht op dit type zorg als zij kampen met samenhangende functioneringsproblemen op meerdere vlakken. Iemand die een stamceltransplantatie heeft gehad valt hier vaak onder. Toch wordt de medisch specialistische revalidatie voor deze patiënten veelal niet vergoed, en wordt gesteld dat zij voldoende hebben aan fysiotherapie of

psychologische hulp. “Het is toch gek; ben je van de kanker af, bepaalt de verzekeraar welke zorg je vervolgens krijgt. Dit brengt schade aan de patiënt toe en is een onethische discussie.” Van den Berg benadrukt dat het niet enkel draait om het overleven van de kanker, maar juist ook om de kwaliteit van leven erna. Mensen moeten maximaal duurzaam en autonoom kunnen participeren en dit kan enkel wanneer zij de voor hen juiste zorg krijgen.

BEWEGING, MEDISCH SPECIALISTISCHE REVALIDATIE EN NAZORG 11

Kanker zet iemands leven op zijn kop. De hoeveelheid stress die de

ziekte met zich meebrengt, leidt vaak tot psychische klachten bij patiënten

en hun naasten. Hoewel goede zorg beschikbaar is, lopen sommige mensen deze nog mis, zegt Maja Stulemeijer, klinisch psycholoog en teamleider bij de Vruchtenburg (onderdeel van de FortaGroep).

Welke impact heeft kanker op de psychische gezondheid van patiënten en hun naasten?“Een kankerdiagnose zorgt voor veel onzekerheid en angst – voor de dood, lijden en verlies. Het is een fundamentele confrontatie met sterfelijkheid. Vaak zijn patiënten in de periode na de diagnose bezig simpelweg op de been te blijven. Pas in een latere fase ontstaat er ruimte om te voelen wat er gebeurd is, daar om te rouwen en het te verwerken. Dat is psychisch zwaar. Daarnaast zijn er vaak restklachten waar mensen mee moeten leren leven. Elke fase van

de ziekte heeft zo zijn eigen impact en uitdagingen. Ook op naasten zoals partners en kinderen heeft de ziekte een grote impact.”

Biedt het huidige zorgstelsel voldoende toegang tot psychische zorg? “Er is een breed bewustzijn dat tijdige en laagdrempelige psychische zorg van grote waarde is, maar niet iedereen wordt bereikt. Dat is zonde, want zelfs een basale vorm van psychische hulp kan mensen vooruithelpen. Zo heeft ongeveer 70 procent van kankerpatiënten er voldoende aan om informatie te krijgen over psychische klachten en het feit dat deze normaal zijn. Voor de overige 30 procent zijn er steeds meer evidence-based behandelingen beschikbaar voor bijvoorbeeld het verminderen van vermoeidheid, angst en zingevingsproblematiek.

Hoe kan de zorg voor deze specifieke groep beter georganiseerd worden?“De Vruchtenburg biedt al bijna vijftien jaar zorg aan mensen met kanker en hun naasten die door ernstig psychisch lijden vastlopen in het dagelijks leven. Er zijn meer tweedelijnszorginstellingen zoals de Vruchtenburg, alsmede veel andere initiatieven en bronnen van ondersteuning en informatie. Deze worden echter nog niet voldoende gevonden door patiënten en hun behandelaren. Meer integratie tussen eerste- en tweedelijnszorg, beter aan-sluitende richtlijnen en implementatie van beschikbare kennis en kunde zijn taken voor de toekomst.”

INTERVIEW met Maja Stulemeijer

Psychische zorg bij kanker bereikt nog niet iedereen

www.devruchtenburg.nl [email protected]

Meer informatieMaja Stulemeijer

Het hebben of overleven van kanker gaat veelal gepaard met psycho-

sociale gevolgen. Veel mensen zijn niet opgewassen tegen de stress die kanker met zich meebrengt, en eenmaal thuis ontstaan veel vragen. Om patiënten zo goed mogelijk te ondersteunen, is continuïteit van zorg essentieel. Sietske van der Veldt, oprichter en directeur zorg van Care for cancer, vertelt hoe dit bewerkstelligd kan worden.

Hoe krijgt continuïteit in de oncologische nazorg momenteel vorm?“De diagnose kanker wordt behandeld in het ziekenhuis, maar vooral thuis beleefd. Wanneer men thuis is, komen de vragen; wat betekent deze diagnose voor mijn dagelijks leven? Kan ik blijven werken? De patiënt wil de beste behandeling in het beste ziekenhuis, maar ook persoonlijke informatie en aandacht. Oncologische zorg speelt zich voornamelijk af in het

ziekenhuis; de tweede- en derdelijnszorg. Daar wordt goede psychosociale zorg geboden, dit stopt echter bij de voordeur van het ziekenhuis. Heeft de patiënt vragen, dan kan de eerstelijnszorg van de huisarts worden ingeschakeld. De huisarts heeft veelal de actuele medische informatie niet, waardoor de patiënt vaak wordt terugverwezen naar het ziekenhuis. Continuïteit van oncologische nazorg is vooralsnog niet de standaard. Voor

patiënten zou het fijn zijn als zij passende zorg ‘lijnloos’ kunnen ontvangen.”

Hoe kan deze lijnloze zorg geboden worden?“Oncologieverpleegkundigen kunnen een belangrijke rol spelen. Zij hebben de positie, de kennis en bezitten de vaardig-heden om laagdrempelig bij patiënten aan te sluiten. Na een eerste screening van behoefte aan psychosociale zorg via de ‘lastmeter’ in het ziekenhuis, kan dit zo nodig thuis worden vervolgd. Omdat behoefte en vragen gedurende het vaak langdurige ziekteproces veranderen, is een structurele overdracht van tweede- naar eerstelijnsoncologieverpleegkundige noodzakelijk.”

Op welke manier richten jullie de zorg in om deze samenwerking te bevorderen? “Vanuit Care for Cancer kunnen wij deze

zorg op basis van contracten met de meeste zorgverzekeraars aanbieden. Op verwijzing van de specialist, oncologie-verpleegkundige of huisarts kunnen we onze cliënten thuis vijf consulten aan-bieden. Samen met de cliënt en diens naasten ontrafelen we de zorgvraag, geven verpleegkundig advies en infor-matie, en wijzen wij zo nodig de weg naar passende formele en informele zorg. Een veel gehoorde reactie in evaluaties is: ‘Het is een zeer intensief proces, zowel lichamelijk als geestelijk. De consulent hielp me om gedachten te ordenen en weer overzicht te krijgen’. Ons doel is bereikt als cliënten aangeven dat ze weer zelfstandig verder kunnen of in goede handen zijn bij collega professionals.”

INTERVIEW met Sietske van der Veldt

Belang van lijnloze oncologische nazorg

www.careforcancer.nl

Meer informatie

Sietske van der Veldt

Van onze redactieAuteur: Marianne Rijke

Page 12: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG12 ZORG, ONDERWIJS EN ICT

Psychische klachten onder jongeren komen vaak voor en ontstaan al op

jonge leeftijd. Een gebrek aan openheid maakt het moeilijk klachten in een vroegtijdig stadium te herkennen, vertelt Vivianne Goedhart, projectleider van de MIND Young Academy.

Voor welke uitdagingen staan jongeren met psychische problemen?“Driekwart van de psychische klachten begint voor het vierentwintigste levensjaar. Niet alleen sociale media, maar ook de schaamte rondom psychische problemen maakt dat jongeren het moeilijk vinden om hierover te praten. Waar het heel normaal is om goed voor je lichaam te zorgen door te sporten en gezond te eten, hoor je bijna niemand over je psychische gezondheid. Dat is niet alleen voor jongeren zelf problematisch, maar trekt ook een zware wissel op de maatschappij in het algemeen en de ggz in het bijzonder.”

Hoe zouden jongeren hierbij geholpen kunnen worden?“Meer kennis en openheid is ontzettend belangrijk. Door het onderwerp op jonge leeftijd al bespreekbaar te maken,

ongeacht of mensen klachten ervaren, kan voorkomen worden dat jongeren voor een eenzame zoektocht komen te staan en symptomen verergeren. Jongeren zelf zijn hierin een belangrijke schakel. Juist omdat de peer group een grote invloed heeft op hun zelfbeeld. Daarnaast is het belangrijk dat het onderwijs dit thema erkent. Net als Nederlands of gym zou dit een vast onderdeel van het curriculum moeten zijn. Het is een ideale plek om psychische gezondheid bespreekbaar te maken, omdat je hier direct alle jongeren bereikt.”

Hoe stimuleren jullie dit?“Scholen vinden het vaak een belangrijk, maar lastig thema om aan te snijden, omdat het van docenten een persoonlijke benadering eist. Met de MIND Young Academy leiden we jongeren, die zelf of in hun omgeving te maken hebben met

psychische klachten, op tot rolmodel. Deze peer educators helpen docenten het onderwerp bespreekbaar te maken en gaan in drie lessen het gesprek aan met leerlingen. Ook vergroten we de herkenning van psychische klachten en leren leerlingen wat je kunt doen om jezelf of een ander te helpen. Het programma zet écht wat in beweging. We hebben de ambitie om het programma landelijk uit te rollen op alle scholen die dit belangrijk vinden. Daarvoor zijn we op zoek naar (financiële) partners.”

INTERVIEW met Vivianne Goedhart

‘Bespreek psychische gezondheid op school’

MIND Young Academy is een initiatief van Diversion en MIND. Meer weten? Mail naar [email protected] of kijk op www.mindyoung.nl

Meer informatie

Vivianne Goedhart

De wereld is aan constante verandering onderhevig, en dat geldt ook voor de

zorg. Niet alleen heeft er een verschuiving plaatsgevonden in de richting van meer individuele en op maat gesneden behandelingen, ook wordt steeds vaker gebruikgemaakt van digitale toepassingen. Een context die maakt dat professionals zich voortdurend moeten laten bijscholen met kennis die up-to-date is, stelt Hedda van ’t Land, directeur van RINO Groep.

Op welke manier is de zorg veranderd de afgelopen jaren?“Ten eerste heeft er een verschuiving plaatsgevonden van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) richting de gemeenten, wijkteams en huisartsenposten. De zorg wordt in toenemende mate ‘ontschot’. Daarnaast is de beroepspraktijk steeds meer gericht op de patiënt als centrum van

de behandeling, op kwaliteitseisen en persoonlijke benaderingen. Hierbij heeft digitalisering voor nieuwe toepassingen gezorgd, zoals eHealth en virtual reality, waardoor behandelingen aansluiten bij de wensen van de moderne maatschappij.”

Hebben deze ontwikkelingen ook invloed op het onderwijs? “Jazeker. Was er vroeger nog slechts één vorm van kennisoverdracht, tegen-woordig hangt de keuze af van het specifieke doel dat wordt nagestreefd. Daarbij wordt het steeds gemakkelijker om kennis online te delen. Professionals kunnen op hun eigen tempo leren, video’s van docenten thuis bekijken en digitaal samenwerken met collega’s. De klassikale bijeenkomsten worden gebruikt als ruimte voor casuïstiek, feedback, toepassing van kennis en uitwisseling van ervaringen.”

Hoe houden jullie rekening met de wensen van zorgprofessionals? “Via cursussen en trainingen onder-steunen wij professionals en leren hen om te gaan met de veranderende eisen die aan hen gesteld worden. Opleidingen vormen hierbij geen standaard pakket,

maar kunnen zelf worden vormgegeven. We sluiten zoveel mogelijk aan bij al aanwezige kennis en ambities voor de toekomst. Daarnaast hechten we veel waarde aan het perspectief van de cliënt, dat een belangrijke plek inneemt in onze opleidingsactiviteiten. Zo zijn er cursussen en opleidingen die gegeven worden door ervaringsdeskundigen. Onze opleidingen worden constant vernieuwd waarbij de inzet van 800 docenten, werkzaam in zowel wetenschap als praktijk, ervoor zorgt dat de inhoud altijd up-to-date is. De vertaling van kennis naar praktijk en de kruisbestuiving hiertussen, vormt de basis voor moderne en hoogwaardige zorg.”

INTERVIEW met Hedda van ’t Land

Opleidingen en cursussen voor hoogwaardige zorg

[email protected] 230 84 50www.rinogroep.nl

Meer informatie

Hedda van ‘t Land

Om goede zorg te leveren in de vorm van maatwerk, moeten zorgprofessionals

zich tijdens hun loopbaan blijven ontwikkelen. Dat vraagt tijd, inspanning en durf – zowel van de professionals als hun werkgevers, zegt Robert van Berkel, manager van de Amarant Academie.

Op welke manier draagt leren bij aan het leveren van hoge kwaliteit zorg?“De zorgsector vraagt om het continu ontwikkelen van de professionals die erin werken. De sector is constant in beweging en de zorg wordt steeds complexer met als resultaat dat het niet langer voldoende is in het verleden een bepaald vakdiploma gehaald te hebben. Om meerwaarde te blijven leveren aan cliënten, moeten professionals maatwerk leveren en steeds opnieuw bekijken wat de best mogelijke zorg is. Dat vraagt om mensen die zich gedurende hun carrière blijven

ontwikkelen. Met behulp van nieuwe kennis kunnen ze nieuwe verbindingen leggen tussen de behoeften van een cliënt en het steeds veranderende zorgaanbod.”

Wat is daarbij de uitdaging?“Leren vergt veel van mensen. Jezelf ontwikkelen betekent dat je oude patronen, en daarmee een gevoel van bekendheid en veiligheid, moet loslaten. Om tot nieuwe, innovatieve inzichten te komen moet men stilstaan, reflecteren en daarbij kritisch naar de eigen werkwijze kijken. Dat is vaak een uitdaging, zowel op individueel vlak als in teamverband, waarbij intrinsieke motivatie heel belangrijk is. Tegelijkertijd is het ook aan zorgorganisaties om het continue leerproces te stimuleren en werknemers daarin te ondersteunen. Dat begint bij ons al bij het helpen opleiden van mbo- en hbo-studenten tot de toekomstige vernieuwers van de sector.”

Hoe pakken jullie dit aan?“Met de Amarant Academie draagt Amarant het belang van leren uit. Dankzij korte lijnen kunnen zorgteams direct met deskundigen van de academie in gesprek

over hun ontwikkelvraag en de methode die daarbij past. Dat kan e-learning zijn, een korte klassikale cursus, seminars of teamgericht praktijkleren. Professionals kunnen kiezen uit zeventig scholingen waarin ze geïnteresseerd zijn, maar ook uitgebreide leergangen die de academie samen met het werkveld ontwikkelt voor specifieke doelgroepen. Via triadisch leren worden cliënten en hun familie betrokken bij het identificeren van de beste ontwikkeldoelen voor de zorgprofessional en hebben ook de mogelijkheid zelf te leren. Zo ontwikkelen alle partijen zich samen, op weg naar de beste zorg.”

INTERVIEW met Robert van Berkel

Goede zorg vergt professionals in ontwikkeling

www.amarantgroep.nl/werken-en-leren/amarant-academie [email protected] 469 33 00

Meer informatieRobert van Berkel

Page 13: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG ZORG, ONDERWIJS EN ICT 13

De werkdruk voor professionals in de zorg ligt hoog. Veranderingen in financiering betekenen soms dat organisaties meer met minder moeten doen.

Tegelijkertijd streeft de sector naar het omarmen van innovatie en continuïteit van zorg waarbij verschillende zorgprofessionals en instellingen samen een goed doorlopende behandeling aanbieden. Dat vraagt om innovatieve werknemers die kritisch en mensgericht, maar ook in technologische oplossingen kunnen denken. Dit soort zorgprofessionals ontstaan niet vanzelf. Om vernieuwende zorg te blijven bieden, zullen werknemers een loopbaan lang moeten blijven leren.

Veranderlijke maatschappijZowel technologie en bedrijfsmodellen als de markt veranderen in een hoog tempo. Dat brengt voor organisaties niet alleen kansen, maar ook uitdagingen met zich mee. Een eenmalige (social) mediacampagne kan mensen al in groten getale het vertrouwen in een bedrijf doen verliezen en ze stimuleren hun account te verwijderen of bankrekening te sluiten. De stand van zaken kan in een mum van tijd veranderen, binnen zowel kleine als grote organisaties. “Daar moet je klaar voor zijn”, stelt Brenda Slagter, directeur van de Nederlandse Stichting voor Corporate Universities (NSCU). “Hoe ga je om met een wereld die over een uur anders kan zijn?”

In de zorgsector vertaalt dat veranderlijke karakter van de maatschappij zich onder andere naar de noodzaak om personeel te hebben dat vernieuwing omarmt en meegroeit met innovaties. Nieuwe technologieën en processen hebben invloed op de werkwijze van iedereen die ermee in aanraking komt; iets wat een groot beroep doet op het aanpassingsvermogen van werknemers. Men moet steeds opnieuw vaardigheden leren om met nieuwe apparaten en processen te kunnen werken. “Er zitten echter nog veel meer aspecten aan”, stelt Eveline Wouters, hoogleraar Succesvolle technologische innovaties in de zorg aan de Tilburg University, Tranzo. Werknemers moeten het nut inzien van ontwikkelingen en zich realiseren waarom iets gebeurt. Daarnaast is het voor zorgverleners belangrijk om te begrijpen in hoeverre een ontwikkeling het zorgproces verandert en of dit echt ten goede komt aan de patiënt voor wie zij de beste zorg helpen kiezen. Dat vergt een kritische blik en de capaciteit om innovaties te zien in zowel de context van de werkvloer als het leven van de patiënt. “Je kunt een hele mooie technologische oplossing bedenken, maar als je niet weet hoe iemands leefwereld eruitziet, kan het zijn dat die innovatie daar niet bij past.”

Modern personeelsbestandWat de moderne zorgsector nodig heeft, is een modern personeelsbestand bestaande uit mensen die niet alleen expert zijn op een bepaald onderdeel van de zorgprofessie, maar ook in de breedte kunnen kijken. “De zorg is erg gewend om met protocollen te werken. Dat is ook nodig, maar daarnaast heb je creativiteit nodig om in te zien dat een individuele patiënt soms een andere behoefte heeft”, licht Wouters toe. Flexibiliteit en samenwerken met anderen zijn daarbij heel belangrijk, met name bij de continue zorg voor een groeiende groep mensen die lijdt aan meerdere aandoeningen tegelijk. De hoogleraar wijst erop dat dat verder gaat dan enkel collaboratie tussen zorgverleners; ook professionals die de technologische oplossingen leveren zijn hierbij belangrijke partners.

De sleutel tot het creëren van een dergelijk personeelsbestand is educatie – zowel vóór als tijdens de loopbaan. Bij het opleiden van toekomstige zorgprofessionals moeten onderwijsinstellingen de juiste mentaliteit hebben en beseffen dat studenten een loopbaan vol verandering tegemoet gaan. Mensen moeten enerzijds hun vak verstaan en anderzijds brede competenties ontwikkelen die flexibiliteit en creativiteit mogelijk maken. “Het heeft geen zin studenten volledig op de hoogte te stellen van bepaalde vormen van technologie, want tegen de tijd dat ze afgestudeerd zijn, is er wellicht alweer iets nieuws”, legt Wouters uit. Slagter beaamt dat er een grote uitdaging ligt bij onderwijsinstellingen. Volgens haar wordt er nog te vaak diplomagericht onderwezen met zulk een focus op cognitie dat kinderen en jongeren weinig plezier ervaren tijdens het leren. De basis voor de opbouw van de motivatie om continu te blijven ontwikkelen en een leven lang te leren ligt al in die vroege periode. Ook leidt dit accent op cognitieve vaardigheden ertoe dat ze te weinig de kans krijgen om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen en daar hun talenten te ontdekken. Dat terwijl juist brede en toekomstbestendige vaardigheden zoals flexibiliteit, ondernemerschap en creativiteit veel toevoegen bij bijvoorbeeld verpleegkundigen.

Geen tijd, geen prioriteitJuist omdat de sector constant blijft veranderen, is het niet genoeg om het leren te beperken tot de periode voorafgaand aan de loopbaan. Ook zorgprofessionals die tijdens de opleiding geleerd hebben zich flexibel en creatief op te stellen, moeten tijdens hun carrière hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen om zo als continu lerende professional bij de tijd te blijven. Het

bewustzijn rondom het belang hiervan neemt steeds verder toe, merkt Slagter. Zo is het 70:20:10-model een steeds vaker gehoorde term binnen zorgorganisaties. Werknemers moeten 70 procent van hun nieuwe kennis opdoen op de werkvloer, 20 procent leren van collega’s en de overige 10 procent via een formele opleiding. Wat daarbij in de praktijk de grootste horde oplevert, is de beschikbare tijd. In een ideale wereld zou leren een integraal onderdeel zijn van iemands werk, niet iets wat er nog bovenop komt. Dat is in de praktijk nu vaak nog niet het geval, waardoor het voor werknemers de vraag blijft waar ze de tijd vandaan moeten halen. “Voor je het weet schiet jezelf ontwikkelen erbij in”, stelt Slagter.

Dat tijdgebrek moeten werkgevers en werknemers samen oplossen, adviseert ze. Alleen dan zullen leeractiviteiten het beoogde rendement opleveren. Een primaire voorwaarde van leren is dat er tijd volgt om te reflecteren en een gedragsverandering toe te passen; alleen kennis opdoen is niet genoeg. Wanneer een werknemer het geleerde wil toepassen maar hier binnen een druk schema geen tijd voor krijgt, blijft het gewenste resultaat uit. Datzelfde geldt wanneer een werknemer de tijd krijgt om te leren op de werkvloer, maar die kans niet benut. Slagter zou graag zien dat organisaties het initiatief nemen om hier samen met werknemers een goed systeem voor te creëren dat écht passend is bij de doelgroep. Dat er simpelweg geen tijd voor is, gelooft ze niet, omdat er teveel organisaties zijn die het tegendeel bewijzen. “Geen tijd betekent geen prioriteit.” Ze geeft aan dat wanneer werkgevers geen tijd maken voor leren op de werkplek, dat een keuze is – een waarmee men de eigen organisatie niet vooruithelpt. “Wanneer je wel faciliteert in middelen, bijvoorbeeld een cursus via e-learning, maar niet in tijd, dan faciliteer je maar half. Het resultaat is werknemers die de pest krijgen aan leren, omdat ze dit in hun vrije tijd onbetaald moeten doen.”

Van onze redactieAuteur: Laura FransenContinu leren in de moderne zorgsector

Page 14: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG

Waar het vinden van tijd nog een uitdaging is, merkt Slagter op dat het met het vinden van geld voor leren en ontwikkeling steeds beter gaat. Dat heeft deels te maken met het feit dat nu de financiële crisis voorbij is er meer budget beschikbaar is om te investeren, maar komt ook door een groeiend bewustzijn binnen met name grote en middelgrote (zorg)organisaties. “Die snappen heel goed dat je je als bedrijf in een snel veranderende maatschappij moet blijven ontwikkelen.” Daaruit volgt dat er geïnvesteerd moet worden in het up-to-date houden van de kennis en kunde van personeel, alsmede in het ontwikkelen van een nieuwe generatie innovatieve, flexibele en vitale medewerkers.

VoordelenWanneer organisaties die kundige en kritisch denkende professionals vervolgens betrekken bij innovaties binnen het bedrijf, biedt dat een basis voor duurzame vooruitgang. Dat geldt met name voor technologische ontwikkelingen die de potentie hebben om een proces volledig te ontwrichten. “Er is heel erg veel mogelijk, maar niet alles is zonder meer succesvol. Er moet goed nagedacht worden over wat men wil en waarom, voordat men iets aanschaft”, waarschuwt Wouters. Zo kan bijvoorbeeld het in gebruik nemen van een e-health-toepassing voor het monitoren van hartfalen werkwijzen enorm veranderen. Voordat zo’n stap genomen wordt, moet door middel van grote menselijk inspanning goed in kaart gebracht worden wat de gevolgen zijn, wat er speelt en wat iedereen daarvan vindt. Wouters: “Je merkt dat

dit makkelijker gaat in organisaties die al veel meer bottom-up werken, want die zijn al gewend om mensen te betrekken voordat er iets nieuws wordt geïmplementeerd.”

Slagter zou graag zien dat de bewustwording over de voordelen van breed opgeleide en continu lerende professionals doorzet tot op een hoog niveau. In haar visie zou leren en ontwikkeling binnen iedere organisatie een vanzelfsprekend agendapunt moeten zijn, waar men het nu nog te vaak ziet als kostenpost. Hoewel er nog grote slagen te slaan zijn, ziet ze voldoende enthousiasme om zich in ieder geval geen zorgen te maken over de toekomst van leren binnen zorgorganisaties. “Ik word omringd door mensen die het heel goed snappen en ik zie dat de wil om te blijven leren er is.”

14 ZORG, ONDERWIJS EN ICT

Om aan de wensen van de ver-anderende zorgsector tegemoet

te komen, moeten aankomende zorg-professionals breed opgeleid worden, stelt Josje Verhoeven, directeur van de Startacademie en Academie voor Zorg en Welzijn bij ROC Rivor.

Wat verstaat u onder onderwijs van nu? “Veel mensen zijn geneigd om bij ‘onderwijs’ direct aan een school of instelling te denken, maar het begrip gaat veel verder dan dat. Zo kunnen leeromgevingen in principe de gehele wereld omvatten. Voorbeelden zijn organisaties zelf, de wijze waarop daar wordt gewerkt en de manier waarop mensen van elkaar leren. Een opleidingsinstituut is slechts één van de elementen die daaraan bijdraagt. Logischerwijs zou het onderwijs dan ook een samenwerking moeten zijn tussen instellingen, het bedrijfsleven en de werkvelden. De beweging naar een lerende organisatie, een lerende samenleving en een passende cultuur zijn hierin essentieel. ”

Hoe zit het precies in Nederland? “Momenteel zijn de structuren, wet en regelgeving in onze samenleving wat betreft onderwijs en beeldvorming nog heel erg gericht op traditionele onderwijssystemen. Hierbij wordt gewerkt met afgebakende opleidingen die studenten in een korte, aaneengesloten periode in één keer voor een bepaald

beroepenveld klaarstomen. Maar deze manier van organiseren, past niet meer bij de huidige ontwikkelingen en arbeidsmarkt. Beroepen zijn aan constante verandering onderhevig, de samenleving ontwikkelt zich in een rap tempo en het onderwijs gaat veel sneller en meer digitaal. We moeten onze lijnen verleggen en dit betekent een meer flexibele en dynamische leeromgeving. Het onderwijs moet in de “blender”, want iedereen gaat een leven lang (bij)leren. Dit kan via allerlei kanalen, in verschillende tempo’s en in directe wisselwerking met het werk. Leren wordt een lifestyle. ”

Hoe geeft ROC Rivor hier invulling aan? “Onze instelling werkt met zogenoemde brede opleidingen, ofwel mixen van studies. Dit betekent niet dat we opleidingen bij elkaar plakken, maar dat we verschillende onderdelen met elkaar uitwisselen en aanvullen. Dit leidt niet tot een nieuwe standaardopleiding, maar tot een dynamische onderwijsinhoud. Het is een manier van organiseren die goed past bij de huidige zorgontwikkelingen en nauw aansluit op de praktijk. Zo vragen steeds meer instellingen om flexibele werknemers, die bijvoorbeeld naast hulp verlenen ook receptiewerk en gastheerschap kunnen verzorgen. Had iemand hier in het verleden nog drie opleidingen voor nodig, nu kunnen deze vaardigheden tegelijkertijd worden geleerd. Uiteindelijk zorgen de brede opleidingen voor de komst van nieuwe

medewerkers die op verschillende plekken kunnen worden ingezet. Precies de mensen waar de werkgevers, maar ook de samenleving naar op zoek zijn. De medewerkers blijven in beweging op de arbeidsmarkt, ten tijde van crisis en

met alle nieuwe plannen voor de zorg. Ze vormen een duurzame oplossing. ”

Kan deze vorm van onderwijs ook de zorgkrapte op de arbeidsmarkt ver-helpen?“Jazeker. Er is momenteel zo’n groot tekort aan medewerkers dat vrijwel iedere student direct wordt gevraagd om aan het werk te gaan. Ook zien we veel zij-instromers die zich bij ons willen laten omscholen. Door dit breed te doen en in te steken op een leven lang ‘flexibel’ leren kunnen we de krapte structuréél oplossen! De brede opleidingen zijn er op diverse niveaus en in verschillende vormen. Een heel duurzame vorm van onderwijs, die niet alleen aan de wensen van de zorgvragers maar ook aan die van de veranderende samenleving tegemoet komt.”

ADVERTORIAL

Brede opleidingen voor duurzame medewerkers

ROC Rivor Bachstraat 1, 4003 KZ, Tiel0900-7627486www.rocrivor.nl/duurzaamopleiden

Meer informatieJosje Verhoeven

Page 15: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT VAN ZORG

Er zijn maar weinig gebieden waar net zo veel informatie-uitwisseling plaatsvindt als in de zorg. Niet alleen tussen instellingen, maar ook

met patiënten. Het is dan ook van groot belang dat persoonsgegevens beveiligd worden en relevante kennis omtrent veilig gebruik voldoende aanwezig is.

Het is een uitdaging waar tot op heden nog vaak mee geworsteld wordt. Afgelopen najaar werden er in totaal 2787 datalekken gemeld aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), waarvan ruim een derde afkomstig uit de zorg. Met name het versturen of afgeven van persoonsgegevens aan de verkeerde ontvanger, bleek veelvuldig voor te komen. Dit werd gevolgd door het kwijtraken van gegevensdragers, zoals usb-sticks of laptops.

Volgens Aleid Wolfsen, voorzitter van de AP, is er niet direct een verklaring te geven voor de cijfers. Zo kan het zijn dat er in de zorg veel kennis bestaat over de meldplicht en ook het feit dat het vaak om gevoelige informatie gaat, kan meespelen. Daarbij ontstaat een lek nog vaak door menselijke fouten, waar gezien de grote aantallen medewerkers in de zorg een hoger risico op is. Hoewel onbedoeld, kunnen deze defecten grote gevolgen met zich meebrengen.

Datalekken voorkomenInstellingen moeten dan ook altijd voldoende maatregelen nemen om het bestaan van dit soort lekken te voorkomen, aldus Wolfsen. Dit begint allereerst met een goede beveiliging. Zo dienen zorgorganisaties hun platforms te beschermen, mailtjes te versleutelen en ervoor te zorgen dat persoonsgegevens veilig zijn. “Patiënten zijn kwetsbaar, en moeten erop kunnen vertrouwen dat hun data in goede handen is. Juist en veilig omgaan met patiëntgegevens, vormt een integraal onderdeel van hedendaagse zorgverlening.”

Ook Iris Verberk-Jonkers, internist-nefroloog, benadrukt het belang van patiëntveiligheid. Volgens haar is het de plicht van artsen zo goed mogelijk zorg te leveren en schade te voorkomen. Goede integratie tussen zorg en ICT is hierbij van levensbelang. Het mooiste is het als digitale middelen het werk in de zorg makkelijker en efficiënter maken, licht ze toe. Dit houdt in dat alle benodigde informatie precies in de juiste vorm, op het juiste moment en op de juiste plek beschikbaar is. “Dit is echter een gebied waar voor veel zorginstellingen heel wat winst valt te behalen. Naast de realisatie van de technische kant, vergt het omgaan met nieuwe technologie andere competenties en vaardigheden, die nog lang niet overal aanwezig zijn.”

Chief Medical Information Officer Het is een kwestie waar de zogenoemde Chief Medical Information Officer (CMIO) een belangrijke rol bij kan spelen. Een betrekkelijk nieuwe functie, waarvoor inmiddels de helft van de Nederlandse ziekenhuizen iemand heeft aangesteld. De CMIO is steeds meer in opkomst en er is eigenlijk geen instelling meer die zonder kan, aldus Verberk-Jonkers, die zelf ook als CMIO werkzaam is. Er komen zoveel veranderingen op de zorg af dat het essentieel is om iemand aan te stellen die hier vanuit het gebruikersperspectief structuur en invulling aan kan geven. Een CMIO is een medisch specialist, die in een ziekenhuis als schakel fungeert tussen ICT, medische staf en Raad van Bestuur. Hij of zij levert een cruciale bijdrage aan de inbedding van technologie in de zorg en de digitalisering in het ziekenhuis.

Naast onderwerpen als het elektronisch patiënten-dossier, e-health en innovatie, kunnen CMIO’s zich ook met nationaal beleid bezighouden, vervolgt Verberk-Jonkers. Zelf is ze voorzitter van het landelijk CMIO Netwerk, dat regelmatig met partijen als Nictiz, VWS en de AP bijeenkomt. Gezamenlijk worden onder meer

zaken als privacy en veiligheid besproken, waarbij problemen uit de praktijk onder de aandacht worden gebracht.

De implicaties en invulling van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) vormt één van de thema’s. Hierbij wordt met name gekeken naar de vraag hoe deze veilig en werkbaar kan worden ingericht. Ten aanzien van de preventie van datalekken kunnen CMIO’s een belangrijke rol vervullen, aldus Verberk-Jonkers. Een van de oorzaken ligt immers in foutief menselijk handelen, waar men met goede voorlichting en uitleg voor kan worden behoed. De CMIO kan het bewustzijn rondom dit topic in zijn organisatie vergroten. Hiermee is hij of zij niet alleen een bruggenbouwer, maar ook een voorbeeld voor de rest van de organisatie.

‘Goede integratie zorg en ICT van levensbelang’ Van onze redactieAuteur: Iris te Voert

ZORG, ONDERWIJS EN ICT 15

ICT en digitalisering zijn tegenwoordig niet meer uit de zorg weg te denken. Dit

geeft voordelen, maar maakt de sector wel meer kwetsbaar. Het is dan ook belangrijk dat instellingen hun cybersecurity blijven waarborgen, stellen Nienke van den Berg (directeur van Z-CERT) en David Voetelink (voorzitter van de Raad van Toezicht Z-CERT).

Waarom is cybersecurity in de zorg zo belangrijk? Van den Berg: “Zorg en ICT zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Zo wordt volop gewerkt met online patiëntendossiers, digitaal aangestuurde apparatuur en een groeiend aantal

e-health-toepassingen. Stuk voor stuk vormen ze aanwijzingen dat de patiëntveiligheid niet meer kan worden gegarandeerd zonder enige vorm van digitale beveiliging.”

Voetelink: “Daarbij speelt ook het recht op privacy een grote rol. Patiëntgegevens mogen niet zomaar ergens op straat terecht komen en hier moet dan ook secuur mee worden omgegaan. Daarnaast maken ziekenhuizen veel gebruik van apparatuur en computers, waardoor altijd een risico op inbraak bestaat. Zouden één van deze monitoren gehackt worden, dan kan dat ernstige en zelfs levensgevaarlijke gevolgen met zich meebrengen. Goede zorg vraagt dan ook om cybersecurity en voldoende aandacht voor dit onderwerp.”

Hoe speelt Z-CERT hierop in?Van den Berg: “Z-CERT is expert op het gebied van cybersecurity in de zorg en functioneert eigenlijk als een soort digitale brandweer. Dit houdt in dat we deelnemende instellingen helpen in het geval zij met een informatie beveiligingsincident te maken krijgen, maar ook zorgen voor preventie. Zo geven we allerlei technische informatie op basis waarvan kwetsbaarheden in IT kunnen worden voorkomen, en hebben we een Actieplan Informatiebeveiliging Patiëntgegevens, dat helemaal gericht is op beleid en gedragingen rondom patiëntgegevens. Ook geven we als

kenniscentrum whitepapers uit waarmee belangrijke en actuele kwesties onder de aandacht worden gebracht.”

Voetelink: “Aanvullend bieden we een netwerk, waarin wordt samengewerkt met leveranciers, zorgaanbieders, be-veiligingsteams en internationale contacten. Hiervoor verzamelen we informatie die regelmatig met andere partijen wordt gedeeld. Dit kan via een wekelijkse update, maar ook direct in het geval van dringende zaken.”

Hoe werkt dit netwerk in de praktijk? Van den Berg: “Dit kan het beste worden uitgelegd door middel van een voorbeeld.

Een tijd geleden was er een hartmonitor in Zweden die uit het niets begon te herstarten. Dit gaven de Zweden aan de Noorse CERT door. Toen wij het vervolgens weer van onze Noorse collega’s hoorden, konden wij contact leggen met de leverancier van de hartmonitoren, met wie wij nauw contact onderhouden. Op hun beurt gaven zij aan niet gehackt te zijn, maar te maken te hebben met een programmeerfout op de systemen. Vervolgens konden wij andere ziekenhuizen waarschuwen en voorkomen dat zij met hetzelfde probleem zouden komen te zitten. De kwestie laat zien hoe belangrijk en krachtig het bestaan van een netwerk is. Het incident bij de één, kan een preventie vormen voor de ander. Niet alleen scheelt dit een hoop geld, het kan ook daadwerkelijk levens redden.”

Voetelink: “Uiteindelijk zouden we willen dat alle zorgverleners in Nederland zich bij het netwerk aansluiten. Immers, hoe meer contacten, hoe sneller we weten dat er ergens iets misgaat. Gezamenlijk kan gewerkt worden aan een actief en sterk samenwerkingsverband, waarmee uitdagingen als datalekken en hacken zorgvuldig kunnen worden aangepakt.”

ADVERTORIAL

‘Het incident van de één, is preventie voor de ander’

[email protected] 033-7370609

Meer informatie

Nienke van den Berg David Voetelink

Page 16: COMMERCIËLE BIJLAGE - revalidatiegeneeskunde.nl · COMMERCIËLE BIJLAGE. Deze valt niet onder de verantwoordelijkheid van de redactie van de Volkskrant. 2 PULSE MEDIA GROUP CONTINUÏTEIT

Wat is Maggie’s?

Maggie's is een Engels initiatief dat begon in 1996 met de

opening van het eerste centrum in Edinburgh. De centra

danken hun naam aan Maggie Keswick Jencks, schrijfster,

landschapsarchitect, schilder en moeder van twee kinderen.

Ze stierf in 1995 aan borstkanker. Maggie's is met inmiddels

21 vestigingen vertegenwoordigd in Groot Brittannië, Tokyo

en Hong Kong.

Wat doet Maggie’s?

Een op de drie mensen krijgt kanker. Bij Maggie’s krijgen

(ex-)kankerpatiënten en hun naasten praktische hulp en

informatie en daarnaast ook psychosociale ondersteuning.

De impact van de boodschap “kanker” is namelijk enorm en

brengt veel vragen en onzekerheden met zich mee. Maggie's

helpt mensen weer deel te nemen aan het leven (en werk)

met of na kanker. Dat gebeurt in een huiselijke, ongedwongen

sfeer waar veel mag en niets hoeft. Maggie's biedt tevens

steun aan kinderen met kanker en hun ouders. Hulp van

Maggie's is bovendien onbeperkt en gratis.

Wat wil Maggie’s?

Op dit moment zijn wij druk bezig om het benodigde geld

bij elkaar te krijgen voor de eerste vestiging van Maggie’s

in Nederland. Naast het Universitair Medisch Centrum in

Groningen is de totstandkoming van een architectonisch

en functioneel gebouw in voorbereiding. Eind dit jaar moet

duidelijk zijn of er voldoende geld bijeengebracht is om de

spade in de grond te kunnen steken. We zijn op de helft,

maar we zijn er nog niet! Steun ons om de eerste Maggie's

in Nederland te realiseren en al die mensen die met kanker te

maken hebben (gehad) bij te staan, en weer vooruit te helpen.

Uw hulp is zeer welkom!

Ik was 34 en het leven lachte me toe. Jong gezin,

een bloeiend bedrijf. En dan dat telefoontje. ‘Je hebt

kanker’. Zo komt de dood opeens heel dichtbij. Je leven

staat plotseling op zijn kop. Genezen is het eerste

en belangrijkste dan. Maar meteen zit je ook vol met

vragen en problemen. Hoe moet dat met mijn werk,

hoe kan ik ervoor zorgen dat ik positief blijf, wie zorgt

er nu en straks voor mijn gezin? Het ziekenhuis ben

ik eeuwig dankbaar, maar antwoorden geven op dat

soort belangrijke vragen is geen onderdeel van de

behandeling. Terwijl ik er echt wel wat ondersteuning bij

had kunnen gebruiken. Zo’n plek als Maggie’s is precies

wat ik toen miste.

EWALD

(37)

NL98INGB0703363298 Stichting Maggie's Centers Nederland

T h u i s k o m e n b i j M a g g i e ’ s

Voor verdere informatie, neem contact op met Betty de Boer | [email protected] | 06 2170 3822

Architect: Marlies Rohmer

Foto: Sylvia Germes