Cluster van vaardighedenond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc/word/Bouw-2002-032.doc · Web viewDe...
Transcript of Cluster van vaardighedenond.vvkso-ict.com/leerplannen/doc/word/Bouw-2002-032.doc · Web viewDe...
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BOUWTWEEDE GRAAD BSO
1ste en 2de leerjaar
D/2002/0279/032 september 2002
Vlaa
ms
Verb
ond
van
het
Kath
olie
k Se
cund
air O
nder
wijs
VLAAMS VERBOND VAN HETKATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
BOUW TWEEDE GRAAD BSO
1ste en 2de leerjaar
D/2002/0279/032 september 2002
INHOUD
1 Lessentabel.................................................................................................................................................... 4
2 Inleiding....................................................................................................................................................... 52.1 Nieuwe impulsen........................................................................................................................................... 52.2 Geïntegreerd leerplan.................................................................................................................................... 52.3 Leerplannen op basis van beroepsprofielen en beroepsopleidingsprofielen.....................................................6
3 Profiel van de studierichting en verticale samenhang................................................................................83.1 Logisch curriculum en verticale samenhang..................................................................................................83.2 Instroom........................................................................................................................................................ 83.3 Studierichtingsprofiel.................................................................................................................................... 93.4 Vormingscomponenten.................................................................................................................................. 93.5 Uitstroom.................................................................................................................................................... 103.6 Globaal onderscheid TSO – BSO................................................................................................................. 11
4 Algemene pedagogisch-didactische wenken..............................................................................................124.1 Inleidende beschouwingen........................................................................................................................... 124.2 Projectmatig werken volgens een concentrisch vormingsconcept.................................................................12
5 Aandachtspunten....................................................................................................................................... 175.1 Het gebruik van Informatie en Communicatietechnologie (ICT)..................................................................175.2 De aanpak van tekenen................................................................................................................................ 17
6 Evaluatie.................................................................................................................................................... 196.1 Wat en waarom evalueren?.......................................................................................................................... 196.2 Wanneer evalueren?.................................................................................................................................... 196.3 Hoe evalueren?............................................................................................................................................ 206.4 Hoe rapporteren?......................................................................................................................................... 20
7 Realisaties bouw......................................................................................................................................... 217.1 Overkoepelende leerplandoelstellingen........................................................................................................ 237.2 Grond- en funderingswerkzaamheden.......................................................................................................... 267.3 Ondergronds metselwerk, opgaand metselwerk en muuropeningen..............................................................297.4 Kleine overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton....................................................................337.5 Basis ruwbouwafwerking (dekvloer-, vloer en tegel- en stukadoorwerk)......................................................36
8 Minimale materiële vereisten.................................................................................................................... 408.1 Algemene beschouwingen........................................................................................................................... 408.2 Uitrustingslijst............................................................................................................................................. 41
9 Nuttige adressen......................................................................................................................................... 44
10 Bibliografie................................................................................................................................................. 45
1 Lessentabel
Maximum: 36 uur
Pedagogische vakbenaming uur/week Administratieve vakbenaming
Basisvorming en fundamenteel gedeelte1ste lj 2de lj
Totaal 32 32
Godsdienst 2 2 AV Godsdienst
Lichamelijke opvoeding 2 2 AV Lichamelijke opvoeding
Maatschappelijke vorming 0/2 0/2 AV Maatschappelijke vorming
Nederlands 0/2 0/2 AV Nederlands
Wiskunde 0/2 0/2 AV Wiskunde
Project algemene vakken 6/0 6/0 AV Project algemene vakken
Toegepaste informatica 1 1 TV Bouw/Toegepaste informatica
Vakken van het fundamentele gedeelte opgenomen in deze brochure
Realisaties bouw 21 21 16 16 PV Praktijk Bouw
5 5 TV Bouw
Complementair gedeelteMaximum 4 4
Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken, voor zover het vakken en specialiteiten betreft waarvoor het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de tweede graad.
Wanneer in het complementaire gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamentele gedeelte, dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamentele gedeelte.
Toelichtingen
Realisaties bouw: om een goede samenhang tussen theorie (TV) en praktijk (PV) te bekomen, werd een geïntegreerd leerplan uitgeschreven. Bij het opstellen van de pedagogische lessentabel wordt dan ook geen onderscheid meer gemaakt tussen praktische (PV) en theoretisch-technische vakken (TV). Het onderscheid tussen PV en TV (rechterkolom) is opgenomen enerzijds omwille van administratieve redenen en anderzijds om de tijdsinvestering te duiden.
Toegepaste informatica: omwille van het toegepaste karakter wordt geadviseerd om een blok van 2 uur, om de 14 dagen, aan te bieden, alternerend met 1 uur TV Bouw.
D/2002/0279/032 4 Bouw2de graad BSO
2 Inleiding
2.1 Nieuwe impulsen
Volgende impulsen liggen aan de basis van dit leerplan:
de ontwikkeling van de beroepenstructuur (SERV/FVB), de beroepsprofielen (SERV/FVB), de daaruit voortvloeiende beroepsopleidingsprofielen (VLOR);
de vraag van zowel onderwijsverstrekkers, werkgevers en werknemers om het onderwijsaanbod transparanter te maken;
de pedagogisch-didactische inzichten om geïntegreerd te werken (synchronisatie tussen PV en TV), dit via projectmatig werken volgens een concentrisch vormingsconcept;
de vernieuwde pedagogisch-didactische aanpak op het gebied van het lezen van tekeningen en meer aandacht voor het schetsen;
het streven naar een maximum aan gekwalificeerde uitstroom; nieuwe inzichten op het vlak van certificeren, dit in relatie met de beroepenstructuur; leerplannen die vertrekken vanuit leerplandoelstellingen die door hun formulering de beheersingsgraad
aangeven; actualisering: nieuwe technieken, nieuwe voorschriften in verband met het welzijn op het werk, …); recente aanbevelingen van de inspectie; het logische curriculum van het studiegebied bouw BSO dat een polyvalente vooropleiding impliceert,
die georiënteerd is naar zowel ruwbouw als ruwbouwafwerking.
2.2 Geïntegreerd leerplan
Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang te brengen tussen de praktijk en de theorie. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is vertrekken vanuit een geïntegreerd leerplan.
Een geïntegreerd leerplan houdt in dat er in de opbouw ervan nagenoeg geen onderverdeling is in vakken. Dit betekent dus geen afzonderlijk leerplanonderdeel voor theorie (TV) en praktijk (PV). De leerplandoelstellingen en inhouden worden zodanig aangeboden dat de praktijk en de theorie als één geheel wordt ervaren en dit onder één vak, namelijk “Realisaties bouw”.
Het is in deze optiek ook wenselijk om de praktijk en de bijbehorende theorie door één en dezelfde leraar te laten geven.
Indien de school toch opteert (omwille van omstandigheden) om de uren over verschillende opdrachten (leerkrachten) te verdelen, zal het leerkrachtenteam de leerplandoelstellingen en leerinhouden in overleg met de technisch adviseurs en de directie, moeten groeperen en opnemen in een gezamenlijk jaarplan.
Het leerplan adviseert een projectmatige aanpak via een concentrisch vormingsconcept (zie verder). Deze pedagogisch-didactische werkvorm, waarbij men praktijk en theorie geïntegreerd aanbrengt via een projectmatige aanpak, vergt van alle betrokkenen teamspirit. Onder de betrokkenen dient begrepen: leerkrachten, technisch adviseurs, technisch adviseurs coördinatoren, directie en begeleiding.
Daar dit een graadleerplan is dient men de projectmatige aanpak te vertalen in een jaarplanning die de twee leerjaren bestrijkt.
D/2002/0279/032 5 Bouw2de graad BSO
2.3 Leerplannen op basis van beroepsprofielen en beroepsopleidingsprofielen
2.3.1 De beroepenstructuur
Om te komen tot een transparant aanbod in het onderwijs en de daaraan gekoppelde certificering is er nood aan een duidelijke en éénduidige beroepenstructuur. Op basis van een onderzoek naar opleidings- en kwalificatiebehoeften in de bouwsector heeft het FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid), in samenwerking met de SERV (Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen) en met het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) de bovenstaande beroepenstructuur uitgewerkt.
2.3.2 De beroepsprofielen (BP’s)
Het uitgangspunt voor het opstellen van beroepsprofielen was: “Een door de sector gevalideerd instrument ontwikkelen om de vakopleiding te doen aansluiten met de realiteit van de arbeidsmarkt.”
Deze beroepsprofielen beschrijven de verwachtingen die door de industrie worden gesteld aan een geoefend beroepsbeoefenaar.
In deze beroepsprofielen is de volgende informatie opgenomen: omschrijving van het beroep, beroepsinhoud, taken en activiteiten (voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken), kennis en vaardigheden, beroepshoudingen, bijzondere arbeidsomstandigheden, arbeidsorganisatie, specifieke kwalificatieproblemen en toekomstige evoluties.
Voor alle beroepen die vermeld staan in de beroepenstructuur ontwikkelt het FVB in samenwerking met de SERV beroepsprofielen. Heel wat beroepsprofielen zijn al uitgewerkt en te verkrijgen bij het FVB.
D/2002/0279/032 6 Bouw2de graad BSO
2.3.3 De beroepsopleidingsprofielen (BOP’s)
Op basis van de beroepsprofielen ontwikkelde de sectorcommissie “bouw-hout-decoratie” van de VLOR beroepsopleidingsprofielen met als doelstellingen:
de uitbouw van het onderwijs optimaal verzekeren, de opleidingen beter te laten aansluiten bij de eisen van de arbeidsmarkt, de uitstroom van gekwalificeerde arbeiders verhogen.
In deze beroepsopleidingsprofielen worden de vereiste vaardigheden en de ondersteunende kennis beschreven waarover een beginnende beroepsbeoefenaar dient te beschikken. Ook de beheersingsniveaus worden vermeld. De vaardigheden en de ondersteunende kennis werden gegroepeerd in vaardigheidsclusters.
Het is uiteraard wenselijk dat de opleidingen die wij verstrekken bij de vraag van de arbeidswereld aansluiten. Dit leerplan is daarom voornamelijk opgesteld op basis van het beroepsopleidingsprofiel ‘Werfbediener”.
In de tweede graad van het BSO ‘Bouw’ wordt gestreefd naar het verwerven van de vaardigheden vermeld in dit beroepsopleidingsprofiel. De basisvaardigheden uit dit beroepsopleidingsprofiel zijn dan ook integraal in dit leerplan opgenomen.
Omwille van het oriënterende karakter van de tweede graad BSO ‘Bouw’, dit zowel naar ruwbouw als naar ruwbouwafwerking, werden ook enkele basisvaardigheden uit de beroepsopleidingsprofielen “Stukadoor”, “Vloeren - Tegelzetten” en “Dekvloerleggen” opgenomen.
In de context van dit leerplan verstaan we onder werfbediener: diegene die ervoor zorgt dat andere bouwvakkers op de bouwplaats hun werk optimaal kunnen uitvoeren. Dit enerzijds door, daar waar nodig, mee te helpen en anderzijds door een aantal opdrachten zelfstandig uit te voeren; dit zowel in de ruwbouw als in de ruwbouwafwerking.
D/2002/0279/032 7 Bouw2de graad BSO
3 Profiel van de studierichting en verticale samenhang3.1 Logisch curriculum en verticale samenhang
De plaats van de 2de graad BSO ‘Bouw’ wordt verduidelijkt in onderstaand schema1 dat het logische curriculum van het studiegebied bouw voor het BSO voorstelt.
3de graad3de leerjaar
Res
taur
atie
-re
nova
tie
Dak
wer
ken
Bed
rijfs
vloe
ren
en
wat
erdi
chte
be
kuip
inge
n
Mec
hani
sche
en
hydr
aulis
che
Weg
enbo
uw-
mac
hine
ns
3de graad1ste en 2de leerjaar Ruwbouw Ruwbouwafwerking Bouwplaats-
machinistSteen- en
marmerbewerking
2de graad1ste en 2de leerjaar Bouw Steen- en
marmerbewerking
1ste graad2de leerjaar Beroepenveld (BVL): Bouw – Hout – Nijverheid
De tweede graad heeft een schakelfunctie tussen de eerste en de derde graad. Om de verticale opbouw optimaal te verzekeren is het noodzakelijk om, naast de eigen doelstellingen, ook deze van de andere graden te kennen. Enerzijds moet men nauw aansluiten op wat voorafging in de eerste graad en anderzijds moet men een duidelijk zicht hebben op de te bereiken einddoelen van de derde graad.
Voor informatie hieromtrent verwijzen we naar de betreffende leerplannen van de 1ste en de 3de graad.
3.2 Instroom
De meeste leerlingen komen ofwel uit het Beroepsvoorbereidend leerjaar (voornamelijk uit Nijverheid, Bouw en Hout) ofwel uit een basisoptie (meestal Bouw- en houttechnieken). De instroom vanuit andere basisopties of beroepenvelden is ook mogelijk.
Een deel van de leerlingen kwam dus al in min of meerdere mate in contact met praktische vaardigheden met betrekking tot de bouwsector.
Er zijn beroepsdrempels die opleiding mogelijks kunnen bemoeilijken. Het is aangewezen om deze drempels in overweging te nemen om bij relevante gevallen problemen te voorkomen.
1 Dit is het schema dat progressief in voege ging vanaf het schooljaar 1999-2000.D/2002/0279/032 8 Bouw
2de graad BSO
Mogelijke beroepsdrempels die in de beroepsprofielen staan vermeld en die hier van toepassing kunnen zijn:
lichamelijke letsels die de normale fysieke inspanning, die het beroep vergt, beletten of bemoeilijken; handicaps die de normale motorische vaardigheden voor het uitoefenen van het beroep bemoeilijken; gewrichts- en rugaandoeningen; beperkt gezichtsvermogen; aandoeningen aan de luchtwegen; producteczeem, contacteczeem en allergieën; hoogtevrees, in de mate dat dit het werken op stellingen bemoeilijkt of onmogelijk maakt.
3.3 Studierichtingsprofiel
De hoofddoelstelling van deze studierichting is:
voldoende basisvaardigheden, inzichten en attitudes verwerven om een geschikte keuze te kunnen maken naar vervolgopleidingen, in het bijzonder binnen het studiegebied bouw;
de startkwalificatie verwerven om het beroep van werfbediener te kunnen uitoefenen, zowel in de ruwbouw als in de ruwbouwafwerking.
Het studieobject dat deze studierichting kenmerkt is het inzichtelijke handelen in de context van zeer eenvoudige bouwconstructies of constructieonderdelen, vanuit terbeschikkinggestelde uitvoeringstekeningen en opdrachtbeschrijvingen.
Indicatieve realisaties zijn:
autonome buitenconstructies zonder woonfunctie (tuinmuur, brievenbus, barbecue, bloembak, scheidingsmuurtje, tuintrap, zitbank, een gedeelte van een duiker, …);
de ruwbouw en deels de ruwbouwafwerking van onderdelen van een eenvoudige woning (gedeelte van een binnenmuur met deuropening, gedeelte van een buitenmuur met raam- of deuropening, een hoek van een badkamer, een uitgewerkt gedeelte om en rond een schoorsteen, …).
3.4 Vormingscomponenten3.4.1 Op het vlak van het cognitief-conceptuele (theoretisch-technische)
Het ruimtelijk waarnemingsvermogen en het ruimtelijk voorstellingsvermogen ontwikkelen.- Plannen en in het bijzonder uitvoeringstekeningen begrijpen om deze te kunnen uitvoeren.- Via tekenen/schetsen uitvoeringsgericht communiceren zowel vóór, tijdens en na de uitvoering.
Van te realiseren bouwconstructies en constructieonderdelen de beoogde ontwerpaspecten herkennen, eenvoudige principes verklaren en in relatie brengen met de uitvoering.- De basisprincipes voor een stabiele vormgeving verklaren (bijvoorbeeld de plaats van de
hoofdwapening).- De bedoeling, de functie van de constructieonderdelen omschrijven (bijvoorbeeld de vochtwerende
laag, verdeelwapening).- De onderlinge relatie van de verschillende onderdelen begrijpen (bijvoorbeeld spouwankers,
stootvoegen, randisolatie, …).- De betekenis van de genormaliseerde en symbolische voorstellingen, eigen aan bouwkundige
uitvoeringstekeningen en schetsen herkennen en begrijpen (maataanduiding, materiaalaanduiding). De eigen werkzaamheden voorbereiden, plannen en organiseren.
- De nodige materiaalhoeveelheden bepalen.- De eigen werkplek inrichten.- De werkvolgorde opstellen.- De eigen administratie bijhouden.
D/2002/0279/032 9 Bouw2de graad BSO
Kenmerken en verwerkingsvoorschriften van grondstoffen en materialen kennen in functie van de uitvoering.
De kenmerken, de gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van gereedschappen en machines kennen. De elementaire voorschriften en richtlijnen in verband met het welzijn op het werk kennen en in de
context situeren.
3.4.2 Op het vlak van de uitvoering, de realisatie (praktijk)
De vooropgestelde werkvolgorde volgen. De materialen deskundig verwerken en bewerken. De gereedschappen en machines kiezen, correct gebruiken en onderhouden. Bij het uitvoeren van de volgende taken de basisvaardigheden beheersen:
- grond- en funderingswerkzaamheden (funderingen op staal),- ondergronds metselwerk,- opgaand metselwerk en muuropeningen,- kleine overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton,- eenvoudig stukadoorwerk, vloer- en tegelwerk, dekvloerleggen.
De voorschriften in verband met het welzijn op het werk die van toepassing zijn naleven.
3.4.3 Op het vlak van evaluatie, rapporteren en bijsturen
Voldoende kritisch staan ten opzichte van de eigen realisaties (product) en ten opzichte van de eigen werkzaamheden (proces) en het eigen handelen bijsturen tot kwaliteitsverbetering.
Opgemerkte tekorten en zwakke punten formuleren.
3.4.4 Op het vlak van attitudevorming
Het is enorm belangrijk om attitudes bewust en expliciet op diverse momenten als doelstelling na te streven. Attitudes die bijzondere aandacht verdienen zijn:
Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een opgedragen taak nauwkeurig te voltooien. Voor zijn meningen en gevoelens durven uitkomen en deze op een beleefde manier formuleren en
argumenteren. Spontaan handelen volgens de regels en afspraken. Erop gericht zijn, ondanks moeilijkheden, verder te werken om het einddoel te bereiken. Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (andere materialen, andere
gereedschappen, nieuwe opdrachten, …). Handelen met het oog op de tevredenheid voor zichzelf en voor de anderen, klantgerichtheid. Handelen met het oog op het vermijden van verspilling en respect voor het milieu. Bijdragen tot een leef- en werkomgeving als een gemeenschap van mensen die iets voor elkaar
betekenen. Bereid zijn om in team te werken. Spontaan zorg dragen voor het eigen materieel en dat van anderen.
3.5 Uitstroom
Dit leerplan betracht in eerste instantie een goede vooropleiding zowel voor de studierichtingen ‘Ruwbouw’ als ‘Ruwbouwafwerking’. De aangebrachte vormingscomponenten vormen ook een voldoende basis om te kunnen starten in de opleiding van ‘Bouwplaatsmachinist’ en ‘Steen- en marmerbewerking’.
De leerlingen die slagen behalen het equivalent van het certificaat “Werfbediener”. Hiervoor is momenteel nog geen wettelijke basis.
D/2002/0279/032 10 Bouw2de graad BSO
3.6 Globaal onderscheid TSO – BSO
Onderstaand schema tracht het onderscheid tussen de studierichtingen binnen het studiegebied bouw te duiden. Dit onderscheid slaat uitsluitend op het fundamentele gedeelte van de studierichtingen in de 2de graad.
TSOBouw- en houtkunde
Varianten van projecten als studieobject
via technisch tekenen en schetsen twee- en driedimensionaal communiceren om het concept van constructies uit de bouwsector te begrijpen en varianten te bestuderen,
de conceptuele kenmerken van constructies uit de bouwsector toelichten,
sturend optreden om de uitvoering van constructies uit de bouwsector mogelijk te maken.
uitvoeren10%
concept90%
TSO De uit te voeren projecten als studieobject
via technisch tekenen en schetsen twee- en driedimensionaal communiceren om het concept van constructies uit bouw of hout te begrijpen en de uitvoering voor te bereiden,
om de gevraagde kwaliteitscriteria te bereiken de noodzakelijke uitvoeringsrichtlijnen formuleren,
meewerken aan de uitvoering en leidinggevend optreden.
concept50%
uitvoeren50%
Bouwtechnieken
BSO Het uitvoeren van projecten als studieobject
schetsmatig twee- en driedimensionaal communiceren om tot de gewenste uitvoering te komen,
op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria gepast handelen,
de uitvoering realiseren op basis van de gevraagde kwaliteitscriteria.
concept25%
uitvoeren75%
Bouw
D/2002/0279/032 11 Bouw2de graad BSO
4 Algemene pedagogisch-didactische wenken
4.1 Inleidende beschouwingen
Wij zijn in eerste instantie bezig met jongeren binnen een zeer complexe maatschappelijke context. De brede en belangrijkste doelstelling is en blijft deze jongeren via opvoeding en opleiding kansen bieden voor later.
Het leerplan mag in ieder geval geen excuus zijn om niet naar de noden van de maatschappij en de verwachtingen van de leerlingen te luisteren. Er moet voldoende aandacht blijven bestaan voor opvoeding, gewone omgang, eerbied voor geloofsovertuiging.
De vorming moet zo sterk mogelijk aanleunen op wat typisch en attractief is voor een bouwvakker die op het terrein werkzaam is. De leerlingen dienen tot het inzicht te komen dat er een samenhang is tussen de realisaties in de school en het realisatieproces in het dagelijkse leven.
De leerlingen moeten als persoon een waardige plaats, op een volwaardige wijze in de maatschappij kunnen verwerven. Het moet onze betrachting zijn door het aanscherpen van het vertrouwen in zichzelf en in de anderen, door het bijbrengen van attitudes zoals zorg, verwondering, respect, doorzetting … beroepsfiere vaklui te vormen.
Het is van groot belang dat de leerlingen tussentijdse succesbeleving ervaren. We adviseren dan ook om te werken met een soort van portfolio waarin de projecten, die de leerling gerealiseerd heeft, gewaardeerd worden.
Wissel zoveel mogelijk de werkvormen af. Combineer voortdurend de theorie en de praktijk. Doe steeds een beroep op denken en doen. Vermijd langdurige opdrachten met steeds terugkomende vaardigheden. Hou de momenten van theorie kort maar herhaal veelvuldig. Schenk voldoende aandacht aan het werken in team.
4.2 Projectmatig werken volgens een concentrisch vormingsconcept
Eén van de belangrijkste verwachtingen van dit leerplan is geïntegreerd werken via projecten volgens een concentrisch vormingsconcept.
4.2.1 Wat is een project?
In dit leerplan verstaan we onder project: "Via inzichtelijk handelen, realiseren van eenvoudige constructies of constructieonderdelen, individueel en/of in team, deels onder begeleiding, deels zelfstandig."
Binnen elk project komen conceptuele doelstellingen, uitvoeringsgerichte doelstellingen en evalueren, rapporteren en bijsturen inspelend op elkaar aan bod.
Onder conceptuele doelstellingen begrijpen we: te verwerven kennis, begrippen en inzichten om een opgedragen taak inzichtelijk te kunnen uitvoeren. Dit betekent eenvoudig gezegd: het denken voor het doen.
Onder uitvoeringsgerichte doelstellingen begrijpen we de praktische vaardigheden om tot realisatie te komen. Deze doelstellingen slaan dus op het praktisch uitvoeren, het materiaalgebonden doen.
Onder evalueren, rapporteren en bijsturen verstaan we in hoofdzaak het proces van zelfevaluatie.
D/2002/0279/032 12 Bouw2de graad BSO
4.2.2 Projectmatig werken
“Projectmatig werken” berust op een concentrisch vormingsconcept waarbij elk project door de volgende zaken wordt gekenmerkt:
P1P2
P3Pn
bevat kennis, vaardigheden en attitudes uit vorige projecten,
bevat nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes, legt de klemtoon op specifieke aandachtspunten, is stijgend in moeilijkheidsgraad, bevat aspecten uit diverse bouwfasen, bevat proces- en productevaluatie, verloopt volgens het technologische proces.
4.2.3 Waarom projectmatig werken via een concentrisch vormingsconcept?
Het werken via projecten biedt onmiskenbaar een aantal pedagogisch-didactische voordelen. Deze worden hieronder in het kort besproken.
Just in time learning
Het projectmatig werken biedt de kans om de ogenblikken, waar aandacht wordt gevergd voor theorie, te plaatsen daar waar de kans op effect het grootst is. Bijvoorbeeld op het ogenblik waar de leerling de opdracht krijgt om iets uit te voeren en de vraag stelt: “Ik moet dat nu uitvoeren, maar hoe moet dat nu en waarom?”
De theorie wordt dus zoveel mogelijk gegeven in directe aansluiting met de praktijk.
Krachtige leeromgeving
De klemtoon dient gelegd op zinvolle projecten. Er dient dus voor elk project een behoefte te zijn, een intrinsieke motivatie. Het moet voor de leerlingen de moeite waard zijn. Het ideale zou zijn dat elk project zo realistisch mogelijk wordt uitgevoerd, zo dicht mogelijk aanleunt bij de beroepsrealiteit.
Het “projectmatig werken” wordt nog leerkrachtiger en boeiender door met de klasgroep simultaan aan verschillende projecten te werken. Men kan kijken en vergelijken, van elkaar leren.
Het leerproces van de leerling staat centraal
De didactiek vertrekt niet van kennisoverdracht, maar van het verwerven van kennis door zelfwerkzaamheid. Het leerproces van de leerling staat centraal. Door het geven van opdrachten, uitdagingen stimuleert de leraar het leerproces van de leerling.
De rol van de leraar is dus duidelijk deze van opdrachtgever, coach, begeleider. Het blijft uiteraard de opdracht om kennis en vaardigheden over te dragen, maar dan in de filosofie van: “liever dat de leerling het vraagt”, dan “de leraar het ongevraagd aanbiedt”.
Werken in team
Het opzetten van grotere projecten, waar meerdere leerlingen samen aanwerken, is de pedagogische aanpak bij uitstek om het werken in team aan te leren.
D/2002/0279/032 13 Bouw2de graad BSO
Interdisciplinaire probleemsituaties
De meeste projecten vereisen het gebruik van kennis en vaardigheden uit diverse domeinen (schetsen, uitvoeringstechnieken, praktijk, PAV, ICT, …). Deze domeinen (vakken) vormen binnen de projectmatige aanpak een samenhangend geheel.
Daar er geen splitsing in vakken is, gebeurt de integratie van kennis en vaardigheden uit diverse disciplines automatisch. De leraar – beter het lerarenteam – dient echter wel te zorgen voor een gezond evenwicht tussen theorie en praktijk. De keuze van de projecten en de jaarplanning zijn hier bepalend. Een grote uitdaging is het bewaken van de leerlijn.
Herhaling en terugkoppeling
Door telkens met nieuwe projecten te werken, waarin aspecten uit vorige projecten voorkomen, is er voortdurend herhaling en terugkoppeling mogelijk. Voor een doelgroep – BSO – is dit, vanuit pedagogisch-didactisch standpunt, een groot pluspunt.
Succesbeleving
Elk project biedt een nieuwe kans op succesbeleving. De leerling heeft dus niet alleen kans op succesbeleving op het einde van een semester, op het einde van een leerjaar maar na elk nieuw project.
Dit houdt dus in dat er permanent wordt geëvalueerd. De eindevaluatie dient gebaseerd op een portfolio van gerealiseerde en geëvalueerde projecten.
Werken volgens het technologische proces
In wezen verloopt elk project volgens – wat men noemt – "het technologische proces", namelijk:
Opdoen van relevante voorkennisen verzamelen van de nodige
gegevens
Voorbereiding, planning, organisatie
Uitvoeren, realiseren
Opdrachtbeschrijving vanuit een reële behoefteen formuleren van de kwaliteitseisen
evaluatie
evaluatie
Einde project
evaluatie
OK
OK
OK
Bijsturen
Bijsturen
Bijsturen
4.2.4 De keuze van de projecten
De grootste uitdaging is het kiezen, het organiseren van de projecten in een logisch en pedagogisch verantwoord continuüm. Belangrijke richtlijnen die hierbij gehanteerd dienen te worden zijn:D/2002/0279/032 14 Bouw
2de graad BSO
De projecten dienen om de leerplandoelstellingen te realiseren. De projecten zijn zinvol of worden zinvol ingekaderd, vermijd in ieder geval opdrachten waar de
vaardigheid op zich centraal staat. Een project vertrekt steeds vanuit een voorbereiding en planning. De moeilijkheidsgraad van de projecten neemt geleidelijk toe. Bewaak de leerlijn, zowel voor de theoretische als de praktische doelstellingen. Elke nieuw project refereert enerzijds naar kennis en vaardigheden uit vorige projecten maar biedt
anderzijds ook telkens iets nieuws aan. Het kiezen van projecten waar slechts één takencluster (bijvoorbeeld alleen metselen) dient zoveel
mogelijk te worden vermeden. Zorg voor evenwichtige spreiding van theorie en praktijk.
4.2.5 Een projectdossier
Tijdens elk project wordt er een dossier opgesteld dat kan bestaan uit:
omschrijving van de opdracht en de vooropgestelde kwaliteitseisen, de doelstellingen die betracht worden, verwijzing naar informatiebronnen in verband met de voorkennis (brochures, handboeken, technische
fiches, websites, … ), verwerkingsdocumenten in verband met de voorkennis (résumés, geformuleerde oplossingen,
verantwoording van gemaakte keuzes, veiligheidspictogrammen, vertaalslag van voorschriften…), tussentijdse opdrachten en toetsen, documenten in verband met de voorbereiding (tekeningen, schetsen, materiaalhoeveelheden, kostprijs), planning van de uitvoering (werkvolgorde, tijdsbesteding, …), opvolgingsfiche van de uitvoering, evaluatie- en rapporteringsdocumenten, beschrijving van het proces, foto’s van de realisatie, …
4.2.6 Hoe vertalen in een jaarplan?
Het leerplan beschrijft de leerplandoelstellingen en leerinhouden. Deze werden geordend volgens fasen in het bouwproces en binnen deze fasen volgens het technologische proces.
Om op een degelijke manier projectmatig te werken dient men het leerplan te vertalen in een pakket van opeenvolgende projecten die aan de hierboven vermelde criteria voldoen.
Het omzetten van het leerplan in een continuüm van projecten dient dus te gebeuren via een jaarplan en dit voor de volledige 2de graad (1ste en 2de leerjaar).
Wanneer alle projecten afgewerkt zijn dienen alle leerplandoelstellingen aan bod te zijn gekomen. Om dit te controleren kan men gebruik maken van een matrix (kruistabel).
4.2.7 Randvoorwaarden
Hieronder sommen we enkele essentiële randvoorwaarden op.
De infrastructuur dient aangepast te zijn. Een werkplaatsklas, die wanneer het past vrij is, om de ondersteunende theorie te geven.
Alle actoren dienen deze visie te steunen, te ondersteunen en blijvend te stimuleren. Er dienen aangepaste leermiddelen te worden ontwikkeld. De opdrachttoewijzing en het uurrooster dienen voldoende flexibiliteit te bieden.
D/2002/0279/032 15 Bouw2de graad BSO
De methode van evalueren dient aangepast (per project).
D/2002/0279/032 16 Bouw2de graad BSO
5 Aandachtspunten
5.1 Het gebruik van Informatie en Communicatietechnologie (ICT)
Het is evident dat van de mogelijkheden die de computer, op het didactisch vlak, biedt optimaal gebruik moet worden gemaakt. Typische mogelijkheden die op dit leerplan betrekking hebben zijn:
Het opzoeken van onder meer: kenmerken van materialen, gereedschappen en uitvoeringstechnieken via Internet, cd-rom’s, …
Het gebruik van educatieve programma’s in verband met het lezen van tekeningen, ruimtelijk voorstellings- en waarnemingsvermogen.
Eenvoudige rekenbladen of geprogrammeerde formulieren om de kostprijs te berekenen. Programma’s ter ondersteuning van zelfevaluatie. Eenvoudige software om op een actieve manier kennis en inzichten te verwerken.
Er dient opgemerkt dat de programma’s die men aanwendt zo gebruiksvriendelijk hoeven te zijn dat de klemtoon ligt op de te verwerven leerplandoelstellingen en niet op de beheersing van één of ander softwarepakket.
5.2 De aanpak van tekenen
5.2.1 Algemene doelstellingen
Bij het technisch tekenen zijn de volgende doelstellingen van essentieel belang:
het verhogen van het waarnemings- en voorstellingsvermogen, het begrijpen van een tekening, plan om volgens de voorschriften uit te voeren, tekenen/schetsen2 als communicatiemiddel gebruiken vóór, tijdens en na de uitvoering van de werken.
Het is dus absoluut niet de bedoeling dat de leerlingen zelf volledige plannen leren tekenen. Ze moeten de voorgelegde plannen kunnen lezen en interpreteren om ze correct uit te voeren.
Dit wil niet zeggen dat er niet getekend/geschetst mag worden, doch het maken van tekeningen situeert zich eerder op het vlak van communiceren in verband met uitvoeringsdetails, het aanbrengen van uitvoeringsgerichte aanvullingen en eenvoudige aanpassingen.
Daar er projectmatig wordt gewerkt staat het tekenen steeds in relatie met de praktijk. Het tekenen mag dus geen eigen leven gaan leiden los van de rest.
5.2.2 Doelstellingen op het vlak van uitvoeringstekeningen lezen
De geïntegreerde aanpak van het tekenen dient dus gericht te zijn op de volgende doelstellingen:
zich de te construeren, de te integreren bouwonderdelen en de hiervoor nodige hulpconstructies driedimensionaal kunnen voorstellen,
de maatvoering lezen, de gebruikte genormaliseerde en symbolische voorstellingen verklaren naar de praktische uitvoering toe, bijschriften met eigen woorden toelichten in functie van de uitvoering.
2 Met tekenen/schetsen wordt bedoeld: een voorstelling maken die in hoofdlijnen het onderwerp (vormgeving, werkingsprincipe, uitvoeringsmethode, …) toelicht.D/2002/0279/032 17 Bouw
2de graad BSO
5.2.3 Doelstellingen op het vlak van uitvoeringstekeningen maken en details schetsen
het plannen van de inrichting van de werkplek, twee- en driedimensionaal schetsen vanuit verschillende gezichtspunten, de te construeren onderdelen beter duiden via aanvullende detailschetsen, zowel twee- als
driedimensionaal, de maatvoering aanpassen in functie van de afmetingen van de te verwerken materialen, de wijzigingen aangebracht tijdens de uitvoering via schetsen toelichten.
5.2.4 Het middel en het resultaat
Voor het maken van tekeningen/schetsen zijn er diverse middelen beschikbaar:
een ruwe vloer en een kraspen, nagel of krijt, een bord of plank en een krijt, een blad papier en een potlood, een tekenplank met tekendriehoek, een CAD-pakket met 2D-mogelijkheden, een CAD-pakket met 3D-mogelijkheden, …
Het middel dient in ieder geval ondergeschikt en in functie te zijn van de hierboven vermelde doelstellingen. De volgende doelstellingen zijn dus uit den boze:
mooi kunnen tekenen, een CAD-pakket beheersen, een voorstelling perfect afwerken.
D/2002/0279/032 18 Bouw2de graad BSO
6 Evaluatie
6.1 Wat en waarom evalueren?
Evalueren is geen doel op zich. Het maakt deel uit van het didactische proces. Via allerlei vormen van evalueren krijgen de leerlingen en de leraar informatie over de bereikte en de niet-bereikte leerdoelen.
Het evalueren dient in de eerste plaats in functie te staan van appreciëren,waarderen en bevestigen. Succeservaring is hier zeer belangrijk. Waardeer eerder een klein beetje goed en kijk eens naast een beetje minder.
Zowel het proces als het product worden geëvalueerd. De klemtoon ligt daarbij op het proces daar het hoofddoel van het evalueren bijsturen, remediëren is.
Bij het evalueren wordt aandacht besteed aan:
cognitieve vaardigheden (kennen, begrijpen, inzien, toepassen...), psychomotorische vaardigheden (nadoen, oog-hand-coördinatie, ritme, snelheid, nauwkeurigheid,
beheersen), attitudes (doorzetting, efficiëntie, sociale gerichtheid, …).
Cognitieve elementen worden alleen getoetst in de context van de projecten en de realisaties, in directe relatie tot wat wordt of zal worden uitgevoerd.
De einddoelstelling is dat de leerling door zelfevaluatie zijn eigen handelen leert bijsturen om te komen tot kwaliteitsverbetering.
6.2 Wanneer evalueren?
De aangewezen methode van evalueren is permanente evaluatie. Per project kan men eventueel een eindevaluatie houden met uitdrukkelijke aandacht voor zowel het proces als het product.
De samenbundeling van de resultaten van de doorlopen projecten – een soort portfolio – kan dan de basis vormen voor een eindbeoordeling.
Het lerend bezig zijn van de leerlingen en de vorderingen die ze daarbij maken worden permanent beoordeeld en geëvalueerd. De evaluatie gebeurt bij elke stap die ze zetten bij de realisatie van een project. Hun technisch en technologisch kennen en kunnen worden permanent getoetst.
Daarbij kunnen de leerlingen ook nog periodiek aan de hand van goed gekozen en duidelijk omschreven opdrachten bewijzen dat ze bepaalde vaardigheden en ondersteunende kennis verworven hebben.
Evalueren helpt ook het onderwijsproces sturen. Daarom wordt het evalueren doorgedreven geïntegreerd in dat onderwijsproces. Evaluatie is geen afzonderlijke activiteit en is meer een leermoment dan een beoordelingsmoment. Daardoor worden het leerproces van de leerling en de instructie van de leraar geoptimaliseerd.
Bovendien dienen een aantal doelstellingen voortdurend aan bod te komen. Deze kunnen niet het voorwerp zijn van een eenmalige of sporadische evaluatie. Dit is bijvoorbeeld zo voor het begrijpen en toepassen van veiligheidsvoorschriften, voor de attitudes, …
In deze visie hebben ‘examens’ hier weinig zin. Ze onderbreken alleen maar een natuurlijk en logisch leerproces en geven geen meerwaarde.
D/2002/0279/032 19 Bouw2de graad BSO
6.3 Hoe evalueren?
Toetsen van cognitieve elementen via schriftelijke opdrachten als ‘Verklaar ...’, ‘Omschrijf ...’, ‘Leg uit met je eigen woorden ...’ brengen heel veel BSO-leerlingen, ook al kennen ze het antwoord, niet tot een goed einde. Ze leveren dus heel vaak een foutieve beoordeling van de leerling op.
Andere vormen van schriftelijke evaluatie zijn wel bruikbaar:
meerkeuzevragen; aanvullen van een tekening of schema (geen loutere invuloefening!); opdrachten als ‘verbind de samenhorende elementen met een pijl’, ‘plaats in de juiste volgorde’ ...; vooral klaargemaakte tabellen of controlelijsten kunnen door de leerlingen individueel of in groep
ingevuld worden en als basis dienen voor de evaluatie - mogelijke inhouden daarbij zijn: de opgemeten hoeveelheden, de te bestellen materialen, de beschrijving van de werkvolgorde, de geraamde en de werkelijke tijdsduur, de toegepaste veiligheidsvoorzieningen;
het kunnen lezen van een werktekening kan men evalueren door bijvoorbeeld het nodige aantal stenen te laten berekenen.
Voor wat betreft het ‘kunnen’ is het vooral ook de bedoeling dat de leerling zijn eigen werk leert beoordelen, dus aan zelfevaluatie doet. Het zelf kunnen deelnemen aan de evaluatie werkt stimulerend en motiverend voor de leerling.
Bij iedere opdracht wordt duidelijk op voorhand opgegeven welke items zullen worden geëvalueerd en hoe de beoordeling zal worden opgevat.
6.4 Hoe rapporteren?
De rapportering gebeurt niet louter via een cijferrapport. De vorderingen van de leerling en vooral de tips voor het remediëren worden in een eenvoudige en directe taal omschreven.
Het bijhouden van een soort portfolio bestaande uit de beoordeling van de gerealiseerde projecten (eventueel geïllustreerd met foto’s) kan een middel zijn om de succesbeleving te bevorderen.
D/2002/0279/032 20 Bouw2de graad BSO
7 Realisaties bouw
De leerplandoelstellingen en leerinhouden van “Realisaties bouw” zijn in eerste instantie ingedeeld (geclusterd) volgens fasen in het bouwproces. Deze indeling is deels terug te vinden in de beroepsopleidingsprofielen.
Voor de tijdsinvestering van deze diverse clusters geven we de volgende richtlijn:
grond- en funderingswerkzaamheden: 10 %, ondergronds metselwerk, opgaand metselwerk en muuropeningen: 60 %, kleine overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton: 15 %, basis ruwbouwafwerking: 15 %.
Er zijn leerplandoelstellingen die op alle clusters van toepassing zijn. Deze leerplandoelstellingen werden gegroepeerd onder “Overkoepelende leerplandoelstellingen”. Het is dus belangrijk dat met deze leerplandoelstellingen voortdurend rekening wordt gehouden.In de bovenstaande tijdsinvestering zijn de “Overkoepelende leerplandoelstellingen” inbegrepen.
De leerplandoelstellingen werden dus in eerste instantie gegroepeerd volgens fasen in het bouwproces. Binnen elke fase werden de doelstellingen verder ingedeeld volgens wat we fasen van het technologisch proces kunnen noemen, namelijk:
voorkennis, voorbereiding en concept, uitvoeren, evalueren, rapporteren en bijsturen.
Hieronder wordt deze indeling nader toegelicht.
Voorkennis, voorbereiding en concept (cognitief-conceptuele doelstellingen)
Deze leerplandoelstellingen hebben betrekking op de noodzakelijke voorkennis, de voorbereiding en de conceptuele inzichten vooraleer over te gaan tot het uitvoeren.. Het betreft hier het denken voor het handelen, dus cognitief georiënteerde doelstellingen.
Enkele voorbeelden:
materialen onderscheiden, genormaliseerde aanduidingen op uitvoeringstekeningen begrijpen, de uitvoering op voorhand via schetsen toelichten, materiaalhoeveelheden bepalen, materiaalkostprijs berekenen, het concept van een spouwmuur toelichten, werkzaamheden plannen, veiligheidspictogrammen herkennen.
Uitvoeringsgerichte doelstellingen
D/2002/0279/032 21 Bouw2de graad BSO
Deze doelstellingen hebben betrekking op het realiseren. Het betreft hier dus psychomotorische vaardigheden.
Enkele voorbeelden:
vlot spreiden van mortel, het correct plaatsen van dorpels, volgens voorschrift beton storten, plooien van beugels, graven van sleuven, aanmaken van dekvloerspecie.
Evalueren, rapporteren en bijsturen
Deze doelstellingen hebben in hoofdzaak de bedoeling om de zelfevaluatie te bevorderen. Het gaat dus over het zelf nagaan wat er goed of fout was, dit rapporteren en op basis hiervan proberen bij te sturen.
Enkele voorbeelden
de gegraven sleuf controleren op oneffenheden en zonodig bijsturen, de uitgezette merktekens controleren, afwijkingen rapporteren en corrigeren, de aangemaakte mortel controleren op verwerkbaarheid en zonodig bijsturen, de verticaliteit van de constructie beoordelen, het resultaat rapporteren en voorstellen tot verbetering
formuleren, nagaan of de voorschriften in verband met het welzijn op het werk werden nageleefd, de tekorten
rapporteren en voornemens tot bijsturen formuleren.
Opmerkingen en aanbevelingen
Rekening houdend met het profiel van de studierichting en de in het leerplan opgenomen doelstellingen kunnen we in verband met de tijdsinvestering volgende richtlijn geven:
cognitief-conceptuele doelstellingen (theorie - TV) 25 % van de tijd, uitvoeringsgerichte doelstellingen (praktijk - PV): 75 % van de tijd,
De doelstellingen in verband met evalueren, rapporteren en bijsturen zitten hierin verweven.
Het is evident dat er ook voortdurend aandacht wordt besteed aan attitudinale doelstellingen. Deze leerplandoelstellingen hebben te maken met houdingen (afspraken naleven, samenwerken, doorzetten, klantgericht realiseren, milieubewust handelen, in team werken…).
De doelstellingen die als uitbreiding zijn opgenomen, worden aangeduid met (U) en staan in cursief.
D/2002/0279/032 22 Bouw2de graad BSO
7.1 Overkoepelende leerplandoelstellingen
7.1.1 Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
1 De eigen werkzaamheden en verantwoordelijkheden inschatten in het kader van het bouwteam.
Bouwteam bouwheer architect ingenieur aannemer - onderaannemer veiligheidscoördinator metselaar werfbediener
2 De juiste begrippen, eigen aan de bouw, in de juiste context gebruiken en verklaren.
Begrippen uit de bouw
3 De verschillende onderdelen van bouw-constructies herkennen, benoemen, hun vormgeving en functie in het geheel toelichten.
Constructieonderdelen benaming functie functionele relatie
4 Werkopdrachten, uitvoeringstekeningen en schetsen lezen om de beschreven werken uit te voeren.
Plannen en werkopdrachten schaal en schaalfactor genormaliseerde aanduidingen symbolische voorstellingen
5 In team en zelfstandig het opgedragen werk plannen.
Eenvoudige planning werkvolgorde werkmethode
6 De constructie via schetsen toelichten, zowel vóór, tijdens als na de realisatie.
Schetsen uitvoeringsdetails uitvoeringstechnieken
7 Voldoende inzicht verwerven om gereedschappen en machines oordeelkundig te kunnen gebruiken.
Gereedschappen en machines gebruiksvoorschriften onderhoud toepassingsgebied controle
8 De eigenschappen van de materialen kennen en controleren in functie van de verwerking.
Materialen materiaalkenmerken voorschriften op verpakkingen
9 Vanuit een uitvoeringstekening, voor de uit te voeren werkzaamheden, de materiaalhoeveelheden bepalen.
Materiaalhoeveelheden
10 Van de uitgevoerde werkzaamheden de materiaalkostprijs berekenen.
Materiaalkostprijs
11 De van toepassing zijnde voorschriften en de reglementen betreffende welzijn op het werk kennen.
Welzijn op het werk gevaarlijke producten gereedschappen en machines lasten tillen, dragen en hijsen persoonlijke beschermingsmiddelen collectieve beschermingsmiddelen gevaarlijke situaties signalisatie stellingen en ladders (werkhoogte < 1,5 m)
D/2002/0279/032 23 Bouw2de graad BSO
7.1.2 Doelstellingen in verband met het uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
12 Volgens instructie meewerken aan het inrichten en schoonhouden van de eigen werkplek, met aandacht voor efficiëntie en veiligheid.
13 In functie van de opdracht (project) de materialen en gereedschappen klaarzetten.
Inrichten van de werkplek efficiëntie veiligheid netheid …Gereedschappen en materialen
14 In team en zelfstandig het werk volgens plan uitzetten en uitvoeren.
Uitzetten en uitvoeren
15 De eigen en gemeenschappelijke bouwmaterialen volgens voorschrift verhandelen.
Bouwmaterialen opslaan verwerken stapelen beschermen
16 De gepaste gereedschappen en machines oordeelkundig gebruiken, spontaan onderhouden en volgens afspraak wegbergen.
Gereedschappen en machines
17 De van toepassing zijnde voorschriften en reglementen betreffende het welzijn op het werk naleven.
Elementaire basisveiligheid
18 Eenvoudige bevestigingstechnieken toepassen.
Bevestigingstechnieken nagelen schroeven
7.1.3 Evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
19 De uitgezette merktekens controleren en zonodig bijsturen.
Merktekens
20 Zich zelf controleren op het toepassen van de voorschriften in verband met basisveiligheid en indien nodig de gepaste maatregelen nemen.
Basisveiligheid
21 Controleren of de opdracht volgens de gestelde eisen werd uitgevoerd, de tekorten rapporteren en voorstellen tot verbetering formuleren.
Checklisten
22 Na de uitvoering, de vooraf bepaalde materiaalhoeveelheden, controleren op het reële verbruik.
Materiaalhoeveelheden
… …
D/2002/0279/032 24 Bouw2de graad BSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
Besteed voortdurend aandacht aan de hierboven vermelde doelstellingen. Het is vooral door herhaling en consequentie dat men deze doelstellingen kan realiseren.
Voor beroepsleerlingen is succeservaring enorm belangrijk. Het inlassen van nieuwe technieken moet dus geleidelijk gebeuren. Het feit dat de leerlingen ervaren dat ze via herhaalde oefeningen over een zekere routine beschikken en aldus vlot en met hoger rendement kunnen presteren is een belangrijke doelstelling. Dit komt hun optimaal ten goede bij de eerste stage-ervaringen in de derde graad.
Maak foto’s van de constructies die de leerlingen gerealiseerd hebben. De werkstukken moeten zoveel mogelijk de werkelijkheid benaderen. Bespreek telkens, vooraleer aan een project te beginnen, de nieuwe problemen die zich bij het nieuwe
project zullen voordoen. Dit kan onder meer via tekeningen, schetsen, videobeelden, demonstraties, …. Vertrek bij alle projecten van duidelijke werktekeningen en/of werkschetsen. Maak dus bij de start van
elke nieuw project gebruik van zowel plannen, perspectieftekeningen, foto’s, dia’s, modellen, schaalmodellen.
Het is zeer belangrijk om de leerlingen te laten ervaren dat een degelijke werkvoorbereiding noodzakelijk is om rendabel en efficiënt te werken.
Laat de leerlingen onvolledige plannen aanvullen en detailtekeningen schetsen.Alle tekeningen staan steeds in relatie tot een uit te voeren of uitgevoerde opdracht. Het schetsen van details kan zowel vóór, na als tijdens het uitvoeren van de werken.
Een goede inrichting van de werkplek wordt pas bereikt door veelvuldig te oefenen en uit te leggen aan de hand van tekeningen en schetsen.Laat na verloop van tijd de leerlingen zelf de in te richten werkplek schetsen.
Het uitzetten van het werk wordt in het begin voor gedaan. Laat in een volgende fase de leerlingen in groep (2 à 3 leerlingen) en onder begeleiding zelf het werk uitzetten (profielen, merktekens, peilen, lagenmaat, …).
Laat tabellen maken/invullen met de nodige materiaalhoeveelheden. Hanteer de basisprincipes van de standaardmeetmethode en leer rekening houden met het verliespercentage. Maak gebruik van eenvoudige computerprogramma’s om de berekeningen uit te voeren/ te controleren.
Bied verschillende bouwmaterialen aan waaruit de leerlingen mogen kiezen. Bespreek nadien in groep de voor- en de nadelen van de gemaakte keuzes. Doe zoveel mogelijk beroep op praktische ervaringen.
Het is aangewezen om bij het evalueren te werken met vooraf klaargemaakte tabellen en/of controlelijsten, die door de leerlingen individueel of in groep ingevuld worden. Mogelijke inhouden zijn: de opgemeten hoeveelheden, de te bestellen materialen, de beschrijving van de werkvolgorde, de geraamde en werkelijke tijdsduur, de toegepaste veiligheidsvoorzieningen, …. .
Wijs de leerlingen voortdurend op het vermijden van materiaalverspilling. Besteed voortdurend aandacht aan afspraken en reglementen. Het probleem van stellingen en ladders komt maar weinig aan bod in de tweede graad. Het is echter
enorm belangrijk om, daar waar het zich voordoet, telkens de kans aan te grijpen om deze materie te behandelen. Dit kan via videobeelden, verwijzingen naar werken uitgevoerd door anderen, ….
Bespreek alleen die gereedschappen die effectief gebruikt worden. Beperkt de opdrachten tot een maximum werkvloerhoogte van 1,5 m.
D/2002/0279/032 25 Bouw2de graad BSO
7.2 Grond- en funderingswerkzaamheden
7.2.1 Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
23 Uit een funderingsplan, de inplanting, de lengte, de breedte en de aanzetdiepte afleiden.
Funderingsplan inplanting afmetingen aanzetdiepte
24 De soorten funderingen op staal van elkaar onderscheiden.
Fundering op staal strokenfundering plaatfundering zoolfundering
25 Visueel de meest voorkomende grondsoorten herkennen en hun kenmerken in verband met draagkracht verwoorden.
Grondsoorten klei zand leemGrondeigenschappen draagkrachtig, niet draagkrachtig geroerd, niet geroerd
26 De eisen waaraan het aanvulmateriaal naast funderingen moet voldoen opsommen.
Aanvulmateriaal samenstelling vochtgehalte verontreiniging
27 De uitvoering van aanaardings- en verdichtingswerken toelichten.
AanaardenVerdichten dammen walsen trillen
28 De functie van de funderingsfolie omschrijven, de plaats via schetsen situeren.
Funderingsfolie
29 De plaats van de aardingslus via schetsen aanduiden.
Aardingslus
30 De courante samenstelling in volume- en massadelen van ongewapend funderingsbeton en zand-cementmengsel verwoorden.
Funderingbeton en zand-cementmengsels samenstelling mengverhoudingen
31 Van de gereedschappen, gebruikt bij grond- en funderingswerkzaamheden, de gebruiksvoorschriften kennen.
Gereedschappen schop spade
32 Voor de uit te voeren werkzaamheden de materiaalhoeveelheden bepalen en op basis hiervan de materiaalkostprijs berekenen.
Materiaalhoeveelheden te storten hoeveelheid beton funderingsfolie lengte van de aardingslus
D/2002/0279/032 26 Bouw2de graad BSO
7.2.2 Doelstellingen in verband met het uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
33 De sleuven en bouwputten (U) uitzetten op basis van het funderingsplan.
Sleuven – bouwputten (U ) bouwplanken brugjes 3-4-5 methode
34 Volgens instructies manueel een sleuf of put graven, effenen, nivelleren, schoonmaken, aanvullen en manueel verdichten.
Funderingssleuven – putten graven effenen nivelleren aanvullen verdichten
35 Een aardingslus plaatsen en beschermen. Aardingslus
36 Een zand - cementmengsel (gestabiliseerd zand) volumetrisch samenstellen, aanbrengen en verdichten.
Zand-cementmengsel aanmaken aanbrengen verdichten
37 Funderingsbeton aanbrengen, spreiden en verdichten.
FunderingsbetonWerkvloer in ongewapend beton
38 De funderingsfolie volgens voorschrift plaatsen.
Funderingsfolie
39 Bij het uitvoeren van grond- en funderingswerkzaamheden de richtlijnen in verband met het welzijn naleven.
Voorschriften in verband met het welzijn signalisatie bij bouwputten loopplanken werkhouding …
7.2.3 Evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
40 De gegraven sleuf controleren op oneffenheden en zonodig bijsturen.
Sleuven en oneffenheden
41 De diepte van de sleuf controleren in functie van de voorgeschreven aanzetdiepte van de fundering en zonodig bijsturen.
Controle van de aanzetdiepte
42 Het verschil tussen een goede en een minder goede werkhouding evalueren, het effect rapporteren en de eigen werkhouding bijsturen.
Werkhouding
… …
D/2002/0279/032 27 Bouw2de graad BSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
Een aantal van de bovenvermelde vaardigheden kunnen worden aangeleerd via speciale oefendagen (bijvoorbeeld doe-dagen in competentiecentra).
Bestudeer de werkzaamheden via videobeelden en/of via een werfbezoek. Pas deze didactische aanpak zeker toe voor de werkzaamheden die, omwille van praktische problemen, zelden of niet aan bod kunnen komen.
Het manuele graaf- en aanvulwerk beperken tot het aanleren van de technieken. Deze werkzaamheden laat je alleen maar uitvoeren in functie van een project.
Bij het bespreken van de grondsoorten is het beter één type grondsoort in detail en ten gronde te bespreken om nadien bij de andere grondsoorten enkel kort de verschillen met dit type grondsoort aan te tonen.Toon op zijn minst van de grondsoorten een monster. Concretiseer de begrippen door voorbeelden te tonen. Gebruik de sondeerstaaf om het verschil tussen meer of minder draagkrachtige grond aan te tonen.
D/2002/0279/032 28 Bouw2de graad BSO
7.3 Ondergronds metselwerk, opgaand metselwerk en muuropeningen
7.3.1 Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
43 Eenvoudige uitvoeringsplannen voor het uitvoeren van metselwerk lezen.
Uitvoeringsplannen aanzichten en doorsneden maataanduiding materiaalaanduiding vormgeving symbolen en normalisatie
44 De nominale maat omzetten naar uitvoeringsmaat.
Maatvoering nominale maat uitvoeringsmaat steenformaat
45 De uit te voeren constructie op voorhand uitvoeringsgericht schetsen.
Uitvoeringsschetsen knooppunten details in doorsnede voorstellingen in 2-D en 3-D …
46 Diverse verbanden van elkaar onderscheiden. Verbanden halfsteensverband kruisverband
47 De aanzet van het opgaand metselwerk afleiden in functie van het nulpeil (vloerpas) en het gebruikte steenformaat.
Aanzet van opgaand metselwerk
48 De gebruikte steensoorten van elkaar onderscheiden en hun kenmerken toelichten op basis van technische documentatie.
Metselstenen kunststeensoorten: baksteen, betonsteen, kalk-
zandsteen, cellenbeton, … kenmerken: geometrie, verwerkbaarheid,
toepassingsgebied, …49 Mortelsoorten en lijmen van elkaar
onderscheiden in functie van het toepassingsgebied, het aanmaken, het verwerken.
Mortels en lijmmortels samenstellende delen en volumeverhoudingen soorten: bastaardmortel, cementmortel, voegmortels,
vertinlagen, kant-en-klare mortels toepassingsgebied de plasticiteit en verwerkbaarheid mogelijke gezondheidsrisico's
50 De hoeveelheid toe te voegen hulpstof afleiden uit de informatie op de verpakking en de bedoeling van de hulpstof formuleren. (U)
Hulpstoffen (U)
51 Het principe van een spouwmuur schetsmatig toelichten..
Spouwmuur zonder isolatie werkingsprincipe buiten- en binnenspouwblad gevelsteen – snelbouwsteen verluchting spouwankers plaats van de vochtwerende laagSpouwmuur met isolatie (U)
D/2002/0279/032 29 Bouw2de graad BSO
52 Overspanningsystemen van deur- en raamopeningen toelichten.
Deur- en raamopeningen rollaag rechte strek L-profielen prefab lateien …
53 Raamneggen onderscheiden en de voorzieningen voor het bevestigen van het schrijnwerk toelichten.
Raamneggen blokraam raam in slag voorzieningen voor de bevestiging van schrijnwerk
54 De soorten, de vormgeving en het correct plaatsen van dorpels toelichten.
Dorpels soorten vormgeving plaatsing
55 In functie van de te gebruiken steen en de omvang van de constructie de nodige materiaalhoeveelheden uit tabellen afleiden en op basis hiervan de materiaalkostprijs berekenen.
Materiaalhoeveelheden en materiaalkostprijs metselwerk prefab lateien dorpels
56 De gereedschappen en machines bij het verrichten van metselwerkzaamheden uitvoeringsgericht toelichten.
Gereedschappen en machines gereedschappen: truweel, waterpas, voegijzer, … machines: betonmolen, steenzaag, … gebruiksvoorschriften kwaliteitskenmerken onderhoud opbergen
7.3.2 Doelstellingen in verband met het uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
57 Manueel en machinaal mortel en lijmmortel (U) in de opgegeven volumeverhouding aanmaken.
Mortel- en lijmmortel
58 Ondergronds metselwerk uitvoeren en berapingen aanbrengen.
Ondergronds metselwerk metselblokken – stapelblokken berapingen …
59 Voor de eigen werkzaamheden het werk uitzetten, de profielen stellen en de nodige merktekens aanbrengen.
Uitzetten in grondplan (referentielijnen, merktekens, …) in de hoogte (stellen van profielen, referentiepeilen,
lagenmaat, …)60 Eenvoudige constructie-elementen en/of
onderdelen in halfsteense of steense muren metselen.
61 Met ‘voldoende’ tempo, vaardig de mortel vol spreiden en de stootvoegen aantrekken.
Metselen met waterpas en rij voor en achter de draad richten en zichten hakken en zagen van stenen aanbrengen van vochtwerende lagen strekse lagen – kopse lagen doorlopende muren, hoeken, ontmoetingen en
kruisingen in halfsteense muren doorlopende muren, hoeken, ontmoetingen en
kruisingen in steensemuren …
D/2002/0279/032 30 Bouw2de graad BSO
62 Lijmen van constructie-elementen en/of onderdelen in halfsteensverband (U).
Lijmen (U) cellenbeton silicaatstenen
63 Een spouwmuur zonder isolatie en met isolatie (U) uitvoeren.
Spouwmuren
64 De voegen uitkrabben om naderhand te voegen.
Uitkrabben van voegen
65 Meegaand voegen. Voegen voegtechnieken voegmortels
66 Raam- en deuropeningen uitvoeren in volle muren en in spouwmuren.
Raam- en deuropeningen
67 Andere elementen integreren in gemetselde constructieonderdelen.
Te integreren elementen verluchtingselementen verankeringselementen glasdallen (U) elementen in hout metalen sierstukken (U) …
68 Het ondergrondse metselwerk aansluiten op het opgaande metselwerk.
Aansluiting ondergronds en opgaand metselwerk
7.3.3 Evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
69 De aangemaakte mortel beoordelen op verwerkbaarheid en deze desnoods bijsturen.
Plasticiteit - verwerkbaarheid
70 Bij het metselen de eisen in verband met loodheid en het niet verlopen van het verband, spontaan in het oog houden en tijdig corrigeren.
Loodheid - verbanden
71 De juiste (correcte) plaatsing van de vochtisolatie nagaan.
Plaats van de vochtisolatie
72 Het zorgzaam verwijderen van de overtollige mortel (vooral bij gevelstenen) beoordelen.
73 De netheid (geen mortelbevuiling) en de juiste kant van de steen beoordelen.
Afwerking en netheid
74 De zuiverheid van de spouw controleren en de juiste plaats van de spouwankers nakijken.
Spouwmuren
… …
D/2002/0279/032 31 Bouw2de graad BSO
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
Daar de metselblokken voor ondergronds metselwerk (290 x 140 x 190) zeer zwaar zijn voor de leerlingen van de 2de graad, is het aangewezen om te werken met lichtere materialen.
Bespreek telkens, vooraleer een opdracht te beginnen, de nieuwe problemen die zich bij het nieuwe project zullen voordoen. Dit kan onder meer via tekeningen, schetsen, videobeelden, demonstraties, ….
Besteed voldoende aandacht aan het omzetten van nominale maten naar lagen- en koppenmaten. Laat de leerlingen detailschetsen maken van de knooppunten: aansluiting vloerplaat – opgaand
metselwerk, raam- en deuropeningen, … Vergelijk de technische fiches van diverse steensoorten met elkaar en verwerk de informatie via
individuele of groepsopdrachten. Maak gebruik van cd-rom’s en/of Internet. Beperk de bespreking tot de kenmerken die relevant zijn voor de praktische toepassingen (afmetingen, prijs, kleur).
De noodzaak van het plaatsen van vochtisolatie voortdurend herhalen, zodat dit een spontane handeling wordt.
Bied meerdere formaten en soorten bakstenen aan zodat de leerlingen verschillen ervaren en keuzes leren maken.
D/2002/0279/032 32 Bouw2de graad BSO
7.4 Kleine overspanningen en ondersteuningen in gewapend beton
7.4.1 Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
75 Een eenvoudig betonplan lezen om de bekisting te kunnen uitvoeren.
Betonplan eenvoudige balken en kolommen afmetingen (breedte, hoogte, lengte)
76 Op basis van een bekistingsplan de te vervaardigen onderdelen afleiden.
Bekistingsplan onderdelen (bekistingschotten, klampen, ..) afmetingen hoeveelheden
77 Afhankelijk van het beoogde afwerkingresultaat het te gebruiken bekistingmateriaal kiezen.
Bekistingmaterialen houtsoorten gladde platen
78 Eenvoudige wapeningsstaten en eenvoudige wapeningsplannen lezen en de betonstaalsoorten herkennen.
Wapeningsplannen en wapeningsstaten genormaliseerde en symbolische voorstelling
(soorten betonstaal, diameters, …) hoofdwapening (langswapening) beugels (dwarswapening) constructiewapening plooivormen (rechthoekige beugels, kniplengte)
79 De samenstellende delen van beton herkennen.
80 De kwaliteitskenmerken van vers en verhard beton toelichten.
Samenstelling van beton samenstellende delen (granulaten, cement, water) kwaliteitskenmerken (Benor)
81 Het belang van betondekking formuleren en in functie van de opdracht de gepaste afstandshouders kiezen.
Betondekking en afstandshouders
82 Op basis van tabellen voor een bepaalde hoeveelheid beton de nodige hoeveelheden van de samenstellende delen afleiden.
Materiaalhoeveelheden
83 Voor de eigen werkzaamheden een eenvoudige meetstaat opmaken en op basis van eenheidsprijzen de materiaalkostprijs berekenen.
MeetstaatMateriaalkostprijs
84 De werkvolgorde bij het bekisten en het ontkisten toelichten.
85 Het normale tijdstip van ontkisten kennen en de ontkistingsvoorschriften toelichten.
Ontkisten verhardingstijd ontkistingstijd
86 Toelichten aan welke stabiliteitsvoorwaarden een eenvoudige balk- en kolombekisting dient te voldoen.
Stempelen en schoren
D/2002/0279/032 33 Bouw2de graad BSO
7.4.2 Doelstellingen in verband met het uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
87 Op basis van een materiaallijst eenvoudige onderdelen van een traditionele bekisting klaarmaken.
Onderdelen van de bekisting
88 Volgens instructie en in team stempel- en schoringwerken stabiel uitvoeren.
Stempelen en schoren
89 In team een eenvoudige latei- , kolom- en plaatbekisting (U) stellen en uitvoeren.
Latei-, kolombekistingPlaatbekisting (U)
90 Uitsparingen in de bekisting aanbrengen. (U)
Uitsparingen (U)
91 Manueel rechthoekige beugels plooien. Plooien van beugels plooivormen plooiijzer en plooiplaat plooitechnieken
92 Correct en efficiënt staven uit de voorraad kiezen in functie van de opgegeven diameter en de kniplengte.
Materiaalverbruik
93 Op basis van een wapeningsplan en wapeningsstaat een wapeningskorf en -net vlechten.
Wapeningskorven en -netten vlechttechnieken wartel en bindtang
94 De afstandhouders correct aanbrengen. Betondekking – Afstandhouders
95 De wapening correct in de bekisting plaatsen.
Plaatsen van wapening
96 De bekisting klaarmaken voor het storten van beton.
Klaarmaken van de bekisting reinigen wapeningsresten inoliën
97 Voorzieningen treffen om naderhand gemakkelijk te kunnen ontkisten.
Inoliën
98 Beton in de voorgeschreven volume-verhouding aanmaken, zowel manueel als machinaal.
Aanmaken van beton manueel machinaal
99 Eenvoudige constructie-elementen in gewapend beton storten, spreiden, verdichten en afwerken.
Betonneren storten: lateien, kolommen, platen (U) spreiden en verdichten afwerken
100 Vers gestort beton volgens instructies beschermen.
Vers beton beschermen verhardingsproces invloedsfactoren (temperatuur en vochtigheidsgraad) afdekken
101 In team volgens voorschriften ontkisten. Ontkisten
102 Het gebruikte materiaal recupereren. Recupereren van bekistingmateriaal schoonmaken sorteren stapelen
D/2002/0279/032 34 Bouw2de graad BSO
7.4.3 Evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
103 De plasticiteit van beton op het zicht beoordelen en indien nodig bijsturen.
PlasticiteitVerwerkbaarheid
104 De bekisting en de wapening controleren met het oog op het storten van het beton en vastgestelde gebreken melden.
Mogelijke zichtbare gebreken instabiel onvoldoende dicht onveilig onzuiver
105 Eventuele kleine gebreken in het beton vaststellen en deze gebreken bijwerken.
Gebreken in het beton grindnesten ontmenging holten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
Men kan best de verschillende bekistingstechnieken geïntegreerd in een project toepassen (lateien, deksteen, …).
Het gebruik van druip- en hoeklijsten is dikwijls een interessante meerwaarde aan een bekistingsoefening.
Bij alle oefeningen zoveel mogelijk vertrekken van uitvoeringstekeningen, schaalmodellen, foto’s, concrete voorbeelden.
Voorzie schaalmodellen van waaruit vertrokken kan worden om uit te voeren of om de relatie te leggen met de plannen.
Toon stalen van de verschillende materialen die men bij bekistingen gebruikt. Toon voorbeelden (via dia’s, foto’s, videobeelden) waar ze toegepast worden. Verwerkt deze informatie via doe-opdrachten, groepsgesprekken, …
Laat het verschil ervaren tussen met olie ingestreken en niet-ingestreken bekistingen. Laat de leerlingen het verschil verwoorden.
Pas verschillende schoor- en stempeltechnieken toe en vergelijk in team de voor- en nadelen, op het vlak van uitvoeren, materiaalgebruik, toepassingsgebied.
Leer de begrippen aan door blinde tekeningen te laten aanvullen en de elementen te laten aanduiden op schaalmodellen.
Vertrek bij de oefeningen van concrete wapeningsplannen en wapeningsstaten. Leg de begrippen en symbolen in verband met hoofdwapening, constructiewapening, diameter, soort
staal, …, uit aan de hand van wapeningsplannen, wapeningstaten en bijbehorende schaalmodellen. Bespreek de verschillende soorten wapeningen steeds aan de hand van zowel de plannen, de
wapeningsstaat, concrete modellen en/of foto’s en dia’s en laat deze nadien ook uitvoeren. Toon bij verschillende belastingsgevallen aan waar de hoofdwapening geplaatst moet worden. Oefen dit
in via invultekeningen. Oefen de soorten bindtechnieken in op een didactisch vlechtraam. Leg via eenvoudige proefjes de noodzaak uit van wapening. Leg langs deze weg ook het verschil uit
tussen trek- en drukspanningen. Behandel deze materie niet theoretisch, maar probeer via ervaring te komen tot intuïtief aanvoelen..
Laat de leerlingen zelf de geplooide beugels controleren via een controlemal. Toon het belang van de samenstelling en het verdichten proefondervindelijk aan (eigen proeven of
beelden van proefnemingen). Illustreer de technieken van betonstorten, verdichten en afwerken via videobeelden.
D/2002/0279/032 35 Bouw2de graad BSO
7.5 Basis ruwbouwafwerking (dekvloer-, vloer en tegel- en stukadoorwerk)
7.5.1 Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
106 In functie van het uit te voeren werk de materiaalhoeveelheden bepalen.
Materiaalhoeveelheden
107 De kwaliteitskenmerken van de ondergrond kunnen opsommen.
Kenmerken van de ondergrond stofvrij scheuren losse delen verschillende materialen oneffenheden poreusheid vochtigheidsgraad …
108 De opbouw van een vloer en de aansluiting met de muur schetsmatig toelichten.
Vloeropbouw draagvloer ondervloer vloerKnooppunt vloer - muur vochtisolatie plinten …
109 De begrippen referentiepunten en referentiepeil kennen.
ReferentiepuntenReferentiepeilen
110 De gestelde tolerantie-eisen in functie van de opdracht toelichten.
Tolerantie-eisen verticaliteit horizontaliteit vlakheid …
111 De gebruikelijke gereedschappen bij ruwbouwafwerking herkennen, benoemen en hun kwaliteitskenmerken toelichten.
Gereedschappen voor afwerking truwelen reilatten en geleiders spatels plakspaan schuurbord tegelsnijder …
112 De voorzorgen kennen die moeten genomen worden om bestaande constructies te beschermen.
Beschermingsmaatregelen afdekken afplakken …
113 De instructies voor het aanmaken van species en lijmen in eigen woorden toelichten.
Mortelspecies en lijmen instructies van: opdrachtgever instructies van de fabrikant
114 De plaatsingstechnieken voor tegelvloeren omschrijven.
Plaatsingstechnieken van vloeren traditioneel (in de mortel) op natte dekvloer gelijmd
115 De samenstellende delen en hun volumeverhouding van dekvloerspecie kennen.
Samenstelling van dekvloerspecie samenstellende delen: zand, cement en water volumeverhouding
D/2002/0279/032 36 Bouw2de graad BSO
116 Het doel van de randisolatie onderkennen. Randisolatie
117 Diverse tegelverbanden en legpatronen schetsmatig toelichten.
TegelverbandenLegpatronenVoegdikte
118 Diverse soorten tegels van elkaar onderscheiden voor wat betreft hun herkomst.
Tegelsoorten keramische tegels betontegels klinkers tegels in natuursteen …
119 De eigenschappen van tegels in functie van de verwerking toelichten.
Materiaaleigenschappen van tegels breekbaar snijdbaarheid toe te passen voegdikte te gebruiken voegmortel …
120 Het verschil tussen pleisterwerk bestaande uit één laag en twee lagen verwoorden.
Bepleistering éénlagig tweelagig
7.5.2 Doelstellingen in verband met het uitvoeren
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
121 De ondergrond klaarmaken. Voorbereiding van de ondergrond stofvrij maken niet vastzittende delen bevochtigen opruwen aanbranden (U) …
122 Het afgewerkte peil of vlak bepalen vanuit referentiepunten ten opzichte van het aangegeven peil of vlak.
Slangenwaterpas – schietlood - Winkelhaak – 3-4-5 methodeHorizontaliteit – verticaliteit
123 Het aangegeven peil van de afwerking materialiseren ten opzichte van de referentiepunten.
Merktekens – peilen – passtroken – pastegels – paslatten – basislijn
124 Volgens instructies specie of lijmen in de juiste verhouding aanmaken.
Mortelspecie en lijmen mengverhouding plasticiteit instructies
125 Het gepaste gereedschap kiezen voor de uit te voeren werken.
Gereedschapskeuze
126 De uitrusting en gereedschappen tijdig en grondig onderhouden.
Onderhoud van het gereedschap
127 Bestaande constructies beschermen. Beschermen afdekken afplakken …
128 Doorpassen met treklatten en waterpas. Doorpassen
D/2002/0279/032 37 Bouw2de graad BSO
129 De randisolatie volgens de richtlijnen aanbrengen.
Randisolatie
130 Machinaal dekvloerspecie aanmaken.
131 Dekvloerspecie over een klein deel van een werkvloer tussen geleiders (pasregels) manueel egaal spreiden, verdichten, afreien en effenen.
Dekvloerspecie aanmaken (mortelmolen) spreiden verdichten afreien effenen
132 De dekvloer manueel met de spaan effen schuren (U).
Schuren- polieren (U)
133 De aangebrachte vloer met folie afdekken. Afdekfolie (U) – Droogtijd
134 De tegels in verband uitleggen met de gepaste voeg.
Tegelverband-legpatroon, voegdikte
135 Op een klein en rechthoekig oppervlak vloertegels langs de draad leggen.
Vloertegels
136 Plinten plaatsen. Plinten
137 Op een klein oppervlak wandtegels lijmen. Wandtegels
138 De vloer- en wandtegels in functie van de beëindiging knippen/ snijden. (U)
Knippen en snijden (U)
139 De plinten, vloer- en wandtegels opvoegen en afwerken.
VoegenReinigen
140 Geleiders verticaal plaatsen en aanbrengen. Geleiders reilatten banden
141 Hoekprofielen verticaal plaatsen en aanbrengen (U).
Hoekprofielen (U)
142 Pleisterspecie tussen de geleiders aanbrengen met de pleisterspaan en afreien.
Eenvoudig pleisterwerk
143 Na het uitharden de grondlaag bijwerken en de afwerklaag aanbrengen (U).
Afwerklaag – polieren (U)
144 Hoeken afwerken. (U) Binnenhoeken – Buitenhoeken (U)
7.5.3 Evalueren, rapporteren en bijsturen
LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN
145 Het werkstuk controleren op tolerantie-eisen. Tolerantie-eisen
146 Het verbruikte materiaal controleren en dit controleren ten opzichte van de berekende materiaalhoeveelheden.
Materiaalhoeveelheden verliespercentage efficiëntie ….
147 De vochtigheidsgraad van het zand op het zicht beoordelen, met het oog op de toe te voegen hoeveelheid aanmaakwater.
Vochtigheidsgraad van zand
148 De kwaliteitscriteria van het uitgevoerde Kwaliteitscriteria
D/2002/0279/032 38 Bouw2de graad BSO
werk beoordelen. vlakheid voegdikten …
… …
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
In de werkplaats kan men voor het inoefenen van dekvloeren gebruik maken van een mengsel van vochtig grof zand met een beetje kalk.
Veel aandacht moet besteed worden aan het juist aanbrengen van passtroken, paslatten, pastegels. Een voorbereidende oefening kan bestaan uit het laten aanbrengen van dekvloerspecie in een kaderwerk. In de werkplaats is het best eerst de muren te voorzien van een vertinlaag in zavelmortel, nadien kan de
bepleistering gemakkelijk worden verwijderd. Schenk veel aandacht aan het onderhoud van het gereedschap. Beperkt de opdrachten tot kleine en rechthoekige oppervlakken. Toon op voorhand een video die de diverse werkzaamheden bij het vloeren en betegelen illustreert. Er is in de handel speciale oefenlijm te verkrijgen die niet versteent, waardoor het tegelmateriaal te
recupereren is. Bij wandtegels gebruikt men best een vochtig touw als afstandhouder tussen de tegels. Het is de bedoeling om de basistechnieken van ruwbouwafwerking aan te leren. De bedoeling is
voornamelijk oriënterend. Koppel deze oefeningen ook zoveel mogelijk aan een project en behandel ze liefst niet als losstaande
vaardigheden.
D/2002/0279/032 39 Bouw2de graad BSO
8 Minimale materiële vereisten8.1 Algemene beschouwingen
Om projectmatig te kunnen werken dient de studierichting bouw te beschikken over een ruime werkplaats, zowel binnen als buiten.
Daarnaast zijn volgende lokalen, liefst aangrenzend, wenselijk: één of meerdere klaslokalen met documentatiecentrum, een wasplaats, een kleedkamer, een bergruimte voor gereedschappen.
Er moet ook ruimte, al dan niet overdekt, voorzien worden voor het stapelen van materialen en het bergen van zwaar materieel.
De uitrusting en de inrichting van de lokalen, inzonderheid de werkplaatsen en de vaklokalen, dienen te voldoen aan de technische voorschriften inzake arbeidsveiligheid van de Codex over “Het welzijn op het werk”, van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming (ARAB) en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).
8.1.1 Richtlijnen in verband met de inrichting van de werkplaats(en)
De werkplaats(en) moeten voldoende ruim zijn om een degelijke opleiding te kunnen realiseren. Dit punt vraagt bijzondere aandacht. De richtlijn hierbij is 12 m² per leerling met een minimum hoogte van 4 m.
8.1.2 Beschrijving van de aangrenzende lokalen
Opslagplaats voor de materialen
Naast de werkplaats moet er voldoende ruimte voorzien worden voor het stapelen van materiaal en materieel.
Een gereedschapslokaal
Er wordt best een bergruimte voorzien voor het wegbergen van duur of breekbaar gereedschap.
Klaslokaal
Om projectmatig te kunnen werken (=voortdurende interactie tussen theorie en praktijk) is een klaslokaal, voorzien van documentatiekasten, overheadprojector, diaprojector, videorecorder en tv en ICT-uitrusting, in de nabijheid van de werkplaats wenselijk.
Een kleedkamer voor de leerlingen
Een terrein voor praktische buitenoefeningen
Voor oefeningen op grondwerken, funderingen en ondergronds metselwerk, liefst in de onmiddellijke omgeving van de werkplaats gelegen.
Dit terrein kan eventueel overdekt worden, doch zonder de zijwanden af te sluiten en zonder bevloering te voorzien.
D/2002/0279/032 40 Bouw2de graad BSO
8.2 Uitrustingslijst
De hoeveelheid van de gemeenschappelijk aangeduide uitrustingen dient geïnterpreteerd te worden in functie van het aantal leerlingen.
Daar het leerplan vooral de klemtoon legt op de geïntegreerde en de projectmatige aanpak, waarbij een beroep gedaan wordt op de creativiteit en de deskundigheid van de leerkrachten, is het opsommen van een exacte uitrustingslijst vrijwel onmogelijk. De onderstaande lijst moet dus geïnterpreteerd worden als richtinggevend.
Beschermingsmiddelen
Gemeenschappelijk IndividueelBeschermkledij tegen koude (U) KniebeschermersBeschermkledij tegen regen OverallRubberen handschoenen Veiligheidsbril en stofmaskerOorbeschermers Veiligheidshelm en veiligheidsschoenen
Stellingen en ladders
Gemeenschappelijk IndividueelLadder enkelSchragen, uitschuifbaarSteigerplanken
Meten en controleren
Gemeenschappelijk IndividueelSlangenwaterpas Dubbele vouwmeterMeetband LuchtbelwaterpasWinkelhaak Schietlood
Grond- en funderingswerk, ondergronds metselwerk
Gemeenschappelijk IndividueelSpade en schop Zware hamerBouwplanken TruweelKruiwagen PleisterspaanSignalisatieDidactische grondmonstersStamperGranulatenCementFolieFunderingstenenAardingsdraad
Bekisten
Gemeenschappelijk IndividueelKoevoet, met gebogen klauw TrektangBekistingshout KlauwhamerHandzaagNagelsStempels en schorenIsolatiematerialenOliën
D/2002/0279/032 41 Bouw2de graad BSO
Betonstaalvlechten
Gemeenschappelijk IndividueelBetonstaal (diverse standaarddiameters) VlechttangVlechtdraadPlooi-ijzerPlooiplaatKnipschaarWartel
Betonwerken
Gemeenschappelijk IndividueelCementGranulatenStamperHulpstoffenFolie
Metselwerk
Gemeenschappelijk IndividueelSpanvijzen PuntbeitelTekenpasser met instelbare lengte Steenbeitel 30 mmBetonmolen HandborstelKruiwagens Metseldraad en priemenMortelkuipen GereedschapskofferMortel- en betonemmers MetselaarshamerProfielen PotloodZeef MetselreiDiverse steensoorten Truweel (klein)Kalk VoegspijkerHulpstoffen VoegbordSlaglijnmolen Luchtbelwaterpas
ParamentbeitelProfielblokjes
Dekvloerwerk
Gemeenschappelijk IndividueelSchuurbord in kunststof Polijstspaan, metaal of polierijzerAfreispaanTrekkerPasstroken en paslattenToeslagstoffenVochtisolatiePrimer, hechtlaag of impregnatielaagGranualaten: zand , grind en/of steenslagToeslagstoffenRandvoegen (U)Voegprofielen (U)Voorgevormde strips
D/2002/0279/032 42 Bouw2de graad BSO
Vloer- en tegelwerk
Gemeenschappelijk IndividueelKnip- of splijtapparaat HandborsteltjeKoord Rubberen hamerSnijapparaat LijmkamWinkelhaak VloertegeltroffelSteenzaagmachine (U)Vloer- en wandtegelsLijmmortelVoegmateriaalVloerplinten
Stukadoorwerk
Gemeenschappelijk IndividueelHoekschopje PolierijzerSchuurblok SchuurbordMixer PleisterspaanBezem Rei, aluminiumKunststofemmerSpeciekuipGeleidersKant-en-klare gipspleister
D/2002/0279/032 43 Bouw2de graad BSO
9 Nuttige adressen
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB)Koningsstraat 45 bus 41000 BRUSSELTel. 02 210 03 33Website: http://www.fvbffc.be
Verbond van Kristelijke Werkgevers en KaderledenTervurenlaan 4631160 BRUSSEL
Vlaamse Onderwijsraad (VLOR)Leuvenseplein 41000 BRUSSELTel. 02 219 42 99Fax 02 219 81 18E-mail: [email protected]: http://www.vlor.be
VVKSOGuimardstraat 11040 BRUSSELTel. 02 507 06 11Fax 02 511 33 57Website: http://www.vsko.be
NACEBOSpastraat 8 1000 BRUSSELTel. 02 238 06 05Fax 02 238 06 11E-Mail: [email protected]
NAVBDienst DocumentatieSint-Jansstraat, 41000 BRUSSELTel. 02 552 05 14Fax 02 552 05 05Website: http://www.cnac.be
De Confederatie BouwTweestationsstraat 801070 BrusselTel. 02 545 56 00Fax 02 545 59 00E-mail: [email protected]
D/2002/0279/032 44 Bouw2de graad BSO
10 Bibliografie
Beroepsprofielen in de bouwnijverheidFonds voor Vakopleiding in de bouwnijverheidHoger instituut voor de arbeid
Onderzoek naar de kwalificatiebehoeften voor werfbedienerFonds voor Vakopleiding in de bouwnijverheidDecember 1997
Beroepsopleidingsprofiel “Werfbediener”Einddocument van 23 november 1999Vlaamse Onderwijsraad
Beroepsopleidingsprofiel “Stukadoor”Vlaamse OnderwijsraadD/1999/6356/3
Beroepsopleidingsprofiel “Dekvloerleggen”Vlaamse OnderwijsraadD/1999/6356/4
Beroepsopleidingsprofiel “Vloeren - Tegelzetten”Vlaamse OnderwijsraadD/1999/6356/5
Schaal voor attitudemeting (SAM)Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden
Verslag over de toestand van het onderwijs (1999)Inspectie secundair onderwijsMinisterie van de Vlaamse GemeenschapDepartement Onderwijs
Handboek LeerlingenbegeleidingEvaluatieAfl. 16, november 1995
D/2002/0279/032 45 Bouw2de graad BSO