Christelijk Weekblad

1
8 Debat 9 Missie Deze column schrijf ik op het moment dat de campagne voor de ver- kiezingen op 12 septem- ber volop aan de gang is. Dat betekent dat alle politieke partijen zich uitputten om zich, hoe dan ook, te onder- scheiden van de andere partijen. Niet vreemd natuurlijk: dat hoort bij campagne voeren zoals we dat kennen. I k zie het met lede ogen aan. Niet omdat het na tien jaar Kamerlidmaatschap en vier verkiezingscampagnes vreemd is nu niet actief deel te nemen. Nee, de reden is dat het wat mij betreft veel beter was geweest als er geen verkiezin- gen waren gehouden. Dat was beter geweest voor het land en beter voor het vertrouwen in de politiek, dat zo nodig terug- gewonnen moet worden. Het was ook niet nodig ge- weest: op het moment dat Hero Brinkman uit de PVV-fractie stapte, had minister-president Rutte kunnen zeggen: we zijn een minderheidskabinet, de gedoger levert nu geen meer- derheid meer, ik ga persoonlijk langs bij alle fractievoorzitters om te kijken op welke punten ik steun krijg. Zodat ik met wisse- lende meerderheden de stappen kan zetten die nodig zijn om ons land door de financieel-econo- mische crisis te slepen. Werken de andere partijen niet mee, dan komen er verkiezingen. Hij heeft dat niet gedaan. Hij kreeg een herkansing na het mislukken van de Catshuis-on- derhandelingen, maar helaas: ook toen pakte hij deze kans niet. Dubbel jammer omdat door het totstandkomen van het lente-akkoord duidelijk werd dat oppositiepartijen wel dege- lijk bereid en in staat waren over hun schaduw heen te springen voor het landsbelang. Maar terugkijken heeft geen zin. Er komen verkiezingen en ik hoop dat de campagnetijd niet al te veel schade berokkent aan het toch al uiterst fragiele vertrouwen dat men nog in de politiek en politici heeft in ons land. De tweede reden dat ik niet blij ben met verkiezingen nú, is dat ik vrees dat de uitkomst niet zal leiden tot een eenvoudige kabinetsformatie. Er moeten be- langrijke beslissingen genomen worden, en we zijn niet gebaat bij een lange periode van forme- ren en dus van een demissionair kabinet, dat - zoals het woord al zegt - geen missie heeft. Missie hebben, daar komt het op aan in de politiek. Als oud-zendingsarbeidster spreekt dat woord mij bijzonder aan. Na- tuurlijk heeft het woord missie in de politiek en het al dan niet ‘missionair’ zijn van een kabi- net niet onmiddellijk met geloof te maken, maar met het hebben van een missie, een drive, een overtuiging. Sterker nog, er wordt in toenemende mate be- weerd dat de neergang (in de peilingen) van de grotere con- fessionele partijen duidt op een steeds verder van elkaar verwij- derd raken van geloof enerzijds en politiek anderzijds. Daarover verscheen onlangs een boek van de hand van Eginhard Meijering dat als titel heeft Hoe God ver- dween uit de Tweede Kamer. God is niet verdwenen uit de Tweede Kamer. Zeker niet nadat de SGP als onofficiële gedoger een heel duidelijk stempel wist te drukken op Rutte I. Het viel mij op dat in het dit keer wel erg diverse aanbod van stem- en kieswijzers, waarmee media en politiek de zwevende kiezer willen doen landen, er een spe- ciale kieswijzer is voor mensen die op grond van religie willen stemmen. Duidelijk dat ook de confessionele partijen niet meer kunnen rekenen op een trouwe, vaste achterban. Maar ook duidelijk is dat er wel dege- lijk behoefte is aan stemmen op grond van een overtuiging, van een missie. Na tien jaar Kamerlidmaat- schap kan ik alleen maar zeg- gen dat de wijze uitspraak van Ghandi ‘Wie religie en politiek van elkaar wil scheiden, heeft van beide niets begrepen’ vol- strekt waar is. En ik kan ook zeg- gen dat er in ons land een brede en zelfs groeiende behoefte be- staat om te kiezen voor mensen en partijen met een missie, met bevlogenheid. Hier liggen grote kansen voor alle politieke par- tijen, maar zeker voor die par- tijen die religie als uitgangspunt hebben. Waar het aan ontbreekt is een herkenbare vertaling van die missie naar de onderwerpen waar het vandaag om gaat. Niet alleen in economische termen maar ook naar de vragen die te maken hebben met de toekomst van de planeet en hoe wij men- sen, als kinderen van de Ene Va- der, daarop met elkaar omgaan. De afgelopen jaren heb ik als politicus die het voortdurend als haar missie zag deze gedach- ten en visie herkenbaar uit te dragen, columns voor u mogen schrijven. Ik verlaat de Kamer en daarmee deze columnplek. Ik dank u voor alle opmer- kingen en betrokkenheid die ik van u, lezers van CW, mocht ontvangen. Graag wens ik u veel heil en zegen! Kathleen Ferrier Kathleen Ferrier is tot de verkiezin- gen lid van de Tweede Kamer voor het CDA. ‘Ik ben niet meer op zoek naar iets wat bij mij past’ Vraag een niet-kerkelijke Nederlander hoe een christen eruit ziet en hij komt waarschijnlijk met een omschrijving die op zijn minst saai is te noemen. Maar dat is een vooroordeel. Levend bewijs van het tegendeel is Jacco de Boer uit Leeu- warden. Maar achter zijn tatoeages zit wel een heel verhaal. J acco de Boer (38) ziet er niet uit als een christen uit de boeken van Jan Siebelink of Maarten ‘t Hart en voldoet daarmee dan ook niet aan het stereotype beeld dat vaak van christenen wordt geschetst. Grote tatoeages sieren zijn armen en onderbenen en de enige reden dat ze niet ook op gezicht en handen te zien zijn, is dat hij niet financieel onaf- hankelijk is. Wie de tatoeages goed bekijkt, valt onmiddellijk de christelijke connotaties op. En dat is geen toeval. De Boer groeide op in een doorsnee gereformeerd gezin in Drachten. “Ik kan me nog goed herinneren dat we in de kerk De Arke zaten, die had van die hoge ramen aan de zijkant. Dan stelde ik me voor dat het A- team daar opeens doorheen zou springen om ons te redden. Zo saai vond ik het. Toen schuurde het al tussen oud en jong. Dat wat nu bijvoorbeeld in de gere- formeerde kerken vrijgemaakt plaatsvindt, gebeurde toen in de gewone gereformeerde kerken. Mijn ouders waren cultuurchris- tenen; je weet wel, ze stemden CDA, lazen de NCRV-gids en we hadden zondagse kleren. Vanaf mijn 14e ging ik in verzet.” Er waren meer redenen voor zijn verzet dan de gewone puber- teitsproblemen. “Ik ben geadop- teerd. Mijn moeder was 16 jaar toen ze mij kreeg en haar domi- nee en haar huisarts vonden dat ze mij niet kon opvoeden. Dus werd ik uit huis geplaatst met als belangrijkste voorwaarde dat ik in een gereformeerd gezin terecht zou komen.“ De adoptie was natuurlijk van grote invloed geweest op zijn leven en hij vroeg zich vaak af hoe het was geweest wanneer hij bij zijn moeder was geble- ven. Uiteindelijk koos de Boer ervoor zijn geloof en opvoeding overboord te gooien en voort- aan alles zelf te doen. “Niet dat ik me niet thuis voelde in het gezin waarin ik ben opgegroeid. Ik weet niet beter dan dat het zo was. Ik heb een broer en zus uit Sri Lanka en dat ging best goed samen. Maar ik vond dat ik God noch gebod nodig had en die be- slissing luchtte me enorm op. Ik stond er alleen voor en daar was ik blij mee.” Liedboek in Drachten blijven was geen optie en De Boer vertrok op zijn 19e naar Londen en later naar Parijs. “Daar heb ik alles gedaan wat God verboden heeft. Drin- ken, drugs gebruiken, achter de vrouwen aan. Maar na een jaar of vijf dacht ik op een goed moment: nu moet ik terug. Ik kwam in Amersfoort terecht, uitgerekend in het uiterst gere- formeerde Amersfoort!” In Londen en Parijs had De Boer geen tijd gehad om na te denken, in Amersfoort ging dat beter. Wat te doen, hoe te leven? “Ik ontmoette iemand die tegen me zei: ‘Als je op de dertigste 10.000 in de maand verdient, dan heb je alles goed voor el- kaar.’ En dus ging ik werken, hard werken in de IT-sector. Ik had mazzel, het was de tijd van de bubble en met internet ver- diende je geld als water. Dus op mijn 28e had ik een mooi appar- tement, een goed salaris en een vriendin met grote borsten. En toen dacht ik: is dit het nou? Het viel tegen.” Ergens in het gereformeerde Amersfoort vond De Boer een Nederlands Dagblad en dat bracht hem op het idee weer eens naar de kerk te gaan. “Ik zocht in de boekenkast naar het Liedboek voor de Ker- ken dat ik ooit in klas zes van de lagere school had gekregen en toog naar de kerk. ‘Gerefor- meerde kerk’ stond er op de ge- vel maar wist ik veel dat vrijge- maakte kerken dat bijna altijd op de gevel zetten zonder na- dere aanduiding ‘vrijgemaakt’? Daar stond ik tussen de andere gemeenteleden en hief prompt het verkeerde lied aan. Zij heb- ben een ander liedboek. Afge- zien daarvan was ik heel veel vergeten, hoe de liturgie ging bijvoorbeeld, dat was helemaal weggezakt.” Het viel nogal op dat hij niet thuis was in de kerk en een meisje vroeg of hij zin had mee te doen aan een Alpha-cursus. “Ja, dat had ik maar ik was ook op mijn qui vive. Want ik had heel goed door dat de bedoeling was dat ik bekeerd zou worden. Maar wat Nicky Gumbel zei op de video die tijdens die cursus werd gedraaid over Bijbeltek- sten, raakte me: ‘ga eens uit- zoeken wat God jóu wil vertel- len...’ In het weekend dat bij de Alphacursus hoort, heb ik toen ik ‘s morgens wakker werd alle hekken opengezet. Dat was het belangrijkste moment van mijn leven. Het was alsof mijn hart een bankschroef was, het staafje ging hard ronddraaien en alles raakte los. Ik zat dan ook echt vast, er was veel misgegaan in mijn leven, alsof de bezoeking er al vroeg in zat, maar vanaf toen nam ik het niemand meer kwalijk. Jezus gaf mij de kracht te vergeven. Achteraf is het goed hoe het allemaal is gegaan, al is het doel daarvan nog steeds een mysterie.” Alles werd anders en alles wat hij had, deed hij weg: het huis, zijn baan, zijn vriendin. Na zijn verhuizing naar Leeuwarden ging hij op zoek naar een kerk. “Ik ben overal wel geweest. Ook bij evangeli- sche gemeentes maar dat is niet mijn theologie, alles is niet op- eens goed. Uiteindelijk kwam ik terecht de bij Rooms-Katholieke Bonifatiuskerk, ontving mijn vormsel en ben daar officieel parochielied. Het mooie aan de Rooms-Katholieke Kerk vind ik de continuïteit, de geschiedenis blijft zich voltrekken. En dan de liturgie, ik houd van gaan zitten, staan, knielen, van de kleuren en de geur. Mijn zintuigen worden aangesproken in de katholieke liturgie. Maar ik ga ook naar de evangelisatiepost van de gere- formeerde gemeenten hier in de stad. Die heb ik voor de preek, voor de ratio. Wat me bij hen ook aanspreekt is de diepgang en het ontzag voor God. Maar de reformatorische leefwijze past niet bij mij. Als ik daar naartoe ga doe ik een bloes met lange mouwen aan. Eigenlijk ben ik op zoek naar de Algemene Ka- tholieke Kerk, maar die bestaat niet. Ik heb nu maar besloten dat ik gewoon christen ben, ik ga niet meer op zoek naar iets wat bij mij past.” Ineke Evink Jacco de Boer geeft uitdrukking aan zijn geloof met tatoeages Christelijk Weekblad Nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland 31 augustus 2012 Christelijk Weekblad Nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland 31 augustus 2012 ‘Eigenlijk ben ik op zoek naar de Algemene Katholieke Kerk, maar die bestaat niet’ Jacco de Boer: “Ik heb het gevoel dat mijn tatoeages van binnenuit komen.” Persoonlijk Tatoeages “Op mijn 17e kreeg ik mijn eerste tatoeage, hier op mijn linkerschouder, het logo van een punkband die ik heel tof vond. Op mijn polsen staat Sola en Fide. Daarmee bedoel ik dat ik enkel ben door het geloof, dat we genade ademen. Op mijn rechter- onderarm staat een versierde schedel, naar analogie van de sugarskulls die kinderen in Zuid-Amerika krijgen bij Allerzielen. Aan de binnenkant van mijn rechterpols staat de naam van mijn zoontje: Elvis, en op mijn linkerpols zijn geboortedatum. Daarboven zie je een klassieke tatoeage: Mans Ruin, dat wil zeggen alles wat een man naar de afgrond kan helpen: kaarten, dobbelstenen, vrouwen, drank, en er staat een macbook met de emoticon van een gebroken hart. Ik heb het idee dat hij me tegen die afgrond beschermt. Ik heb vroeger veel drank en drugs gebruikt en heb veel achter vrouwen aan gezeten, daar ben ik gevoelig voor. Op mijn linkerbeen staat dan ook een pistool als symbool voor de geestelijke strijd die ik moet voeren, Matt. 3:2 staat erbij. Op de kolf staat een ikoon van Johannes de Doper. Op mijn linkerkuit staat een ikoon van Jezus, daaronder wil ik nog een ikoon van David hebben en daaronder een appel met een slang, de geschiedenis in een notendop. Op mijn linkerarm staat Maria. Mijn vrouw is heel ziek geweest toen ze zwanger was van onze zoon. Ik heb toen opgezocht welke beschermheiligen er zijn voor zwangere vrouwen en dat bleken Maria en Elisabeth te zijn. Maria staat op mijn linkerbo- venarm en Elisabeth komt op mijn rechter. Als ik mijn zoon in mijn armen houd, zit hij daar tussenin. Op mijn linkerkuit komt Salomé met het hoofd van Johannes de Doper. Ik voel me verwant met hem. Hij stond ook overal buiten, hij zag er ook afwijkend uit. Zanger Johnny Cash ten slotte is de reden dat ik op de achterkant van mijn bovenarmen een man die doodgeschoten wordt en een pistool heb laten tatoeëren. Hij zong ooit de regels: I shot a man in Reno, just to see him die. Dat is de nullijn waarop de mens zich bevindt, zo zit de mens uiteindelijk in elkaar. Johnny Cash kende die nullijn heel goed. Hij is mijn inspiratiebron, een rauwe christen. Ik heb het gevoel dat mijn tatoeages van binnenuit komen. Ik schrijf niet, ik zing of schilder niet, dit is mijn eigen manier om me uit te drukken. De pijn die het kost heeft een therapeutisch effect, het heeft een functie omdat een tatoeage een markering is voor de rest van je leven.”

description

Interview in Christelijk Weekblad 30/8/2012

Transcript of Christelijk Weekblad

Page 1: Christelijk Weekblad

8

Debat

9

Missie

Deze column schrijf ik

op het moment dat de

campagne voor de ver-

kiezingen op 12 septem-

ber volop aan de gang

is. Dat betekent dat

alle politieke partijen

zich uitputten om zich,

hoe dan ook, te onder-

scheiden van de andere

partijen. Niet vreemd

natuurlijk: dat hoort bij

campagne voeren zoals

we dat kennen.

Ik zie het met lede ogen aan. Niet omdat het na tien jaar Kamerlidmaatschap en vier

verkiezingscampagnes vreemd is nu niet actief deel te nemen. Nee, de reden is dat het wat mij betreft veel beter was geweest als er geen verkiezin-gen waren gehouden. Dat was beter geweest voor het land en beter voor het vertrouwen in de politiek, dat zo nodig terug-gewonnen moet worden.

Het was ook niet nodig ge-weest: op het moment dat Hero Brinkman uit de PVV-fractie stapte, had minister-president Rutte kunnen zeggen: we zijn een minderheidskabinet, de gedoger levert nu geen meer-derheid meer, ik ga persoonlijk langs bij alle fractievoorzitters om te kijken op welke punten ik steun krijg. Zodat ik met wisse-lende meerderheden de stappen kan zetten die nodig zijn om ons land door de financieel-econo-mische crisis te slepen. Werken de andere partijen niet mee, dan komen er verkiezingen.

Hij heeft dat niet gedaan. Hij kreeg een herkansing na het mislukken van de Catshuis-on-derhandelingen, maar helaas: ook toen pakte hij deze kans niet. Dubbel jammer omdat door het totstandkomen van het lente-akkoord duidelijk werd dat oppositiepartijen wel dege-lijk bereid en in staat waren over hun schaduw heen te springen voor het landsbelang.

Maar terugkijken heeft geen zin. Er komen verkiezingen en ik hoop dat de campagnetijd niet al te veel schade berokkent aan het toch al uiterst fragiele vertrouwen dat men nog in de politiek en politici heeft in ons land.

De tweede reden dat ik niet blij ben met verkiezingen nú, is dat ik vrees dat de uitkomst niet zal leiden tot een eenvoudige kabinetsformatie. Er moeten be-langrijke beslissingen genomen worden, en we zijn niet gebaat bij een lange periode van forme-ren en dus van een demissionair kabinet, dat - zoals het woord al zegt - geen missie heeft.

Missie hebben, daar komt het op aan in de politiek. Als oud-zendingsarbeidster spreekt dat woord mij bijzonder aan. Na-

tuurlijk heeft het woord missie in de politiek en het al dan niet ‘missionair’ zijn van een kabi-net niet onmiddellijk met geloof te maken, maar met het hebben van een missie, een drive, een overtuiging. Sterker nog, er wordt in toenemende mate be-weerd dat de neergang (in de peilingen) van de grotere con-fessionele partijen duidt op een steeds verder van elkaar verwij-derd raken van geloof enerzijds en politiek anderzijds. Daarover verscheen onlangs een boek van de hand van Eginhard Meijering dat als titel heeft Hoe God ver-dween uit de Tweede Kamer.

God is niet verdwenen uit de Tweede Kamer. Zeker niet nadat de SGP als onofficiële gedoger een heel duidelijk stempel wist te drukken op Rutte I. Het viel mij op dat in het dit keer wel erg diverse aanbod van stem- en kieswijzers, waarmee media en politiek de zwevende kiezer willen doen landen, er een spe-ciale kieswijzer is voor mensen die op grond van religie willen stemmen. Duidelijk dat ook de confessionele partijen niet meer kunnen rekenen op een trouwe, vaste achterban. Maar ook duidelijk is dat er wel dege-lijk behoefte is aan stemmen op grond van een overtuiging, van een missie.

Na tien jaar Kamerlidmaat-schap kan ik alleen maar zeg-gen dat de wijze uitspraak van Ghandi ‘Wie religie en politiek van elkaar wil scheiden, heeft van beide niets begrepen’ vol-strekt waar is. En ik kan ook zeg-gen dat er in ons land een brede en zelfs groeiende behoefte be-staat om te kiezen voor mensen en partijen met een missie, met bevlogenheid. Hier liggen grote kansen voor alle politieke par-tijen, maar zeker voor die par-tijen die religie als uitgangspunt hebben.

Waar het aan ontbreekt is een herkenbare vertaling van die missie naar de onderwerpen waar het vandaag om gaat. Niet alleen in economische termen maar ook naar de vragen die te maken hebben met de toekomst van de planeet en hoe wij men-sen, als kinderen van de Ene Va-der, daarop met elkaar omgaan.

De afgelopen jaren heb ik als politicus die het voortdurend als haar missie zag deze gedach-ten en visie herkenbaar uit te dragen, columns voor u mogen schrijven. Ik verlaat de Kamer en daarmee deze columnplek.

Ik dank u voor alle opmer-kingen en betrokkenheid die ik van u, lezers van CW, mocht ontvangen. Graag wens ik u veel heil en zegen!

Kathleen Ferrier

Kathleen Ferrier is tot de verkiezin-gen lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

■ ■ ■

‘Ik ben niet meer op zoek naar iets wat bij mij past’Vraag een niet-kerkelijke Nederlander hoe een christen eruit ziet en hij komt

waarschijnlijk met een omschrijving die op zijn minst saai is te noemen. Maar

dat is een vooroordeel. Levend bewijs van het tegendeel is Jacco de Boer uit Leeu-

warden. Maar achter zijn tatoeages zit wel een heel verhaal.

Jacco de Boer (38) ziet er niet uit als een christen uit de boeken van Jan Siebelink of

Maarten ‘t Hart en voldoet daarmee dan ook niet aan het stereotype beeld dat vaak van christenen wordt geschetst. Grote tatoeages sieren zijn armen en onderbenen en de enige reden dat ze niet ook op gezicht en handen te zien zijn, is dat hij niet financieel onaf-hankelijk is. Wie de tatoeages goed bekijkt, valt onmiddellijk de christelijke connotaties op. En dat is geen toeval.

De Boer groeide op in een doorsnee gereformeerd gezin in Drachten. “Ik kan me nog goed herinneren dat we in de kerk De Arke zaten, die had van die hoge ramen aan de zijkant. Dan stelde ik me voor dat het A-team daar opeens doorheen zou springen om ons te redden. Zo saai vond ik het. Toen schuurde het al tussen oud en jong. Dat wat nu bijvoorbeeld in de gere-formeerde kerken vrijgemaakt plaatsvindt, gebeurde toen in de gewone gereformeerde kerken. Mijn ouders waren cultuurchris-tenen; je weet wel, ze stemden CDA, lazen de NCRV-gids en we hadden zondagse kleren. Vanaf mijn 14e ging ik in verzet.”

Er waren meer redenen voor zijn verzet dan de gewone puber-teitsproblemen. “Ik ben geadop-teerd. Mijn moeder was 16 jaar toen ze mij kreeg en haar domi-nee en haar huisarts vonden dat ze mij niet kon opvoeden. Dus werd ik uit huis geplaatst met als belangrijkste voorwaarde dat ik in een gereformeerd gezin terecht zou komen.“

De adoptie was natuurlijk van grote invloed geweest op zijn leven en hij vroeg zich vaak af hoe het was geweest wanneer hij bij zijn moeder was geble-ven. Uiteindelijk koos de Boer ervoor zijn geloof en opvoeding

overboord te gooien en voort-aan alles zelf te doen. “Niet dat ik me niet thuis voelde in het gezin waarin ik ben opgegroeid. Ik weet niet beter dan dat het zo was. Ik heb een broer en zus uit Sri Lanka en dat ging best goed samen. Maar ik vond dat ik God noch gebod nodig had en die be-slissing luchtte me enorm op. Ik stond er alleen voor en daar was ik blij mee.”

Liedboekin Drachten blijven was geen optie en De Boer vertrok op zijn 19e naar Londen en later naar Parijs. “Daar heb ik alles gedaan wat God verboden heeft. Drin-ken, drugs gebruiken, achter de vrouwen aan. Maar na een

jaar of vijf dacht ik op een goed moment: nu moet ik terug. Ik kwam in Amersfoort terecht, uitgerekend in het uiterst gere-formeerde Amersfoort!”

In Londen en Parijs had De Boer geen tijd gehad om na te denken, in Amersfoort ging dat beter. Wat te doen, hoe te leven? “Ik ontmoette iemand die tegen me zei: ‘Als je op de dertigste 10.000 in de maand verdient, dan heb je alles goed voor el-kaar.’ En dus ging ik werken, hard werken in de IT-sector. Ik had mazzel, het was de tijd van de bubble en met internet ver-diende je geld als water. Dus op mijn 28e had ik een mooi appar-tement, een goed salaris en een vriendin met grote borsten. En toen dacht ik: is dit het nou? Het viel tegen.”

Ergens in het gereformeerde

Amersfoort vond De Boer een Nederlands Dagblad en dat bracht hem op het idee weer eens naar de kerk te gaan.

“Ik zocht in de boekenkast naar het Liedboek voor de Ker-ken dat ik ooit in klas zes van de lagere school had gekregen en toog naar de kerk. ‘Gerefor-meerde kerk’ stond er op de ge-vel maar wist ik veel dat vrijge-maakte kerken dat bijna altijd op de gevel zetten zonder na-dere aanduiding ‘vrijgemaakt’? Daar stond ik tussen de andere gemeenteleden en hief prompt het verkeerde lied aan. Zij heb-ben een ander liedboek. Afge-zien daarvan was ik heel veel vergeten, hoe de liturgie ging bijvoorbeeld, dat was helemaal

weggezakt.”Het viel nogal op dat hij niet thuis was in de kerk en een meisje vroeg of hij zin had mee te doen aan een Alpha-cursus. “Ja, dat had ik maar ik was ook op mijn qui vive. Want ik had heel goed door dat de bedoeling was dat ik bekeerd zou worden. Maar wat Nicky Gumbel zei op de video die tijdens die cursus werd gedraaid over Bijbeltek-sten, raakte me: ‘ga eens uit-zoeken wat God jóu wil vertel-len...’ In het weekend dat bij de Alphacursus hoort, heb ik toen ik ‘s morgens wakker werd alle hekken opengezet. Dat was het belangrijkste moment van mijn leven. Het was alsof mijn hart een bankschroef was, het staafje ging hard ronddraaien en alles raakte los. Ik zat dan ook echt vast, er was veel misgegaan in

mijn leven, alsof de bezoeking er al vroeg in zat, maar vanaf toen nam ik het niemand meer kwalijk. Jezus gaf mij de kracht te vergeven. Achteraf is het goed hoe het allemaal is gegaan, al is het doel daarvan nog steeds een mysterie.”

Alles werd anders en alles wat hij had, deed hij weg: het huis, zijn baan, zijn vriendin.

Na zijn verhuizing naar Leeuwarden ging hij op zoek naar een kerk. “Ik ben overal wel geweest. Ook bij evangeli-sche gemeentes maar dat is niet mijn theologie, alles is niet op-eens goed. Uiteindelijk kwam ik terecht de bij Rooms-Katholieke Bonifatiuskerk, ontving mijn vormsel en ben daar officieel parochielied. Het mooie aan de Rooms-Katholieke Kerk vind ik de continuïteit, de geschiedenis blijft zich voltrekken. En dan de liturgie, ik houd van gaan zitten, staan, knielen, van de kleuren en de geur. Mijn zintuigen worden aangesproken in de katholieke liturgie. Maar ik ga ook naar de evangelisatiepost van de gere-formeerde gemeenten hier in de stad. Die heb ik voor de preek, voor de ratio. Wat me bij hen ook aanspreekt is de diepgang en het ontzag voor God. Maar de reformatorische leefwijze past niet bij mij. Als ik daar naartoe ga doe ik een bloes met lange mouwen aan. Eigenlijk ben ik op zoek naar de Algemene Ka-tholieke Kerk, maar die bestaat niet. Ik heb nu maar besloten dat ik gewoon christen ben, ik ga niet meer op zoek naar iets wat bij mij past.”

Ineke Evink

■ ■ ■

Jacco de Boer geeft uitdrukking aan zijn geloof met tatoeages

Christelijk Weekblad Nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland 31 augustus 2012 Christelijk Weekblad Nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland 31 augustus 2012

‘Eigenlijk ben ik op zoek naar de

Algemene Katholieke Kerk, maar die

bestaat niet’

Jacco de Boer: “Ik heb het gevoel dat mijn tatoeages van binnenuit komen.”

Persoonlijk

Tatoeages “Op mijn 17e kreeg ik mijn eerste tatoeage, hier op mijn linkerschouder, het logo van een punkband die ik heel tof vond. Op mijn polsen staat Sola en Fide. Daarmee bedoel ik dat ik enkel ben door het geloof, dat we genade ademen. Op mijn rechter-onderarm staat een versierde schedel, naar analogie van de sugarskulls die kinderen in Zuid-Amerika krijgen bij Allerzielen. Aan de binnenkant van mijn rechterpols staat de naam van mijn zoontje: Elvis, en op mijn linkerpols zijn geboortedatum. Daarboven zie je een klassieke tatoeage: Mans Ruin, dat wil zeggen alles wat een man naar de afgrond kan helpen: kaarten, dobbelstenen, vrouwen, drank, en er staat een macbook met de emoticon van een gebroken hart. Ik heb het idee dat hij me tegen die afgrond beschermt. Ik heb vroeger veel drank en drugs gebruikt en heb veel achter vrouwen aan gezeten, daar ben ik gevoelig voor.Op mijn linkerbeen staat dan ook een pistool als symbool voor de geestelijke strijd die ik moet voeren, Matt. 3:2 staat erbij. Op de kolf staat een ikoon van Johannes de Doper. Op mijn linkerkuit staat een ikoon van Jezus, daaronder wil ik nog een ikoon van David hebben en daaronder een appel met een slang, de geschiedenis in een notendop. Op mijn linkerarm staat Maria. Mijn vrouw is heel ziek geweest toen ze zwanger was van onze zoon. Ik heb toen opgezocht welke beschermheiligen er zijn voor zwangere vrouwen en dat bleken Maria en Elisabeth te zijn. Maria staat op mijn linkerbo-venarm en Elisabeth komt op mijn rechter. Als ik mijn zoon in mijn armen houd, zit hij daar tussenin.Op mijn linkerkuit komt Salomé met het hoofd van Johannes de Doper. Ik voel me verwant met hem. Hij stond ook overal buiten, hij zag er ook afwijkend uit.Zanger Johnny Cash ten slotte is de reden dat ik op de achterkant van mijn bovenarmen een man die doodgeschoten wordt en een pistool heb laten tatoeëren. Hij zong ooit de regels: I shot a man in Reno, just to see him die. Dat is de nullijn waarop de mens zich bevindt, zo zit de mens uiteindelijk in elkaar. Johnny Cash kende die nullijn heel goed. Hij is mijn inspiratiebron, een rauwe christen. Ik heb het gevoel dat mijn tatoeages van binnenuit komen. Ik schrijf niet, ik zing of schilder niet, dit is mijn eigen manier om me uit te drukken. De pijn die het kost heeft een therapeutisch effect, het heeft een functie omdat een tatoeage een markering is voor de rest van je leven.”