Certified Tester 1€¦ · Certified Tester 1 -344902- Zeb Tjie A Njiem 2 Voorwoord Binnen de...

Certified Tester 1

Zeb Tjie A Njiem Certified Tester 1 Klas 2H SGM 6-4-2017 344902

Certified Tester 1 -344902- Zeb Tjie A Njiem

2

Voorwoord Binnen de opleiding Sport, Gezondheid en Management aan de Hanzehogeschool wordt gedurende de opleiding de kans geboden om vrije keuze vakken te kiezen. Een van deze keuzevakken is Certified Tester. Aangezien ik mij wil ontwikkelen als Trainer/Coach was dit een makkelijke keuze. Aan de hand van theorie en praktijk colleges hebben wij de mogelijkheid gekregen om ons hierin te verdiepen en te specialiseren. De (beroeps)competenties binnen de kerntaken die tijdens het uitvoeren van het onderzoek naar voren komen zijn: Competenties: SGM 1: Testen, adviseren, begeleiden in het streven naar gezondheidswinst d.m.v. sporten bewegingsprogramma’s SGM 2: Duurzaam veranderen van gedrag binnen het domein van sport-bewegen en gezonde leefstijl SGM 8 Leiding geven en managen SGM 9 Ontwerpen, organiseren en begeleiden van sporten bewegingsactiviteiten en de werkzaamheden in de bedrijfsvoering SGM 12 Inspelen op ontwikkelingen SGM 13 Onderzoeken en adviseren SGM 15 Samenwerken en samenwerkend leren SGM 16 Communicatie SGM 17 Reflecteren en leren SGM 18 Zelfsturing en zelfredzaamheid

Tijdens de studie ben ik vaak in aanraking gekomen met verschillende situaties waar de competenties van een SGM professional in naar voren zijn gekomen. In dit verslag kunt u zien hoe mijn onderzoek is verlopen. Ik wens u veel leesplezier. Met vriendelijke groet, Zeb Tjie A Njiem


3

Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................. 2

Inleiding.................................................................................................................................................. 4

1. Doelgroep analyse .............................................................................................................................. 5

1.1 Beschrijving doelgroep ................................................................................................................. 5

1.1.1 Type sport .............................................................................................................................. 5

1.1.2 Kenmerken sport ................................................................................................................... 5

1.1.3 Prevalentie ............................................................................................................................ 5

1.1.4 Type blessures ....................................................................................................................... 6

1.2 Onderbouwing keuze tests in relatie tot doelgroep ..................................................................... 6

1.2.1 Test 1: Vo2max test fiets ....................................................................................................... 6

1.2.2 Test 2: Sprint Test (20 meter) ................................................................................................ 7

1.2.3 Test 3: LESS Jump Test ........................................................................................................... 7

2. Draaiboek testen ................................................................................................................................ 8

2.1 Beschrijvingen testen ................................................................................................................... 8

2.1.1 Test 1: VO2max test .............................................................................................................. 8

2.1.2 Test 2: Sprint Test (20 meter) .............................................................................................. 11

2.1.3 Test 3 LESS Jump Test .......................................................................................................... 13

3. Feedback sheet ................................................................................................................................ 15

3.1 Testresultaten ............................................................................................................................ 15

3.1.1 Resultaten VO2 max test ..................................................................................................... 15

3.1.2 Resultaten Sprint Test ......................................................................................................... 16

3.1.2 Resultaten LESS Jump Test .................................................................................................. 17

4. Discussie ........................................................................................................................................... 18

4.1 Individuele reflectie eigen handelen .......................................................................................... 18

4.1.1 Uitvoering eigen handelen VO2 maxtest ............................................................................. 18

4.1.2 Uitvoering eigen handelen Sprint Test ................................................................................ 19

4.1.3 Uitvoering eigen handelen LESS Jump Test ......................................................................... 20

4.1.4 Link naar video .................................................................................................................... 20

Bibliografie ........................................................................................................................................... 21


4

Inleiding Om een positieve ontwikkeling te zien gedurende de studie als trainer/coach is er gekozen om

verdieping te zoeken in het testen en meten. Dit gebeurt samen met atleet Joël Wagenaar.

De beginsituatie van de atleet wordt in hoofdstuk 1 weergegeven. Daarnaast zijn er met de atleet er

drie verschillende testen uitgevoerd in verschillende labs. Deze testen zijn uitgeschreven in

hoofdstuk 2. De resultaten hiervan zijn in hoofdstuk 3 te vinden. Als afsluiting is er een discussie in

hoofdstuk 4 te lezen over de uitvoering van dit korte onderzoek van de atleet.


5

1. Doelgroep analyse In dit hoofdstuk wordt de doelgroep adequaat beschreven. Het type sport, de kenmerken van de sport, de prevalentie(s) en type blessures zijn onderwerpen die beschreven worden en onderbouwd zijn door wetenschappelijke bronnen. Daarnaast wordt de relatie tussen de verschillende test en de doelgroep onder de loep genomen.

1.1 Beschrijving doelgroep 1.1.1 Type sport Voetbal is een wereldwijd populaire balsport waarin twee ploegen van elf spelers tegen elkaar spelen. Doordat voetbal een contactsport is, mogen spelers met elkaar in fysieke duels komen, mits het fair blijft. De scheidsrechter leidt samen met zijn assistenten scheidsrechters de wedstrijd en beoordelen het spel. Zij zien er onpartijdig op toe of alles volgens de regels verloopt (Besto, 2008).

1.1.2 Kenmerken sport

De sport voetbal kent een aantal veel voorkomende aspecten waaraan de sport herkend kan worden. De belangrijkste kenmerken staan hieronder benoemd.

- Regels: De sport voetbal heeft een aantal vastgelegde regels die bij alle spelers bekend horen te zijn. Deze kunnen in de loop der tijd en van plaats tot plaats verschillen.

- Competitief: De sport voetbal heeft een competitieaspect. Dit kan zijn in een rechtstreeks treffen van andere spelers of in de zin van het behalen van een score.

- Niveau: De sport wordt beoefend door amateurs en professionals. Bij de amateurs kan er onderscheid gemaakt worden tussen recreatie niveau en prestatie niveau. Bij beide niveaus staat het plezier van de deelnemers en/of toeschouwers centraal.

- Activiteiten: De sport voetbal bestaat uit fysieke en mentale activiteiten, uitgevoerd individueel of in teamverband, met of zonder tegenspelers om van te winnen. Bij fysieke activiteiten kan gedacht worden aan een bepaalde fysieke inspanning, bijvoorbeeld een dribbelvorm tijdens een training of een sprint tijdens een wedstrijd. Daarnaast wordt er gespeeld om een doel te bereiken (wedstrijd winnen) of om gezondheidsredenen (fit worden/blijven) (Wikipedia, 2017).

1.1.3 Prevalentie

Veldvoetbal is een veel beoefende sport in Nederland. Alleen daarom verdienen blessures bij veldvoetbal de nodige aandacht. Het totale veldvoetbalblessures (2011), 650.00 per jaar maakt ongeveer 19 procent uit van alle sportblessures. Het aandeel blessures dat door veldvoetbal op de Spoedeisend Hulp-afdeling (SEH) behandeld wordt, is met 50.000 blessures bijna een derde van alle op de SEH-afdeling behandelde sportblessures. De kans dat een veldvoetballer een blessure oploopt, waarvoor behandeling op de SEH-afdeling noodzakelijk is, is bijna vier keer groter dan gemiddeld tijdens sporten, maar kleiner dan zaalvoetbal. (A.M.C. van Beijsterveldt, 2014)

(VeiligheidNL, 2012)

Figuur 1 Blessures door veldvoetbal


6

1.1.4 Type blessures

Bijna negentig procent van de door veldvoetbal geblesseerd geraakte sporters is man. Bijna zes op de tien geblesseerde veldvoetballers is tussen de 10 en 25 jaar oud. Van de veldvoetballers die zich bij de Spoedeisende Hulp-afdeling melden, is de helft tussen de 10 en 20 jaar oud. Vier op de vijf blessures is een blessure aan het been. De meest voorkomende plekken van blessures zijn: enkel (28%), knie (21%), bovenbeen (12%) en onderbeen (8%). Op de SEH-afdeling is het beeld net iets anders, namelijk minder beenblessures (ruim de helft) en meer blessures aan de bovenste extremiteiten (ruim een derde). Uit onderzoek van blessures bij betaald voetballers in 2007 (BIS) blijkt dat profvoetballers naast knie-en enkelblessures veel spierblessures aan hamstrings en bovenbeen hebben. Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat het risico op een blessure tijdens wedstrijden bij voetbal vele malen groter is dan tijdens trainingen (VeiligheidNL, 2012).

1.2 Onderbouwing keuze tests in relatie tot doelgroep Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat voetbal in de laatste jaren een opmerkelijke fysieke ontwikkeling doormaakt. Inspanningen vinden op een hogere intensiteit plaats en er is minder hersteltijd tussen de inspanningen. Daarnaast wordt er ook meer gesprint (T. Reilly, 2005). 1.2.1 Test 1: Vo2max test fiets De maximale zuurstofopname vermogen test is de meest gebruikte methode om het conditieniveau van iemand te bepalen. De test bepaalt hoeveel zuurstof iemand tijdens maximale inspanning kan benutten. Hoe hoger dit getal hoe beter de zuurstofvoorziening naar de spieren is. Hoe beter deze zuurstofvoorziening hoe lager het energieverbruik zal zijn en hoe efficiënter de sporter beweegt (Runinfo, z.d.). Relatie Vo2max test fiets en voetbal Om optimaal te kunnen presteren als voetballer, is naast de technische en tactische vaardigheden ook een goede conditie belangrijk. Om een hele wedstrijd vol te houden heb je een goed uithoudingsvermogen nodig. Het uithoudingsvermogen kunnen we onderverdelen in het aerobe en anaerobe energiesysteem. Bij voetbal is de gemiddelde intensiteit 80% van de maximale hartslag. Dit betekend dat voetbal een anaerobe sport is. Qua duur is voetbal aerobe, maar anaerobe qua intensiteit. Doordat voetballers vaak korte sprints uitvoeren en daarna doorlopen of langzaam joggen, komen zij niet in het aerobe energiesysteem terecht. Bij sprintwerk wordt er vooral een beroep gedaan op het anaerobe verbrandingsproces. Voorhoedespelers verrichten vaak meer sprintwerk dan bijvoorbeeld middenvelders die naar verhouding meer duurwerk (aeroob) verrichten (OneSports, 2011) Voor voetballers is een VO2max test (conditie) een goede meting om hun conditionele gesteldheid te meten. Aan de hand hiervan kan een speler en/of trainer een op maat gemaakte trainingen opstellen om de specifieke conditie van een voetballer te verbeteren. Dit allemaal met het doel om zolang mogelijk handelingen goed uit te voeren en de vermoeidheid langer uit te stellen (Optimaalsporten, z.d.).


7

1.2.2 Test 2: Sprint Test (20 meter)

Bij de Sprint Test wordt een atleet gevraagd om minimaal drie keer een maximale sprint van een bepaalde afstand (afhankelijk van de sport) uit te voeren. Op 0 meter, 5 meter en 20 meter staat een tijdspoortje. Deze poortjes houden de tijd bij. De tijd van elke sprint wordt genoteerd. Uiteindelijk komt de tijd gelopen op de tussenstanden en de eindafstand. Om de herhaald sprint capaciteit te berekenen wordt de tijd van elke sprint bij elkaar opgeteld wat tot een totale score leidt. Echter is het aan te raden om het aantal sprints dan tussen de 5-10 te leggen en een vaste interval te hanteren tussen de sprintjes. Hieruit is het vervalpercentage is een goede uitkomstmaat. Relatie Sprint Test (20 meter) en voetbal Bij de Sprint Test wordt gemeten hoe snel een atleet is over bepaalde afstanden. Na 5 (en eventueel 10) wordt een tussentijd gemeten. Na 20 meter wordt de eindtijd bepaald. Doordat voetballers tijdens trainingen en wedstrijden veel sprintjes af moeten leggen (vaak maximaal 20 meter), is dit voor hen zeer interessant. Door een test te doen, kan een voetballer zijn snelheid meten en daar eventueel op gaan trainen op sneller te worden op een afstand van 5, 10 of 20 meter. Hier kan hij dan profijt van hebben tijdens wedstrijden.

1.2.3 Test 3: LESS Jump Test

Bij de Landing Error Scoring System (LESS) sprong test wordt teen atleet gevraagd een sprong te maken vanaf een verhoging (30 cm hoog) om vervolgens na de landing weer een sprong te maken. Hierdoor wordt zijn sprongvaardigheid en de sprong-landingstaak getest. Volgens deze methode wordt de sprong-landingstaak van een atleet geanalyseerd. Er wordt gekeken naar de beweegrichting en de bewegingsuitslag van de knie. Aan de hand van de uitslag van deze test kan een uitspraak gedaan worden over het risico dat hij/zij loopt op knie letsel. (Suurmond & van Willigenburg, z.d.) Relatie LESS Jump Test en voetbal Van de geblesseerd geraakte voetballers heeft 21% letsel aan zijn/haar knie. Dit is dus een op de vijf voetballers. Dit gebeurt vaak door het wenden en keren of na het landen na een sprong. Doordat de uitslag van een sprongtest informatie geeft over risicofactoren voor het krijgen van knieblessures is dit voor voetballers zeer interessant. Daarnaast kan er advies gegeven worden over eventuele verbetering van de sprong-landingstaak.


8

2. Draaiboek testen In dit hoofdstuk worden de voorbereiding en de uitvoeringen van de metingen beschreven in een draaiboek. De testen worden uitgebreid beschreven door verschillende onderdelen. Naast de meetapparatuur wordt de validiteit en betrouwbaar onderbouwd door wetenschappelijke literatuur.

2.1 Beschrijvingen testen Bij de atleet zijn er drie verschillende testen uitgevoerd. De VO2max test is vanuit het Inspanning lab uitgevoerd, de Sprint Test is uitgevoerd in het Mobiele lab en de LESS Jump test is uitgevoerd vanuit het Bewegingslab. 2.1.1 Test 1: VO2max test De maximale zuurstofopname vermogen test is de meest gebruikte methode om het conditieniveau van iemand te bepalen. De test bepaalt hoeveel zuurstof iemand tijdens maximale inspanning kan benutten. Hoe hoger dit getal hoe beter de zuurstofvoorziening naar de spieren is. Hoe beter deze zuurstofvoorziening hoe lager het energieverbruik zal zijn en hoe efficiënter de sporter beweegt (Runinfo, z.d.). Meetapparatuur Om de test goed uit te kunnen voeren, zijn er verschillende materialen nodig die een bijdrage kunnen leveren tot een betrouwbare meting. De benodigde meetapparatuur is:

- Airco (op 17 graden Celsius) - Computer - Fietsergometer - Programma Metasoft (computer) - Barometer - Gasfles - Ambient air slangetje (wit) - Cortexapparaat - Mondstuk + mondkapje - Flowmeter - Zwarte kabel met afsluitgedeelte voor mondstuk - Calibratiepomp - Cilinder - Hartslagband (Polar) - PAR-Q test - Harnas/tuigje, masker - Spray (natmaken hartslagband)

Validiteit/Betrouwbaarheid Er kan gesproken worden over een betrouwbaar resultaat. De test is erg strikt en consistent uitgevoerd. Daarnaast meet het wat het bedoelt te meten (VO2max, AD, Max Wattage, Efficiëntie, Hartfunctie en longfunctie) Het individuele niveau van de atleet qua motivatie is zeer hoog gebleken doordat hij tot het uiterste ging. De test is zeker reproduceerbaar. (Thomas W. Storer, 1990)


9

Randvoorwaarden PAR-Q test

- De atleet mag de test alleen uitvoeren als hij op alle 8 vragen van de PAR-Q test een ‘NEE’ heeft geantwoord.

- Indien er een of meerdere vragen met ‘JA’ worden beantwoord, wacht dan met het verrichten van fysieke inspanningen en raadpleeg eerst een arts.

Fysieke inspanning - Lever op de dag van de inspanningstest en op de dag ervoor geen zware inspanning. - Zorg voor voldoende nachtrust.

Voeding - Eet niet teveel in de twee uur voorafgaand aan de inspanningstest (alleen een kleine snack of

reep). - Volg in de dagen voorafgaand aan de inspanningstest het normale dieet. - Consumeer geen cafeïne in de twee uur voorafgaand aan de test (cola, koffie, etc.)

Kleding - Draag gemakkelijke kleding (sportschoenen, sportkleding).

Protocol/stappenplan Voorbereiding VO2max test Voorbereiding:

- Zet computer, airco (17 graden), cortexapparaten aan. - Sopje met dettol in emmer en sopje met afwasmiddel in andere emmer.

Pressure-procedure: - Metasoft openen. - Barometer aanzetten. - Kalibratie (transfer) uitvoeren.

Gas procedure: - Luchtslangetje aansluiten op gasfles. - Twee metingen gasfles succesvol uitvoeren (1 meting dicht en 1 meting open). - Gasfles dichtdraaien en slang los halen.

Volume-procedure: - Mondstuk mondkapje + flowmeter aanbrengen. - Zwarte kabel bevestigen aan mondstuk (kwartslag draaien). - Calibratiepomp/cilinder aansluiten op mondstuk. - Via computer pomp bedienen en controleren pomp. - Transfer aanklikken en mondstuk van pomp verwijderen.

Protocol + sporter-selecteren: - Systeem aanklikken computer. - Fietsergometer+Polar selecteren. - Database aanklikken en workload protocols. - MAPSteam selecteren + sporter opzoeken of nieuwe sporter registreren. - Fietsergometer afstellen op atleet.

Starten test: - Ambient air measurement aanklikken in Metasoft. - PAR-Q test afnemen met atleet. - Sporter gereed maken -> hartslagband om, sporter in harnas/tuigje, masker voor. - Uitleg protocol. - Aandachtspunten meegeven. - Metasoft starten (groene play knop)


10

- Sporter aanmoedigen als deze tegen het einde zit! (RER boven 1,15). - Na de test 2 minuten hersteltijd waarin Metasoft doorloopt. - Temperatuur en luchtvochtigheid noteren.

Aandachtspunten: - Hartslagband moet strak zitten en nat zijn gemaakt door de spray. - PAR-Q test bij de hand. - Bij gereed maken sporter tegelijkertijd kalibreren. - Atleet mag NIET praten, dus borgscore aanwijzen.

Veiligheidsprocedures

- PAR-Q test is een vereiste. - Te allen tijde controleren of bedrading in orde is. - Tijdens de voor, na en tijdens de test is het welzijn van de atleet van belang. Als testafnemer

houd je altijd een oogje in het zeil.


11

2.1.2 Test 2: Sprint Test (20 meter) Bij de Sprint Test wordt een atleet gevraagd om minimaal drie keer een maximale sprint van een bepaalde afstand (afhankelijk van de sport) uit te voeren. Op 0 meter, 5 meter en 20 meter staat een tijdspoortje. Deze poortjes houden de tijd bij. De tijd van elke sprint wordt genoteerd. Uiteindelijk komt de tijd gelopen op de tussenstanden en de eindafstand. Om de herhaald sprint capaciteit te berekenen wordt de tijd van elke sprint bij elkaar opgeteld wat tot een totale score leidt. Echter is het aan te raden om het aantal sprints dan tussen de 5-10 te leggen en een vaste interval te hanteren tussen de sprintjes. Hieruit is het vervalpercentage is een goede uitkomstmaat. Meetapparatuur Voor de Sprint Test is er weinig materiaal nodig. Dit zorgt ervoor dat de test relatief gemakkelijk uit te voeren is. De benodigde meetapparatuur is:

- Minimaal 5 pylonen - Chronometer (horloge, stopwatch, etc.) - Meetlint - Tijdpoortjes (indien beschikbaar)

Validiteit/Betrouwbaarheid De test is erg strikt en consistent uitgevoerd. Daarnaast meet het wat het bedoelt te meten. Het individuele niveau van de atleet qua motivatie is minder hoog dan gedacht gebleken. De test is niet reproduceerbaar. Er kan gesproken worden over een onbetrouwbaar resultaat, omdat de atleet niet zich niet aan de richtlijnen heeft gehouden (geen fysieke inspanning van te voren). Randvoorwaarden Warming up:

- Voor de test dient de atleet een korte lichte intensieve warming-up uit te voeren van minimaal 5 minuten.

Start/finish: - De atleet mag beginnen met de sprint op het moment dat de testafnemer het startsignaal

‘START’ geeft. - De atleet eindigt zijn sprint pas na het passeren van de laatste pylonen.

Kleding - Draag gemakkelijke kleding (sportschoenen, sportkleding).

Protocol/stappenplan Voorbereiding Sprint Test (20 meter) Voorbereiding:

- Verzamelt materialen - Zet één pylon op het beginpunt en meet vanaf daar een afstand van 5 meter (tussenmeting)

en 20 meter (eindpunt) op en plaats daar ook pylonen. - Tijdens het klaarzetten van de Sprint Test, kan de atleet zijn korte lichte intensieve warming-

up van minimaal 5 minuten uitvoeren. Start test:

- Legt kort en duidelijk de Sprint Test uit. - Controleert of alles duidelijker is voor de atleet. - Testafnemer stelt zich op de juiste positie op (ongeveer halverwege). - Geeft het teken START na aftellen van 5 naar 0. - Testafnemer drukt de stopwatch in op het moment van starten en doet dit vervolgens weer

wanneer de atleet finisht.


12

- Noteert de tijden van de sprints. Afloop test:

- Brengt de resultaten in kaart. - Waarborgt de veiligheid van de atleet.

Veiligheidsprocedures

- Minimaal een korte lichte intensieve warming-up van 5 minuten voorafgaand aan de test.

- Waarborgt te allen tijde de fysieke gesteldheid van de sporter en de veiligheid.


13

2.1.3 Test 3 LESS Jump Test

Bij de Landing Error Scoring System (LESS) sprong test wordt teen atleet gevraagd een sprong te maken vanaf een verhoging (30 cm hoog) om vervolgens na de landing weer een sprong te maken. Hierdoor wordt zijn sprongvaardigheid en de sprong-landingstaak getest. Volgens deze methode wordt de sprong-landingstaak van een atleet geanalyseerd. Er wordt gekeken naar de beweegrichting en de bewegingsuitslag van de knie (onderste extremiteiten). Aan de hand van de uitslag van deze test kan een uitspraak gedaan worden over het risico dat hij/zij loopt op knie letsel (Suurmond & van Willigenburg, z.d.). Meetapparatuur De LESS Jump test is een test die vrij simpel af te nemen is bij personen. Sprong:

- Er is een stabiele verhoging nodig van 30 centimeter waar de atleet zijn sprong vanaf kan maken.

Landing: - Tape/pylonen om vak landing aan te geven

Camera’s: - Er zijn twee verschillende camera’s nodig die de sprong kunnen vastleggen. - Camera 1 is gericht op het frontale vlak (voorkant). - Camera 2 is gericht op het sagittale vlak (zijkant).

Validiteit/Betrouwbaarheid Er kan gesproken worden over een betrouwbaar resultaat. De test is erg strikt en consistent uitgevoerd. Daarnaast meet het wat het bedoelt te meten. Het individuele niveau van de atleet qua motivatie is zeer hoog gebleken. De test is reproduceerbaar (Sciences, z.d.). Randvoorwaarden Fysieke aspect:

- De atleet moet zich fit voelen en blessurevrij zijn. - De atleet moet op de hoogte zijn de verwachte uitvoering van de test.

Afstand: - De afstand van de verhoging tot de landingsplaat is de helft van de lichaamslengte atleet.

Kleding: - Draag gemakkelijke kleding (sportschoenen, sportkleding).

Protocol/stappenplan Voorbereiding LESS Jump Test (20 meter) Voorbereiding:

- Verzamelt materialen - Zet verhoging van 30 cm (bijvoorbeeld een bank) klaar. - Zorgt ervoor dat het vak voor de landing duidelijk is door middel van pylonen/tape.

Start test: - Legt kort en duidelijk de LESS Jump Test uit. - Zorgt ervoor dat de camera’s gereed voor gebruik zijn. - Controleert of alles duidelijker is voor de atleet. - Testafnemer stelt zich op de juiste positie op (tegenover camera 2). - Geeft het teken uitvoering test.


14

Afloop test: - Brengt de resultaten in kaart. - Waarborgt de veiligheid van de atleet.

Veiligheidsprocedures - Waarborgt te allen tijde de fysieke gesteldheid van de sporter en de veiligheid.


15

3. Feedback sheet In dit hoofdstuk worden de resultaten overzichtelijk en duidelijk gepresenteerd. Dit wordt in tabellen, grafieken en figuren weergegeven. Daarnaast wordt er een korte interpretatie gedaan van elke test.

3.1 Testresultaten

3.1.1 Resultaten VO2 max test

Conditie (VO2 max)

Figuur 2 VO2 max

Anaerobe drempel De anaerobe drempel is niet zichtbaar geworden in de testresultaten. Dit komt omdat de atleet vroegtijdig de test moest beëindigen door claustrofobische neigingen. Maximale Wattage

Figuur 3 Maximale Wattage

Longfunctie Hieronder staat de hoe veelheid lucht dat per minuut door de longen gaat.

Figuur 4 Totale lucht longen

Interpretatie Weersomstandigheden De temperatuur bedroeg 21.3 graden Celsius. Vermoeidheid Van te voren heeft de atleet kenbaar gemaakt dat hij de avond voorafgaand aan de test nog een training heeft gedaan. Deze training heeft uiteindelijk ook invloed gehad op het resultaat, omdat de atleet niet helemaal uitgerust was. Conclusie Er kan geconcludeerd worden dat de atleet beter had kunnen presteren op het moment dat hij geen claustrofobische neigingen kreeg. Doordat de test eerder noodgedwongen moest stoppen is er geen betrouwbaar resultaat uit de test gekomen.


16

3.1.2 Resultaten Sprint Test

Hieronder zijn de resultaten van de Sprint Test (20 meter) van atleet Joël Wagenaar weergegeven. De beelden hiervan zijn te zien in hoofdstuk 5.

Resultaten Sprint Test 20 meter Tijd

SPRINT 1 3,16 seconden SPRINT 2 3,12 seconden SPRINT 3 3,30 seconden

TOTAAL 9,58 seconden Tabel 1 Testresultaten Sprint Test

Interpretatie Weersomstandigheden Doordat de test binnen in een sporthal is uitgevoerd speelden de weersomstandigheden geen bepalende factor bij het uitvoeren van de test. Snelheid De snelheden van de verschillende sprints varieerden tussen de 21,8 km/h en 23,1 km/h. Hieronder wordt de gemiddelde snelheid per sprint weergegeven: De gemiddelde snelheid lag tijdens sprint 1 op: 22,8 km/h. De gemiddelde snelheid lag tijdens sprint 2 op: 23,1 km/h. De gemiddelde snelheid lag tijdens sprint 3 op: 21,8 km/h. De totale gemiddelde snelheid van de drie sprints lag op: 22,6 km/h. Vermoeidheid Van te voren heeft de atleet kenbaar gemaakt dat hij de avond voorafgaand aan de test nog een training heeft gedaan. Deze training heeft uiteindelijk ook invloed gehad op het resultaat, omdat de atleet niet helemaal uitgerust was. Conclusie Er kan geconcludeerd worden dat de atleet beter had kunnen presteren als hij lichamelijk volledig uitgerust was. Dit was tijdens de uitvoering van de test namelijk niet het geval.


17

3.1.2 Resultaten LESS Jump Test

Hieronder zijn de resultaten van de LESS Jump test van atleet Joël Wagenaar weergegeven. De beelden hiervan zijn te zien in hoofdstuk 4.

Interpretatie Uit de resultaten van de LESS Jump test kan worden opgemaakt dat atleet Joël Wagenaar geen rare opvallende afwijkingen heeft in zijn onderste extremiteiten tijdens een sprong.


18

4. Discussie In dit hoofdstuk wordt er uitvoerig ingegaan en gereflecteerd op het eigen handelen. De reflectie is op individuele basis met beschrijving van tips en tops.

4.1 Individuele reflectie eigen handelen

4.1.1 Uitvoering eigen handelen VO2 maxtest

Voorbereiding Om goed voorbereid te zijn voor het eigen uitvoeren van de VO2 max test bij mijn cliënt Joël Wagenaar, heb ik meegelopen met lab manager Lars Rumawatine in het Inspanningslab. Bij twee verschillende studenten die de test uitvoerden, heb ik ervaring mogen opdoen in het afnemen van de testen in samenwerking met Lars. Tijdens de uitvoering van de test kwam er veel meer bij kijken dan ik van te voren had verwacht. Stapsgewijs werden alle belangrijke aspecten van de test uitgelegd en toegepast. Uiteindelijk wist ik hierdoor wat er mij precies te wachten stond. Uitvoering Over de uitvoering van de test met Joël Wagenaar ben ik tevreden. Doordat ik mijzelf goed had voorbereid liep de uitvoering van de test soepel. Als er nog onduidelijkheden van mijn kant waren, werd ik geholpen door lab manager Lars. Het door mijzelf opgestelde protocol was tijdens de test een heldere leidraad voor mij. Tips

- Iets kortere uitleg geven om gelijk tot de kern te komen - De cliënt nog meer motiveren om het hoogst haalbare eruit te halen - Duidelijker communiceren met Joël zodat hij op een ‘nuchtere’ naar de test zou komen.

Tops - Joël voelde zich prettig bij de manier waarop er gecommuniceerd werd - De voorbereiding was goed, waardoor de uitvoering van de test gemakkelijk verliep - De aanwijzingen tijdens de uitvoering waren duidelijk


19

4.1.2 Uitvoering eigen handelen Sprint Test

Voorbereiding Om goed voorbereid te zijn voor het eigen uitvoeren van de Sprint Test test bij mijn cliënt Joël Wagenaar, heb ik geoefend met de uitvoering van de test in het Mobiele Lab op het sportveld bij de ACLO. De test is tweemaal uitgevoerd om te kijken waar het accent op lag en om er achter te komen hoe alles daadwerkelijk in werking gaat. Het is een vrij eenvoudig uit te voeren test als je de richtlijnen van het protocol hanteert. Uitvoering Over de uitvoering van de Sprint test met Joël Wagenaar ben ik tevreden. Doordat ik mijzelf goed had voorbereid liep de uitvoering van de test soepel. Voor Joël was de exacte bedoeling van de test ook duidelijk. Het principe plaatje, praatje, daadje (PPD) heeft daarin een grote rol gespeeld. Tips

- Iets concreter zijn in aanwijzingen Tops

- Joël voelde zich prettig bij de manier waarop er gecommuniceerd werd - De voorbereiding was goed (Joël deed een goede warming-up), waardoor de uitvoering van

de test gemakkelijk verliep - De test stond ruim van te voren klaar waardoor alles soepel verliep


20

4.1.3 Uitvoering eigen handelen LESS Jump Test

Voorbereiding Om goed voorbereid te zijn voor het eigen uitvoeren van de LESS Jump test bij mijn cliënt Joël Wagenaar, heb ik geoefend met de uitvoering van de test in het Bewegingslab tijdens de Certified Test les van Anne Benjaminse. De test is meerdere malen uitgevoerd om te kijken wat de belangrijkste onderdelen van de test zijn. Het is een vrij eenvoudig uit te voeren test als je de richtlijnen van het zelfgemaakte protocol hanteert. Uitvoering Over de uitvoering van de LESS Jump Test met Joël Wagenaar ben ik tevreden. Doordat ik mijzelf goed had voorbereid liep de uitvoering van de test soepel. Voor Joël was de bedoeling van de test ook duidelijk door een korte heldere uitleg met voorbeeld. Tips

- Tape gebruiken voor de landingsplaat in plaats van pylonen Tops

- De precieze bedoeling was duidelijk door uitleg en voorbeeld - De voorbereiding was goed (Joël deed een goede warming-up), waardoor de uitvoering van

de test gemakkelijk verliep - Joël kende de test al waardoor het vanzelf verliep

4.1.4 Link naar video

https://www.youtube.com/watch?v=GyayTZWTNiE&t=19s


21

Bibliografie A.M.C. van Beijsterveldt, E. v. (2014). Epidemiologie van blessures in het Nederlandse prof- en

amateurvoetbal. Leiden: Anne-Marie van Beijsterveldt.

Besto. (2008, mei 29). Wat is voetbal? Opgeroepen op april 8, 2017, van Sport.Infonu:

http://sport.infonu.nl/voetbal/238-wat-is-voetbal.html

OneSports. (2011). Voetbal is een aerobe sport. Opgeroepen op april 7, 2017, van One-sports:

http://www.one-sports.nl/artikelen-voetbal-training-mythe-1-voetbal-is-een-aerobe-

sport.html

Optimaalsporten. (z.d.). Conditietraining voor voetballers. Opgeroepen op april 7, 2017, van

Optimaalsporten: http://www.optimaalsporten.nl/training/conditietraining-voor-

voetballers.asp

Runinfo. (z.d.). Berekening maximale zuurstofopname. Opgeroepen op april 7, 2017, van Runinfo:

http://www.runinfo.nl/vo2max.htm

Sciences, U. o. (z.d.). The Landing Error Scoring System (LESS) . Opgeroepen op april 7, 2017, van

Amazonaws:

http://s3.amazonaws.com/academia.edu.documents/45122625/The_Landing_Error_Scoring

_System_LESS_20160426-24208-

1yy4pex.pdf?AWSAccessKeyId=AKIAIWOWYYGZ2Y53UL3A&Expires=1491849365&Signature=

2MvD05kSRC7GeLMAYuUyu%2FFi20U%3D&response-content-disposition=inline%

Sporttesten. (z.d.). PAR-Q vragenlijsten. Opgeroepen op maart 1, 2017, van Sporttesten:

http://sporttesten.nl/overig/par-q-vragenlijst

Suurmond, P., & van Willigenburg, E. (z.d.). Het testen van sprongvaardigheid. Opgeroepen op april

7, 2017, van Kennisbank hva: http://kennisbank.hva.nl/document/337197

T. Reilly, J. C. (2005). Science and football . London: Routledge, Taylor & Francis.

Thomas W. Storer, J. A. (1990). Accurate prediction of VO2max in cycle ergometry. Opgeroepen op

april 7, 2017, van Sites.Uni.Edu:

https://sites.uni.edu/dolgener/Advanced_exercise_physiologyy/Electronic%20Articles/Cycle

%20Ergometry.pdf

VeiligheidNL. (2012). Blessures door veldvoetbal. Opgeroepen op april 7, 2017, van

Revalidatietrainer: http://www.revalidatietrainer.nl/wp-

content/uploads/2014/04/Blessures-door-veldvoetbal.pdf

Wikipedia. (2017, maart 27). Sport. Opgeroepen op april 7, 2017, van Wikipedia:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Sport

Certified Tester 1€¦ · Certified Tester 1 -344902- Zeb Tjie A Njiem 2 Voorwoord Binnen de...

Documents

Transcript of Certified Tester 1€¦ · Certified Tester 1 -344902- Zeb Tjie A Njiem 2 Voorwoord Binnen de...