Celbiologie 2
Transcript of Celbiologie 2
Van fysicochemische processen tot
de cel – deel II
Bachelor geneeskunde – academiejaar 2013-2014
1
Referentiekader opleiding geneeskunde
CanMEDS rollen
2
de 7 rollen van de arts
• Medisch deskundige
• Wetenschapper
• Communicator
• Samenwerker
• Manager
• Gezondheidsbevorderaar
• Professional
Van fysicochemische processen tot de cel
Situering in opleiding geneeskunde
3
Behoort tot de lijn „kennis en grondslagen van de geneeskunde‟
In 1e semester van 1e fase van de bachelor geneeskunde
Draagt bij aan CanMEDS rollen: Wetenschapper / Medisch deskundige / Communicator
Van fysicochemische processen tot de cel
Situering in opleiding geneeskunde
Verwante opleidingsonderdelen: Van cel naar weefsel: structuur & functie
Geïntegreerd metabolisme
Bereidt voor op orgaansystemen: ademhaling, nier, neuro, bloedsomloop…
4
Doelstellingen
5
Inzicht verschaffen in de grondslagen van de cellulaire
structuur en functie in het menselijk lichaam
Met klemtoon op fundamentele processen die in nagenoeg elk
celtype van het menselijk lichaam voorkomen
Integreren van verschillende wetenschappelijke disciplines
Chemie, biologie, fysica, histologie, biochemie, genetica, fysiologie…
Aandacht voor de wisselwerking tussen structuur en functie.
Aanbrengen van translationeel denken door celbiologische
inzichten in een medische context te plaatsen.
Begrijpen van ziektemechanismen: mutaties, toxines, virussen…
Ontwikkeling en werkingsmechanisme van geneesmiddelen
Kennismaking met de wetenschappelijke methode
Didactisch team
6
Jan
Eggermont
Thomas
Voets
Rudi
Vennekens
Peter
Vangheluwe
Valerie
Van Emelen
hoorcolleges
werkzittingen
monitoraat
Studiemateriaal
7
Handboeken Becker‟s World of the Cell, 8th edition (Pearson) Cellular Physiology and Neurophysiology, 2nd edition (Elsevier Mosby)
Syllabus: Illustraties bij de hoorcolleges van TV en JE Uitgegeven door Medica
Indien extra slides in hoorcollege verspreiding via Toledo
Toledo: elektronisch leerplatform van K.U.Leuven Bijkomende illustraties, voorbeelden
Discussiefora
Link naar monitoraat
Praktische aankondigingen
8
activiteit docent datum hoofdstuk onderwerp
HC-1 JE 24/sep 4 cellen en organellen: algemene eigenschappen van cellen
HC-2 JE 27/sep 4 cellen en organellen: de opbouw van een eukaryote cel
HC-3 JE 30/sep 7 membranen: structuur en functie
HC-4 JE 1/okt 7 membranen: membraanlipiden
HC-5 JE 7/okt 7 membranen: membraaneiwitten
WZ-1 JE 8/okt 7 intro: structuur en functie van membranen
HC-6 TV 11/okt 8 membraantransport: eenvoudige diffusie
HC-7 TV 14/okt 8 membraantransport: osmose
HC-8 TV 15/okt 8 membraantransport: energetische aspecten van transmembranair transport
HC-9 JE 16/okt 8 membraantransport: gefaciliteerde diffusie
HC-10 JE 18/okt 8 membraantransport: actief transport
WZ-2 JE/PVG 22/okt 7/8 responsie: structuur en functie van membranen / intro: transmembranair transport
HC-11 JE 25/okt 12 endomembraan: endoplasmatisch reticulum en Golgi apparaat
HC-12 JE 28/okt 12 secretorische route: modificering en sortering van eiwitten
HC-13 JE 29/okt 12 endocytotische route: sortering en vertering van eiwitten
HC-14 JE 4/nov 12 vesiculair transport
WZ-3 PVG/PVG 5/nov 8/12 responsie: transmembranair transport / intro: secretorische en endocytotische route
HC-15 TV 8/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: de cel als elektrisch circuit
HC-16 TV 12/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: selectiviteit en schakeling van ionenkanalen
HC-17 TV 15/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: spanningsgeschakelde ionenkanalen en de actiepotentiaal
HC-18 TV 18/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: voortgeleiding en modulatie van de actiepotentiaal
WZ-4 PVG/RV 19/nov 12/13 responsie: secretorische en endocytotische route / intro: prikkelbaarheid
HC-19 JE 22/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: synaptische communicatie
HC-20 JE 25/nov 14 signaaltransductie: signaalmoleculen en receptoren
HC-21 JE 26/nov 14 signaaltransductie: GPCR & signaaltransductie via cAMP
HC-22 JE 29/nov 14 signaaltransductie: GPCR & signaaltransductie via IP3 en DAG
HC-23 JE 2/dec 14 signaaltransductie: proteïnekinase-geassocieerde receptoren
WZ-5 RV/PVG 3/dec 13/14 responsie: prikkelbaarheid / intro: signaaltransductie
HC-24 JE 6/dec 15 cytoskelet: microtubuli
HC-25 JE 9/dec 15 cytoskelet: actinefilamenten en intermediare filamenten
HC-26 JE 10/dec 16 beweging: kinsesine en dyneine motoren
HC-27 JE 13/dec 16 beweging: myosine motor en sarcomeer
WZ-6 PVG 16/dec 14 responsie: signaaltransductie
HC-28 JE/TV 17/dec 16 herhalingsles
Werkzittingen
9
Werkzittingen Structuur en functie van membranen Jan Eggermont
Transmembranair transport Peter Vangheluwe
Secretorische/endocytotische route Peter Vangheluwe
Prikkelbaarheid Rudi Vennekens
Signaaltransductie Peter Vangheluwe
Wat? Voorbeelden
Toepassingen
Gelegenheid tot vragen stellen
Studiemateriaal via Toledo
Helpdesk
10
Vragen stellen aan docenten
Tijdens of na het hoorcollege
Monitoraat: Valerie Van Emelen
Afspraak maken bij monitor: zie Toledo
Discussieforum op Toledo
Opvolging door studenten en docent
Examen
11
Geïntegreerd meerkeuzevraag examen
50 vragen
Leerstof verwerkt doorheen alle vragen
Meerkeuzevragen
Voor elke vraag is er slechts 1 correct antwoord.
Keuze tussen 4 antwoordmogelijkheden
Quotering:
Correct antwoord: +1
Fout antwoord: -0.33
Geen antwoord: 0
Goede afspraken maken goede vrienden
12
We beginnen stipt op tijd.
We zitten neer bij het aanvangsuur van het hoorcollege.
Een aula is geen cafetaria.
Blikjes, andere dranken, wafels enz zijn uit den boze.
Spreken mag, maar na het vragen van het woord.
Bij problemen, steek de hand op.
Tijdens het hoorcollege concentreren we ons op de
leerstof.
Cellen en organellen (BWC4)
1. Eigenschappen en strategieën van cellen
13
Eigenschappen en strategieën
van cellen
Essentiële vraag
Hoe functioneren cellen in hun
specifieke context?
Antwoord
Door variaties in algemene
karakteristieken
Complexiteit van organisatie
Moleculaire componenten
Grootte en vorm
Specialisatie
14 Figure 1-1
Indeling van cellen in functie van
organisatie en functie
15
Fundamenteel verschillende types van cellulaire
organisatie
Morfologisch
Moleculair
Functioneel
Klassieke indeling: prokaryoten eukaryoten
Op basis van aan/afwezigheid van membraanomgeven kern
Huidige indeling: bacteria archaea eukarya
Celbiologie
Prokaryoot Eukaryoot
Fig 4-3
Fig 4-5
16
Probleem: te simpele indeling
• Te sterke nadruk op morfologische karakteristiek: +/- kern
• Houdt geen rekening met moleculaire/functionele diversiteit van prokaryoten
Huidige indeling in 3 domeinen
Bacteria Archaea Eukarya
17
3 domeinen ifv vorm, moleculaire samenstelling, functie
Evolutionaire verwantschap: gemeenschappelijke voorouder: “oercel”
Bacteria Archaea Eukarya
Vorm Klein, geen kern Klein, geen kern Groot met kern
Voorbeelden Klassieke bacteriën:
- Escherichia coli
- Pseudomonas
- …
Extreme levensvormen:
- Methanogenen
- Halofielen
- Thermofielen
Planten, gisten,
dieren
18
Algemene eigenschap: celgrootte
19
Variaties in celgrootte: mmeter schaal
Bacteria/archaea
Uitersten: tot 0,2 mm
Eukarya
Uitersten: neuronen met meter(s)lange axonen
1 mm 100 mm 5 mm 10 mm
Waarom beperking in celgrootte?
20
Waarom is mmeter schaal ideaal voor cellulaire functie?
Oppervlakte/volume verhouding capaciteit van membraantransport
Diffusiesnelheid van moleculen verspreiding in de cel
Voldoende hoge concentraties van moleculen snelheid van enzymatische reacties
Oppervlakte/volume verhouding
21
Volume van cel
Hoe groter de cel, des te meer moleculen uitgewisseld moeten
worden: opname en afgave van ionen, glucose, AZ,…
Oppervlakte van de cel
Bepaalt de transportcapaciteit voor uitwisseling met de
extracellulaire ruimte
Grotere cel kleinere oppervlakte/volume verhouding
Dus proportioneel kleinere transportcapaciteit in vergelijking
met de cellulaire nood
Figure 4-1 Unlabeled
22
Figure 4-1 Labeled
23
Figure 4-2 Labeled
Q: hoe capaciteit van membraantransport vergroten?
A: vergroten van membraanoppervlak door uitstulpingen
Microvilli in cellen met absorptiefunctie: darmepitheel, nierepitheel, ….
24
Diffusiesnelheid van moleculen
25
Moleculen in cytoplasma bewegen door diffusie
Passief proces: van hoge naar lage concentratie
Willekeurig in 3 dimensies
Hoe groter de afstand, des te groter de diffusietijd
t=𝑥2
2𝐷
t = diffusietijd
x = lineaire diffusieafstand (in 1 dimensie)
D = diffusiecoëfficient (bepaald door MW)
Lengte (mm) 10 20
Afstand tot centrum (mm) 5 10
Dglucose 5 X 10-6 cm2/s 5 X 10-6 cm2/s
Diffusietijd (ms) 25 100
x2
x4
Behouden van voldoende hoge concentraties
26
Snelheid van enzymatische reactie
Concentratie aan reagentia
Concentratie aan enzyme
bepaalt kans op succesvolle binding van R aan E
Lengte (mm) 10 20
Volume (mm3) 1000 8000
Concentratie (mM) 5 5
Aantal nmol 5 40
x2
x8
Figure 4-5
Q: hoe concentraties in stand houden bij grotere celvolumes?
A: compartimentalisering van cel dmv organellen lokale domeinen met hoge
concentraties van ionen, enzymen, … functionele specialisatie
pH 4,5
Ca2+ 1 mM
27
Verschillen tussen bacteria, archaea en
eukarya
28
Bacteria Eukarya
29
Bacteria
- Geen membraanomgeven kern
- DNA nucleoid; geen histonen
- Expressie: geen RNA processing
Eukarya
- Membraanomgeven kern
- DNA chromosomen; histonen
- Expressie: RNA processing
Figure 4-5 Figure 4-3
Bacteria Eukarya
30
Bacterie
- Geen organellen
Eukarya
- Organellen: endoplasmatisch
reticulum, Golgi, lysosomen, …
- functionele specialisatie
Figure 4-5 Figure 4-3
Bijkomende specifieke eigenschappen van
eukarya
31
Cytoskelet structuur en vorm van cel
- Microfilamenten (actine)
- Microtubuli
- Intermediaire filamenten
Vesiculair transport langsheen cytoskelet
- Transport tussen organellen
- Endocytose: opname van moleculen
- Exocytose: afgave van moleculen
Figure 4-7 Figure 4-23
Figure 2-20
Virus: structurele eigenschappen
32
Grootte: 25 tot 300 nm
Opbouw
Kern = genoom
DNA of RNA
Enkelstrengig of dubbelstrengig
Capside of eiwitmantel
Eén eiwit of verschillende types eiwitten
Optioneel: membraanenveloppe
Geen cytoplasma, geen organellen, geen
ribosomen
Figure 21 A1
Virus: infectieuze cyclus
pathogene eigenschappen
33
Binnendringen van gastcel
Specificiteit of tropisme
bepaalt ziektepatroon
Ontmanteling van virus
Replicatie van virale componenten
Via processen van gastcel
Assemblage van nieuwe viruspartikels
Vrijstelling van viruspartikels
Verspreiding naar andere cellen
Diversiteit in virussen
34
Grootte en vorm
Opbouw
DNA RNA; ss ds
Eiwitmantel: component(en)
Membraanenveloppe
Infectieuze cyclus
Gastcel
Bacterie, plant, dier, mens
Effect op gastcel
Lysis, …
Figure 4-26
Even filosoferen…
35
Leeft een virus?
Wie is het meest geëvolueerd: de mens of de bacteriën?
Welke voor- en nadelen hebben bacteriën in vergelijking
met een meercellige eukaryoot?
De mens bevat meer bacteriële cellen dan lichaamscellen.
Microbioom = het collectief genoom van micro-organismen die
in een bepaalde niche leven.
Het menselijk
microbioom
36
Cellen en organellen (BWC4)
2. Overzicht van een eukaryote cel
37
Indeling van eukaryote cel
Compartimentalisering van de cel
38
Plasmamembraan
Kern
Cytoplasma = interne volume
van cel behalve de kern
Cytosol
semifluide vloeistof
Organellen
compartimenten
met specifieke functies
Cytoskelet
Figure 4-5a
39
Figure 4-5a
Table 4-2
40
Plasmamembraan
41
Elke cel is omgeven door plasmamembraan
Grens tussen intracellulair en
extracellulair compartiment
Permeabiliteitsbarrière
Behoudt samenstelling van intracellulair
compartiment
Samenstelling:
Membraanlipiden
Membraaneiwitten
Figure 4-9a
42
Amfipathische moleculen
43
Figure 2-11 Figure 2-10
Figure 4-9
44
Samenstelling van plasmamembraan
(zie ook hoofdstuk 7)
Membraanlipiden Membraaneiwitten
45
Amfipathische moleculen
Spontane vorming van
lipidendubbellaag
Grote diversiteit
Amfipathisch (integrale
membraaneiwitten)
Functies
Signaaltransductie
Transport
Celadhesie
Metabolisme
Figure 2-12
Kern
(zie ook hoofdstuk 18)
46
Meest prominente structuur in eukaryote cel
Bevat DNA chromosomen chromatine
Omgeven door
kernenveloppe
Dubbele
membraan
Kernporien
Transport van
RNA, eiwitten
Nucleoli
rRNA synthese
Figure 4-10
47
Figure 4-10
Mitochondria
48
Aanwezig in alle eukaryote cellen ( tot > 100/cel)
Structuur
Dubbele membraan
Buitenste mitochondriale membraan
Binnenste mitochondriale membraan cristae (instulpingen)
Matrix = intern compartiment
Bevat circulair DNA, RNA, eiwitten
Expressie van beperkt aantal mitochondriale genen
Maar: meeste eiwitten geïmporteerd vanuit cytosol
Functie: synthese van ATP
Cellulaire ademhaling
Figure 4-11
49
Voordeel van cristae?
Variatie in aantal en locatie van
mitochondria
50
Figure 4-13 Figure 4-12
spermatozoön spiercel
Endosymbiont theorie
Oorsprong van mitochondria en chloroplast
51
Structurele gelijkenis met bacteriën
Grootte en vorm: 1 mm, langwerpig
Bevat circulair DNA zonder histonen
Gelijkaardige ribosomen: rRNA, eiwitten
Genexpressie
Endosymbiont theorie
Initieel: protoeukaryoot zonder mitochondria en chloroplasten
Fagocytose van bacteriën
Later: evolutie tot mitochondria en chloroplasten
Figure 11 A
Endoplasmatisch reticulum
52
Structuur
Netwerk verspreid over ganse cytoplasma
Omgeven door enkelvoudige membraan
Membraan continu met buitenste membraan van kernenveloppe
Lumen: interne ruimte omgeven door ER membraan
Twee functionele types
Ruw ER: bekleed met ribosomen
Synthese van membraaneiwitten en secretorische eiwitten
Glad ER: zonder ribosomen
Synthese van lipiden en steroiden
Detoxificatiereacties: inactivering van toxische stoffen,
Opslagplaats van Ca2+ signaaltransductie
Figure 4-15
53
Golgi apparaat
54
Structuur
Stapel van cisternae = platte vesikels met enkele membraan
Perinucleair gelegen
Onderverdeling in
Cis-, mediaal- en trans-Golgi
Functie
Onderdeel van secretorische route
Modificering van secretorische en membraaneiwitten
Voorbeeld: afwerken van glycosylering
Sortering van eiwitten in functie van bestemming:
plasmamembraan, endosomen, lysosomen
Figure 4-16 Labeled
55
Secretorische route
Ruw ER
Synthese van secretorische
en membraaneiwitten
Golgi complex
Modificatie van eiwitten
Sortering van eiwitten
Secretorische vesikels
Opslag en transport van
eiwitten
Plasmamembraan
Afgave van eiwitten
56
Figure 4-17
Lysosoom
57
Structuur
Vesikels met enkelvoudige membraan
Lumen
pH: 4,5
Bevat zure hydrolasen
Functie
Eindpunt van endocytotische en (auto)fagocytotische route
Afbraak van DNA, RNA, eiwitten, lipiden, suikers,…
Vrijstelling van afbraakproducten in cytosol
Figure 4-18
Peroxisoom
58
Structuur
Vesikels met enkele membraan
Lumen
Catalase: 2 H2O2 2 H2O + O2
Functie
Afbraak van H2O2
Oxidering van lange vetzuren
Afbraak van toxische producten
Figure 4-19
Cytoskelet
59
Driedimensioneel netwerk van „kabels‟
Microfilamenten actine
Microtubuli tubuline
Intermediaire filamenten desmine, keratine
Functie
Geeft vorm en stevigheid aan de cel
Kabels voor vesiculair transport
Kern- en celdeling: transport van chromosomen, dochtercellen
Cellulaire beweging van cel cilia,flagella
Contractie van spiercellen
Figure 4-23
Figure 4-24 Labeled
60
Microtubuli
Structuur
Holle cilinder opgebouwd uit 13
protofilamenten
Diameter 25 nm
Protofilament: seriële aaneenschakeling
van tubuline dimeren
Polariteit - dynamisch
Cellulaire structuren
Cilia, flagella
Delingsspoel
3D netwerk
centrum periferie
Figure 4-24
Figure 4-23
61
Microfilamenten
Structuur
Dubbelhelix van actinefilament (F-actine)
Diameter: 7 nm
F-actine: polymerisatie van actine
monomeren (G-actine)
Polariteit - dynamisch
Cellulaire structuren
Stress fibers
Corticaal cytoskelet (onder de
plasmamembraan)
Sarcomeer in spiercellen
Figure 4-24
Table 15-1
62
Intermediaire filamenten
63
Structuur
Kabel van 8 protofilamenten
Diameter: 8 – 12 nm
Protofilament: seriële aaneenschakeling
van tetrameren
Verschillende subtypes celtype
specifiek
Stabiele structuur
Cellulaire rol
“stelling” waaraan de ganse cel ophangt
Figure 4-24
Table 15-1
Membranen: structuur, functie en
samenstelling (BWC7)
3. Structuur en functie
64
Functies van membranen
65
Figure 7-2 Figure 7-1
Afbakening en permeabiliteitsbarrière
66
Figure 7-2
Figure 2-12
Afbakening Intra- versus extracellulair
Intracellulaire organellen
Permeabiliteitsbarrière Niet doorlaatbaar
voor hydrofiele en grote moleculen Ionen
Glucose, aminozuren,…
Eiwitten, DNA, RNA
Doorlaatbaar voor apolaire stoffen
Ontstaan van compartimenten met verschillende samenstelling (en dus functie) Ionen, metabolieten, eiwitten, DNA, RNA, …
Antimicrobiële peptiden
67
Wikipedia
Aangemaakt in huid, darm,
luchtwegen
Structuur
- peptiden: 10 à 50 AZ
- kationisch, amfipathisch
A B
Antimicrobiele peptiden
Werkingsmechanisme
68 Nature Reviews Microbiology 3, 238-250 (March 2005)
Subcellulaire localisering van specifieke
functies
69
Membranen bevatten
specifieke set van eiwitten
Plasmamembraan
ER membraan
…
Gevolg: specifieke functies
in organellen
ER: synthese fosfolipiden
Golgi: synthese sfingolipiden
Figure 7-2
Hoe ontstaat specifieke eiwitsamenstelling van membranen?
Transmembranair transport van moleculen
70
Permeabiliteitsbarrière
Lipidendubbellaag: niet doorlaatbaar voor hydrofiele en grote moleculen
Transportsystemen in membraan voor
Ionen: Na+, K+, Ca2+ …
Glucose, AZ, …
Eiwitten, DNA, RNA… Figure 7-2
Figure 2-12
Cellulaire communicatie
71
Cellulaire communicatie
Ontvangen en doorgeven
van signalen
Chemisch: hormonen, …
Elektrisch: zenuwimpuls
Signaaltransductie
Omzetten van extracellulair
signaal in cellulaire respons
Membraanreceptoren
binden van signaalmolecule
Resulteert in respons Figure 7-2
Celadhesie
72
Vasthechting aan
extracellulaire matrix
Binding aan collageen, …
Cel-cel interactie: adhesie
en communicatie
Tight junctions epitheel
Gap junctions hart
Adhesive junctions
Figure 7-2
Membraanstructuur
Observaties - 1
73
Selectieve permeabiliteit van membraan
- Apolaire stoffen gaan door membraan
- Polaire stoffen gaan niet door membraan
Elektronenmicroscopie van membraan
- Dikte: 6 a 8 nm
- Tramspoorpatroon
- 2 donkere, perifere lijnen
- Centrale heldere zone
Figure 7-4
Figure 7-3
Membraanstructuur
Observaties - 2
Samenstelling van membraan
- Basiscomponenten: lipiden en eiwitten
- Wisselende verhouding eiwitten/lipiden ifv type van membraan
74
Membraanstructuur
Observaties - 3
Laterale mobiliteit van lipiden en eiwitten in membraan
Fluïde natuur van membraan
Figure 7-11
75
Nota: fluïditeit lipiden >> fluïditeit eiwitten
Membraanstructuur
Fluid mosaic model (Singer & Nicolson)
76
Fluïde lipidendubbellaag: 6 a 8 nm
2 bladen van amfipathische lipiden
Cytosolisch blad
Exoplasmatisch blad
Centrale hydrofobe kern
Perifere polaire hoofdgroepen
Mozaiek van membraaneiwitten
Integrale membraaneiwitten
Transmembranair(e) segment(en): hydrofoob
Membraaneiwitten met vetanker
Perifere membraaneiwitten
Figure 7-5
Fluid mosaic model
Bouwstenen: membraanlipiden
77
Amfipathische structuur
Hydrofiel hoofd
Hydrofobe staart
Voorbeeld: fosfoglyceride
Glycerol ruggengraat
Hydrofobe staart: 2 vetzuurketens
Veresterd op C1 en C2 van glycerol
Hydrofiel hoofd
Negatief geladen fosfaat op C3
Bijkomende polaire elementen op P
Figure 2-11
Fluid mosaic model
Bouwstenen: integrale membraaneiwitten
78
Amfipathische structuur
Hydrofiele domeinen aan beide zijden
van de membraan
Exoplasmatisch domein: covalent
gebonden suikers
Hydrofoob domein ingebed in
lipidendubbellaag
1 of meerdere
transmembranaire a-helices
Structurele verankering in membraan
Functionele rol:
Vb: vorming van transmembranaire porie…
Figure 7-5
Fluid mosaic model
Eigenschappen
79
Spontane vorming van lipidendubbellaag
Zelfassociatie van amfipathische lipiden (cfr infra)
Drijvende kracht: hydrofobe interactie
Hydrofobe barrière
Centrale lipidendubbellaag
Fluïditeit
Laterale beweging van lipiden en eiwitten
Vorming van microdomeinen, vb lipid rafts
Specifieke associatie van lipiden en eiwitten
Figure 7-5
Spontane vorming van lipidendubbellaag
Niet-covalente zelf-associatie van lipiden
1-80
Laterale associatie van
hydrofobe staarten
Hydrofobe interactie
Laterale interacties tussen
hydrofiele hoofdjes
H-bruggen
Elektrostatische interacties
“ONS KENT ONS” Figure 2-11 Figure 2-12
Membranen: structuur, functie en
samenstelling (BWC7)
4. Membraanlipiden
81
Membraanlipiden
3 klassen
Basisstructuur: amfipathisch
Hydrofiel hoofd
Hydrofobe staart
3 klassen
Fosfolipiden
Hydrofiel hoofd bevat fosfaat
Meest frequente membraanlipide
Glycolipiden
Hydrofiel hoofd bevat suiker(s)
Sterolen
4-ring koolwaterstofstructuur
Figure 7-6
82
83
Figure 7-6
Fosfolipiden
Hydrofiel hoofd: fosfaat + …
Hydrofobe staart: VZ ketens
Grote moleculaire
diversiteit
Structuur van hoofd lading!
Lengte en saturatie van VZ
2 grote types ifv structuur
Fosfoglyceride: glycerol ruggengraat
Sfingomyeline: sfingosine als ruggengraat
Figure 7-6
84
85
Figure 7-6
Fosfoglyceriden
86
Glycerol ruggengraat
Hydrofobe staart: 2 VZ ketens
Veresterd op C1 en C2 van glycerol
Variatie in
Lengte: C14 C20
Verzadiging
Hydrofiel hoofd
Fosfaat veresterd op C3
Bijkomende restgroep: -P-O-R
Variatie in lading: neutraal of -
Figure 3-29
Wikipedia
Table 7-2 Labeled
87
Vetzuren in membraanlipiden
88
Hydrofobe onderdeel van fosfolipiden en glycolipiden
Verantwoordelijk voor hydrofobe barrière van membraan
Variatie in lengte bepalend voor dikte van membraan
C12 tot C20
Variatie in saturatie bepalend voor fluïditeit van membraan
Verzadigde VZ: dichte opeenstapeling
Onverzadigde VZ: slechte laterale stapeling
Figure 3-28
Table 3-5 Labeled
89
laurinezuur
myristinezuur
palmitinezuur
stearinezuur
palmitoleinezuur
oliezuur
linolzuur
arachidonzuur
linoleenzuur
verz
adig
d
onve
rzad
igd
Essentiële vetzuren
niet aangemaakt in lichaam voeding
90
Linolzuur
C18:2(w-6)
Linoleenzuur
C18:3(w-3)
Wikipedia
Sfingomyeline
91
Ruggengraat: sfingosine
Amino-alcohol
Hydrofobe staart
Alifatische keten van sfingosine
VZ: amidebinding op sfingosine
Lange keten: C18, C20
Verzadigde keten
Hydrofiel hoofd
-P-choline: veresterd op –OH van sfingosine
Figure 7-6
92
Figure 7-6
Diversiteit in fosfolipidensamenstelling van
membranen
93
Figure 7-7
Glycosfingolipiden
Ruggengraat: sfingosine
Hydrofobe staart Alifatische keten van sfingosine
VZ: amidebinding op sfingosine Lange keten: C18, C20
Verzadigde keten
Hydrofiel hoofd 1 of meerdere suikers op –OH van sfingosine
2 grote types ifv identiteit van suikerhoofdje Cerebroside 1 neutrale suiker, vb galactose
Ganglioside negatief geladen oligosaccharide
94
Figure 7-6
galactocerebroside
Opmerking: sfingolipiden = sfingomyeline + glycosfingolipiden
Sterolen cholesterol
95
Basis: 4-ring koolwater
stof structuur
Beperkt amfipathisch
Klein hydrofiel hoofdje: -OH
Vormt geen lipidendubbellaag op zich
Schuift in tussen fosfolipiden en glycolipiden
Vermindert de fluïditeit van membraan
Precursor voor steroidhormonen en galzouten
Figure 7-6
Figure 3-30 Labeled
96
97
Wikipedia
98
ergosterol cholesterol
nystatine
Wikipedia
Asymmetrische verdeling van lipiden
Verschillen tussen membranen: PM ER
1-99
95% GL
5% C
50%
GL
35%
C
15% SL
Asymmetrische verdeling van lipiden
Verschillen tussen bladen: exo cyto
1-100
Cyto = PC / PS / PE / C
Exo = PC / PS / PE / C
Symmetrische verdeling
Asymmetrische
samenstelling
Exo = PC / SL / C
Cyto = PS / PE / PI / C
Asymmetrische verdeling van lipiden
Plasmamembraan Endoplasmatisch reticulum
101
Asymmetrische verdeling van fosfoglyceriden
PE, PS, PI: cytosolisch
PC: exoplasmatisch
Glycolipiden en sfingomyeline in exoplasmatisch blad
Extracellulaire suikers
Rijk aan cholesterol
In beide bladen
Symmetrische verdeling
van fosfoglyceriden
Cytosolisch blad =
exoplasmatisch blad
Weinig of geen
sfingolipiden
Weinig cholesterol
Asymmetrische verdeling van lipiden
Mechanismen
1-102
Plaats van biosynthese:
organel en blad
Fosfoglyceriden
Synthese in cytosolisch blad van
ER
Volgen transport naar Golgi en
PM via secretorische route
Glycolipiden en sfingomyeline
Synthese in exoplasmatisch blad
van Golgi apparaat
Volgen transport naar PM via
secretorische route
Figure 4-17
Asymmetrische verdeling van lipiden
Mechanismen
103
Flip-flop
Translocatie tussen 2 bladen
Spontane flip-flop: zelden (<1x/week)
Thermodynamisch ongunstig
Flippasen
ATP-gedreven transporters die flip-flop catalyseren
Selectiviteit inzake
Substraat
Richting: uni- versus bidirectioneel
Voorbeelden
ER: flippase voor PC, PS, PE: cytosolisch exoplasmatisch
PM: flippase voor PS en PE: exoplasmatisch cytosolisch
Figure 7-10
Asymmetrische samenstelling van
membranen: implicaties en belang
1-104
Glycolipiden in E-blad:
-Celrecognitie
-Celadhesie
Flipflop van PS tijdens apoptose
-Scramblase: bidirectionele flipflop
-PS in E-blad: herkend door macrofagen
-Signaal voor fagocytose
Apoptose
(scramblase)
PS en PI: negatief geladen lipiden in C-blad
-Bindingsplaats voor eiwitten
-PI = precursor voor second messengers
Segregatie van eiwitten tussen fluid / gel fase
-Preferentiële assocatie gel fase = rafts
-Vorming van signaaltransductiecentra in rafts
Fluïditeit van membraan
Observatie
Laterale mobiliteit van lipiden en eiwitten in membraan
Fluïde natuur van membraan
Figure 7-11
105
Fluïditeit van membraan
106
Laterale mobiliteit van lipiden en eiwitten in membraan
Spontaan
Temperatuurafhankelijk
Lipiden
snel: 1 mm/s (37 °C)
Eiwitten: trager
Grotere massa
Restrictie door binding aan cytoskelet
Bij 37 °C: membraan als 2-dimensionele vloeistof essentieel voor membraanfuncties
Figure 7-10
Fluïditeit van membraan
Fasetransitie: “gel-like” “fluid-like”
1-107
Structuur van membraan
Geordende associatie van lipiden, dense stapeling
Niet-geordende associatie, minder dense stapeling
Beperkte mobiliteit Hoge mobiliteit
Fluïditeit van membraan
Effect van temperatuur
108
Figure 7-12
Tm = transitietemperatuur: overgang gel fluïde fase
- <Tm: gel
- >Tm: fluid
Fluïditeit van membraan
Effect van vetzuursamenstelling
109
Lengte van vetzuurketen
Langere VZ ketens minder
fluïde
Tm,C20 = 76 °C
Tm,C10 = 32 °C
Verzadiging
Hoe meer cis-dubbele
bindingen meer fluïde
Tm,C18:0 = 70 °C
Tm,C18:2 = 5 °C
Figure 7-13
Fluïditeit van membraan
Effect van vetzuursamenstelling
110
Fosfolipiden met verzadigde vetzuren
- Recht verloop van VZ keten
- Dichte laterale stapeling
- minder fluïde
Fosfolipiden met onverzadigde vetzuren
- Knik in verloop van VZ keten
- Slechte laterale opstapeling
- fluïde
Figure 7-14
Fluïditeit van membraan
Effect van cholesterol
111
Aanwezig in beide bladen van membraan
Schuift in tussen fosfolipiden en glycolipiden
-OH H-brug met hydrofiel deel
4-ring KWS interactie met hydrofoob
Stabiliserend effect op fluïditeit
Bij hoge T stabilisering van VZ
Vermindert fluïditeit
Bij lage T verstoort laterale stapeling VZ
Beperkt gelvorming
Figure 7-15
Lipid rafts
Microdomeinen in de plasmamembraan
112
Eilandjes in plasmamembraan
Lipidensamenstelling
Glycolipiden en fosfolipiden
Bevatten lange, verzadigde VZ stapeling+
Cholesterol
Vorming van „gel-achtige‟ lipidendomeintjes
„drijven‟ rond in de fluïde membraan
Eiwitsamenstelling
Associatie van specifieke eiwitten met raft: receptoren, kinasen, transporteiwitten
Vorming van lipideneilandjes met specifieke functies
Membranen: structuur, functie en
samenstelling (BWC7)
5. Membraaneiwitten
113
Membraaneiwitten: de „mozaiek‟ component
van de membraan
114
Figure 7-16
Figure 7-17
- Ingebed of geassocieerd met
lipidendubbellaag
- Verschillen tussen membranen
- Hoeveelheid van eiwitten
- Myeline PM: 18%
- Binnenste mito: 76%
- Identiteit van eiwitten
Figure 7-18 Labeled
Klassen van membraaneiwitten
116
Figure 7-19
Indeling in functie van wijze van associatie met lipidendubbellaag:
- Integrale membraaneiwitten inbedding in hydrofobe deel van membraan
- Perifere membraaneiwitten niet-covalente associatie met lipidenhoofdjes of eiwitten
- Membraaneiwitten met vetanker associatie via een covalent gebonden lipide
Integrale membraaneiwitten
117
Transmembraaneiwitten bevatten 1 of meerdere
segmenten die doorheen lipidendubbellaag gaan
Singlepass / multipass ifv aantal transmembranaire segmenten
Cytoplasmatische en exoplasmatische domeinen
Figure 7-19
Amfipathische eiwitten
- Hydrofoob deel
inbedding in membraan
- Hydrofiel deel steekt
uit aan beide zijden van
membraan
Transmembranaire peptideketens
Probleem
2-118
Membraan = apolaire kern Peptideketen = polaire structuur
• Peptidebinding: CO-NH polair
• Zijgroepen: polair, geladen, ....
Figure 2-12
Figure 3-2
119
Subtype van integrale membraaneiwitten
Transmembraaneiwitten
120
Transmembranaire a-helix: 1 of meerdere
20 a 30 aminozuren lang
Hydrofobe R-groepen
Inbedding in lipidendubbellaag
Exoplasmatisch deel
Hydrofiel
Eventueel suikergroepen glycocalix
Cytoplasmatisch deel
Hydrofiel
Figure 7-21
Figure 3-8 Labeled
121
Figure 3-2
122
Perifere membraaneiwitten
123
Niet-covalente interactie met membraanlipiden of andere membraaneiwitten Elektrostatische interacties / H-bruggen
Vb corticaal cytoskelet in rode bloedcel Spectrine, ankyrine, band 4.1 eiwitten verbinden
transmembraaneiwitten met actine cytoskelet
Figure 7-19
Hydrofiele eiwitten:
geassocieerd aan 1 zijde
van membraanoppervlak
Figure 7-20
Figure 7-20 Labeled
Membraaneiwitten met vetanker
125
Type van vetanker: verschilt naargelang blad van membraan GPI anker exoplasmatisch blad
Vetzuurketen (C14:0 of C160) cytosolisch blad
Isoprenylanker (farnesyl of geranylgeranyl) cytosolisch blad
Covalente binding van vetanker aan eiwit Vereist enzymatische reactie farmacologisch doelwit!
Figure 7-19
Hydrofiele eiwitten:
- Covalent gebonden
lipide = vetanker
- Vetanker schuift in
de lipidendubbellaag
- Peptidedeel:
exoplasmatisch ofwel
cytoplasmatisch
GPI = glycosylfosfatidylinositol
- glycolipide in
exoplasmatisch blad
Topologie van transmembraaneiwitten
126
Aantal transmembranaire segmenten + oriëntatie tov membraan
Wordt bepaald bij biosynthese; nadien geen verandering
Exoplasmatische cytoplasmatische delen
Vb bacteriorhodopsin
7 transmembranaire a-helices
Inbedding in membraan
Vorming van kanaal voor H+
Exoplasmatisch deel
N-terminus van peptideketen
Lussen tussen a-helices
Cytoplasmatisch deel
C-terminus van peptideketen
Lussen tussen a-helices
Figure 7-21
Topologie van transmembraaneiwitten
Voorstelling aan hand van
hydropathieplot
Score van AZ ifv aard van R-groep
Hydrofobe R-groep score > 0
Hydrofiele R-groep score < 0
Positieve zone voorspeld
transmembranair segment
Negatieve zones
exoplasmatische of
cytoplasmatische delen
Figure 7-23
127
Functies van membraaneiwitten
128
Staan in voor biologische activiteit van membraan
Enzymatische reacties
Vb Gluclose-6-fosfatase
Transporteiwitten
Carriers, kanalen, pompen,
symporters, antiporters
Receptoren en
signaaltransductie-eiwitten
Celadhesie aan
extracellulaire matrix
Cel-celinteractie adhesie en communicatie
Figure 7-2
Glycosylering van membraaneiwitten
129
Aanwezigheid van suikers in exoplasmatisch blad tgv
Glycolipiden: suiker(s) als hoofd
Glycoproteinen: covalente binding van suikergroep aan AZ
N-linked: aan N van Asn
O-linked: aan O van Ser of Thr
Glycosylering = covalente binding van suiker aan AZ
Gebeurt in ER tijdens biosynthese
Nadien modificatie van suikers in Golgi apparaat
Verschillend tussen eiwitten Figure 7-25
Glycosylering van membraaneiwitten
voorbeeld: glycoforine
130
Singlepass membraan eiwit in RBC
Extracellulaire N-terminus
16 suiker-groepen
1 N-linked
15 O-linked
Negatieve lading afstoting van RBC Figure 7-26
Figure 7-21
Glycocalixlaag
131
Extracellulaire suikerlaag
aan celoppervlak
Glycolipiden en glycoproteïnen
Moleculaire diversiteit ifv
samenstelling van suikers
Functie
Celadhesie
Celrecognitie
ABO bloedgroepensysteem
Binding van antilichamen
Signaaltransductie: binding van
signaalmoleculen
Figure 7-27
Toepassing glycocalix
ABO bloedgroepen
ABO bloedgroepsysteem
Bepaald door
oligosaccharidesamenstelling
van glycocalix
Variatie in ABO bloedgroepen
Aan- of afwezigheid van
specifiek glycoslytransferase
voor aanhechting van terminale
suiker
Genetisch bepaald: allellische
diversiteit
132
Mobiliteit van membraaneiwitten
133
Laterale mobiliteit van membraaneiwitten
Temperatuurafhankelijk, zie ook mobiliteit van lipiden
Grote variatie in snelheid van beweging
Mobiliteit van membraaneiwitten
Beperkingen
134
Observatie
Sommige membraaneiwitten bewegen trager dan andere
Clustering van membraaneiwitten in groepjes/domeinen
Conclusie: mobiliteit van sommige eiwitten is beperkt
Mechanisme van beperkte mobiliteit Figure 7-20
Associatie van eiwit met cytoskelet
Figure 17-9
Indeling van membraan in compartimenten
Vb tight junctions scheiding van apicale
en basolaterale regio
Transmembranair transport (BWC8)
6. Eenvoudige diffusie
135
136
Diffusie: spontane beweging van moleculen
in en rond de cel
137
Theoretische aspecten van diffusie Microscopische aspecten – random beweging
Macroscopische aspecten – wet van Fick
Cellulaire implicaties van diffusie Diffusie van moleculen binnen een compartiment
Transmembranaire diffusie (passief transport)
Osmose
Random beweging van partikels in vloeistof
138
Robert Brown (1773-1858) Jan Ingenhousz (1730-1799)
Brownse beweging
139
Random beweging van 1 partikel in 1-D
140
Per tijdsdeel ∆t legt het
deeltje een afstand ∂ af, naar
links of naar rechts.
CPN 2-3
Random beweging van 2000 partikels in 1-D
141
Initieel zijn alle partikels op positie x=0
Per tijdsdeel ∆t legt elk deeltje een afstand ∂ af, naar links of naar rechts.
Distributie wordt steeds breder
Gemiddelde positie blijft op x=0
CPN 2-4
Gemiddelde verplaatsing (1-D)
142
“Hoe ver van het vertrekpunt diffundeert een partikel gemiddeld na tijd t?”
( ) ( 1)i ix n x n
1 1 1
( 1) ( 1)
( )
N N N
i i
i i ii
x n x n
x nN N N
( ) ( 1) (0)i i ix n x n x
( ) : positie van partikel na stappen van lengte ix n i n
=0
Gemiddelde positie blijft op x=0 we leren niets over werkelijke verplaatsing
Oplossing: gemiddelde kwadratische verplaatsing
Gemiddelde kwadratische verplaatsing (1-D)
(Root-Mean-Squared (RMS) Displacement)
143
22 2 2( ) ( 1) ( 1) 2 ( 1)
i ii ix n x n x n x n
2 2
2 1 1 1
( 1) 2 ( 1)
( )
N N N
i i
i i ii
x n x n
x nN N N
=0
2 2 2 2 2 2 2( ) ( 1) ( 2) 2 ... (0)i i i ix n x n x n x n
tt n t n
t
2
Diffusie-coefficient2
Dt
2 ( ) 2ix t Dt
1-D 1 2RMS displacement ( ) 2D
rms id x t Dt
144
0t
4t
8t
12t
16t
20t
24t
28t
-8 -6 -4 -2 0 2 4 6
Positie
Tijd
Simulatie: gemiddelde verplaatsing
145
Simulatie: kwadratische verplaatsing
0t
4t
8t
12t
16t
20t
24t
28t
02
82
162
242
322
402
482
562
Positie2
Tijd
146
0t
4t
8t
12t
16t
20t
24t
28t
-2 0 2 4 6
gemiddelde
kwadratisch gemiddelde
Positie
Tijd
Gemiddelde kwadratische verplaatsing
(2-D en 3-D)
147
1 2D
rmsd Dt
2 4D
rmsd Dt
3 6D
rmsd Dt
2 2 2
2 1 1 2 2D D D
rms x yd d d Dt Dt
Op gelijkaardige wijze, in 3-D…
Stelling van Pythagoras CPN C-1
148
Conclusie: Random diffusie ~√t
CPN 2-5
149
150
Typische diffusie-constanten voor opgeloste
moleculen in water
151
D (in cm2/s)
O2 20×10-6
CO2 19×10-6
glucose 6×10-6
ethanol 15×10-6
Na+ 12×10-6
Cl- 20×10-6
Rekenvoorbeeld: snelheid van diffusie
152
Voorbeeld: hoe lang duurt het eer glucose gemiddeld 10 mm heeft gediffundeerd? En 1cm?
3
2 23
6 2
6 10 μm 0.001 cm
0.001 cm0.027 s 27 ms
6 6 6 10 cm /s
D
rms
D
rms
d Dt
dt
D
3
2 23
6 2
6 1 cm
1 cm7 uur en 42 minuten!!
6 6 6 10 cm /s
D
rms
D
rms
d Dt
dt
D
Diffusie van gassen: O2 en CO2
153
In haarvaten (capillairen) in weefsels:
O2 diffundeert van haarvat naar weefsel
CO2 diffundeert van weefsel naar haarvat
In de longen:
O2 diffundeert van lucht naar haarvat
CO2 diffundeert van haarvat naar lucht
Meeste cellen in
hersenen of hart liggen
op 10-20 mm van capillair!
WotC 8-3
Macroscopische diffusie: de wetten van Fick
154
Adolf Eugen Fick
(°1829 in Kassel, †1903 in Blankenberge)
Adolf Gaston Eugen Fick
( 1852-1937)
1ste wet van Fick
155
J : flux (mol m-2 s-1)
D : diffusiecoefficient (m2 s-1)
C : concentratie (mol/m3)
x : lengte (m)
dCJ D
dx
1ste wet van Fick: richting van flux
156
CPN 2-2
Diffusie doorheen membranen
157
membraan
water
C
C
Wordt in belangrijke mate bepaald door de partitie-coëfficient
oc tanol
water
C
C
Diffusie doorheen membranen
158
Comem
=Co
Cimem
=Ci
dC CJ D D
dx x
mem mem
i o
i o
i o
C CD
x
C CD
x
P C C
PermeabiliteitsconstanteD
Px
CPN 2-6
Diffusie doorheen membranen
159
=0 J=0!
CPN 2-6
Toepassing: gas transport in long
160
: volume gas getransporteerd per tijdseenheid
: oppervlakte
: dikte van barriere
gas b a
gas
DV A p p
th
V
A
th
CPN B2-2
Transmembranair transport (BWC8)
7. Diffusie en Osmose
161
Afname van concentratie-gradient over de
plasmamembraan
162
Ci
Co i oJ P C C
Aantal mol dat per tijdseenheid door de PM diffundeert: CellJ A
Extracellulair volume >> celvolume Co blijft constant.
i Cell
Cell
dC Ad CJ
dt dt V
: oppervlakte/volume verhouding (surface-to-volume ratio)Cell
Cell
A
V
Afname van concentratie-gradient over de
plasmamembraan
163
Cell Cell
Cell Cell
A Ad CJ P C
dt V V
(met )Cell
Cell
Ad Ckdt k P
C V
0 0
t t
t t
d Ckdt
C
ln ( ) ln (0)
1( ) (0) (0) (met )
t
kt
C t C kt
C t C e C ek
Afname van concentratie-gradient over de
plasmamembraan
164
( ) (0) t
C t C e
Cell
Cell
V
A P
t = ∆C = ∆C(0)/e
= 0.37∆C(0)
CPN B2-3
Typische waarden voor P en
165
Molecule P (cm/s) τ*
Water 10-4-10-3† 0.5-5 sec
Ureum 10-6 ∼8 min
Glucose,
aminozuren
10-7 ∼1.4 hr
Cl- 10-11 ∼1.6 yr
K+, Na+ 10-13 ∼160 yr
*Voor een cel met een diameter van 30 mm
2
-1
3
4 3 6 62000 cm
4 0.003 cm
3
Cell
Cell
A r
V r dr
Diffusie van opgeloste stoffen osmose
166
Scheidingswand permeabel
voor opgeloste stof
diffusie
Scheidingswand enkel
permeabel voor water
osmose WotC 8-4
Osmotische druk en osmolariteit
167
-1 -1
: osmotische druk
: universele gasconstante (8.314 J K mol )
: absolute temperatuur (in Kelvin)
: totale concentratie aan opgeloste stofSolute
R
T
C
SoluteRTC
Wet van van’t Hoff
Jacobus Henricus van 't Hoff
(1852-1911)
Nobelprijs chemie 1901 =Osmolariteit
Osmotische druk en osmolariteit
168
Osmolariteit (in Osm) = concentratie aan opgeloste particels (molecules of ionen)
Vb. 200 mM glucose-oplossing : 200 mOsm
200 mM NaCl –oplossing: 400 mOsm
(200 mM Na+ en 200 mM Cl-)
200 mM MgCl2 –oplossing: 600 mOsm
(200 mM Mg2+ en 400 mM Cl-)
Typische waarde voor plasma: ~290 mOsm
Osmotische druk en osmolariteit
169
A B SoluteRT C
Is gelijk aan hydrostatische druk nodig om
netto waterverplaatsing tegen te gaan.
WotC 8-4
170
Watertransport wordt bepaald door
osmotische en hydrostatische druk
: waterdebiet doorheen membraan (volume/t)
: verschil in hydrostatische druk
: verschil in osmotische druk
: waterdoorlaatbaarheid
: reflectie-coefficient
V f h
V
h
f
J
P
K
J K P
Starling-vergelijking
Corrigeert voor permeabiliteit van opgeloste stof
Toniciteit versus osmolariteit
171
Osmolariteit:
Totale concentratie aan opgeloste particels, zonder onderscheid.
Toniciteit:
Concentratie aan membraan-impermeabele opgeloste particels.
1 Solute
water
P
P =0 : opgeloste stof diffundeert even gemakkelijk door de membraan als water
=1 : opgeloste stof is membraan-impermeabel
Membraan-permeabele stoffen zoals ureum of ethanol
dragen wel bij aan Osmolariteit
Membraan-permeabele stoffen zoals ureum of ethanol dragen
niet bij aan Toniciteit leiden niet tot waterverplaatsing
Gevolgen van anisotone oplossingen
172
WotC 8A-1
Gevolgen van anisotone oplossingen
173
Hypertoon Isotoon Isotoon
Hypotoon Isotoon Isotoon
0
0
finaal
nieuw
V C
V C
Vfinaal
V0
V0
CPN 3-5
Isotone oplossingen in de kliniek
174
Transmembranair transport (BWC8)
8. Energetische aspecten van transmembranair transport
175
1ste wet van Fick
176
J : flux (mol m-2 s-1)
D : diffusiecoefficient (m2 s-1)
C : concentratie (mol/m3)
x : lengte (m)
dCJ D
dx
Deze wet houdt geen rekening met de invloed
van een elektrisch veld op geladen deeltjes!
Kracht van een elektrisch veld op een lading
177
V dV0
dx
+ F
dVF q
dx
- F
F: kracht (in Newton)
q: lading (in Coulomb)
V: Elektrische spanning (in Volt)
Flux van een geladen deeltje in elektrisch veld
178
total diffusie elektrisch
total
J J J
dC zDFC dVJ D
dx RT dx
R = 8.315 J K-1 mol-1
F = 96500 C mol-1
z: valentie
Energetische beschouwingen bij de beweging
van moleculen doorheen membranen
179
X
G : verandering in vrije energie
0 G
0 G
: reactie zal spontaan opgaan
: omgekeerde reactie zal opgaan
0 G : reactie is in evenwicht
180
WotC 8
Wij gebruiken SI-eenheden…
181
Grootheid SI-basiseenheid
naam symbool
Lengte meter m
massa kilogram kg
tijd seconde s
elektrische stroom ampère A
absolute temperatuur kelvin K
hoeveelheid stof mol mol
lichtsterkte candela cd
De 7 SI-basiseenheden
G, M, k, m, m, n, p, f, a: 109, 106, 103, 10-3, 10-6, 10-9, 10-12, 10-15, 10-18
Prefixen:
Wij gebruiken SI-eenheden…
182
Afgeleide SI-eenheden
(Kunnen uitgedrukt worden in termen van SI-basiseenheden)
Voor Energie: Joule (J) = kg.m2/s2
1 cal (calorie) = 4.184 J (Joules)
! In voeding/dieet: 1 Calorie = 1 kcal
Voorbeeld 1
c mG G G
K+ Vm
[K+]i = 150 mM
[K+]o = 5 mM
=-80 mV
ln im
o
CG RT zFV
C
R = 8.315 J K-1 mol-1
F = 96500 C mol-1
z: valentie (+1 voor K+)
G = +8484 J mol-1 –7720 J mol-1
= +764 J mol-1
Energetisch ongunstig
183
c mG G G
Na+ Vm
[Na+]i = 10 mM
[Na+]o =150 mM
=-80 mV
ln im
o
CG RT zFV
C
G = -6755 J mol-1 –7720 J mol-1
= -14475 J mol-1
Energetisch zeer gunstig
Voorbeeld 2
R = 8.315 J K-1 mol-1
F = 96500 C mol-1
z: valentie (+1 voor Na+)
184
Evenwichtspotentiaal voor ionen
185
0 G
mc GG
ln im
o
CRTV
zF C
als
dus als
Evenwichtspotentiaal voor een ion X:
]X[
]X[ln
zF
RTE
o
iX
Walther Hermann Nernst
Nobelprijs Chemie (1920) « Nernst-vergelijking »
Evenwichtspotentiaal voor ionen
186
Vm = EK
Lipidendubbellaag = condensator
187
Capaciteit van een biologisch membraan: ~0.01 pF/mm2
Capaciteit van een condensator ~ oppervlakte van de platen
Grootheden: Capaciteit (C), lading (Q)
Eenheid van capaciteit: Farad (F)
Eenheid van lading: Coulomb (C)
Q V C
Ladingverplaatsing en membraanpotentiaal
188
Rekenvoorbeeld:
Een bolvormige cel heeft een diameter van 10 mm, en een initiele Vm van 0 mV. De
intracellulaire K+ concentratie, [K+]i, bedraagt 150 mM. Door het openen van K+-
kanalen stromen K+-ionen naar buiten. Hoeveel K+-ionen moeten de cel verlaten om
een Vm van -80 mV te bereiken? Welk effect heeft dit op [K+]i?
Conclusie: (relatief) weining ionenverplaatsing
volstaat voor veranderingen in Vm
De Nernst-vergelijking praktisch
189
[ ]ln
[ ]
[ ]ln
[ ]
[ ]2.304log
[ ]
[ ]60log (in mV)
[ ]
iX
o
oX
i
oX
i
oX
i
XRTE
zF X
XRTE
zF X
XRTE
zF X
XE
z X
Elk ion heeft zijn evenwichtspotentiaal
190
Ion Ci (mM) Co (mM) EX
K+ 150 5 -87 mV
Na+ 10 150 +69 mV
Ca2+ 10-4 2 +127 mV
Cl- 30 150 -40 mV
Typische richtwaarden voor zoogdiercellen
Asymetrische ionenverdelingen ontstaan
door actief transport
191
Actief transport = transport tegen elektochemische gradient in
c mG G G ln im
o
CG RT zFE
C
Transport van ion/molecule X met GX > 0
gekoppeld aan proces Y met GY < 0
Gtotaal (= GX+ GY) < 0
Primair secundair actief transport
192
ATP ADP + Pi
G -30000 J mol-1
Na+buiten Na+
binnen
G -15000 J mol-1
Afhankelijk van Vm en Ci/Co
Secundair actief transport:
Symporters Antiporters
Primair actief transport:
Pompen
Transmembranair transport (BWC8)
9. Gefaciliteerde diffusie
193
Transmembranair transport in eukaryote
cel
Overkomen van de permeabiliteitsbarrière van de lipidendubbellaag
Gassen: O2, CO2, NO, …
Ionen: Na+, K+, Ca2+, Cl-,…
Metabolieten: glucose, AZ, …
Doorheen lipidendubbellaag
Eenvoudige diffusie
Via transporteiwit
Gefaciliteerde diffusie
Actief transport Figure 8-1
194
Table 8-1 Labeled
Eenvoudige diffusie: OK voor gassen en hydrofobe moleculen (en ook beperkt voor H2O)
Lukt niet voor ionen, polaire moleculen (glucose, AZ, …)
vergt een transporteiwit
195
Energetische beschouwingen bij de beweging
van moleculen doorheen membranen
196
X
G : verandering in vrije energie
0 G
0 G
: reactie zal spontaan opgaan
: omgekeerde reactie zal opgaan
0 G : reactie is in evenwicht
Asymetrische ionenverdelingen ontstaan
door actief transport
197
Actief transport = transport tegen elektrochemische gradient in
c mG G G ln im
o
CG RT zFE
C
Transport van ion/molecule X met GX > 0
gekoppeld aan proces Y met GY < 0
Gtotaal (= GX+ GY) < 0
Eenvoudige diffusie
Diffusie doorheen membranen
198
Comem
=Co
Cimem
=Ci
dC CJ D D
dx x
mem mem
i o
i o
i o
C CD
x
C CD
x
P C C
PermeabiliteitsconstanteD
Px
CPN 2-6
=0 J=0!
Gefaciliteerde diffusie
199
Passief: volgens elektrochemische gradiënt (G < 0)
Transmembranair transport via membraaneiwit
Functionele indeling ifv transporteitwit en mechanisme
Carriers Ionenkanalen
Transporteiwit Transmembranair eiwit Transmembranair eiwit (porie)
Mechanisme Reactiecyclus
- Binding aan ene zijde
- Conformatieverandering
- Dissociatie aan andere zijde
Schakelproces
- Gesloten open
- Indien open: stroom van
verschillende ionen
Snelheid 100 a 1000 moleculen/s 106 tot 108 ionen/s
Gefaciliteerde diffusie via carrier eiwitten
Mechanisme
200
Carrier
Transmembranair eiwit: integraal
Bindingsplaats voor transportsubstraat S
2 conformaties in functie van oriëntatie van bindingsplaats
Bindingsplaats naar binnen
Bindingsplaats naar buiten
Spontane overgang tussen beide conformaties
Transport = enzymatische reactiecyclus
Binding van S aan ene zijde van membraan
Conformatieverandering
Afgave van S aan andere zijde van membraan
Conformatieverandering
Se + carrier S-carrier Si + carrier
Figure 8-7
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carrier eiwitten: passief transport
201
Passief transport volgens elektrochemische gradiënt (G < 0)
Voor neutrale substraten
transport van hoge naar lage concentratie
Preferentiële binding aan zijde met hoogste concentratie
Preferentiële dissociatie aan zijde met laagste concentratie
Se + carrier S-carrier Si + carrier
Figure 8-7
202
elektrischieconcentrattotaal GGG
o
i
C
CRT ln mzFV
o
i
C
CRT ln
Vermits z = 0
io CCG 0
i
o
Voor influx van neutraal molecule: wanneer is G < 0
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carrier eiwitten: specificiteit
203
Specificiteit van transport
Bepaald door selectieve binding van substraat aan bindingsplaats in carrier
Discriminatie tussen
Verwante moleculen
Stereoisomeren
Se + carrier S-carrier Si + carrier
Figure 8-7
Figure 6-5
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carriers: saturatie
204
Vmax = maximale transportsnelheid saturatie van transport
Bepaald door aantal uniporters in de membraan
kcat = turnover number 102 a104 s-1
Km = [S] waarbij v= Vmax/2
Maat voor affiniteit van uniporter voor S
Carrier enzyme
volgt Michaelis-Menten kinetica
- v= initiële transportsnelheid (mol/s)
- [S] = substraatconcentratie
Se + carrier S-carrier Si + carrier
Figure 6-8
Figure 6-9
Toepassing: onderscheid eenvoudige versus
gefaciliteerde diffusie
205
Figure 8-5
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carriers: inhibitie
206
Competitieve inhibitie
Inhibitor bindt op zelfde
plaats als substraat
Niet-competitieve inhibitie
Inhibitor bindt op andere
plaats als substraat
Figure 6-14
Carrier eiwitten
Uniporters versus gekoppelde transporters
207
Uniporter Transporteert 1 substraat
gefaciliteerde diffusie
Gekoppelde transporter Transporteert 2 substraten in
gekoppelde wijze
Symporters: zelfde richting
Antiporters: tegengestelde richting
Figure 8-6
Primair secundair actief transport
208
ATP ADP + Pi
G -30000 J mol-1
Na+buiten Na+
binnen
G -15000 J mol-1
Afhankelijk van Vm en Ci/Co
Secundair actief transport:
Symporters Antiporters
Primair actief transport:
Pompen
Voorbeeld: cellulaire opname/afgave van
glucose via GLUT
209
Probleem: plasmamembraan is weinig permeabel voor glucose
Pglucose = 10-8 cm.s-1
Eenvoudige diffusie van glucose: zeer traag verloop
Oplossing: glucosetransporter (GLUT) in PM
Uniporter voor glucose
Snelle opname/afgave van glucose via gefaciliteerde diffusie
Figure 8-7
210 5 Regelbare Vmax Spier, vetweefsel GLUT4
[glucose]bloed
GLUT isovormen
1 [glucose]bl >> Km werkt aan Vmax Hersenen GLUT3
17 [glucose]bl << Km V ≈ [glucose]bl Lever, -cel GLUT2
3 Erythrocyten, … GLUT1
Km (mM) Opmerking Expressie Isovorm
0 10 20 30 40 50 0
2
4
6
8
10
V (
rel)
glucose [mM]
GLUT1 GLUT2 GLUT3 GLUT4
Isovormen = groep van eiwitten
- structureel verschillend
- gelijkaardige functie
GLUT-gemedieerd transport van glucose
Eigenschappen
211
Passief volgens concentratiegradiënt van glucose
Extracellulaire concentratie 5 mM
Indien [glucose]intracellulair < [glucose]extracellulair opname
Indien [glucose]intracellulair > [glucose]extracellulair afgave
Specificiteit
D-glucose >> L-glucose
GLUT-1: Glucose ≥ galactose > mannose
Saturatie en maximale transportsnelheid
Bepaald door aantal GLUT uniporters in plasmamembraan
GLUT-4: regelbare Vmax
Inhibitie
Competitieve inhibitie door glucose-analogen
Eigenschap
Specificiteit van GLUT-1 transport
212
Eigenschap
Saturatie van GLUT transport
213
Functie van GLUT-1
Cellulaire opname van glucose
214
[glucose] ~5 mM [glucose] ~1 mM
G G G-6-P
ATP ADP
glucokinase
Glucokinase
- Km,glucose 1,5 mM
- Exergonische reactie
[glucose]
V
[glucose]bloed
-cel pancreas: GLUT2
neuron: GLUT3
[glucose]
V
[glucose]bloed
[glucose]
V
[glucose]bloed
+Insuline
-Insuline
Skeletspier en adipocyt:
GLUT4
Km
Km
Vmax
215
neuron: GLUT3
[glucose]
V
[glucose]bloed
Km
216
SK
SVv
m
max SKm
maxVv
-cel pancreas: GLUT2
[glucose]
V
[glucose]bloed
Km
217
SK
SVv
m
max SKm S
K
Vv
m
max
Skeletspier en adipocyt: GLUT4
[glucose]
V
[glucose]bloed
+Insuline
-Insuline Vmax
218
Gefaciliteerde diffusie via kanalen
Kanaal = membraaneiwit met transmembranaire porie waardoor moleculen/ionen diffunderen volgens elektrochemische gradiënt passief transport
Stimulus
indien ionentransport elektrische stroom 3. Transport
Conformatieverandering door stimulus Open
versus gesloten
2. Schakeling
poort
Discriminatie tussen ionen
Na+ kanalen, K+ kanalen, Ca2+ kanalen...
1. Selectiviteit
porie
Eigen-
schappen
gesloten open
porie
poort
219
Soorten van kanalen
220
Ionenkanalen Porines Aquaporines
Selectiviteit Zie later Neen H2O, glycerol
Schakeling Zie later Neen Neen
Stroom Zie later Ja Neen
Structuur Zie later -barrel Tetramer
Functie Zie later Bacteriën, mitoch Transport van H2O
Figure 8-8
Transmembranair transport (BWC8)
10. Actief transport
221
Transmembranair transport in eukaryote
cel
Overkomen van de permeabiliteitsbarrière van de lipidendubbellaag
Gassen: O2, CO2, NO, …
Ionen: Na+, K+, Ca2+, Cl-
Metabolieten: glucose, AZ, …
Doorheen lipidendubbellaag
Eenvoudige diffusie
Via transporteiwit
Gefaciliteerde diffusie
Actief transport Figure 8-1
222
Table 8-1
Eenvoudige en gefaciliteerde diffusie: passief, volgens elektrochemische gradiënt
Lukt niet tegen concentratiegradiënt of elektrische gradiënt
vergt input van energie = actief transport
223
Toepassing: onderscheid eenvoudige versus
gefaciliteerde diffusie
224
Figure 8-5
Table 8-1
Eenvoudige en gefaciliteerde diffusie: passief, volgens elektrochemische gradiënt
Lukt niet tegen concentratiegradiënt of elektrische gradiënt
vergt input van energie = actief transport
225
Actief transport
226
Actief: tegen elektrochemische gradiënt vergt energie
Transmembranair transport via membraaneiwit
Functionele indeling ifv energievoorziening
Primair/direct actief Secundair/indirect actief
Transporteiwit Pomp = transport ATPase Gekoppelde transporter
Energievoorziening ATP hydrolyse
- Pomp bevat ATPase domein
- Energie ATP hydrolyse
transport
Gelijktijdig transport van 2
stoffen
- Stof 1: volgens gradiënt
- Stof 2: tegen gradiënt
Snelheid < 1000 moleculen/s 102 tot 104 ionen/s
Actief transport
227
Actief transport = transport tegen elektochemische gradient in
Transport van ion/molecule X met GX > 0
gekoppeld aan proces Y met GY < 0
Gtotaal (= GX+ GY) < 0
m
o
i zFVC
CRTΔG ln
mc GGΔG
Primair secundair actief transport
228
ATP ADP + Pi
G -30 -50 kJ mol-1
Na+buiten Na+
binnen
G -15 kJ mol-1
Afhankelijk van Vm en Ci/Co
Secundair actief transport:
Symporters Antiporters
Primair actief transport:
Pompen
c mG G G
Na+ Vm
[Na+]i = 10 mM
[Na+]o =150 mM
=-80 mV
ln im
o
CG RT zFV
C
G = -6755 J mol-1 –7720 J mol-1
= -14475 J mol-1
Energetisch zeer gunstig
Voorbeeld 2
R = 8.315 J K-1 mol-1
F = 96500 C mol-1
z: valentie (+1 voor Na+)
229
Indien Vm -40 mV is, hoe groot is G
(bij benadering)?
a. 0 J mol-1
b. -5 kJ mol-1
c. -10 kJ mol-1
d. -15 kJ mol-1
Figure 8-9 Labeled
230
Primair actief transport
Overzicht van ATPasen
231
P-type ATPase V-type en F-type ATPase ABC-type ATPase
a-subeenheid
- Transmembranair
- ATP hydrolyse
Vo/F0: transmembranair
V1/F1: ATP hydrolyse
2 transmembranaire domeinen
2 ATP bindende cassettes (ABC): ATP
hydrolyse
Autofosforylering op Asp
in cytosolisch domein
F-type: reversibele
werking
Primair actief transport
behalve CFTR = Cl- kanaal
Ionen: Na+, K+, Ca2+, H+
Lipiden (P4-type)
Uitsluitend H+
F-type: ATP synthese
Lipiden, AZ, suikers, peptiden, ionen,
....
Table 8-2 Labeled
232
P-type ATPasen
Familie van transport ATPasen
233
Structurele gelijkenissen: a-subeenheid = catalytische subeenheid
Functionele overeenkomsten: :E1 E2 reactiecyclus Autofosforylering op cytolisch Asp residu: overdracht van energie
Verschillen in Selectiviteit: ionen, lipiden
Subcellulaire lokatie: plasmamembraan, ER, Golgi, lysosomen, …
Voorbeelden van P-type ATPasen bij
zoogdieren
Na+/K+ pomp Plasmamembraan
Na+ efflux/K+ influx
H+/K+ pomp Plasmamembraan
H+ extrusiepomp
PMCA Plasmamembraan
Ca2+ pomp
SERCA: Sarcoplasmatisch/endo-
plasmatisch reticulum
Ca2+ pomp
SPCA Golgi apparaat
Ca2+ pomp P4 ATPase
Plasmamembraan
PS/PE flippase: exoplasmatisch cytosolisch blad
Endoplasmatisch
reticulum
3 Na+
2 K+
ATP
Na+-K+ pomp
ATP
2 Ca2+
SERCA
1 Ca2+
PMCA
ATP
H+
K+
ATP
H+-K+ pomp
Golgi
ATP
2 Ca2+
SPCA
234
P-type ATPasen
Opbouw van concentratiegradiënten
235
Endoplasmatisch
reticulum
3 Na+
2 K+
ATP
Na+-K+ pomp
ATP
2 Ca2+
SERCA
1 Ca2+
PMCA
ATP
Golgi
ATP
2 Ca2+
SPCA
Noot: Cl- gradiënt opgebouwd door
transporters en kanalen
5 – 40 120 Cl- (mM)
100 nM 1 mM Ca2+
140 5 K+ (mM)
10 145 Na+ (mM)
Ci Ce
Ca2+
Na+ K+
Extra- en intracellulaire
ionenconcentraties bij zoogdieren
V-type en F-type ATPasen
236
V-type
Intracellulaire organellen
Endosomen, lysosomen
Vacuool (plant en gist)
Aanzuring van lumen van
organellen
Lysosoom: pH 4,5
F-type
Bacteriën
Mitochondriën: binnenste
membraan
In mitochondriën:
omgekeerde werking
H+ gradiënt ATP
synthese
ABC-type ATPasen
Familie van importers en exporters
237
Multigen familie
≈ 48 genen bij de mens
ATP-gedreven pompen (behalve CFTR = Cl- kanaal)
Gemeenschappelijke eiwitstructuur
2 transmembraan domeinen (T1/2) transmembranaire porie
2 ATP bindende cassetten (ABC1/2) Binding en hydrolyse van ATP
Actief transport (import/export) van ionen, suikers, AZ, peptiden, lipiden
MDR1: extrusie van hydrofobe stoffen via
flippase-activiteit
MDR1: multidrugresistentie-eiwit
Actief transport: ATP hydrolyse
Exporter van amfipathische kationen:
Toxines
Farmaca: bv. chemotherapeutica
Brede substraatspecificiteit
Transporteert brede reeks van
amfipathische kationen
Overexpressie in tumoren multidrug resistentie
Opregeling van MDR1 tijdens chemotherapie
Therapieresistentie tegen breed spectrum van chemotherapie
X+
ABC
ATP ADP
238
4-239
Lage MDR1 expressie
Hoge MDR1 expressie
Tumor: heterogene celpopulatie
(genetische variatie)
chemotherapie
Multidrug-resistente tumor
groei
Selectie van tumorcellen met hoge
MDR1 expressie
Resistent tegen verschillende
chemotherapeutica
Secundair actief transport bij zoogdieren
Na+ gedreven secundair actief transport
240
Passief transport van Na+ drijft actief transport van X
Elektrochemische gradiënt van Na+: inwaarts afhankelijk van
Na+/K+ pomp
145 mM Na+ X
Figure 8-10
GNa -15 kJ mol-1
10 mM Na+
ATP
K+
GX > 0 kJ mol-1 GNa + GX < 0 kJ mol-1
Vm = -80 mV
Secundair actief transport bij zoogdieren
Types van gekoppelde transporters
241
Indeling ifv richting van transport
Symporter: Na+ en X in zelfde richting influx van X
Antiporter: Na+ en X in tegengestelde richting efflux van X
Na+ X
ATP Na+
K+
X
Na+
ATP Na+
K+
X
Antiporter Symporter
Na+-gekoppelde cotransporters
Voorbeelden
Symporters: inwaarts transport van Na+ en X Na+-glucose cotransporter: SGLT
Na+-K+- 2Cl- cotransporter: NKCC; Na+-Cl- cotransporter: NCC
Na+-fosfaat cotransporter: NaPi
Na+-aminozuur cotransporter
Na+-HCO3- : NBC
...
Antiporters: transport van Na+ en X in tegengestelde richting Na+-Ca2+ antiporter: NCX
Na+-H+ antiporter: NHE
....
Na+
K+ AT
P Na+-K+ pomp
Na+ glucose Na+ Pi Na+ AZ Na+ Cl- K+ Na+ HCO3-
Na+ H+ Na+ Ca2+
242
Voorbeeld primair actief: Na+/K+ pomp
Structuur en functie
243
Multimer eiwitcomplex in plasmamembraan a-subeenheid = transporteenheid
/g-subeenheden: regelende functie
a-subeenheid Cytoplasmatisch domein
ATP-bindend domein
Autofosforyleringsdomein: Asp
Transmembranair domein Bindingsplaatsen voor Na+ en K+
Extracellulair domein Bindingsplaats voor digitalis
Functie: actief transport van Na+ en K+ tegen elektrochem gradiënt GNa,efflux +15 kJ mol-1 en GK,influx +0,8 kJ mol-1
GATP-hydrolyse -30 tot -50 kJ mol-1
Figure 8-11
Na+/K+ pomp
E1 versus E2 conformaties
Bindingsplaatsen
voor ionen
Cytoplasmatisch
Affiniteit: Na+ >> K+
Extracellulair
Affiniteit: Na+ << K+
Binding van 3 Na+
Afgave van K+
Afgave van Na+
Binding van 2 K+
Fosforylering E1~P: hoog-energetische
binding
E2-P: laag-
energetische binding
Stoichiometrie van binding
- 3 Na+ (intracellulair)
- 2 K+ (extracellulair)
- 1 ATP hydrolyse
E1 E2 Figure 8-12
244
Na+/K+ pomp: E1 –E2 transportcyclus
iieei PADPKNaOHATPKNa 2323 2
Figure 8-12
245
Na+/K+ pomp
Functioneel belang
Creëren van transmembranaire Na+ en K+ gradiënt
Membraanpotentiaal
Prikkelbaarheid en actiepotentiaal
Gekoppelde transporters
Behoud van celvolume
Na+ = osmoliet
[Na+]cyto celvolume
ATP
3 Na+
2 K+
i=RTScs,i
Actiepotentiaal: depolarisering Gekoppeld transport
[Na+]=10 mM
[Na+]=145 mM
[K+]=5 mM [K+]=140 mM
Actiepotentiaal: repolarisering
246
Na+/K+ pomp: farmacologie
Digitalis
Digitalis: extract van blad van D. purpurea Bevat 2 glycosiden: digoxine en digitoxine
Sterol ringstructuur
Oligosaccharidestaart
Inhibitor van Na+/K+ pomp
Bindt aan extracellulaire plaats op a-subeenheid
Effecten
Accumulatie van Na+ in cel, verlies van K+
Stop gekoppelde transporters, celzwelling, verlies van prikkelbaarheid
Geneesmiddel gif
CH3
O
OH
OH
CO
O
CH3
(digitoxose) 3
digoxine
Digitalis purpurea
(vingerhoedskruid)
247
Voorbeeld secundair actief transport
Na+/glucose cotransporter (SGLT)
SGLT = Plasmamembraan eiwit
Bindingsplaatsen voor
2 Na+ ionen
1 glucosemolecule
2 conformaties
Bindingsplaatsen extracellulair
Hoge affiniteit voor glucose
Bindingsplaatsen intracellulair
Lage affiniteit voor glucose
Functie: opname van glucose in cel tegen concentratiegradiënt
Transportcyclus
Binding van 2 Na+ EN glucose
aan extracellulaire zijde:
coöperatieve binding
Conformatiewijziging:
bindingsplaatsen extracellulair
intracellulair
Intracellulaire afgave van Na+
EN glucose: coöperatieve
dissociatie
Conformatiewijziging:
bindingsplaatsen intracellulair
extracellulair
248
SGLT: transportcyclus
249
Figure 8-13
Toepassing: opname van
glucose in dundarm
250
Transepitheliaal transport
Transcellulair: doorheen apicale en basolaterale membraan
Paracellulair: tussen de cellen door
In functie van type van tight junctions
Niet doorlaatbaar voor glucose
Transepitheliaal transport van glucose
Transcellulair
Epitheel = gepolariseerd
Apicale zijde lumen
Basolaterale zijde lichaam
Gescheiden door tight junctions = diffusiebarrière
Toepassing: transepitheliale opname van
glucose in dundarm
H2O
251
Model for glucose and galactose transport across enterocytes.
Wright E M et al. Physiol Rev 2011;91:733-794
©2011 by American Physiological Society
Toepassing
253
Endomembranen (BWC12)
11. Endoplasmatisch reticulum en Golgi apparaat
254
Het endomembraansysteem in eukaryote
cellen
255
Membraan- omgeven compartimenten
Endoplasma-tisch reticulum
Golgi apparaat
Endosomen
Lysosomen
Peroxisomen
Figure 12-1
Secretorische en endocytotische route
256
Figure 12-8
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Endocytotische route: PM EV endosoom lysosoom
Endoplasmatisch reticulum
Continu netwerk van membraanomgeven cisternen Verspreid in ganse cytoplasma
Ruw versus glad ER
ER lumen
Functies Aanmaak van eiwitten voor
secretorische route
Aanmaak van lipiden
Metabole reacties
Ca2+ opslag signaaltransductie
Figure 12-2
257
lumen
Ruw versus glad endoplasmatisch reticulum
Ribosomen vastgehecht aan cytosolische zijde ruw
Synthese van eiwitten voor secretorische route
ER Golgi PM
Geen ribosomen glad
Sarcoplasmatisch reticulum
Gespecialiseerde structuur in spiercellen
Ca2+ opslag
Figure 12-2
258
Ruw endoplasmatisch reticulum
biosynthese en modificering van eiwitten
Cotranslationele translokatie
Import van eiwitten tijdens translatie
Glycosylering: initiële stappen
Vorming van disulfidebruggen
Vouwing van peptideketen
Multimerisatie
Knippen door proteasen
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated degradation
S-S
N
S-S
N
259
Glad endoplasmatisch reticulum
Detoxificatie van geneesmiddelen en toxines
260
Cytochroom P-450 superfamilie: +/- 60 genen
Enzymes aanwezig in glad ER vooral in lever
Oxidering van organische moleculen
Endogene moleculen: intermediairen in steroid en lipidensynthese
Xenobiotica: geneesmiddelen, toxines
Frequente P450 reactie: mono-oxygenase reactie
RH + NADPH + H+ + O2 ROH + NADP+ + H2O
Hydroxylering hydrofieler bevordert excretie via urine
Voorbeeld: eliminatie van geneesmiddelen (fenobarbital,… )
Problemen
Inductie van mono-oxygenase tolerantie tav geneesmiddel
Interactie met andere geneesmiddelen
261
Wikipedia
RH + NADPH + H+ + O2 ROH + NADP+ + H2O
262
Wikipedia
CYP17A1
CY
P19
Interactie tussen geneesmiddelen
Inhibitie van cytochrome P450 enzymes
263
The Scientist 2010
antihistaminicum antibioticum
Interactie met voedingsstoffen
Inhibitie van cytochrome P450 enzymes
264
bergamottin
Wikipedia
265
http://goo.gl/uiykU
266
http://scienceblog.com/community/older/archives/M/1/fda0462.htm
1998
Glad endoplasmatisch reticulum
Koolhydratenmetabolisme
267
Glucose-6-fosfatase
Aanwezig in ER van lever, nier, darm
G-6-P + H2O G + Pi
Vrijstelling van glucose uit de cel via GLUT
Figure 12-3
Glad endoplasmatisch reticulum
Ca2+ opslagplaats
268
Ca2+ concentratie in lumen: +/- 1 mM
Vrijstelling in cytosol na stimulering
Gespecialiseerde eiwitten
SERCA pomp opname van Ca2+
Ca2+ vrijstellingskanalen vrijstelling van Ca2+
Ca2+ bindende eiwitten in lumen bufferfunctie
Sarcoplasmatisch reticulum: gespecialiseerde Ca2+
opslagplaats in spiercellen
Figure 14-12
Glad endoplasmatisch reticulum
Biosynthese van steroiden
269
HMG CoA reductase
Catalyseert cruciale stap in cholesterolsynthese
Statines
Inhibitoren van HMG CoA reductase remt biosynthese van C
Wordt gebruikt bij hypercholesterolemie
Cytochroom P450 mono-oxygenase
Biosynthese van cholesterol
Conversie van cholesterol
steroid hormonen
Figure 3-30
270
Wikipedia
atorvastatine
Endoplasmatisch reticulum
Biosynthese van membranen
271
Biosynthese van fosfoglyceriden
Cytosolisch blad van ER
Vereiste enzymes voor aanmaak van verschillende fosfoglyceriden
Vetzuren: synthese in cytosol incorporatie in lipiden via cytosolisch blad van ER
Verdeling tussen 2 bladen van membraan
Vereist tussenkomst van flippasen (ATP-afhankelijk)
Biosynthese van cholesterol
Nadien verspreiding naar andere membranen
Vesiculair transport: ER Golgi PM
Fosfolipiden transfereiwitten: ER mitochondria, peroxisoom
Figure 7-10
Golgi apparaat
Tussenstation in de secretorische route: ER Golgi PM
Opgebouwd uit cisternae die samen een stack vormen Cisterna: afgeplatte membraanomgeven structuur met holte (lumen)
Perinucleaire locatie
Figure 12-4
272
Golgi apparaat
Gepolariseerde structuur van stack
Figure 12-4 Cis-Golgi netwerk (CGN) = ingang
- Ontvangt vesikels van ER
fusie met CGN cisternae
- Aanvoer van eiwitten en lipiden
die in ER aangemaakt zijn
Trans-Golgi netwerk (TGN) = uitgang
- Afsplitsing van vesikels sortering
naar eindbestemming
- Verdeling van eiwitten en lipiden naar
PM, endosomen, lysosomen
Mediale cisternae = transit zone
- Modificering van eiwitten en lipiden
- Synthese van sfingolipiden (lumen)
Secretorische route
ER Golgi PM / lysosoom / endosoom
273
Golgi apparaat
Gecompartimentaliseerde structuur
274
CGN, mediale cisternae
en TGN
Verschillende samenstelling
qua enzymes, receptoren,…
verschillende functies
Voorbeeld: modificering
van suikerketens op
eiwitten en lipiden
Specifieke verdeling van
enzymes
Figure 12-5
Kleuring voor N-acetylglucosamine transferase I
mediale cisternae
Golgi apparaat
Transport doorheen Golgi apparaaat
275
Bidirectioneel transport van eiwitten en lipiden
Anterograad: CGN TGN
Transport van eiwitten en lipiden in secretorische route
Retrograad: TGN CGN (en ER)
Terugbrengen van „ontsnapte‟ ER- en Golgi-specifieke eiwitten
Mechanisme
Stationaire cisterna model (NOT)
Anterograad transport dmv vesikels die afsnoeren van cisternae
Cisternal maturation model (YES)
Antergraad transport dmv cisterna die in haar geheel opschuift in
Golgi stack
Cisternal maturation model
276
anterograad retrograad
CGN: nieuwvorming van
cisterna door fusie van
inkomende vesikels uit ER
maturatie van cisternae
- cisterna schuift in zijn
geheel op
- Verwerft progressief
enzymes en eiwitten nodig
TGN: cisterna splitst op in
vesikels voor verschillende
eindbestemmingen Via vesiculair transport
Splitsen af van distale
cisterne en versmelten
met proximale cisterne
Terugbrengen van
„ontsnapte‟ eiwitten naar
proximale cisterne
Golgi apparaat: maturatie van eiwitten in
secretorische route
Verdere maturatie van eiwitten in Golgi Bijwerken van suikerketen
Trimmen
Toevoegen van suikers
Klieving van eiwitten Proteasen, ...
Gecompartimentaliseerde maturatie van eiwitten Spatiële verdeling van maturatie-
enzymes tussen cis/mediale/trans cisternen
Progressieve maturatie van eiwitten tijdens anterograad transport doorheen Golgi apparaat
Figure 12-6
277
Ruw endoplasmatisch reticulum
biosynthese en modificering van eiwitten
Cotranslationele import
Import van eiwitten tijdens translatie
Glycosylering: initiële stappen
Vorming van disulfidebruggen
Vouwing van peptideketen
Multimerisatie
Knippen door proteasen
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated degradation
S-S
N
S-S
N
278
Sortering van eiwitten (hoofdstuk 22!!!)
Probleemstelling
Sortering = aanvoer van
eiwit naar correcte
bestemming
Default bestemming is
cytosol
Translatie in cytosol
op vrije ribosomen
Afwijking van default lokatie vergt sorteersysteem
Cotranslationeel versus posttranslationeel
Figure 12-1
279
Sortering van eiwitten
Cotranslationeel versus posttranslationeel
Cotranslationeel
Ribosomen in ruw ER
Tijdens translatie
secretorische route
Postranslationeel
Vrije ribosomen in cytosol
Na translatie
Cytosol, kern, mitochondria
Figure 22-13
280
Sorteersignalen = adreslabel voor eiwit
Sorteersignaal
Aminozuursequentie in peptideketen
Bevat informatie voor correcte sortering van eiwit naar
eindbestemming
Vereist herkenning door receptor
Voorbeelden van sorteersignalen (zie ook verder)
Signaalpeptide = hydrofobe sequentie aan NH2-terminus van
peptide cotranslationele import in ER
Mannose-6-fosfaat sorteersignaal voor lysosomale enzymes
KDEL sequentie sorteersignaal voor luminale ER eiwitten
281
Cotranslationele import van eiwitten in
endoplasmatisch reticulum
Sortering van
Secretorische eiwitten
extracellulair
Eiwitten in lumen van ER,
Golgi en lysosoom
Membraaneiwitten
Mechanisme: cotranslationele import in ER
Sorteersignaal = signaalpeptide aan NH2-terminus
Receptor: Signaal Recognitie Partikel (SRP)
Translocon: eiwitkanaal in membraan van ER
Figure 12-2
282
Cotranslationele import: overzicht
Start: translatie
in cytosol
Einde:
gevouwen eiwit
in lumen ER
Cotranslationele
translocatie
283
Figure 22-16
Cotranslationele translocatie
Binding van SRP-ribosoom aan ER
Start translatie in cytosol
NH2-ter: hydrofoob signaalpeptide
Binding van SRP aan signaalpeptide en ribosoom
Onderbreken van translatie
Binding van SRP/ribosoom/peptide complex aan SRP receptor in ER membraan
Overdracht van ribosoom naar translocon
Openen van translocon
Invoegen van peptideketen in translocon
Dissociatie van SRP en receptor hervatten van translatie
284
Figure 22-16
Cotranslationele translocatie
Binding van SRP-ribosoom aan ER
Start import van groeiende peptideketen in lumen van ER NH2-ter beweegt door
translocon en verschijnt in lumen
Signaalpeptidase: klieft signaalpeptide in lumen ER
Verdere import van peptide
Stoppen cotranslationele translocatie
Stop translatie aan stop codon in mRNA
Ribosoom dissocieert van ER
Sluiten van translocon zodra peptideketen door translocon
Resultaat: peptideketen in lumen van ER
285
Figure 22-16
Signaal Recognitie Partikel
SRP = Eiwit-RNA complex
Lokatie
Vrij SRP: cytoplasmatisch
SRP/ribosoom complex
ER
Bindingsplaatsen voor
Hydrofoob signaalpeptide
Ribosoom: stop translatie
SRP receptor in ER
GTPase activiteit
Controle van translatie
SRP receptor Membraaneiwit in ER
Deel van translocon
Binding van SRP/Ribosoom/ peptide complex Hervatten van translatie
GTPase activiteit Controle van translatie
Figure 22-16
286
Translocon
Complex van membraaneiwitten in rER
SRP receptor
Ribosoomreceptor
Kanaal met transmembranaire porie
Signaalpeptidase
Klieving van signaalpeptide
Schakeling van translocon
Vrij translocon = gesloten
Binding van ribosoom/peptide complex
open
Figure 22-16
287
Insertie van eiwitten in membraan van
endoplasmatisch reticulum
Topologie van membraaneiwit: aantal en oriëntatie transmembranaire segmenten
Aantal TM 1 1 1 2 of meer
NH2-ter Exoplasma Cytoplasma Exoplasma Exo- of cytoplasma
COOH-ter Cytoplasma Exoplasma Cytoplasma Cyto- of exoplasma
Mechanisme Signaalpept
Stop-trans Start-
transfer Start-
transfer Start-transfer stop-transfer 288
Insertie van membraaneiwitten via stop-
transfersequentie
Start cotranslationele import: NH2-terminaal signaalpeptide
Signaalpeptide SRP binding aan ER openen translocon
Klieving van signaalpeptide NH2-ter vrij in lumen van ER
Stop cotranslationele translocatie: stop-transfersequentie
Hydrofobe sequentie bindt in translocon stop translocatie
289
Insertie van membraaneiwitten via stop-
transfersequentie
Verankering van stop-transfersequentie in membraan
Translocon: laterale opening stop-transfersequentie schuift in membraan vormt transmembranair segment van eiwit
Verdere translatie: peptideketen aan cytoplasmasmatische zijde
COOH-ter van eiwit blijft in cytosol
290
Insertie van membraaneiwitten via start-
transfer sequentie
Start translatie in cytosol Geen NH2-ter signaalpeptide!
Start-transfersequentie Fungeert als ER signaalpeptide binding aan SRP en rkrutering naar ER
Hydrofobe sequentie schuift uit translocon vorming van transmembranair segment
Geen klieving door signaal-peptidase
291
Endomembranen (BWC12)
12. Secretorische route
292
Secretorische route
ER Golgi SV PM
293
Figure 12-8
• Modificering van eiwitten
• Sortering van eiwitten
Ruw endoplasmatisch reticulum
biosynthese en modificering van eiwitten
Cotranslationele translokatie
Import van eiwitten tijdens translatie
Glycosylering: initiële stappen
Vorming van disulfidebruggen
Vouwing van peptideketen
Multimerisatie
Knippen door proteasen
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated degradation
S-S
N
S-S
N
294
Correcte vouwing van eiwitten in ER
Verwerven van correcte
tertiaire structuur
Gebeurt in lumen van ER:
co- en posttranslationeel
“spontane” vouwing
AZ sequentie bevat
voldoende informatie voor
correcte structuur
Maar: spontane vouwing
verloopt traag (uren)
Gefaciliteerd door eiwitten
in lumen van ER
Assistentie door
Chaperone eiwitten: binden
aan groeiende keten en
beletten verkeerde vouwing
en aggregatie
BiP (Binding Protein)
Calreticuline en calnexine:
lectines
“Vouwenzymes”
Proteïne disulfide isomerase
Peptidyl-prolylisomerase:
cis/trans isomerisatie van
peptidyl-prolylbinding
295
Figure 3-5 Labeled
Vorming van disulfidebruggen in luminale
peptideketens
Vorming van –S-S- brug
Oxidering van –SH groepen
Vereist oxiderende
omgeving
ER bevat oxiderende
factoren in lumen
Cytosol: reducerende
omgeving!
PDI: proteïne disulfide
isomerase
Oxidoreductase in lumen
van ER
Vorming van
disulfidebruggen
Aanleggen van nieuwe –S-S-
bruggen
Herschikking van reeds
gevormde –S-S- bruggen
Cotranslationele activiteit
297
N-Glycosylering van eiwitten in ER en Golgi
Covalente vasthechting van suikergroep op Asn residu Secretorische eiwitten
Membraaneiwitten: exoplasmatische zijde
Suikergroep Eerst aanhechten van kerngroep
van 14 residu‟s in ER
Glc3Man9(GlcNAc)2
Daarna modificering in ER en Golgi
Knippen en bijvoegen van suikers
Diversifiering van suikergroep
Via oligosaccharyl transferase Membraaneiwit in ER: associeert
met translocon complex
Cotranslationele werking
298
Synthese van oligosaccharide precursor
Precursor = glycolipide in
membraan van ER
Dolichol pyrofosforyl
oligosaccharide
Biosynthese in ER
Sequentiële reacties...
Start in cytosolisch blad van
ER
Flipflop van precursor
Afwerking in lumen van ER
Figure 12-7
299
300
Figure 12-7
N-Glycosylering en initiële modificering van
suikergroep in ER
N-glycosylering door transfer
Cotranslationele aanhechting van kerngroep
Donor: dolichol precursor
Acceptor: Asn residu in luminaal deel van peptideketen
Modificering
Verwijderen van terminale glucose residu‟s
Belangrijk voor kwaliteitscontrole
Verwijderen van 1 terminale mannose
Figure 12-7
301
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
302
Calnexine, calreticuline
- Binden aan terminale monoglucose van suikergroep
- Bevorderen correcte vouwing van eiwitten
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
303
Glucosidase II
- Verwijdert terminale glucose
- Eiwit dissocieert van calnexine, calreticuline
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
304
Indien eiwit correct gevouwen export naar Golgi
Indien eiwit verkeerd gevouwen retentie in ER
- UGGT herkent verkeerde vouwing glycosylering van eiwit
- Calnexine en calreticuline binden eiwit via glucose herstel vouwing
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
305
Indien eiwit onherstelbaar verkeerd gevouwen afbraak
- Export naar cytosol
- Afbraak door proteasoom
Kwaliteits-controle
in ER
Golgi
Ubi
Pro
teas
oom
Kwaliteitscontrole in ER
• Chaperones binden eiwit
• Assistentie bij vouwing
• Dissociatie van chaperones
• Cargo in transportvesikel
• Exit uit ER
• Transport naar Golgi
Retentie in ER en poging tot hervouwing
Bij mislukking: translocatie naar cytosol
• Via translocon: retrograde beweging!
• Poly-ubiquitinylering in cytosol afbraak door
proteasoom
Correcte vouwing Verkeerde vouwing
ERAD
Glycosylering van eiwitten: modificering van
suikergroep in Golgi apparaat
Progressieve modificering van suikergroep in Golgi apparaat Compartimentalisering in lumen van
enzymes voor toevoegen/verwijderen van suikerresidu‟s
Cis Golgi Trimmen van mannose residu‟s
Mediaal Golgi Verdere trimming
Toevoegen van andere suikers
Trans Golgi Verder toevoegen
van suikers
Diversifiëring van suikergroep Eiwitspecifieke modificering
Figure 12-6
307
Glycosylering van membraaneiwitten
voorbeeld: glycoforine
308
Singlepass membraan eiwit in RBC
Extracellulaire N-terminus
16 suiker-groepen
1 N-linked
15 O-linked
Negatieve lading afstoting van RBC Figure 7-26
Figure 7-21
Glycocalixlaag
309
Extracellulaire suikerlaag
aan celoppervlak
Glycolipiden en glycoproteïnen
Moleculaire diversiteit ifv
samenstelling van suikers
Functie
Celadhesie
Celrecognitie
ABO bloedgroepensysteem
Binding van antilichamen
Signaaltransductie: binding van
signaalmoleculen
Figure 7-27
Congenital Disorders
of Glycosylation
Human diseases
caused by genetic defects
in N-glycosylation pathways
Freeze HH (2006). Nature Reviews Genetics 7: 537-51. Aebi M and Hennet T (2001). Trends in Cell Biology 11: 136-41
310
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat
311
Figure 12-8
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat: probleemstelling
312
Stroom van eiwitten doorheen endomembraansysteem
Anterograde stroom: ER Golgi eindbestemming
Onderdeel van de secretorische route
ER: aanmaak + modificiering van eiwitten
Golgi: modificering van eiwitten
TGN: finale sortering van eiwitten
Eindbestemming: plasmamembraan, endosoom, lysosoom
Retrograde stroom:
Trans Golgi mediaal Golgi cis Golgi
Golgi ER
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat: probleemstelling
313
Hoe bereikt eiwit de juiste bestemming?
Tag = adreslabel die eiwit naar eindbestemming stuurt
Korte aminozuursequentie in eiwit
Oligosaccharideketen
Hydrofoob domein: lengte van transmembranaire helix
Vereist herkenning van tag door sorteersysteem
Hoe behouden ER en Golgi een constante
eiwitsamenstelling?
Retentie van specifieke eiwitten: belet ontsnappen uit ER, Golgi
Terugbrengen van ontsnapte eiwitten via retrograad transport
Retentie en terugbrengen van eiwitten in ER
314
Retentie
Tag: RXR
Regelbaar door maskering
Multimere complexen
Belet inclusie van eiwit in
transportvesikels naar CGN
Terugbrengen: CGN ER
Tag: -KDEL
in CGN: -KDEL eiwitten
ingesloten in
transportvesikels naar ER
Figure 12-8
Retentie en terugbrengen van eiwitten in
Golgi apparaat
315
Tags
Retentie van Golgi eiwitten?
Terugbrengen van Golgi eiwitten
Multimere complexen
Lengte van transmembranaire helix van membraaneiwitten
Dikte van membraan neemt progressief toe: cis trans
Lengte van helix neemt progressief toe: cis trans
Match tussen dikte lengte
Figure 12-8
Eiwit sortering in TGN: sortering van
solubele lysosomale eiwitten
316
Solubele lysosomale eiwitten
Zure hydrolasen afbraak van lysosomale inhoud
Volgen secretorische route
ER: aanmaak + modificering
Golgi: modificering suikergroep!
TGN: sortering naar endosomen lysosomen
Cruciale tag: mannose-6-fosfaat
Tag voor sortering in TGN opname in transportvesikels voor endosomen
Figure 12-8
Eiwit sortering in TGN: sortering van zure
hydrolasen via mannose-6-fosfaat tag
ER
Aanmaak van zure hydrolase
N-glycosylering van zure hydrolase
Golgi
Modificering van kernsuikergroep
Trimmen
Toevoegen van mannose-6-fosfaat tag
Specifiek voor ZH
Figure 12-9
317
Eiwit sortering in TGN: sortering van zure
hydrolasen via mannose-6-fosfaat tag
TGN
M6P tag wordt herkend door specieke receptor
Inclusie in transport-vesikel naar endosoom
Endosoom
M6P tag dissocieert van receptor door lage pH
ZH stromen door naar lysosoom
Receptor terug naar TGN
Figure 12-9
318
Eiwit sortering naar de plasmamembraan
Geregelde versus constitutieve secretie
319
TGN secretorische vesikel plasmamembraan
Afgave van eiwitten bestemd voor extracellulaire ruimte
Collageen, elastine,…
Stollingsfactoren, albumine..
Aanvoer van eiwitten en lipiden naar plasmamembraan
Exocytose = fusie van vesikel met plasmamembraan
2 routes
Constitutieve route
Geregelde route
Figure 12-8
Constitutieve secretie
320
TGN vesikel PM
Continu proces
Vereist geen bijkomend
signaal
Default pathway
Voorbeeld
Afgave van collageen, elastine,
mucus voor extracellulaire
matrix
Aanvoer van eiwitten en
lipiden naar plasmamembraan
Figure 12-8
Geregelde secretie
321
TGN vesikel PM
Geregeld proces
Fusie van vesikel met PM vereist bijkomend signaal
Voorbeeld
Secretie van insuline door -cellen van pancreas
Signaal = glucoseconcentratie in bloed
Secretie van zymogen granulen door pancreas
Signaal = hormoon, NT,
Figure 12-8
Geregelde secretie: sortering van eiwitten in
zymogen granulen
322
Zymogen granule
Secretorische vesikel in exocriene cellen
Pancreas, dundarm
Geregelde secretie
Sortering van eiwitten in ZG
TGN: condensatie van eiwitten
Aggregatie van ZG eiwitten door lage pH in TGN
Aggregaat inclusie in ZG
Modificering in ZG
Proteolyse
Figure 12-11
Exocytose
Sluitstuk van de secretorische route
323
Figure 12-8
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Exocytose = fusie van SV met plasmamembaan
Figure 12-12
Mechanisme van exocytose
324
SV: transport van TGN naar
PM
Actief transport via
microtubuli
en moleculaire motor
Aanmeren aan
plasmamembraan
Contact tussen SV en PM
Vergt herkenning van PM
Eiwit-eiwitinteracties tussen SV
en PM
Figure 12-12
Mechanisme van exocytose
325
Fusie van membranen van SV en PM
Vergt signaal in geregelde secretie
Ca2+ signaal start fusie
Behoud van topologie
Lumen vesikel extracellulaire ruimte
Afgave van inhoud van vesikel
Solubele eiwitten extracellulair
Membraaneiwitten plasmamembraan
Figure 12-12
Gepolariseerde secretie in epitheelcel
Gepolariseerde epitheelcel
Apicale membraan
Basolaterale membraan
Differentiële sortering van
eiwitten en lipiden in TGN
TGN apicale membraan
TGN basolaterale
membraan
Belang
Verschillende eiwitsamenstelling van apicale en basolaterale membraan
Functionele diversiteit van apicale en basolaterale membraan
Nature Cell Biology 2003
326
Endomembranen (BWC12)
13. Endocytotische route
327
Secretorische en endocytotische route
328
Figure 12-8
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Endocytotische route: PM EV endosoom lysosoom
Exocytose en endocytose
Transport doorheen plasmamembraan
329
Figure 12-12 Figure 12-13
Exocytose
Afgave van intracellulair materiaal
Endocytose
Opname van extracellulair materiaal
Ca2+
Endocytose
Startpunt van de endocytotische route
330
Endocytotische route: PM endocytotische vesikel
endosoom lysosoom
Endocytose = vorming van endocytotische vesikel thv PM
Figure 12-13
Verschillende vormen van opname van
extracellulair materiaal
• Fagocytose: opname van grote
partikels (> 0,5 mm)
• Endocytose: opname via kleine
vesikels
• Pinocytose: opname van
vloeistof en opgeloste stoffen
• Receptor-gemedieerde
endocytose: opname van ligand
Fagocytose: opname van grote partikels
331
Voorkomen
Gespecialiseerde cellen: macrofagen, neutrofielen (WBC)
Opruimen van bacteriën, parasieten, dode en apoptotische cellen…
Mechanisme
Binding van bacterie aan PM van
Vorming van pseudopodia
Membraanuitsteeksels die bacterie insluiten
Afsnoering en vorming van fagosoom
Fusie met endosoom/lysosoom
Afbraak van bacterie in lysosoom
Figure 12-14
Figure 6 The Three Steps of Apoptotic Cell Removal (A) The dying cell releases soluble find-me signals in order to attract professional
phagocytes. (B) Once at its site of action, having close contact to the apoptotic cell, the phagocyte is abl...
Molecular Cell Volume 14, Issue 3 2004 277 - 287
http://www.tumblr.com/tagged/digit-formation
333
http://goo.gl/LaUvh
Nature Reviews Immunology 1, 20-30 (October 2001)
Fagocytose van mycobacterium tuberculosis
Blok van fagocytoseproces
Receptor-gemedieerde endocytose
Opname van extracellulaire moleculen
Eiwitten
Vitaminen, Fe2+
Lipiden (cholesterol)
Virussen, toxines…
Mechanisme
Binding aan receptor in PM
Instulping van PM
Afsnoering en vorming van endocytotische vesikel
Figure 12-15
334
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
1. Binding van extracellulaire ligand (L) aan receptor (R)
Receptor = PM eiwit
Selectieve binding
2. Rekrutering van manteleiwitten aan cytosolische zijde polymerisering tot mantel
Concentratie van LR complexen in coated pits
Figure 12-15
335
336
Figure 12-15
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
3. Instulping van PM
Assemblage van
manteleiwitten aan cyto-
solische zijde membraan
curvatuur
4. Afsnoering en vorming
van endocytotische
vesikel
Omgeven met mantel aan
cytosolische zijde
Behoud van topologie!
Figure 12-15
337
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
5. Ontmanteling van vesikel
Depolymerisering van
manteleiwitten
Vorming van „naakte vesikel‟
Recyclage van
manteleiwitten naar PM
voor volgende cyclus
Naakte vesikel transport
langs microtubuli
Figure 12-15
338
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
6. Fusie van vesikel met vroeg endosoom (uit TGN)
Dissociatie van LR complex door zure pH in endosoom
Scheiding van L en R in verschillende domeinen van endosom
7. Transport
Receptor PM
Ligand laat endosoom en lysosoom afbraak
Figure 12-15
339
Receptor-gemedieerde endocytose
Voorbeeld
Figure 12-16
340
Receptor-gemedieerde endocytose
Voorbeeld: opname van virus
16-341
Receptor-gemedieerde endocytose van
Low Density Lipoprotein partikels
LDL partikel ≈ vetbol Samenstelling
Fosfolipiden monolaag
Cholesterolesters: in centrum van partikel
1 eiwit: ApoB-100
Transportvehikel voor cholesterol in bloed Opname door cellen via RME
LDL-receptor
Integraal plasmamembraaneiwit
Extracellulair deel
Binding van LDL partikel via ApoB100
Intracellulair deel
Binding van manteleiwitten
Figure 12-B1
342
Receptor-gemedieerde endocytose van
Low Density Lipoprotein partikels
343
Opname van LDL partikel via LDL-receptor
Differentiële sortering
LDL-receptor: recycling naar PM
LDL partikel lysosoom
Afbraak van LDL partikel in lysosoom
Vrijstelling van cholesterol
Cholesterol transport naar cytosol
Figure 12-B2
Familiale hypercholesterolemie
Erfelijke aandoening Normaal [cholesterol]bloed < 190 mg/dl
Vooral LDL –cholesterol telt: < 130 mg/dl
Indien cholesterol stijgt slaat neer in vaatwand atheromatosis
Hoge morbiditeit en mortaliteit Hartinfarct
Cerebrovasculair accident: hersenthrombose
Genetica Mutaties in gen voor LDL receptor
Defect cytosolisch domein
Mutaties in gen voor AP2 subeenheid
344
345
Nature 2008
Lysosomen en cellulaire vertering
Lysosoom = terminaal‟ organel
Eindpunt voor endocytotische route
Samenstelling van lysosoom
Zure luminale pH: ~5
ATP-gedreven protonpomp
Zure hydrolasen: afbraak van eiwitten, DNA, suikers, lipiden, ....
pH optimum ~5
Membraantransporters: vrijstelling van afbraakproducten
Functie
Opruimen van moleculen aangevoerd via endocytose, (auto)fagocytose vrijstellen van afgebroken moleculen
346
Sortering van zure hydrolasen naar
lysosoom
ER: aanmaak van zure hydrolase
N-glycosylering
Golgi: modificering van kernsuikergroep
Vorming van mannose-6-fosfaat tag
TGN: sortering naar endosoom via M6P-R
Clathrine vesikels
Endosoom: verdere sortering naar lysosoom
Figure 12-9
347
Vorming van lysosomen
Aanvoer van materiaal naar lysosomen
348
Endocytose
Aanvoer van
extracellulaire
moleculen
Fagocytose
Aanvoer van
extracellulaire
partikels
Autofagocytose
Aanvoer van
intracellulaire
componenten
Figure 12-21
Vorming van lysosomen
Endosoom heterofaag lysosoom
349
Vroege endosomen
Ontstaan door fusie van endocytotische vesikels
Fusie van TGN transport vesikels
pH = 6
Maturatie tot laat endosoom
pH = 5.5
Fusie met lysosoom
pH < 5 activering van hydrolasen
Figure 12-21
Vorming van lysosomen
Fagocytose heterofaag lysosoom
350
Fagosoom
Ontstaat door omsluiting van extracellulair materiaal
Fusie met vroeg endosoom
Maturatie tot laat endosoom
pH = 5.5
Fusie met lysosoom
pH < 5 activering van hydrolasen
Figure 12-21
Vorming van lysosomen
Autofagocytose autofaag lysosoom
351
Autofagosoom
Ontstaat door omsluiting van intracellulair materiaal
Fusie met vroeg endosoom
Maturatie tot laat endosoom
pH = 5.5
Fusie met lysosoom
pH < 5 activering van hydrolasen
Figure 12-21
Autofagie
352
Opruimen van oude/beschadigde
organellen
Vorming van autofagosoom
Vorming van membraanfragment
dat organel omsluit
Identificatie van beschadigde
organellen?
Herkomst van membraan: ER?
Fusie van autofagosoom met
endosoom lysosoom
Figure 12-22
Eindproducten van lysosomale vertering
353
Vrijstelling van
individuele
moleculen naar
cytoplasma
Transmembranair
transport
Residual bodies
Opstapeling in
cytosol
Afgave aan
extracellulaire ruimte
Figure 12-21
Lysosomale
stapelingsziekten
Endomembranen (BWC12)
14. Vesiculair transport
355
14-356 Donorcompartiment Doelwitcompartiment
Vesiculair transport: overzicht
1. Vorming van vesikel
2. Anterograad transport
3. Fusie van vesikel
4. Retrograad transport
Figure 12-8
Vesiculair transport via coated vesikels
Transport van een „vracht‟
(cargo) via een
membraanomgeven vesikel
Cargo
Solubele eiwitten in lumen
Membraaneiwitten
Membraanlipiden
Tussen membraanomgeven
celorganellen en
plasmamembraan
Secretorische route: ER
Golgi plasmamembraan
Endocytotische route: PM
endosoom lysosoom
357
Coated vesikels
358
Transportvesikel in secretorische en endocytotische route
Aan cytosolische zijde bekleed met mantel
Gepolymeriseerde eiwitten
Functie van mantel(eiwitten)
Selectie van cargo van vesikel
Inductie van curvatuur van membraan vorming van vesikel
Interactie met microtubuli transport Clathrin coat Coated
vesicle Figure 12-16
Functie van manteleiwitten
Opladen van vesikel met cargo-eiwitten
2011-12
Selectieve inclusie van cargo door
interactie met manteleiwitten
Sorteersignalen in cargo bepalen
interactie met mantel
Cargo-membraaneiwitten: bevatten
sorteersignaal in cytoplasmatisch deel
Rechtstreekse binding aan mantel
Cargo luminale eiwitten: binden aan
cargoreceptor in membraan
Cargoreceptor bindt aan mantel
Niet-selectieve inclusie van cargo
Bulk flow of massatransport Cargo
Cargoreceptor
Indeling van coated vesikels op basis van
manteleiwitten
Indeling van vesikels in functie van eiwitsamenstelling van
mantel
Clathrine, COPI, COPII
Type van mantel verschilt naargelang transportstap
Specifieke vorming van coated vesikels in verschillende routes
360
Indeling van vesikels op basis van
manteleiwitten
Manteleiwitten: evenwicht tussen
Vrije vorm in cytosol
Gepolymeriseerde vorm aan cytoplasmatische zijde van uitstulpende vesikel
Indeling van vesikels in functie van eiwitsamenstelling van mantel COPII, COPI, clathrine
Verschillend naargelang transportstap
361
Clathrine vesikel
Transportvesikel met clathrinemantel aan cytosolische zijde
Betrokken in
TGN endosoom transport
Vorming van endocytotische vesikel
TGN PM?
Samenstelling van clathrinemantel
Clathrine triskelia buitenzijde van mantel
Polymeriseren tot korfstructuur
Adaptoreiwit (AP): binnenzijde van mantel
Tussenstuk tussen clathrine en membraan
Clathrin coat Coated
vesicle
Figure 12-16
362
Clathrine triskelion
363
Multimere samenstelling van eiwit triskelion
Polymerisering van triskelia hexagon of pentagon
Figure 12-17
Vorming van clathrine netwerk
364
Assemblage van hexagonen vlakke structuur
Assemblage van mix van hexagonen en pentagonen korfstructuur
Figure 12-18
365
Adaptoreiwitten
366
Verschillende types AP
naargelang transportroute
AP1: TGN endosoom
AP2: PM endosoom
AP3
GGA
Binden aan membraan-
eiwitten (receptoren)
Concentratie van vesikelcargo
Platform voor vasthechting
van clathrine triskelia
Vorming van een clathrine vesikel
Opladen van cargo en afsnoering
367
Opladen van cargo: Selectieve inclusie door
interactie met AP eiwitten
Inductie van membraancurvatuur Vorming van clathrinekorf
trekt membraan mee
Afsnoering van hals van instulping door dynamine
Ontstaan van een clathrinevesikel in cytosol
Ontmanteling van vesikel Naakte vesikel fusie met
doelwitmembraan
Vorming van een COPII vesikel
368
Vorming van coated vesikel
GTPasen als timers voor (de)polymerisering
Vesikelvorming: gecontroleerd door monomere GTPasen
Sar1: COPII vesikels
ARF: COPI en clathrine vesikels
Sar1-GDP = uit Sar1-GTP = aan
Pi H2O GAP
•Associatie met membraan •Start polymerisering van manteleiwitten
GDP GTP
GEF
•Dissociatie van membraan •Depolymerisering van mantel
369
COP II vesikels: anterograad ER Golgi
transport
370
ER: vorming van COPII vesikels
Vorming van mantel door
polymerisering van COPII
Opladen van cargo door
interactie met COPII mantel
COPII mantel
Multimere samenstelling
Sar1 = trigger voor
polymerisering
Figure 12-8
COP I vesikels: retrograad Golgi
ERtransport
371
Golgi: vorming van COPI vesikels
Vorming van mantel door
polymerisering van COPI
Opladen van cargo door
interactie met COPI mantel
Vb KDEL receptor
COPI mantel
Multimere samenstelling
ARF = trigger voor
polymerisering
Figure 12-8
14-372 Donorcompartiment Doelwitcompartiment
Vesiculair transport: overzicht
1. Vorming van vesikel
2. Anterograad transport
3. Fusie van vesikel
4. Retrograad transport
Aanmeren van vesikel en fusie met
doelwitmembraan
Aanmeren
Herkenning van doelwitmembraan
Binding aan membraan
Fusie
Versmelting van membranen
Afgave van cargo
Figure 12-19
373
Aanmering en fusie van transportvesikel
Rab
Rab GTPase: moleculaire schakelaar voor aanmering Rab-GTP: bindt aan
cytoplasmatische zijde van transportvesikel
Rab-GDP: dissocieert van membraan (na fusie)
Rab-GTP bindt aan tethering eiwitten in doelwitmembraan
Aanmering-stap 1: specifiek contact tussen vesikel en doelwitmembraan door Rab interactie Specifieke binding van Rab-GTP in vesikel aan tethering eiwit in doelwit
Specifiek Rab/Rab-effector paar voor elke transportstap Voorbeeld: Rab5/EEA1: fusie van endocytotische vesikels
Figure 12-19
374
375
Aanmering en fusie van transportvesikel
v-SNARE/t-SNARE interactie
SNARE eiwitten: membraaneiwitten met cytoplasmatische a-helix
v-SNARE: vesikel
t-SNARE: doelwitmembraan
Complementaire eiwitten vorming van v/t SNARE complex
Aanmering-stap 2: specifiek contact tussen vesikel en doelwitmembraan door SNARE interactie
Vorming van specifieke v/t SNARE complexen
Specifiek v-/t-SNARE paar voor elke transportstap
Figure 12-19
376
v/t SNARE complex
SNARE eiwitten in presynaps
v-SNARE = VAMP en t-SNARE = SNAP-25 en syntaxin
Verstrengeling van 4 cytoplasmatische a-helices
Stabiel complex: Smelttemperatuur > 70 °C Opheffing vergt energie!!!
377
Aanmering en fusie van transportvesikel
Versmelting van membraan
Fusie van membranen van vesikel en doelwitcompartiment Versmelten van
lipidendubbellaag
Afgave van cargo aan acceptor
Koppeling aanmering-fusie Automatisch bij vesiculair
transport tussen organellen
Ca2+ afhankelijk in presynaps, endo/exocriene secretie
Mechanisme van fusie:
Bijeenbrengen van membranen door v/t-SNARE complexen Versmelting van cytoplasmatische bladen en exoplasmatische bladen
Incorporatie van vesikel in doelwitmembraan
Figure 12-19
378
Aanmering en fusie van transportvesikel
Dissociatie van SNARE complex
Ontrafelen van v/t-SNARE complex Vergt cytoplasmatische
eiwitten NSF: ATPase
a-SNAP: bindt aan SNARE complex
Vergt energie wegens stabiliteit van SNARE-complex
Mechanisme van ontrafeling NSF bindt aan SNARE complex via a-SNAP
NSF: hydrolyse van ATP vrijgekomen energie benut voor ontrafeling van SNARE‟s
Figure 12-19
379
14-380
Botulisme &
BOTOX
Peroxisomen
381
Organel met enkele membraan
Samenstelling
Catalase: afbraak van H2O2
Oxidase: aanmaak van H2O2
Uraatoxidase kristalkern
….
Functie
H2O2 metabolisme
Vetzuur oxidering
Detoxificatie
Figure 12-23
Functie van peroxisomen
H2O2 metabolisme
382
Afbraak van H2O2 in lumen van peroxisoom
H2O2 = oxidans schadelijk voor cel
Aanmaak en afbraak in lumen van peroxisoom bescherming
van rest van cel tegen H2O2
2 RH2 + 2 O2 2 R + 2 H2O2 oxidase catalase
O2 + 2 H2O
R‟ + 2 H2O R‟H2
peroxidase
383
www.kennislink.nl
Wikipedia
H2O
H2O2
Niet-reactief goed oplosmiddel omwille van polariteit
Zeer reactieve stof zeer schadelijk
- Oxidans
- Vorming van hydroxyl radicaal Waterstofperoxide
Nedeljkovic Z S et al. Postgrad Med J 2003;79:195-200
Copyright © The Fellowship of Postgraduate Medicine. All rights reserved.
ROS = Reactive Oxygen Species
- O-bevattende moleculen: superoxide anion, waterstofperoxide, hydroxyl radicaal
- Zeer reactief celbeschadiging ziekteprocessen, verouderingsproces
- Oxidantia
- Vrije radicalen
- Nevenproduct van metabolisme
- Nood aan eliminatie van ROS: superoxide dismutase, catalase, anti-oxidantia
ROS: vriend of vijand?
385
PNAS 2008
Nature 2008
Gelocaliseerde aanmaak Veralgemeende afbraak
Functie van peroxisomen
Detoxificatie
386
Peroxidase reactie
Oxidering van R‟H2 tot onschadelijk eindproduct
Afbraak van methanol, ethanol … in lever en nier
Eliminatie van Reactive Oxygen Species (ROS)
ROS = O2- , OH°
Ongepaard elektron heel reactief oxidatieve stress voor cel
Eliminatie door catalase, superoxide dismutase, ..
2 RH2 + 2 O2 2 R + 2 H2O2 oxidase
R‟ + 2 H2O
R‟H2
peroxidase
Functie van peroxisomen
Vetzuuroxidering
387
Peroxisomen
Oxidering van
Long chain vetzuren: C16 tot C22
Very long chain vetzuren: C22 tot C24
Vertakte vetzuren
Eindproducten
Acetyl-CoA Krebs cyclys
C16-CoA verdere oxidering in mitochondria
Mitochondria
Oxidering van korte vetzuren (<C16)
Figure 10-11
15. De cel als electrisch circuit
388
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
389
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
390
Componenten en eigenschappen van elektrische circuits Weerstand, capaciteit, spanningsbron
Wetten van Kirchhoff, wet van Ohm
De cel als elektrisch circuit Membraanstroom en het begrip drijvende kracht
Het begrip membraanpotentiaal
Passieve voortgeleiding van elektrische signalen
Ionenkanalen
Meten en beschrijven van ionenkanalen
Selectiviteit en schakelmechanismen
Ontstaan en voortgeleiding van actiepotentialen
Componenten van elektrische circuits
1) (constante) spanningsbron
391
( )
( )
Grootheid: Elektrische spanning (V, E)
Eenheid van elektrische spanning: Volt (V)
Componenten van elektrische circuits
2) (constante) stroombron
392
Grootheid: Elektrische stroom(I,i)
Eenheid van elektrische stroom: Ampere (A)
Componenten van elektrische circuits
3) weerstand
393
Grootheid: Weerstand (R,r)
Eenheid van weerstand: Ohm ()
Grootheid: Conductantie (G,g,g) = /R
Eenheid van conductantie: Siemens (S) of soms ook mhO
Eigenschappen van elektrische circuits
394
Georg Simon Ohm (1787-1854) Gustav Robert Kirchhoff (1824-1887)
Eigenschappen van elektrische circuits
395
Georg Simon Ohm (1787-1854)
1 R
Wet van Ohm:
V = IR = I/G
Eigenschappen van elektrische circuits
396
Gustav Robert Kirchhoff (1824-1887)
De eerste wet van Kirchhoff
In elk punt in een elektrisch circuit is de
som van de stromen die in dat punt
samenkomen gelijk aan de som van de
stromen die vanuit dat punt vertrekken.
iI 0
Elektrische stroom in een gesloten circuit
397
CPN D-2
Elektrische stroom in een gesloten circuit
398
R V
10 V 100
I=V/R = 0.1 A
I I
I I
Eigenschappen van elektrische circuits
399
Gustav Robert Kirchhoff (1824-1887)
De tweede wet van Kirchhoff
De som van de elektrische
potentiaalverschillen (rekening houdend
met de richting) in elke gesloten lus in
een circuit is gelijk aan nul.
iV 0
Elektrische stroom in een gesloten circuit
400
V
10 V
100
Ia = Ib = V/R = 0.1 A
Ia Ib
Itot=Ia+ Ib = 0.2 A
Elektrische stroom in een gesloten circuit
401
CPN BOX D-1
Vb = 10 V
RA = RB= 10
RC = 20
Weerstanden in parallel of in serie
402
Gtot = G1 + G2
Rtot = 1/(1/R1+ 1/R2)
G1 G2
G1
G2
Rtot = R1 + R2
Gtot = 1/(1/G1+ 1/G2)
Componenten van elektrische circuits
4) condensator
403
Grootheid: Capaciteit (C)
Eenheid van capaciteit: Farad (F)
Componenten van elektrische circuits
4) condensator
404
Q V C dV
I Cdt
Capaciteit en weerstand in parallel
405
CPN D-4
Capaciteit en weerstand in parallel
406
CPN D-4
T R C
T
I I I
V dVI C
R dt
t
RCTV I R (1 e )
t
RCR TI I (1 e )
t
RCC TI I e
Wate
rneveau
in tank
Analogie uit de hydraulica
407
CPN D-3 Str
om
ing d
oor
dunne b
uis
CPN D-5
Capaciteit en weerstand in parallel
408
CPN D-4
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
16. Selectiviteit en schakeling van ionenkanalen
409
Elektrische stroom doorheen
plasmamembraan: directionaliteit
410
+
+
Flux (J) Elektrische
stroom (I)
Inwaarts
J>0
Inwaarts
I<0
Uitwaarts
J<0
Uitwaarts
I>0
Inwaarts
J>0
Uitwaarts
I>0
Uitwaarts
J<0
Inwaarts
I<0
Effect op Vm
Depolarisatie
Vm
Depolarisatie
Vm
Repolarisatie
Vm
Repolarisatie
Vm
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
411
Een ionenkanaal is een weerstand met een
welbepaalde ionenselectiviteit!
Het begrip “drijvende kracht”
412
De drijvende kracht voor een ion wordt bepaald door de concentratie-gradiënt
(vervat in EX) en door de spanning over de membraan (Vm).
IX = gX•(Vm- EX)
IX (iX) = 0 wanneer Vm = EX !!
(gx : membraanconductantie voor ion X)
iX = gX•(Vm- EX)
De stroom gemedieerd door ion X doorheen een enkel kanaaltje is dan
(gX : single-channelconductantie)
Drijvende kracht voor ion X : Vm - EX
De macroscopische stroom gemedieerd door ion X is dan
Elektrische stroom doorheen ionenkanalen
413
WotC 13-7
X EX
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
414
Vm
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
Vm = -120 mV
i (p
A)
tijd (ms)
Vm = -60 mV
i (p
A)
Vm = 0 mV
i (p
A)
i (p
A) V
m = +60 mV
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
415
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
Vm = -120 mV
i (p
A)
tijd (ms)
Vm = -60 mV
i (p
A)
Vm = 0 mV
i (p
A)
i (p
A) V
m = +60 mV
-120 -80 -40 0 40 80
-2
-1
0
1
2
3
4
i (p
A)
Vm (mV)
Stroom-spanningsdiagramma
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
416
[Na+]i = 15 mM
[Na+]o = 150 mM
[K+]i = 150 mM
[K+]o = 15 mM
-120 -80 -40 0 40 80
-2
-1
0
1
2
3
4
i (p
A)
Vm (mV)
EK ENa
Selectief voor K+-ionen!
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
417
-120 -80 -40 0 40 80
-2
-1
0
1
2
3
4
i (p
A)
Vm (mV)
iK = gK•(Vm- EK)
yrico
x
g
gK = 33 pS
Ladingsverplaatsing door elektrische stroom
418
0 20 40 60 80 100 120 140
-100
-80
-60
-40
-20
0
I (p
A)
time (ms)
Q=I•t
Q I dt
Ladingsverplaatsing door elektrische stroom
419
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
Vm = -120 mV
i (p
A)
tijd (ms)
Vm = -60 mV
i (p
A)
Vm = 0 mV
i (p
A)
i (p
A) V
m = +60 mV
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
Vm = -120 mV
i (p
A)
tijd (ms)
Vm = -60 mV
i (p
A)
Vm = 0 mV
i (p
A)
i (p
A) V
m = +60 mV
Q = it
Q = 4 pA 60 ms
Q = 240 fC
~1500000 K+ ionen
Open probabiliteit (Popen)
420
closedopen
open
totaal
open
opentt
t
t
tP
Fractie van de tijd dat het kanaal ionen doorlaat (open is).
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
0 200 400 600 800 1000
-2
0
2
4
Vm = -120 mV
i (p
A)
tijd (ms)
Vm = -60 mV
i (p
A)
Vm = 0 mV
i (p
A)
i (p
A) V
m = +60 mV
tijd (ms)
60 ms 40 ms 15 ms
Popen=115ms/1000 ms = 0.115
Van gX naar gX
421
Van gX naar gX
422
IX = N Popen iX IX = gX•(Vm- EX)
gx= N Popen gX
Aantal kanalen
De rustpotentiaal
423
In rust is de som van alle stroomcomponenten 0:
IK + INa + ICa + ICl (+ …) =0
Dan geldt dat
...
...
K K Na Na Ca Ca Cl Clm
K Na Ca Cl
g E g E g E g EV
g g g g
Vm benadert Ex van het ion met de
hoogste conductantie!
Rustpotentiaal en stroom-spanningsdiagramma
424
Een zenuwcel bevat 2000 K+-kanalen met een conductantie van 80 pS (gK) en een
open probabiliteit van 0.05, en 1000 Na+ kanaaltjes met een conductantie (gNa) van 20
pS en een open probabiliteit van 0.2. De volgende condities gelden:
Temperatuur: 37 °C
Intracellulaire concentraties: [Na+]i = 15 mM; [K+]i = 150 mM
Extracellulaire concentraties: [Na+]o = 150 mM; [K+]o = 1.5 mM
(Andere ionen mogen buiten beschouwing gelaten worden)
Wat is de rustpotentiaal van deze cel?
Teken een stroom-spanningsdiagramma voor de macroscopische Na+ en K+ stroom en
de totale membraanstroom.
Elektrische stroom doorheen ionenkanalen
425
Patch-clamp techniek
426
“Single-channel” metingen
- Openen en sluiten van 1 of enkele kanalen
- pA grootteorde (10-12 Ampère)
427
“Whole-cell” metingen
- Stroom doorheen de gehele membraan
- nA grootteorde (10-9 Ampère)
Patch-clamp techniek
Erwin NEHER Bert SAKMANN
Nobelprijs in Geneeskunde en Fysiologie (1991)
Patch-clamp techniek
428
Selectiviteit en schakeling
429
X EX
Selectiviteit: welke ionen kunnen
doorheen de kanaalporie diffunderen?
Schakeling: welke signalen regelen het
openen/sluiten (schakeling, “gating”)
van de kanaalporie?
Selectiviteit en schakeling
430
X EX
WotC 13-8
Selectiviteit van ionenkanalen
431
• Selectieve kanalen voor K+, Na+, Ca2+, Cl-
• Niet-selectieve kationenkanalen permeabel voor K+, Na+, Ca2+, …
Mechanismen:
1. Op basis van grootte ~zeef
2. Op basis van lading
3. Op basis van binding
Deze drie factoren bepalen samen de kanaalselectiviteit
Selectiviteit op basis van zeefwerking
432
K+-kanaal
Silhouetten van
permeante
kationen
Niet-selectief
kanaal
Selectiviteit op basis van lading
433
Cl- kanaal K+ kanaal
CLC KcsA
Positief
Negatief
Selectiviteit op basis van binding
434
Nobelprijs chemie
2003
Roderick MacKinnon
435
Bindingsplaatsen voor K+ in K+-kanaal
436
Basis voor K+-selectiviteit
437
Na+-ionen zijn 100x minder permeabel dan K+-ionen
K+-flux doorheen K+-kanaal
438
Gevolgen van het openen van ionenkanalen
439
1. Effect op de membraanpotentiaal (« Electrogenese ») • Openen van K+-kanalen: K+-efflux Vm
Repolarisatie
• Openen van Na+- of Ca2+-kanalen: Na+-(Ca2+-)influx Vm
Depolarisatie/excitatie
2. Effect op ionenconcentratie • Openen van Ca2+-kanalen: [Ca2+]i
Cellulaire response (spiercontractie, secretie…)
• Gelijktijdig openen van K+- en Cl--kanalen :
Efflux van KCl daling van celvolume
Verschillende functies vereisen verschillende schakelmechanismen!
Schakelsignalen voor ionenkanalen
440
• Geen signaal nodig: achtergrond- of lekkanalen
(background/leak channels)
• Warmte of koude: temperatuurgeschakelde kanalen
(heat-, cold-sensitive channels)
• Intra- of extracellulaire liganden: ligandgeschakelde kanalen
(ligand-gated channels)
• Mechanische stress: mechanogevoelige kanalen
(mechanosensitive channels)
• Vm: spanningsgeschakelde kanalen
(voltage-gated channels)
• Kanalen geschakeld door [Ca2+] in het ER
(store-operated channels)
Achtergrond- of lekkanalen
441
Voorbeeld: K+-lekkanalen
-permanent open gK >0
-zorgen ervoor dat in rust Vm EK
...
...
K K Na Na Ca Ca Cl Clm
K Na Ca Cl
g E g E g E g EV
g g g g
Meeste dierlijke cellen hebben een negatieve
rustpotentiaal (-60 mV)
Temperatuurgeschakelde ionenkanalen
442
Hoge temperatuur opent TRP-kanalen in zenuwuiteinde depolarisatie
(TRP = Transient Receptor Potential)
443
140
100
60
20
0
40
80
120
°C
60
50
40
30
20
10
0
10
TR
PA
1
TR
PM
8
TR
PV
4
TR
PM
3
TR
PV
1
TR
PV
3
°F
Temperatuurgeschakelde ionenkanalen
Leven zonder koude-gegeschakeld kanaal
444
Leven zonder hitte-geschakeld kanaal
445
Sommige TRP-kanalen zijn ook ligand-geschakeld!
446
TRPM8: geactiveerd door
koude en menthol
TRPV1: geactiveerd door
hitte en capsaicine
Mechanogevoelige kanalen
447
Beweging van de haartjes opent een kationenkanaal.
Voorbeeld: transductiekanaal in het slakkenhuis
448
Spanningsgeschakelde kanalen
WotC 13-9
Activatie – inactivatie - deactivatie
449
deactivatie inactivatie
Deactivatie: repolarisatie voltage sensor terug naar rusttoestand (OC)
Inactivatie: depolarisatie « ball » blokkeert de open porie (OI)
activatie
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
17. Spanningsgeschakelde ionenkanalen en actiepotentiaal
450
451
Neuronen (zenuwcellen): enkele termen
452
Afferent neuron: informatie vanuit PZS (huid, mond, organen, …) naar CZS
Interneuron: informatie binnen CZS
Efferent neuron: informatie vanuit CZS naar PZS
Effectorcel: zet input van efferente neuronen om in “actie” (vb. Spiercel, kliercel…)
Centraal zenuwstelsel (CZS):
Hersenen + ruggenmerg
Perifeer zenuwstelsel (PZS):
Neuronen buiten CZS
Algemene structuur van een typisch neuron
453
Motorneuron
PNS spier
WotC 13-1
Algemene structuur van een typisch neuron
454
Input van multipele neuronen!
Squid giant axon – reuzeneuron van de pijlinktvis
456
WotC 13-2
Vm metingen in de squid giant axon
457
WotC 13-3
Elektrische stimulatie van squid giant axon
458
WotC 13-3
Elektrische stimulatie van squid giant axon
459
~ WotC 13-3 CPN D-4
Elektrische stimulatie van squid giant axon
460
gK
EK
gK
EK
Vm EK
1
m
t
RCm
K
IV ( e )
g
CPN 6-3 CPN 6-5
Elektrische stimulatie actiepotentiaal
461
“Subthreshold”
“Suprathreshold”
CPN 7-1
De actiepotentiaal
462
0 mV
-70 mV
1 ms
« Een snelle, transiente depolarisatie van de plasmamembraan»
De actiepotentiaal: alles-of-niks!
463
Na+- en K+-kanalen bepalen AP
464
WotC 13-10
Na+- en K+-kanalen bepalen AP
465
Alan Lloyd
HODGKIN
Andrew Fielding
HUXLEY
Nobelprijs in Geneeskunde en
Fysiologie (1963)
WotC 13-10
Activatie – inactivatie - deactivatie
466
deactivatie inactivatie
Deactivatie: repolarisatie voltage sensor terug naar rusttoestand (OC)
Inactivatie: depolarisatie « ball » blokkeert de open porie (OI)
activatie
Structuur van spanningsgeschakelde kanalen
467
bovenaanzicht
Cluster van positieve
ladingen in S4 vormt
spanningsensor
Activatie: beweging van spanningssensor
468
uit
in ---------
---------
+++++
+++++ ---
---
++
++
closed open
a-helix (S4) beweegt o.i.v. transmembranair elektrisch veld
Positie van S4 is gekoppeld aan opening/sluiting van centrale porie
Spanningsafhankelijke activatie
469
Mem
bra
an
Spanningsafhankelijke activatie
470
Zicht vanuit
exoplasmatische
zijde
471
-100 -80 -60 -40 -20 0 20 40 60
0.0
0.2
0.4
0.6
0.8
1.0
Po
pe
n
Vm (mV)
Spanningsafhankelijke activatie: Popen ~Vm
1 2
1
1
m /
s
open V V
V
P
e
V1/2 : potentiaal waarbij Popen=0.5
Vs: maat voor steilheid van curve
EK
Oorsprong van de actiepotentiaal
Achtergrond gK (vb. Lekkanalen)
-100 -50 50 100
I
Vm (mV)
IK=gK•(Vm-EK)
-100 -50 50 100
ENa
INa=gNa•(Vm-ENa)
gNa= N Popen gNa
Oorsprong van de actiepotentiaal
Spanningsgeschakelde Na+-kanalen
I
Vm (mV)
-100 -50 50 100
Itotaal = IK+ INa
I
Em (mV)
Oorsprong van de actiepotentiaal
-100 -50 50 100
I
Em (mV)
Oorsprong van de actiepotentiaal
drempelpotentiaal
piek van
actiepotentiaal
rustpotentiaal
Na+-kanalen inactiveren tijdens AP
476
-100 -50 50 100
Oorsprong van de actiepotentiaal
Inactivatie
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
18. Voortgeleiding en modulatie van de actiepotentiaal
478
Voortgeleiding en modulatie van de
actiepotentiaal
479
Voortgeleiding van de actiepotentiaal
Passieve voortgeleiding – kabelmodel
Actieve voorgeleiding
Belang van myeline
Modulatie van de actiepotentiaal
Toxines
Lokale anesthetica
GABA-agonisten
Hoe halen we de drempel?
480
• Stroominjectie (=artificieel)
• Activatie van depolariserende stromen (gNa en/of gCa)
vb. thermoTRP in sensorisch zenuwuiteinde
• Passieve verspreiding van depolarisatie (kabelmodel!)
Voortgeleiding van actiepotentiaal
481
Passieve voortgeleiding van elektrische signalen
482
483
Passieve voortgeleiding: het kabelmodel
484
Passieve voortgeleiding: het kabelmodel
De lengteconstante
485
0
x
V V e
=2 mm
Op afstand van
stroominjectie is V nog
1/e (37%) van V op
plaats van stroominjectie.
Grote waarde voor
depolarisatie verspreidt
zich over grotere afstand.
Soortelijke weerstand ()
486
RA
487
Factoren die bepalen
2
m
i
a
m
a: straal van axon
ρ : stijgt bij betere isolatie / minder actieve ionenkanalen
Actieve voortgeleiding van actiepotentiaal
488
Actieve voortgeleiding van actiepotentiaal
489
Actieve voortgeleiding van actiepotentiaal
490
Effecten van veranderende geometrie
491
1 3
2
d
0.5 mm
Myelineschede
492
Myelineschede – knoop van Ranvier
493
Louis-Antoine Ranvier
(1835-1922)
Saltatorische voortgeleiding
494
: afstand tussen 2 knopen
ΔV: depolarisatie tijdens AP
int ernode
rust threshold
int ernode
V V e V
Voorwaarde:
Saltatorische voortgeleiding
495
Niet -gemyeliniseerd
axon
Voortgeleidingssnelheden in axonen
496
Type Myeline? Diameter Snelheid
Motorneuron + 15 mm 120 m/sec
C-vezel
(pijnzenuw)
- 0.5 mm 1 m/sec
Squid giant
axon
- 500 mm 25 m/sec
Multiple Sclerose
497
Multiple Sclerose: daling van
498
Voortgeleiding en modulatie van de
actiepotentiaal
499
Voortgeleiding van de actiepotentiaal
Passieve voortgeleiding – kabelmodel
Actieve voorgeleiding
Belang van myeline
Modulatie van de actiepotentiaal
Toxines
Lokale anesthetica
GABA-agonisten
Toxines
500
Dagelijkse kost - Japan
http://www.youtube.com/watch?v=hBxdsv9THH8
Dood na sushi
501
Elk jaar sterven ~50 Japanners na het eten van sushi van de fugu vis
(puffer fish/blowfish; kogelvis) bereid door een slechte kok.
Symptomen:
• Gevoelloosheid
• Zwakte, “een licht hoofd”
• Verlamming der ledematen
• hartritmestoornissen
• dood (~50 % der gevallen)
$200/maal
Tetrodotoxin (TTX)
502
TTX is aanwezig in geslachtsdelen, lever,
ingewanden en huid van fugu
TTX is een zeer efficiente (Kd ~1 nM) blokker
van spanningsgeschakelde Na+-kanalen
0.5 mg volstaat om een volwassene te doden
Blokkade van actiepotentialen in neuronen en hart
Geen effect in hersenen => “Zombie”
Beroemde haiku van Yosa Buson (1716-1783):
“I cannot see her tonight
I have to give her up
So I will eat fugu.”
Tetrodotoxin (TTX)
503
Locale anesthetica
504
Locale anesthetica
505
Lidocaine
Cocaine Procaine
Locale anesthetica blokkeren
spanningsgeschakelde Na+-kanalen
506
Aconitine
507
Monnikskap
Aconitine vertraagt inactivatie van Na+-kanalen
508
Schorpioen-toxines inhiberen
509
Modulatie van actiepotentiaal
510
A: lokale anesthetica
B: TTX
C: Aconitine
D: KTX
50 m
V
5 ms
GABA-receptor: een ligand-gestuurd Cl--kanaal
511
g-aminoboterzuur (GABA)
Voor activatie van GABA-Receptor
512
-100 -50 50 100
IK
INa
Itotaal
ECl EK
513
-100 -50 50 100
IK
INa
ICl
Itotaal
Itotaal zonder Cl
gCl = 3gK
ECl EK
Na activatie van GABA-Receptor
Na activatie van GABA-Receptor
514
-100 -50 50 100
IK
INa
ICl
Itotaal
Itotaal zonder Cl
gCl = 7gK
ECl EK
Barbituraten activeren de GABA-receptor
515
Nembutal
Secobarbital
Benzodiazepines activeren de GABA-
receptor
516
Rohypnol (flunitrazepam) Valium(diazepam)
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC13)
19. Synaptische communicatie
517
Synaptische communicatie
518
Synaps: plaats van communicatie van presynaptisch neuron met postsynaptische cel:
Neuron synapsen in centraal zenuwstelsel
Spiercel neuromusculaire junctie in skeletspier
Kliercel
2 verschillende types
Elektrische synaps
Actiepotentiaal loopt rechtstreeks door van pre- naar postsynaps
Voordeel: snelle communicatie
Chemische synaps
Presynaptische actiepotentiaal neurotransmitter postsynaptische respons
Elektrische synaps
Continuïteit tussen pre- en postsynaptisch neuron Via gap junctions =
intercellulaire ionenkanalen
Elektrische koppeling
AP in presynaps
Depolarisering verspreidt zich via gap junction
AP in postsynaps
Figure 13-15
519
Figure 17-12 Labeled
Chemische synaps
Geen continuïteit tussen pre- en
postsynaps
Figure 13-16
521
Chemische synaps: actiepotentiaal
neurotransmitter actiepotentiaal
Binding van NT ionenstroom
Depolarisering Ontstaan van AP
Hyperpolarisering inhibitie
Dendriet/Cellichaam
Receptoren voor NT Postsynaps
Diffusie van NT Extracellulaire ruimte
(20 à 50 nm) Synaptische speet
Actiepotentiaal Ca2+ influx
Exocytose Vrijstelling van NT
Axoneinde
vesikels met NT Presynaps
Figure 13-16
522
Receptoren voor neurotransmitters
Ligand-gestuurde
ionenkanalen
NT ionenstroom
verandering Vm
Metabotrope receptoren
NT signaaltransductie
(second messengers)
ionenstroom Vm
Figure 13-17
523
Gevolgen van het openen van ionenkanalen
524
1. Effect op de membraanpotentiaal (« Electrogenese ») • Openen van K+-kanalen: K+-efflux Vm
Repolarisatie
• Openen van Na+- of Ca2+-kanalen: Na+-(Ca2+-)influx Vm
Depolarisatie/excitatie
2. Effect op ionenconcentratie • Openen van Ca2+-kanalen: [Ca2+]i
Cellulaire response (spiercontractie, secretie…)
• Gelijktijdig openen van K+- en Cl--kanalen :
Efflux van KCl daling van celvolume
Verschillende functies vereisen verschillende schakelmechanismen!
Neurotransmitters
525
Signaalmoleculen: prikkeloverdracht
van presynaps naar postsynaps
Presynaps
Aanmaak en opslag in synaptische
vesikels
Vrijstelling door exocytose
Diffusie door synaptische spleet
Postsynaps
Binding aan receptor respons
Afbraak of heropname in presynaps
Figure 13-16
Indeling van neurotransmitters
Excitatorische NT
Postsynaptische
depolarisering
AP
Ach, glutamaat
Inhibitorische NT
Postsynaptische
hyperpolarisering
inhibitie van AP
GABA, glycine
526
Neurotransmitter
Presynaptische aanmaak en opslag
H+
ATP ADP + Pi
NT H+
H+
pH ≈ 5
Presynaptische aanmaak in cytosol
Enzymatisch gecatalyseerd
Neuron-specifiek
Indeling van neuronen ifv NT
Ach Cholinerg
GABA GABA-erg
(Nor)adrenaline adrenerg
Opslag van NT in synaptische vesikel
Actief transport accumulatie in lumen
Via H+-antiporter
Vesikel: V-type H+ pomp
H+-gradiënt drijft opname van NT
527
Organisatie van presynaps
Actieve zone
„docking‟ of aanmeren van synaptische vesikels
Binding aan plasmamembraan via eiwitcomplexen
Klaar voor fusie met plasmamembraan
Vergt Ca2+ stimulus
Actieve zone = complex thv presynaptische membraan
Dubbele rij van aangemeerde vesikels
In nabijheid van Ca2+ kanalen
Figure 13-19
528
Presynaps: vrijstelling van
NT door exocytose
AP komt aan in presynaps depolarisering
Activering van spanningsafhankelijke Ca2+ kanalen
Influx van Ca2+ locaal Ca2+ signaal
Fusie van vesikel met PM = exocytose
v/t-SNARE gemedieerd
Ca2+-afhankelijk synaptotagmine
Afgave van NT in synaptische spleet
Recyclering van vesikel
Endocytose: clathrine-gemedieerd
Figure 13-18 529
14-530
Botulisme &
BOTOX
Tetanus & tetanus toxine
531
Source: Korean Medical Library Engine (http://www.kmle.co.kr)
Tetanus toxine
• Inhibeert vrijstelling van NT (vgl BOTOX)
• Werkt in op inhibitorische interneuronen
Stopzetten van neurotransmitter signaal
Acetylcholine: afbraak en opname Afbraak door acetylcholine-
esterase
Presynaptische opname van choline Na+ gekoppelde symporter
Glutamaat, glycine, GABA, noradrenaline... : opname Opname in presynaps
Na+ gekoppelde symporter
Opslag in synaptische vesikel
Ach acetaat + choline
Na+
choline
acetylCoA
Ach
AchE
NT Na+
NT
NT Ach
Serotonine
Prozac Zenuwgassen
532
Postsynaps: activering van
receptoren
Binding van NT aan receptor in
postsynaptische membraan
Ligand-gestuurde ionenkanalen
Binding van NT openen van kanaal
ionenstroom Vm
Excitatorische synaps
NT depolarisering AP
Inhibitorische synaps
NT hyperpolarisering geen AP
Figure 13-18 533
Nicotine acetylcholinereceptor (nAchR)
Heteropentamer plasmamembraaneiwit
Opgebouwd uit 5 subeenheden
a2g: volwassenen isovorm in skeletspier
a-subeenheid: bindingsplaats voor acetylcholine
Transmembranaire porie
Niet-selectief voor cationen
PNa PK
Niet-permeabel voor anionen
Ring van negatieve ladingen in porie afstoting van anionen
Schakeling door acetylcholine
Binding aan extracellulaire zijde conformatieverandering open
534
Figure 13-20
Nicotine-acetylcholine receptor
Farmacologie
Curare: pijlgif van indianen uit Amazone oerwoud
Bereid uit schors van lianen in Amazonewoud
Zeer toxisch: dood binnen enkele minuten
Titratie: prikken van kikker en tellen van aantal sprongen
Actief bestanddeel: tubocurarine
Blokkeert nAch receptor
Verlamming ademhalingsstilstand
The usual method of preparation was to combine young-bark
scrapings of Strychnos and the menisperms with other cleaned plant
fragments and sometimes snake venom or venomous ants. This
mixture was boiled in water for about two days and then strained
and evaporated to become a dark, heavy, viscid paste with a very
bitter taste.
Chondrodendron tomentosum Liaan in tropisch regenwoud
535
Copyright ©2006 American Society for Clinical Investigation
Conti-Fine, B. M. et al. J. Clin. Invest. 2006;116:2843-2854
Nicotine-acetylcholine receptor
Pathologie: myasthenia gravis
536
GABA receptor
Heteropentamer plasmamembraaneiwit
Opgebouwd uit 5 subeenheden
Extracellulaire bindingsplaats voor GABA
Transmembranaire porie
Niet-selectief voor anionen: Cl-
Niet-permeabel voor kationen
Schakeling door GABA
Binding aan extracellulaire zijde open Cl- stroom
Influx van Cl- hyperpolarisering belet ontstaan van
actiepotentiaal
537
GABA-receptor: een ligand-gestuurd Cl--kanaal
538
g-aminoboterzuur (GABA)
Voor activatie van GABA-Receptor
539
-100 -50 50 100
IK
INa
Itotaal
ECl EK
540
-100 -50 50 100
IK
INa
ICl
Itotaal
Itotaal zonder Cl
gCl = 3gK
ECl EK
Na activatie van GABA-Receptor
Na activatie van GABA-Receptor
541
-100 -50 50 100
IK
INa
ICl
Itotaal
Itotaal zonder Cl
gCl = 7gK
ECl EK
Excitatorische en inhibitorische synapsen
Vm
drempel
Vm
drempel
epsp: excitatorische postsynaptische potentiaal - postsynaptische depolarisering door neurotransmitter - indien epsp > drempel AP
ipsp: inhibitorische postsynaptische potentiaal - postsynaptische hyperpolarisering door neurotransmitter - belet bereiken van drempel geen AP
epsp
ipsp
542
Neuron
Integratie van synaptische input
Centraal zenuwstelsel
Neuronen: multipele synaptische contacten
Excitatorische synapsen en inhibitorische synapsen
Summatie van excitatorische en inhibitorische input integrator
543
Neuron
Integratie van synaptische input
Indien epsp > ipsp
Depolarisering
AP indien drempelpotentiaal overschreden
Indien ipsp > epsp
Hyperpolarisering
Geen actiepotentiaal
544
Signaaltransductie (BWC14)
20. Signaalmoleculen en receptoren
545
Cellulaire communicatie
Informatie-uitwisseling in multicellulair organisme Cel-cel
Zenuwstelsel
Hormonaal stelsel
....
Cel-buitenwereld Zintuigelijke waarneming: visus, gehoor, smaak, reuk, tast
Cel-interne omgeving Bloeddruk, glycemie, pO2, pCO2, ...
Doel Ontwikkeling en embryogenese, groei
Functionele integratie van organen
Homeostase: constant houden van intern milieu, metabolisme
Interactie met omgeving
546
Intercellulaire communicatie
Overzicht
Signaalcel
Aanmaak en opslag van signaalmolecule
Afgave van signaal molecule door stimulus
Transport van signaalmolecule
Doelwitcel
Binding van signaalmolecule aan receptor
Activeren van signaaltransductie
Cellulaire respons: korte termijn versus lange termijn
Beëindigen van signaal
Figure 14-1
547
Chemische identiteit van signaalmoleculen
= primary messengers
Eiwitten en peptiden
Insuline, groeifactoren
Aminozuren of derivaten
Glutamaat, GABA, glycine
Biogene amines
Acetylcholine
Adrenaline, noradrenaline
Dopamine
Serotonine
Histamine ...
Nucleotiden: ATP, ADP
Nucleosiden: adenosine
Steroïden (< cholesterol)
Glucocorticoïden
Estrogeen, testosterone,
progesterone
Eicosanoïden (<
arachidonzuur)
Prostaglandines,
leukotriënen
Gassen: NO, CO
548
Endocriene interactie
Signaalcel Endocriene cel endocriene
organen (klieren)
-cel
pancreas Bijnier
Signaalmolecule Hormoon
Transport op afstand: bloedbaan insuline Adrenaline
Doelwitcel Bevindt zich op afstand van
endocriene cel
Spiercel,
vetcel, … Hart
Figure 14-1
549
Paracriene en autocriene
interactie
Figure 14-1
Signaalcel Paracriene cel Vasculaire endotheelcel
Signaalmolecule Paracriene factor
Lokaal transport via diffusie
NO, prostaglandines,
endotheline
Doelwitcel In nabijheid van paracriene cel Gladde spier in vaatwand
Opmerking: autocriene interactie
signaalcel = doelwitcel
autostimulatie, auto-inhibitie
Vb. tumorcel: secretie van groeifactor
ongecontroleerde groei van tumor
550
Juxtacriene interactie
Signaalcel Neuron, epitheelcel… Neuron
Signaalmolecule Membraaneiwit
Direct contact met doelwitcel Delta
Doelwitcel Naburige cel Neuron met Notch
receptor
551
Membraanreceptoren versus intracellulaire
receptoren
552
Hydrofiel signaalmolecule
Extracellulaire binding aan
receptor in plasmamembraan
Nood aan intracellulaire
signalen second messenger
Hydrofobe signaalmoleculen
Diffusie doorheen
plasmamembraan
Binding aan intracellulaire
receptor
Figure 14-24 Figure 14-2
Steroïdhormonen en intracellulaire
receptoren
553
Steroid hormonen Afgeleid van cholesterol
Hydrofoob karakter
Diffusie door plasmamembraan
Binding aan intracellulaire receptor
Translocatie naar kern
Activering/inhibitie van genexpressie
Figure 14-24
Figure 3-30
554
Wikipedia
CYP17A1
CY
P19
Overzicht van informatiestroom in doelwitcel
Membraanreceptoren
555
Binding aan membraanreceptor
Signaalmolecule = first messenger
Aan extracellulaire zijde
Signaaltransductie: omzetting van extracellulair signaal in intracellulair signaal
Via second messengers
Via eiwitten: G proteïnen, kinasen en fosfatasen
Cellulaire respons
Verandering in functie en/of identiteit van de cel
Korte termijn versus lange termijn respons
Figure 14-2
Overzicht van informatiestroom in doelwitcel
Second messengers
556
Kleine intracellulaire moleculen die aangemaakt of vrijgesteld worden na binding van primary messenger aan receptor
Ca2+, cAMP, cGMP, IP3, DAG,…
Brengen informatie over van plasmamembraan naar interne deel van cel
Cytosol verandering van activiteit van enzymes
ER vrijstelling van Ca2+
Kern verandering in genexpressie
Figure 14-2
Membraanreceptoren voor signaalmoleculen
557
Bindingsplaats in extracellulaire domein van receptor
Complementaire vorm tov signaalmolecule
AZ in bindingsplaats interageren met signaalmolecule
H-bruggen, ionische interactie…
Eigenschappen van binding
Reversibel ifv concentratie
Selectief discriminatie tussen structureel verwante liganden
Affiniteit en saturatie van binding
Vgl met Michael-Menten kinetica
Figure 14-2
Betekenis van dissociatieconstante KD
558
𝑅 ∙ 𝐿 ⟺ 𝑅 + 𝐿
𝐾𝐷 =𝑅 × 𝐿
𝑅 ∙ 𝐿
𝐿 = 𝐾𝐷
𝑅 = 𝑅 ∙ 𝐿
KD = evenwichtsconstante van de
dissociatiereactie
met R = vrije receptor
RL = gebonden receptor
Er is evenveel
vrije receptor als
gebonden receptor
Binding aan membraanreceptor
Affiniteit
KD = maat voor de affiniteit van receptor voor ligand KD affiniteit van receptor voor ligand
Grootte-orde: 10-7 tot 10-10 M
0 2 4 0,0
0,5
1,0
1,5
[Ligand] (relatief)
[RL] (rel)
controle
KD = 0,5 Kd,controle
Kd Kd
KD = [ligand] waarvoor 50% van receptoren bezet zijn
559
Binding aan membraanreceptor
Saturatie
Bezettingsgraad van receptor: bepaald door concentratie van ligand
Indien alle receptoren bezet saturatie van receptor
Maximaal aantal bezette receptoren
Bepaald door aantal receptoren in de plasmamembraan kan varieren
0 2 4 0,0
0,5
1,0
1,5
[Ligand] (relatief)
[RL] (rel)
controle
RT = 2 RT,controle
L
K
RRL
D
T
1
Kd
560
RT = R + RL
Indien [L] >>> KD
[RL][RT]
Binding aan membraanreceptor
Gevoeligheid van doelwitcel
Gevoeligheid van cel bepaald door Affiniteit van receptor voor ligand: Kd gevoeligheid
Aantal receptoren in de plasmamembraan: RT gevoeligheid
Drempel voor cellulaire respons: minimum aantal geactiveerde R
0 2 4 0,0
0,5
1,0
1,5
[Ligand] (relatief)
[RL] (rel)
controle
Kd = 0,5 Kd,controle
RT = 2 RT,controle
Drempel
cellulaire
respons
Respons
561
Verlies van gevoeligheid van doelwitcel
562
Verminderde gevoeligheid van doelwitcel voor signaalmolecule
Onderbreking van signaaltransductie
Desensitisering = structurele veranderingen in receptor
Fosforylering van receptor
Gefosforyleerde receptor
Minder affiniteit voor ligand geringere binding
Minder stroomafwaartse effecten minder second messengers…
Internalisering van receptor
Internalisering van receptor via endocytose (clathrine)
563
Figure 12-15
Binding aan membraanreceptor
Agonist versus antagonist
Moleculen met structurele gelijkenis tov endogeen signaalmolecule Binden aan de receptor met vergelijkbare of grotere affiniteit
Indeling ifv effect op doelwitcel: agonist versus antagonist
Kd
Hormoon ≈ 5 10-5 M
Agonist ≈ 5 10-6 M
Antagonist ≈ 3 10-9 M
564
Binding aan membraanreceptor
Agonist versus antagonist
Agonist Antagonist
Activeert receptor zoals
endogeen signaalmolecule
Resulteert in cellulaire
respons
Toepassing: farmaca die
werking van endogene
signaalmoleculen
nabootsen
Bindt zonder de receptor
te activeren
Geen cellulaire respons
Bezet de bindingsplaats van
de receptor
Toepassing: inhibitoren van
endogene signaalmoleculen
Competitieve inhibitie
565
Agonist versus antagonist
Voorbeeld
2 agonist astma
Farmaca die 2 receptoren
activeren
2 receptor = GPCR; zie
verder
Toepassing
Activering van 2 receptoren
relaxatie van gladde spier
in luchtwegen verwijden
van luchtwegen
2 agonist behandeling
van astma
1 antagonist hypertensie
Farmaca die 1 receptoren
inhiberen
1 receptor = GPCR; zie
verder
Toepassing
Inhibitie van 1 receptoren
hart klopt minder krachtig en
trager daling van bloeddruk
1 antagonist behandeling
van hypertensie
566
Integratie van signaaltransductie
567
Cel staat bloot aan
verschillende types
signaalmoleculen
Integratie van deze
signalen door
Activering van verschillende
transductiecascades
Convergentie op één
transductiecascade
Cross talk: ene transductie-
cascade beïnvloedt andere
Figure 14-2
Amplificatie van extracellulair signaal
568
Signaaltransductiecascade
Amplificatie van signaal door opeenvolgende reacties
Voorbeeld
1 molecule adrenaline
104 moleculen cAMP
106 moleculen actief fosforylase
Figure 14-2
Signaaltransductie (BWC14)
21. GPCR & signaaltransductie via cAMP/PKA
569
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne gekoppelde receptor Binding van extracellulair
signaalmolecule
Activeert G proteïne
G proteïne Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
Effectoren Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Ionenkanalen
570
G proteïne gekoppelde receptor
Structuur
Integraal membraaneiwit
Extracellulair deel Binding van
signaalmolecule
7 transmembranaire a-helices Inbedding in membraan
Binding van signaalmolecule
Intracellulair deel Interactie met trimeer
G proteïne Lus C3 en COOH-ter
staart
Figure 14-4
571
G proteïne gekoppelde receptor
Functie: activering
Start van
signaaltransductie
Binding van
extracellulair
signaalmolecule
conformatie van
receptor
Activering van
trimeer G proteïne
Figure 14-4
572
G proteïne gekoppelde receptor
Functie: desensitisering
GRK GPCR kinase
Fosforyleert C-terminus van GPCR alleen ACTIEVE
GPCR
-arrestine Cytosolisch eiwit
Bindt aan gefosforyleerde C-terminus
Geen interactie met G proteïne Onderbreken van
signaaltransductie Figure 14-4
573
arrestine
GPCR activering: moleculair mechanisme
574
Binding van adrenaline aan 2-AR
575
Activering van GPCR door binding van
ligand
576
G-proteïne gekoppelde receptoren
Structurele en functionele diversiteit
>1000 verschillende receptoren
1000 genen (3% van genoom)
Alternatieve splitsing
Verschillen in
Aminozuursequentie eiwitstructuur
Expressiepatroon: cel- en orgaanspecifiek voorkomen
Ligand
Signaaltransductie
577
Voorbeelden van GPCR
578
Ligand Receptor Opmerking
Noradrenaline, adrenaline Adrenerge receptoren Subtypes:
- a1, a2
- 1, 2, 3
Acetylcholine Muscarine receptoren Subtypes: M1 M5
Dopamine Dopaminerge receptoren
ATP, ADP Purinerge receptoren Subtypes: P2X, P2Y
Reukmoleculen Odorantreceptoren +/- 1000 subtypes
TSH TSH receptor
Endorfines Opioid receptoren Subtypes: m, k,
Anandamide Cannabinoid receptor Subtypes : CB1, CB2
… … …
579
AGONIST
ANTAGONIST
Nicotine receptor Muscarine receptor
nicotine muscarine
tubocurarine atropine
Receptor diversiteit verschillend farmacologisch profiel!!!
acetylcholine
Diversiteit membraanreceptoren
Receptoren voor acetylcholine
Receptor Type Expressie Respons
Nicotine AchR Ionenkanaal Neuromusculaire junctie
Centrale synaps
Postsynaptische
depolarisering
Muscarine R
5 subtypes: M1
M5
GPCR Hart, gladde spier, klieren,
neuronen...
Bepaald door
subtype,
transductie...
M2 GPCR Hartspier: SA knoopcellen Vertraging van
hartritme
M3 GPCR Gladde spier: luchtweg Contractie
Exocriene klier: pancreas Secretie
10-580
Respons op signaalmolecule bepaald door:
• Receptortype voor signaalmolecule en signaaltransductiecascade
• Celtype: neuron, spier, kliercel...
Ziekten door disfunctie van GPCR
loss-of-function gain-of-function
inactief
ligand
Altijd actief
geen ligand
581
Loss of function
Gain of function
G-proteïne gekoppelde receptoren
Farmacologie/Toxicologie
Farmacologie: agonisten/antagonisten 2 agonisten astma
Farmaca die 2 receptoren in gladde spier activeren relaxatie van gladde spier (dilatatie van luchtwegen)
1 antagonisten hypertensie
Receptor voor (nor)adrenaline in hart
Farmaca die 1 receptoren in hart blokkeren hart klopt trager en minder krachtig
Toxicologie: receptoren voor drugs Heroïne opioid receptoren
Receptoren voor endorfines
CZS: pijnbeleving, ....
Probleem: desensitizering afhankelijkheid
Cannabis cannabinoid receptor
Receptor voor endocannabinoiden: anandamide, 2-arachidonylglycerol
CZS: rol in geheugen, pijnbeleving
582
Trimeer G proteïne
Structuur
Subeenheid Ga G Gg
Aantal genen 27 5 13
Eiwit Gsa, Gia,… Gg: stabiel dimer
Vetanker in membraan + + (Gg subeenheid)
Interactie met GPCR + -
GTPase activiteit + -
Interactie met effector + +
of
Figure 14-5
583
Trimeer G proteïne
Moleculaire schakelaar
L + R
L*R
GTP GDP
H2O Pi
Effector Effector Kanalen, enzymes, ....
Spontane
GTPase
activiteit
GEF = Guanine nucleotide Exchange Factor
L*R = Ligand-receptor complex
RGS = Regulator of G protein signaling
L*R = GEF
RGS
Rust = Uit
• Gag trimeer
• Ga: GDP binding
+Stimulus = Aan
• Ga + Gg dimer
• Ga: GTP binding
Figure 14-5
584
GTPase cyclus van trimeer G proteïne
585
Figure 14-5
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne gekoppelde receptor Binding van extracellulair
signaalmolecule
Activeert G proteïne
G proteïne Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
Effectoren Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Ionenkanalen
586
Signaaltransductie via GPCR
Activering van ionenkanalen
587
Sino-atriale knoopcel in
hart
Muscarinereceptor (M2)
voor Ach
Binding Ach
Activering Gi eiwit
Gg activeert K+ kanaal
Uitwaartse K+stroom
Figure 14-15
Signaaltransductie via GPCR
cAMP als second messenger
cAMP = second messenger
Aanmaak door adenylaatcyclase in plasmamembraan
Regeling door trimeer G proteïne: Ga
Gsa stimulering
Gia inhibitie
Cholera toxine
Permanente activering van Gs
Continue stimulering van AC
Figure 14-6
588
Signaaltransductie via cAMP
Afbraak van cAMP
Afbraak door fosfodiesterase
Cytoplasmatisch enzyme
Basale activiteit continue afbraak
Inhibitie door methylxanthines
[cAMP]cyto
Balans aanmaak/afbraak
Snelle veranderingen
Figure 14-6
589
Cellulaire effecten van cAMP
590
Proteïnekinase A (PKA)
Structuur
Ser/Thr kinase
Fosforyleert meerdere eiwitten in
Cytosol
Plasmamembraan, ER, …
Kern
Structuur: heterotetramer
2 Catalytische subeenheden Kinase
Binding en hydrolyse van ATP
2 Regulatorische subeenheden
Inhiberen kinase activiteit
2 bindingsplaatsen voor cAMP
591
Figure 14-8
Proteïnekinase A (PKA)
Werking
In afwezigheid van cAMP
Heterotetramere configuratie
Inactief
Inhibitie van kinase door
regulatorische eenheid
Bij stijging van cAMP
cAMP bindt aan Reg eenheid
Dissociatie van Reg en Cat
Kinase actief
Activering door de-inhibitie
592
Figure 14-8
STOP
cAMP/PKA signaaltransductie
Cellulaire respons
AMP
cAMP PDE
Diffusie
Afbraak
Extracellulair signaalmolecule
cAMP
Proteïne Kinase A
Fosforylering
van eiwitten
Adenylaatcyclase
Gsa-GTP
GPCR
Gsa -GDP
Caffeïne
Fosfatase
Defosforylering van eiwitten
Figure 14-7
593
Desensi-
tisering
Cholera toxine
Toepassing
Effecten van (nor)adrenaline
(Nor)adrenaline fight or flight reactie
Adrenerge boodschappers
Reactie bij stress
Adrenaline = hormoon
Vrijstelling door bijniermerg
Noradrenaline = NT
Vrijstelling door orthosympathisch zenuwstelsel
Inwerking op doelwitorganen
Hart, lever, luchtwegen, …
Figure 14-21 Labeled
594
GPCR G proteïne Effector
Adrenerge receptoren
Ligand GPCR G proteïne Effector Second messenger
(Nor)adrenaline
(Nor)epinefrine a1 Gq PLC
IP3 Ca2+
DAG PKC
a2 Gi Adenylaatcyclase cAMP
Ca2+ kanaal (g)
1, 2, 3 Gs Adenylaatcyclase cAMP
Adrenaline Noradrenaline
595
Toepassing
Effecten van (nor)adrenaline
Respons van doelwitorgaan: bepaald door
Type receptor signaaltransductiecascade
Functie van doelwitcel
Hart
1receptoren cAMP/PKA
Versnelling van hartritme
Krachtiger contractie
Lever
2 receptoren cAMP/PKA
Vrijstelling van glucose
Figure 14-21 Labeled
596
Activering van glycogeenafbraak in de lever Figure 14-22 Labeled
Figure 14-21 Labeled
597
Toepassing
Cholera
598
Field, M. J. Clin. Invest. 2003;111:931-943
L*R
GTP GDP
H2O Pi
Spontane GTPase activiteit
Cholera toxine: ADP-ribosylering van Gsa inhibitie van GTPase activiteit
Signaaltransductie (BWC14)
22. GPCR: signaaltransductie via IP3 en DAG
599
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne gekoppelde receptor Binding van extracellulair
signaalmolecule
Activeert G proteïne
G proteïne Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
Effectoren Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Ionenkanalen
600
Signaaltransductie via PLC
Binding van ligand aan GPCR
Activering van trimeer G proteïne = Gq
Activering van effector = PLC
Vorming van second messengers
IP3 Ca2+ vrijstelling uit ER
DAG activering van PKC
Figure 14-10 601
Voorbeelden van signaaltransductie via
PLC
602
Cel/weefsel Ligand GPCR Respons
Bloedplaatjes Thromboxane A2 TP receptor Aggregatie van plaatjes
Bronchiale gladde
spier
Acetylcholine M3 Contractie
Vasculaire gladde
spier
Noradrenaline a1 contractie
Vasculaire gladde
spier
Endotheline ET1 Contractie
Lever ADH V1 Glycogeen afbraak
Exocriene pancreas Acetylcholine M3 Secretie van enzymes
Speekselklier Acetylcholine M3 Speekselsecretie
Maag Acetylcholine M3 HCl secretie
… … … …
Fosfolipase C: splitsing van PIP2
603
PLC = plasma-
membraan enzyme
Activering door GPCR
via Gqa
Splitst PIP2 IP3 + DAG
PIP2: PI(4,5)bisfosfaat
Membraanlipide in
cytoplasmatisch blad
van PM
Aanmaak door PI-kinasen
(lipidekinasen)
Figure 14-9
Second messengers IP3 en DAG
604
IP3:
inositol(1,4,5)trisfosfaat
Hydrofiel: diffundeert in
cytosol
Bindt aan receptor in ER
DAG: diacylglycerol
Hydrofoob: blijft in
membraan
Activering van Proteïne
Kinase C (PKC)
Activering van
ionenkanalen Figure 14-9
IP3 receptor in endoplasmatisch reticulum
IP3 receptor
Membraaneiwit in endoplasmatisch reticulum
Ligand-gestuurd Ca2+ kanaal
Binding van IP3
Kanaal opent Ca2+ vrijstelling uit ER
Ontstaan van intracellulair Ca2+ signaal [Ca2+]cyto stijgt
Figure 14-12 Figure 14-11
605
IP3 en DAG: activering van multipele
transductiecascades: Ca2+, kinasen, Vm
Ionen
kanalen
Ca2+ signaal
Ca2+ vrijstelling
uit ER
Na+, Ca2+ PKC
Depolarisering Fosforylering
Figure 14-9
Figure 14-12
606
Kalzium macht alles
(L.V. Heilbrunn)
607
Ontstaan van een intracellulair Ca2+ signaal
Figure 14-12
608
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Terminologie
[Ca2+]cyto=10-7 M
endoplasmatisch reticulum
[Ca2+]ER
=
10-3 M
Rustsituatie
609
[Ca2+]e= 10-3 M
influx vrijstelling
efflux opname
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Actieve transportsystemen Ca2+ ↓
[Ca2+]cyto=10-7 M
[Ca2+]e= 10-3 M
3 Na+
1 Ca2+
Na+-Ca2+ uitwisselaar
Na+
K+
ATP
Na+-K+ pomp
endoplasmatisch reticulum
[Ca2+]ER= 10-3 M
ATP
2 Ca2+
SERCA
1 Ca2+
PMCA
ATP Rustsituatie
610
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Ca2+ kanalen Ca2+ ↑
[Ca2+]cyto=10-7 M
Ca2+
[Ca2+]e= 10-3 M
endoplasmatisch reticulum
[Ca2+]ER= 10-3 M
Ca2+
Ca2+ Ca2+ Ca2+
[Ca2+]cyto> 10-7 M
Plasmamembraan: Ca2+
influxkanalen
Spanningsafhankelijk
Ligand-gestuurd
Receptor-geactiveerd
Mechano-gevoelig
Endoplasmatisch reticulum: Ca2+ vrijstellingskanalen
IP3 receptor
Ryanodine receptor
611
Ca2+ signaal in prikkelbare cel
Actiepotentiaal [Ca2+]cyt
Neuron: AP Ca2+ influx
Depolarisering
Activering van spannings-afhankelijke Ca2+ kanalen
Influx van Ca2+
Skeletspier en hartspier: AP Ca2+ vrijstelling
Depolarisering
Activering van Ryanodine receptor
Vrijstelling van Ca2+
ATP
2 Ca2+
SERCA
3 Na+
1 Ca2+
NCX
1 Ca2+
PMCA
ATP
Ca2+
Ca2+
Ca2+
DHPR
RyR
612
Ca2+ signaal in niet-prikkelbare cel
Ligand [Ca2+]cyt
Ligand Ca2+ vrijstelling Ca2+ influx
Binding aan GPCR PLC
Vorming van IP3 en DAG
Vrijstelling van Ca2+ uit ER
Initiële respons
Beperkt in tijd: depletie van ER
Influx van Ca2+ via TRP en SOC kanalen
Langdurige respons
Activering van
TRP: DAG en
SOC: leeg ER
ATP
2 Ca2+
SERCA
3 Na+
1 Ca2+
NCX
1 Ca2+
PMCA
ATP
Ca2+
Ca2+
G PLC PIP2
IP3
Ca2+
IP3R
613
Ca2+ als second messenger
Signaaltransductie via Ca2+
Ca2+ geactiveerde
ionenkanalen
Calmoduline Ca2+ sensoren ... Synaptotagmine
Ionenkanalen
Ionenpompen
Transporters
Enzymes:
eNOS
...
Kinasen:
CaM kinase
MLC kinase
...
Fosfatasen:
Calcineurine
[Ca2+]cyt > 10-7 M
Cel in rust: [Ca2+]cyt < 10-7 M
Stimulus Ca2+ vrijstelling/influx
Gentranscriptie 614
Ca2+ als second messenger
Intracellulaire Ca2+ sensoren
Ca2+ bindende eiwitten in
cel
Binding van Ca2+ in functie
van cytoplasmatische Ca2+
concentratie
10-7 M Ca2+ apo-eiwit
Vrije vorm
Inactief
> 10-7 M Ca2+ : binding van
Ca2+
Ca-eiwit complex
cellulaire respons
Reversibele binding
Aan/uitschakelen van
signaaltransductie in functie
van cytoplasmatische Ca2+
concentratie
Voorbeelden
Calmoduline
.....
615
Ca2+ als second messenger
Calmoduline
Calmoduline Cytoplasmatisch eiwit
4 bindingsplaatsen voor Ca2+ KD: 5 10-7 5 10-6 M
Leeg bij [Ca2+]cyt 10-7 M
Progressieve opvulling indien [Ca2+]cyt
Ca-Calmoduline Conformatieverandering
Blootstelling van hydrofobe residu‟s
Binding aan doelwiteiwitten Via hydrofobe interactie
Ca2+ bindingsplaatsen
apo-CaM Figure 14-14
616
Figure 14-14
Calmoduline: Ca2+ afhankelijke
binding aan doelwiteiwitten
Ca-CaM geactiveerde
enzymes
NO synthase: eNOS en nNOS
NO productie in endotheel en
neuronen
Myosine lichte keten kinase:
MLCK
Contractie van gladde spier
CaM kinases: CaMKinase II
Geheugen
PMCA
Extrusie van Ca2+
Calcineurine = fosfatase
Ca-CaM
Bindt aan doelwiteiwitten via hydrofobe interacties
Activering/inhibitie van doelwiteitwit
617
Figure 14-14
Addendum: selectiviteit van interacties
GPCR G proteïne Effector
Ligand GPCR G
proteïne Effector Second messenger
(Nor)adrenaline
(Nor)epinefrine a1 Gq PLC
IP3 Ca2+
DAG PKC
a2 Gi AC cAMP
Ca2+ kanaal (g)
1, 2, 3 Gs AC cAMP
Acetylcholine M1, M3, M5 Gq PLC IP3 Ca2+
DAG PKC
M2, M4 Gi AC cAMP
K+ kanaal (g)
Adenylaatcyclase: ATP cAMP
Fosfolipase C: PIP2 IP3 + DAG / IP3 vrijstelling van Ca2+ uit ER
Adrenerge
receptoren
Muscarine
receptoren
618
Addendum: Celspecifieke respons
GPCR G proteïne Effector
619
Adrenaline
Noradrenaline
a1 receptor Ca2+ signaal Spier
contractie Vasoconstrictie
2 receptor cAMP signaal Spier
relaxatie
Broncho
dilatatie
Vasculaire
gladde spier
Bronchiale
gladde spier
Signaaltransductie via NO/cGMP
620
Vaatwand
Endotheelcel
In direct contact
met bloed
Reageert op
chemische en
mechanische stimuli
Gladde spierlaag
Contractie/relaxatie
Bepaalt diameter
van lumen van
bloedvat
Figure 14-A1
Aanmaak van NO in endotheelcel
621
Stimuli
Ach GPCR
Muscarine receptor
Shear stress
Signaaltransductie
Activering PLC
IP3 Ca2+signaal CaCaM
Activering van NO synthase (eNOS)
Aanmaak van NO
L-Arg NO + citrulline
NO = klein, apolair gas
Verlaat cel door eenvoudige diffusie
Lokale verspreiding
Korte levensduur
Vrij radicaal
Figure 14-A1
NO: signaaltransductie via cGMP in gladde
spiercel
622
NO diffundeert in gladde spiercel
Signaaltransductie
Receptor voor NO = guanylaatcyclase
Cytosolisch enzyme
GTP cGMP
cGMP activering van PKG
Ser/Thr kinase
Fosforylering
Respons: relaxatie van vaatwand
Figure 14-A1
623
STOP
Signaaltransductie via NO/cGMP
Aan- en uitschakelen van cascade
NO
Solubel guanylaatcyclase
cGMP
Proteïne Kinase G
Fosforylering
van eiwitten
Cellulaire respons
GMP
cGMP fosfodiësterase
Fosfatase
Defosforylering van eiwitten
Afbraak
Sildenafil
•Inhibitor van cGMP
fosfodiesterase
•Remt afbraak van cGMP
•Bevordert vasodilatatie
Sildenafil
Signaaltransductie (BWC14)
23. Receptor proteïnekinasen
624
Groeifactoren
Signaalmoleculen Structuur: peptiden of eiwitten
Hormonale, paracriene, autocriene werking
Binden aan receptor proteïnekinasen
Cellulaire respons: celgroei en celdeling gecontroleerd! Embryonale groei, wondheling, weefselhomestase,…
625
Receptor tyrosinekinase
Structuur
Integraal membraaneiwit in plasma-
membraan
1 transmembranaire a-helix
Extracellulair domein
Bindingsplaats voor ligand
Cytoplasmatisch domein
Tyrosinekinase domein
Fosforylering van Tyr residu‟s
Inactief door auto-inhibitie
Staart met Tyr residu‟s autofosforylering
Figure 14-16 626
627
Receptor tyrosinekinase
Activering
Vrij monomer: auto-
inhibitie van
kinasedomein
Binding van ligand
dimerisering van
receptor
Dimer opheffen van
auto-inhibitie
Kinase actief
Figure 14-16 628
Receptor tyrosinekinase
Activering
Actief receptordimer
Autofosforylering
Kruisfosforylering van Tyr
residu‟s in cytoplasmatische
staart
Tyr-P staart
Platform voor binding van
signaaltransductie-eiwitten
Binding verloopt via SH2
domein herkent Tyr-P
Figure 14-16
629
SH2 domain
630
Binding van fosfotyrosine door SH2 domein
Signaaltransductie via RTK
Rekrutering van signaaleiwitten
door Tyr-P staart
Binding via SH2 domein
Activering van verschillende
transductiecascades
Grb/Sos Ras MAP kinase
Celgroei en -proliferatie
PLCg
Ca2+ signaal respons
PI3Kinase
Cell survival Figure 14-17
631
Signaaltransductie via MAP kinase cascade
Activering van Ras
GRB2 = adaptoreiwit
SH2 domein: binding aan Tyr-P in geactiveerde RTK
SH3 domeinen: recrutering en activeringvan Sos
Sos = Ras GEF
GRB2-Sos: interactie met Ras
Induceert GDP/GTP wissel in Ras
Ras = monomeer G proteïne
Membraangebonden: vetanker
Moleculaire schakelaar
Ras-GDP = inactief
Ras-GTP = actief
Ras-GTP: dissocieert van Sos Figure 14-17
632
Ras als moleculaire schakelaar
Ras-GDP = uit Ras-GTP = aan
Pi H2O
GAP MAP Kinase
GDP GTP
Sos = GEF
Celproliferatie
GAP = GTPase Activating Protein
- vereist voor GTP hydrolyse door Ras
GEF = guanine-nucleotide
exchange factor
- Induceert GDP/GTP wissel
Figure 14-17
633
Ras: activering van
MAP kinase cascade
Raf kinase: cytosolair Recrutering en activering door Ras-GTP
Fosforyleert en activeert MEK
MEK Fosforyleert en activeert MAP kinase
MAP kinase = effector kinase Actief MAP kinase
Translocatie naar nucleus
Fosforylering van transcriptiefactoren: Ets, Jun
Activering van gentranscriptie
Expressie van genen vereist voor opstarten van celcyclus
Resultaat: start celproliferatie Kerndeling celdeling
Figure 14-17 634
Figure 19-42 Labeled
Figure 19-39 Labeled
Algemene principes: MAP kinase cascade
Diversiteit aan signaaltransductiecascades
Extracellulaire stimulus
Kinase cascade
Verandering in gen-expressie
Respons
MEK
MAPK
637
Algemene principes: scaffold eiwitten
in signaaltransductie
638
Organisatie van functioneel complex
Rekrutering en binding van meerdere eiwitten
Facilitering interactie tussen eiwitten
Mogelijkheid tot regeling
Voorbeelden
KSR / STE5
Arrestine
Cellular Signalling 2012 vol 24
Signaaltransductie via PLCg Ca2+ signaal
Rekrutering van PLCg door RTK
PLCg: bindt aan Tyr-P via SH2 domein
Activering van PLCg door RTK
PLCg splitst PIP2
Vorming van IP3 en DAG
Ontstaan van Ca2+ signaal
Vrijstelling van Ca2+ uit ER
Initiële respons
Beperkt in tijd: depletie van ER
Influx van Ca2+ via kanalen in PM
ATP
2 Ca2+
SERCA
3 Na+
1 Ca2+
NCX
1 Ca2+
PMCA
ATP
Ca2+
Ca2+
PIP2
IP3
Ca2+
IP3R
P P PLCg
639
Signaaltransductie via PI 3-kinase
RTK
PI 3-kinase
Akt kinase
Respons
Cell
survival
Figure 14-23
640
Signaaltransductie via PI 3-kinase
PI 3-kinase
Lipidekinase
Fosforylering van PI op positie 3 van inositolring
PIP2 PIP3
PIP3 = membraanlipide
Rekruteert Akt kinase activering
Akt kinase = PKB
Ser/Thr kinase
Multisubstraat kinase
Cellulaire respons
Cell survival pathway
Figure 14-23
641
Figure 19-43 Labeled
Serine/threone kinase receptoren
TGF signaaltransductie: activering van receptor
643
TGF = groeifactor
Belangrijke rol in embryogenese
Differentiatie, celdood, …
TGF receptor
Plasmamembraaneiwit
Multimeer complex
Type I fosfodomein
Type II kinase domein
Binding van TGF
Multimerisering van receptor
Autofosforylering: type II type I
Figure 14-20
Serine/threone kinase receptoren
TGF signaaltransductie: inductie van genexpressie
644
Signaaltransductie via SMAD
eiwitten
Fosforylering van R-SMAD door
TGF receptor
Vorming van multimeer SMAD
complex
Translocatie naar nucleus
Associatie met
transcriptiefactoren
Inductie van genexpressie
Figure 14-20
Toepassing: RTK signaaltransductie en
tumoren
645
RTK signaaltransductie en tumoren
Overexpressie of HER2 in borsttumoren
646
HER2 (ERBB2) = RTK
Dimer met andere HER receptoren
Overexpressie van HER2 in 25% van borsttumoren
Snellere groei
Meer agressieve vorm van kanker
Therapie: trastuzumab (Herceptine™)
Monoclonaal antilichaam inhibitie van HER2
RTK signaaltransductie en tumoren
Oncogene mutaties: voorbeeld Ras
Wild-type Ras GDP/GTP uitwisseling aan
GTPase uit
Mutant Ras GDP/GTP uitwisseling aan
GTPase uitgeschakeld door mutatie Geen binding van GAP
Permanent actief gain of function
Klinisch belang Mutaties in Ras: 20 tot 30% van
humane tumoren
Ras-GDP = uit Ras-GTP = aan
GDP GTP
Mutatie in Ras
Ongecontroleerde celproliferatie
647
RTK signaaltransductie en tumoren
Drug targets voor chemotherapie - 1
649
FT = farnesyltransferase enzyme dat farnesylvetanker aan Ras bindt
FTI = farnesyltransferase inhibitor remt tumorgroei
RTK signaaltransductie en tumoren
Drug targets voor chemotherapie - 2
650
Cytoskelet
(BWC15)
24. Microtubuli en intermediaire filamenten
651
652 statisch
Tabel 15-2
dynamisch
Indeling van microtubuli
653
Cytoplasmatische MT
Dynamisch netwerk
doorheen cytosol
Diverse functies
Cellulaire architectuur
Axonen
Vorming van delingsspoel
tijdens mitose & meiose
Beweging van chromosomen
Kabel voor transport van
vesikels en organellen
Axonemale MT
Stabiele en geordende
subcellulaire structuren
Functies
Cellulaire beweging
Cilia, flagella, basale lichamen
Figure 16-6
Tabel 15-2
Basiseigenschappen van MT: structuur
Holle structuur
Diameter: 25 nm (extern)
Variabele lengte: nm mm
Gepolariseerd: + en – einde
Singlet/doublet/triplet
Figure 15-2 Labeled
654
Opbouw van microtubulus
Bouwsteen = tubuline-eiwit Heterodimer: a-
Gemeenschappelijke eigenschappen a en Bindingsplaats voor GTP (of GDP) + GTP hydrolyse
Bindingsplaats voor taxol, colchicine
Vorming van protofilament Longitudinale associatie van a- dimeren
Asymmetrische structuur a--a--a--a-
13 parallelle protofilamenten microtubulus Gepolariseerde structuur
a-einde = min einde: stabiele pool
-einde = plus einde: dynamische pool
Figure 15-2
Figure 15-1
655
Vorming van MT door reversibele
polymerisering van tubuline dimeren
656
Polymerisering van tubuline dimer vereist
GTP bindt aan tubuline dimer
Voldoende tubuline dimeren kritische concentratie
Indien [tubuline] < kritische concentratie vrij dimer
Indien [tubuline] > kritische concentratie polymerisering
Stapsgewijs proces
Dimer oligomer groeiende MT stop van groei
Nucleatie : dimer oligomer
Elongatie: groei van MT door polymerisering
Plateaufase: stoppen van groei (polymerisering = depolymerisering)
Figure 15-3
657
Asymmetrische groei van MT aan plus einde
MT groeit vooral aan plus einde
Plus einde: lagere kritische concentratie
dan min einde
Indien [kritische]min einde > [tubuline] >
[kritische]plus einde
Polymerisering aan plus einde groei
Depolymerisering aan min einde krimp
Min einde: indien verankerd in
centrosoom geen MT dynamiek
Figure 15-4 658
Figure 15-5
Treadmilling van MT
659
Dynamische instabiliteit van MT
660
http://youtu.be/9ICqcZ99qGk http://youtu.be/E1XczyCkN20
Dynamische instabiliteit van MT
661
Continue groei en krimp van microtubuli
In hoofdzaak via plus einde
Weinig of niet via min einde
Polymerisering treedt op indien voldoende GTP-tubuline
Vorming van GTP-cap aan plus einde
GTP-cap stabiliseert MT structuur groei
Indien hydrolyse van GTP GDP-tubuline
MT met eindstandige GDP-tubuline
Instabiel plus einde uit elkaar vallen van MT
Figure 15-6
Dynamische instabiliteit van MT
662
Afwisselende fasen van
groei en krimp van MT
Vooral aan (+) pool
Groei door
polymerisering
Catastrofe
Indien GTP-cap te klein
Hernemen van groei
Figure 15-6
Microtubule Organizing Centre MTOC
663
Plaats waar MT assemblage van start gaat in de cel
Verankering van min einde van MT en nucleatie van MT
Bij interfase cellen: perinucleaire ligging centrosoom
Opbouw
2 centriolen + pericentriolair materiaal
g-tubuline nucleatieplaats voor MT
Figure 15-8
g-tubuline in centrosoom
664
g-TuRC = g-Tubuline Ring Complex
Onderdeel van centrosoom
Opgebouw uit g-tubuline en GRiPs
Nucleatieplaats voor MT
Polymerisering van tubuline a- dimer aan plus einde van g-tubuline
indien geen g-tubuline geen vorming van MT in cel
Figure 15-9
Cellulaire organisatie van MT
665 Figure 15-10
Cellulaire organisatie van MT
Interfase cel
666
Radiaal netwerk van MT in
cytoplasma
Verspreiding vanuit centrale
structuur = centrosoom (MTOC)
Inplanting met min einde in MTOC
Plus einde celperiferie
Dynamische instabiliteit van MT
Centraal min einde in MTOC: stabiel
Perifeer plus einde: ctu groei en
krimp
Figure 15-10
Microtubule Associated Proteins (MAPs)
667
MAP
Binden aan MT stabilisering van MT
Tau = MAP in neuronen
Stabilisering van MT in axonen
hoge densiteit aan MT in axonen
MAP2 = MAP in dendrieten
Tauopathie
Aggregatie van tau eiwit verstoring
van neuron afsterven van neuron
Figure 15-10
Tauopathie neurodegeneratie
Eiwitten die MT (de)stabiliseren
670
+-TIP eiwitten
Binden aan plus einde
Verhinderen MT catastrofe
Destabilisering door
catastrofins
Binden aan plus einde
Uit elkaar vallen van
protofilamenten aan plus
einde
Figure 15-11
Geneesmiddelen die ingrijpen op MT
671
Onderdrukken van MT
vorming
Colchicine
Verhindert polymerisering
van tubuline
Vinblastine, vincristine
Aggregatie van dimer
geen polymerisering
Stabiliseren van MT
Taxol
Toepassing: chemotherapie
• Te weinig/te veel MT
• Delingsspoel vormt niet
• Verstoring van mitose
Delingsspoel
672
Figure 19-22
Intermediaire filamenten
673 Toepassing : profiling van tumorcellen op basis van IF
Structuur en functie van intermediaire
filamenten
Structuur
Stabiel zonder
polariteit
Dimer tetramer
protofilament
IF
Functie
Mechanische
sterkte van cel
Figure 15-23 Labeled 674
675
Bron: Olympus
vimentine cytokeratine
Figure 15-24 Labeled
676
Cytoskelet
(BWC15)
25. Microfilamenten
677
678 statisch
Tabel 15-2
dynamisch
Bouwsteen van microfilamenten: actine
G-actine = monomer
42 kDa eiwit
Bindingsplaats voor ATP/ADP
ATP hydrolyse
Isovormen
a-actine spier
- en g-actine niet-
spiercellen
Figure 15-12 Labeled
679
G-actine-ATP
680
Microfilamenten = F-actine
F-actine = polymer van G-actine 7 nm diameter
dubbelhelix
+/- 14 monomeren/winding
Polymerisatie van G-actine Inbouw van G-actine-ATP
Reversibel proces
Stapsgewijs proces Nucleatie elongatie
Figure 15-12
681
F-actine: gepolariseerde structuur
682
G-actine: asymmetrische structuur
Minus einde (pointed) Stabiele pool
Plus einde (barbed) Dynamische pool: groei en
krimp
Groei door toevoeging van G-actine-ATP Nadien ATP hydrolyse
Figure 15-12
Figure 15-13
Toxines die ingrijpen op microfilamenten
683
Toxines die ingrijpen op microfilamenten
684 Cytochalasine D Phalloidine Bron: Invitrogen
Architectuur van microfilamenten
Stress fibers
685
Bundels van microfilamenten die als parallelle kabels doorheen cytosol lopen
Kunnen associëren met plasmamembraan focale adhesies
Vasthechting aan extracellulaire matrix
Bevatten myosine contractie
Stevigheid van de cel
Figure 15-14
Bron: Invitrogen
Architectuur van microfilamenten
Celcortex
686
3-dimensioneel netwerk
van F-actine onder de
plasmamembraan
Verleent vorm en stevigheid
aan plasmamembraan
http://drosophila-images.org/2009.shtml
Figure 15-14
Architectuur van microfilamenten
Lamellipodium en filopodium
687
„leading edge‟ van bewegende cel
Dynamische actinestructuur beweging
Lamellipodium
Brede zone van 3D-actinenetwerk
Filopodium = dynamische structuur
Vingervormige actine-uitstulping vanuit lamellipodium
Plus einde georienteerd naar plasmamembraan groei
Figure 15-14
http://youtu.be/LjXSHn4g3GI
688
http://youtu.be/WWGObUUD8Y4
http://youtu.be/HhdiGIkr7RI
Figure 15-15
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
689
Regeling op
verschillende niveau‟s
Nucleatie van nieuwe
filamenten
Elongatie/inkorting
van bestaande
filamenten
Associatie van
microfilamenten
Figure 15-16
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
690
Polymerisering vereist
Voldoende vrij G-actine-ATP
Vrije plus einden
Thymosine 4
Bindt G-actine
Remt polymerisering door sequestratie van G-actine
Profiline
Bindt G-actine en bevordert ATP binding door G-actine
Bevordert polymerisering door aanbieden van G-actine-ATP aan plus einde van F-actine
Figure 15-16
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
691
Opbreken van filamenten (severing)
Gelsoline
Bindt aan F-actine waardoor filament opbreekt
Heeft ook capping activiteit
Verstoren van actinenetwerk
Bedekken van filamenten (capping)
CapZ
Bindt aan plus einde van F-actine
Verhindert verdere elongatie van microfilament
Figure 15-16
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
692
Bundelen van F-actine
a-actinine focale adhesies
Fascin filopodia
Fimbrine en villine microvillus
„crosslinken‟ van F-actine
Filamine
Vorming van driedimensioneel F-actine
netwerk
Figure 15-16
Structuur van microvillus
693
Uitsteeksels aan apicale pool
van epitheelcel
Tot >1000/cel
Oppervlaktevergroting
Centrale as van gebundelde
microfilamenten
Plus pool aan uiteinde
Crosslinking eiwitten
Fimbrine en villine
Ingeplant op
terminaal web
Figure 15-17
Eiwitten die actine met membraan
verbinden
694 Figure 7-20 Figure 15-19
Verbinding actine met plasmamembraan
Indirect via linkereiwitten
Functie
Overdracht van kracht cytoskelet PM
Connectie cytoskelet extracellulair
Voorbeeld: spectrine-ankyrine-actine
netwerk in rode bloedcellen
Sferocytose: fragiele RBC door mutaties in
spectrine/ankyrine netwerk anemie
695 http://goo.gl/l67JW
Eiwitten die actine met membraan
verbinden: integrines
696
Integrines = integrale membraaneiwitten
Cytosolisch: bindt F-actine via linkereiwitten
Exoplasmatisch: bindt aan extracellulaire matrix
eiwitten
Fibronectine, laminine
Collageen…
Focale adhesies
Complex van integrines
Functie
Vasthechting van cel aan ECM
Signaaltransductie (inside out)
Figure 17-23
Figure 17-22
Groei van actine netwerken door
vertakkingen van F-actine
697
Groei door vertakkingen lamellipodia/filopodia
WASP en WAVE Arp2/3: nucleatie op zijkant van F-actine
Profiline: elongatie van vertakte keten Plus pool duwt tegen membraan beweging van membraan
Capping eiwitten: bedekken plus pool stop van elongatie
Figure 15-20
Groei van actine netwerken door verlenging
van F-actine
698
Binding van formine aan plus pool van F-actine
Rekrutering van profiline
Aanleveren van G-actine-ATP
Polymerisering van G-actine op plus pool
Ketenverlenging
Figure 15-20
Modulering van F-actine
door Rho GTPasen
699
Rho GTPasen = monomere G proteïnen Moleculaire schakelaren
Geregeld door GEF/GAP via signaaltransductie
Rho stress vezels Activering van formine vorming van
lange actinefilamenten
Rac lamellipodia Activering van WAVE Arp2/3
Cdc42 filopodia Activering van WASP Arp2/3
Regeling van WASP Arp2/3
700
Wiskott–Aldrich syndrome
deficientie in WASP
Integrin regulation of Rho-GTPases during early and late stages of cell spreading.
Huveneers S , Danen E H J J Cell Sci 2009;122:1059-1069 ©2009 by The Company of Biologists Ltd
Intracellulaire beweging van Listeria
bacterie infectie van naburige cel
703
Beweging en contractie
(BWC16)
26. Microtubuli-gebaseerde beweging: kinesine en dyneïne
704
Axonaal transport Beweging van cilia en flagella
Scheiding van chromosomen
Kinesine/dyneïne-gedreven beweging langs microtubuli
Transport van organellen
705
Microtubuli als transportsporen
706
Radiaal netwerk in cytoplasma: polariteit!
Min einde: verankerd in perinucleair centrosoom (MTOC)
Plus einde celperiferie
Polariteit directioneel transport
Min plus: naar celperiferie
Plus min: naar centrum
Vereist motoreiwitten genereren kracht en verplaatsing = mechanische arbeid
Kinesine en dyneïne
Figure 15-10
Overzicht van motorproteïnen in functie van
gebruikte transportsporen
707
Gemeenschappelijke kenmerken
• ATPase: ATP ADP + Pi + energie
• Mechanische arbeid: kracht + verplaatsing
Onderscheid
• Moleculaire identiteit
• Cargo
• Welk spoor en directionaliteit
Snel axonaal transport
in neuronen
708
Anterograad transport: eiwitten
voor presynaps, neurotransmitter
Aanmaak in cellichaam: rER
Golgi TGN
Vesiculair transport door axon tot
in presynaps
Retrograad transport: endosoom,
autofagosoom,
Vorming in presynaps
Vesiculair transport door axon tot
cellichaam
Figure 16-1
Figure 15-10
http://youtu.be/-QZJrshalh4
Axonaal transport van
vesikels langsheen MT
709
Vesikel = cargo
Associeert met MT via motoreiwit
Anterograad transport
Kinesine motor: beweegt - +
Retrograad transport
Dyneïne motor: beweegt + -
Afwisseling antero/retrograad transport
Ifv dominante motor
Figure 16-2
Toepassing axonaal transport
Rabies virus - hondsdolheid
710
Microtubuli motoreiwitten
Kinesine en dyneïne
ATPasen: ATP ADP + Pi + energie
Energie mechanische arbeid (verplaatsing, kracht)
Binden aan MT directionele beweging langs MT
Binden cargo verplaatsing van cargo
Multigen familie: indeling op basis van „heavy chains‟
Vesikels, organellen, chromosomen, RNA,
intermediaire filamenten (+) (-)
Cytosolische dyneïnes
(1 gen)
Vesikels, organellen, chromosomen,
mRNA, intermediaire filamenten
(-) (+)
(+) (-)
Kinesines
(45 genen)
Cargo Richting Motor
711
Cilia en flagella (+) (-) Axonemale dyneïnes
(13 genen)
Kinesine motoreiwitten
Voorbeeld: kinesine 1
712
2 hoofdjes = motordomeinen
Bindingsplaats voor MT
Bindingsplaats voor ATP
ATP hydrolyse beweging
2 linkers tussen hoofd en staart
Beweging in functie van ATPase cyclus van hoofd
Bepaalt directionaliteit van beweging
1 steel dimerisering van kinesine door coiled a-helix
Staart binding van cargo
Figure 16-3
Kinesine motoreiwitten: isovormen
713
Gelijke opbouw
Hoofd – linker - staart
Verschillen in
Identiteit van zware
en lichte ketens
Beweging
Min plus
Plus min
Cargo
Cytosolische kinesines: vesikels, organellen
Mitotische kinesines: chromosomen
Figure 16-3
Kinesine1: mechanisme van beweging
714
“Hand-over-hand” beweging Alternerende hoofdjes
in voorste positie
Energie: ATP binding en hydrolyse
Stapsgewijs: 8 nm stappen
Directionele beweging Min naar plus
Transport naar plus einde van MT anterograad axonaal transport
Processieve beweging Doorlopen van meerdere cycli zonder dissociatie van MT
Steeds 1 hoofdje gebonden aan MT
Vereist coördinatie tussen hoofdjes: werken in tegenfaze!
Figure 16-3
Dyneïne motoreiwitten: isovormen
715
Cytoplasmatisch dyneïne
Plus min
Transport van organellen,
vesikels
Axonemaal dyneïne
Plus min
In cilia en flagella
beweging van cel
Cytoplasmatisch dyneïne
716
2 hoofdjes:
motordomein
Zware ketens
Binding en hydrolyse ATP
Binding aan MT
1 stam
Intermediaire en lichte
ketens
Onrechtstreekse binding
van cargo
Via dynactine complex
http://youtu.be/z2yFlNn2dZc
Figure 16-4
Beweging van endomembranen en
organellen via kinesine/dyneïne motoren
717
ER: bindt aan MT via kinesine
Verspreiding naar periferie
ER Golgi vesikels
Dyneïne motor
TGN PM vesikels
Kinesine motor
Endosoom
Dyneïne motor
Figure 16-5
Beweging via cilia en flagella
718
Cilia en flagella = beweeglijke uitstulpingen van de plasmamembraan Axonema structuur: centrale as van stabiele microtubuli (zie verder)
Motoreiwit: axonemaal dyneïne
Ritmische en gecoördineerde beweging Beweging van cel of van extracellulair materiaal
Figure 16-6
Cilia
719
Voorkomen Korte uitsteeksels omgeven door PM
Meestal in groep: tot >1000/cel
Functie Individuele slagbeweging: heen en weer
Gecoördineerde golfbeweging van alle cilia
Zorgt voor beweging van Cellen unicellulaire organismen
Extracellulaire componenten
Voorbeelden: trilhaarepitheel Eileider: transport van eicel van ovarium baarmoeder
Luchtweg: transport van mucus keelholte
Figure 16-6
Beweging van cilia: trilhaarepitheel
720
bovenzicht zijzicht
Flagella
721
Voorkomen
Lange uitsteeksels omgeven door PM
Beperkt aantal per cel: 1, evt 2
Functie
Beweegt volgens golfpatroon
Cellulaire beweging
Voorbeelden
Voortbeweging van spermatozoön
Figure 16-6
http://youtu.be/IEdb3wTMSBo
Axonema structuur van cilia en flagella
722
Microtubulus structuur
Bundel van MT
Basaal lichaam: 9x3
Inplanting van axonema
Axonema: 9x2
Tip omgeven door PM
Basaal lichaam
723
Basis van cilium/flagellum
Opbouw: 9x3
9 triplets van microtubuli
Afkomstig van centriool
Functie
Verankering van axonema
Bindt min einde van axonema MT
Figure 15-10
Figure 16-7
Axonema: structuur
724
Tip van cilium/flagellum
Opbouw: 9x2 MT
9 perifere doublets
2 centrale MT
Connecties
Nexines: tussen doublets
Radiale spaken: tussen
centrale MT en doublet
Figure 16-8
725
Axonema: beweging
726
Dyneïne: hoofdje beweegt over B-ring
van naburig duplet
Richting: plus einde min einde
Tractie op naburig doublet
Axonemale
dyneïnes = motor
Ingeplant op A-ring
van duplet
Inner arm dyneïnes
Outer arm dyneïnes
Figure 16-8
Axonema: beweging buigen van
cilium/flagellum
727
Tractie op doublet buigen van axonema
Gefixeerde doublets geen verschuiving tov elkaar
Tractie op doublet buigen
Doublets gefixeerd tov elkaar
Nexines, spaken
Inplanting in basaal lichaam
Figure 16-8
Toepassing
728
http://youtu.be/vQ3CdSiVzUk
http://www.nhlbi.nih.gov/health/health-topics/topics/pcd/
Toepassing
729
Situs inversus
R R L L
Primaire ciliaire dyskinesie
Kartagener syndroom
Erfelijke aandoeningen
Mutaties in gen voor axonemaal dyneïne (intermediate chain)
Resulteert in ciliaire disfunctie
Klinische symptomen
Luchtweginfecties
Situs inversus
Infertiliteit
730
Beweging en contractie
(BWC16)
27. Actine-gebaseerde beweging: myosine
731
732
Cytokinese
http://celldynamics.org/celldynamics/research/cytokinesis/index.html
Vesiculair transport
http://wiki.pingry.org/u/ap-biology/index.php/Cytoskeleton
Spiercontractie
Figure 16-10
Celbeweging
Myosine motoreiwitten
733
ATPase: ATP ADP + Pi + energie
Energie mechanische arbeid (verplaatsing, kracht)
Bindt aan actine directionele beweging langs actinefilament (+ einde)
Bindt cargo verplaatsing van cargo
Verschillende isovormen
Celspecifiek expressiepatroon
Betrokken in verschillende soorten van beweging
Spiercontractie: myosine II
Vesiculair transport: myosine V, I
Fagocytose: myosine VI
Myosine isovormen: gemeenschappelijke
kenmerken
734
Samenstelling
Zware keten
Lichte ketens
Domeinopbouw
Hoofd = motordomein
ATP binding en hydrolyse
Binding aan actine
Nek = hefboom
Variabele lengte
Staart
Binding aan cargo
Structuur van myosine II
735
Myosine II = hexamer Aanwezig in skelet- en
hartspier
Domeinstructuur: hoofd, nek, staart
2 zware ketens Hoofd = motordomein
ATP binding en hydrolyse
Binding aan actine
Nek = bindingsplaats voor lichte ketens Hefboomfunctie
Staart: dimerisering via „coiled coil‟ structuur
4 lichte ketens binden aan nek van zware keten 2 Regulatory light chains
2 Essential light chains
Functie Stabilisering van nek
Regeling van myosine ATPase
Figure 16-9
Hiërarchische opbouw van skeletspier
736
spier
spierbundel
spiervezel = cel
myofibril
sarcomeer
Figure 16-10
Multinucleair
Tot verschillende cm lang
Gestreept patroon
Myofibril
737
Kabels in lengterichting van spiervezel
Tot meerdere cm‟s lang
Seriële aaneenschakeling van sarcomeren
Begrensd door Z schijf
Gestreept patroon
Opgebouwd uit
Dikke filamenten
Dunne filamenten
Figure 16-11
Sarcomeer als structurele en functionele
eenheid van skeletspier
738
Gestreept patroon van myofibril: afwisseling van A-banden: donker
Lengte van dikke filamenten
I-banden: licht Niet-overlappend deel van dunne
filamenten
In 2 gedeeld door Z-schijf
Sarcomeer: structuur begrensd door 2 Z-schijven Centrale A-band
Centrale H-zone met M-schijf
2 perifere halve I-banden Begrensd door Z-schijf
Figure 16-12
Dik filament: polymer van myosine II
739
Aggregatie van 300 tot 400 myosine II eiwitten Associatie via myosinestaarten
Bipolaire vorm
Centrale zone = overlappende staarten Deels parallel, deels antiparallel
Perifere zones Uitstekende myosinehoofdjes
Overlappen met dunne filamenten in perifere deel van A-band
Hoofdje bindt aan actine
Figure 16-13
Dun filament
F-actine, tropomyosine en troponine
740
F-actine microfilament Plus einde ingeplant op Z-schijf via
Cap Z
Min einde in centrum van sarcomeer: bekleed door tropomoduline
G- actine monomer Bindingsplaats voor myosine
Tropomyosine: staafvormig eiwit Ligt in groeve van F-actine over
ganse verloop van filament
Bedekt bindingsplaats voor myosine
Troponine: heterotrimeer complex TN-T: bindt aan tropomyosine
TN-C: Ca2+ bindend eiwit ( CaM)
TN-I: inhibeert actomyosine
Figure 16-14
Organisatie van dikke en dunne filamenten
in sarcomeer
741
Dikke filamenten
1,6 mm lang
Parallelle schikking in centrum van
sarcomeer
Vastgehecht op M-schijf
Dunne filamenten
1 mm lang
Plus einde: vastgehecht op Z-schijf
Min einde: overlapping met dikke
filamenten
Figure 16-12
Structurele eiwitten in sarcomeer
742
CapZ
Bindt plus einde van F-actine
Verankering aan Z-schijf
Myomesin
Bindt dikke filamenten
Verankering aan M-schijf
Titine = reuzefilament
Loopt van Z- tot M-schijf
Belet uiteenrekken van
dikke en dunne filamenten Figure 16-15
Table 16-2 Labeled
Mechanisme van spiercontractie
Sliding filament model
744
Tijdens contractie
Inkorting van sarcomeer
I-band wordt korter
Dunne en dikke filamenten blijven even lang
Verklaring
Dunne en dikke filamenten schuiven over elkaar
Inkorting sarcomeer inkorting spier contractie
Figure 16-16
Actomyosine
dwarsbrug
745
Dwarsbrug = moleculaire
interactie tussen
Myosine hoofdje
F-actine
In perifere deel van A-band
Overlapping van dunne en
dikke filameten
Dwarsbrugcyclus: sequentie
van interacties tussen A en
M contractie
Figure 16-17
Figure 16-16
Potential actin-binding amino acid residues on the myosin head and conjugate residues on
actin.
Onishi H et al. PNAS 2006;103:6136-6141
©2006 by National Academy of Sciences
747
Figure 16-18
Dwarsbrugcyclus = ATPase cyclus
ATP ADP + Pi
748
Figure 16-18
Dwarsbrugcyclus = contractiecyclus
Verschuiving van dun filament
749
Figure 16-18
Dwarsbrugcyclus = koppeling van
ATPase aan contractiecyclus
1 ATP dl = 10 nm F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J Rendement = 60%
Conformaties van myosinehoofdje
750
Hoge-energie configuratie
“opgespannen” stand Hoofdje naar achter geklapt
Richting Z-schijf
Vergt energie: ATP hydrolyse door hoofdje
Lage-energieconfiguratie
Ontspannen” stand Hoofdje naar voor geklapt
Richting M-schijf
Na afgave van ADP en Pi
slagbeweging
Dwarsbrugcyclus
751
Stap 1 = vorming van dwarsbrug (vrijstelling van Pi)
Myosinehoofdje (hoge energieconfiguratie) bindt aan actine
Stap 2 = slagbeweging (vrijstelling van ADP)
M klapt naar centrum van sarcomeer lage energieconfiguratie
M oefent kracht uit op A verplaatsing van dun filament
Stap 3 = dissociatie van dwarsbrug (binding van ATP)
Binding van ATP aan myosine M lagere affiniteit voor actine
Myosine dissocieert van actine
Stap 4= opspannen van myosinehoofdje (ATP hydrolyse)
ATP hydrolyse M kantelt terug hoge energieconfiguratie
752
Figure 16-18
1 ATP dl = 10 nm F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J Rendement = 60%
753
Figure 16-18
Rigor mortis tgv ATP depletie
1 ATP dl = 10 nm F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J Rendement = 60%
Regeling van spiercontractie door Ca2+
Relaxatie
754
Rust: [Ca2+]cyt 10-7 M
Sterische hinder voor
dwarsbrugvorming
TM bedekt bindingsplaats
voor myosine op actine
Geen interactie tussen
myosine en actine
Ontkoppeling van dunne
en dikke filamenten
Relaxatie van spier
Figure 16-19
Regeling van spiercontractie door Ca2+
Contractie
755
Stimulus: [Ca2+]cyt > 10-6 M
Opheffen van sterische hinder
Ca2+ bindt aan TnC
verschuiving van TM
bindingsplaats voor myosine vrij
Myosine bindt aan actine
Vorming van dwarsbrug
doorlopen van
dwarsbrugcyclus
Contractie Figure 16-19
Reversibele regeling van dwarsbrugcyclus in
functie van [Ca2+]cyt
756
Figure 16-19
Excitatie-contractiekoppeling in skeletspier:
zenuwprikkel AP in spiervezel
spiervezel
T-tubulus
axon
5. Depolarisering = eindplaatpotentiaal
1. AP
2. Ca2+ influx
eindplaat
4. Openen van nAchR Na+ influx
drempel
AP
EPP
Vm
0 mV t
3. Exocytose van Ach Binding aan nAchR
6. Actiepotentiaal
AP toename [Ca2+]cyt in spiervezel
T-tubulus
Ca2+ Ca2+
triade
terminale cisterne
Ca2+
2. Ca2+ vrijstelling uit terminale cisterne
Ca2+
3. Toename van [Ca2+] in cytosol
Ca2+ = 10-3 M
Ca2+ = 10-3 M
1. Actiepotentiaal
T-tubulus drempel
AP
EPP
Vm
0 mV t
[Ca2+]cyto
[Ca2+]cyt contractie van spiervezel
T-tubulus
Ca2+ Ca2+
Ca2+
Ca2+
Ca2+
Ca2+
ATP
ADP + Pi contractie
1. Binding van Ca2+ aan TnC 2. Verschuiven
van TM
3. Actomyosine
interactie
ADP
Pi
drempel
AP
EPP
Vm
0 mV t
[Ca2+]cyto
kracht
Beweging van cellen
760
Voorbeelden
Macrofagen en WBC
Groeiconus van neuron
Embryonale cellen
Kankercellen
Gebaseerd op F-actine
dynamiek: vorming van
Lamellipodia
Filopodia
Stap 1: vorming van uitsteeksels aan
leading edge
761
Leading edge: vorming van
uitsteeksels
Lamellipodia = brede zone
Filopodia = vingervormige uitstulping
Vergt herschikking van F-actine
Rac WAVE lamellipodium
Cdc42 WASP filopodium
Polymerisering van actine duwt
plasmamembraan vooruit
Stap 2: herschikking van
celadhesie
762
Leading edge: vorming van nieuwe
adhesies
Verankering van protrusie
Trailing edge: verbreken van
adhesies
Focale adhesie
Integrine membraaneiwit
Extracellulair: binding aan matrixeiwitten
Intracellulair: binding aan F-actine
Verankering van cel aan extracellulaire
matrix
Stap 3: bijtrekken van
staart
763
Trailing edge: bijtrekken van staart
Vergt herschikking van F-actine
Contractie van stress fibers
Activering van Rho activering van
myosine contractie van stress
fibers
Chemotaxis: directionele celbeweging
gestuurd door signaalmoleculen
764
Beweging in specifieke richting
Vorming van lamellipodia/filopodia in richting van doel
Wordt gestuurd door extracellulaire moleculen
binding aan receptor
Chemo-attractants = aantrekken van cel
Chemorepellants = afstoten van cel
Toepassing
Groeiconus van neuron axon groeit naar doel
Witte bloedcel: beweging naar bacterie