CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste...

4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1749 1 KLINISCHE PRAKTIJK CASUïSTIEK Verworven hemofilie A EEN ZELDZAME MAAR LEVENSBEDREIGENDE AUTO-IMMUUNZIEKTE Eric Twiss, Gaby Franschman, Josien Regelink en Wytse Zuidema Verworven hemofilie A is een zeldzame verworven auto- immuunziekte. Door inhibitie van stollingsfactor VIII door polyklonale antilichamen kunnen levensbedrei- gende bloedingen optreden. Wij beschrijven de casus van een patiënte met trauma bij wie de diagnose pas laat in het beloop werd gesteld. ZIEKTEGESCHIEDENIS Patiënt A, een 31-jarige vrouw, werd op de Spoedeisende Hulp gepresenteerd met een acute buik. Haar voorge- schiedenis was blanco. De anamnese vermeldde dat patiënte 3 dagen tevoren in de buik was getrapt. Aanvan- kelijk had zij milde klachten, maar op de ochtend van presentatie ontstond een peracute, hevige pijn rechtsbo- ven in de buik. Patiënte was misselijk en braakte; het ontlastingspatroon was onveranderd. 5 maanden eerder was zij ongecompliceerd bevallen van haar tweede kind. Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een bleke vrouw met een bloeddruk van 80/65 mmHg en een hartfrequentie van 87/min. Onderzoek van het abdomen toonde subcos- taal rechts drukpijn met lokale peritoneale prikkelings- verschijnselen. In verband met een bloeddrukdaling werd met volume- therapie gestart. Bij screenend echografisch onderzoek van het abdomen werden meerdere subcapsulaire lever- hematomen geconstateerd, zonder vrij intraperitoneaal vocht. Onder de werkdiagnose ‘hypovolemische shock op basis van een traumatisch leverletsel’ werd een CT-scan met intraveneus contrast verricht. Hierop zagen wij een massaal subcapsulair leverhematoom, met aanwijzingen voor een actieve bloeding (figuur 1). Er werd een angiografie verricht waarbij takken van de A. hepatica dextra werden geëmboliseerd met spiralen ‘coils’. De bloeding leek gestabiliseerd, maar een dag later Een 31-jarige vrouw, 5 maanden post partum, werd naar de Spoedeisende Hulp gebracht met een acute buik en een hypovolemische shock, 3 dagen nadat zij in de buik getrapt was. Zij had een ernstige bloeding bij een leverruptuur. Selectieve embolisatie van takken van de A. hepatica dextra faalde en patiënte onderging tweemaal een laparoto- mie. Onderzoek naar de oorzaak van de persisterende leverbloeding en van de reeds bij opname geïsoleerd ver- lengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT) leidde tot de diagnose ‘verworven hemofilie A’. Patiënte werd behandeld met recombinant factor VIIa en hoge dosis corticosteroïden. Zij herstelde goed nadat de cortico- steroïden waren vervangen door rituximab. Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Nijmegen. Drs. E. Twiss, chirurg; drs. G. Franschman, anaesthesioloog; drs. J. Regelink, hematoloog; drs. W. Zuidema, chirurg. Contactpersoon: drs. E. Twiss ([email protected]).

Transcript of CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste...

Page 1: CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste piek gaat het vooral om jonge vrouwen met post partum-AHA.2,4 De geschatte incidentie

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1749 1

KLIN

ISCH

E PR

AKTI

JK

CaSuïSTIEK

Verworven hemofilie aEEN zElDzamE maaR lEVENSbEDREIGENDE auTo-ImmuuNzIEKTE

Eric Twiss, Gaby Franschman, Josien Regelink en Wytse zuidema

Verworven hemofilie A is een zeldzame verworven auto-immuunziekte. Door inhibitie van stollingsfactor VIII door polyklonale antilichamen kunnen levensbedrei-gende bloedingen optreden. Wij beschrijven de casus van een patiënte met trauma bij wie de diagnose pas laat in het beloop werd gesteld.

Ziektegeschiedenis

Patiënt A, een 31-jarige vrouw, werd op de Spoedeisende Hulp gepresenteerd met een acute buik. Haar voorge-schiedenis was blanco. De anamnese vermeldde dat patiënte 3 dagen tevoren in de buik was getrapt. Aanvan-kelijk had zij milde klachten, maar op de ochtend van presentatie ontstond een peracute, hevige pijn rechtsbo-ven in de buik. Patiënte was misselijk en braakte; het ontlastingspatroon was onveranderd. 5 maanden eerder was zij ongecompliceerd bevallen van haar tweede kind. Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een bleke vrouw met een bloeddruk van 80/65 mmHg en een hartfrequentie van 87/min. Onderzoek van het abdomen toonde subcos-taal rechts drukpijn met lokale peritoneale prikkelings-verschijnselen.In verband met een bloeddrukdaling werd met volume-therapie gestart. Bij screenend echografisch onderzoek van het abdomen werden meerdere subcapsulaire lever-hematomen geconstateerd, zonder vrij intraperitoneaal vocht. Onder de werkdiagnose ‘hypovolemische shock op basis van een traumatisch leverletsel’ werd een CT-scan met intraveneus contrast verricht. Hierop zagen wij een massaal subcapsulair leverhematoom, met aanwijzingen voor een actieve bloeding (figuur 1).Er werd een angiografie verricht waarbij takken van de A. hepatica dextra werden geëmboliseerd met spiralen ‘coils’. De bloeding leek gestabiliseerd, maar een dag later

Een 31-jarige vrouw, 5 maanden post par tum, werd naar de Spoedeisende Hulp gebracht met een acute buik en een hypovolemische shock, 3 dagen nadat zij in de buik getrapt was. zij had een ernstige bloeding bij een leverruptuur. Selec tieve embolisatie van takken van de a. hepatica dex tra faalde en patiënte onderging tweemaal een laparoto-mie. onderzoek naar de oorzaak van de persisterende leverbloeding en van de reeds bij opname geïsoleerd ver-lengde geac tiveerde par tiële tromboplastinetijd (aPTT) leidde tot de diagnose ‘ver wor ven hemof ilie a’. Patiënte werd behandeld met recombinant fac tor VIIa en hoge dosis cor ticosteroïden. zij herstelde goed nadat de cor tico-steroïden waren ver vangen door rituximab.

Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis,

afd. Heelkunde, Nijmegen.

Drs. E. Twiss, chirurg; drs. G. Franschman,

anaesthesioloog; drs. J. Regelink, hematoloog;

drs. W. Zuidema, chirurg.

Contactpersoon: drs. E. Twiss

([email protected]).

Page 2: CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste piek gaat het vooral om jonge vrouwen met post partum-AHA.2,4 De geschatte incidentie

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A17492

KLIN

ISCH

E PR

AKTI

JK

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1749

daalde de Hb-waarde opnieuw. Een tweede CT-scan toonde toename van het hematoom, alsmede een con-trastlekkage (‘contrast blush’) als teken van actieve bloe-ding, maar bij herhaalde angiografie werd geen arterieel contrastextravasaat geconstateerd.Wij vermoedden persisterend bloedverlies uit het veneuze dan wel portale systeem, waarop een laparotomie werd verricht. Enkele actieve bloedingen in de rechter lever-kwab werden doorstoken en lokaal werd hemostatisch materiaal aangebracht (Nycomed, Zürich, Zwitserland). Daarnaast werd de lever getamponneerd met gazen en werd geprobeerd de stolling te corrigeren met versgevro-ren plasma (FFP). Een dag later verrichtten wij een geplande relaparotomie waarbij de gazen werden verwij-derd en opnieuw enkele actieve bloedingen werden door-stoken. Het postoperatieve beloop werd gecompliceerd door persisterend bloedverlies langs de insteekopening van een centraalveneuze lijn, recidiverend bloedverlies uit de laparotomiewond en een indrukwekkend hema-toom in het linker bovenbeen na een intramusculaire injectie.Bij opname bleek haar geactiveerde partiële tromboplas-tinetijd (APTT) verlengd te zijn (58 s). Gedurende de opname raakte ook de protrombinetijd (PT) verlengd tot een maximale waarde van 1,71 INR. Hierdoor dachten

wij aanvankelijk aan een verbruikscoagulopathie. De PT steeg niet verder, maar de APTT nam de volgende dagen toe tot een maximale waarde van 136 s. In verband met de voortdurende bloeding werd 9 dagen na opname de hematoloog geconsulteerd wegens het vermoeden van een stollingsstoornis.Uit een uitgebreide anamnese gericht op eerdere stol-lingsproblematiek bleek een sterk toegenomen bloe-dingsneiging sinds de partus 5 maanden eerder; deze uitte zich in een gewrichts- en een spierbloeding. De mengproef, waarbij plasma van de patiënt in een 1:1-ver-houding gemengd wordt met normaal plasma, toonde een remmer in het APTT-systeem. Specieel stollingson-derzoek toonde een remmer gericht tegen factor VIII, die leidde tot een sterk verlaagde activiteit van factor VIII (1% van normaal). Ter kwantificering van deze remmer werden de zogenoemde Bethesda-eenheden (BE) bepaald. 1 BE is de hoeveelheid remmer die na 2 h incubatie 50% van de stollingsactiviteit van factor VIII in het normale gepoolde plasma inactiveert. Bij > 5 BE spreekt men van een sterke remmer. Bij patiënte bleek de hoeveelheid remmer 24 BE/l te bedragen.Wij concludeerden dat patiënte een verworven factor VIII-deficiëntie had (‘acquired haemophilia A’, afgekort als AHA). Zij werd behandeld met recombinant stol-

FigUUR 1 Frontale CT-scan van patiënt a na contrasttoediening. Er bevindt zich een massaal hematoom rond de lever.

lever

M. psoas major

hematoom

Page 3: CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste piek gaat het vooral om jonge vrouwen met post partum-AHA.2,4 De geschatte incidentie

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1749 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1749 3

KLIN

ISCH

E PR

AKTI

JK

lingsfactor VIIa (eptacog alfa). Aanvankelijk werd dit gegeven in een dosering van 90 μg/kg elke 3 uur. In ver-band met een toename van het spierletsel onder deze therapie werd na 3 doses overgegaan tot een continu infuus (17,5 μg/kg/h);1 hierna stabiliseerde het beeld. De continue toediening van recombinant factor VII werd 2 weken voortgezet, totdat het been weer voldoende belast-baar was. Poliklinisch kreeg zij nog 2 maanden lang pro-fylactisch een dosis van 90 μg/kg vóór elke fysiothera-peutische behandeling.Na het stellen van de diagnose kreeg zij tevens prednison in een dosering van 1 mg/kg/dag. Ondanks de aanwezig-heid van een sterke remmer kozen wij voor monotherapie met steroïden ter onderdrukking van de pathologische immuunrespons. Er traden geen nieuwe bloedingscom-plicaties meer op en patiënte kon na 3 weken worden ontslagen. In totaal waren tot op dat moment 12 eenhe-den erytrocytenconcentraat, 13 eenheden FFP en 1 een-heid trombocytenconcentraat toegediend.De behandeling met prednison had na 5 weken nog geen resultaat. In verband met bijwerkingen die het verdere herstel verhinderden, werd de prednison snel afgebouwd. Daarop gingen wij over tot behandeling met rituximab. Daarna ging het patiënte zeer goed. Door fysiotherapeu-tische begeleiding herstelde zij restloos van het spierlet-sel en 2 maanden na de toediening van rituximab was de activiteit van factor VIII gestegen tot 36%; de remmer was gezakt tot 2,6 BE (figuur 2).

BeschoUwing

Epidemiologie De incidentie van AHA is 1,5 per miljoen/jaar.2 Bij de helft van de patiënten kan een onderliggende aandoening worden aangetoond.2,3 Er is een bifasische leeftijdsdistributie met een kleine piek tussen 20 en 30 jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste piek gaat het vooral om jonge vrouwen met post partum-AHA.2,4 De geschatte incidentie is 1 per 350.000 zwan-gerschappen.2 Deze patiënten presenteren zich meestal tijdens de bevalling of tot 1 jaar post partum. Bij 80% van hen ontstaat de post partum-AHA tijdens de eerste zwangerschap.Maternale antilichamen tegen factor VIII passeren de placenta en kunnen de foetale stolling remmen, met letale intracraniële hematomen bij de foetus als gevolg.5 Recidieven bij volgende zwangerschappen zijn zeld-zaam.6-8 De mediane tijd tussen het begin van een bloe-ding en het stellen van de diagnose bedraagt 3 dagen, waarbij de spreiding 0-69 dagen bedraagt. Bij een aan-zienlijk deel van de patiënten verstrijkt dus veel tijd voor-dat de diagnose wordt gesteld.9 AHA houdt vaak verband met onderliggende aandoeningen, vooral auto-immuun-ziekten en maligniteiten.2 In de helft van de gevallen kan echter geen oorzaak worden aangetoond.2,8

Kliniek Patiënten presenteren zich meestal met spier- en gewrichtsbloedingen. Ook tractus-digestivusbloedingen worden vaak gerapporteerd.10 De incidentie van fatale bloedingen, met inbegrip van bloedingen na invasieve procedures, is gedaald van 22% naar ongeveer 8% dankzij

FigUUR 2 activiteit van stollingsfactor VIII (FVIII) en de hoeveelheid remmer van deze stollingsfactor bij patiënt a, vanaf het moment van opname. De hoeveelheid

remmer is uitgedrukt in bethesda-eenheden (bE) per liter. 1 bE is de hoeveelheid remmer die na 2 h incubatie 50% van de FVIII-activiteit in normaal poolplasma

inactiveert. Vanaf week 7 kreeg patiënte rituximab toegediend.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

FVIII (%)

remmer (BE)

tijd (weken)

40

35

30

25

20

15

10

5

0

Page 4: CaSuïSTIEK Verworven hemofilie a · jaar en een grotere piek tussen 60 en 80 jaar. Bij de eerste piek gaat het vooral om jonge vrouwen met post partum-AHA.2,4 De geschatte incidentie

NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A17494

KLIN

ISCH

E PR

AKTI

JK

een betere beschikbaarheid van hemostatica en betere kennis over de aandoening.2,10,11 Fatale bloedingen kun-nen zich op ieder moment van de ziekte manifesteren. De activiteit van factor VIII en de antilichaamtiter zijn slechte voorspellers van het bloedingsrisico.2,12

Men dient te denken aan de diagnose ‘AHA’ bij een geïso-leerd verlengde APTT of een APTT die naar verhouding sterker verlengd is dan de PT. Bij aanvullend stollingson-derzoek vindt men een remmer en een verlaagde activiteit van factor VIII.Behandeling en prognose Doorslaggevend bewijs voor de effectiviteit van de behandeling van AHA ontbreekt vooralsnog.3,13-15 Behandeladviezen gebaseerd op de opinie van experts zijn vooral gericht op stollingscorrectie met recombinant geactiveerde factor VII of geactiveerd pro-trombine complex en suppressie van de immuunrespons met hoge doseringen corticosteroïden, eventueel gecom-

bineerd met cyclofosfamide en als dit onvoldoende effect heeft, behandeling met rituximab.1,3,10 Hiernaast dient men eventuele onderliggende aandoeningen te behande-len en niet-essentiële invasieve procedures te vermijden.

conclUsie

AHA is een zeldzame, maar levensbedreigende aandoe-ning. Door de lage incidentie wordt de diagnose vaak pas laat gesteld. Bij deze patiënte had een aanzienlijke tijds-winst kunnen worden behaald als bij haar eerder een adequate stollingsanamnese was afgenomen. Verder was hier onvoldoende aandacht voor de afwijkende stollings-parameters. Traumapatiënten met AHA worden aan grote risico’s blootgesteld als zij aan invasieve diagnos-tiek of chirurgische behandeling worden onderworpen voordat de stolling is gecorrigeerd. In dit kader dient men vooral intramusculaire injecties te vermijden. AHA gaat gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit. Daarom is het van groot belang dat zorgprofessionals zich kritisch opstellen als de bloedingsanamnese of de laboratorium-diagnostiek duiden op afwijkingen.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Aanvaard op 14 april 2010

Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1749

●> Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk

▼ leeRpUnten ▼• VerworvenhemofilieAiseenzeldzameauto-immuunziekte

waarbijstollingsfactorVIIIwordtgeremddoorpolyklonale

antilichamen.

• MendientaanverworvenhemofilieAtedenkenbijpatiëntenmet

bloedingeneneengeïsoleerdverlengdegeactiveerdepartiële

trombineplastinetijd(APTT).

• Debehandelingbestaatuitstollingscorrectiemetrecombinant

geactiveerdefactorVIIofgeactiveerdprotrombinecomplexen

immuunsuppressiemethogedoseringencorticosteroïden.

1 Levi M, Friederich Ph, van der Meer J. Behandeling en preventie van bloedingen met recombinant-geactiveerde-factor VII, niet alleen bij hemofilie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:2534-7.

2 Collins PW, Hirsch S, Baglin TP, et al. Acquired haemophilia A in the UK: a two year national surveillance study by UK Haemophilia Centre Doctor’s Organisation. Blood. 2007;109:1870-7.

3 Huth-Kühne A, Baudo F, Collins P, et al. International recommendations on the diagnosis and treatment of patients with acquired hemophilia A. Haematologica. 2009;94:566-75.

4 Bouvry P, Recloux P. Acquired hemophilia. Haematologica. 1994;79:550-6.5 Lulla RR, Allen GA, Zakarija A, Green D. Transplacental transfer of

postpartum inhibitors to factor VIII. Haemophilia. 2010;16:14-7. 6 Solymoss S. Postpartum acquired factor VIII inhibitors: results of a

survey. Am J Hematol. 1998;59:1-4. 7 Hay CRM, Brown SA, Collins PW, Keeling DM, Liesner R. The diagnosis

and management of factor VIII and IX inhibitors: a guideline from the United Kingdom Haemophilia Centre Doctors Organisation. Br J Haematol. 2006;133:591-605.

8 Hauser I, Schneider B, Lechner K. Post-partum factor VIII inhibitors. A review of the literature with special reference to the value of steroid and immunosuppressive treatment. Thromb Haemost. 1995;73:1-5.

9 Levesque H, Tengborg L, Marco P, Baudo F, Collins P, Knobl P, Huth-Kühne A, Nemes L; Acquired haemophilia: descriptive data of the European acquired haemophilia registry (EACH2). J Thromb Haemost. 2009;7(Suppl):We604.

10 Collins PW, Percy CL. Advances in the understanding of acquired haemophilia A: implications for clinical practice. Br J Haematol. 2010;148:183-94.

11 Green D, Lechner K. A survey of 215 non-hemophilic patients with inhibitors to Factor VIII. Thromb Haemost. 1981;45:200-3.

12 Delgado J, Jimenez-Yuste V, Hernandez-Navarro F, Villar A. Acquired haemophilia: review and meta-analysis focused on therapy and prognostic factors. Br J Haematol. 2003;121:21-35.

13 Grünewald M, Beneke H, Güthner C, Germowitz A, Brommer A, Griesshammer M. Acquired haemophilia: experiences with a standardized approach. Haemophilia. 2001;7:164-9.

14 Green D. The management of acquired haemophilia. Haemophilia. 2006;12(Suppl 5):32-6.

15 Croom KF, McCormack PL. Recombinant factor VIIa (eptacog α): a review of its use in congenital hemophilia with inhibitors, acquired hemophilia, and other congenital bleeding disorders. BioDrugs. 2008;22:121-36.

LITerATuur