BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere...

22
BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten Frank MEERSSCHA UT Dit artikel biedt een algemeen overzicht van de problematiek van de draaglast van de gedingkosten. Na een definitie van het begrip "kosten en uitgaven" gegeven te hebben, analyseert de auteur het algemeen beginsel van de verwijzing in de kosten van de verliezende partij, alsook de wette- lijke en jurisprudentiele uitzonderingen. De laatste paragrafen zijn besteed aan enkele bijzonderheden, waaronder het geval van pluraliteit van verlie- zende partijen en de kosten van tenuitvoerlegging. Cet article presente un aperfu general de Ia problematique de Ia charge des depens. Apres une definition du concept "frais et depens", tauteur analyse le principe de condamnation aux depens de Ia partie perdante, ainsi que les exceptions legales et jurisprudentielles. Les derniers paragraphes sont consacres a quelques particularites, parmi lesquelles le cas de pluralite de parties perdantes et les frais d'execution. In this article we offer a general view on the matter of court costs. After giving a definition of the concept of costs and expenses of lawsuits, the author analyses the principle of the losing party being cast in costs and its legal and judicial exceptions. The final paragraphs include some particular subject matters such as the plurality of losing parties and the costs of execution. §1. HET BEGRIP "KOSTEN EN UITGAVEN VAN HET GEDING" A. Algemeen Het begrip "kosten en uitgaven van bet geding" is in bet Gerecbtelijk Wet- hoek niet omscbreven. Nocb de wettekst, nocb de parlementaire bandelin- gen maken trouwens een onderscbeid tussen "kosten" en "uitgaven". De recbtsleer beeft zicb evenmin ingelaten met de definiering van de door de wet gebruikte terminologie. Wei werd een dubbele indeling weerbou- den, die nader moet bestudeerd worden, aangezien zij toelaat een eerste, zij bet rudimentaire conclusie te maken aangaande de draaglast van de gedingkosten. 275

Transcript of BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere...

Page 1: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

BIJDRAGEN

Draaglast van de gedingkosten

Frank MEERSSCHA UT

Dit artikel biedt een algemeen overzicht van de problematiek van de draaglast van de gedingkosten. Na een definitie van het begrip "kosten en uitgaven" gegeven te hebben, analyseert de auteur het algemeen beginsel van de verwijzing in de kosten van de verliezende partij, alsook de wette­lijke en jurisprudentiele uitzonderingen. De laatste paragrafen zijn besteed aan enkele bijzonderheden, waaronder het geval van pluraliteit van verlie­zende partijen en de kosten van tenuitvoerlegging.

Cet article presente un aperfu general de Ia problematique de Ia charge des depens. Apres une definition du concept "frais et depens", tauteur analyse le principe de condamnation aux depens de Ia partie perdante, ainsi que les exceptions legales et jurisprudentielles. Les derniers paragraphes sont consacres a quelques particularites, parmi lesquelles le cas de pluralite de parties perdantes et les frais d'execution.

In this article we offer a general view on the matter of court costs. After giving a definition of the concept of costs and expenses of lawsuits, the author analyses the principle of the losing party being cast in costs and its legal and judicial exceptions. The final paragraphs include some particular subject matters such as the plurality of losing parties and the costs of execution.

§1. HET BEGRIP "KOSTEN EN UITGAVEN VAN HET GEDING"

A. Algemeen

Het begrip "kosten en uitgaven van bet geding" is in bet Gerecbtelijk Wet­hoek niet omscbreven. Nocb de wettekst, nocb de parlementaire bandelin­gen maken trouwens een onderscbeid tussen "kosten" en "uitgaven". De recbtsleer beeft zicb evenmin ingelaten met de definiering van de door de wet gebruikte terminologie. Wei werd een dubbele indeling weerbou­den, die nader moet bestudeerd worden, aangezien zij toelaat een eerste, zij bet rudimentaire conclusie te maken aangaande de draaglast van de gedingkosten.

275

Page 2: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

B. Voorkosten en nakosten

Voorkosten zijn de kosten die voorhanden zijn vooraleer de rechter uit­spraak doet, alsmede deze die verband houden met de uitspraak. Nakos­ten zijn de kosten die verband houden met de tenuitvoerlegging van de vonnissen ( 1). Slechts weinig auteurs onderkennen deze hoofdindeling. Nochtans heeft zij belangrijke consequenties in het kader van ons onderwerp. Voorkosten omvatten ondermeer de periodiek te betalen kosten en hono­raria van de raadsman, de (facultatieve of verplichte) voorschotten die in consignatie moeten gegeven worden bij overlegging van de stukken (art. 879, al. 2 Ger.W.), getuigenverhoor en woordelijke opname van de ver­klaringen (art. 953 e.v. Ger.W.), deskundigenonderzoek (art. 99() Ger.W.) en plaatsopneming (art. 1016 Ger.W.). In de burgerlijke rechtspleging worden de kosten van het geding in begin­sel door de procespartijen zelf gedragen, soms ten voorlopige, meestal ten definitieve titel (2). Ofschoon er middelen bestaan om de proceskosten te drukken_(3 ), kan niet worden ontkend dat het doembeeld van de voorkos­ten de rechtsingang bemoeilijkt ( 4) en aan ernstige kritiek is onderwor­pen (5).

C. V erhaalbare en niet-verhaalbare kosten

Niet alle in het kader van het procesverloop gemaakte kosten kunnen gerecupereerd worden. Een tweede onderscheid, tussen verhaalbare en niet-verhaalbare kosten, dringt zich dus op ( 6). De verhaalbare kosten van een procespartij zijn de kosten die door haar noodzakelijk gemaakt werden voor het geding en/ of de beslechting er­van (7), en door de rechter, met inachtname van de principes in het

(1) STORME, M. en DE CORTE, R., Handleiding van Gerechtelijk Recht, Gent, 1973, 198. (2) cf. infra sub C, Verhaalbare en niet-verhaalbare kosten. (3) PETIT J., Arbeidsgerechten en sociaal procesrecht, A.P.R., Gent, Story-Scientia, 1980, nr. 663. (4) Cf. voorbeeld en kritische bemerking van Minister van Justitie R. VAN ELSLANDE voor het Jaarlijks Congres van het Verbond van Belgische Advocaten te Kortrijk; R. W., 1978-79, 1993. (5) "The Courts are open to all, like the Savoy Hotel", aangehaald door J. VAN DEN HEUVEL, Recht voor allen, R. W., 1972-73, 385; zie ook: DECLERCQ, A., Afschaffing van proceskosten en overheidsfinanciering van het proces, IUS, 1979-80, nr. 3, 174 ev. en WILLE, B.A., Goede raad is duur, R. W., 1973-74, 1923 ev. (6) Het onderscheid tussen "kosten" en "gerechtskosten" lijkt mij niet relevant. Zie a.m. de tegenstrijdigheid tussen de begripsomschrijving in Cass. 16 november 1951, Pas., 1952, 127 en de definitie bij STORME en DE CORTE, o.c., nr. 425 en VAN LENNEP, R., Gerechte­lijk Wetboek, III, Leuven, Universitas, 1969, 1142. (7) VAN LENNEP, R., o.c., 1044.

276

Page 3: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te­genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art. 1018 Ger.W., dat samen moet gelezen worden met de artt. 1019 en 1022 Ger.W., alsmede art. 1024 Ger.W., geven een omschrijving van de verhaalbare kosten (8). · Het lijkt me betwijfelbaar te stellen dat "kosten die verband houden met procederen slechts gerechtskosten zijn in zoverre de wet zeals gerechtskos­ten omschri j ft" ( 9). De nauwkeurige opsomming van art. 1018 Ger.W. is immers louter exem­platief (10). Er is een schril contrast met de vrij algemene bewoordingen van de artt. 1022 en 1024 Ger.W. Een zekere appreciatievrijheid van de rechter t.o. v. de kosten buiten deze lijst lijkt ons onmiskenbaar en kan afgeleid worden uit de parlementaire handelingen ( 11).

·n. Voorlopige vaststellingen

Deze begripsomschrijvingen Iaten reeds enige vaststellingen toe nopens de kostenregeling. Principieel ondergaat elke partij de onmiddellijke finan­ciele weerslag van de door haar gestelde of aangevraagde proceshandelin­gen. Een ruim deel van deze kosten zal ten hare laste blijven, welke ook de rechterlijke beschikking in het geding weze, behoudens het verhaal dat zij eventueel kan uitoefenen op grand van een quasi-delictuele fout van de tegenpartij(en) (12). Over het resterende deel van de gedane uitgaven zal de rechter ten grande statueren : al naar het geval zal dit part voor reke­ning van de tegenpartij komen, of ten eigen laste blijven, met -in het slechtste geval- misschien zelfs nog verwijzing in de (verhaalbare) kosten van de tegenpartij(en). Het onderzoek naar de mogelijke beschikkingen terzake vormt het voor­we~p van de verdere uiteenzetting.

(8) Over de draagwijdte van art. 1022 Ger.W., en de toepasbaarheid ervan wordt gehandeld in§ 6. (9) STORME, M. en DE CORTE, R., o.c., nr. 425. (10) Verslag van Koninklijk Commissaris CH. VAN REEPINGHEN, Code Judiciaire, Pa­sin., 1967, 458; GUTT, E. en STRANART-THILLY, A.M., Examen de jurisprudence ( 1965-70) - Droit judiciaire priv", R. C.J.B., 1974, 177. (11) LEBOUCQ, E., Sociaal Procesrecht, Gedingkosten, in Procesrecht vandaag, ed. M. STORME, Antwerpen, Kluwer, 1980, blz. 92. ( 12) Een veroordeling tot betaling van de principieel niet-verhaalbare kosten is te beschou­wen als een toekenning van schadevergoeding op grond van de gemeenrechtelijke regelen inz. quasi-delictuele aansprakelijkheid, en wordt buiten deze bespreking gehouden. De gelding van art. 1382 B.W. tav. de verwijzing in de verhaalbare kosten wordt verder wel besproken.

277

Page 4: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

§2. ALGEMEEN BEGINSEL VAN VERWIJZING IN DE KOSTEN

A. Wettelijke grondslag

Het algemeen beginsel van verwijzing in de kosten, waarbij de draaglast op de verliezende partij wordt gelegd, ligt vervat in art. 1017, al. 1 Ger.W.: ieder eindvonnis verwijst, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten. Ofschoon dit beginsel reeds werd vastgelegd in de Ordonnance Civile pour la Reformation de la Justice (1667) -konink­lijke ordonnantie die bijna integraal werd overgenomen in de Code de procedure civile ( 13 )- is het karakter van de veroordeling in de kosten sterk gewijzigd. Oorspronkelijk bedoeld als straf, kon zij ambtshalve worden uitgespro­ken. In de desbetreffende artt. 130 e.v. van de Code de procedure civile (1806) verviel dit strafrechtelijk karakter; medegaand kwam er een einde a an de ambtshalve uitspreekbaarheid van een dergelijke veroordeling ( 14). Dat het Gerechtelijk Wetboek teruggrijpt naar het stelsel van 1667 (15) is o.i. slechts juist in zoverre art. 1017 de ambtshalve verwijzing oplegt (16) (17). "La regle en vertu de laquelle toute partie qui succombe est condamnee aux depens, est etrangere a toute notion de responsabilite quasi-delictuelle et de prejudice" (18), is een uitspraak die nog niets aan waarde heeft inge­boet.

B. Voorwaarden

De voorwaarden voor toepassing van het algemeen beginsel liggen vervat in art. 1017, al. 1 Ger.W. zelf: - een eindvonnis - als partij in het geding in het ongelijk gesteld zijn (19).

(13) VAN CAENEGEM, R.C., Geschiedkundige inleiding tot het Privaatrecht, Gent, Story­Scientia, 1981, 80. ( 14) Indien de rechter die veroordeling ambtshalve uitsprak, statueerde hij "ultra petit a". cf. Cass., 29•maart 1855, Pas., 1855, I, 227; Pand B., yo Depens, 24. R.P.D.B., yo Tarif civil, 12. (15) VAN LENNEP, R., o.c., 1149. (16) De veroordeling heeft duidelijk geen strafrechtelijk karakter. In die zin gaat de bewering van VAN LENNEP niet helemaal op. Cf. de bewoordingen van het verslag - VAN REE­PINGHEN over art. 1022, o.c., 458. (17) Voor de ambtshalve veroordeling tot de kosten, cf. infra,§ 5. (18) Cass., 15 mei 1941, Pas., 1941, I, 192. (19) FETTWEIS, A., KOHL, A. en DE LEVAL, G., Elements de la procedure civile, II, Luik, Presses Universitaires, 1984, 467 ev. (hierna afgekort FETTWEIS, A., o.c.)

278

Page 5: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

1. Eindvonnis

Aileen in een eindvonnis -zelfs op incident (20)- geschiedt de verwijzing in de kosten. In een onderzoeksvonnis wordt de beslissing over de kosten steeds aangehouden (art. 1017, al. 4 Ger.W.); de rechter ten gronde zal hierover uitspraak doen. Indien het vonnis van de rechter definitief is om­trent enig punt in het geding, en voor het overige een onderzoeksmaatregel beveelt, staat het de rechter vrij de kosten van het geding geheel of ten dele aan te houden (21 ). Het lot van de kosten in kort geding wordt bepaald door de aard van de procedure in kort geding, en het voorwerp van de vordering die in kort geding wordt behandeld. Zo de rechter in kort geding uitspraak doet op grond van een hem toekomende bijzondere bevoegdheid, zal hij slechts omtrent de kosten statueren in de mate dat hij ten gronde uitspraak doet (22). In een kort geding van onverwijlde spoed worden de kosten principieel aangehouden. Dergelijke beschikking impliceert dat een andere rechter eventueel over de kosten uitspraak zal kunnen doen, bv. op grond van een vordering van de verweerder in kort geding, die oordeelt dat de eiser zich met ongegronde aanspraken tot de rechter in kort geding wend­de (23). Twee bijzonderheden dienen hierbij nog vermeld: ten eerste, in de prejudi­ciele procedure voor het Hof van Justitie van de E.G. worden de kosten aangehouden : het is de nationale rechter, die na de uitspraak over de prejudiciele vraag, ten gronde oordeelt en in de kosten veroordeelt (24 ). Ten tweede, om over de kosten te kunnen beslissen, moet men daartoe bevoegd zijn. Dit stelt problemen inzake tuchtrecht: geen enkele wettelijke bepaling kent aan de tuchtraden van de Orde der Dierenartsen de be­voegdheid toe om een arts die gestraft wordt met een van de sancties waarvan sprake in de wet van 19 december 1950, in de kosten van het tuchtgeding te veroordelen (25).

2. Als partij in het geding in het ongelijk gesteld zijn

Men kan slechts in de kosten verwezen worden indien men partij is in het proces. Partij zijn betekent dat men een persoonlijk belang heeft in een

(20) VAN LENNEP, R., o.c., 1150. (21) Verslag- VAN REEPINGHEN, o.c., 458. (22) VAN LENNEP, o.c., 1148. (23) Cass. 30 april1971, Arr.Cass., 1971, 844; Pas., 1971, I, 779. De kosten van een in kortgeding bevolen expertise blijven ten !aste van wie er om verzocht, tenzij de rechter over de grand van de zaak hierover anders beslist, cf. Luik, 29 april1983, ]. T., 1983, 651. (24) Zaak - Van Duyn t. Ministerie van Binnenlandse Zaken V.K., rolnr. 41/74, fur. H.v.]., 1974, 1347; cf. ook BARAV, La procedure communautaire de renvoi prejudiciel, ]. T., 1977, 706. (25) Cass. 2 februari 1978, R. W., 1978-79, 175.

279

Page 6: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

geding. Een aantal personen kunnen derhalve nooit persoonlijk tot de kosten veroordeeld worden: de gerechtsdeurwaarders, (26) raadslieden, voogden, curatoren, beneficiaire erfgenamen en aile andere personen die tussenkomen in het geding om de eigenlijke partij( en) bij te staan of te vertegenwoordigen (27). Bovendien is men slechts partij in de mate dat men betrokken is in het geding. Zo werd art. 1017 Ger.W. geschonden door de beslissing die een der partijen veroordeelde in de kosten, gemaakt door een andere partij waarmee zij geen geding had. In casu waren twee partijen door twee andere partijen gedagvaard. Zij hadden tegen elkaar geen conclusies gena­men, zodat tussen hen geen geding hestand (ofschoon zij in hetzelfde pro­ces betrokken waren). De rechter kon derhalve niet wettelijk een van hen, die niet in het ongelijk gesteld werd tegen de andere, veroordelen in een gedeelte van de kosten die de andere gemaakt had (28). In dit kader dient ook gewezen te worden op het optreden in rechte van een feitelijke vereniging. Een feitelijke vereniging kan slechts in rechte optreden door de gezamenlijke actie van aile leden. Indien een vereniging slechts door twee leden vertegenwoordigd wordt, terwijl ze er veel meer telt, is haar vordering ontoelaatbaar en wordt de lasthebber van de vereni­ging verwezen in de kosten ( 29). Men moet niet aileen procespartij zijn; men moet tevens het geding verlo­ren hebben. Dit is een noodzakelijke doch voldoende vereiste. Het volstaat niet dat de vordering van een partij werd ingewilligd, of dat deze partij in het gelijk werd gesteld; de tegenpartij kan slechts in de kosten verwezen worden indien de rechter haar in het ongelijk heeft ge­steld, cq. uitspraak heeft gedaan over het bestreden ongelijk van die par­tij (30). Dit is niet het geval wanneer de wet aan de justitiabele slechts een mogelijkheid verschafte om in rechte op te treden, (zoals de omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding, art. 1309 Ger.W.), of wanneer de procedure in het uitsluitend belang van een procespartij ver­liep. Het volstaat dat de tegenpartij (over de ganse lijn) in het ongelijk werd gesteld, ongeacht de reden ( ontoelaatbaarheid dan wei ongegrondheid van de eis) (31 ).

(26) Cf. evenw~l infra, nr. 18, 3°. In een procedure tot verbetering van akten van de burger­lijke stand, is het openbaar ministerie geen partij, en kan dus niet beschouwd worden als een in het ongelijk gestelde partij in de zin van art. 1017 Ger.W.; aldus Antwerpen, 1 oktober 1975, R. W., 1975-76, 2008. (27) Niets staat evenwel hun quasi-delictuele of contractuele aansprakelijkheid in de weg. (28) Cass. 26 september 1974, Pas., 1975, I, 111; R. W., 1974-75, 1125; Arr. Cass., 1975, 123. (29) Rb. Brussel, 15 juni 1984, R. W., 1984-85, 470. (30) Een partij die niet omtrent enig geschilpunt in het ongelijk werd gesteld, kan krachtens art. 1017 Ger.W. niet tot een gedeelte van de kosten veroordeeld worden (Cass., 26 septem­ber 1983, Cas., 1984, I, 72)

280

Page 7: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

Met uitzondering van de in de bij wet bepaalde gevallen, kan de recbter de in bet ongelijk gestelde partij niet vrijstellen van de verwijzing in de kos­ten. Het imperatieve karakter van bet (oud) art. 130 W.B.R. (Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging) werd reeds lang bevestigd (32). De interpreta­tievrijheid (een discretionaire macht) van de recbter tav. deze "bij wet bepaalde gevallen" is steeds sterk aan banden gelegd (33 ). Het feit dat de rechter een argument van de eiser aannam, belet niet dat bij wettelijk kon beslissen deze partij in de kosten te veroordelen, wanneer haar vordering voor het geheel werd afgewezen (34 ). Ook bier verdienen twee bijzonderheden onze aandacbt: Zo het openbaar ministerie, ambtsbalve optredend als hoofdpartij in bur­gerlijke zaken, tot uitvoering van wetten van openbare orde, in het onge­lijk wordt gesteld, moeten de kosten ten laste van de Staat (waarvan bet O.M. een orgaan is) gelegd worden (35). Een partij die door de rechter in kort geding een deskundige beeft doen aanstellen, waarbij de kosten werden aangebouden, kan als een in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de recbtspleging in kortgeding veroordeeld worden, indien blijkt dat zij, tot verantwoording van haar eis, ongegronde aanspraken heeft doen gelden (Cass., 30 april1971, zie noot 24).

C. Door de wet gecreeerde uitzonderingen op het algemeen beginsel

1. Bijzondere regelen kunnen anders bepalen (art. 1 017, al. 1 Ger. W.)

a) Artt. van het Ger.W. die aanduiden wie de kosten zal dragen.

1 o Indien de rechterlijke beslissing de vordering tot uitlegging of verbete­ring van een vonnis toewijst, komen de kosten ten laste van de Staat en wordt de in consignatie gegeven som aan de eiser teruggegeven. In het tegenovergestelde geval kunnen de kosten gebeel of gedeeltelijk ten laste van de eiser worden gebracbt en van bet in consignatie gegeven bedrag worden afgenomen (art. 801 Ger.W.).

(31) Cass. 16 mei 1974, Pas., 1974, I, 965 met noot W.G.; R. W., 1974-75, 185. (32) Cass. 5 november 1846, Pas., 1847, I, 29; Cass. 31 maart 1859, Pas., 1860, I, 47. (33) Cf. Cass. 20 december 1877, Pas., 1878, I, 57. Het betrof de vernietiging van een vonnis van de vrederechter, die een volkomen in het ongelijk gestelde partij wegens haar overwogen goede trouw, tot slechts een deel van de gevorderde gedingkosten veroordeelde ; zie ook Cass. 11 mei 1882, Pas., 1882, I, 125; vgl. Rb. Brussel, 11 juni 1981,]. T., 1982, 77 met noot B. VAN REEPINGHEN waarbij de verwerende partij geen schadevergoeding, doch wel de gedingkosten moest betalen bij onwetendheid over een reeds gebrevetteerde uitvinding. (34) Cass. 16 november 1978, Arr. Cass., 1978-79, 315; Pas., 1979, I, 325. (35) Cass. ( 1e K) 11 mei 1922, Pas., 1922, I, 285.

281

Page 8: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

2° Ieclere afstand (van het geding) brengt de verplichting mee tot betaling van de kosten, die de voorzitter aan de afstanddoende partij oplegt bij gewone beschikking gesteld onderaan op de begroting van de kosten, de partijen tegenwoordig zijnde of door de griffie opgeroepen (art. 827 Ger.W.).

3 ° De proceshandelingen en akten die nietig zijn of nodeloze kosten ver­oorzaken door toedoen van een ministerieel ambtenaar, komen ten zijnen laste; hij kan bovendien veroordeeld worden tot schadevergoe­ding jegens de partij (art. 866 Ger.W.).

4° Indien de verweerder inzake schriftonderzoek het geschrift of de hand­tekening aanstonds erkent, geeft de rechter hiervan akte aan de eiser en doet hij proces-verbaal opmaken. De kosten van de vordering of van het tussengeschil blijven in dat geval ten laste van de eiser (art. 885 Ger.W.).

5o Indien de verweerder verklaard heeft zich niet van het van valsheid betichte stuk te willen bedienen, wordt de eiser veroordeeld in de kos­ten van het tussengeschil (procedure inzake valsheidsincident voor het Hof van Cassatie, art. 910 Ger.W.).

6° Kostenregeling inzake de procedure voor het Hof van Cassatie (art. 1111 Ger.W.).

7° In geval van echtscheiding, toegestaan op grond van art. 232 B.W. kan de rechter, in afwijking van art. 1017 Ger.W. de eisende partij in de kosten verwijzen (art. 1286 his Ger.W.).

b) Bijzondere wetten die een uitzondering op het algemeen principe voor­zien.

1 o De kosten van verificatie en aanvaarding van de schuldvorderingen van de niet verschijnende gekende of ongekende schuldeisers in het kader van een faillissement blijven ten hunnen laste (art. 508 Faill.W.).

2 o De kennisgeving inz. overdracht van loon geschiedt bij aangetekende brief of gerechtsdeurwaardersexploot, waarvan de kosten ten laste blij­ven van degene die ze gemaakt heeft (art. 30 van Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers).

3° Behalve wanneer de eis roekeloos en tergend is, (36) vallen de kosten van aile vorderingen gesteund op de wet van 10 april1971 betreffende de arbeidsongevallen ten laste van de verzekeraar. - W anneer inzake arbeidsongevallen de voorziening van de getroffene

tegen de verzekeringsmaatschappij en de werkgever wordt verwor­pen, wordt aileen de verzekeringsmaatschappij in de kosten verwe­zen (37).

(36) Arbeidsrechtbank Verviers, 18 mei 1981, R.G.A.R., 1983, 10586. (37) Cass. 21 maart 1973, Arr. Cass., 1973, 719.

282

Page 9: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

- Art. 68 van deze wet is evenwel niet van toepassing in een geding tussen een verzekeraar en een ziekenfonds. Het kan slechts ingeroe­pen worden door het slachtoffer van het ongeval of zijn rechthebben­den. De kosten van de procedure zijn voor rekening van het zieken­fonds indien zij niet slaagt in haar vordering ( 3 8).

4° De kosten (van de procedure voor de arbeidsrechtbank inz. betwistin­gen betreffende de beslissingen van het Fonds voor Beroepsziekten) zijn volledig ten laste van het Fonds voor Beroepsziekten, behalve wanneer de eis roekeloos en tergend is (art. 53, lid 3 van het K.B. van 3 juli 1970 tot coordinatie van de wetten betreffende schadeloosstelling voor beroepsziekten). De wet heeft een algemeen karakter en is van toepassing op elke proce­dure tussen het slachtoffer of zijn rechthebbenden en het Fonds voor Beroepsziekten (39).

so Art. 88 van de Wet van 12 juli 1979 (betreffende l].et herstel van zekere schade aan private eigendom door natuurrampen) stelt dat de kosten van elke procedure op grond van die wet ten laste zijn van de staat (40).

2. Overeenkomst tussen de partijen (art. 1 017, a/. 1 Ger. W.)

De partijen kunnen een overeenkomst afsluiten over het omslaan van de kosten waarvan de rechter hen eventueel akte verleent ( 41 ) ( 4 2).

3. Kostenregeling in sociaalrechtelijke geschillen

De kostenregeling in sociaalrechtelijke geschillen verschilt enigszins van de gemeenrechtelijke principes. In afwijking van art. 1 017, al. 1 Ger. W. be­paalt het tweede lid dat de overheid of instelling, belast met het toepassen van de wetten en verordeningen bedoeld in de artikelen 580, 581 en 582 (1 o en 2°), ter zake van vorderingen ingesteld door of tegen de gerechtig­den, steeds in de kosten -wordt verwezen, behalve wanneer het geding roekeloos of tergend is ( 43 ).

(38) Cass. (3e K) 6 december 1982, Pas., 1983, I, 428; Arbh. Brussel (5e K), 14 december 1981 en Arbrb. Brussel (6e K), 25 september 1980, De Verz., 1984, 57 met noot L.V.G. (39) Cass. 11 mei 1981, Pas., 1981, I, 1037 met noot. (40) Luik, 9 mei 1984, fur. Liege, 1984, 380. (41) Verslag- VAN REEPINGHEN, o.c., 457. ( 42) VAN LENNEP stelt verder dat de partijen contractueel kunnen bedingen dat zekere (facultatieve) kosten in de overeenkomst aangeduid, in geval van rechtsgeding ten laste van de verliezende partij zullen gelegd worden. (kosten van aanmaning, verplaatsingen enz.) Het betreft hier een schadevergoeding op grond van contractuele four door gemeen overleg van partijen afgeleid uit het verliezen van het geding. Het gaat dus niet om een (verboden) verhoging in de zin van art. 1023 Ger.W. (o.c., 1147). (43) Inz. de in artt. 580 tot 582,2° Ger.W. vermelde materies is de rechtspraak constant en

283

Page 10: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

lngevolge die formulering is de gemeenrechtelijke kostenregeling van toe­passing in gedingen omtrent arbeidsgeschillen (art. 578), arbeidsongeval­len en beroepsziekten (art. 579), ondernemingsraden en veiligheidscomites ( 5 82 ,. 3 o en 4 °) en administratieve sancties en geldboeien ( 44).

Binnen het toepassingsveld van de artt. 580-582, 2° Ger.W. kunnen een aantal personen niet als gerechtigde beschouwd worden, zodat de gemeen­rechtelijke kostenregeling van toepassing is. De uitzondering van art. 1017, al. 2 Ger. W. wil immers de gratis procedure waarborgen voor de sociaal verzekerden. Konden derhalve niet als "gerechtigde" beschouwd worden : - het openbaar ministerie (45). - de bijdrageplichtige zelfstandige (die wel onder de toepassing valt van

art. 581, doch qualitate qua niet een gerechtigde op uitkeringen is, doch verzekerde-bijdrageplichtige) ( 46).

- de werkgever die bijdragen moet betalen aan de R.S.Z. (47). Werden evenwel als "gerechtigde" in de zin van art. 1017, al. 2 be­schouwd: - de werkloze die ten onrechte vergoedingen heeft genoten ( 48). - de verzekerde die ziekteuitkeringen moet terugbetalen ( 49). - de verzekerde die zijn arbeidsongeschiktheid niet bewijst (50). - wanneer een gerechtigde afstand doet van een vordering ingesteld tegen

de overheid of instelling die belast is met het toepassen van de wetten en verordeningen bedoeld in de artt. 580, 581 en 582 (1 o en 2°) van het Ger.W., wordt niet hij (op grond van art. 827 Ger.W.) in de kosten

overvloedig aanwezig: - inz. werkloosheidswetgeving: (580, 2°) Cass. 6 en 13 februari 1974, Arr. Cass., 1974, 610 en 647; Cass. 18 december 1974, Arr.Cass., 1975, 459. - inz. ziekte- en invaliditeit (580, 2°): Cass. 24 oktober 1973, Arr. Cass., 1974, 227 - inz. rust- en overlevingspensioenen (580, 2°): Cass. 30 april1975, Arr. Cass., 1975, 957. - inz. sluiting van ondernemingen (580, 2°): Cass. 30 mei 1973, Arr. Cass., 1973, 954 en Cass. 22 februari 1982, Pas., 1982, I, 763. - inz. reclassering van minder-validen (582, 2°): Cass. 10 okt. 1973, Arr. Cass., 1974,165. Cass. 24 november 1976, Arr. Cass., 1977, 331; Cass. 12 juni 1978, Pas., 1978, I, 1163. (44) Wat betreft de arbeidsongevallen en beroepsziekten, cf. supra, nr. 19, 3° en 4°. (45) Arbh. Luik, afd. Libramont, 12 februari 1975, onuitg., aangehaald door PETIT, J., o.c., nr. 685 en DE KEYSER, H., Uitgaven en kosten-overzicht van de rechtspraak der arbeidsgerechten voor de periode 1970-80, ]. T. T., 1982, 23. (46) Cass. 16 januari 1978,J.T.T., 1978,274. (47) Cass. 26 september 1973, Arr. Cass., 1974, 95. Arbh. Luik, 20 april1982, fur. Liege, 1983, 14, obs. Dit laatste arrest bepaalde trouwens ook dat het Fonds voor arbeidsongeval­len niet kon beschouwd worden als een verzekeraar in de zin van art. 68 van de Arbeidsonge­vallenwet, hager aangehaald. (48) Cass. 28 maart 1973, Pas., 1973, I, 719. (49) Arbh. Luik, 2 oktober 1973, aangehaald door DE KEYSER, o.c., 26. (50) Cass. 24 oktober 1973, aangehaald door DE KEYSER, o.c., 26.

284

Page 11: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

verwezen, doch wei de betrokken overheid of instelling, behalve wan­neer de vordering tergend of roekeloos is (51).

De arbeidsgerechten nemen niet gemakkelijk aan dat een vordering ter­gend en roekeloos is (52). Indien zij dit toch aannemen, wordt de eiser veroordeeld tot schadevergoeding, in de vorm van verwijzing in de geding­kosten. Het kan trouwens ook gelden voor een gedaagde die als verweer ten onrechte excepties opwerpt om de procedure te verlengen. W anneer de rechter een vordering van de sociaal verzekerde tergend of roekeloos vindt en hem in de kosten verwijst (in afwijking van het principe van art. 1017, lid 2 Ger.W.), moet hij deze beslissing motiveren. Dit is constante cassatierechtspraak (53). De ongegrondheid van een vordering is op zichzelf evenwel geen aanwijzing dat een vordering tergend en roeke­loos is (54). Een greep uit de voornaamste rechtspraak laat toe het begrip casui:stisch te omschrijven. Aldus werden roekeloos en tergend geacht (55): - het niet verschijnen zonder enige verontschuldiging op het deskundig

onderzoek ; zulks vormt een vrijpostige houding die aanleiding geeft tot veroordeling tot betaling van de gerechtskosten (56).

- het ontbreken van elk motief bij het instellen van een vordering tot herziening van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid (57).

- een beroep tegen een beslissing van uitsluiting van het recht op werk­loosheidsuitkering wegens het niet aanvaarden van een behoorlijke be­trekking (58).

- de weigering van eiseres om zich aan een grondig medisch onderzoek te onderwerpen, dat zou toegelaten hebben de ware ernst van de beschre­ven sumpotomatologie na te gaan (59).

(51} Cass. 24 mei 1982, R. W., 1983-84, 187. De regel waarbij art. 827 Ger.W. geen toepassing vindt wanneer een gerechtigde sociaal-ver­zekerde afstand doet van het geding, geldt ook tav. een vordering ingesteld op grond van de Arbeidsongevallenwet; zie Cass. 14 september 1981, Pas., 1982, I, 61 met conclusie van advocaat-generaal Duchatelet. (52) PETIT, J., o.c., nr. 693; zie ook noot V.H. bij Arbh. Brussel, 16 mei 1974, De Verz., 1975, 115. (53) Cass. 7 okt. 1961, Pas., 1962, I, 137 en noot 3, 138; Cass. 25 januari 1962, Pas., 1962, I, 610; Cass. 15 maart 1962, Pas., 1962, I, 783; Cass. 10 december 1975, Arr. Cass., 1976, 451. (54) Cass. 5 maart 1975, Arr. Cass., 1975,756. (55) PETIT J., o.c., 694. (56) Arbrb. Brugge, 30 jan. 1975, In/. R.I.Z.I. V., 1975, 290, aangehaald door PETIT, o.c., I.e. (57) Arbrb. Charleroi, 31 maart 1976, De Verz., 1976, 589 met noot V.H., aangehaald door PETIT, o.c., I.e. (58) Arbrb. Aarlen, 8 maart 1978,]. T. T., 1978, 262, aangehaald door PETIT, o.c., I.e. (59) Arbrb. Bergen, 18 mei 1983, Bull. Inf. INAMI (RIZIV), 1983, 350 met het advies van arbeidsauditeur G. de Leuze.

285

Page 12: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

4. Het omslaan van de kosten (art. 1017, a/.3 Ger. W.)

Een vierde, en laatste door de wet gecreeerde uitzondering op het principe van verwijzing van de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, ligt besloten in art. 1017, al. 3 Ger.W.: "De kosten kunnen worden omgesla­gen zoals de rechter het raadzaam oordeelt, hetzij wanneer de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld, hetzij over echtgenoten, bloedverwanten in de opgaande lijn, broeders en zusters of aanverwanten in dezelfde graad". Het omslaan van de kosten kan ambtshalve geschieden. W anneer de rech­ter, zonder daartoe door een partij verzocht te zijn, de kosten omslaat indien de tegenpartij ook deels in het ongelijk werd gesteld, statueert hij niet "ultra petita" en client een voorziening (op grand van art. 1138, 2° Ger. W.) regen deze beslissing afgewezen te worden ( 60). Het omslaan van de kosten is slechts een faculteit, geen verplichting ( 61 ). De rechter is soeverein in zijn oordeel, en moet zijn beslissing niet motive­reo ( 62) tenzij de partijen omtrent het omslaan van de kosten conclusies gemaakt hebben. De rechter kan dus een van de patijen in aile kosten verwijzen wanneer de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het ongelijk zijn gesteld door de feitenrechter ( 63 ). De mogelijkheid tot het omslaan van de gedingkosten is evenwel beperkt tot de twee door de wet voorziene gevallen : 1° wanneer de partijen onderscheidenlijk omtrent enig geschilpunt in het

ongelijk zijn gesteld. Men kan evenwel niet wettelijk beslissen dat de partijen omtrent enig geschilpunt in het ongelijk gesteld zijn wanneer de vordering van de eiser in eerste aanleg wordt afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid, en in hager beroep we gens ongegrondheid ( 64). W anneer in het kader van een uitvoerend beslag op roerende goederen de schuldeiser en de beslagene onderscheidenlijk omtrent een deel van hun aanspraken in het ongelijk gesteld worden, kunnen de kosten van beide aanleggen tussen hen omgeslagen worden ( 65). 2° De kosten kunnen ook worden omgeslagen over echtgenoten, bloed­

verwanten in de opgaande lijn, broeders en zusters of aanverwanten in dezelfde graad.

(60) Cass. 9 november 1979, Arr. Cass., 1979-80, 313. (61) Cass. 17 maart 1966, Pas., 1966, I, 920. (62) FETTWEIS, o.c., 469. (63) Cass. 20 mei 1976, Arr. Cass., 1976, 1042. (64) Cass. 16 mei 1974, Arr. Cass., 1974, 1036 met noot W.G.; R. W., 1974-75, 185. (65) Luik, 13 januari 1984, fur. Liege, 1984, 111.

286

Page 13: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

D. Door de rechtspraak en de rechtsleer gecreeerde uitzonderingen op het algemeen beginsel

Rechtspraak en rechtsleer hebben een reeks uitzonderingen toegevoegd aan het door de wet omschreven lijstje ( 66). Zij hebben allen evenwel dezelfde wettelijke basis: in de opgegeven omstandigheden kunnen de kos­ten ten laste van een partij gelegd worden op grond van art. 1382 B.W. (67). Men kan deze veroordeling dus ook oplopen indien de andere partij in het ongelijk werd gesteld. Een opvallende evolutie in de juridische gedachten­gang van het Hof van Cassatie valt niet te ontkennen. In een arrest van 1941 werd gesteld dat het beginsel van de kostenregeling (toen omschre­ven in art. 130 W.B.R.) in generlei wijze de toepassing van de principes van de quasi-delictuele aansprakelijkheid (art. 1382 ev. B.W.) uitsloot doch kon samenlopen en elkaar aanvullen (68). Een arrest van 1978 be­schouwt art. 1382 B.W. als een bijzondere wettelijke bepaling in de zin van art. 1017 Ger.W., waardoor de kosten ten laste kunnen gelegd wor­den van de partij door wier schuld zij zijn veroorzaakt, zelfs indien de andere p arti j in het ongeli j k is gesteld ( 6 9). In alle gevallen gaat het om een tergend en roekeloos geding (70), een schuldig verzuim en nutteloze of kostenverhogende proceshandelingen. Een theoretische ontleding van deze begrippen -voor zover nog niet ge­schied- lijkt ons weinig relevant. Een casu'istische benadering aan de hand van de meest recente rechtspraak geeft daarentegen stof tot persoon­lijke beschouwingen. 1 o Een procespartij is vrij te bepalen op welke wijze zij haar rechten zal

doen gelden. Wanneer een ge'intimeerde reeds vroeger een vordering had ingesteld tegen de appellant (toen ge'intimeerde), kan hij niet op­werpen dat de huidige appellant toen een tegeneis moest ingesteld heb­ben. De ge'intimeerde is niet gerechtigd te bepalen op welke wijze de appel­lant zijn rechten moet laten gelden (71 ).

2 o Een schuldeiser beslist soeverein wanneer hij zijn opeisbare schuldvor­deringen gerechtelijk zal afdwingen. De kosten van de opeenvolgende

(66) R.P.D.B., yo Tarif civil, nrs. 65-68. (67) FETTWEIS, o.c., 471 en LAENENS, J., noot sub Antwerpen, 6 oktober 1981, R. W., 1981-82, 2561 met de aldaar aangehaalde rechtspraak en rechtsleer. (68) Cass. 15 mei 1941, Pas., 1941, I, 194-195. (69) Cass. 24 april 1978, Arr. Cass., 1978, 965; R. W., 1978-79, 2669. Krachtens deze redenering sluit de toepassing van art. 1382 B.W. de werking van 1017 Ger.W. uit. Het betreft evenwel een vrij theoretische discussie. (70) Het begrip tergend en roekeloos geding werd reeds hogerop behandeld. De daar uiteen­gezette principes en toepassingsmodaliteiten zijn ook hier van toepassing, met uitzondering van de specifiek sociaalrechtelijke items. (71) Antwerpen, 6 oktober 1981, R. W., 1981-82, 2561.

287

Page 14: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

dagvaardingen die hij zijn schuldenaar betekende, komen ten laste van de verliezende partij (72).

3 o De verplaatsingskosten van een gerechtsdeurwaarder uit Spa, die een dagvaarding in Aubel moet betekenen, zijn nutteloze kosten. Een dag­vaarding moet betekend worden door de gerechtsdeurwaarder die gelet op de ligging van zijn kantoor de minste verplaatsingskosten in reke­ning brengt, zoniet blijven deze kosten ten laste van de opdrachtge­ver(73).

4 o De eiser beslist soeverein over het moment waarop de vordering tegen een weerspannige schuldenaar wordt uitgeoefend. Hij moet evenwel de kosten dragen van een tweede dagvaarding, die vermeden kon worden door een incidentele vordering die andere bijdragen tot voorwerp heeft (74).

5° De kosten van de dagvaarding van een verhuurder tegen zijn huurder, blijven ten laste van de in het gelijk gestelde eiser, aangezien hij de zaak, op grand van art. 1344 his B.W. bij de bevoegde rechter aanhan­gig kon maken door een verzoekschrift (75). De argumenten van de annotator tot staving van de beslissing van de vrederechter overtuigen ons geenszins, en druisen in tegen de recht­spraak van de Hoven van Beroep te Antwerpen en Luik, hager aange­haald. Het recht van een partij om naar eigen inzicht haar rechten uit te oefenen, op basis van een van de door de wet aangeboden akten, werd ons inziens op een onaanvaardbare wijze aangetast.

6° Van de algemene regel van art. 1017, lid 1 Ger. W. bepalende dat de kosten door de in het ongelijk gestelde partij moeten gedragen worden, wordt afgeweken door de bijzondere bepaling vervat in art. 1382 B. W. , als de eiser door een kennisgeving te do en voor de betekenis van het vonnis a quo, het hager beroep had kunnen vermijden (76).

7° Het overspel van de moeder is de oorzaak dat een procedure van ant­kenning van vaderschap moet gevoerd worden. Zodoende vallen de kosten van deze procedure uitsluitend ten laste van de moeder. Het gepleegde overspel is een fout in de zin van art. 1382 B.W. (77).

(72) Arbh. Luik, 23 april1982, fur. Liege, 1983, 16 met noot G. DE LEVAL. (73) Vred. Aubel, 22 september 1982, fur. Liege, 1983, 21 met noot G. DE LEVAL. (74) Arbh. Luik, 22 juni 1984, fur. Liege, 1984, 466. (75) Vred. Antwerpen, 19 september 1984, R. W., 1984-85, 2705 met noot van VANDE LANOTTE, J.; de verhuurder wordt ook in de kosten verwezen, zonder dat de rechterlijke macht haar beslissing hiervan stoelt op art. 1382 BW, zie Rb. Antwerpen, 4 maart 1985, R. W., 1985-86, 1086, met noot VANDE LANOJ:'TE J. (76) Arbh. Luik, 24 juni 1985,f.T.T., 1985,423, noot. (77) Gent, 16 november 1984, T.G.R., 1985, 55.

288

Page 15: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

§3. BIJZONDERHEDEN

A. Verwijzing in de kosten bij pluraliteit van verliezende partijen

De problematiek van de verwijzing in de kosten bij pluraliteit van verlie­zende partijen wordt geregeld door art. 1020 Ger.W.: "De verwijzing in de kosten wordt van rechtswege verdeeld per hoofd, tenzij het vonnis anders beschikt. Zij wordt hoofdelijk uitgesproken, indien de voornaam­ste veroordeling zelf hoofdelijkheid medebrengt". Het eerste lid reveleert een beginsel dat reeds lang door rechtspraak en rechtsleer werd gehuldigd. De rechter oordeelt soeverein of er redenen bestaan om de kosten onder de in het ongelijk gestelde partijen te verde­len, anders dan per hoofd (78). Wanneer meerdere verliezende partijen een gemeen belang hebben voorgestaan, zijn ze -bij afwezigheid van een andersluidende rechterlijke beschikking- gehouden tot betaling der kos­ten in verhouding tot hun aantal, en niet in verhouding tot het belang dat ze in de zaak hadden (79). Deze regel impliceert ook dat de rechter zijn beslissing zal moeten motiveren indien hij aile kosten ten laste van een van de verliezende partijen legt. Het tweede lid is in zekere zin een innovatie. Onder het regime van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging werd de hoofdelijkheid van de verwijzing in de kosten nooit aanvaard. Telkens opnieuw werd aange­voerd dat deze hoofdelijkheid door geen enkele wetsbepaling voorzien was(80). De regeling in het Ger.W. bepaalt uitdrukkelijk dat de veroorde­ling hoofdelijk wordt uitgesproken indien de voornaamste veroordeling zelf hoofdelijkheid meebrengt.

B. V erwijzing in de kosten in graad van beroep en in cassatie

1. Kosten in graad van beroep

De principes van art. 1017 gelden tevens voor de behandeling in graad van hoger beroep, aangezien het actueel een algemene draagwijdte heeft. Con­creet kunnen we rudimentaire gevallen onderscheiden ( 81). Indien het eerste vonnis wordt hervormd, wordt de gelntimeerde verwezen in de kos­ten van beide aanleggen. Indien het vonnis wordt bevestigd, draagt de appellant de kosten van het hoger beroep. Indien de gelntimeerde tot een gedeelte der kosten van eerste aanleg was veroordeeld, verwerft die be-

(78) Verslag- VAN REEPINGHEN, o.c., 458. (79) VAN LENNEP, R., o.c., 1149. (80) Cass. 5 april1883, Pas., 1883, I, 104; G:ass. 7 december 1956, Arr. Cass., 1957,246; Cass. 22 maart 1957, Arr. Cass., 1957, 612. (81) VAN LENNEP, R., Belgisch Burgerlijk Procesrecht, I, Gent, Standaard, 1950-57, 120.

289

Page 16: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

schikking kracht van gewijsde bij gebrek aan incidenteel beroep, zelfs in­dien de appellant wordt afgewezen.

2. Kosten in cassatie

De kostenregeling inzake de procedure in cassatie wordt beheerst door art. 1111 Ger.W .. Het Hof begroot in zijn arrest ~e kosten van de rechtspleging in cassatie en zegt aan wie zij moeten worden vergoed. De partij wier vordering wordt afgewezen, wordt in de kosten verwezen, behalve in de gevallen bedoeld in art. 1017. W anneer cassatie wordt uitgesproken, worden de kosten aangehouden en hierover wordt beslist door de feitenrechter. Het Hof kan evenwel uitspraak doen over de kosten van het cassatiegeding bij gedeeltelijke cassatie of wanneer de omstandigheden van de zaak het reeds wettigen. De rechtsplegingsvergoeding is niet voorzien in de procedure voor het Hof van Cassatie (82). W anneer een eiser de voorziening in cassatie betekent a an de woonplaats van de verweerder in het buitenland en aan zijn gekozen woonplaats in Belgie, blijven de kosten van betekening in het buitenland ten laste van de eiser, zelfs bij verbreking van de bestreden beslissing, aangezien die bete­kening niet nodig is op grond van art. 40, al. 4 Ger.W. (83).

C. Gerechtskosten bij vordering tot tussenkomst ( 84)

Bij een vordering tot tussenkomst vallen de gerechtskosten ten laste van: 1 o De vrijwillig tussenkomende partij indien het om een bewarende tus­

senkomst gaat. De kosten van een eis tot bewarende tussenkomst blijven ten laste van de tussenkomende partij, zelfs wanneer de vordering gegrond is (85). Die oplossing vloeit voort uit de aard zelf van de rol die deze partij vervult in het geding waar zij vrijwillig tussenkomt zonder een veroor­deling van de andere (vs. art. 1017) in het ongelijk te stellen partij na te streven (86). Soms wordt de vrijwillig tussenkomende partij die buiten haar eigen belangen die van een partij ondersteunt, tot een deel van de gedingkos-

(82) Art. 2 van K.B. van 30 november 1970 tot vaststelling van het tarief van de invorderba­re kosten bedoeld in art. 1022 van het Gerechtelijk Wetboek; zie ook LEMAIRE J., l'in­demnite de procedure et de debours, J.T., 1969,563. (83) Cass. 6 december 1982, Pas., 1983, I, 431. (84) PETIT, J., o.c., nr. 697. (85) Luik, 28 oktober 1983, fur. Liege, 1983, 565. (86) GUTT en STRANART-THILLY, o.c., 176.

290

Page 17: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

ten veroordeeld samen met die partij, indien deze in het ongelijk wordt gesteld (87).

2 o De verliezende partij bij agressieve tussenkomst. 3° De verzoeker bij een vordering tot gedwongen tussenkomst zelfs indien

de verzoeker gelijk haalt wat betreft zijn hoofdvordering. 4° De verzoeker bij vordering tot gemeenverklaring van een vonnis.

D. Gerechtskosten in een eenzijdig verzoekschriftprocedure

Art. 1017 Ger.W. veronderstelt dater een, in het ongelijk gestelde, partij is, die kan veroordeeld worden tot de gedingkosten. Het was, en is gebrui­kelijk dat rechterlijke beslissingen gewezen op verzoekschrift, geen enkele wijziging in de kosten bevatten: noodzakelijkerwijze zijn die kosten voor rekening van de verzoeker (88). Dit principe geldt evenwel slechts in zoverre het verzoekschrift geen akte is om een geding op tegenspraak in te leiden, ter vervanging van het kos­tenverhogende gerechtsdeurwaardersexploot en in de door de wet voorzie­ne gevallen (zie o.m. de akte van hager beroep -art. 1056, 2° Ger.W.; het verzoekschrift betreffende de vordering tot toekenning, verhoging, ver­laging of afschaffing van de uitkering tot levensonderhoud- art. 1320 Ger.W.). Recente rechtspraak bevestigde dit (89).

§4. VEREFFENING VAN EN BESLISSING OVER DE KOSTEN

A. Beginselen

De vereffening van en de beslissing over de kosten worden geregeld door art. 1021 Ger.W. De vereffening houdt in dat de rechter nagaat of de door de partijen opgegeven kosten inderdaad als verhaalbare kosten kunnen beschouwd worden (90).

(87) R.P.D.B., V. Intervention en matiere civile, 287. (88) LEMAIRE, J., o.c., I.e. (89) Brussel, 19 oktober 1982, R:W., 1984-85, 1230. De kosten van de procedure op eenzijdig verzoekschrift, die er op gericht is de termijn van betekening te verkorten, zijn kosten die gedaan werden in het Iicht van een geding op tegenspraak. Overeenkomstig art. 1018, 5° Ger.W. behoren zij tot de kosten van dit geding. (90) Een gemeentelijke belasting op de afgifte van kopijen van gerechtsdeurwaardersexplo­ten mogen niet begrepen worden in de gerechtskosten daar ze geen kosten zijn, die noodzake­lijk moeten gemaakt worden voor de betekening van de akte, aldus Arbrb. Namen, 9 mei 1984, fur. Liege, 1984, 340.

291

Page 18: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

Vervolgens kan hij -ambtshalve (91 )- beslissen over de verwijzing in de kosten (art. 1017 Ger.W.). Dit houdt o.m. in dat de veroordeling in de kosten een rechtsgevolg is van de beslissing over de grand van bet geschil en zij dus niet met redenen moet worden omkleed, tenzij wanneer de partijen of een van hen. dienaangaande een- conclusie hebben gena­men (92), en dat de rechter die ambtshalve in de kosten verwijs~ niet "ultra petita" statueert (93 ). De rechter die ten grande uitspraak doet, is bevoegd om de kosten van een beslagprocedure te vereffenen (94 ).

B. Latere vereffening

lndien de kosten in bet vonnis niet of slechts gedeeltelijk vereffend werden, hetzij omdat de partijen hun kosten niet of slechts gedeeltelijk opgegeven hadden, hetzij omdat de rechter vergeten had de kosten geheel of gedeelte­lijk te vereffenen, dan kan dit nog voor dezelfde rechter geschieden, op vordering van de meest gerede partij volgens de procedure van art. 750 Ger.W., en op voorwaarde dat bet vonnis ·niet bestreden werd. _Een nieuwe dagvaarding is dus niet vereist daar de zaak geacht wordt op dit punt aangehouden te zijn. Aile kosten waarover niet gestatueerd werd, worden geacht aangehouden te zijn (95). De bepaling van art. 1017 sluit immers niet uit dat de proceskosten waar­over de rechter niet beslist heeft, het voorwerp kunnen uitmaken van een afzonderlijke eis (96). Indien de heropening van de de batten te wijten is aan de partij die verzuimd heeft binnen de gestelde termijnen een omstan­dige opgave in te dienen van haar kosten en om de bijkomende vereffening van deze kosten verzoekt, kan een aanvullende rechtsplegingsvergoeding toegekend worden aan de andere partij (97).

(91) Het ambtshalve uitspreken van de veroordeling in de kosten berust op de overweging dat de partij die onder het regime van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging de veroor­deling tot de kosten vorderde, dit meestal had vergeten of dit te wijten was aan haar gebrek aan ervaring- Verslag Van Reepinghen, o.c., 457. (92) Cass., 11 februari 1977, Arr. Cass., 1977, 650. (93) Cass., 9 november 1979, aangehaald in noot 60. (94) Arrondrb. Antwerpen, 20 januari 1981, R. W., 1981-82, 1571 met noot. (95) Gent, 14 juni 1984, T.G.R., 1985, 165. (96) Cass., 30 april1971, Arr. Cass., 1971, 844. (97) Luik, 28 mei 1982, fur. Liege, 1983, 9 met noot DE LEVAL, G.

292

Page 19: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

§5. RECHTSPLEGINGSVERGOEDING

A. Beginsel

Onder het be grip rechtsplegingsvergoeding wordt verst a an, de vergoeding wegens het verrichten van bepaalde materiele akten. Het is dus geen forfait voor het honorarium van de raadsman: de advokaat heeft het recht zijn honorarium vrij te bepalen (98). De staat van honoraria en kosten van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij kan niet gevorderd worden van de verliezende partij (99). Een contractuele ten laste legging van de kosten van de advocaat van de schuldeiser bij de schuldenaar is in principe niet strijdig met art. 1023 Ger.W., indien het verweer van de schuldenaar onredelijk is en de begro­ting van die kosten billijk gebeurt(100) (101). Krachtens art. 1018, 6° Ger.W. is de rechtsplegingsvergoeding te be­schouwen als een deel van de gerechtskosten. Zij verdient slechts afzon­derlijk onze aandacht, in zoverre zij aanleiding geeft tot een aantal casui:s­tische bijzonderheden welke verderop behandeld zullen worden. Art. 1022 Ger. W. stelt dat de Koning het tarief bepaalt van de sommen die invorderbare kosten zijn wegens het verrichten van bepaalde materiele akten. · Het uitvoeringsbesluit van deze wetsbepaling is het K.B. van 30 november

-1970, dat wij eerst zullen ontleden, daar het enkele specifieke regelen bevat die de toerekening van die kosten behelzen.

B. Relevante bepalingen van het K.B. van 30 november 1970

De vergoedingen (rechtsplegings- en uitgavenvergoeding) worden begroot voor elke aanleg en ten aanzien van elke partij die door een advokaat (102) bijgestaan wordt en een eigen belang heeft. Indien een zelfde advocaat verscheidene partijen bijstaat die een gemeen­schappelijke vordering instellen of concluderen in dezelfde zin, wordt de vergoeding tussen hen verdeeld. De vergoedingen zijn evenwel niet verschuldigd (art. 1, al.3 K.B.)

(98) Verslag VAN REEPINGHEN, o.c., I.e. (99) Vred. Asse, 22 november 1982, R. W., 1984-85, 2489. (100) Kh. Brugge, 4 juni 1985, T. V.B.R., 1985, 146 met noot. (101) Zie ook VANSWEEVELT, Schadebedingen in enkele bijzondere wetten, Jura Fa/ca­nis, 1984-85, 368-401. (102) De afgevaardigden van een vakorganisatie die een partij verdedigen en de partij die persoonlijk verschijnt, kunnen er geen aanspraak op maken, evenmin als de ge'intimeerde die incidenteel hoger beroep instelt, recht heeft op een vaste rechtsplegingsvergoeding; cf. PE­TIT, J., o.c., nr. 672. Dit geldt ook voor een advocaat in zijn hoedanigheid van curator­cf. infra nr. 49.

293

Page 20: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

- wegens handelingen verricht voor strafgerechten, de jeugdrechtbank zit­ting houdende in andere dan burgerlijke zaken, of een gerec.ht waaraan de zaak ingevolge een beslissing van de arrondissementsrechtbank is ont­trokken. Als een voor de vrederechter ingeleide zaak door de arrondissements­rechtbank naar de rechtbank van eerste aanleg verwezen is, komt voor de bepaling van de rechtsplegingsvergoeding aileen de voor de bevoegde rechtbank gevoerde procedure in aanmerking, benevens een aanvullende vergoeding wegens de verwijzing naar de arrondissementsrecht­bank (103 ).

- in geval van verschijning voor de rechter ten einde een overeenkomst inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten te doen acteren. Nochtans besliste het Hof van Cassatie dat de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in art. 1022 Ger.W. door de verzekeraar verschuldigd is, wanneer de ge­troffene en de verzekeraar vrijwillig voor de arbeidsrechter verschijnen ten einde door hem akte te doen nemen van hun akkoord over de beta­ling aan de getroffene van een deel van de waarde van de rente in kapi­taal (104).

- wanneer de verweerder, v66r de inschrijving van de zaak op de rol, de eis inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kos­ten, met uitzondering van de bij art. 6 bepaalde uitgavenvergoeding voor de reeds verrichte materiele handelingen.

Geen enkele vergoeding voor rechtspleging en uitgaven wordt toegekend voor de rechtspleging tot het bekomen van rechtsbijstand. Voorts heeft het feit rechtsbijstand te genieten geen invloed op de toeken­ning van de in de voorgaande artikelen bepaalde vergoedingen (art. 7 K.B.).

C. Casulstische bijzonderheden

Elke gedingpartij heeft slechts recht op een rechtsplegingsvergoeding, on­geacht het aantal en de hoedanigheid van de tegenpartijen al of niet bijge­staan door een advocaat (105).

(103} Gent, 7 februari 1975, R. W., 1975-76, 803. (104) Cass., 15 juni 1981, Arr. Cass., 1980-81, 1178; R. W., 1982-83, 2381. Het bestreden arrest stelde vast dat de getroffene gevraagd had dat hem een derde van de hem wegens een arbeidsongeval verschuldigde rente in kapitaal zou worden uitbetaald. Het Hof stelde dat de rechter die over een dergelijk verzoek uitspraak moet doen, krachtens art. 45 van de Arbeidsongevallenwet zo voordelig mogelijk voor de verzoeker beslist. Uit die bepa­ling volgt, aldus het Hof van Cassatie, dat de partijen in het geval van een verzoek tot uitbetaling in kapitaal, niet voor de arbeidsrechtbank verschijnen ten einde akte te Iaten nemen van een akkoord in de zin van art. 1, lid 3, hierboven aangehaald. Wij wijzen evenwel op de andersluidende conclusie van advocaat-generaal Duchatelet. (105) Luik, 28 april1977, fur. Liege, 1977-78, 57.

294

Page 21: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

De Staat heeft slechts recht op een rechtsplegingsvergoeding, zelfs wanneer hij optreedt door meerdere ministeriele departementen (106). Indien er verscheidene advocaten zijn voor dezelfde partij, kan slechts een rechtsplegingsvergoeding toegekend worden. Wanneer dezelfde advocaten verscheidene partijen met elk een eigen belang bijstaan, kan er voor elke partij een rechtsplegingsvergoeding toegestaan worden ( 107). De curator-advocaat die tijdens de rechtspleging van hoger beroep tegen het faillissementsvonnis verschijnt, heeft geen recht op een rechtsplegings­vergoed_ing. Hij oefent de hem bij wet toevertrouwde gemeenschappelijke rechten uit van de schuldeisers en treedt niet op als advocaat die een _partij bijstaat in de zin van art. 1, K.B. van 30 november 1970(108). De schuldeiser die een vordering instelt om een zeker bedrag toe te Iaten tot het passief van de failliete boedel, stelt geen vordering in met het oog op de veroordeling van de schuldenaar. De rechtsplegingsvergoeding is derhalve niet verschuldigd (109). Bij toepassing van art. 2 van het K.B. van 30 november 1970 is een vaste rechtsplegingsvergoeding in de regel verschuldigd, zelfs indien de vorde­ring niet strekt tot een veroordeling tot een geldsom ( 110).

§6. KOSTEN VAN TENUITVOERLEGGING

Eens de rechter een beslissing heeft getroffen, kennen de partijen hun on­derlinge rechtstoestand. De in het gelijk gestelde partij weet dat (een deel van) haar voorkosten (zal) zullen gerecupereerd worden. Doch het vonnis of arrest moet nog uitgevoerd worden, en ook de uitvoe­ring brengt kosten mee. Het Gerechtelijk Wetboek legt die kosten van tenuitvoerlegging ten laste van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging gevorderd wordt (art. 1024). In de parlementaire bespreking werd uit­drukkelijk gesteld dat de in het gelijk gestelde partij recht heeft op terugbe­taling van de kosten van de grosse of het afschrift van de rechterlijke beslissing, daar dit omstreden was in een aantal gerechtelijke arrondisse­menten ( 111 ) . Oat evenwel niet elke verandering een verbetering is bewees de advocaat­generaal van het Arbeidshof te Brussel. De sociaal verzekerden die in een proces in het gelijk worden gesteld, moeten sedert de inwerkingtreding van het Gerechtelijk Wetboek zelf het vonnis aan de tegenpartij betekenen, daar waar vroeger de uitgifte van het vonnis, door de gr-iffie per aangete­kend schrijven opgestuurd, als betekening gold. Hij pleitte dan ook voor

(106) Luik, 15 april1983, fur. Liege, 1983, 301, aangehaald door FETTWEIS, o.c., 476. (107) Rb. Antwerpen, 18 december 1969, R. W., 1969-70, 1486. (108) Cass., 6 mei 1983, T.B.H., 1983, 508.;]. T., 1985, 183. (109) Kh. Gent, 10 december 1981, T.B.H., 1984, 549. (110) Antwerpen, 12 december 1983, T.B.H., 1984, 529. (111) Verslag DE BAECK, o.c., 870.

295

Page 22: BIJDRAGEN Draaglast van de gedingkosten...Ger.W., ten laste kunnen gelegd worden van de andere partij(en), in te genstelling tot de niet-verhaalbare kosten (zie ook nr. 44 e.v.). Art.

de herinvoering van die eenvoudige en goedkope wijze van betekening in sociaalrechtelijke aangelegenheden (112). De rechter kan, bij het uitspreken van een voorlopige tenuitvoerlegging, de voorwaarde van zekerheidstelling opleggen. Deze zekerheid vormt even­wei geen noodzakelijk onderdeel van de voorlopige tenuitvoerlegging, en de kosten ervan mogen niet beschouwd worden als kosten van tenuitvoer­legging in de zin van art. 1024 Ger.W. (113). De kosten door de ge'intimeerde gedaan in het kader van de betekening van het arrest, nadat het uitgevoerd is, blijven ten zijnen laste(114). De kosten van betekening die door de ge'intimeerde werden gedaan na het instellen van hoger beroep zijn nutteloze kosten, die voor rekening moeten blijven van de ge'intimeerde (115). Zeer interessant is een arrest van het Hof van Beroep te Luik. Een schuld­eiser had, via zijn raadsman, aanvaard dat een schuldenaar de geldsom, waartoe hij was veroordeeld, in meerdere schijven zou betalen. De schuld­eiser zou naderhand een algemene afrekening Iaten geworden, en verbond er zich toe geen beslag te Iaten leggen indien het afbetalingsschema geres­pekteerd werd. Naderhand stelde hij een uitvoeringsprocedure in om de betaling van een saldo (van amper 6.741 F) te bekomen, zonder een eind­afrekening op te sturen. Rechtsmisbruik, oordeelde het Hof, gesanctioneerd met verwijzing in de gedingkosten. De kosten van tenuitvoerlegging bleven ten zijnen las­te (116). De kosten die door een schuldeiser (die op de hoogte was van het be slag) gemaakt worden met het oog op het bekomen van een uitvoerbare titel, zijn niet bevoorrecht zoals de andere gerechtskosten ( 117). De kosten van een beslag na betaling blijven ten laste van de beslagleg­ger (118). De kosten van successieve beslagexploten met betrekking tot dezelfde roe­rende goederen komen niet ten laste van de beslagene. De (in casu drie) nutteloze beslagexploten ontnemen het beslag evenwel niet zijn rechts­kracht (119).

(112) aangehaald door LEBOUCQ, E., o.c., 93. (113) Cass., 14 juni 1984, R. W., 1985-86, 892. (114) Luik, 6 juni 1984, fur. Liege, 1984, 409. (115) Luik, 16 februari 1983, fur. Liege, 1983, 393. (116) Luik, 9 maart 1983, fur. Liege, 1983, 255. (117) Rb. Brussel, 24 november 1983, Rev. Not. B., 1984, 557. (118) Beslagrechter Hoei, 26 maart 1984, f.T., 1985,183. (119) Beslagrechter Hoei, 25 juni 1984, f. T., 1985, 146.

296