Beste journalist, diversiteit bij jongeren.pdf · - Ouders blijken een grote invloed uit te oefenen...
Transcript of Beste journalist, diversiteit bij jongeren.pdf · - Ouders blijken een grote invloed uit te oefenen...
Beste journalist,
Onderzoekers van de KU Leuven, de UGent en de VUB stellen u graag hun onderzoek rond diversiteit
bij jongeren in Vlaanderen voor. Als bijlage vindt u een korte samenvatting van de verschillende
bevindingen. Hieronder lichten we de meest opmerkzame conclusies er al even voor u uit.
- Meisjes uit stiefgezinnen zijn gemiddeld gezien vaker betrokken bij eigendomsdelicten (diefstal en vandalisme) dan meisjes uit intacte gezinnen en eenoudergezinnen (hoofdstuk 4)
- Ouders blijken een grote invloed uit te oefenen op de houdingen van hun kinderen ten aanzien van andere culturen, en dit via verschillende paden (hoofdstuk 6)
- het hebben van een ‘quest oriëntatie’ – verwijzend naar het aspect van twijfel binnen een religie – hangt zowel bij christelijke als moslim jongeren samen met minder vooroordelen ten aanzien van homoseksualiteit
- kinderen met een moslimachtergrond kiezen in de confrontatie tussen hun achtergrond en de seculiere samenleving als basis voor een positieve, op integratiegerichte houding. De interactiehouding van leden van de dominante groep, zowel op school als thuis, vormt daarbij een cruciale sleutel om deze houding te versterken, dan wel om deze in een negatieve houding ten laten omslaan
- Jongeren met een migratie-afkomst (ongeacht welke migratiegeneratie) niet meer eigendomsdelicten (diefstal en vandalisme) rapporteren dan jongeren met een volledig Belgische achtergrond. Bij de geweldsdelicten is er daarentegen wel sprake van een substantieel verschil, waarbij jongeren met een Belgische achtergrond minder geweldscriminaliteit rapporteren dan niet-Belgische jongeren (hoofdstuk 9).
- De participatie aan culturele, jeugd- en sportverenigingen is kleiner in de grootsteden dan elders, terwijl jongeren in de grootsteden zich meer engageren in sociale en doelgroepverenigingen (hoofdstuk 11)
- jongeren met een migratieachtergrond blijken vaker lid te zijn van doelgroepenverenigingen en minder van jeugdverenigingen (hoofdstuk 13).
- Jongeren die de buurt als sociaal samenhangend beoordelen, participeren meer in
jeugdverenigingen en nemen ook meer deel aan alle vormen van ongeorganiseerde vrije tijd
(hoofdstuk 13)
De samenstelling van boek ‘Divers jong. Over diversiteit bij en tussen jongeren in Vlaanderen’
gebeurde door het Jeugdonderzoeksplatform (JOP). Het JOP (www.jeugdonderzoeksplatform.be) is
een van de Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek van de Vlaamse overheid. Het krijgt vorm
vanuit een interdisciplinair en interuniversitair samenwerkingsverband tussen het Leuvens Instituut
voor Criminologie (KU Leuven), de Vakgroep Sociale Agogiek (UGent) en de Onderzoeksgroep
Tempus Omnia Revelat (Vrije Universiteit Brussel).
Dit boek probeert een tegengewicht te bieden aan de al te snelle benadering van ‘de jeugd’ als een
homogene maatschappelijke groep. Hierbij bekijken we zowel hoe jongeren omgaan met deze
groeiende diversiteit, anderzijds belichten we de groeiende diversiteit binnen jongeren zelf.
Contact: Diederik Cops, Leuvens Instituut voor Criminologie, tel: 016 32 87 42, e-mail:
‘Divers jong. Over diversiteit bij en tussen jongeren in
Vlaanderen’
Diederik Cops, Stefaan Pleysier, Johan Put & Arne De Boeck (Redactie), Divers jong. Over diversiteit
bij en tussen jongeren in Vlaanderen (Acco, 296 blz., €35)
https://www.acco.be/nl-be/items/9789462922600/Divers-jong
Introductie en situering
Diversiteit is ‘hot’ en vormt sinds enkele jaren een gegeerd gespreksonderwerp in het publieke en
politieke debat. De traditionele invulling van diversiteit in functie van de etnisch-culturele diversiteit,
wordt steeds meer aangevuld met andere dimensies, zoals gender en seksuele voorkeur,
levensbeschouwing, opleidingsniveau, gezinssituatie, enzoverder. Sinds kort wordt de houdbaarheid
van traditionele tweedelingen die op deze domeinen lang bestonden, onder de noemer van
superdiversiteit, steeds meer in vraag gesteld.
Ook leeftijd is één van de dimensies van diversiteit. Dit resulteert al snel in de perceptie dat ‘de
jeugd’ een homogene groep vormt, met gedeelde normen, overtuigingen en gedragingen. Met dit
boek willen we tegemoet komen aan deze veronderstellingen en de grote (en groeiende) diversiteit
binnen de maatschappelijke categorie van ‘jongeren’ meer in beeld proberen te brengen.
Op de eerste plaats trachten we na te gaan hoe maatschappelijke verschuivingen geleid hebben en
nog steeds leiden tot een toenemende diversiteit en bekijken wat de impact hiervan op de
leefwereld van (Vlaamse) jongeren is en hoe jongeren deze veranderingen een plaats (proberen te)
geven tijdens het opgroeien. Ten tweede willen we in dit boek de groeiende diversiteit binnen de
groep van jongeren zelf in kaart brengen.
Onderzoekers uit diverse disciplines buigen zich in dit boek en meer bepaald over drie grote
domeinen van diversiteit: ‘gezin’, ‘levensbeschouwing en etnisch-culturele achtergrond’, en
‘stedelijkheid’.
Dit boek werd gecoördineerd door het Jeugdonderzoeksplatform (JOP). Het omvat zowel bijdragen
van onderzoekers binnen het JOP als bijdragen van externe onderzoekers. Het JOP
(www.jeugdonderzoeksplatform.be) bestaat sinds 2003 en is momenteel erkend als een van de
Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek van de Vlaamse overheid. Het krijgt vorm vanuit een
interdisciplinair en interuniversitair samenwerkingsverband tussen het Leuvens Instituut voor
Criminologie (KU Leuven), de Vakgroep Sociale Agogiek (UGent) en de Onderzoeksgroep Tempus
Omnia Revelat (Vrije Universiteit Brussel).
Contactgegevens voor meer informatie over het boek als geheel:
Diederik Cops
0473/36.31.41
Overzicht inhoud afzonderlijke hoofdstukken
Hoofdstuk 1: ‘Gelijk wat, gelijk wie? Gelijkheid, diversiteit en het recht’ - Jogchum
Vrielink en Stefan Sottiaux
“Of een rechter uiteindelijk zal zeggen dat iets discriminatie is of niet, is op voorhand dikwijls moeilijk
en soms zelfs onmogelijk te voorspellen”. Het eerste hoofdstuk staat stil bij de implicaties van het
diversiteitsdenken en de bijhorende erkenning van steeds meer breuklijnen in de samenleving op het
recht en het rechtssysteem. De auteurs staan stil bij de betekenis(sen) van gelijkheid en non-
discriminatie zoals het recht die probeert te waarborgen en de implicaties daarvan voor
bepaalde diversiteitsvraagstukken. Het hoofdstuk laat zien dat het recht die eenduidigheid in
sommige gevallen biedt, maar zeer vaak ook niet.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Jogchum Vrielink
Telefoonnummer:
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 2: ‘De grenzen van een gescheiden gezin definiëren: kinderen aan het
woord’ – Kim Bastaits en Dimitri Mortelmans
Dit hoofdstuk gaat dieper in op de diversiteit aan gezinsvormen waarin kinderen opgroeien en hoe
het definiëren van een gezin hierdoor wordt uitgedaagd. Ze gebruiken de gegevens van 513 kinderen
en hun gescheiden ouders uit de studie “Scheiding in Vlaanderen” (SiV).
Als eerste kijken ze in hoeverre kinderen van gescheiden ouders moeite hebben met het begrenzen
van hun gezin. Uit de resultaten blijkt dat kinderen die verblijven bij een alleenstaande ouder de
meeste problemen hebben met het afbakenen van hun gezin. Hier vonden ze geen verschillen voor
moeders en vaders. De definitie van een gezin bestaat niet alleen uit de acties van de familieleden,
ook de woonplaats van het kind en de tijd die een kind met moeder en vader doorbrengt, blijven een
rol spelen. Hier kwam wel een verschil tussen moeders en vaders naar boven. Waar kinderen de
acties van de moeder niet verbinden aan hun woonplaats of de tijd die ze met de moeder
doorbrengen, was dit voor vaders wel het geval.
Uit dit onderzoek blijkt dat de definitie en grenzen van een gezin voor jongeren niet meer zo
gemakkelijk te benoemen zijn, gegeven de huidige diversiteit aan gezinsvormen. Toch bestaan er
enkele basisconcepten die noodzakelijke voorwaarden vormen voor kinderen om te kunnen spreken
over een gezin. Met name locatie en tijd blijven belangrijke concepten als we spreken over gezinnen
waar kinderen na een echtscheiding opgroeien.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Kim Bastaits
Telefoonnummer: 0479/28.58.61
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 3: Uit mijn huis, uit mijn hart? Verblijfsregeling, contact en
relatiekwaliteit tussen kinderen, ouders en stiefouders na scheiding - An Katrien
Sodermans en Sofie Vanassche
Dit onderzoek wil de samenhang nagaan tussen de verblijfsregeling van het kind en de
relatiekwaliteit tussen (1) kinderen en ouders en (2) kinderen en stiefouders. Er wordt zowel
rekening gehouden met de verblijfsregeling als met de contactfrequentie tussen kinderen en hun
niet-residentiële ouder.
De samenhang tussen de verblijfsregeling en de ouder-kind relatie verschilt duidelijk tussen moeders
en vaders. Kinderen die niet minstens deeltijds samenwonen met hun moeder hebben een minder
goede relatie met hun moeder dan kinderen die minstens deeltijd bij hun moeder wonen. Voor
vaders zien we dit verschil niet, en is de relatie goed op voorwaarde dat ze frequent contact hebben
met het kind. Het maakt niet zoveel uit of dit contact voortkomt uit samenwonen of andere vormen
van contact. Deze genderverschillen kunnen zowel te wijten zijn aan een verschillend referentiekader
inzake het ouderschap na scheiding, bredere genderrolopvattingen als selectieprocessen.
Meer weten over dit hoofdstuk?
naam contactpersoon: An Katrien Sodermans
telefoonnummer: 0475/61.17.99
emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 4: Diversiteit in gezinsstructuur en de link met delinquent gedrag: anders
voor jongens dan voor meisjes? – Arne De Boeck
Dit hoofdstuk bespreekt in welke mate verschillen bestaan in de door jongens en meisjes
gerapporteerde eigendomsdelicten (diefstal en vandalisme) naargelang zij in intacte gezinnen,
eenoudergezinnen of stiefgezinnen opgroeien.
Verschillen in de door jongens gerapporteerde delicten naargelang gezinsstructuur bleken eerder
klein en niet significant. Bij meisjes werd wel een verband tussen gezinsstructuur en delinquent
gedrag gevonden. Meisjes uit stiefgezinnen waren gemiddeld gezien vaker betrokken bij
eigendomsdelicten dan meisjes uit intacte gezinnen en eenoudergezinnen. Dit kan vooral verklaard
worden door verschillen in ouderlijke opvolging, het hebben van delinquente vrienden, en het
spenderen van de vrije tijd in ongestructureerde activiteiten. Onze resultaten tonen aan dat
gezinsstructuur an sich geen rechtstreekse ‘determinant’ is van delinquent gedrag. Bepaalde
gezinsstructuren, of transities daarin, zijn geassocieerd met tussenliggende processen die delinquent
gedrag in de hand kunnen werken. Hoewel deze processen – denk bijvoorbeeld aan een gebrek aan
ouderlijke opvolging – in alle gezinnen een rol kunnen spelen, gaan ze zich in bepaalde
gezinsstructuren allicht sterker of op een andere manier manifesteren.
Meer weten over dit hoofdstuk?
naam contactpersoon: Arne De Boeck
telefoonnummer: 0474 85 38 22
emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 5: ‘Het academische en arbeidsmarktgerichte toekomstperspectief van
jongeren met een Turkse en Marokkaanse migratieachtergrond in Gent en
Antwerpen’ - Robin Kemper, Annelore van der Eecken, Lieve Bradt en Ilse Derluyn
Dit hoofdstuk behandelt de arbeidsmarkt gerelateerde toekomstverwachtingen van Vlaamse
jongeren en kijkt naar eventuele verschillen hierin al naargelang de afkomst van de jongeren.
Bovendien wordt bekeken welke factoren deze toekomstverwachtingen van jongeren beïnvloeden.
Hierbij wordt specifiek ingegaan op de verschillen tussen jongeren met een Turkse en Marokkaanse
migratieachtergrond en jongeren zonder migratieachtergrond uit Gent en Antwerpen.
De gevonden verschillen – met name jongens met een migratieachtergrond schatten hun school- en
arbeidskansen lager in – kunnen worden verklaard door ervaringen met en op de school. Het is dus
niet de migratieachtergrond op zichzelf die maakt dat deze groep zichzelf lagere onderwijs- en
arbeidskansen toedicht, maar vooral de ervaringen met en op de school. De negatieve
toekomstverwachtingen van jongens met een migratieachtergrond zijn daardoor als volgt
verklaarbaar: deze groep jongeren volgt vaker bso en vindt school – met name de lesinhoud -
doorgaans niet erg leuk, factoren die een minder positieve toekomstverwachting voorspellen.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Robin Kemper
Telefoonnummer: 09/264.62.85
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 6: ‘Hoe ouders de kijk op etnische diversiteit beïnvloeden. Een analyse
naar de invloed van ouders en omgeving op etnische vooroordelen bij jongeren’ –
Jessy Siongers
Dit hoofdstuk gaat in op het proces van intergenerationele overdracht van etnische vooroordelen en
de elkaar kruisende invloeden van gezin-, school- en buurtomgeving. Uit de analyses de grote invloed
die ouders uitoefenen op de houdingen van hun kinderen ten aanzien van andere culturen en dit via
verschillende paden. Vooraleerst beïnvloeden ouders de houdingen van hun kinderen via hun eigen
voorbeeldgedrag en de houdingen die ze zelf aannemen ten aanzien van andere culturen. Een
belangrijke vaststelling daarbij betreft het curvilineair (kromlijnig) verband tussen etnische
vooroordelen bij de ouders en de kinderen: naarmate ouders een meer negatieve houding er op na
houden, zijn hun adolescente kinderen minder geneigd hun ouders daarin te volgen, terwijl ouders
die zich zeer positief opstellen ten aanzien van andere culturen er net beter in slagen hun houdingen
over te dragen op hun kinderen.
Daarnaast beïnvloeden ouders de houdingen van hun kinderen ook onrechtstreeks via de sociale
levensomstandigheden en condities omdat deze tevens bepalend zijn voor de andere
socialisatiemilieus waarin jongeren terecht komen, welke op hun beurt de houdingen van jongeren
kunnen beïnvloeden. Hoewel vaak wordt gesteld dat de ouderlijke invloed tijdens de
adolescentiejaren aan belang inboet door de groeiende invloed van peers, blijkt dit geenszins uit de
resultaten. Medeleerlingen beïnvloeden zeker wel de houdingen van hun leeftijdsgenoten, maar dit
doet geen afbreuk aan de invloed van de ouders. De invloed die uitgaat van ouders blijkt
daarenboven meer bepalend dan de invloed die uitgaat van contacten in de buurt en school.
Meer weten over dit hoofdstuk?
naam contactpersoon: Jessy Siongers
telefoonnummer: 0471/96.08.69
emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 7: ‘De grenzen van barmhartigheid. Nuances in de negatieve attitudes
ten aanzien van homoseksualiteit bij christelijke en moslimjongeren’ - Filip Van
Droogenbroeck, Bram Spruyt, Jessy Siongers, Gil Keppens en Lauren Vandenbossche
Dit hoofdstuk gaat in op de invloed van religie en twijfel binnen een religie (we spreken dan over
religieuze ‘quest oriëntatie’) op de mate van homofobie bij religieuze jongeren, met zowel een
christelijke als een moslim achtergrond. Voor zowel christenen als moslims vinden de auteurs, zelfs
na controle van sociaaldemografische en andere religieuze indicatoren, dat het uitdrukken van twijfel
binnen een religie samenhangt met minder vooroordelen ten aanzien van homoseksualiteit. De
sterkte van het effect van een quest-oriëntatie is op zichzelf relatief bescheiden. Toch is het
belangrijk omdat het effect zich zowel bij christenen als moslims voordoet. Dat impliceert dat het
stimuleren van de ontwikkeling van een quest-oriëntatie kan gebeuren ongeacht de specificiteit van
de religie. Ondanks het feit dat de christelijke en moslimjongeren dus sterk verschillen in de
intensiteit waarmee ze hun religie beleven, hangt een quest-oriëntatie in beide groepen in gelijke
mate samen met minder vooroordelen ten aanzien van homoseksualiteit.
In Vlaanderen, zoals in de meeste Europese landen, hebben de meeste moslimjongeren een
sociaaleconomisch zwakkere achtergrond, zijn hun ouders afkomstig uit rurale gebieden waar
traditionele genderrollen de norm zijn, staan ze negatiever ten aanzien van homoseksualiteit, en
rapporteren ze een hogere mate van zelf ingeschatte religiositeit en religieus gedrag wanneer ze
vergeleken worden met christenen. Om al deze redenen is het vinden van een positieve relatie
tussen een quest-oriëntatie en tolerantie ten aanzien van homoseksualiteit bij moslims, die in sterkte
vergelijkbaar is met die bij de christelijke jongeren, een sterke aanwijzing dat een religieuze quest-
oriëntatie een algemene religieuze dimensie is (voor zowel christenen als moslims) die tolerantie en
respect bevordert ten aanzien van homoseksualiteit.
Meer weten over dit hoofdstuk?
naam contactpersoon: Filip Van Droogenbroeck
telefoonnummer: 0474/48.13.84
emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 8: ‘Verbinding, zolang het kan. De houding van moslimleerlingen ten
opzichte van levensbeschouwelijke diversiteit’ - Goedroen Juchtmans en Ides
Nicaise
Het diversiteitsdebat focust zich sterk op de geproblematiseerde relatie tussen moslims en de
seculiere samenleving. Vaak wordt daarbij van moslims gesteld dat ze zich niet wensen te integreren
of de seculiere samenleving per definitie verwerpen. Deze studie toont dat een dergelijke houding
niet de basishouding of gewenste houding is van de moslimkinderen, die vooral op zoek zijn naar
mogelijke verbindingen. De interactiehouding van leden van de dominante groep, zowel op school
als thuis, vormt daarbij een cruciale sleutel.
In dit hoofdstuk gaan de auteurs dieper in op het thema van levensbeschouwelijke diversiteit in het
lager onderwijs. Moslimkinderen blijken zich thuis en op school in een complexe diversiteitscontext
te bevinden, waarin ze niet alleen te maken krijgen met levensbeschouwelijke diversiteit, maar ook
met diversiteit binnen de eigen levensbeschouwelijke gemeenschap. Vaak construeren ze een
meervoudige identiteit waarbinnen levensbeschouwing een component vormt. In die
diversiteitscontext kiezen de geïnterviewde moslimkinderen voor een positieve acculturatiehouding,
namelijk integratie, omdat die houding hen in staat stelt verbanden te leggen tussen de verschillende
werelden waarin ze bewegen.
De acculturatiehouding van leden van de dominante groep (volwassenen of peers) kunnen die
positieve basishouding doen omslaan in een negatieve houding. Dat gebeurt wanneer
moslimkinderen de school, de lessen of thuiscontext niet meer als een ‘veilige ruimte’ ervaren, op
hun ‘symbolische grens’ stoten of onvoldoende ruimte krijgen om op school hun
levensbeschouwelijke cultuur te beleven. Die ervaringen zetten de integratiehouding van de
kinderen onder druk en leiden meestal tot een negatieve en ambivalentere houding, soms tot verzet,
of tot een cultuurproblematische interactie-uitkomst. Acculturatiehoudingen van jeugdige personen
staan in het socialisatieproces dus niet vast, maar kunnen naargelang de houding van de leden van
de dominante groep in beweging komen.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Goedroen Juchtmans
Telefoonnummer: 0486/63.26.24
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 9: ‘Delinquentie van generatie tot generatie. Over het verband tussen
etniciteit en criminaliteit en ‘falende integratie’ als verklaring’ – Diederik Cops
Dit hoofdstuk behandelt de relatie tussen migratieachtergrond en delinquent gedrag bij jongeren. Uit
de resultaten blijkt ten eerste dat jongeren met een migratie-afkomst (ongeacht welke
migratiegeneratie) niet meer eigendomsdelicten (diefstal en vandalisme) rapporteren dan jongeren
met een volledig Belgische achtergrond. Bij de geweldsdelicten is er daarentegen wel sprake van een
substantieel verschil, waarbij jongeren met een Belgische achtergrond minder geweldscriminaliteit
rapporteren dan niet-Belgische jongeren.
Een eerste vaststelling is dat, in weerwil tot wat vaak wordt aangenomen, jongeren in niet-Belgische
gezinnen even goed worden opgevolgd dan jongeren in Belgische gezinnen wat betreft hun
vrijetijdsbesteding en de dingen die ze met vrienden doen. Ook de betrokkenheid op het vlak van het
schoolse gebeuren is in beide groepen gelijkaardig. Tot slot rapporteren beide groepen ouders
slechts beperkte verschillen in opvoedingsstijl, waarbij ouders met een allochtone achtergrond een
iets sterkere permissieve (of toegeeflijke) stijl rapporteren.
Daarnaast is ook de invloed van deze factoren op delinquent gedrag van jongeren beperkt: enkel de
mate waarin ouders controle uitoefenen op het doen en laten van jongeren met leeftijdsgenoten is
in deze studie een voorspeller van delinquent gedrag, zowel in Belgische als in niet-Belgische
gezinnen. Eenzelfde conclusie geldt voor de variabelen die peilen naar de gehanteerde
opvoedingsstijlen: jongeren van wie de ouders aangeven een meer autoritaire opvoedingsstijl te
hebben een hogere kans op het plegen van frequente/ ernstige geweldsdelicten.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Diederik Cops
Telefoonnummer: 016/32.87.42 of 0473/36.31.41
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 10: ‘Diversiteit als gevolg van innovatie en traditie. De case van
huwelijksmigratie in Turkse en sikhgemeenschappen in België’ – Chris Timmermans,
Noël Clycq en Johan Wets
Centraal staat de ‘migratiecultuur’ die de link vormt tussen de regio van herkomst en de regio van
bestemming, en de cruciale rol van 'de familie' om een brug te slaan tussen de traditionele socio-
culturele praxis en de kansen en uitdagingen die zich voordoen in de context van internationale
migratie.
Deze bijdrage levert een aantal nieuwe perspectieven op ‘huwelijksmigratie’. Ten eerste, richt het de
aandacht op een weinig bestudeerde populatie in België, namelijk de Sikh-gemeenschap. Terwijl
sinds de jaren '60 de gemeenschap van Marokkaanse en Turkse immigranten in België een vaste
plaats heeft ingenomen, zijn de Sikhs later gearriveerd en gaat het om een kleinere gemeenschap. De
kleinere omvang van deze populatie en hun relatief recente immigratie zijn belangrijke factoren om
praktijken van huwelijksmigratie beter te begrijpen. Ten tweede wordt het perspectief van de man
op de huwelijksmigratie bekeken. Dit is relevant doordat de Sikh-gemeenschappen worden
gekenmerkt door patriarchaal gestructureerde gezinsrelaties, waardoor ze vergelijkbaar zijn met de
tweede populatie in de studie: de Turkse migratie populatie.
In plaats van het relatief androcentrische (mannelijke) perspectief dat uit het onderzoek naar Turkse
gemeenschappen naar voren komt vooral te wijten aan islamitische tradities, koppelen we dit
androcentisch perspectief aan de patriarchale tradities die specifieke religieuze tradities overstijgen.
Tot slot maakt de keuze voor de Sikh-gemeenschap en de Turkse gemeenschap het mogelijk om na te
gaan hoe een migratiecultuur binnen patriarchale gemeenschappen een specifieke context creëert
waarin genderrollen opnieuw gedefinieerd worden.
Uit onze gegevens blijkt dat er wordt onderhandeld over de 'traditionele' principes van patriarchale
huwelijkssluiting in de nieuwe context van transnationale huwelijken. De resultaten bevestigen
tevens dat de verschillende posities binnen de migratiecyclus van de Turkse en de Sikh-migranten
een impact hebben op de huidige praktijk van migratiehuwelijken.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Christiane Timmerman
Telefoonnummer: 0486/51.82.09
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 11: ‘Verenigde steden. Verschillen in participatie aan het
verenigingsleven naar verstedelijking bij Vlaamse jongeren - Wendy Smits, Bram
Spruyt en Filip Van Droogenbroeck
Dit hoofdstuk onderzoekt de participatieverschillen bij Vlaamse jongeren naar verstedelijkingsgraad.
De resultaten tonen dat grootsteden sterk verschillen in demografische kenmerken van de rest van
Vlaanderen en dat de verschillen in participatie naar urbanisatiegraad gepaard gaan met verschillen
in demografische samenstelling van de onderscheiden regio’s.
Alleen de participatie aan culturele, jeugd- en sportverenigingen is kleiner in de grootsteden dan
elders, terwijl jongeren in de grootsteden zich meer engageren in sociale verenigingen (zoals
derdewereld verengingen en milieuverenigingen) en doelgroepverenigingen (zoals religieuze
verenigingen en welzijnswerk). Zowel in de stad als op het platteland bereiken verenigingen dus niet
alle jongeren. Vanuit het oogpunt van deelname aan het verenigingsleven als overbruggend sociaal
kapitaal, is dit problematisch voor zowel verenigingen die niet de bedoeling hebben om zich te
richten op een specifiek segment van de bevolking als voor verenigingen die een bepaalde groep
jongeren als doelpubliek heeft, zoals de doelgroepverenigingen.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Wendy Smits
Telefoonnummer:
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 12: ‘Diversiteit en stedelijk samenleven als maatschappelijk project’ -
Jolijn De Haene, Riet Steel, Floor Spijkers, Marjan Moris & Griet Verschelden
Dit hoofdstuk bespreekt twee projecten in respectievelijk de stad Antwerpen en het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest die expliciet tot doel hebben de bestaande diversiteit binnen de stad te
integreren in het verenigingsleven. Voor voetbalclub City Pirates (Merksem) en Chiro Brussel is
diversiteit niet alleen een belangrijk uitgangspunt in de werking, ze zien de diversiteit ook als een
meerwaarde.
Enerzijds biedt de diversiteit, net als de stedelijke omgeving zelf, heel wat leerkansen. Tegelijkertijd
grijpen ze de diversiteit in hun groep, in de buurt en in de samenleving aan om kritisch te kijken naar
hun eigen werking en de plaats daarvan in de samenleving. Beide cases laten de zoektocht zien naar
gepaste manieren om aan te sluiten bij de leefwereld van een diverse groep kinderen en jongeren en
zich te verankeren in de omgeving waarin ze actief zijn. Ze treden buiten de muren van hun eigen
werking, ze maken zich zichtbaar in de buurt/stad en kiezen er voor om een maatschappelijke rol op
te nemen in het leven van jongeren.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Jolijn De Haene
Telefoonnummer: 09/243.26.88 of 0472/50.63.02
Emailadres: [email protected]
Hoofdstuk 13: ‘De vrijetijdsbesteding van jongeren met en zonder
migratieachtergrond en de rol van de woonomgeving’ - Annelore Van der Eecken,
Robin Kemper, Ilse Derluyn en Lieve Bradt
In hoofdstuk 13 staat de impact van de woonbuurt op de vrijetijdsbesteding van jongeren met en
zonder migratieachtergrond centraal vanuit de vaststelling dat men in het ‘toeleidingsdiscours’ sterk
focust op de participatie van jongeren met migratieachtergrond aan de georganiseerde vrije tijd,
zonder rekening te houden met de concrete realiteit waarin de vrijetijdsbesteding van jongeren vorm
krijgt. De auteurs gaan na hoe de vrijetijdsbesteding van jongeren samenhangt met het al dan niet
hebben van een migratieachtergrond en met woonbuurtkenmerken.
jongeren met een migratieachtergrond blijken vaker lid te zijn van doelgroepenverenigingen
(religieuze verenigingen, allochtone verenigingen en welzijnswerking) en minder van
jeugdverenigingen. Daarnaast blijkt dat de woonbuurt een rol speelt in het verklaren van verschillen
in de vrijetijdsbesteding van jongeren. Zo spelen in het bijzonder angst voor criminaliteit en sociale
cohesie in de woonbuurt een grote rol in de vrijetijdsbesteding van adolescenten. Jongeren die
aangeven vaak bang te zijn om geconfronteerd te worden met criminaliteit kiezen meer voor
vrijetijdsactiviteiten in een veilige, afgeschermde omgeving en activiteiten in de aanwezigheid van
vrienden. Jongeren die de buurt als sociaal samenhangend beoordelen, participeren meer in
jeugdverenigingen en nemen ook meer deel aan alle vormen van ongeorganiseerde vrije tijd.
Meer weten over dit hoofdstuk?
Naam contactpersoon: Annelore Van der Eecken
Telefoonnummer: 09/264.62.92
email: [email protected]