BEDIENING EN INSTALLATIE · 2021. 1. 1. · WPM 3, is verantwoordelijk voor de besturings- en...

BEDIENING EN INSTALLATIE

Warmtepompmanager

» WPM 3MITTWOCH 12.JUN 13 10:23 UHR

AUSSENTEMPERATURWW-ISTTEMPERATUR

27,0 °C35,0 °C28,0 °CRÜCKLAUFISTTEMPERATUR

ECO-BETRIEB

2 | WPM 3 www.stiebel-eltron.com

INHOUD

BEDIENING

1. Algemene aanwijzingen ��31.1 Veiligheidsaanwijzingen �� 31.2 Andere aandachtspunten in deze documentatie �� 31.3 Maateenheden �� 3

2. Veiligheid ��32.1 Voorgeschreven gebruik �� 32.2 Veiligheidsaanwijzingen �� 32.3 Keurmerk �� 4

3. Toestelbeschrijving ��43.1 Warmtepomptypes �� 43.2 Toebehoren �� 5

4. Bediening ��64.1 Bedieningselementen �� 64.2 Parameterinvoer �� 74.3 Bedrijfsstanden instellen�� 74.4 Pictogrammen �� 9

5. Menustructuur�� 105.1 Menu INFO �� 105.2 Menu DIAGNOSE �� 125.3 Menu PROGRAMMA’S �� 145.4 Menu INSTELLINGEN �� 16

6. Foutmelding �� 28

7. Onderhoud en verzorging �� 28

INSTALLATIE

8. Veiligheid �� 298.1 Algemene veiligheidsaanwijzingen �� 298.2 Voorschriften, normen en bepalingen�� 29

9. Inhoud van het pakket �� 299.1 WPMW 3 (wandmontage) �� 299.2 WPMS 3 (schakelkastmontage) �� 29

10. Montage �� 2910.1 Wandmontage WPMW 3 �� 2910.2 Schakelkastmontage WPMS 3 �� 2910.3 Bedieningseenheid / FEK�� 3010.4 Elektrische aansluiting �� 3110.5 Sensormontage �� 3410.6 Afstandsbediening FE 7 �� 3510.7 Afstandsbediening FEK �� 3510.8 Internet Service Gateway ISG �� 36

11. Ingebruikname �� 3611.1 Menu INGEBRUIKNAME �� 3711.2 Parameters instellen �� 42

12. Instellingen �� 4612.1 Standaardinstellingen �� 4612.2 Uitgevoerde instellingen �� 4612.3 Overdracht van het toestel �� 46

13. Storingen verhelpen �� 4713.1 Storingsindicaties op het display �� 4713.2 Foutenlijst ��4813.3 Storingmelding sensorbreuk �� 56

13.4 Warmtepompspecifieke storing of hardwarestoring �� 56

14. Technische gegevens�� 5714.1 Gegevens over het energieverbruik �� 5714.2 Gegevenstabel �� 57

GARANTIE

MILIEU EN RECYCLING

BEDIENING Algemene aanwijzingen

www.stiebel-eltron.com WPM 3 | 3

BEDIENING

1. Algemene aanwijzingenHet hoofdstuk "Bediening" is bedoeld voor de gebruiker van het toestel en voor de installateur.

Het hoofdstuk "Installatie" is bestemd voor de installateur.

InfoLees deze handleiding voor gebruik zorgvuldig door en bewaar deze op een veilige plaats.Overhandig de handleiding in voorkomende gevallen aan een volgende gebruiker.

1.1 Veiligheidsaanwijzingen

1.1.1 Structuur veiligheidsaanwijzingen

! TREFWOORD Soort gevaarHier staan mogelijke gevolgen, wanneer de veiligheids-aanwijzing wordt genegeerd.ff Hier staan maatregelen om het gevaar af te wen-den.

1.1.2 Symbolen, soort gevaar

Symbool Soort gevaar

Letsel

Elektrische schok

1.1.3 Trefwoorden

TREFWOORD BetekenisGEVAAR Aanwijzingen die leiden tot zwaar letsel of overlijden, wan-

neer deze niet in acht genomen worden.WAARSCHUWING Aanwijzingen die kunnen leiden tot zwaar letsel of overlij-

den, wanneer deze niet in acht genomen worden.VOORZICHTIG Aanwijzingen die kunnen leiden tot middelmatig zwaar of

licht letsel, wanneer deze niet in acht genomen worden.

1.2 Andere aandachtspunten in deze documentatie

InfoAlgemene aanwijzingen worden aangeduid met het sym-bool dat hiernaast staat.ff Lees de aanwijzingsteksten grondig door.

Symbool Betekenis

Materiële schade(toestel-, gevolg-, milieuschade)

Het toestel afdanken

ff Dit symbool geeft aan dat u iets moet doen. De vereiste han-delingen worden stapsgewijs beschreven.

1.3 Maateenheden

InfoTenzij anders wordt vermeld, worden alle maten in mil-limeter aangegeven.

2. Veiligheid

2.1 Voorgeschreven gebruikHoud rekening met de werkingsgebieden die vermeld zijn in het hoofdstuk "Technische gegevens".

Het toestel is bestemd voor gebruik in een huishoudelijke omge-ving. Het kan veilig bediend worden door personen die daarover niet geïnstrueerd zijn. Het toestel kan eveneens buiten een huis-houden gebruikt worden, bijv. in het kleinbedrijf, voor zover het op dezelfde wijze gebruikt wordt.

Elk ander gebruik geldt als niet-conform de voorschriften. Bij ge-bruik conform de voorschriften hoort ook het in acht nemen van deze handleiding evenals de handleidingen voor het gebruikte toebehoren.

2.2 Veiligheidsaanwijzingen - De elektrische installatie en de installatie van het verwar-

mingscircuit mogen alleen uitgevoerd worden door een erkende, gekwalificeerde vakman of door technici van onze klantendienst.

- De installateur is tijdens de installatie en de eerste inge-bruikname verantwoordelijk voor het naleven van de gelden-de voorschriften.

- Gebruik het toestel uitsluitend als het volledig geïnstalleerd is en als alle veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn.

- Bescherm het toestel tegen stof en vuil tijdens de bouwfase.

! WAARSCHUWING letselHet toestel kan door kinderen vanaf 8 jaar, alsmede door personen met verminderde fysieke, sensorische of geestelijke vermogens of met een gebrek aan ervaring en kennis gebruikt worden, wanneer er toezicht op hen gehouden wordt, of wanneer ze met betrekking tot het veilige gebruik van het toestel geïnstrueerd zijn en de gevaren die daaruit ontstaan, begrepen hebben. Kinde-ren mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht geen reiniging of gebruikersonderhoud uitvoeren.

!

!

BEDIENING Toestelbeschrijving


InfoHet is niet toegestaan specifieke installatie-instellingen van de regeling te veranderen. De regeling is door uw installateur ingesteld, zodat deze voldoet aan de plaat-selijke omstandigheden van uw woning en uw persoon-lijke wensen. Om te voorkomen dat de toestelspecifieke parameters onopzettelijk worden veranderd, zijn deze beschermd met een code. De parameters die zijn bestemd voor het aanpassen van het toestel aan uw persoonlijke wensen, zijn niet bevei-ligd met een code.

2.3 KeurmerkZie het typeplaatje op het toestel.

3. ToestelbeschrijvingDe warmtepompmanager van de tweede generatie, kortweg WPM 3, is verantwoordelijk voor de besturings- en regeltechni-sche processen van al onze warmtepompen.

Via de digitale busaansluiting worden de aangesloten warmte-pompen aangestuurd en worden gegevens bidirectioneel over-gedragen

Cascaderegeling

Voor het genereren van warmte is het maximaal mogelijk om 6 vermogenstrappen aan te sturen.

De toegelaten maximale configuratie voor de cascaderegeling is afhankelijk van de gebruikte warmtepomptypes. - 6 enkele compressors WP - 3 dubbele compressors WP met dezelfde compressors - Vanaf de derde aangesloten warmtepomp moet een MSM

worden ingezet voor de aansturing van de bufferpompen

Overzicht van de functies - Door 4-draads databus een snelle installatie en systeemuit-

breiding door mengklepmodule MSM - Aansturing van een tweede warmtegenerator voor warm

water en verwarming - 9 temperatuuringangen als weergave van de gewenste/wer-

kelijke waarde - Behoefteafhankelijke schakeling van 7 verschillende

circulatiepompen - Invoer van de vorstbeschermingsgrenzen van de installatie

en van de warmtepomp - Minstens 10 h werkingsreserve van de klok - Automatische pomp-kickschakeling - Resetmogelijkheid - Opgeslagen storingslijst met nauwkeurige vermelding van de

foutcode met datum en tijd op het display - Snelle en nauwkeurige foutdiagnose met installatieanalyse

inclusief temperatuuropvraging van warmtepomp en perife-rie zonder bijkomend toestel.

- Voorinstellingen van de uurprogramma's voor alle verwar-mings- en warmwatercircuits

- Solarfunctieregelaar of Koelfunctieregelaar

3.1 Warmtepomptypes

InfoWarmtepomptype 5/5* kan niet direct aangesloten worden op de warmtepompmanager.ff Gebruik bij deze warmtepomp een binneneenheid met ingebouwde warmtepompmanager WPM 3.

Omdat er bij de beschrijving van de diverse functies verschillen zijn tussen de uiteenlopende warmtepomptypes, worden de warmte-pomptypes in de tekst vermeld als WP-type 1 tot 5 en 1* tot 5*.

Warmtepompen met interne tweede warmtegeneratorWP-type 1 WP-type 2 WP-type 3 WP-type 4 WP-type 5

WPL 13, 18, 23 cool WPL 10 A / I / IK WPL 15 A(C)S WPL 33 HT WPL 08, 12, 16 S TrendWPL 13, 18, 23 E WPL 33 WPL 20 A(C) WPL 33 13HT16 (S) WPL 22, 28 TrendWPL 13, 20 basic WPL 25 A(S)WPL 13, 20 A basic WPL 25 AC(S)WPL 13, 18 S basic WPL 07, 09, 17 ACS classicWPL 10 AC WPL 19 I(K), WPL 24 I(K)WPL 10 ACS

Warmtepompen met externe, tweede warmtegeneratorWP-type 1* WP-type 2* WP-type 3* WP-type 4* WP-type 5*

WPL 13, 18, 23 cool WPF-M 10, 13, 16 WPL 15 A(C)S WPL 33 HT WPL 08, 12, 16 S TrendWPL 13, 18, 23 E WPW-M 13, 18, 22 WPL 20 A(C) WPL 33 13HT16 (S) WPL 22, 28 TrendWPL 13, 20 basic WPF 20, 27, 35, 40, 52, 66 WPL 25 A(S)WPL 13, 20 A basic WPF 27 HT WPL 25 AC(S)WPL 13, 18 S basic WPL 10 A / I / IK WPL 07, 09, 17 ACS classicWPL 10 AC WPL 33 WPL 19 I(K), WPL 24 I(K)WPL 10 ACSWPL 34, 47, 57

BEDIENING Toestelbeschrijving


3.2 Toebehoren

Afstandsbediening FE 7

PIC0

0000

609

Met de afstandsbediening FE 7 kunt u: - de gevraagde kamertemperatuur tijdens verwarmen voor

verwarmingscircuit 1 of verwarmingscircuit 2 met ± 5 °C wijzigen.

- de werkwijze veranderen.

De afstandsbediening FE 7 beschikt over de volgende bedienings-elementen: - een draaiknop om de gevraagde kamertemperatuur te

wijzigen - een draaiknop met de standen

- Automatische werking

- Continu nachtbedrijf / Ecowerking

- Continu dagbedrijf / Comfortwerking

InfoDe afstandsbediening kan alleen gebruikt worden in de automatische werking van de warmtepompmanager.

Afstandsbediening FEK

PIC0

0000

704

Met de afstandsbediening FEK kunt u: - de gevraagde kamertemperatuur tijdens verwarmen voor

verwarmingscircuit 1 of verwarmingscircuit 2 met ± 5 °C wijzigen.

- de werkwijze veranderen.

De afstandsbediening beschikt over de volgende bedieningsele-menten: - een draaiknop om de gevraagde kamertemperatuur te

wijzigen - een afwezigheidstoets - een infotoets - een toets om de volgende bedrijfsstanden te selecteren:

- Stand-bywerking - Automatische werking - Continu dagbedrijf / Comfortwerking - Continu nachtbedrijf / Ecowerking

InfoAls de FEK voor een bepaald verwarmingscircuit is inge-steld, worden de parameters Stooklijn, Kamertempera-tuur en Verwarmingsprogramma niet weergegeven op de warmtepompmanager WPM 3.

Internet Service Gateway (ISG)

PIC0

0001

002

De Internet Service Gateway (ISG) is een Ethernet-gateway in de wandbehuizing die in de LAN (lokaal netwerk) geïntegreerd wordt.

Hiermee kunnen gegevens van de warmtepompinstallatie comfor-tabel bediend, ingesteld en gecontroleerd worden via de browser van een computer, laptop of tablet in het lokale thuisnetwerk.

Op verzoek van de klant kan de automatische overdracht van toe-stelgegevens naar het serviceportaal van de toestelfabrikant via internet gebeuren.

Via services zijn bijkomende opties beschikbaar zoals bediening van de installatie onderweg met een smartphone en parametre-ring op afstand, telediagnose enz.

De actuele services vindt u op onze homepage.

Mengmodule MSMW

PIC0

0000

599

De MSM is een uitbreidingskit voor WPM 3, die aanvullende func-ties aanbiedt.

De MSM kan ook gebruikt worden als autonome mengkleprege-ling. In dat geval moet een buitensensor op de MSM aangesloten worden, omdat er geen communicatie met de WPM aanwezig is.

De bediening van de MSM is dezelfde als bij WPM II.

Meng- en zwembadmodule MSMS 3

PIC0

0005

250

BEDIENING Bediening


De MSM is een schakelkastmodule voor WPMS 3, die aanvullende functies aanbiedt. De module heeft geen eigen bedieningspaneel, maar wordt via WPM 3 bediend. De menu’s worden dienovereen-komstig uitgebreid.

4. Bediening

4.1 Bedieningselementen

OKMENU

D00

0006

4711

WOENSDAG 12JUN 13 10:23 UUR

BUITENTEMPERATUURACTUELE WW-TEMPERATUUR

27,0 °C35,0 °C28,0 °CACTUELE RETOURTEMPERATUUR

ECO-BEDRIJF

1 32 4

1 Display2 Toetsveld "MENU"3 Scrollveld4 Toetsveld "OK"

U stuurt de installatie met het bedieningspaneel van de warmte-pompmanager. Met het scrollveld en de toetsvelden "MENU" en "OK" navigeert u door de menustructuur.

4.1.1 Display

Het display van het bedieningspaneel geeft de actuele toestand van de installatie aan en toont meldingen en info.

Startscherm



27,0 °C35,0 °C

28,0 °CACTUELE RETOURTEMPERATUURECO-BEDRIJF

26�0

4�01

�029

2

1

2

3

4

1 Datum en tijd2 Temperatuurindicator3 Werkwijze4 Pictogrammen voor installatietoestand

Het startscherm is opgesplitst in vier zones. In het bovenste veld worden de datum en tijd weergegeven. In het veld daaronder worden de buitentemperatuur, de actuele warmwatertemperatuur en de actuele retourtemperatuur weergegeven. De derde zone dient om de bedrijfsstanden te selecteren en weer te geven. In de vierde zone geven pictogrammen de actuele toestand van de installatie aan.

Activeren

Wanneer het scrollveld en de toetsvelden langer dan 5 minuten niet worden gebruikt, wordt het bedieningspaneel geblokkeerd.



27,0 °C35,0 °C

28,0 °CACTUELE RETOURTEMPERATUURECO-BEDRIJF

Om te activeren a.u.b. 3secondenMENU-toets indrukken.

26�0

4�01

�029

2

ff Druk gedurende drie seconden op het toetsveld "MENU" om het bedieningspaneel te activeren.

Selectiemarkering

In de menustructuur geeft een selectiemarkering altijd de actuele positie aan. Het geselecteerde menupunt heeft daarbij een don-kere achtergrond. Aan de bovenrand van het display wordt het actuele menuniveau weergegeven.

4.1.2 Touchwheel

D00

0006

4710

Het scrollveld bestaat uit een aanraakgevoelige sensor. Links en rechts daarvan bevindt zich een toetsveld. Met het scrollveld en de toetsvelden worden alle noodzakelijke functies van het toestel geregeld en gecontroleerd.

Aanwijzing sensorgevoeligheidWanneer u handschoenen draagt, natte handen heeft of als het bedieningspaneel vochtig is, bemoeilijkt dit de herkenning van uw vingeraanraking en de uitvoering van de door u gewenste acties.

De installateur kan in menuoptie INSTELLINGEN / ALGEMEEN met de parameter TOUCHGEVOELIGHEID de aanraakgevoeligheid in-stellen.

BEDIENING Bediening


Rotatiebeweging

Beweeg een vinger met de wijzers van de klok mee over het scrol-lveld. Op die manier gaat de selectiemarkering, afhankelijk van de opstelling van de menupunten, in de lijst omlaag of naar rechts. Met een draaibeweging tegen de wijzers van de klok in wordt de selectiemarkering in de lijst naar boven of naar links verplaatst.

Naast het navigeren binnen de menustructuur is het scrollveld bedoeld om parameters in te stellen. Door een draaibeweging met de wijzers van de klok mee worden de waarden verhoogd. Door een draaibeweging tegen de wijzers van de klok in worden de waarden verlaagd.

4.1.3 Toetsvelden

InfoRaak de toetsvelden slechts kort aan om de gewenste actie te activeren. Bij een te lange aanraking geeft het bedieningspaneel geen reactie.

Toetsveld "MENU"

Het toetsveld "MENU" heeft twee functies:

- Vanuit het startscherm gaat u, door op het veld "MENU" te tikken, naar het eerste van de 5 niveaus van de menustructuur.

- Binnen de menustructuur keert u telkens een menuniveau terug door op het toetsveld "MENU" te tikken.

Toetsveld "OK"

Het toetsveld "OK" heeft vier functies:

- Op het startscherm tikt u op het toetsveld "OK" om de ge-wenste werkwijze, die u voordien met het scrollveld heeft geselecteerd, te activeren.

- Binnen de menustructuur bevestigt u het gemarkeerde menupunt door op het toetsveld "OK" te tikken, zodat u naar het volgende lagere menuniveau gaat.

- Als u zich reeds op het parameterniveau bevindt, sla de mo-menteel ingestelde parameter dan op door op het toetsveld "OK" te tikken.

- Op elk menuniveau vindt u een item VORIGE. Door VORIGE te selecteren gaat u een niveau hoger in het menu.

Als de gebruiker langer dan vijf minuten niets doet, geen draai-beweging maakt en niet op "MENU" of "OK" tikt, gaat het display van het bedieningspaneel automatisch terug naar het startscherm.

Eerder uitgevoerde parameterwijzigingen die nog niet met "OK" zijn bevestigd, gaan verloren. De parameters behouden de waar-den die tot dusver werden opgeslagen.

4.1.4 Toegang voor installateur

InfoEen aantal menupunten zijn beschermd met een code en kunnen alleen door een installateur bekeken en ingesteld worden.

4.2 ParameterinvoerHet veranderen van parameters gebeurt door een draaibeweging op het scrollveld. Tik op "OK" om de nieuwe waarde op te slaan.

Als u de invoer wilt annuleren, tikt u op MENU. De parameter behoudt de waarde die tot dusver geldig was.

Voorbeeld 1

Gevraagde kamertemperatuur instellen.

+

21.7-

HOOFDMENUINSTELLINGEN

°C GEVRAAGDE KAMERTEMP COMF

26�0

4�01

�034

7

VERWARMEN HK1VERWARMINGSCIRCUIT 1GEVRAAGDE KAMERTEMP KO

21

Om gevraagde temperatuurwaarden in te voeren verschijnt een getal op het display dat is omcirkeld. Dat betekent dat de waarde kan worden veranderd met een draaibeweging op het scrollveld.

Voorbeeld 2

Tijd en datum instellen.

15. 09 08:23

DAG MAAND JAAR Uur Minuut

jun

26�0

4�01

�029

6

HOOFDMENUINSTELLINGENALGEMEENTIJD/DATUMTIJD INSTELLEN

14

Bij activering bevindt de selectiemarkering zich op de positie "Maand". Bevestig met "OK". Stel met het scrollveld de huidige maand in en bevestig met "OK". Er verschijnt een kalenderblad. Verplaats het gemarkeerde veld met het scrollveld naar de ge-wenste dag en bevestig met "OK". De nieuwe waarde wordt op-geslagen, wanneer u bevestigt met "OK". Stel het jaar, het uur en de minuten op dezelfde wijze in.

4.3 Bedrijfsstanden instellenAls het startscherm wordt geactiveerd, wordt de actuele bedrijfs-modus weergegeven. Maak een draaibeweging op het scrollveld om een andere bedrijfsmodus in te stellen. Blader door de lijst met de mogelijke bedrijfsmodi. Het geselecteerde lijstitem wordt weergegeven in het donker gemarkeerde selectievakje.

InfoBevestig de selectie met "OK" om het toestel naar deze nieuwe bedrijfsmodus om te schakelen.

BEDIENING Bediening


InfoAls achter de werkwijze “SPERTIJD” in het keuzeveld ver-schijnt, verwarmt en koelt de warmtepomp niet tijdens de spertijd. De compressor en de interne elektrische naverwarmings-standen worden uitgeschakeld. Bij gebruik van een buf-fervat werken de verwarmingscircuitpompen verder.U kunt een externe warmtegenerator voor de spertijd configureren (zie hoofdstuk “INSTELLINGEN / VERWAR-MEN / WARMTEOPWEKKER EXTERN / SPERTIJD EVU”).



27,0 °C35,0 °C28,0 °CACTUELE RETOURTEMPERATUUR

26�0

4�01

�029

2ECO-BEDRIJF

Aangezien er bij het navigeren naar een nieuwe bedrijfsmodus altijd wordt gestart vanuit de op dat moment actieve bedrijfs-modus, is het eventueel nodig tegen de wijzers van de klok in te draaien. Alle bedrijfsstanden, behalve warmwaterbedrijf, gelden zowel voor verwarmen als warm water.

Stand-bywerking

De vorstbeschermingsfunctie is geactiveerd voor het verwar-mings- en warmwaterbedrijf. De gevraagde waarde voor het warm water wordt vast ingesteld op 10 °C, de gevraagde waarde voor de verwarmingsaanvoer wordt berekend op basis van een gevraagde kamerwaarde van 5 °C.

Toepassing: bij langdurige afwezigheid, bv. vakantie.

Programmawerking

Verwarmen volgens uurprogramma geldt voor verwarmingscircuit 1 en verwarmingscircuit 2. Schakelen tussen comforttemperatuur en ECO-temperatuur.

Warmwaterbereiding volgens klokprogramma, schakelen tussen comforttemperatuur en ECO-temperatuur.

De afstandsbediening is alleen in deze werkwijze actief.

Toepassing: Als moet worden verwarmd en er warm water moet worden voorzien.

Comfortwerking

Het verwarmingscircuit (HK) wordt constant op comforttempe-ratuur gehouden (HK 1 en HK 2). Warmwaterbereiding volgens klokprogramma

Toepassing: In een energiezuinige woning, waar de temperatuur niet verlaagd hoeft te worden.

ECO-bedrijf

Het verwarmingscircuit wordt constant op ECO-temperatuur ge-houden (HK 1 en HK 2). Warmwaterbereiding volgens klokpro-gramma

Toepassing: tijdens weekendtrips.

Warmwaterbedrijf

De warmwaterbereiding gebeurt volgens het uurprogramma. Indien een tijdprogramma actief is, wordt het water in de warm-waterboiler volgens de gevraagde comfortwaarde verwarmd. Op andere tijden wordt het water volgens de gevraagde ECO-waarde verwarmd. De vorstbeschermingsfunctie is voor de verwarmings-werking geactiveerd.

Toepassing: De verwarmingsperiode is beëindigd. Er hoeft alleen nog warm water te worden voorzien (zomerbedrijf).

Noodbedrijf

Via deze instelling wordt de noodwerking geactiveerd.

Bij warmtepompen met interne 2de warmtegenerator staan de NHZ-standen (elektrische naverwarmingsstanden) van de elektri-sche nood-/bijverwarming onafhankelijk van het bivalentiepunt in voor de verwarming en de warmwaterbereiding.

Bij warmtepompen met externe 2de warmtegenerator moet in INSTELLINGEN / VERWARMEN of WARM WATER de externe warm-tegenerator voor de verwarming of het warm water ingesteld zijn op AAN; pas daarna kan de werkwijze worden geselecteerd. Nu zorgt de externe warmtegenerator onafhankelijk van het bivalen-tiepunt voor verwarming of warm water.

BEDIENING Bediening


4.4 PictogrammenLangs de onderrand van het displayveld bieden pictogrammen informatie over de actuele werking van de warmtepomp.

VerwarmingscircuitpompBij een werkende verwarmingscircuitpomp wordt het pomppictogram weergegeven.

MengklepcircuitpompBij een werkende mengklepcircuitpomp wordt het meng-kleppictogram weergegeven.

OpwarmprogrammaDit pictogram wordt weergegeven als het opwarmpro-gramma werkt.

Elektrische nood-/bijverwarmingDe elektrische nood-/bijverwarming is ingeschakeld. Dit gebeurt bijvoorbeeld, wanneer de buitentemperatuur lager is dan het bivalentiepunt.

VerwarmenHet pictogram Verwarmen wordt weergegeven, wanneer de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat.

WarmwaterbereidingAan dit pictogram kunt u herkennen dat de warmtepomp warm water bereidt.

CompressorHet pictogram wordt weergegeven wanneer de compres-sor in werking is.

ZomerbedrijfHet pictogram wordt weergegeven, wanneer de warm-tepomp in zomerbedrijf staat.

KoelenHet pictogram wordt weergegeven, wanneer de warm-tepomp in koelbedrijf staat.

OntdooienHet pictogram wordt weergegeven, wanneer de warm-tepomp in ontdooibedrijf staat.

STILLE MODUSGeluiddempende werkingDe stille modus is geactiveerd. De bijbehorende tijdpro-gramma’s definiëren de activering van de ventilator- of compressorsmoring.

1 STILLE MODUS 1Ventilator en/of compressor werken met gesmoord ver-mogen.

2 STILLE MODUS 2Compressor en ventilator zijn gestopt. De opwarming gebeurt door de 2de warmtegenerator. Info: In deze werkwijze kunnen de werkingskosten hoger liggen.

BEDIENING Menustructuur


5. MenustructuurNadat u het bedieningspaneel geactiveerd heeft, kunt u met het touchwieltje andere bedrijfsstanden instellen, of gaat u met de menutoets naar een niveau vanwaar u naar een speciale toestel-parameter kunt navigeren.

InfoAfhankelijk van het aangesloten warmtepomptype wor-den in de individuele menu's niet alle toestelparameters en waarden weergegeven.

Niveau 1 Niveau 2

INFO WARMTEPOMP SYSTEEMWARMTEPOMP 1-6

DIAGNOSE STATUS INSTALLATIESTATUS WARMTEPOMP 1-6ANALYSE WARMTEPOMP 1-6SYSTEEMINTERNE BEREKENINGFOUTENLIJSTRELAISTEST INSTALLATIERELAISTEST WARMTEPOMP 1-6

PROGRAMMA'S VERWARMINGSPROGRAMMAWARMWATERPROGRAMMAPARTYPROGRAMMAVAKANTIEPROGRAMMAOPWARMPROGRAMMASTIL PROGRAMMA 1STIL PROGRAMMA 2

INSTELLINGEN ALGEMEENVERWARMENWARM WATERKOELENSOLAR SYSTEEM

INGEBRUIKNAME CODE INVOERENTAALBRONVERWARMENWARM WATERCOMPRESSORSTILLE MODUSNOODBEDRIJFRESET WARMTEPOMPRESET FOUTLIJSTRESET SYSTEEMSENSORAFSTEMMING

5.1 Menu INFOIn het menu INFO kunt u temperaturen, debieten en drukwaarden van de verwarmingsinstallatie en van de warmtepomp aflezen en een vergelijking maken tussen gevraagde en actuele waarden.

InfoMerk op dat de actuele en de gevraagde waarde alleen kan weergegeven worden wanneer de overeenkomstige sensor is aangesloten.

5.1.1 INFO SYSTEEM

Niveau 3

KAMERTEMPWERK TEMPERATUUR FE7 Actuele kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1 (VC1) of verwarmingscircuit 2 (VC2) (wordt alleen aangegeven, wanneer af-standsbediening FE7 aangesloten is)

°C

GEVRAAGDE TEMP. FE7 Nominale kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1 (HK1) of verwarmingscircuit 2 (HK2) (wordt alleen aangegeven, wanneer afstandsbediening FE7 aangesloten is)

°C

WERK TEMPERATUUR FEK Actuele kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1 of verwar-mingscircuit 2 (wordt alleen aangegeven, wanneer afstandsbediening FEK aange-sloten is)

°C

NOMINALE TEMPERATUUR FEK Gevraagde kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1 of verwar-mingscircuit 2 (wordt alleen aangegeven, wanneer afstandsbediening FEK aange-sloten is)

°C

REL LUCHTVOCHTIGHEID %DAUWPUNTTEMPERATUUR Dauwpunttemperatuur (wordt alleen aangegeven, wanneer af-standsbediening FEK aangesloten is)

°C

VERWARMINGBUITENTEMPERATUUR °CACTUELE TEMPERATUUR HK 1 Actuele temperatuur verwarmingscircuit 1

°C

GEVRAAGDE TEMP. HK 1 Gevraagde temperatuur verwarmingscircuit 1 (HK1), bij vaste-waar-deregeling wordt de vaste-waardetemperatuur weergegeven.

°C

ACTUELE TEMPERATUUR HK2 2 Actuele temperatuur verwarmingscircuit 2

°C

GEVRAAGDE TEMP. HK 2 Gevraagde temperatuur verwarmingscircuit 1 (HK1), bij vaste-waar-deregeling wordt de vaste-waardetemperatuur weergegeven.

°C

WERK AANVOERTEMPERATUUR WP Actuele aanvoertemperatuur warmtepomp

°C

ACTUELE AANVOERTEMP. NHZ Naverwarmingstrappen-aanvoer-actuele temperatuur

°C

ACTUELE RETOURTEMPERATUUR °CGEVRAAGDE VASTEWAARDETEMP °CACTUELE BUFFERTEMPERATUUR Actuele temperatuur buffervat

°C

NOM BUFFERTEMPERATUUR Gevraagde temperatuur buffervat

°C

VERWARMINGSDRUK barDEBIET l/minVORSTBEVEILIGING °C



Niveau 3

WARM WATERWERKELIJKE TEMPERATUUR Actuele temperatuur warm water

°C

NOMINALE TEMPERATUUR Gevraagde temperatuur warm water

°C

DEBIET l/min

KOELENACTUELE TEMPERATUUR VENTILATOR °CGEVRAAGDE TEMP. VENTILATOR °CACTUELE TEMPERATUUR OPPERVLAK °CGEVRAAGDE TEMP. OPPERVLAK °C

SOLAR SYSTEEMCOLLECTORTEMPERATUUR °CBOILERTEMPERATUUR °CLOOPTIJD Uur

WARMTEOPWEKKER EXTERNACTUELE TEMPERATUUR °CGEVRAAGDE TEMP. °CBIVALENTIETEMPERATUUR HZG Bivalentiepunt verwarming

°C

INZETGRENS HZG Werkingsgebied van verwarming

°C

BIVALENTIETEMP WW Bivalentiepunt warm water

°C

WERKINGSGEBIED WW Werkingsgebied warm water

°C

LOOPTIJD Uur

ELEKTRISCHE NAVERWARMINGBIVALENTIETEMPERATUUR HZG Bivalentiepunt verwarming

°C

INZETGRENS HZG Werkingsgebied van verwarming

°C

BIVALENTIETEMP WW Bivalentiepunt warm water

°C

WERKINGSGEBIED WW Werkingsgebied warm water

°C

BRONBRONTEMPERATUUR °CBRONTEMPERATUUR MIN °C

5.1.2 INFO WARMTEPOMP 1-6

InfoHet verbruik wordt op basis van de koudekring berekend. Deze berekening is niet geschikt voor facturatiedoelein-den. In combinatie met de warmtehoeveelheid is deze be-stemd voor de algemene indicatie van de energiebalans.

Niveau 3

PROCESGEGEVENSRETOURTEMPERATUUR °CAANVOERTEMPERATUUR °CVORSTBESCHERMINGSTEMP °CBUITENTEMPERATUUR °CAFBLAASLUCHTTEMPERATUUR °CVERDAMPERTEMPERATUUR °CRECUPERATIETEMPERATUUR °CZUIGGASTEMP COMP °CZUIGGASTEMP COMP ND °CZUIGGASTEMP COMP HD °CTUSSENINJECTIETEMPERATUUR °CPERSGASTEMPERATUUR °CCONDENSORTEMPERATUUR °COLIECARTERTEMPERATUUR °CDRUK LAGEDRUK barDRUK GEMIDDELDE DRUK barDRUK HOGEDRUK barSPANNING ING VERSCHILDRUK VVERSCHILDRUK mbarWP WATERDEBIET l/minSTROOM INVERTER ND ASTROOM INVERTER HD ASTROOM INVERTER ASPANNING INVERTER VTOERENTAL ND HzGEVRAAGD TOERENTAL ND HzTOERENTAL HD HzGEVRAAGD TOERENTAL HD HzACTUEEL TOERENTAL COMP HzGEVRAAGD TOERENTAL COMP. HzVENTILATORVERM. RELATIEF %ACTUELE TOERENTAL VENTILATOR HzGEFRAAGD TOERENTAL VENTILATOR HzINGANGSTEMP. VERDAMPER °C

WARMTEHOEVEELHEIDVD VERWARMEN DAG Warmtehoeveelheid van de compressor in de verwarmingsfunctie vanaf 0.00 uur van de actuele dag.

kWh

VD VERWARMEN TOTAAL Totale som van de warmtehoeveelheid van de compressor in de verwarmingsfunctie.

MWh

VD WARM WATER DAG Warmtehoeveelheid van de compressor in warmwaterbedrijf vanaf 0.00 uur van de actuele dag.

kWh

VD WARM WATER TOTAAL Totale som van de warmtehoeveelheid van de compressor in warm-waterbedrijf.

MWh

NHZ VERWARMEN TOTAAL Totale som van de warmtehoeveelheid van de bijverwarmingstrap-pen in de verwarmingsfunctie.

MWh

NHZ WARM WATER TOTAAL Totale som van de warmtehoeveelheid van de bijverwarmingstrap-pen in het warmwaterbedrijf.

MWh



Niveau 3

VERBRUIKVD VERWARMEN DAG Elektrisch vermogen van de compressor in de verwarmingsfunctie vanaf 0.00 uur van de actuele dag.

kWh

VD VERWARMEN TOTAAL Totale som van het elektrisch vermogen van de compressor in de verwarmingsfunctie.

MWh

VD WARM WATER DAG Elektrisch vermogen van de compressor in het warmwaterbedrijf vanaf 0.00 uur van de actuele dag.

kWh

VD WARM WATER TOTAAL Totale som van het elektrisch vermogen van de compressor in het warmwaterbedrijf.

MWh

LOOPTIJDENVD VERWARMEN Looptijd van de compressor in de verwarmingsmodus.

Uur

VD 1 VERWARMEN Looptijd van compressor 1 in de verwarmingsmodus.

Uur

VD 2 VERWARMEN Looptijd van compressor 2 in de verwarmingsfunctie.

Uur

VD 1/2 VERWARMEN Looptijd van compressor 1 en 2 in de verwarmingsfunctie.

Uur

VD WARM WATER Looptijd van de compressor in het warmwaterbedrijf.

Uur

VD 1 WARM WATER Looptijd van compressor 1 in het warmwaterbedrijf.

Uur

VD 2 WARM WATER Looptijd van compressor 2 in het warmwaterbedrijf.

Uur

VD 1/2 WARM WATER Looptijd van compressor 1 en 2 in het warmwaterbedrijf.

Uur

VD KOELEN Looptijd van de compressor in koelwerking.

Uur

VD ONTDOOIEN Looptijd van de compressor in de ontdooiwerking.

Uur

VD 1 ONTDOOIEN Looptijd van compressor 1 in de ontdooiwerking.

Uur

VD 2 ONTDOOIEN Looptijd van compressor 2 in de ontdooiwerking.

Uur

NHZ 1 Looptijd van de elektrische nood-/bijverwarming in bijverwarming-strap 1.

Uur

NHZ 2 Looptijd van de elektrische nood-/bijverwarming in bijverwarming-strap 2.

Uur

NHZ 1/2 Looptijd van de elektrische nood-/bijverwarming in bijverwarming-strappen 1 en 2.

Uur

TIJD ONTDOOIEN minutenBEGIN ONTDOOIEN

AANT. KEREN STARTENCOMPRESSOR COMPRESSOR 1 COMPRESSOR 2

5.2 Menu DIAGNOSEVoor de foutopsporing en analyse van de verwarmingsinstalla-tie en de warmtepomp kunt u onder DIAGNOSE alle belangrijke procesgegevens en busdeelnemers opvragen en een relaistest uitvoeren.

InfoHet menupunt RELAISTEST INSTALLATIE is beschermd door een code en kan alleen door een installateur be-keken worden.

Niveau 2 Niveau 3

STATUS INSTALLATIE BUFFERPOMPWARMWATERVENTIELVERW-CIRCULATIE-POMPMENGKLEPPOMPMENGKLEP OPENMENGKLEP DICHTBRONPOMPKOELBEDRIJFBUFFERPOMP 1BUFFERPOMP 2BUFFERPOMP 3 - 6WARMWATER CIRCULATIEPOMP2e WARMTEOPWEKKERCIRCULATIEPOMPSOLAR POMPNHZ 1NHZ 2NHZ 1/2SPERTIJD

STATUS WARMTEPOMP 1 - 6 RESTSTILSTANDCOMPRESSORCOMPRESSOR NDCOMPRESSOR HDCOMPRESSOR 1COMPRESSOR 2NHZ 1NHZ 2NHZ 1/2ONTDOOIVENTIELDRUKVERGELIJKOLIECOMPENSATIEOLIECARTERVENTILATORVERWARMINGSLINTCOMPRESSOR AAN EXTERNFOUT EXTERNHD-BEWAKINGHD-/ TEMPERATUURBEWAKINGONTDOOISIGNAALGROEPSINGANGNETVOEDING INVERTERSTORINGGEFORCEERD VERWARMENKOELMODUS

ANALYSE WARMTEPOMP 1-6 GEVRAAGDE OVERVERHITTINGACT OVERVERHITTING VREGELAFWIJKINGP-FACTORI-FACTOR



Niveau 2 Niveau 3D-FACTORCORR OPENINGSGRAAD EXVOPENINGSGRAAD EXVGEVR. OVERVERHIT SG V-HDACT OVERVERHIT SG V-HDP-FACTOR V-HDI-FACTOR V-HDD-FACTOR V-HDGEVR. OVERVERHIT SG V-ZEACT. OVERVERHIT SG V-ZEP-FACTOR V-ZEI-FACTOR V-ZED-FACTOR V-ZEV OPENINGSGRAAD EXV ZEOPENINGSGRAAD EXV ZEONDERKOELING CONDENSORACT OVERVERHITTING REKDRUK TUSSENINJECTIEACT OVERVERHITTING ZEOMGEVINGSTEMP. INVERTERTEMP. INV-COMPRESSORTEMP. INV-VENTILATORSTROOM MOTOROPENING % BYPASSKLEP

SYSTEEM BUSDEELNEMERWARMTEPOMPTYPE

INTERNE BEREKENING TIJDSINTERVALINGESCHAKELDE TRAPPEN

FOUTENLIJST

RELAISTEST INSTALLATIE CIRCULATIEPOMPBUFFERPOMP 1BUFFERPOMP 2WARMWATER CIRCULATIEPOMPVERW-CIRCULATIE-POMP2e WARMTEOPWEKKER2e WE VERMOGEN MIN2e WE VERMOGEN MAXMENGKLEP OPENMENGKLEP DICHTMENGKLEPPOMPBRONPOMPSOLAR POMPKOELBEDRIJFAFTAPPEN HYD MFGNHZ 1NHZ 2NHZ 3

RELAISTEST WARMTEPOMP 1-6 ONTDOOIENVENTILATORNHZ 1NHZ 2OLIECARTERCOMPRESSORSTAPPENMOTOR FASE 1STAPPENMOTOR FASE 2STAPPENMOTOR FASE 3STAPPENMOTOR FASE 4STAPPENMOTOR FASE 1 ZESTAPPENMOTOR FASE 2 ZE

Niveau 2 Niveau 3STAPPENMOTOR FASE 3 ZESTAPPENMOTOR FASE 4 ZE VERWARMINGSLINTCOMPRESSOR AAN EXTERNFOUT EXTERNEXVENTIEL MIDDELSTE STAND

5.2.1 Foutenlijst

In de storingslijst ziet u een overzicht van de meest recent ge-registreerde fouten van het toestel. De storingslijst bevat tot 20 foutmeldingen. Op het display kunnen er slechts 2 worden weer-gegeven. Draai aan het scrollveld om naar de overige ingangen in de storingslijst te gaan.

HOOFDMENUDIAGNOSEFOUTENLIJST 1/101. SENSORBREUK E 71

10:26 14JUN 1402. BRON MIN

17:45 25JUN 13

5.2.2 Foutmelding

Als het toestel een fout registreert, wordt deze door middel van de volgende melding duidelijk zichtbaar weergegeven.

COMFORTWERKING

! FOUTSENSORBREUK E 71

DINSDAG 14JUN 14 16:27 UUR

Als er meer dan één fout is opgetreden, wordt altijd de laatst opgetreden fout getoond. Informeer uw installateur.

5.2.3 Relaistest

Hier kunt u alle relaisuitgangen van de regelaar en de warmte-pomp individueel aansturen.



5.3 Menu PROGRAMMA’SHier kunt u alle tijden voor de verwarmings-, warmwater-, va-kantie- en partywerking instellen, bovendien kan het opwarm-programma gestart worden.Niveau 2 Niveau 3

VERWARMINGSPROGRAMMA VERWARMINGSCIRCUIT 1VERWARMINGSCIRCUIT 2

WARMWATERPROGRAMMA

PARTYPROGRAMMA UREN

VAKANTIEPROGRAMMA BEGIN VAKANTIEEINDE VAKANTIE

OPWARMPROGRAMMA SOKKELTEMPERATUURTIJD-EERSTE-OPWARM TEMP.MAXIMAALTEMPERATUURDUUR MAXIMAALTEMPERATUURSTIJGING PER DAG

STIL PROGRAMMA 1

STIL PROGRAMMA 2

5.3.1 VERWARMINGSPROGRAMMA

In het menupunt VERWARMINGSPROGRAMMA kunt u voor ver-warmingscircuit 1 en verwarmingscircuit 2 bepalen, wanneer en hoe vaak het toestel met de gevraagde comfortwaarde moet verwarmen. Op andere tijden verwarmt het toestel volgens de gevraagde ECO-waarde. De gevraagde waarden kunt u met het menupunt INSTELLINGEN / VERWARMEN / VERWARMINGSCIRCUIT 1 of VERWARMINGSCIRCUIT 2 instellen. Hierna wordt het defini-eren van een tijdprogramma beschreven.

Selecteer eerst op welke dagen u de functie VERWARMEN wilt activeren:

+

-

26�0

4�01

�030

1

MaandagMa

HOOFDMENUPROGRAMMA'SVERWARMINGSPROGRAMMAVERWARMINGSCIRCUIT 1

U kunt uw verwarming instellen voor: - iedere afzonderlijke dag van de week (maandag - zondag) - maandag tot en met vrijdag (ma. - vr.) - zaterdag en zondag (za. - zo.) - de gehele week (ma. - zo.)

Vervolgens verschijnt maandag.ff Draai aan het scrollveld om een andere dag of een groep dagen te selecteren.ff Bevestig de instelling met "OK".

Nu is het mogelijk drie omschakelparen in te stellen. De drie om-schakelparen worden op het display rechts naast de tijd vermeld. Een omschakelpaar bestaat uit de begintijd en de eindtijd waarop het toestel weer terugschakelt naar de vorige toestand.

07:00 - 20:00

- -:- - - - -:- -- -:- - - - -:- -

26�0

4�01

�029

9

MAANDAG


In dit voorbeeld is tot dusver slechts één omschakelpaar gepro-grammeerd. Bij de omschakelparen 2 en 3 ziet u streepjes in plaats van tijdsaanduidingen. Deze omschakelparen zijn nog vrij. Als u een van de vrije omschakelparen met "OK" selecteert, kunt u de bijbehorende begin- en eindtijd instellen. Tik op "OK", zodat de volgende weergave verschijnt. Stel met het scrollveld de ge-wenste tijd in.

Einde

- -:- - - -:- -UUR UUR

Start 26�04

�01�

0302


De tijdsaanduiding gebeurt in stappen van 15 minuten. U kunt 16.30 of 16.45 uur instellen, maar niet 16.37 uur. Bevestig de in-stelling met "OK".

Periodes na middernacht

Op woensdagavond dient de verwarmingsfunctie vanaf 22.00 uur altijd gedurende vier uur te worden geactiveerd. De periode ein-digt dus pas op de volgende dag, de donderdag, om 2.00 uur. Aangezien de dag om 0.00 uur ten einde loopt, zijn voor het ge-wenste programma twee omschakeltijden nodig. Eerst moet u bij woensdag de periode 22.00 tot 0.00 uur programmeren en vervolgens bij donderdag 0.00 tot 2.00 uur.

5.3.2 WARMWATERPROGRAMMA

In het menupunt WARMWATERPROGRAMMA kunt u de tijden be-palen waarin de warmwaterbereiding met de gevraagde com-fortwaarde moet gebeuren. Op andere tijdstippen wordt het warm water met de gevraagde ECO-waarde bereid. De gevraagde waarden kunt u met menuoptie INSTELLINGEN / WARM WATER / WARMWATERTEMPERATUREN instellen. De uitgang Circulatie wordt voor de hier geprogrammeerde tijden meegeschakeld

De warmwaterbereiding kan ingesteld worden voor: - iedere afzonderlijke dag van de week (maandag - zondag) - maandag tot en met vrijdag (ma. - vr.) - zaterdag en zondag (za. - zo.)



- de gehele week (ma. - zo.)

Voor ieder van deze mogelijkheden kunnen drie omschakelparen ingesteld worden.

Uitzondering: Wanneer het warm water vanaf 's avonds 22.00 uur tot de volgende dag 's morgens om 6.00 uur verwarmd moet wor-den, zijn hiervoor twee omschakelparen nodig.

Voorbeeld:

U wenst het warm water dagelijks op twee verschillende tijden op te warmen: 's avonds van 22.00 uur tot de volgende dag 's ochtends om 6.00 uur en daarna van 8.00 uur tot 9.00 uur.

Aangezien de dag om 0.00 uur begint, moet ook in dit voorbeeld om 0.00 uur met de programmering worden begonnen. - Het 1e omschakelpaar duurt van 0.00 uur tot 6.00 uur. - Het 2e omschakelpaar begint om 8.00 uur en eindigt om 9.00

uur. - Het 3e omschakelpaar begint om 22:00 uur en eindigt om

24:00 uur.

5.3.3 PARTYPROGRAMMA

In het partyprogramma kunt u de comfortwerking voor de ver-warming met enkele uren verlengen.

5.3.4 VAKANTIEPROGRAMMA

Tijdens het vakantieprogramma draait de warmtepompinstallatie in ECO-bedrijf en is de vorstbeschermfunctie voor de warmwa-terbereiding actief.

Voor het begin en het einde van de vakantie moet u telkens het jaar, de maand en de dag invoeren. De begintijd op de begindag van de vakantie is 0.00 uur. De eindtijd ligt op de laatste dag van de vakantie om 24:00 uur. Als de vakantie ten einde is, werkt de warmtepompinstallatie weer volgens het vorige verwarmings- en warmwaterprogramma.

5.3.5 OPWARMPROGRAMMA

InfoHet menupunt OPWARMPROGRAMMA is beschermd door een code en kan alleen door een installateur bekeken en ingesteld worden.

Opwarmprogramma voor vloerverwarming

Gebruik het opwarmprogramma om uw dekvloer met een gede-finieerd temperatuurprofiel op te warmen/droog te verwarmen. Om schade aan het toestel en/of de installatie te vermijden, dient u rekening te houden met de volgende verschillen tussen lucht|-water-warmtepompen (WPL), sole|water-warmtepompen (WPF): - WPL: Bij retourtemperaturen van < 25 °C moet het op-

warmen/droogverwarmen uitgevoerd worden door de elektrische nood-/bijverwarming. Dit proces mag niet door de warmtepomp uitgevoerd worden, want bij deze lage systeemtemperaturen kan tijdens de ontdooicyclus de vorst-beveiliging van het toestel niet meer gegarandeerd worden. Als de retourtemperaturen > 25 °C stijgen, kan de warmte-pomp instaan voor het droogverwarmen. Daartoe moet de parameter “OND WERKINGSGEBIED HZG” op -20 °C ingesteld worden.

- WPF: Het opwarmprogramma/droogverwarmen moet uitge-voerd worden door de elektrische nood-bijverwarming. Dit proces mag niet met de warmtepomp uitgevoerd worden, omdat bij verwarmen met de warmtepomp de warmtebron zo sterk belast wordt, dat deze beschadigd kan worden.

Bij gebruik van het opwarmprogramma moeten op de warmte-pomp-manager de volgende instellingen uitgevoerd worden:

Stel eerst de parameter “OND WERKINGSGEBIED HZG” in op 30 °C.

Om de temperaturen en periodes voor het opwarmprogramma vast te leggen, zijn er in totaal 6 parameters. Zodra het opwarm-programma geactiveerd wordt, kunnen de 6 parameters één voor één ingesteld worden. Het programma wordt met de parameter OPWARMPROGRAMMA en met de instelling AAN gestart. Let erop dat het, afhankelijk van de systeemtemperatuur, enige tijd kan duren om de gewenste sokkeltemperatuur te bereiken.

De sokkeltemperatuur (parameter SOKKELTEMPERATUUR) wordt gedurende de ingestelde tijd (parameter TIJD-EERSTE-OPWARM TEMP.) aangehouden. Na het verstrijken van deze tijd wordt met een stijging K/dag (parameter STIJGING PER DAG) opgewarmd tot de maximale sokkeltemperatuur (parameter MAXIMUMTEMPERA-TUUR) en wordt gedurende de ingestelde tijd (parameter DUUR MAXIMAALTEMPERATUUR) de maximumtemperatuur aangehou-den. Daarna wordt in dezelfde stappen waarin werd opgewarmd, verlaagd naar de eerste opwarmtemperatuur.

1

7

4 53

2

84�0

3�01

�003

8

6

Y TemperatuurX Tijd1 Maximumtemperatuur2 Sokkeltemperatuur3 Duur sokkeltemperatuur4 Stijging K/dag5 Duur maximumtemperatuur6 Start7 Einde

Wanneer een verwarmingsbuffervat in het systeem geïntegreerd is, wordt de temperatuur in het buffervat uitsluitend via de re-toursensor (onderaan in het bufferbad aangebracht) geregeld. Wanneer alleen het directe verwarmingscircuit 1 in werking is, worden de gewenste waarden met 5 K verlaagd om tempera-tuurverschillen in het buffervat te corrigeren. Wanneer 2 verwar-mingscircuits in werking zijn (tweede verwarmingscircuit is de vloerverwarming), regelt de mengklep in verwarmingscircuit 2 omlaag naar de ingestelde gewenste waarden. De pomp van ver-warmingscircuit 1 wordt niet aangestuurd.

Tijdens het opwarmprogramma bereikt het toestel vaak het maxi-male vermogen. Daarom is het energieverbruik en het lawaai tij-dens droogverwarmen relatief hoog.



5.4 Menu INSTELLINGENHier kunt u alle installatiespecifieke parameters voor de verwarmings-, koelen warmwaterwerking en algemene instellingen zoals de tijd instellen.

InfoEen aantal menupunten zijn beschermd met een code en kunnen alleen door een installateur bekeken en ingesteld worden. InfoAfhankelijk van het aangesloten warmtepomptype worden in de individuele menu's niet alle toestelparameters weergegeven.

Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5

ALGEMEEN TIJD/DATUM KLOKTIJDJAARMAANDDAG

ZOMERTIJD INSTELLEN BEGIN DAGEINDE DAG

CONTRAST

HELDERHEID

TOUCHGEVOELIGHEID

TOUCHVERSNELLING

VERWARMEN VERWARMINGSCIRCUIT 1 COMFORT TEMPERATUURECO TEMPERATUURMINIMUMTEMPERATUURRUIMTE-INVLOEDSTIJGING VERWARMINGSCURVEWEERGAVE STOOKLIJN

VERWARMINGSCIRCUIT 2 COMFORT TEMPERATUURECO TEMPERATUURMINIMUMTEMPERATUURMAXIMAALTEMPERATUURMENGDYNAMIEKRUIMTE-INVLOEDSTIJGING VERWARMINGSCURVEWEERGAVE STOOKLIJN

BASISINSTELLING BUFFERWERKINGZOMERBEDRIJF BUITENTEMPERATUUR

GEBOUWDEMPINGAANDEEL AANVOER VERW.MAX RETOURTEMPERATUUR

Na het opwarmproces moeten alle gewijzigde parameters op-nieuw op de standaardwaarden of op de installatiewaarden in-gesteld worden.

De noodfunctie kan niet in het opwarmprogramma uitgevoerd worden.

5.3.6 STIL PROGRAMMA 1

Bij WP-typen 1/1* (niet bij WPL 34/47) en 4/4* wordt het ventila-tortoerental gereduceerd. Daardoor wordt het geluidsvolume van de warmtepomp gereduceerd.

Bij WP-typen 3/3* en 5/5* kan zowel het ventilatortoerental als het compressorvermogen gereduceerd worden. Beide mogelijkheden kunnen onafhankelijk van elkaar ingesteld worden.

5.3.7 STIL PROGRAMMA 2

In dit programma wordt de lucht|water-warmtepomp voor de volledige ingestelde periode uitgeschakeld en wordt uitsluitend met de interne of externe tweede warmtegenerator verwarmd.

OPGELET: In dit programma kunnen er hogere stroomkosten ont-staan.



Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5MAX AANVOERTEMPERATUURVASTE-WAARDEWERKINGVERWARMINGSCIRCUIT OPTIMVORSTBESCHERMING

AFSTANDSBEDIENING FE7 VOORKEUZE VERW. CIRCUITRUIMTE-INVLOEDRUIMTECORRECTIE

POMPCYCLI

WARMTEOPWEKKER EXTERN INSCHROEF-VERW ELEMENTKETELVERW PWMAFSTAND VERWARMINGSCURVEGEVRAAGDE KETELTEMPSPERTIJD EVUOND WERKINGSGEBIED HZGBIVALENTIETEMPERATUUR HZGVERW PWM

ELEKTRISCHE NAVERWARMING OND WERKINGSGEBIED HZGBIVALENTIETEMPERATUUR HZGAANTAL TRAPPENVERTRAGINGSTIJD

WARM WATER WARMWATERTEMPERATUREN COMFORT TEMPERATUURECO TEMPERATUUR

BASISINSTELLING WARMWATERBEDRIJF VOORRANGSWERKINGPARALLELLE WERKINGDEEL VOORRANG

WARMWATERHYSTERESISWARMWATERTRAPPENWARMWATER AUTOMATISCH BUITENTEMPERATUURWW ZELFLEERFUNCTIECOMBI-BOILERWW VERMOGEN WP WW VERMOGEN ZOMER

WW VERMOGEN WINTERMAX AANVOERTEMPERATUURANTILEGIONELLABEHANDELING

ELEKTRISCHE NAVERWARMING BIVALENTIETEMPERATUUR WWOND WERKINGSGEBIED WW

WARMTEOPWEKKER EXTERN ONDERSTEUNINGALLEENONAFHANKELIJKBIVALENTIETEMPERATUUR WWOND WERKINGSGEBIED WWWW PWM

KOELEN KOELEN

KOELMODUS PASSIEVE KOELINGACTIEVE KOELING

BASISINSTELLING KOELTRAPPENGRENS KOELENVERMOGEN KOELEN

ACTIEVE KOELING OPPERVLAKTEKOELING GEVRAAGDE AANVOERTEMP.HYSTERESIS AANVOERTEMPGEVRAAGDE KAMERTEMPDYNAMIEK ACTIEF



5.4.1 ALGEMEEN

TIJD/DATUM

Hier kunt u de tijd, het jaar, de maand en de dag instellen.

ZOMERTIJD INSTELLEN

Hier kunt u de zomertijd instellen.

De zomertijd wordt af fabriek ingesteld vanaf 25 maart tot 25 ok-tober.

CONTRAST

Hier kunt u het contrast van de displayweergave instellen.

HELDERHEID

Hier kunt u de helderheid van de displayweergave instellen.

TOUCHGEVOELIGHEID en TOUCHVERSNELLING

Instelling is alleen mogelijk met code.

5.4.2 VERWARMEN

VERWARMINGSCIRCUIT 1 en VERWARMINGSCIRCUIT 2

COMFORT TEMPERATUUR en ECO TEMPERATUUR

Hier kunt u voor verwarmingscircuit 1 en verwarmingscircuit 2 de gevraagde kamertemperaturen instellen voor comfort- en ECO-be-drijf alsook de stijging van de verwarmingscurve.

Als de gevraagde kamertemperatuur veranderd wordt, wordt de stooklijn parallel verschoven.

Zodra afstandsbediening FE 7 aangesloten is en aan verwarmings-circuit 1 werd toegewezen, kan ook de actuele kamertemperatuur opgevraagd worden.

Zodra afstandsbediening FE 7 of FEK aangesloten is en aan ver-warmingscircuit 2 werd toegewezen, kan ook de actuele kamer-temperatuur opgevraagd worden.

De weergave "Verwarmingscircuit 2" verschijnt alleen wanneer de mengklepaanvoersensor voor het 2e verwarmingscircuit aan-gesloten is.

MINIMUMTEMPERATUUR

De ingestelde MINIMUMTEMPERATUUR wordt gewaarborgd door de regeling in het verwarmingscircuit; de temperatuur daalt nooit onder dit punt.

MAXIMAALTEMPERATUUR

Deze instelling begrenst de aanvoertemperatuur van het meng-klepcircuit. Als op basis van de gegevens van het mengklepcir-cuit bijvoorbeeld een hogere gevraagde aanvoerwaarde wordt berekend, wordt voor de regeling gebruik gemaakt van de max. gevraagde mengklepaanvoerwaarde en wordt op deze waarde geregeld.

MENGDYNAMIEK

Looptijd van de mengklep

Instelbereik 60 tot 240

Met deze instelling kunt u het gedrag van de mengklep aanpassen. De instelling 60 tot 240 betekent 6 K tot 24 K regelafwijking.

De aftastsnelheid bedraagt 10 seconden en de minimale inscha-kelduur bedraagt voor de mengklep 0,5 sec. Binnen de dode zone ±1 K van de gevraagde waarde reageert de mengklep niet.

Voorbeeld voor de instelling 100 = 10 K.

De regelafwijking (gevraagde mengkleptemperatuur – actuele mengkleptemperatuur) bedraagt 5 K. De mengklep werkt 5 se-conden en pauzeert daarna 5 seconden, waarna het proces wordt herhaald.

De regelafwijking (gevraagde mengkleptemperatuur – actuele mengkleptemperatuur) bedraagt 7,5 K. De mengklep werkt 7,5 seconden en pauzeert daarna 2,5 seconden, waarna het proces wordt herhaald.

Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5DYNAMIEK PASSIEF

VENTILATORKOELING GEVRAAGDE AANVOERTEMP.HYSTERESIS AANVOERTEMPGEVRAAGDE KAMERTEMPDYNAMIEK ACTIEFDYNAMIEK PASSIEF

PASSIEVE KOELING OPPERVLAKTEKOELING GEVRAAGDE AANVOERTEMP.HYSTERESIS AANVOERTEMPGEVRAAGDE KAMERTEMPDYNAMIEK PASSIEF

VENTILATORKOELING GEVRAAGDE AANVOERTEMP.HYSTERESIS AANVOERTEMPGEVRAAGDE KAMERTEMPDYNAMIEK PASSIEF

SOLAR SYSTEEM MAX BOILERTEMPERATUURSOLAR VERSCHIL TEMP



Hoe kleiner de regelafwijking, hoe korter de inschakelduur van de mengklep en hoe langer de pauzes.

Als bij dezelfde regelafwijking de waarde Loopt-mengkl wordt verkleind, wordt de inschakelduur altijd langer en de pauze altijd korter.

Voorbeeld voor instelling 100 en een momentele regelafwijking van 5 K.

5 K van 10 K = 50 % = inschakelduur

Voorbeeld: Regelafwijking

± 1 K

4

3

26�0

3�01

�106

7

1

2

1 Instelling 100 = regelafwijking 10 K2 Regelafwijking 5 K3 Regelafwijking in K4 Inschakelduur in %

RUIMTE-INVLOED

Instelbaar van 0 tot 20 en UIT (standaardinstelling: 05)

bij aangesloten afstandsbediening FE7 dient de kamersensor al-leen voor de registratie en weergave van de actuele kamertempe-ratuur. Deze heeft geen invloed op de regeling. Met de afstands-bediening kan de kamertemperatuur voor verwarmingscircuit 1 of 2 alleen in automatische werking met ± 5 °C worden gewijzigd. Deze wijziging van de gevraagde waarde geldt voor de dagstand, niet voor de nachtstand.

Tegelijkertijd is de instelling “0 tot 20” voor de sturing van de kamerafhankelijke nachtverlaging bestemd. Dit betekent dat, wanneer wordt overgeschakeld van de verwarmingsfase naar de verlagingsfase, de verwarmingscircuitpomp uitschakelt. Ze blijft uitgeschakeld tot de actuele kamertemperatuur voor het eerst onder de gevraagde kamerwaarde daalt. Daarna wordt verder weersafhankelijk geregeld.

Als de kamertemperatuur ook bij het groep moet worden betrok-ken, moet de invloed van de kamersensor ingesteld worden op een waarde > 0. De invloed van de kamersensor heeft dezelfde werking als de buitensensor op de retourtemperatuur, maar het effect is 1 tot 20 keer groter (overeenkomstig de ingestelde factor).

- Kamertemperatuurafhankelijke retour-/aanvoertemperatuur met buitentemperatuurinvloed

Bij deze regelingswijze wordt een regelaarcascade gevormd op basis van de weersafhankelijke en kamertemperatuurafhanke-

lijke retour-/aanvoertemperatuurregeling. De weersafhankelijke retour-/aanvoertemperatuurregeling zorgt dus voor een vooraf-gaande instelling van de retour-/aanvoertemperatuur, die door de hogergeplaatste kamertemperatuurregeling volgens onderstaan-de formule wordt gecorrigeerd:

∆ϕR = (ϕRNOM − ϕRREËEL) * S * K

Omdat een belangrijk gedeelte van de regeling reeds door de weersafhankelijke regeling waargenomen wordt, kan de invloed van de kamersensor K lager ingesteld worden dan bij de zuivere kamertemperatuurregeling (K = 20). De grafiek toont de werkwijze van de regeling met ingestelde factor K=10 (ruimte-invloed) en een stooklijn S=1,2

- Kamertemperatuurregeling met weersinvloed.

Deze regelingswijze biedt twee belangrijke voordelen:

Verkeerd ingestelde stooklijnen worden gecorrigeerd door de ka-mersensorinvloed K, door de kleinere factor K werkt de regeling stabieler.

Bij alle regelingen met kamersensorinvloed moet echter op het volgende worden gelet: - De kamersensor moet de kamertemperatuur exact

registreren. - Open deuren en ramen hebben een grote invloed op het

regelresultaat. - De groepen in de referentieruimte moeten altijd volledig ge-

opend zijn. - De temperatuur in de referentieruimte is bepalend voor het

volledige verwarmingscircuit.

Als de kamertemperatuur ook bij het groep moet worden betrok-ken, moet de invloed van de kamersensor ingesteld worden op een waarde > 0.

20

30

40

20

50

60

70

80

90

1917 18 21 22 23 24 250

10

020 -2015 10 5 -5 -10 -15

YX 1

YX 2

1

1

1

2

3

4

5

26�0

3�01

�191

7

Y Aanvoertemperatuur [°C]X 1 Kamertemperatuur [°C]X 2 Buitentemperatuur [°C]1 Ruimtesensorinvloed bij K = 10 en S = 1,2 en regelafwij-

king +/- 2 K2 Stooklijn S = 1,23 Weersafhankelijke gevraagde aanvoerwaarde bij ϕA =

- 10 °C4 Weersafhankelijke gevraagde aanvoerwaarde bij ϕA = 0 °C5 Weersafhankelijke gevraagde aanvoerwaarde bij ϕA = +

10 °C



STIJGING VERWARMINGSCURVE

In het menupunt STIJGING VERWARMINGSCURVE kunt u voor ver-warmingscircuit 1 en 2 telkens een stooklijn instellen.

Info: Uw installateur heeft voor elk verwarmingscircuit een voor het gebouw en de installatie optimale stooklijn ingesteld. Bij verwarmingscircuit 1 is de stooklijn gebaseerd op de warmte-pomp-retourtemperatuur; bij verwarmingscircuit 2 op de meng-klep-aanvoertemperatuur.

Als u de stooklijn op de warmtepompmanager verplaatst, wordt bovenaan in het display de berekende gevraagde retour- of aan-voertemperatuur in functie van de buitentemperatuur en de ge-vraagde kamertemperatuur weergegeven.

Zodra u in het menu INSTELLINGEN / VERWARMEN / BASISINSTEL-LING bij de parameter VASTE-WAARDEWERKING een temperatuur selecteert, wordt stooklijn 1 verborgen en op het display geeft VASTE-WAARDEWERKING NOM. TEMPERATUUR de overeenkom-stige temperatuur aan.

In de fabriek is voor verwarmingscircuit 1 de stooklijn op 0,6 in-gesteld; voor verwarmingscircuit 2 is de stooklijn ingesteld op 0,2. De stooklijnen gelden voor een gevraagde kamertemperatuur van 20 °C.

1,5

2

1,21

0,60,40,2

2,53

20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10

-12

-14

-16

-18

-20

100

80

60

40

20

0,8

26�0

3�01

�130

0

Y Verwarmingscircuit 1 WP-retourtemperatuur [°C] Verwarmingscircuit 2 WP-aanvoertemperatuur [°C]X Buitentemperatuur [°C]

WEERGAVE STOOKLIJN

Instelling programmawerking omschakelen tussen comfort- en ECO-werking

De afbeelding toont de grafiek met de ingestelde stooklijn met betrekking tot een gevraagde kamerwaarde voor comfort-wer-king. De tweede weergegeven stippellijn heeft betrekking op een gevraagde kamerwaarde voor ECO-werking.

60

40

20

0

12

20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20

26�0

3�01

�191

5

Y Retour-/aanvoertemperatuur [°C]X Buitentemperatuur [°C]1 Comfort-bedrijf2 ECO-bedrijf

Voorbeeld van de aanpassing van een stooklijn:

Bij een verwarmingsinstallatie is in het tussenseizoen bij een bui-tentemperatuur tussen 5 °C en 15 °C de temperatuur in het huis te laag hoewel de radiatorkranen open staan, bij buitentempera-turen ≤ 0 °C is de temperatuur in het huis in orde. Dit probleem wordt verholpen door de stooklijn parallel te verschuiven en te-gelijk te verkleinen.

Vooraf werd de stooklijn op 1,0 ingesteld op basis van een ge-vraagde kamertemperatuur van 20 °C. De stippellijn toont de naar 0,83 gewijzigde stooklijn en een naar 23,2 °C gewijzigde gevraagde kamertemperatuur.

60

40

20

020 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20

26�0

3�01

�191

6+

Y Retour-/aanvoertemperatuur [°C]X Buitentemperatuur [°C]

BASISINSTELLING

BUFFERWERKING

Deze parameter dient u bij gebruik van een buffervat op AAN te zetten.

De bufferpomp werkt altijd in combinatie met de compressor.

De instelling Bufferwerking UIT is voorzien voor het gebruik zon-der buffervat. De pomp fungeert dan als verwarmingscircuitpomp en draait constant.

ZOMERBEDRIJF

Met de parameter ZOMERBEDRIJF kunt u bepalen vanaf welk tijd-stip de verwarmingsinstallatie naar zomerbedrijf moet omscha-kelen. Het zomerbedrijf kan in- of uitgeschakeld worden. Er zijn 2 verstelbare parameters voor de functie.

BUITENTEMPERATUUR

Instelbare buitentemperatuur

GEBOUWDEMPING

Bij deze parameter kunt u, afhankelijk van het gebouwtype, kiezen of een gemiddelde waarde van de buitentemperatuur bepaald moet worden.

U kunt kiezen uit 4 instellingen.

Instelling "0": geen demping van de buitentemperatuur. De gemid-delde buitentemperatuur en die van het soort gebouw zijn identiek aan de actuele buitentemperatuur. Directe vergelijking tussen de ingestelde en de actuele buitentemperatuur.

Instelling "1": Lichte demping (berekening gemiddelde waarde over 24 uur) van de buitentemperatuur, bv. houtconstructie met snelle warmtedoorgang.

Instelling "2": Gemiddelde demping (berekening gemiddelde waarde over 48 uur) van de buitentemperatuur, bv. gemetseld met warmte-isolatie met gemiddelde warmtedoorgang.



Instelling "3": Sterke demping (berekening gemiddelde waarde over 72 uur) van de buitentemperatuur. Huis met trage warmte-overdracht.

Als de berekende buitentemperatuur ≥ de ingestelde buitentem-peratuur is, schakelen beide verwarmingcircuits (indien voorhan-den) naar zomerbedrijf, terugschakelhysteresis –1 K.

Bij regeling met vaste waarde is het zomerbedrijf voor het 1e verwarmingscircuit niet actief.

AANDEEL AANVOER VERW.

Aandeel aanvoer temperatuurregistratie verwarmingscircuitrege-ling verwarmingscircuit 1

Instelbereik 0 tot 100 %:

Hier kan ingesteld worden of een aanvoer- of retourtempera-tuurgeregelde

verwarmingsinstallatie gebruikt moet worden.

Instelling 0: Verwarmingsinstallatie geregeld via de retourtem-peratuur

Instelling 100: Verwarmingsinstallatie geregeld via de aanvoer-temperatuur

Instelling 80: Gespreide regeling (20 % retour- en 80 % aanvoer-regeling)



Stel in normale situaties waarden in die kleiner zijn dan 80 (advies: 50) voor verwarmingscircuit 1 om de invloed van de aanvoertem-peratuur te begrenzen. De aanvoertemperatuur schommelt van nature sterk door het in- en uitschakelen van de warmtepomp, met name in de overgangstijd tussen de seizoenen.

MAX RETOURTEMPERATUUR

Als deze ingestelde temperatuur tijdens de verwarmingsfunctie op de retoursensor wordt bereikt, wordt de warmtepomp on-middellijk uitgeschakeld. Deze veiligheidsfunctie voorkomt dat de hogedrukbeveiligingsschakelaar wordt geactiveerd. Het bereiken van deze waarde heeft geen foutmelding tot gevolg.

Tijdens warmwaterbedrijf wordt de retourtemperatuur niet op-gevraagd.

MAX AANVOERTEMPERATUUR

Maximale aanvoertemperatuur van de warmtepomp voor ver-warming

Deze instelling beperkt de aanvoertemperatuur van de warm-tepomp en van de elektrische nood-/bijverwarming tijdens de verwarmingsfunctie.

VASTE-WAARDEWERKING

De retour van de warmtepomp wordt geregeld op de ingestelde vaste waarde. Het uurprogramma wordt niet aanvaard. De ver-schillende standen van de programmaschakelaar hebben alleen nog effect op het mengklepcircuit (indien voorhanden). In de stand Stand-by van de programmaschakelaar wordt de vorstbescher-ming geactiveerd en wordt de compressor uitgeschakeld als een vaste waarde ingesteld is. De zomerlogica heeft bij de vaste-waar-deregeling geen werking, m.a.w. de verwarmingscircuitpomp voor het directe verwarmingscircuit wordt niet uitgeschakeld.

VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM

Bij aangesloten Uponor DEM-WP-module wordt de stooklijn dy-namisch optimaal aangepast aan de warmtebehoefte van de in-dividuele ruimtes. De vooringestelde stooklijn wordt tot 50 % van zijn originele waarde gewijzigd.

De parameter VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM wordt alleen weer-gegeven wanneer de parameter Bufferwerking op “UIT” ingesteld is en bovendien geen mengklepsensor en geen afstandsbediening FE7 aangesloten is.

De parameter VERWARMINGSCIRCUIT OPTIM kan op de waarde “AAN” of “UIT” worden gezet. De standaardwaarde is “UIT”.

Alleen wanneer een Uponor DEM-WP-module aangesloten wordt, mag deze parameter op “AAN” gezet worden.

Deze functie heeft uitsluitend effect in de bedrijfsmodussen Com-fortwerking, ECO-werking en Programmawerking.

VORSTBESCHERMING

Om bevriezing van de verwarmingsinstallatie te voorkomen, scha-kelen de verwarmingscircuitpompen bij de ingestelde vorstbe-schermingstemperatuur in; de terugschakelhysteresis bedraagt 1 K.

AFSTANDSBEDIENING FE7

Dit menupunt wordt alleen weergegeven wanneer de afstands-bediening FE7 aangesloten is.

VOORKEUZE VERW. CIRCUIT

Afstandsbediening FE7 naar keuze voor beide verwarmingscir-cuits.

Met deze parameter kunt u bepalen op welk verwarmingscircuit de afstandsbediening moet inwerken. Bij INFO / WARMTEPOMP SYSTEEM / KAMERTEMP kan de actuele kamertemperatuur op-gevraagd worden.

RUIMTE-INVLOED

Zie de beschrijving in hoofdstuk “VERWARMEN/VERWARMINGS-CIRCUIT 1 en VERWARMINGSCIRCUIT 2/RUIMTE-INVLOED”.

RUIMTECORRECTIE

Met deze parameter kunt u de gemeten kamertemperatuur cor-rigeren.



POMPCYCLI

- Verwarmingscircuitpompsturing

De parameter POMPCYCLI geldt alleen voor het directe verwar-mingscircuit 1, dus voor verwarmingscircuitpomp 1.

De parameter kan AAN of UIT geschakeld worden. In de stand UIT draait de verwarmingscircuitpomp niet cyclisch. Ze draait continu. Ze wordt enkel uitgeschakeld in zomerbedrijf.

Zodra u de parameter op AAN zet, wordt het schakelen van de verwarmingscircuitpomp gestuurd op basis van een vast tempe-ratuurverloop van de buitentemperatuur.

De inschakelimpuls voor de verwarmingscircuitpomp is altijd 5 minuten.

De verwarmingscircuitpomp voor verwarmingscircuit 1 start bij elke start van de warmtepomp. Na het uitschakelen van de warm-tepomp draait de pomp nog 5 minuten na. Nu wordt de inschakel-duur belangrijk, bv. bij een buitentemperatuur van 5 °C start de pomp 3 keer in één uur gedurende telkens 5 minuten.

0 10 20 30 40 50 60

< -10

-10

-5

0

5

10Y

21

84�0

3�01

�003

9

Y Buitentemperatuur in °CX Tijd in minuten1 Pauze2 Pompwerktijd

- Pompkick

Om te voorkomen dat de pompen bv. 's zomers vastlopen, wordt de pomp na de laatste uitschakeling na 24 uur gedurende 10 se-conden ingeschakeld. Dit geldt voor alle pompen.

- Verwarmingscircuitpompsturing met aangesloten afstandsbediening FE7 / FEK

In combinatie met de afstandsbediening FE7 of FEK wordt volgens de schakelvoorwaarde

ϕRuimte-REËEL >ϕRuimte-NOM + 1K

de betreffende verwarmingscircuitpomp uitgeschakeld en gaat de mengklep naar "DICHT". Dit geldt alleen als de invloed van de kamersensor K > 0 ingesteld wordt. Terugschakelen gebeurt volgens de voorwaarde:

ϕRuimte-ACTUEEL de berekende gevraagde mengkleptemperatuur is en de actuele mengkleptem-peratuur < 1 K de gevraagde mengkleptemperatuur is. De 2e WE schakelt bij het bereiken van de maximale gevraagde keteltem-peratuur (parameter GEVRAAGDE KETELTEMP) uit, wanneer de warmtepomp al uit is en wanneer de gevraagde temperatuur voor de 2e WE nog niet bereikt is, kan de 2e WE alleen in bedrijf zijn. De inschakelvoorwaarden voor de 2e WE zijn: - De temperatuur is lager dan de bivalentietemperatuur. - De warmtepomp is met alle trappen in bedrijf. - Gevraagde keteltemperatuur moet met 5 K zijn

onderschreden.

AFSTAND VERWARMINGSCURVE

Zie onder parameterWARMTEOPWEKKER EXTERN; instellingIN-SCHROEF-VERW ELEMENTen instellingKETEL.

GEVRAAGDE KETELTEMP

Zie onder parameter WARMTEOPWEKKER EXTERN; instelling KETEL

SPERTIJD EVU

Spertijd van energiemaatschappij.

Aangezien de warmtepomp tijdens een spertijd van de ener-giemaatschappij niet kan voldoen aan een verwarmingsvraag, dient het gedrag van de 2e WE voor deze periode gedefinieerd te



worden. Bij de instelling UIT zal de 2e WE tijdens de spertijd van de energiemaatschappij (ook boven de bivalentietemperatuur) altijd de verwarmingsfunctie overnemen. Indien de 2e WE voor de verwarming tijdens de spertijden van de energiemaatschap-pij geblokkeerd is, dient de betreffende tijd in uren ingevoerd te worden.

OND WERKINGSGEBIED HZG

Werkingsgebied voor de warmtepomp

Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-kingsgrens voor de verwarming wordt de warmtepomp uitge-schakeld.

De tweede externe warmteopwekker is alleen verantwoordelijk voor de verwarming.

BIVALENTIETEMPERATUUR HZG

Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de verwarmings-werking

Onder deze buitentemperatuur schakelt de tweede externe warm-teopwekker, afhankelijk van de belasting, bij voor de verwar-mingsfunctie.

VERW PWM

Hier definieert u het integrale aandeel van de 2e WE in Kmin. Instelbaar van 10 tot 100 Kmin.

ELEKTRISCHE NAVERWARMING

OND WERKINGSGEBIED HZG

Werkingsgebied voor de warmtepomp

Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-kingsgrens voor de verwarming wordt de warmtepomp uitge-schakeld.

De elektrische nood-/bijverwarming is alleen voor de verwarming verantwoordelijk.

BIVALENTIETEMPERATUUR HZG

Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de verwarmings-werking

Bij deze buitentemperatuur schakelt de elektrische nood-/bijver-warming voor de verwarmingsfunctie lastafhankelijk bij.

AANTAL TRAPPEN

Maximum van de door de regelaar vrijgegeven DHC-verwarming-strappen voor het verwarmingscircuit.

U kunt, afhankelijk van het vereiste verwarmingsvermogen, 0 tot 3 DHC-verwarmingstrappen vrijgegeven.

VERTRAGINGSTIJD

Inschakelvertraging van de door de regelaar aangevraagde DHC-verwarmingstrap.

Als de waarde onder het bivalentiepunt daalt, wordt de aange-vraagde DHC-verwarmingstrap vertraagd met de in minuten in-gestelde tijd. Het comfort wordt iets minder, maar het systeem werkt energie-efficiënter.

5.4.3 WARM WATER

WARMWATERTEMPERATUREN

COMFORT TEMPERATUUR en ECO TEMPERATUUR

Hier kunt u de gevraagde temperaturen voor warm water in com-fort- en ECO-bedrijf instellen.

BASISINSTELLING

WARMWATERBEDRIJF

Via parameter WARMWATERBEDRIJF zijn er 3 verschillende in-stelmogelijkheden.

De voorrangs-, parallelle en de deelvoorrangswerking.

InfoDe hydraulische module HM(S) (Trend) kan alleen in PA-RALLELLE WERKING gebruikt worden.

VOORRANGSWERKING

1

43

2

D00

0003

9600

1 WP-warmwater-aanvoer2 WP-warmwater-retour3 Verwarmingsaanvoer4 Verwarmingsretour

Bij de voorrangswerking blijft alleen de voor het warm water in-gestelde warmtepomp ingeschakeld of wordt deze ingeschakeld. De WW-bereiding heeft dus voorrang op de verwarmingsfunctie binnen een warmtepompcascade. Alleen de WW-laadpomp werkt met de betreffende warmtepomp.



PARALLELLE WERKING

D00

0003

9601

1

43

2


Bij de parallelle werking blijven alle warmtepompen ingeschakeld of de voor de warmwaterbereiding geprogrammeerde warmte-pompen schakelen in. De warmwater- en bufferpomp van de over-eenkomstige warmtepompen zijn in bedrijf. Bij de werking met een warmtepomp worden bij gevraagd warmwaterbedrijf altijd de warmwater- en bufferpomp ingeschakeld, ook wanneer er geen verwarmingsvraag bestaat.

DEEL VOORRANG

1

43

2

D00

0003

9602


Bij de deelvoorrang blijven alle warmtepompen ingeschakeld of schakelen de voor het WW geprogrammeerde warmtepompen met de warmwatercirculatiepomp en de resterende warmtepompen met de bufferpomp voor de verwarmingsfunctie in. Dit bedrijf is alleen nuttig in een cascade.

WARMWATERHYSTERESIS

Hier definieert u de schakelhysteresis bij warmwaterbereiding. - Inschakelen van de WW-bereiding bij gevraagde WW-waarde

min hysteresis.

WARMWATERTRAPPEN

Warmtepomptrappen voor warm water

Hier kan het aantal warmtepomptrappen voor de warmwaterbe-reiding worden geselecteerd.

WARMWATER AUTOMATISCH

Automatische warmwatermodus, afhankelijk van de buitentem-peratuur. Menuoptie WW–AUTOMATISCH kan in- of uitgeschakeld worden. Bij een meertraps-WPL of in de cascadewerking wordt het warm water afhankelijk van de belasting van de buitentempe-ratuur bereid. Bovendien is er een instelbare buitentemperatuur.

Instelbereik: –15 °C tot + 30 °C, standaardinstelling 5 °C. Boven 5,1 °C verzorgt altijd slechts één warmtepomptrap warm water.

Bij 5,0 °C start de 1e trap en na 10 sec komt de 2e trap erbij, en-zovoort. Zodra de automatische warmwaterfunctie gebruikt dient te worden, moeten alle warmwatertrappen vrijgegeven worden.

BUITENTEMPERATUUR

Met de dalende buitentemperatuur neemt het verwarmingsver-mogen van een lucht-water-warmtepomp af. De warmwater-bereiding gebeurt bij aanvang altijd met de eerste trap. Om de energiebehoefte voor de warmwaterlading af te dekken, worden, afhankelijk van de hier ingestelde buitentemperatuur, bovendien warmwatertrappen automatisch vrijgegeven.ff Stel in vanaf welke buitentemperatuur de aanvullende warm-watertrappen vrijgegeven worden.

WW ZELFLEERFUNCTIE

Tijdens de warmwaterbereiding wordt de warmwatertemperatuur automatisch aangepast (zelfleereffect).

Instelling UIT

Zodra tijdens het warmwaterbedrijf de warmtepomp via de HD-sensor of de maximale persgastemperatuur uitgeschakeld wordt, wordt de elektrische nood-/bijverwarming als bijverwar-mingstrap bijgeschakeld, totdat de ingestelde warmwatertempe-ratuur bereikt is. Als in deze werkwijze de maximale aanvoertem-peratuur bereikt wordt, wordt de warmwaterlading beëindigd en wordt de gevraagde warmwatertemperatuur overschreven door de momenteel actuele warmwatertemperatuur.

Instelling AAN

Zodra de warmtepomp tijdens het warmwaterbedrijf door de HD-sensor of de maximale persgastemperatuur uitgeschakeld wordt, wordt de warmwaterlading beëindigd en wordt de ge-vraagde warmwatertemperatuur overschreven door de momen-teel actuele warmwatertemperatuur. Deze werkwijze spaart energie, omdat het warme water uitsluitend met de warmtepomp wordt bereid.

COMBI-BOILER

Zodra u de parameter op AAN zet, worden de verwarmingscircuit-pompen tijdens de warmwaterbereiding uitgeschakeld.

(Alleen in combinatie met doorstroomboiler SBS)

Deze parameter moet u op AAN instellen, wanneer vanwege een speciale hydraulische installatieschakeling de verwarmingscircuit-pomp tijdens de warmwaterlading uitgeschakeld dient te worden.



WW VERMOGEN WP

Om een geschikt compromis tussen het rendement van de warm-tepomp en het warmwatercomfort te verkrijgen is het nuttig, af-hankelijk van de buitentemperatuur, verschillende verwarmings-vermogens van de warmtepomp in de warmwaterbereiding aan te geven. Dit gebeurt met de twee parameters WW VERMOGEN ZOMER en WW VERMOGEN WINTER, waarmee telkens het ver-warmingsvermogen van de warmtepomp in het warmwaterbedrijf bij buitentemperaturen tussen - 20 °C en + 20 °C ingesteld dient te worden.

Het verwarmingsvermogen van de warmtepomp tijdens de warm-waterbereiding kan bij lage buitentemperaturen of bij stijgende aanvoertemperaturen lager zijn dan het ingestelde verwarmings-vermogen.

WW VERMOGEN ZOMER

Om de efficiëntie van de warmtepomp in het warmwaterbedrijf te optimaliseren is het mogelijk om het vermogen te verminderen.

WW VERMOGEN WINTER

Om bij een hoge verwarmingswarmtevraag een korte periode voor de warmwaterbereiding te realiseren, kan een hoger vermogen voor de warmwaterbereiding ingesteld worden.

MAX AANVOERTEMPERATUUR

Maximale aanvoertemperatuur van de warmtepomp voor verwar-ming bij de aangesloten aanvoertemperatuursensor

Deze instelling beperkt de aanvoertemperatuur van de warm-tepomp en van de elektrische nood-/bijverwarming tijdens de verwarmingsfunctie.

ANTILEGIONELLABEHANDELING

Als de antilegionellabehandeling geactiveerd is, wordt de warm-waterboiler dagelijks om 01.00 uur opgewarmd tot 60 °C. De antilegionellabehandeling wordt alleen uitgevoerd, wanneer de elektrische nood-/bijverwarming aangesloten is, of een WARM-TEOPWEKKER EXTERN voor het warmwaterbedrijf gedefinieerd werd.

ELEKTRISCHE NAVERWARMING

BIVALENTIETEMPERATUUR WW

Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de warmwa-terbereiding.

Onder deze buitentemperatuur schakelt de elektrische nood-/bijverwarming voor de warmwaterbereiding lastafhankelijk bij.

OND WERKINGSGEBIED WW

Onderste werkingsgebied van de warmtepomp voor de warm-waterbereiding.

Bij een buitentemperatuur onder het ingestelde onderste wer-kingsgebied voor de warmwaterbereiding wordt de warmtepomp uitgeschakeld.

De elektrische nood-/bijverwarming is alleen voor de warmwa-terbereiding verantwoordelijk.

WARMTEOPWEKKER EXTERN

Zodra de tweede warmteopwekker extern voor de warmwaterbe-reiding actief is, schakelt de uitgang Circulatie niet meer afhan-kelijk van het warmwaterprogramma (zie hoofdstuk “Bediening/Menustructuur/Menu PROGRAMMA’S/Warmwaterprogramma”).

Met de tweede warmteopwekker kunt u bij de warmwaterberei-ding hogere temperaturen bereiken (tot 80 °C).

ONDERSTEUNING

Hierbij ondersteunt onder het bivalentiepunt (parameter BIVA-LENTIETEMPERATUUR WW) de 2e WE de warmtepomp bij de warmwaterbereiding. Om de 2e WE bij de warmwatervraag bij te schakelen, wordt in deze instelling de uitgang van de circula-tiepomp geschakeld.

ALLEEN

Bij deze instelling is de 2e WE onder het bivalentiepunt alleen verantwoordelijk voor het warm water. Om de 2e WE bij de warm-watervraag bij te schakelen wordt in deze instelling de uitgang van de circulatiepomp geschakeld.

ONAFHANKELIJK

Bij deze instelling is alleen de 2e warmteopwekker verantwoor-delijk voor de warmwaterbereiding, onafhankelijk van het bi-valentiepunt. Voor het schakelen van de 2e WE worden bij de warmwatervraag de uitgangen van de circulatiepomp + de warm-watercirculatiepomp geschakeld.

Zodra deze instelling is geselecteerd, moet parameter WW–TRAP-PEN op "0" gezet worden, omdat de warmtepomp niet meer ver-antwoordelijk is voor de warmwaterbereiding.

BIVALENTIETEMPERATUUR WW

Bivalentietemperatuur (buitentemperatuur) van de warmtepomp voor de warmwaterbereiding.

Afhankelijk van de ingestelde parameter (ONDERSTEUNING, AL-LEEN, ONAFHANKELIJK) is de tweede warmteopwekker voor de warmwaterbereiding verantwoordelijk.

OND WERKINGSGEBIED WW

Onderste werkingsgebied van de warmtepomp voor de warm-waterbereiding.

Bij een buitentemperatuur onder het ingestelde onderste wer-kingsgebied voor de warmwaterbereiding wordt de warmtepomp uitgeschakeld. De tweede warmteopwekker is alleen voor de warmwaterbereiding verantwoordelijk.

WW PWM

Hier legt u het procentuele aandeel van het vermogen vast waar-mee de 2e WE de warmwaterbereiding uitvoert. Instelbaar van 0 tot 100 %.



5.4.4 KOELEN

KOELEN

AAN / UIT

KOELMODUS

PASSIEVE KOELING

ACTIEVE KOELING

basisinstelling

KOELTRAPPEN

Stel hier het aantal koeltrappen in. Er kunnen 1-n warmtepompen worden geselecteerd.

GRENS KOELEN

Als de actuele buitentemperatuur lager wordt dan de ingestelde temperatuur, wordt de koeling uitgeschakeld.

VERMOGEN KOELEN

Hiermee wordt het koelvermogen voor de WP-typen 3/3* en 5/5* ingesteld.

ACTIEVE KOELING

OPPERVLAKTEKOELING

AANVOERTEMPERATUUR

HYSTERESIS AANVOERTEMP

GEVRAAGDE KAMERTEMP

DYNAMIEK ACTIEF

DYNAMIEK PASSIEF

VENTILATORKOELING

AANVOERTEMPERATUUR


GEVRAAGDE KAMERTEMP

DYNAMIEK ACTIEF

DYNAMIEK PASSIEF

PASSIEVE KOELING

OPPERVLAKTEKOELING

AANVOERTEMPERATUUR


GEVRAAGDE KAMERTEMP

DYNAMIEK PASSIEF

VENTILATORKOELING

AANVOERTEMPERATUUR


GEVRAAGDE KAMERTEMP

DYNAMIEK PASSIEF

Met de warmtepompmanager is de koeling van individuele ap-paraten (bijv. WPF M of WPF 20-66 en WPL 13,18, 23 cool) en van apparaten in cascadeschakeling mogelijk. Koeling is enkel moge-lijk in combinatie met een buffervat of een hydraulische wissel.

De warmtepompmanager moet in de modus ZOMERBEDRIJF staan. De omschakeling van verwarmingsfunctie naar ZOMERBEDRIJF gebeurt op basis van de buitentemperatuur en van de parameter ZOMERBEDRIJF.

Bovendien moet de analoge afstandsbediening met kamertem-peratuursensor FE 7 of de digitale afstandsbediening FEK met kamertemperatuursensor en vochtsensor aangesloten zijn via een CAN-bus.

Koelbedrijf met FE 7

De analoge afstandsbediening met kamertemperatuursensor FE 7 beschikt niet over een dauwpuntbewaking. Bijgevolg kan deze enkel in combinatie met klimaatconsoles of plafondcassettes met condensaatafvoer gebruikt worden.

Koelbedrijf met FEK

De digitale afstandsbediening FEK beschikt over een dauwpuntbe-waking en kan gebruikt worden voor oppervlakteverwarmingen (bijv. vloerverwarmingen, wandverwarmingen, koelplafonds).

Bij koelaanvraag schakelen de bronpomp en de bufferpomp in passief koelbedrijf in. Bij actief koelbedrijf is ook de compressor in werking.

! Toestel- en installatieschadeOpmerkingen voor de bedrading: De bestaande uitgang solarpomp wordt nu de uitgang koelen. De aanvoersensor warm water onder of de retoursensor (sensor 1) wordt de aanvoersensor koelen. De functies zonnewerking en meting warmtehoeveelheid zijn dus niet beschikbaar.



Instellingen op de WPM 3 voor WPF - Stel onder INSTELLINGEN/KOELEN het koelen in op AAN. - Zet WPF koelen op AAN. - Zet KOELMODUS/PASSIEF KOELEN of KOELMODUS/ACTIEF

KOELEN op AAN (de actieve modus is enkel mogelijk als de nodige bouwtechnische maatregelen werden genomen; in de actieve modus wordt eerst zo lang mogelijk passief gekoeld). Pas wanneer dit niet volstaat, schakelt de warmtepomp naar de actieve modus.)

- Met FE7: Stel VENTILATORKOELING in op AAN.

Met FEK: zet OPPERVLAKTEKOELING of VENTILATORKOELING op AAN. - Met FEK en FE7: Zet OPPERVLAKTEKOELING en/of VENTILA-

TORKOELING op AAN. - Het koelbedrijf met FE 7 en FEK met de standaardinstellingen

is geactiveerd.

Instellingen op de WPM 3 voor WPL - Stel onder INSTELLINGEN/KOELEN het koelen in op AAN. - Zet WPL koelen op AAN. - Met FE7: Stel VENTILATORKOELING in op AAN. - Met FEK: zet OPPERVLAKTEKOELING of VENTILATORKOELING

op AAN. - Met FEK en FE7: Zet OPPERVLAKTEKOELING en/of VENTILA-

TORKOELING op AAN. - In cascade: Selecteer onder BASISINSTELLING koeltrappen,

hoeveel warmtepompen van de cascadeschakeling gebruikt dienen te worden voor de koeling. Er kunnen 1-n warmte-pompen worden geselecteerd.

- Het koelbedrijf met FE 7 en FEK met de standaardinstellingen is geactiveerd.

Standaardinstellingen

De instelparameter

BEDIENING EN INSTALLATIE · 2021. 1. 1. · WPM 3, is verantwoordelijk voor de besturings- en...

Documents

Transcript of BEDIENING EN INSTALLATIE · 2021. 1. 1. · WPM 3, is verantwoordelijk voor de besturings- en...